KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Horeca
Artikel 6 Kantoor
Artikel 7 Maatschappelijk
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Verkeer - Railverkeer
Artikel 10 Water
Artikel 11 Wonen
Artikel 12 Waterstaat (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Antidubbeltelregel
Artikel 14 Algemene Bouwregels
Artikel 15 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 17 Algemene Procedureregels
Artikel 18 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Begrenzing Plangebied
Hoofdstuk 2 Beschrijving Wijzigingen
2.1 Vergroting Plangebied Langs A12
2.2 Algemene Aanpassing Van Bestemmingsplanregels
2.3 Versoepeling Regelgeving Ten Aanzien Van Zijdelingse Afstanden Bij Kleine Bedrijfsgebouwen
2.4 Versoepeling Regelgeving T.a.v. Kantooractiviteiten
2.5 Aanpassing Bestemming Van Perceel Nieuweweg-noord 314 (Voormalig Tuincentrum)
2.6 Aanpassing Van Bestemming Groenstrook Nabij Perceel Arsenaal 4
2.7 Aanpassing Regels T.a.v. Vestiging Seksinrichtingen
2.8 Aanpassing Regels En Toelichting Vanwege Aanwezigheid Van Inrichting Als Bedoeld In Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi)
2.9 Diverse Kleine Aanpassingen
2.10 De Inpassing Van Een Projectbesluit Voor Een Hotelvestiging Aan Het Bastion
Hoofdstuk 3 Verkeer
Hoofdstuk 4 Waterhuishouding
4.1 Riolering
4.2 Drainage
4.3 Waterpartijen
Hoofdstuk 5 Milieu
5.1 Bedrijven En Milieuzonering
5.2 Geluid
5.3 Bodem
5.4 Luchtkwaliteit
Hoofdstuk 6 Externe Veiligheid (Verantwoording Risico)
6.1 Beoordeling En Verantwoording Van Verandering Van Risico
6.2 Beoordeling Van Mogelijkheden Van Zelfredzaamheid
6.3 Beoordeling Bestrijdbaarheid
6.4 Beoordeling Alternatieven
6.5 Beoordeling Risicoreductie
6.6 Algemene Conclusie
6.7 Buisleiding
Hoofdstuk 7 Beeldkwaliteit
Hoofdstuk 8 Juridische Planopzet
8.1 Algemeen
8.2 Bestemmingen
Hoofdstuk 9 Financieel Economische Toetsing
Hoofdstuk 10 Overleg En Inspraak
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Overlegreacties
Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan Bestemmingsplan De Batterijen
Bijlage 3 Beeldkwaliteitplan A12

De Batterijen

Bestemmingsplan - gemeente

Onherroepelijk op 03-10-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan De Batterijen 2010 van de gemeente Veenendaal

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0345.BPDeBatterijen-OH01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.4 aan- en uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aaneengebouwde woning:

een woning dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.8 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, die gelegen is tegenover de voorgevel;

1.9 ambachtelijke bedrijvigheid:

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.12 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slecht bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.13 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.25 dakopbouw:

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal .. meter tot de voorgevel;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.28 differentiatielijn:

aanduiding welke het verschil aangeeft tussen de, binnen één bestemming geldende, bouw- en / of gebruiksregels;

1.29 erf:

de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.32 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

1.33 horeca, categorie IV

een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die deels ter plaatse worden geconsumeerd maar voor een belangrijk deel ook elders: pizzeria, hamburgerrestaurant, chinese restaurants;

1.34 hotel

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf eventueel in combinatie met ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

1.35 infrastructuur

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van (ontsluiting van) de bestemmingen die ingevolge deze regels aan gronden zijn toegekend, zoals aanlegsteigers, bruggen, duikers, (gebouwde) parkeervoorzieningen, kadewanden, keermuren, lichtmasten, openbaar vervoer haltes, overkappingen, stallingsruimten, tunnels, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeersregelinstallaties, vlonders, stuwen, wachthuisjes;

1.36 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;

1.37 kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden gehouden;

1.38 maatschappelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting;

1.39 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.40 nutsvoorziening

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening of het telecommunicatieverkeer;

1.41 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.42 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig wordt gebruikt;

1.43 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil;

1.44 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.45 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een beroeps of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.46 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek en dergelijke;

1.47 risicovolle inrichting

inrichting zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.48 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht;

1.49 showroom

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk bestemd is voor het tonen van artikelen en/of materialen;

1.50 twee-onder-een-kap woning

een blok van twee aaneen gebouwde woningen;

1.51 voorgevel

een naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;

1.52 voorgevelrooilijn

langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; op een hoekperceel wordt de zijgevellijn, die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd, ook beschouwd als voorgevelrooilijn;

1.53 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.54 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.55 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.

1.56 zijgevel

een gevel van een hoofdgebouw niet zijnde een voor- of achtergevel;

1.57 zijgevellijn

denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.6 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.11 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijf in de vorm van bedrijven en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorieën 1 tot en met 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 2;
  2. b. bedrijf in de vorm van bedrijven en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorieën 1 tot en met 3.1 respectievelijk 1 tot en met 3.2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 3.1, respectievelijk 3.2;
  3. c. bedrijf in de vorm van bedrijven en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorieën 1 tot en met 4.1 respectievelijk 1 tot en met 4.2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 4.1, respectievelijk 4.2;
  4. d. zelfstandig kantoor ter plaatse van de aanduiding kantoor; zelfstandig kantoor, daar waar deze aanduiding niet is aangegeven, met dien verstande dat:
  • het totale bruto vloeroppervlak (bvo) per zelfstandig kantoorbedrijf niet meer bedraagt dan 2000 m2;
  • het totale bruto vloeroppervlak (bvo) van zelfstandige kantoorruimten op gronden met deze bestemming (zonder aanduiding kantoor) binnen het plangebied niet meer bedraagt dan 4.000 m2;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig mogen worden aangetast
  1. e. beeldende kunst;
  2. f. dierenasiel ter plaatse van de aanduiding dierenasiel (mil;ieucategorie 3.2);
  3. g. erf;
  4. h. groen;
  5. i. horeca, die direct en ondergeschikt een verband heeft met de in sub a. tot en met d. t. en u. bedoelde bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
  6. j. hotel en aanverwante functies ter plaatse van de aanduiding 'hotel';
  7. k. infrastructuur;
  8. l. laad- en losplaats;
  9. m. nutsvoorziening
  10. n. ontsluiting
  11. o. opslag, met dien verstande dat opslag in de open lucht uitsluitend achter de voorgevel mag plaatsvinden;
  12. p. pad;
  13. q. parkeervoorzieningen;
  14. r. reclameobject;
  15. s. risicovolle inrichting ter plaatse van de aanduiding 'zone opslag gevaarlijke stoffen';
  16. t. showroom
  17. u. verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen';
  18. v. vlaggenmast;
  19. w. water;
  20. x. weg;

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld
  • een uniform of passend straatprofiel in het plangebied
  • de verkeersveiligheid
  • de doorstroming van het verkeer
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende of nabijgelegen gronden en/of bouwwerken

nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen, boven en/of aan weerszijden van niet op de plankaart aangegeven openbare wegen.

3.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 3.2.1 teneinde bedrijfsgebouwen groter dan 1.000 m2 tot in één zijdelingse perceelsgrens en tot in de achterste perceelsgrens te mogen bouwen, met dien verstande dat:

  1. a. dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  2. b. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  4. d. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd;
  5. e. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor:

  1. a. grote lawaaimakers;
  2. b. kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ter plaatse van de aanduiding 'plaatsgebonden risicocontour - bevi';
  3. c. vuurwerkopslag;
  4. d. zelfstandige horeca, met uitzondering van gronden die op de plankaart zijn aangeduid als hotel;
  5. e. (perifere) detailhandel;
  6. f. gebruik ten behoeve van risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'zone opslag gevaarlijke stoffen';
  7. g. bedrijfswoningen;open opslag voor de voorgevelrooilijn en buiten het bouwvlak;
  8. h. seksinrichtingen.

3.6 Ontheffing van de gebruiksregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.1, sub a, b en c ten behoeve van:
  1. a. de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat is opgenomen in een hogere categorie van de Lijst van bedrijfsactiviteiten indien deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot categorie zoals bedoeld in, lid 3.1, sub a., b. en c.;
  2. b. de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat hoewel gelijkwaardig is aan de categorie zoals bedoeld in lid 3.1, sub a., b. en c., maar niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, de ligging van het stiltegebied, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

  1. 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verleen van het bepaalde in lid 3.5 ,teneinde detailhandel in auto's, boten, caravans en tenten toe te staan, met dien verstande dat:
  1. a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  3. c. geen onevenredige verstoring van een evenwichtige opbouw van de plaatselijke voorzieningenstructuur mag plaatsvinden.
  1. 3. Burgemeester en wethouders kunnen ten hoogste één ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.1, sub i. en u. en/of lid 3.7, sub d. en e., teneinde de vestiging van een bedrijf mogelijk te maken dat is gericht op beheer en management van het bedrijventerrein met vestigingsmogelijkheden voor een verkooppunt motorbrandstoffen, bedrijfsgerichte serviceverlening in de vorm van kinderopvang, secretariaatsdienst, klachtenloket, beveiligingsdient en andere parkmanagementvoorzieningen, met dien verstande dat:
  1. a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  1. 4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.5 voor het gebruik van gronden en bouwwerken en de bouw van bouwwerken voor beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen binnen de op de plankaart aangegeven 'plaatsgebonden risicocontour – bevi', met dien verstande dat uitsluitend ontheffing mag worden verleend in geval van gewichtige redenen. Bij deze afweging spelen een rol:het zwaarwegende belang van het beperkt kwetsbare object; het extensief gebruik van terreinen; bij vervangende nieuwbouw de voorwaarde dat het object tussen de 10-5 en 10-6 PR contour ligt en de situatie na nieuwbouw niet verslechtert ten opzichte van de situatie voor de ontheffing.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg en instandhouding van op de ligging van het plangebied en de inpassing in de omgeving afgestemde beplanting en gazons;
  2. b. beeldende kunst;
  3. c. begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  4. d. (groen)voorziening;
  5. e. hondenuitlaatvoorziening;
  6. f. infrastructuur;
  7. g. jongeren ontmoetingsplek;
  8. h. ontsluiting;
  9. i. pad;
  10. j. park;
  11. k. parkeervoorzieningen;
  12. l. plantsoen;
  13. m. speelvoorziening;
  14. n. tunnel
  15. o. viaduct
  16. p. water;
  17. q. weg;

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Horeca

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. horeca in de categorie IV, zoals bedoeld in artikel Begrippen1
  2. b. beeldende kunst;
  3. c. erf;
  4. d. groen;
  5. e. infrastructuur;
  6. f. laad- en losplaats;
  7. g. nutsvoorziening;
  8. h. ontsluiting;
  9. i. pad;
  10. j. parkeervoorzieningen;
  11. k. reclameobject;
  12. l. vlaggenmast;
  13. m. water;
  14. n. weg;

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. seksinrichtingen.

Artikel 6 Kantoor

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. beeldende kunst;
  3. c. (commercieel en maatschappelijk) dienstverlenend bedrijf;
  4. d. erf
  5. e. groen;
  6. f. horeca, die direct en ondergeschikt een verband heeft met de in dit artikel toegestane activiteiten en voorzieningen;
  7. g. infrastructuur;
  8. h. laboratorium;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. onderwijsinstellingen;
  11. k. ontsluiting;
  12. l. pad;
  13. m. parkeervoorzieningen;
  14. n. reclameobject;
  15. o. vlaggenmast;
  16. p. water;
  17. q. weg;

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. seksinrichtingen;

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. kort-verblijfhuis voor gehandicapten ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  3. c. erf;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. horeca die direct en ondergeschikt een verband heeft met de in sub c.;
  6. f. bedoelde voorzieningen;
  7. g. infrastructuur;
  8. h. nutsvoorziening;
  9. i. pad;
  10. j. parkeervoorzieningen;
  11. k. beeldende kunst;
  12. l. reclameobject;
  13. m. vlaggenmast;
  14. n. water;
  15. o. weg;
  16. p. wonen;

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. seksinrichtingen;

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. weg;
  2. b. wegverkeer;
  3. c. afvalcontainers;
  4. d. beeldende kunst;
  5. e. geluidscherm en/of geluidwal;
  6. f. groen(voorziening);
  7. g. infrastructuur;
  8. h. nutsvoorziening;
  9. i. ontsluiting;
  10. j. pad;
  11. k. parkeervoorzieningen;
  12. l. plantsoen;
  13. m. tunnel;
  14. n. viaduct.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. Op de gronden mogen gebouwen van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, welke ten dienste staan van de bestemmingen zoals genoemd in lid 9.1;
  2. b. Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat zij moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:
Bouwwerken Eis
maximale hoogte beeldende kunstvoorzieningen 10 meter
maximale hoogte infrastructurele voorzieningen 10 meter
maximale hoogte gebouwen voor nutsvoorzieningen 3 meter
maximale oppervlakte per gebouw van gebouwen voor nutsvoorzieningen 15 meter
maximale hoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde voor nutsvoorzieningen 10 meter
Maximale hoogte afvalcontainers 2 meter
maximale oppervlakte afvalcontainers 4 m2
maximale hoogte geluidwerende voorzieningen 5 meter
maximale hoogte overige gebouwen en bouwwerken 3 meter

Artikel 9 Verkeer - Railverkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorweg en railverkeer;
  2. b. geluidscherm;
  3. c. geluidwal;
  4. d. infrastructuur;
  5. e. nutsvoorziening;
  6. f. pad;
  7. g. tunnel;
  8. h. gelijkvloerse of ongelijkvloerse kruising met wegverkeer;

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. Op de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, welke ten dienste staan van de doeleinden zoals genoemd in lid 10.1;
  2. b. Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat zij moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:
Bouwwerken Eis
maximale hoogte infrastructurele voorzieningen 10 meter
maximale hoogte gebouwen voor nutsvoorzieningen 4 meter
maximale oppervlakte per gebouw van gebouwen voor nutsvoorzieningen 25 m2
maximale hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor nutsvoorzieningen 10 meter
maximale hoogte afvalcontainers 2 meter
maximale oppervlakte afvalcontainers 4 m2
maximale hoogte geluidwerende voorzieningen 5 meter
maximale hoogte overige gebouwen en bouwwerken 3 meter

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. beeldende kunst;
  3. c. groenvoorziening;
  4. d. infrastructuur;
  5. e. oever;
  6. f. ontsluiting;
  7. g. pad;
  8. h. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'
  9. i. tunnel;
  10. j. viaduct.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. Uitsluitend zijn toegestaan: bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de bouwhoogte van deze bouwwerken bedraagt maximaal 10 meter;

10.3 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:
  1. a. het opslaan- of bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen, of materialen;
  2. b. het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen
  1. 2. Het bepaalde in lid 11.3, sub a. en sub b. is niet van toepassing, voor zover het betreft:
  1. a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangegeven bestemming;
  2. b. open opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' met dien verstande dat er sprake moet zijn van het uitoefenen van industriële, ambachtelijke en groothandelsbedrijven, voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende lijst van bedrijfsactiviteiten;beroep aan huis met dien verstande dat maximaal 45 m2 van de oppervlakte van de bebouwing op het woonperceel ten behoeve van deze activiteit in gebruik mag zijn;
  3. c. erf;
  4. d. tuin;

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  2. b. een bedrijf
  3. c. detailhandel;
  4. d. de uitoefening van een seksinrichting.

11.4 Ontheffing van de gebruiksregels

Artikel 12 Waterstaat (Dubbelbestemming)

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat (dubbelbestemming)' aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. waterberging;
  3. c. waterstaat;

12.2 Bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 13 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene Bouwregels

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 15 Algemene Ontheffingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels ontheffing kan worden verleend kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de regels van het plan:

  1. a. ten behoeve van het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  2. b. ten behoeve van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen;
  3. c. ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart. De afwijking mag ten hoogste 5 m bedragen;
  4. d. ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10.00 m;
  5. e. om toe te staan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer van 50 m3 bedraagt;
  6. f. ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen om toe te staan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits de vergroting leidt tot een hoogte welke niet meer bedraagt dan 1,2 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.

De hiervoor genoemde ontheffingen mogen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van:
  1. a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart;
  2. b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.
  1. 2. Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen in de zin dat:
  1. a. de aanduidingen 'zone opslag gevaarlijke stoffen', 'plaatsgebonden risicocontour - bevi' en/of 'veiligheidszone - bevi' kunnen worden veranderd dan wel worden verwijderd, overeenkomstig de wijziging dan wel intrekking van de milieuvergunning van de inrichting.
  1. 3. Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten aanzien van het toevoegen van de zinsnede “seksinrichtingen toegestaan” aan de bestemmingen Bedrijf, Horeca en Kantoor en de daarvan afgeleide of daarmee vergelijkbare bestemmingen met aspecten van commerciële dienstverlening, mits:
  1. a. er niet reeds één seksinrichting in de gemeente is gevestigd of krachtens geldende bestemmingsplannen kan worden gevestigd;
  2. b. het geen bestemming betreft, welke betrekking heeft op een bestaande of nog te realiseren gebouw, dat gedeeltelijk in een woonfunctie voorziet;het woon-, leef- en/of werkklimaat in de desbetreffende omgeving niet onaanvaardbaar wordt aangetast.

Burgemeester en wethouders kunnen hieraan voorwaarden verbinden met betrekking tot:

  • parkeren
  • toegankelijkheid
  • omvang van de seksinrichting

Artikel 17 Algemene Procedureregels

17.1 Ontheffing / nadere eis

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen omtrent een voorgenomen ontheffing of nadere eis, als bedoeld in de artikelen 3.4, 11.4 en15.

17.2 Wijziging

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening is bij toepassing van de wijzigingsregels, als bedoeld in artikel 17, op de voorbereiding van een besluit de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen procedure van toepassing.

Artikel 18 Overige Regels

18.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen

18.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, dat deze uitsluitend toegestaan zijn binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

19.2 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 19.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 19.1 met maximaal 10%.

19.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 19.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

19.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 19.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

19.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 19.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

19.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 19.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanDe Batterijen 2010.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Op 2 juli 2003 hebben GS van Utrecht de eerste herziening van het bestemmingsplan De Batterijen goedgekeurd, zoals deze door de raad van Veenendaal bij besluit van 2 juli 2003 was vastgesteld Gedeputeerde Staten hebben echter goedkeuring onthouden aan de prostitutiewerende bepalingen in het bestemmingsplan. Het mankeerde naar de mening van GS aan ruimtelijk relevante overwegingen en criteria daarvoor. Gevolg van dit besluit had kunnen zijn dat met toepassing van artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een zogenoemde correctieve herziening van het plan was gemaakt en in procedure gebracht. Hiervoor is niet gekozen omdat de noodzaak hiertoe niet direct aanwezig werd geacht, immers er zijn meerdere factoren en regels die de vestiging van een seksinrichting tegengaan. Inmiddels zijn er t.a.v. het gebied De Batterijen meer aanleidingen om het bestemmingsplan te wijzigen. Genoemd kunnen worden:


De wens meer ruimte te bieden aan de vestiging van bedrijven op kleine kavels op het bedrijventerrein en daarmee beter aan te sluiten op de actuele vraag

  • Herinvulling van het perceel van het voormalige tuincentrum aan de Nieuweweg-noord 314
  • het beschikbaar blijven van meer ruimte langs de A12 door de keuze om deze rijksweg niet verder te verbreden dan de extra spitsstrook
  • de gebruikswijziging van een groenstrook bij caravanbedrijf Het Hazenpad
  • de wens om de voor kantoorvestigingen beperkende bepalingen naar aanleiding van het vervallen van het zogenoemde ABC-locatiebeleid van het rijk te versoepelen
  • de wens om de bestemming bedrijfsdoeleinden ruimer te omschrijven.
  • de inmiddels vastgestelde visie op de beeldkwaliteit van de Veenendaalse strook langs de A12 (bijlage 3)
  • het voorziene exploitatietekort
  • De inpassing van een projectbesluit voor de vestiging van een hotel aan Het Bastion


Dit plan voorziet in aanpassingen van het geldende bestemmingsplan die met de hiervoor genoemde wensen en omstandigheden rekening houden.

1.1 Begrenzing Plangebied

Het plangebied wordt begrensd door de Nieuweweg-noord aan de westzijde, de spoorlijn Utrecht-Arnhem aan de noordzijde, de gemeentegrens aan de oostzijde en de rijksweg A12 aan de zuidzijde.

Het plangebied is enigszins vergroot ten opzichte van het gebied van het vigerende bestemmingsplan

Herziening bedrijventerrein De Batterijen. De plangrens is aan de zuidzijde verlegd naar de as van de A12. In het “oude” plan was rekening gehouden met de breedst mogelijke uitbreidingsvariant van de A12. De hiervoor nodige uitbreidingsruimte is in verband daarmee buiten het plangebied gehouden. Inmiddels is duidelijk dat deze brede variant met 4 x 2 rijstroken niet gerealiseerd wordt. Gekozen is voor een verbreding met één rijstrook in de vorm van een zogenoemde plusstrook. Hierdoor kan het bedrijventerrein enigszins vergroot worden.

In het kader van het lopende bestemmingsplannen-actualiseringproject is het gebruikelijk de plangrenzen op de as van belangrijke infrastructuur te leggen. Om deze reden is ook aan de noordzijde de plangrens verlegd naar de as van de aangrenzende spoorlijn Utrecht - Arnhem. Dit leidt overigens niet tot vergroting van het bebouwbare bedrijventerrein, aangezien het toegevoegde gebied bestemd wordt overeenkomstig de bestaande situatie. Voor het overige is de begrenzing van het plangebied niet gewijzigd.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Wijzigingen

De wijzigingen ten opzichte van het vigerende plan zijn:

    1. 1. Vergroting plangebied langs rijksweg A12
    2. 2. Algemene aanpassing van bestemmingsplanvoorschriften (thans –regels)
    3. 3. Versoepeling regelgeving ten aanzien van zijdelingse afstanden bij kleine bedrijfsgebouwen.
    4. 4. Versoepeling regelgeving t.a.v. kantooractiviteiten
    5. 5. Aanpassing bestemming van perceel Nieuweweg-noord 314 (voormalig tuincentrum)
    6. 6. Aanpassing bestemming van groenstrook nabij het perceel Arsenaal 4
    7. 7. Aanpassing voorschriften t.a.v. vestiging seksinrichtingen
    8. 8. Aanpassing voorschriften en toelichting vanwege aanwezigheid van inrichting als bedoeld in Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI)
    9. 9. De inpassing van een projectbesluit voor de vestiging van een hotel aan Het Bastion

2.1 Vergroting Plangebied Langs A12

Voor de noodzakelijke capaciteitsvergroting van de rijksweg A12 waren tot voor kort diverse varianten in studie. De voorgaande bestemmingsplannen, die voor het bedrijventerrein De Batterijen zijn gemaakt, hielden rekening met de breedst mogelijke uitbreidingsvariant. Dit betrof de variant met 4 x 2 rijstroken De zuidelijke plangrens was zodanig gesitueerd dat de noodzakelijke ruimte voor deze verbreding buiten het plangebied bleef. Inmiddels is zowel de besluitvorming hierover als de realisering hiervan afgerond. De capaciteitsvergroting is gerealiseerd door de aanleg van een zogenaamde plusstrook. Het ruimtegebruik is daarvoor aanmerkelijk minder dan de variant waarmee rekening is gehouden. Hierdoor is ruimte beschikbaar gekomen om aan het plan toe te voegen. De invullingsmogelijkheden hiervoor zijn bekeken in het kader van een gemeentelijke beleidsontwikkeling voor de beeldkwaliteit van het gebied aan weerszijden van de A12 te Veenendaal.Dit heeft geleid tot het Beeldkwaliteitsplan A12 dat door de raad van Veenendaal op 15 december 2005 is vastgesteld.
In dit plan is voor wat betreft de voor het bedrijventerrein De Batterijen extra beschikbaar gekomen strook gekozen voor een invulling met water en zogenoemde parkeerbastions. Het water komt de beeldkwaliteit ten goede en draagt ook bij aan de doelstellingen met betrekking tot de waterhuishouding. De parkeerbastions dragen er aan bij dat de aangrenzende gronden meer voor bebouwing benut kunnen worden.

2.2 Algemene Aanpassing Van Bestemmingsplanregels

Momenteel wordt gewerkt aan een inhaalslag t.a.v. de actualisering van bestemmingsplannen in Veenendaal. Er wordt daarbij gestreefd naar zoveel mogelijk uniformiteit in bestemmingsystematiek. In deze herziening zijn de bestemmingsaanduidingen aangepast aan de meest recente landelijke standaard, te weten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). Deze standaard is ontwikkeld ten behoeve van de in het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening verplichte digitalisering van bestemmingsplannen. De voorschriften (thans regels) zijn daarmee ook aangepast aan de nieuwe Wet ruimtelijke ordening die per 1 juli 2008 in werking is getreden. Aangezien deze nieuwe Wro een algemeen verbod bevat om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken (artikel 7.10) is dit verbod niet in de planregels opgenomen, dit geldt ook voor de strafbepaling.

2.3 Versoepeling Regelgeving Ten Aanzien Van Zijdelingse Afstanden Bij Kleine Bedrijfsgebouwen

De vraag naar bedrijfsterrein kan, zo leert de ervaring, sterk fluctueren. Dit geldt zowel voor de omvang als de inhoud van de vraag. Na een periode van stagnatie in de vraag, heeft er de afgelopen jaren een opleving plaatsgevonden. Er bleek onder andere duidelijk meer behoefte te zijn ontstaan aan kleinere bedrijfskavels met een omvang vanaf 1.000 m2. Het geldende bestemmingsplan stelt weliswaar geen regels omtrent de omvang van de afzonderlijke kavels, maar de bebouwingsvoorschriften beperken wel de bebouwingsmogelijkheden van relatief kleine kavels. De voorschreven minimale zijdelingse afstanden van gebouwen tot aan de perceelsgrenzen van 5 meter, stellen grote beperkingen aan het netto bebouwingspercentage van, met name, kleine percelen. Het gewenste zorgvuldige ruimtegebruik staat daarmee onder druk.

De bepalingen ten aanzien van de zijdelingse afstanden zijn vooral bedoeld om brandoverslag te voorkomen. De noodzaak om daarvoor regels op te stellen geldt vooral bij grote gebouwen. Voor kleinere gebouwen kan met een kortere afstand volstaan worden. In nauw overleg met de brandweer zijn de bestemmingsplan voorschriften als volgt aangepast.

Bedrijfsgebouwen tot een grootte van 1.000m2 mogen aan één zijkant en de achterzijde tot op de perceelsgrens worden gebouwd. Dit zonder toepassing van een vrijstellingsregeling. Voor gebouwen groter dan 1.000m2 wordt deze mogelijkheid na toepassing van een vrijstellingsregeling geopend. Bij de beoordeling van een dergelijk verzoek speelt het brandveiligheidsaspect een belangrijke rol. Inmiddels zijn al diverse van dergelijk bouwplannen gerealiseerd door toepassing te geven aan wettelijke vrijstellings- en ontheffingsmogelijkheden.

2.4 Versoepeling Regelgeving T.a.v. Kantooractiviteiten

De in het oude plan opgenomen regels t.a.v. kantoorhoudende en dienstverlenende activiteiten zijn gebaseerd op het rijksbeleid dat onderscheid maakte in A-, B- en C-locaties. Dit rijksbeleid is inmiddels vervallen.

Het oude ABC-locatiebeleid was een centraal vastgesteld beleid, met bereikbaarheid als belangrijkste criterium om het juiste bedrijf op de juiste plek te vestigen. In de uitvoering kwam dit neer op een aanbodgericht beleid met parkeernormen om automobiliteit te voorkomen. Deze normering heeft in de praktijk niet het beoogde effect gehad. In de Nota Ruimte wordt het locatiebeleid gedecentraliseerd naar o.a. de provincies. Door de provincie Utrecht is een integraal provinciaal locatiebeleid geformuleerd, met inachtneming van een aantal centraal geformuleerde uitgangspunten. Bij het locatiebeleid is maatwerk het uitgangspunt. Naast bereikbaarheid zijn economische ontwikkelingsmogelijkheden, kwaliteit van de leefomgeving en ruimtelijke kwaliteit belangrijke criteria voor het toedelen van ruimte aan bedrijven. Hierbinnen bestaat extra aandacht aan onderwerpen als intensief ruimtegebruik, functiemenging, milieukwaliteit en veiligheid. De provincie Utrecht heeft in het locatiebeleid geen beleid opgenomen voor individuele vestigingen van bedrijven omdat het provinciebestuur van mening is dat een gemeentelijke aangelegenheid is. Het bedrijventerrein De Batterijen is en wordt ontwikkeld met een hoog ambitieniveau ten aanzien van zorgvuldig ruimtegebruik, milieukwaliteit en veiligheid. Onder andere door middel van parkmanagement worden deze ambities vertaald in acties en resultaat. Door de gemeente worden de vestigingsmogelijkheden en –doelstellingen van het bedrijventerrein als volgt getypeerd:

“Bedrijven uit diverse sectoren kunnen zich vestigen op De Batterijen. Van dienstverlenende bedrijven tot productiebedrijven en bedrijven die onderhoudswerkzaamheden verrichten. Dit maakt De Batterijen tot een multifunctioneel bedrijventerrein. In eerste instantie is De Batterijen bedoeld voor lokale bedrijven. Zowel kleine als grote bedrijven hebben de mogelijkheid tot koop van een kavel. Ook regionale bedrijven komen in aanmerking, als (her)huisvestiging niet mogelijk is in de huidige plaats van vestiging. Niet-regionale en internationale bedrijven komen in aanmerking als zij een toegevoegde waarde hebben voor de lokale en regionale economie.”

Teneinde deze ambitie waar te kunnen maken en voorbereid te zijn om soms snelle veranderende marktomstandigheden is het gewenst geen of minder beperkende voorschriften ten aanzien van kantoorhoudende activiteiten en dergelijke in het bestemmingsplan op te nemen. Een andere reden om terug te treden in de regelgeving is het vervagen van de grenzen tussen kantoorhoudende- en andere bedrijfsactiviteiten. Met name in de IT-sector, maar ook in andere sectoren, vindt productie plaats in een kantoorachtige omgeving. De voorschriften in het huidige bestemmingsplan voldoende onvoldoende aan de gewenste flexibiliteit en duidelijkheid. Het dient geen enkel nut om in het kader van de interpretatie van de bestemmingsplanvoorschriften, over de toelaatbaarheid van dat soort activiteiten op een bedrijventerrein discussie uit te lokken c.q. twijfel te zaaien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPDeBatterijen-OH01_0001.png"

De Batterijen in ontwikkeling met een diversiteit aan bedrijvigheid. De (uiterlijk) kantoorachtige bebouwing in de strook langs de A12 zal in de toekomst in eenzelfde soort bebouwing kunnen worden afgerond.

De huidige strakke regelgeving hieromtrent leidt in de praktijk soms tot situaties dat gewenste ontwikkelingen in strijd zijn of raken met de oude regels ten aanzien van zelfstandige kantoorvestigingen. Wat b.v. te concluderen als een ontwerp-afdeling van een machine-fabriek verzelfstandigd wordt, maar van de kantoorruimte van het bedrijfsgebouw gebruik blijven maken? Wat als een productiebedrijf, een deel van het bedrijfsgebouw aan een kantoorhoudend bedrijf verhuurt? In beide gevallen zou sprake zijn van een zelfstandig kantoor dat een met het bestemmingsplan strijdig gebruik zou opleveren. Vanwege dit soort veelvuldig voorkomende situaties is het wenselijk ervoor te kiezen om binnen de bestemming bedrijfsdoeleinden terughoudend om te gaan met het stellen van beperkende bepalingen aan kantoorhoudende activiteiten. Tijdens ambtelijk overleg met de provincie ontstond hierover wederzijds begrip en werd de opening geboden om de beperkende voorschriften niet t.a.v. individuele bedrijven te stellen, maar de beperkingen te relateren aan het totale gebied. Dit ambtelijk overleg heeft vervolgens geleid tot de volgende formulering:

De vestiging van zelfstandige kantoorbedrijven is toegestaan, met dien verstande dat:

  • het totale bruto vloeroppervlak (bvo) per zelfstandig kantoorbedrijf niet meer bedraagt dan 2.000 m2;
  • het totale bruto vloeroppervlak (bvo) van zelfstandige kantoorruimten binnen het plangebied niet meer bedraagt dan 4.000 m2;
  • de parkeerbehoefte moet worden opgevangen op eigen terrein;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet mogen worden aangetast.

De hiervoor geciteerde formulering is thans in de regels van de bestemming Bedrijf vertaald en opgenomen. Dit betekent uiteraard ook dat de beperking t.a.v. dienstverlenende bedrijven vervallen is. Voorts zijn in dit bestemmingsplan in de gehele strook langs de A12 kantoorvestigingen toegelaten. In het geldende plan was dit voor het westelijke gedeelte van die strook reeds het geval. Het feit dat het wenselijk is deze strook ruimtelijk, functioneel en voor de beeldkwaliteit als één geheel te beschouwen is ook aanleiding om in de bestemmingstoewijzing geen onderscheid te maken. Eén en ander betekent dat de bepaling ten aanzien van het maximale oppervlakte aan kantoren voor deze strook niet geldt.

De in deze strook voorziene en in gang gezette ontwikkeling gaat uit van een intensief ruimtegebruik met onder andere inpandige parkeervoorzieningen en multifunctionele gebruiksmogelijkheden. Deze ontwikkeling is geheel passend in rijks- en provinciaal beleid ten aanzien van zorgvuldig ruimtegebruik.

2.5 Aanpassing Bestemming Van Perceel Nieuweweg-noord 314 (Voormalig Tuincentrum)

In 2004 is namens de eigenaar van het tuincentrum op het perceel Nieuweweg-noord 314 verzocht om vanwege de voorgenomen stopzetting van het tuincentrum, het aan de voorzijde gelegen parkeerterrein te mogen bebouwen met woningen en bedrijfsunits. Aan dit verzoek is in eerste instantie principe medewerking toegezegd. Een nadere beoordeling wees uit dat een uitwerking van dit plan plan ernstige beperkingen voor de bedrijfsvoering zou inhouden voor het ten zuiden van deze locatie gevestigde dierenpension. Een oplossing daarvoor kon worden gevonden door de nieuwe ontwikkeling tot één woning te beperken in combinatie met een bedrijfsbebouwing ten zuiden van deze woning. Dit bestemmingsplan geeft hieraan invulling door de bouwmogelijkheid van deze woning en de bedrijfsunit op de plankaart aan te geven. De betreffende bebouwing is inmiddels, na een vrijstellingsprocedure, gerealiseerd. De functie van tuincentrum is inmiddels komen te vervallen. In verband daarmee en in verband met het verdwijnen van de daarbij behorende parkeerruimte is deze functie op de plankaart geschrapt.

2.6 Aanpassing Van Bestemming Groenstrook Nabij Perceel Arsenaal 4

Grenzend aan het perceel Arsenaal 4 is een als groenvoorziening bedoelde strook grond verkocht aan de hier gevestigde caravanhandel. De grond wordt gebruikt voor stalling van caravans. Gelet op de ligging van de strook tussen twee bedrijfspercelen, was handhaving van de groenbestemming vanuit onderhoudsoverwegingen nadelig en vanwege de beeldkwaliteit geen noodzaak. In deze herziening wordt aan deze grond dan ook de bestemming bedrijfsdoeleinden (onbebouwd) toebedeeld.

2.7 Aanpassing Regels T.a.v. Vestiging Seksinrichtingen

Het thans geldende bestemmingsplan “Herziening bedrijventerrein De Batterijen” is vastgesteld op 2 juli 2003 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Utrecht op 7 oktober 2003.

Niet goedgekeurd zijn de in het bestemmingsplan opgenomen voorschriften om de vestiging van seksinrichtingen te weren en via een wijzigingbevoegdheid mogelijk te maken.

De ruimtelijke onderbouwing van deze bepalingen werd onvoldoende geacht. Gevolg van dit al is dat er thans geen planologisch beletsel is voor de vestiging van een seksinrichting binnen de bestemmingen, waarin commerciële dienstverlening mogelijk is. Dit betreffen de locaties met de bestemming B1, ofwel de locatie waar zelfstandige kantoren zijn toegestaan en de locaties met de bestemming kleine bedrijven. Het grootste deel van het plan bestaat uit de bestemming B2, deze bestemming voorziet thans niet in de vestiging van dienstverlenende bedrijven.

Aangezien deze herziening onder ander beoogt om meer ruimte voor dienstverlenende bedrijven te scheppen is het gewenst om de planologische regeling t.a.v. seksinrichting af te stemmen op het geldende gemeentelijke locatie beleid.

Dit beleid is vastgelegd in het zogenoemde “facetbestemmingsplan uitvoering prostitutiebeleid”. Dit betreft een bestemmingsplan dat in 2003 is gemaakt na de legalisering van de prostitutie en dat als een paraplu over alle toen geldende bestemmingsplannen is gelegd. Doel van dit plan was en is om de vestiging van seksinrichtingen binnen daarvoor in aanmerking komende bestemmingen in geheel Veenendaal uitdrukkelijk te verbieden. Daarnaast schept dit plan door middel van een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid voor de vestiging van een seksinrichting, mits het totaal van één binnen de gemeentegrenzen van Veenendaal niet overschreden wordt. De wijzigingbevoegdheid kan slechts worden toegepast op de bestemming Bedrijf.

In de toelichting van het facetplan uit 2003 is aangegeven dat specifieke woongebieden en het (schaarse) buitengebied van deze gemeente ongeschikt zijn voor de vestiging van seksinrichtingen. Ook specifieke (monofunctionele) bedrijventerreinen zijn blijkens de toelichting niet geschikt. Ten aanzien van een gemengd gebied met verschillende bestemmingen, waaronder bedrijfsbestemmingen, wordt in deze toelichting nadrukkelijk gewezen op de mogelijkheid om ad hoc de vestigingsmogelijkheid te kunnen beoordelen. In dezelfde toelichting wordt er op gewezen dat de ruimtelijke inpasbaarheid van een prostitutiebedrijf, naast de structuur van het rond de beoogde vestigingslocatie gelegen gebied, vooral ook afhankelijk is van de aard en omvang van het prostitutiebedrijf zelf en de effecten daarvan op de omgeving. Het gebied De Batterijen bestaat voor een groot deel uit specifiek bedrijventerrein. De vestiging van een seksinrichting in dit gebied is daardoor niet voor de hand liggend. Desondanks is het omwille van de uniformiteit gewenst ook hier, naast het verbod tot vestiging van deze inrichtingen, ook de wijzigingsbevoegdheid om een vestiging wel mogelijk te maken in het plan op te nemen.

2.8 Aanpassing Regels En Toelichting Vanwege Aanwezigheid Van Inrichting Als Bedoeld In Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi)

Een belangrijke omstandigheid waarmee in deze herziening rekening gehouden moet worden is de omstandigheid dat het op De Batterijen gevestigde logistieke bedrijf TDG een opslag heeft voor gevaarlijke stoffen. Hierdoor valt dit bedrijf onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Tevens is op dit bedrijf het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) van toepassing. Dit betreft regelgeving, die in het leven is geroepen na de vuurwerkramp in 2000 in Enschede. Deze regelgeving bestond nog niet op het moment dat TDG zich daar vestigde.
Doordat dit besluit uitgaat van een integrale benadering van het aspect externe veiligheid, betekent dit dat het bestemmingplan rekening moet houden met de aanwezigheid van dit bedrijf en de daaraan verbonden risico's.
Op grond van de regelgeving in het BEVI dient daarom een verantwoording voor het groepsrisico te worden opgenomen in het bestemmingsplan. Dit geldt voor alle nieuwe bestemmingsplannen, ook indien dit slechts een conserverend karakter heeft. Voor wat betreft deze verantwoording wordt verwezen naar paragraaf 7 "Externe veiligheid".

2.9 Diverse Kleine Aanpassingen

De plankaart is op enkele onderdelen gewijzigd. Dit betreffen o.a. de situering en omvang van inmiddels aangelegde waterlopen en die punten waar begrenzingen niet geheel volgens de daadwerkelijk situatie bleken te zijn. Ook is de oorspronkelijke woonbestemming van het pand Kerklaan 3, gewijzigd in 'maatschappelijk', vanwege de voorgenomen vestiging van een zogenoemd kortverblijfhuis voor personen met een verstandelijke beperking, waaraan medewerking is toegezegd. De functie wonen blijft mogelijk. Daar waar mogelijk zijn bebouwingsgrenzen met enkele meters verschoven, teneinde de bebouwingsmogelijkheden van bedrijfspercelen te vergroten, met name ten behoeve van kleinere bedrijfspercelen.

2.10 De Inpassing Van Een Projectbesluit Voor Een Hotelvestiging Aan Het Bastion

Bij besluit van 6 oktober 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders een projectbesluit vastgesteld ten behoeve van de realisering van een hotel met aanverwante functies, op een perceel aan Het Bastion te Veenendaal. Dit perceel is gelegen aan de A12. Aanleiding voor dit projectbesluit was een voorgenomen bouwplan voor een hotel op deze locatie. Het ruimtelijke gevolg van het voorgenomen project is in hoofdzaak dat een in het geldende bestemmingsplan reeds gepland hotel enige tientallen meters naar het oosten verschuift en dat de maximale hoogte voor een deel overschreden wordt. De ruimtelijke impact is daarmee gering, aanvaardbaar en ook wenselijk. Het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal heeft daarom en vanwege het voornemen om met enige spoed medewerking te verlenen aan dit project, een projectbesluit op grond van artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening vastgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan is, overeenkomstig de bedoelingen van de Wet ruimtelijke ordening in overeenstemming gebracht met dit projectbesluit.

Hoofdstuk 3 Verkeer

Deze bestemmingsplanherziening voorziet niet in een wijziging van de hoofdverkeersstructuur in het plangebied. Bij het ontwerpen van het bedrijventerrein De Batterijen, is uitgebreid gestudeerd en discussie gevoerd over de meest gewenste ontsluiting c.q. verkeerstructuur. Dit leidde tot het uitgangspunt dat er minimaal 2 en indien mogelijk 3 ontsluitingen gerealiseerd worden. In het ontwerp zijn de volgende 3 hoofdsontsluitingswegen naar het omliggende wegennet opgenomen:
1. Voorpoort naar de Nieuweweg Noord (aansluiting A12 Veenendaal West)
2. Ravelijn naar de Rondweg de Klomp (aansluiting A12 Veenendaal Oost)
3. Doortrekking Voorpoort naar de Klompersteeg (ondertunneling spoorlijn Arnhem - Utrecht)

De doortrekking van de Voorpoort naar de Klompersteeg was vooral ingegeven door de concrete plannen om de spoorlijn Arnhem - Utrecht uit te bouwen tot een Hogesnelheidslijn (HSL). Gevolg van die plannen zou zijn dat de spoorlijn viersporig zou worden en geschikt zou zijn voor snelheden tot 300 km/u of 200 km/u. Wettelijk mogen op dergelijke spoorlijnen geen gelijkvloerse kruisingen (overwegen) voorkomen.
Het zag er op dat moment dus naar uit dat de overweg in de Nieuweweg-noord zou moeten worden vervangen door een brug of tunnel. Daarnaast is er nog een kleine overweg in de Heiveldweg die dan ook zou moeten verdwijnen en mogelijk vervangen moest worden voor een kleine tunnel. In overleg met de betrokken instanties is er voor gekozen om uit te gaan van de bouw van een tunnel, ter hoogte van de huidige Heiveldweg ter vervanging van de bestaande overweg in de Nieuweweg-noord. De belangrijkste reden daarvoor was het feit dat de Nieuweweg-noord door het bochtige tracé, door de woonbebouwing en het krappe profiel niet geschikt wordt geacht om in de toekomst het karakter als doorgaande weg te behouden. De ontsluitingweg door het plan De Batterijen zou daarmee de beoogde nieuwe provinciale weg de N-233 worden Ter plaatse van de overweg Nieuweweg-noord zou een fietstunnel moeten komen voor het fietsverkeer (via Het Dijkje) naar Renswoude.
Bijkomend voordeel is dat de bouw van de autotunnel zou kunnen plaatsvinden zonder het doorgaande verkeer te storen en dus zonder het nemen van tijdelijke maatregelen.

Het ontwerp voor de Batterijen heeft vervolgens rekening gehouden met de mogelijkheid dat de Voorpoort als doorgaande verkeersverbinding gaat functioneren.

Inmiddels is duidelijk geworden dat het project HSL-oost (voorlopig?) niet doorgaat. Wat overbleef was een besluit tot een betere benutting van de spoorlijn Arnhem-Utrecht. Het vervangen van de overweg Nieuweweg-noord heeft minder prioriteit gekregen. Voor de hoofdontsluiting van De Batterijen betekent dit dat voorlopig de 3e ontsluiting niet wordt gerealiseerd. Nadrukkelijk blijft de geplande doorgaande hoofdroute naar De Klompersteeg een na te streven doel. De planologische ruimtereservering blijft dan ook in tact.
Het bedrijventerrein De Batterijen kent daarmee een hoofdontsluitingsweg die vooralsnog doodloopt tegen de spoorlijn. Echter er komt in de zeer nabije toekomst een secundaire verbinding (doorgetrokken Ravelijn) via station Veenendaal-De Klomp naar De Klomp-Oost en de A12/Oostelijk rondweg. Naar verwachting wordt deze nieuwe wegverbinding medio 2011 door de gemeente Ede opgeleverd. Hierdoor wordt het bedrijventerrein De Batterijen op korte termijn meerzijdig en voor de toekomst voldoende ontsloten.

Hoofdstuk 4 Waterhuishouding

Deze herziening beoogt geen wijziging in de waterhuishouding mogelijk te maken. Onderstaande tekst is daarom geheel overeenkomstig de tekst uit het geldende bestemmingsplan.

4.1 Riolering

De riolering bestaat uit 2 stelsels, te weten een hemelwaterstelsel en een vuilwaterstelsel.

Hemelwaterstelsel

Het water uit het hemelwaterstelsel loost rechtstreeks op oppervlaktewater. Al het overtollige water moet worden afgevoerd via de Zijdewetering, die vanuit Ede komende, van oost naar west door het plangebied loopt en op zijn beurt afvoert op het Valleikanaal.

Het Waterschap als beheerder van de Zijdewetering staat geen piekafvoeren toe en eist dat op deze watergang slechts de oorspronkelijke hoeveelheid per tijdseenheid geloosd mag worden (afvoer landelijk gebied), zodat de rest tijdelijk in het plan gebufferd moet worden door middel van de aan te leggen waterpartijen. Om dit regenwater te kunnen bufferen dient het open water een zodanige oppervlakte te hebben dat bij een maatgevende regenbui, die éénmaal in de tien jaar wordt overschreden, de peilstijging in de waterpartijen niet meer bedraagt dan 0,40 m (norm bij het waterschap). Bij een normale bebouwing betekent dit een oppervlakte aan open water van ca. 6%. Bij zeer grote panden, en dus een zeer hoog percentage verhard oppervlak, zal het percentage open water hoger moeten zijn dan 6%.

De afvoer van deze waterpartijen op de Zijdewetering dient gedoseerd plaats te vinden d.m.v. een gemaal of een speciale stuwconstructie.

Vuilwaterstelsel

Het water uit het vuilwaterstelsel wordt onder vrij verval afgevoerd naar een gemaaltje nabij de oostelijke rotonde in de Voorpoort. Daar wordt het omhoog gepompt, waarna het verder onder vrij verval langs de Voorpoort stroomt naar een gemaal bij de westelijke rotonde in de Voorpoort. Via dit gemaal wordt het vuilwater d.m.v. een persleiding langs de Nieuweweg-Noord en de Rondweg-West geperst naar het grote gemaal aan de Pionier, die het vervolgens met het overige afvalwater van Veenendaal verder verpompt naar de rioolwaterzuivering aan de Slaperdijk.

4.2 Drainage

De grondwaterbeheersing dient aan de volgende eisen te voldoen:

  1. 1. goede bereikbaarheid en begaanbaarheid van het terrein, zowel tijdens als na de bouw;
  2. 2. voldoende drooglegging van wegen, bedrijven en groenstroken.

Voor de grondwaterstand dient daartoe tenminste een drooglegging van 0,70 m beneden de wegverharding als maatgevend aangehouden te worden.

Er wordt een drainstelsel aangelegd in de wegen, waarbij deze drains afvoeren op het bovengenoemde oppervlaktewater.

4.3 Waterpartijen

Zie ook onder punt 1.

De waterpartijen in het plan worden ontworpen in relatie met de riolering, de grondwaterstand en de drainage, een en ander in overleg met het waterschap. Om voldoende drooglegging van wegen en bedrijven te bereiken zal het waterpeil een bepaalde maximum hoogte t.o.v. het maaiveld moeten krijgen. Hierbij dient rekening gehouden te worden met een peilstijging van max. 0,40 m tijdens een hevige regenbui. Daar waar mogelijk zal een natuurlijk talud toegepast worden.

De nieuwe waterpartijen ten noorden van de Zijdewetering krijgen een normale waterstand van 5.40 m +NAP, terwijl de bestaande waterpartijen in het westelijk gedeelte een waterstand hebben van 5.80 m +NAP. Beide stelsels staan niet met elkaar in verbinding. De waterpartijen ten zuiden van de Zijdewetering krijgen eveneens een normale waterstand van 5.40 m +NAP.

De wegen in het gehele plangebied krijgen een hoogte van ca. 6.85 m +NAP, behalve de Voorpoort, die een hoogte krijgt van 7.00 m +NAP.

Het stelsel ten noorden van de Zijdewetering loost op 2 punten op de Zijdewetering, t.w. 1 punt t.b.v. het bestaande gedeelte (5.80 m +NAP) en 1 punt t.b.v. het nieuwe gedeelte (5.40 m +NAP), het stelsel ten zuiden van de Zijdewetering loost op 1 punt op de Zijdewetering (5.40 m +NAP). De lozingspunten zijn voorzien van een pomp of een speciale stuwconstructie t.b.v. een gedoseerde afvoer. Voor de volledigheid wordt nog opgemerkt, dat het normale waterpeil van de Zijde Wetering 4.80 – 5.00 m +NAP bedraagt. Voor een neerslagsituatie, die statistisch gezien één keer per 10 jaar voorkomt bedraagt het waterpeil 5.85 m +NAP.

Waterkwaliteit

Bouwactiviteiten op het bedrijventerrein "De Batterijen", met name de verharding en ontwatering, grijpen uiteraard in in het bestaande hydrologisch systeem. De waterhuishouding vormt dan ook een niet onbelangrijke factor voor de ontwikkeling van De Batterijen. De Zijdewetering en de overige waterlopen in het gebied hebben met name een functie voor de afwatering van het gebied zelf en kunnen als relatief schoon worden gedefinieerd. Een duurzame ontwikkeling van het gebied is gebaat bij:

  • een hoge kwaliteit van het in het gebied aanwezige oppervlaktewater (schoon water):
  • door preventieve maatregelen bij bedrijven om emissies van vervuilende stoffen naar bodem, lucht en oppervlaktewater zoveel mogelijk te voorkomen;
  • door het scheiden van de inlaat van vervuild water van het gebiedseigen water.
  • het vasthouden van schoon gebiedseigen water:door afkoppeling van relatief schoon hemelwater van de riolering;
  • door buffering van relatief schoon hemelwater in het oppervlaktewater.
  • het rioleren van het plangebied middels een gescheiden stelsel, dat loost op de vijvers en van daaruit gedoseerd wordt afgevoerd naar de Zijdewetering.
  • het beperken van het watergebruik in bedrijven door waterbesparende maatregelen (bijvoorbeeld doorstroombegrenzers op kranen en wc's).
  • gebruik van water van lagere kwaliteit (geen duur leiding- of grondwater) voor spoel-, reinigings- en sanitaire doeleinden:
  • door het opvangen van hemelwater in reservoirs;
  • door de reservoirs met behulp van een zo kort mogelijk leidingennet naar aparte kranen te leiden.

Hoofdstuk 5 Milieu

5.1 Bedrijven En Milieuzonering

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia zijn deze beleidsvelden steeds dichter naar elkaar toe gegroeid. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afwegingsfactor bij ruimtelijk-functionele ontwikkelingen

Gebruik van de bedrijvenlijst (categoriale milieu-indeling)

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden, zoals woongebieden. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de staat van bedrijfsactiviteiten, categoriale bedrijfsindeling. Deze lijst is gebaseerd op de door de VNG opgestelde Basiszoneringslijst.

De indeling van de bedrijven is vastgelegd in de categoriale bedrijfsindeling, waarin de diverse aspecten van de bedrijven in normatief opzicht zijn weergegeven.

De bedrijven zijn op basis van de SBI-code in de categoriale milieu-indeling opgenomen. Per bedrijf wordt een waardering gegeven op een aantal aspecten en wordt aangegeven wat de minimale gewenste afstand tot woongebieden is. Deze gegevens met de op de diverse aspecten genoemde afstanden leiden vervolgens tot de indeling in een milieucategorie van de betreffende bedrijfsactiviteit. Deze milieucategorieën zijn als volgt opgebouwd:

Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Flexibiliteit

Bedacht moet worden dat de categoriale bedrijfsindeling uitgaat van soorten bedrijven en slechts aangeeft welke hinder de betreffende bedrijfssoort mogelijkerwijs kan veroorzaken. De feitelijke milieubelasting van een individueel bedrijf wordt bepaald door de aard en de schaal van het productieproces en door de kenmerken van het gebied waar het bedrijf zich gaat vestigen of reeds gevestigd is. Mede hierom is de toepassing van de lijst indicatief. De categoriale bedrijfsindeling heeft in principe geen betrekking op bestaande situaties. In dat geval prevaleert de concrete informatie over het bedrijf (milieuvergunning) en de omgeving. De lijst speelt daarbij als hulpmiddel echter wel een belangrijke rol.

De categoriale bedrijfsindeling heeft ook nadelen, omdat de lijst voor een belangrijk deel gebaseerd is op praktijkervaringen en categorieën van bedrijven betreft. Een specifiek bedrijf kan dan ook minder hinderlijk zijn dan de lijst aangeeft, bijvoorbeeld omdat specifieke maatregelen genomen zijn om de milieubelasting terug te dringen. De lijst is evenmin uitputtend.

Deze nadelen zijn in het plan ondervangen door de in de voorschriften opgenomen vrijstellingsmogelijkheid voor bedrijven, waarvan de vestiging uit milieuhygiënisch oogpunt niet bezwaarlijker is.

Overigens is de bij de regels van dit plan opgenomen bedrijvenlijst “geschoond”, ten aanzien van bedrijfactiviteiten waarvan vestiging in dit gebied niet logisch is dan wel onwenselijk is.

5.2 Geluid

Deze herziening van het bestemmingsplan voorziet niet in een wijziging van de hoofdverkeersstructuur of de bouw van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen.

5.3 Bodem

De aard van deze herziening geeft geen aanleiding voor nieuwe bodemonderzoeken. Uiteraard zullen bouwaanvragen vergezeld moeten gaan van een actueel bodemrapport, zodat wordt aangetoond dat de kwaliteit van de bodem de bebouwing niet in de weg staat.

5.4 Luchtkwaliteit

Een belangrijk doel van deze herziening is meer flexibiliteit in functies mogelijk te maken. Dit betekent niet per definitie dat er meer arbeidsplaatsen of meer voertuigbewegingen het gevolg zijn. Voor wat betreft de luchtkwaliteit valt in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit een toename tot 100.000 m2 bvo per ontsluitingsweg aan kantoorruimte ten opzichte van de huidige mogelijkheden onder de categorie “niet in betekende mate“. Een grotere toename wordt in deze herziening niet voorzien. Overigens, tot het moment van inwerkintreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, is de grens gesteld op een toename tot 33.000 m2 bvo per ontsluitingsweg aan kantoorruimte.

Hoofdstuk 6 Externe Veiligheid (Verantwoording Risico)

Onder paragraaf 3.8 is aangegeven dat in deze bestemmingsplanherziening rekening gehouden moet worden met de omstandigheid dat het in dit plangebied gevestigde logistieke bedrijf TDG een opslag heeft voor gevaarlijke stoffen. Hierdoor valt dit bedrijf onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI).

Dit betekent dat deze planherziening een ruimtelijk besluit is, waarop volgens het BEVI verantwoording moet plaatsvinden van het risico dat na alle maatregelen resteert. Deze verantwoording dient de volgende elementen te bevatten.

  • Beoordeling van de verandering van het plaatsgebonden- en groepsrisico
  • Beoordeling van de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van de personen in de omgeving van de risicobron
  • Beoordeling van de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een incident of ramp
  • Beoordeling van de mogelijke alternatieven voor het ruimtelijk plan
  • Beoordeling van de mogelijkheden tot risicoreductie

Deze elementen worden hieronder achtereenvolgens behandeld. Vervolgens wordt daaraan een conclusie verbonden.

6.1 Beoordeling En Verantwoording Van Verandering Van Risico

Algemeen.

Omtrent de beoordeling en verantwoording van de risico's is advies ingewonnen van de plaatselijke en regionale brandweer. Tevens is een onderzoek gepleegd (door AVIV B.V.) naar de omvang van het groepsrisico als gevolg van de aanwezigheid van de bestaande BEVI-inrichting en de specifieke omstandigheden van dit bedrijf. De rapportages zijn zo opgesteld dat deze inhoudelijk als de verplichte verantwoording kunnen dienen. De verantwoording in deze toelichting is daarom enigszins beknopt weergegeven met een verwijzing naar de in dit bestemmingsplan als bijlagen opgenomen adviezen.

Risico's worden onderscheiden in plaatsgebonden- en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) gaat uit van de kans op een dodelijk slachtoffer buiten de inrichting (of transportader). De begrenzing van een gebied waarbinnen het PR een rol speelt wordt met een afstandscontour rondom een risico bron in beeld gebracht. Voor de beoordeling van deze contour bestaat een stelsel van richt- en grenswaarden. Grenswaarden zijn juridisch harde normen waarvan niet mag worden afgeweken. Richtwaarden moeten zoveel als mogelijk worden nageleefd. Voor nieuwe situaties wordt uitgegaan van een grenswaarde gebaseerd op de kans op een dodelijk slachtoffer van 1 op een miljoen jaar. Gesproken wordt daarom over een 10-6 contour, waarmee de omvang van het PR-gebied wordt aangegeven.

Groepsrisico (GR) wordt beoordeeld binnen het zogenoemde invloedsgebied.

Omdat ook buiten de 10-6 contour nog slachtoffers kunnen vallen, wordt ook het gebied waarbinnen de nadelige gevolgen kunnen plaatshebben nader aangeduid en beschouwd. Dit wordt het invloedsgebied genoemd. Bij het bepalen van de omvang van dit gebied wordt slechts gekeken naar de gevolgen van het daadwerkelijke optreden van het effect en niet naar de kans dat het effect zich voordoet. De omvang van het invloedsgebied is daardoor altijd veel groter dan een PR-gebied. Binnen het invloedsgebied dient de omvang van het groepsrisico te worden beschouwd. Er bestaat daarvoor geen harde norm, maar wel een verantwoordingsplicht. In plaats van harde normen wordt in deze verantwoordingen uitgegaan van zogenoemde oriëntatiewaarden. De verantwoordingsplicht ontstaat voor het bevoegd gezag bij het nemen van een ruimtelijk besluit.

Contouren

Rondom een BEVI worden twee contouren (zones) getrokken. Allereerst is dat de contour 'plaatsgebonden risico-bevi'. De andere contour (veiligheidszone BEVI) begrenst het 'invloedsgebied van het groepsrisico'

Adviezen AVIV en Regionale Brandweer omtrent situatie De Batterijen

In het door AVIV B.V. uitgevoerde onderzoek is berekend hoe hoog de personendichtheid mag bedragen. De conclusie van het onderzoek is dat er in de bestaande situatie (d.w.z. met de actuele aanwezige personen) er geen sprake is van een groepsrisico. Er is pas sprake van enig groepsrisico als er wordt uitgegaan van een extreme (niet realistische) aanwezigheidsdichtheid van 500 pers/ha. Het groepsrisico blijft ook dan wel ruim onder de oriëntatiewaarde. Geconcludeerd kan worden dat er rekenkundig gezien geen beperkingen zijn voor wat betreft de personendichtheid.

De regionale brandweer komt in de 'Studie verantwoording groepsrisico TDG Logistics BV' tot de volgende conclusies en aanbevelingen.

  • Om via de (nood)ontsluitingen het bedrijventerrein aan de noord- en oostzijde (resp. Heiveldweg en Jufferswijk) te kunnen verlaten, zijn door verkeersmaatregelen, parkeergedrag van omwonenden en door de te smalle spoorwegovergang niet of beperkt bruikbaar. Bovendien heeft de oostelijke (nood)ontsluiting onvoldoende capaciteit;
  • De gebouwen in het invloedsgebied van het groepsrisico van TDG moeten luchtdicht kunnen worden afgesloten;
  • Recirculatiesystemen en de aanvoer van buitenlucht ten behoeve van de ventilatiesystemen in deze gebouwen moet kunnen worden gestopt;
  • Het aantal en de plaats(en) van de uitgangen en/of vluchtmogelijkheden van de gebouwen in het invloedsgebied van het groepsrisico van TDG moeten in overleg met de brandweer worden vastgesteld;
  • Ter verbetering van de oriëntatie op het terrein moet een doelmatige bewijzering naar de alternatieve ontsluitingsmogelijkheden worden aangebracht;
  • Ten behoeve van de gebruikers van het industrieterrein moet een (risico)communicatieplan worden opgesteld.
  • De oostgevel van het TDG-complex is onvoldoende bereikbaar voor brandweerhoogwerkers; De nog te realiseren vrije strook aan de oostkant van de sloot nabij de oostgevel van het TDG-complex moet aan de noord- en zuidzijde worden ontsloten. Hekwerken en andere belemmeringen in deze strook moeten worden voorzien van poorten en/of passeerbaar worden uitgevoerd;
  • De bestaande infrastructuur en bijbehorende ontsluitingswegen aan de Noord- en Oostzijde van het industrieterrein zijn van onvoldoende capaciteit voor de hulpdiensten;
  • De noordelijke (nood)toegang kruist een spoorbaan met een zeer hoge gebruiksfrequentie, hetgeen tot grote problemen kan leiden;
  • Bij het aanrijden van de hulpdiensten moet onder bepaalde meteo-omstandigheden tegen de stroom evacués worden ingereden. De bestaande infrastructuur aan de oostzijde van het industrieterrein bezit daarvoor te weinig capaciteit;
  • Ten behoeve van de bereikbaarheid van de hulpdiensten moet een verkeerscirculatieplan worden opgesteld.

Hieruit blijkt dat ofschoon de bevindingen omtrent de omvang van het groepsrisico uitermate gunstig zijn, de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van belang blijven bij de verantwoording van ontwikkelingen binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico.

De aanbevelingen van de regionale brandweer draaien voornamelijk rond twee belangrijke punten, te weten:

  1. a. De bereikbaarheid en ontsluiting van het bedrijventerrein De Batterijen
  2. b. De bereikbaarheid van de oostzijde van TDG bij brandbestrijding
  3. c. Overige aanbevelingen

Op deze punten wordt hieronder nader ingegaan.

Ad a. Bereikbaarheid De Batterijen

Bij het ontwerp van het bedrijventerrein is er voor gekozen om een nieuwe doorgaande route (De Voorpoort) door het plangebied te leggen. Deze zou op termijn de huidige doorgaande route via de Nieuweweg-noord en De Klompersteeg moeten vervangen. Op dat moment waren de plannen voor de HSL-oost actueel en zou met de bouw van een tunnel voor de nieuwe doorgaande route, financieel meegelift worden met dit nationale project.

Nu de HSL-oost is afgeblazen gaat dat laatste niet op en is de kans aanwezig dat de Voorpoort voorlopig een doodlopende weg blijft.Daarmee kent het bedrijventerrein slechts één hoofdin- en uitgang , n.l. De Voorpoort aan de zijde van de Nieuweweg-noord. Daarnaast is er een provisorische route via de spoorwegovergang Heiveldweg. Deze route is bedoeld als aanrijroute voor de brandweer Ederveen, die als eerste op het bedrijventerrein aanwezig kan zijn. Voorst is er een fietsroute via de Jufferswijk welke in geval van nood ook door (brandweer)auto's zouden kunnen worden gebruikt. Deze route wordt in de praktijk echter vaak geblokkeerd door geparkeerde auto's aan de Jufferswijk.

Deze situatie is voor de brandweer niet acceptabel. Dit kan betekenen dat hulpverleningsvoertuigen en evacuerenden elkaars doorgang belemmeren. Daarbij moet rekening worden gehouden met de op dat moment heersende windrichting, waardoor een in/uitgang in het geheel niet bruikbaar kan zijn.

Oplossingsmogelijkheden

De maximale wens van de brandweer is om over drie ontsluitingsmogelijkheden te beschikken. Het beschikken over twee ontsluitingsmogelijkheden is als second best ook acceptabel.

In de eindsituatie die op dit moment nog steeds gewenst en voorzien is, krijgt het gebied de Batterijen drie ontsluitingen: naar de Nieuweweg (is aanwezig), naar de Klompersteeg (tunnel ontbreekt) en één via de Ravelijn naar station De Klomp en verder naar de oostelijk rondweg/A12.

De doortrekking van de Voorpoort naar de Klompersteeg is een optie die veel haken en ogen heeft, uiteraard vooral door de hoge kosten van een door spoorbeheerder Prorail geëiste ongelijkvloerse kruising met de spoorlijn. Desondanks blijft deze oplossing onverminderd de voorkeur houden.

Minder problematisch is de realisering van de ontsluiting via de Ravelijn in de noordoost hoek van het plangebied. Deze ontsluiting kan betrekkelijk eenvoudig worden afgemaakt naar de Veenendaalseweg ter hoogte van station De Klomp. Er ontbreekt nog een stukje weg met een lengte van ongeveer 150 meter. Dit gedeelte ligt op grondgebied van de gemeente Ede. Met de gemeente Ede is al in een eerder stadium overeengekomen dat deze doortrekking zal worden uitgevoerd. Een financiële bijdrage daarvoor is al door de gemeente Veenendaal betaald. Het voor o.a. dit perceel geldende bestemmingsplan voorziet al in de aanleg van dit weggedeelte. Met de gemeente Ede wordt overlegd om zo snel mogelijk tot de realisering van deze ontsluiting te komen.

Overigens wordt opgemerkt dat de voorlopige oplossing van de ontsluitingsproblematiek via een doortrekking van de Ravelijn betekent dat de vluchtroute of de aanvoerroute via deze weg wordt bemoeilijkt door de lage spoortunnel en de ook niet door alle redvoertuigen te passeren tunnel onder de A12. Het te hoge verkeer dient daarom zijn weg te vinden via De Kade. Dit is in een noodsituatie een voor alle partijen acceptabele oplossing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPDeBatterijen-OH01_0002.png"

Gewenste doortrekking van de Ravelijn

Ad b. Brandbestrijding oostzijde van TDG

De voor een goede brandbestrijding noodzakelijke bereikbaarheid van de oostzijde van het TDG-complex is in de beoordeelde situatie (2007) als onvoldoende gekwalificeerd. Een in het bestemmingsplan geregelde bebouwingsvrije strook is niet voldoende. Deze strook dient ook bereikbaar en berijdbaar te zijn. Inmiddels zijn hiervoor maatregelen getroffen.

Een oplossing is gevonden worden door bij de te verkopen grond aan de oostzijde een zakelijk recht te vestigen, waarbij verharding van de strook en bereikbaarheid (vanaf de Kazemat) voor de brandweer wordt gegarandeerd. Hekwerken en andere belemmeringen in deze strook moeten worden voorzien van poorten en/of passeerbaar worden uitgevoerd.

Deze oplossing is voor de brandweer acceptabel.

Ad c. Overige aanbevelingen

De overige aanbevelingen hebben betrekking op eisen die gesteld worden aan de technische uitvoering van gebouwen binnen het invloedsgebied alsmede voorlichting en bewegwijzering. De technische aanpassingen aan gebouwen zijn beperkt en bij moderne gebouwen veelal standaard aanwezig. De andere aanbevelingen vragen om activiteiten vanuit de gemeente, waarvoor andere instrumenten dan een bestemmingsplan zullen worden benut. Aanpassing en vervolmaking van de infrastructuur en voorlichtingsactiviteiten zijn maatregelen die de gemeente in zijn publiekrechtelijke taak en als exploitant van het gebied kan, moet en zal uitvoeren.

6.2 Beoordeling Van Mogelijkheden Van Zelfredzaamheid

Hiervoor is al ingegaan op de ontvluchtingmogelijkheden e.d. Kortheidshalve wordt daarvoor naar het voorafgaande verwezen. De bestemmingen in dit plangebied geven geen aanleiding te veronderstellen dat er veel functies zullen worden gevestigd waarin bij grote groepen mensen sprake zal zijn van verminderde zelfredzaamheid. Indien dit toch het geval zal zijn, zal bij de afgifte van bouwvergunningen, met gebruikmaking van de daartoe strekkende instrumenten (Bouwverordening en Bouwbesluit) adequate voorzieningen kunnen worden geëist.

6.3 Beoordeling Bestrijdbaarheid

De door de brandweer geconstateerde knelpunten op dit vlak betreffen de bereikbaarheid van het terrein en de oostzijde van de betreffende BEVI-inrichting (TDG). De daarvoor gevonden oplossingen zijn onder punt 7.1 beschreven. Voor het overige zijn er op dit vlak geen knelpunten.

6.4 Beoordeling Alternatieven

Deze bestemmingsplanherziening heeft voor een deel betrekking op percelen die nog ontwikkeld c.q. bebouwd moeten worden. De aanwezigheid van de BEVI-inrichting is een gegeven. De regelgeving hieromtrent is ontstaan, nadat dit bedrijf hier gevestigd is en al als zodanig functioneerde. De nu uitgevoerde onderzoeken en de verantwoording van de risico's geven echter geen aanleiding tot het overwegen van een alternatieve vestigingslocatie.

6.5 Beoordeling Risicoreductie

Door de regionale brandweer zijn aanbevelingen gedaan omtrent voorlichting en bewegwijzering. Deze aanbevelingen zullen zo veel als mogelijk worden uitgevoerd. Andere maatregelen zijn gelet op de geringe omvang van het risico niet noodzakelijk.

6.6 Algemene Conclusie

De aanwezigheid van een BEVI-inrichting in het plangebied De Batterijen leidt niet tot een belemmering voor andere beoogde functies in dit gebied. De omvang van het groepsrisico is zodanig dat in principe de geplande functies, ook die van kantoren, mogelijk zijn.

Wel zijn er beperkingen indien het gaat om functies, waarbij sprake is van een verminderde zelfredzaamheid. Een praktisch knelpunt is de huidige te beperkte ontsluiting van het bedrijventerrein. Dit zal op korte termijn opgelost worden.

Anders is het met de aanbevelingen omtrent technische voorzieningen aan gebouwen en andere nadere eisen aan nooduitgangen e.d.

Niet ruimtelijk relevante maatregelen kunnen niet in de voorschriften van een bestemmingsplan worden opgenomen. Voor technische voorzieningen is daarom geen plaats in de voorschriften van een bestemmingsplan. Bouwverordening en Bouwbesluit zijn daarvoor de aangewezen plaatsen.

Een methode zou kunnen zijn om elk kantoor e.d. binnen de groepsrisicocontour te verbieden en slechts toe te staan na een door het college te verlenen vrijstelling. Aan deze vrijstelling zouden dan nadere eisen kunnen worden verbonden. Blijft de vraag of deze eisen ook bouwtechnisch van aard mogen zijn. Bovendien betekent dit dat veel procedures moeten worden gevoerd. Deze methode wordt daarom te zwaar gevonden.

6.7 Buisleiding

Ten noorden van het plangebied en daarmee ook ten noorden van de spoorliijn ligt een hoge druk aardgastransportleiding. In het kader van de beoordeling van de externe veiligheid wordt daarbij het begrip letaliteitsgrens gehanteerd wordt. De zogenoemde 1% letaliteitsgrens (=de afstand vanaf een risicoobject waarop 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval) ligt op een afstand van 95 meter van de buisleiding. Vanwege het vergroten van het planbgebied tot op de as van de spoorlijn Arnhem-Utrecht is het plangebied uitgestrekt binnen de 1% letaliteitsgrens en voor een klein deel binnen de 100% letatliteitsgrens van 50 meter. De invloedsfeer van deze 8" 40 bar regionale aardgastransportleiding reikt daarmee tot binnen het plangebied.

Door de NV Nederlandse Gasunie is het plan getoetst aan het toekomstige externe veiligheidsbeleid van het ministerie van VROM , zoals dat naar verwachting medio 2011 in werking zal treden middel de AMvB Buisleidingen.De circulaire "Zonering hoge druk aardgastransportleidingen uit 1984" zal dan komen te vervallen.

Gezien de aard en omvang van de te realiseren bebouwing ter plaatse, zal deze leiding nauwelijks van invloed zijn op een verhoging van het Groepsrisico. Een verantwoording van het groepsrisico kan daarom - naar de mening van de Gasunie - achterwege blijven. Wel wordt het wenselijk geacht de aanwezigheid van de buisleiding via deze paragraaf te memoreren.

Het vorenstaande is ingevoegd naar aanleiding van de zienswijze van de Gasunie tegen het ontwerp-bestemmingsplan, gedateerd 23 juni 2010 (Zie ook bijlage 4)

Hoofdstuk 7 Beeldkwaliteit

Aan het thans nog geldende bestemmingsplan “Herziening bestemmingsplan bedrijventerrein De Batterijen” is een beeldkwaliteitplan toegevoegd. Dit plan is ongewijzigd als bijlage (2) aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Doel en functie van dit beeldkwaliteitplan is uitgangspunt en toetsingskader (inspiratiebron) bij de inrichting van de openbare ruimte, het uitgiftebeleid en de welstandstoetsing. op 15 december 2005

Tevens is het door de raad op 15 december 2005 vastgestelde beeldkwaliteitsplan voor de strook langs de A12 als bijlage aan het plan toegevoegd. Dit beeldkwaliteitsplan is met name van belang voor de inrichting van de langs de A12 gronden.

Hoofdstuk 8 Juridische Planopzet

8.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is bedoeld om het planologisch-juridische kader te vormen voor de bebouwing, activiteiten en ontwikkelingen die op het bedrijventerrein De Batterijen worden voorgestaan.

Bij de opzet van de regels is gebruik gemaakt van in deze gemeente reeds gehanteerde standaardregels. Deze zijn uiteraard toegesneden op het onderhavige plangebied. In verband met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en het nieuwe Bro per 1 juli 2008 is gebruik gemaakt van de nieuwe landelijke standaard SVBP 2008.De bestemmingsregels zijn zodanig opgezet dat een direct bouwrecht ontstaat en dat zo min mogelijk afzonderlijke ontheffingsprocedures nodig zijn, uitgezonderd de gangbare algemene ontheffingsbevoegdheid.

8.2 Bestemmingen

In het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:

Bedrijf

De bestemming bedrijf beslaat het grootste deel van het plangebied. In de bestemmingsomschrijving wordt een groot aantal soorten bedrijvigheid, waaronder ook dienstverlenende bedrijven en zelfstandige kantoren (strook langs A12 en tot een maximum van in totaal 20.000 m2 voor het overige gebied) mogelijk gemaakt. Enkele specifieke al gevestigde bedrijven (dierenpension, motorbrandstofverkooppunt) worden via een nadere aanduiding mogelijk gemaakt. Ook is op één locatie de mogelijkheid voor de vestiging van een hotel aangeven. Dit laatste is overeenkomstig het nog geldende bestemmingsplan voor dit gebied. Aangezien sprake is van een in ontwikkeling zijnd bedrijventerrein, is rekening gehouden met de mogelijkheid om eventueel extra openbare ontsluitingswegen binnen deze bestemming aan te leggen. Via de mogelijkheid om nadere eisen te stellen wordt de noodzakelijke afstand tussen bebouwing en weg geregeld. Dienstwoningen en dergelijke zijn niet toegestaan.

Groen

De belangrijke en structurele groenvoorzieningen op dit bedrijventerrein hebben de bestemming groen. Behalve groenvoorzieningen zijn binnen deze bestemming onder andere ook waterpartijen en fiets- en wandelpaden toegestaan.

Horeca

De locatie nabij de A12 waar thans een McDonalds restaurant is gevestigd heeft de bestemming Horeca gekregen. Specifiek is deze locatie aangewezen van een categorie IV horecabedrijf, waaronder een hamburgerrestaurant is begrepen,

Kantoor

In de zuid-westhoek van het plangebied is een perceel met de bestemming kantoor gesitueerd. Hier staat nabij de op- en afritten van de rijksweg A12 een groot representatief kantoorgebouw. Aan dit perceel is de specifieke bestemming kantoor toebedeeld vanwege de gunstige ligging en ontsluiting. Mede daardoor is het wenselijk dat deze locatie ook als kantoorlocatie blijft gehandhaafd. Met deze afzonderlijke bestemming telt de oppervlakte van dit kantoor niet mee in het maximum dat is gesteld aan zelfstandige kantoren binnen de bestemming Bedrijf.

Verkeer (railverkeer)

De bestemming verkeer is toebedeeld aan het openbare gebied dat in hoofdzaak een functie voor het verkeer vervult. Het tracé van de spoorlijn Utrecht - Arnhem is bestemd voor Verkeer – Railverkeer.

Water

De in is het plangebied voorkomende waterpartijen en watergangen zijn als zodanig bestemd. Door middel van een nadere aanduiding is het mogelijk om in de aan de A12 gelegen waterpartij parkeervoorzieningen aan te leggen in de vorm van zogenoemde parkeerbastions. Eén en ander overeenkomstig de in het beeldkwaliteitsplan voor de strook langs de A12 aangegeven visie.

Wonen

Woningen komen in het plangebied voor in de zone langs de Nieuweweg-noord. De bestemmingsregeling is gerelateerd aan de in Veenendaal gangbare bestemmingsregeling voor woonpercelen. Daar waar bedrijven zijn gevestigd, die de schaal van aan huis gebonden bedrijven overstijgen, is via een nadere aanduiding op de plankaart meer ruimte voor de bouw van bedrijfgebouwen mogelijk gemaakt.

Overig

Verder komen in het bestemmingsplan de gebruikelijke bepalingen voor zoals begripsomschrijvingen, wijze van meten, dubbel bestemmingen, overgangsbepalingen en een algemene ontheffings- en wijzigingsbevoegdheid.

De voorheen gebruikelijke gebuiks- en strafbepaling komende in de planregels niet meer voor, aangezien deze in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening wettelijk zijn geregeld.

Hoofdstuk 9 Financieel Economische Toetsing

Door de raad van de gemeente Veenendaal is op 5 november 2009 de hierna volgende geactualiseerde grondexploitatie van dit plangebied vastgesteld.

Plankosten 975.000,-
Indirecte verwervingskosten 625.000,-
Directe verwervingskosten 17.375.000,-
Renteverlies 5.180.000
Brm & Wrm 14.650.000,-
Opslag bovenwijks 1.127.000,-
Onvoorzien 490.000,-
Kostenstijgingen 550.000,-
Verkoopkosten 1.400.000,-
BTW t.l.v. de exploitatie 3.000,-
Planoverschot 0,-
Opbrengst verkopen 32.460.000,-
Opbrengststijgingen 0,-
Bijdragen AD 994.000,-
Bouwexploitatiebijdrage 9.000.000,-
Bijdragen derden 305.000,-
Provinciale bijdragen 226.000,-
Dekking exploitatietekort 0,-
Saldo 610.000,-
Contante waarde per 1-7-2009 501.848,51

Toelichting:

Algemeen:

In december 2005 heeft de raad het rapport van PricewaterhouseCoopers (PWC-rapport) behandeld. In dit rapport zijn 4 aanbevelingen gedaan voor deze grondexploitatie. De daaruit voortvloeiende maatregelen zijn anno 2008 gerealiseerd.

Planoverschot:

Het geraamde planoverschot is gestegen van € 610.000 naar € 656.000. Contant (per 1 juli 2009) is dit overschot onveranderd € 500.000. Dit komt omdat de exploitatieduur, i.v.m. de kredietcrisis is verlengd van ultimo 2012 naar 31 december 2014

Voortgang grondexploitatie:

Grondverwerving: Alle benodigde gronden zijn verworven.

Bouwrijp maken: Fase 1 en het W+F-terrein zijn bouwrijp en geheel afgewerkt. Fase 2 is voor grotendeels bouwrijp. De afwerking wordt afhankelijk van het gereedkomen van de bedrijfsbebouwing ter hand genomen.

Storting bovenwijkse voorzieningen: In de grondexploitatie van dit plangebied wordt rekening gehouden met een opslag voor bovenwijkse voorzieningen. Deze is berekend op € 4,54 per m2 nettoterrein (uit te geven grond en bouwexploitatie - grond).

Indirecte kosten: Dit betreffen voornamelijk personeelskosten ter zake van:

- plankosten, zijnde kosten van bestemmingsplannen;

- kosten van grondverkopen.

Renteverlies: Betreft kosten die benodigd zijn om de investeringen ter realisering van dit plangebied te financieren. De exploitatieperiode duurt naar verwachting tot ultimo 2012. Het gehanteerde rentepercentage bedraagt 5 %.

Grondopbrengsten: In deze raming zijn opgenomen:

- de reeds gerealiseerde grondverkopen;

- de reeds gerealiseerde opbrengsten ter zake van bouwgrondexploitatie - overeenkomsten;

- de nog te realiseren grondverkopen;

- de nog te ontvangen bijdragen inzake bouwgrondexploitatie – overeenkomsten.

Ultimo 2008 is 72% van de omzet gerealiseerd.

Verder van belang zijnde uitgangspunten van deze grondexploitatie:

  • Parameter kostenstijgingen (alleen bouwrijpmaken): 2,5%;
  • Parameter opbrengststijgingen: 0%:
  • Exploitatieperiode tot 31 december 2014;
  • Grondprijzen nota uitgiftebeleid de Batterijen 2005.

Hoofdstuk 10 Overleg En Inspraak

IIn het kader van het vooroverleg is het plan naar de diverse gebruikelijke overleginstanties gestuurd met het verzoek om daarop te reageren. Tevens is het plan gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegd en voor een ieder de mogelijkheid geboden daarop in te spreken.

Van deze inspraakmogelijkheid is door niemand gebruik gemaakt.

Voor wat betreft de reacties van de overleg instanties wordt het volgende opgemerkt.

Door ProRail, Vitens en de Gasunie is schriftelijk bericht dat de inhoud van het plan hen geen aanleiding geeft voor het maken van op- of aanmerkingen. De Gasunie maakt daarbij de opmerking dat het plangebied, volgens toetsing aan het AmvB buisleidingen, buiten de 1% letaliteitsgrens van de dichtst bij gelegen hoge druk aardgastransleiding valt. Daarmee staat, aldus de Gasunie, vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede geeft in haar reactie aan dat zij het streven naar een doortrekking van de Voorpoort naar de Klompersteeg onderschrijft. Voorts geeft zij aan dat de oostelijke ontsluiting via de Ravelijn zal worden gerealiseerd bij de openstelling van de Rondweg de Klomp. Tot die tijd kan de Batterijen voor de hulpdiensten vanaf de oostzijde bereikt worden via de Jufferswijk. Om overlast te voorkomen is een fysieke afsluiting van deze route met door de hulpdiensten te verwijderen afsluitpalen hierbij het uitgangspunt.

Geconstateerd wordt dat er inhoudelijk over de na te streven eindsituatie geen verschil van mening bestaat. Over de termijn waarop de oostelijke ontsluiting - in geval van calamiteiten - beschikbaar dient te zijn bestond een klein verschil van inzicht. Aangezien dit bestemmingsplan de eindsituatie nastreeft, behoeft dit plan inhoudelijk geen aanpassing. Buiten het verband van dit bestemmingsplan overleggen beide buurgemeenten over een optimale oplossing van de tijdelijke situatie. Inmiddels is duidelijk geworden dat de oostelijke ontsluiting en de verbinding naar de A12/Oostelijke Rondweg in 2011 zal worden opgeleverd.

In de reactie van de Provincie Utrecht wordt uitvoerig stil gestaan bij het locatiebeleid en de voorgestane bestemmingsregeling voor kantoren. De in het voorontwerpplan opgenomen regeling is naar de mening van de provincie te ruim. Deze regeling voorzag erin dat tot maximaal 20.000 m2 zelfstandige kantoren op het noordelijk deel van het bedrijventerrein toegestaan waren, terwijl in het zuidelijk deel van het terrein (de strook langs de A12) de daar eventueel te vestigen kantoren niet aan een maximum oppervlakte zijn gebonden. Over deze reactie heeft ambtelijk uitvoerig overleg plaatsgevonden met de provincie. Inmiddels is gebleken dat een oppervlakte van 20.000 m2 kantoren in het noordelijk deel niet ingevuld zal worden. De inmiddels gevorderde realisering van bedrijfgebouwen en grondverkopen laten zien dat de behoefte aan kantoren in dit deel van het plan aanmerkelijk minder is. Volstaan kan worden met een maximum van 4.000 m2 aan zelfstandige kantoren.

De bestemming van de strook grond langs de A12 blijft ongewijzigd. De hier voorgestane intensieve multifunctionele bebouwing, waarbij sprake is van zeer zorgvuldig grondgebruik, kent mogelijkheden voor diverse functies, waaronder alle in het overige deel van het plan toegelaten bedrijfsactiviteiten maar ook kantoren en een hotel. Dergelijke multifunctionele bebouwing met een kantoorachtig uiterlijk maakt het niet wenselijk om aan de oppervlakte van één bepaalde activiteit een maximum te verbinden. Ambtelijk heeft de provincie laten weten hiermee te kunnen instemmen.

Mobiliteit

In de reactie van de Provincie wordt ook opgemerkt dat in de toelichting van het voorontwerp-plan erg summier is ingegaan op de mobiliteitseffecten van de in dit plan begrepen ontwikkelingen. De tekst van de toelichting is op dit punt uitgebreid en geactualiseerd.

Inmidddels is in 2009 door DHV een mobiliteitstudie uitgevoerd onder de naam "Verkeerstructuur tussen Renswoude, Ede en Veenendaal". Deze studie is in opdracht van de drie betrokken gemeenten en de provincies Utrecht en Gelderland uitgevoerd. Conclusie van dit onderzoek is dat er na de doortrekking van de Ravellijn naar de verbinding met de A12 / Oostelijke Rondweg geen verkeersproblemen verwacht worden. Voorts is geconcludeerd dat de doorgerokken Voorpoort aan veel bezwaren tegemoet komt die verbonden zijn aan de handhaving van de doorgaande route via de Nieuweweg-noord. Door het gemeentebestuur van Veenendaal is naar aanleiding van dit rapport uitgesproken dat nadrukkelijk gestreefd blijft worden naar de doortrekking van de Voorpoort.

Mobiliteitseffect planwijziging

Bij de opmerking over de summiere omschrijving van de mobiliteitseffecten wordt een aantal zeer gedetailleeerde vragen gesteld, waarbij verondersteld wordt dat deze vragen in de hiervoor aangehaalde mobiliteitsstudie aandacht zullen krijgen. Kortheidshalve kan worden opgemerkt dat dit inderdaad het geval is.Overigens moet daarbij worden opgemerkt dat deze planwijziging met name bedoeld is om het grondgebruik op dit bedrijventerrein zorgvuldiger nmogelijk te maken, hetgeen uiteraad ook betekent dat van een intensievere bebouwing sprake kan zijn. Het effect is echter niet zo ingrijpend dan wel concreet te duiden dat daaruit met enige betrouwbaarheid effecten op de mobiliteit kunnen worden afgeleid.

Dat de bestaande hoofdinfrastructuur op het bedrijventerrein zoals de enkelstrooksrotonde op het kruispunt Voorpoort/Arsenaal/Traverse wellicht aangepast moet worden ligt inderdaad voor de hand. Het voorliggende bestemmingsplan geeft hiervoor ruimte.

OV

Omtrent de ontsluiting van het bedrijventerrein De Batterijen per openbaar vervoer wordt opgemerkt dat het IC-treinstation Veenendaal-De Klomp grenst aan het plangebied en daarmee binnen loopafstand is gelegen. Diverse buslijnen zijn op dit station gericht, welke bussen rijden via de Stationsstraat en Veenendaalseweg. De daaraan gelegen haltes liggen ook binnen loopafstand van het bedrijventerrein.

Parkeren

Voor wat betreft de parkeernormering worden gehanteerd de normen zoals deze door de raad van Veenendaal op 3 juli 2008 zijn vastgesteld.

De directeur-inspecteur Regio Noord-West van het ministerie van VROM vraagt in zijn reactie aandacht voor de onderwerpen Luchtkwaliteit en Buisleidingen.

Voor wat betreft de luchtkwaliteit wordt verwezen naar hetgeen hiervoor bij de reactie van de provincie is opgemerkt, n.l. dat de effecten van deze planwijziging niet zo ingrijpend dan wel concreet te duiden zijn dat daaruit met enige betrouwbaarheid effecten op de mobiliteit, dus ook op de luchtkwaliteit, kunnen worden afgeleid. Het betreffen hier in hoofdzaak bestemmingen en functies die thans ook planologische al mogelijk zijn.

In het plangebied liggen geen buisleidingen. Aan de noordzijde van de spoorlijn ligt een aardgastransport leiding. Volgens toetsing door de Gasunie (zie hiervoor) aan de ontwerp-AmvB buisleidingen ligt het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van deze gasleiding. Er is dan ook geen aanleiding tot aanpassing van de plankaart.

De hiervoor beschreven reacties zijn als bijlage 1 aan het plan toegevoegd.

N.B. Uit de zienswijze van de NV Nederlandse Gasunie tegen het ontwerp-bestemmingsplan blijkt dat de Gasleiding wel binnen de 1% letaliteitsgrens, overigens zonder dat dit gevolgen heeft voor de inhoud van het plan (zie hiervoor par. 6.7)

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Overlegreacties

Bijlage 1 Overlegreacties

Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan Bestemmingsplan De Batterijen

Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan Bestemmingsplan De Batterijen

Bijlage 3 Beeldkwaliteitplan A12

Bijlage 3 Beeldkwaliteitplan A12