Blokhoeve 2012
Bestemmingsplan - Gemeente Nieuwegein
Onherroepelijk op 05-03-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
Het bestemmingsplan Blokhoeve 2012 van de gemeente Nieuwegein.
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0356.BPBH2012-OH01 met de bijbehorende regels.
1.3 aan huis verbonden beroep of -bedrijf:
Het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, als aangegeven in de 'Staat van toelaatbare bedrijven', in een woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke en visuele uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
1.4 aan-/uitbouw:
Een bijbehorend bouwwerk als omschreven in artikel 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en daaraan functioneel is verbonden.
1.5 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 archeologisch onderzoek:
Werkzaamheden naar het bodemarchief die ten behoeve van de archeologische monumentenzorg worden uitgevoerd volgens de eisen zoals gesteld in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
1.8 archeologisch monument:
Een aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.9 archeologische verwachting:
Waarden waarvan de aanwezigheid in de bodem aannemelijk is of vermoed wordt.
1.10 archeologische waarde:
Waarden waarvan de aanwezigheid bekend is in de vorm van fysieke overblijfselen in de bodem.
1.11 archeologisch rapport:
Rapportage waarin de archeologische waarde van het terrein waarop de aanvraag betrekking heeft wordt vastgesteld, die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
1.12 bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bedrijf:
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen.
1.14 bedrijfs- of dienstwoning:
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.15 bedrijfsvloeroppervlak:
Het totale vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.16 begane grond:
De vloer van een op maaiveld, of nagenoeg op maaiveld, gesitueerde bouwlaag van een gebouw.
1.17 bestaand:
- Bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- Bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.18 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bijgebouw:
Een bijbehorend bouwwerk, als omschreven in artikel 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat functioneel en bouwkundig ondergeschikt is aan en vrijstaat van dat (hoofd)gebouw.
1.21 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22 bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag:
Een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.24 bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.28 bruto vloeroppervlak:
Het totale vloeroppervlak binnen een gebouw tussen de buitenzijde van de gevels minus het oppervlak voor vides en technische ruimten.
1.29 carport:
Een overdekte stallingsgelegenheid voor auto's, met niet meer dan twee wanden.
1.30 dak:
Iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk.
1.31 detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.
1.32 dienstverlening:
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé.
1.33 eengezinswoning:
Een zelfstandig, al dan niet zijdelings aaneen gebouwd, grondgebonden gebouw dat enkel één woning omvat.
1.34 eerste bouwlaag:
De bouwlaag op de begane grond.
1.35 erf:
De oppervlakte van het bouwperceel uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw.
1.36 erftoegangsweg:
Een weg bedoeld voor het toegankelijk maken van erven; deze wegcategorie is in beginsel toegankelijk voor elke vervoerswijze.
1.37 erker:
Een hoek- of rondvorming uitgebouwd deel van een hoofdgebouw; bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegend transparante uitstraling.
1.38 evenementen:
Grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten.
1.39 functie:
Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.
1.40 gebiedsontsluitingsweg:
Een weg waarop zowel de stromen als de uitwisseling kan plaatsvinden; het is de verbindende schakel tussen erftoegangswegen en stroomwegen.
1.41 gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 gestapelde woningen:
Boven elkaar of nagenoeg boven elkaar gebouwde woningen.
1.43 gevelrooilijn:
De lijn, die aansluit aan de ligging van de gevels van de hoofdgebouwen en evenwijdig aan de weg loopt.
1.44 hoofdgebouw:
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.45 horeca:
Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed & breakfast, discotheek, feestzaal en partyboerderij.
1.46 inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken:
Een inrichting zoals bedoeld in artikel 41, lid 3 van de Wet geluidhinder c.q. onderdeel D van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht.
1.47 kantoor:
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.48 maatschappelijke doeleinden:
Het openbaar bestuur, medische-, sociale, culturele, educatieve, levensbeschouwelijke en daarmee gelijk te stellen diensten.
1.49 mantelzorg:
Het bieden van zorg in één woning en bijbehorende aan-en uitbouwen, dus alleen in afhankelijke woonruimte, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.50 motorbrandstofverkooppunt:
Een verkooppunt voor motorbrandstoffen met de daarbij behorende detailhandel en service aan motorvoertuigen, waaronder begrepen een wasstraat, verzorgingsplaatsen, alsmede in- en uitritten.
1.51 nutsvoorzieningen:
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.52 onderbouw:
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven het aansluitend afgewerkte maaiveld is gelegen.
1.53 opleidingsinstituut:
Een voorziening ten behoeve van cursussen en opleidingen voor volwassenen.
1.54 overkapping:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door ten hoogste één wand en voorzien van een gesloten dak.
1.55 peil:
- a. Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld.
- c. Indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
1.56 prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.57 risicovolle inrichting:
Inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.58 seksinrichting:
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.
1.59 straatmeubilair:
Bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:
- a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken;
- b. telefooncellen, abri's, kunstobjecten, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
- c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen, ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
- d. afvalinzamelsystemen.
1.60 standplaats:
Het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
1.61 uitbouw:
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.62 woning:
Een (zelfstandig gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand:
tussen die grens en enig punt van een gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, tot een bouwperceel- of bestemmingsgrens wordt gemeten, waar die afstand het kortst is.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' voor een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg met bijbehorende detailhandel met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 90 m², met dien verstande dat voor de LPG-installaties specifieke gebruiksregels van toepassing zijn;
Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:
- b. gebouwen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. bijbehorende voorzieningen, zoals erven, parkeer- en groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Op de in deze bestemming bedoelde gronden is het gebruik als LPG-reservoir slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reservoir lpg' en is het gebruik als LPG-vulpunt niet toegestaan.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 3.3 het gebruik als LPG-vulpunt of LPG-reservoir toestaan, mits uit een uitgevoerde kwantitatieve risicoanalyse (QRA) is gebleken dat ook bij de nieuwe locatie van de LPG-installaties wordt voldaan aan de bepalingen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen en bij het verlenen van de omgevingsvergunning het bevoegd gezag een besluit neemt over de verantwoording van het groepsrisico.
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum' voor congres- en evenementencentra, beurs-, tentoonstellings- en vergaderruimten;
- b. voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning, die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de van deze planregels uitmakende Staat van Voorzieningen (Bijlage 2);
- c. sportvoorzieningen, die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de van deze planregels uitmakende Staat van Voorzieningen (Bijlage 2);
- d. ondergeschikte (niet-zelfstandige) horeca-activiteiten tot maximaal categorie 2 (Bijlage 1);
- e. ondergeschikte (niet-zelfstandige) kantooractiviteiten;
Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:
- f. gebouwen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- h. bijbehorende voorzieningen zoals verkeers- en verblijfsgebieden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van aan- en bijgebouwen, met het oog op:
- het ruimtelijk beeld;
- de verkeersveiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten dienste van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken en risicovolle inrichtingen, is niet toegestaan.
- b. Opslag buiten een bouwvlak is uitsluitend toegestaan achter de voorgevelrooilijn.
- c. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. overbruggingen ten behoeve van verkeer;
alsmede voor:
- c. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' tevens voor een ecologische verbindingszone;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' tevens voor een LPG-vulpunt;
- e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, oeververbindingen en waterlopen;
- f. inlaatplaatsen voor maaiboten;
- g. geluidswerende voorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- k. bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen en paden, behalve ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone'.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 5.1 sub f het gebruik als LPG-vulpunt op een andere locatie binnen de bestemming 'Groen' toestaan, mits uit een uitgevoerde kwantitatieve risicoanalyse (QRA) is gebleken dat ook bij de nieuwe locatie van het LPG-vulpunt wordt voldaan aan de bepalingen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen en bij het verlenen van de omgevingsvergunning het bevoegd gezag een besluit neemt over de verantwoording het groepsrisico.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegomgevingsvergunning)
Artikel 6 Horeca
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2' voor horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten (Bijlage 1);
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3' voor horecabedrijven uit ten hoogste categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten (Bijlage 1);
Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. bijbehorende voorzieningen, zoals erven, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel is niet toegestaan.
- b. Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting is niet toegestaan.
- c. Horecabedrijven in één categorie hoger dan in lid 6.1 onder a is aangegeven, zijn toegestaan, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten.
- d. Horecabedrijven die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, zijn toegestaan, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten.
- e. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2' zijn horeca-activiteiten die voorzien in nachtverblijf, zoals hotels, niet toegestaan.
Artikel 7 Kantoor
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. opleidingsinstituten, onderzoeksinstituten en laboratoria.
Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. bijbehorende voorzieningen zoals verkeers- en verblijfsgebieden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van gronden en bouwwerken ten dienste van risicovolle inrichtingen, is niet toegestaan.
Artikel 8 Tuin
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. parkeren, waaronder carports;
- c. erkers;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' tevens voor bergingen en entreeportalen ten behoeve van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' tevens voor een transparante binnentuin (serre) die tevens functioneert als geluidwerende voorziening;
Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:
- f. gebouwen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten van maximaal 2 x 2 doorgaande rijstroken exclusief opstelstroken en busstroken, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'dwarsprofiel' het profiel van de weg overeenkomstig de illustratie uit Bijlage 3 dient te zijn;
- b. wandel- en fietspaden en trappen met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- c. parkeer- en groenvoorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, oeververbindingen en waterlopen;
- e. geluidswerende voorzieningen;
- f. parallelwegen, bus- en carpoolstroken;
Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Verkeer - Railverkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. railverkeer;
- b. wandel- en fietspaden en trappen met een functie voornamelijk gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- c. parkeer-, fiets- en groenvoorzieningen;
- d. reclame-uitingen;
- e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, oeververbindingen en waterlopen;
- f. geluidswerende voorzieningen.
Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:
- g. gebouwen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, wandel- en fietspaden en trappen met een functie voornamelijk gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaatsen', uitsluitend voor 2 standplaatsen;
- c. kunstobjecten;
- d. parkeer-, fiets-, groen- en speelvoorzieningen;
- e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, oeververbindingen en waterlopen;
- f. nutsvoorzieningen.
Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
Artikel 12 Water
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen en waterpartijen;
- d. infiltratievoorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - wandelpad' tevens voor een wandelpad;
- f. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeer;
- g. kunstobjecten;
- h. steigers en vlonders;
- i. taluds, oevers en onderhoudsstroken.
Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Wonen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep;
- b. parkeren;
- c. mantelzorg in een afhankelijke woonruimte;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' voor gestapelde woningbouw;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' voor de bouw van vrijstaande woningen in particulier opdrachtgeverschap;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' tevens voor een hospice of een gelijksoortige zorgvoorziening;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' tevens voor een praktijkruimte voor (para-)medische beroepen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens voor maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat deze voorzieningen uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens voor dienstverlening, met dien verstande dat deze functies uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan;
- j. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van wonen – balkons' tevens voor balkons;
- k. inritten, tot een maximum van één inrit per woning.
Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:
- l. hoofdgebouwen;
- m. aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- o. erven.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, oppervlakte, bouwhoogte en/of het volume met het oog op het bereiken van een aanvaardbare beeldkwaliteit en/of ruimtelijke inpassing.
13.4 Afwijken van de bouwregels
In afwijking van het bepaalde onder artikel 13.2.3 onder b en c mag het oppervlak van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg met maximaal 60 m² worden vergroot, mits er geen onaanvaardbare gevolgen zijn voor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
- a. In afwijking van het bepaalde in artikel 13.5.1 onder e is een aan-huis-verbonden beroep toegestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voor zover het medische beroepen betreft.
- b. In afwijking van het bepaalde in artikel 13.5.2 onder a is mantelzorg in een vrijstaand bijgebouw toegestaan, mits het een tijdelijke voorziening betreft.
Artikel 14 Gemengd - Uit Te Werken
Bestemming is vervallen n.a.v. uitspraak Raad van State van 5 maart 2014, nr. 201309102/1/R6.
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a.
wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep; - b.
ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum' voor congres- en evenementencentra, beurs-,tentoonstellings- en vergaderruimten; - c.
voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning, die behoren tot de categorieën 1 en 2 vande van deze planregels uitmakende Staat van Voorzieningen (Bijlage 2), in afwijking hiervan zijn terplaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' tevens bedrijven tot met categorie 3.1toegestaan; - d.
sportvoorzieningen, die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de van deze planregels uitmakendeStaat van Voorzieningen (Bijlage 2); - e.
parkeren; - f.
mantelzorg in een afhankelijke woonruimte; - g.
wegen en straten, wandel- en fietspaden en trappen met een functie voornamelijk gericht op zowelverblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer; - h.
fiets-, groen- en speelvoorzieningen; - i.
nutsvoorzieningen; - j.
geluidwerende voorzieningen; - k.
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, oeververbindingen en waterlopen.
Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:
- l.
hoofdgebouwen; - m.
aan-/uitbouwen en bijgebouwen; - n.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde; - o.
tuinen en erven.
14.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn verplicht de bestemming uit te werken, met inachtneming van de volgende regels:
- a.
mede ter uitvoering van artikel 76 en 77 van de Wet geluidhinder is het oprichten van woningen enandere geluidsgevoelige functies slechts toegestaan indien de woningen c.q. andere functiesvoorzien zijn van een dove gevel tenzij:- 1.
de woningen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde (voorrail- en wegverkeerslawaai), dan wel - 2.
de woningen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, dan wel - 3.
op een andere wijze wordt gemotiveerd dat ter plaatse van de bestemming sprake is van eenaanvaardbare geluidsituatie, in overeenstemming met de beginselen van een goede ruimtelijkeordening, zoals bepaald in, en voortvloeiend uit wet- en regelgeving;
- 1.
- b.
bij uitwerking moet worden voorzien in een adequate milieuzonering, gebaseerd op de brochure'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, 2009) waarbij de richtafstanden voor een rustige woonwijkdienen te worden gehanteerd; - c.
burgemeester en wethouders dienen voor vaststelling van de uitwerking van het gebied af testemmen met het waterschap. Het uitwerkingsplan moet voorzien in een aanvaardbarewaterhuishoudkundige situatie, waarbij geldt dat ten minste 15 % van de toename van verhardingwordt gecompenseerd in de vorm van open water; - d.
burgemeester en wethouders dienen een besluit te hebben genomen inhoudende eenverantwoording van het groepsrisico externe veiligheid; - e.
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 390; - f.
het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 60%; - g.
de bruto vloeroppervlakte van de voorzieningen op het gebied van sport, cultuur en ontspanning magniet meer bedragen dan 6.000 m²,waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifiekebouwaanduiding - 6' de gezamenlijke oppervlakte van de hier bedoelde voorzieningen niet meer dan500 m² mag bedragen; - h.
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 meter; - i.
als uitzondering op sub h ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6' mag debouwhoogte niet meer dan 12 meter bedragen, waarbij enkele stedenbouwkundige accenten meteen maximale bouwhoogte van 15 meter wel zijn toegestaan. De gezamenlijke oppervlakte vanbedoelde accenten mag niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van het aanduidingsvlak; - j.
het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan 5; - k.
een uitwerkingsplan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat is vast komen te staan dat:- 1.
de archeologische waarden van de uit te werken gronden die kunnen worden verstoord involdoende mate zijn vastgesteld; en - 2.
in voldoende mate inzicht bestaat op welke wijze archeologische waarden worden bewaarden/of gedocumenteerd; - 3.
hierover advies is ingewonnen en verkregen bij een ter zake deskundige;
- 1.
- l.
een uitwerkingsplan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat is vast komen te staan dat:- 1.
daar waar de bestemming 'Gemengd - Uit te werken' samenvalt met de dubbelbestemming'Leiding - Leidingstrook', schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder; - 2.
er in het uitwerkingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van externe veiligheidvoor wat betreft het groepsrisico; - 3.
er geen strijdigheid mag optreden met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
- 1.
14.3 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd tot het moment dat het plan voor de betreffende gronden is uitgewerkt in de zin van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en het desbetreffende uitwerkingsplan in werking is getreden.
14.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, oppervlakte, bouwhoogte en/of het volume met het oog op het bereiken van een aanvaardbare beeldkwaliteit en/of ruimtelijke inpassing.
14.5 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 14.3 een omgevingsvergunning verlenen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, passend bij de tijdelijke inrichting van de gronden, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de gronden.
14.6 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van gronden en bouwwerken ten dienste van risicovolle inrichtingen is niet toegestaan.
14.7 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is in afwijking van het bepaalde in lid 14.1 sub b bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor:
- a.
een voorziening in een hogere milieucategorie dan in lid 14.1 genoemd, voor zover de betrokkenvoorziening naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondereverschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 14.1 genoemde categorieën van deStaat van voorzieningen; - b.
een voorziening die niet is opgenomen in de Staat van voorzieningen, voor zover de betrokkenvoorziening naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieënvan de Staat van voorziening, zoals in lid 14.1 genoemd.
Artikel 15 Wonen - Uit Te Werken
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep;
- b. parkeren;
- c. mantelzorg in een afhankelijke woonruimte;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' tevens gestapelde woningbouw.
Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:
- e. hoofdgebouwen;
- f. aan-/uitbouwen en bijgebouwen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- h. tuinen en erven.
15.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn verplicht de bestemming uit te werken, met inachtneming van de volgende regels:
- a. een uitwerkingsplan wordt niet eerder vastgesteld, dan het moment waarop ofwel
- 1. door aanpassing van de bovengrondse hoogspanningsverbinding de sterkte van het elektromagnetische veld ter plaatse voldoende klein is; of
- 2. door wijzigingen van het beleid de sterkte van het elektromagnetisch veld ter plaatse niet langer als een belemmering voor woningbouw wordt beschouwd;
- b. ter uitvoering van artikel 76 en 77 van de Wet geluidhinder is het oprichten van woningen en andere geluidsgevoelige functies slechts toegestaan indien de woningen c.q. andere functies voorzien zijn van een dove gevel tenzij:
- 1. de woningen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde (voor rail- en wegverkeerslawaai), dan wel
- 2. de woningen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, dan wel
- 3. op een andere wijze wordt gemotiveerd dat ter plaatse van de bestemming sprake is van een aanvaardbare geluidsituatie, in overeenstemming met de beginselen van een goede ruimtelijke ordening, zoals bepaald in, en voortvloeiend uit wet- en regelgeving;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' is woningbouw slechts toelaatbaar, indien de bouw van de transparante binnentuin (serre) als geluidwerende voorziening (als bedoeld in lid 8.1 sub e) verzekerd is;
- d. burgemeester en wethouders dienen een besluit te hebben genomen inhoudende een verantwoording van het groepsrisico externe veiligheid;
- e. het aantal woningen mag in totaal niet meer bedragen dan 120;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5', bestaande uit twee aanduidingsvlakken, waarvoor geldt dat:
- 1. het totaal aantal woningen niet meer mag bedragen dan 40 woningen;
- 2. uitsluitend vrijstaande of twee-onder-een-kapwoningen zijn toegestaan;
- g. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 100 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' het gehele bestemmingsvlak mag worden bebouwd;
- h. de goot- en/of bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse is aangeduid;
- i. een uitwerkingsplan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat is vast komen te staan dat:
- 1. de archeologische waarden van de uit te werken gronden die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- 2. in voldoende mate inzicht bestaat op welke wijze archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
- 3. hierover advies is ingewonnen en verkregen bij een ter zake deskundige.
15.3 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd tot het moment dat het plan voor de betreffende gronden is uitgewerkt in de zin van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en het desbetreffende uitwerkingsplan in werking is getreden.
15.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, oppervlakte, bouwhoogte en/of het volume met het oog op het bereiken van een aanvaardbare beeldkwaliteit en/of ruimtelijke inpassing.
15.5 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 15.3 een omgevingsvergunning verlenen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, passend bij de tijdelijke inrichting van de gronden, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de gronden.
15.6 Specifieke gebruiksregels
Er moet worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen, waarbij geldt dat:
- a. de door de gemeente vastgestelde parkeernormen, welke ten tijde van het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning van kracht zijn, in acht moeten worden genomen;
- b. nieuwe hoofdgebouwen niet eerder in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de functie(s), die op grond van de desbetreffende bestemming is (of zijn) toegelaten, dan nadat ten behoeve van die hoofdgebouwen voldoende parkeerplaatsen zijn gerealiseerd, conform de parkeernormen als bedoeld onder a;
- c. parkeervoorzieningen, welke zijn opgenomen in een verleende omgevingsvergunning, niet zodanig mogen worden gewijzigd, dat hierdoor niet meer wordt voldaan aan de parkeernormen als bedoeld onder a.
Artikel 16 Leiding - Leidingstrook
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Leidingstrook' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - gas' voor ondergrondse aardgasleidingen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - brandstof' voor ondergrondse brandstofleidingen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - hoogspanningsverbinding' voor een hoogspanningsverbinding.
Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 16.2.1 en 16.2.2 een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de andere bestemming en toestaan dat bouwwerken worden gebouwd, mits:
- a. hierdoor de veiligheid van de aardgastransportleiding niet wordt geschaad en er geen kwetsbare objecten of verblijfsgebouwen worden toegelaten;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegomgevingsvergunning)
Artikel 17 Waarde - Archeologie 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van terreinen van archeologische waarde.
17.2 Bouwregels
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' aan gronden, grenzend aan deze bestemming, toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 18 Waarde - Archeologie 2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van een archeologisch waardevol verwachtingsgebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
18.2 Bouwregels
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' aan gronden, grenzend aan deze bestemming, toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 3
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van een archeologisch waardevol verwachtingsgebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
19.2 Bouwregels
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' aan gronden, grenzend aan deze bestemming, toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 20 Waterstaat - Duiker
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Duiker' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van duikers.
20.2 Bouwregels
Op de in lid 20.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de duiker en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren en beheren van de duiker.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene Bouwregels
22.1 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
- a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;
- b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. in geval van herbouw is het onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
22.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouw-, aanduidings- en bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van de bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
23.1 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de planregels, indien het betreft:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
- e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
- 2. de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
- f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte op het dakvlak ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftschachten en installaties, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende dakvlak zal bedragen;
- 2. de maximale bouwhoogte 3,5 meter zal bedragen.
23.2 Voorwaarde
Een vergunning voor een afwijking wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
24.1 Afwijken bestemmingsgrens
Burgemeester en wethouders zijn, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening,
bevoegd het plan te wijzigen voor het in geringe mate, doch met niet meer dan 10 m afwijken van een bestemmingsgrens, indien en voorzover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.
Artikel 25 Overige Regels
25.1 Voorrangsregeling dubbelbestemming
Indien en voor zover dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
in de eerste plaats de regels van:
Leiding - Leidingstrook;
in de tweede plaats de regels van:
Waterstaat - Duiker;
in de derde plaats de regels van:
Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 3.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
26.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 26.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Lid 26.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 26.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 26.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 26.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 27 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Blokhoeve 2012.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Blokhoeve in Nieuwegein is een wijk in ontwikkeling. In de jaren negentig van de vorige eeuw heeft de gemeente besloten de sportvelden en de golfbaan te verplaatsen en Blokhoeve te ontwikkelen als gemengd woon- en werkgebied. Op basis van een ontwikkelingsvisie heeft de gemeente een stedenbouwkundig plan vastgesteld om de nieuwbouwontwikkeling in goede banen te kunnen leiden.
De ontwikkeling van Blokhoeve is een complex proces en neemt daardoor relatief veel tijd in beslag. In het verleden zijn stapsgewijs nieuwbouwplannen uitgevoerd op basis van vrijstellingen van het huidige bestemmingsplan, conform het stedenbouwkundig plan. Ook in de komende jaren zullen nog plannen voor nieuwbouw worden uitgewerkt. Zowel voor de reeds bestaande woningen als de nog te bouwen woningen is het wenselijk dat er een nieuw bestemmingsplan voor Blokhoeve wordt vastgesteld. Het stedenbouwkundig plan staat aan de basis voor dit bestemmingsplan. Met inachtneming van de huidige wet- en regelgeving legt de gemeente met dit bestemmingsplan het ruimtelijke beleid voor Blokhoeve vast.
1.2 Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan is een digitaal bestand in gml-formaat, waarin geometrisch bepaalde planobjecten zijn vastgelegd (zie ook paragraaf 5.2 Opbouw van het plan). Om het plan te kunnen raadplegen zijn in feite drie onderdelen van belang:
- een digitale en analoge verbeelding van de geometrisch bepaalde planobjecten (verbeelding);
- de juridisch bindende regels van het bestemmingsplan (planregels);
- een bijbehorende toelichting (plantoelichting).
1.3 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
Nieuwegein ligt in het zuiden van de stadsregio Utrecht en heeft naast een belangrijke woonfunctie ook steeds meer een belangrijke werkfunctie voor de regio gekregen. Blokhoeve ligt in het noorden van Nieuwegein, in een gebied waar veel infrastructurele werken aanwezig zijn. Het gebied Blokhoeve wordt omsloten door de bestaande wegen tussen Utrecht en Nieuwegein. In het westen wordt het plangebied Blokhoeve begrensd door de A.C. Verhoefweg. In het zuiden wordt de grens gevormd door de Symfonielaan. De oostelijke grens bestaat uit het sneltramspoor van en naar Utrecht. In het noorden wordt het plangebied begrensd door de Taludweg. In figuur 1.1 is de ligging van Blokhoeve in de omgeving weergegeven. Figuur 1.2 geeft de precieze grenzen van het plangebied weer.
Figuur 1.1: Ligging Blokhoeve in regio Utrecht.
Figuur 1.2: Begrenzing plangebied.
1.4 Vigerende Regelingen
Op dit moment zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht in het plangebied:
- Bestemmingsplan Blokhoeve, vastgesteld 25 juni 1981 en goedgekeurd 3 augustus 1982;
- Bestemmingsplan vierde partiële herziening Blokhoeve, vastgesteld 27 mei 1992 en goedgekeurd op 29 september 1992;
- Bestemmingsplan partiële herziening Blokhoeve klimcentrum, vastgesteld 18 maart 1993 en goedgekeurd op 9 juni 1993.
Verder zijn er diverse onderdelen van het stedenbouwkundig plan in uitvoering gebracht op basis van een vrijstelling van het bestemmingsplan ex artikel 19 WRO (oud).
1.5 Leeswijzer
Het vervolg van deze bestemmingsplantoelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt een uitgebreide beschrijving gegeven van de bestaande situatie in het plangebied. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van de relevante beleidsaspecten van de diverse betrokken overheden, onderverdeeld in de diverse thema's van beleid. In hoofdstuk 4 volgt een beschrijving van het plan voor de ontwikkeling van Blokhoeve. Hoofdstuk 5 is de juridische toelichting. Hoofdstuk 6 ten slotte gaat in op de uitvoerbaarheid. Dit betreft zowel de economische uitvoerbaarheid als de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Algemeen
Het gebied Blokhoeve ligt aan de noordrand van Nieuwegein. Vanwege de ligging aan de rand van de stad hebben in het verleden diverse functies een plek gekregen in het gebied. Blokhoeve heeft hierdoor geen eenduidige structuur. Daarnaast is een aantal onderdelen van de nieuwe woningbouwplannen al uitgevoerd. Dit versterkt het gebrek aan samenhang in de huidige situatie.
Er zijn op dit moment vier zones aan te wijzen. In het zuiden is een bebouwde zone langs de Symfonielaan met een beursgebouw, congres- en kantoorvoorzieningen, aanverwante horeca, een klimhal, een squash- en tenniscentrum, een bowlingbaan en een grote parkeerplaats. Het zuidoosten is een gebied met verlaten sportvelden en ligt nu braak. De zone in het oosten langs de spoorbaan bestaat voornamelijk uit bos en water. Het noordelijk deel van het gebied bestaat uit een recent gebouwde woonbuurt. Deze buurt wordt van de rest van het gebied gescheiden door een brede waterpartij met daarboven een hoogspanningslijn. Ten zuiden van deze watergang is de wijk nog in ontwikkeling. Het daarnaast gelegen buurtpark is gerealiseerd. Zie figuur 2.1 voor een luchtfoto van het plangebied.
Figuur 2.1: Luchtfoto van het plangebied.
Tot aan het eind van de jaren zeventig had het plangebied voornamelijk een agrarische bestemming. De grond was vrijwel geheel in gebruik door een veehouderij. Alleen in de omgeving van de oude boerderij Blokhoeve, momenteel een party- en vergadercentrum Green Village, ter plaatse van de atletiekbaan, vond op geringe schaal maïsteelt plaats. De structuur van het landschap werd bepaald door de richting van de kavelsloten, de kavelgrootte en de aanwezige bebouwing: te weten de oude boerderij Blokhoeve. Daarnaast bepaalden de aangrenzende ruimtelijke elementen het karakter van het gebied: aan de noord- en westzijde de Taludweg en de A.C. Verhoefweg, aan de oostzijde het woongebied Huis de Geer en in de zuidzijde de Symfonielaan. Dominant in het beeld van het landschap zijn ook de hoogspanningsmasten, die het gebied in oost/westrichting doorkruisen.
Vanaf eind jaren zeventig is het landschapsbeeld in snel tempo veranderd. De zuidwestelijke zone van het gebied, daar waar zich de hogere stroomruggronden bevinden, is bebouwd. Hier bevinden zich nu commerciële functies als beurzen, vergader- en congresfaciliteiten, sportbonden en sportaccommodaties. In het noordelijke deel van het plangebied werd in de jaren '80 een golfcomplex aangelegd met kunstmatige heuvels, landschappelijke waterpartijen en losse struweel- en boombeplanting. Het resterende gebied werd voornamelijk als sportveld in gebruik genomen, dat aangelegd is in de oorspronkelijke kavelrichting. Aan de oost- en zuidzijde wordt het gebied begrensd door de sneltramlijn. Langs het spoor is een brede groenzone aangelegd in het kader van nieuwe natuurontwikkeling. Het is een gebied met een variatie aan natte en droge milieus, watergangen, bospercelen en wilde struikgewassen.
In de jaren 2001/2002 is in het kader van de herontwikkeling van Blokhoeve het golfbaancomplex ontruimd. Op deze plaats is de noordelijke woonbuurt De Lamellen gebouwd. Ook zijn de sportvelden en de atletiekbaan ten behoeve van de herontwikkeling van Blokhoeve verplaatst naar de nabijgelegen Galecopperzoom. In het zuiden van het plangebied zijn in de afgelopen jaren, vooruitlopend op het nieuwe bestemmingsplan nieuwe kantoren gebouwd. Ook in het gebied direct ten zuiden van de hoogspanningslijn worden nieuwe woningen gebouwd.
2.2 Ruimtelijke Hoofdstructuur
De ruimtelijke opbouw van het gebied is op dit moment in transitie. Dat komt omdat op basis van vrijstellingen van het bestemmingsplan ex artikel 19 WRO (oud) al een start is gemaakt met de uitvoering van de nieuwe ruimtelijke inrichting, die met dit bestemmingsplan wordt bestendigd.
De grenzen van het plangebied zijn ook de belangrijkste dragers van de hoofdstructuur. Het plangebied is omsloten door vrij zware infrastructuur en ligt daardoor afgesloten van zijn omgeving. Langs de west-, noord- en zuidzijde liggen verkeerswegen, die met name een ontsluitingsfunctie hebben voor geheel Nieuwegein en ook een belangrijke schakel zijn in de verbinding tussen Nieuwegein en Utrecht. Aan de oostzijde ligt de spoorbaan van de sneltram naar het centraal station van Utrecht. Het plangebied is hierdoor een afgesloten 'kom' binnen Nieuwegein. In de directe omgeving van het plangebied Blokhoeve zijn in zuidelijke en westelijke richting woonwijken te vinden. De jaren '90 wijk Galecop ten westen van Blokhoeve is jonger dan de zuidelijk gelegen wijk Zuilenstein. De wijk Zuilenstein is begin jaren '80 gebouwd. Ten oosten van het plangebied ligt de buurt Huis de Geer met het gelijknamige park. Ten noorden van Blokhoeve ligt het remiseterrein van de sneltram en een groengebied. In het plangebied zelf is de oost/westrichting de dominante richting van infrastructuur en water. Voor de ontwikkeling van Blokhoeve is een nieuwe waterloop gegraven, ook in deze richting. Ook de pas aangelegde straten zijn voornamelijk in oost/westrichting georiënteerd. In de oudere straten is een mindere samenhangende structuur te herkennen. Het gebied wordt in het noorden en in het zuiden aangesloten op de omgeving.
2.3 Bebouwingsstructuur En -Typologieën
De bebouwing is in de huidige situatie geconcentreerd in het zuidwesten en in het noorden van het plangebied. Deze twee delen hebben een verschillende bebouwingsstructuur en -typologie (zie ook figuur 2.2). In het zuiden komen gebouwen voor met een grote omvang, die nauwelijks in samenhang met elkaar in de ruimte staan. In het noorden is er veel meer samenhang in de bebouwing en is de korrel van het afzonderlijke gebouw veel kleiner. In dit deel is de oost/westrichting duidelijk overheersend. Het gaat om aaneengeschakelde eengezinswoningen en appartementengebouwen. In het zuidelijke deel is meer afwisseling in de oppervlakte en hoogte van bebouwing. De bebouwing kan gekarakteriseerd worden als bedrijfsbebouwing.
Figuur 2.2: Structuur in Blokhoeve.
2.4 Functionele Structuur
Het plangebied bestaat grofweg uit drie delen. Het noorden bestaat uit de nieuw gebouwde woonbuurt 'De Lamellen.' In het zuiden ligt een strook met kantoren en voorzieningen (Het Blok). Er zijn hier vooral werk- en vrijetijdsfuncties te vinden. Het oosten bestaat uit een gesloten groenzone, die grotendeels gehandhaafd blijft. Het middengebied (Het Eiland) heeft een open karakter en ligt nog deels braak. Hier zijn woningen in aanbouw.
Het noordelijke deel heeft voornamelijk een woonfunctie. In De Lamellen staan met name geschakelde eengezinswoningen; voor een groot deel georiënteerd op het water. In het noordwesten aan de Polderhoeve en aan het begin van de Hogerhoeve staan appartementengebouwen. Tussen de woningen komen plantsoenen voor, die tevens deels een functie als speelplaats hebben. Aan de westzijde staat het appartementengebouw 'The Edge' (1). De tweede fase blijft voorlopig een braakliggend terrein (2). Twee panden langs de Middelhoeve zijn in gebruik als hospice (3).
Het middengebied ten zuiden van de watergang en de hoogspanningslijn is een gebied in ontwikkeling. Op het Eiland is een buurtpark gerealiseerd op de plek van de oude atletiekbaan. Ten westen daarvan ligt 'Green Village' (4), een nevenlocatie van het nabijgelegen beurs- en evenementencentrum NBC. Green Village heeft een horecafunctie: het biedt ruimte voor diners, feesten en bijeenkomsten. Ten westen van Green Village ligt momenteel een weiland. Op dit terrein worden horecavoorzieningen ontwikkeld. Het gebied ten oosten van de oude atletiekbaan is een appartementengebouw in aanbouw en worden vrijstaande woningen gerealiseerd. Een deel hiervan wordt gerealiseerd middels particulier opdrachtgeverschap; de zogeheten 'vrije kavels' (5). Dit deel van Blokhoeve wordt Het Eiland genoemd, omdat het door een nieuw te graven watergang gescheiden gaat worden van het zuidelijke deel van het plangebied (Het Blok).
Het Blok herbergt diverse publiekstrekkende functies. Dit deel van Blokhoeve heeft een belangrijke functie op het gebied van sport en recreatie. De volgende functies komen in dit gebied voor (zie ook figuur 2.3):
1 | Het appartementsgebouw 'The Edge' |
2 | Braakliggend terrein. |
3 | Hospice |
4 | Party- en vergadercentrum 'Green Village' |
5 | Vrije kavels |
6 | Langs de A.C. Verhoefweg is een tankstation gelegen. Hier vindt ook de verkoop van LPG plaats. |
7 | In het zuidwesten ligt een horecavoorziening. Het betreft een fastfoodrestaurant. |
8 | Net ten noorden van de horecavoorziening is het Home Trade Centre (HTC) gelegen. Dit is een beurs- en expositieruimte (voor detaillisten). |
9 | Ten noorden daarvan ligt Home Boxx. Dit is een vergelijkbaar beurs- en evenementencentrum (voor consumenten). |
10 | Ten oosten van het HTC en Home Boxx ligt het Nieuwegeins Business Centre (NBC). Dit is een beurs-, vergader- en congrescentrum. |
11 | Ten noorden van het NBC liggen vier kantoorgebouwen. |
12 | Ten oosten van het NBC ligt een judocentrum en kantoorruimte, waar onder andere de judobond en de dartsclub gevestigd zijn. |
13 | Daar weer ten oosten van is een klimhal aanwezig. |
14 | Verder naar het oosten ligt een bowling- en partycentrum. |
15 | Ten noorden hiervan is de Heidehal gelegen. Hier is ruimte voor sport (onder andere tennis en squash) evenals voor diverse evenementen. Er zijn hier tevens zes tennisbanen in de open lucht te vinden. |
Figuur 2.3: Ligging diverse voorzieningen in Blokhoeve.
Als laatste heeft het groengebied in het oosten een beperkte recreatieve betekenis. Hier komen bezoekers vanuit de omgeving, met name vanuit Huis de Geer. Het groengebied heeft daarnaast een ecologische functie. Het is een ecologische verbindingszone op regionaal niveau. Dit groengebied blijft met dit bestemmingsplan behouden.
2.5 Verkeer, Vervoer En Parkeren
Om de verkeerskundige aspecten van het bestemmingsplan in beeld te brengen is een mobiliteitsscan uitgevoerd (Royal Haskoning, Mobiliteitsscan Blokhoeve, 31 maart 2011). Het plangebied wordt begrensd door belangrijke stadswegen met een aanzienlijke verkeersintensiteit. In de huidige situatie komt het verkeer voor de kantoren en recreatievoorzieningen binnen via de Symfonielaan in het zuiden. Het gebied in het zuiden trekt door zijn functie veel verkeer aan. Hier staan congres- en vergadercentra, maar ook enkele sport- en recreatievoorzieningen, die veel publiek aantrekken. Door de bijzondere functies is er sprake van een zeer grillig patroon in verkeersproductie en parkeerbehoefte. In dit gedeelte van het plangebied is dan ook een groot parkeerterrein met ongeveer 1500 parkeerplaatsen aanwezig. De capaciteit van de wegen en het parkeerterrein is op een gemiddeld drukke werkdag toereikend. Dit soort dagen, waarop één grote of meerdere kleine activiteiten op de congreslocaties plaatsvinden, komen ongeveer 25% van de tijd voor. Bij het kruispunt met de Symfonielaan ligt ook een sneltramhalte, waardoor dit gebied ook goed bereikbaar is met het openbaar vervoer.
Het woongebied aan de noordkant (De Lamellen) wordt ontsloten via de Taludweg in het noorden. Dit woongebied is opgezet als verblijfsgebied, met een maximumsnelheid van 30 km/uur. De centrale ontsluitingsweg geldt straks ook als ontsluitingsweg voor de nieuw te bouwen buurt in het midden van de wijk (Het Eiland). Parkeren gebeurt in de woonstraten, geconcentreerd op kleine parkeerplaatsen in de buurt. In sommige gevallen vindt ook parkeren op eigen terrein plaats. Ook dit gebied is goed bereikbaar per openbaar vervoer, door de aanwezigheid van een bushalte bij de aansluiting op de Taludweg.
Op dit moment zijn beide wijkdelen intern met elkaar verbonden. Er is ook een verbinding voor fietsers en voetgangers tussen De Lamellen en Het Blok aanwezig. Zo kunnen de bewoners van De Lamellen voorlopig direct naar de bestaande bedrijven en voorzieningen in Het Blok gaan. Voor het langzaam verkeer is er verder een tweetal verbindingen over het spoor van de sneltram: vanuit De Lamellen is er een verbinding naar Huis de Geer door middel van een voetgangersbrug en in het zuiden ter hoogte van de Bruijnstraat in Huis de Geer ligt ook een voetgangersbrug over het spoor. Naast de A.C. Verhoefweg ligt een vrijliggend fietspad, dat een verbinding vormt tussen de wijk Zuilenstein en het sportpark Galecop. Als de tijdelijke verbinding buiten gebruik wordt gesteld, kunnen fietsers gebruik maken van deze verbinding om Het Blok en de Symfonielaan te bereiken. Voor de effecten van de nieuwbouwplannen op de verkeerskundige situatie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.2.
2.6 Waterhuishouding
Het plangebied maakt deel uit van het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Het grootste deel van het oppervlaktewater in het gebied is momenteel nog in beheer bij de gemeente Nieuwegein. Alleen een singel langs de Taludweg is in beheer bij het hoogheemraadschap. In de zuidoosthoek van het plangebied is weinig tot geen oppervlaktewater aanwezig. Overtollig water wordt hier aan- en afgevoerd door een stelsel van duikers. Zie figuur 2.4 en Bijlage 16 voor een kaart met de peilgebieden in de uitgangssituatie (2004). Inmiddels is het water ten zuiden van De Lamellen aangelegd.
De singels aan de zuidwestzijde hebben een streefpeil van N.A.P. +0.30 meter. Deze singels worden op peil gehouden vanuit het gebied Galecop en via deze singels wordt onder andere het grondwaterpeil rond de Green Village op peil gehouden, te weten N.A.P. -0,30 meter. De watergang aan de voorzijde van het tenniscentrum en de bowlinghal heeft een waterstand van N.A.P. -0,20 meter. Dit water wordt op peil gehouden vanuit de westelijk gelegen singels. Aan de zuidoostzijde is de waterstand van het oppervlaktewater N.A.P. -0,50 meter. Aan de noordzijde van het Eiland wordt een streefpeil van N.A.P. -0,70 meter gehanteerd. De singels aan de noordzijde van het gebied hebben een waterstand van N.A.P. -0,90 meter.
Overtollig water vanuit Zuilenstein, Huis de Geer en Jutphaas Wijkersloot wordt door middel van twee duikers onder de tramlijn (ter plaatse van de Symfonielaan en Huis de Geer Noord) afgevoerd via het gebied Blokhoeve. Het overtollige water vanuit Blokhoeve wordt aan de noordzijde van het gebied via een duiker onder de Taludweg naar het poldergemaal Galecop afgevoerd, dit gemaal pompt het water in het Amsterdam Rijnkanaal. In de droge periodes kan er water vanuit Zuilenstein en Galecop worden ingelaten. Het oppervlaktewater in Blokhoeve heeft een functie voor:
- de aan- en afvoer van water;
- de berging van hemelwater;
- het ontvangen van water uit regenwateroverstorten;
- de beleving en recreatie.
In het plangebied is voldoende open water voor piekberging aanwezig. Het benodigde areaal aan open water is nog niet compleet aangelegd. De mogelijkheden voor seizoenberging in droge perioden zijn gering. De oevers van de waterpartijen zijn voorzien van een natuurvriendelijke oever of van een beschoeiing.
Figuur 2.4: Waterhuishoudingsplankaart.
Grondwater
De drooglegging - het verschil tussen het oppervlaktewaterpeil en het maaiveldpeil - in het plangebied varieert tussen de 1,35 meter en 2,85 meter. In het plangebied is in een aantal straten een drainagestelsel aangelegd, met name in Het Blok. De grondwaterstand in het noordelijk deel van het plangebied bedraagt ca. NAP -0,28 meter, in het deelgebied Het Blok bedraagt de grondwaterstand ongeveer NAP -0,50 meter. Het grondwater stroomt in westelijke richting.
Waterkwaliteit
Er zijn goede kansen om de waterkwaliteit in het plangebied te verbeteren. In de uitgangssituatie voldoet de waterkwaliteit niet aan de MTR (Maximaal Toelaatbaar Risico). Deze slechtere waterkwaliteit wordt veroorzaakt doordat het watersysteem nog niet volledig is aangelegd. Er zijn nu watergangen met stilstaand of erg langzaam stromend water. De aanleg van het nieuwe oppervlaktewater in de komende jaren heeft een positieve invloed op de waterkwaliteit.
Riolering
In het plangebied liggen twee rioolstelsels: het gescheiden rioolstelstel en het verbeterd gescheiden rioolstelsel. In deze rioolstelsels wordt het afvalwater afgevoerd naar de rioolwaterzuivering en het schone regenwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater (gescheiden rioolstelsel). Door een koppeling tussen de hemelwaterafvoer en de afvalwaterafvoer wordt ook het vervuilde deel van het regenwater (bij het begin van een bui) naar de afvalwaterzuivering gevoerd (verbeterd gescheiden rioolstelsel). Het afvalwater en het verontreinigde regenwater wordt via twee rioolgemalen aan de Middelhoeve en aan de Blokhoeve afgevoerd naar het gebied Zuilenstein. Via Zuilenstein en het stamriool wordt het afvalwater afgevoerd naar het hoofdrioolgemaal van het hoogheemraadschap aan de Geindijk. In totaal bevinden zich in het plangebied acht overstorten vanuit het hemelwaterriool. Er komen in het gebied geen ongerioleerde situaties voor. Het schone hemelwater afkomstig van daken wordt grotendeels rechtstreeks op oppervlaktewater afgevoerd. In het noordelijk deel van Blokhoeve ligt in oostwestelijke richting een wadi (bodempassage), hier wordt het hemelwater van de daken van de aanliggende woningen in de bodem geloosd. Infiltratie in de bodem is echter niet goed mogelijk vanwege de kleiige ondergrond.
2.7 Natuur En Landschap (Flora En Fauna)
Thans bestaat een deel van het gebied nog uit braakliggende terreinen. In het oosten ligt een aangelegd bos van populieren en ruige kruidenvegetaties. Dit gebied sluit aan op het park Huis de Geer buiten het plangebied en op het groengebied bij het remiseterrein. Deze groene zone heeft een functie als ecologische verbindingszone op een hoger schaalniveau. Het is onderdeel van een van de grotere groengebieden van Nieuwegein.
In het noordelijk deel 'De Lamellen' is een aantal plantsoenen aanwezig. Het gebied is overwegend soortenarm. De begroeiing bestaat uit algemeen voorkomende inheemse gewassen. Er komen wel enkele beschermde broedvogels voor, maar kleine zoogdieren, amfibieën of vissen zijn totaal niet aangetroffen. Het verruigde gebied biedt hiervoor in principe wel geschikt leefgebied. Broedvogels kunnen nesten bouwen in het plangebied. In het middengebied is de oude atletiekbaan heringericht tot buurtpark.
2.8 Cultuurhistorie En Archeologie
Blokhoeve ligt in een archeologisch gezien interessant gebied. Dit is gebleken uit diverse archeologische onderzoeken die in de afgelopen jaren zijn uitgevoerd. In verband met de ontwikkeling van de voormalige sportvelden tot woon- en werkgebied is in kaart gebracht waar zich waardevolle archeologische resten in de bodem bevinden. In 2009 heeft op een beperkt deel van het archeologisch waardevolle gebied een publieksopgraving plaatsgevonden. In de jaren tachtig heeft ook een opgraving plaatsgevonden.
In het plangebied is een terrein met een hoge archeologische waarde gelegen. Dit terrein (monumentnummer 11475) meet ongeveer 80 bij 85 meter en is aangegeven op de Archeologische Monumentenkaart (AMK). Het gaat hier om het terrein rond de oude boerderij Blokhoeve (thans Green Village). De resten van een laatmiddeleeuwse hofstede zijn in de ondergrond van het omgrachte terrein aangetoond. De eerste vermelding van de naam Blokhoeve dateert reeds uit de jaren 1392-1423, toen de hofstede in bezit was van de Ridderlijke Duitse Orde. Van de oorspronkelijke omgrachting is alleen de zuidelijke gracht niet meer aanwezig. Vanaf de Blokhoeve liep een gracht naar het oosten (Gale Wey Sloot) en een naar het westen (Gale Sloot, langs de Blokweg). Het terrein heeft een bekende hoge archeologische waarde, maar is geen beschermd rijksmonument.
De gebieden in het midden en het zuiden van het plangebied zijn gelegen op de Blokse stroomgordel. Op basis van een verkennend booronderzoek werden aan het plangebied vier verschillende verwachtingswaarden toegekend (laag, middelhoog, hoog en zeer hoog). Voor een deel van het plangebied is een vervolgonderzoek met behulp van proefsleuven uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat in het terrein direct ten zuiden en ten zuidoosten van het archeologisch monument Blokhoeve archeologische resten aanwezig zijn uit de vroeg- en midden-Romeinse Tijd.
De gemeente heeft vervolgens een selctiebesluit genomen. Omdat een aanzienlijk deel van de vindplaats verstoord was en er geen sprake was van grote uniciteit van de vindplaats, is ervoor gekozen alleen de vindplaats ter plaatse van de atletiekbaan in situ te behouden en een publieksopgraving ter plaatse van de nieuwe watergang en parkeerterrein uit te voeren. Het noordelijk deel van de vindplaats zal bij toekomstige bodemingrepen aanvullend archeologisch onderzocht moeten worden.
Zie figuur 2.5 voor de archeologische situatie van Blokhoeve. Op basis van archeologisch booronderzoek is de volgende verwachting opgesteld: hoge archeologische verwachting (geel), zeer hoge archeologische verwachting (oranje), archeologisch monument (rood). In het groen gemarkeerde gebied hebben opgravingen plaatsgevonden in de jaren '80 (Historische Kring Nieuwegein) en een publieksopgraving (ADC 2009).
Figuur 2.5: Archeologische situatie Blokhoeve.
De publieksopgraving in 2009 betreft een beperkte archeologische opgraving en was toegankelijk voor het publiek. Inwoners van Nieuwegein konden op deze manier op een actieve manier kennis nemen van de bewoningsgeschiedenis van dit gebied. Tijdens de opgraving zijn sporen uit de Late IJzertijd en de Romeinse Tijd aangetroffen. De sporen bestaan uit paalkuilen, waarin zich palen bevonden die onderdeel uitmaakten van grotere structuren zoals boerderijen, schuren of spiekers voor de opslag van bijvoorbeeld landbouwproducten. Ook zijn er greppels aangetroffen, die de afzonderlijke erven of de hele nederzetting omsloten kunnen hebben. Wegens de verstoring van de archeologische resten door recente activiteiten en reeds aanwezige bebouwing ten zuiden van de opgraving, was het niet mogelijk de begrenzing van de nederzetting precies vast te stellen. Wel is duidelijk dat de nederzetting bewoond was gedurende de eerste twee eeuwen van onze jaartelling.
Ten zuidwesten van de vindplaats, in het gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde, zijn bij de bouw van het Nieuwegeins Business Center vondsten gedaan, die geïnterpreteerd zijn als resten van een grafveld. Dit potentiële grafveld kan waarschijnlijk gerelateerd worden aan de inheems-Romeinse vindplaats. Nader onderzoek naar de begraafplaats heeft niet plaatsgevonden.
Ter plaatse van het buurtpark heeft in juli 2011 een archeologische begeleiding plaatsgevonden bij de aanleg van een afwateringssysteem.
In het plangebied bevinden zich geen gebouwen of andere bouwwerken met een monumentale status. Wel kent het gebied enkele waardevolle cultuurhistorische elementen. Het glooiende terrein in De Lamellen grijpt terug op historische structuren. In dit deel van het plangebied lagen straten en sloten uit de late Middeleeuwen, zoals de Bloksteeg en de Galesloot. Deze straten en sloten zijn nu verdwenen. Ook de oude boerderij (nu Green Village) is van cultuurhistorische waarde. Deze boerderij is de opvolger van de oude hofstede Blokhoeve en is waarschijnlijk op de fundamenten hiervan gebouwd.
2.9 Milieu
2.9.1 Geluid
De Wet geluidhinder stelt normen voor de aanvaardbare geluidbelastingen aan de gevels van geluidgevoelige bestemmingen. De normen gelden alleen binnen geluidzones van gezoneerde wegen, spoorlijnen (waaronder specifieke (snel)tramlijnen) en industrieterreinen. Geluidgevoelige bestemmingen zijn woningen, basisscholen, scholen voor voortgezet onderwijs, instellingen voor hoger beroepsonderwijs, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen. Andere bestemmingen, zoals kantoren, winkels en bedrijfsgebouwen, zijn niet geluidgevoelig. Voor deze gebouwen gelden dan ook geen geluidnormen aan de gevels.
Zoals eerder vermeld wordt het gebied omsloten door infrastructuur. Aan de oostkant ligt het tracé van de sneltram. Deze spoorbaan is met name ter hoogte van de wissels een bron van geluid. Ten westen en ten noorden ligt de A.C. Verhoefweg en de Taludweg. Dit zijn drukke stadswegen, die ook een aanzienlijke geluidsbelasting met zich brengen. Ook de Symfonielaan is een doorgaande verkeersroute, waarlangs een geluidzone volgens de Wet geluidhinder aanwezig is. Volgens de Wet geluidhinder is woningbouw in deze zones vanwege de hoge geluidbelasting niet zonder meer mogelijk. De geplande bouw van nieuwe woningen in het gebied Blokhoeve betekent dan ook dat een onderzoek naar de aard en omvang van de geluidsbelasting noodzakelijk is. Hieruit moet blijken of er passende maatregelen nodig zijn om de geluidbelasting te reduceren. De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek staan vermeld in paragraaf 4.4.1.
2.9.2 Bedrijven en milieuzonering
In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan hinder door bedrijven in algemene zin. Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder veroorzaken door onaangename geuren, lawaai, stof, trillingen of drukke verkeersbewegingen. Het is daarom wenselijk als bedrijfsactiviteiten of andere hinderveroorzakende functies op een zekere afstand van woningen en andere hindergevoelige functies zijn gesitueerd. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een handreiking opgesteld: de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).
In deze handreiking wordt aangegeven hoe door middel van milieuzonering de afstand tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies voldoende blijft. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven op een passende afstand ten opzichte van woningen worden gesitueerd en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bestaande bedrijven worden gepland. Niet ieder bedrijf heeft evenveel invloed op de omgeving. In de handreiking worden bedrijfsactiviteiten daarom ingedeeld in zes categorieën. Per milieucategorie zijn richtafstanden opgenomen die aangehouden kunnen worden om hinder te voorkomen. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in afstanden tot een rustige woonwijk en tot een gebied met een menging van functies. De richtafstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur. De bedrijvigheid kan volgens de handreiking van de VNG ingedeeld worden in categorieën die lopen van 1 tot en met 6. Hierbij lopen de richtafstanden uiteen van 0 meter tot 1.500 meter.
In het zuidelijke deel van Blokhoeve is een aantal (bedrijfs-)functies aanwezig, die (potentieel) hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Het gaat om de congres- en tentoonstellingsruimten, de sport- en ontspanningsfaciliteiten en de horecavoorzieningen. Deze functies worden ingedeeld in categorie 2 of 3.1. In de huidige situatie liggen er geen woningen op korte afstand van deze bedrijven en voorzieningen. Er zijn op dit moment geen onacceptabele hindersituaties als gevolg van deze potentieel hinderveroorzakende functies.
Bij de bouw van nieuwe woningen in het nu braakliggende gebied op relatief korte afstand van de bedrijven en voorzieningen, is het van belang na te gaan of er geen onaanvaardbare hindersituaties ontstaan. Dit onderzoek is beschreven in paragraaf 4.4.2.
2.9.3 Externe veiligheid
Externe veiligheid betreft de kans op overlijden voor burgers (aanwezig in bebouwing of verblijfsgebieden grenzend aan risicobronnen) als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij de risicobron. Risicobronnen kunnen bedrijven zijn, maar ook het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, vaarwegen en spoorwegen en via buisleidingen.
Zie figuur 2.6 voor een uitsnede van de risicokaart. Risicobronnen in en om het plangebied zijn:
- de LPG-installaties van het tankstation langs de A.C. Verhoefweg (reservoir, vulpunt en afleverzuil),
- een aardgastransportleiding (36 inch; 66 bar) in het zuiden van het plangebied (A-510);
- een aardgastransportleiding (12 inch; 40 bar) in het uiterste zuidwesten van het plangebied (W-518-03);
- een pijpleiding van defensie in het westen van het plangebied;
- een gasdrukregelstation net ten zuiden van het plangebied;
- het remiseterrein van de sneltram met propaan- en butaaninstallaties;
- het Merwedekanaal.
Figuur 2.6: Uitsnede risicokaart.
Plaatsgebonden risico LPG-tankstation
De doorzet aan LPG van het tankstation zoals vastgelegd in de milieuvergunning bedraagt minder dan 1.000 m³. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI) behorende bij het BEVI is voor bestaande LPG-tankstations met een doorzet kleiner dan 1.000 m³ de grens-/richtwaarde voor het plaatsgebonden risico van 10-6 vertaald in de volgende afstandsnormen:
- Ten minste 35 meter vanaf het LPG-vulpunt;
- Ten minste 25 meter vanaf het LPG-reservoir (mits ondergronds);
- Ten minste 15 meter vanaf de afleverzuilen.
Binnen deze afstanden bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten, behoudens het gebouw van het tankstation.
Groepsrisico LPG-tankstation
Het invloedsgebied voor het groepsrisico van het tankstation bedraagt volgens de REVI 150 meter vanaf het vulpunt en vanaf het reservoir. Binnen deze afstand liggen diverse kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. In het plangebied Galecop gaat het om woningen aan de Frans Halshage, Govert Flinckhage, Rembrandthage en Adriaen van Ostadehage. In het plangebied Blokhoeve gaat het om de McDonald's, het Home Trade Center en de Home Boxx en in het plangebied Zuilenstein om de NUON warmtecentrale en het Eneco gasdrukregelstation (beiden onbemand). Met behulp van een Kwantitatieve Risico Analyse (QRA) is in maart 2009 het groepsrisico nader onderzocht door AVIV (project nr. 091504). Hieruit is gebleken dat na het nemen van maatregelen het groepsrisico maximaal 25% van de oriëntatiewaarde bedraagt. De maatregelen bestaan uit het halveren van de capaciteit van het ondergrondse LPG-reservoir en het toepassen van een hittewerende coating en een verbeterde vulslang bij tankauto's. Deze maatregelen zijn inmiddels geïmplementeerd.
Plaatsgebonden risico aardgastransportleidingen
De Gasunie heeft met behulp van een QRA het plaatsgebonden risico bepaald voor de hogedruk gasleidingen (A-510 en W-518-03) in het plangebied. Voor beide leidingen bedraagt deze 0 meter. Dus nergens op of in de directe nabijheid van de leiding wordt de norm voor het plaatsgebonden risico overschreden.
Groepsrisico aardgastransportleidingen
Het invloedsgebied vanwege het groepsrisico strekt tot 430 meter van de 36"-leiding (A-510). Binnen deze zone bevinden zich woonbuurten en voorzieningen. Op basis van de bevolkingsgegevens is het groepsrisico berekend met behulp van het rekenprogramma Carola. In de huidige situatie wordt niet voldaan aan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. De overschrijdingsfactor is bijna 9 (berekend op 8,972). Dit is de verhouding tussen het berekende groepsrisico en de oriëntatiewaarde. Door de relatief grote groepen personen die aanwezig kunnen zijn in de beurs- en evenementengebouwen, is de kans groot dat in geval van een ongeluk relatief veel slachtoffers vallen.
Het invloedsgebied van de andere aardgastransportleiding (W-518-03) strekt tot 140 meter van de leiding. Binnen deze zone bevindt zich in het plangebied de McDonald's. Het groepsrisico is berekend met het rekenprogramma Carola. In de huidige situatie wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.
Brandstofleiding van defensie
Ten noorden van het tankstation loopt een hogedruk 8 inch stalen leiding van defensie (K2- en K3- vloeistof). Op deze leiding is vanaf 1 januari 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing. Het RIVM heeft de risico´s voor buisleidingen onderzocht (rapport risicoanalyse voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen 2006). Door de leiding worden uitsluitend K2- en K3-producten vervoerd. De contour voor het plaatsgebonden risico ligt op 0 meter; overal wordt daarom voldaan aan de norm. Het invloedsgebied van het groepsrisico strekt tot 35 meter van de leiding. Voor dichtheden tot 100 personen per hectare buiten de PR-contour is geen sprake van een groepsrisico. Deze dichtheden worden in het invloedsgebied niet gehaald.
Overige risicobronnen
De invloedsgebieden van de overige risicobronnen strekken niet tot het plangebied. De installaties van het gasdrukregelstation en op het remiseterrein hebben geen invloed op het plaatsgebonden risico of het groepsrisico in het plangebied. Dit geldt ook voor het Merwedekanaal. Volgens de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn er op 200 meter afstand van de transportas geen ruimtelijke beperkingen. De dichtstbijzijnde bebouwing in het plangebied ligt op meer dan 250 meter afstand.
2.9.4 Luchtkwaliteit
In de huidige situatie wordt de luchtkwaliteit bepaald door het drukke verkeer op de omliggende wegen. Van belang zijn de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Om een indicatie te verkrijgen van de luchtkwaliteit in de omgeving kan de Monitoringstool van het NSL gehanteerd worden. Deze is opgesteld door het ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen: VROM) en geeft voor verschillende jaren de berekende concentraties langs wegen weer. In figuur 2.7 is een uitsnede van de Monitoringstool weergegeven met daarin het plangebied en de resultaten voor de NO2-concentratie (meest kritische component) in het jaar 2011.
Uit de Monitoringstool komt naar voren dat zich langs de A.C. Verhoefweg ten westen van het plangebied hoge concentraties van NO2 voordoen. De concentraties zijn hierbij tegen de jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m3 gelegen. Langs de A.C. Verhoefweg ten zuiden van het kruispunt met de Symfonielaan zijn de concentraties boven de 40 µg/m3 gelegen. Langs de overige ontsluitingswegen, de Taludweg en de Symfonielaan zijn alle concentraties beneden de 37 µg/m3 gelegen. De jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m3 voor NO2 geldt vanaf het jaar 2015.
Figuur 2.7: Resultaten concentratie NO2 (2011) rond het plangebied zoals opgenomen in de Monitoringstool.
2.9.5 Bodem
Wettelijk kader
In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van herbestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven.
Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Bouw kan pas plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.
Bodemsituatie plangebied
In 1999 is een historisch onderzoek uitgevoerd. Het plangebied is grotendeels onverdacht, maar er zijn wel enkele verdachte deellocaties. Een ervan betreft de oude boerderij 'Blokhoeve'. In 1994 is een bodemonderzoek uitgevoerd voor deze locatie, waaruit bleek dat de puin- en koolhoudende grond ten noordoosten van het voormalige clubhuis licht tot matig verontreinigd is met metalen, PAK en minerale olie. Ook het grondwater ter plaatse is licht tot matig verontreinigd met metalen.
In 2000 is er in verband met de bestemmingswijziging een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit voor een groot deel van Blokhoeve. Er is onderzocht in hoeverre het voormalige of huidige gebruik heeft geleid tot verontreiniging van de bodem. In het onderzoek ging men ervan uit dat er niet of nauwelijks verontreinigende stoffen in het gebied aanwezig zouden zijn. De uitgevoerde bodemonderzoeken hebben geen aanleiding gegeven om dit vermoeden te wijzigen. In de grond en in het grondwater zijn niet of nauwelijks verontreinigende stoffen aangetroffen boven de streefwaarde of boven de in het betreffende gebied geldende achtergrondconcentraties.
In 2008 en in 2010 zijn bodemonderzoeken uitgevoerd ter plaatse van The Edge, Het Eiland en een deel van Het Blok. Ook uit deze onderzoeken komen plaatselijk lichte verontreinigingen naar voren voor metalen en bij het onderzoek van The Edge ook voor PAK, PCB en minerale olie. Ook is nader onderzoek uitgevoerd naar het grondwater bij het voormalige clubgebouw. Hieruit is gebleken dat geen verontreiniging met minerale olie te verwachten is.
In de afgelopen periode hebben er geen verdachte activiteiten plaatsgevonden. Op basis van de gegevens over de bodemkwaliteit is er geen reden om aan te nemen dat de bodem niet geschikt zou zijn voor de beoogde bestemmingen. De bodemkwaliteit vormt zodoende geen belemmering voor de toegekende bestemmingen in het plangebied.
2.10 Belemmeringen
In het plangebied komt een aantal leidingen en verbindingen voor die een belemmerende factor vormen voor de ontwikkeling van een aantal functies in het gebied. In deze paragraaf staat een overzicht van deze belemmeringen.
Hoogspanningslijn
Dwars door het plangebied loopt een bovengrondse hoogspanningslijn van 150 kV. Dicht bij een hoogspanninglijn komen magnetische velden voor, waarvan de effecten op de volksgezondheid op de lange termijn niet duidelijk zijn. Uit onderzoek blijkt dat er een zeer klein statistisch verband bestaat tussen het langdurig verblijven in de nabijheid van een hoogspanningslijn en het voorkomen van leukemie bij kinderen onder de 15 jaar. Om gezondheidsproblemen te voorkomen, dient een zone langs de hoogspanningslijn vrij te blijven van bebouwing. De breedte van deze zone is op advies van Rijkswege vergroot tot 2 x 80 meter vanwege onzekerheid over de eventuele gezondheidseffecten van de magnetische velden. Op basis van de nieuwste inzichten is de specifieke magneetveldzone rond de hoogspanningslijn in Blokhoeve bepaald. Deze specifieke magneetveldzone bedraagt twee maal 60 meter, gemeten uit het hart van de hoogspanningslijn. Een deel van de bestaande bebouwing van De Lamellen aan de noordzijde van de leiding ligt binnen deze zone, evenals de geplande woningen aan de noordrand van het Eiland en The Edge II aan de zuidrand van De Lamellen.
Het minimaliseren van het gezondheidsrisico voor de huidige bewoners van De Lamellen, Galecop en Huis de Geer en de wens om Blokhoeve conform het stedenbouwkundig plan te voltooien vormden de aanleiding voor een onderzoek naar de mogelijkheden om de magneetveldzone van de hoogspanningslijn te kunnen verkleinen. Maatregelen om de magneetveldzone te verkleinen of te verplaatsen betekent dat er aanpassingen nodig zijn aan de masten, geleiders of stations. Er zijn verschillende opties beoordeeld. De kosten en de ruimtelijke impact van de opties lopen aanzienlijk uiteen.
De gemeente spant zich in voor het aanpassen van de magneetveldzone, maar is uiteraard niet de enige instantie die hierover een besluit kan nemen. Er wordt hiervoor overleg gevoerd met onder andere het ministerie van EL&I, Tennet, de gemeente Utrecht en de provincie Utrecht. De gemeente Nieuwegein en Utrecht hebben in bru/verband het ministerie verzocht het huidige trace op te nemen in het nog nader vorm te geven meerjarenverkabelingsprogramma, dat tot doel heeft ruimtelijke knelpunten op te lossen door 110-150 kV verbindingen ondergronds te brengen. Gelet op de complexiteit van de problematiek wordt een besluit over aanpassing van de hoogspanningslijn door Nieuwegein niet voor 2015 verwacht.
Om de periode waarin de hoogspanningslijn nog wel door het plangebied loopt te overbruggen, worden bijzondere maatregelen getroffen in dit bestemmingsplan. In de betreffende zone zal een uitwerkingsplicht worden opgenomen, in combinatie met een bouwverbod. Zolang de hoogspanningslijn nog op de huidige manier door het plangebied loopt, is het niet mogelijk om in de zone van de leiding te bouwen. Dit blijft dan voorlopig ook een ongebouwd gebied. Pas op het moment dat de hoogspanningslijn buiten gebruik is gesteld en/of ontmanteld, zijn er mogelijkheden om in dat gebied te bouwen. Te zijner tijd zal dan een uitwerkingsplan worden gemaakt, waarmee de bouw van de beoogde woningen in dit gebied mogelijk wordt gemaakt.
Hogedrukaardgasleiding
Voor een doelmatig functioneren dient de ruimte direct boven de aardgasleiding ongebouwd te blijven. In verband met onderhoud moet de strook grond aan vijf meter aan weerszijden van de leiding vrij blijven van bebouwing. Ook is van belang dat in geval van voorgenomen grondwerkzaamheden eerst wordt nagegaan of dit de belangen van de leiding niet schaadt.
Brandstoftransportleiding
Om dezelfde reden als bij de hogedrukaardgasleiding dient ook aan weerszijden van de brandstoftransportleiding een strook grond van vijf meter onbebouwd te blijven.
Stadsverwarmingsleiding
Ten oosten van de A.C. Verhoefweg loopt een tracé van een stadsverwarmingsleiding. Aan weerszijden van deze leiding dient drie meter vrij te blijven van bebouwing om onderhoud aan de leiding te kunnen uitvoeren.
Straalverbindingspad
Dwars over het plangebied loopt een straalverbindingspad, de rechtstreekse verbinding tussen twee zendmasten. Dit heeft tot gevolg dat in een zone van 100 meter aan weerszijden van de as van het straalpad geen bebouwing mag staan, die hoger is dan 54 meter, omdat dit de straalverbinding zou kunnen storen. Aangezien bebouwing van deze hoogte op grond van de planregels niet is toegestaan, is hiervoor in het bestemmingsplan geen aparte regeling opgenomen.
Verstoringsgebied radarstation Soesterberg
Op het luchtvaartterrein Soesterberg bevinden zich radarstations. Rond deze radarstations bestaat een radarverstoringsgebied. Het radarverstoringsgebied wordt gevormd door een cirkel met een straal van 15 NM (circa 28 km) gemeten vanaf de positie van de radar en met een hoogte van 45 meter ten opzichte van de hoogte van het maaiveld ter plaatse van de radar. In het radarverstoringsgebied moeten objecten met een hoogte van 45 meter worden getoetst op eventuele verstoringseffecten. Het stedenbouwkundig plan voor Blokhoeve gaat niet uit van gebouwen met een dergelijke hoogte. Het radarstation Soesterberg levert geen bijzondere beperkingen op. In het bestemmingsplan is een aparte regeling in verband met het radarstation overbodig.
2.11 Sociale Veiligheid
Onder 'sociale veiligheid' wordt verstaan: een omgeving waar men zich vrij van de dreiging van of een confrontatie met geweld, kan bewegen. Het begrip 'sociale veiligheid' kent twee kanten: de onveiligheidsgevoelens en de werkelijke onveiligheid. De factoren die kunnen bijdragen aan meer veiligheid zijn: informeel toezicht, persoonlijke controle en het imago van het gebied.
Het plangebied kent op dit moment braakliggende terreinen, doodlopende straten en gebouwen in aanbouw. Deze kenmerken zijn niet bevorderlijk voor de sociale veiligheid. Ook de inrichting van de openbare ruimte is op dit moment op sommige locaties nog niet gereed of bestaat uit een tijdelijke inrichting. Ook dit draagt niet bij aan veiligheidsgevoelens. Verder kent het zuidelijke gebied op dit moment geen woningen. Dat betekent weinig sociale controle in de avonduren.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijks-, Provinciaal En Regionaal Beleid
- A. Ruimtelijk beleidskader
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid heeft onder meer de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040 vervangen. De structuurvisie heeft betrekking op:
- rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water-)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
- rijksbelangen m.b.t. (inter-)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
- rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.
Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt.
Daarnaast wordt (boven-)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's met concentraties van topsectoren (waaronder Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking.
Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.
Nieuwegein maakt onderdeel uit van de MIRT-regio Utrecht (provincie Utrecht) en is onderdeel van de Noordvleugel van de Randstad. Opgaven van nationaal belang in dit gebied zijn:
- het goed laten functioneren van de 'draaischijf' van Nederland (weg, spoor en vaarweg);
- het versterken van primaire waterkeringen;
- samenwerking met decentrale overheden in het kader van waterprogramma's;
- het tot stand brengen en beschermen van EHS en Natura2000;
- het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De doorwerking van het ruimtelijk beleid wordt geregeld met een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de beleidsuitgangspunten in de diverse planologische kernbeslissingen (pkb) in principe alleen bindend voor het Rijk. In de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid staat een overzicht van de nationale ruimtelijke belangen in de vigerende pkb’s. Ook is aangegeven waarvoor de bevoegdheid voor het stellen van regels per AMvB wordt ingezet.
De inwerkingtreding van de AMvB vindt gefaseerd plaats. Zowel in 2009 als medio 2011 is een ontwerpbesluit gepubliceerd. De onderdelen uit 2009 met de nationale belangen uit onder meer de Nota Ruimte zijn inmiddels vastgesteld. De regels zijn bedoeld om op lokaal niveau in bestemmingsplannen te worden verwerkt. Het betreft een beperkt aantal van de beslissingen van wezenlijk belang (en evt. concrete beleidsbeslissingen) uit de Nota Ruimte, alsmede uit de PKB Ruimte voor de Rivier, de PKB Derde Nota Waddenzee, de PKB Structuurschema Militaire Terreinen (SMT2) en de PKB Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Deze belangen maken nog steeds deel uit van het geldende nationale ruimtelijke beleid, zoals beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Medio 2012 wordt het Barro aangevuld. De inhoud van deze artikelen is gebaseerd op de nieuwe onderwerpen van het ruimtelijke beleid, die door het Rijk in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn vastgesteld. Het betreft onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen en hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).
Blokhoeve ligt niet in een gebied waar het Rijk middels de Amvb Ruimte specifieke regels stelt aan bestemmingsplannen.
Crisis- en herstelwet
De Crisis- en herstelwet is gericht op het versnellen van infrastructurele en ruimtelijke projecten. Het gaat hierbij om projecten op het gebied van duurzaamheid, energie en innovatie.
De Crisis- en herstelwet is opgebouwd uit verschillende hoofdstukken. Onder hoofdstuk 2 valt de afdeling ontwikkelingsgebieden. Ontwikkelingen die onder deze afdeling vallen, konden voorheen niet worden gerealiseerd vanwege de wettelijke milieueisen. Het besluit stelt bestuurders in staat om via een gebiedsontwikkelingsplan tijdelijk van de normen af te wijken, mits er op termijn een betere situatie ontstaat.
Het Blok in de wijk Blokhoeve is in maart 2012 aangemeld als ontwikkelingsgebied bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Begin 2013 zal duidelijk worden of het project daadwerkelijk aangewezen wordt.
De Crisis- en herstelwet kan voor het Blok via de aanwijzing als ontwikkelingsgebied de mogelijkheid bieden om maatregelen flexibel in te zetten en om te faseren. Dit wil zeggen dat woningbouw dan mogelijk gemaakt kan worden, voordat het geluidsprobleem is opgelost.
Integrale structuurvisie 2005-2015 (Streekplan)
Provinciale Staten stelden op 13 december 2004 het Streekplan 2005-2015 vast. Met de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) geldt het Streekplan als structuurvisie op provinciaal niveau. De provincie heeft in verband met de inwerkingtreding van de Wro de Beleidslijn Nieuwe Wro vastgesteld. Hiermee wordt de sturingsfilosofie van de provincie onder de nieuwe wet verwoord. In de beleidslijn wordt duidelijk gemaakt wat van provinciaal belang is. Het streekplan kan zo ook na 1 juli 2008 als beleidskader gebruikt worden. De provincie heeft een aantal hoofdbeleidslijnen voor het ruimtelijk beleid geformuleerd, op basis van een analyse van de maatschappelijke, bestuurlijke en beleidsmatige context.
De provincie Utrecht maakt in haar streekplan gebruik van rode contouren, die de ruimtelijke bebouwingsmogelijkheden rond steden en dorpen vastleggen. Nieuwe verstedelijking moet plaatsvinden binnen deze contouren. Het gebied Blokhoeve ligt ruim binnen de rode contouren van Nieuwegein. Het gebied wordt door de provincie aangemerkt als stedelijk gebied. De provincie Utrecht streeft zorgvuldig ruimtegebruik na. Herstructurering, revitalisering, inbreiding en intensivering hebben dan ook prioriteit boven uitbreiding. Verantwoorde stedelijke uitbreiding heeft bodem en water, infrastructuur, stedelijke structuur, landschap, natuur en cultuurhistorie als belangrijke aandachtspunten. Specifiek over Nieuwegein meldt het streekplan dat er nog open restgebieden met ontwikkelingsmogelijkheden zijn. Verder wijst de provincie de gemeente Nieuwegein erop dat vooral het bestaande stedelijk gebied om aandacht zal vragen. Na een periode van groei in een relatief korte periode is het nu zaak om de bestaande gebieden goede nazorg te bieden. Bij vernieuwingen in het bestaand stedelijk gebied zal door intensief ruimtegebruik extra bouwcapaciteit moeten worden gegenereerd. Voor Nieuwegein wordt uitgegaan van een woningbouwprogramma van 2400 woningen over de periode 2005 tot 2015.
Regionaal Structuurplan 2005-2015
De gemeente Nieuwegein werkt met acht andere gemeenten in de regio Utrecht samen in het Bestuur Regio Utrecht. Dit samenwerkingsverband heeft eind 2005 het Regionaal Structuurplan 2005-2015 (RSP) vastgesteld. In dit plandocument wordt de ruimtelijke ontwikkelingsrichting van de negen gemeenten in de regio voor een periode van tien jaar verwoord. Het RSP gaat in op de kansen en bedreigingen die specifiek voor de stedelijke regio Utrecht van belang zijn. Ambities van het RSP zijn: invulling geven aan de positie van de regio in de Randstad, het versterken van de regionaal-economische structuur en het verbeteren van de bereikbaarheid.
Het Bestuur Regio Utrecht hanteert een meer verfijnde indeling van het gebied Blokhoeve dan de provincie Utrecht. Op de plankaart van het RSP (zie figuur 3.1) is te zien dat het noordelijk gedeelte van Blokhoeve is bestempeld als een groenstedelijk woonmilieu en het zuidelijk gedeelte als een werkgebied met bedrijven. Het bosgebied in het oostelijke gedeelte is opgenomen als natuurgebied en recreatiegroen. Het groenstedelijk / suburbaan woonmilieu bestaat uit een gebied waar het wonen dominant is en weinig functiemenging is. Het zijn gebieden waar de fiets en de auto belangrijke vervoermiddelen zijn, maar ook het openbaar vervoer is aanwezig. De werkgebieden met bedrijven worden in het RSP gekarakteriseerd als monofunctionele werkgebieden, waar minder dan twintig procent van de panden een kantoorfunctie hebben.
Natuurgebieden op de plankaart zijn bestaande natuurgebieden waarvan de kwaliteit niet achteruit mag gaan. Recreatief medegebruik is wel mogelijk. Het recreatiegroen wordt sterk beïnvloed door het stedelijk gebied en heeft een belangrijke recreatieve functie, onder andere door de aanwezigheid van fiets- en wandelpaden.
Figuur 3.1: Uitsnede van de plankaart behorende bij het RSP. Blokhoeve is geel omcirkeld (Bron: Bestuur Regio Utrecht, 2005).
Ontwerp Provinciale Ruimtelijke structuurvisie 2013 - 2028
De provincie Utrecht heeft een prima uitgangspositie voor een aantrekkelijke toekomst. Provincie Utrecht heeft een centrale ligging, ligt aan de rand van de Randstad, aan drie internationale ontwikkelingsassen (A1, A2 en A12) en ligt nabij Schiphol.De provincie streeft naar een aantrekkelijke woon-, werkomgeving en recreatie. Hiervoor hanteren zij drie peilers:
- een duurzame leefomgeving
- vitale dorpen en steden
- landelijk gebied met kwaliteit
Deze pijlers leiden tot belangrijke beleidsopgaven die nodig zijn om Utrecht aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats. Een van deze belangrijkste beleidsopgave is het accent leggen op de binnenstedelijke opgave.
De provincie streeft ernaar om 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk te realiseren. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Verminderen van het overschot aan kantoren en herstructurering van bedrijventerreinen, maken ook deel uit van de binnenstedelijke opgave.
Visie Kantorenlocaties 2011
Met deze notitie wil de gemeente Nieuwegein helderheid verschaffen richting marktpartijen over de toekomstige planologische mogelijkheden van elk Nieuwegeins kantoorgebied.
Hiervoor hanteren zij twee doelstellingen:
- De Nieuwegeinse binnenstad ontwikkelen als een belangrijke locatie in het regionale kantorenaanbod.
- Stimuleren en faciliteren dat de bestaande kantorenvoorraad in kantoorgebieden buiten de binnenstad afneemt.
Het kantoorgebied van Blokhoeve heeft verschillende transformatie initiatieven. Uitgangspunt daarbij is dat de kwaliteit en duurzaamheid van het gebouw en de private omgeving worden verhoogd.
- B. Beleidskader verkeer, vervoer en parkeren
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Nota Mobiliteit is vervangen door de integrale Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (zie onder A).
Strategisch Mobiliteitsplan provincie Utrecht 2004-2020 (SMPU+)
Het beleid ten aanzien van verkeer en vervoer van de provincie Utrecht is beschreven in het Strategisch Mobiliteitsplan provincie Utrecht. Het doel van het beleidsstuk is drieledig. In de eerste plaats moet het een realistisch en concreet kader vormen voor het optreden van de provincie op het gebied van mobiliteit. In de tweede plaats moet het SMPU samenhang brengen in de verschillende beleidsvelden op het gebied van mobiliteit en tussen mobiliteitsbeleid en andere beleidsvelden als economie, natuur en ruimtelijke ordening. Ten slotte geeft het SMPU de prioriteiten aan voor investeringen van de provincie op het gebied van verkeer en vervoer.
De hoofddoelen zijn het waarborgen van een doelmatig verkeers- en vervoerssysteem, het verbeteren van de veiligheid en het verminderen van negatieve effecten op de leefomgeving. Er is een basiskwaliteitsniveau gedefinieerd, dat wordt bereikt door eerst toe te zien op het aanpakken van de vraag (middels ruimtelijke ordening, beprijzing en mobiliteitsmanagement) en daarna op het aanbod (benutting, capaciteitsvergroting en aanleg van infrastructuur). De provincie ziet met name kansen in het vergroten van het gebruik van de fiets.
Regionaal Verkeers- en Vervoerplan 2005-2015 (2004)
Het BRU-beleid concentreert zich rond drie thema’s: bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid. Omdat mobiliteitsproblemen zich al lang niet meer alleen op de spits concentreren en grootschalige uitbreidingen van infrastructuur vanwege financiële én ruimtelijke beperkingen voorlopig niet aan de orde zijn, kiest het BRU voor ‘selectieve bereikbaarheid’ als centrale notitie. De bereikbaarheid van de ruimtelijk en economisch belangrijke kerngebieden krijgt daarbij de hoogste prioriteit. Deze bereikbaarheid heeft betrekking op alle vervoerswijzen: auto, fiets en openbaar vervoer.
- C. Beleidskader waterhuishouding
Nationaal Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening. Naast alle plannen om Nederland in de toekomst veilig en leefbaar te houden, is de uitvoering van maatregelen nu al in volle gang. Bijvoorbeeld de projecten Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken zijn in uitvoering en moeten in 2015 gereed zijn. Ook worden langs de kust de zogenoemde zwakke schakels aangepakt en vindt versterking plaats door zandsuppleties.
Waterbeheerplan 2010-2015, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft op 28 oktober 2009 het Waterbeheerplan 'Water Voorop!' voor de periode 2010-2015 vastgesteld.
Hierin staat in grote lijnen het waterbeheer voor de komende zes jaar beschreven. Het plan bevat alle taakvelden van het waterschap: de zorg voor schoon water, veilige dijken en droge voeten. Ook staat beschreven hoe deze taak het beste binnen de leef- en werkomgeving in het beheergebied van De Stichtse Rijnlanden kan worden uitgevoerd. Verder wordt een overzicht gegeven van de ambities en doelen voor 2010 tot en met 2015 en hoe die bereikt kunnen worden.
Het waterbeheerplan 2010-2015 bestaat uit drie delen:
- Strategie: in dit deel staat beschreven hoe wordt ingespeeld om de klimaatverandering en verstedelijking. Dit deel vormt de basis voor de uitvoeringsstrategie.
- Beleids- en uitvoeringsplan: in het beleids- en uitvoeringsplan zijn de ambities uit het strategisch deel vertaald naar de beleidsthema's en zeven vernieuwende projecten. Per thema en vernieuwend project zijn de belangrijkste doelen en maatregelen opgenomen die het waterschap in de planperiode neemt. Beleidsthema's zijn: veiligheid, voldoende water, schoon water en recreatie, landschap en cultuurhistorie. De vernieuwende projecten hebben als doel het toekomstige waterbeheer een impuls te geven. Hierbij gaat het om urgente vraagstukken, complexe samenwerking met andere maatschappelijke partijen en een groot waterschapsbelang met een grote impact op de lokale bevolking en het bedrijfsleven.
- Achtergronddocument: de Europese Kaderrichtlijn Water: het waterbeheerplan bevat een achtergronddocument over de Europese Kaderrichtlijn Water. Hierin staan de verplichte uitwerkingen van deze kaderrichtlijn en staan afspraken tussen verschillende overheden die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water.
Waterstructuurvisie, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
De waterstructuurvisie beschrijft de toekomstvisie van het waterschap. Het gaat om de hoofdlijnen van het waterbeleid voor de lange termijn. Dit is ingegeven door de klimaatverandering en bodemdaling. Het leidend principe in de Waterstructuurvisie is 'vasthouden, bergen, afvoeren'. Dat betekent dat meer water in de grond moet kunnen infiltreren en dat meer gebieden worden aangewezen voor waterberging. Andere belangrijke veranderingen in het waterbeheer in de 21ste eeuw bestaan uit water als ordenend principe meenemen in ruimtelijke plannen, meer ruimte voor water in de stad houden, het combineren van diverse functies met water en watervervuiling aan de bron aanpakken.
De Keur
Voor het bestemmingsplan is het gestelde in de Keur van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden van toepassing. De handhaving van de Keur is in handen van HDSR. Voor het Keurgebied gelden verbods- en gebodsbepalingen tot het onderhoud en gebruik van wateren, oevers en waterkeringen zowel bovengronds als in de grond. In de Keur worden een aantal nota's genoemd waarin de algemene gedragsregels, ontheffingsbepalingen en voorwaarden staan waarmee een Keurontheffing verkregen kan worden. De Keurontheffing is met de invoering van de Waterwet opgegaan in de watervergunning.
- D. Beleidskader natuur en landschap (flora en fauna)
De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet.
Soortenbescherming
Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kunnen vrijstellingen en ontheffingen worden verleend van de verbodsbepalingen. Het toetsingskader voor deze vrijstellingen is geregeld in een Algemene Maatregel van Bestuur, de AMvB artikel 75.
Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene vrijstelling voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is vrijstelling mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel ontheffing worden verleend na een uitgebreide toetsing.
Gebiedsbescherming
De natuurbeschermingswet biedt een beschermingskader voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.
- E. Beleidskader cultuurhistorie en archeologie
Verdrag van Malta
Het (archeologische) bodemarchief is een grote en rijke informatiebron over het verleden. Met dit archief moet zorgvuldig worden omgegaan. Het Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, het Verdrag van Malta (ook Verdrag van Valletta genoemd) regelt de bescherming en het behoud van de archeologische waarden. In 1992 heeft Nederland samen met de andere lidstaten van de Raad van Europa dit verdrag ondertekend en in 1998 zijn de uitgangspunten van dit verdrag in de Nederlandse wetgeving geratificeerd.
De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:
- streven naar het zoveel mogelijk in de bodem (in situ) bewaren van archeologische waarden en beheermaatregelen treffen om dit te bewerkstelligen;
- tijdig rekening houden in de ruimtelijke ordening met de mogelijkheid of aanwezigheid van archeologische waarden;
- de bodemverstoorder betaalt het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is;
- het ontsluiten van de resultaten van archeologisch onderzoek voor het publiek/de maatschappij.
Monumentenwet / Wet op de archeologische monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) als onderdeel van de Monumentenwet in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen.
Gemeenten zijn verplicht om bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Het Rijk en de provincie hebben meer een controlerende functie gekregen wat betreft het waarborgen van de kwaliteit van archeologisch onderzoek.
Provinciaal niveau
Het provinciaal beleid voor de archeologische monumentenzorg is er in de eerste plaats op gericht waardevolle archeologische vindplaatsen in situ te behouden. Dit beleid is nader uitgewerkt en vastgelegd in de provinciale Cultuurnota, het Streekplan en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Utrecht (CHS). Hierin is de omgang van de provincie met cultuurhistorische waarden vastgelegd. Gemeenten dienen rekening te houden met de provinciale beleidsuitgangspunten bij het opstellen van een gemeentelijk beleid.
De gemeente is nu bevoegd gezag wat betreft de omgang met het archeologisch erfgoed. Bij projecten die de gemeentegrenzen overschrijden, bij het verlenen van ontgrondingsvergunningen en MER-plichtige ingrepen ligt het bevoegd gezag formeel bij de provincie.
De provincie heeft de bevoegdheid om archeologische attentiegebieden (provinciale belanggebieden) aan te wijzen wanneer archeologische belangen in (vigerende) bestemmingsplannen (nog) niet voldoende zijn beschermd. Deze attentiegebieden zijn archeologische terreinen die gemeenten verplicht moeten opnemen in hun bestemmingsplan.
De belangrijkste wettelijke taken van de provincie zijn:
- advisering, toetsing en vergunningverlening in het kader van de Ontgrondingenwet;
- aanwijzing van archeologische waardevolle gebieden (attentiegebieden) op basis van de provinciale archeologische monumentenkaart en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden met als doel het veiligstellen van archeologische waarden
- beheren van een provinciaal depot voor bodemvondsten en vergunningverlening aan gemeenten voor de inrichting van een eigen depot.
Nota Belvedère
De Nota Belvedère, een gezamenlijk beleidsstuk van de ministeries van LNV, OC&W en VROM (1999), is opgesteld vanuit de gedachte om de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend te laten zijn voor de inrichting van de ruimte. In de nota is een visie op de samenhang tussen cultuurhistorie en ruimtelijk beleid opgenomen. Het doel is tweeledig; verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van het cultureel erfgoed. Het cultureel erfgoed moet gezien worden als een ruimtelijke kwaliteit die een volwaardige plaats moet krijgen in de ruimtelijke planvorming.
MoMo
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg. Deze beleidsbrief geeft de nieuwe visie van de minister van OCenW op de monumentenzorg weer. De visie is geschreven mede namens de ministers van LNV en VROM. De nieuwe visie rust op drie pijlers:
- 1. cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening;
- 2. krachtiger en eenvoudige regels;
- 3. herbestemmen van cultuurhistorisch waardevolle panden die hun functie verliezen.
De eerste pijler wordt ingezet in het bestemmingsplan om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. Een goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Cultuurhistorie is een van die belangen. Dit nieuwe beleid vormt een belangrijke aanvulling op de sectorale bescherming van monumenten. Op deze manier is een meer gebiedsgerichte benadering mogelijk.
- F. Beleidskader milieu
Nationaal Milieubeleidsplan 4
Het nationale milieubeleid is vastgelegd in de nota 'Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid'. De nota beschrijft de ingrijpende (inter-)nationale veranderingen en maatregelen die nodig zijn om de gewenste milieusituatie in 2030 te realiseren. Volgens het NMP moet het milieubeleid - hier en nu, maar ook elders en later - een bijdrage leveren aan een gezond en veilig leven, in een aantrekkelijke leefomgeving en te midden van een vitale natuur. De mondiale biodiversiteit mag niet worden aangetast en natuurlijke hulpbronnen mogen niet worden uitgeput. Het NMP4 noemt zeven grote problemen, die in de periode tot 2030 zoveel mogelijk moet worden afgewend: verlies aan biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, bedreigingen van de externe veiligheid, aantasting van de leefomgeving en mogelijke onbeheersbare risico's. Voor de gewenste oplossingen worden doelstellingen geformuleerd op het gebied van onder meer emissies, energie, biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen, externe veiligheid, gezondheid en leefomgeving. Nieuwe instrumenten zijn bijvoorbeeld verhandelbare emissies, heffingen of belastingen op milieugrondslag en het sluiten van convenanten.
Bodem
In 1997 is met de Beleidsvernieuwing bodemsanering (Bever) gekozen voor een belangrijke koerswijziging in het bodemsaneringsbeleid, waarbij de nadruk is komen te liggen op het functiegericht saneren. Deze nieuwe saneringsdoelstelling is opgenomen in de nieuwe Wet bodembescherming (Wbb), die per 1 januari 2006 van kracht is geworden. Naast de doelstelling om voortaan functiegericht te saneren zijn in de vernieuwde Wbb onder andere uniforme regels opgenomen voor eenvoudige bodemsaneringen (de AMvB BUS), is er meer wettelijke ruimte voor deelsaneringen en is er een wettelijke plicht opgenomen voor het bevoegd gezag om ook te beschikken op een saneringsevaluatieverslag. In de wet is verder verankerd dat voor spoedeisende saneringen een saneringsplicht geldt en wanneer de overheid hiervoor subsidie mag verstrekken. Een bodemsanering is volgens de Wbb spoedeisend als er ontoelaatbare risico´s zijn, die samenhangen met het (toekomstig) gebruik van de bodem. Hierdoor geldt voor een bodem met een woonfunctie een hoger beschermingsniveau dan de bodem van een bedrijventerrein.
Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011
Het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 bevat de voornemens van de provincie Utrecht op het gebied van milieu. Er is gekozen voor een looptijd tot en met 2011 om zo in lijn te komen met de zittingstermijn van Provinciale Staten. De speerpunten van het milieubeleidsplan zijn duurzaamheid, klimaat en energie. Toekomstbestendigheid is hierbij het einddoel. Een belangrijke ambitie is om duurzaamheid een geïnternaliseerde afweging binnen het beleid van de provincie te laten zijn. Daarbij moet het energieverbruik afnemen en het aandeel duurzame energie in de energieopwekking omhoog. Ook het terugdringen van broeikasgassen en het vinden van nuttige toepassingen voor afval staan hoog op de agenda. Verder moet de nadruk moet komen te liggen op uitvoering en de bestendiging van winst op het gebied van leefbaarheid in de afgelopen jaren. Op dit punt zijn doelen geformuleerd ten aanzien van luchtkwaliteit, hinder (geur, geluid en licht), externe veiligheid en bodem & grondwater. De gezondheid van burgers en het behoud van biodiversiteit is hierbij leidend.
Provinciale Milieuverordening
De Provinciale Milieuverordening Utrecht is een verzameling van provinciale regels om het milieu in Utrecht te beschermen. Belangrijke onderdelen van die milieuverordening zijn de paragrafen over inspraak, afvalstoffen, bodemsanering en milieubeschermingsgebieden. De provinciale milieuverordening is een belangrijk instrument van de provincie om de taken vergunningverlening, handhaving en toezicht uit te kunnen voeren. Belangrijk zijn regels rond gebiedsbescherming (grondwaterbeschermingsgebieden, stiltegebieden) en afval (stortplaatsen, bedrijfsafval). Blokhoeve is niet gelegen in een van de beschermingsgebieden.
Besluit externe veiligheid inrichtingen en Besluit externe veiligheid buisleidingen
Externe veiligheid betreft de kans op overlijden voor burgers (aanwezig in bebouwing of verblijfsgebieden grenzend aan risicobronnen) als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij de risicobron. Risicobronnen kunnen bedrijven zijn, maar ook het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, vaarwegen en spoorwegen en via buisleidingen. Ook risico's veroorzaakt door windturbines (afvallen rotorbladen) en dalend en stijgend vliegverkeer bij vliegvelden, wordt gerekend tot de externe veiligheidsrisico's.
Dit risico wordt uitgedrukt in plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de overlijdenskans per jaar als gevolg van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij een ongeval. Dit kan op een kaart worden weergegeven met behulp van contouren. Het groepsrisico betreft de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico kan met behulp van een diagram worden weergegeven.
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. De norm voor het plaatsgebonden risico is vastgesteld op 10-6 per jaar. Voor kwetsbare objecten, zoals woningen en scholen, is dit een grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals bedrijfsgebouwen en sporthallen, is dit een richtwaarde.
Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en geeft ook aan hoe deze veiligheidseisen doorwerken in plannen voor de ruimtelijke ordening. Op grond van het besluit wordt in een ministeriële regeling voor een aantal bedrijfssectoren (LPG-tankstations, opslag van gevaarlijke stoffen (PGS15), ammoniakkoelinstallaties) vaste veiligheidsafstanden vastgelegd. Voor de overige bedrijven wordt de veiligheidsafstand met een risicoberekening bepaald. Bij het maken van een bestemmingsplan moeten gemeenten hiermee rekening houden.
Het Bevi bevat geen norm voor het groepsrisico; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico in het gebied rondom de inrichting. Er is een oriëntatiewaarde bepaald, die aangeeft wanneer de kans dat bij een ongeval 10, 100 of 1000 doden vallen, voldoende klein is. Dit geeft houvast bij de beoordeling bij welke bevolkingsdichtheid in de omgeving van een risicobedrijf er nog sprake is van een voldoende veilige situatie. De gemeente dient verantwoording af te leggen met betrekking tot het groepsrisico. Het bevoegd gezag motiveert - kort gezegd - in ieder geval:
- het aantal personen in het invloedsgebied;
- het groepsrisico;
- de mogelijkheden tot risicovermindering;
- de alternatieven;
- de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken;
- de mogelijkheid tot zelfredzaamheid.
Naast de verantwoording van het groepsrisico moet advies worden gevraagd aan de regionale brandweer over het groepsrisico en de mogelijke gevolgen van het bestemmingsplan voor de mogelijkheden van rampbestrijding en de zelfredzaamheid van de bevolking binnen het invloedsgebied van het bedrijf.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is vergelijkbaar met het Bevi, maar dan van toepassing op buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het gaat om buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van meer dan 50 mm (1,97 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa (16 bar) en om buisleidingen voor aardolieproducten, met een uitwendige diameter van meer dan 70 mm (2,76 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa. Buiten de regels over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico is in het Bevb bepaald dat in een bestemmingsplan de ligging van buisleidingen wordt weergeven en dat een regeling wordt opgenomen voor de belemmeringenstrook. Deze belemmeringenstrook ligt op vijf meter aan weerszijden van de buisleiding of vier meter in geval van aardgasleidingen met een druk tussen 1600 en 4000 kPa.
3.2 Gemeentelijk Beleid
- A. Ruimtelijk beleidskader
Nieuwegein Verbindt Structuurvisie 2030
Begin 2010 is de structuurvisie voor Nieuwegein vastgesteld. Belangrijk uitgangspunt is dat de periode van groei en uitleg voorbij is en dat nu de opgave ligt in het aantrekkelijk houden van het bestaand stedelijk gebied. Niet kwantiteit, maar kwaliteit is het speerpunt. Hieraan wordt invulling gegeven door te verbinden, zowel in sociaal als in fysiek opzicht. De bijzondere bevolkingsopbouw door de zeer snelle groei van de gemeente heeft tot gevolg dat in de komende jaren de bevolking zal dalen bij een gelijkblijvend aantal woningen. Een belangrijke opgave is het aantrekkelijk houden van Nieuwegein voor de 'tweede generatie'. De kinderen van toen moeten met hun eigen jonge gezin een plek kunnen vinden in Nieuwegein. De opgave is om meer woningen voor jongeren en senioren, al dan niet in combinatie met zorgvoorzieningen, te realiseren. Op het gebied van werken zal vernieuwing, transformatie en herstructurering van bedrijventerreinen aan de orde zijn. Verouderde bedrijventerreinen die door hun ontsluiting en omgevingsinrichting niet langer geschikt zijn voor bedrijvigheid worden getransformeerd naar wonen. Op de andere bedrijventerreinen gaat de aandacht uit naar verbetering van de infrastructuur en de openbare ruimte.
In de structuurvisie zijn vier stadsbrede ontwikkelthema's benoemd:
- I. 'Nieuwegein leeft': inzetten op kwalitatief hoogwaardig wonen en werken met bijbehorende hoogwaardige voorzieningen voor jong en oud;
- II. 'Mooi Nieuwegein': revitaliseren en beleefbaar maken van 'cultuurhistorische parels' en inzetten op aansprekende nieuwe architectuur op cruciale plekken in de stad;
- III. 'Nieuwegein Verbindt': intensiveren en versterken van de verbindingen in de stad en met het buitengebied en verbeteren van de kwaliteit van de publieke ruimte;
- IV. 'Duurzaam Nieuwegein': de stad neemt haar verantwoordelijkheid jegens omgeving en volgende generaties door deze niet onnodig te belasten met milieuknelpunten en waar mogelijk deze milieuknelpunten te verminderen.
Woonvisie
De woonvisie 2005 is een middellange termijnvisie op het wonen in Nieuwegein en geeft aan hoe attractief Nieuwegein als woongemeente is en hoe deze attractiviteit behouden kan blijven en waar mogelijk verbeterd kan worden. De woonvisie wordt als input gebruikt vanuit het wonen bij meer integrale beleidsafweging. Op basis van de woonvisie zijn de volgende beleidsuitgangspunten vanuit het wonen geformuleerd:
1. | Mogelijkheden voor aanvullende woningbouw zoveel mogelijk benutten en kansen creëren. |
2. | a. Bij woningbouwontwikkelingen krijgt de realisering van groene woonmilieus voorrang. b. Daar waar voorzieningen aanwezig en bereikbaar zijn krijgt huisvesting voor senioren prioriteit. c. Er dient meer (goedkoop) aanbod te komen voor jongeren en starters door bevordering van de doorstroming en nieuwbouw op strategische locaties, bijvoorbeeld aan de randen van het centrum. d. Daarnaast blijft er aandacht voor huisvesting voor gezinnen, met name in het duurdere segment. |
3. | De realisering van woonservicewijken wordt ondersteund. Naast Lekboulevard, Jutphaas, Wijkersloot en Zuilenstein zal aan de hand van criteria gekeken worden naar kansrijke volgende wijken. |
4. | De mogelijkheid van de realisering van woningen in een landelijk dorps woonmilieu in een groene recreatieve en cultuurhistorische omgeving in het gebied ten oosten van de Laagravenseweg en ten zuiden van de Houtenseweg wordt nader onderzocht. Hierbij wordt het principe 'rood voor groen' toegepast. |
5. | Het is wenselijk het (recreatieve) gebruik en de toegankelijkheid van het park Oudegein te verbeteren. |
6. | Het is wenselijk de mogelijke bebouwing langs de hoofdroutes met woningen of andere functies te onderzoeken, zonder dat de stroomfunctie van de S15 wordt aangetast. |
7. | Het is wenselijk om het imago van Nieuwegein te verbeteren en meer in overeenstemming te brengen met de kwaliteiten die de stad als (woon)gemeente heeft. |
Bij nieuwbouw wordt dus ingezet op het vergroten van de differentiatie aan woningen en woonmilieus. Naast nieuwbouw is het realiseren van meer diversiteit ook mogelijk door in een bestemmingsplan een hoge mate van flexibiliteit toe te laten; dus om een woning uit te bouwen of bijgebouwen te plaatsen. Deze uit- en bijbouwmogelijkheden moeten zo maximaal mogelijk zijn. Differentiatie en flexibiliteit moeten ook in het gebruik van de woonruimte terugkomen. Dit houdt in dat een gedeelte van de woning voor andere functies ingezet moet kunnen worden, mits de woonfunctie de hoofdbestemming blijft. In dit verband wordt aangesloten op de Nota aan huis verbonden werkactiviteiten (2005).
Aanpasbaar bouwen
Sinds 1992 heeft Nieuwegein een eigen beleid voor aanpasbaar bouwen. Ingegeven door de toenemende vergrijzing, bevordert aanpasbaar bouwen, behalve voor gehandicapten en ouderen, de toegankelijkheid en de bruikbaarheid van woningen en woongebouwen voor iedereen. Veel eisen uit het basispakket in de nota 'Nieuwegein bouwt aanpasbaar' zijn inmiddels overgenomen in het bouwbesluit. De nota is echter nog steeds actueel omdat hierin extra eisen zijn opgenomen.
Nieuwegein, in het centrum van de economie (Economische visie Nieuwegein 2011-2015)
Nieuwegein heeft een sterke economie en de gemeente wil die ook sterk houden. Met behulp van een sterkte/zwakte-analyse is in het economisch beleidsdocument de volgende missie verwoord: "Nieuwegein wil haar belangrijke positie in de economie van Midden Nederland verder versterken. We doen dit door ons voortdurend te verbeteren en nog meer samen te werken met onze partners."
De focus ligt daarbij op het 'terugwinnen' van de harde vestigingsvoorwaarden: goed bereikbaar, goed parkeren. Daarnaast wordt ingezet op het investeren in een aantal belangrijke 'zachte' vestigingsvoorwaarden: intensiveren van de contacten met het bedrijfsleven (weten wat er speelt) en investeren in de kenniseconomie.
Voor de realisatie zijn acht strategische economische thema´s benoemd. Bij elk strategisch thema behoren diverse concrete acties. De acties variëren in complexiteit, planning en kosten. De acties staan genoemd in het Actieprogramma. Hieronder staan de strategische thema´s met een voorbeeld van een concreet actiepunt op een rij:
Thema 1: Ondernemerschap bevorderen (ondersteuning ZZP-netwerk);
Thema 2: De diversiteit van de economische structuur behouden (EZ paragraaf bij planologische afwegingen);
Thema 3: Vestigingsklimaat verbeteren (ontwikkelen van een bedrijvencentrum voor starters);
Thema 4: Optimale benutting van het arbeidspotentieel (werkgeversservicepunt Lekstroom);
Thema 5: Kwaliteit van de bedrijventerreinen verhogen (Plettenburg De Wiers als bedrijveninvesteringszone aanwijzen);
Thema 6: Naar een duurzame kantorenvoorraad (aanbieden transformatiescans);
Thema 7: Samenwerken I: intensivering contacten met het bedrijfsleven (diverse activiteiten, waaronder oprichting van een Nieuwegeinse Economische Adviesraad);
Thema 8: Samenwerken II: complementariteit met Utrecht, o.a. als stad van kennis en onderwijs (economisch overleg Nieuwegein-Utrecht).
Nota "Aan huis verbonden werkactiviteit"
Deze notitie bevat het kader, waar binnen beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in woningen en bijgebouwen mogen plaatsvinden. Doel van de nota is om een heldere, duidelijke regeling te krijgen voor mensen die een klein gedeelte van hun huis willen inrichten om van daaruit werkactiviteiten te ontplooien. De regeling maakt het voor bewoners mogelijk om binnen de juridische mogelijkheden werkactiviteiten te ontplooien, echter zonder dat dit voor de buurt tot onredelijke overlast gaat leiden.
Een aan-huis-verbonden werkactiviteit wordt gedefinieerd als het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid op kleine schaal in een woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijk en visuele uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Maximaal mag een oppervlakte van 35% van het bruto vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen tot een maximum van 75 m² worden gebruikt voor de aan-huis-verbonden werkactiviteit.
Standplaatsenbeleid
Het standplaatsenbeleid is een actualisering en wijziging van het standplaatsenbeleid uit 2003. Dit beleid dient als toetsingskader voor het aanvragen van een standplaatsvergunning. Een dergelijke vergunning is bijvoorbeeld nodig voor het aanbieden van goederen als vis, snacks, bloemen en kerstbomen vanuit een kraam of wagen.
In het plangebied zijn op het parkeerterrein van de Symfonielaan twee standplaatsen aangewezen.
Deze standplaatsen zijn geen aanvulling op het winkelassortiment en worden mogelijk meerdere dagen per week gebruikt
Het innemen van een standplaats heeft invloed op de beschikbaarheid van de openbare ruimte. Per standplaats geldt een maximale oppervlakte van 28 m2, zodat er geen onevenredig inbreuk wordt gedaan op de gebruiksmogelijkheden van de openbare ruimte. De oppervlakte is inclusief de bijkomende voorzieningen, zoals luifels, uitstallingen en vuilnisbakken.
- B. Beleidskader verkeer, vervoer en parkeren
Beleidsnota Autoverkeer (1997)
De gemeenteraad heeft op 18 december 1997 de beleidsnota Autoverkeer, fase Stroommodellen en de beleidsnota Autoverkeer, Nota van Antwoord vastgesteld (1997-516). Daarmee heeft de raad een keuze gemaakt voor stroommodel 2 als toekomstige verkeersstructuur voor de gemeente Nieuwegein. In het stroommodel 2 wordt onderscheid gemaakt tussen stadsautowegen, wijkwegen en wegen van een lagere orde. Sinds de invoering van Duurzaam Veilig kunnen de stadsautowegen worden aangeduid als gebiedsontsluitingswegen (70 km/h), wijkwegen zijn gebiedsontsluitingswegen (50km/h) en de wegen van een lagere orde zijn erftoegangswegen (30 km/h). De gebiedsontsluitingswegen (70 km/h) zijn bestemd voor de afwikkeling van de autoverplaatsingen over langere afstanden. De gebiedsontsluitingswegen (50 km/h) ontsluiten de aanliggende wijken en vervullen de verkeersschakel tussen de wijk en de gebiedsontsluitingsweg (70 km/h). De erftoegangswegen liggen in verblijfsgebieden, waar de verkeersfunctie van ondergeschikt belang is.
Fietsnota Nieuwegein
Naar aanleiding van de in 2002 verschenen ‘Fietsbalans’ van de Fietsersbond is deze nota opgesteld. In de nota zijn de sterktes en zwaktes van het fietsnetwerk van Nieuwegein beschreven en er is aangegeven wat nodig zal zijn om het fietsnetwerk van Nieuwegein te verbeteren. Ook in de structuurvisie is het belang van het verder verbeteren van de langzaam-verkeersverbindingen onderstreept.
Nota parkeernormen 2011-2015
Via de Nota Parkeernormen 2011-2015 zijn nieuwe parkeernormen voor nieuwe ruimtelijke plannen en projecten in Nieuwegein vastgesteld, om in de toekomst in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien. In de Nota Parkeernormen 2011-2015 zijn de parkeernormen gedifferentieerd, wordt bij het bepalen van de norm veel meer rekening gehouden met locatiespecifieke eigenschappen en zijn er minimum parkeernormen bij vrijstelling. De verwachting is dan ook dat de Parkeernormen in deze nota veel meer rekening houden met de dagelijkse praktijk dan de verouderde parkeernormen in de Nota Parkeren uit 1999. De Nota Parkeernormen 2011-2015 maakt onderdeel uit van de Nota Parkeren 1999 en strekt alleen ter vervanging van de hierin opgenomen parkeernormen.
Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan
De gemeente is bezig met het opstellen van een gemeentelijk verkeers- en vervoersplan. Hierin wordt het verkeerscirculatieplan verder uitgewerkt.
- C. Beleidskader waterhuishouding
Nota Waterplan
Deze nota is vastgesteld in samenwerking met het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en het drinkwaterbedrijf Vitens. Het vormt het vervolg op de Nota Watervisie uit 2004, waarin de knelpunten van het watersysteem van Nieuwegein zijn benoemd. De Nota Waterplan geeft een reeks maatregelen voor de verbetering van het watersysteem. De prioritering van projecten is gedaan op basis van de volgende criteria:
- wettelijke vereisten;
- ernstige overlast;
- praktisch en financieel uitvoerbaar;
- combineren, werk-met-werk-maken, afkoppelen;
- communicatie en educatie;
- ecologie.
Het doel is het voorkomen van wateroverlast, een goede kwaliteit van het oppervlaktewater in de stad en een goede kwaliteit drinkwater. Maatregelen zijn onder andere het afkoppelen van schoon regenwater, uitbaggeren, het verbeteren van de doorstroming en het aanleggen van bergbezinkbassins.
Verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2009-2013
In het kader van de Wet milieubeheer maken gemeenten een beleidsplan voor het beheer van de riolering. Belangrijke doelen van het rioleringsplan zijn:
- inzameling van binnen gemeentelijk gebied geproduceerd stedelijk afvalwater;
- transport van ingezameld stedelijk afvalwater naar een geschikt lozingspunt;
- zorgen voor inzameling van hemelwater (voor zover niet door de particulier);
- voorkomen van ongewenste vuilemissie naar oppervlaktewater, bodem en grondwater;
- voorkomen van grondwateroverlast op basis van het Grondwaterbeleidsplan.
- D. Beleidskader natuur en landschap (flora en fauna)
Groenstructuurschets (1995)
De schets is opgesteld om te komen tot een kwalificering en kwantificering van het bestaande openbare groen in de gebouwde omgeving van Nieuwegein en om de relatie met de ecologische infrastructuur aan te geven. De uitgangspunten en wensen met betrekking tot de groenstructuur zijn inzichtelijk gemaakt, uitgesplitst naar de functies ecologie, beleving en recreatie en de combinatie van deze functies. In de schets is vastgesteld dat de ontwikkeling van Nieuwegein zelf (met uitzondering van enkele lokaal structurerende elementen op buurt- en wijkniveau) niet los kan worden gezien van de ontwikkeling in de regio. Gedurende de afgelopen periode heeft de gemeente hieraan inhoud gegeven.
Sein op groen; Nota natuurontwikkeling Nieuwegein (1997)
In de nota Sein op groen wordt de gemeentelijke visie op natuurontwikkeling verwoord. Het algemene beleid is gericht op een verhoging van natuurwaarden. Specifiek voor het stedelijk gebied wordt het veiligstellen of verder ontwikkelen van natuurwaarden in kerngebieden en het verhogen van natuurwaarden in de directe woonomgeving door middel van het inrichten en beheren van migratiegebieden van en naar de kerngebieden nagestreefd.
- E. Beleidskader cultuurhistorie en archeologie
Gemeenten moeten sinds de implementatie van de Wamz bij de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen of bij de vrijstelling van bestaande plannen rekening houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem. In het kader van omgevingsvergunningen kunnen gemeenten archeologische eisen stellen aan de aanvragers in de vorm van het uitvoeren van archeologisch onderzoek als voorwaarde voor de vergunningverlening. Daarnaast wordt in tal van andere situaties van gemeenten een visie en uitspraak inzake het archeologisch bodemarchief verwacht.
Om haar taak als bevoegde overheid adequaat te kunnen vervullen heeft de gemeente Nieuwegein een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart laten opstellen door RAAP Archeologisch Adviesbureau. Op de archeologische verwachtingskaart staan alle bekende archeologische vindplaatsen (waaronder AMK-terreinen) en alle verwachte archeologische waarden aangegeven. Deze kaart dient als basis voor de beleidsadvieskaart, waarop staat aangegeven hoe met de archeologische waarden en verwachtingen om gegaan dient te worden. De kaarten zijn de basis voor het gemeentelijke archeologiebeleid, zoals dat is vastgelegd in de gemeentelijke archeologienota en fungeert als onderlegger voor nieuwe bestemmingsplannen.
Door het ontwikkelen van eigen archeologiebeleid en een bijbehorend instrumentarium wordt archeologie integraal onderdeel van het ruimtelijk planproces. Hierdoor kan op verantwoorde manier met het archeologisch erfgoed om worden gegaan.
Het archeologiebeleid van de gemeente Nieuwegein is nog in ontwikkeling. In de planfase van Blokhoeve is al zoveel mogelijk rekening gehouden met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden.
Figuur 3.2: Gemeentelijke archeologische beleidskaart.
- F. Beleidskader milieu
Duurzaam bouwen
Duurzaamheid is een belangrijke doelstelling voor vormgeving, inrichting en gebruik van schaarse ruimte. Het streven van de gemeente Nieuwegein bij nieuwbouw/renovatie is het realiseren van een milieuprestatie van 15% of hoger ten opzichte van de op dat moment geldende gebruikelijke bouwstandaard in Nederland. Dit heeft de raad vastgesteld eind 2007 in de nota 'Bouwen voor de toekomst; duurzaam bouwen beleid gemeente Nieuwegein´. Het is van belang om te bouwen met gezonde materialen, het materiaalgebruik te reduceren, zoveel mogelijk te recyclen en grondstofkringlopen te sluiten ('Cradle to cradle').
De milieuprestatie wordt (bij grotere bouwplannen) gemeten met het duurzaam bouwen instrument GreenCalc+-score en weergegeven met een MIG-score (Milieu Index Gebouw). In dit instrument worden de prestaties op de milieuthema´s energie, materialen en water beoordeeld en gewogen. Voor Nieuwegein is de MIG dus minimaal 15% hoger.
De milieuprestatie kan bij kleinere bouwplannen worden gemeten met het duurzaam bouwen instrument GPR-gebouw. In dit instrument worden de prestaties op de duurzaamheidsthema´s energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde beoordeeld en gewogen. GPR-gebouw geeft per thema een waardering op een schaal van 1 tot 10, waarbij een 6,0 staat voor de huidige bouwstandaard. Een GPR-score van 6,9 staat voor ´mainstream duurzaam´ en komt medio 2012 overeen met de in Nieuwegein gewenste milieuprestatieverbetering van 15% of hoger.
De gemeenteraad heeft in de nota daarnaast de volgende basismaatregelen vastgesteld:
- alle woningen uitrusten met 'laag-temperatuur'-verwarmingsysteem.
- geen toepassing van uitlogende bouwmetalen;
- alleen toepassing van (gecertificeerd, bijvoorbeeld FSC) duurzaam geproduceerd hout;
- geluidswering tussen woningen onderling 5 dB beter dan het Bouwbesluit;
- opstellen van een handleiding voor bewoners en gebruikers;
- voor nieuwbouwwoningen moet een duurzaam gezond binnenmilieu worden gewaarborgd.
De gemeente Nieuwegein stimuleert sinds maart 2010 de toepassing van groendaken (zie www.nieuwegein.nl/groendak).
Energie
In oktober 1991 heeft de gemeente Nieuwegein het Klimaatverbond 'Manifest van Europese gemeenten' ondertekend. Het Klimaatverbond streeft naar een vergaande vermindering van de CO2-uitstoot. Door aan te sluiten bij het Klimaatverbond heeft de gemeente aangegeven te kiezen voor een hoog ambitieniveau. Een uitwerking van de klimaatdoelstellingen van Nieuwegein is neergelegd in het 'Klimaatprogramma 2009 - 2013', dat in 2009 door het college is vastgesteld. Volgens dit klimaatprogramma geldt een streven om de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) met minimaal 10% aan te scherpen ten opzichte van het Bouwbesluit. Bovendien geldt een streven naar 10% duurzame energie. Bij grotere bouwinitiatieven (>200 woningen of het equivalent daarvan) geldt i.v.m. de duurzame gebiedsontwikkeling een EPL van 7,0 tot 8,0.
In het Collegeprogramma 2010-2014 is aangegeven dat Nieuwegein streeft naar een klimaatneutrale duurzame stad in 2040.
Kansen om deze klimaatambities te halen zijn aanwezig. Bijvoorbeeld door uit te gaan van de Trias-energetica, d.w.z.:
- 1. eerst de energievraag terugdringen (via o.a. een goed geïsoleerde gebouwschil),
- 2. daarna duurzame energiebronnen inzetten, en
- 3. de resterende energiebehoefte dekken via efficiënte energieconversietechnieken.
Wat betreft het inzetten van duurzame energiebronnen kan gedacht worden aan:
aansluiting op het stadsverwarmingsnet (nu gevoed met restwarmte uit de elektriciteitscentrales in Utrecht, op termijn mogelijk gevoed met warmte uit een bio-centrale), door toepassing van warmte- en koudeopslag in de bodem (WKO), door zongericht bouwen en door toepassing van thermische zonne-energie en PV-zonne-energie.
Hogere waarden Wet geluidhinder
Om geluidhinder zoveel mogelijk te voorkomen en daarnaast ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken heeft de gemeenteraad van Nieuwegein een beleid hogere waarden Wet geluidhinder vastgesteld. Dit beleid hogere waarden biedt de basis en het gereedschap voor een goede afweging tussen de geluidsituatie en ruimtelijke ontwikkelingen. Voordelen van het beleid zijn:
- Het biedt een algemeen afwegingskader voor de gehele gemeente (tot medio 2009 werd per project een afweging gemaakt).
- Voor ontwikkelaars is duidelijk welke randvoorwaarden de gemeente Nieuwegein hanteert bij het vaststellen van hogere waarden.
- Naast de wettelijke kaders zijn een aantal aanvullende randvoorwaarden opgenomen die een aanvaardbaar akoestisch klimaat moeten waarborgen.
Met het beleid hogere waarden is precies duidelijk in welke gevallen en onder welke voorwaarden hogere waarden kunnen worden vastgesteld.
Beleidsvisie externe veiligheid
Naast het feit dat vanuit de Rijksoverheid risiconormen zijn gesteld, laat de wet- en regelgeving ook ruimte aan gemeenten (en provincies) om eigen veiligheidsambities te formuleren. In de Beleidsvisie externe veiligheid (raadsbesluit 2007-403) is aangegeven hoe Nieuwegein met deze beleidsvrijheid omgaat. Zo is in de visie aangegeven op welke bedrijventerreinen in Nieuwegein nieuwe risicobedrijven zich mogen vestigen. Blokhoeve is niet aangewezen en in dit bestemmingsplan wordt de vestiging van nieuwe risicobedrijven uitgesloten. Bestaande risicobedrijven zijn wel toegestaan, in dit geval het LPG-tankstation aan de AC Verhoefweg.
Luchtkwaliteit actieplan 2008
De gemeente Nieuwegein geeft in het luchtkwaliteitplan aan hoe de verbetering van de lucht voort zal zetten. De luchtkwaliteit in Nijmegen wordt voor een belangrijk deel bepaald door rijkswegen (A2, A27 en A12). Het is daarom noodzakelijk dat het Rijk, de regio en de provincie Utrecht samenwerken aan de verbetering van luchtkwaliteit.
Voor het luchtkwaliteitplan zijn de volgende algemene doelen geformuleerd:
- voldoen aan wet- en regelgeving;
- beperken gezondheidsrisico's;
- anticiperen op de toekomst;
- inbedden in en samenhang creëren met bestaand gemeentelijk beleid;
- doorbreken stagnatie ruimtelijke ontwikkelingen.
In het 'Vervolg aanpak Luchtkwaliteit 2012' wordt uitgelegd welke ontwikkelingen de afgelopen jaren op het gebied van luchtkwaliteit hebben plaatsgevonden. De benoemde doelen uit het 'Luchtkwaliteitplan 2008' heeft de gemeente Nieuwegein grotendeels gerealiseerd. Middels een uitvoeringsprogramma voor 2011 - 2014 wil de gemeente de doelen continueren.
Voor verbetering van de luchtkwaliteit zal Nieuwegein in de eerste plaats actief blijven overleggen en samenwerken met andere overheden op regionaal en nationaal niveau. Door samenwerking binnen de gemeente wordt daarnaast de synergie met andere beleidsvelden gewaarborgd. Met name bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen en verkeersmaatregelen blijft luchtkwaliteit een belangrijk afwegingskader. Door vroegtijdig rekening te houden met de gevolgen hiervan voor de hoeveelheid verkeer en de doorstroming kunnen toekomstige knelpunten en/of verslechteringen worden voorkomen. Andere relevante koppelingen liggen bij vergunningverlening en handhaving (aanscherpen emissie-eisen), klimaatbeleid (sommige maatregelen kunnen tevens een bijdrage leveren aan CO2-doelstellingen) en het gezondheidsbeleid (GGD). Essentiële ondersteunende rollen zijn er voor communicatie (informeren, creëren van draagvlak en aanzetten tot actie) en monitoring (berekenen en meten).
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Planuitgangspunten
Om Blokhoeve tot een gemengd woon- en werkgebied te kunnen ontwikkelen is eind jaren negentig een Ontwikkelingsvisie opgesteld. Op basis hiervan is een stedenbouwkundig plan gemaakt, waarna gestart kon worden met de bouwplannen. Een herziene versie van het stedenbouwkundig plan is begin 2007 vastgesteld. Hierin zijn de nieuwe mogelijkheden en beperkingen opgenomen die zich in de tussenliggende jaren hebben voorgedaan.
De Ontwikkelingsvisie uit 1999 hanteerde drie hoofdambities voor Blokhoeve. In de eerste plaats het zorgdragen voor een zodanige landschappelijke en stedelijke invulling van het plangebied dat in elk geval op regionaal niveau sprake is van een groen en wervend woonmilieu. In de tweede plaats het zowel stedelijk als landschappelijk duidelijk herkenbaar maken van de noordelijke entree van Nieuwegein. In de laatste plaats het sturend inzetten van de milieu-inzet door middel van het instrument 'bestuurlijke bandbreedte.' Dit instrument is bedoeld om de milieukwaliteit van ruimtelijke plannen aan het bestuur te presenteren.
Het concept dat aan de Ontwikkelingsvisie ten grondslag ligt kan in drie kernbegrippen worden samengevat: contrast, menging en integratie. Deze drie begrippen manifesteren zich op regionaal, wijk- en buurtniveau in wisselende samenhang en intensiteit. Het contrast is gevonden in het concentreren van de bebouwing en het samenvoegen van groenelementen tot grote, structureel open ruimten of ecologische verbindingen. Ook is gestreefd naar een contrast in beeldmiddelen en typologieën om verschillende buurten met een eigen specifieke identiteit te verkrijgen.
Menging komt tot uiting doordat in grote delen van het plangebied een afwisselend functioneel programma geprojecteerd is, variërend van kantoren, commerciële publieksverzorgende functies tot een breed scala aan woningcategorieën met bijbehorende voorzieningen. Deze functiemenging staat garant voor een voor Nieuwegein unieke woon-, werk- en recreatiewijk en levert bijdrage aan de leefbaarheid van het gebied. Tevens duidt menging op een afgewogen spreiding van de beschikbare functies, waarbij conflictsituaties worden vermeden en dubbelgebruik kan worden gestimuleerd.
Integratie gaat nog een stap verder dan menging en beoogt een optimaal synergie-effect te bereiken door het samengaan van verschillende functies, voorzieningen of inrichtingselementen binnen één gebouw, object of ruimte.
De in de Ontwikkelingsvisie geformuleerde uitgangspunten zijn verder uitgewerkt in een stedenbouwkundig plan, waarvan in 2007 een herziene versie is vastgesteld. Deze plannen vormen de basis van het onderhavige bestemmingsplan. Op details zijn naderhand soms afwijkingen noodzakelijk, maar dit stedenbouwkundig plan vormt de basis voor de herontwikkeling van Blokhoeve.
4.2 Ruimtelijke Hoofdopzet
Figuur 4.1: Stedenbouwkundig plan Blokhoeve.
Verbindingen
Zoals eerder vermeld wordt Blokhoeve omringd door infrastructuur. Hierdoor is de bereikbaarheid gegarandeerd, maar tegelijkertijd wordt Blokhoeve door de forse barrièrewerking van deze infrastructuur losgekoppeld van de omliggende wijken en tot een autonome enclave gemaakt. Met het oog op deze situatie is het uitbuiten van de goede zichtbaarheid aan alle zijden van belang om Blokhoeve uit het 'isolement' te halen. Zodoende is naar ruimtelijke oplossingen gezocht waarbij aan alle zijden de toegangen en verbindingen gecombineerd worden met een oriëntatiepunt of zichtlijn. Dit komt de oriëntatie, de sociale veiligheid, de mobiliteit en de integratie van de verschillende wijken ten goede.
Bebouwingsstructuur
De hoofdrichting van de bebouwing is zodanig gekozen dat aangesloten wordt bij onderstaande uitgangspunten:
- open structuur vanuit Galecop richting Huis de Geer;
- open structuur vanuit Zuilenstein richting Blokhoeve;
- wandvorming parallel aan de Taludweg (geluidwering);
- zo min mogelijk ruimteverlies vanwege inpassing hoogspanningslijn, waarbij verkleining van de magneetveldzone het uitgangspunt vormt;
- verdichting aan de randen van het plangebied nabij openbaarvervoershaltes en diensten gevolgd door een lagere dichtheid centraal in het plangebied;
- afschermende werking (geluids- en visuele afscherming) middels kantoren of woningen in grote bouwvolumes aan de A.C. Verhoefweg voor het achtergelegen gebied;
- de bebouwingen dienen te voldoen een de ruimtelijke kwaliteit, stedenbouwkundige inpassing en beeldkwaliteit.
Stedenbouwkundige opzet
De ruimtelijke opzet versterkt de in oost/westrichting georiënteerde structuur, die goed aansluit bij de wijk Galecop, waar ook het wijkwinkelcentrum is gelegen. Na een zorgvuldige inpassing dan wel aanpassing of verplaatsing van de hoogspanningslijn en hogedrukgasleiding ontstaan in het plangebied Blokhoeve drie buurtdelen, ieder met een eigen bebouwingskarakteristiek, gescheiden door brede waterzones.
De Lamellen (noorden): dit deelplan is bijna geheel gerealiseerd en bestaat uit lamelachtige bebouwingsstroken, deels landschappelijk ingepast in de voormalige golfbaan. Andere kenmerken van dit buurtdeel zijn energiezuinig bouwen, tuinen op het zuiden en verspreide hoogteaccenten van vier tot vijf bouwlagen. De enige ruimte voor nieuwbouw is The Edge fase 2, waar woningbouw pas mogelijk is na aanpassing van de hoogspanningslijn.
Figuur 4.2: Deelplan De Lamellen.
Het Eiland (midden): dit deelplan wordt gekarakteriseerd als een rustige oase, met villabebouwing en groene waterkanten. In dit deel wordt ook een buurtpark gesitueerd rondom de oude atletiekbaan, waarvan de vorm gehandhaafd blijft. Verder liggen er in dit buurtdeel enkele maatschappelijke en dienstverlenende voorzieningen voor geheel Blokhoeve centraal. De woningen langs het water worden pas op de langere termijn ontwikkeld (na aanpassing van de hoogspanningslijn).
Figuur 4.3: Deelplan Het Eiland.
Het Blok (zuiden): dit deelplan kent een sterke menging van wonen, werken en recreëren. De recreatieve commerciële publieksverzorgende functies zijn georiënteerd op de grote parkeerzone aan de zuidzijde, terwijl de woon- en kleinere kantoorfuncties op het water en het buurtpark zijn gericht. Verder bevat dit deel de nieuwe 'oprijlaan' naar boerderij-restaurant Green Village. In het noordoostelijke deel is nog ruimte voor woningbouw.
Figuur 4.4: Deelplan Het Blok.
4.3 Planaspecten
4.3.1 Functionele structuur
Blokhoeve zal plaats gaan bieden aan wonen, werken, sport en ontspanning. Het wonen manifesteert zich met name in het noorden en midden van het plangebied, in het zuiden van Blokhoeve wordt naast kantoren ook een intensivering en uitbreiding van de bestaande commerciële publieksverzorgende functies nagestreefd.
Wonen
Wonen is een belangrijk onderdeel van het programma. In de wijk komen tussen de 650 en 800 woningen. Deze woningen dragen in belangrijke mate bij aan de woningbouwdoelstellingen van de gemeente. Er wordt uitgegaan van ongeveer 70% in de marktsector en 30% in de sociale sector; dat wil zeggen dat Blokhoeve bereikbaar zal zijn voor uiteenlopende doelgroepen. Door de specifieke liggingskenmerken en ontwikkelingsmogelijkheden zijn niet alle plandelen geschikt voor sociale woningbouw. De sociale huurwoningen zijn met name geconcentreerd in Het Blok, terwijl goedkope koopwoningen vooral in De Lamellen te vinden zijn. Dit betreft onder andere de starterswoningen in The Edge. Voor het woningbouwprogramma in Blokhoeve geldt dat gebouwd wordt volgens de principes van duurzaamheid, aanpasbaar bouwen, integrale toegankelijkheid en sociale veiligheid.
Bij de te ontwikkelen woonvormen wordt gedacht aan een tweetal specifieke punten:
- de levensloopbestendigheid van woningen, vormgegeven in onder andere extra vierkante meters, zodat op de begane grond voldoende ruimte is voor de primaire ruimten, de neutraliteit van de plattegronden en/of uitbreidbaarheid van de woningen;
- de mogelijkheid voor (vormen van) particulier opdrachtgeverschap.
In het plandeel De Lamellen zijn nu ruim 300 woningen gerealiseerd. Daarnaast zijn er onlangs 138 appartementen in het plan The Edge opgeleverd. Voor de tweede fase (in de zone van de hoogspanningslijn) zijn nog maximaal 86 woningen gepland. Op het plandeel Het Eiland zijn 134 woningen gepland, 20 hiervan in de vorm van 'vrije kavels'. 28 woningen zullen als appartement worden gebouwd. Van de 134 woningen zullen er 31 voorlopig niet gebouwd worden, omdat hiervoor eerst een aanpassing aan de hoogspanningslijn noodzakelijk is. In Het Blok wordt onderzocht of woningbouw mogelijk is. Voorwaarde is dat de geluidsproblematiek wordt opgelost.
Kantoren
Blokhoeve is een kleine stadsrandlocatie voor kantoren, strategisch gelegen bij de rijksweg A12. De gebruikers zijn kleine en middelgrote zakelijke dienstverleners met een regionale oriëntatie. De kantoren bevinden zich uitsluitend in plandeel Het Blok. Op peildatum 1 januari 2011 bedraagt de totale voorraad 11.800 m² vvo (verkoopvloeroppervlak) kantoren.
Ten opzichte van eerdere plannen voor kantoren in Blokhoeve is de plancapaciteit teruggebracht met circa 20.000 m² bvo. Voor het gebouw 'The Edge' op De Lamellen was eerder een kantoorfunctie toegedicht. Ook een plan voor een nieuw kantoor voor op Het Blok is gewijzigd in een plan voor woningbouw. De locatie Blokhoeve is opgenomen in het uitvoeringscontract RSP. Ten opzichte van deze afspraken zullen er minder kantoren dan eerder afgesproken worden gerealiseerd. Dit is volledig in lijn met de regionale wens om bestaande plancapaciteit aan kantoren terug te brengen tot aanvaardbare proporties.
Overige functies
Op Het Eiland komen in de plint van het appartementengebouw enkele commerciële ruimten. Deze ruimten komen beschikbaar voor maatschappelijke of dienstverlenende functies. Dit gaat hoogstwaarschijnlijk om een kinderopvang, praktijkruimten voor huisarts, tandarts of fysiotherapeut en bijvoorbeeld een kapperszaak of makelaardij.
Op Het Blok wordt op korte termijn geen toevoeging van de commerciële functies voorzien. Op middellange termijn kunnen nieuwe voorzieningen een plek krijgen in de nabijheid van de bestaande voorzieningen. Het betreft commerciële publieksverzorgende, (boven-)regionale activiteiten van sportieve en/of recreatieve aard (leisure), aansluitend op de bestaande voorzieningen in Blokhoeve.
4.3.2 Verkeer, vervoer en parkeren
De bouwplannen worden niet in één keer uitgevoerd, maar worden stapsgewijs gerealiseerd. Voor het onderzoek naar de verkeerssituatie en doorrekening van de mobiliteitseffecten worden daarom drie stedenbouwkundige scenario's onderscheiden, te weten:
- scenario 1: bestaande bebouwing plus verleende bouwvergunningen;
- scenario 2: bestaande bebouwing plus verleende bouwvergunningen plus bouwplannen op korte termijn;
- scenario 3: bestaande bebouwing plus verleende bouwvergunningen plus bouwplannen op korte termijn plus de uit te werken bouwplannen voor de langere termijn.
Figuur 4.5: Interne wegenstructuur Blokhoeve.
Verkeersstructuur
Figuur 4.5 geeft weer dat doorgaand gemotoriseerd verkeer vanaf Het Blok richting De Lamellen ontmoedigd wordt. Green Village zijn met Het Blok verbonden voor gemotoriseerd verkeer, maar niet met De Lamellen en de rest van Het Eiland. Het oostelijk deel van Het Eiland is verbonden met Het Blok en met De Lamellen. Het is echter niet mogelijk om via de Middelhoeve in een rechte lijn van Het Blok op De Lamellen te komen.
Deze ontmoediging van doorgaand verkeer in het plangebied vermindert:
- 1. dat bezoekers van evenementen via de woonstraten aan de noordzijde van het plangebied het parkeerterrein opzoeken/verlaten;
- 2. dat bewoners van het plangebied via het grote parkeerterrein het gebied binnenkomen of verlaten;
- 3. dat bezoekers van evenementen parkeren in de woonstraten van het plangebied.
Hiermee worden de bewonersfunctie en de bezoekersfunctie van het plangebied voor een groot deel van elkaar gescheiden. Beide stromen hebben daarmee een eigen in- en uitgang van het plangebied. Dit komt de verkeersveiligheid en leefbaarheid in het woongebieden De Lamellen en Het Eiland ten goede. De gemeente zal de situatie in Blokhoeve de komende jaren in de gaten houden. Indien overlast ondervonden wordt wat betreft verkeersbelasting en/of parkeerbelasting, bestaat de mogelijkheid om een volledige afsluiting voor het gemotoriseerd verkeer te realiseren.
Aanvullend op de straten voor het gemotoriseerde verkeer worden enkele vrijliggende fietspaden aangelegd. Tussen De Lamellen en Het Eiland komt bij Green Village een aansluiting voor langzaam verkeer. Ook komt er een aansluiting vanaf Het Eiland op het fietspad langs de A.C. Verhoefweg. Dit is tevens een calamiteitenroute voor hulpdiensten. Langs het parkeerterrein komt ook een vrijliggend fietspad. Tevens is een extra aansluiting voorzien richting Zuilenstein. Ten slotte komt er een nieuw voetpad in het oosten van Blokhoeve richting Huis de Geer. In de rest van het plangebied bevindt de fietser zich op de rijbaan.
Verkeersintensiteiten
Om de verkeersstructuur van Blokhoeve en de benodigde capaciteit van de verschillende wegen en kruispunten te kunnen beoordelen, is op basis van het bouwprogramma, onderscheiden naar de drie scenario's, de verkeersgeneratie van Blokhoeve doorgerekend. Hiervoor zijn per woning en de diverse voorzieningen kentallen gehanteerd. Hierbij is voor de beursgebouwen de gemiddeld drukke werkdag beschouwd. Er is per plandeel een ritgeneratie bepaald, evenals een indicatie van de verkeersintensiteiten van de interne straten in Blokhoeve.
Door de bouw van woningen en voorzieningen nemen de verkeersintensiteiten uiteraard toe. Dit betekent dat in de pieksituaties de kans op congestievorming voor de uitrit op de Symfonielaan, die ontstaat na afloop van een druk bezocht congres, toeneemt. Er wordt echter niet verwacht dat het aantal zeer drukke dagen waarop deze situatie zich voordoet, groter zal zijn dan nu. Op deze zeer drukke dagen moeten slimme maatregelen worden getroffen, zoals een dynamische bewegwijzering, pendeldiensten en verkeersregelaars om de verkeersstroom in goede banen te kunnen leiden.
De overige wegen in Blokhoeve kennen feitelijk de functie verblijven. Dit betekent dat de inrichting van een weg lage rijsnelheid moet uitlokken, zodat alle type verkeersdeelnemers veilig naast elkaar afgewikkeld kunnen worden (Duurzaam Veilige Inrichting van wegen binnen de bebouwde kom, Infopunt Duurzaam Veilig Verkeer, november 2000). De Middelhoeve is een wijkontsluitingsstraat, is breder vormgegeven en heeft zelfs gedeeltelijk een scheiding van rijrichting. Deze straat kan daarom meer verkeer aan dan de aantakkende woonstraten. De berekende verkeersprognoses zijn passend voor de inrichting van de staten in Blokhoeve. Wel moet bij de definitieve inrichting van de straten en fietspaden expliciet aandacht zijn voor de verkeersveiligheid van fietsers, met name bij het parkeerterrein.
Parkeren
Aan de hand van kentallen is ook de parkeerbehoefte van Het Blok berekend, wederom voor de drie beschreven scenario's. Ook hierbij is de gemiddeld drukke werkdag als maatgevend beschouwd. Het aantal benodigde parkeerplaatsen in scenario 3 is berekend op 1.590 ten opzichte van 1.180 in scenario 1. Er zullen in scenario 3 meer dan 1.580 parkeerplaatsen aanwezig zijn. Bovenop dit getal zullen er ook parkeerplaatsen worden gerealiseerd in de op de middellange termijn te ontwikkelen bouwplannen; rond de toekomstige Peppelhoeve en Iepenhoeve. Er zullen daarom voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn.
4.3.3 Waterhuishouding
In 2006 is voor het gebied Blokhoeve een watertoets uitgevoerd (Tauw, Watertoets Blokhoeve Nieuwegein, januari 2007). Ook later is nog overleg gevoerd met hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden over de waterhuishoudkundige situatie (verslagen van 24 april 2008, 25 november 2008, 1 september 2011). In de watertoets staan de effecten van de geplande ontwikkelingen op de waterhuishouding en de mogelijkheden tot verbetering van de waterhuishouding centraal.
Waterberging
De toekomstige inrichting van Blokhoeve heeft weinig tot geen negatieve invloed op de waterhuishouding. De toename van verhard oppervlak in het gebied door verstedelijking wordt gecompenseerd door waterberging in de vorm van nieuw oppervlaktewater. In totaal wordt ongeveer acht procent van het gebied als oppervlaktewater ingericht. Zie Bijlage 16 voor het oppervlaktewater en de peilgebieden in de nieuwe situatie. Het verhard oppervlak is circa 36 ha, waarvan 55% is afgekoppeld. Het oppervlak onverhard is 10 ha.
Binnen het uitwerkingsgebied wordt minimaal 15% van de toename aan verhard oppervlak (gebouwen en verharding) gecompenseerd in open water. De maatregelen hiervoor worden in overleg met het waterschap uitgewerkt.
Riolering
In het plangebied zijn straks twee rioolsystemen. Voor het hemelwater van de daken wordt een hemelwaterriool aangelegd waarmee het hemelwater rechtstreeks op het oppervlaktewater wordt geloosd (gescheiden stelsel). De wegen in het plangebied en de parkeerplaatsen aan de kant van de Symfonielaan worden gerioleerd door middel van een verbeterd gescheiden stelsel. Hierdoor stroomt het grootste deel van het hemelwater met vervuiling naar de rioolwaterzuivering. Bij zeer zware neerslag wordt relatief schoon hemelwater geloosd op het oppervlaktewater. Het huishoudelijk afvalwater wordt naar de rioolwaterzuivering afgevoerd door middel van een afvalwaterriool.
Waterkwaliteit
Door het verbeterd gescheiden rioolstelsel wordt alleen schoon water op het oppervlaktewater geloosd. Bovendien zitten er geen riooloverstorten vanuit een gemengd rioolstelsel op de watergangen in het plangebied. Om vervuiling uit het hemelwaterriool tegen te gaan wordt het gebruik van uitlogende materialen (zoals lood, koper en zink) vermeden. Het watersysteem binnen het plangebied is zo ingericht dat er voldoende doorstroming plaatsvindt. Aan de zuidwestkant wordt water ingelaten en aan de noordoostkant stroomt het uit het plangebied. Door de aanwezige waterstructuur worden alle watergangen doorgespoeld. De inhammen van het water bij sommige woonblokken zijn kort en breed, zodat voldoende natuurlijke circulatie kan optreden. Aanvullend hierop wordt een deel van de oevers natuurvriendelijk ingericht. Dit heeft een positieve invloed op de waterkwaliteit. Enkele duikers worden vervangen door oppervlaktewater.
Grondwater
De watergangen hebben een sterk drainerende functie, waardoor de kans op grondwateroverlast zeer gering is. In de zomermaanden is er sprake van inzijging en in de wintermaanden van lichte kwel. Door een dikke kleilaag is de hoeveelheid kwel beperkt. Bij het aanleggen van verdiepte parkeerkelders kan de kwel beperkingen geven. Het bemalen van de bodem onder de parkeerkelders niet is niet toegestaan. De parkeerkelders worden waterdicht aangelegd.
De geplande waterstructuur zorgt voor voldoende doorstroming in het oppervlaktewater. Dit is nodig om de waterkwaliteit in het gebied te waarborgen. Een belangrijk aandachtspunt is de kwelsituatie. Met name in de wintermaanden kan dit problemen opleveren bij de aanleg van de watergangen. Er is dan namelijk een risico op het opbarsten van de waterbodem. Ontgravingen dienden daarom in den natte te worden uitgevoerd, om opbarsten te voorkomen.
Beheer en onderhoud
De aanwezigheid van grote watergangen en vijverpartijen is het oppervlaktewater geschikt om varend onderhoud uit te voeren. Op een aantal plekken worden hiervoor in overleg met de gemeente Nieuwegein inlaatplaatsen gerealiseerd. Hier kan het onderhoudsmateriaal van het hoogheemraadschap te water worden gelaten. De watergang langs de trambaan wordt bereikbaar door een nieuwe watergang te graven. Er komt een doorlopende watergang vanaf de parkeerplaats langs de trambaan. Langs watergangen waar geen varend onderhoud mogelijk is, wordt het onderhoud uitgevoerd vanaf een onderhoudsstrook van vijf meter breed langs de watergang.
4.3.4 Natuur en landschap (flora en fauna)
De uitvoering van de bouwplannen voor Blokhoeve heeft tot gevolg dat het verharde oppervlak in het gebied sterk toeneemt. Dit gaat ten koste van de bestaande open ruimte in het gebied. In 2005 (Bureau Visser, Natuurtoets Blokhoeve, mei 2005) en in 2010 (Royal Haskoning, Toetsing Flora- en faunawet Blokhoeve Nieuwegein, januari 2011) is een ecologische toets uitgevoerd, om te bezien wat de effecten zijn van de bouwplannen op de ecologie in Blokhoeve. De conclusie is dat de ontwikkeling van het woongebied geen duidelijke negatieve gevolgen heeft voor de bestaande flora en fauna in het gebied. De bestaande ecologische verbindingszone in het oosten van het plangebied blijft gehandhaafd. Voor het overige zijn de bestaande ecologische waarden in het plangebied zeer gering. De effecten van de planontwikkeling kunnen voor diverse diersoorten daarom juist positief zijn. Voor de uitvoering van de plannen is derhalve geen ontheffing van de Flora- en faunawet vereist. Wel dient bij de uitvoering rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en faunawet), bijvoorbeeld door middel van het uitvoeren van werkzaamheden buiten het broedseizoen. Dit is met name voor broedvogels van belang.
4.3.5 Cultuurhistorie en archeologie
In het stedenbouwkundig plan komen enkele historische elementen van het plangebied terug. Zo is het recente verleden als gebied met sportieve voorzieningen nog terug te zien Blokhoeve. De oude atletiekbaan is volledig geïntegreerd in het ontwerp van het nieuwe buurtpark. Verder zijn delen van het glooiende terrein van de oude golfbaan (driving range) terug te vinden in de plantsoenen in De Lamellen. Bovendien geeft het glooiende terrein uiting aan de landschappelijke elementen uit een verder verleden (de straten en sloten uit de late Middeleeuwen). Deze straten en sloten zijn nu verdwenen.
Het AMK-terrein ter plaatse van de boerderij Blokhoeve wordt, conform het gemeentelijk en provinciaal beleid, middels een dubbelbestemming voor archeologie waarden beschermd. Voor het bestemmingsplan Blokhoeve is een aantal opeenvolgende archeologische onderzoeken uitgevoerd vanaf de jaren '80 tot 2009. Hieruit blijkt dat zich midden in het plangebied een archeologische vindplaats bevindt. Het is van belang dat deze resten niet zo maar door grondroerende werkzaamheden worden verstoord of vernietigd. Voor de aangetoonde vindplaats geldt in beginsel een verbod op het bouwen van bouwwerken en het uitvoeren van werken of werkzaamheden, indien dit gepaard gaat met grondroerende werkzaamheden. Dit verbod is geregeld in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'.
Voor het zuidelijk deel van het plangebied, met een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten, dient eerst nader archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd om de archeologische verwachting te specificeren. Dit gedeelte van het bestemmingsplangebied is in de genoemde archeologische onderzoeken slechts zeer beperkt meegenomen, omdat er geen sprake was van voorgenomen bodemingrepen. Hier geldt in beginsel een verbod op het bouwen van bouwwerken en het uitvoeren van werken of werkzaamheden, indien dit gepaard gaat met grondroerende werkzaamheden. Ook hier geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Afhankelijk van de geplande bodemingreep wordt bepaald welke vorm van archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Ten westen van de vindplaats zijn bij het proefsleuven onderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen. Dit gedeelte van het plangebied is daarom vrijgegeven.
De uiterst oostelijke strook van het plangebied is niet onderzocht, omdat hier geen bodemingrepen voorgenomen zijn. Dit gebied krijgt wel een dubbelbestemming voor archeologische waarden, conform de gemeentelijke archeologische beleidskaart (zie figuur 3.2). Hier geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.
In het noorden van het plangebied geldt geen dubbelbestemming voor archeologische waarden. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat dit gebied te nat was. Hierdoor is dit gebied niet geschikt geweest voor bewoning.
4.4 Milieu
4.4.1 Geluid (weg- en tramverkeer)
Voor het bestemmingsplan Blokhoeve is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om te toetsen of er kan worden voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder (Royal Haskoning, Indicatief akoestisch onderzoek Blokhoeve, 19 juli 2011). De nog te ontwikkelen locaties zijn in figuur 4.6 middels rode cirkels aangegeven. Deze locaties liggen binnen de geluidzones van verschillende (spoor-)wegen in de directe omgeving. Er is per geluidbron onderzocht wat de verwachte geluidbelasting op de plangrenzen zal zijn. Dit is gedaan op basis van verkeersprognoses voor 2022. Aangezien de indeling van de nog te realiseren woningen nog niet bekend is, zijn er contourberekeningen uitgevoerd. Door het maken van contourberekeningen is het mogelijk een indicatie te geven van de te verwachten geluidbelasting van de nog te realiseren gevels.
Figuur 4.6: Locaties voor nieuwbouw op de middellange termijn. (N.b: het onderliggende verkavelingsplan is aan wijziging onderhevig.)
De voorkeurswaarde van 48 dB ten gevolge van wegverkeer op de A.C. Verhoeflaan wordt bij één bouwlocatie overschreden (The Edge fase 2). Zie figuur 4.7 voor de geluidcontourenkaart van het verkeer van de A.C. Verhoefweg. Een onderzoek naar maatregelen gericht op het reduceren van het wegverkeerlawaai is noodzakelijk, of indien niet doelmatig, moeten er hogere waarden worden vastgesteld voor de woningen van The Edge fase 2. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. Hier moet een speciaal gebouw komen dat tevens dient als geluidwering voor de rest van De Lamellen, net als The Edge fase 1. De groene zone tussen de beide gebouwen wordt daarom voorzien van een doorzichtige geluidwerende voorziening (bijvoorbeeld een serre).
De voorkeurswaarde van 48 dB ten gevolge van wegverkeer op de overige wegen rond Blokhoeve wordt niet overschreden. Voor de andere geluidkaarten wordt verwezen naar het onderzoeksrapport.
Figuur 4.7: Geluidbelasting in Blokhoeve als gevolg van verkeer op de A.C. Verhoefweg.
De interne wegen hebben een 30 km/uur-regime en worden daardoor niet getoetst aan de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn deze wegen wel inzichtelijk gemaakt (zie figuur 4.8) op basis van de indicatie van de verkeersintensiteiten op deze straten. De milieusituatie wordt beschouwd als 'stedelijk toelaatbaar' tot 'goed'. Alleen langs de Middelhoeve komen wat bredere zones voor met een geluidbelasting boven de 48 dB. Ten slotte wordt de voorkeurswaarde van 55 dB ten gevolge van de tramlijn niet overschreden op de vijf onderzochte bouwlocaties.
Figuur 4.8: Geluidbelasting in Blokhoeve als gevolg van verkeer op de interne straten.
Concluderend kan gesteld worden dat de locaties waar nog nieuwbouwplannen voor worden uitgewerkt, een goed akoestisch klimaat hebben. Alleen The Edge fase 2 vraagt bijzondere aandacht. Op het moment dat de plannen hiervoor concreter worden, zal een gedetailleerd akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Eventueel benodigde hogere waarden zullen samen met de te zijner tijd op te stellen uitwerking van het bestemmingsplan worden vastgesteld. Voor het vaststellen van hogere waarden is het 'beleid hogere waarden Wet geluidhinder' van de gemeente Nieuwegein van toepassing.
4.4.2 Bedrijven en milieuzonering
Het zuidelijk gedeelte van het plangebied (Het Blok) kan gekarakteriseerd worden als een gebied met meerdere functies (bedrijvigheid, horeca en sportaccommodaties, maar ook wonen). Dit gedeelte van het gebied is daarom aan te merken als een gemengd gebied. Het oostelijk deel van Het Eiland en De Lamellen kunnen gekarakteriseerd worden als rustige woonwijk. In een gemengd gebied wordt in het algemeen een bepaalde mate van hinder acceptabel geacht ten opzichte van een rustige woonwijk.
Ten opzichte van de bestaande situatie komen er woningen op kortere afstand van de bedrijven en voorzieningen in Het Blok te liggen. Voor De Lamellen en Het Eiland geldt dat deze potentieel hinderveroorzakende functies op ruim voldoende afstand liggen. De oude boerderij van Blokhoeve (horeca Green Village) ligt op 50 tot 100 meter van de geplande woningen.
Voor Het Blok geldt dat er aan woningbouw op kortere afstand van de potentieel hinderveroorzakende functies gedacht moet worden. Bij deze functies is geluid de bepalende factor. Hoewel in een gemengd gebied lagere eisen worden gesteld aan de mate van hinder dan in een rustige woonwijk, moet er wel een acceptabel woon- en leefklimaat mogelijk zijn voor de geplande woningen. Om deze reden is de geluidproductie van de voorzieningen nader onderzocht. Het is gebleken dat bij de huidige bedrijfsvoering van onder andere het party- en bowlingcentrum en de evenementenruimten de normen voor geluidbelasting op de geplande woningen worden overschreden. Muziekgeluid tijdens feesten en evenementen doet zich met name voor in de avond- en nachturen, waarvoor de normen strenger zijn.
Voor de beoogde woningen op Het Blok moeten nadere maatregelen worden onderzocht. Het toepassen van isolerende en/of afschermende maatregelen bij de bedrijfsgebouwen beperkt de geluidsbelasting voor de omgeving. Aan de kant van de woningen kan gedacht worden aan het toepassen van 'dove' gevels, massieve bebouwing aan de zuidzijde als afschermende wand of het situeren van onbebouwde ruimte als parkeerplaatsen en plantsoenen zo dicht mogelijk tegen de bedrijfsgebouwen. Door één of meerdere van deze maatregelen toe te passen, is woningbouw met een acceptabel woon- en leefklimaat mogelijk op de locaties direct ten noorden en ten oosten van de Heidehal en het bowlingcentrum. Deze maatregelen worden afgewogen bij de verdere uitwerking van de woningbouwplannen voor deze delen van Het Blok.
In de uitwerkingsregels is hiertoe een waarborgende regeling opgenomen. Voor wat betreft geluidhinder vanwege eventuele bedrijven binnen Het Blok wordt opgemerkt dat ook dit bij uitwerking nader moet worden afgewogen. Overigens zijn bij recht alleen bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 toegestaan. Binnen een gemengd gebied zijn dergelijke activiteiten doorgaans goed inpasbaar.
Ten aanzien van de bestaande woningen op Het Eiland wordt bovendien opgemerkt dat de afstand tot Het Blok zodanig is, dat vanwege bedrijven op laatstgenoemde locatie geen onaanvaardbare geluidhinder zal ontstaan voor de bedoelde woningen.
4.4.3 Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)
Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor of een besluit neemt over projecten met grote milieugevolgen een milieueffectrapportage te doorlopen. Onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. geeft de omvang van dergelijke projecten.
Van andere projecten moet het bevoegd gezag beoordelen of deze projecten belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Deze projecten staan in onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r. Hierbij geldt sinds de aanpassing van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 de omvang als richtwaarde en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is altijd een toets noodzakelijk of sprake is van een project met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect. Het mag duidelijk zijn dat wanneer een project ruim beneden de omvang uit de bijlage van het Besluit m.e.r. blijft, deze beoordeling beknopt kan zijn.
Dit bestemmingsplan valt onder de D-lijst van het Besluit m.e.r. Het aantal te realiseren woningen blijft onder de 2000. Hiervoor geldt dan de vergewisplicht.
4.4.4 Externe veiligheid
LPG-tankstation
Toekomstige situatie LPG-tankstation
In de huidige situatie wordt voldaan aan de normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het invloedsgebied zijn geen planontwikkelingen voorzien. Ook in de toekomstige situatie wordt daarom voldaan aan de risiconormen.
Maatgevend scenario LPG-tankstation
Het maatgevend scenario bij een LPG-tankstation is een gaswolkexplosie als gevolg van de ondergrondse tank. Bij zeer stabiel weer bestaat de grootste kans op vorming van een vrije gaswolk, met een effectafstand van circa 240 meter. De grootste effectafstand treedt echter op bij hoge windsnelheid, tot ongeveer 300 meter.
Rampenbestrijding LPG-tankstation
Voor de gemeente als geheel is op 21 juni 2005 het crisisbeheersingsplan gemeente Nieuwegein vastgesteld. Voor het plangebied is geen apart rampenbestrijdingsplan. Wel is er een model rampbestrijdingsplan LPG veiligheidsregio Utrecht i.o. De brandweer zal trachten de uitstroomopening te dichten, ontstekingsbronnen te verwijderen uit de directe omgeving en de gaswolk te verdunnen door deze te vernevelen en te sturen. In de nabijheid van het tankstation zorgt het aanwezige open water voor voldoende bluswater (bereikbaar en bruikbaar). Het is de taak van de politie om het gebied af te zetten bij een vertraagde gaswolkontsteking. Direct na aankomst zal de beslissing genomen worden of de omgeving geëvacueerd moet worden. De procedure en organisatie hiervoor is in het crisisbeheersingsplan opgenomen.
Zelfredzaamheid LPG-tankstation
Onder zelfredzaamheid wordt de mogelijkheid verstaan om zichzelf in geval van een incident tijdig in veiligheid te kunnen brengen. Dat wil zeggen dat omwonenden en ook medewerkers zonder hulp van hulpdiensten op een plaats weten te komen waar zij de schadelijke effecten niet ondervinden. In het gedeelte van het invloedsgebied dat over het plangebied valt, bevinden zich McDonald's, het HTC en de Home Boxx. Hier zijn geen knelpunten wat betreft de zelfredzaamheid. De afstand om tot buiten het effectgebied te vluchten is relatief kort (300 meter).
Buisleidingen
Toekomstige situatie buisleidingen
Binnen het invloedsgebied van de brandstofleiding van defensie en van de 12"-aardgastransportleiding worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat ook in de toekomstige situatie het groepsrisico vanwege deze twee buisleidingen beneden de oriëntatiewaarde ligt.
In het invloedsgebied van de 36"-aardgastransportleiding zijn nieuwe woningen en voorzieningen gepland. Dit leidt tot een toename van het aantal personen dat binnen het invloedsgebied verblijft. Uit berekeningen met het rekenprogramma Carola blijkt dat er sprake is van een beperkte invloed op de hoogte van het groepsrisico. Door de grote aantallen personen in de huidige situatie als gevolg van de beurs- en congresgebouwen, heeft de bouw van de extra woningen en voorzieningen slechts een kleine toename van het groepsrisico tot gevolg. De overschrijdingsfactor van de oriëntatiewaarde komt maximaal uit op 9,191.
In de huidige situatie is reeds sprake van een forse normoverschrijding. Overschrijding van de normen voor het groepsrisico is ongewenst. De gemeente heeft eerder besloten in principe geen overschrijdingen van het groepsrisico te accepteren (raadsvoorstel beleidsvisie externe veiligheid 2007-304). Voor een sanering is de gemeente echter afhankelijk van de medewerking van de Gasunie.
Het ministerie van Infrastructuur en Milieu is voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Besluit externe veiligheid buisleidingen met de Gasunie overeengekomen dat zij bestaande knelpunten oplost. Als acceptabel risiconiveau hanteert het ministerie hierbij de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. In 2011 hebben gemeenten bestaande knelpunten met betrekking tot het groepsrisico bij de Gasunie aangedragen. De Gasunie toetst of er sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Ook wordt gecontroleerd of de beschouwde bevolkingsgegevens zijn gebaseerd op bouwmogelijkheden uit geldende bestemmingsplannen die voor de inwerkingtreding van het Besluit externe veiligheid buisleidingen, zijn vastgesteld. Dit is bij Blokhoeve het geval. Per brief van 25 januari 2012 heeft de Gasunie de gemeente laten weten dat er sprake is van een 'erkend aandachtspunt groepsrisico'.
Alternatieve ruimtelijke inrichting
Een alternatieve ruimtelijke inrichting zonder nieuwe woningen (bijvoorbeeld park of sportterreinen) heeft in dit geval nauwelijks een positief effect op de hoogte van het groepsrisico. De overschrijdingsfactor van de oriëntatiewaarde blijft ongeveer 9. Een alternatieve ruimtelijke inrichting helpt dus niet de hoogte van het groepsrisico aanzienlijk te beperken. Daarnaast is inrichten als park of parkeerplaats vanuit ruimtelijk oogpunt geen wenselijk alternatief, omdat dan onbebouwde grond binnen bestaand bebouwd gebied van Nieuwegein en op korte afstand van een halte van hoogwaardig openbaar vervoer onbenut blijft.
Maatregelen ter beperking van het groepsrisico
De erkende aandachtspunten groepsrisico worden door de Gasunie op een lijst met te saneren groepsrisicosituaties geplaatst. In overleg met het ministerie van Infrastructuur en Milieu wordt een volgorde van prioriteit bepaald. Als eerste stap wordt door de Gasunie de maatregel 'strikte begeleiding van werkzaamheden' als beschreven in de Handleiding risicoberekeningen Bevb ingevoerd voor de erkende groepsrisicosituaties. Het groepsrisico wordt dan met een factor 2,5 verlaagd. Voor Blokhoeve is dit niet toereikend. Op locaties waar dat nodig is, zal de Gasunie vanaf 2014 aanvullende fysieke maatregelen nemen, in volgorde van prioriteit en voor zover het budget het toelaat.
De Gasunie heeft de gemeente laten weten dat de maatregel 'betonplaten met waarschuwingslint' over een lengte van 550 meter de enige maatregel is, waardoor het groepsrisico beneden de oriëntatiewaarde komt te liggen. De overschrijdingsfactor met deze maatregelen bedraagt 0,89. Op grond van de brief van de Gasunie gaat de gemeente ervan uit dat de Gasunie zorgdraagt voor de uitvoering van voorgaande maatregelen en dat dit ergens in de periode 2014-2019 gebeurt.
Het gegeven dat de bouw van extra woningen slechts leidt tot een beperkte toename van het groepsrisico en dat in de planperiode maatregelen worden uitgevoerd ter beperking van het groepsrisico, maakt dat de gemeente de bouw van extra woningen en voorzieningen in Het Blok in de komende tien jaar aanvaardbaar acht, ondanks de huidige overschrijdingsfactor van het groepsrisico. Wel zal de gemeente de situatie bij de vaststelling van de uitwerkingsplannen in de komende planperiode opnieuw beoordelen.
Maatgevend scenario buisleidingen
Een ongeluk met de aardgastransportleiding is maatgevend voor het hele plangebied (en niet het LPG-tankstation of de brandstofleiding). Grondroeren, het verrichten van grondwerkzaamheden door derden in de nabijheid van deze leiding, is de belangrijkste risicofactor. Door breuk of beschadiging van de leiding vindt uitstroming van gas onder hoge druk plaats. Directe ontsteking van het ontsnapte gas bij een breuk resulteert in een vuurbal gevolgd door een brandende verticale fakkel (jet) van enkele honderden meters. Deze geeft zoveel warmtestraling af dat aanwezigen in de directe omgeving hieraan overlijden. Voor de 36 inch-leiding ligt de stralingsbelastingscontour van 35 kW/m² (100% letaliteit) op 180 meter en het 1%-letaliteitsgebied op 430 meter. Een ander mogelijk scenario is een uitstroming met vertraagde ontsteking wat resulteert in een gaswolkexplosie. Dit scenario is echter nog minder waarschijnlijk.
Rampenbestrijding buisleidingen
Het aardgas dat door het transportleidingennet getransporteerd wordt, is geurloos (al zijn eventuele kleine verontreinigingen meestal wel te ruiken). Daardoor kan bij een klein gat (ponsgat tot ca. 20 mm) het enige tijd duren voordat de lekkage ontdekt wordt. Bij een dergelijke lekkage zal de druk in het buisleidingensysteem niet noemenswaardig veranderen, waardoor zowel de leidingbeheerder als afnemer niets significants opmerken. Wanneer lekkage ontdekt wordt en de melding binnenkomt bij de brandweer, politie of leidingbeheerder, zullen deze de relevante instanties alarmeren en zich naar de plaats van het incident begeven. De medewerking van de leidingbeheerder (Gasunie) is onontbeerlijk. Alleen de leidingbeheerder is immers in staat om eventueel het buisleidingtransport stil te leggen (soms is het juist veiliger dit niet te doen). De leidingbeheerder beschikt over een 24-uurs wachtdienst, waarvan de deskundige zich zo snel mogelijk ter plaatse begeeft om de situatie te beoordelen. De opkomsttijd kan 0,5 tot 2,5 uur bedragen, maar tijdens het aanrijden is deze wel telefonisch beschikbaar. De Gasunie beschikt over een "SOS-contract" met een gespecialiseerde firma voor het leveren van specialistisch materieel en deskundigheid tijdens een incident. Dit bronbestrijdingsteam heeft onder andere als taak het lek te beheersen.
De taken voor de hulpdiensten brandweer, politie en GHOR (Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen) wijken in principe niet af van de reguliere taken tijdens incidentbestrijding, zoals vastgelegd in het gemeentelijke crisisbeheersingsplan (voor de hogedruk gasleiding is geen apart rampbestrijdingsplan). Hierin staan de procedures beschreven voor opschaling en afzetting van de omgeving. Het is raadzaam om bij een buisleidingincident op te schalen tot minimaal GRIP1, aangezien dit type incident om veel afstemming vraagt tussen verschillende diensten.
Zelfredzaamheid
Het invloedsgebied valt over het plangebied in een strook van 430 meter vanaf de aardgastransportleiding A-510. Aard en aantal van de ontsluitingswegen in het plangebied is voldoende te noemen. In het plangebied komen geen objecten met verminderde zelfredzaamheid voor, met uitzondering van het geplande kinderdagverblijf in de plint van het appartementengebouw op Het Eiland. Voor dit object wordt bij een eventuele calamiteit de speciale aandacht van de brandweer gevraagd.
Conclusie
In het plangebied wordt voor alle relevante risicobronnen voldaan aan de norm voor het plaatsgebonden risico. Voor het LPG-tankstation, de brandstofleiding van defensie en de 12"-aardgastransportleiding (W-518-03) wordt ook voldaan aan de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. De hoogte van het groepsrisico vanwege de 36"-aardgastransportleiding bedraagt 9 maal de oriëntatiewaarde. De geplande extra woningen en voorzieningen op Het Blok leiden tot een kleine toename van het groepsrisico. In de komende planperiode worden maatregelen getroffen om de hoogte van het groepsrisico te beperken tot maximaal de oriëntatiewaarde. Na deze sanering door de Gasunie is de hoogte van het groepsrisico in het plangebied van alle relevante risicobronnen acceptabel. Verder worden door dit bestemmingsplan de mogelijkheden tot zelfredzaamheid of rampenbestrijding niet nadelig beïnvloed. Op grond van het bovenstaande acht de gemeente de huidige situatie met betrekking tot externe veiligheid geen belemmering voor het mogelijk maken van nieuwe woningen en voorzieningen in Het Blok in Blokhoeve.
4.4.5 Luchtkwaliteit
Er is een onderzoek uitgevoerd om te bezien in hoeverre de geplande ontwikkelingen in Blokhoeve zich verenigen met de wettelijke eisen op het gebied van luchtkwaliteit (Royal Haskoning, Luchtkwaliteitsonderzoek Ontwikkelingslocatie Blokhoeve Nieuwegein, 3 januari 2012). In de Wet milieubeheer is een flexibele koppeling aanwezig tussen ruimtelijke ontwikkelingen en luchtkwaliteit. Projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreinigingen hoeven niet afzonderlijk getoetst te worden aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen (in de vorm van grenswaarden).
Het begrip NIBM bijdragen speelt dus een belangrijke rol in de regelgeving en is uitgewerkt in het Besluit 'Niet in betekenende mate bijdragen' en de Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen'. In de regelgeving zijn alleen voor de componenten NO2 en PM10 NIBM-grenzen opgenomen, aangezien dit in Nederland de meest kritische componenten zijn. Een project is NIBM als aannemelijk is dat het project een toename van de afzonderlijke concentraties van de componenten NO2 en PM10 veroorzaakt van maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarden van NO2 en PM10. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3. Deze maximale bijdrage is van toepassing op de minst gunstige plaats ('worst-place' benadering).
In de Regeling NIBM is categorie 'a' opgenomen, welke de realisatie van 1.500 woningen toestaat bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen. Ervan uitgaande dat er één ontsluitingsweg is en dat een woning één verkeersbeweging per etmaal veroorzaakt (conservatieve schatting) betekent dit dus dat 1.500 verkeersbewegingen per etmaal een NIBM bijdrage aan de luchtkwaliteit veroorzaken. Wanneer het plan Blokhoeve dus minder dan 1.500 verkeersbewegingen per etmaal veroorzaakt, kan dit project als NIBM worden aangemerkt.
In de mobiliteitstoets van het plan Blokhoeve is weergegeven dat de bedrijfsvloeroppervlakte met commerciële functies 9,5 verkeersbewegingen per etmaal per 100 m2 oplevert (CROW-kentallen). Het te realiseren maximale oppervlak bedraagt 6.000 m2 wat resulteert in 570 verkeersbewegingen per etmaal. Wanneer hierbij het maximale aantal te realiseren woningen wordt opgeteld, te weten 375 woningen à 1 verkeersbeweging per woning resulteert dit in een totale verkeersintensiteit van 945 verkeersbewegingen per etmaal.
De totale verkeersintensiteit van 945 verkeersbewegingen per etmaal is onder de 1.500 verkeersbewegingen per etmaal gelegen. Hieruit kan dus geconcludeerd worden dat het plan Blokhoeve NIBM is. Hierbij kan nog worden opgemerkt dat in deze beschouwing is uitgegaan van conservatieve schattingen omtrent het aantal verkeersbewegingen per woning waarop NIBM is vastgesteld (in de mobiliteitscan wordt uitgegaan van 5,5) en het aantal ontsluitingswegen naar het plangebied (de woningen van The Edge fase 2 en op Het Eiland zijn ontsloten op de Taludweg).
Wanneer hierbij de overige artikelen uit het Besluit worden meegenomen, zoals de anticumulatieregel (artikel 5), blijkt dat ook aan deze artikelen wordt voldaan. Dit betekent dat de ontwikkeling van Blokhoeve als NIBM kan worden aangemerkt. Hieruit volgt dat ongeacht de reeds heersende luchtkwaliteit ter plaatse, de realisatie van het plan Blokhoeve ten aanzien van luchtkwaliteit mogelijk is en niet zal leiden tot knelpunten.
Monitoringstool
Voor een inzicht in de toekomstige luchtkwaliteit is met behulp van de Monitoringstool voor de jaren 2015 en 2020 de concentratie NO2 inzichtelijk gemaakt. De gemeente Nieuwegein heeft bij invoer van de verkeersprognoses in de Monitoringstool expliciet rekening gehouden met de gehele ontwikkeling van het plangebied Blokhoeve. Naar verwachting zijn langs de A.C. Verhoefweg ten zuiden van het kruispunt met de Symfonielaan de NO2-concentraties tussen de 37 en 38 µg/m³ gelegen. Langs de overige ontsluitingswegen zijn alle concentraties beneden de 37 µg/m³ gelegen. Dit betekent dat zich naar verwachting langs de ontsluitingswegen geen knelpunten voordoen in 2015. Dit geldt ook voor 2020. De concentraties liggen dan naar verwachting overal beneden de 37 µg/m³ (zie figuur 4.9). Dit blijft relatief hoog, waardoor de A.C. Verhoefweg een aandachtspunt blijft voor wat betreft luchtkwaliteit.
Figuur 4.9: Resultaten concentratie NO2 (2020) rond het plangebied zoals opgenomen in de Monitoringstool.
Hoofdstuk 5 Juridische Opzet
5.1 Planomschrijving
Het bestemmingsplan Blokhoeve is in de eerste plaats gericht op ontwikkeling van het gebied van voornamelijk sportgebied tot een gemengd woon- en werkgebied. Op het moment dat dit bestemmingsplan wordt vastgesteld, is een groot deel van de nieuwe woningen en bedrijven al gerealiseerd. In de tweede plaats legt dit bestemmingsplan daarom voor dat deel de bestaande situatie vast. Hierdoor is het karakter van het bestemmingsplan niet over het gehele plangebied gelijk. Voor de reeds uitgevoerde delen van het plan geldt een meer gedetailleerde bestemmingsregeling, terwijl de overige delen een meer globaal karakter hebben. Door enkele belemmeringen in het plangebied, kunnen niet alle gewenste bestemmingen direct gerealiseerd worden. Voor sommige, nog te ontwikkelen delen geldt daarom een uitwerkingsplicht.
5.2 Opbouw Van Het Plan
Het bestemmingsplan is een ruimtelijk besluit, waarin de regels voor het gebruik en het bebouwen van gronden worden vastgelegd. Dit is bepaald in de Wet ruimtelijke ordening. In een bestemmingsplan wordt door middel van bestemmingen en aanvullende aanduidingen aangegeven op welke gronden welke functies toegestaan zijn en hoe deze gronden bebouwd mogen worden.
Juridisch-technische definitie
Een bestemmingsplan is een digitaal bestand in gml-formaat, waarin geometrisch bepaalde planobjecten zijn vastgelegd. Technisch gezien is een bestemmingsplan zodoende een verzameling objecten (zoals bestemmingsvlakken), waaraan informatie (zoals ligging en naam) is gekoppeld. Om het plan te kunnen raadplegen zijn in feite drie onderdelen van belang:
- een digitale en analoge verbeelding van de geometrisch bepaalde planobjecten (verbeelding);
- de juridisch bindende regels van het bestemmingsplan (planregels);
- een bijbehorende toelichting (plantoelichting).
Het digitale bestemmingsplan kan geraadpleegd worden door middel van computersoftware; in ieder geval via de internetpagina www.ruimtelijkeplannen.nl. Met de software kunnen verschillende kaarten van het bestemmingsplan opgeroepen worden door het aan- of uitvinken van planobjecten. Door interactie met het kaartbeeld worden de regels van de betreffende bestemmingen weergegeven. Ook kan de toelichting worden opgeroepen.
Om de vergelijkbaarheid te bevorderen bestaat er een landelijke standaard voor de verbeelding van bestemmingsplannen (SVBP2008). De toepassing van de SVBP2008 is momenteel verplicht. Hiermee wordt geborgd dat alle bestemmingsplannen overeenkomen voor wat betreft kleurgebruik, naamgeving, gebruik van arceringen en dergelijke.
“Bevoegd gezag”
Bij de afwijkingsbevoegdheden in dit plan is steeds de term “het bevoegd gezag” vermeld en niet (bijvoorbeeld) burgemeester en wethouders. Deze keuze vloeit voort uit de Wabo en anticipeert op gevallen waarin de provincie gebruik wenst te maken van een afwijkingsbevoegdheid in het door de raad vastgestelde bestemmingsplan.
Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de koppeling tussen de regels en de kaart. In de volgende paragraaf staat een korte toelichting per artikel.
5.3 Bestemmingsbepalingen
In dit bestemmingsplan zijn elf reguliere bestemmingen opgenomen, twee uit te werken bestemmingen en vijf dubbelbestemmingen. Deze paragraaf geeft aan voor welke onderdelen van het plan welke bestemming geldt en wat de belangrijkste bouwregels zijn.
Artikel 3 Bedrijf
De bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' geldt alleen voor het tankstation langs de A.C. Verhoefweg in het zuidwesten van het plangebied. De verkoop van LPG is hier toegestaan. Er zijn wel specifieke regels gebonden aan de LPG-installaties, aangezien in verband met regels voor externe veiligheid rekening is gehouden met de bestaande ligging van het LPG-vulpunt en het LPG-reservoir.
Artikel 4 Gemengd
Deze bestemming is van toepassing op het gebied in het zuiden van Blokhoeve waar diverse functies op het gebied van congressen, evenementen, sport en recreatie voorkomen. Menging van verschillende functies levert een bijdrage aan de leefbaarheid van het gebied. Congrescentra, evenementencentra, beursruimten, tentoonstellingsruimten en vergaderruimten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum'. Voor de rest zijn sporthallen, tennisbanen en (sportief-)recreatieve voorzieningen toegestaan. Ook ondergeschikte kantoor- en horeca-activiteiten zijn toegestaan, evenals de omliggende (parkeer-)terreinen. De bouwregels binnen deze bestemming zijn afgestemd op de bestaande bouwvolumes.
Artikel 5 Groen
De bestemming 'Groen' geldt voor de groene gebieden in het plangebied. Alle groene zones om het plangebied maken deel uit van ecologische verbindingszones op hoger schaalniveau. Het bosgebied tussen Blokhoeve en Huis de Geer en de bermzones van de de Taludweg, de A.C. Verhoefweg en de Symfonielaan hebben daarom de aanduiding 'ecologische verbindingszone'. De bestemming 'Groen' is verder van toepassing op het buurtpark op Het Eiland en diverse plantsoenen in De Lamellen en Het Eiland. Binnen deze bestemming zijn slechts kleine gebouwen voor nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.
Artikel 6 Horeca
De bestemming 'Horeca' geldt voor twee bestaande horecavoorzieningen en voor nieuw te bouwen horecapanden. De bestaande voorzieningen zijn een restaurant en zalencentrum Green Village op Het Eiland en fastfoodrestaurant McDonald's in Het Blok. Naast deze twee horecavestigingen worden in het plangebied zelfstandige horeca-activiteiten toegestaan op de kavel ten westen van Green Village.
Artikel 7 Kantoor
Deze bestemming regelt een aantal belangrijke werkfuncties in het gebied en geldt voor een aantal kleinere kantoorgebouwen op Het Blok. De bouwregels zijn afgestemd op de bestaande bebouwing.
Artikel 8 Tuin
Deze bestemming geldt voor de voortuinen van de grondgebonden woningen en enkele openbare tuinen en verblijfsgebieden bij een aantal appartementengebouwen. Gebouwen zijn in principe niet toegestaan. Alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn gebouwen (bergingen) toegestaan in de voortuin. Dat betreft woningen aan de Heidehoeve. Voor carports is een speciale regeling opgenomen.
Artikel 9 Verkeer, Artikel 10 Verkeer - Railverkeer, Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied
Er zijn drie verkeersbestemmingen opgenomen in dit bestemmingsplan. De bestemming 'Verkeer' geldt voor de belangrijke wegen aan de randen van het plangebied, te weten de Symfonielaan, de A.C. Verhoefweg en de Taludweg. Ook de toegangen tot de wijk hebben deze bestemming gekregen. De bestemming 'Verkeer - Railverkeer' geldt voor de sneltrambaan in het oosten en zuiden van het plangebied. De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' geldt voor de straten, pleinen en parkeerterreinen in de wijk. Binnen deze bestemming zijn ook ondergeschikte groenstroken toegestaan.
Artikel 12 Water
De bestemming 'Water' geldt voor de singels, sloten en waterhuishoudkundige bouwwerken in het gebied. In sommige andere bestemmingen zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen als ondergeschikte elementen ook toegestaan. De gebieden met de bestemming 'Water' dienen elk geval als water te worden ingericht vanwege de waterhuishoudkundige en de ruimtelijk structurerende eigenschappen. Steigers en vlonders zijn aan specifieke regels gebonden in verband met landschappelijke en stedenbouwkundige kwaliteiten alsmede privacy. In het compacte deel De Lamellen zijn relatief grote vlonders toegestaan, terwijl langs het groene Eiland de oppervlakte beperkt moet blijven (maximaal de helft van de kavelbreedte).
Artikel 13 Wonen
Op alle gronden met de bestemming 'Wonen' is bebouwing ten behoeve van de woonfunctie toegestaan. Gestapelde woningen worden aangeduid met 'gestapeld'. Het middengebied van Het Eiland is gereserveerd voor woningbouw in particulier opdrachtgeverschap. Voor deze 'vrije kavels' is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' opgenomen. Op een aantal locaties zijn andere functies toegestaan. Dit gaat om de hospice en dierenkliniek in De Lamellen en commerciële en maatschappelijke ruimten op de begane grond van het appartementengebouw op Het Eiland.
De hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Voor de vrije kavels geldt dat er nog schuifruimte is binnen het bouwvlak. De hoofdgebouwen mogen overal binnen het bouwvlak worden gebouwd, maar de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m².
De regels voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ook verschillend voor de vrije kavels en voor de andere grondgebonden woningen. De gronden buiten het bouwvlak mogen voor maximaal 50% bebouwd worden, met een maximum van 50 m². Een verhoging naar 60 m² is ook mogelijk, maar dan mag niet meer dan 25% van de gronden buiten het bouwvlak worden bebouwd. De diepte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter. Dit wordt gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 0,3 meter boven de eerste bouwlaag, maar nooit hoger dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw. Met deze regels wordt gewaarborgd dat de aan- en uitbouwen qua bouwvolume ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw.
Voor de vrije kavels geldt een andere regeling, omdat het voor- en zijerf vooraf niet bekend is. Voor de locatie is daarom opgenomen dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen minimaal 3 meter uit de gevelrooilijn moeten blijven. Voor hoekpanden betreft dit zowel de voorgevel als de zijgevel. Ook moet minimaal 1 meter uit de zijdelingse perceelsgrenzen worden aangehouden. Dit gaat dus om de perceelsgrenzen met de andere kavels. Het maximale oppervlak aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt 60 m². Het bebouwbare deel van het erf waarop aan- en bijgebouwen mogelijk zijn moet voor 75% onbebouwd blijven. Voor de bouwhoogte gelden dezelfde regels als bij de andere grondgebonden woningen. Voor ondergeschikte uitbreidingen aan de voorkant zijn dezelfde regels van toepassing, die voor de andere grondgebonden woningen vermeld staan bij de bestemming 'Tuin'.
De gemeente stelt nadere eisen aan de situering, oppervlakte, bouwhoogte en/of het volume van gebouwen en bouwwerken met het ook op het bereiken van een aanvaardbare beeldkwaliteit en/of ruimtelijke inpassing.
Artikel 14 Gemengd - Uit te werken
De bestemming 'Gemengd - Uit te werken' is toegekend aan het noordoostelijke deel van Het Blok. De invulling van dit gebied is nog niet bekend. Voor de uitwerking van dit gebied zijn stedenbouwkundige eisen gesteld. In dit gebied kunnen nog maximaal 390 woningen worden gerealiseerd. Als alternatief kan het uitwerkingsplan ook sportieve, recreatieve en culturele voorzieningen toestaan. Het bruto vloeroppervlak hiervan mag niet meer bedragen dan 6.000 m². De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 20 meter. Ter plaatse van de bouwaanduiding mag de bouwhoogte niet meer dan 12 meter bedragen. Enkele stedenhouwkundige accenten mogen, in deze aanduiding niet meer dan 15 meter bedragen. Het uitwerkingsplan mag pas worden vastgesteld als voldoende duidelijkheid bestaat over het woon- en leefklimaat van de nieuwe woningen. Zo moet bij uitwerking tevens duidelijk zijn dat sprake is van een aanvaardbare akoestische situatie ten aanzien van woningen of andere geluidgevoelige functies. Hetzelfde geldt in principe voor de externe veiligheidssituatie (verantwoording groepsrisico).
De gemeente stelt nadere eisen aan de situering, oppervlakte, bouwhoogte en/of het volume van gebouwen en bouwwerken met het ook op het bereiken van een aanvaardbare beeldkwaliteit en/of ruimtelijke inpassing.
Artikel 15 Wonen - Uit te werken
De bestemming 'Wonen - Uit te werken' is van toepassing op de kavels waar nu nog geen woningen kunnen worden gebouwd, vanwege de nabijheid van de hoogspanningsverbinding. Er kan pas een uitwerkingsplan worden vastgesteld, als de hoogspanningsverbinding is verwijderd of aangepast of als door nieuwe inzichten over de effecten van de elektromagnetische straling het niet langer bezwaarlijk is als op deze gronden woningen worden gebouwd. In het uitwerkingsplan kunnen maximaal 86 gestapelde woningen (ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld') en maximaal 40 vrijstaande of twee-onder-een-kapwoningen worden opgenomen. Bij de uitwerking moet tevens duidelijk zijn dat wordt voorzien in een aanvaardbare akoestische situatie ten aanzien van woningen of andere geluidgevoelige functies. Hetzelfde geldt in principe voor de externe veiligheidssituatie (verantwoording groepsrisico).
De gemeente stelt nadere eisen aan de situering, oppervlakte, bouwhoogte en/of het volume van gebouwen en bouwwerken met het ook op het bereiken van een aanvaardbare beeldkwaliteit en/of ruimtelijke inpassing.
Artikel 16 Leiding - Leidingstrook
Dit betreft een dubbelbestemming. Deze bestemming is bedoeld voor de bescherming van de leidingen in het plangebied, waarmee met de aanduiding 'leiding brandstof', 'leiding gas' en 'leiding hoogspanningsverbinding' de verschillende leidingen zijn aangegeven. Binnen deze zones is een omgevingsvergunning vereist voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden. Ook kan niet zo maar worden gebouwd, om het veilig en doelmatig functioneren van de leidingen niet te schaden.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 1
Het terrein van archeologische waarde (Green Village) heeft de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 1'. Deze bestemming dient ter waarborging van waardevolle archeologische resten in de bodem. Daarom is er in beginsel een verbod op (bouw-)werkzaamheden die grondbewerkingen van meer dan 0,30 meter onder het maaiveld tot gevolg hebben. Uit archeologisch onderzoek moet blijken wat de exacte gevolgen zijn voor archeologische resten in de bodem. Op basis daarvan kan de gemeente eventueel eisen dat de werkzaamheden onder begeleiding van een archeoloog worden uitgevoerd of dat er een opgraving dient plaats te vinden.
Aan een omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden om de archeologische resten te beschermen. Dit gaat om de verplichting werkzaamheden uit te voeren onder archeologische begeleiding, het treffen van technische maatregelen of het doen van opgravingen.
Artikel 18 Waarde - Archeologie 2
Deze bestemming geldt voor de gronden met een hoge of zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Het verschil met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' is dat het verbod op (bouw-)werkzaamheden pas geldt, indien over een oppervlakte van meer dan 100 m² wordt gewerkt.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 3
Deze bestemming geldt voor de gronden met een hoge of zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Het verschil met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde -Archeologie 2' is dat het verbod op (bouw-)werkzaamheden pas geldt, indien er dieper dan 150 cm gegraven wordt.
Artikel 20 Waterstaat - Duiker
Dit betreft een dubbelbestemming. Deze bestemming is bedoeld voor de bescherming van duikers in het plangebied. Op deze gronden mag worden gebouwd mits er schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van deze duiker. Binnen deze zones is een omgevingsvergunning vereist voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.
5.4 Overige Bepalingen
Naast de bestemmingsbepaling komt er een aantal overige bepalingen voor in het bestemmingsplan.
Artikel 1 Begrippen
In het eerste artikel zijn omschrijvingen opgenomen van de belangrijkste begrippen die in de planregels voorkomen. Door het opnemen van begrippen wordt de interpretatievrijheid ten aanzien van de planregels verkleind, waardoor de rechtszekerheid wordt vergroot.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe de in het plan voorgeschreven maten worden gemeten of berekend. Door het opnemen van aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid ten aanzien van de planregels verkleind, waardoor de rechtszekerheid wordt vergroot.
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Dit betreft een standaardregel, waarmee voorkomen wordt dat ten onrechte gronden dubbel in ogenschouw worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen.
Artikel 22 Algemene bouwregels
22.1 Bestaande maten
Voor de bestaande bebouwing in het plangebied geldt dat de bouwregels zijn afgestemd op de bestaande omvang van de gebouwen. Wel kan het voorkomen dat in uitzonderingsgevallen de bebouwing niet past binnen de bouwregels van dit bestemmingsplan, zonder dat wordt beoogd deze bebouwing binnen de planperiode aan te passen of te slopen. Voor deze gevallen is bepaald dat deze afwijkingen zijn toegestaan, maar dat deze niet mogen worden vergroot.
22.2 Overschrijding bouwgrenzen
In dit lid is bepaald dat ondergeschikte onderdelen van een bouwwerk (bouwdelen) de aangegeven bouwgrenzen tot maximaal 2 meter mogen overschrijden. Dit komt de flexibiliteit van het plan ten goede. De bepaling is met name bedoeld voor technisch-functionele bouwdelen en bouwdelen ten behoeve van architectonische verfraaiing.
Artikel 23 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is geregeld dat het bevoegd gezag in afwijking van de regels uit het bestemmingsplan toch een omgevingsvergunning kan verlenen, wanneer het gaat om kleine afwijkingen van deze regels. Dit is bedoeld om enige flexibiliteit te kunnen bieden voor een specifiek geval. Deze afwijkingen worden als uitzondering toegepast.
Artikel 24 Algemene wijzigingsregels
Ook de algemene wijzigingsregels hebben als doel het bestemmingsplan van flexibiliteit te voorzien. . Indien dit noodzakelijk blijkt, kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' of 'Waarde - Archeologie 2' worden verwijderd, indien bescherming van archeologische waarden niet langer noodzakelijk is.
Artikel 25 Overige regels
In dit artikel is geregeld welke dubbelbestemming, die samenvalt met de andere dubbelbestemmingen, voorrang krijgt.
Artikel 26 Overgangsrecht
Dit artikel bevat standaardregels voor bouwwerken en gebruik die afwijken van de regels van dit bestemmingsplan, wanneer dit in werking treedt.
Artikel 27 Slotregel
In de slotregel staat de naam van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In verband daarmee is eerst onderzocht of voor het onderhavige bestemmingsplan op grond van artikel 6.12, eerste lid Wro de verplichting bestaat om een exploitatieplan vast te stellen.
Exploitatieplan
Het onderhavige bestemmingsplan wijst nieuwe woonbestemmingen toe in Blokhoeve. Op grond van het onderhavige bestemmingsplan is de oprichting mogelijk van bouwplannen, zoals genoemd in artikel 6.2.1 Bro en bestaat derhalve in beginsel de verplichting om voor dit bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen. Op grond van artikel 6.12, tweede lid Wro kan van die verplichting slechts worden afgezien, indien (globaal) sprake is van de volgende factoren:
- het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is en
- het bepalen van een fasering en/of het vastleggen van locatie-eisen niet noodzakelijk is.
Voor de beantwoording van de vraag of in het onderhavige plangebied het verhaal van kosten in verband met de exploitatie anderszins verzekerd is, is van belang dat de te ontwikkelen gronden binnen het plangebied grotendeels in eigendom zijn bij de gemeente Nieuwegein. Dit betekent dat de gemeente bij de uitgifte van de gronden rekening kan houden met het verhaal van de kosten van de grondexploitatie. Via de uitgifteprijs kunnen deze kosten worden verhaald.
De gronden ten noorden van de Heidehal zijn in eigendom van een derde partij. De gemeente heeft overleg met de eigenaar gevoerd om tot afspraken te komen over de kosten van de grondexploitatie. Met een dergelijke anterieure overeenkomst is het verhaal van de kosten anderszins verzekerd.
De gemeente acht het bepalen van een fasering en/of het vastleggen van locatie-eisen in dit stadium niet noodzakelijk. De gemeente is voornemens geen exploitatieplan vast te stellen bij de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan Blokhoeve.
Financiële uitvoerbaarheid
De gemeentelijke grondexploitatie Blokhoeve sluit per 1-1-2012 met een negatief saldo. Voor dit tekort is overeenkomstig de rekeningvoorschriften Besluit, begroting en verantwoording (BBV) binnen de gemeente een voorziening gevormd. Te meer gelet op de huidige marktomstandigheden in de woningbouw (en andere sectoren) neemt de gemeente ten aanzien van de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan het navolgende mede in overweging:
- Een aanzienlijk gedeelte van het plangebied is reeds gerealiseerd, met name het noordelijke deel, het park en het zuidelijke deel met de voorzieningen en kantoren. Voor deze gedeelten is het plan hoofdzakelijk consoliderend van aard. Eventuele (her-)ontwikkelingen binnen deze gedeelten vinden plaats voor rekening van de eigenaar c.q. inititatiefnemer.
- De nog te realiseren gedeelten binnen het plangebied bestaan hoofdzakelijk uit woonfuncties en gemengde functies (met bijbehorende openbare ruimten). Deze gedeelten zijn hoofdzakelijk opgenomen in uit te werken bestemmingen. Ontwikkeling c.q. uitwerking vindt gefaseerd plaats binnen de planperiode van maximaal tien jaar. De financiële kaders van de grondexploitatie vormen het uitgangspunt voor bedoelde uitwerkingen.
- Voor de ontwikkeling van de hiervoor bedoelde uit te werken gedeelten heeft de gemeente afspraken gemaakt met andere partijen, die de ontwikkeling financiëel mede dragen.
- Binnen de vastgestelde beleidskaders, het globale bouwprogramma en de in acht te nemen milieukaders biedt het plan goede mogelijkheden voor een flexibele invulling. Hiermee kan worden geanticipeerd op veranderende marktomstandigheden.
Op grond van voornoemde overwegingen acht de gemeente de financiële uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan financieel voldoende aannemelijk.
Uit financieel-strategische overwegingen zijn in (of worden bij) dit plan geen details uit de grondexploitatie openbaar gemaakt.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Aanwijzing ontwikkelingsgebied
Plandeel Het Blok is bij het Ministerie van Infrastructuur & Milieu in maart 2012 aangemeld als ontwikkelingsgebied in de zin van de Crisis en Herstelwet. Op 5 maart 2013 is Het Blok door de Minister aangewezen wordt als ontwikkelingsgebied.
Met deze aanwijzing tot ontwikkelingsgebied krijgt de gemeente Nieuwegein mogelijkheden om de meest geëigende maatregelen flexibel in te zetten en daarop aansluitend de bouw gefaseerd uit te voeren. Aanwijzing als ontwikkelingsgebied biedt de gemeente Nieuwegein de benodigde manoeuvreerruimte om de gewenste ontwikkelingen te realiseren.
Een gedetailleerde invulling van plandeel Het Blok zal middels een andere bestemmingsplanprocedure worden uitgewerkt. De bestemmingsplanprocedure zal voor het gebiedsontwikkelingsplan worden opgestart. Daardoor kan de woningbouw, vooruitlopend op de te treffen akoestische maatregelen worden gerealiseerd. In dat bestemmingsplan moet dan wel gegarandeerd worden dat binnen een termijn van 10 jaar het akoestisch probleem daadwerkelijk opgelost is.
Het gebruik maken van het gebiedsontwikkelingsplan geeft aan alle partijen (ontwikkelaars, gemeente en betrokken bedrijven) flexibiliteit gedurende deze periode om het akoestisch probleem op te lossen.
6.2.2 Resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg pleegt met instanties, zoals buurgemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Het voorontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan diverse andere overheden, organisaties en instanties. Op deze manier brengt de gemeente Nieuwegein een concreet voorstel voor het ruimtelijk beleid voor het gebied Blokhoeve naar voren.
In de hieronder opgenomen lijst is weergegeven aan welke instantie het plan is toegezonden:
- 1. Historische Kring Nieuwegein
- 2. Provincie Utrecht
- 3. Jutphaas Wonen
- 4. Vogelwacht Utrecht/IVN
- 5. HDSR
- 6. Gasunie
De resultaten van het vooroverleg zijn opgenomen in de Nota inspraak en overleg is toegevoegd in Bijlage 17 van deze toelichting.
6.2.3 Resultaten van de inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft, van 31 oktober 2012 tot en met 13 november 2012, ter inzage gelegen voor burgers bedrijven en andere belanghebbenden. Om bewoners en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te geven geïnformeerd te worden over het bestemmingsplan is tevens een informatieavond georganiseerd op 30 oktober 2012.
De inspraakreacties en de beantwoording daarvan zijn terug te vinden in de Nota inspraak en overleg, welke is toegevoegd in Bijlage 17 van deze toelichting.
6.2.4 Resultaten van zienswijze
Het bestemmingsplan heeft van 17 januari 2013 tot en met 27 februari 2013 in ontwerp ter visie gelegen. Tijdens deze periode is een informatieavond gehouden en heeft een ieder zienswijzen kunnen indienen. De zienswijzennota is opgenomen in Bijlage 18 van de toelichting.
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat Van Voorzieningen
Bijlage 2 Staat van Voorzieningen
Bijlage 3 Dwarsprofiel
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek
Bijlage 2 Archeologie
Bijlage 3 Brief Gasunie Gr 1
Bijlage 4 Brief Gasunie Gr 2
Bijlage 5 Ecologie
Bijlage 6 Externe Veiligheid
Bijlage 7 Geluid
Bijlage 8 Kabels En Leidingen
Bijlage 9 Luchtkwaliteit
Bijlage 10 Natuurtoets
Bijlage 11 Verkeer
Bijlage 12 Water
Bijlage 13 Wateradvies 24 April 2008
Bijlage 13 Wateradvies 24 april 2008
Bijlage 14 Wateroverleg 25 November 2008
Bijlage 14 Wateroverleg 25 november 2008
Bijlage 15 Wateroverleg Hdsr 1 September 2011
Bijlage 15 Wateroverleg HDSR 1 september 2011
Bijlage 16 Peilgebieden Uitgangssituatie
Bijlage 16 Peilgebieden uitgangssituatie
Bijlage 17 Nota Van Inspraak En Overleg
Bijlage 17 Nota van inspraak en overleg