Hart van Austerlitz
Bestemmingsplan - Gemeente Zeist
Vastgesteld op 16-01-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan "Hart van Austerlitz" van de gemeente Zeist
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende Regels en Bijlagen bij de regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0355.BPHartAusterlitz-VS01.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aaneengebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen
1.6 afwijking
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening.
1.7 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.8 archeologische verwachtingwaarde
de aan een gebied toegekende verwachting in verband me de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten.
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak, het woningvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.
1.12 bedrijf aan huis
het door de bewoners bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:
- a. die in de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 of 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
- b. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit, in de woning en bijbehorende bouwwerken.
1.13 beroep aan huis
het door de bewoners beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie.
1.14 bedrijfsoppervlakte
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag - en administratieruimten en dergelijke.
1.15 bestaand
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het plan.
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.19 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Een carport wordt niet als bijbehorend bouwwerk beschouwd.
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.22 bouwlaag
een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat aan de onder- en bovenzijde door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren wordt begrensd, met uitzondering van kelder en kap.
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.28 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.29 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
1.30 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.31 gevellijn
de als zodanig aangegeven lijn en het verlengde daarvan, die niet door hoofdgebouwen mag worden overschreden.
1.32 hoofdgebouw
een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.33 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65° niet zijnde een lessenaarsdak tenzij in de regels en / of de plankaart een andere regeling is opgenomen in welk geval die regeling geldt.
1.34 maaiveld
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.
1.35 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, buitenschoolse en kinderopvang-, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven, gezondheidszorg, bejaardenzorg, openbare en bijzondere dienstverlening alsook ondergeschikte detailhandel, kleinschalige (ondergeschikte) paracommerciële activiteiten, dienstverlening en horeca met terrasfunctie ten dienste van deze voorzieningen.
1.36 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan
een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving waarbij het verlenen
van ondersteuning rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke
zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger zelf aangeeft in staat te zijn deze ondersteuning te verlenen.
1.37 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.38 omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.16 van de Wet ruimtelijke ordening.
1.39 oprit
het gedeelte van het bouwperceel voor het bereiken van de bij het bouwperceel behorende garage en / of carport en / of andere bij de desbetreffende bestemming behorende gebouwen waar verkeer over rijdt. Een oprit is altijd direct bereikbaar vanaf de openbare weg.
1.40 overkapping
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats. Daarbij geldt dat, indien vóór dan wel achter het (verlengde van) de voorgevel van een gebouw wordt gebouwd, het volgende:
- a. vóór: het moet een open constructie zijn;
- b. achter: maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
1.41 para commerciële functies
Para commerciële functies zijn instellingen waarvan de activiteiten geheel of grotendeels zijn te beschouwen als een maatschappelijke voorziening, aangevuld met ondergeschikte, veelal onzelfstandige activiteiten van commerciële aard. Commerciële uitbating van de functie (zoals het verstrekken van drank en eten) dient in dit kader paats te vinden onder de doelstelling van een stichting of een vereniging.
1.42 peil
- a. Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte terrein voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning met betrekking tot bouwen.
1.43 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.44 verdieping
de verdieping van een gebouw die gelijk boven de begane grond-verdieping, of daarboven is gebouwd.
1.45 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.46 voorgevelrooilijn
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.
1.47 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en wadi's.
1.48 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening.
1.49 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.50 wooneenheid
eenheid in de vorm van een woning of een zorgwoning.
1.51 zijdelingse (bouw)perceelgrens
een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de nokhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat balkonhekken tot 1 m bij aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen hierbij niet worden meegerekend.
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 de verticale bouwdiepte
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. watergangen en waterpartijen;
- c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. overige bij de bestemming behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend bij de bestemming behorende andere bouwwerken worden gebouwd, met dien ten verstande dat de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
licht- en andere masten | 18 meter |
speelvoorzieningen | 5 meter |
beeldende kunst | 4 meter |
overige andere bouwwerken | 3 meter |
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. para commerciële functies;
- c. (buiten)terras ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en para commerciële functies;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen op de verdiepingen;
- e. groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals fietsenstallingen en nutsvoorzieningen;
- f. verhardingen en overige bij de bestemming behorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Tuin
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste twee rijstroken;
- b. verhardingen voor woonstraten, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen;
- c. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen;
- d. parkeerstroken en -voorzieningen;
- e. fiets- en voetpaden;
- f. bermen, groen- en speelvoorzieningen;
- g. watergangen;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen en beeldende kunst.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de stedenbouwkundige, landschappelijke inpassing en ligging van bouwwerken.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. beroep of bedrijf aan huis;
- c. tuinen en erven;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen ten dienste van de bestemming.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan in een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de omvang en situering van de bebouwing vanwege de:
- a. ruimtelijke structuur;
- b. een architectonische en/of ecologische ontwikkeling;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. het behoud van parkeergelegenheid op eigen terrein;
- e. de aansluiting op structurele groenelementen;
- f. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.2 voor meer vierkante meters bijbehorende bouwwerken ten behoeve van lichamelijk gehandicapten, met dien ten verstande dat:
- a. de bijbehorende bouwwerken achter de voorgevelrooilijn van de woningen worden gesitueerd;
- b. het totale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken per woning, buiten het bebouwingsvlak, ten hoogste 100 m2 mag bedragen;
- c. een bouwperceel, voor zover gelegen naast en achter het op de verbeelding aangeduide bebouwingsvlak voor ten hoogste 50 % bebouwd wordt.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5.2 onder d ten behoeve van het wonen in een vrijstaand bijgebouw, indien daarvoor dringende sociaal-economische redenen bestaan, vooraf vaststaat dat het tijdelijke huisvesting betreft en het aantal zelfstandige woningen niet wordt vergroot.
Artikel 8 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dubbelbestemming Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
8.2 Bouw- en aanlegregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Dubbelbestemming Waarde - Archeologie' de regels en verbeelding van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 9 Dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding van de cultuurhistorische waarden.
9.2 Bouwregels
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Onderkeldering van gebouwen
Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels:
- a. de verticale bouwdiepte mag maximaal 5 meter bedragen;
- b. de ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend onder het gebouw worden gerealiseerd, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
- c. in afwijking van het gestelde onder a en b mag ter plaatse van de bouwaanduiding “specifieke bouwaanduiding – onderkeldering toegestaan” ondergrondse bebouwing worden gerealiseerd;
- d. de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1.20 meter bedragen;
- e. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd.
11.2 Vloerniveau
Het vloerniveau van beganegrondvloeren dient ten minste 0.20 meter boven het aangrenzende maaiveld te liggen.
11.3 Parkeren
De omgevingsvergunning voor het bouwen kan alleen worden verleend als bij nieuwbouw dan wel bij de vergroting van een bestaand bouwwerk wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in Bijlage 1 Parkeerbeleidsnota. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Algemeen
Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van:
- a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
- b. onbebouwde gronden:
- 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
- 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
12.2 Strijdig gebruik
Het is verboden de in de Artikel 3 Groen, Artikel 4 Maatschappelijk, Artikel 5 Tuin, Artikel 6 Verkeer en Artikel 7 Wonen bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
12.3 Parkeren
- a. Gerealiseerde parkeervoorzieningen mogen niet zodanig worden gewijzigd, dat hierdoor niet meer voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, zoals opgenomen in de Parkeerbeleidsnota Zeist van 3 mei 2004. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
- b. Bij functiewijziging dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in de Parkeerbeleidsnota Zeist van 3 mei 2004. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor:
- a. het afwijken van het tracé van wegen tot ten hoogste 3 m;
- b. geringe afwijkingen die in het belang zijn voor een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- c. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
- d. afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingsgrenzen voor zover die noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 1 m bedragen;
- e. het overschrijden van bouwgrenzen, indien dit noodzakelijk is voor de bouw van galerijen, ingangsportalen, trappenhuizen, balkons, en erkers tot ten hoogste 1.5 m;
- f. het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
- g. een overschrijding van de in de regels voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- h. voor het vergroten van een woning zo nodig met overschrijding van de eventueel gestelde eisen ten aanzien van de vloeroppervlakte van de betreffende woning, zulks ten behoeve van het treffen van voorzieningen voor gehandicapten, mits die bebouwing wordt uitgevoerd in één bouwlaag en de oppervlakte daarvan maximaal 24 m² bedraagt.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd,
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Eenmalig kan in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen worden verleend voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met niet meer dan 10 %.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreden van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik als bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Hart van Austerlitz'.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Parkeerbeleidsnota
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
Met voorliggend bestemmingsplan wordt een actueel planologisch kader geboden voor de herontwikkeling van het hart van het dorp Austerlitz. Om te kunnen blijven voldoen aan de woningbehoefte van de komende jaren, is uitbreiding van de kern van het dorp Austerlitz noodzakelijk.
Het plangebied is gelegen op de hoek van de Schoolweg en de Schooldwarsweg en beslaat de percelen D1957, D1958, D2056, D2399, D2773, D2775 en D2776. Het voornemen betreft de herontwikkeling van het plangebied, waarbij 40 woningen, een school en een peuterspeelzaal worden gerealiseerd. De school wordt teruggeplaatst, waarbij op de verdieping appartementen worden gerealiseerd. Het bestaande dorpshuis aan de Schooldwarsweg 19 blijft deels behouden. De overige bestaande bebouwing binnen het plangebied wordt gesloopt. Het bestemmingsplan maakt in totaal de realisatie van 40 woningen mogelijk. In Hoofdstuk 2 Het initiatief wordt de beoogde ontwikkeling nader toegelicht.
De ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan, waardoor een planologische procedure vereist is. De procedure wordt doorlopen aan de hand van een (postzegel)bestemmingsplan. Met voorliggend bestemmingsplan wordt het planologische kader geboden om de gewenste nieuwbouw te kunnen realiseren.
1.2 Voortraject
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan heeft samen met het plangebied van bestemmingsplan 'Austerlitz Noord' onder de naamgeving 'Dorpsplan Austerlitz' met kenmerk NL.IMRO.0355.BPDorpsplanAusterl-VO01 van 10 september 2015 tot en met 21 oktober 2015 ter visie gelegen.
In het bestemmingsplan 'Dorpsplan Austerlitz' was voor het plangebied van voorliggend bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Mede naar aanleiding van de inspraakreacties die betrekking hadden op de wijzigingsbevoegdheid, is besloten het plangebied van bestemmingsplan 'Dorpsplan Austerlitz' als twee losse deelgebieden te ontwikkelen. De deelgebieden zijn middels separate bestemmingsplannen in procedure gebracht. Om onduidelijkheid rond de twee bestemmingsplannen te voorkomen, is ervoor gekozen de vervolgprocedure van het voorontwerpbestemmingsplan 'Dorpsplan Austerlitz' onder de naamgeving ´Austerlitz Noord´ met kenmerk NL.IMRO.0355.BPAusterlitzNoord te laten doorlopen. De herontwikkeling van de zogenaamde 'schoollocatie' wordt middels voorliggend bestemmingsplan onder naamgeving 'Hart van Austerlitz' in procedure gebracht. Voorafgaand aan de planologische procedure van voorliggend bestemmingsplan heeft een interactief participatietraject met omwonenden en betrokkenen plaatsgevonden.
1.3 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
- 1. Hoofdstuk 1 Inleiding is de inleiding waarin kort aangegeven wordt wat de aanleiding is voor dit plan;
- 2. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 2 Het initiatief nader ingegaan op het plangebied en wordt het initiatief omschreven waarmee inzicht verkregen wordt in de doelstelling van dit plan;
- 3. Het beleid, voor zover relevant, komt in Hoofdstuk 3 Beleidskader aan de orde;
- 4. In Hoofdstuk 4 Ruimte en Hoofdstuk 5 Milieu wordt het project getoetst op de uitvoerbaarheid aan de hand van verschillende ruimtelijke en milieutechnische aspecten;
- 5. In Hoofdstuk 6 Gebiedsgericht milieubeleid wordt aandacht besteed aan het de gebiedstypen en milieukwaliteitsprofielen uit het Milieubeleidsplan Zeist 2008-2011;
- 6. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 7 Juridische aspecten de juridische planbeschrijving toegelicht. In dit hoofdstuk wordt ook een belangrijk algemeen inzicht gegeven in de eisen van de Wet ruimtelijke ordening en de manier waarop bestemmingsplannen opgebouwd zijn;
- 7. In Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid wordt de uitvoerbaarheid van het project toegelicht. De, waar, tot slot, de maatschappelijke haalbaarheid van het plan, de uitkomsten van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), als ook de inspraakresultaten en de ingekomen zienswijzen besproken.
Hoofdstuk 2 Het Initiatief
In dit hoofdstuk komt het initiatief aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de bestaande situatie en de historie van het plangebied en de omgeving. Vervolgens wordt ingezoomd op het plangebied en de huidige functie(s) en bebouwing. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Vervolgens wordt ingegaan op het vigerende bestemmingsplan en het beoogde initiatief.
2.1 Bestaande Situatie
2.1.1 Algemeen
Het plangebied is gelegen in het dorp Austerlitz. Het dorp Austerlitz ligt in de zuidoosthoek van de gemeente Zeist en wordt in zijn geheel omgeven door het bosgebied van de Utrechtse Heuvelrug. De belangrijkste routes in de kern worden gevormd door de doorgaande wegen Oude Postweg en Austerlitzseweg.
Vanaf deze routes zorgen buurtwegen voor de ontsluiting van de overige woonbebouwing. Het wegenpatroon wordt gekenmerkt door een typisch rechthoekig patroon wat refereert aan het militaire kamp. Binnen de bebouwde kom vormt het Dorpsplein, samen met de bomenrijen tussen de Weideweg en de Schoolweg een belangrijk en waardevol ensemble. Het benadrukt dat Austerlitz midden in een bosgebied ligt. Dit karakter is belangrijk voor de nederzetting.
Het plangebied is centraal gelegen in het dorp Austerlitz (zie figuur 1). Het dorp Austerlitz is ingesloten door de Zeisterbossen, waarin ook op enkele kilometers afstand de bekende Pyramide van Austerlitz is gelegen.
Figuur 1: Globale ligging plangebied in Austerlitz (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het dorp Austerlitz maakt deel uit van de gemeente Zeist. De gemeente Zeist heeft in tegenstelling tot de meeste Nederlandse steden, geen sterke scheiding tussen onbebouwd landelijk gebied en intensief bebouwd stedelijk gebied. Vooral in de noordoostkant van de gemeente vloeien verstedelijking en landelijke functies in elkaar over. Hieraan ontleent Zeist zijn karakteristiek. Het inwonertal van Zeist schommelt al sinds het begin van de 70'er jaren rond de 60.000. De woningvoorraad in Zeist bedraagt circa 26.000 woningen, waarvan ca. 14.500 eengezinswoningen.
2.1.2 Historie
Vanaf het eind van de middeleeuwen tot circa 1800 zijn de 'woeste' gronden van de Utrechtse Heuvelrug ontgonnen. Dit gebeurde in eerste instantie langs de kolonisatie- as Utrecht Rhenen, later langs de as Utrecht-Amersfoort (Amersfoortseweg). Het Slot vanaf eind 17e eeuw en Beek & Royen vanaf begin 18e eeuw nemen in dit verband een belangrijke plaats in.
De buitenplaatsen werden vanaf de tweede helft van de 19e eeuw aangelegd langs de Utrechtseweg-Driebergseweg, Krakelingweg, Soestdijkerweg, Dolderseweg en de Woudenbergseweg. In de loop der tijd zijn de buitenplaatsen sterk in omvang afgenomen. Vooral na 1900, toen Zeist zich pas goed ging ontwikkelen, werden vele buitenplaatsen verkaveld en werd de oorspronkelijke woonfunctie vervangen door functies als kantoren, instellingen en scholen.
Austerlitz
Het dorp Austerlitz dankt zijn ontstaan in 1804 aan het kamp Austerlitz in de Franse Tijd. Onder leiding van de Franse generaal De Marmont werd een militair kamp opgericht. Om het kamp te bereiken werd in 1804 de Woudenbergseweg aangelegd die rond 1830 werd verlengd tot aan Woudenberg. Na vertrek van het leger vestigden bos- en landbouwers zich in Austerlitz. Deze stichtten in 1806 het dorp door de bouw van drie boerderijen. Het dorp had in het begin twee zwaartepunten; tussen de Austerlitzseweg en de Oude Postweg, en tussen de Gramserweg en de Weideweg. Langs deze wegen kwam de eerste lintbebouwing en rondom de voornaamste waterpomp kwam een nederzetting, het tegenwoordige Dorpsplein en de Schoolweg. Het stedenbouwkundig patroon van het voormalige legerkamp werd grotendeels in het wegenpatroon van het dorp opgenomen. De linten zijn in de loop der tijd geleidelijk opgevuld met voornamelijk vrijstaande bebouwing. Na de Tweede Wereldoorlog zijn kleinschalige nieuwbouwbuurten aan de rand van het dorp ontwikkeld.
In het voorjaar van 2017 heeft de raad van de gemeente Zeist het bestemmingsplan ´Austerlitz Noord´ vastgesteld, waarmee verdere uitbreiding van het dorp kan worden gerealiseerd. In totaal worden aan de noordelijke rand van het dorp minimaal 104 en maximaal 123 woningen toegevoegd.
Karakteristiek Austerlitz en plangebied
Een belangrijke karakteristiek van Austerlitz is dat het wordt omringd door bossen. Dat is in het plangebied minder goed voel- en zichtbaar. De planlocatie is gelegen in het hart van Austerlitz. De bosrijke omgeving van het dorp is vanuit hier niet direct zichtbaar. Het openbaar gebied in het dorp wordt gekenmerkt door het groene karakter. Dit karakter komt in en nabij het plangebied, maar met name in de Schoolweg sterk terug. De Schoolweg kent een breed opgezette structuur, waarbij over de gehele breedte van de weg bomen aanwezig zijn. De bomenrij tussen de Schoolweg en de Pater de Leeuwweg staat in directe verbinding met de bosrijke omgeving van Austerlitz. De verharding in de omgeving van het plangebied bestaat uit klinkerverharding, waarmee het dorpse karakter wordt benadrukt. Klinkerverharding zal tevens worden toegepast in de nieuwe ontsluitingsweg binnen het plangebied, waarmee wordt aangesloten op de bestaande karakteristiek van het dorp.
2.1.3 Ruimtelijk en functioneel
Ruimtelijk
Het plangebied betreft in de huidige situatie bebouwd terrein met diverse voorzieningen en bedrijven. Het plangebied is gelegen op een centraal punt in het dorp, nabij het Dorpsplein. Aan de noord- en oostzijde grenst het plangebied aan bestaande woonpercelen. De west- en zuidzijde van het plangebied grenst aan het bestaande openbaar gebied van de Schoolweg en de Schooldwarsweg.
Binnen de kern Austerlitz is een tweedeling te maken in architectuurkenmerken, namelijk de individuele bouw langs de linten en de projectmatige bouw erbuiten. Langs de linten wordt het kleinschalige beeld bepaald door (voormalige) boerderijen, vrijstaande en geschakelde woningen. Deze bouwwerken zijn vanaf het midden van de negentiende eeuw gebouwd. Over het algemeen geldt een relatief ruime verkaveling van percelen en brede maatvoering van panden.
Functioneel
In het plangebied zijn maatschappelijke voorzieningen gesitueerd. Aan de Schoolweg 16 is de basisschool Wereldkidz Pirapoleon gevestigd. In het naastgelegen pand aan de Schoolweg 18 bevindt zich peuterspeelzaal De Piraatjes. Verder is aan de Schooldwarsweg 19 Dorpshuis 't Trefpunt gevestigd.
Figuur 2: Basisschool Wereldkidz Pirapoleon
De schoolgebouwen bestaan uit een begane grond met daarop een pannendak. Het dak van het oostelijke gebouw is vrij recent vernieuwd. Bij het westelijke gebouw zijn open stootvoegen en scheuren in de muur aanwezig, ook zijn door lekkage enkele gaten ontstaan in de dakoverstek. Tussen de beide gebouwen in staan enkele oude knotbomen.
Figuur 3: Dorpshuis 't Trefpunt
Daanaast zijn in het plangebied diverse bedrijven gevestigd. Aan de Schoolweg 14 is garagebedrijf MG Classic Automobile Parts gevestigd. Daarnaast is aan de Schooldwarsweg 27 Staalkonstruktiebedrijf Joh. Dijkhorst gevestigd. De bedrijfsvoering van de bedrijven in het plangebied is of wordt beëindigd. De percelen zijn door de gemeente aangekocht zonder verplaatsingsverplichtingen.
2.1.4 Planlocatie
Het plangebied grenst aan de westzijde aan de Schoolweg en aan de zuidzijde aan de Schooldwarsweg. Aan de noordzijde grenst het plangebied aan het perceel van Schoolweg 76. De oostzijde van het plangebied grenst aan de achterzijde van percelen aan de Weideweg (zie onderstaand figuur).
Figuur 4: Ligging plangebied (bron: Googlemaps)
Het plangebied is grofweg in te delen in vier deelgebieden. In onderstaande figuur is het plangebied opgedeeld in deze vier deelgebieden.
Figuur 5: Functionele indeling plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Hieronder volgt een korte omschrijving van het betreffende deelgebied:
- A. WereldKidz Pirapoleon, Schoolweg 16 te Austerlitz
De openbare basisschool WereldKidz Pirapoleon is met minder dan honderd leerlingen een relatief kleinschalige basisschool. Het aantal leerlingen is in de afgelopen jaren geleidelijk afgenomen. De verwachting is dat het aantal leerlingen in de komende jaren zal toenemen, aangezien het nieuwbouwproject 'Austerlitz Noord' in combinatie met voorliggend bestemmingsplan zorgen voor een toevoeging van minimaal 144 en maximaal 163 woningen.
- B. MG CAP, Schoolweg 14 te Austerlitz
MG Classic Automobile Parts (MG-CAP) is sinds tientallen jaren gevestigd aan de Schoolweg 14 te Austerlitz. De werkzaamheden van de onderneming zijn gericht op het onderhouden, repareren, leveren van onderdelen, accessoires, reviseren en restaureren van Engelse oldtimers, waaronder de Austin, MG, Triumph en Mini. De bedrijfsvoering van het bedrijf is of wordt beëindigd. Het perceel is door de gemeente aangekocht zonder verplaatsingsverplichting.
- C. Stichting Dorpshuis Austerlitz, Schooldwarsweg 19 te Austerlitz
Het dorpshuis biedt ruimte aan vele verenigingen en clubs in Austerlitz. De verschillende zalen, de barruimte en de aanwezige faciliteiten zorgen ervoor dat het dorp wordt voorzien van een toereikende voorziening voor het verenigingsleven.
- D. Staalkonstruktiebedrijf Joh. Dijkhorst Schooldwarsweg 27 te Austerlitz
Staalkonstruktiebedrijf Joh. Dijkhorst is opgericht op 1 maart 1962 in Austerlitz. Het bedrijf is volgens de Kamer van Koophandel actief in de branche "overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw". De bedrijfsvoering van het bedrijf is of wordt beëindigd. Het perceel is door de gemeente aangekocht zonder verplaatsingsverplichting. In onderstaand figuur zijn de betreffende deelgebieden in beeld gebracht.
Figuur 6: Foto's bestaande situatie deelgebied A, B, C en D (bron: Google Streetview)
2.1.5 Bomen
Bomen zijn het belangrijkste samenstellende deel van de groenstructuur van de gemeente Zeist. Bomen geven vorm aan de landschappelijke structuur, de beschermde natuurgebieden, het groene cultuurhistorische raamwerk, de parken en lanen en ze zijn imagobepalend voor de buurten.
De doelstelling van de gemeente is om het kenmerkende Zeister bomenbestand voor de toekomst duurzaam veilig te stellen. Daarbij gaat het om een optimale afstemming tussen de functie van de bomen, het (gewenste) beeld, de beschikbare ruimte, optimaal beheer en de benodigde financiële inspanningen. Er is daarbij een onderscheid te maken tussen bomen in gemeentelijk bezit en bomen op particulier terrein.
Het plangebied is gelegen aan een waardevolle groenstructuur, waarbij de aanwezige bomen in de Schoolweg en omgeving een beeldbepalend karakter vormen. Het Dorpsplein en de Schoolweg kenmerken zich vanuit de historie door een formeel beeld. Leilindes op rij aan weerszijden van het Dorpsplein en de monumentale bomenrijen van beuk en linde langs de Schoolweg geven een monumentale uitstraling aan het centrum van Austerlitz. In zijn geheel vormt de opeenvolging van het Dorpsplein en de Schoolweg een sfeervolle overgang naar het buitengebied. Op de overgang van het Dorpsplein naar de Schoolweg bevindt zich de centrale speelgelegenheid van Austerlitz. Het vormt een mooie gebruiksruimte zonder het monumentale beeld te verstoren. Daarnaast zijn binnen het plangebied diverse bomen aanwezig. In het plangebied dient zorgvuldig met de bestaande waarden om te worden gegaan.
Ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan, is het bomenbestand ter plaatse van het plangebied in kaart gebracht. In onderstaand figuur is een schematische weergave van het gemeentelijk bomenbestand in het openbaar gebied toegevoegd, aangevuld met een schetsmatige intekening van bomen binnen het plangebied.
Figuur 7: Schematische weergave gemeentelijk bomenbestand openbaar gebied en bestaande bomen binnen het plangebied
Het plangebied grenst aan de Schoolweg. In de aangrenzende strook van het openbaar gebied bevinden zich, ter plaatse van het cijfer 1 in figuur 7, achttien lindebomen (Tilia vulgaris) uit 1950 (zie linker afbeelding, figuur 8). De bomen maken deel uit van de monumentale groenstructuur.
Figuur 8: Lindebomen ter plaatse van de Schoolweg (links) en de beukenbomen op het schoolplein (rechts)
Ter plaatse van het cijfer 2 in figuur 7 bevindt zich een gele acacia (Robinia pseudoacacia 'Frisia') uit 1970. Deze boom staat niet in de rij, laan of andere structuur.
In de Schooldwarsweg, ter hoogte van het cijfer 3 in figuur 7 bevinden zich twee lindebomen. Het zijn twee grote, oude lindes, aangeplant in 1900. De bomen zijn gezond en ze zijn beschermenswaardig. Volgens de criteria van de Bomenstichting zouden ze monumentaal kunnen worden beschouwd.
Op het schoolplein bevinden zich een aantal beschermenswaardige beukenbomen van meer dan 80 jaar oud (cijfer 5 in figuur 7, rechter afbeelding in figuur 8). Deze bomen zijn beeldbepalend en blikvangers en hebben een grote ensemble waarde. Volgens de criteria van de Bomenstichting zouden ze monumentaal kunnen worden genoemd.
Achter de bestaande school bevindt zich, ter hoogte van het cijfer 5, een uitgelopen beukenhaag met slechte takaanthechtingen en een enkele berk. Het belang van het boombehoud van deze bomen is niet groot.
Ter plaatse van het cijfer 6 zijn twee coniferen aanwezig. Het belang van behoud is voor deze bomen niet groot.
In de uitwerkingen van de plannen moet worden beoordeeld of een kapvergunning op basis van de ‘Bomenverordening Zeist 2016’ kan worden afgegeven. Daarnaast wordt in deze fase bepaald of de eventuele kap van bomen (negatieve) gevolgen heeft voor de ecologische en/of cultuurhistorische waarden van het gebied.
2.2 Vigerend Bestemmingsplan
Het vigerend bestemmingsplan 'Austerlitz-Zeisterbossen' is op 6 november 2012 vastgesteld door de gemeenteraad van Zeist. De gronden van het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Maatschappelijk', 'Wonen', 'Bedrijf' en 'Tuin' (figuur 3). Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' op het gehele plangebied van toepassing.
Figuur 7: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Austerlitz-Zeisterbossen' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn in hoofdzaak maatschappelijke voorzieningen toegestaan ter zake van religie, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, kinderopvang, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere dienstverlening en voorzieningen. Binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan. Binnen de bestemming 'Wonen' is wonen (in combinatie met uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis) toegestaan. De bestemming 'Tuin' is bestemd voor tuinen.
2.3 Toekomstige Situatie
2.3.1 Programma
Voor de invulling van het plan is in het kader van participatie door de gemeente een Gebiedsontwikkeling Nieuwestijl traject (GONS-traject) doorlopen. Op 15 april en 8 november 2016 zijn openbare bijeenkomsten voor inwoners en belanghebbenden van het dorp Austerlitz georganiseerd. Deze bijeenkomsten zijn met circa 100 bezoekers per keer, zeer goed bezocht. Tussen 15 april en 8 november 2016 is een werkgroep van circa twintig bewoners, belanghebbenden en adviseurs drie maal bijeengekomen om uitgangspunten voor de ontwikkeling vast te stellen. Deze uitgangspunten vormen de basis voor de planuitwerking van voorliggend bestemmingsplan. Op basis van de bijeenkomsten zijn uitgangspunten vastgesteld.
De uit het GONS-traject afkomstige uitgangspunten bepalen dat het bestemmingsplan ruimte moet bieden aan:
- een school van circa 800 m2;
- een peuterspeelzaal van circa 100 m2, waarvan tenminste 50 m2 kan worden ingezet voor andere maatschappelijke activiteiten met een buitenruimte van circa 48 m2;
- het bestaande dorpshuis, waarbij het huidige gebruik en bijhorende activiteiten ongewijzigd kan worden voortgezet;
- 25 appartementen met een gebruiksvloeroppervlak van circa 65 m2 ten behoeve van zorgbehoevende ouderen en starters;
- acht patiowoningen, uitgevoerd in één woonlaag, met een gebruiksvloeroppervlak van 85 m2, welke in hoofdzaak zijn bestemd voor zorgbehoevende ouderen;
- zeven starterswoningen, uitgevoerd in maximaal drie woonlagen, met een gebruiksvloeroppervlak van 85 m2.
Uitgangspunt bij de inpassing is dat het programma van voorliggend bestemmingsplan passend is binnen het dorpse karakter van Austerlitz en aansluiting vindt bij haar directe omgeving.
In het plan worden bewust mogelijkheden gerealiseerd voor specifieke doelgroepen, starters en (zorgbehoevende) ouderen. De nieuwbouw zorgt er voor dat bewoners door kunnen stromen naar een andere woning binnen het dorp.
De maatschappelijke voorzieningen op de begane grond worden aan elkaar gebouwd, zodat gezamenlijk en multifunctioneel gebruik van ruimte mogelijk wordt.
De beoogde ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan, waardoor een planologische procedure vereist is. De procedure wordt doorlopen aan de hand van een (postzegel)bestemmingsplan. Met voorliggend bestemmingsplan wordt het planologische kader geboden om de gewenste nieuwbouw te kunnen realiseren.
Dorpshuis ´t Trefpunt
Het bestaande dorpshuis is gesitueerd langs de Schooldwarsweg en loopt voor een deel door tot onder de nieuw te realiseren woningen. Het deel dat onder de nieuw te bouwen woningen is gesitueerd, wordt gesloopt en herbouwd. Op de begane grond wordt een multifunctionele voorziening gerealiseerd waarin het dorpshuis, de peuterspeelzaal, de school en een ontmoetingsruimte een plek krijgen. Ruimtes zullen daarbij door meerdere gebruiker worden benut, waardoor minder ruimte benodigd is om alle functies een plek te geven.
2.3.2 Schetsplan
Tijdens de informatiebijeenkomsten met inwoners en betrokkenen zijn diverse schetsontwerpen ter discussie gesteld. De aanwezigen werd gevraagd een voorkeurstem uit te brengen voor één van de voorgedragen schetsontwerpen. Een ruimte meerderheid van de aanwezigen heeft hun voorkeurstem uitgebracht op het schetsontwerp van DP6 Architectuurstudio.
In het schetsontwerp van DP6 Architectuurstudio zijn het dorpshuis, de basisschool en de peuterspeelzaal verenigd in één volume. De appartementen hebben hierin een plek gekregen op de verdiepingen van het gebouw. In onderstaand figuur is een sfeerimpressie van de toekomstige inrichting opgenomen. Het bestemmingsplan biedt ruimte voor de realisatie van voorliggend schetsplan.
Figuur: Situatieschets plangebied in toekomstige situatie
Het uitgangspunt is dat het dorpshuis, Pirapoleon en de woningen ieder hun eigen plek en entree hebben, maar ook met elkaar verbonden kunnen worden. Binnendoor kunnen schoolkinderen naar de gymzaal, de bewoners van de appartementen naar de fysiotherapie en de peuters naar de onderbouw van Pirapoleon. Via de centrale entree aan de Schoolweg kom je in de centrale hal midden in het Hart van Austerlitz. Het is uitgewerkt als een binnenplein met daglicht via een vide. Aan het pleintje grenzen de foyer/bar van het dorpshuis, de verhuurbare ruimten, de kleedruimtes van de gymzaal, de peuterspeelzaal, de woningen en Pirapoleon. Pirapoleon en de woningen hebben daarnaast ook hun eigen entree.
Voor het dorpshuis geldt dat de foyer/bar transparant is verbonden met het binnenplein. Op de hoek van het Dorpsplein zijn openslaande deuren naar het buitenterras. De foyer/bar heeft een warme en lichte sfeer. Door de langwerpige vorm kan het tegelijk worden gebruikt voor meerdere activiteiten. De keuken houden we op dezelfde plek maar wordt uitgebreid. De toegang tot de kelder wordt opgenomen in de inrichting van de foyer. Aan het binnenplein liggen de verhuurbare ruimten zodat deze enigszins los zijn van de foyer/bar van het dorpshuis. De entree naar de kleedruimten van de gymzaal en de toegang naar de peuterspeelzaal liggen ook aan het binnenplein. Er is doorkijk en toegang naar Pirapoleon.
In het schetsplan is uitgegaan van een compact gebouw met het wonen op de eerste en tweede verdieping rond een middenzone met daglicht. Compact is kostenefficiënt, energiebesparend en functioneel: korte looplijnen, sterke interne relaties en geen gangen.
De woningen zijn zeer efficiënt opgebouwd met een stramien van 7,0 meter. Door slim gebruik te maken van kappen krijgt het compacte en efficiënte gebouw een vriendelijke uistraling die past bij het dorpsachtige karakter van Austerlitz.
Het centraal gelegen, multifunctionele gebouw is een belangrijk gebouw dat een bijzondere uitstraling mag hebben: licht, transparant en warm. Het compacte gebouw wordt uitgewerkt met glas op de begane grond in combinatie met hout. Hierdoor heeft het een warme en uitnodigende uitstraling. Kappen met pannendaken zijn een belangrijk kenmerk van Austerlitz. Om hierbij aan te sluiten heeft het gebouw pannenkappen met een lage goothoogte. Hiermee past het gebouw mooi bij het dorpsachtige karakter van Austerlitz. Daarnaast maakt de kapvorm de terrasvormige buitenruimten van de woningen mogelijk. Het grote platte dak op de woningen wordt aan het zicht onttrokken daar de kappen. In onderstaand figuur is een sfeerimpressie van het toekomstige gebouw toegevoegd.
Figuur: Sfeerimpressie toekomstige situatie
Het uiteindelijke ontwerp van de nieuwbouw kan afwijken van het schetsplan. Het schetsplan wordt gebruikt als uitgangspunt voor de verdere planuitwerking.
2.3.3 Stedenbouwkundig plan
De orthogonaliteit van het voormalige Franse legerkamp (dat in het begin van de negentiende eeuw leidde tot de stichting van de kern Austerlitz) bepaalt de hoofdstructuur van het huidige Austerlitz. Binnen deze structuur zijn in beide richtingen langwerpige velden met bebouwing ontstaan.
Bij de herontwikkeling van ´Hart van Austerlitz´ wordt ook gekozen voor een orthogonale opzet, waarmee op een logische manier wordt aangesloten op de bestaande structuur van het dorp. In het plangebied worden een aantal nieuwe bouwvelden voorzien, welke uitsluitend loodrecht op, of gelijk aan bestaande structuur worden gepositioneerd. Hiermee wordt recht gedaan aan de bestaande, historische structuur binnen de kern.
In de planuitwerking van voorliggend bestemmingsplan moet nadrukkelijk aansluiting worden gezocht met de karakteristiek in het dorp en de criteria uit de welstandsnota (zie hiervoor ook paragraaf 3.4.4 Welstandsnota 2010). Het aansluitend algemeen uitgangspunt voor de architectonische beeldkwaliteit is een dorps en gevarieerd beeld, waarbij tegelijkertijd een samenhangende buurt moet ontstaan: eenheid in verscheidenheid, kwaliteit en samenhang. In totaal worden er minimaal 40 woningen gerealiseerd in het goedkope segment. De appartementen worden aangeboden in de categorie sociale huur. De grondgebonden woningen betreffen koopwoningen in het goedkope segment.
In onderstaande collage zijn enkele referentiebeelden opgenomen van de beoogde grondgebonden woningen.
Figuur 9: referentiebeelden toekomstige bebouwing plangebied (bron: Google Streetview)
De doelstelling van het plan is qua stedenbouw en architectuur aan te sluiten bij traditie, maar anderzijds ook iets eigens en hedendaags te creëren. Daarnaast moeten de woningen aansluiting vinden bij het dorpshuis. Om de gewenste sfeer te krijgen van dorpse intimiteit en diversiteit is niet gekozen om een architectuurstijl voor te schrijven. In het bestemmingsplan wordt enige vrijheid behouden ten aanzien van het ontwerp, behalve dat het ontwerp in lijn met de cirteria uit de welstandnota moet zijn.
2.3.4 Openbare ruimte en groen
De kern Austerlitz is als geheel te midden van de bossen gelegen. Dit zorgt ervoor dat het groen altijd dichtbij is en geldt als belangrijke kwaliteit voor het plangebied. Het bos is overal voelbaar en vaak zichtbaar.
De doelstellingen voor Austerlitz voor wat betreft groen betreffen het bewaren van het karakter van Austerlitz als ‘nederzetting in een woud’ met als streefbeeld een kern met rafelige bebouwingsrand (geen afgerond compact kerngebied). Een andere doelstelling is het optimaal benutten van de kwaliteit van de bosrijke omgeving door het zichtbaar laten zijn van de bosranden waarbij het straatbeeld terughoudend is ten opzichte van bosranden. Een andere doelstelling is de bosassen te koesteren als monument en als ruimtelijke verbinding te handhaven tussen kern- en buitengebied en de doelstelling om historische lijnen prominent te houden.
Ter hoogte van de Schoolweg loopt het bos door tot in het hart van het dorp. Doordat de groenstructuur tot het dorpsplein reikt, zijn in principe weinig tot geen maatregelen nodig om de toekomstig bewoners in de groene leefomgeving te laten beleven. Toch is ervoor gekozen om ook in de openbare ruimte van het plangebied ruimte te bieden aan nieuwe groenstructuur. De openbare ruimte in het plangebied wordt gevormd door een nieuwe ontsluitingsweg, met bijhorende trottoirs, parkeerplaatsen en groenstroken met bomen en andere beplanting. De bestaande groenstructuur langs de Schoolweg wordt gehandhaafd.
2.3.5 Vertaling naar het bestemmingsplan
De voorgenomen herontwikkeling past niet binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan 'Austerlitz-Zeisterbossen'.
Voorliggend bestemmingsplan is een juridische vertaling van het beoogde bouwplan. Voorliggend document geeft de toelichting op dat bestemmingsplan. In de regels van het bestemmingsplan zijn de juridische kaders ten aanzien van het plangebied en de daarin gelegen bestemmingen vastgelegd. In de verbeelding van het bestemmingsplan is de toekomstige situatie op de plankaart inzichtelijk gemaakt.
In dit bestemmingsplan krijgen de bestemmingen 'Wonen', 'Maatschappelijk', 'Groen', 'Tuin' en 'Verkeer' een plek. Tevens wordt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie hoog' opgenomen, ter bescherming van de aanwezige waarden binnen het plangebied. In de paragraaf Bestemmingen is een toelichting op de (dubbel)bestemmingen opgenomen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie heeft verschillende nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte, Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak, de structuurvisie voor de Snelwegomgeving, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en de Pieken in de Delta.
De rijksoverheid streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De ruimtelijke structuur van Nederland heeft zich ontwikkeld van steden in een landelijk gebied naar stedelijke regio's in interactie met landelijke en cultuurhistorische gebieden. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Zij verdienen het vertrouwen dat ze dat op een goede manier doen. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een Rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:
- Een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport, greenports en de valleys.
- Over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voorbiodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed.
- Een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.
In de structuurvisie zijn dertien nationale belangen benoemd. De nationale belangen, die worden benoemd, betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. Geen van deze nationale belangen zijn in het geding bij beoogde woningbouwontwikkeling en daarmee wordt beleid hierover overgelaten aan de provincie en de gemeente.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro legt nationale ruimtelijke belangen vast. Het beleid is erop gericht om het aantal regels terug te dringen. De ruimtelijke onderwerpen van nationaal belang zijn daardoor beperkt. Hierdoor is onder andere de aanwijzing van nationale landschappen vervallen.
Het Rijk maakt bijvoorbeeld geen landsdekkende woningbouwafspraken meer, alleen nog in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Het Rijk benoemt alleen nog landelijke doelstellingen om de woningmarkt goed te laten werken. Het landschapsbeleid gaat ook naar de provincies. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er met een gebied moet gebeuren.
Het Barro vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028
De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten. Het beleid van de provincie Utrecht sluit aan bij de zogenaamde duurzame verstedelijkingsladder zoals deze is opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Zo richt het verstedelijkingsbeleid zich primair op de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestaand stedelijk gebied. Op die manier blijven Utrechtse steden, dorpen en kernen aantrekkelijk om te wonen, te werken en te ontmoeten en blijft het landelijk gebied gevrijwaard van onnodige ruimteclaims. Voor een aantrekkelijke provincie zijn vitale steden en dorpen belangrijk. De combinatie van historische bebouwing, de aanwezigheid van onder andere culturele voorzieningen, winkels, horeca en uitgaansmogelijkheden, diverse woningtypes, verschillende vormen van werkgelegenheid, sport- en ontspanningsmogelijkheden en groen in de nabijheid draagt bij aan deze vitaliteit. Ten behoeve van de leefbaarheid en bereikbaarheid wil de Provincie Utrecht de verstedelijking zoveel mogelijk koppelen aan haltes en knopen van het openbaar vervoersnetwerk. Concreet worden in de PRS drie pijlers omschreven waar het beleid op gericht is:
- Pijler duurzame leefomgeving
- Pijler vitale steden en dorpen
- Pijler ontwikkeling landelijk gebied.
Voor herontwikkeling van Hart van Austerlitz zijn vooral de pijlers 'duurzame leefomgeving' en 'vitale steden en dorpen' van belang. De pijler 'ontwikkeling landelijk gebied' is niet van belang, aangezien het plangebied volledig is gelegen binnen bestaand bebouwd gebied. In de paragraaf Pijler 'duurzame leefomgeving' en Pijler 'vitale dorpen ensteden' wordt besproken wat de voorgenomen ontwikkelingen zijn, welke thema's de pijlers kennen en welke thema's voor onderhavig bestemmingsplan van belang zijn. Per thema wordt een toelichting gegeven op welke wijze rekening is gehouden met de geldende aspecten en criteria.
De PRS en PRV zijn in 2013 vastgesteld en worden elke vier jaar opnieuw bekeken en eventueel aangepast. Dit noemt men het herijken van beleid. Op 12 december 2016 is een herijking van de PRS en PRV door Provinciale Staten worden vastgesteld. In paragraaf Herijking2016 wordt nader ingegaan op het gewijzigde beleid.
3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening
De Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de PRV staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de PRV zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen zoals deze hierboven zijn omschreven. Het gaat hierbij om de in paragraaf Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie2013-2028 benoemde pijlers: duurzame leefomgeving, vitale steden en dorpen en ontwikkeling landelijk gebied. Hieronder wordt kort omschreven welke regels gelden voor onderhavig plangebied.
3.2.3 Herijking 2016
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie 2020
In 2011 is door de gemeenteraad van Zeist de Structuurvisie Gemeente Zeist 2020 vastgesteld. In de Structuurvisie heeft de gemeente haar beleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening van Zeist voor de komende jaren vastgelegd. De visie is ontwikkeld met en gebaseerd op ideeën uit de Zeister samenleving. Een samenleving die zich kenmerkt door eenheid en verscheidenheid, door rust en levendigheid, door zorg voor jezelf en elkaar. Om de betrokkenheid van burgers, belanghebbenden en (maatschappelijke) organisaties te waarborgen zijn voor de ontwikkeling van de Structuurvisie diverse bijeenkomsten gehouden in de periode eind augustus tot begin november 2009. Hierdoor zijn de opvattingen van de Zeister samenleving terug te vinden in de lange termijn visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente.
De gemeente kiest voor kwaliteit: kwaliteit van leefomgeving, openbare ruimte, bebouwing, samenleven, relatie met groen, historie en duurzaamheid. En die kwaliteit wil de gemeente laten passen binnen de omgeving. Elke locatie kent zijn eigen kwaliteit. De kernwaarden - groen, cultuurhistorie, duurzaam en zorgzaam en kernen met een eigen identiteit - geven richting aan het vinden van de kwaliteiten bij elke locatie.
Tien keuzes geven het beeld van het toekomstig wonen, werken, sporten, uitgaan en recreëren binnen de gemeente Zeist:
- 1. Groen versterken;
- 2. Verleden zichtbaar maken;
- 3. Ervaren en gebruiken van het landschap;
- 4. Behoud en versterking van de kracht buurten, wijken en kernen;
- 5. Verbetering kwaliteit leefomgeving, onderzoek overkapping A28;
- 6. Beter bereikbaar met OV, auto en fiets;
- 7. Bouwen en wonen, maatwerk en kwaliteit voorop, doorstroming stimuleren;
- 8. Centrum aantrekkelijk;
- 9. Economisch gezond en duurzaam;
- 10. Van visie naar uitvoering: sturing of facilitering door gemeente, interactieve planvorming.
Wonen
Op het punt van wonen staat kwaliteit voorop, niet het aantal woningen. Daarbij wordt kwaliteit ontleend aan de kernwaarden natuur en landschap, cultuurhistorie, duurzaamheid en zorgzaamheid. Bij nieuwbouw zijn ruimtelijke kwaliteitscriteria en maatwerk het belangrijkst. Kwaliteit is ook het zorgen voor de woonbehoefte van alle inwoners. Het creëren van ruimte voor senioren, starters en middeninkomens is daarbij van groot belang.
Austerlitz
Voor Austerlitz stelt de gemeente zich ten doel het dorpse karakter in de bossen te behouden en te versterken. Daarnaast wil de gemeente ook betaalbare starterswoningen in Austerlitz aan kunnen bieden.
Het dorp Austerlitz heeft zijn oorsprong in het jaar 1804, met de komst en vestiging van het Franse leger. Ten bate van Kamp Austerlitz werd de Woudenbergseweg aangelegd, die rond 1830 werd verlengd tot aan Woudenberg. Na vertrek van het leger vestigden bos- en landbouwers zich in Austerlitz. Het dorp ontstond door de bouw van drie boerderijen. Rond de voornaamste pomp kwam een nederzetting, het tegenwoordige Dorpsplein en de Schoolweg. Samen met de bomenrijen vormt dit gebied een waardevolle stedenbouwkundige eenheid. Uiteindelijk kreeg het dorpje twee kernen: tussen de Austerlitzseweg en Oude Postweg en rond de waterput. Het rechthoekige wegenpatroon in het dorp herinnert nog aan het legerkamp, dat volgens een gebruikelijk strak patroon was opgezet. De bosranden, het plein en de tuinen bepalen in hoofdlijnen de sfeer van het dorp. De linten zijn in de loop der tijd geleidelijk opgevuld met voornamelijk vrijstaande bebouwing. Na de Tweede Wereldoorlog zijn kleinschalige nieuwbouwbuurten aan de rand van het dorp ontwikkeld. Deze lijn wordt met realisatie van het woningbouwproject voortgezet.
De herontwikkeling van voorliggend bestemmingsplan, in de directe omgeving van de eerste nederzettingen en de voornaamste pomp, wordt vormgegeven door een bijpassende stedenbouwkundige opzet. Daarnaast speelt de ontwikkeling in op de doelstelling van de structuurvisie: het realiseren van betaalbare woningen voor senioren, starters en middeninkomens sluit aan bij de uitgangspunten van de visie. Hierdoor ontstaan binnen de kern Austerlitz meer mogelijkheden voor doorstroming. De gehele ontwikkeling vindt plaats in het bebouwd gebied van de kern, waardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de bosrijke omgeving.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met doelstellingen in de visie uit de Structuurvisie 2020. Het dorpse karakter van Austerlitz blijft behouden en er is geen sprake van verdere uitbreiding van de kern. Met het ontwerp wordt aangesloten op de uitstraling en structuur van het huidige dorp. Tevens wordt in het plan rekening gehouden met de wens ook ruimte voor senioren, starters en middeninkomens te creëren. De Structuurvisie 2020 van gemeente Zeist vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.
3.4.2 Dorpsplan Austerlitz 2011-2025 op hoofdlijnen
In de periode 2008 tot 2011 heeft de gemeente Zeist in samenwerking met Austerlitz Belang, Seyster Veste en Kombinatie de uitkomst van het leefbaarheidsonderzoek ‘Leefbaarheid in de bossen’ uitgewerkt. Dit traject heeft het dorpsontwikkelingsplan ‘Dorpsplan Austerlitz 2010-2025 op hoofdlijnen’ opgeleverd. Het dorpsontwikkelingsplan betreft een integrale en gebiedsgerichte aanpak.
Het doel van het dorpsplan is het realiseren van een samenhangende aanpak tussen voorzieningen en woningbouw, gericht verbetering van de leefbaarheid van de kern Austerlitz. Austerlitz wil doorgroeien naar een dorp met een beperkte groei tot maximaal 2.000 inwoners. Met dit inwoneraantal wordt verwacht dat het basispakket aan voorzieningen en werkgelegenheid in stand blijft. Bouw van huizen is noodzakelijk om huidige inwoners van Austerlitz de gelegenheid te bieden in het dorp te blijven wonen. Daarnaast is beperkt groeien (ook met mensen van buiten Austerlitz) nodig om de huidige voorzieningen te behouden en zelfs uit te breiden.
Het dorpsontwikkelingsplan heeft aaleiding gegeven tot de ontwikkelingen 'Austerlitz Noord' en 'Hart van Austerlitz'.
3.4.3 Woonvisie 2016-2020
De nieuwe woonvisie is op 21 april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. De woonvisie heeft een looptijd van vijf jaar. Na deze periode wordt de visie geëvalueerd en beoordeelt de gemeente of vernieuwing nodig is.
De woonvisie geeft specifiek richting aan de ontwikkelingen in de sociale huursector. Sinds de nieuwe Woningwet is ingegaan, is de gemeentelijke woonvisie de basis waarmee afspraken met woningcorporaties worden gemaakt over hun inzet in de sociale huursector. De woonvisie is dan het sturende element, richtinggevend voor de komende jaren. De woonvisie is ook een toetsingskader. Nieuwe bouwprojecten worden beoordeeld op de aansluiting bij het gemeentelijk woonbeleid. De woonvisie geeft kaders over hoeveel betaalbare woningen de gemeente in nieuwbouwprojecten wil realiseren. Nieuwe projecten moeten in de basis aan deze uitgangspunten voldoen, om ook in de toekomst voldoende betaalbare woningen te kunnen garanderen.
De ambitie van de gemeente is: “Zeist is voor iedereen”. Oftewel, iedereen die hier wil wonen moet zich thuis kunnen voelen en een gelijke kans maken op passende woonruimte. De gemeente zet in op een evenwichtige samenstelling van de bevolking, waarbij de eigenheid van wijken wordt gewaarborgd. De gemeente streeft naar vitale wijken met een voldoende gedifferentieerde bevolkingssamenstelling. Daarnaast moet de woningvoorraad een afspiegeling zijn van de behoeften in de samenleving. Bij nieuwbouw geldt het uitgangspunt dat de toe te voegen woningen een goede aanvulling zijn op de huidige woningvoorraad en waar mogelijk inspelen op de behoeften in de wijk. Wat betreft woningdifferentiatie geldt dat alle nieuwbouwprojecten moeten voldoen aan onderstaande differentiatie:
- Goedkoop: 25% tot 35%;
- Middelduur: 35% tot 45%;
- Duur: 20% tot 30%.
Onder goedkoop wordt verstaan: sociale huurwoningen tot €710,68 of koopwoningen tot €200.000. Voor middelduur geldt een huurprijs tot €900 en koopwoningen tussen €200.000 en €300.000. Voor het dure segment geldt een huurprijs vanaf €900 en koopwoningen vanaf €300.000.
Voorliggend bestemmingsplan realiseert ten aanzien van het woningbouwprogramma uitsluitend sociale huurwoningen en goedkope koopwoningen. Voorliggend bestemmingsplan hangt samen met het eerder vastgestelde bestemmingsplan 'Austerlitz Noord' en is onderdeel van 'Dorpsplan Austerlitz'. In het bestemmingsplan 'Austerlitz Noord' worden uitsluitend middeldure en dure woningen gerealiseerd, waarmee voor de ontwikkeling van Dorpsplan Austerlitz als geheel een evenwichtig gedifferentieerde uitbreiding van het woningaanbod ontstaat.
De beoogde ontwikkeling is daarmee in lijn is met de Woningvisie 2016-2020.
3.4.4 Welstandsnota 2010
De gemeenteraad heeft op 7 september 2010 de Welstandsnota 2010 vastgesteld. Deze nota is in de kern gelijk aan de ingetrokken Welstandsnota 2008. De vaststelling van de Welstandsnota 2010 houdt verband met de inwerkingtreding van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). De welstandsnota biedt het kader voor de toetsing van een bouwaanvraag aan redelijke eisen van welstand. Het uitgangspunt in de vigerende welstandsnota voor wat betreft nieuwbouw op deze locatie is aansluiting zoeken bij het bestaande dorp.
Het behouden van het dorpse en kleinschalige karakter is uitgangspunt van beleid. Door de ligging in het bos is het van groot belang dat de bouw geen te groot contrast vormt met de omgeving. Dit betekent dat aangesloten dient te worden op de kleuren en materialen die bij een bosgebied passen. Ook qua schaal van de bebouwing mogen geen afwijkingen ontstaan.
Specifiek moet rekening gehouden worden met de volgende welstandscriteria:
- Ruimtelijke structuur: nieuwe invullingen kunnen modern zijn, mits in samenhang met de bestaande omgeving;
- Plaatsing: oriëntatie van de bebouwing op de straat, woonblokken hebben de nokrichting evenwijdig aan de as van de straat;
- Massa en vorm: aan- en uitbouwen, alsmede bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdvorm. Nieuwe invullingen kunnen modern zijn, mits van een hoog architectonisch niveau en mits rekening wordt gehouden met de bestaande morfologie. De gevelopbouw is samenhangend en evenwichtig.
- Detaillering, kleur- en materiaalgebruik moeten aansluiten op de aanwezige bebouwing.
In de uitwerking van voorliggend bestemmingsplan moet worden voldaan aan bovenstaande welstandcriteria.
Hoofdstuk 4 Ruimte
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 lid 1 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk en milieutechnisch relevante aspecten als de economische uitvoerbaarheid van het plan. In Hoofdstuk 4 Ruimte, Hoofdstuk 5 Milieu en Hoofdstuk 6 Gebiedsgericht milieubeleid is de haalbaarheid van het plan getoetst.
4.1 Planologie
4.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Kader
Artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden de treden van de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden doorlopen. De ladder vormt een motiveringsvereiste waaruit moet blijken dat er bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten sprake is van zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.
De essentie van de Bro-bepaling is dat bij een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling steeds sprake moet zijn van een aantoonbare actuele marktbehoefte en dat er uitdrukkelijk moet worden gekeken naar de ruimtelijke effecten. In deze subparagraaf worden voor de beoogde ontwikkeling de treden van de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen.
Beoogde ontwikkeling
Bij de realisatie van 40 woningen wordt gesproken worden van een stedelijke ontwikkeling. Er is immers sprake van de ruimtelijke ontwikkeling van een woningbouwlocatie (zie artikel 1.1.1 Bro). Derhalve dient de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen te worden. In de eerste plaats dient gemotiveerd te worden dat er daadwerkelijk behoefte aan deze woningen bestaat. Vervolgens wordt besproken of in deze behoefte kan worden voorzien binnen bestaand stedelijk gebied. Indien niet in de behoefte kan worden voorzien binnen bestaand stedelijk gebied, dient ook de derde trede van de ladder gemotiveerd te worden: ontsluiting van het gebied (wegen en OV punten).
Ten aanzien van de maatschappelijke voorzieningen is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling: deze functies zijn reeds in het plangebied aanwezig en worden enkel op een andere wijze ruimtelijk gepositioneerd. Bovendien worden de bestaande voorzieningen, die in de huidige situatie bestaan uit diverse losse gebouwen, in de toekomstige situatie teruggebracht tot één gebouw waarin de gewenste functies een plek krijgen. In de toekomstige situatie wordt multifunctioneel ruimtegebruik toegepast, waardoor minder vierkante meters benodigd zijn om de bestaande voorzieningen een plek te geven. Voor wat betreft de maatschappelijke voorzieningen hoeft de ladder voor duurzame verstedelijking niet te worden doorlopen.
Trede 1: de voorgenomen ontwikkeling moet voorzien in een actuele regionale behoefte.
Uit de onderscheidenlijke beleidsdocumenten van Provincie Utrecht en gemeente Zeist is gebleken dat behoefte bestaat aan nieuwe woningen. Zo heeft de provincie Utrecht in haar Structuurvisie een programma van 68.000 nieuwe woningen opgenomen. 80% daarvan dient binnenstedelijk gerealiseerd te worden.
Tabel 3: Woningbouwprogramma provincie Utrecht 2013-2028 (bron: PRS 2013-2028 Herijking 2016 - Provincie Utrecht)
In het provinciaal beleid is tevens de ambitie op gemeentelijk niveau verwoord. Voor de gemeente Zeist geldt een beoogde groei van 2.200 binnenstedelijke woningen (zie onderstaande tabel).
Tabel 4: Woningbouwprogramma regio Utrecht (bron: Provinciale Verordening 2013)
De Regionale Woningmarktmonitor 2013 constateert bovendien dat in de regio Utrecht een grote behoefte heeft aan sociale huurwoningen en goedkope koopwoningen.
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van 40 woningen in binnenstedelijk gebied mogelijk door herontwikkeling van de planlocatie. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de behoefte aan nieuwe woningen binnen de provincie en de gemeente Zeist.
Trede 2: indien uit de beschrijving van stap 1 blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, dient te worden beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
Het Besluit ruimtelijke ordening dwingt overheden ertoe om bij nieuwe ruimtelijke initiatieven allereerst te kijken of er mogelijkheden zijn om beschikbare gronden door herstructurering, transformering of anderszins te benutten. Hierbij kan gedacht worden aan binnenstedelijke gebieden waarbij de bebouwing niet langer doelmatig in gebruik is.
De ontwikkeling van voorliggend bestemmingsplan voldoet aan de essentie van de ladder voor duurzame verstedelijking. De ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte en maakt door middel van transformatie gebruik van beschikbare gronden binnen het bestaand stedelijk gebied (zie paragraaf 3.2 Provinciaal beleid).
Trede 3: wanneer de ruimtevraag niet kan worden opgevangen binnen het bestaande stedelijk gebied, dient trede 3 doorlopen te worden.
De derde trede van de ladder voor duurzame verstedelijking is niet aan de orde, aangezien de ontwikkeling plaatsvindt binnen stedelijk gebied.
4.1.2 Conclusie
Uit het provinciaal beleid blijkt dat in de gemeente Zeist, voor de periode 2013 - 2028, een behoefte is aan 2.200 nieuwe woningen. Voorliggend bestemmingsplan levert een toevoeging op de totale vraag aan woningbouwontwikkeling. Bovendien betreffen het 40 woningen in een gewenst categorie. Hiermee is de actuele regionale behoefte voor de beoogde ontwikkeling aangetoond.
4.2 Archeologie
4.2.1 Kader
Vanaf 1 juli 2016 bundelt de Erfgoedwet bestaande wet- en regelgeving voor het behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van het cultureel erfgoed mogelijk. Hieronder is samengevat welke consequenties de Erfgoedwet voor archeologie heeft en welke zaken er gaan veranderen.
De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta). De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van “de verstoorder betaalt” uit het verdrag van Valletta worden meer archeologische resten in situ behouden.
Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Archeologisch onderzoek kan nodig zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Erfgoedwet.
4.2.2 Situatie plangebied
Utrechtse Heuvelrug
De Utrechtse Heuvelrug is 150.000 jaar geleden ontstaan tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien. Het stuwwallenlandschap bezit een grote diversiteit aan archeologische waarden uit verschillende perioden, van de Steentijd tot de Tweede Wereldoorlog. Juist de stapeling van tijdlagen maakt de Utrechtse Heuvelrug zo bijzonder. Deze is het sterkst op de zuidelijke flanken. Op deze gradiënt (overgangszone naar de lagere kleigronden) bevinden zich diverse concentraties van prehistorische grafheuvels, celtic fields en vroegmiddeleeuwse grafvelden. Ook treffen we hier nederzettingsterreinen uit de Brons- en IJzertijd aan als voorlopers van de middeleeuwse esdorpen met hun bouwgronden (engen), alsmede middeleeuwse wegenpatronen en tabaksvelden uit de Nieuwe Tijd. De belangrijkste bekende archeologische locaties op de Heuvelrug zijn:
- Kwintelooyen (Steentijd);
- Celtic fields, grafheuvels en nederzettingen (met name Brons- en IJzertijd);
- Merovingisch grafveld Rhenen en Oud-Leusden (Vroege Middeleeuwen);
- Plantage Willem III (tabakscultuur, Nieuwe Tijd);
- Grebbeberg, Kamp Amersfoort, Vliegbasis Soesterberg (Tweede Wereldoorlog).
Centraal op de Utrechtse Heuvelrug ligt een uitgebreid militair oefengebied. Een eerste tijdelijk kamp werd in 1804 door de Franse generaal Marmont aangelegd. De drie kilometer lange contour is nog zichtbaar. De Pyramide van Austerlitz staat thans symbool voor de Franse Tijd in Nederland. Nabij de Amersfoortseweg verrees in 1815 het Kamp van Zeist. Het vormde de basis voor de ontwikkeling van een groot oefenterrein op de Leusderhei, dat vanaf 1870 een gesloten militair gebied werd en na WOII in gebruik kwam voor tanks. Na bouw van de Bernardkazerne werd ook de Vlasakkers als oefenterrein voor tanks ingericht. Een derde ontwikkeling volgde vanaf 1913 toen bij Soesterberg een vliegkamp werd ingericht. Het werd de bakermat van onze luchtmacht. In 1941 werd het vliegkamp door de Duitsers tot een echt vliegveld met landingsbanen omgevormd. In de jaren 1950 groeide Soesterberg uit tot een NAVO-basis. Met de sluiting in 2008 kwam er een definitief einde aan deze militaire vliegbasis.
Plangebied
Op basis van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Zeist blijkt het plangebied gelegen binnen een zone met hoge verwachting op het aantreffen van resten van het Franse Kamp (zie onderstaand figuur).
Figuur 14: Archeologische verwachtingskaart gemeente Zeist (bron: Nota Archeologische Monumentenzorg Zeist 2009)
In de bijhorende Nota Archeologische Monumentenzorg Zeist 2009 is tevens een beleidadvieskaart opgenomen. Op basis van de beleidadvieskaart heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting (zie onderstaand figuur). Voor gebieden met hoge archeologische verwachting geldt als doelstelling het behoud in de huidige staat van eventuele resten. Bij plangebieden groter dan 100 m2 en/of gelegen binnen een straal van 50 meter van AMK-terrein zijn bodemingrepen dieper dan 30 cm niet toegestaan. Bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening moet vroegtijdig archeologisch onderzoek worden uitgevoerd en worden gestreefd naar inpassing van terreinen met archeologische waarden
Figuur 15: Archeologische beleidsadvieskaart gemeente = Zeist (bron: Nota Archeologische Monumentenzorg Zeist 2009)
Bureauonderzoek
Op 9 september 2011 heeft Buro de Brug in opdracht van de gemeente Zeist archeologisch onderzoek een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 6 Archeologie:Bureauonderzoek). Op basis van de resultaten van dit bureauonderzoek wordt de middelhoge verwachting voor het aantreffen van resten uit de prehistorie binnen het plangebied gehandhaafd. Het plangebied is gelegen aan de voet van de Utrechtse Heuvelrug waar in de omgeving verschillende grafheuvels uit de vroege prehistorie bekend zijn en akkervelden uit de IJzertijd (zo genoemde Celtic Fields). De hoge verwachting die geldt voor het aantreffen van archeologische resten van het voormalige Franse Kamp, blijft eveneens gehandhaafd. Er is, op de huidige bebouwing na, geen sprake van verstoring in het plangebied. Het plangebied ligt volgens de historische kaart van Generaal Marmont uit 1804, geheel binnen de bebouwing van het Franse Kamp. De grens van het Franse Kamp loopt volgens deze kaart door het zuiden van het plangebied.
Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)
In opdracht van de gemeente Zeist heeft BAAC in september 2017 een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd met behulp van boringen (verkennende fase).
In het plangebied zijn waarschijnlijk resten van het Franse kamp aanwezig (zone van de brigade-generaals). Daarnaast zijn er in de zuidwestzijde resten aanwezig van bebouwing vanaf de 19e eeuw. Als gevolg van verploeging en bemesting, na het verlaten van het legerkamp, is een 30 tot 50 cm dikke humeuze bovengrond ontstaan (kamppodzolgrond). De huidige bebouwing zal voor verstoring hebben gezorgd, onbekend is in welke mate de bodem verstoord is en hoe diep. Diepere sporen van het kamp zullen evenwel nog aanwezig zijn.
De kans op het aantreffen van sporen en resten uit de periode vóór het Franselegerkamp, dus vóór 1804, is klein. Er geldt een lage verwachting voor de periode prehistorie tot en met 1800. Uit de historische bronnen blijkt dat tijdens de periode van het kamp (1804-1808) het huidige plangebied ter hoogte van de zone van de brigade-generaals lag. Waaruit deze zone bestond, is onduidelijk. De kans op het aantreffen van resten van het Franse kamp wordt daarom middelhoog geacht. De kans op het aantreffen van bewoningssporen uit de periode vanaf 1850 (nieuwe tijd C) is in het zuidwesten van het plangebied is hoog, vanwege de voormalige bebouwing in die zone.
Op basis van het inventariserend veldonderzoek adviseert Onderzoeks- en adviesbureau BAAC om, voorafgaand aan de grondwerkzaamheden, een proefsleuvenonderzoek uit te laten voeren.Het proefsleuvenonderzoek is erop gericht om de aan- of afwezigheid, de aard, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden vast te stellen.
Het ontgraven van de grond voorafgaand aan de geplande nieuwbouw en aanleg van infrastructuur zouden archeologische resten kunnen bedreigen. Bestaande gebouwen kunnen eventueel tot aan het maaiveld worden gesloopt.
4.2.3 Conclusie
Het aspect archeologie vormt een belangrijke randvoorwaarde voor de verdere uitwerking van het plan.
4.3 Cultuurhistorie
4.3.1 Kader
Vanaf 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd bij het maken van ruimtelijke plannen, zoals een bestemmingsplan, rekening gehouden moet worden met cultuurhistorische waarden. Als gevolg hiervan is het van belang dat voorafgaand aan het maken hiervan de aanwezige cultuurhistorische waarden bekend zijn.
4.3.2 Situatie plangebied
Monumenten en waardevolle gebouwen
De gemeente Zeist hecht aan haar monumentale panden. Deze dragen bij aan een positieve belevingswaarde van de gemeente. Op de gemeentelijke website zijn de volgende lijsten beschikbaar: de gemeentelijke monumentenlijst, de gemeentelijke monumentale structuren in de gemeente Zeist en de van rijkswege beschermde monumentale structuren en beschermde dorpsgezichten.
Binnen het plangebied komen de geen Rijks- of gemeentelijke monumenten voor. In de omgeving van het plangebied komen geen Rijksmonumenten en de volgende gemeentelijke monumenten voor: Dorpsplein 10 (herenhuis), Gramserweg ong. (waterpomp), Gramserweg 2 (woonhuis), Oude Postweg 80 (begraafplaats), Schoolweg 81 (woonhuis), Weideweg 11 (woonhuis) en Weideweg 44 (woonhuis).
Cultuurhistorische structuren
De digitale cultuurhistorische Atlas van de Provincie Utrecht (CHAT) presenteert de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie Utrecht van de prehistorie tot heden. De digitale atlas is ingedeeld op beleidaasspeerpunten (buitenplaatsen, militair erfgoed, agrarisch cultuurlandschap en archeologie). In onderstaande figuur is een uitsnede van Austerlitz opgenomen.
Figuur 16: Cultuurhistorische waardenkaart Austerlitz Provincie Utrecht (bron: provinciaalgeoregister.nl)
De cultuurhistorische kaart van de provincie Utrecht laat zien welke cultuurhistorische interessante en waardevolle patronen en objecten zich in het plangebied bevinden. Elke tijdsperiode heeft haar weerslag gehad op de vorming van de gebouwde omgeving. Lijnen, punten en vlakken uit het verleden zijn soms nog afleesbaar in het huidige (dorps)landschap. De cultuurhistorische atlas brengt de volgende cultuurhistorische waardevolle patronen en objecten in beeld:
- infrastructuur
- grondgebruik
- nederzetting
- archeologie
- objecten
In de nabijheid van het plangebied liggen de volgende monumentale structuren:
- Het Zeisterbos, begrensd door de Krakelingweg in het oosten, de tuinen langs de Prof. Lorentzlaan in het noorden en de bebouwing langs Charlotte de Bourbonlaan, het Padvinderslaantje en de plangrens langs Prinses Irenelaan in het zuiden;
- Dorpsplein Austerlitz (rechthoekig dorpsplein met waterpomp en bomen);
- Oude Postweg 80 (de begraafplaats van Austerlitz);
- Woudenbergseweg (laanstructuur).
Voor wijzigingen op deze terreinen is een omgevingsvergunning nodig. Het plangebied is in het vigerende bestemmingsplan 'Austerlitz-Zeisterbossen' niet aangemerkt als cultuurhistorisch waardevolle structuur. De beoogde ontwikkeling levert tevens geen nadelige gevolgen voor de aanwezige cultuurhistorische waarden in het gebied. Het plangebied is op korte afstand gelegen van het Dorpsplein Austerlitz. De beoogde herontwikkeling past binnen het karakteristieke beeld van de kern Austerlitz en doet geen afbreuk aan de cultuurhistorische waarden in het gebied.
Cultuurhistorische waardenkaart Provincie Utrecht
De digitale cultuurhistorische Atlas van de Provincie Utrecht (CHAT) presenteert de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie Utrecht van de prehistorie tot heden. De gegevens uit de CHAT zijn in ingedeeld op de beleidsspeerpunten: buitenplaatsen, militair erfgoed, agrarisch cultuurlandschap en archeologie.
Volgens de CHAT is in het plangebied één cultuurhistorisch element aanwezig: de Utrechtse Heuvelrug. Het stuwwallenlandschap van de Utrechtse Heuvelrug bezit een grote diversiteit aan cultuurhistorische kwaliteiten. Deze diversiteit, tegenwoordig grotendeels aan het oog onttrokken door dichte bebossing, is in drie thema's onder te brengen: Archeologische waarden liggen vooral op de flanken van de Heuvelrug. Op de zuidelijke gradiënt zijn zeer uiteenlopende overblijfselen aangetroffen. Op deze overgangszone naar de lagere kleigronden bevinden zich diverse concentraties van prehistorische grafheuvels, celtic fields en vroegmiddeleeuwse grafvelden. Ook treffen we hier nederzettingsterreinen aan als de voorlopers van de middeleeuwse esdorpen met hun bouwgronden (engen). Voorts liggen er sporen van zeer oude wegenpatronen, enkele hoogveenverkavelingen en laatmiddeleeuwse boskernen. Het ontworpen landschap betreft de boscomplexen met lanenstelsels van grote buitenplaatsen uit de 17de en 18de eeuw. Bijzonder karakteristiek voor de Heuvelrug is de benutting van natuurlijke hoogten en gradiëntverschillen voor uitzichtpunten en voor het creëren van lange zichtlijnen en assen. Voor het uitzetten van deze lijnen is gebruik gemaakt van kerktorens en heuveltoppen. Concentraties van deze grote, koninklijke ontwerpen zijn te vinden in het noordelijke gedeelte van de Heuvelrug, rond Soestdijk en Drakensteyn, en in het centrale gedeelte, tussen Zeist, Amersfoort en Amerongen. Structuren en complexen uit de 19de en vroege 20ste eeuw bestaan uit buitenplaatsen, villaparken, instellingen en militaire kampementen. De belangrijkste structuren zijn die van de Stichtse Lustwarande, een gordel van buitens tussen Utrecht en Rhenen, en de vakkenverkaveling ter weerszijden van de Amersfoortsweg. Villaparken concentreren zich in Bilthoven, Baarn, Zeist en Driebergen. Instellingen liggen verspreid en verscholen op de Heuvelrug. Militaire kampementen concentreren zich in het centrale gedeelte van de Heuvelrug, op de Leusderheide en rond Soesterberg.
Daarnaast grenst het plangebied aan een zone van het militair erfgoed Soesterberg en omgeving: Centraal op de Utrechtse Heuvelrug ligt een uitgebreid militair oefengebied. Een eerste tijdelijk kamp werd in 1804 door de Franse generaal Marmont aangelegd. De drie kilometer lange contour is nog zichtbaar. De Pyramide van Austerlitz staat thans symbool voor de Franse Tijd in Nederland. Nabij de Amersfoortseweg verrees in 1815 het Kamp van Zeist. Het vormde de basis voor de ontwikkeling van een groot oefenterrein op de Leusderhei, dat vanaf 1870 een gesloten militair gebied werd en na de Tweede Wereldoorlog in gebruik kwam voor tanks. Na bouw van de Bernardkazerne werd ook de Vlasakkers als oefenterrein voor tanks ingericht. Een derde ontwikkeling volgde vanaf 1913 toen bij Soesterberg een vliegkamp werd ingericht. Het werd de bakermat van onze luchtmacht. In 1941 werd het vliegkamp door de Duitsers tot een echt vliegveld met landingsbanen omgevormd. In de jaren 1950 groeide Soesterberg uit tot een NAVO-basis. Met de sluiting in 2008 kwam er een definitief einde aan deze militaire vliegbasis. Camouflage, afgeslotenheid, forse infrastructuur en opeenvolgende kampementen zijn de sleutelbegrippen van dit uitgestrekte militaire oefengebied. Er is een web van brede banen en wegen ontstaan met verspreid gelegen kazernes, bunkers en observatieposten.
Verder is Austerlitz omgeven door bosgebied. De gehele kern van Austerlitz is gekenmerkt als cultuurhistorisch waardevol. De cultuurhistorische waarden worden geclassificeerd door o.a. delfstoffenwinning, zandwinning en zandput. Alhoewel het plangebied in het centrum van de kern is gelegen, grenst het door de bosstrook van de Schoolweg alsnog aan het bosgebied.
4.3.3 Conclusie
Voor nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied geldt dat behouden en versterken van de kwaliteit van de cultuurhistorische hoofdstructuur uitgangspunt is. Het plangebied grenst aan een zone waarin militair erfgoed wordt beschouwd als cultuurhistorisch element. Het plangebied is hier geen onderdeel van. Het dorpsplein van Austerlitz wordt tevens beschouwd als cultuurhistorisch element. De toekomstige bebouwing blijft wat betreft uitstraling en volume passend binnen het bestaande karakteristieke beeld van Austerlitz, waardoor de ontwikkeling geen afbreuk doet aan de kwaliteiten en cultuurhistorische waarden.
De Pyramide van Austerlitz en overige monumenten en cultuurhistorische waarden op voldoende afstand van het plangebied, waardoor deze niet geschaad wordt door de nieuwe woonwijk.
Gelet op het bovenstaande blijven de cultuurhistorische waarden in het gebied behouden en vormt cultuurhistorie geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.
4.4 Verkeer En Parkeeraspecten
4.4.1 Ontsluiting plangebied
In het plangebied wordt een nieuwe doorgang gecreëerd om de woningen te ontsluiten. De nieuwe weg wordt ter hoogte van de ontsluiting van huidige bedrijfsbestemming aan de westzijde van het plangebied ontsloten op de Schooldwarsweg. Aan de noordzijde van het plangebied wordt ter hoogte van de bestaande basisschool een nieuwe ontsluiting gecreeerd aan de Schoolweg. Aan weerszijden van de weg worden parkeerplaatsen gerealiseerd.
Het verkeer kan via de Schoolweg en Schooldwarsweg worden ontsloten op de reeds bestaande infrastructuur in het dorp.
Figuur 17: Toekomstige verkeerssituatie binnen het plangebied
De Schooldwarsweg is in de huidige situatie een smalle weg zonder voorzieningen voor voetgangers. Voor gemotoriseerd verkeer is sprake van een doodlopende straat. Ter hoogte van het bijhorende verkeersbord in bovenstaande figuur zijn paaltjes in de rijbaan geplaatst, waardoor enkel wandelaars en fietsers deze straat kunnen doorkruisen.
Met de vorming van dit plan zal het gebruik van deze weg toenemen. Uit het GONS-traject kwam naar voren dat omwonenden behoefte hebben aan een herinrichting van deze weg. In het vigerende bestemmingsplan 'Austerlitz-Zeisterbossen' kennen de betreffende gronden de enkelbestemming 'Verkeer'. Een mogelijke herinrichting van het bestaande wegprofiel is inpasbaar in het huidige bestemmingsplan.
4.4.2 Verkeersaantrekkende werking
DHV heeft in januari 2012 een verkeersstudie uitgevoerd naar de uitbreiding van Austerlitz door herontwikkeling van de schoollocatie en uitbreiding aan de noordrand van de kern (zie Bijlage 8 Verkeersstudie) Deze verkeersstudie had als uitgangspunt een plan dat de realisatie van 136 woningen beoogde.
In het noordelijk deel van Austerlitz worden minimaal 104 en maximaal 123 woningen gerealiseerd. De typologie blijft nagenoeg hetzelfde, evenals de segmentatie. Daarnaast verdwijnt één woonbestemming aan de Schoolweg en de bedrijfslocatie aan de Schooldwarsweg. Per saldo zijn de uitgangspunten in de verkeersstudie nagenoeg overeenkomstig aan de toekomstige situatie. De uitkomsten van het verkeersonderzoek in hoofdlijnen bruikbaar.
Om de verkeersgeneratie te bepalen is gebruik gemaakt van kengetallen van het CROW. Het betreft publicatie 256 “Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden”. Als eerste is bepaald wat voor type woonmilieu Austerlitz is. Volgens de criteria uit tabel 1 CROW publicatie 256 blijkt dat Austerlitz het woonmilieutype “Landelijk wonen” betreft. De bijbehorende kengetallen bij dit type woonmilieu worden gehanteerd bij de berekening van de verkeersgeneratie, rekening houdend met de opmerkingen behorende bij de tabellen.
Bij het bepalen van het aantal motorvoertuigbewegingen wordt in de berekeningen wordt uitgegaan van dat 'soc' en 'zorg (= seniorenwoning)' huurwoningen zijn en 'md' en 'duur' koopwoningen zijn.
Tabel 5: Verkeersintensiteit etmaal gemiddelde (bron: verkeersstudie DHV, januari 2012)
* Getallen komen uit CROW publicatie 256 tabel 6.
** Dit type woning komt in het betreffende woonmilieu nauwelijks voor (CROW publicatie 256 tabel 6)waardoor ook geen kengetal is te koppelen aan dit type woning. Omdat het aantal toekomstige woningen van dit type ongeveer 20% van het totaal aantal te realiseren woningen bedraagt, wordt door DHV toch een aanname gemaakt voor het aantal motorvoertuigbewegingen. Hoe stedelijker hoe lager het aantal bewegingen. Voor deze studie wordt uitgegaan van het woonmilieu 'Centrum Dorps'. Het bijbehorende kengetal is 6,4 ('Centrum Dorps'). Dit kengetal is één woonmilieu lager dan het daadwerkelijke woonmilieu dat Austerlitz betreft. Indicatief geeft dit kengetal een globaal beeld van het aantal motorvoertuigbewegingen.
Het aantal motorvoertuigbewegingen bedraagt op een gemiddelde weekdag 1.018 per etmaal. Dit is gebaseerd op realisatie van 136 woningen en de gehele ontwikkeling van de kern Austerlitz. Voor de 40 nieuwe woningen in het plangebied van Hart van Austerlitz geldt een verkeersgeneratie van 92 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Daarentegen neemt het aantal motorvoertuigbewegingen ook weer af door het verdwijnen van een bedrijfsbestemming en een woonbestemming, welke op dit moment als garagebedrijf wordt gebruikt. Naar verwachting zal de verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de huidige planologische situatie in beperkte omvang toenemen. Desondanks kiest de gemeente gezien de geuitte zorgen tijdens de georganiseerde bijeenkomsten met inwoners en betrokkenen, hoewel planologisch gezien niet noodzakelijk, in de planuitwerking voor aanpassingen in het openbaar gebied, die de veiligheid van de inwoners verder moeten garanderen.
Daarnaast moet het kruispunt tussen de Oude Postweg en de Weideweg in de toekomst meer verkeer moeten verwerken. Het kruispunt voldoet niet aan de richtlijnen en is hierdoor vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid een aandachtspunt. De gemeente is voornemens werkzaamheden uit te voeren op het kruispunt, zodat meer verkeer op een verkeersveilige wijze kan worden verwerkt.
4.4.3 Parkeren
De wijze waarop het parkeren wordt opgelost, bepaalt voor een belangrijk deel de ruimtelijke kwaliteit van de woonomgeving. Alle parkeerplaatsen worden gerealiseerd in het openbaar gebied. Hierdoor kan meervoudig gebruik gemaakt worden van parkeerplaatsen, wat gezien de diversiteit aan beoogde functies in het plangebied is te beschouwen als een gewenste situatie.
De bestaande parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden, voor zover mogelijk, behouden. Deze parkeerplaatsen staan in de huidige situatie onder andere ten dienste van de school en het dorpshuis. In de berekening van de parkeerbalans zijn daarom uitsluitend de nieuw te realiseren functies en bijhorende parkeernorm opgenomen. Daarbij wordt de bedrijfslocatie MG Classic Automobile Parts opgeheven en ontstaat in de bestaande parkeerbalans een ruimte van 3,78 parkeerplaatsen. De bedrijfsbestemming wordt in deze berekening beschouwd als een ´bedrijf arbeidsintensief/ bezoekersextensief (industrie, laboratorium, werkplaats)' in een niet stedelijk gebied (buitengebied).
In de toekomstige situatie worden in totaal 48 parkeerplaatsen in het openbaar gebied gerealiseerd. Deze parkeerplaatsen betreffen hoofdzakelijk langsparkeerplaatsen aan weerszijden van de nieuwe ontsluitingsweg in het plangebied. Daarnaast geldt dat in het plan planologisch ruimte is gereserveerd voor de realisatie van een aanvullend programma van 19 parkeerplaatsen binnen de bestemming 'Maatschappelijk'. In totaal kunnen, inclusief de parkeerplaatsen binnen de bestemming 'Maatschappelijk', 67 parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
Op basis van de Parkeerbeleidsnota van de gemeente Zeist (2004) is voor de beoogde ontwikkeling een programma van 50 parkeerplaatsen (exact 49,6 parkeerplaatsen) benodigd. Dit aantal is als volgt opgebouwd:
- 17 appartementen (voorziening: serviceflat/ aanleunwoning - rest bebouwde kom): 10,5 parkeerplaatsen;
- 23 woningen/ appartementen (voorziening: woning goedkoop - rest bebouwde kom): 39,1 parkeerplaatsen.
Indien de benodigde parkeerplaatsen worden afgezet tegen de te realiseren parkeerplaatsen en de vrijgekomen ruimte in de bestaande situatie, kan worden gesproken van een sluitende parkeerbalans. Naar waarschijnlijkheid hoeft de optionele ruimte (in onderstaand figuur weergegeven als 'reservering parkeerplaatsen') binnen de bestemming 'Maatschappelijk' niet te worden benut. De gemeente heeft de voorkeur deze ruimte uitsluitend ten behoeve van parkeren in te zetten indien dit planologisch, dan wel in de praktijk noodzakelijk blijkt. Daarnaast geldt als uitgangspunt voor het realiseren van parkeerplaatsen in de openbare ruimte dat deze niet ten koste mogen gaan van (waardevolle) bomen.
Figuur: Voorlopige intekening parkeerplaatsen ten behoeve van de beoogde nieuwbouw
In de aanvraag voor omgevingsvergunning moet het aantal parkeerplaatsen in overeenstemming zijn met het te realiseren programma. Hiertoe is een voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen.
4.4.4 Conclusie
Parkeren wordt in het openbaar gebied opgelost. In totaal worden 48 nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd en is planologisch ruimte gereserveerd voor een aanvullend programma van 19 parkeerplaatsen. Dit programma is voldoende voor de nieuw te realiseren functies binnen het plangebied. Het onderdeel parkeren vormt daarmee geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.5 Water
4.5.1 Kader
Water is een belangrijk element in de ruimtelijke ordening. Per 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening. Dit besluit verplicht tot het opnemen van een waterparagraaf in de toelichting bij ieder ruimtelijk plan of besluit. Uit de waterparagraaf moet de betrokkenheid van de waterbeheerder blijken en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder in het plan is verwerkt. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Provincie Utrecht en de gemeente Zeist zijn in het plangebied verantwoordelijk voor het beheer van water.
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) is de beheerder van het oppervlakte- en grondwater (met uitzondering van de drinkwaterwinning en Warmte Koude Opslag (WKO)) in het plangebied. Het gaat hierbij om zowel de waterkwantiteit als de waterkwaliteit. Tevens is het hoogheemraadschap beheerder van rioolgemalen en de bijbehorende rioolpersleidingen. In het Waterkoers van 'zorgen voor' naar 'samen doen' 2016 - 2021 heeft HDSR de grote lijnen voor het waterbeheer voor de periode 2016 - 2021 vastgelegd (zie tevens subparagraaf 3.3.1.1 Waterkoers van 'zorgen voor' naar'samen doen' 2016 - 2021). De waterhuishoudkundige aspecten van het plangebied moeten voldoen aan dit waterbeheerplan en het Handboek Watertoetsproces (zie subparagraaf 3.3.1.2 HandboekWatertoetsproces).
Provincie Utrecht
De provincie Utrecht is de beheerder van het grondwater met betrekking tot drinkwaterwinning en Warmte Koude Opslag (WKO) in het plangebied. In de Provinciale Milieuverordening heeft de provincie beleid en regelgeving opgenomen ten aanzien van grondwaterbeschermingsgebieden, ten behoeve van de drinkwaterwinning. Daarnaast heeft de provincie Utrecht in 2003 een Grondwatervisie voor het gebied Utrechtse Heuvelrug opgesteld. Het plangebied is gelegen op de Utrechtse Heuvelrug, voor dit gebied geldt het 'herstellen van infiltratie Heuvelrug' als belangrijkste streefbeeld. In de Grondwatervisie worden zones onderscheiden die aangegeven welke inrichtings- en beheermaatregelen genomen kunnen worden om het risico van grondwaterverontreiniging te voorkomen.
Gemeente Zeist
In 2004 is het Waterplan Zeist vastgesteld. Dit plan is een samenwerking tussen gemeente, hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Hydron Midden Nederland (nu Vitens) en provincie Utrecht. Met het waterplan wordt beoogd de effectiviteit en efficiëntie van het water(keten)-beheer in Zeist te verhogen.
In 2009 heeft de gemeente Zeist in het Afkoppelplan Duurzaam omgaan met hemelwater de ambitie vastgelegd om bij nieuwbouw zoveel mogelijk gebruik te maken van verantwoorde afkoppelmogelijkheden. In 2010 zijn in het Convenant afkoppelbeleid Utrechtse Heuvelrug afspraken gemaakt over het infiltreren en het aan- en afkoppelen van afstromend hemelwater op de Utrechtse Heuvelrug. Uitgangspunt bij afkoppelen is dat verontreiniging van de bodem en het grondwatersysteem zoveel mogelijk wordt voorkomen, of indien niet mogelijk, zoveel mogelijk wordt beperkt.
4.5.2 Situatie plangebied
Beschermde zones
Het plangebied ligt niet in of nabij een grondwaterbeschermingsgebied (zie onderstaand figuur). Ook is geen sprake van een beschermend gebied (zogenaamde 50-jaarszone) ten aanzien van Warmte Koude Opslag (WKO).
Figuur 18: Provinciale kaart grondbeschermingsgebieden en 100-Jaarsaandachtsgebied (bron: webkaart.provincie-utrecht.nl)
Het plangebied ligt binnen Zone A uit de grondwatervisie Utrechtse Heuvelrug. Binnen deze zone geldt dat alle gebruikscategorieën zijn toegestaan, mits extensief en met preventieve maatregelen.
Waterkwantiteit
In de huidige situatie is 4818 m2 verhard. De verharding neemt in de toekomstige situatie met 1871 m2 toe naar 6689 m2 verharding. De toename van 1871 m2 komt voort uit een toename aan bebouwing (1003 m2) en een toename aan verharding in het openbaar gebied (868 m2).
Verharding kent drie gradaties: gebouwen, dichte verharding en open verharding. In het plangebied zal zoveel als mogelijk open verharding worden gebruikt, dat infiltratie van hemelwater in de grond mogelijk maakt.
Waterkwaliteit
Het plangebied is gelegen op de stuwwal Utrechtse Heuvelrug. De bodem in het plangebied bestaat uit goed doorlatende zandgronden. Neervallend hemelwater infiltreert dan ook makkelijk in de bodem. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. De grondwaterstand in Austerlitz bevindt zich rond de 10 meter beneden maaiveld.
Riolering
Binnen het projectgebied wordt een gemengd rioolstelsel aangelegd. Conform het beleid wordt het hemelwater afgekoppeld van het vuilwaterriool, waarmee de rioolwaterzuiveringsinstallatie niet onnodig wordt belast met de verwerking van schoon hemelwater. Hemelwater zal rechtstreeks in de grond worden geïnfiltreerd.
4.5.3 Watertoets
Sinds 2003 is het doorlopen van de watertoets wettelijk verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is, om in overleg tussen de initiatiefnemer en de waterbeheerder aandacht te besteden aan de waterhuishoudkundige aspecten, zodat de waterhuishoudkundige doelstellingen worden gewaarborgd. De uitgangspunten voor het watersysteem dienen op een juiste wijze in het plan te worden verwerkt. Hierbij wordt gekeken naar waterkwantiteit, waterkwaliteit, riolering en beschermde zones.
Het watertoetsproces voor de herontwikkeling van het plangebied is op 30 mei 2017 doorlopen via de landelijke voorziening (watertoets.nl). Het waterschap is via deze weg op de hoogte gebracht van de plannen. Naar aanleiding van uw ingevulde informatie volgt de procedure: Waterschapsbelang, normale procedure. In paragraaf 8.2.2Vooroverleg zijn de uitkomsten van het overleg met Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden uiteengezet
4.5.4 Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Hoofdstuk 5 Milieu
Ten behoeve van de beoogde herontwikkeling van het plangebied is de planuitwerking getoetst aan milieutechnisch relevante aspecten. In dit hoofdstuk worden de verschillende aspecten behandeld.
5.1 Bodem
5.1.1 Kader
Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming (Wbb) inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wbb wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem ten aanzien van het voorkomen van nieuwe verontreiniging van de bodem.
De Wbb geeft regels voor bodemverontreiniging, waarvan sprake is als het gehalte van een stof in de grond of in het grondwater de voor die stof geldende streefwaarde overschrijdt. Of een verontreiniging acceptabel is, hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden. Tevens kan krachtens de Bouwverordening bouw pas plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwbouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. Het onderzoek mag niet meer dan vijf jaar oud zijn en moet een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken.
5.1.2 Situatie plangebied
Op de website van het Bodemloket (bodemloket.nl) zijn geen onderzoeken met betrekking tot het plangebied bekend. Op de publieke informatievoorziening van Omgevingsdienst Regio Utrecht is een bodemkaart opgenomen (figuur 19) en is een bodemonderzoek ter plaatse van de bedrijfsbestemming Schooldwarsweg 27 bekend.
Figuur 19: Bodemkaart Omgevingsdienst Regio Utrecht (bron: odru.gispubliek.nl)
Uit het historisch bodemonderzoek (uitgevoerd door Arnicon, kenmerk: H16-011-O; d.d. 22 februari 2016 (Bijlage 9 BodemonderzoekSchooldwarsweg 27) blijkt dat ter plaatse van het metaalconstructiebedrijf sprake is van onverdachte activiteiten:
- Puinhoudend toegangspad: De bovengrond is licht verontreinigd met kwik, lood en PAK.
- Overige onbebouwd terreindeel: De ondergrond is licht verontreinigd met lood. De bovengrond is niet verontreinigd.
- Werkplaats: De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met kwik, lood en PAK.
Uit het bodemonderzoek Eindsituatie Schooldwarsweg 27 te Austerlitz blijkt dat de verdachte deellocaties voldoende zijn onderzocht.
Aangezien voor de rest van het plangebied geldt dat reeds sprake is van maatschappelijk gevoelige activiteiten, waaronder een bestemming 'wonen' en 'maatschappelijk' en geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden, is de verwachting dat met een verkennend bodemonderzoek in de fase van de bouwvergunning kan worden volstaan.
Asbest
Aangezien de te slopen bebouwing vóór 1 januari 1994 is gebouwd, is deze verdacht op de aanwezigheid van asbest. Indien in, op of aan het te slopen bouwwerk asbesthoudende materialen aanwezig zijn, dienen deze conform de asbestregelgeving verwijderd te worden. Indien uit deze asbestinventarisatie naar voren komt dat er asbesthoudende materialen aan de buitenkant van het bouwwerk aanwezig zijn, waarvan de vezels in of op de bodem terecht kunnen zijn gekomen, wordt hiermee ook de bodem asbestverdacht. Dit kan aanleiding zijn om de bodem aanvullend op asbest te laten onderzoeken. Bij de aanvraag voor omgevingsvergunning dient in het kader van de sloop- en bouwvergunning een asbestinventarisatie (conform SC-540) en een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
5.1.3 Conclusie
In het plangebied is geen sprake van bodembedreigende activiteiten. De verwachting is dat kan worden volstaan met een verkennend bodemonderzoek. Dit onderzoek moet voorafgaand aan het indienen van aanvraag voor omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' zijn uitgevoerd.
5.2 Ecologie
5.2.1 Kader
Sinds 1 januari 2017 is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Wet natuurbescherming vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.
In de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten.
Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. Daarnaast kan de provincie ervoor kiezen om een gebied aan te wijzen als bijzonder nationaal natuurgebied- of landschap of als Nationaal Natuurnetwerk (NNN). Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.
5.2.2 Situatie plangebied
Onderzoeksgeschiedenis
Ten behoeve van de ontwikkeling 'Austerlitz Noord' en 'Hart van Austerlitz' zijn diverse onderzoeken uitgevoerd:
- Ecologisch quickscan met 'nee-tenzij'-toets: Toekomstig woningbouwgebied tussen de Schoolweg en de Kamperlinie te Austerlitz, Koenders & Partners adviseurs en procesmanagers bv, d.d. 9 juli 2015 (Bijlage 1 Ecologische quickscan 2015);
- Quickscan Wet natuurbescherming: Schoolweg te Austerlitz, DresmévanderValk, d.d. 11 juni 2017 (Bijlage 2 Ecologischequickscan 2017);
- Nader onderzoek reptielen en vleermuizen: Schoolweg te Austerlitz, DresmévanderValk, d.d. 15 oktober 2015 (Naderecologisch onderzoek 2015);
- Extra onderzoeksronde naar paarverblijfplaatsen vleermuizen: Schoolweg te Austerlitz, DresmévanderValk, d.d. 11 mei 2016 (Nadere ecologisch onderzoek 2016).
Door Koenders & Partners adviseurs en procesmanagers B.V. op 9 juni 2015 een ecologische quickscan met 'Nee-Tenzij-toets' uitgevoerd (Bijlage 1 Ecologische quickscan 2015). Het onderdeel van de 'Nee-Tenzij-toets' was uitsluitend noodzakelijk voor een deel binnen het plangebied 'Austerlitz Noord' en is niet van belang voor voorliggend bestemmingsplan. Uit de ecologische quickscan volgde dat nader onderzoek (soortenonderzoek) noodzakelijk werd geacht ten aanzien van reptielen en vleermuizen.
Deze nadere onderzoeken hebben geresulteerd in de rapportages van DresmévanderValk uit 2015 (Nader ecologisch onderzoek 2015) en 2016 (Nadere ecologisch onderzoek 2016). De resultaten hiervan worden besproken onder het kopje 'soortenbescherming'.
De quickscan van Koenders & Partners ging uit van het plangebied van het bestemmingsplan 'Dorpsplan Austerlitz'. Aangezien het plangebied van voorliggend bestemmingsplan afwijkt van het onderzoeksgebied van de quickscan van Koenders & Partners, is in 2017 een nieuwe ecologische quickscan door DresmévanderValk uitgevoerd, waarin het volledige plangebied van voorliggend bestemminsplan is onderzocht (Ecologische quickscan 2017).
In de navolgende tekst komt de gebiedsbescherming en soortenbescherming ter plaatse van het plangebied ter sprake.
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een beschermd natuurgebied, maar ligt in de nabijheid van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het bebouwd gebied van het dorp Austerlitz is omringd door het NNN (zie onderstaand figuur). Het is daarmee niet noodzakelijk een procedure te starten in verband met de regelingen voor beschermde natuurgebieden.
Figuur 20: Uitsnede kaart Natuurnetwerk Nederland (bron: webkaart.provincie-utrecht.nl)
Soortbescherming
Op basis van de ecologische quickscan van Koenders & Partners adviseurs en procesmanagers B.V. zijn de volgende conclusies getrokken:
- Flora: op basis van habitatkenmerken worden geen beschermde planten verwacht, aangezien het verhard en sterk gecultiveerd terrein betreft;
- Zoogdieren: het plangebied is plaatselijk zeer geschikt voor beschermde kleine zoogdieren, zoals verschillende muizensoorten, mol en egel. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van zwaarder beschermde dieren, zoals beschermde marterachtigen (graafsporen zoals holen en mestputjes van dassen zijn bijvoorbeeld niet aangetroffen, ook worden deze soorten niet verwacht op basis van het bronnenonderzoek);
- Vleermuizen (het plangebied is niet gecontroleerd op de aanwezigheid van vleermuissoorten, maar de geschiktheid is beoordeeld op basis van biotoopkenmerken en bronnenonderzoek): sommige bebouwingen in het plangebied zijn door het voorkomen van daklijsten en toegankelijke spouwmuren geschikt voor vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Er zijn geen bomen in het plangebied aangetroffen die geschikt zijn als vaste verblijfplaats van vleermuizen. De open terreinen en vlaktes in de bosrijke omgeving uitermate geschikt als essentieel en significant foerageergebied voor diverse soorten vleermuizen. In het plangebied worden gebouwbewonende soorten in de school (gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger) verwacht;
- Broedvogels: in het plangebied worden onder andere kuifmees, pimpelmees, koolmees, vink, putter, merel, winterkoning, roodborst en ekster verwacht;
- Reptielen: tijdens de inventarisatie zijn geen reptielen aangetroffen, wel is geschikt habitat aangetroffen. Door de vermeldingen van beschermde reptielen in het bronnenonderzoek en de aanwezigheid van geschikt habitat in en om het plangebied, zijn (zwaar-)beschermde soorten niet uit te sluiten;
- Amfibieën en vissen: tijdens de inventarisatie zijn geen vissen en amfibieën aangetroffen. Door de afwezigheid van oppervlaktewater in en in de nabije omgeving van het plangebied worden geen amfibieën en vissen in het plangebied verwacht.
- Overige fauna: het is aannemelijk dat het plangebied matig geschikt habitat vormt voor algemene insecten- en vlindersoorten. (Zwaar-) beschermde of zeldzame soorten worden echter niet verwacht.
Op basis van de ecologische quickscan uit 2015 is geadviseerd nader onderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van reptielen en vleermuizen.
In 2015 en 2016 is door onderzoeksbureau Dresmévandervalk nader onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van vleermuizen en reptielen. Hieruit zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen naar voren gekomen. Uitsluitend het dak van de school en het woonhuis met aangebouwde garage bevatten dakpannen en zouden geschikt kunnen zijn voor nesten van de huismus. De huismus is tijdens de locatiebezoeken in 2015, 2016 en 2017 niet waargenomen. Geen van de daken zijn geschikt voor de gierzwaluw, omdat holtes in de nok ontbreken. Ook het dorpshuis heeft geen geschikte invliegopeningen. Op basis van het ontbreken van geschikte invliegopeningen worden geen verblijfplaatsen van vleermuizen in de te slopen gebouwen verwacht.
De aanwezige bomen binnen het projectgebied zijn onderdeel van een groter foerageergebied en paarterritorium van de gewone dwergvleermuis. Indien enkele bomen worden gekapt kunnen deze functies zonder meer in stand worden gehouden. Om het plangebied staan veel oude bomen die onderdeel zijn van hetzelfde foerageergebied. Indien alle bomen in het plangebied worden gekapt, dient de ruimtelijke relatie met de bomen in de omgeving te worden beoordeeld in hoeverre deze functies kunnen worden behouden. Er bestaat geen aanleiding om nader onderzoek uit te voeren en een ontheffing van de Wet natuurbescherming is -behoudens de mogelijke kap van alle bomen- niet nodig.
Nesten van niet jaarrond beschermde vogelsoorten zoals koolmees, boomkruiper en merel worden verwacht in de struiken en bomen in het projectgebied. Indien buiten het broedseizoen wordt gesloopt en bosschages of bomen worden verwijderd, hoeft geen rekening gehouden te worden met algemene broedvogels.
Aangezien de ecologische quickscan van Koenders & Partners niet is uitgegaan van het volledige plangebied van voorliggend bestemmingsplan, is in 2017 een nieuwe quickscan uitgevoerd, waarin het volledige plangebied is onderzocht. De aan het plangebied toegevoegde gronden bieden geen aanleiding tot een (aanvullend) nader onderzoek. Het bedrijfspand aan de Schooldwarsweg heeft geen luchtspouw in de muren en het golfplaten dak bevat geen afgetimmerde delen waar vleermuizen zich achter zouden kunnen verschuilen. De gevels van de woning en garage aan de Schoolweg bevatten geen geschikte invliegopeningen en geschikte spouw.
5.2.3 Conclusie
Het plangebied valt niet binnen de zone van een beschermd natuurgebied. Uit nader onderzoek blijkt dat als gevolg van het project geen effecten op de beschermde soorten worden verwacht.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
5.3 Externe Veiligheid
5.3.1 Kader
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.
Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Het beleid voor ondergrondse buisleidingen is opgenomen in het op 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen.
Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:
- Het plaatsgebonden risico (PR) richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt “vertaald” als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijv. woningen) mogen liggen.
- Het groepsrisico (GR) is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de z.g. oriënterende waarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd, kan afwijken. Deze verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, ook als de OW niet wordt overschreden.
Voor hoogspanningslijnen is het beleidskader beschreven in het 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (Min. VROM d.d. 5 oktober 2005). Hierin adviseert de Staatssecretaris van VROM het in acht nemen van een veiligheidszone, waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Voor zendmasten (omroep/GSM/UMTS) zijn in de EU-publicatie 1999/519/EG blootstellingslimieten aanbevolen voor personen die permanent in de nabijheid van zendmasten verblijven. Nederland heeft deze aanbeveling overgenomen en opgenomen in de Telecommunicatiewet.
5.3.2 Situatie plangebied
Onderstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart van de provincie Utrecht weergegeven. De planlocatie is indicatief aangegeven in het rood.
Figuur 21: Uitsnede risicokaart, geraadpleegd d.d. 20 februari 2017 (bron: nederland.risicokaart.nl)
De volgende risicobronnen zijn in en in de nabijheid van het plangebied geïnventariseerd:
Risicobedrijven
Er zijn geen risicovolle Bevi-inrichtingen aanwezig waarvan de risicocontouren de plangrens overschrijden. Daarnaast zijn er in het plangebied geen bedrijven aanwezig die op basis van andere milieuwetgeving (Vuurwerkbesluit, Activiteitenbesluit) afstandsnormen voor veiligheid kennen. In de toekomstige situatie worden tevens geen bedrijven gerealiseerd (waarop afstandnormen van toepassing zijn).
Transportroutes
Er zijn in de omgevings van het plangebied geen transportroutes aanwezig waarvan de risicocontouren de plangrens overschrijden.
Buisleidingen
Op circa 475 meter ten zuiden van het plangebied ligt een ondergrondse buisleiding van Defensie voor het transport van vloeibare brandstoffen (zichtbaar op figuur 21). De risicocontour van deze buisleiding is niet bekend, maar de afstand is zodanig dat de ligging van deze buisleiding geen invloed zal hebben op het plangebied.
Hoogspanningslijnen en zendmasten
Het plangebied ligt niet binnen een indicatieve zone langs een hoogspanningslijn, waarbinnen geen objecten voor permanent verblijf mogen worden opgericht. Er zijn in de omgeving geen zendmasten (GSM, UMTS, e.d.) waarvan de elektromagnetische straling het plangebied kan beïnvloeden.
5.3.3 Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
5.4 Geluid
Bij geluid (Wet geluidhinder) wordt onderscheid gemaakt in de geluidsbelasting ten gevolge van gezoneerde bedrijventerreinen, spoorwegen, wegverkeer en luchtverkeer. Voor deze ontwikkeling is alleen het wegverkeer relevant. Aan de overige geluidsaspecten is hier verder geen aandacht besteed.
5.4.1 Kader
Wet geluidhinder (Wgh)
Geluid veroorzaakt door verkeer moet worden getoetst aan de Wet geluidhinder. Volgens de Wet geluidhinder liggen aan beide zijden van een weg geluidszones, een geluidszone geeft het gebied aan waarbinnen onderzoek naar de geluidsbelasting vereist is. Voor nieuwe woningen binnen deze geluidzone geldt een voorkeurswaarde van 48 dB en een maximale ontheffingswaarde van 63 dB. De 30 km/uur wegen en wegen binnen een woonerf zijn niet voorzien van een geluidzone en worden niet getoetst aan de Wet geluidhinder.
Bouwbesluit
In artikel 3.2 van het Bouwbesluit zijn eisen geformuleerd aan de geluidswering van de gevels van geluidsgevoelige bouwwerken. Het binnenniveau in woningen mag maximaal 33 dB bedragen. Daarnaast zijn er eisen gesteld aan de geluidwerendheid van de afscheidingsconstructies tussen de verschillende gebruiksfuncties.
Gemeentelijk geluidsbeleid
Voor het verlenen van een besluit Hogere waarden heeft de gemeente Zeist de Beleidsregel Hogere waarden vastgesteld. In de beleidsregel is opgenomen dat de geluidsbelasting ten gevolge van 30 km/uur wegen op dezelfde wijze wordt onderzocht als 50 km/uur wegen. Daarnaast worden randvoorwaarden genoemd voor het toestaan van hogere geluidsbelastingen dan de voorkeurswaarde. De hoogst toelaatbare geluidbelasting bedraagt 58 dB.
5.4.2 Situatie plangebied
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen wegen gelegen met een geluidzone, zoals omschreven in de Wet geluidhinder. Dit betekent dat er geen toetsing hoeft plaats te vinden aan de Wet geluidhinder. Wel is de geluidsbelasting ten gevolge van de Oude Postweg, Gramserweg en de Weideweg relevant. Dit zijn 30 kilometer wegen. De geluidsbelasting ten gevolge van deze wegen dient te worden bepaald vanwege het geluidbeleid van de gemeente Zeist en het beginsel van een goede ruimtelijke ordening.
De Omgevingsdienst Regio Utrecht heeft de geluidsbelasting in 2025 indicatief berekend op 4 meter hoogte. De uitkomsten hiervan zijn weergeven in onderstaande afbeelding. Hieruit blijkt dat de geluidbelasting in het plangebied voor het grootste deel 38 - 43 dB bedraagt en voor een klein deel in de zuidwestelijke hoek van het plangebied 43 - 48 dB. Dit is inclusief de aftrek conform artikel 110g van de Wet geluidhinder voor het stiller worden van het wegverkeer. Dit betekent dat de voorkeursgrenswaarde (48 dB) niet wordt overschreden en dat wordt voldaan aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Ten aanzien van het gemeentelijk beleid wordt eveneens gesteld dat zich geen belemmeringen voordoen, omdat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden.
Figuur 22: Kaart geluidcontouren 2025 wegverkeer (bron: ODRU, november 2015)
De impact van de ontwikkeling op de bestaande (ontsluitings)wegen en de hieraan gelegen woningen is voor het aspect geluid beperkt.
Bij het verlenen van de omgevingsvergunning, activiteit bouwen, zal een toetsing aan het Bouwbesluit plaatsvinden. Het geluidsniveau binnen mag maximaal 33 dB te bedragen. Indien de voorkeurswaarde van 48 dB niet wordt overschreden wordt met een standaard geluidswerendheid van 20 dB eveneens voldaan aan het Bouwbesluit.
5.4.3 Conclusie
Op basis van de kaart geluidcontouren blijkt de geluidsbelasting ter hoogte van het plangebied niet hoger is dan 48 dB. Hiermee wordt voldaan aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening en het gemeentelijke beleid.
Het aspect geluid vormt geen belemmeringen voor de herontwikkeling van het plangebied en de uitvoering van het bestemmingsplan.
5.5 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is paragraaf 5.2 van de Wet milieubeheer gewijzigd (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Staatsblad 2007, 414) en in bijlage 2 van de Wet milieubeheer vernieuwde lucht-kwaliteitseisen zijn opgenomen. Gelijktijdig zijn de ministeriële regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Staatscourant 2007, 220), het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Regeling NIBM) in werking getreden. Een belangrijk element uit deze wetswijziging is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM).
Luchtkwaliteitseisen vormen nu geen belemmering voor ontwikkelingen, als geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde, of een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, of een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, of een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
5.5.1 Kader
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Hierin is opgenomen dat een project niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit indien een project niet meer dan 1,2 microgram/m3 (µg/m3) bijdraagt voor zowel fijnstof (PM10) als stikstofdioxide (NO2).
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.
Op 7 juni 2012 is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen aangepast, zodat het mogelijk wordt gemaakt om bij ministeriële regeling (Regeling NIBM) bepaalde gebieden en bepaalde broncategorieën aan te wijzen waarbinnen geen gebruik meer kan worden gemaakt van de NIBM-grond. Het zal gaan om gebieden waar de grenswaarde voor PM10 wordt overschreden of waar overschrijding van de grenswaarde dreigt. Dit betreft naar verwachting een enkele gemeente in Noord-Brabant, Limburg en Gelderland met veel intensieve veehouderijen, pluimveehouderijen in het bijzonder. De aanwijzing van gebieden en broncategorieën zal plaatsvinden in nauwe samenspraak met betrokken overheden en sectoren en zal gepubliceerd worden in de Regeling NIBM.
Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling niet in betekenende waarde uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:
- woningbouw: 1.500 woningen netto bij één ontsluitende weg en 3.000 woningen bij twee ontsluitende wegen;
- kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij één ontsluitende weg en 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.
5.5.2 Situatie plangebied
Het plan beoogt de realisatie van 40 woningen. De woningen hoeven, conform de Regeling niet in betekenende mate, niet te worden getoetst aan de grenswaarden, omdat deze ontwikkeling niet in betekenende mate zal bijdragen aan de concentraties stikstofdioxide en fijnstof. De ontwikkeling voldoet daarmee aan het wetgevende kader voor luchtkwaliteit, zoals vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Wel dient inzicht te worden gegeven in de luchtkwaliteit vanwege het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Bovendien is gezien de omvang van het plan inzicht in dit aspect van belang.
De Omgevingsdienst heeft de concentraties stikstofdioxide en fijnstof voor het jaar 2015, 2020 en 2025 berekenend. De berekende concentraties ter plaatse van het plangebied zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Tabel 6: Concentraties ter plaatse van het plangebied (bron: odru.gispubliek.nl)
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de concentraties van de maatgevende stoffen voor de luchtkwaliteit, stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10), ter plaatse van het plangebied (ruim) onder de grenswaarden van 40 µg/m3 blijven.
Omdat voldaan wordt aan de grenswaarden uit de Wm, wordt op grond van art. 5.16, eerste lid, sub a Wm aan de wettelijke luchtkwaliteitseisen voldaan. Ten aanzien van de wettelijke bepalingen voor luchtkwaliteit kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
5.5.3 Conclusie
Uit het voorgaande blijkt dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties stikstofdioxide en fijnstof. Dit betekent dat er wordt voldaan aan het wetgevende kader voor luchtkwaliteit. Uit de luchtkwaliteitskaarten van de Omgevingsdienst regio Utrecht blijkt dat de grenswaarden in het plangebied niet worden benaderd. Dit betekent dat er wordt voldaan aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening, ongeacht het soort functie dat hier wordt gerealiseerd.
Het milieuaspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisatie van het project, is een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd en wordt voldaan aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening.
5.6 Bedrijven En Milieuzonering
5.6.1 Kader
Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt getoetst conform:
- VNG handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009);
- Wet milieubeheer.
VNG handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen.
De publicatie heeft bedrijven ingedeeld in categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de bestemmingsgrens van de bedrijven en anderzijds de gevel van een woning. De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. De meest voorkomende categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies in een rustige woonwijk zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Tabel 7: Minimale afstand per categorie, omgevingstype 'rustige woonwijk'
Naast het omgevingstype rustige woonwijk kent de VNG-publicatie ook het omgevingstype gemengd gebied. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is veelal het maatgevende aspect. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting, die het verlagen van de richtafstanden met één stap rechtvaardigt. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter. Als de werkelijke afstanden kleiner zijn dan de richtafstand uit de VNG-publicatie dan moet door middel van onderzoek onderbouwd worden dat kan worden afgeweken van de richtafstand.
Wet milieubeheer
De VNG-publicatie is een handreiking. De hierin vermelde standaard richtafstanden zijn gesteld voor bedrijfsactiviteiten per aard en omvang. In een milieuvergunning zijn voorschriften opgenomen, die zijn afgestemd op een specifieke bedrijfssituatie. Hier horen ook de werkelijke hinderafstanden bij. In het kader van de Wet milieubeheer kunnen milieuzoneringen zijn vastgelegd tussen inrichtingen en gevoelige bestemmingen. Dit betreft voorschriften voor onder meer stank, geluid en veiligheid. Op grond van de Wet milieubeheer zijn inrichtingen gehouden aan voorschriften in een milieuvergunning of in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Een bedrijf kan op grond van zijn milieuvergunning en de hiermee impliciet toegekende milieuzone ruimtelijke rechten claimen. Een vergunning kent immers niet alleen plichten toe maar ook rechten. Bovenstaande geldt op vergelijkbare wijze voor inrichtingen waarop een AMvB van toepassing is.
5.6.2 Situatie plangebied
In het plangebied is sprake van een omgevingstype 'gemengd gebied'. Dit betekent dat de milieucategorie van bedrijvigheid met één stap kan worden verlaagd.
In de toekomstige situatie is binnen het plangebied sprake van twee bedrijfsactiviteiten:
- Basisschool en peuterspeelzaal Wereldkidz Pirapoleon: De VNG-publicatie kent voor scholen voor basisonderwijs een milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 meter, ten opzichte van woningen, vanwege het milieuaspect geluid (SBI-2008 code 852). Aangezien een lagere milieucategorie mag worden aangenomen, betekent dit dat er binnen 10 meter van de basisschool in principe niet mag worden gebouwd zonder nader geluidsonderzoek. In de beoogde verkaveling worden woningen op kortere afstand gerealiseerd, waardoor akoestisch onderzoek noodzakelijk is om de geluidhinder vast te stellen. Zie paragraaf 5.4 Geluid voor de resultaten van het onderzoek.
- Dorpshuis 't Trefpunt: De ruimten in het dorpshuis worden voor een breed scala aan maatschappelijke activiteiten ingezet: sporten, muziek, cultuur, feesten en vergaderingen. Buurt- en clubhuizen kennen in de VNG-publicatie een milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 meter, ten opzichte van woningen, vanwege het milieuaspect geluid (SBI-2008 code 94991). Aangezien een lagere milieucategorie mag worden aangenomen, betekent dit dat er binnen 10 meter van het dorpshuis in principe niet mag worden gebouwd zonder nader geluidsonderzoek. De patiowoningen zijn gelegen op voldoende afstand (circa 15 meter). De aan het schoolplein grenzende woningen zijn gelegen op 5,5 meter gelegen, waardoor een akoestisch onderzoek industrielawaai is uitgevoerd.
- De overige bedrijvigheid in de huidige situatie (MG Classic Automobile Parts, Schoolweg 14 en Staalkonstruktiebedrijf Joh. Dijkhorst, Schooldwarsweg 27) komen in de toekomstige situatie niet terug. In de nabijheid van het plangebied zijn enkele bedrijven (waaronder een manege en veehouderijen) gevestigd, maar deze zijn op (ruim) voldoende afstand gelegen.
Akoestisch onderzoek
Voor Dorpshuis ‘t Trefpunt is het belangrijk dat deze niet belemmerd wordt in haar bedrijfsvoering ten gevolge van de bestemmingsverandering c.q. de komst van woningen (toetsingskader: Activiteitenbesluit milieubeheer). Anderzijds is het belangrijk dat (geluid)hinder bij de nieuwe woningen zoveel mogelijk wordt voorkomen (toetsingskader: goede ruimtelijke ordening).
In dit kader is een akoestisch onderzoek naar de optredende geluidbelastingen ter plaatse van de bestaande en nieuwe woningen verricht ten gevolge van de aanwezige geluidbronnen in het dorpshuis. Het akoestisch onderzoek is opgenomen als Bijlage 5 Akoestischonderzoek van de toelichting. In hoofdstuk 6 van het ondezoek zijn maatregelen opgenomen, waarmee de activiteiten binnen het dorpshuis kunnen voldoen aan het Activiteitenbesluit.
In de bouwkundige uitwerking van het gebouw wordt onderzocht welke noodzakelijke voorzieningen moeten worden getroffen. In lid 4.2.3 onder e en f is een voorwaardelijke verplichting opgenomen met betrekking tot de te treffen, noodzakelijke voorzieningen. Op basis van het nader uit te werken akoestisch onderzoek kan worden bepaald onder welke maatregelen ter plaatse van de woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd en sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
5.6.3 Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
5.7 Duurzaamheid
5.7.1 Kader
5.7.2 Situatie plangebied
Duurzaamheid in Hart van Austerlitz
De herontwikkeling in Hart van Austerlitz kan meer of minder bijdragen aan de duurzaamheidsambitie van de gemeente Zeist. Dit hangt af van:
- 1. Een keuze voor wel/niet aardgasloze wijk.
- 2. Wordt in het bestemmingsplan uitgegaan van een hogere ambitie dan het wettelijke niveau?
- 3. Welke afspraken worden gemaakt met de initiatiefnemer over de duurzaamheid?
- 4. Worden er gesprekken gevoerd met de ontwikkelaar om te bespreken wat de mogelijkheden zijn om een duurzame wijk te realiseren. Bespreek wat de mogelijkheden zijn om invulling te geven aan de ambities van de gemeente en de eisen uit het PRV. Hiervoor kan een Energievisie onderbouwing geven.
Ad. 1. Keuze gemeente: Aardgasloze wijk
Om te voorkomen dat er gebruik wordt gemaakt van aardgas, kan worden gekozen om een aardgasloze wijk te realiseren. Vanuit de rijksoverheid is ook aangegeven dat het mogelijk wordt dat gemeenten een 'warmteplan' kunnen opstellen, waarmee de verplichting voor Stedin (netbeheerder) om een aardgasaansluiting aan te leggen, kan vervallen.
Ad. 2. In het bestemmingsplan uitgaan van duurzame ambities voor nieuwbouw.
De gemeente kan als uitgangspunt kiezen, dat er vanuit wordt gegaan dat er woningen worden gerealiseerd die duurzamer worden uitgevoerd dan wat de wettelijk eis is. Mogelijke invullingen zijn dan (een deel) EPC = 0 woningen/gebouwen of Nul-op-de-meter woningen. Praktische kan dit dan als uitgangspunt genomen worden tenzij de ontwikkelaar zwaarwegende argumenten heeft.
Ad. 3. Afspraken met de initiatiefnemer over duurzaamheid
De gemeente kan contractueel afspraken met de initiatiefnemer maken over duurzame bouw om zo aan de duurzaamheidsambitie bij te dragen. Inhoudelijk betreft het dezelfde opties als in de vorige alinea beschreven staan. Deze worden hieronder verder uitgewerkt en uitgelegd.
Ad. 4. Gesprekken voeren met de ontwikkelaar over mogelijkheden voor duurzaamheid
Voor dit project is door gemeente en initiatiefnemers gekozen voor het continue blijven voeren van het gesprek over de verschillende duurzame opties. Op deze manier kunnen steeds de meest actuele ontwikkelingen van het plan en op het gebied van de technische mogelijkheden meegenomen worden in dit gesprek.
5.7.3 Conclusie
De herontwikkeling van het plangebied biedt kansen voor verduurzaming van gebouwen. In deze paragraaf zijn diverse keuzes beschreven. De gemeente gaat met de toekomstig ontwikkelaars in overleg over het toepassen van duurzame maatregelen.
5.8 M.e.r.-beoordeling
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieube-heer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r. beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.
Een stedelijk ontwikkelingsproject als de realisatie van 40 woningen is vermeld in bijlage D van het Besluit m.e.r. onder D 11.2. Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r.-beoordelingsplichtig wanneer de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer. Omdat er geen 2000 of meer woningen worden gerealiseerd, is er geen m.e.r.-beoordeling nodig.
Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen, dient een toets uitgevoerd te worden of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
De vormvrije m.e.r.-beoordeling is het gevolg van de uitspraak van het Europese hof van 15 oktober 2009 (zaak C-255/08) over de manier waarop de EU-richtlijn in de Nederlandse regel-geving was geïmplementeerd, één van de aanleidingen voor de aanpassing van het Besluit m.e.r. De essentie van die uitspraak is dat altijd m.e.r. noodzakelijk is als belangrijke nadelige milieugevolgen niet kunnen worden uitgesloten.
De vorm van een vorm-vrije m.e.r. is niet bepaald, maar de inhoud waar een m.e.r.-beoordeling aan dient te voldoen is wel bepaald (Bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU). In de vormvrije m.e.r. dient de volgende inhoud te zijn vermeld:
- 1. Kenmerken van het project.
- 2. Plaats van het project.
- 3. Kenmerken van het potentiële effect.
1. Kenmerken van de projecten
Onderhavig bestemmingsplan maakt de realisatie van een gemengd gebied mogelijk, waarin zowel woningen als maatschappelijke voorzieningen een plek krijgen. Het betreft de herontwikkeling van een bestaand gebied, waarbij de bedrijfsbestemming vervalt. In totaal worden 40 woningen gerealiseerd en krijgen de maatschappelijke functies (basisschool, peuterspeelzaal en dorpshuis) ook in het nieuwe bestemmingsplan een plek. De verkeerstoename ten opzichte van de huidige situatie is nihil, waardoor het project nauwelijks invloeg heeft op de luchtkwaliteit ter plaatse.
2. Plaats van de projecten
Het dorp Austerlitz is gelegen in de zuidoosthoek van gemeente Zeist. Het plangebied ligt in het centrum van de kern Austerlitz. Het projectgebied is niet gelegen binnen een Natura-2000 gebied.
3. Kenmerken van het potentiële effect
Een significante toename van verkeer is niet te verwachten, waardoor geen toename in stikstofdepositie verwacht kan worden. Bovendien is het plangebied niet gelegen in een beschermd natuurgebied. Het aantal woningen en de verkeersgeneratie draagt ook niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse. Dit in combinatie met de te realiseren functies zorgt ervoor dat geen significant negatieve milieueffecten te verwachten zijn, waardoor een m.e.r.-beoordeling niet noodzakelijk is.
Hoofdstuk 6 Gebiedsgericht Milieubeleid
6.1 Kader
Toepassing van milieuwetgeving draagt in belangrijke mate bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. De milieuwetgeving zorgt er voor dat bij de ontwikkeling van functies en activiteiten voldaan wordt aan de basiskwaliteiten van de omgeving. Wat men zich echter vaak niet realiseert is dat wettelijke normen voor een minimaal toelaatbare kwaliteit staan. Ook wordt er voorbijgegaan aan het feit dat ieder gebied eigen kwaliteiten heeft. Door de wettelijke normen als enige randvoorwaarde te hanteren is er een reële kans dat ontwikkelingen in gebieden met een hoge leefkwaliteit er juist toe leiden dat er ongewild een verslechtering van deze kwaliteit optreedt.
Daarom is in het Milieubeleidsplan Zeist 2008-2011 gebiedsgericht milieubeleid een belangrijk uitgangspunt. Gebiedsgericht milieubeleid heeft als doel om milieukwaliteit te borgen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Gebiedsgericht beleid maakt het mogelijk om, daar waar dit gewenst of nodig is, tot differentiatie in milieukwaliteit te komen. Het motto hierbij is: “de juiste milieukwaliteit op de juiste plek”. Met gebiedsgericht milieubeleid wordt namelijk niet overal dezelfde milieukwaliteit nagestreefd, maar is het kwaliteitsniveau afhankelijk is van de situatie in verschillende gebieden, zoals bijvoorbeeld een stadscentrum, een suburbane woonwijk, een bedrijventerrein of een natuurgebied.
De milieu-inzet kan daarom uiteenlopen van gebied tot gebied. Door ambities af te stemmen op de kenmerken van een gebied, kunnen de karakteristieke kwaliteiten van een gebied worden beschermd of verbeterd. Met behulp van gebiedsgericht milieubeleid worden milieuvoorwaarden en -ambities voor de ontwikkeling van specifieke gebieden vroegtijdig geformuleerd en kunnen ze gestructureerd en op het juiste moment worden ingebracht bij ruimtelijke planvorming in die gebieden.
6.2 Gebiedstypen En Milieukwaliteitsprofielen
Een gebied met een typerende set van ruimtelijk-functionele kenmerken, zoals wonen of kantoren, wordt een 'gebiedstype' genoemd. Aan gebiedstypen kunnen toepasselijke (milieu)kwaliteitscriteria worden verbonden. Zodoende worden ambities voor bijvoorbeeld geluid, luchtkwaliteit, water of energie specifiek afgestemd op de ruimtelijk-functionele kenmerken van gebieden.
Een milieukwaliteitsprofiel is een hulpmiddel om de passende milieuambities voor een bepaald gebied samenhangend uit te drukken. Per gebied wordt de gewenste milieukwaliteit op de relevante milieuthema's aangegeven. Met het opstellen van het milieukwaliteitsprofiel ontstaat vroegtijdig duidelijkheid over de milieu-inzet – en de bandbreedte daarin – voor ruimtelijke initiatieven.
Binnen gemeente Zeist zijn de volgende gebiedstypen te onderscheiden:
- Centrum
- Subkernen
- Woonwijken
- Bedrijventerreinen
- Kantoren en publieksintensieve voorzieningen
- Wonen en werken in het groen
- Natuurlijke buitengebieden
- Verkeersassen.
In het Milieubeleidsplan Zeist 2008 – 2011 is een kaart opgenomen waar de diverse gebieden op staan afgebeeld. In onderstaand figuur is een uitsnede van de kaart opgenomen, waarin het plangebied globaal is weergegeven in het rood.
Figuur 23: Milieugebiedenkaart Zeist (bron: Milieubeleidsplan Zeist 2008 – 2011)
In de huidige situatie is ter plaatse van het plangebied sprake van gebiedstype 'woonwijken'. De beoogde ontwikkeling moet om deze reden worden getoetst aan het milieukwaliteitsprofiel en bijbehorende gebiedsambities van het gebiedstype 'woonwijken'.
Gebiedstype 'woonwijken'
Het gebiedstype 'woonwijken' beslaat een groot deel van het bebouwd gebied binnen de gemeente Zeist. Het betreft de woonwijken rondom het centrum van Zeist en de woonwijken in Den Dolder, Austerlitz en Huis ter Heide. Wonen in Zeist is veelal stil, groen en gezond wonen. Het bouwtype dat overwegend voorkomt is “twee lagen met een kap” (grondgebonden wonen) en er zijn relatief veel wijken uit de jaren '20, '30 en '40 van de vorige eeuw. Er zijn ook nieuwere woonwijken en er is in beperkte mate hoogbouw. In de buurtschappen Austerlitz en Huis ter Heide zijn ook kleinschalige voorzieningen aanwezig. Er is weinig dynamiek en er heerst een 'ons kent ons'-gevoel. De wijken rondom het centrum van Zeist zijn wat levendiger door de nabijheid van het centrum.
Figuur 24: Referentiebeelden gebiedstype 'woonwijken' (bron: Milieubeleidsplan Zeist 2008 – 2011)
Voor dit bestemmingsplan is getoetst aan het milieukwaliteitsprofiel behorende bij gebiedstype 'Woonwijken'. Hierbij is gebruik gemaakt van het milieukwaliteitsprofiel zoals opgenomen op pagina 34 van het Milieubeleidsplan 2008 – 2011, evenals de kwaliteitsklassen van de milieuthema's zoals opgenomen in bijlage 2 van het genoemde beleidsstuk. De resultaten van de toetsing zijn neergelegd in de tabel zoals opgenomen als Bijlage 10 Milieukwaliteitsprofiel 'woonwijken'.
Aan de volgende milieuaspecten wordt zowel ten aanzien van de basiskwaliteit als de gebiedsambitie voldaan:
- Geluidskwaliteit
- Luchtkwaliteit
- Externe veiligheid
- Langzaam verkeer – dichtheid fietsnetwerk
- Openbaar vervoer
- Groen en ecologie
- Bodemkwaliteit
Ten aanzien van de navolgende milieuaspecten moet bij de planontwikkeling aandacht besteed worden aan de uitwerking, zodat de nieuwbouw voldoet aan de ambities voor het gebiedstype 'woonwijken':
- Klimaatenergie
- Duurzaam bouwen
Wat betreft het aspect autoverkeer wordt voldaan aan de basiskwaliteit: in het openbaar gebied wordt een toereikend aantal parkeervoorzieningen gerealiseerd. Aangezien alle parkeervoorzieningen in het openbaar gebied zijn gelegen en dubbelgebruik wordt toegepast, kan niet worden voldaan aan de gebiedsambitie. Aangezien het groene karakter van Austerlitz zo veel als mogelijk moet worden behouden, prevaleert de keuze voor dubbelparkeren in openbaar gebied boven de gebiedsambitie uit het beleidsdocument. Daarnaast is het nog onbekend, maar wel denkbaar dat collectieve fietsenstallingen worden gerealiseerd ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen.
De beoogde ontwikkeling voldoet, voor zover toetsbaar, aan de basiskwaliteiten zoals vastgelegd in het Milieubeleidsplan 2008-2011. Daarnaast wordt in grote mate voldaan aan de gestelde gebiedsambities. Een nadere motivering van het plan is daarmee niet noodzakelijk. Bij verdere planuitwerking gelden de aspecten klimaatenergie en duurzaam bouwen als aandachtspunten.
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop het bestemmingsplan juridisch is vormgegeven.
7.1 Plansystematiek
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het plangebied. Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. Daarnaast is voor het bestemmingsplan aangesloten bij de opbouw van de overige bestemmingsplannen binnen Zeist en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de regels en een verbeelding. De regels zijn als volgt opgebouwd:
Hoofdstuk 1 – Inleidende regels
De inleidende regels bestaan uit begripsomschrijvingen en regels met betrekking tot de wijze van meten.
Hoofdstuk 2 – Bestemmingsregels
De bestemmingsregels geven aan welke bestemmingen de gronden binnen het plangebied hebben en welke bouw-, dan wel gebruiksregels gelden voor deze bestemmingen.
Hoofdstuk 3 – Algemene regels
Onder algemene regels worden algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, regels met betrekking tot afwijken van het bestemmingsplan, en dergelijken gegeven.
Hoofdstuk 4 – Overige regels
De overige regels van dit bestemmingsplan stellen regels ten aanzien van parkeernormen en over het aanlegstelsel. Het aanlegstelsel heeft betrekking op de benodigde omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.
Hoofdstuk 5 – Overgangs- en slotregels
Tot slot wordt in hoofdstuk 5 het overgangsrecht behandeld en wordt de slotregel gegeven.
7.2 Plangrens
Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door het openbaar gebied van de Schoolweg. Aan de oostzijde van het plangebied grenst aan de achterzijde van de woonpercelen vanaf de Schooldwarsweg 29 tot de Weideweg 29. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door bestaande appartementen aan de Schoolweg. De zuidzijde grenst aan het openbaar gebied van de Schooldwarsweg.
7.3 Bestemmingen
7.3.1 Wonen
De beoogde woningen worden bestemd als 'Wonen'. Ter plaatse van de beoogde bouwlocatie is in de verbeelding een bouwvlak opgenomen. Binnen de grenzen van het bouwvlak mag een woning worden gerealiseerd. De goot- en bouwhoogte is aangegeven in de verbeelding, evenals het maximum aantal woningen dat binnen het bouwvlak gerealiseerd mag worden. Door een gedetailleerde bestemming te geven aan deze woningen, wordt zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden voor de omwonenden.
7.3.2 Maatschappelijk
De gronden met de bestemming ‘Maatschappelijk’ zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen ter zake van religie, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, kinderopvang, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere dienstverlening en voorzieningen. De gronden zijn in voorliggend plan specifiek bedoeld voor het realiseren van een basisschool, peuterspeelzaal en een dorpshuis. Ter plaatse van de specifieke functieaanduiding 'Wonen' is uitsluitend op de verdieping wonen toegestaan.
Onder “maatschappelijke voorzieningen” vallen in ieder geval ook de openbare (para-commerciële) dienstverlening aan dorpsbewoners voor wie deze voorzieningen anders te ver weg zouden zijn om eenvoudig te bereiken, zoals bijvoorbeeld de kapper, die op geregelde tijden in het dorpshuis aanwezig is. Deze para-commerciële functie hebben een kleinschalig en ondergeschikt karakter.
7.3.3 Groen
De belangrijke openbare groenvoorzieningen in het plangebied zijn bestemd als 'Groen'. Naast groenvoorzieningen zijn waterhuishoudkundige voorzieningen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten, andere ondergeschikte voorzieningen en overige bij de bestemming behorende voorzieningen toegestaan.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gerealiseerd. Voor het bouwen van bij de bestemming behorende andere bouwwerken geeft deze bestemming bouwregels.
7.3.4 Verkeer
De nieuwe ontsluitingsweg in het plangebied krijgen de bestemming 'Verkeer'. De gronden binnen deze bestemming zijn bedoeld voor wegen met ten hoogste twee rijstroken, verhardingen voor woonstraten, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer, parkeerstroken en -voorzieningen, fiets- en voetpaden, bermen, groen- en speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen, beeldende kunst.
Op of in deze gronden mogen verder geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van ondergeschikte gebouwen voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen. Voor het bouwen hiervan geeft deze bestemming bouwregels.
7.3.5 Tuin
Op de gronden van de voortuinen van de woningen die evenwijdig aan de bestaande woningen van de Weidelaan worden gerealiseerd, is de bestemming 'Tuin' van toepassing. De gebruiksmogelijkheden van deze gronden zijn overgenomen conform de regels van het bestemmingsplan 'Austerlitz-Zeisterbossen'. Binnen deze bestemming zijn tuinen toegestaan.
7.3.6 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog
In de gebieden met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' is de kans op het aantreffen van archeologische resten hoog. Indien in deze zone bodemingrepen dieper dan de bouwvoor (0,30m - mv) niet kunnen worden voorkomen, moet er nader archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Op deze gronden is een omgevingsvergunningstelsel en een rapportageplicht (en andere extra verplichtingen) bij een reguliere omgevingsvergunning met betrekking tot bouwen is opgenomen.
7.3.7 Dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie
In het plangebied is een monumentale structuur aanwezig (o.a. het dorpsplein en de bomenrij aan de Schoolweg). Dit gebied wordt beschermd middels de dubbelbestemming Waarde – Cultuurhistorie. Voor wijzigingen op deze terreinen is een omgevingsvergunning nodig. Een aanvraag binnen een dergelijk gebied zal ter advisering aan de gemeentelijke monumentencommissie worden voorgelegd.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan in beginsel tevens een grondexploitatieplan vaststelt. De gemeenteraad kan bij de vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten om daarvan af te wijken, als het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan een privaatrechtelijke overeenkomst met de betrokken initiatiefnemers.
Ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan is een grondexploitatie opgezet. Het daarin aangegeven tekort zal worden gefinancierd vanuit gemeentelijke middelen. Voor het multifunctionele gebouw met de daarop gesitueerde woningen zullen de betrokken partijen als opdrachtgever functioneren. De overige woningen worden door de gemeente Zeist via een tender in de markt gezet, waarbij de patiowoningen door een aan Austerlitz Zorgt gelieerde stichting worden afgenomen en verhuurd. De overige woningen zullen als starterswoningen verkocht worden.
Uit de provinciale beleidsstukken alsmede het woningmarktonderzoek gemeente Zeist is gebleken dat behoefte is aan extra woningen. Daarnaast is gebleken dat behoefte is aan verschillende segmenten en typologieën wanneer de woningen worden gerealiseerd. In onderhavig plan worden uitsluitend goedkope koopwoningen en sociale huurwoningen gerealiseerd. Gelet op vorenstaande is het plan economisch uitvoerbaar.
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Binnen de gemeente Zeist is behoefte aan extra woningen. Dit blijkt onder andere uit verschillende beleidsstukken. Daarnaast hebben verschillende overleggen plaatsgevonden met bewoners in de gemeente Zeist. Binnen de kern Austerlitz heeft men aangegeven dat kleinschalige uitbreiding gewenst is, mits gefaseerd gerealiseerd. In de verdere planuitwerking zal hier rekening mee worden gehouden. Daarnaast hebben reeds een aantal informatieavonden plaatsgevonden waarbij de bewoners van Austerlitz hebben meegedacht over de inhoud en uitwerking van het voorliggende bestemmingsplan (zie tevens subparagraaf 8.2.1 Participatie).
8.2.1 Participatie
Voor de invulling van het plan is in het kader van participatie door de gemeente een Gebiedsontwikkeling Nieuwestijl traject (GONS-traject) doorlopen. In een werkgroep met bewoners, belanghebbenden en adviseurs heeft de gemeente op 15 april 2016 en 8 november 2016 bijeenkomsten georganiseerd, waarbij uitgangspunten voor de invulling van de toekomstige situatie zijn vastgesteld. Op basis van de bijeenkomsten zijn uitgangspunten vastgesteld. Deze uitgangspunten vormen de basis voor de planuitwerking in voorliggend bestemmingsplan.
8.2.2 Vooroverleg
In de voorbereiding van de bestemmingsplanprocedure is het concept bestemmingsplan in het kader van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan onder andere betrokken overheden, Omgevingsdienst Regio Utrecht, Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden, Veiligheidsregio Utrecht. De reacties van het vooroverleg zijn in deze paragraaf puntsgewijs samengevat en van een reactie voorzien.
Provincie Utrecht
De reactie van de provincie d.d. 6 oktober 2015 heeft betrekking op het voorontwerpbestemmingsplan 'Dorpsplan Austerlitz'. In de reactie wordt geadviseerd onderzoek te (laten) uitvoeren voor gronden buiten de rode contour die geen deel uitmaken van voorliggend plangebied. Daarnaast moet de relatie tussen de militaire geschiedenis en de verkaveling van de woonwijk nader worden toegelicht en de relatie van deze geschiedenis met de inrichting openbare ruimte/ vormgeving bebouwing herkenbaarder worden.
De opmerkingen van de provincie hadden m.n. betrekking op de uitbreiding van Austerlitz aan de noordzijde van het dorp. De beoogde nieuwbouw in voorliggend bestemmingsplan is in lijn met de militaire geschiedenis en reeds bestaande structuur in het dorp.
Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden (HDSR)
De reactie van HDSR d.d. 12 oktober 2015 heeft betrekking op het voorontwerpbestemmingsplan 'Dorpsplan Austerlitz'. HDSR geeft aan dat het informeel wateradvies HDSR niet opgenomen in het voorontwerp en het plan niet voldoet aan het 'standstil principe' (verslechtering waterhuishouding) vanwege toename van verharding, ontoereikende onderbouwing van ruimtelijke consequenties infiltreren overtollig hemelwater vanaf verhard oppervlak en ontbreken van toelichting welk rioolsysteem wordt aangelegd.
In voorliggend bestemmingsplan zijn deze zaken in de waterparagraaf inzichtelijk gemaakt. In het kader van vooroverleg is de beoogde ontwikkeling nogmaals voorgelegd aan HDSR.
Veiligheidsregio Utrecht (VRU)
VRU constateert dat het plangebied niet is gelegen binnen het invloedsgebied van een transport van gevaarlijke stoffen per weg, spoor, water of buisleiding, dan wel van objecten die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Vanuit het oogpunt van externe veiligheid voorziet VRU geen belemmeringen voor realisatie van de beoogde ontwikkeling.
Met betrekking tot bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid stelt VRU dat voor de nieuw geprojecteerde weg moet worden voorzien in verharding met een toereikend wegprofiel. Daarnaast geeft VRU aan dat moet worden voorzien in voldoende bluswatervoorzieningen en dat, gezien de ligging in een bosrijke omgeving, qua materiaalgebruik steenachtige bouwmaterialen zijn aan te raden.
Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU)
De gemeente Zeist heeft het concept ontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de ODRU. ODRU heeft ten aanzien van de aspecten bodem, archeologie, ecologie, externe veiligheid, geluid (wegverkeerlawaai), lucht, bedrijven en milieuzonering, duurzaamheid advies uitgebracht. Het bestemmingsplan is op de onderdelen bodem, archeologie, ecologie, bedrijven en milieuzonering en duurzaamheid aangepast.
Welstand
Daarnaast is het voorlopig schetsontwerp voorgelegd aan Mooisticht (de commissie voor ruimtelijke kwaliteit van Zeist). De commissie is van oordeel dat sprake is van een met ambitie ontworpen bijzonder gebouw, dat in zijn hoofdopzet, gegeven ook het forse bouwprogramma, op een zorgvuldige wijze is ingepast. Hoewel het schetsontwerp nog geen inzicht geef in alle gevelaanzichten, kan de commissie op zich, en met waardering, instemmen met de hoofdopzet van het plan. De commissie geeft aan dat, indien het schetsontwerp zorgvuldig wordt uitgewerkt, de ontwikkeling leidt tot een aantrekkelijk vormgegeven bebouwingsbeeld op deze locatie. De commissie aanvullend op gedetailleerder niveau geadviseerd ten aanzien van de zorgvuldige inpassing van het gebouw. Deze adviezen worden meegenomen in de uitwerking van het plan.
8.2.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan "Hart van Austerlitz", met kenmerk NL.IMRO.0355.BPHartAusterlitz-ON01, heeft op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met ingang van 15 juni 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze zes weken zijn 3 zienswijzen op het plan ingediend.
Met de formele bestemmingsplanprocedure en diverse momenten waarop bewoners van Austerlitz input hebben geleverd en op de hoogte zijn gehouden, wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid van voorliggend plan voldoende gewaarborgd.