Noordoost
Bestemmingsplan - Gemeente IJsselstein
Vastgesteld op 08-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan "IJsselstein Noordoost" van de gemeente IJsselstein.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0353.201202Noordoost-vg01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding.
1.7 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.8 aan huis verbonden bedrijf:
een bedrijf, uitgezonderd prostitutie, dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet omgevingsvergunningplichtig of meldingsplichtig is.
1.9 achtererf:
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen.
1.10 afhankelijke woonruimte:
bebouwing bij een woning, welke qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.
1.11 ander-werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bestaand:
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat en is gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bijbehorende bouwwerken:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.17 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is van het hoofdgebouw.
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.19 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.24 cultuur en ontspanning:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op kunst en cultuur, spel, vermaak en ontspanning, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.25 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.26 dienstverlening:
het beroeps- of bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten.
1.27 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
1.28 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.
1.29 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 gebruiken:
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.31 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.32 horeca:
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.33 kelder:
een (gedeelte van) een gebouw waarvan de diepte gemeten wordt vanaf de begane grondvloer waaronder wordt gebouwd en dat in hoofdzaak dient als bergruimte.
1.34 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
1.35 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, zorg-, welzijns- en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.36 mantelzorg:
het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.37 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publieksgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
1.38 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen.
1.39 overkapping:
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
1.40 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
1.41 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.42 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.
1.43 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.44 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.
1.45 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.46 uitvoeren:
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
1.47 vloeroppervlak:
totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen en de zolder.
1.48 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.
1.49 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.50 zijerf:
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 dakhelling:
langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, waarbij de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste kant van het dak of van de kap. De goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de lage zijde van het dak. .
2.5 horizontale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
2.6 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 ondergeschikte bouwonderdelen:
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, airco-installaties, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt en de overschrijding van maximale bouwhoogtes niet meer dan 2 m bedraagt.
2.9 verticale diepte:
de diepte, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer waaronder wordt gebouwd.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals akkerbouw, tuinbouw (volle grond en glas), fruitteelt en veehouderij;
- b. productiegebonden detailhandel tot 20% van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 125 m2;
- c. paardenbakken;
met daaraan ondergeschikt:
- d. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen;
- e. wegen en paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Voor de bestemming 'Agrarisch' zijn de volgende specifieke gebruiksregels van toepassing:
- a. tijdelijke of permanente bewoning van de niet aan de bedrijfswoning gebouwde bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan;
- b. productiegebonden detailhandel mag alleen worden toegepast mits:
- 1. hoofdactiviteit het maken van maatwerkproducten voor zowel bedrijven als particulieren ter plekke of op locatie is;
- 2. tot maximaal 20% van het bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 125 m2;
- 3. de ruimtelijke uitstraling niet die van een winkel is;
- 4. productie ter plaatse heeft plaatsgevonden;
- 5. alleen de ter plaatse gefabriceerde, gekweekte, toegepaste of geassembleerde producten worden verkocht;
- 6. de hoofdactiviteit rechtstreeks op de locatie mogelijk blijft.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': tevens een bedrijf uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staatvan Bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': tevens een bedrijf uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staatvan Bedrijfsactiviteiten;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwmarkt, rijwielhandel': tevens voor een bouwmarkt en rijwielhandel;
- e. ter plaatse van aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens verkoop van motorbrandstoffen met ondergeschikte detailhandel, met uitzondering van lpg;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum': tevens voor een sportcentrum;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'; uitsluitend nutsvoorzieningen;
- h. dienstverlening;
- i. detailhandel in de vorm van productiegebonden detailhandel;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor ten hoogste 1 bedrijfswoning;
- k. bijbehorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en de ligging van parkeergelegenheden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 en bedrijven toestaan die niet voorkomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven in de categorieën 1 en 2.
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel en dienstverlening;
- b. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
- c. voorzieningen ten behoeve van de onder a en b genoemde voorzieningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, en erven.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Dienstverlening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening;
- b. kantoren;
- c. maatschappelijke voorzieningen;
- d. wonen;
- e. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- b. paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': tevens voor ten hoogste 1 zend- en ontvangstinstallatie;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel': tevens voor een tunnel ten dienste van het railverkeer;
- g. ondergeschikte bouwdelen in de vorm van liftschachten ten dienste van de bestemming 'Wonen';
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Kantoor
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - werkplaats': tevens voor een werkplaats;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenarts': tevens voor een dierenartsenpraktijk;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens voor opslag;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - opvang': tevens voor een kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verdieping': tevens voor woningen op de verdieping;
- d. horeca-activiteiten, uit ten hoogste categorie 1a uit de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- e. in ondergeschikte mate voor evenementen en manifestaties.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Recreatie - Dagrecreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een zwembad, ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
- b. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- c. in ondergeschikte mate voor evenementen en manifestaties.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Artikel 12 Recreatie - Volkstuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatieve voorzieningen in de vorm van volkstuinen;
- b. erven en verhardingen;
- c. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen in de vorm van veldsport;
- b. evenementen;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, paden, wegen en overige verkeersvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 14 Tuin
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. boomgaarden;
- c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- d. ondergeschikte bouwdelen in de vorm van liftschachten ten dienste van de bestemming Wonen;
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 15 Verkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het verkeer;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens voor bruggen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel': tevens voor een tunnel ten dienste van het railverkeer;
- d. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- e. water, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. ondergeschikte bouwdelen in de vorm van liftschachten ten dienste van de bestemming Wonen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
Artikel 16 Verkeer - Autoboxen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Autoboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. autoboxen;
- b. water, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen;
- c. nutsvoorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
Artikel 17 Verkeer - Railverkeer
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. trambaan en de daarbij behorende voorzieningen waaronder begrepen (tram)haltes, fietsenstallingvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
- b. ter plaatse waar de bestemming andere verkeerstromen kruist bovendien voor wegen, paden en bruggen;
- c. bermen, water,waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- b. bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers;
- c. vlonders en aanlegsteigers zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
- d. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens voor een brug waarbij de waterloop niet verhinderd mag worden.
18.2 Bouwregels
Artikel 19 Water - Rivier
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Rivier' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de waterhuishouding en waterberging;
- b. natuurlijke afvoer van het water van de Hollandsche IJssel;
- c. rivierbedding en de bijbehorende oevers;
- d. verkeer te water en de watersport met bijbehorende voorzieningen.
19.2 Bouwregels
Artikel 20 Wonen
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen:
- b. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- c. parkeren op eigen erf;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - fysiotherapie': tevens voor een praktijk voor fysiotherapie;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor, uitsluitend op de begane grond;
- f. een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': tevens een bedrijf uit ten hoogste categorie 2 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor de bescherming en instandhouding van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
- i. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 21 Wonen - Woonwagenstandplaats
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- c. parkeren op eigen erf;
- d. wegen, straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het verkeer;
- e. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- f. water, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen;
- g. nutsvoorzieningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn maximaal het aangeduide aantal woonwagenstandplaatsen toegestaan;
- b. bijgebouwen zijn niet toegestaan.
Artikel 22 Leiding - Gas
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de aanleg, het onderhoud en instandhouding van ondergrondse leidingen voor gastransport. De hartlijn van de leiding voor gastransport is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.
22.2 Bouwregels
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 22.1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
- b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 22.2 ten behoeve van bouwwerken die zijn toegestaan ingevolge de ter plaatse aangewezen bestemming, mits:
- a. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de leidingen en nutsvoorzieningen, daartoe wordt vooraf advies ingewonnen van de leidingbeheerder of diens opvolger.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Leiding - Riool
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de aanleg, het onderhoud en instandhouding van ondergrondse leidingen voor riooltransport. De hartlijn van de leiding voor riooltransport is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.
23.2 Bouwregels
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 23.1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
- b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 23.2 ten behoeve van bouwwerken die zijn toegestaan ingevolge de ter plaatse aangewezen bestemming, mits:
- a. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de leidingen en nutsvoorzieningen, daartoe wordt vooraf advies ingewonnen van de leidingbeheerder of diens opvolger.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Archeologie - 3
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie - 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en instandhouding van archeologische waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.
24.2 Bouwregels
Op de gronden, gelegen buiten de aangegeven bouwvlakken, die bestemd zijn als Waarde - Archeologie - 3 mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de in 24.1 genoemde bestemmingen, mits de archeologische belangen zich daartegen niet verzetten.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om of in de gronden, die op de plankaart zijn aangewezen voor Waarde - Archeologie - 3 en gelegen zijn buiten de aangegeven bouwvlakken, zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
- 1. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 30 cm;
- 2. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- 3. verlagen of verhogen van het waterpeil;
- 4. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- 5. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 6. het aanbrengen of verwijderen van diepgewortelde beplantingen.
- b. Het verbod als bedoeld in 24.3 onder a is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
- 1. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m2;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning aanleg werken of een ontgrondingvergunning, of;
- 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- c. De aanvrager van een omgevingsvergunning aanleg werken als bedoeld in lid 24.3, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is vastgesteld.
- d. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning aanleg werken indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 24.3 onder c genoegzaam blijkt dat:
- 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- 2. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van een omgevingsvergunning aanleg werken verbonden regels.
- e. Het bevoegd gezag kan de volgende regels aan de omgevingsvergunning aanleg werken verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- f. Indien het bepaalde in 24.3 onder e.3 van toepassing is, wordt in de regels geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
24.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de plankaart als terrein van hoge archeologische waarde aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn op zich op een andere plaats bevinden;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
Artikel 25 Waterstaat - Waterkering
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemt voor waterkering en de bijbehorende beschermingszone.
25.2 Bouwregels
- a. ten behoeve van de in lid 25.1 bedoelde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 3 m worden gerealiseerd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd, indien en voor zover het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij die belangenafweging wordt goedkeuring gevraagd aan de beheerder van de waterkering. Ten behoeve van deze andere onderliggende bestemmingen mogen gebouwd worden conform het bepaalde bij de betreffende bestemmingsbepalingen.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 26 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. het gebruik van gronden en wateren als permanente ligplaats voor woonboten of (woon-)schepen;
- d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels
28.1 Archeologisch waardevol gebied 1
- a. ter plaatse van de aanduiding 'Archeologisch waardevol gebied 1' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-)waarden;
- b. het is verboden om of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken en werkzaamheden de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
- 1. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 30 cm;
- 2. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- 3. verlagen of verhogen van het waterpeil;
- 4. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- 5. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 6. het aanbrengen of verwijderen van diepgewortelde beplantingen.
- c. het verbod als bedoeld onder b is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
- 1. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m2;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning; of,
- 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- 5. als binnen een bouwvlak reeds bebouwing aanwezig is of als uitbreiding van een bouwvlak aan de achterzijde (vanaf de weg gezien) plaatsvindt.
- d. de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld onder b die betrekking heeft op gronden, met de betreffende aanduiding, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is vastgesteld;
- e. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld onder d genoegzaam blijkt dat:
- 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- 2. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van een omgevingsvergunning verbonden regels.
- f. het bevoegd gezag kan de volgende regels aan de omgevingsvergunning verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- g. Indien het bepaalde onder f sub 2 en 3 van toepassing is, wordt in de regels geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken;
- h. burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit een archeologisch rapport blijkt dat zich in de gronden geen archeologische waarden bevinden.
28.2 Archeologisch waardevol gebied 2
- a. ter plaatse van de aanduiding Archeologisch waardevol gebied 2' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-) waarden;
- b. het is verboden om of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken en werkzaamheden de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
- 1. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 200 cm;
- 2. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- 3. verlagen of verhogen van het waterpeil;
- 4. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- 5. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 6. het aanbrengen of verwijderen van diepgewortelde beplantingen.
- c. het verbod als bedoeld onder b is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
- 1. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m2;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning; of,
- 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- 5. als binnen een bouwvlak reeds bebouwing aanwezig is of als uitbreiding van een bouwvlak aan de achterzijde (vanaf de weg gezien) plaatsvindt.
- d. de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld onder b die betrekking heeft op gronden, met de betreffende aanduiding, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is vastgesteld;
- e. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld onder d genoegzaam blijkt dat:
- 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- 2. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van een omgevingsvergunning verbonden regels.
- f. het bevoegd gezag kan de volgende regels aan de omgevingsvergunning verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- g. indien het bepaalde onder f sub 2 en 3 van toepassing is, wordt in de regels geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken;
- h. burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit een archeologisch rapport blijkt dat zich in de gronden geen archeologische waarden bevinden.
28.3 Archeologisch waardevol gebied 3
- a. ter plaatse van de aanduiding Archeologisch waardevol gebied 3' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-) waarden;
- b. het is verboden om of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken en werkzaamheden de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
- 1. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 30 cm;
- 2. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- 3. verlagen of verhogen van het waterpeil;
- 4. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- 5. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 6. het aanbrengen of verwijderen van diepgewortelde beplantingen.
- c. het verbod als bedoeld onder b is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
- 1. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 10 ha;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning; of,
- 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- 5. als binnen een bouwvlak reeds bebouwing aanwezig is of als uitbreiding van een bouwvlak aan de achterzijde (vanaf de weg gezien) plaatsvindt.
- d. de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld onder b die betrekking heeft op gronden, met de betreffende aanduiding, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is vastgesteld;
- e. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld onder d genoegzaam blijkt dat:
- 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- 2. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van een omgevingsvergunning verbonden regels.
- f. het bevoegd gezag kan de volgende regels aan de omgevingsvergunning verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- g. indien het bepaalde onder f sub 2 en 3 van toepassing is, wordt in de regels geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken;
- h. burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit een archeologisch rapport blijkt dat zich in de gronden geen archeologische waarden bevinden.
28.4 wro-zone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming te wijzigen ten behoeve van uitbreiding van de bestemming Detailhandel, met dien verstande dat:
- a. binnen het gebied van het wijzigingsplan dienen ten minste 275 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd, waarvan tenminste 127 gebouwde parkeerplaatsen;
- b. naast detailhandelsvoorzieningen, tevens maximaal 33 woningen mogen worden gerealiseerd;
- c. parkeerplaatsen en een hellingbaan dienen te voldoen aan NEN 2443;
- d. binnen het wijzigingsplangebied dient ruimte te zijn voor straatmeubilair, ondergrondse afvalinzameling en opstelruimte voor winkelcontainers;
- e. verlies aan wateroppervlakte dient te worden gecompenseerd volgens de normen van de waterbeheerder;
- f. per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak van een winkel dienen er tenminste 6 fietsparkeerplaatsen te worden gerealiseerd;
- g. de bestaande fietsenstalling dient te worden gehandhaafd;
- h. een inrichtingsplan dient deel uit te maken van het wijzigingsplan;
- i. middels onderzoek op het gebied van akoestiek, bodem, archeologie en middels een watertoets dient te worden aangetoond dat de wijziging mogelijk is.
28.5 wro-zone - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' de bestemmingen Verkeer en Sport wijzigen ten behoeve van een uitbreiding van de sporthal, met dien verstande dat:
- a. de maximale bouwhoogte van de sporthal bedraagt 8 m;
- b. de minimale bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt 1.500 m2;
- c. de maximale bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt 3.200 m2;
- d. van de wijzigingsbevoegdheid slechts gebruik gemaakt kan worden op basis van een inrichtingsplan voor parkeren, tenzij aangetoond kan worden, dat een inrichtingsplan niet nodig is;
- e. middels onderzoek op het gebied van akoestiek, bodem, archeologie en middels een watertoets dient te worden aangetoond dat de wijziging mogelijk is.
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
29.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
29.2 Voorwaarden afwijken
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 29.1 kan slechts worden verleend, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels
30.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
31.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
31.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 32 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan 'IJsselstein Noordoost'.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Ro Omroepplein
Bijlage 2 Ro Cape Kennedy
Bijlage 3 Bijlagenboek Cape Kennedy/omroepplein
Bijlage 3 Bijlagenboek Cape Kennedy/Omroepplein
Bijlage 4 Nota Inspraak Voorontwerpbestemmingsplan Noordoost
Bijlage 4 Nota inspraak voorontwerpbestemmingsplan Noordoost