Helder
Bestemmingsplan - gemeente Alkmaar
Onherroepelijk op 26-08-2010 - geheel onherroepelijk in werking
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1 plan:
het bestemmingsplan Helder van de gemeente Alkmaar;
2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0361.BP00002-0401 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betref;
5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
6 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
7 bedrijf;
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
8 bedrijfswoning/dienstwoning:
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
9 bestaand:
bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een melding of bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;
bestaand gebruik:
het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
14 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, (half verdiepte) parkeergarage en zolder;
15 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
16 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
17 bruto vloeroppervlakte
Het totaal van de oppervlaktes van de vloeren van alle bouwlagen van een gebouw.
18 dienstverlening:
commerciële activiteiten met een baliefunctie voor de verrichting van diensten aan of ten gerieve van het publiek, niet zijnde detailhandel. Dienstverlening omvat zowel persoonlijke als zakelijke dienstverlening.
19 discotheek/bar-dancing:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen;
20 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
21 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrip van aan- en uitbouwen;
22 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
23 hotel:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;
24 kantoor:
kantoor met baliefunctie:
ruimte die- of complex van ruimten dat door indeling en inrichting is gebouwd en/of geschikt is voor administratieve, zakelijke of maatschappelijke dienstverlening met een publieksaantrekkende functie;
kantoor zonder baliefunctie:
ruimte die- of complex van ruimten dat door indeling en inrichting is gebouwd en/of geschikt is voor administratieve, zakelijke of maatschappelijke dienstverlening zonder een publieksaantrekkende functie;
25 Kinderdagverblijf
een ruimtelijke voorziening voor kinderopvang uitsluitend voor kinderen vanaf 0 jaar tot het moment waarop zij het basisonderwijs kunnen volgen
26 peil:
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
27 onderwijsinstelling:
Instelling welke tot doel heeft in georganiseerd verband cursussen dan wel lessen te verzorgen;
28 woning:
een gebouw of een gedeelte van en gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden;
29 vervoersbedrijf:
Een bedrijf welke zich richt op het openbaar vervoer van personen, daaronder tevens begrepen het stallen van bussen en het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden (remise) en het hebben van kantoren ten behoeve van het vervoersbedrijf;
30 zorgvoorziening:
een voorziening die tot hoofddoel heeft het bieden van 1e of 2e lijns (medische-) zorg aan derden zoals fysiotherapie, plastische chirurgie, diagnostiek en kijk- en dagoperaties en in aard en omvang vergelijkbare voorzieningen al dan niet in een geclusterde vorm;
31 zorghotel:
Voorziening welke tot doel heeft het opvangen van personen welke herstellen van een aandoening, dan wel een medische ingreep.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
de bruto vloeroppervlak
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten oppervlakte van alle bouwlagen van een gebouw met uitsluiting van gebouwde parkeervoorzieningen.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- vervoersbedrijf;
- verkeer en verblijf;
- groenvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven hoogte.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volg de bepaling:
- de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 8 m, met dien verstande dat de hoogte van perceel- en erfafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken dan wel te laten gebruiken in strijd met de in artikel 3 lid 1 gegeven bestemmingsomschrijving.
3.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in artikel 3 lid 3 , indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
3.5 Wijzigingsbevoegheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf’ te wijzigen in de bestemming ‘Kantoor’ met die verstande dat:
- Het bruto vloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 15.000 m2;
- De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 32 meter.
- De bouwhoogte mag worden overschreden met maximaal 3 meter ten behoeve van technische installaties en liftgebouwen mits de oppervlakte van de gezamenlijke technische installaties en liftgebouwen niet groter is dan 20% van het oppervlak van het gebouw.
Artikel 4 Kantoor
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangegeven gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor:
- het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve, zakelijke of maatschappelijke dienstverlening al dan niet met een baliefunctie, waarbij maximaal 10% van het bvo voor baliefuncties aangewend mogen worden;
- verkeer en verblijf;
- groenvoorzieningen;
- water;
- openbare nutsvoorzieningen.
- parkeervoorzieningen met dien verstande dat de minimale parkeernorm 1,7 parkeerplaats per 100m2 bvo bedraagt.
- een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek/bar-dancing met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van het horecabedrijf en de recreatieve voorziening ad h niet groter is dan 30% van het maximale brutovloeroppervlak;
- recreatieve voorziening in vorm van een sportschool met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de recreatieve voorziening en het horecabedrijf ad g niet groter is dan 30% van het maximale brutovloeroppervlak.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- het maximum bruto vloeroppervlak mag niet meer bedragen dan 15.000 m2;
- de maximale bouwhoogte is niet groter dan 32 meter met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 meter mag worden overschreden ten behoeve van technische installaties en liftgebouwen mits de oppervlakte van de gezamenlijke technische installaties en liftgebouwen niet groter is dan 20% van het oppervlak van het gebouw;
- het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan 7 bouwlagen; dit met uitzondering van twee hoogteaccenten van 8 bouwlagen, die gezamenlijk geen grotere oppervlakte mogen hebben dan 25% van het bouwvlak;
- één van de hoogte accenten dient gesitueerd te worden op de hoek Helderseweg Huiswaarderweg;
- tussen de hoogte accenten en de direct aansluitende bebouwing dient hoogte verschil te zijn van minimaal 2 bouwlagen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
- de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 8 m, met die verstande dat de hoogte van perceel- en erfafscheidingen ten hoogste 2m bedraagt.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken dan wel te laten gebruiken in strijd met de in artikel 4 lid 1 gegeven bestemmingsomschrijving.
4.4 Ontheffing van de gebruiksregels
- Burgemeester en Wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in artikel 4 lid 3 , indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaald in artikel 4 lid 1 ten einde een groter percentage aan baliefuncties toe te staan waarbij aangetoond moet worden dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
- Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Kantoor’ wijzigen waarbij geldt dat de volgende functies al dan niet in combinatie met elkaar zijn toegestaan:
- woningen;
- (zorg)hotel;
- zorgvoorziening;
- onderwijsinstellingen;
- kinderdagverblijf;
- Burgemeester en wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 4 lid 5 onder 1 wijzigen indien:
- uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan, dan wel ontheffing hogere grenswaarden is aangevraagd en verleend;
- de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico vanwege (vaar-)wegen niet wordt overschreden;
- voldaan wordt aan de vereisten zoals bedoeld in de Amvb Gevoelige bestemmingen;
- er in overwegende mate sprake blijft van een gebruik ten behoeve van kantoor.
Artikel 5 Waterstaat- Waterkering
5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart als Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor het keren van water door dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
5.2 Bouwregels
Op of in deze gronden met de bestemming Waterstaat - waterkering mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming, geen gebouwen en geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
5.3 Ontheffing
Burgemeester en wethouder verlenen ontheffing van het bepaalde in artikel 5 lid 2 , mits:
- het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad (de aanleg, het functioneren, het onderhoud en de instandhouding van de waterkering niet wordt belemmerd) en;
- vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen activiteit(en) het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en welke voorwaarden aan de ontheffing moeten worden gesteld.
5.4 Aanlegvergunning
- Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het wijzigen van het profiel van de dijken;
- het aanleggen van leidingen en andere ondergrondse constructies;
- het graven van sleuven.
- De in artikel 5 lid 4 onder 1[1] bedoelde vergunning is niet vereist voor:
- normaal onderhoud, gebruik en beheer;
- werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
- De in artikel 5 lid 4 onder 1[1] bedoelde vergunning kan slechts worden verleend indien de belangen van de waterkering door de werken of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. Alvorens omtrent het verlenen van de aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder(s) van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen activiteiten de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
- Overtreding van het bepaalde in artikel 5 lid 4 onder 1[1] wordt als strafbaar feit aangemerkt als bedoeld in artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.
3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- een gebruik van, of het laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken op een wijze of tot een doel in strijd met de gegeven bestemming;
- een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 8 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing te verlenen van:
- de op de verbeelding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten mogen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 15 m mag bedragen en van antennemasten voor telecommunicatie ten hoogste 25 m;
- het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht Bouwen
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.2 Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van artikel 9 lid 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 9 lid 1 met maximaal 10%.
9.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
artikel 9 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 10 Overgangsrecht Gebruik
10.1 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
10.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10 lid 1 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
10.3 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10 lid 1 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
artikel 10 lid 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Helder.
1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
Thunnissen Select Projecten bv (de ontwikkelaar, hierna TSP genoemd) heeft in 2007 het terrein aan de Helderseweg 55-57 te Alkmaar gekocht van het vervoersbedrijf Connexxion. Connexxion huurt het terrein (deels) terug maar zal op termijn vertrekken.
TSP is voornemens de locatie te herontwikkelen en in totaal 30.000 m2 bvo aan kantoren te realiseren. TSP heeft het verzoek tot medewerking aan het project in samenwerking met de gemeente Alkmaar voorgelegd aan de gemeenteraad met onderbouwing in de vorm van een stedenbouwkundig plan dat in opdracht van de ontwikkelaar door DAM & Partners architecten is opgesteld, en een kaderstellende nota waarin door de raad van de gemeente Alkmaar de kaders worden bepaald waarbinnen het college een bestemmingsplan kan voorbereiden en in procedure kan brengen. In haar vergadering van 8 januari 2009 is de gemeenteraad akkoord gegaan met de kaderstellende nota en heeft hiermee besloten met betrekking tot het onderwerp kantoorontwikkeling Helder het participatietraject te starten en een bestemmingsplan op te stellen. Om de ontwikkeling mogelijk te maken zal namelijk een nieuw bestemmingsplan voor de locatie moeten worden opgesteld.
TSP heeft buro SRO de opdracht gegeven het opstellen van bestemmingsplan Helder op zich te nemen.
1.2 Relatie Kadernota Bestemmingsplan
Op 8 januari 2009 is de kadernota door de gemeenteraad vastgesteld. Onderdeel van de kadernota is het stedenbouwkundigplan van DAM & Partners. Het stedenbouwkundigplan wordt gekenschetst door een variërende ‘skyline’. De invulling hiervan wordt deels ingevuld door de vraag vanuit de markt. De vertaling van dit flexibele planconcept naar een bestemmingsplan leidt tot een globaal eindplan waaruit de stedenbouwkundige opzet moeilijk afleesbaar is. Derhalve kan het bestemmingsplan niet los gezien worden van het vastgestelde stedenbouwkundige plan waarbinnen de verdere planuitwerking moet plaatsvinden.
1.3 Procedure Bestemmingsplan
1.3.1 Doelstelling bestemmingsplan
Vanaf 1 juli 2008 is de nieuwe Wro (Wet ruimtelijke ordening) van kracht. Dit impliceert alleen medewerking aan het bouwplan verleend kan worden door middel van een bestemmingsplanprocedure of een projectbesluit. TSP en de gemeente Alkmaar hebben besloten een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Om de bouw van het kantorenpark mogelijk te maken wordt dus een bestemmingsplanprocedure gevolgd in het kader van de Wro.
1.3.2 Doorlooptijd bestemmingsplan
De procedure voor het bestemmingsplan wordt op basis van het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3.4 Awb doorlopen. De doorlooptijd, zonder voortraject, is op basis van de wettelijke termijnen 26 tot 31 weken.
Publicatie start bestemmingsplan
De gemeente publiceert het voornemen van de start van een bestemmingsplanprocedure.
Opstellen voorontwerp bestemmingsplan
De toelichting, de planregels, plankaart en haalbaarheidsonderzoeken worden inhoudelijk gemaakt. In dit geval zijn deze aspecten in de vorm van de Kadernota gegoten. Vooroverleg (3.1.1 Bro) vindt plaats op basis van de Kadernota. De gemeente en TSP bespreekt het plan met burgers en maatschappelijke organisaties in het participatietraject.
Ontwerp bestemmingsplan
De resultaten uit het overleg en indien van toepassing uit de inspraak, worden verwerkt in de toelichting.
Ter inzage legging ontwerp bestemmingsplan
Een ieder is in de gelegenheid om gedurende 6 weken schriftelijk dan wel mondeling een zienswijze in te dienen.
Vaststelling bestemmingsplan
Binnen twaalf weken wordt het ontwerp bestemmingsplan vastgesteld door de gemeenteraad.
Ter inzage legging bestemmingsplan
Het vastgestelde plan wordt eveneens ter inzage gelegd. Gedurende de ter inzage legging van 6 weken kan beroep tegen het plan worden ingesteld bij de Raad van State. Dit kan uitsluitend wanneer ook een zienswijze tegen het ontwerp is ingediend, of tegen die onderdelen die de gemeenteraad gewijzigd heeft vastgesteld.
Inwerkingtreding bestemmingsplan
Het bestemmingsplan treedt in werking de dag na de ter inzage termijn. Wanneer beroep is ingesteld treedt het bestemmingsplan in werking ongeveer 12 maanden na ter inzage periode.
Onherroepelijk bestemmingsplan
Zodra er geen (hoger) beroep meer loopt en Gedeputeerde Staten positief heeft beslist over het plan, is het bestemmingsplan onherroepelijk.
1.3.3 Inhoud bestemmingsplan
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een plankaart en planregels:
Toelichting
- De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen: een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
- een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
- de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 bedoelde overleg;
- de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
- een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
- de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.
Omdat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieu-effectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, wordt tevens in de toelichting neergelegd conform artikel 3.1.6 lid 2:
- een beschrijving van de wijze waarop met de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
- voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
- een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.
Planregels
In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2008.
Plankaart
De plankaart is opgesteld overeenkomstig de laatste afspraken omtrent IMRO en SVBP 2008.
1.3.4 Technische randvoorwaarden gemeente
Binnen de gemeente Alkmaar is gekozen voor een standaardisering van bestemmingsplannen. Inmiddels wordt gewerkt met een vaste methode en systematiek om nieuwe bestemmingsplannen op te stellen. Het digitaal beschikbaar kunnen stellen van de bestemmingsplannen ligt hieraan ten grondslag. Verder moeten het plan voldoen aan het volgende:
- IMRO 2008, SVBP2006, PRBP2008
- Opgesteld met de programma’s RO-plan en Dezta Plan
- Aanleveren IMRO GML en Microstation versie XM
- Validatierapport GML (bewijslast bij verzender)
- Pakbon met metagegevens
- Koppeling met voorschriften volgens de standaard van Alkmaar
- Koppeling met Dezta-link zoals gewenst door Alkmaar
- Aanleveren brondata (dgn, dwg, pdf, doc, html, xml etc.)
- Plan zowel digitaal als analoog aanleveren.
1.4 Opbouw Van Het Plan
Dit hoofdstuk is de inleiding op het plan. Hoofdstuk 2 beschrijft het initiatief. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en milieuwetgeving. Hoofdstuk 5 beschrijft de economische uitvoerbaarheid van het plan en hoofdstuk 6 beschrijft de maatschappelijke haalbaarheid van het plan waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen. Tot slot beschrijft hoofdstuk 7 de juridische regeling.
2 Het Initiatief
2.1 Huidige Situatie
De locatie van het plangebied Helder is in onderstaande luchtfoto aangegeven. Het terrein is gelegen in het noordwesten van de bebouwde kom van de gemeente Alkmaar. De projectlocatie is gelegen op Bedrijventer-rein Viaanse Molen en momenteel in gebruik door het vervoersbedrijf Connexxion. Het plangebied heeft een Bruto oppervlakte van 2,5 hectare. Het bedrijventerrein kenmerkt zich door bedrijven van het soort: productie, groothandel, distributie en bouw. Deze bedrijven vallen over het algemeen binnen de milieucategorieën 1 en 2.

Globale aanduiding projectgebied
Het plangebied wordt globaal begrensd door aan de noordzijde de Havinghastraat, aan de oostzijde de Helderseweg, aan de zuidzijde de Huiswaarderweg, en aan de westzijde de Havinghastraat. Met de ontwikkeling, wordt aangesloten op de kadastrale begrenzingen van de percelen welke in eigendom zijn van TSP.
In de onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied weergeven.

Ligging plangebied
2.2 Toekomstige Situatie
2.2.1 Stedenbouwkundigplan
Voor de herontwikkeling van de projectlocatie is door Dam en Partners een stedenbouwkundigplan opge-steld. Dit plan is door de gemeente Alkmaar met de besluitvorming rondom de kadernota, waarvan het SP onderdeel van uitmaakt, akkoord bevonden.

De locatie leent zich uitstekend voor een verzameling massa’s die een gemeenschappelijk binnenterrein afschermen van de aanwezige infrastructuur. De bebouwing groepeert zich om een gemeenschappelijke binnenplaats waardoor dit de belangrijkste plek wordt. Op de beste plek van het terrein wordt niet gebouwd en de bebouwing er omheen wordt naar binnen gericht. Landmarks in de vorm van hogere volumes vormen de relatie met en presentatie aan de omgeving. De opzet van de gebouwmassa bestaat uit verschillende afmetingen en configuraties. Gebouwhoogte en oppervlakte, binnen een bepaald maximum, zijn variabel zolang dit past binnen de stedenbouwkundige context en uitgangspunten. De opzet van de bouwmassa’s gaat uit van een grote flexibiliteit. Per afzonderlijke fase zijn verschillende kantoorafmetingen in verschillende configuraties mogelijk. Hierdoor delen de afzonderlijke kantoren de voordelen van het parkeren en het verzorgde binnenterrein terwijl ze naar buiten toe herkenbaar zijn als individuele formules. De mogelijke varianten van kantoorvolumes kunnen worden onder andere gevormd door:
- Een kantoor;
- Twee kantoren delen gemeenschappelijk atrium als entreegebied;
- Vier kantoren naast elkaar, verticale differentiatie;
- Horizontale en verticale differentiatie.
Alle geparkeerde auto’s zijn aan het zicht onttrokken onder de binnenplaats; het verhoogde maaiveld. Uit de stedenbouwkundige opzet met een helder rustig gevelbeeld naar de binnenplaats toe en een gedifferenti-eerd gevelbeeld in zowel maat als materiaal aan de buitenkant, ontstaat ruimte voor een individuele expres-sie voor elk kantoor. Verder krijgt het terrein rondom de gebouwen en op de binnenplaats een parkachtige inrichting.
2.2.2 Fasering
Het project bestaat uit twee fasen die elk weer zijn op te delen in subfasen. De ontwikkeling en realisatie van fase 1, bestaande uit 15.000 m2 bvo, kan plaatsvinden gelijktijdig met het gebruik door Connexxion van het andere deel van het terrein. Ten tijde van de realisatie van fase 2, bestaande uit nogmaals een oppervlakte van 15.000 m2 bvo, dient Connexxion te zijn vertrokken.
2.2.3 Aanvullende functies en veruiming van functies
De insteek van het project Helder is om een combinatie van werk en aanvullende functies te creëren, om een dynamisch en prettig werkklimaat te realiseren. Bij deze visie is het passend om bepaalde ruimten een andere bestemming dan kantoorruimte te geven. Bij aanvullende functies wordt gedacht aan horeca, fitness en aanverwante sportaccommodaties, kinderdagverblijf en detailhandel, boekwinkel, repro.
Daarnaast leent de locatie zich ook voor een aanvulling van functies welke een minder directe relatie met de kantoorfunctie kennen. Indien deze behoefte zich binnen de planperiode voordoet kan hieraan invulling worden gegeven. Hierbij kan gedacht worden aan zorg, onderwijsinstellingen, medische klinieken, (zorg)hotel en woningbouw.
Van belang is wel, gezien het beleid van de gemeente Alkmaar maar ook de wens van de initiatiefnemer en het planconcept dat er in overwegende mate sprake is van een kantoorfunctie. In de planregels is dit verankerd.
Op basis van het provinciale locatiebeleid (zie §3.2) zijn binnen ‘binnenstedelijke subcentra’, waar de projectlocatie onder valt, kantoren, openbare gebouwen, lichte industrie, detailhandel, onderwijs, recreatieve voorzieningen, horeca, vermaak, cultuur en hoogwaardige kleinschalige bedrijvigheid denkbaar.
Het gemeentelijke locatiebeleid met betrekking tot kantoren (zie § 3.3.2) geeft aan dat de gemeente Alkmaar er goed aan doet te kiezen voor concentratie van massa en hiermee versnippering van kantoorlocaties te vermijden. De voorkeur gaat uit naar multifunctionele locaties. Uit dit locatiebeleid kan worden afgeleid dat aanvullende ondergeschikte functies gewenst zijn. Van belang blijft echter de grote schaal van kantoren en ondergeschiktheid van aanvullende functies.
Ook in de structuurvisie locatiebeleid (zie §3.3.3) wordt aangegeven dat de locatie naast de ontwikkeling van kantoren geschikt is voor onderwijs, zorgvoorzieningen en hoogwaardige kleinschalige bedrijvigheid. Een menging met woonfuncties is niet gewenst.
In onderstaande wordt kort ingegaan op de afzonderlijke functies, waarna geconcludeerd wordt hoe deze in het bestemmingsplan op te nemen. Van belang is dat de functies ondergeschikt blijven aan de hoofdbestemming kantoren.
Woningbouw
Een menging met woonfuncties is vanuit het locatiebeleid niet gewenst. Echter, naar aanleiding van een amendement heeft de gemeenteraad op 8 januari 2009 besloten een wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor woningbouw, in overweging nemende:
- dat Alkmaar in de periode tot ca. 2020 waarin het plan Helder wordt ontwikkeld, behoefte heeft aan woningbouwlocaties in een stedelijk woonmilieu;
- dat de locatie Helder door zijn ligging op voorhand niet ongeschikt is voor woningbouw, vooral woningbouw in de vorm van hoogbouw;
- dat het rijksbeleid en het provinciaal beleid meervoudig grondgebruik en functiemenging (wonen en werken op en bij elkaar) in stedelijke gebieden wil bevorderen;
- dat om functiemenging in stedelijke gebieden beter mogelijk te maken, de Interimwet Stads- en Milieubenadering zelfs afwijking van (nationale) milieunormen mogelijk maakt;
- dat kantoren en wonen goed te mengen functies zijn.
- dat meervoudig grondgebruik en functiemenging ook vaste uitgangspunten binnen het Alkmaarse RO-beleid zijn, gelet op bijvoorbeeld het project “Wonen boven winkels”;
Deze wens bestaat omdat het mogelijk is dat in de (nabije) toekomst de behoefte kan ontstaan tot het ontwikkelen van woningbouw op de projectlocatie. Of woningbouw op de projectlocatie mogelijk is zal nader onderzocht moeten worden. Milieutechnisch zijn er op voorhand belemmeringen te verwachten. Naar verwachting zijn aanvullende maatregelen nodig om woningbouw mogelijk te maken. In de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen dat uit de nodige haalbaarheidsonderzoeken ten behoeve van de ontwikkeling van de woningbouw moet blijken dat woningbouw mogelijk is alvorens het bestemmingsplan gewijzigd kan worden op dit punt.
Horeca
Gedacht kan worden aan een grandcafé welke zowel de aanwezigen bedrijven bedient (kantinefunctie) als een solitaire functie heeft. Vanuit het horecabeleid van de gemeente Alkmaar bestaan geen bezwaren tegen een vorm van horeca. Tevens past de functie op deze locatie binnen het provinciale locatiebeleid. De beleidsnota Tussen lust en last spreekt zich niet expliciet uit over een horecafunctie als toegevoegde functie bij een kantoorgebouw. De beleidsnota kantoren voorziet wel in het toestaan van horeca aansluitend op kantoren.
Fitness en aanverwante sport accommodaties
Een sportaccommodatie past als recreatieve voorziening binnen het provinciale locatiebeleid en de actualisatie scan kantorenmarkt Alkmaar. Deze functie wordt ingevuld als een dubbelfunctie. Aanwezige bedrijven gebruik maken van deze voorziening maar de voorziening is ook te zien als een solitaire functie.
(Zorg)hotel
Een hotel past als recreatieve voorziening binnen het provinciale locatiebeleid. Van belang is dat in de uitwerking van de mogelijkheid van een (zorg)hotelfunctie aangesloten wordt op het beleid van de gemeente op het gebied van hotels (Alkmaar Prachtstad, contouren voor toerisme; toeristisch plan Alkmaar 2007-2009).
In het geval van een zorghotel is sprake van een gevoelige bestemming en is nader onderzoek naar geluid- en luchtkwaliteit van belang.
Een hotel op de projectlocatie is niet uitgesloten.
Zorgvoorziening
Binnen de grenzen van de gemeente Alkmaar staat het nodige te gebeuren met betrekking tot zorginstellingen. ‘Medische klinieken’ worden als nieuw zorgaanbod gezien. Binnen dit concept is een combinatie van huisartsenpraktijk, fysiotherapie,
oogartsen kliniek, particulieren klinieken, en ooglaser praktijken en dergelijke denkbaar. In de actualisatie scan kantorenmarkt Alkmaar wordt op bladzijde 33 expliciet ingezoomd op kansen in de zorg. Zorg is een van de groeisectoren van de toekomst. De vergrijzing speelt hier een belangrijke rol in. Ook trends zoals de toegenomen marktwerking en het belang van preventie en ‘personal care’ dragen hier aan bij. Er ontstaat behoefte aan specifieke locaties zoals zorgboulevards en gezondheidsparken. Daarnaast levert de zorgeconomie ook reguliere gebruikers voor de kantorenmarkt, zoals een hoofdkantoor van de thuiszorg of de vestiging van ICT-dienstverlener die zich richt op de zorg. Medische centra zijn in het kader van de wetgeving met betrekking tot geluid aangewezen als geluidgevoelige bestemmingen (artikel 1.2 Besluit geluidhinder). Dit brengt met zich mee dat er een onderzoeksverplichting geldt.
Kinderdagverblijf
Kinderdagverblijven kunnen een goede aanvulling zijn op bestaande bedrijventerreinen en kantorenparken. Het gemak van het wegbrengen van de kinderen dicht bij het werk draagt bij aan een betere gebiedsexploitatie en sluit aan bij de gewenste multifunctionaliteit zoals beschreven in de actualisatie scan kantorenmarkt Alkmaar (blz 23). Een kinderdagverblijf wordt in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen aangemerkt als gevoelige bestemming met betrekking tot luchtkwaliteit. Er geldt een onderzoeksverplichting indien het KDV binnen een afstand van 50 meter wordt gerealiseerd van de N245. Daarnaast is het hebben van een buitenruimte verplicht.
Onderwijsinstelling
De mogelijkheid tot het realiseren van een onderwijsinstelling, denk hierbij aan een cursusruimte, LOI- instelling of ROC wordt in de actualisatie scan kantorenmarkt Alkmaar beschreven als een welkome toevoeging op de gewenste multifunctionaliteit. Gezien de ligging van de locatie ten opzicht van het OV-vervoer is dit een denkbare mogelijkheid.
2.3 Conclusie
Het stedenbouwkundig plan dient als basis voor onderhavig bestemmingsplan van in totaal 30.000 m2 bvo kantoren en aanvullende ondergeschikte functies. De flexibiliteit die in het stedenbouwkundig plan veran-kerd ligt wordt doorvertaald. In hoofdstuk 3 worden de aanvullende functies tegen het licht van het Alkmaarse locatiebeleid gehouden, waaruit de ruimtelijke onderbouwing voor de wenselijkheid van de aanvullende functies op onderhavige projectlocatie naar voren komt. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van de kantoorfunctie en de functies die bij recht worden mogelijk gemaakt op basis van milieuwetgeving getoetst.
3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nota Ruimte, Ruimte voor ontwikkeling (2006)
In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020. Bovendien bevat het een doorkijk op de langere termijn, namelijk de periode 2020-2030. De Nota Ruimte vervangt de ruimtelijk relevante rijksnota’s c.q. de planologische kernbeslissingen (PKB’s) behorende bij de Vierde nota over de ruimtelijke ordening Extra (en de Actualisering daarvan in de Vinac) en het Structuurschema Groene Ruimte. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het relatief beperkte oppervlak van Nederland. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid. Met de Nota Ruimte heeft het kabinet gekozen voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Het accent verschuift daarmee van het stellen van beperkingen naar het stimuleren van ontwikkelingen. Er wordt meer nadruk gelegd op “ontwikkelingsplanologie” en minder op “toelatingsplanologie”. Daarnaast is het landelijk beleid gericht op het optimaal benutten van het huidige bebouwde gebied.
Conclusie
Het onderhavige project is niet in strijd met de Nota Ruimte. Het bestemmingsplan volgt de nationaal inge-zette koers om het krachtige steden te bevorderen en het huidig bebouwde gebied optimaal te benutten.
3.1.2 Nota Mobiliteit
In de Nota Mobiliteit wordt het ruimtelijk beleid, zoals vastgelegd in de Nota Ruimte, verder uitgewerkt en wordt het overige verkeers- en vervoersbeleid beschreven. Op 14 februari 2006 is de planologische kernbe-slissing (PKB) deel IV van de Nota Mobiliteit vastgesteld. De Nota Mobiliteit is het nationale verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer (1998) en is de opvolger van het Structuurschema Verkeer en Vervoer 2 (SVV-2). De hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid voor de komende vijftien jaar zijn in de Nota Mobiliteit vastgelegd. Het streven is de economie te laten groeien en verkeer en vervoer de ruimte geven. Tegelijkertijd wil de overheid een gezond leefklimaat creëren voor alle Nederlanders. Op knelpunten waar luchtverontreiniging een hardnekkig probleem is, wordt snelheidsbeperking overwogen.
Belangrijke doelen uit de Nota Mobiliteit zijn onder meer:
- versterking van de economie door verbetering van de bereikbaarheid;
- het mogelijk maken van groei van verkeer en vervoer binnen wettelijke en beleidsmatige kaders voor milieu, veiligheid en leefomgeving; een integrale netwerkbenadering om de betrouwbaarheid van zowel particulier als openbaar vervoer te verbeteren;
- meer decentrale aanpak met een belangrijke rol voor provincies;
- het versneld inhalen van onderhoudsachterstanden;
- invoering van een systeem van betalen voor het gebruik van de weg;
- structureel onderhoud aan hoofdverbindingsassen voor openbaar vervoer;
- het terugdringen van emissies van vooral CO2.
In de omgeving van Alkmaar streeft de rijksoverheid naar reservering van ruimte voor verbreding van de A9 en de (al eerder voorgenomen) ombouw van de N9 tot autoweg. Zonder ingrijpende investeringen zal de A9 zich (verder) ontwikkelen als knelpunt.
Conclusie
Het project draagt bij aan een verdere versterking van de economie. De projectlocatie is gelegen aan één van de hoofdontsluitingen van Alkmaar. Hiermee is het terrein goed te ontsluiten en is autoverkeer snel op het rijkswegennet zonder dat het autoverkeer door woongebieden moet. Daarnaast kan tevens gebruik gemaakt worden van de bestaande openbaar vervoer lijnen welke nabij de projectlocatie gelegen zijn. De locatie is dus ook via het openbaarvervoer goed te bereiken. Geconcludeerd kan worden dat het initiatief in overeenstemming is met de Nota Mobiliteit.
3.1.3 Nationaal Milieubeleidsplan 3 (PKB NMP3) en 4 (NMP4; 2001)
Het NMP 3 bevat het milieubeleid voor de korte termijn, met een doorkijk tot 2010. Voor het milieubeheer wordt gestreefd naar een duurzame ontwikkeling. Brongerichte maatregelen (onderscheiden in emissiege-richte, volumegerichte en structuurgerichte maatregelen) hebben de voorkeur boven effectgerichte maatre-gelen. In het NMP 3 wordt aangegeven wat van de doelgroepen landbouw, verkeer en vervoer, industrie, milieubedrijven en maatschappelijke en milieuorganisaties wordt verwacht om aan het milieubeheer bij te dragen.
Op 13 juni is het NMP 4 `Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid’ verschenen. Het NMP 4 ver-vangt het NMP 3 niet, maar kijkt verder vooruit naar het jaar 2030. Er worden zeven grote milieuproblemen benoemd: verlies aan biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, bedrei-gingen van de gezondheid, externe veiligheid, aantasting van de leefomgeving en mogelijke onbeheersbare risico’s. Over het algemeen bevat het NMP 4 geen concrete maatregelen en doelen voor de korte termijn.
Conclusie
Het nationaal milieubeleidsplan vormt een basis voor uitwerking van duurzaamheiddoelstellingen in de lagere overheidsniveaus. Vanwege het lokale karakter van onderhavig project kan op deze plek daarom het beste verwezen worden naar §3.3.8.
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.2.1 Streekplan
Sinds 1 juli is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening van kracht geworden. Deze wet kent geen streekplan. In plaats daarvan beschikt de provincie over het instrument van de structuurvisie. Op dit moment werkt de provincie aan de totstandkoming van die structuurvisie, die medio 2009 voltooid moet zijn. Tot die tijd geldt een overgangsdocument . In het overgangsdocument staat in deel B geldend streekplanbeleid met betrekking tot Noord-Holland Noord, waar de gemeente Alkmaar binnen valt.
Met betrekking tot het ontwikkelingsbeeld wordt gewerkt vanuit het bestaand stedelijk gebied. Het bestaand stedelijk gebied is vastgelegd op de kaart Planologische Beleidskader 2004-2014.


Uitsnede kaart Planologisch Beleidskader 2004-2014
Bij de inrichting van het bestaand stedelijk gebied hanteert de provincie de volgende voorwaarden:
- Niet alle open ruimten binnen het stedelijk gebied mogen worden bebouwd; wettelijk beschermde structuren moeten behouden blijven. Ook open of blauw-groene ruimten die een belangrijke bijdrage leveren aan de stedenbouwkundige of cultuurhistorisch bepaalde structuur van het stedelijk gebied moeten bij de inpassing van nieuwe functies worden gerespecteerd. Zo dient ook het karakter van villagebieden behouden te blijven. De cultuurhistorische waardenkaart (CHW-kaart) is als inspiratiebron hierbij een hulpmiddel.
- Plannen en initiatieven gericht op verandering van bestaande stedelijke functies in andere stedelijke functies binnen bestaande bebouwing of door toevoeging van nieuwe bebouwing worden beoordeeld aan de hand van de ruimtelijke situatie ter plaatse. Behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied is daarbij uitgangspunt. Een Beeldkwaliteitsplan wordt aanbevolen, in ieder geval bij projecten groter dan 100 woningen.
- Binnen het bestaand stedelijk gebied geldt het locatiebeleid.
- Gemeenten moeten rekening houden met de ecologische verbindingszones die in het stedelijk gebied lopen.
- Bij de (her-)inrichting van het stedelijk gebied moeten gemeenten streven naar het beperken van negatieve invloeden op het oppervlaktewater- en het grondwatersysteem, zowel kwalitatief als kwantitatief. Een functieverandering of herinrichting mag niet leiden tot een grotere aan- en afvoer van water
- De bouwhoogte van bebouwing is niet vastgelegd. Wel moet bij nieuwbouw rekening worden ge-houden met de afstand tot de contour in verband met de visuele effecten op het landelijk gebied.
- De regelgeving voor veiligheid, geluid, stank en luchtverontreiniging wordt in acht genomen.
- Binnen bestaand stedelijk gebied aan de Noordzeekust met de aanduiding ‘zoekgebied voor waterkering’ is bouwen (herstructurering en nieuwbouw) mogelijk onder de voorwaarden dat deze:
- niet leiden tot extra schade tijdens stormen;
- een toekomstige landwaartse versterking van de zeewering niet frustreren. Het hier bepaalde is een essentiële beleidslijn.
Werken
Van belang is dat ruimte voor werken wordt gegeven in zoekgebieden. Algemene voorwaarde bij verdichting, herstructurering of transformatie is dat ruimte voor economie in stedelijke gebieden behouden blijft. Verlies aan ruimte voor economische activiteiten dient gecompenseerd te worden. Van belang bij ontwikkeling of uitbreiding van bedrijventerreinen is de vraag of en hoe het plan is afgestemd in regionaal verband. De bedoeling is dat deze afstemming wordt weergegeven in een regionale bedrijventerreinenvisie. Doel van deze visie is gemeenten en zonodig andere partijen bij elkaar te brengen om kwantitatieve en kwalitatieve vraagstukken over bedrijventerreinen te coördineren. De gemeenten in de regio wordt door de Provincie de vrijheid gegeven zelf afspraken te maken waar een deel van de nieuwe terreinen worden ontwikkeld of uitbreidingen van bestaande terreinen plaats vinden. De locatie van een aantal grote regionale terreinen wordt echter door de Provincie vastgelegd.
Conclusie
De projectlocatie valt in het planologische beleidskader onder bestaand stedelijk gebied. Bij de inrichting van het bestaand stedelijk gebied wordt voldaan aan de in het streekplan vermelde voorwaarden. Voor een nadere onderbouwing wordt verwezen naar hoofdstuk 4.
3.2.2 Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland
In het planologisch beleidskader 2004-2014 worden contouren aangegeven waarbinnen functies mogen voorkomen. Het plangebied van de projectlocatie is gelegen in een gebied dat is aangegeven als 'Bestaand stedelijk gebied'. Het beleid voor stedelijk gebied is met name gericht op verstedelijking als optelsom van stedelijke functies, maar ook andere niet-stedelijke functies met aanzienlijke ruimtelijke effecten.
Onder stedelijke functies horen:
- woonbebouwing;
- individuele bedrijven en kantoren;
- specifieke bedrijven of kantoorlocaties;
- voorzieningen, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen (kerken, sportcomplexen, stadions), tuincentra;
- defensiecomplexen;
- infrastructurele voorzieningen, uitgezonderd agrarische wegen;
- glastuinbouwcomplexen.
Onder niet-stedelijke functies met aanzienlijke ruimtelijke effecten horen in ieder geval:
- vaarwater en waterberging;
- recreatieve groene voorzieningen;
- maneges en volkstuinencomplexen
- jachthavens.
In de integrale lange termijn visie 2004-2030 is het deel waar onder andere het onderhavige plangebied valt aangegeven met 'Wonen en Werk'. Binnen de in de visie als zodanig aangegeven gebieden wordt de ontwikkeling van stedelijk gebied, mede door verdichting en een mix van stedelijke functies voorgestaan.
Voor Noord-Holland Noord wordt ruimte gegeven aan de economie. Een belangrijk deel van de behoefte aan ruimte wordt binnen het bestaand stedelijk gebied gevonden. Daar is voldoende ruimte aanwezig om gewenste uitbreiding van kantoorruimte te realiseren. Door het herstructureren van verouderde bedrijventerreinen wordt de ruimte op bestaande bedrijventerreinen economisch beter benut. Er is beperkt ruimte voor uitbreiding van bedrijventerreinen binnen het bestaand stedelijk gebied. Met de vrijkomende ruimte wordt op een slimme innovatieve wijze omgegaan. Algemene voorwaarde bij verdichting, herstructurering of transformatie is dat ruimte voor economie in stedelijke gebieden behouden blijft. Verlies aan ruimte voor economische activiteiten dient gecompenseerd te worden. Conclusie Het plangebied is aangeduid als bestaand stedelijk gebied. De functie van kantoor en de daarbij gewenste ondergeschikte functies zijn stedelijke functies welke binnen het bestaande stedelijke gebied passend zijn. Met de herontwikkeling van dit stukje ‘bedrijventerrein’ naar een kantorenlocatie wordt uitvoering gegeven aan de ‘wens’ van de provincie Noord-Holland om ruimte te geven aan economie waarbij voldaan wordt aan de eis dat dit binnen het bestaande stedelijke gebied plaatsvindt.
3.2.3 Locatiebeleid
Op 26 april 2005 is het provinciale locatiebeleid vastgesteld. Dit beleid vormt het beleidskader waarbinnen gemeenten een verdere uitwerking kunnen geven aan het gemeentelijke locatiebeleid. De locatie kan op basis van het provinciale locatiebeleid getypeerd worden als een ‘binnenstedelijke subcentra’. Een dergelijk gebied kan gekarakteriseerd worden als een gebied van regionaal belang met als kenmerk overwegend een werkgebied. Deze gebieden zijn gelegen buiten de stadscentra maar binnen het stedelijke gebied en zijn goed bereikbaar met de auto en per openbaar vervoer. Binnen deze gebieden zijn de vestiging van kantoren, openbare gebouwen, lichte industrie, detailhandel, onderwijs, recreatieve voorzieningen, horeca, vermaak, cultuur en hoogwaardige kleinschalige bedrijvigheid denkbaar.
Conclusie
In het gemeentelijke locatiebeleid moeten de daadwerkelijke beleidskeuzes gemaakt worden binnen de bovenstaande randvoorwaarden. De gewenste ontwikkeling is passend binnen de door de provincie ge-schetste randvoorwaarden. Verderop in dit stuk is het gemeentelijk locatiebeleid verder uitgewerkt.
3.2.4 Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-2006 (21 oktober 2002)
Doelstelling voor het ruimtelijk milieubeleid van de provincie, zoals aangegeven in het Provinciaal Milieube-leidsplan, is een duurzame verbetering van de milieukwaliteit in Noord-Holland. Daarbij wordt aandacht geschonken aan bodem, grondwater, oppervlaktewater, waterbodem, lucht, veiligheid en geluid.
Luchtkwaliteit
De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de ‘Wet milieubeheer’ goedgekeurd (Stb. 2007, 414). Omdat hoofdstuk 5 titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen ‘kleine’ en ‘grote’ projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel ‘betekenende mate’ bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip ‘in betekenende mate’ precies inhoudt, staat in een AMvB. Op hoofdlijnen komt het erop neer dat ‘grote’ projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een ‘betekenend’ negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. ‘Kleine’ projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een kantorenlocatie met minder dan 200.000 m2 bvo (bij twee ontlsluitingswegen) niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling niet in betekenende mate.
Bovenstaande is nog niet in werking omdat dit verband houdt met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Zolang het NSL nog niet in werking is getreden en er dus nog geen besluitvorming is over de maatregelen, hanteert de AMvB tijdelijk een lagere grens voor ‘in betekenende mate’: 1 procent in plaats van de bovengenoemde 3 procent, ofwel 33.333 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 66.667 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Zolang het NSL nog niet van kracht is, kunnen projecten boven de 1 procent alleen doorgang vinden als projectsaldering wordt toegepast.
In het kader van het bestemmingsplan moeten twee aspecten in beeld gebracht worden. Ten eerste, laat de luchtkwaliteit de nieuwe functie toe? Daarnaast moet uit het bestemmingsplan blijken of het project is aan te merken als een project van in niet betekende mate. Het kan hiervoor noodzakelijk zijn dat een CARbere-kening wordt opgesteld.
Conclusie
Uitgaande van het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlakte (30.000 m2 bvo) kan gesteld worden dat het project aan te merken is als een project van Niet in betekenende mate (nibm). Het project kan derhalve doorgang vinden zonder aanvullende motivatie dat het project voldoet aan de Wet luchtkwaliteit. Echter bij de nadere uitwerking met betrekking tot de aanvullende ondergeschikte functies zal indien noodzakelijk nog een CAR-berekening worden opgesteld om het effect op de luchtkwaliteit te bepalen.
3.2.5 Provinciale Ecologische Hoofdstructuur
Centraal in het provinciale beleid voor natuur en landschap staat het realiseren van de Ecologische Hoofd-structuur (EHS). De EHS is een landelijk samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden. Hij omvat die delen van de provincie waar de meeste waarden aanwezig zijn en waar behoud en ontwikkeling daarvan de meeste kansen hebben. In Noord-Holland zijn de volgende elementen in de EHS opgenomen:
- bestaande natuurgebieden, inclusief bossen, landgoederen en gebieden met mede een recreatiefunctie.
- gebieden die in de Gebiedsplannen Programma Beheer zijn begrensd als (toekomstige) natuurgebieden.
- gebieden die in de gebiedsplannen Programma Beheer concreet (1:1) zijn begrensd als beheergebieden.
Het is van belang dat de samenhang van de EHS niet door verstedelijking (en andere bebouwing) en infra-structuur wordt verbroken. Verder wordt er vanuit gegaan dat in de EHS alleen nieuwe vormen van ruimte- en bodemgebruik een plaats kunnen vinden, die de functie van de EHS ondersteunen en zo mogelijk versterken. Een beoordeling daarvan is uiteraard afhankelijk van de aard van het gebruik en de plaats binnen de EHS. De gehele EHS is daartoe planologisch beschermd door middel van het ‘nee, tenzij’ regime uit de Nota Ruimte. Dit houdt in dat ingrepen die de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS aantasten niet zijn toegestaan, tenzij er redenen zijn van groot openbaar belang en er geen alternatieven zijn.
Ecologische verbindingszones (evz’s) zijn verbindingen tussen natuurgebieden, die bestaan uit een natuurstrook met stapstenen (rust- en fourageergebieden), waardoor diersoorten van het ene naar het andere gebied kunnen migreren.
Ecologische verbindingszones zijn (oevers van) wateren of agrarische gebieden die op termijn zullen worden ingericht als verbindingszone. Hiervoor geldt hetzelfde als voor de begrensde natuurgebieden; bestemmingsplannen kunnen daarop vooruitlopen door het gebied te bestemmen als "Agrarisch gebied" met een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is alleen aan de orde wanneer met zekerheid is te verwachten dat de desbetreffende gronden op wat langere termijn (maar binnen de planperiode) zullen worden aangekocht. Met name dient te worden voorkomen dat deze zones door ruimtelijke ontwikkelingen ongeschikt worden voor toekomstige functies. Daarbij valt te denken aan de ontwikkeling van bebouwing, infrastructuur of zeer intensieve landbouw. Daarom is het nee, tenzij regime dat voor de EHS geldt, ook van toepassing op de evz’s.
Als een ingreep in de EHS of een evz toch doorgaat, dienen mitigerende maatregelen te worden genomen om de effecten te minimaliseren. Op de resterende –onvermijdelijke- effecten, is de provinciale Beleidsregel compensatie van toepassing.
In de ‘ handreiking ruimtelijke bescherming en compensatie natuur en recreatie’ staan o.a. handvatten voor het maken van de ‘nee, tenzij’ afweging (zie compensatieregeling). De EHS en de evz’s staat aangegeven op de ‘globale kaart ruimtelijke bescherming en compensatie natuur en recreatie’ die bij de partiële herziening in beide streekplannen is opgenomen (zie compensatieregeling).
In onderstaand kaartfragment is de PEHS ter hoogte van de gemeente Alkmaar weergegeven. De projectlo-catie valt buiten de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingen.

Conclusie
De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig project.
3.2.6 Molenbiotoop
Ten westen van de planlocatie staat een molen in het landschap. Molen De Viaan is een achtkante binnenkruier en waarschijnlijk gebouwd in de 2e helft van de 16e eeuw. Te samen met een elektrisch gemaal bemaalt hij nog een 464 ha groot gedeelte van de polder De Bergermeer op de Schermerboezem. Als gevolg van de stadsuitbreiding is ten zuiden en ten oosten door laagbouw en wegen de molen op zeer korte afstand genaderd.

Situering molen ten opzichte van projectlocatie
De projectlocatie is gelegen binnen de molenbiotoop van de Viaanse molen (beleidslijn van de Molenvereniging). De Viaanse molen staat op een afstand van circa 425 meter. In het thans geldende bestemmingsplan is alleen het windrecht in een straal van 200 meter geborgd. De projectlocatie ligt buiten deze zone. Wettelijk is er geen borging van de molenbiotoop buiten het huidige windrecht. Wel is vanuit de provincie beleidsmatig de wens op een grotere afstand een molenbiotoop te borgen in bestemmingsplannen (bron: leidraad provinciaal ruimtelijk beleid). Binnen een contour van 400 meter dienen in het bestemmingplan hoogte beperkende regels opgenomen te worden, de zogenaamde 1:100 regel.

Molen De Viaan[1]
Conclusie
Het plangebied ligt buiten de 400 meter contour waardoor de gewenste bouwhoogte past binnen het Provinciaal beleid en geen aanvullende hoogtebeperking nodig is in relatie tot de molenbiotoop. De molen vormt dan ook geen belemmering voor de bouw van het kantorencomplex.
[1] Foto van W. Jans, http://www.molendatabase.nl/nederland/molen.php?nummer=628
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Vigerend bestemmingsplan
Het projectgebied is gelegen in het gebied waar het bestemmingsplan Bergermeer vigerend is. Dit bestem-mingsplan is vastgesteld op 19 oktober 1972 en goedgekeurd op 27 november 1973. Voor de planlocatie is in dit bestemmingsplan de bestemming Vervoersbedrijf opgenomen. De in hoofdstuk 2 omschreven gewenste ontwikkeling is niet in overeenstemming met het geldende planologische regime. Om planologisch medewerking te kunnen verlenen is een projectbesluit/ontheffing van het bestemmingsplan dan wel een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk. Gezien de fasering van het plan, welke in twee fases van 15.000 m2 bvo wordt uitgevoerd en het bepaalde in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is in de Kaderstellende Nota geadviseerd een herziening van het bestemmingsplan op te stellen. In dit bestemmingsplan kan fase 1 direct bestemd worden, voor fase 2, welke later gerealiseerd wordt, kan een wijzigingsbevoegdheid voor het college opgenomen worden. Vooruitlopend op de planwijziging van fase 2 kan Connexxion het gebruik van de gronden overeenkomstig het huidige gebruik voortzetten.

Uitsnede kaart vigerende bestemmingsplan
Conclusie
Het onderhavige project past niet binnen het huidige vigerende bestemmingsplan. Daarom wordt bestemmingsplanprocedure gevolgd.
3.3.2 Kantorennota (vastgesteld in juli 2007)
Tussen 2002 en 2005 zijn diverse nieuwe, grotere kantoorpanden in de gemeente Alkmaar gerealiseerd en in gebruik genomen. Bij recente kantoortransacties gaat het voornamelijk om kleinschalige kantoren. De kantoorvraag naar grotere kantoren is echter onverminderd groot. Er hangt op het moment van het verschij-nen van de kantorennota een directe kantoorvraag boven de markt van circa 60.000 m2. Het gaat hier hoofdzakelijk om grotere financiële en zakelijke dienstverleners. Voor deze spelers zijn onvoldoende geschikte (aantrekkelijke) locaties in Alkmaar beschikbaar.
In het kader van de locatiekeuzes wordt als volgt geadviseerd:
- Gemeente Alkmaar doet er goed aan te kiezen voor concentratie en massa, en versnippering van kan-toorlocaties te vermijden. Voorkeur gaat uit naar multifunctionele locaties.
- Gemeente Alkmaar moet tot 2016 zorgen voor voldoende planvoorraad via ruimtelijke plannen.
- Gemeente en marktpartijen moeten doorgaan en (extra) investeren in de plannen voor en kwaliteit van Alkmaar Centraal Station.
- Station Alkmaar-Noord biedt perspectief voor kantoorontwikkeling.
- Gemeente Alkmaar moet naast de stationslocaties geconcentreerd inzetten op één of de twee locaties langs de ringweg.
- Het aanbod op beide type locaties (stations en ringweg) dient snel te worden verruimd om aan de grote directe vraag te kunnen voldoen.
Naast de beide stations en de bypass Boekelermeer/Kooimeerplein zijn nog meer locaties geschikt zijn voor kantoorontwikkeling. Aangekondigd wordt dat deze worden genoemd en vastgesteld in het kader van het gemeentelijk locatiebeleid.
Conclusie
In de kantorennota wordt de vraag naar kantoren en de taak van de gemeente Alkmaar om hierin te voorzien door te voorzien in planvoorraad geschikt voor kantoorontwikkeling onderstreept. De kantoorontwikkeling aan de Helderseweg zorgt voor extra aanbod aan kantoren en past daarom binnen het beleid van de Kantorennota. Onderhavige projectlocatie is één van de geschikte kantoorlocaties en wordt als zodanig vastgesteld in het locatiebeleid.
3.3.3 Structuurvisie
In de structuurvisie locatiebeleid wordt de projectlocatie beschouwd als een onderdeel van het bedrijven-park Viaanse molen. Het bedrijvenpark Viaanse molen heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een terrein met lichtindustriële activiteiten, kantoorvestiging en (maatschappelijke en commerciële) dienstverlening. De huidige locatie van Connexxion sluit naadloos aan bij het bedrijvenpark en komt met dit gebied overeen met betrekking tot de kenmerken, eisen en ligging. In de structuurvisie wordt voorzien dat het terrein zich in de toekomst verder kan ontwikkelen als gebied waar kantoren met en zonder baliefunctie zich kunnen vestigen. Ook onderwijs, zorgvoorzieningen, en hoogwaardige kleinschalige bedrijvigheid zijn hier mogelijk. Een menging met woonfuncties is volgens het locatiebeleid niet gewenst. Echter, zoals in hoofdstuk 2 reeds aangegeven, heeft het bestuur van de gemeente Alkmaar op basis van mogelijke toekomstige ontwikkelingen besloten woningbouw op onderhavige locatie voor de toekomst niet uit te sluiten en mogelijk te maken binnen een wijzigingsbevoegdheid.
Actualisatie scan Kantorenmarkt Alkmaar (juni 2007)
In aanloop op het locatiebeleid is een scan uitgevoerd door de Stec Groep. Onderdeel van deze scan is ook een advies geweest hoe kantoorlocaties ontwikkeld zouden moeten worden. Hierbij heeft Stec geadviseerd kantorenlocaties bij voorkeur multifunctioneel te ontwikkelingen. Daarbij kan worden gedacht aan een mix van dienstverlening (kinderopvang, vergadercentra, etc.), horeca, leisure (zoals fitness), etc. Daarnaast kan worden gedacht aan de vestiging van onderwijsinstellingen (zoals ROC’s). Multifunctionaliteit vergroot de levensloopbestendigheid en duurzaamheid van kantorenlocaties, bovendien zijn deze locaties op de langere termijn aantrekkelijker te transformeren.
Horeca
Het gemeentelijk locatiebeleid sluit aan op het horecabeleid. Het horecabeleid (zie §3.3.10) is dan ook maatgevend voor bestemmingsplannen. Vanuit het horecabeleid van de gemeente Alkmaar bestaan geen bezwaren tegen een vorm van horeca. Tevens past de functie op deze locatie binnen het provinciale locatiebeleid.
Kantoorgerelateerde detailhandel
Het komt vaak voor dat bij bedrijven in een beperkte vorm detailhandel wordt bedreven. Het gemeentelijk beleid ten aanzien van ondergeschikte detailhandel is dat tot een maximum van 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak een andere activiteit dan de hoofdactiviteit mag plaatsvinden voor zover deze een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit. Overigens geldt wel het vereiste dat het ondergeschikte karakter niet alleen blijkt uit het beperkte oppervlak ten opzichte van de hoofdactiviteit, maar ook uit het te verkopen product. Zelfstandige detailhandel is niet toegestaan. In de uitwerking van het Regionaal detailhandelsbeleid is er voor gekozen regionale detailhandelsstructuur optimaal te versterken. Hiervoor is het gewenst om detailhandel in beginsel in te passen in het centrum dat hier qua functie op aansluit. Hierin kan het argument voor branchering gevonden worden. Een detailhandelsvestiging in de vorm van een kantoorboekhandel annex copyshop is ruimtelijk goed inpasbaar in relatie tot de kantoorontwikkeling. Om onwenselijk detailhandel tegen te gaan, immers deze zijn meer wenselijk in het centrum ter versterking van de detailhandelsstructuur, is branchering te verantwoorden.
Fitness en aanverwante sport accommodaties
Het gemeentelijke locatiebeleid geeft aan dat het nieuwe provinciale locatiebeleid ook geldt voor vrijetijds-voorzieningen. Zo ook voor sportvoorzieningen. Vanuit het provinciale locatiebeleid bestaan geen bezwaren tegen een sportaccommodatie als recreatieve voorziening en aanvullende functie bij een kantorencomplex.
(Zorg)hotel
In 2004 heeft onderzoek plaatsgevonden naar hotels en pensions in Alkmaar. Gebleken is dat tot 2010 voorzichtig omgegaan dient te worden met uitbreiding van het hotelaanbod. Voor nieuw aanbod geldt dat dit voor een aantoonbaar substantieel deel een eigen markt moet creëren of eigen klanten moet meenemen (bijvoorbeeld casinohotel). Voor de langere termijn zijn drie locatie binnen de gemeente Alkmaar aangewezen die het meest geschikt zijn voor herontwikkeling. Hier maakt onderhavige projectlocatie geen deel van uit. De gemeente is op dit moment bezig met het aanpassen van het hotelbeleid. Een hotel op de projectlocatie is niet uitgesloten. De functie zal met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk kunnen worden gemaakt binnen dit bestemmingsplan. Kinderdagverblijf Het gemeentelijk locatiebeleid zegt niets over de mogelijkheid van een kinderdagverblijf als aanvullende ondergeschikte functie binnen een kantorencomplex.
Conclusie
De gebiedsgerichte kantoorontwikkeling is in overeenstemming met de structuurvisie Locatiebeleid.
3.3.4 Beleidsplan verkeer en vervoer, 2000/Kadernota duurzame bereikbaarheid
Beleidsplan verkeer en vervoer
Het Beleidsplan stelt voorwaarden op het gebied van verkeer en vervoer om het functioneren van het stedelijk verkeerssysteem te garanderen. De doelstelling van plan luidt dan ook “Het versterken van Alkmaar als complete en vitale stad met een hoogwaardig woon-, werk- en voorzieningencentrum voor de regio in het noordelijk deel van de Randstad, waarbij aandacht is voor leefbaarheid, bereikbaarheid, duurzaamheid en aantrekkelijkheid”. Het plan heeft een horizon tot 2010 en heeft als uitgangspunt om maatregelen tot 2005 vast te leggen. In 2005 heeft er een beleidsmatige evaluatie van het Beleidsplan Verkeer en Vervoer plaatsgevonden. De conclusie van deze evaluatie is dat er een nieuw beleidsplan verkeer en vervoer moet komen. Dit beleidsplan moet bestaan uit een kadernota en actieplannen. De kadernota, met de naam ‘Kadernota Duurzame Bereikbaarheid’, geeft een visie op hoe in de toekomst moet worden omgegaan met keuzen voor de bereikbaarheid van de stad. De actieplannen geven binnen die visie uitgewerkte maatregelen weer. Bij het maken van de nieuwe plannen voor de bereikbaarheid heeft de gemeente een aantal uitgangspunten gesteld: de stad moet economisch goed functioneren, de natuurwaarden behouden blijven en de leefbaarheid van de stad verbeterd. Binnen deze randvoorwaarden werkt de gemeente Alkmaar aan een goed bereikbare stad, zowel voor auto's, fietsers als voor het openbaar vervoer. De gemeente moet voor de toekomst dus een aantal keuzen maken. Specifiek voor de voorliggende ontwikkeling geldt dat in de Kadernota Duurzame Bereikbaarheid wordt uitgegaan van ontwikkelingen volgens het locatiebeleid.
Kadernota duurzame bereikbaarheid (KDB)
Het doel van het beleid in deze nota is de stad vanuit verkeer en vervoer zo veel mogelijk te faciliteren, zodat de stad hierdoor de mogelijkheid heeft om zich te versterken op woon- werk en voorzieningengebied. De kadernota heeft een blikveld tot 2020 met een grove doorkijk naar 2030, zodat in het kader van duur-zaamheid voor 2020 geen onomkeerbare keuzes worden gemaakt. De keuzes die gemaakt worden moeten langer houdbaar zijn dan tot 2020. De kadernota gaat wat betreft afbakening over het gehele gebied binnen de gemeentegrenzen en de buitenring. Naast het staande beleid en het Collegeprogramma 2006 - 2010 gaat de KDB uit van een belangrijk begrip: Duurzame bereikbaarheid. Hierin zijn drie belangrijke facetten van belang: de economie, de mensen en de natuur. De drie facetten beïnvloeden elkaar en stellen ieder hun eigen eisen aan de bereikbaarheid en aan de beschikbare ruimte in de stad. Door een goede balans te realiseren tussen de economie, de mensen en de natuur zal met in acht name van de gemeentelijke doelstellingen een duurzame bereikbaarheid ontstaan.
De opgave voor de KDB is het oplossen van de verkeerskundige knelpunten. Het basismodel 2020 berekent waar het verkeer zal gaan rijden als Alkmaar wel doorgaat met ontwikkelen van de stad, maar niets verandert aan de infrastructuur en de bereikbaarheid. Naar verwachting ontstaan er knelpunten in 2020. Een knelpunt betekent dat het verkeer op dat kruispunt niet kan worden afgewikkeld en er dus filevorming ontstaat. De knelpunten zijn te zien op het plaatje van de knelpuntenplot. Voor het autoverkeer is de opgave voor de Kadernota om de knelpunten in de figuur hieronder op te lossen, zodat er geen files ontstaan in 2020. Hierbij moet iedereen die een bestemming heeft in de stad natuurlijk bij zijn of haar bestemming moeten kunnen komen.

Uitsnede knelpuntenplot van het basismodel 2020 (de opgave voor de Kadernota)
Een groot deel van de knelpunten bevindt zich op de buitenring. In de stad zelf zijn drie zware knelpunten te zien. Verder is in de knelpuntenplot af te lezen dat veel knelpunten zich concentreren op de oost -west verbinding Bergerweg- Schermerweg. Dit zou betekenen dat deze gehele route te veel verkeer moet verwerken. Het gaat om een structureel probleem over een gehele route.
Uit de knelpuntenplot is af te lezen dat een middelzwaar knelpunt ontstaat op de kruising bij de projectlocatie. Middelzware knelpunten houden in dat op kruispunten met een cyclustijd tussen 100 en 120 seconden het verkeer niet altijd kan worden afgewikkeld. Het verkeer zal hier in de spitsen regelmatig vastlopen.
De doelen, uitgangspunten, wensen en (wettelijke) eisen zijn vertaald naar daadwerkelijke plannen. Omdat er meerdere mogelijkheden zijn om invulling te geven de doelen en wensen, zijn er twee verschillende plannen gemaakt. Een samenhangend plan wordt in de kadernota een stadsconcept genoemd. Het college heeft twee stadsconcepten geformuleerd, stadsconcept A “ringenmodel” en stadsconcept B “sectorenmodel”.
Essentie van het ringenmodel
In dit stadsconcept is er gekozen voor een knelpuntgerichte aanpak. Voor elk knelpunt is bekeken hoe dit het beste kan worden opgelost. Hierbij is er gewaakt voor het ontstaan van knelpunten op andere locaties doordat verkeer zich verplaatst door ingrepen op kruispuntniveau. Er is uitgegaan van de huidige wegen-structuur.
Essentie van het sectorenmodel
Het sectorenmodel is benaderd vanuit de structuur dat een stad ingedeeld is in een aantal sectoren. In dit concept zijn door middel van afsluitingen op de binnenring een drietal sectoren bedacht. Wanneer men van de ene naar de andere sector wil rijden, moet men via de buitenring.
De knelpuntenplot berekent welke knelpunten er in het ringenmodel en het sectorenmodel zullen zijn in 2020. Deze plots kunnen worden vergeleken met elkaar, maar ook met de knelpuntenplot van het basismodel 2020 om de effecten te kunnen beoordelen. Uit de plots blijkt dat geen knelpunt bestaat op de Helderseweg ter hoogte van de projectlocatie.
Conclusie
In de uitwerking van de onderwerpen verkeer en parkeren wordt aangesloten op het beleidsplan verkeer en vervoer en de kadernota duurzame bereikbaarheid. Door aan te sluiten op de plannen uit de kadernota kan het te verwachten knelpunt op de Helderseweg worden opgelost. Verwezen wordt naar §4.10.
3.3.5 Groenbeleidsplan Alkmaar, Groenbeleidsplan 2004-2014, januari 2004
Het groenbeleidsplan Alkmaar 2004-2014 bevat de hoofdlijnen van beleid voor de groenstructuur en het groenbeheer in deze periode. Groen - parken, groene verbindingen, bomen en plantsoenen – is essentieel voor de kwaliteit van de woon-, werk- en leefomgeving in Alkmaar. In het Groenbeleidsplan Alkmaar wordt gestreefd naar het beschermen en ontwikkelen van een heldere, stabiele, groene structuur.
Alkmaar streeft naar het in stand houden, ontwikkelen en creëren van een groene hoofdstructuur. De hoofdgroenstructuur heeft betekenis voor iedereen in de stad, voor sfeer, herkenning en voor het recreatieve gebruik, zoals wandelen, fietsen en verblijven. De hoofdgroenstructuur bestaat uit:
- parken en/of ecologische kerngebieden;
- groene lijnen;
- boomstructuur;
- historische landschappelijke lijnen;
- bermen, singels houtwallen e.d.;
- blauwe lijnen die bestaat uit het waternetwerk met oevers.
Het groenbeleid richt zich op het in stand houden van de essentiële waarden van deze hoofdstructuur. Deze waarden worden gevormd door de omvang, de aaneensluiting, de verdeling en de samenhang van de gebieden, de leeftijd en de resultaten van (langdurige) ontwikkelingprocessen. De hoofdgroenstructuur sluit aan op de omliggende landschappen in het buitengebied en op het regionale en provinciale beleid zoals de provinciale ecologische hoofdstructuur, de Groene- en Blauwe loper (HAL) de herinrichting Bergen-Egmond-Schoorl (BES) en het Otterplan.
Conclusie
De projectlocatie maakt in de huidige situatie geen onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur. Met de herontwikkeling wordt dan ook geen afbreuk gedaan aan deze structuur. De projectlocatie kent ook geen functie als zijnde ‘fijnmazig groen’. Elke kwalitatieve toevoeging leidt dan ook tot een verbetering van de groenstructuur. Met de ontwikkeling tot kantorenlocatie wordt het openbaar gebied groen ingericht. Daarmee krijgt het gebied een meer groen karakter dan nu het geval is. Met deze herinrichting wordt aangesloten bij het bovenstaande beleid en wordt er een groene aansluiting gevormd met de naastgelegen ‘blauwe lijn’, het Noord-Hollandskanaal.
3.3.6 Concept Boomstructuurplan
De gemeente Alkmaar streeft ernaar om de stadswegen te laten begeleiden door een sterke boomstructuur. Deze wens bestaat voor de Huiswaarderweg inclusief afrit. Ook bij de Helderseweg leeft de wens om door middel van een populierenlaan het monumentale beeld langs het kanaal te versterken. De populieren zullen op deze wijze de dominante richting versterken. De ontwikkeling van onderhavig kantorencomplex met aanvullende functies staat de voorgenomen wenselijke ontwikkeling van de bomenstructuur binnen de gemeente Alkmaar niet in de weg.
Conclusie
Onderhavig plan is niet in strijd met het concept boomstructuurplan.
3.3.7 Een waterplan voor Alkmaar (2002-2012)
Vanuit het besef dat integraal, duurzaam waterbeheer alleen kans van slagen heeft door een goede samen-werking, hebben de gemeente Alkmaar, de waterschappen Het Lange Rond, Groot-Geestmerambacht en het Hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen samen een plan opgesteld voor een gezond en goed werkend watersysteem.
Bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden zouden de waterschappen in een vroeg stadium ingeschakeld moeten worden. Hierdoor kan al vroeg in de planvorming rekening gehouden worden met het watersysteem van het gebied.
Visie op water en RO in Alkmaar
De visie Alkmaar, stad aan het water is opgesteld om een oplossing te vinden voor de wateropgave. De visie is gericht op het oplossen van de wateropgave én de ruimtelijke ontwikkelingen die in de komende jaren voor Alkmaar op stapel staan.
Maar niet alleen de wateropgave krijgt de aandacht in de visie. Er zijn ook ideeën gevormd hoe water kan bijdragen aan het imago en de beleving van de stad. Daarbij wordt gedacht aan waterfronten, waterpleinen, aan de uitbreiding van aan water gerelateerde natuur en het ontwikkelen van recreatieve structuren. De visie is richtinggevend voor stedelijke ontwikkelingen. Dat betekent dat bij stedelijke ontwikkelingen uitgegaan wordt van het oplossen van opgaven en benutten van kansen zoals aangegeven in de visie. Alleen dan kan worden gewaarborgd dat het watersysteem vóór 2015 op orde is.
Conclusie
Het Waterplan vormt een belangrijke basis voor de invulling en beoordeling van het wateraspect in onderhavig project. In §4.9 wordt het Waterplan specifieker uitgelicht, tevens met betrekking tot onderhavig project en komen de uitkomsten van het wateroverleg aan bod.
3.3.8 Bodembeleidsplan
Door middel van het bodembeleidsplan wil de gemeente Alkmaar inzicht geven in de beleidskeuzes die de gemeente maakt inzake haar taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot bodem. Dit betekent dat in dit beleidsplan uitsluitend de specifieke beleidskeuzes van de gemeente Alkmaar worden beschreven. Daar waar het landelijke beleid gevolgd wordt, wordt verwezen naar de betreffende beleidsnota’s. Het bodembeleidsplan kan dan ook niet los gezien worden van andere relevante landelijke beleidsnota’s. In onderstaand schema is dit weergegeven. Het beleidsplan is bedoeld voor alle betrokkenen (gemeente en derden) bij de bodemsanering en bodembeheer in de gemeente Alkmaar. Het betreft de gemeente als bevoegd gezag, als uitvoerder van bodemonderzoeken/bodemsaneringen/beleidsmatige aspecten en beoordelaar van milieu- en bouwvergunningen.

Het bodembeleid van Alkmaar sluit aan bij de bodembeleidsbrief van het Ministerie van VROM van 2003. Dit nationale bodembeleid kent de volgende uitgangspunten:
- Het beleid is gebiedsgericht;
- Het beleid is functiegericht;
- Enkel saneren daar waar de risico’s dat direct noodzakelijk maken (saneringscriterium), in andere gevallen aansluiten op de ruimtelijke dynamiek;
- Streven naar een verdere afstemming en integratie van de bodemregelgeving met ruimtelijke or-dening, hergebruik, woningwet en aanpak waterbodems.
- De gemeente Alkmaar heeft deze uitgangspunten als volgt vertaald:
- Bodemverontreiniging ten gevolge van puntbronnen:
- In 2009 zijn zoveel mogelijk verdachte locaties van de werkvoorraad onderzocht, dit voor zover het door het Rijk beschikbaar gestelde budget dit toelaat;
- Alle locaties met onaanvaardbare risico’s bij het huidige gebruik (de spoedeisende locaties) zijn voor 2015 gesaneerd/beheerst;
- Ernaar te streven, als onderdeel van de ruimtelijke ontwikkelingen, dat de overige niet spoedeisende gevallen van ernstige bodemverontreiniging geschikt zijn voor de beoogde bestemming en er in Alkmaar sprake is van een duurzame bodemkwaliteit en een duurzaam bodemgebruik. Een duurzame bodemkwaliteit betekent een bodemkwaliteit geschikt voor het beoogde gebruik.
- Het stimuleren van onderzoek en sanering op statische locaties door middel van bodemsaneringsubsidies (onder voorwaarden);
- Het actief stimuleren van de Bsb-regeling;
- Het stimuleren van bedrijven om gebruik te maken van de Bedrijvenregeling;
Diffuse bodemverontreiniging:
- De huidige bodemkwaliteit dient minimaal behouden te blijven;
- Een actueel gemeentedekkend beeld van de bodemkwaliteit als sturingsinstrument en informatiefunctie voor derden;
- Het (verder) ontwikkelen en in stand houden van een bodembeleidsplan en bodembeheerplan. De gemeente kiest ervoor om gebruik te maken van het overgangsbeleid Besluit bodemkwaliteit. Het bodembeheerplan en de bodemkwaliteitskaart zijn op 17 februari 2005 vastgesteld. De over-gangsregeling geldt tot 1 januari 2010. In deze overgangsperiode zal de gemeente de noodzake-lijke stappen nemen ter voorbereiding op de implementatie van het Besluit bodemkwaliteit.
- Aan initiatieven die genomen worden om in regionaal verband een gezamenlijk beleid inzake het Besluit bodemkwaliteit uit te werken zal door de gemeente worden meegewerkt.
Toetsing of sanering noodzakelijk is: diffuse bodemkwaliteit
Binnen de gemeente Alkmaar is bij overschrijding van de gebiedseigen kwaliteit en een concentratie bene-den de interventiewaarde geen saneringsnoodzaak (bijv. bij een onderzoek in het kader van de Bouwvergunning).
Conclusie
Het in deze paragraaf vermelde gemeentelijke bodembeleidsplan zal uitgangspunt zijn bij de beoordeling van de milieukundige bodemgesteldheid en –geschiktheid van de projectlocatie. Verwezen wordt naar §4.5.
3.3.9 Duurzaamheidsagenda
In de duurzaamheidsagenda zijn voor wonen, werken, publieke instellingen, openbare ruimte en verkeer, naar aanleiding van het energie en CO2-beleid, apart doelstellingen geformuleerd. Voor ‘werken’ wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande bedrijven en nieuwe bedrijven. Voor bestaande bedrijven wordt bij vergunningverlening de energiebesparing als specifiek onderdeel meegenomen. Voor nieuwe bedrijven moet niet alleen aandacht geschonken worden aan energiebesparing, maar ook aan een lagere energieprestatie in het algemeen. Bij duurzame energie kan gedacht worden aan actieve wind en zonneenergielocaties op bedrijventerreinen.
De gemeente is wettelijk verplicht om nieuwbouw te toetsen op het bouwbesluit en de daarin opgenomen Energie Prestatie eisen (EPC). De ambitie van de gemeente Alkmaar ligt wat betreft de EPC norm 10% onder het bouwbesluit. In mei 2009 is door de raad van de gemeente Alkmaar ingestemd met de klimaatagenda. Op het gebied van duurzaam bouwen wordt het beleid vereenvoudigd door gebruik te maken van het eenvoudigere instrument van de menukaarten duurzaam bouwen. De Milieudienst Regio Alkmaar (MRA) heeft in samenwerking met een aantal milieudiensten twee handige menukaarten ontwikkeld om duurzaam te kunnen bouwen- en verbouwen. De menukaarten maken duurzame afwegingen voor kleinschalige nieuwbouw toegankelijk. Ook is er nu eindelijk een goed toegankelijk instrument voor duurzame toepassingen in de bestaande bouw. De menukaarten zijn ontwikkeld voor situaties waar tot nu toe vrijwel geen duurzame of energie-efficiëntere mogelijkheden werden overwogen. De menukaarten zijn niet bedoeld als vervanging van het Nationaal pakket duurzaam bouwen, de Toolkit duurzaam bouwen, de Gemeentelijke Praktijk Richtlijn (GPR) of andere weegmethodes voor duurzaam bouwen. De menukaart biedt een aanvulling op het wettelijke bouwbesluit. De gemeente Alkmaar houdt het in de menukaart aangegeven hoogste niveau van duurzaamheid aan.
Tevens is met de klimaatagenda door de raad besloten in te zetten op een betere verhouding tussen ge-meente en marktpartijen door gezamenlijk op te trekken (o.a. in Paviljoen 2030, duurzame energiemarkt, groenwoning) om de klimaatproblematiek in de gebouwde omgeving aan te pakken.
Bij de verdere planuitwerking door de architect wordt zoveel mogelijk duurzaam ontworpen, bijvoorbeeld door in het gevelontwerp rekening te houden met de zon om snelle opwarming te voorkomen en waar haalbaar duurzame materialen toe te passen.
Conclusie
De intentie bestaat om invulling te geven aan de duurzaamheidsagenda. Echter, het duurzaam bouwen is sterk in ontwikkeling zodat de toe te passen maatregelen kunnen afwijken van hetgeen in de menukaart staat opgenomen, mits vergelijkbaar.
3.3.10 Horecabeleid
In de notitie over het horecabeleid in de gemeente Alkmaar zijn grenzen gesteld aan de horeca. De belang-rijkste randvoorwaarde is dat horeca-inrichtingen geen overmatige hinder veroorzaken voor de omgeving. De exploitatie van horeca dient zodanig te geschieden dat een combinatie met wonen en werken in goede harmonie mogelijk is.
De planologische “hoofdstructuur” van de horeca in Alkmaar wordt hierbij beschouwd als een historisch gegeven. De kwaliteit en de variatie van het horeca-aanbod wordt overigens voornamelijk bepaald door de creativiteit en het ondernemerschap van de uitbaters die opereren in de vrije markt waarin de lifestyle-trends (doelgroepen) en de economische conjunctuur een rol spelen. Hoewel de gemeente hier maar weinig invloed op heeft wil het waar mogelijk meewerken om ruimte te geven aan kwaliteit. De kerntaak van de gemeente ligt op het terrein van het stellen en bewaken van de wettelijke voorschriften en het beleid.
Beleid Buitengebied
De horecafunctie in het "buitengebied" (alles behalve het centrum) komt redelijk gespreid voor. Het beleid uit de vorige horecanota’s kan worden voortgezet. Per plangebied zal een afweging noodzakelijk zijn. Bij die afweging spelen de volgende uitgangspunten een rol:
- in of bij horeca dient terughoudend omgegaan te worden met het toelaten van nieuwe horeca;
- de horeca-functies zullen zoveel mogelijk in of bij bestaande buurtcentra gerealiseerd moeten worden; deze horeca-functies dienen een buurtfunctie te hebben (gedacht kan met name worden aan de categorieën II, III en IV)
- langs randwegen en uitvalswegen bestaat in beginsel de mogelijkheid om specifieke horecafuncties (wegrestaurants, hotels, bowlingcentra, sportcentra e.d.) te realiseren. Bij deze horecafuncties is de bereikbaarheid per auto en openbaar vervoer van belang (gedacht kan met name worden aan de categorieën I en III);
- op bedrijventerreinen moet in beginsel een mogelijkheid aanwezig zijn om restaurants te realise-ren welke in hoofdzaak een functie hebben voor het betreffende terrein. De betreffende bestemmingsplannen zullen uitsluitsel moeten geven over hetgeen is toegestaan. Gedacht wordt met name aan de categorieën III en IV. Deze categorieën zijn van toepassing op onderhavig project.
Categorie III (Restaurant/lunchroom)
Deze functie is sterk in het pand zelf gericht. De uitstraling naar buiten alsmede eventuele overlast zijn beperkt. Hoewel Alkmaar niet ontevreden hoeft te zijn over haar horeca-aanbod, is er nog een beperkte groei mogelijk van horecapanden. Uitbreiding van de restaurant-functie mag daar plaats vinden waar het een bijdrage levert aan het verblijfsklimaat. In algemene zin betreft dit de eerdergenoemde pleinenzones en enkele verbindingen hiertussen. Afhankelijk van onder meer de lengte van deze straten en de reeds aanwe-zige horeca-vestigingen zal de gemeente de toelaatbaarheid van horeca-categorie III en IV bepalen op maxi-maal 10% van de in de straat totaal aanwezige panden.
Categorie IV (Cafetaria/snackbar)
Deze functie heeft een belangrijke relatie met het winkelen en is dan ook te vinden in winkelstraten of in de nabijheid van winkelstraten. Het beslag op de openbare ruimte (opeenhoping publiek en afvalsresten) kan sterk worden teruggedrongen, door de eventuele loketfunctie verplicht minimaal 3 meter het pand in te laten gaan. Hierdoor kan in het pand op de consumptie gewacht worden. Cafetaria's en snackbars kunnen een aanvulling zijn op de winkelfunctie. Cafetaria’s en snackbars zijn in beginsel in elke winkelstraat in de binnenstad toelaatbaar. Wel dient dan in een winkelstraat de hoeveelheid categorie IV gemaximeerd te worden. In winkelstraten dient de winkelfunctie de meest belangrijke functie te zijn. Categorie IV dient daarom beperkt te blijven tot maximaal 10% van de in de straat totaal aanwezige panden. Ontnuchteringszaken (meestal shoarmazaken) behoren ook tot cat. IV. Hun aantal in de stad is gemaximeerd op negen.
Terrassenbeleid
Aantrekkelijke terrassen dragen bij aan de sfeer in de stad. Terrassen verlevendigen de stad en zorgen voor een gezellige sfeer gedurende het voorjaar en de zomerperiode. Een wildgroei is echter ongewenst. Met betrekking tot terrassen gelden de navolgende beleidsregels.
Algemene bepalingen
Voor het exploiteren van een terras is een vergunning op grond van de APV vereist. Als er sprake is van gebruik van gemeentegrond is de exploitant precario verschuldigd. Het exploiteren van een terras is in beginsel het gehele jaar toegestaan. Aan de vergunning zijn voorwaarden verbonden waaronder de oppervlakte en begrenzing van het terras. Op het terras zijn tappunten niet toegestaan. Ook het ten gehore brengen van versterkte muziek is niet toegestaan. De exploitant is verantwoordelijk voor de orde op het terras. Een exploitant kan geen recht doen gelden op zijn vergunning als de ruimte van het terras op last van de gemeente in gebruik wordt genomen voor een markt, kermis of evenement.
Plaatsen waar terrassen zijn toegestaan
De algemene regel is dat een terras mag worden geëxploiteerd op het direct aan de inrichting grenzende deel van de openbare weg, als die weg het karakter heeft van een voetgangersgebied en de beschikbare ruimte dit toelaat. Er moet voldoende ruimte zijn zodat het verkeer ongehinderd kan passeren. Hierbij geldt een ongehinderde doorgang voor voetgangers van 2.00 meter en 3.50 meter voor hulpverleners (brandweer, ambulance, politie). De beleidslijn is dan “Ja, tenzij”. Als het voorgaande niet het geval is dan geldt de lijn “nee, tenzij”. Daarvan is sprake als er geen ruimte is voor een terras, doordat de direct aangrenzende weg in gebruik is als (hoofd)wandelroute. Dan wordt kritisch gekeken naar de bestemming van het betrokken deel van de openbare weg, de functie die de grond vervult of moet vervullen, het gebruik dat in de praktijk van de grond wordt gemaakt, het karakter enzovoorts. De reden van deze beperking is dat alle burgers recht op gebruik van de openbare ruimte. Het voor commerciële doeleinden in exclusief gebruik geven van delen van de openbare ruimte aan een particulier, houdt per definitie inbreuk in op dat algemene gebruiksrecht van alle burgers. De gemeente wenst voldoende ruimte toegankelijk te houden voor algemeen gebruik. Voorts geldt bij de beleidslijn “nee, tenzij” dat er vanuit de horeca-inrichting “zicht” is op het terras. Dat betekent dat een terras bij de buren voor de deur in beginsel niet is toegestaan.
Inrichtingseisen
Het is toegestaan om binnen de terrasbegrenzing tafels, stoelen, parasols menuborden,windschermen en plantenbakken te plaatsen. Aan het terrasmeubilair worden kwaliteitseisen gesteld die passen in het kader van het Beeldkwaliteitsplan van de gemeente Alkmaar. De uitmonstering van het terras moet passen in de omgeving. Hierbij is te denken aan rotan meubilair of vergelijkend materiaal. Windschermen hebben een maximale hoogte van 1.50 meter waarvan de onderzijde 1 meter ondoorzichtig mag zijn. Behalve langs de grachten kunnen windschermen het gehele jaar blijven staan, mits het (voetgangers) verkeer hier geen hinder van heeft. Parasols zijn inklapbaar en niet verankerd in de grond. Reclame is alleen toegestaan op de onderzijde van de windschermen en op de parasols. Terrasvlonders zijn uitsluitend toegestaan op de Gewelfde stenen brug.
Terrasboten
Een terrasboot kan soms een beter alternatief bieden voor een of meer bestaande terrassen op de wal. In zulke gevallen zal de gemeente medewerking aan een terrasboot of watervlonder overwegen. Hierbij wordt in het bijzonder gelet op de scheepvaart, het woon- en leefmilieu, (verkeers) veiligheid en welstandelijke overwegingen.
Opslag en schoonhouden
Het terrasmeubilair dient op sluitingstijd van het terras opgeruimd te zijn. Als de opslag niet inpandig kan plaatsvinden, wordt het meubilair zo compact mogelijk opgeslagen binnen de terrasbegrenzing. Als het terras buiten het “meteorologische” terrassenseizoen niet meer feitelijk in gebruik is, dan dient de buitenopslag verwijderd te worden.
Conclusie
Met betrekking tot de aanvullende functie van horeca in het project wordt aangesloten bij de randvoorwaar-den uit het horecabeleid van de gemeente Alkmaar. Omdat de exacte invulling nog niet bekend is, wordt in dit bestemmingsplan de horecafunctie flexibel bestemd. Verwezen wordt naar hoofdstuk 7.
4 Haalbaarheid Bestemmingsplan
4.1 Inleiding
In het kader van een ‘goede’ ruimtelijke ordening moet het aantoonbaar zijn dat een nieuwe ontwikkeling, die afwijkt van het vigerend bestemmingsplan, uitvoerbaar is. Hiervoor moeten de milieutechnische gevolgen in beeld gebracht worden. In dit hoofdstuk worden per milieuaspect de gevolgen beschreven en de eventueel noodzakelijke onderliggende haalbaarheidsonderzoeken toegelicht.
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
Bij het realiseren van een nieuw gebruik wat afwijkt van het bestemmingsplan dient gekeken te worden naar de omgeving waarin de functie(s) gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:
- past de nieuwe functie in de omgeving?
- laat de omgeving de nieuwe functie toe?
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. Daarnaast is milieuzonering gericht op nieuwe ontwikkelingen. Milieuzonering is niet bedoeld voor het beoordelen van bestaande situaties waarbij gevestigde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies op minder dan de richtafstand van elkaar staan.
Met de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”[1] (het zogenaamde ‘groene boekje’) kan worden bepaald wat de gewenste richtafstand is tussen gevoelige functies en bedrijven in de omgeving. De maximale richtafstand is voor bedrijven met milieucategorie 6 en bedraagt 1.500 meter tot omgevingstype rustige woonwijk.

Bedrijventerrein Viaanse Molen
Aangezien de projectlocatie een bedrijventerrein is, waar kantoren en bedrijven gevestigd zijn, past het kantorencomplex met aanvullende functies horeca, kantoorgerelateerde detailhandel en sportaccommodatie in de omgeving. En aangezien er geen gevoelige bestemmingen zoals woningbouw in de nabije omgeving gelokaliseerd is, vormt het kantorencomplex geen belemmering voor de omgeving en laat de omgeving de nieuwe functie toe.
Conclusie
Milieuzonering vormt geen grond voor belemmering voor onderhavig project.
[1] VNG (16 april 2007) Bedrijven en Milieuzonering; handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspratijk.
4.3 Geluid
Wegverkeer
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op woningen niet de 48 dB mag overschrijden. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van alle wegen, met uitzondering van 30 km wegen, op een bepaalde afstand van de geluidsgevoelige functie(s).
De wet geluidhinder (Wgh en Bgh) kent de volgende geluidgevoelige bestemmingen:
- Woningen;
- Onderwijsgebouwen (een gymnastieklokaal maakt geen onderdeel uit van een onderwijsgebouw bij toepassing van de Wet geluidhinder);
- Ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- Verzorgingstehuizen;
- Psychiatrische inrichtingen;
- Medische Centra;
- Poliklinieken;
- Medische kleuterdagverblijven.
De Connexxionlocatie wordt omringd door de Huiswaarderweg, de Helderseweg en een op- en afrit. De wegen zijn vanwege het wegverkeerslawaai direct van invloed op de ontwikkeling van de Connexxionlocatie. Echter, aangezien een kantoor met aanvullende functies horeca, kantoorgerelateerde detailhandel en sportaccommodatie in het kader van de Wet en het Besluit geluidhinder niet aangemerkt worden als geluidgevoelige bestemmingen, is een procedure tot het verkrijgen van hogere grenswaarden geluid niet aan de orde.
Er zijn geen andere geluidsbronnen in de directe omgeving die van invloed zijn op het toekomstige gebruik van de gronden.

Uitsnede provinciale geluidskaart Noord-Holland
Het rapport[1] behorende bij de geluidbelastingkaart gaat in op de geluidsbelasting langs de provinciale wegen in de provincie Noord-Holland in 2006. Hiermee wordt invulling gegeven aan de Europese Richtlijn 2002/49/EG, inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (kortweg de Richtlijn omgevingslawaai). De Europese richtlijn is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Wet geluidhinder, hoofdstuk IX2. Hierin zijn drie nieuwe taken geformuleerd:
- het opstellen van geluidsbelastingskaarten
- het vaststellen van actieplannen
- informatie en communicatie
De karteringsverplichting in de 1e tranche geldt enkel voor de wegen met een intensiteit van meer dan 6 miljoen voertuigpassages per jaar. Deze selectie is weergegeven in bovenstaande uitsnede.
Op enkele locaties zijn schermen en/of geluidswallen aangelegd langs de provinciale wegen. Een overzicht van in de gemeente Alkmaar is weergegeven in onderstaande figuur.

Op grond van de verkeersintensiteiten uit het verkeersmodel worden berekeningen gemaakt van de geluidsbelasting in de stad. Voor de bepaling van de toe- en afname van de geluidsbelasting is uitgegaan van prominente wegvakken uit het verkeersmodel. Prominente wegvakken zijn wegvakken die opvallen in het verkeersmodel omdat zij bijvoorbeeld een hoge verkeersintensiteit hebben, de verkeersintensiteit erg gestegen is in een concept of omdat woningen erg dichtbij de weg staan. Uiteindelijk zijn er 38 wegvakken geselecteerd. Voor het ringenmodel en het sectorenmodel uit de Kadernota Duurzame Bereikbaarheid (§3.3.4) is een berekening van de geluidstoename en afname gemaakt. Deze berekeningen geven de verwachte geluidstoename of afname in 2020 weer ten opzichte van de situatie in 2006. Bij een toename van meer dan 1,5dB is de gemeente (of wegbeheerder) verplicht om extra maatregelen te nemen, indien de geluidstoename wordt veroorzaakt door een verandering aan de infrastructuur van de weg. Bij ongeveer 1,5dB kan de gemiddelde mens de geluidstoename net horen. Een toename van 3dB betekent rekenkundig een verdubbeling van het geluid en dit is voor de gemiddelde mens merkbaar. Bij een toename van 5 tot 10dB ervaart de gemiddelde mens een verdubbeling van het geluidsniveau. Uit de berekeningen blijkt dat in beide modellen geen knelpunt op het gebied van geluid bestaat ter hoogte van de projectlocatie.
Uit akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting in 2020 van de omliggende wegen op de Connexxionlocatie blijkt dat een hogere waarde procedure Wet geluidhinder moet worden gevoerd om woningbouw mogelijk te maken.
De geluidcontour van de Huiswaarderweg bedraagt 53dB(A) en is gelegen op een afstand van ca. 260 meter. Voor de resterende wegen is de geluidcontour 63 dB(A) met een bijbehorende afstand van ca. 70 meter. De Connexxionlocatie valt daarmee binnen de geluidcontouren van genoemde wegen en woningbouw is in beginsel niet mogelijk.
Als de geluidbelasting de voorkeurgrenswaarde (48dB(A) overschrijdt maar de hoogst toelaatbare waarde (53 danwel 63 dB(A)) niet te boven gaat, is de overschrijding na een afweging van mogelijke maatregelen toelaatbaar.
Dit betreft maatregelen als het aanbrengen van geluidsarm asfalt op de omliggende wegen, geluidschermen rondom het plangebied. Zonder het treffen van aanvullende maatregelen die het wegverkeerslawaai reduceren, is woningbouw slechts mogelijk als de gevels worden uitgevoerd als dove gevels (zonder te openen delen).
Het toepassen van geluidsarm asfalt is in deze situatie niet zinvol. De wegen worden namelijk gekenmerkt door veel bochten en veel optrekkend en afremmend verkeer. Het aanbrengen van geluidschermen rond de locatie kan voor de onderste bouwlagen een geluidsreductie realiseren. Daarbij wordt vooralsnog uitgegaan van een schermhoogte van 2,5 meter. Hierbij is echter nog geen rekening gehouden met de hogere ligging van de Huiswaarderweg. Voor woningbouw op de bovenste bouwlagen biedt een geluidscherm echter geen uitkomst.
Een uiterste mogelijkheid biedt de Interim-wet Stad en milieubenadering. Deze interim-wet kent de mogelijkheid om af te wijken van de milieunormen als eerdergenoemde maatregelen niet het gewenste effect sorteren. Onder voorwaarden kan middels een te voeren procedure via provincie en VROM worden afgeweken van de milieunorm.
Aangezien in eerste instantie geen geluidgevoelige functies worden toegestaan, is akoestisch onderzoek geen verplichting.
Alvorens gebruik kan worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid zoals beschreven in hoofdstuk 7 dient te worden aangetoond dat de gewijzigde functies voldoen aan de dan geldende regelgeving zoals opgenomen in de planregels.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het kantorencomplex met aanvullende functies horeca, kantoorgerelateerde detailhandel en sportaccommodatie. Bij de uitwerking van de aanvullende ondergeschikte functies en bij de uitwerkingsplan ten behoeve van woningbouwontwikkeling zal het aspect geluid opnieuw moeten worden belicht.
[1] dBvision (25 april 2007) Provincie Noord-Holland Geluidsbelastingkaart 2006.
4.4 Externe Veiligheid
De mogelijke risico’s van het optreden van een milieucalamiteit moeten bij het vaststellen van ruimtelijke plannen (Wro-procedures) inzichtelijk gemaakt worden. In het kader van dit bestemmingsplan wordt het aspect externe veiligheid nader onderzocht door de situatie externe veiligheid van het plangebied te beoor-delen aan de hand van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, buisleidingen en transportroutes.
4.4.1 Besluit externe veiligheid inrichtingen
Door de provincie Noord Holland wordt in het kader van externe veiligheid aangesloten op het landelijke beleid. De regelgeving omtrent Externe Veiligheid is geregeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Een ministeriële regeling is op 8 september 2004 in werking getreden waarin onder meer veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn aangegeven. Op 27 oktober 2004 is het BEVI inwerking getreden. Het BEVI legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het BEVI is opgesteld om de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven te beperken. Op meer dan 200 meter vanaf de grens plangebied ligt een LPG Tankstation aan de Huiswaarderweg. Het betreft een categoriale inrichting en daarmee is zowel het plaatsgebonden- als het groepsrisico niet relevant. Andere BEVI inrichtingen zijn niet in de nabijheid van het plangebied.
4.4.2 Buisleidingen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen wordt nieuw beleid ontwikkeld, dat zich in een vergevorderd stadium bevindt. Het huidige ruimtelijke beleid is beschreven in het Structuurschema buislei-dingen (1985) en in twee circulaires (voor hoge druk aardgasleidingen in 1984 en voor brandbare vloeistof-fen in 1991). Er wordt een nota Buisleidingen ontwikkeld ter vervanging van het Structuurschema buisleidingen en een AMvB ter vervanging van de circulaires. In de nabijheid van het gebied zijn geen buisleidingen met transport van aardgas en een druk hoger dan 16 bar aanwezig. Er hoeft daarom niet gekeken te worden naar het plaatsgebonden- en groepsrisico.
4.4.3 Transport
Voor de routering van gevaarlijke stoffen is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Gemeenten mo-gen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waar-over deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd (en daarbuiten dus niet). Redenen voor routering zijn bijvoorbeeld kwetsbare situaties zoals dichte bebouwing, de aanwezigheid van een ziekenhuis of de ligging van een waterwingebied. Voorwaarde is wel dat een door een gemeente aangewezen weg aansluit op het provinciale of rijkswegennet waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan.
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor heeft het Rijk normen vastgesteld in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Deze normen hebben nog geen wettelijke status. In een gezamenlijke circulaire met dezelfde titel van de ministeries VROM, V&W en BZK wordt de nota verder uitgewerkt.
Het Noordhollands Kanaal is weliswaar een mogelijke route voor het transport van gevaarlijke stoffen, echter uit een recente inventarisatie door de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord is gebleken dat er thans geen relevant transport over water plaatsvindt (rapport DHV jan 2008). In het concept basisnet water van het ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt het Noordhollands Kanaal aangemerkt als minder belangrijke vaarweg klasse II en hoger. De daarbij aangegeven maatregelen met betrekking tot ruimtelijke ordening zijn:
- Geen beperkingen voor bebouwing;
- Geen PBA, plasbrandaandachtsgebied;
- Geen groepsrisico verantwoording;
Over het spoor vindt geen transport van gevaarlijke stoffen plaats.
De Huiswaarderweg gelegen aan de zuidzijde van het plangebied is onderdeel van de route gevaarlijke stoffen Alkmaar. Met betrekking tot deze route gevaarlijke stoffen geldt het volgende:
- Volgens gegevens uit de Risico Atlas van het ministerie van VenW en het eerder genoemde DHV rap-port van de veiligheidsregio Noord-Holland Noord (VRNHN) is er in de regio Alkmaar echter geen sprake van een plaatsgebonden risico ten gevolge van gevaarlijk transport over de weg. Dit is ook in de toekomst niet zo snel te verwachten gelet op het beperkte aantal LPG transporten (PR=10-6).
- Het groepsrisico vraagt een aandachtsgebied van 200 meter vanaf de weg. Dit bestrijkt een groot deel van het plangebeid. Bij de ruimtelijke onderbouwing zal een verantwoording moeten worden afgelegd of een dergelijke toename acceptabel is. De VRNHN is hierbij wettelijk adviseur.
Conclusie
Door AVIV adviseurs is een onderzoek gedaan naar de externe veiligheid. Dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting toegevoegd. Door AVIV is het voornemen getoetst aan de normstelling externe veiligheid. De toetsing betreft het risico veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen over de Huiswaarderweg. De nieuwbouw komt gefaseerd tot stand. Het transport van gevaarlijke stoffen over de Huiswaarderweg leidt niet tot een plaatsgebonden risico groter dan de grenswaarde van 1.0 10-6 /jr. De normstelling externe veiligheid vormt daarmee geen belemmering voor de kantoorontwikkeling. Het groepsrisico bedraagt in de huidige situatie maximaal 0.077 keer de oriëntatiewaarde en leidt na reali-sering van fase 1 tot een nauwelijks berekenbare toename van het groepsrisico. Na realisering van fase 2 neemt het groepsrisico toe tot maximaal 0.081 keer de oriëntatiewaarde. De kantoorontwikkeling leidt dus tot een geringe toename van het groepsrisico. In het ambtelijk concept van het Besluit transportroutes externe veiligheid is aangegeven dat een uitgebreide verantwoording van een groepsrisico van deze omvang niet nodig wordt geacht. Wel dient nog nader te worden ingegaan op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De regionale brandweer wordt nog in de gelegenheid te worden gesteld hierover advies uit te brengen.
4.5 Bodem
Bij functiewijzigingen of een ander gebruik is de milieuhygiënische bodemkwaliteit van belang. De bodem moet geschikt zijn voor de nieuwe functie.
Uit verkennend bodemonderzoek[1] is gebleken dat er sprake is van een bodemverontreiniging. Om inzicht te verkrijgen in het verspreidingspatroon van drie verontreinigingen met minerale olie en om uitsluitsel te verschaffen in hoeverre twee van deze verontreinigingen onderling met elkaar verbonden zijn, is twee jaar later een aanvullend bodemonderzoek[2] uitgevoerd. Bij handhaving van het huidig gebruik zijn op korte termijn geen saneringsmaatregelen noodzakelijk. Voor het toekomstig gebruik zal echter een saneringsplan moeten worden opgesteld om aan te geven op welke wijze met de verontreiniging zal worden omgegaan. Dit saneringsplan wordt voorgelegd aan het bevoegd gezag ter beoordeling. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit zal voldoen aan de toekomstige gebruiksbestemming. De mate van sanering is afhankelijk van de nieuwe gebruiksfunctie.
Conclusie
Bodemsanering is noodzakelijk hiervoor wordt een saneringsplan opgesteld. Bepalend voor de mate van sanering zijn de vervolgfuncties welke op de locatie worden toegestaan. Voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het voldoende wanneer er zicht is op sanering van het plangebied.
[1] Grondslag B.V. (14 september 2006) Project 10842; Verkennend bodemonderzoek Helderseweg 55-57 te Alkmaar
[2] IDDS (28 augustus 2008) Rapport betreffende een aanvullend bodemonderzoek Helderseweg 55/57 te Alkmaar
4.6 Luchtkwaliteit
NSL
De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd (Stb. 2007, 414) en vervolgens is de wijziging op 15 november 2007 in werking getreden. Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Een belangrijk onderdeel van het instrumentarium is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), die op 1 augustus 2009 in werking is getreden. Binnen het NSL werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL kan pas in werking treden als de EU derogatie (verlenging van de termijn om luchtkwaliteitseisen te realiseren) heeft verleend.
Niet in belangrijke mate bijdragen aan
De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (amvb) en ministeriële regelingen die gelijktijdig met de ‘Wet luchtkwaliteit’ in werking treden. De belangrijkste zijn het “Besluit niet in belangrijke mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” en de “Regeling niet in belangrijke mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”. In deze laatste regeling zijn categorieën aangewezen waarvan op voorhand vaststaat dat zij niet in belangrijke mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor die categorieën een grens van 3% van de betreffende grenswaarde.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.
In december 2008 is een wijziging van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (RBL) in werking getreden. Met deze wijziging wordt het ‘toepasbaarheidbeginsel’ geïntroduceerd. Dit beginsel geeft aan op welke plaatsen de luchtkwaliteitseisen toegepast moeten worden: de werkingssfeer en de beoordelingssystematiek. Dit is een uitwerking van bijlage III uit de nieuwe Europese Richtlijn luchtkwaliteit (2008).
De belangrijkste gevolgen van de gewijzigde RBL zijn:
- geen beoordeling van de luchtkwaliteit op plaatsen waar het publiek geen toegang heeft en waar geen vaste bewoning is;
- geen beoordeling van de luchtkwaliteit op bedrijfsterreinen of terreinen van industriële inrichtingen (hier gelden de ARBO regels). Dit omvat mede de (eigen) bedrijfswoning. Uitzondering: publiek toegankelijke plaatsen; deze worden wél beoordeeld (hierbij speelt het zogenaamde blootstellingscriterium[1] een rol). Toetsing vindt plaats vanaf de grens van de inrichting of bedrijfsterrein, op een punt dat representatief is voor de luchtkwaliteit in een gebied van (minimaal) 250 bij 250 meter, gelegen langs de grens van het terrein van de inrichting of het bedrijfsterrein;
- geen beoordeling van de luchtkwaliteit op de rijbaan van wegen, en op de middenberm van wegen, tenzij voetgangers normaliter toegang hebben tot de middenberm;
- op een afstand van ten minste vijf kilometer van andere gebieden met bebouwing, van inrichtingen, van wegen waarvan per dag tenminste 50.000 motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 gebruik maken.
Op basis van het hierboven vermelde hoeft voor de oprichting van het kantorenpark de luchtkwaliteit niet beoordeeld te worden en hoeven geen luchtkwaliteitseisen toegepast te worden.
Plan van aanpak luchtkwaliteit Alkmaar
Bij de controle van de luchtkwaliteit van 2004 is geconstateerd dat de gemeente Alkmaar niet aan de normen van het Besluit luchtkwaliteit voldoet voor Stikstofdioxide (NO2) en Fijn stof (PM10). Op grond van dit resultaat heeft de gemeente Alkmaar conform het Besluit Luchtkwaliteit 2005 de verplichting op zich genomen om een plan van aanpak[2] op te stellen. Op grond van modelberekeningen is te verwachten dat op diverse wegen en verkeerspunten binnen de gemeente niet aan de normen kan worden voldaan. De belangrijkste wegen binnen de gemeente die woongebieden (op korte afstand) doorkruisen zijn de Provinciale wegen N242, N245, N508, de Rijksweg N9 en de gemeentelijke Huiswaarderweg. Verder zijn nog van belang de zogenaamde “binnenring” en de radiaalwegen tussen de ring en de binnenring. Er dienen maatregelen getroffen te worden om de luchtkwaliteit te verbeteren.
Doel van het Plan van aanpak is te komen tot een selectie van vastgestelde maatregelen:
- waardoor in 2010 aan de in het Besluit luchtkwaliteit gestelde luchtkwaliteitseisen wordt voldaan.
- waarmee de actuele knelpunten worden opgelost en verwachte knelpunten op de middellange termijn (2015/2020) worden voorkomen.
- waarmee in algemene zin de luchtkwaliteit verbetert in de gemeente Alkmaar en haar omgeving ten gunste van de leefbaarheid. (de gemeente Alkmaar richt zich bij haar maatregelen niet alleen op het halen van de normen, maar gaat verder en neemt ook de gezondheid van haar inwoners serieus).
Er zijn behoorlijke verschillen in luchtkwaliteit, die voor het overgrote deel worden veroorzaakt door het wegverkeer. De aanpak van de gemeente richt zich dan ook met name op verkeersmaatregelen en op haar eigen wagenpark. Uit het onderzoek naar de luchtkwaliteit binnen de gemeente Alkmaar in het jaar 2004 en 2005 blijkt dat de grenswaarden van NO2 en PM10 worden overschreden. Naast het wegverkeer ondervindt de luchtkwaliteit ook invloed van scheepvaartverkeer op het Noordhollands kanaal, activiteiten van inwoners en van industriële activiteiten.
Uit de onderzoeksgegevens blijkt dat de gemeten resultaten van stikstofdioxide en fijn stof op wegen rondom de planlocatie onder de geldende grenswaarden liggen in 2004. Bij de berekeningen voor een autonome ontwikkeling tot het jaar 2010 zijn berekende waarden voor het jaar 2004 als uitgangspunt genomen. Er is gerekend met een autonome ontwikkeling en toename van het wegverkeer, aanpassing van het stationsgebied, nieuwe kantoorlocaties en woningbouwprojecten. Hierbij is rekening gehouden met de bestemmingsplannen van de gebieden binnen de gemeente. De resultaten van de berekeningen tonen aan dat bij een autonome ontwikkeling de grenswaarden van NO2 en PM10 niet overschreden worden rondom de projectlocatie. Met doorvoering van maatregelen ter verbetering luchtkwaliteit geeft hetzelfde positieve resultaat met betrekking tot luchtkwaliteit rondom de projectlocatie.
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Met deze amvb wordt de vestiging van zogeheten ‘gevoelige bestemmingen’ in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer, dat via een amendement van de Tweede Kamer in de Wm is opgenomen.
Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in zo’n onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een ‘gevoelige bestemming’ niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo’n plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan. Er is steeds een koppeling met de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Overigens gaat het besluit uit van de huidige normen voor PM10 en NO2, en dus niet van tijdelijk verhoogde grenswaarden ten gevolge van mogelijke derogatie (toestemming van de EU om van een algemeen vastgestelde norm te mogen afwijken).
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In dit kader kan onderhavig project van kantoor met aanvullende functies horeca, kantoorgerelateerde detailhandel en sportaccommodatie als niet gevoelige bestemming worden aangemerkt en is het besluit niet van toepassing.
Alvorens gebruik kan worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid zoals beschreven in hoofdstuk 7 dient te worden aangetoond dat de gewijzigde functies voldoen aan de dan geldende regelgeving zoals opgenomen in de planregels.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het initiatief in overeenstemming is met de wet en regelgeving omtrent luchtkwaliteit.
[1] Dit criterium werd eerder al gebruikt bij de situering van meetpunten. Het blootstellingscriterium houdt in, dat de luchtkwaliteit alleen wordt beoordeeld op plaatsen waar een significante blootstelling van mensen plaatsvindt. Het gaat dan om een blootstellingsperiode, die in vergelijking met de middelingstijd van de grenswaarde (jaar, etmaal, uur) significant is. De toelichting van de gewijzigde RBL gaat in op de betekenis van dit blootstellingscriterium en het toepasbaarheidsbeginsel voor de praktijk.
[2] Gemeente Alkmaar (mei 2007) Plan van aanpak luchtkwaliteit Alkmaar en omgeving 2006-2010.
4.7 Flora En Fauna
In het kader van een bestemmingsplanwijziging moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige beschermde soorten zoals de Flora- en faunawet die geeft. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. Voorts moet bekeken worden of er effecten zijn op aangewezen gebieden zoals Vogel- en/of Habitatrichtlijngebieden.
Van der Goes en Groot heeft in het kader van de Flora- en faunawet een quick scan[1] uitgevoerd naar de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde flora en fauna in het plangebied in relatie tot de geplande nieuwbouw. Het onderzoek heeft bestaan uit een veldonderzoek. [1] Van der Goes en Groot (2008) Helderseweg 55-57 te Alkmaar; toetsing in het kader van de Flora- en faunawet.
4.7.1 Ligging ten opzichte van habitat- of vogelrichtlijnen
Onderstaande kaart toont aan dat de projectlocatie niet in of nabij een natuurbeschermingsgebied, vogel- of habitatrichtlijn gebied gelegen is. Gebiedsbescherming in het kader van de Natuurbeschermingswet is daarom niet aan de orde.

Uitsnede kaart natuurloket
De groene en natte gebieden vormen een raamwerk voor de natuur in de stad. Naast de eigen ecologische waarde dragen de natuurlijk ingerichte en beheerde gebieden sterk bij aan een gevarieerde natuurbeleving; de natuur dichtbij. De ecologische hoofdstructuur (EHS) in Alkmaar wordt gevormd door parken en nabij gelegen kerngebieden die met elkaar verbonden worden de ecologische verbindingszones (groene en blauwe lijnen). Het in stand houden, ontwikkelen en versterken van de ecologische kwaliteit is een speerpunt in het groenbeleidsplan[1]. In de uitwerking worden per kerngebied en verbindingszones natuurdoeltypes benoemd die houvast geven aan de inrichting, maatvoering en de ontwikkeling van een gebied. Andere functies zoals natuurgerichte recreatie en cultuurhistorie kunnen worden ingepast.
Buiten de EHS kan ook sprake zijn van natuurwaarden of –ontwikkelingsmogelijkheden, de ecologische waarde is hier ondergeschikt aan de functie en gebruik. Dit geldt ook voor onderhavig project.
Groen op bedrijventerreinen is vaak ondergeschikt aan de functionaliteit. Het groen op bedrijventerreinen heeft geen specifieke gebruiksfunctie maar dient vooral als aankleding en kijkgroen. Op enkele plekken in grotere zones zijn eventueel mogelijkheden voor een lunchwandelingetje en een luchtje scheppen. Voorzieningen hiervoor zijn kleine aantrekkelijke plekjes met bankjes. [1] Oranjewoud en gemeente Alkmaar (26 september 2005) Groenbeleidsplan Alkmaar.
4.7.2 Soortenbescherming
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescher-ming behoeven. Sinds de inwerkingtreding van de AMvB (2005) worden er drie categorieën beschermingsniveaus onderscheiden waarop het ontheffingsregime is gebaseerd. Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn.
Het door Van der Goes en de Groot uitgevoerde verkennend onderzoek geeft aan dat de projectlocatie in de huidige situatie grotendeels verhard is. Daarnaast vindt er intensieve bedrijvigheid plaats. Daarmee is de locatie weinig geschikt als habitat voor planten en dieren. Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde plant of diersoorten aangetroffen. Er bleken alleen enkele merels aanwezig te zijn. Eventuele werkzaamhe-den zouden buiten het broedseizoen moeten plaatsvinden of er moet aangetoond zijn dat er geen nesten aanwezig zijn of dat de werkzaamheden dusdanig zijn dat deze niet verstoord (kunnen) worden.
Conclusies en aanbevelingen:
- Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor vogels en algemeen voorkomende amfibieën. Tijdens het veldbezoek bleken enkele territoria van Merel aanwezig te zijn.
- Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen de werkzaamheden waarbij nesten kunnen worden verstoord buiten het broedseizoen plaats te vinden. Het betreft in het plangebied het slopen van gebouwen en het ruimen van struikopslag. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van maart tot en met juli. Als is aangetoond dat geen nesten in de gebouwen aanwezig zijn of dat deze door werkzaamheden niet worden verstoord, kan hier ook in het broedseizoen worden gewerkt.
- Op grond van de bevindingen in de quick scan is vervolgonderzoek naar beschermde soorten niet nodig.
Voor alle beschermde soorten (alle regimes) geldt de zorgplicht. Ten einde de zorgplicht na te leven kan men voorafgaand aan de werkzaamheden de volgende praktische richtlijnen hanteren:
- Verstorende werkzaamheden zoals het kappen van bomen en struiken dienen buiten het broedsei-zoen plaats te vinden om verstoring van broedvogels te voorkomen. Het slopen van gebouwen dient ook buiten het broedseizoen te gebeuren behalve als kan worden aangetoond dat hier geen nesten aanwezig zijn of dat de werkzaamheden dusdanig zijn dat deze niet verstoord (kunnen) worden. Het broedseizoen loopt ruwweg van maart tot en met juli.
- Alle aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) kan gefaseerd verwijderd worden. Dit geeft bodembewonende dieren de kans om in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten.
4.8 Archeologie
Door de ondertekening van het Verdrag van Malta (Valletta, 1992), dat vertaald is in de wet op de archeologische Monumentenzorg, heeft Nederland zich verplicht tot het beschermen van het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologische erfgoed waar mogelijk te behouden. Bij nieuwe ontwikkelingen moet derhalve onderzocht worden of sprake is van archeologische waarden. Als archeologische waarden aanwezig zijn,
zal moeten worden bepaald hoe hier mee om te gaan.
De rijksnota Belvédère was voor de Provincie Noord-Holland de aanleiding om een cultuurhistorische waardenkaart (CHW-kaart) op te stellen en komt voort uit de wens om verantwoord om te gaan met cultuurhistorische waarden bij alle nieuwe plannen op het gebied van infrastructuur, woningbouw, groengebieden en bedrijventerreinen.
Archeologische, historische- bouwkundige of historisch-geografische elementen en structuren die op de CHW-kaart voorkomen zijn door de provincie ingedeeld in 3 waarderingsniveaus:
- van waarde;
- van hoge waarde;
- van zeer hoge waarde.
Als een element of structuur op de kaart is opgenomen is daar altijd een grondig onderzoek aan vooraf gegaan, waarbij getoetst wordt aan specifiek voor dit doel vastgestelde criteria. Het gaat hierbij om kenmerkendheid, gaafheid, zeldzaamheid en samenhang.
Het is de bedoeling dat de CHW-kaart een bron van inspiratie gaat vormen voor ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwerpers en vormgevers, (landschaps)architecten en stedenbouwkundigen kunnen uitgedaagd worden het verleden in eigentijdse vorm te laten herleven, of historische processen door te trekken naar de toekomst.
De projectlocatie is op de Cultuurhistorische waarden kaart van de provincie Noord-Holland niet gekarteerd. De Westfriese Omringdijk ten oosten van de projectlocatie is aangegeven als een archeologische lijn van grote waarde.
Op de Indicatieve kaart archeologische waarden is de project locatie wel gekarteerd. Op deze kaart is het projectgebied aangeduid met een middelhoge trefkans. Deze middelhoge trefkans brengt met zich mee dat mogelijk verkennend archeologisch onderzoek vereist is.
Het bovenstaande is besproken met de gemeentelijk archeoloog. Op basis van de bij de gemeente bekende gegevens en de verwachte minimale archeologische trefkans is nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Conclusie
Verkennend archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. Tijdens de bouw geldt de reguliere zorgplicht zoals opgenomen in de wet.
4.9 Water
In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst waterbeleid 21e eeuw (WB’21) ondertekend. Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de “watertoets”: de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het watersysteem. Ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten. Initiatiefnemers van ruimtelijke plannen moeten in een vroegtijdig stadium van het planvormingsproces de waterbeheerder(s) betrekken. De initiatiefnemer vraagt de waterbeheerder(s) om een wateradvies in de vorm van een watertoets. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van het overleg opgenomen. Op basis van de watertoets zal de waterbeheerder Keurontheffing en, indien nodig, een Wvo-vergunning (Wet verontreiniging oppervlaktewater) verlenen.
4.9.1 Europese Kaderrichtlijn Water (2000)
De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Voor oppervlaktewater en grondwater betekent dit dat een goede ecologische toestand en een goede chemische toestand bereikt moet worden.
4.9.2 Beleid gemeente Alkmaar en Waterschap
Het waterplan Alkmaar [1] is gezamenlijk door de gemeente Alkmaar en de rechtsvoorgangers van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (Waterschap Het Lange Rond, Waterschap Groot-Geestmerambacht en Uitwaterende Sluizen) opgesteld. In december 2002 is het plan bestuurlijk vastgesteld en met een samenwerkingsovereenkomst bekrachtigd. Sindsdien zijn beide partijen bezig met de uitvoering van het plan.
Het doel van het plan is te komen tot of het scheppen van randvoorwaarden voor een aantrekkelijk, veilig en gezond watersysteem nu en in de toekomst. Thema’s in het plan zijn dan ook veiligheid vanuit waterkwantiteit en waterkwaliteit, duurzaamheid, beleving, recreatie, migratie, etc.
Thema’s zijn uitgewerkt in uitvoeringsprogramma’s met maatregelen en afspraken die binnen een afgesproken periode uitgevoerd moeten worden. Door gezamenlijk afspraken te maken komen deze thema’s het best tot hun recht. Belangrijk nevendoel is om de doelstellingen zoveel mogelijk te bereiken tegen de laagst maatschappelijke kosten.
De beheersaspecten en de onderhouds- en baggerwerkzaamheden zijn uitgewerkt in aparte plannen. Dit Beheer- en onderhoudsplan en het Baggerplan maken onderdeel uit van het waterplan.
Het plan is in de uitvoeringsfase. Het maatregelpakket is divers in complexiteit en grootte. Het voorkomen van overstorten, lozen van rioolwater op het oppervlaktewater bij hevige regen, is vrijwel klaar. Daarvoor zijn ook enkele nieuwe gemalen gebouwd. Voor de opvang van regenwater leggen wordt extra waterberging aangelegd, onder andere in de Rekerhout en Bergermeerpolder.
Een maatregel met veel invloed op de ruimtelijke en waterkwaliteit van het water, is het aanleggen van zogenaamde ‘natuurvriendelijke oevers’ op zorgvuldig geselecteerde plaatsen. Dit zijn oevers waarin de overgang van land naar water geleidelijk is, zodat allerlei oever- en waterplanten hier kunnen groeien. Dit komt de kwaliteit van het water en de beleving van het water ten goede, zonder dat dit ten koste gaat van veiligheid.
De basis voor het Gemeentelijk rioleringsplan Alkmaar [2] wordt onder meer gevormd door het Waterplan Alkmaar 2002-2012. Het gemeentelijk rioleringsplan beschrijft de doelen en eisen voor onze gemeentelijke zorgplichten op het gebied van afvalwater, hemelwater en grondwater; en geeft een overzicht van de maatregelen die nodig zijn om deze doelen te realiseren. Naast de strategie voor de lange termijn, bevat het plan een concreet maatregelenprogramma voor de periode 2009-2013, inclusief een kostenraming en planning. Met het plan geeft de gemeente Alkmaar invulling aan haar formele wettelijke taken op het gebied van water, zoals deze zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer en de Wet op de waterhuishouding.
Het beleid voor stedelijk water geeft het beleid en/of randvoorwaarden aan voor de manier waarop de gemeente invulling geeft aan haar zorgplicht op het gebied van afvalwater, hemelwater en grondwater.
In algemene zin staat de gemeente voor een doelmatige inzameling en transport van het water waar zij zich van wil ontdoen, naar een geschikt lozingspunt. Daarnaast worden ongewenste emissies naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater voorkomen. Ook wordt overlast voor de omgeving voorkomen. Dit betekent het volgende voor de drie zorgplichten:
Voor het afvalwater
Het afvalwater dat binnen het gemeentelijk gebied wordt geproduceerd, wordt doelmatig ingezameld. Daarvoor is de gemeente Alkmaar met het HHNK een intensieve samenwerking aangegaan. Samen beheren het hoogheemraadschap en de gemeente de afvalwaterketen op een maatschappelijk verantwoorde en duurzame manier. Ook wordt deze op maatschappelijk verantwoorde en duurzame manier ingericht. Met de afvalwaterketen wordt bedoeld het inzamelen, transporteren en zuiveren van afvalwater. Verder wordt ernaar gestreefd waterkwaliteitsproblemen als gevolg van overstorten op te lossen. Ook worden overstorten uit de riolering teruggedrongen.
Voor het hemelwater
Afvalwater en schoon hemelwater wordt gescheiden. Dit wordt ondermeer door het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering gedaan, zodat voorkomen wordt dat relatief schoon regenwater zich mengt met het afvalwater en wordt afgevoerd naar de zuivering. Alleen het regenwater, dat zodanig verontreinigd is dat het niet mag of kan worden gebruikt voor de lokale waterhuishouding, wordt afgevoerd via het vuilwaterstelsel. Verder wordt het hemelwater afgekoppeld van het gemengde rioolstelsel. Dit wordt gedaan in de oudere wijken in Alkmaar.
Omdat het veel te kostbaar is om alle oude rioolstelsels op korte termijn te vervangen door systemen waarin vuil en schoon water gescheiden blijven, worden straatkolken en regenpijpen bij voorkeur afgekoppeld als de riolering aan vervanging toe is. Of als er stadsvernieuwing plaatsvindt. Hierdoor kunnen de kosten van het afkoppelen en de overlast hiervan voor bewoners zo veel mogelijk beperkt worden.
Voor het grondwater
In beginsel is de perceeleigenaar verantwoordelijk voor de ontwatering. De gemeente zorgt ervoor dat de ontwatering van het openbaar gebied goed geregeld is en dat er geen structureel nadelige gevolgen zijn voor bebouwing en andere bestemming als gevolg van te hoge grondwaterstanden. Vaak zijn grondwaterproblemen van dien aard dat de individuele eigenaar het probleem niet alleen kan oplossen. De gemeente voelt zich in dergelijke gevallen verantwoordelijk om het probleem (mede) te verhelpen. Dat kan door het onderzoeken van de oorzaak van het probleem, en waar nodig, door het aanleggen van drainage. In verband met de zorg voor het grondwater, komt er een loket voor burgers en bedrijven waar zij terecht kunnen met al hun klachten en vragen over grondwater.
[1] Gemeente Alkmaar en hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (December 2002) Waterplan Alkmaar 2002-2012.
[2] Nelen en Schuurmans (april 2008) Gemeentelijk rioleringsplan Alkmaar 2009-2013; uitwerking van de gemeentelijke watertaken op het gebied van afvalwater, hemelwater en het voorkomen van grondwateroverlast.
4.9.3 Water in relatie tot plangebied
Door de initiatiefnemer is vroegtijdig overleg gevoerd met de waterbeheerder door het aanleveren van het ‘waterformulier’. Op basis van het verzoek heeft het hoogheemraadschap een wateradvies [1] opgesteld, dat als basis heeft gediend voor de verdere uitwerking van het wateraspect binnen het project.
Algemeen
Het plangebied ligt in de polder Bergermeer, in peilgebied 04090-02 met een zomerpeil van -1,15mNAP en winterpeil van -1,20mNAP. Dit gebied watert af in noordwestelijke richting, langs de Havinghastraat en het Sluispolderpad naar de hoofdwaterloop langs de Steve Bikoweg/ Provinciale weg. De waterloop voert het water verder af in zuidelijk richting naar het gemaal Bergermeer. Hier wordt het water uitgeslagen op de Ringvaart van de Bergermeer die deel uitmaakt van de Schermerboezem. Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich het Noordhollands Kanaal dat eveneens deel uitmaakt van de Schermerboezem. Het streefpeil in de boezem bedraagt -0,50 mNAP. Tussen het plangebied en het Noordhollands Kanaal ligt een regionale boezemwaterkering.
Waterkwantiteit
In het project is geen sprake van een toename van de verharding. Wel zal er ca. 3000 m2 water worden gegraven. In de toekomst zal het water in Alkmaar door het hoogheemraadschap worden onderhouden. Teneinde dit onderhoud goed te kunnen uitvoeren zullen de waterlopen aan de minimumeisen voldoen: breedte minimaal 6.00m, diepte minimaal 1,00m. Verder zal er worden gezorgd voor een plek waar een maaiboot te water gelaten kan worden en een plek waar slootvuil gelost en opgehaald kan worden door een vrachtwagen.
Riolering
In relatie tot het watersysteem is ook het in het plangebied aanwezige rioleringssysteem van belang. In het project wordt ernaar gestreefd om (schoon) regenwater eerst zoveel mogelijk plaatselijk te bergen en vervolgens (gescheiden) af te voeren naar het oppervlaktewater. Het plangebied ligt direct aan het open water. Hier zal het dakwater op worden afgewaterd. Hierbij wordt kritisch gekeken naar de toepassing van uitloogbare materialen.
De aanleg van een binnentuin op het parkeerdek geeft de mogelijkheid om regenwater vast te houden. Wellicht zijn er ook mogelijkheden om regenwater gedeeltelijk op te slaan als watervoorziening voor de binnentuin in de droge periode.
Het water dat op het parkeervlak zelf terecht komt zal op verzoek van het hoogheemraadschap middels een kolk worden afgevoerd naar de zuivering. De hoeveelheid water dat op het parkeervlak terecht komt zal overigens beperkt zijn, omdat de garage beschermd is tegen inregenen.
Waterkering
Het plangebied is direct gelegen naast een regionale waterkering. De kernzone van deze kering wordt begrensd door de (westelijke) kant van de bestrating van de Helderseweg. De beschermingszone van de waterkering strekt zich globaal uit tot 50 meter ten westen van dit punt. Daarmee bevindt het plangebied zich deels in de beschermingszone van de waterkering en is de keur van het hoogheemraadschap van toepassing. Voor de keurontheffingsaanvraag voor bouwwerken en –activiteiten in het plan is het van belang dat wordt aangegeven dat de waterkering in de nieuwe situatie voldoet en blijft voldoen aan de toetsingscriteria van het hoogheemraadschap. Wellicht is een stabiliteitsonderzoek hiervoor nodig.
Conclusie
Door de initiatiefnemer is op 12 augustus 2009 overleg geweest met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Naar aanleiding van dit overleg heeft de waterbeheerder op 15 augustus 2009 schriftelijk reageert op het plan. Deze reactie is al bijlage opgenomen bij dit bestemmingsplan. Door de waterbeheerder is aangeven dat er geen sprake is van een toename van verharding. Compensatie is daarmee niet vereist. Het plan voorziet wel in een waterpartij .
Hemelwater dient zoveel mogelijk op locatie opgevangen te worden en deze vervolgens gescheiden af te voeren naar het oppervlakte water. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van de nabij gelegen watergang. In het bouwplan wordt dit aspect meegenomen. Gezien de ligging nabij de waterkering is ontheffing van de keur noodzakelijk is voor de gewenste ontwikkeling. Deze noodzakelijke ontheffing kan naar alle waarschijnlijkheid worden afgegeven. De beoogde waterpartij kan aangelegd worden indien geotechnisch dit geen belemmeringen met zich meebrengt. Nieuwe bebouwing moet op minimaal 5 meter uit de waterkering blijven.
Voor de aan te leggen parkeergarage dient onderzocht te worden of infiltratie van hemelwater tot de mogelijkheden behoort. [1] Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (15 augustus 2008) Brief: Watertoets Helderseweg 55-57, registratienummer 08.22065
4.10 Verkeer En Parkeren
Verkeerskundig onderzoek
Om inzicht te verkrijgen in de verkeerskundige consequenties van deze ontwikkeling is ten behoeve van het project Helder door Grontmij in opdracht van TSP en in overleg met de afdeling verkeer een verkennende verkeerskundige studie uitgevoerd. De input van verkeersgegevens zijn verzorgd door de afdeling verkeer van de gemeente Alkmaar. Grontmij is gevraagd om met behulp van een verkeersmodel de verkeerseffecten in beeld te brengen. Hierbij is rekening gehouden met de meest optimistische fasering. In 2012 moet fase 1 (bestaande uit 15.000 m2) gereed zijn en in 2015 is fase 2 (ook bestaande uit 15.000 m2) gereed. Om de invloed van de gefaseerde ontwikkeling en de realisatie van 30.000 m2 bvo kantoren te kunnen bepalen is bij elke simulatie een vergelijk gemaakt tussen een situatie zonder ontwikkeling en een situatie waarbij de ontwikkeling gefaseerd is gerealiseerd. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat ook zonder deze kantoorontwikkeling, uitgaande van de be-staande situatie en een autonome mobiliteitsgroei van 2% op middellange termijn (rond 2015) aanpassing van het wegennet is vereist om de verkeersstromen op acceptabele wijze te kunnen verwerken. De ontwikkeling van de 30.000 m2 bvo kantoorruimte heeft nagenoeg geen invloed op de effecten van de autonome groei. Dit neemt niet weg dat er, op lokaal niveau, een oplossing voor de verkeersafhandeling moet worden gezocht. Deze worden aangedragen in de hoofdstuk 3 genoemde Kadernota Duurzame Bereikbaarheid. Verder heeft het onderzoek aangetoond dat de realisatie van fase 1 zonder ingrijpende maatregelen kan worden gerealiseerd. De verkeerslichtinstallaties zullen dan wel aan de te verwachten extra verkeersstromen moeten worden aangepast. Naar aanleiding van deze uitkomsten heeft de afdeling verkeer aangegeven met de ontwikkeling en realisatie van fase 1 bestaande uit 15.000 m2 bvo kantoorruimte te kunnen instemmen. Fase 2 is
mogelijk gezien de nog te treffen maatregelen als gevolg van de autonome groei van het (auto-)verkeer.
Parkeren
Alle geparkeerde auto’s zijn aan het zicht ontrokken onder een binnenplaats. Voor sterk stedelijke gebieden in de rest van de bebouwde kom (buiten het centrum en de schil/ het over-loopgebied van het centrum) geldt, volgens het Crow , een minimale parkeernorm van 1,2 en een maximale parkeernorm van 1,9 parkeerplaats per 100 m2 bvo. In de uitwerking van het aantal parkeerplaatsen is uitgegaan van de gemeentelijke parkeernorm. Deze bedraagt 1,7 parkeerplaats/100m² BVO, en is vergeleken met de Crow norm marktconform te noemen. Hiermee is de parkeervoorziening voor het kantoorcomplex met aanvullende functies horeca, kantoorgerelateerde detailhandel en sportaccommodatie voldoende gewaarborgd. Middels een bepaling in de planregels is de parkeernorm geborgd.
Terugdringen autoverkeer
Uitgangspunt voor het provinciaal beleid is om met bezoekers- /gebruikersintensieve functies waar mogelijk aan te sluiten op het bestaande OV-netwerk. Op deze wijze wordt het gebruik van het openbaar vervoer gestimuleerd en een reëel alternatief geboden voor de auto. Het toevoegen van 30.000m2 bvo aan kantoren leidt per definitie tot een toename van het autoverkeer. Om deze toename zoveel als mogelijk te beperken is de aanwezigheid van een goede openbaar vervoerlijn nood-zakelijk. Op zeer korte afstand van de projectlocatie is een halte van de lijnen 151, 157, 210, 606 en 651 aanwezig. Met name tijdens de file zal de bus op dit traject een aantrekkelijk alternatief zijn voor de auto. Langs de route zijn bushaltes met digitale reizigersinformatie, bijvoorbeeld over de eerstvolgende bussen. Met de aanwezigheid van deze hoogwaardige openbaar vervoer route in de directe aanwezigheid van de projectlocatie is openbaar vervoer een goed alternatief naast het gebruik maken van de auto.
Conclusie
Door de aanwezigheid in de directe omgeving van een halte wordt uitvoering gegeven aan het zoveel als mogelijk terugdringen van het autoverkeer. Met toepassing van de parkeernorm van 1,7 per 100 m2 bvo wordt ruim voldaan aan de vereisten met betrekking tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Beleidsmatig is er sprake van een overgangssituatie van ‘oud’ beleid naar ‘nieuw’ beleid. Uitgaande van de uitgangspunten welke geformuleerd zijn voor het opstellen van het nieuwe vervoersbeleid kan gesteld worden dat het nieuwe beleid erop gericht is dit soort ontwikkelingen mogelijk te maken De ontwikkeling draagt bij aan het economisch goed functioneren van de stad en de bereikbaarheid, zo blijkt uit het onderzoek van Grontmij, verslechtert niet als gevolg van de kantoorontwikkeling. Conclusie van de afdeling verkeer is dat de bestemmingsplanprocedure voor 30.000 m2 bvo kan worden doorlopen en dat de 30.000 m2 bvo kantoren en aanvullende ondergeschikte functies kunnen worden ontwikkeld.
5 Economische Uitvoerbaarheid
Volgens de Wro afdeling 6.4 moet een gemeente bij het voornemen voor een bouwplan een grondexploitatieplan vaststellen. Wanneer een bestemmingsplan wordt opgesteld voor het bouwplan kan de gemeenteraad beslissen geen exploitatieplan vast te stellen. Zij moet dit als expliciet besluit aangeven in het bestemmingsplan. Tevens moet gemotiveerd worden dat aan alle voorwaarden van artikel 6.12 van Wro is voldaan. Dit houdt in dat de financiële onderbouwing van het plan anderzijds verzekerd is, er geen noodzaak is voor fasering, en er geen nadere eisen of regels gesteld behoeven te worden.
Het project wordt gerealiseerd op gronden welke niet in eigendom zijn van de gemeente. Het initiatief wordt gerealiseerd door Thunnissen Noord Ontwikkeling. Plankosten en haalbaarheidsonderzoeken zijn betaald door de initiatiefnemer. Anders dan eventuele planschade zijn er geen gemeentelijke kosten aan te wijzen.
Om inzicht te krijgen in de economische uitvoerbaarheid is een risicoanalyse planschade
[1]
uitgevoerd. In de risicoanalyse planschade is geconcludeerd dat het aannemelijk is dat ten gevolge van de onderhavige planologische mutatie geen schade in de vorm van waardevermindering van eigendom zal optreden welke voor tegemoetkoming ex artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening in aanmerking komt. Zekerheidshalve is wel door gemeente Alkmaar met de initiatiefnemer een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten. Deze wordt tevens aangemerkt als een anterieure overeenkomst.
Conclusie
Voor de gemeente Alkmaar zijn er geen kosten aan dit initiatief. Eventuele planschadekosten zijn middels een overeenkomst afgewenteld op de initiatiefnemer. Een exploitatieplan zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening is derhalve niet noodzakelijk.
Door Thunnissen ontwikkeling Noord BV is in voldoende mate de uitvoerbaarheid aangetoond.
[1]
Servicebureau Planschaderecht B.V. (23 februari 2009) Risicoanalyse planschade project Helder te Alkmaar.
6 Maatschappelijke Haalbaarheid
6.1 Participatietraject
De verplichting om inspraak te verlenen op een bestemmingsplan, zoals dat was geregeld in artikel 6a WRO, is geschrapt. Hiermee is de verplichting komen te vervallen, maar niet inspraak als zodanig. Gezien de ruimtelijke impact van het plan is gekozen een participatietraject te volgen.
De ruimtelijke uitwerking van het plan, de ruimtelijke onderbouwing en haalbaarheidsonderzoeken zijn inhoudelijk gemaakt in de vorm van de Kadernota. Op 25 februari 2009 heeft een informatieavond plaatsgevonden met de insteek omwonenden en andere participanten (Overleg Stadsontwikkeling Alkmaar (OSA), Molenstichting Alkmaar e.o. en bedrijfsvereniging Viaanse Molen) over de kantoorontwikkeling Helder aan de Helderseweg te informeren. Het verslag van deze informatieavond is opgenomen in de bijlagen van dit bestemmingsplan.
Tijdens de informatieavond van 25 februari 2009 heeft de molenaar en de eigenaar, het Hoogheemraad-schap in een reactie bevestigd dat er juridisch geen mogelijkheden bestaan de windvang buiten een straal van 400 meter te beschermen. Tevens bericht de molenaar dat hij meer last gaat krijgen van een aantal grote bomen die westelijk staan ten opzichte van de molen dan van de nieuwe kantoorpanden.
Het verslag van de participatie bijeenkomst is als bijlage opgenomen.
6.2 Overleg
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro. In het kader van het overleg als bedoeld in 3.1.1 Bro is de Kadernota voorgelegd aan diverse overlegpartners, waaronder de Provincie Noord-Holland, inspectie VROM en het Waterschap. Inhoudelijk zijn er geen opmerkingen op het plan gemaakt.
6.3 Zienswijzen
Tevens dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub e een onderbouwing te worden opgenomen over de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.
Het ontwerpbestemmingsplan zal conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid van zienswijzen voor een ieder, ook voor overlegpartners. Na vaststelling door de Raad zal het vaststellingsbesluit bekend gemaakt worden. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking dan 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.
7 Juridische Planbeschrijving
.
7.1 Algemeen
Het stedenbouwkundig plan dient als basis voor het bestemmingsplan van in totaal 30.000 m2 bvo kantoren en aanvullende ondergeschikte functies. De flexibiliteit die in het stedenbouwkundig plan verankerd ligt wordt doorvertaald in dit bestemmingsplan
7.2 Bestemmingen
In het bepalen van de bestemmingen wordt aangesloten bij de SVBP 2008 en is gebruik gemaakt van de standaard bestemmingsregeling zoals deze gebruikt wordt binnen de gemeente Alkmaar.
In dit bestemmingsplan komen twee bestemmingen en één dubbelbestemming voor. Te weten de bestem-mingen kantoor, bedrijf en waterstaat waterkering.
De bestemming Kantoor is opgenomen voor fase 1. Binnen deze bestemming kan fase 1 direct gerealiseerd worden. De bestemmingsregeling is ruim van opzet ten einde te kunnen voldoen aan de flexibliteit welke in het stedenbouwkundig plan ‘opgesloten’ zit.
Binnen de bestemming kantoor zijn kantoorfunctie met en zonder baliefunctie toegestaan. Hiermee wordt aangesloten bij de structuurvisie locatiebeleid. Daarnaast zijn ondergeschikt aanvullende functies toege-staan. Hierbij is een verschil gemaakt tussen functies welke bij ‘recht’ zijn toegestaan en functies welke na wijziging van het bestemmingsplan zijn toegestaan. Deze keuze wordt in paragraaf 7.3 nader toegelicht. Met het vooruitzicht dat de wetgever de bepalingen van de bouwverordening ten aanzien van parkeernormen gaat aanpassen is in het bestemmingsplan ook de minimale parkeernorm geregeld.
De bestemming bedrijf is opgenomen voor het bestaande vervoersbedrijf Connexxion. Hierbij is uitgegaan van de ruimtelijke uitgangspunten zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Middels een wijzi-gingsbevoegdheid is het mogelijk de bestemming te wijzigingen naar kantoor. Gekozen is voor een wijzi-gingsbevoegdheid omdat nog niet volkomen duidelijk is voor welke termijn Connexxion op deze locatie blijft. Mogelijk dat de verhuizing plaatst vindt buiten de planperiode.
Zoals in hoofdstuk 2 beschreven is de insteek van het project Helder om een combinatie van werk en aanvullende functies te creëren, om een dynamisch en prettig werkklimaat te realiseren. In §7.3 en §7.4 wordt hier nader op ingegaan.
7.3 Ondergeschikte Aanvullende Functies
In hoofdstuk 2 is beschreven dat naast de kantoorfunctie in ondergeschikte mate ook aanvullende functies beleidsmatig gewenst zijn. Hiermee wordt het een meer multifunctionele locatie. Op deze wijze wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de kritische massa die nodig is voor een hoogwaardige OV ontsluiting van een locatie en andere (hoogwaardige) voorzieningen. Multifunctionaliteit vergroot de levensloopbestendigheid en duurzaamheid van kantorenlocaties, bovendien zijn deze locaties op de langere termijn aantrekkelijker te transformeren. Of de gewenste multifunctionaliteit ook gerealiseerd kan worden is sterk afhankelijk van de markt. In het bestemmingsplan kan dit alleen gefaciliteerd worden. Niet in alle gevallen kan dit bij recht. Hiervoor ontbre-ken noodzakelijke haalbaarheidsonderzoeken, denk hierbij aan bijvoorbeeld geluid of lucht.
7.3.1 Wijzigingsbevoegdheid
Op grond van artikel 3.6 Wro kan door burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan te geven regels worden bepaald om het plan binnen bij het plan te bepalen grenzen te wijzigen. Naast de ondergeschikte aanvullende functies bestaat er mogelijk de behoefte ook andere functies toe te staan naast de hoofdfunctie kantoor. De aard van deze functies brengt met zich mee dat aanvullend (milieukundig) onderzoek noodzakelijk is alvorens deze functies ook daadwerkelijk gerealiseerd kunnen worden. Het uitvoeren van de onderzoeken is als randvoorwaarde bij de wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Omdat bij de initiatiefnemer vooralsnog geen zicht is op een exploitant zijn de benodigde onderzoeken op voorhand niet uitgevoerd. De wijzigingsbevoegdheid is zo geformuleerd dat de functies welke met wijziging worden toegelaten niet onder de 30% regeling vallen. In het kader van de wijziging is het college vrij de functies toe te voegen waarbij wel de hoofdfunctie kantoor moeten blijven.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid Ten Behoeve Van Fase 2
Het bouwplan wordt conform stedenbouwkundig plan gefaseerd. Fase 1 kan direct in zijn geheel worden gerealiseerd. Het stedenbouwkundig plan voorziet erin dat deze fase ook gefaseerd kan worden uitgevoerd. Fase 2 kan pas later worden uitgevoerd, omdat op deze locatie gebouwen van Connexxion aanwezig en in gebruik zijn. De gronden van fase 1 worden bestemd als kantoor en de gronden van fase 2 bestemd als bedrijf, in aansluiting op het vigerende bestemmingsplan. De in de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk in later stadium tevens de gronden van fase 2 te bestemmen als kantoor.