KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3 Algemene Regels
Artikel 4 Algemene Gebruiksbepalingen
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Ontheffingsregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Leeswijzer
2 Analyse Plangebied
2.1 Huidig Gebruik
2.2 Nieuwe Ontwikkeling
2.3 Verkeer
3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleidskader
3.4 Conclusie
4 Onderzoeksresultaten
4.1 Algemeen
4.2 Milieuhinderlijke Bedrijvigheid
4.3 Geluid
4.4 Bodem
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Flora En Fauna
4.8 Water
4.9 Duurzaamheid
4.10 Archeologie En Cultuurhistorie
5 Juridische Opzet
5.1 Algemeen
5.2 Hoofdopzet
6 Uitvoerbaarheid
6.1 Algemeen
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Flora- En Faunaonderzoek
Bijlage 2 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 3 Reacties Vooroverleg

Herenweg 117

Bestemmingsplan - gemeente Alkmaar

Vastgesteld op 11-11-2010 - geheel onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Herenweg 117 van de gemeente Alkmaar;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0361.BP00018-0305 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze Regels, ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden regels worden gesteld;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd bouwwerk dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat hoofdgebouw;

1.6 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een praktijkruimte, kantoor, atelier, kapsalon, schoonheidssalon, hondentrimsalon, logies met ontbijt en naar de aard daarmee gelijk te stellen functies welke in een woning worden uitgeoefend alsmede een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten door de gebruik(st)er van de woning en dat niet onder de Wet milieubeheer valt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, waarbij kelders en souterrains niet mee worden gerekend;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijgebouw:

een gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, bijzondere bouwlagen als kelders, souterrains, kappen en dakopbouwen niet inbegrepen;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.20 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw van geringe omvang, waarbij het karakter van het dak intact blijft, welke zich tussen de dakgoot en de nok van het dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.21 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.22 erf:

het gedeelte van een (bouw)perceel dat buiten het bouwvlak is gesitueerd, met uitzondering van het gedeelte dat in dit plan de bestemming Tuin heeft gekregen;

1.23 erker:

een aan- of uitbouw aan de voorgevel van een hoofdgebouw die in open verbinding staat met het achterliggende vertrek, veelal rondom voorzien van een borstwering en aan meerdere zijden voorzien van glas, soms doorgaand over meerdere verdiepingen;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.26 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw of het waterpeil in het geval van een bouwwerk in het water;

1.27 perceel:

de bij bouwwerk(en) behorende bebouwde en onbebouwde gronden, hierin meegerekend de gronden waarop het hoofdgebouw is gesitueerd;

1.28 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.29 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.30 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie;

1.31 vrijstaande woning:

niet-aaneengebouwde woning;

1.32 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, niet zijnde een woonwagen;

1.33 woonwagen:

een ongemotoriseerd voertuig dat voortdurend of nagenoeg voortdurend als woning wordt gebezigd of daartoe is bestemd, met dien verstande dat een woonwagen niet ophoudt dit te zijn, indien aan of bij de woonwagen voorzieningen worden getroffen ten gevolge waarvan deze niet langer kan worden voortbewogen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van de bouw- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woning;
  2. b. aan-huis-verbonden beroep;
  3. c. tuinen en erven

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van erfbebouwing op een bouwterrein, met dien verstande dat geëist kan worden dat de afstand van erfbebouwing tot andere aan het bouwterrein grenzende gronden minimaal 1 m bedraagt, een en ander ter voorkoming van onevenredige aantasting van stedenbouwkundige belangen en/of gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en zich daarop bevindende bebouwing.

3.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voor zover stedenbouwkundige belangen zich daartegen niet verzetten, ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.3 sub b, voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen tot een oppervlakte van 80 m2 in verband met het voor minder valide bewoners benodigde bebouwde oppervlakte op de begane grond.

3.5 Specifieke gebruiksregels

De in 3.1 onder b bedoelde aan huis verbonden beroepen mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het vloeroppervlak ten behoeve van het aan huis verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 30% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de totale vloeroppervlakte van de praktijkruimte in het hoofdgebouw en aan-, uit- en bijgebouwen ten hoogste 60 m2 bedraagt;
  2. b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. c. de woonfunctie dient als primaire functie te worden gehandhaafd;
  4. d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  5. e. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
  6. f. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van de verkoop van aan huis vervaardigde producten;
  7. g. horeca is niet toegestaan;
  8. h. het aan huis verbonden beroep mag geen onevenredige milieuoverlast, parkeerdruk en/of verkeersbelasting met zich meebrengen.

3 Algemene Regels

Artikel 4 Algemene Gebruiksbepalingen

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. een gebruik van de onbebouwde grond als stort- en opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van grond en bebouwing ten behoeve van een seks- en/of pornobedrijf en/of prostitutiebedrijf.

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Overschrijding bouwgrenzen

De op de verbeelding aangegeven bouwgrens mag alleen door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 1,00 meter mogen overschrijden;
  2. b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1,00 meter mogen overschrijden;
  3. c. toegangsportalen, balkons en trappen de bouwgrens met ten hoogste 1,50 meter mogen overschrijden;

6.2 Andere bouwwerken

De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 2,50 meter, met dien verstande dat:

  1. a. de maximale hoogte van de pergola's en overkappingen met een open constructie 2,70 meter bedraagt;
  2. b. de maximale hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn van de woning 1,00 meter bedraagt;
  3. c. de maximale hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van de woning 2,00 meter bedraagt;
  4. d. de maximale hoogte van vlaggenmasten 10 meter bedraagt.

Artikel 7 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

  1. a. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, hoogte, oppervlakte, breedte en inhoud van bebouwing, alsmede van voorgeschreven afstanden tot de zijdelingse perceelsgrens, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits deze afwijkingen niet meer bijdragen dan 10% van de in deze voorschriften voorgeschreven maatvoering;
  2. b. het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de plankaart, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de planverbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedraagt ;
  3. c. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de planverbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking wenselijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 5 m bedraagt;

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 18 maanden na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a. en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 15%.
  3. c. Het bepaalde onder a. en b. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot.
  3. c. In het gebruik, bedoeld onder a., na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Herenweg 117.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van gemeente Alkmaar d.d........

De voorzitter, De griffier,

....................... ....................

1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Aanleiding is het plan tot realisatie van twee vrijstaande woningen op het perceel Herenweg 117, kadastraal bekend onder nummer L1119 te Alkmaar.

Voor het perceel is het bestemmingsplan 'De Nollen 1999' van kracht. In dit plan hebben de gronden de bestemming 'Wonen'. Een nieuwe woning op de naast de woning gelegen (onbebouwde) erven is op grond van het bestemmingsplan niet mogelijk. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet op basis van ex artikel 3.6 Wro in de mogelijkheid om op het perceel een extra woning te realiseren.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het perceel aan de Herenweg bevindt zich direct ten noorden van het noordelijke deel van de ring van Alkmaar (N508), de Nollenweg. Het perceel is direct onderaan het talud van de Nollenweg gelegen en ligt tegenover de afslag naar het bedrijventerrein Beverkoog. Het perceel ligt aan het deel van de Herenweg dat door de aanleg van de ring van Alkmaar een doodlopend karakter heeft gekregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00018-0305_0001.jpg"

Afbeelding: ligging perceel in gemeente Alkmaar (bron: Google)

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een analyse van het plangebied met een beschrijving van het huidige gebruik en een beschrijving van de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 bevat een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor de planontwikkeling. Hierbij wordt ingegaan op het beleid van het rijk, regio en provincie en gemeente. De gemeentelijke beleidsdocumenten komen hier beknopt aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de relevante onderzoeksaspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de paragraaf over de economische uitvoerbaarheid respectievelijk de maatschappelijke uitvoerbaarheid met het overleg ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

2 Analyse Plangebied

2.1 Huidig Gebruik

Op het perceel aan de Herenweg 117 bevindt zich momenteel één woning. Op het perceel zijn verder enkele vrijstaande bijgebouwen gesitueerd. De totale oppervlakte van woning en vrijstaande bijgebouwen is circa 170 m2. De open terreinen zijn thans in gebruik als erf en als dierenweide. Het totale terrein is circa 6500 m2 groot.

2.2 Nieuwe Ontwikkeling

Het perceel is inmiddels kadastraal gesplitst waarbij een deel van het terrein voor de realisatie van de twee vrijstaande woningen is bedoeld. Hiervoor worden de gronden ter plaatse van de huidige woning en de direct ten noorden daarvan gelegen gronden gebruikt (zie afbeelding). De woonpercelen hebben een oppervlakte van resp. 637 en 645 m2. De breedte per perceel bedraagt circa 14,75 meter. Hiermee blijft tussen de nieuw te bouwen woningen en de woning Herenweg 119 circa 15 meter onbebouwde ruimte over. Het open terrein van 5150 m2 blijft in gebruik als dierenweide.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00018-0305_0002.png"

Afbeelding: indeling terreinen

Het bestemmingsplan heeft betrekking op de gronden direct grenzend aan de Herenweg. Het plangebied is circa 44 meter diep en 29,5 meter breed. De oppervlakte van het plangebied is 1282 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00018-0305_0003.jpg"

Afbeelding: situatie perceel Herenweg 117 (bron: Google)

Het plan behelst de bouw van twee vrijstaande woningen. De vrijstaande woningen kennen eenzelfde plattegrond voor de begane grond (footprint). De opbouw is echter verschillend. De zuidelijke woning kent een opbouw met twee verdiepingen en een vrij vlakke kap (schilddak). De noordelijke woning heeft een lage goot en kent een steile kapvorm (zadeldak). De woningen zijn met de voorgevel op de Herenweg georiënteerd, (gelijk overige woningen in het lint). De garages van woningen zijn aan de zuidzijde van de woningen ontworpen. Hier zijn ook de entrees tot de woningen gesitueerd.

De aanwezige beplanting in de vorm van struiken en bomen wordt verwijderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00018-0305_0004.jpg"

Afbeelding: bebouwingsvoorstel Herenweg 117

2.3 Verkeer

Het perceel Herenweg 117 is gelegen aan de Herenweg. Op dit deel van de Herenweg is echter geen doorgaand verkeer mogelijk gezien het doodlopende karakter. Het aantal verkeersbewegingen is als gevolg hiervan zowel in de huidige als in de toekomstige situatie zeer beperkt en slechts het gevolg van gebruik door aanliggende woningen. In de huidige situatie zijn aan het doodlopende deel van de Herenweg drie woningen gesitueerd. Na ontwikkeling gaat het om vier woningen.

In de parkeerbehoefte wordt volledig op eigen terrein voorzien. Bezoekers kunnen gebruik maken van de mogelijkheid tot parkeren langs de weg.

3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota ruimte

Op 23 april 2004 heeft het kabinet de Nota Ruimte vastgesteld. De Nota Ruimte bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Voor heel Nederland wordt een beperkt aantal generieke regels gehanteerd onder de noemer 'basiskwaliteit': dat zorgt voor een heldere ondergrens op het gebied van bijvoorbeeld veiligheid, milieu, verstedelijking, groen en water.

3.1.2 Nota Wonen

Eén van de centrale boodschappen uit de Nota Wonen in de 21e eeuw is dat kwaliteit steeds belangrijker wordt. De woonconsument vraagt steeds meer kwaliteit en is ook bereid daarvoor te betalen. Daarom is er behoefte aan een kwaliteitssprong. Meer kwaliteit betekent doorgaans meer koopwoningen, meer grote woningen, meer woningen in een hoger prijssegment en vooral meer woningen in aantrekkelijke woonmilieus. Daarnaast wordt gewezen op het belang van differentiatie in de woningvoorraad en de daarmee samenhangende keuzemogelijkheden en leefkwaliteit binnen een wijk.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Ontwerp-structuurvisie Noord-Holland 2040 (2009)

Sinds 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van kracht. Het ruimtelijk beleid van de provincie wordt onder de nieuwe wet verwoord in een structuurvisie.

In opdracht van Gedeputeerde en Provinciale Staten is sinds januari 2008 gewerkt aan een structuurvisie voor heel Noord-Holland ('Structuurvisie Noord-Holland 2040, Kwaliteit door veelzijdigheid'). Tegelijk met een consultatieronde is er gewerkt aan vier mogelijke toekomstscenario's. Over deze vier perspectieven en de provinciale belangen zijn externe partijen in december 2008 en januari 2009 geïnformeerd.

Inmiddels is een ontwerp-structuurvisie gereed. De structuurvisie geeft de provincie noord-Holland aan op welke manier zij ruimte in de provincie de komende 30 jaar wil benutten en ontwikkelen. De provincie zet daarbij vooral in op compacte en goed bereikbare steden, omringd door aantrekkelijk groen.

De ontwerp-structuurvisie heeft, samen met de bijbehorende verordening en het plan-MER, van donderdag 22 oktober tot en met woensdag 2 december 2009 ter inzage gelegen. Op 16 februari 2010 heeft Gedeputeerde Staten de structuurvisie vastgesteld. Provinciale Staten behandelen de structuurvisie van de provincie Noord-Holland in mei 2010.

3.2.2 Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord, Ontwikkelen met kwaliteit (2004)

Het overgangsrecht van de Wro regelt dat het huidige streekplan (Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord) van rechtswege een structuurvisie wordt.

Het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord, vastgesteld op 25 oktober 2004, geeft voor de provincie de toekomstvisie voor de periode 2004-2014. In het ontwikkelingsbeeld spreekt de provincie de ambitie uit om de aantrekkingskracht voor het wonen, de natuur, het recreëren en het werken te versterken en ervoor te zorgen dat Noord-Holland zich kan ontwikkelen met behoud van de eigen kwaliteit en identiteit. De provincie biedt op het gebied van wonen de gemeenten de kans om door te groeien. Sleutelwoorden t.a.v. wonen zijn: vrijheid, kwaliteit en samenwerking. Bij samenwerking speelt de Regionale Woonvisie een belangrijke rol.

In het ontwikkelingsbeeld is voor de periode 2004-2014 een capaciteitstekort voor woningbouw aangeven. De woningbouwopgave in Noord-Kennemerland in de periode 2004-2014 bedraagt 15.100 woningen. Ten tijde van vaststelling van het plan bedroeg de plancapaciteit 10.000 woningen (2.100 bestaande stedelijk gebied / 7.900 uitleg). Dit resulteerde in een zoekopgave voor 5.100 woningen, waarvan 2000 (40%) binnenstedelijk. De nadruk ligt op het zo veel mogelijk open houden van het landschap en het hergebruiken van binnenstedelijke terreinen. In met name Alkmaar dient verdichting en stedelijke vernieuwing plaats te vinden (versterking van het stedelijke woonmilieutype).

De landschappelijke 'onderlegger 'is in Noord-Kennemerland uniek en essentieel als uitgangspunten voor verdere ontwikkelingen. Bij de verdere invulling is daarnaast uit te gaan van de cultuurhistorie (behoud door ontwikkeling, cultuurhistorische patronen als inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen) en bestaande stedenbouwkundige waarden.

Verstedelijking mag in beginsel alleen plaatsvinden binnen de aangegeven rode contour. Het plangebied valt binnen 'bestaand stedelijk gebied' en valt derhalve binnen de rode contour.

3.2.3 Partiële herziening ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord (2007)

Op 19 november en 17 december 2007 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de partiële herziening van het streekplan Noord-Holland Zuid en de actualisering van het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord vastgesteld. Met deze partiële herziening zijn de beide streekplannen in lijn gebracht met de Nota Ruimte van het Rijk en is ingespeeld op een aantal actuele ontwikkelingen.

De partiële herziening heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan Herenweg 117.

3.2.4 Provinciale ruimtelijke verordening

Provinciale Staten hebben op 15 december 2008 de Provinciale ruimtelijke verordening 2009 vastgesteld. Deze verordening , die op 1 januari 2009 in werking is getreden, schrijft voor waaraan de inhoud van (gemeentelijke) bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen moeten voldoen. De regels komen voort uit de bestaande streekplannen Noord-Holland Zuid en Noord. De verordening, gebaseerd op artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening, stelt regels betreffende de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het stedelijke gebied van Noord-Holland. Het betreft onderwerpen waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Het plangebied valt binnen het in de verordening aangewezen stedelijke gebied. Met de ontwikkeling op het perceel Herenweg 117 is geen provinciaal belang gemoeid.

3.2.5 Cultuurhistorische waarden kaart (CHW)

Een belangrijke doelstelling in het ontwikkelingsbeeld is behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden. Een overzicht van de (inter)nationale, regionale en lokale waarden in Noord-Holland is weergegeven op de "Cultuurhistorische Waardenkaart". Uit de Provinciaal Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland blijkt dat er ter plaatse van het perceel Herenweg 117 geen archeologische waarden zijn te verwachten (zie afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00018-0305_0005.jpg"

Afbeelding: Cultuur Historische Waardenkaart Provincie Noord-Holland

3.3 Gemeentelijk Beleidskader

3.3.1 Structuurvisie Alkmaar

Op grond van de Wro zijn gemeenten verplicht om voor hun grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen. De gemeente Alkmaar heeft er voor gekozen om meerdere structuurvisies te ontwikkelen. Daarbij wordt de bestaande wijkindeling voor wat betreft uitwerking aangehouden. Met het opstellen van de structuurvisies wordt uitwerking gegeven aan de visie van de gemeente Alkmaar zoals neergelegd in het document 'Toekomstvisie Alkmaar 2030'. Deze visie is in december 2008 door de raad vastgesteld.

3.3.2 Actualisatie bestemmingsplannen

De gemeente Alkmaar is bezig met een actualiseringsslag van de bestemmingsplannen. In de komende jaren zullen voor de gehele gemeente nieuwe bestemmingsplannen worden vervaardigd, waarbij gestreefd wordt naar vermindering van het aantal plannen. Het college heeft hiervoor in juni 2008 de startnotitie c.q. het plan van aanpak vastgesteld, waarin de volgorde is vastgesteld waarin deze plannen in procedure worden gebracht.

3.3.3 Bestemmingsplan 'De Nollen 1999'

De gronden maken onderdeel uit van het bestemmingsplan 'De Nollen 1999' (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 25 maart 1999, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 2 november 1999). In dit plan hebben de gronden de bestemming 'Wonen'. De gronden zijn bedoeld voor het wonen, waaronder begrepen praktijkruimten, als bedoeld in artikel 2.34 van het bestemmingsplan, en kantoren, als bedoeld in artikel 2.35 van het bestemmingsplan. Ter plaatse zijn de aanduidingen 'bouwgrens' en 'te bebouwen erven' opgenomen. Het aantal woningen per bebouwingsvlak mag ten hoogste het op de plankaart aangegeven aantal dan wel ten hoogste het bestaande aantal bedragen. Omdat ter plaatse geen aantal is aangegeven mag alleen de bestaande woning binnen de bestemming worden vervangen en of worden uitgebreid. Een nieuwe woning op de naast de woning gelegen (onbebouwde) erven is op grond van het bestemmingsplan niet mogelijk. De ontwikkeling is derhalve strijdig met het vigerende bestemmingsplan.

3.3.4 Welstandsnota

In de welstandsnota wordt zo concreet mogelijk aangegeven welke criteria een rol spelen bij de welstandsbeoordeling en binnen welke kaders die beoordeling zich afspeelt. De welstandsnota van de gemeente Alkmaar is in mei 2004 door de raad vastgesteld.

De agrarische linten en dorpskernen zijn vanwege de cultuurhistorische en landschappelijke betekenis en de kwetsbare kleinschaligheid en diversiteit aangeduid als bijzondere welstandsgebieden. Het welstandsbeleid is er op gericht om het karakter van de zelfstandige dorpskern of lintbebouwing te behouden en waar nodig te versterken. Het karakter van nieuwe bebouwing dient gerelateerd te zijn aan de aanwezige organisch gegroeide lintbebouwing. Bebouwing dient altijd te passen binnen de bestaande ritmiek van de bebouwingsmassa's.

Voor de lineaire ontwikkelingen in Alkmaar (agrarische en organisch gegroeide lintbebouwing, dorpen en buurtschappen) geldt dat bebouwing de oorspronkelijke (ontginnings)structuren en verkaveling volgt. Bebouwing is daarbij divers qua opbouw en kent zowel kleinschalige als grootschalige verschijningsvormen. Kenmerkend is de diversiteit van verschillende bouwperioden en/of functies. In vergelijking met de meer stedelijke bebouwingslinten hebben deze linten een meer open verkavelingstructuur en dorpskarakter. Voor de Nollen (welstandsgebied 4c) is in de gebiedsbeschrijving aangegeven dat bij de Herenweg in de loop van de tijd een vrijwel gesloten bebouwingslint is ontstaan, dit in tegenstelling tot de Achterweg. Aan de Herenweg staan verder vrijwel uitsluitend woningen bestaande uit één laag met kap. Incidenteel komen langs de Herenweg woningen voor die bestaan uit twee bouwlagen met kap.

De welstandscommissie heeft in haar vergadering d.d. 17 juli 2009 aangegeven op hoofdlijnen akkoord te gaan met het ontwerp voor beide woningen. Aandacht wordt gevraagd voor de goot, zijgevel en de dakkapellen van de noordelijk gelegen woning en de detaillering en materialisering in z'n algemeenheid.

3.3.5 Cultuurhistorie Alkmaar, Beleidskader 2009-2019 (concept)

De gemeente heeft een beleidsnotitie 'Cultuurhistorie Alkmaar, Beleidskader 2009-2019' in voorbereiding waarin het beleid van de gemeente Alkmaar ten aanzien van archeologie en cultuurhistorie binnen de gemeentegrenzen wordt vastgelegd. Uitgangspunt is ondermeer de vaststelling van een archeologische waardenkaart en het vastleggen van cultuurhistorische waarden in bestemmingsplannen als inspiratiebron en toetsingskader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.

3.3.6 Bodembeleidplan (2008)

Het beleid van Alkmaar ten aanzien van bodem is vastgelegd in het Bodembeleidsplan 2008. Naast het bodem beleidsplan zijn er een aantal aan het bodembeleidsplan gerelateerde rapporten/plannen w.o. de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan van 2005. In het geval van een bestemmingswijziging dient de betreffende bodem geschikt te zijn voor de nieuwe functie. Om na te gaan of dit het geval is kan de bodemkwaliteitskaart (BKK) van de gemeente Alkmaar worden geraadpleegd en historisch onderzoek worden uitgevoerd. Beide instrumenten geven inzicht in de te verwachten bodemkwaliteit.

3.4 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling aan de Herenweg 117 te Alkmaar past binnen de hoofdlijnen van het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Het past echter niet binnen de regels van het bestemmingsplan. Een herziening van het bestemmingsplan is daarom noodzakelijk.

4 Onderzoeksresultaten

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de onderzoeksaspecten in relatie tot het plangebied van het bestemmingsplan Herenweg 117 beschreven.

4.2 Milieuhinderlijke Bedrijvigheid

Indien nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, zoals een woning, mogelijk worden gemaakt in de nabijheid van bestaande bedrijven dan dient de bestaande geluidsruimte, welke vastligt in de milieuvergunning van het betreffende bedrijf, te worden gerespecteerd. Bij het toestaan van nieuwe bedrijven dient rekening gehouden te worden met de milieuruimte die in de toekomst nodig is. Hierbij kunnen de richtlijnen in de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering gehanteerd worden om de afstand te bepalen tussen woningen en de verschillende bedrijfscategorieën.

Op het perceel Herenweg 117 worden twee nieuwe woningen gerealiseerd ter plaatse van één bestaande woning. De afstand van woningen ten opzichte van omringende bedrijven wordt niet verkleind. In de directe omgeving zijn derhalve géén bedrijven gevestigd die van de bouw van de woningen (extra) hinder zullen ondervinden, ook voor de toekomst niet. De nieuwe woning is dan ook niet van invloed op bestaande bedrijvigheid. Er zijn evenmin bedrijven in de omgeving aanwezig die een belemmering vormen voor de woonfunctie.

4.3 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs wegen geluidzones, waarbinnen bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek moet worden gedaan naar de geluidbelasting. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen is 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting hebben B&W de bevoegdheid een ontheffing voor een hogere waarde te verlenen. Ontheffing in binnenstedelijk gebied is mogelijk tot 63 dB. Een eventuele ontheffing voor een hogere grenswaarde dient voor de vaststelling van het bestemmingsplan te zijn verleend.

Verder dient aangetoond te worden dat voldaan kan worden aan de, in het Bouwbesluit 2003, gestelde eisen met betrekking tot de minimaal noodzakelijke geluidwering van de gevels van geluidgevoelige vertrekken.

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd door de Schreuder Groep ('Akoestisch onderzoek, wegverkeerslawaai en geluidwering van de gevels, Herenweg 117 te Alkmaar' d.d. 11 juni 2009). Doel van het onderzoek was inzicht te verkrijgen in de te verwachten geluidbelasting op de gevels en de benodigde geluidwering van de gevels van de 2 nieuw te bouwen woningen. Bij de rekenmethode is rekening gehouden met het gestelde in hoofdstuk VIIIA, afdeling 2, artikel 110d tot en met 110i van de Wet geluidhinder (wijze waarop een akoestisch onderzoek dient te worden uitgevoerd) , Hoofdstuk 3 en bijlage III van het reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (meet- en berekeningsvoorschriften) alsmede bijlage I van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (regels waaraan akoestisch rapport moet voldoen). De bepaling van de geluidwering van scheidingsconstructies heeft plaatsgevonden op basis van de Nederlandse norm NEN 5077.

Volgens de geluidberekeningen bedraagt de toetsingswaarde vanwege de Nollenweg (N508) maximaal 51 dB(lden) voor de vervangende nieuwbouw en 50 dB (Lden) voor de nieuwbouw. De geluidsbelasting is hiermee respectievelijk 3 dB en 2 dB hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (Lden). De maximale ontheffingswaarde bedraagt bij vervangende nieuwbouw 63 dB (Lden) en bij nieuwbouw 53 dB (Lden). Als gevolg hiervan dient door de gemeente Alkmaar voor de woningen een hogere grenswaarde te worden verleend. De geluidsbelasting vanwege de Herenweg (verbinding tussen N508 en Beverkoog) bedraagt maximaal 47 dB (Lden) en komt daarmee niet uit boven de voorkeursgrenswaarde. Dit geldt ook voor de geluidsbelasting als gevolg van de Herenweg zelf (45 dB(Lden)).

In het kader van de noodzaak tot het verlenen van ontheffing is onderzocht welke maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting terug te brengen. Mogelijke maatregelen zijn de vervanging van het asfalt op de N508 door geluidreducerend asfalt (dunne deklaag en SMA 08) en de uitvoering van de achtergevel, voorgevel en linker zijgevel van de woningen als 'dove gevel'. De plaatsing van een geluidsscherm staat qua kosten niet in verhouding staat tot het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen aan de gevels van beide woningen en is bovendien stedenbouwkundig niet gewenst. Om aan de normen van het Bouwbesluit 2003 (ten aanzien van het binnenniveau) te kunnen voldoen zijn voorstellen gedaan met betrekking tot de specifieke bouwkundige voorzieningen aan de gevels van de woningen.

De geluidsbelasting op de buitenruimte zal na het plaatsen van een geluidscherm van 2 meter hoog op de zuidelijke, westelijke en oostelijke erfgrens niet meer bedragen dan 49 dB(Lden). Hiermee wordt voldaan aan het gestelde in het Geluidbeleid van de gemeente Alkmaar t.a.v. het geluidniveau ter plaatse van de buitenruimte .

4.4 Bodem

Het verkennend bodemonderzoek is in oktober en november 2008 verricht door Geomechanica B.V. ('Verkennend bodemonderzoek Herenweg 117 te Alkmaar' d.d. 21 november 2008). Doel van het onderzoek was het vaststellen van de kwaliteit van de bodem ter plaatse van de voorgenomen ontwikkeling en te bepalen in hoeverre deze kwaliteit een belemmering vormt voor deze ontwikkeling. Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm Bodem (NEN 5740) en het in juni 2008 gepubliceerde wijzigingsblad NEN 5740/A1 waarbij de onderzoeksstrategie voor een onverdachte locatie is gehanteerd.

Veldwaarnemingen en analyseresultaten hebben uitgewezen dat de bodem (grond en grondwater) geen noemenswaardig verhoogde gehalten aan onderzochte stoffen bevat. De gemeten gehalten vormen vanuit bodemhygiënisch oogpunt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling op het terrein. Het onderzoek is niet geschikt voor het doen van uitspraken over de hergebruiksmogelijkheden van eventueel af te voeren grond. Hiervoor dient een onderzoek te worden uitgevoerd zoals omschreven in het Besluit bodemkwaliteit.

4.5 Luchtkwaliteit

De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd (Stb. 2007, 414) en vervolgens is de wijziging op 15 november 2007 in werking getreden. Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel bekend als de "Wet luchtkwaliteit". Een belangrijk onderdeel van het instrumentarium is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), dat naar verwachting nog in 2009 in werking treedt. Binnen het NSL werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL kan in werking treden als de EU degoratie (verlenging van de termijn om luchtkwaliteitseisen te realiseren) heeft verleend. In april 2009 heeft de EU, met uitzondering van de agglomeratie Heerlen-Kerkrade, besloten in te stemmen met dit verzoek.

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen'(Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de regeling NIBM zijn categorieën aangewezen waarvan op voorhand vaststaat dat zij niet in belangrijke mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Tot aan de inwerkingtreding van het NSL gold voor die categorieën een grens van 1% van de grenswaarde voor NO2(stikstofdioxide) en PM10 (fijn stof). Na de inwerkingtreding van het NSL per 1 augustus 2009 geldt een grens van 3% van de betreffende grenswaarde.

In de Regeling NIBM is een list met categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Op het perceel Herenweg 117 wordt één nieuwe woning gecreëerd. Het bouwen van één enkele woning valt onder het NIBM (3%).

De berekening van de lokale situatie geeft een berekende grenswaarde voor de maatgevend stoffen die onder de grenswaarden voor die stoffen (40 mugr/m3) liggen, namelijk 16 µgr/m3 NO2 en 21 µgr/m3 PM10.

4.6 Externe Veiligheid

Bij de externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen. Het kan daarbij gaan om industriële activiteiten, transportroutes of buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/ bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Het BEVI heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Het doel wordt in het BEVI vertaald naar begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico.

  • Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
  • Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het GR. Voor het GR geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.

Naast de aanwezigheid van stationaire bronnen kan transport van gevaarlijke stoffen een rol van belang vormen bij externe veiligheid. Voor vervoer van gevaarlijke stoffen bestaat nog geen wettelijke normering. Wel is de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) opgesteld waarin het veiligheidsadvies ten aanzien van vervoer is neergelegd. De systematiek van de normering is voor een groot deel vergelijkbaar met die uit het BEVI. Ook in dit geval moet een afweging worden gemaakt ten aanzien van het PR en GR ten opzichte van risicogevoelige objecten.

Door de overheden is een risicokaart opgesteld. Deze kaart geeft inzicht in de woon- en werkomgeving, de risicosituaties worden hiermee in beeld gebracht. Uit de risicokaart van Noord-Holland blijkt dat in de nabijheid van het perceel Herenweg 117 een risicocontour van een verkooppunt voor motorbrandstoffen incl. LPG is gelegen. Het verkooppunt voor motorbrandstoffen bevindt zich aan de N508. De jaardoorzet bedraagt op basis van de risicokaart minder dan 500m3. De doorzet van het bedrijf is volgens vergunning gelimiteerd tot 1000 m3 /jaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00018-0305_0006.jpg"

Afbeelding: risicokaart provincie Noord-Holland

De geplande woningen vallen niet in de risicocontouren (PR=10-6) van het vulpunt, LPG-reservoir en LPG-afleverinstallatie met betrekking tot het plaatsgebonden risico (PR). De afstand van het LPG-tankstation tot de geplande woningen is echter minder dan 150 meter. Dit betekent dat het plangebied binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation valt en de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR) geldt.

Het plangebied ligt op circa 60 meter van de N508 (Nollenweg). Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Op basis van de rapportage Basisnet Weg van oktober 2009 betreft het echter geen relevant vervoer van gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour. Ook hier geldt echter dat het GR dient te worden beschouwd.

Het onderzoek naar externe veiligheid is uitgevoerd door IDDS ('Rapport betreffende de externe veiligheid Herenweg 117 te Alkmaar' d.d. 16 april 2010). Met gebruikmaking van de LPG rekentool is de omvang van het GR van het LPG-tankstation bepaald. Op basis hiervan is geconcludeerd dat de toename van het GR nihil is. Het GR blijft eveneens onder de oriëntatiewaarde. De ontwikkeling zal daarmee geen noemenswaardige bijdrage aan het groepsrisico leveren. Ook voor wat betreft de ligging aan de route voor gevaarlijke stoffen is er geen substantieel GR. Het GR is volgens de provinciale risicokaart 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Dit is een GR berekend over 1 km weglengte met een afstand tot 200 meter van de weg. In het rapport wordt aangegeven dat het groepsrisico niet relevant zal toenemen en ruim onder de oriëntatiewaarde zal blijven in geval van toevoeging van 2 woningen in het risicogebied.

Naast bovengenoemde aspecten wordt in het rapport ook aandacht geschonken aan rampbestrijding en zelfredzaamheid.

4.7 Flora En Fauna

4.7.1 Beleidskader

Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen, artikelen 8 t/m 12). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren (zorgplicht, artikel 2). Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.

Bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren is het verplicht om vooraf te toetsen of deze kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen. Onder bepaalde voorwaarden geldt een vrijstelling of is het mogelijk van de minister van LNV ontheffing van de algemene verbodsbepalingen te krijgen voor activiteiten op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Ten aanzien van de criteria die voor vrijstellingen en ontheffingen gelden, kunnen drie groepen soorten worden onderscheiden. Deze groepen sluiten aan bij de indeling in tabellen van de AMvB Flora- en faunawet.

Groep 1: Algemene soorten waarvoor een vrijstelling geldt (Tabel 1 AMvB):

Voor algemeen voorkomende soorten geldt een algemene vrijstelling van de verboden 8 tot en met 12. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft ook voor deze soorten de zorgplicht van kracht.

Groep 2: Overige soorten waarvoor een vrijstelling geldt wanneer volgens een gedragscode gewerkt wordt (Tabel 2 AMvB; vogels):

Voor een aantal soorten geldt een vrijstelling mits volgens een door het ministerie goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Wanneer een dergelijke gedragscode (nog) niet beschikbaar is, kan een ontheffing worden aangevraagd. Deze kan worden verleend indien de beoogde ruimtelijke ingreep geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de soort(en). Eventueel moeten hiertoe mitigerende en compenserende maatregelen genomen worden. Voor vogels geldt echter een uitgebreide toets voor een ontheffing (zie onder groep 3).

Groep 3: Habitatrichtlijn bijlage IV-soorten en in AMvB aanvullend aangewezen soorten (streng beschermde soorten) (Tabel 3 AMvB):

Voor soorten genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en voor de door het ministerie van LNV per algemene maatregel van bestuur nog aanvullend aangewezen soorten geldt een zwaar beschermingsregime. Voor deze soorten geldt geen vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een ontheffing kan alleen worden verleend wanneer:

  • geen andere bevredigende oplossing bestaat;
  • sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu gunstige effecten;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

4.7.2 Onderzoek

Het onderzoek naar flora en fauna is verricht door IDDS ('Rapport betreffende het flora- en faunaonderzoek Herenweg 117 te Alkmaar' d.d. 25 maart 2010). Uit het onderzoek blijkt er in het plangebied soorten aanwezig zijn of te verwachten zijn, die in het kader van de Flora- en faunawet zijn aangemerkt als overige en streng beschermde inheemse soort en door de ingreep mogelijk schade ondervinden. Aanvullend onderzoek naar de soortgroep vleermuizen is in het kader van de Flora- en faunawet nodig. Aan de hand van de onderzoeksresultaten kan worden bepaald of een ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora en faunawet noodzakelijk is.

Belangrijkste conclusies en aanbevelingen per soortgroep:

a. zoogdieren (excl. vleermuizen)

In het plangebied zijn algemeen beschermde zoogdieren te verwachten. Voor de streng beschermde waterspitsmuis is het plangebied niet geschikt als leefgebied. Voor de algemeen beschermde soorten geldt dat geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft te worden aangevraagd. Aanbevolen wordt om rekening te houden met de werkrichting van de rooiwerkzaamheden.

b. vleermuizen

Afhankelijk per soort maken vleermuizen gebruik van gebouwen bomen als vaste rust- en verblijfplaats. Vanwege het ontbreken van holtes en andere openingen in de aanwezige bomen zijn verblijfplaatsen van boombewonende vleermuissoorten in het plangebied uit te sluiten. Vanwege toegangsmogelijkheden voor vleermuizen in de twee gebouwen (woonhuis en garage) kunnen hierin wel mogelijk vaste rust- en verblijfplaatsen aanwezig zijn. Tijdens de biotooptoets was het echter niet mogelijk om de aanwezigheid hiervan te bevestigen of uit te sluiten. Bij de sloop van deze gebouwen zullen mogelijk aanwezige soorten schade ondervinden. Aanvullend onderzoek naar vleermuizen kan pas plaatsvinden tijdens de actieve periode van vleermuizen, in de periode van april tot en met september. Tijdens het onderzoek wordt meer duidelijkheid verkregen of verblijfplaatsen en migratieroutes aanwezig zijn. Wanneer vleermuizen worden aangetroffen, kan aan de hand van de resultaten van het aanvullend onderzoek worden beoordeeld in hoeverre deze schade ondervinden van de sloop van de bestaande bebouwing en de activiteiten die hiermee samenhangen.

c. vogels

In het plangebied zijn verschillende soorten vogels waargenomen. Voor de meeste vogels geldt dat alleen in gebruik zijnde nesten zijn beschermd. Buiten het broedseizoen is geen ontheffing nodig. In het geval dat tijdens de uitvoering van werkzaamheden toch een in gebruik zijnd nest wordt aangetroffen, is het nodig om de rustzone te herstellen.

d. amfibieën

In het plangebied komen mogelijk alleen algemeen beschermde amfibieën voor. Voor algemeen beschermde soorten geldt dat geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft te worden aangevraagd.

4.8 Water

De gemeente is verantwoordelijk voor het onderhoud van de riolering en de drainage- en infiltratievoorzieningen in het openbare gebied. Het Hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het peilbeheer en het onderhoud aan waterlopen en overige waterstaatkundige voorzieningen. Drainage- en infiltratievoorzieningen en rioleringen op particulier terrein worden beheerd door de eigenaar. De eigenaar zal moeten zorgdragen voor een adequaat beheer en voldoende goede controle- en inspectiepunten voor controlerende instanties.

Het plangebied is gelegen in peilgebied 03751-33 in de polder Geestmerambacht. Ter plaatse geldt een steefpeil van NAP - 1,20 meter. De maaiveldhoogte in het plangebied bedraag circa NAP -0,20 meter. In en rondom het plangebied zijn twee waterlopen aanwezig; een wegsloot langs de Nollenweg en een waterloop aan de andere zijde van de Herenweg.

De toename van verharding in het plangebied is dermate klein dat het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) geen compenserende maatregelen eist voor het versneld afvoeren van water (aangegeven bij brief d.d. 11 november 2009). Wel adviseert het Hoogheemraadschap te onderzoeken of het hemelwater van de woningen en omliggende verhardingen kan worden opgevangen in bijvoorbeeld een infiltratievoorziening.

De gemeente en het Hoogheemraadschap streven naar de aanleg van een gescheiden rioleringssysteem. Regenwater, afkomstig van daken en verkeersluwe straten wordt dan gescheiden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Bij de afvoer van regenwater moet rekening worden gehouden met de aard van de verharde oppervlakken om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. In verband met de waterkwaliteit adviseert het Hoogheemraadschap in de dakbedekking geen gebruik te maken van uitloogbare materialen. Afkoppelen van verhard oppervlak geschiedt altijd in overleg met de gemeente en de waterbeheerder en is alleen toegestaan indien een goede waterkwaliteit kan worden gewaarborgd.

4.9 Duurzaamheid

Bij duurzaam bouwen worden bouwwerken op een wijze gerealiseerd waarbij het milieu zo min mogelijk wordt belast en een optimale woonkwaliteit wordt gerealiseerd. In elke fase van het bouwproces dient rekening te worden gehouden met duurzaam bouwen.

De gemeente Alkmaar heeft met het Rijk en de Provincie Noord-Holland afspraken gemaakt over het realiseren van een lager energie-, materialen- en waterverbruik van woningen. Dit beleid is gerelateerd aan het nationaal Pakket Duurzame Woningbouw (NPDW) van de Stichting Bouwresearch Rotterdam (juni 2003). Het beleid is vertaald in de Standaardlijst Alkmaar. Dit is een standaard invullijst voor duurzaam bouwen in de woningbouwprojecten van Alkmaar. De lijst wordt als uitgangspunt genomen bij de grotere woningbouwprojecten. Daarnaast heeft de gemeente Alkmaar de ambities ten aanzien van energiereductie vastgelegd in een Klimaatbeleid. Voor nieuwbouwprojecten met een beperkte ambitie op het gebied van duurzaam bouwen worden menukaarten duurzaam bouwen beschikbaar gesteld die betrokken partijen een beperkt aantal maatregelen aanreiken om duurzaam te bouwen. Voor grotere nieuwbouwprojecten stelt de gemeente Alkmaar het instrument GPR-gebouw beschikbaar. Daarmee kan een architect, ontwikkelaar of aannemer uitzoeken welke maatregelen mogelijk zijn om duurzamer te bouwen en een duurzaamheidslabel aan zijn project verbinden.

Bij de ontwikkeling op het perceel Herenweg 117 is sprake van toevoeging van één enkele woning. Op grond van het bovenstaande worden geen vergaande eisen gesteld op gebied van duurzaamheid. Wel wordt in algemene zin aandacht besteed aan duurzaamheid van de betreffende woningen.

4.10 Archeologie En Cultuurhistorie

Uit de Provinciaal Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland blijkt dat er ter plaatse van het perceel Herenweg 117 geen archeologische waarden zijn te verwachten (zie paragraaf 3.2.5). Een archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

5 Juridische Opzet

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De (analoge) verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de aanleiding, onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen.

5.2 Hoofdopzet

5.2.1 Verbeelding

Op de verbeelding is één bestemming weergegeven. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de planregels aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens en figuren).

5.2.2 Planregels

De hoofdstukken voor de planregels hebben de volgende indeling:

  • Hoofdstuk 1 (artikelen 1 en 2) bevat inleidende regels. In de inleidende regels worden de in het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven en wordt de wijze van meten uitgelegd.
  • Hoofdstuk 2 (artikel 3 ) bevat de bestemmingsregels. In deze regels wordt de bestemming omschreven en worden de bouw- en gebruiksregels verwoord.
  • Hoofdstuk 3 (artikelen 4 t/m 7) bevat de overige regels, zoals de anti-dubbeltelregel en algemene gebruiksregels.
  • Hoofdstuk 4 (artikel 8 en 9) bevat de overgangs- en slotregels.

5.2.3 Bestemmingen

Binnen het plangebied is één bestemming opgenomen, namelijk 'Wonen-W'. Volgens de regels is het toegestaan om op het perceel twee woningen met bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen op te richten.

6 Uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan wordt gelegenheid tot inspraak geboden. De resultaten van zowel het vooroverleg met de maatschappelijke instanties, belangengroeperingen en andere overheden, evenals de inspraak zullen in het bestemmingsplan worden verwerkt.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, lid f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan.

Het voorliggend bouwplan is een particulier initiatief. De kosten voor de onderzoeken en uitvoering van het bouwplan zijn voor rekening van de initiatiefnemers.

6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 6 mei 2010 voor een periode van vier weken ter inzage gelegen in het kader van de inspraak. Gedurende deze periode zijn geen reacties binnengekomen.

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het plan toegestuurd aan de vooroverlegpartners. De provincie Noord-Holland heeft gewezen op de aanwezige hoge geluidswaarden. In 4.3 Geluid is met dit aspect al rekening gehouden. De op te richten woningen voldoen aan de geluidsnormen.

Bijlage 1 Flora- En Faunaonderzoek

Bijlage 1 Flora- en faunaonderzoek

Bijlage 2 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 2 Onderzoek externe veiligheid

Bijlage 3 Reacties Vooroverleg

Bijlage 3 Reacties vooroverleg