KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Overige Algemene Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Doel Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Plangebied En Ontwikkeling
2.1 Historie
2.2 Plan En Programma
2.3 Geldende Bestemmingen
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Verkeer En Parkeren
4.3 Geluid
4.4 Bodem
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Bedrijven En Milieuzonering
4.7 Water
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Hoofdleidingen En Straalpad
4.10 Ecologie
4.11 Groen
4.12 Archeologie
4.13 Cultuurhistorie
4.14 M.e.r.-beoordeling
4.15 Duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemeen
5.2 De Regels
5.3 Nadere Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Geluidsonderzoek
Bijlage 2 Ontwerpbesluit Hogere Waarde
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek 2018
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek 2007
Bijlage 5 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 6 Quickscan Wet Natuurbeheer
Bijlage 7 Vleermuizenonderzoek
Bijlage 8 Stikstofberekening
Bijlage 9 Aanmeldnotitie M.e.r.
Bijlage 10 Panelen En Verslag Infoavond
Bijlage 11 Nota Van Beantwoording Inspraak

Ruysdaelkade 40 Alkmaar

Bestemmingsplan - Gemeente Alkmaar

Vastgesteld op 26-11-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Ruysdaelkade 40 Alkmaar" van de gemeente Alkmaar;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0361.BP00175-0305 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aan huis verbonden beroep/bedrijf:

een praktijkruimte, kantoor, webwinkel, atelier, kapsalon, schoonheidssalon, hondentrimsalon, logies met ontbijt en naar de aard daarmee gelijk te stellen functies welke in een woning worden uitgeoefend, alsmede een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten door de gebruiker van de woning en dat niet onder de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht valt, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, niet zijnde prostitutie en seksinrichtingen.

1.4 aan- of uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;

1.8 aanpandig

gebouwen zijn aanpandig indien zij constructief aan elkaar zijn gebouwd en geluidoverlast kan ontstaan door contactgeluid via een constructieve verbinding;

1.9 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, waarbij kelders en souterrains niet mee worden gerekend;

1.12 bestaand:

bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig is, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een melding of vergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;

bestaand gebruik:

het gebruik dat legaal bestaat ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwkundig afgescheiden

gebouwen zijn bouwkundig afgescheiden indien zij constructief onafhankelijk van elkaar zijn gebouwd;

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren is begrensd, bijzondere bouwlagen als kelders, souterrains, kappen en dakopbouwen niet inbegrepen;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 dove gevel

de bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A). Alleen bij uitzondering heeft een dove gevel te openen delen, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.25 evenement van categorie 1

een evenement met onversterkte (straat)muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 gestapelde woning

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.28 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.29 huishouden:

de zelfstandige bewoning van een woning door één of meer personen, die op een duurzame, gemeenschappelijke wijze samenwonen en er hun hoofdverblijf hebben, en die gezamelijk gebruik maken van voorzieningen zoals woonkamer, keuken, toilet en badkamer;

1.30 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;

1.31 logies met ontbijt:

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, overnachtingsaccommodatie gericht op het verschaffen van kortdurend verblijf (logies) en ontbijt. De ruimte voor logies met ontbijt biedt plaats voor maximaal 4 personen, is onderdeel van het hoofdverblijf en beschikt niet over een eigen kookvoorziening;

1.32 maatschappelijke voorziening

overheids-, medische, onderwijs, sociaal-culturele, religieuze, jeugd/kinderopvang en vergelijkbare maatschappelijke doeleinden, met inbegrip van bijbehorend en aan de maatschappelijke doeleinden ondergeschikte detailhandel en dienstverlening;

1.33 maatvoeringsvlak:

een op de verbeelding aangegeven vlak die binnen een bestemmingsvlak de grens aangeeft tussen verschillende bouwhoogtes of bebouwingspercentages;

1.34 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd, het plaatselijk aan te houden waterpeil;
  4. d. in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld, of het afgewerkte bouwterrein.

1.35 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.36 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een vorm alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.37 stadslandbouw

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren in urbane en peri-urbane gebieden, daarbij gebruikmakend van stedelijke hulpbronnen en reststoffen, dat door zijn beperkte aard en omvang in of nabij een woonomgeving kan worden uitgeoefend;

1.38 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie;

1.39 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.40 voorgevelrooilijn:

een denkbeeldige of aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens;

1.41 vuurwerk

Vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 1, 2 of 3 en dat krachtens het Vuurwerkbesluit (AMvB d.d. 22 januari 2002) is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik alsmede vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 4 en dat krachtens het Vuurwerkbesluit (AMvB d.d. 22 januari 2002) niet is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

1.42 webwinkel:

detailhandel via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van voor publiek toegankelijke (winkel)ruimte of showroom

1.43 woning:

een zelfstandige woonruimte, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel;

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.8 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of bestemmingsplangrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. waterlopen en waterpartijen;
  3. c. beeldende kunst;
  4. d. geluidwerende voorzieningen;
  5. e. kunstwerken;
  6. f. evenementen van categorie 1;
  7. g. stadslandbouw;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken;
  2. i. voet- en fietspaden;
  3. j. in- en uitritten;
  4. k. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgenderegels:

  1. a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1,00 m mag bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag ten hoogste 8,00 m bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 6,00 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, behorende bij deze bestemming, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. een standplaats voor kampeermiddelen;
  2. b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van grond;
  3. c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  4. d. ligplaatsen ten behoeve van woonschepen/drijvende woningen;
  5. e. seksinrichtingen;
  6. f. prostitutie.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen;
  2. b. aan huis verbonden beroep/bedrijf;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', maatschappelijke voorzieningen in de eerste bouwlaag;

met daarbij behorende:

  1. d. bouwwerken;
  2. e. tuinen en erven;
  3. f. wegen en paden;
  4. g. waterlopen en waterpartijen;
  5. h. speelvoorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen;
  7. j. (ondergrondse) parkeervoorzieningen met daarbij behorende in- en uitritten.

4.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is aangegeven;
    3. 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  2. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mag bedragen;
    2. 2. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

4.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 sub a lid 2, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken optreedt;
    2. 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving wordt gewaarborgd;
    3. 3. de parkeerdruk in de directe omgeving niet onevenredig wordt vergroot.
  2. b. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 sub c voor (delen van) gebouwen indien er ter plaatse van (het betreffende deel van) die gevel:
    1. 1. geen sprake is van vestiging van een functie welke is aan te merken als gevoelig in de zin van de Wet geluidhinder, dan wel;
    2. 2. is aangetoond dat als gevolg van gewijzigde omstandigheden wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden van het Activiteitenbesluit.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.5 ten behoeve van een verruiming van het maximale oppervlak dat mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 100 m².

Artikel 5 Waterstaat - Waterkering

5.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen. Op grond van de Keur van de waterbeheerder dient, alvorens kan worden gestart met de bouwwerkzaamheden, contact te worden opgenomen met de waterbeheerder, zodat kan worden beoordeeld of voor het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden een ontheffing benodigd is of niet;
  2. b. de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' (dubbelbestemming) is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van het bepaalde onder 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  3. c. op grond van de Keur van de waterbeheerder dient, alvorens kan worden gestart met de bouwwerkzaamheden, contact te worden opgenomen met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, zodat kan worden beoordeeld of voor het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden een ontheffing van het Keur benodigd is of niet.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2. De vergunning kan worden verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

  1. a. Indien afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken en reeds onherroepelijk verleende vergunningen die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dan wel de Woningwet op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dan wel de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  3. c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

7.2 Algemene bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen

  1. a. Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
  2. b. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
    1. 1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
    2. 2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
    3. 3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
    4. 4. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
  3. c. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b sub 3 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
    1. 1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
    2. 2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de op de verbeelding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten, anders dan bedoeld in a, met ten hoogste 5 meter worden overschreden ten behoeve van antennemasten voor telecommunicatie, mits het grondoppervlakte ten hoogste 5% van het dakvlak bedraagt;
  3. c. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  4. d. het bepaalde in het plan en toestaan dat geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
  5. e. het bepaalde in het plan en toestaan dat nutsvoorzieningen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 35 m³ bedraagt.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 10 Overige Algemene Regels

10.1 Voldoende parkeergelegenheid

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van de functie dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Dit dient plaats te vinden op eigen terrein dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort. Daarbij moet worden voldaan aan het geldende parkeernormen beleid. Indien het beleid wijzigt dient rekening te worden gehouden met de wijzigingen. Bij de afmetingen van de parkeervoorzieningen dient te worden uitgegaan van de geldende normen op basis van het parkeerbeleid van de gemeente Alkmaar.

10.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij wordt uitgegaan van de ASVV 2012 van het CROW.

10.3 Afwijken van parkeereisen

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Ruysdaelkade 40 Alkmaar".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De huidige Nissan garage is gelegen in de wijk Hoefplan, aan de westkant van Alkmaar. Doel van de ontwikkeling is om de bestaande garage (functie) met drie woningen op de eerste verdieping te verwijderen uit de wijk en hiervoor in de plaats een appartementengebouw te realiseren. In het appartemenengebouw zijn appartementen voorzien in verschillende segmenten en daarnaast is ruimte voor een zorgfunctie, zoals een huisartsen post. Het appartementengebouw met zorgfunctie is niet passend binnen het vigerende bestemmingsplan 'Alkmaar Zuid-West', waardoor een planologische procedure doorlopen dient te worden. Deze procedure wordt doorlopen aan de hand van een bestemmingsplanprocedure. Voorliggende toelichting maakt hier onderdeel van uit.

1.2 Het Plangebied

Het bestemmingsplan 'Ruysdaelkade 40 Alkmaar' vervangt (gedeeltelijk) het ter plaatse vigerende bestemmingsplan 'Alkmaar Zuid-West' dat werd vastgesteld door de gemeenteraad van Alkmaar op 16 mei 2013.

Het plangebied 'Ruysdaelkade 40 Alkmaar' is gelegen aan de Ruysdaelkade 40 te Alkmaar. De kadastrale aanduiding betreft kadastrale gemeente Alkmaar, sectie D, met de perceel nummers 1713, 6068 en 1141. Aan de westkant van het plangebied bevindt zich de Rijksweg N9 (Martin Luther Kingweg), aan de noordzijde de woonbebouwing langs de Pieter Breughelstraat, aan de oostzijde de woonbebouwing langs de Oude Hoeverweg en aan de zuidkant de Ruysdaelkade zelf de maatschappelijke bestemmingen van de Protestantse Gemeente Alkmaar en huisartsenpraktijk Bergerhoef.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00175-0305_0001.png"

figuur 1.1 ligging projectlocatie

1.3 Doel Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Ruysdaelkade 40 Alkmaar' dient het juridisch kader te vormen voor de herontwikkeling van het plangebied, waarin ca. 600 m2 huisartsenpost en 57 woningen mogelijk wordt gemaakt.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 volgt na een kort historisch overzicht van de bestaande situatie de gewenste ontwikkeling van het plangebied. In hoofdstuk 3 van deze toelichting wordt het relevante Rijksbeleid en worden de relevante provinciale, regionale en gemeentelijke beleidskaders beschreven. Hoofdstuk 4 bevat de uitkomsten van de in het kader van dit bestemmingsplan uitgevoerde onderzoeken in relatie tot de mogelijkheden die het plan biedt. In hoofdstuk 5 is een toelichting gegeven op de opzet van de planregels, welke in samenhang met de verbeelding het juridische deel van het bestemmingsplan vormen. Tot slot is in hoofdstuk 6 uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan opgenomen, verdeeld in de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Plangebied En Ontwikkeling

2.1 Historie

Het gehele plangebied beslaat een oppervlakte van circa 4.600 m² waarvan er 3.329 m2 is aangekocht door de ontwikkelaar. Het perceel is tot 1970 in gebruik geweest als weiland. Daarna is op de locatie een autobedrijf gerealiseerd. Het autobedrijf had een oppervlakte van circa 2.460 m². Met betrekking tot de bedrijfsvoering is opslag voor olie en smeermiddelen en een ondergrondse olie/vet-afscheider aanwezig. Het gehele bedrijfspand is voorzien van een vloeistofkerende betonvloer, uitpandig is sprake van een verharding met stelconplaten. De gronden met klinkers zijn met name in gebruik als parkeerplaats. Op de tweede verdieping zijn drie appartementen aanwezig. De woningen hebben een oppervlakte van 100 m² (Ruysdaelkade 41), 91 m² (Ruysdaelkade 42) en 91 m² (Ruysdaelkade 43).

In het verleden heeft ter plaatse van het perceel een pompeiland gestaan, welke was aangesloten op twee ondergrondse benzinetanks.

2.2 Plan En Programma

Het gebouw verloopt in hoogte, varierend van drie tot vijf bouwlagen met een extra accent in de vorm van een enkele woning op de zesde laag aan de Martin Luther Kingweg. Dit sluit aan het volume wat veelal gesitueerd is aan de Martin Luther Kingweg. Het gebouw loopt af naar drie lagen om aansluiting te vinden bij de schaal van de omliggende woningen. Als uitgangspunt geldt dat het perceel niet helemaal 'volgebouwd' moet worden, maar dat het plan juist haar ruimte moet behouden. Onder het gebouw wordt een halfverdiepte parkeergarage gerealiseerd met minimaal 69 parkeerplaatsen. In de parkeergarage is ook ruimte gereserveerd voor een deel van de bergingen. Onderzocht wordt of In het gebouw mogelijkheden voor 24 uurs zorg te realiseren is. Daarnaast bestaat ruimte voor 'Huisartsen Onder Een Dak'. De ruimte voor de huisartsen zal te koop worden aangeboden. In Alkmaar West is al langere tijd vraag naar een geschikte nieuwe praktijk locatie voor de huisartsen van de Bergerhoef. Met voorliggend plan is hiervoor een geschikte locatie gevonden. De bezoekers van de huisartsen kunnen parkeren op maaiveld op eigen terrein, waar circa 10 parkeerplaatsen zorgvuldig worden ingepast in het plan.

In totaal worden op de begane grond t/m de zesde verdieping, circa 57 appartementen gerealiseerd. Het programma van het gebouw is zo samengesteld dat een gemêleerde bewonersgroep ontstaat. Naast starters op de woningmarkt wordt ook sterk gericht op senioren. Wijkbewoners van wie het bestaande huis al lang te groot is. Verhuizen uit de wijk is voor deze bewoners, soms van het eerste uur, geen optie. Doordat deze oudere bewoners verhuizen ontstaan er nieuwe kansen voor verjonging en vitalisering van de huidige woonwijk. Van het totaal aantal appartementen, wordt minimaal een derde deel sociale koop.

In het plan wordt veel aandacht besteed aan duurzaamheid, groen en waterberging. Er geldt een hoge ambitie ten aanzien energie, de klimaatadaptie en overige duurzaamheidsaspecten. Zo wordt het parkeren voor huisartsenposten geïntegreerd in 'groene' parkeerkoffers, die wegvallen in het landschap door deze zorgvuldig mee te ontwerpen. De woningen worden gasloos uitgevoerd (gebruik wordt gemaakt van een warmtepomp) en daarnaast zullen zonnepanelen worden geplaatst.

Ontwerp

De hele ontwikkeling en het ontwerp kennen uitgangspunten die belangrijk zijn voor de omliggende woonwijk:

  • Stedebouwkundige structuur afronden met een gebouw dat zich vormt naar de omgeving.
  • Saneren van het garagebedrijf en verwijderen uit de wijk.
  • Parkeren op eigen grond.
  • Variatie in woningtypes.
  • Speciale aandacht voor senioren die in de wijk willen blijven.
  • Oplossen urgent probleem huisvesting huisartsenpraktijk.
  • Energie opwekken doormidel van zonne-energie.
  • Handhaven van bestaand groen en toevoegen van park.

Het ontwerp vormt op grote schaal, langs de Martin Luther Kingweg, onderdeel van een bestaande reeks grote volumes en herkenbare gebouwen of landmarks (AZ stadion, de Meent, de nabij gelegen kerk, het kantoor van een ontwikkelaar en de gebouwen van ' In-Holland' die tot zes bouwlagen hoog zijn). Op kleine schaal sluit het ontwerp, aan de noord- en oostzijde, aan op de schaal van de aanwezige hoog- en laagbouw woningen.

Het gebouw is vormgegeven als een aaneengesloten U-vormig bouwvolume dat varieert in hoogte. Het is gebouwd op een (stalling)garage die halfverdiept is. De hoogste zijde, met daarin categorie sociaal, is gesitueerd aan de ringweg. Deze gevel heeft een geluidwerend effect voor de achtergelegen bebouwing. De hoogte van het bouwblok is lager ter plaatse van de aansluiting op de kleinschalige woningbouw.

Het binnengebied, dat is ingericht met zit- en speelmogelijkheden, is hierdoor aangenaam om te verblijven door de grote bomen en struiken die deze ruimte afsluiten. De energievoorziening zal voor een groot deel op en aan het gebouw worden opgelost.

De ontsluiting van de appartementen gebeurt via galerijen die zijn gesitueerd aan het binnen gebied (met uitzondering van het blok aan de Martin Luther Kingweg).

Het gebouw en de gevel passen zich aan, aan de invloeden vanuit de omgeving. Openheid waar dat kan, geslotenheid waar dat gewenst is.

Om die verschillende gevels met elkaar te verbinden zijn er doorgaande lijnen over de gevel aangebracht zodat het gebouw een eenheid blijft. De horizontaliteit die daardoor ontstaat laat het gebouw goed aansluiten bij de omliggende woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00175-0305_0002.png"

figuur 2.1: impressie nieuwbouw vooraanzicht (bron: DVUA)

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00175-0305_0003.png"

figuur 2.2: impressie nieuwbouw achteraanzicht (bron: DVUA)

2.3 Geldende Bestemmingen

Ter plaatse van de locatie is het op 16 mei 2013 vastgestelde bestemmingsplan "Alkmaar Zuid-West" geldend. Ter plaatse van de locatie, geldt de enkelbestemming 'Bedrijf', met de functieaanduiding 'detailhandel perifeer'. Daarnaast geldt de functieaanduiding wonen. Ter plaatse van het perceel is een bouwvlak opgenomen, waarbinnen gebouwd mag worden met een maximale bouwhoogte van 7 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00175-0305_0004.png"

figuur 2.1 globale uitsnede projectlocatie (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

De gronden van het plangebied hebben overwegend de bestemming 'Bedrijf', met nadere aanduidingen 'detailhandel perifeer' en 'wonen'. Binnen deze bestemming is het mogelijk om de gronden te gebruiken bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten van categorie A en B die vermeld staan in bijlage 1 behorende bij het bestemmingsplan. Daarnaast zijn bedrijfsgebonden kantoren toegestaan, tot maximaal 50% van het brutovloeroppervlak per bedrijfsvestiging met een maximum van 2.000 m² bruto vloeroppervlak. Tevens is detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan, waarbij de functie gemaximaliseerd is tot 20% van het totale brutovloeroppervlak, met een maximale winkel vloeroppervlak van 100 m². Woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen', waarvoor op basis van artikel 2.2.2 geldt dat het aantal woningen niet meer bedraagt dan het bestaande aantal woningen. Gezien de aanduiding 'detailhandel perifeer', is dit ook toegestaan.

Ten zuiden van het plangebied ligt de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterkering'. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd en de maximale goot- en bouwhoogte betreft 7 meter.

Toetsing
Het appartementengebouw met zorgfunctie is vanwege verschillende redenen strijdig met het bestemmingsplan. Zo is het niet toegestaan om woningen toe te voegen en is de maatschappelijke functie in strijd met het bestemmingsplan. Daarnaast is appartementengebouw niet passend binnen het huidige bouwvlak en de bouwhoogte van 7 meter. Voorliggend bestemmingsplan biedt hiervoor een nieuw en actueel planologisch kader.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Dit besluit legt nationale ruimtelijke belangen vast. Het beleid is erop gericht om het aantal regels terug te dringen. De ruimtelijke onderwerpen van nationaal belang zijn daardoor beperkt. Hierdoor is onder andere de aanwijzing van nationale landschappen vervallen.

Het Rijk maakt bijvoorbeeld geen landsdekkende woningbouwafspraken meer, alleen nog in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Het Rijk benoemt alleen nog landelijke doelstellingen om de woningmarkt goed te laten werken. Het landschapsbeleid gaat ook naar de provincies.

Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er met een gebied moet gebeuren.

Op dit moment legt het Barro geen restricties op voor de onderhavige locatie.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie heeft verschillende nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte, Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak, de structuurvisie voor de Snelwegomgeving, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en de Pieken in de Delta.

De rijksoverheid streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De ruimtelijke structuur van Nederland heeft zich ontwikkeld van steden in een landelijk gebied naar stedelijke regio's in interactie met landelijke en cultuurhistorische gebieden. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Zij verdienen het vertrouwen dat ze dat op een goede manier doen. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  1. 1. Een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport, greenports en de valleys.
  2. 2. Over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed.
  3. 3. Een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.


Nationale belangen
In de structuurvisie zijn dertien nationale belangen benoemd. De nationale belangen, die worden benoemd, betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. Geen van deze nationale belangen zijn van toepassing op dit project en daarmee wordt beleid hierover overgelaten aan de provincie en de gemeente.

Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. Het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Wettelijk kader
De Ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in het Bro, namelijk in artikel 3.1.6 Bro. Artikel 1.1.1. definieert relevante begrippen. Daaraan is in het eerste lid een omschrijving toegevoegd van:

  • bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;
  • stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Conclusie
Voor de projectlocatie geldt dat het gaat om de realisatie van maximaal 57 appartementen en een zorgfunctie. De Ladder voor duurzame verstedelijking dient goed gemotiveerd te worden. De Ladder voor duurzame verstedelijking wordt in paragraaf 3.4 Ladder voor duurzameverstedelijking nader toegelicht.

3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Op 21 juni 2010 is de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Holland. Bij de vaststelling van de structuurvisie is tevens de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld.

3.2.1 Omgevingsvisie NH2050 en Ruimtelijke Verordening

De Omgevingsvisie NH2050 is vastgesteld door de Provinciale Staten van Noord-Holland op 19 november 2018. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. De Omgevingsvisie richt zich op lange termijn ambities en –doelen, met oog voor kwaliteiten die de provincie langjarig wil koesteren en die proberen in te spelen op veranderingen en transities die tijd nodig hebben. De visie spreekt zich dus uit over het Waarom en ten dele over het Wat. Onder de hoofdambitie 'Balans tussen economische groei en leefbaarheid', zijn samenhangende ambities geformuleerd. De ambities zijn uitgewerkt in zogenaamde samenhangende bewegingen naar de toekomst. In die bewegingen worden meerde ontwikkelprincipes gehanteerd. Alle ontwikkelprincipes hangen met elkaar samen.

De visie laat in algemene zin zien wat onze ontwikkelprincipes zijn voor de hele provincie om een hoge leefomgevingskwaliteit te bieden. Deze principes zijn overkoepelend: ze gelden voor de hele provincie. Hierbij komen de thema's gezondheid, veiligheid, klimaatadaptatie en landschap aan bod, alsook een aantal generieke principes voor het gebruik van de fysieke leefomgeving. Daarnaast schetst de provincie vijf samenhangende bewegingen. Bewegingen die laten zien hoe wordt omgegaan met opgaven die op de samenleving afkomen en die de provincie wil faciliteren. Dat wordt gedaan door een aantal ontwikkelprincipes en randvoorwaarden mee te geven om de beweging naar de toekomst te kunnen maken. Het gaat om de volgende vijf bewegingen:

  • Dynamisch schiereiland – hier is het benutten van de unieke ligging leidend waarbij de kustverdediging voorop staat en waar toeristische en recreatieve kansen benut kunnen worden en natuurwaarden worden toegevoegd.
  • Metropool in ontwikkeling – hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad gaat functioneren en dat de reikwijdte van de metropool groter wordt. Door het ontwikkelen van een samenhangend metropolitaans systeem wordt de agglomeratiekracht vergroot.
  • Sterke kernen, sterke regio's – deze beweging gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die daarmee het voorzieningenniveau in de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden en de kernen hun herkenbare identiteit behouden.
  • Nieuwe energie – in deze beweging gaat het over het benutten van de economische kansen van de energietransitie en circulaire economie.
  • Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving – deze beweging gaat over het ontwikkelen van natuurwaarden in combinatie met het versterken van de (duurzame) agrifoodsector.


Alle vijf bewegingen hebben een economische drijver.

Naast de Omgevingsvisie heeft de provincie een verordening vastgesteld waarin regels zijn opgenomen die de provinciale belangen beschermen. De provincie is momenteel bezig met het schrijven van een Omgevingsverordening. Aangezien deze nog niet is vastgesteld, geldt momenteel nog de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), zoals deze op 1 februari 2019 in werking is getreden.

Op 14 januari 2019 hebben Provinciale Staten een wijziging van de PRV vastgesteld. Deze geconsolideerde versie is na wijziging in werking getreden op 1 februari 2019.

Voor dit project is het beleid ten aanzien van stedelijke ontwikkelingen van belang. Artikel 5a van de PRV gaat hier op in.

Artikel 5a Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Een bestemmingsplan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Gedeputeerde staten stellen nadere regels aan de afspraken bedoeld in het eerste lid.

Er is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 5a van de PRV. Een bestemmingsplan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. De voorgenomen ontwikkeling is in lijn met de in de regio gemaakte schriftelijke afspraken, waardoor artikel 5a van de PRV verder geen belemmering vormt.

Daarnaast dient getoetst te worden aan artikel 33 van de PRV:

Artikel 33 Energie en duurzaam bouwen

  1. 1. Bestemmingsplannen voor woningbouw, renovatie, (herstructurering) bedrijventerreinen, kantoorlocaties en glastuinbouw dienen te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan energiebesparing en inzet van duurzame energiebesparing en inzet van duurzame energie, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van restwarmte, Warmte Koude Opslag en aardwarmte, zonne-energie, biomassa.
  2. 2. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling dient aan eisen van duurzaam bouwen te voldoen.

In het ontwerp van de voorgenomen ontwikkeling is aandacht besteed aan het aspect duurzaamheid. Een energiezuinige woning is goed voor het milieu (weinig tot geen CO2-uitstoot) en kan goed zijn voor de portemonnee van toekomstige bewoners omdat besparing op de energierekening mogelijk is. De toe te passen maatregelen voor een energiezuinige woning zijn grofweg onder te verdelen in drie stappen:

  1. 1. Duurzaam casco;
  2. 2. Duurzame warmte-koude voorziening;
  3. 3. Duurzame energieopwekking.


Concreet vertaald zich dit in een aantal toepassingen. Deze toepassingen worden verder behandeld in paragraaf 4.15 van deze toelichting.

Conclusie
Gelet op bovenstaande toetsing aan de van toepassing zijnde artikelen van de provinciale verordening, kan gesteld worden dat voldaan wordt aan de voorwaarden voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling en energie en duurzaam bouwen. De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met het provinciale structuurvisie en de provinciale ruimtelijke verordening.

3.2.2 Regionale woonvisie Alkmaar 2013 - 2020

De regiogemeenten hebben in de Regionale Woonvisie Regio Alkmaar 2013-2020 de richting aangegeven voor afspraken met marktpartijen. Zo wordt bij nieuwbouw een percentage van minimaal 30% sociale woningbouw gehanteerd. Er is niet vastgelegd dat dit huur of koop moet zijn maar er geldt wel een inspanningsverplichting om bij een bouwplan te kijken of ook in de onderste categorie van de huur kan worden gebouwd. Verder wordt er aandacht gevraagd voor specifieke doelgroepen (ouderen, starters, etc.).

Als gevolg van de Regionale Woonvisie dient er dus minimaal 30% sociale woningbouw te worden gerealiseerd. Het college van B&W hanteert nog een strengere eis: in het Coalitie-akkoord 'Alkmaar aan zet (2018-2022)' eist de gemeente dat minimaal één derde deel van de nieuwbouwwoningen sociaal wordt. Voor de voorgenomen ontwikkeling wordt daarom uitgegaan van minimaal één derde deel van de woningen sociaal.

De gemeente wil dat er in Alkmaar wordt voldaan aan 'vraaggericht bouwen'. De gemeente heeft aangegeven dat er in de bestaande voorraad nu al veel aanbod in koop is, dat in de nieuwbouwplannen ook veel koop is voorzien maar dat er veel vraag is naar huurwoningen. Deze vraag heeft betrekking op zowel het segment waarvoor huurtoeslag mogelijk is (tot € 586 cq. € 628) maar vooral ook in de prijsklasse die de middeninkomens bedient (het segment vanaf € 628 tot ongeveer € 850 per maand).

Op basis van regionale afspraken wordt momenteel (2019) de volgende categorie-indeling voor woningen gehanteerd:

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00175-0305_0005.png"

Categorie 1 en 2 behoren tot sociale woningbouw.

De peildatum die wordt gebruikt om na te gaan of is voldaan aan één derde sociaal is verschillend bij huur- en koopwoningen. Dat komt doordat de prijs van de woning op een ander moment bekend is:

  • Koopwoningen: Deze worden in de verkoop gebracht voor start bouw. Bij start verkoop is de prijs bekend en wordt gekeken of één derde deel sociaal wordt gehaald, volgens de tabel die dan geldt.
  • Huurwoningen: Deze worden meestal pas aangeboden als de bouw al gaande is. Ook op dat moment wordt gekeken hoeveel van de woningen in het sociale gedeelte valt, volgens de tabel die dan geldt.


Conclusie
Voor wat betreft de 57 appartementen, is minimaal één derde deel bestemd voor sociale koop. De voorgenomen ontwikkeling is derhalve in overeenstemming met het regionale beleid.

3.2.3 Regionaal Actie Programma 2016 t/m 2020 regio Alkmaar

Het Regionaal Actie Programma 2016 t/m 2020 (RAP) geeft de belangrijkste ambities en afspraken op het gebied van wonen weer in de regio Alkmaar inclusief acties over hoe hier te komen. Het RAP vloeit voort uit de Provinciale Woonvisie 2010 - 2020 en sluit aan op de Regionale Woonvisie, de Regionale Economische visie, regionale en provinciale ambities en sluit aan bij de kaders die de Provincie Noord-Holland heeft gesteld. De regionale afstemming over woningbouwprogrammering opgenomen in het RAP is ook gewenst ten behoeve van de nationale 'Ladder voor duurzame verstedelijking'.

Afspraken
De belangrijkste afspraken in het RAP:

  1. 1. zet in op een flexibel, licht en gericht RAP;
  2. 2. zet in op een woningaanbod dat aansluit bij de vraag;
  3. 3. kies voor plannen die een ruimtelijke versterking van de regio betekenen;
  4. 4. werk in de geest van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
  5. 5. bouw duurzaam in regio Alkmaar;
  6. 6. kies voor versterking van woningmarktsegmenten waar tekort van is;
  7. 7. bouw zodanig dat niet meer dan het gemeentelijk aandeel in de prognose wordt benut;
  8. 8. monitor zelf de ontwikkelingen in de nieuwbouw en bestaande voorraad en huishoudensontwikkeling.


Ladderruimte
In het RAP is een tabel opgenomen waarin de indicatieve plannen in relatie tot de uitbreidingsbehoefte, zijn weergegeven. Hieruit blijkt dat voor de gemeente Alkmaar er binnen tien jaar nog Ladderruimte is voor 582 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00175-0305_0006.jpg"

figuur 3.1 uitsnede tabel indicatieve plannen in relatie tot de uitbreidingsehoefte (bron: RAP regio Alkmaar)

Overloop vanuit MRA
Regio Alkmaar kan een deel van de benodigde nieuwbouwopgave van de Metropool Regio Amsterdam (MRA) opvangen door aanvullende woonmilieus en productmarktcombinaties te realiseren in de regio Alkmaar om de druk op de woningmarkt te verlichten en achterblijvende nieuwbouw op te vangen. Als regio wordt ingezet op het realiseren van bovenregionaal aantrekkelijke nieuwbouwlocaties die hiervoor geschikt zijn. Taak is het dan ook om in die gemeenten de deze 'overloop' van huishoudens willen bedienen, gewilde en aantrekkelijke nieuwbouw(projecten) qua woningtypen en woonmilieus aan te bieden.
De gemeenten in de regio Alkmaar hebben vooral een instroomoverschot van (jonge) gezinnen met kinderen en ouderen, maar een uitstroom van jongeren van 15 tot 30 jaar. Omdat de instromers een manifeste woningbehoefte hebben, terwijl de uitstromers geen zelfstandige woningen achterlaten betekent een klein positief verhuissaldo al een extra regionale woningbehoefte. Voor de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum en Heiloo wordt geconstateerd dat het aantal vanuit Amsterdam verhuisde personen in de afgelopen jaren is toegenomen. Doordat de woningmarkt weer op gang is gekomen en door de grote druk op de woningmarkt in zuidelijk Noord-Holland mag worden verwacht dat de vraag vanuit Amsterdam en zuidelijk Noord-Holland naar wonen in de 7 gemeenten verder kan gaan stijgen.

Nieuwbouw
De regio geeft bij nieuwbouw de prioriteit aan de ontwikkeling van woningen op inbreidingslocaties en nabijheid van voorzieningen. Er wordt voorrang gegeven aan locaties bij knooppunten, conform de afspraken in het Actie- en uitvoeringsprogramma Zaancorridor. Het gaat dan om woningbouwplannen binnen bestaand bebouwd gebied met een straal van 1.200 meter rondom een OV-knooppunt. De projectlocatie is op circa 900 meter afstand van het station Alkmaar gelegen, wat onderdeel uitmaakt van de Zaancorridor.

De regio Alkmaar werkt in de geest van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Hierdoor wordt prioriteit aan transformatie van bestaand vastgoed naar woningen gegeven. Ook wordt voorrang gegeven aan projecten die binnen het bestaand stedelijk gebied liggen. Hierdoor wordt onnodige aantasting van het buitengebied voorkomen en wordt bijgedragen aan versterking van de kernen.

De regio streeft ernaar de kwaliteit van het openbaar gebied goed te houden, zowel binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied. Daarnaast wordt zorg gedragen voor ruimte voor sterke initiatieven binnen het woningbouwprogramma. Er mag niet voor leegstaand worden gebouwd. Er wordt verwacht dat binnen het bestaand stedelijk gebied de aankomende jaren veel vastgoed leeg komt te staan. Hiervoor wordt gekeken naar de mogelijkheden om deze te transformeren naar woningbouw. Denk hierbij aan wonen in leegstaand vastgoed, herontwikkeling van binnenstedelijke transformatielocaties, wonen aan het water in panden die hun functie verloren hebben en dergelijke.

Versterken woningmarktsegmenten waar tekort van is
Onder de afspraak 'het kiezen voor versterking van woningmarktsegmenten waar tekort van is' vallen onder andere de volgende acties:

  • zet in op voldoende aanbod van levensloop bestendige woningen;
  • de regio maakt afspraken met woningcorporaties om te voorzien in behoefte aan sociale huurwoningen;
  • het aanbod van middeldure huur faciliteren;
  • mogelijkheden bieden voor CPO.

Toets aan de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de herontwikkeling van een perceel in een woonwijk, waar tot voorheen een garagebedrijf was gevestigd. Het gaat om een binnenstedelijke transformatielocatie, waar een woonfunctie gezien de omliggende woningen, juist gewenst is. In totaal worden op de begane grond t/m de zesde verdieping, circa 57 appartementen gerealiseerd. Het programma van het gebouw is zo samengesteld dat een gemêleerde bewonersgroep ontstaat. Naast starters op de woningmarkt wordt ook sterk gericht op senioren. De beoogde woningen sluiten goed aan bij de vraag van de senioren, temeer gezien de maatschappelijke functie (huisartsenpraktijk) op de begane grond. Een derde deel van de woningen worden sociale koopwoningen. De doelgroep sluit hiermee aan bij de vraag in de regio en is derhalve in lijn met de Ladder voor duurzame verstedelijking. Tot slot wordt in het plan veel aandacht besteed aan duurzaamheid, groen en waterberging.

Afwegingskader
De regiogemeenten willen dat nieuwbouwplannen een versterking opleveren van de bestaande kwaliteiten die de regio Alkmaar rijk is. Door middel van het afwegingskader wordt zowel lokaal als regionaal gekozen voor plannen die de woningmarkt het meeste versterken. In paragraaf 3.4Ladder voor duurzame verstedelijking wordt nader ingegaan op dit afwegingskader, waarbij ook het gemeentelijk beleid betrokken wordt.

Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met het RAP en voorziet - op basis van het RAP - in zowel de lokale als de regionale behoefte.

3.2.4 Woningbouwafspraken en programmering

De regio Alkmaar heeft in 2016/2017 haar Regionaal Actie Programma wonen (RAP) vastgesteld. Met dit RAP willen de gemeenten komen tot een optimale ontwikkeling van de woningmarkt in de regio Alkmaar. De notitie 'Woningbouwafspraken en programmering' betreft een uitwerking van de ambities en opgaven, programmering- en woningbouw-afspraken. Het doel van deze notitie is om de afspraken (inhoud en proces) voor de komende jaren in de regio Alkmaar verder te concretiseren.

De eerste conclusie voor wat betreft het actuele woningaanbod is dat het aanbod kleiner is dan de vraag, zowel in de huursector als de koopsector. Binnen de aangesloten gemeentes is met name behoefte aan sociale huurwoningen, woningen voor bijzondere doelgroepen en spoedzoekers, middeldure huurwoningen, betaalbare koop en flexibele woonvormen.

Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan de realisatie van sociale koopwoningen. Voor wat betreft de 57 appartementen, is minimaal één derde deel (c.a. 20 woningen) bestemd voor sociale koop (cat. 2). Er wordt door de initiatiefnemer onderzocht of deze woningen als sociale huurwoningen aangeboden kunnen worden. De voorgenomen ontwikkeling is derhalve in overeenstemming met de notitie 'Woningbouwafspraken en programmering'.

3.2.5 Prognose 2017 - 2040

De provincie Noord-Holland heeft onderzoek gedaan naar de prognose voor wat betreft bevolking, huishoudens en woningbehoefte. In de prognose stijgt de bevolking in Noord-Holland van 2,8 miljoen inwoners in 2017 naar bijna 3,2 miljoen in 2040. Het aantal huishoudens neemt in dezelfde periode toe met 213.000 en dit zorgt voor een groei van de woningbehoefte van 212.000 woningen. De woningbehoefte is niet volledig gelijk aan de huishoudensgroei. Een deel van de huishoudens deelt een woning of woont in een niet-woning, terwijl aan de andere kant de bestaande achterstand in de woningbouwproductie dient te worden ingelopen. Naast de opleving van de woningmarkt heeft ook de hoge buitenlandse migratie invloed gehad op de binnenlandse verhuizingen. In Amsterdam is dit duidelijk te zien, de gemeente had een vertrekoverschot in plaats van het verwachte vestigingsoverschot. Hierdoor was de bevolkingsgroei vooral in de regio Alkmaar, Waterland en de Gooi en Vechtstreek hoger dan verwacht.

In grote delen van de provincie blijft de bevolking groeien tot 2030. Het grootste deel van de groei zit in Noord-Holland Zuid. De komende periode daalt de bevolking alleen in de Kop van Noord-Holland.

Conclusie
Voor wat betreft Alkmaar viel de bevolkingsgroei hoger uit dan verwacht. De verwachting is dat deze groei zich de komende jaren doorzet.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Alkmaar 2040

De gemeenteraad van Alkmaar heeft op 5 oktober 2017 de Omgevingsvisie Alkmaar 2040 vastgesteld. De Omgevingsvisie Alkmaar 2040 is een strategisch beleidsdocument dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving van Alkmaar. De visie biedt een stevig handvat om op hoofdlijnen sturing te geven aan de ontwikkeling van stad en land tot 2040. Sturing vindt plaats op omgevingskwaliteit, een begrip dat naast ruimtelijke kwaliteit ook de mate van leefbaarheid van een gebied en zaken als concurrentiekracht en milieukwaliteit meeneemt.

In de visie wordt globaal de toekomstige ontwikkelingsrichting van de gemeente geschetst. Aan de hand van verhalende ambities en een visie op Alkmaars rol in de regio wordt duidelijk gemaakt waar de zwaartepunten in de ontwikkeling van de gemeente komen te liggen. Naast een wettelijke verplichting is de Omgevingsvisie vooral bedoeld als discussiedocument voor het gemeentebestuur, inwoners, initiatiefnemers, ontwikkelaars, en andere overheden.

In de visie wordt een algemene ambitie en drie verhalende ambities uiteengezet. De algemene ambities hebben een algemeen karakter en zijn altijd van toepassing. Doel van deze ambities is Alkmaar goed te laten fungeren als een gemeente met een complete stad met gezonde stadsvoorzieningen, een innovatief en toekomstbestendig buitengebied, een brede werkgelegenheid, een aantrekkelijk aanbod voor bezoekers en een prettig leefmilieu voor bewoners, inclusief een gezond sport- en recreatieklimaat. De drie verhalende ambities komen voort uit maatschappelijke trends en bestaande Alkmaarse kwaliteiten. Ze fungeren als ontwikkelingsdoelen voor de toekomst. De eerste ambitie betreft het Noordhollandsch kanaal, die van een industrieel transportkanaal veranderd in een uitnodigende stadsrivier. Hier vinden ontwikkelingen plaats van voorbeeldprojecten op het gebied van duurzaamheid en klimaatadaptatie en ontstaan representatieve bedrijven. De tweede ambitie is dat Alkmaar zichzelf ziet als compacte stad. Ze kiest daarom niet voor uitbreiding, maar voor verdichting die bijdraagt aan de kwaliteit van de stad. De compacte stad Alkmaar is een duurzame en klimaatbestendige stad, waarin iedereen gezond kan leven. De derde ambitie is een toekomstbestendig en innovatief landelijk gebied binnen de gemeentegrenzen. Alkmaar streeft naar behoud van het landschap en haar karakteristieken en faciliteert tegelijkertijd veranderingen in de landbouw, zoals schaalvergroting.

Woonambitie
De verwachting is dat de woonbehoefte verschuift naar een woningvoorraad in een meer stedelijke context met meer ruimte voor woningen in onder meer het lage en middeldure huursegment, één-en tweepersoons huishoudens en duurdere koopwoningen. De huidige woningvoorraad in (de regio) Alkmaar voorziet nog onvoldoende in de behoefteverschuiving waardoor meer sturing op kwaliteit nodig is bij het toevoegen van woningen aan de voorraad. Er wordt een diversiteit aan woningtypen ontwikkeld aansluitend op de vraag, met zeker ook ruimte voor betaalbare woningen.

Relatie met het plan
De relatie tussen de Omgevingsvisie en de voorgenomen ontwikkeling is op verschillende manieren zichtbaar.

  • Alkmaar maakt optimaal gebruik van de schaalgrootte van de stad en beschouwt de relatief kleine schaal van de stad als duidelijk pluspunt. De keuze om niet verder uit te breiden, houdt het omringende landelijk gebied vrij van stedelijke bebouwing. Deze keuze houdt tevens in dat alle stedelijke ontwikkelingen worden opgevangen in de bestaande stad.
  • De stad wordt dichter bebouwd door plekken in de stad te ontwikkelen die momenteel een matige (ruimtelijke) kwaliteit hebben. Ontwikkelingsplannen buiten de kanaalzone worden hierbij in ieder geval beoordeeld op hun meerwaarde voor de stedelijke structuur, de buurt en het effect op de ontwikkelingen in de kanaalzone.
  • Het behoud en verder verbeteren van de leefbaarheid is het uitgangspunt in bestaande woonwijken. Onderdeel hiervan is het behoud van ruimte voor groen en parkeren. Het plan is opgezet met veel groen, zoals groendaken. Daarnaast wordt het parkeren voor huisartsenposten geïntegreerd in 'groene' parkeerkoffers, die wegvallen in het landschap door deze zorgvuldig mee te ontwerpen.
  • Duurzaamheid en toekomstbestendigheid is een bijzondere focus in de Overloopwijken in Alkmaar-Noord. De woningen worden gasloos, uitgevoerd met een warmtepomp en voorzien van zonnepanelen. De woningen zijn daarnaast uitermate geschikt voor senioren.

De voorgenomen ontwikkeling kent verschillende raakvlakken met de Omgevingsvisie en is hiermee volledig in lijn.

3.3.2 Welstandsnota Alkmaar 2016

De nota bevat verschillende beoordelingskaders. De verschillende hoofdstukken bevatten de criteria, die de gemeente hanteert bij de beoordeling van bouwplannen. De basis voor welstand ligt in redelijke eisen aan het uiterlijk van het bouwwerk op zichzelf en in zijn omgeving. In Alkmaar is bij de interpretatie daarvan gekozen voor twee principes: ‘aansluiten op de bestaande karakteristiek’ en ‘de leefbaarheid behouden of positief beïnvloeden’. Daarnaast zijn er criteria ten aanzien van objecten, gebieden en gelden er soms overige criteria.

De voorgenomen ontwikkeling maakt onderdeel van het welstandsgebied 'De Hoef' (gebied 8a). De Hoef is een planmatige uitbreidingswijk uit de jaren zestig met clusters laagbouw, middelhoogbouw en hoogbouw aan overwegend groene straten. Verspreid over de wijk komen verschillende voorzieningen voor, zoals scholen, zorgfuncties en een winkelcomplex. De wijk ligt ten westen van het spoor en bestaat onder andere uit de bebouwing aan en in de omgeving van de Mesdaglaan, Van de Veldelaan, Honthorstlaan, Van Ostadelaan, Hobbemalaan en Jan van Eykstraat.

De Hoef is een regulier welstandsgebied. Uitzondering hierop zijn bouwplannen binnen de invloedssfeer van de Bergerweg, die een bijzondere inzet vergen. De waarde ligt vooral in het rustig wonen in groene buurten. De waarde van de bebouwing is vooral gelegen in de samenhang tussen de stedenbouwkundige clusters. De architectuur is in het algemeen eenvoudig en bij recentere inbreidingen verzorgd tot zorgvuldig. Uitgangspunt voor welstand is het beheer van de samenhang binnen de stedenbouwkundige eenheden. De nadruk ligt op het aanzien vanuit de openbare ruimte. Per cluster is met name samenhang in de bouwvolumes en architectonische hoofdlijnen van belang. Voor op- en aanbouwen is afstemming op de belendingen uitgangspunt. Bouwwerken aan achterkanten zijn veelal niet nadrukkelijk zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Daarom is hier het voorkomen van excessen de basis voor welstand.


De belangrijkste uitgangspunten zijn als volgt:

  • gebouwen maken deel uit van een stedenbouwkundig patroon, waarin vooral de voorgevelrooilijnen en hoeken van belang zijn;
  • bouwmassa’s zijn afgestemd op de samenhang in het cluster;
  • de architectonische uitwerking en detaillering zijn eenvoudig maar degelijk;
  • materialen en kleuren zijn degelijk, terughoudend en afgestemd op de herhaling in de architectuur;
  • nieuwe gebouwen en gebouwen met bijzondere functies wijken afhankelijk van hun ligging af van de gebruikelijke massa, opbouw en vorm zonder de samenhang in de oorspronkelijke structuur te verstoren.

Voor de herontwikkeling van de Ruysdaelkade is in 2008 in samenwerking met een stedenbouwkundige, een ontwerp opgesteld. Het stedenbouwkundig ontwerp is destijds door de gemeente akkoord bevonden voor vervolg proces. In 2017/2018 is het plan herzien en heeft opnieuw overleg plaatsgevonden met de stedenbouwkundige van de gemeente Alkmaar. Dat heeft ertoe geleid dat het plan in bouwmassa aanzienlijk is afgenomen ten opzichte van het ontwerp uit 2008. Het huidige ontwerp sluit nu beter aan bij de gemeentelijke visie uit 2018:

  • Bebouwing mogelijk binnen het huidige bestemmingsvlak 'bedrijf';
  • Het perceel moet niet helemaal volgebouwd worden, maar het plan moet juist haar ruimte behouden, waarin bebouwing als object(en) in het groen. Maximaal te bebouwen oppervlakte niet groter dan het huidige bouwvlak in de bedrijfsbestemming;
  • De bouwhoogte loopt van 3 bouwlagen, aan de zijde van de aangrenzende woonbebouwing, op naar 5 bouwlagen bij het bebouwde accent (6)
  • De ligging aan de ecologische structuurlijn moet als kwaliteit opgenomen worden in de planvorming.
  • Behoud en versterking van het bestaande groenbeeld en uitbreiding (incl. bomen);
  • Gevraagd wordt om aan te geven wat dit plan toevoegt ter versterking/verbetering van de ruimtelijke- en sociale kwaliteit van de buurt (zie Omgevingsvisie Alkmaar 2040);
  • Gevraagd wordt om een hoge ambitie te hebben voor wat betreft de energietransitie, de klimaatadaptatie en overige duurzaamheidsaspecten;
  • Parkeren moet voldoen aan de huidige geldende normen.

Relatie met het plan
Voor het plan is door de welstandscommissie op 28 maart 2019 een positief advies uitgebracht (akkoord op hoofdlijnen).

3.3.3 Groenbeleidsplan

Het Groenbeleidsplan beschrijft de visie en ambitie van de gemeente op het (openbare) groen in de gemeente Alkmaar, voor de periode 2016-2026. De nadruk ligt hierbij op het gemeentelijke groen; de parken, het groen in de wijken en dorpen en de bomen. Daarnaast erkennen en benoemt Alkmaar in dit plan ook de waarde van groen dat bij anderen in eigendom en beheer is.

Het Groenbeleidsplan geeft een nieuwe impuls, met heldere en realistische kaders voor behoud en ontwikkeling van groen in Alkmaar. Met onze groene ambities legt Alkmaar de lat hoog. De nabijheid van groen dat goed bereikbaar, toegankelijk en beleefbaar is, is belangrijk voor onze inwoners. Groen is gezond, zorgt voor veel recreatieve en ecologi sche mogelijkheden en geeft verbinding. Groen draagt bovendien bij aan een klimaatbestendige gemeente. Juist de veelheid aan functies die het kan vervullen maakt de aanwezigheid van groen van grote waarde. Daarom houdt Alkmaar wat groen is ook groen en waar groen moet verdwijnen wordt dit gecompenseerd.

Alkmaar streeft naar een stabiele hoofdgroenstructuur. Deze structuur bestaat uit de belangrijkste groene gebieden en zones. Het heeft betekenis voor iedereen in de gemeente en draagt bij aan een gevarieerde beleving van de stad. Groen in deze hoofdstructuur is deels gekoppeld aan waterlopen.

De hoofdgroenstructuur is opgebouwd uit:

  1. 1. parken en recreatiegebieden
  2. 2. ecologische hoofdstructuur
  3. 3. hoofd boomstructuur
  4. 4. groene aders


Alkmaar wil de hoeveelheid openbaar groen behouden en waar mogelijk uitbreiden.

Relatie tot het plangebied
Het plangebied is gelegen op een kruising van een belangrijke bomenstructuur en een belangrijke oost-west ader. De bomenstructuur betreft de strook aan de zijde van de Maarten Luther Kingweg en maakt onderdeel uit van de gemeentelijke hoofdgroenstructuur. Tevens loopt er langs de Ruysdaelkade een fietspad welke onderdeel uitmaakt van de gemeentelijke hoofdstructuur. Daarnaast zijn aan de zijde van de Hobbemalaan openbare groenvoorzieningen bij de gemeente in beheer.
Uitgangspunt voor de voorgenomen ontwikkeling is dat er voldoende ruimte voor groen en bomen zijn en dat bomen zo veel mogelijk behouden blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00175-0305_0007.png"

3.4 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

In de paragrafen 3.1 en 3.2.1 is beschreven dat de voorgenomen ontwikkeling getoetst dient te worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat: de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In paragraaf 3.1 is reeds geconcludeerd dat het hier gaat om een stedelijke ontwikkeling. Daarna dient beoordeeld te worden of sprake is van een ontwikkeling binnen of buiten het stedelijk gebied.

Bestaand stedelijk gebied
Het projectgebied maakt deel uit van het bestaand stedelijk gebied. In artikel 1.1.1 lid 1 onder h Besluit ruimtelijke ordening is de definitie van bestaand stedelijk gebied gegeven: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur".

In dit geval gaat het om bestaande bebouwing ten behoeve van bedrijvigheid dat getransformeerd wordt naar woningbouw. Hierdoor is sprake van bestaand stedelijk gebied.

Behoefte
Nu vastgesteld is dat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied, dient gemotiveerd te worden dat behoefte is aan de woningbouw die met dit bestemmingsplan planologisch mogelijk wordt gemaakt. Hierbij wordt zowel naar kwantitatieve als naar kwalitatieve behoefte gekeken.

Kwantitatieve behoefte RAP 2016-2020
Zoals in paragraaf 3.2.3 al is aangegeven, is er op basis van de tabel waarin de indicatieve plannen in relatie tot de uitbreidingsbehoefte zijn weergegeven, voor de gemeente Alkmaar binnen tien jaar nog Ladderruimte voor 582 woningen. Daarnaast is er een verwachte overloop naar o.a. gemeente Alkmaar vanuit de Metropoolregio Amsterdam te verwachten, waardoor de woningbehoefte kwantitatief zal toenemen. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal 57 woningen. Derhalve kan gesteld worden dat de voorgenomen ontwikkeling voorziet in de kwalitatieve behoefte. Kwalitatieve behoefteDe voorgenomen ontwikkeling voorziet in de herontwikkeling van een perceel in een woonwijk, waar tot voorheen een garagebedrijf was gevestigd. Het gaat om een binnenstedelijke transformatielocatie, waar een woonfunctie gezien de omliggende woningen, juist gewenst is. In totaal worden op de begane grond t/m de zesde verdieping, circa 57 appartementen gerealiseerd. Het programma van het gebouw is zo samengesteld dat een gemêleerde bewonersgroep ontstaat. Naast starters op de woningmarkt wordt ook sterk gericht op senioren. De beoogde woningen sluiten goed aan bij de vraag van de senioren, temeer gezien de maatschappelijke functie (huisartsenpraktijk) op de begane grond. Eén derde van de woningen worden sociale koopwoningen. De doelgroep sluit hiermee aan bij de vraag in de regio. Tot slot wordt in het plan veel aandacht besteed aan duurzaamheid, groen en waterberging.

De regiogemeenten willen dat nieuwbouwplannen een versterking opleveren van de bestaande kwaliteiten die de regio Alkmaar rijk is. Door middel van het afwegingskader uit het RAP 2016 - 2020 wordt zowel lokaal als regionaal gekozen voor plannen die de woningmarkt het meeste versterken. Dit afwegingskader wordt hieronder besproken.

Het regionale kwalitatieve afwegingskader bestaat uit 3 zeven (filters):

  • de eerste zeef gaat over de ruimtelijke aspecten van plannen (criteria 1 tot en met 3);
  • de tweede zeef gaat over de criteria gerelateerd aan gebouwen (criteria 4 tot en met 8);
  • de derde zeef heeft een markttechnisch karakter en biedt daarnaast ruimte aan lokaal beleid (criteria 9 tot en met 11).



Conclusie
De behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling blijkt uit het regionale beleid zoals beschreven in paragraaf 3.2.2, maar met name uit het gemeentelijk beleid zoals beschreven in paragraaf 3.3. De locatie is uitermate geschikt voor de transformatie naar wonen en dit is tevens in de diverse beleidsstukken bevestigd. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt voorzien in woningen die betaalbaar zijn voor alle inkomensgroepen en wordt één derde van de woningen in de sociale sector gerealiseerd. De variatie in woningen die dit plan biedt, bevordert de doorstroming van de woningmarkt.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

De diverse omgevingsaspecten vormen een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling in het bestemmingsplan, dient onderzocht te worden welke omgevingsaspecten daarbij een rol kunnen spelen.

4.2 Verkeer En Parkeren

De herontwikkeling van de locatie naar wonen zal effect hebben op verkeer en parkeren. Er moet inzichtelijk worden gemaakt welke effecten te verwachten zijn en de aanvaardbaarheid van deze effecten moet worden beargumenteerd.

Parkeren
Het realiseren van nieuwe woningen en bedrijven heeft ook gevolgen voor de parkeersituatie. De Alkmaarse parkeernormen zijn recent geactualiseerd. Zowel in de oude als in de nieuwste Parkeernormennota 2020- 2027 is de centrale gedachte dat nieuwbouwwoningen geen extra parkeerdruk mag opleveren voor de directe omgeving, tenzij in de directe omgeving aantoonbaar structurele restcapaciteit aanwezig is. In de omgeving van het plangebied is eerder sprake van parkeerkrapte dan van restcapaciteit, waardoor dit plan in de eigen paarkeerbehoefte dient te voorzien.

Uitgangspunt daarbij zijn parkeercijfers die worden afgeleid van de landelijke richtlijnen voor parkeercijfers dat wordt onderzocht door het CROW, een nationaal kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. Dit zijn op de praktijk gebaseerde cijfers. Ze geven een inschatting van de werkelijk te verwachten toekomstige parkeerbehoefte.

Volgens de Parkeernormennota 2020-2027 moeten er voor de 57 appartementen 69 parkeerplaatsen gemaakt worden. Zie hiervoor de onderstaande tabel met de verschillende typen woningen. Door per type woning het aantal benodigde parkeerplaatsen naar boven af te ronden komt het totaal op 69:

aantal woningen oppervlakte parkeernorm parkeerbehoefte
28 45 - 75 m2 1,0 28
19 75 - 100 m2 1,3 24,7
9 100 - 125 m2 1,5 13,5
1 > 125 m2 1,7 1,7
57 69

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00175-0305_0008.png"

Daarnaast worden er vier behandelkamers voor huisartsen gerealiseerd, op grond van de Alkmaarse parkeernota geldt een norm van 2,7 parkeerplaatsen per behandelkamer = 10,8, afgerond 11 parkeerplaatsen. Vanwege het hoge aandeel bezoekers mag hier met een factor van 60% gerekend worden, zodat er een verplichting ontstaat om 6,6, afgerond 7 parkeerplaatsen te realiseren. Het plan om 10 parkeerplaatsen op het maaiveld te realiseren voldoet ruim aan de norm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00175-0305_0009.png"

In de parkeerkelder worden 69 parkeerplaatsen gerealiseerd en op maaiveld nog eens 10 openbare parkeerplaatsen. Het totaal van 79 parkeerplaatsen is voldoende om de parkeerbehoefte van de woningen en de huisartsen op te vangen. Het plan voldoet daarmee aan zowel aan de oude als aan de nieuwe Parkeernormennota 2020 – 2027 zoals die op 11 juni 2020 door de gemeenteraad is vastgesteld. De conclusie is dat voor wat betreft het aspect parkeren het voorliggend bestemmingsplan uitvoerbaar kan worden geacht.

Fietsparkeren bezoekers

Er wordt nabij de hoofdentree van het gebouw een fietsenstalling gerealiseerd in de openbare inrichting voor bezoekers. De exacte positie zal nader worden afgestemd met de omgevingsontwerper van de gemeente Alkmaar.

Verkeersgeneratie
Het project kent een verkeersaantrekkende werking als gevolg van het toevoegen van 57 appartementen ter plaatse van het projectgebied. Op basis van de kencijfers van de C.R.O.W. (Toekomstbestendig parkeren, december 2018) is de volgende verkeersaantrekkende werking te bepalen.

Huidige verkeersgeneratie

Het projectgebied ligt in een sterk stedelijk gebied en in de rest bebouwde kom. Op basis van de publicatie van het C.R.O.W. kent een werkplaats (bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief) per 100 m² een verkeersaantrekkende werking van minimaal 8,3 mvt/etmaal en maximaal 10,1. De garage heeft een oppervlakte van circa 2.458 m², waardoor een minimale verkeersaantrekkende werking van 204 mvt/etmaal geldt en een maximale verkeersaantrekkende werking van 249. Daarnaast zijn op de verdieping drie woningen gesitueerd. De woningen hebben een oppervlakte van 91 m² 100 m² (Ruysdaelkade 41), 91 m² (Ruysdaelkade 42) en 91 m² (Ruysdaelkade 43). Voor huur, etage, midden/goedkoop geldt een verkeersgeneratie van minimaal 3,2 per woning en maximaal 4,0. Voor drie woningen geldt derhalve een minimale verkeersaantrekkende werking in de rest bebouwde kom (sterk stedelijk gebied) van 10 mvt/etmaal. Maximaal geldt voor de woningen een verkeersaantrekkende werking van 12 mvt/etmaal.
In totaal was in de huidige situatie sprake van een minimale verkeersaantrekkende werking van 214 mvt/etmaal en maximaal 261 mvt/etmaal.

Toekomstige verkeersgeneratie
In de toekomstige situatie worden 57 appartementen gerealiseerd. Aan deze appartementen is een verkeersaantrekkende werking van minimaal 296 mvt/etmaal verbonden en maximaal 342 (koop, etage, midden in een sterk stedelijk gebied, rest bebouwde kom).
Voor de behandelkamers geldt een aparte verkeersaantrekkende werking. Per behandelkamer (gezondheidscentrum) geldt een verkeersgeneratie van minimaal 16,0 en maximaal 20,2.

In totaal is in de toekomstige situatie sprake van een minimale verkeersaantrekkende werking van 312 mvt/etmaal en maximaal 362 mvt/etmaal.

Er is derhalve sprake van een grotere verkeersgeneratie in de nieuwe situatie ten opzichte van de huidige situatie. Echter, gezien de relatief kleine toename en de ligging ten opzichte van de N9, kan het verkeer via de Oude Hoefseweg of Hobbemalaan goed afgewikkeld worden op de gebiedsontsluitingswegen.

4.3 Geluid

Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het conform de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Per 1 januari 2007 is de Wijzigingswet Wet geluidhinder in werking getreden. Voor wegen die deel (gaan) uitmaken van een 30 km-gebied geldt dat akoestisch onderzoek in principe niet uitgevoerd hoeft te worden. Als een geluidszone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh).

De nieuwe woningen zijn geluidgevoelig. De woningen zijn gelegen binnen de geluidszones langs de N9/Martin Luther Kingweg, de Oude Hoeverweg en de Bergerweg. Op de Ruysdaelkade, de Hobbemalaan en de Pieter Breughelstraat geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur, om die reden hebben deze wegen geen geluidszones.

Cauberg Huygen heeft op 2 juni 2020 een onderzoek opgeleverd waarin de geluidbelasting op de te realiseren woningen is berekend. Het rapport is als bijlage terug te vinden (Bijlage 1).

Op basis van de berekeningen wordt het volgende geconcludeerd:

  • De geluidbelasting ten gevolge van de N9/Martin Luther Kingweg bedraagt ten hoogste 67 dB. Er wordt niet overal voldaan aan de voorkeursgrenswaarde en ook niet aan de maximale ontheffingswaarde. Op locaties met een overschrijding van de maximale ontheffingswaarde worden dove gevels of gebouwgebonden geluidschermen toegepast.
  • Met betrekking tot alle overige wegen wordt overal voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
  • De geluidbelastingen vanwege de 30 km/uur-wegen zijn lager dan 48 dB.
  • De gecumuleerde geluidbelasting LVL,cum bedraagt ten hoogste 69 dB.
  • Met de inzet van (een combinatie van) dove gevels, gebouwgebonden geluidschermen, verglaasdebalkons of galerijen en geluidabsorberende plafonds wordt voldaan aan het gemeentelijk geluidbeleid.
  • Omdat gebleken is dat verschillende maatregelen niet realiseerbaar zijn vanwege overwegende bezwaren van verkeerskundige of financiële aard, wordt geadviseerd om een hogere waarde vanwege de N9/Martin Luther Kingweg van 53 dB Lden aan te vragen. Bij de nadere uitwerking van het bouwplan vormt het gemeentelijk geluidbeleid een belangrijk aandachtspunt (o.a. aanwezigheid geluidluwe gevel).

Het onderzoek laat zien dat met het gebruik van dove gevels of vliesgevels en de voorstestelde overige maatregelen voldaan kan worden aan een goed woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners. In de regels van dit bestemmingsplan (artikel 4.5.2) worden de dove gevels als voorwaardelijke verplichting opgenomen om dit goede woon- en leefklimaat te kunnen waarborgen. Er hoeven geen dove gevels gerealiseerd te worden indien een hogere waardebesluit is genomen én indien aan de voorwaarden uit dit hogere grenswaardebesluit wordt voldaan. Voor dit plan is door het college een hogere waardebesluit genomen. Het hogere waardebesluit inclusief de voorwaarden is als Bijlage 2 terug te vinden.


Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling en de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.4 Bodem

Wettelijk kader
Op basis van artikel 8 in de Woningwet zijn gemeenten verplicht een bouwverordening vast te stellen, met onder meer voorschriften ter voorkoming van bouwen op verontreinigde bodem. De Woningwet staat namelijk niet toe dat er gebouwd wordt op dermate verontreinigde grond dat hierdoor gezondheidsrisico's ontstaan voor de mensen die in een gebouw leven of werken. Om te voldoen aan deze verplichting dient bij het realiseren van woningbouw de kwaliteit van de bodem inzichtelijk te zijn.

Beschouwing bodem
Met het oog op bovengenoemde is op 28 juni 2018 door van Dijk geo- en milieutechniek b.v. een verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740) uitgevoerd op het perceel Ruysdaelkade 40-43 te Alkmaar. In 2007 is reeds een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit bodemonderzoek is gebleken dat de toplaag slechts licht verontreinigd is met kwik; de onderlaag is niet verontreinigd met de onderzochte parameters en het grondwater licht is verontreinigd met naftaleen en chroom. Beide onderzoeken, uit 2007 en 2018, zijn bijgevoegd als bijlage. De resultaten worden hieronder samenvattend beschreven.

Conclusie
Gezien de ouderdom van het voorgaande bodemonderzoek uit 2007 (> 3 jaar) is de situatie ter plaatse geactualiseerd in 2018. Uit de analyseresultaten blijkt dat de top- en onderlaag enkel als gevolg van de 4S3000-conectie licht verontreinigd zijn met PCB. Voorts zijn in de grond geen verhoogde gehaltes aangetoond. Het grondwater ter plaatse is eveneens enkel als gevolg van de AS3000-correctie licht verontreinigd met som dichlooretheen. Voorts is in het grondwater geen verhoogde concentraties vastgesteld. Met betrekking tot de vastgestelde milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse kan worden geconcludeerd dat er gezien de geringe mate aan verontreiniging milieuhygiënisch gezien geen bezwaar is tegen de voorziene overdracht en toekomstige herontwikkeling van het perceel.

4.5 Externe Veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van groepsrisico moet andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met, advies vragen aan, de regionale brandweer.

(Beperkt) kwetsbare objecten
Er moet getoetst worden aan het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, restaurants.

Risicovolle activiteiten
In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.

Door de provincie Noord Holland wordt in het kader van externe veiligheid aangesloten op het landelijke beleid. De regelgeving omtrent Externe Veiligheid is geregeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Het besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Een ministeriële regeling is op 8 september 2004 in werking getreden waarin onder meer veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn aangegeven.

Relatie met het plan
De ontwikkeling zelf is geen nieuwe risicovolle activiteit. Daarnaast zijn in de nabijheid van het plangebied geen windturbines aanwezig. Overige aspecten als hoogspanning en risico's als gevolg van luchtvaart zijn eveneens niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00175-0305_0010.png"

Figuur 4.1 uitsnede risicokaart, projectlocatie groen omcirkelt (bron: nederland.risicokaart.nl)

Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Aan de westzijde van de projectlocatie zijn vijf buisleidingen gelegen. Deze buisleidingen bevinden zich echter op meer dan 1000 meter en vormen hiermee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Risicovolle activiteiten in de omgeving van het plangebied
Op de risicokaart zijn twee risicovolle inrichtingen zichtbaar. Het betreffen het LPG station aan de Martin Luther Kingweg 10 en ijsbaan De Meent. Voor ijsbaan De Meent geldt ten aanzien van het plaatsgebonden risico een risicoafstand van 50 meter. De afstand van de projectlocatie tot de ijsbaan is groter dan 250 meter, waardoor aan de risicoafstand wordt voldaan. De afstand tot de grens van het invloedsgebied ter verantwoording van het groepsrisico van het LPG station is 150 meter. De voorgenomen ontwikkeling is niet gelegen binnen deze afstand. De afstand van het LPG station tot het plangebied is circa 350 meter.

Transportroutes vervoer gevaarlijke stoffen over de weg, water of spoor
De N512 is gelegen op ca. 300 meter afstand van het plangebied. Voor de N512 zijn geen telgegevens bekend van het transport van gevaarlijke stoffen. Te verwachten valt dat over de N512 een beperkt aantal LF1-, LF2- en GF3-transporten plaats zal vinden. Vanwege het te verwachten transport van GF3-stoffen bedraagt het invloedsgebied van de N512 355 meter. Het plangebied is daarmee gelegen binnen het invloedsgebied van de N512. Op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes kan bij een afstand groter dan 200 meter een beschouwing en verantwoording van het groepsrisico achterwege blijven. Een verdere beschouwing en verantwoording van het groepsrisico van de N512 is daarom niet vereist.

Wel is de kavel gelegen binnen 200 meter van de randweg N9, waardoor een groepsrisicoberekening uitgevoerd dient te worden. Deze berekening is uitgevoerd door Prevent (zie bijlage 5). De resultaten hiervan zijn in deze paragraaf integraal overgenomen.

Berekening groepsrisico

Het groepsrisico neemt door de voorgenomen ontwikkeling toe van 1,56 maal de oriëntatiewaarde naar 1,77 maal de oriëntatiewaarde (toename van 13 %). Dit is (in zowel de bestaande als de nieuwe situatie) ruim ten noorden van het plangebied, ter hoogte van Hogeschool Inholland.

In de bestaande en de nieuwe omgevingssituatie wordt op het kilometertracé ter noorden van het plangebied met het hanteren van de referentie aantallen van het basisnet weg een overschrijding van het groepsrisico berekend. Deze overschrijding wordt veroorzaakt door de hoge personendichtheid in de bebouwing van Hogeschool Inholland.

Verantwoording groepsrisico

Bij de verantwoording van het groepsrisico moet worden ingegaan op:

  1. 1. de aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied en de volgens het geldende bestemmingsplan mogelijke dichtheid van personen in het invloedsgebied;
  2. 2. de als het gevolg van het bestemmingsplan of omgevingsbesluit redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan of de vergunning betrekking heeft;
  3. 3. het groepsrisico voor de bestaande situatie en geldende bestemde situatie;
  4. 4. de bijdrage van het betreffende bestemmingsplan of omgevingsbesluit aan de hoogte van het groepsrisico;
  5. 5. maatregelen ter beperking van het groepsrisico die zijn overwogen en die zijn opgenomen;
  6. 6. de mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan.

Ad 1.

Uitgaande van de gebruikte populatie binnen een straal van 355 meter rondom het beschouwde wegtraject (186 hectare) bedraagt de dichtheid van personen binnen het beschouwde gebied 76 personen/ha1 in de dagperiode en 55 personen/ha in de avond/nachtperiode in de bestaande (bestemde) situatie.

Ad 2.

De personendichtheid in het plangebied bedraagt in de bestaande bestemde situatie 23,6 personen in de dagperiode en 7,2 personen in de avond/nachtperiode. In de nieuwe situatie bedraagt de personendichtheid maximaal 84,4 personen in de dagperiode en 136,8 personen in de avond/nachtperiode. Ten opzichte van de bestaande bestemde situatie neemt de personendichtheid in het plangebied toe met 60,8 personen in dagperiode en 129,6 personen in de avond/nachtperiode.

Ad 3 en 4

Het groepsrisico neemt door de voorgenomen ontwikkeling toe van 1,56 maal de oriëntatiewaarde naar 1,77 maal de oriëntatiewaarde. De ontwikkeling van de 57 appartementen en de huisartsenpraktijk heeft een beperkt effect op de hoogte van het groepsrisico (toename van 13 %). Gezien de hoogte van het berekende groepsrisico en de ruime gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen op grond van het basisnet ten opzicht van de getelde transporten zijn ook berekeningen uitgevoerd op basis van de telgegevens van 2013. Gezien de neerwaartse trend van de telgegevens van 2001, 2007 en 2013 kan worden verondersteld dat het hanteren van de telgegevens van 2013 een overschatting zal zijn van de werkelijke vervoersbewegingen in 2018. Uitgaande van de telgegevens van 2013 wordt voor de bestaande (bestemde) situatie een groepsrisico berekend van 0,25 maal de oriëntatiewaarde en voor de nieuwe situatie 0,28 maal de oriëntatiewaarde. Ook in deze situatie heeft de bebouwing in het plangebied in de nieuwe situatie een beperkt effect op de hoogte van het groepsrisico.

Ad. 5 en 6

De hogere bouwdelen zijn verspreidt over het plangebied geprojecteerd en niet allemaal geconcentreerd op de kortste afstand tot de weg. Hierbij wordt opgemerkt dat het plangebied geheel gelegen is binnen de PR=10-8 contour waardoor een andere indeling binnen het plangebied geen significant effect zal hebben op de hoogte van het groepsrisico.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten.

Mobiliteit van de aanwezigen

Binnen het plangebied zijn geen nieuwe functies voorzien die specifiek gericht zijn op minder zelfredzame personen. De planvorming betreft de realisatie van nieuwe woningen en een huisarstenpraktijk. Uitgangspunt is dat de personen in de gebouwen zelfredzaam zullen zijn.

Mogelijkheden voor ontvluchting/schuilen

Bij incidenten zal een afweging gemaakt moeten worden tussen schuilen of vluchten. Het optreden van een koude BLEVE is een snel scenario waarbij er geen tijd beschikbaar is om te kunnen vluchten. Bij het optreden van een warme BLEVE is voorafgaand nog beperkte tijd aanwezig om de betreffende gebouwen te ontruimen. Indien bij een dreigende BLEVE door de hulpdiensten wordt besloten het gebied te ontruimen, is het van belang dat personen, van de bron af (in zuid-oostelijke richting), kunnen vluchten. De huidige infrastructuur biedt hiervoor voldoende mogelijkheden. Bij het optreden van een plasbrand kunnen personen in de gebouwen, binnen het gebouw zelf vluchten naar een veilig gebied in het gebouw (op ca. 50 meter afstand van het centrum van de plasbrand).

Conclusie
De normen voor het plaatsgebonden risico en plasbrandaandachtsgebieden zoals aangegeven in het Bevt vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Op grond van het Bevt moet in de toelichting bij het ruimtelijke besluit het groepsrisico worden verantwoordt en moet worden ingegaan op de aspecten bestrijdbaarheid bij een ongeval met gevaarlijke stoffen op de weg en de zelfredzaamheid van personen in het plangebied. Dit is op basis van het onderzoek van Prevent in deze paragraaf rapportage beschouwd.

Het aspect externe veiligheid vormt vooralsnog geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling en het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.6 Bedrijven En Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten zoals geur en stof, wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden, zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. De inhoud van de milieuzonering wordt bepaald aan de hand van drie bouwstenen, te weten richtafstandenlijst, omgevingstypen en functiemenging. In de richtafstandenlijst zijn bedrijven opgenomen, ingedeeld in milieu categorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, worden afgeweken van deze richtafstanden. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst met één afstandstap worden verminderd. Tenslotte geeft de Staat van Bedrijfsinrichtingen voor een functiemenging een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Over het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.
Op basis van de publicatie van de VNG is bij ontwikkeling van woningbouw in de nabijheid van bedrijven een stappenplan aangegeven waarmee getoetst kan worden of de woningbouw haalbaar is en ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en of de bestaande bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden geschaad. In deze paragraaf worden de stappen uit de VNG publicatie gevolgd.

Omgevingstype
Om te bepalen welke richtafstanden aangehouden dienen te worden, is een analyse van het omgevingstype nodig. In voorliggend geval gaat het om de realisatie van appartementen met een huisartsenpraktijk op de begane grond. De locatie is gelegen naast de randweg N9. In de omgeving zijn verschillende maatschappelijke bestemmingen gelegen, zoals voor het Kerkelijk Bureau Protestantse Gemeente Alkmaar en daarnaast is de GGZ Noord-Holland-Noord gevestigd aan de Oude Hoeverweg 10. Gezien deze gebiedskenmerken kan het omgevingstype 'gemengd gebied' worden gehanteerd. De te hanteren richtafstanden kunnen derhalve dus met één afstandsstap worden verlaagd.

Bedrijven in de omgeving
In de omgeving zijn de volgende bedrijven gevestigd:

  • Middelbare school; O.S.G. Willem Blaeu;
  • Kantoren, waaronder PwC Alkmaar, aan de Robonsbosweg;
  • Kerkelijk Bureau Protestantse Gemeente Alkmaar;
  • Huisartsenpraktijk Bergerhoef.


Voor een middelbare school (SBI-2008 852, 8531) geldt een maximale richtafstand van 30 meter vanwege geluid. De school is gesitueerd aan de overzijde van de N9, op een afstand van meer dan 60 meter. De school vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie van het appartementengebouw. Een artsenpraktijk (SBI-2008 8621, 8622, 8623) kent op basis van de VNG-richtafstanden een richtafstand van 10 meter. Binnen gemengd gebied geldt derhalve geen richtafstand. Voor kantoren (SBI-2008 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82) geldt binnen gemengd gebied tevens geen richtafstand.

De voorgenomen ontwikkeling vormt derhalve geen belemmering voor omliggende bedrijven.
Daarnaast dient beoordeelt te worden of de beoogde artsenpraktijk inpasbaar is in de woonomgeving. Zoals hierboven reeds beschreven, geldt voor een artsenpraktijk (SBI-2008 8621, 8622, 8623) binnen gemengd gebied, geen richtafstand. Een artsenpraktijk is derhalve inpasbaar in een woonomgeving.

Conclusie
Het aspect bedrijven- en milieuzonering vormt geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan. Aan de richtafstanden van bedrijven in de nabijheid van het plangebied wordt voldaan. Daarnaast is de beoogde artsenpraktijk inpasbaar in een woonomgeving.

4.7 Water

Water en ruimtelijke ordening zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Enerzijds is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Het wateraspect vraagt om die reden bijzondere aandacht.

Het plangebied maakt in waterstaatkundig opzicht deel uit van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, dat als waterkwantiteitsbeheerder voor de polderwateren optreedt. Het hoogheemraadschap beheert ook de waterkwaliteit van boezem- en polderwater. Bij veranderingen in de inrichting dan wel het beheer van het water binnen het plangebied dient in een vroegtijdig stadium het overleg gezocht te worden tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier geeft in het waterbeheersplan 2010-2015 een overzicht van de doelen en maatregelen om het watersysteem in deze periode op orde te brengen. Het plan gaat in op beheer en onderhoud van dijken en watergangen, de afvalwaterzuiveringen, lozingen, uitvoeringsprogramma's en calamiteitenbestrijding. De komende jaren worden veel dijken langs Noordzee, Waddenzee, IJssel- en Marker-meer en kades langs vaarten en kanalen versterkt. Ook wordt extra ruimte voor water gerealiseerd, worden gemalen aangepast en worden veel stuwen verbreed en geautomatiseerd. Deze maatregelen moeten ervoor zorgen dat het werkgebied, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal, voorbereid is op zeespiegelstijging en meer extreme regenval en periodes van watertekort.

Watertoets
In het kader van de watertoets is het plan aangemeld via de website www.dewatertoets.nl.

Waterberging- en afvoer
Het plangebied bestaat in de huidige situatie grotendeels uit verhard oppervlak. De verharding bestaat uit klinkers en stelconplaten. In de toekomstige situatie worden de parkeerplaatsen voor de artsen ingepast in groene parkeerkoffers. Uitgangspunt van het ontwerp is dat het te bebouwing oppervlakte in de toekomstige situatie niet groter is dan in de huidige situatie. Het binnengebied wordt ingericht met zit- en speelmogelijkheden en grote bomen en struiken om de ruimte af te sluiten. Hierdoor is deze ruimte onderdeel van de waterberging wat bij zware regenval een buffer is, zodat de riolering niet overbelast wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00175-0305_0011.png"

Figuur 4.2 huidige situatie (bron: maps.google.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00175-0305_0012.png"

Figuur 4.3: toekomstige situatie (bron: schetsontwerp d.d. 05-02-2019)

Het hemelwater op daken wordt van de riolering afgekoppeld en via een aparte hemelwaterafvoer afgevoerd op het oppervlaktewater. Hemelwater op verharde oppervlakten kan worden geïnfiltreerd in de bodem.


Waterkwaliteit
Met betrekking tot de waterkwaliteit geldt dat geen uitlogende materialen mogen worden toegepast.

Waterkering
Langs de rand van het plangebied (aan de zuidzijde) ligt een regionale waterkering (kade) die in beheer is van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De strook heeft op basis van het vigerende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterkering'. In het bestemmingsplan 'Alkmaar Zuid-West' staat hierover het volgende:
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen. Op grond van de Keur van de waterbeheerder dient, alvorens kan worden gestart met de bouwwerkzaamheden, contact te worden opgenomen met de waterbeheerder, zodat kan worden beoordeeld of voor het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden een ontheffing benodigd is of niet.

Er worden geen werkzaamheden uitgevoerd binnen de dubbelbestemming. De waterkering vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan weinig tot geen gevolgen voor de waterhuishouding heeft. In het bestemmingsplan is een dubbelbestemming opgenomen voor waterkering.

4.8 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer (Wm) gewijzigd. In hoofdstuk 5 van de Wm is een paragraaf luchtkwaliteitseisen toegevoegd (paragraaf 5.2). Het doel van de wet is het beschermen van mens en milieu tegen negatieve effecten van luchtverontreiniging. Deze wet met onderliggende regelingen geeft voorschriften en normen over de luchtkwaliteit ter plaatse. Verder wordt er in regels aangegeven hoeveel er bij nieuwe ontwikkelingen aan de verontreiniging mag worden bijgedragen zonder dat er maatregelen getroffen behoeven te worden.

Daarnaast zijn er luchtkwaliteitseisen opgenomen in het Besluit niet in betekende mate bijdragen (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekende mate bijdragen (Regeling NIBM).


AMvB 'niet in betekenende mate'

In het Besluit NIBM en de bijbehorende ministeriële Regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.


De definitie van 'niet in betekende mate' is 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. De 3% komt overeen met 1,2 microgram/m3 (µg/m3). Als een project voor één stof de 3%-grens over-schrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling niet in betekenende waarde uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij één ontsluitende weg en 3.000 woningen bij twee ontsluitende wegen;
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg en 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.

Het voorgenomen project valt met de realisatie van maximaal 57 woningen ruimschoots binnen deze aangewezen categorie. Op basis van de NIBM-rekentool kan geconcludeerd worden dat de grenswaarde van 3% niet wordt overschreden en daarmee niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Plaatselijk luchtkwaliteit
Alkmaar neemt deel aan de Nationale Samenwerking Luchtkwaliteit (NSL). In dat kader is er ieder jaar een herijking van de luchtkwaliteit door middel van de Monitoringstool. De Monitoringstool is een instrument waarmee jaarlijks op nationaal niveau de luchtkwaliteit wordt bepaald. In 2012 en 2011 waren er geen situaties in Alkmaar waar een overschrijding van de norm voor de diverse stoffen optrad. In het kader van de samenwerking NSL neemt de gemeente Alkmaar maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.

Goed woon- en leefklimaat
Via de NSL-monitoringstool (geraadpleegd op 1 juli 2019) is te zien dat ter plaatse van de projectlocatie de totale achtergrondconcentraties in 2020 van fijnstof PM10 18,68 µg/m3, van fijnstof PM2,5 10,58 µg/m3 en van stikstofdioxide NO2 15,33 µg/m3 zijn. De grenswaarde voor toetsing voor stikstofdioxide NO2 is 40 µg/m3, voor fijnstof PM10 is 40 µg/m3 en voor fijnstof PM2,5 is 25 µg/m3 de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. Wanneer de maximale bijdrage van het extra verkeer hierbij wordt opgeteld, zal de concentraties van zowel fijn stof als stikstofdioxide ruim onder de grenswaarden blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00175-0305_0013.png"

figuur 4.3 achtergrondconcentraties PM10, NO2 en PM2,5 in het gebied

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Hoofdleidingen En Straalpad

Bij nieuwbouw of grote verbouwingen, dient bekeken te worden of kabels en leidingen (gas, elektriciteit, etc.) in of direct bij het plangebied zijn gelegen. Het is mogelijk dat er kabels en leidingen in plangebied aanwezig zijn die een beschermingszone vereisen die in het bestemmingsplan geregeld moet worden.

Conclusie
In het vigerende bestemmingsplan 'Alkmaar Zuid-West' zijn een drietal transportleidingen opgenomen. Het gaat om de leidingen langs de Helderseweg (gastransportleiding), een persriool van de rioolwaterzuivering naar het Noordhollands Kanaal en een effluent leiding ten zuiden van de zuidelijke oprit van de Huiswaarderweg. De leidingen zijn als zodanig opgenomen op de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan 'Alkmaar Zuid-West'. De voorgenomen ontwikkeling is niet in de nabijheid van deze leidingen gelegen. Daarnaast zijn er geen overige kabels en leidingen in of direct bij het plangebied gelegen. Het aspect hoofdleidingen en straalpad vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.10 Ecologie

Sinds 1 januari 2017 is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Wet natuurbescherming vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.

Wet natuurbescherming
Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. Daarnaast kan de provincie ervoor kiezen om een gebied aan te wijzen als bijzonder nationaal natuurgebied- of landschap of als Nationaal Natuurnetwerk (NNN). Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.

Nationaal Natuurnetwerk
De term EHS werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In 2013 veranderde de naam van Ecologische Hoofdstructuur naar Nationaal Natuurnetwerk (NNN). NNN is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in of in de nabijheid van het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'.

Quickscan Wet natuurbescherming
Adviesbureau Van der Goes & Groot heeft in augustus een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage terug te vinden (Bijlage 6). De conclusies zijn hieronder integraal overgenomen.

Beschermde soorten

  • Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor beschermde soorten amfibieen, vogels, grondgebonden zoogdieren en vleermuizen.
  • Gezien de uitgevoerde toetsing, kunnen van de amfibieen en grondgebonden zoogdieren alleen 'vrijgestelde' soorten aanwezig zijn. Voor deze aangetroffen of verwachte 'vrijgestelde' soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd als werkzaamheden worden verricht in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, zoals het besproken plan.
  • In het plangebied kunnen broedvogels met niet-jaarrond beschermde nesten voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van half maart tot half juli.
  • In het plangebied kunnen verblijvende vleermuizen voorkomen. Omdat negatieve effecten door de werkzaamheden niet uitgesloten zijn, is vervolgonderzoek naar voortplantingsplaatsen en rustplaatsen van vleermuizen noodzakelijk (zie voor de optimale onderzoeksperiode Tabel 2). Worden tijdens de veldinventarisatie volgens landelijk geldende richtlijnen, protocollen, soortstandaarden en/of Kennisdocumenten één of meer soorten vleermuizen met verblijfplaatsen aangetroffen, dan dient een ontheffingsaanvraag te worden ingediend, waarin passende mitigerende en compenserende maatregelen worden beschreven.
  • Voor het mogelijk incidentele terreingebruik van het plangebied door vogels met jaarrond beschermde nesten, wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter leefgebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. De vogels kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken.
  • Voor de mogelijk aanwezige foeragerende vleermuizen in het plangebied wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter foerageergebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. De vleermuizen kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken.
  • Het plangebied kan gebruikt worden als (klein) onderdeel van een vliegroute door vleermuizen. Vooral tijdens de aanlegfase zijn veranderingen aan de orde. De aard van het plangebied zal echter tijdens de aanleg maar ook later niet dusdanig veranderen dat belangrijke gevolgen worden verwacht.

Nader vleermuisonderzoek

In navolging van de uitgevoerde quickscan is door Van der Goes & Groot een nader vleermuisonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 7) conform het vleermuizenprotocol van het Netwerk Groene Bureau's. De conclusies van dit onderzoek zijn hieronder integraal weergegeven.

Algemeen

In het plangebied komen geen jaarrond beschermde verblijfplaatsen van vogels voor. In het plangebied kunnen wel broedvogels met niet-jaarrond beschermde nesten voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen duurt ruwweg van half maart tot half juli.

Vleermuizen

In plangebied Ruysdaelkade 40 zijn alleen langsvliegende, in vlucht baltsende en foeragerende vleermuizen waargenomen.Verblijfplaatsen van vleermuizen konden niet worden vastgesteld in het plangebied. De in vlucht baltsende vleermuizen vertoonden geen gebouw gebonden activiteit en konden niet aan aanwezige bebouwing worden gekoppeld. Het foerageergebied voor vleermuizen binnen het plangebied maakt slechts een klein deel uit van een veel groter foerageergebied en is geen 'essentieel' deel van het leefgebied. De vleermuizen kunnen derhalve uitwijken.

Vanwege het ontbreken van verblijfplaatsen van vleermuizen en/of andere beschermde gebruiksfuncties die in betekenende mate worden aangetast, is het niet nodig ontheffing aan te vragen in het kader van Wnb.

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Het plangebied ligt op meer dan vier kilometer afstand van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, het Noordhollands Duinreservaat. Gezien de grote afstand en de uit te voeren werkzaamheden worden op voorhand geen directe negatieve gevolgen verwacht van de plannen zoals licht, geluid of optische verstoring. Er hoeft hiernaar geen nadere toetsing uitgevoerd te worden.

Stikstof

Het project kan door de verkeersaantrekkende werking en de daarmee gepaard gaande stikstofdepositie, wel gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Noordhollands Duinreservaat. In dit kader is in april 2020 een stikstofberekening uitgevoerd door VanderGoes&Groot (Bijlage 8). Hierbij is zowel de gebruiksfase als de aanlegfase berekend. De maximale projectbijdrage van de aanleg en het gebruik van het gebouw is 0,00 mol/ha/jaar op de meest dichtbijgelegen stikstofgevoelige habitattypen. De stikstofdepositie die uitvoering
van de plannen zal veroorzaken vormt een zodanig gering percentage van de kritische depositiewaarde van de meest kritische ter plaatse voorkomende stikstofgevoelige habitattypen, dat er ecologisch gezien geen zichtbare of meetbare effecten zullen optreden en er zeker geen sprake is van significante gevolgen waardoor de instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden in gevaar zouden kunnen komen.

De hoogste bijdrage van het project betreft de tijdelijke inzet en
het tijdelijke effect van mobiele werktuigen. Deze tijdelijke
effecten zijn vaak gemakkelijker op te vangen door de natuurlijke
fluctuaties binnen het natuurgebied of eventueel herstelbeheer,
dan effecten van permanente activiteiten.

In de gerealiseerde bebouwing wordt door het afzien van
stookinstallaties in de bebouwing (vrijwel) geen stikstof meer
geëmitteerd. De transitie van oude bebouwing met zekere
uitstoot van stikstof naar de beoogde bebouwing in dit project
draagt daarmee bij aan de gewenste permanente daling van
stikstof op kwetsbare natuurgebieden.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van het NNN, inclusief de zogenaamde verbindingszones die verschillende NNN-gebieden kunnen verbinden. Er kunnen geen negatieve effecten door de plannen op het NNN gebied optreden. De plannen hoeven verder niet getoetst te worden aan beschermde waarden binnen dit netwerk.

Weidevogelgebied

Het gebied is niet begrensd als een bijzonder te beschermen weidevogelleefgebied of belangrijk weidevogelgebied. Er is geen negatief effect mogelijk op Weidevogelleefgebieden, een nadere toetsing is niet nodig.

Conclusie
Zowel vanuit gebiedsbescherming als soortenbescherming, vormt het aspect ecologie vooralsnog geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.

4.11 Groen

Uit het beleid van de gemeente Alkmaar (zie paragraaf 3.3) blijkt dat de gemeente veel waarde hecht aan het behouden en waar mogelijk uitbreiden van de hoeveelheid openbaar groen. Het terrein bestaat momenteel uit een groot gedeelte verhard oppervlak. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt het omliggende terrein voorzien van een groenrijke omgeving. Ten opzichte van de huidige situatie zal het aandeel in groen toenemen. Naast het verminderen van het verharde oppervlak in de tuin is het ook de ambitie om het regenwater zoveel als mogelijk te gebruiken voor de bewatering van de daktuin en plantengevels. Het binnengebied wordt voorzien van een groen dak wat regenwater vasthoudt en kansen biedt voor biodiversiteit qua beplanting.

Biodiversiteit
Door te kiezen voor bij- en vogelvriendelijk assortiment en met de plantkeuze rekening te houden met zowel de gradienten als op de ligging ten opzichte van de zon (schaduwtuin met varens) zal de beplanting een bijdrage leveren aan de ecologische diversiteit in het gebied en de omgeving. Dit kan versterkt worden door in en aan het gebouw nestgelegenheden (gierzwaluw, vinken, mezen) aan te brengen. Daarnaast kan op het dak bijvoorbeeld ruimte worden geboden aan een imker voor bijenkasten. Het beeld van de beplanting zal een tussenvorm zijn tussen een wildebloemen akker en een vasteplanten border (dit ook rekeninghoudend met de intensiteit van het beheer).

Bomen
Het betreffende terrein is omringd door bomen. Aan de entree is een plantaan gesitueerd die naar verwachting gekapt moet worden. Het terrein wordt verder parkachtig ingevuld met veel bomen. Getracht wordt om zoveel als mogelijk het bestaande boombestand te behouden of te verplanten.

Groen
In het landschapsontwerp, welke is opgesteld door Marlies van Diest (september 2018), is aangegeven op welke manieren groen tot uiting komt in het ontwerp. Belangrijke uitgangspunten uit dit ontwerp zijn als volgt:

  • Door het toepassen van ronde hoeken (terug te zien in de paden en het straat meubilair) komt het groen beter tot uiting;
  • Door het toepassen van hoogteverschillen en daarme groene taluds ontstaat er meer zicht op groen;
  • Er komt een openbaar wandelrondje om het gebouw met zitplekken in het groen langs het rondje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00175-0305_0014.png"
figuur 4.4 Schetsontwerp (bron: Marlies van Diiest, september 2018)

4.12 Archeologie

Het Verdrag van Valletta was geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 en de Wet op de monumentenzorg, tot de inwerkingtreding van de Erfgoedwet op 1 juli 2016. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De wet regelt tevens de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem. De uitvoering van de Erfgoedwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is een primair gemeentelijke opgave.

In het proces van ruimtelijke ordening moet tijdig rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke plannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk.

Relatie met het plan
In het vigerende bestemmingsplan is geen archeologische dubbelbestemming opgenomen. Verwezen wordt naar de gemeentelijke Archeologische verwachtingskaart. Er zijn vijf categorieën van gebieden opgenomen op de kaart, afhankelijk van de trefkans op archeologische resten:

  • Waarde A: archeologische maatregelen bij verstoring >25 m² en >20cm diepte
  • Waarde B: archeologische maatregelen bij verstoring >50 m² en >35cm diepte
  • Waarde C: archeologische maatregelen bij verstoring >500 m² en >40cm diepte
  • Waarde D: archeologische maatregelen bij verstoring >5000 m² en >40cm diepte
  • Waarde E: archeologische maatregelen bij verstoring >10.000 m² en >40cm diepte

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00175-0305_0015.png"figuur 4.5 Archeologische verwachtingskaar gemeente Alkmaar (projectlocatie paars omcirkelt)
De voorgenomen ontwikkeling realiseert de ontwikkeling buiten de zone met hoge archeologische verwachting. Er geldt waarde E: archeologische maatregelen zijn nodig bij verstoring > 10.000 m² en > 40 cm diepte. Het gehele perceel beslaat een oppervlakte van circa 4.600 m². Derhalve is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Wel dienen eventueel tijdens de werkzaamheden aangetroffen toevallige vondsten op grond van de wettelijke meldingsplicht bij gemeente Alkmaar te worden gemeld.

Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.13 Cultuurhistorie

De gemeente Alkmaar heeft in 2016 de nota 'Erfgoedbeleid Alkmaar 2016-2026' haar beleid ten aanzien van cultuurhistorie beschreven. Na gedegen analyse van het wettelijk kader, de landelijke beleidstrends en het Alkmaarse cultuurhistorische speelveld wordt het beleid voor het komend decennium geformuleerd. Met deze nota wordt het beleid onderbouwd en toegelicht voor belanghebbenden en geïnteresseerden. In de Nota wordt aangegeven dat er een cultuurhistorische waardenkaart voor het gehele grondgebied wordt opgesteld, waarin archeologie, bouwhistorie en monumentenzorg worden geïntegreerd.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede te zien van de kaart waarop alle monumenten in Alkmaar te zien zijn. Het plangebied is globaal rood omcirkelt. Op de kaart zijn aan de Ruysdaelkade (nr. 14 t/m nr. 20) een zevental woningen rood gearceerd. Dit betreffen gemeentelijke monumenten. Aan de Frans Halsstraat zijn daarnaast nog een aantal objecten groen gearceerd. Dit betreffen beeldbepalende panden.

In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen gemeentelijke of provinciale monumenten gesitueerd. Het plangebied zelf heeft ook geen cultuurhistorische waarden. Het gebied is eveneens niet aangemerkt als beschermd stadsgezicht.

Gezien de afstand van de projectlocatie tot de gemeentelijke monumenten en de beeld bepalende objecten en de aard van de ontwikkeling, zijn negatieve cultuurhistorische effecten op deze monumenten en objecten als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00175-0305_0016.png"Figuur 4.6 Monumenten in Alkmaar (bron: datalab.alkmaar.nl/monumenten)

Robonsbosmolen

De Robonsbosmolen is aangewezen als Rijksmonument. Bij de ligging van een molen in of nabij een projectgebied is het van belang om inzichtelijk te maken hoe is omgegaan met de molenbiotoop. Niet alleen voor molens die in bedrijf zijn, is het garanderen van een goede molenbiotoop van belang. Ook voor restanten van molens (molenrompen) moet inzichtelijk worden gemaakt hoe met de molenbiotoop in het bestemmingsplan rekening is gehouden. Elke molen heeft een biotoop om voldoende windvang te garanderen. Deze biotoop wordt in meters bepaald en afhankelijk van de positie ten opzichte van de molen is bebouwing met een bepaalde hoogte toegelaten.

De molen ‘Robonsbosmolen’ ten noorden van de Kromme Sloot is een poldermolen. Als gevolg van stadsuitbreidingen zijn stedelijke functies zoals de sportterreinen op korte afstand genaderd. Het is dan ook belangrijk dat rekening gehouden wordt met de molenbiotoop van de molen ‘Robonsbosmolen’. Een molenbiotoop kan gedefinieerd worden als het gebied rondom de molen dat van essentieel belang is voor de vrije windvang en het zicht op de molen. Om dit gebied te begrenzen is een vrijwaringszone ingesteld met een straal van 100 meter vanuit het middelpunt van de molen. Binnen de straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan het onderste punt van de verticaal staande wiek. Binnen de straal van 100 tot 400 meter gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag wat betreft bebouwing en beplanting in het buitengebied de maximale hoogte van bebouwing/beplanting niet hoger zijn dan 1/20: de maximale hoogte bedraagt één twintigste van de afstand tot de molen. Binnen een straal van 400 meter gelden voornoemde restricties met betrekking tot bouwhoogtes.

De Robonsbosmolen ligt op een afstand van minimaal 467 meter vanaf het plangebied. De molenbiotoop waar rekening mee gehouden dient te worden reikt derhalve niet tot het plangebied. De afstand én de ligging ten oosten van de molen (bij een meest voorkomende windrichting vanuit het zuidwesten) zorgt derhalve niet voor een beperking van de windvang van de Robonsbosmolen wat zou leiden tot een beperking in het aantal draaiuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00175-0305_0017.png"

figuur 4.7: afstand plangebied tot Robonsbosmolen

4.14 M.e.r.-beoordeling

De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.

Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen, dient een toets uitgevoerd te worden of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Omdat sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling is een aanmeldnotitie opgesteld (Bijlage 9) en ingediend bij het bevoegd gezag. Geconcludeerd kan worden dat er geen significant negatieve effecten op het milieu ontstaan als gevolg van de ontwikkeling van het projectgebied van garage naar woningbouw met huisartsenpost. De activiteiten die mogelijk worden gemaakt zijn, gelet op de kenmerken en de plaats van de activiteiten en de kenmerken van de potentiële effecten, niet zodanig van invloed op het milieu dat een milieueffectrapportage moet worden doorlopen.Het bevoegd gezag heeft hierover een besluit genomen en geoordeeld dat geen sprake is van significant negatieve effecten, waardoor een m.e.r.-beoordeling niet benodigd is.

4.15 Duurzaamheid

Gemeente Alkmaar heeft het Duurzaamheidsbeleid op 28 mei 2020 vastgesteld in haar Programma Duurzaam Alkmaar 2020-2024. Met als basis de doelstellingen die afgesproken zijn in de regio Alkmaar, dat we werken naar een toename van het aandeel duurzame energie en een afname van het gebruik van fossiele energie. De hoofddoelen zijn in lijn met de nationale doelstelling van het nationale Energieakkoord en het Klimaatakkoord. Ook in het coalitieakkoord van Alkmaar wordt er duidelijk gesproken over duurzaamheid. Zo wordt er ingezet op zonne-energie en de verduurzaming van woningen.

De gemeente hanteert de volgende uitgangspunten voor de nieuwbouw:

  • gasloos bouwen
  • energieneutraal bouwen / lokale opwekking duurzame energie
  • circulair bouwen / wateradaptie
  • duurzame mobiliteit

Een energiezuinige woning is goed voor het milieu (weinig tot geen CO2-uitstoot) en kan goed zijn voor de portemonnee van toekomstige bewoners omdat besparing op de energierekening zichzelf terugverdient. De toe te passen maatregelen voor een energiezuinige woning zijn grofweg onder te verdelen in drie stappen:

  1. 1. Duurzaam ontwerpen / duurzaam casco;
  2. 2. Duurzame warmte-koude voorziening;
  3. 3. Duurzame energieopwekking

Concreet vertaalt dit zich in de volgende toepassingen / punten:

  • Er geldt een hoge ambitie ten aanzien van duurzaamheid en de klimaatadaptie en overige duurzaamheidsaspecten;
  • Er wordt gasloos gebouwd, gebruik wordt gemaakt van een warmtepomp;
  • Op de daken worden zonnepanelen gebouwd;
  • Het binnengebied wordt ingericht met grote bomen en struiken zodat deze ruimte onderdeel is van de waterberging wat bij zware regenval een buffer is, zodat de riolering niet overbelast wordt;
  • Het verhard oppervlak neemt af ten aanzien van de huidige situatie.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten. In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de tekst van de regels en op de verbeelding. Verbeelding en regels zijn één geheel en niet afzonderlijk leesbaar.


SVBP 2012
Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.

5.2 De Regels

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Deze zijn opgesteld op basis van de Wet ruimtelijke ordening. De planregels geven aan waarvoor gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden. Bij de opzet van de planregels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is. Het kan in een concrete situatie voorkomen dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe zijn diverse flexibiliteitsregels opgenomen, zoals:

  • afwijken van bouwregelingen en gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.


In het bestemmingsplan is de bevoegdheid opgenomen om af te wijken van bepaalde normen. De uitvoering ervan berust bij het College van Burgemeester en Wethouders. Deze flexibiliteitbepaling maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond gegeven bestemming gehandhaafd moet blijven.

Het systeem van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is bij enkele bestemmingen opgenomen, vooral ter veiligstelling van bepaalde archeologische en cultuurhistorische waarden. Door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden bij een bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet op elke plaats, in elke omvang en op elk moment in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden worden. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het desbetreffende artikel toelaatbaar zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Met de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen dus geen gebruiksmogelijkheden aan een bestemming worden toegevoegd; voor de gebruiksmogelijkheden blijft de doeleindenomschrijving het bepalende kader.

Normale onderhoudswerkzaamheden moeten ten allen tijde zonder vergunning uitgevoerd kunnen worden. Daarom is bij alle omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningplicht vallen. In ieder geval zal het bij "normale onderhoudswerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarden zullen per definitie niet als "normaal" beschouwd worden.

5.3 Nadere Toelichting Op De Regels

De bij dit plan behorende planregels zijn, conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008), onderverdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels
  2. 2. Bestemmingsregels
  3. 3. Algemene regels
  4. 4. Ovegangs- en slotregels

In hoofdstuk 1 worden in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Daarbij worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Dit hoofdstuk bevat ook bepalingen die van toepassing zijn op meer bestemmingen, de zogeheten 'dubbelbestemmingen'.

In hoofdstuk 3 is een aantal algemene regels opgenomen. Behalve een antidubbeltelregel zijn algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze zijn om geringe afwijkingen o.a. van de in het plan opgenomen maten en grenzen mogelijk te maken.

In hoofdstuk 4 is omschreven welke gebouwen en gebruik vallen onder het overgangsrecht en bevat tot slot de citeertitel van het plan.

5.3.1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Wijze van meten (artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden en gemeten moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Groen (artikel 3)

Deze bestemming is bestemd voor de bestaande en eventuele toekomstige groenvoorzieningen. Binnen deze bestemming zijn de aangewezen gronden bestemd voor groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, beeldende kunst, geluidwerende voorzieningen, kunstwerken, evenementen van categorie 1 en stadslandbouw. Ook zijn voet- en fietspaden toegestaan ter ontsluiting van de woonblokken.

Wonen (artikel 4)
Binnen deze bestemming zijn woningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep/bedrijf toegestaan met daarbij behorende bouwwerken, tuinen en erven, wegen en paden, waterlopen en waterpartijen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen met bijbehorende in- en uitritten. Alle maten en begrenzingen zijn aangegeven met aanduidingen. Het maximum aantal woningen is aangegeven op de verbeelding.

Binnen de bestemming Wonen mag ter plaatse van het bouwvlak een ondergrondse parkeergarage worden gerealiseerd. Middels een functieaanduiding is de plek aangegeven waar in de eerste bouwlaag maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan (huisartsen onder een dak).

Voorwaardelijke verplichting Wet geluidhinder

In het artikel is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de woningen pas in gebruik mogen worden indien ze voorzien zijn van een dove gevels, tenzij hogere grenswaarden zijn vastgesteld en aan de voorwaarden uit dit hogere grenswaardebesluit wordt voldaan. Volledigheidshalve is het besluit hogere grenswaarden als bijlage toegevoegd aan deze toelichting.


Waterstaat - Waterkering (artikel 5)
De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen bestemming, mede bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen. Deze dubbelbestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen.

5.3.3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen onder andere de flexibiliteitbepalingen en algemene bepalingen aan de orde. Het gaat hierbij onder meer om:

Anti-dubbeltelregel (artikel 6)
In dit artikel is opgenomen dat grond, welke eenmaal in aanmerking is of moest worden genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van een andere aanvraag buiten beschouwing dient te blijven.

Algemene bouwregels (artikel 7)
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen, ondergeschikte bouwdelen en algemene bepalingen over bestaande afstanden en andere maten.

Algemene afwijkingsregels (artikel 8)
Ten behoeve van de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk is voorzien in afwijkingsmogelijkheden. Met de afwijkingsbevoegdheid kan het dagelijks bestuur o.a. een afwijking van de maatvoering van bouwwerken toestaan met ten hoogste 10%.

Algemene wijzigingsregels (artikel 9)
De algemene bevoegdheid betreft het aanpassen van de bestemmingsgrenzen indien dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein of indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.

Overige algemene regels (artikel 10)
In dit artikel is een regel opgenomen ten aanzien van het voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hiermee wordt gewaarborgd dat bij de omgevingsvergunningaanvraag voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen voor het in te dienen plan. Daarnaast worden regels gesteld aan het laden en lossen, afmetingen van de parkeerplaatsen en wordt een mogelijkheid gegeven om af te wijken middels een financiële bijdrage in het parkeerfonds.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 11)
Met betrekking tot bouwwerken en het gebruik van grond en bouwwerken wordt in dit artikel ingegaan op het daarop toepasselijke overgangsrecht.

Slotregel (artikel 12)
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Algemeen
Nadat het college het voorontwerpbestemmingsplan daartoe heeft vrijgegeven, wordt overleg conform artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gevoerd met de verschillende instanties. Ook vindt over het bestemmingsplan participatie plaats. Daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van een bestemmingsplan van start gaan.

Participatie
In december 2018 heeft een informatieavond plaatsgevonden voor de buurtbewoners en zijn de globale plannen gepresenteerd. Aan de hand van deze avond en reacties is het plan op onderdelen aangepast.

Er is op basis van deze plannen een voorontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd waarbij een ieder de mogelijkheid heeft een inspraakreactie in te dienen.


Vooroverleg artikel 3.1.1. Bro
Ten behoeve van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan relevante rijksdiensten, Provincie Noord-Holland, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en buurtgemeenten.

Inspraak voorontwerp bestemmingsplan

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft heeft met bijbehorende stukken heeft met ingang van 6 februari 2020 tot en met 18 maart 2020 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen.

Op 3 maart 2020 heeft er een inloopbijeenkomst plaatsgevonden, waarbij de gelegenheid is geboden om vragen te stellen aan medewerkers van de gemeente over het voorontwerp bestemmingsplan. De panelen en het verslag zijn als bijlage 10 terug te vinden.

Tijdens deze avond is ook een enquette gehouden waarbij de bezoekers zijn gevraagd naar hun mening omtrent de ontwikkeling. De algemene tendens was dat de meeste aanwezigen het een goed idee vinden dat de garage verdwijnt en er nieuwbouw komt. Ook wordt aangegeven dat het nieuwe gebouw goed in de omgeving past en nieuw openbaar groen (parkje) gerealiseerd wordt. Als laatste wordt door de aanwezigen positief gereageerd op de vraag om mee te denken met de verdere inrichting van dit parkje in een aparte sessie met een landschapsarchitect.


Uiteindelijk zijn binnen de periode dat het voorontwerp ter inzage lag, vier schriftelijke inspraakreacties ingediend die middels de Nota van beantwoording inspraakreacties (zie bijlage 11) zijn beantwoord. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de verkeersparagraaf in deze toelichting. Verduidelijkt is dat er nu voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn binnen het plan.

Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan 'Ruysdaelkade 40' (hierna: ontwerp bestemmingsplan) met bijbehorende stukken heeft met ingang van 27 augustus 2020 tot en met woensdag 7 oktober 2020 gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan bevat een bouwplan waar ook gemeentelijke kosten mee gemoeid kunnen zijn voor de aanpassing van infrastructuur of (mogelijke) planschade.

Met de invoering van de Grondexploitatiewet als onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening is het verhaal van kosten verplicht. De wetgever acht het wenselijk dat de gemeente en ontwikkelaar het onderling eens worden over het kostenverhaal (zoals bepaalt in artikel 6.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening). Dit kan middels een exploitatieplan dan wel een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het – daarvoor in aanmerking komende – planologische besluit dient vast te liggen op welke wijze het kostenverhaal wordt gedekt. Hiervoor is een overeenkomst tussen de gemeente en initiatiefnemers gesloten.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Geluidsonderzoek

Bijlage 2 Ontwerpbesluit Hogere Waarde

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek 2018

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek 2007

Bijlage 5 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 6 Quickscan Wet Natuurbeheer

Bijlage 7 Vleermuizenonderzoek

Bijlage 8 Stikstofberekening

Bijlage 9 Aanmeldnotitie M.e.r.

Bijlage 10 Panelen En Verslag Infoavond

Bijlage 11 Nota Van Beantwoording Inspraak