KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - 1
Artikel 5 Bedrijf - Kleinschalig
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning
Artikel 8 Detailhandel - Tuincentrum
Artikel 9 Gemengd - 1
Artikel 10 Gemengd - 2
Artikel 11 Gemengd - 3
Artikel 12 Groen
Artikel 13 Horeca
Artikel 14 Kantoor
Artikel 15 Maatschappelijk
Artikel 16 Natuur
Artikel 17 Sport
Artikel 18 Sport - Sporthal
Artikel 19 Sport - Watersport
Artikel 20 Sport - Zwembad
Artikel 21 Tuin
Artikel 22 Tuin - Parkeertuin
Artikel 23 Verkeer
Artikel 24 Verkeer - Garagebox
Artikel 25 Verkeer - Openbaar Vervoer
Artikel 26 Verkeer - Parkeren
Artikel 27 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 28 Water
Artikel 29 Water - 1
Artikel 30 Wonen
Artikel 31 Wonen - 1
Artikel 32 Wonen - 2
Artikel 33 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 34 Wonen - Woonzorg
Artikel 35 Leiding - Gas
Artikel 36 Leiding - Water
Artikel 37 Waarde - Aardkundige Waarden
Artikel 38 Waarde - Archeologie 1 - 5
Artikel 39 Waarde - Cultuurhistorie Gemeente
Artikel 40 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 41 Anti-dubbeltelregel
Artikel 42 Algemene Bouwregels
Artikel 43 Algemene Gebruiksregels
Artikel 44 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 45 Luchtvaartverkeerzone Lib Artikel 2.2.1 Nr. 4
Artikel 46 Luchtvaartverkeerzone Lib Artikel 2.2.2
Artikel 47 Luchtvaartverkeerzone Lib Artikel 2.2.2a
Artikel 48 Luchtvaartverkeerszone Lib Artikel 2.2.3
Artikel 49 Veiligheidszone - Lpg
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 50 Overgangsrecht
Artikel 51 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Visie Plangebied
2.1 Uitgangspunten
2.2 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Planopzet
3.1 Algemeen
3.2 De Bestemmingen
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Nieuwe Stedelijke Ontwikkeling
4.2 Economische Uitvoerbaarheid
4.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
4.4 Handhaving
Hoofdstuk 5 Beschrijving Huidige Situatie Plangebied
5.1 Ruimtelijke Karakteristiek
5.2 Functioneel Gebruik
Hoofdstuk 6 Beleidskader
6.1 Inleiding
6.2 Rijksbeleid
6.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
6.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 7 Omgevingskwaliteit
7.1 Bodem
7.2 Water
7.3 Gebiedswaarde
7.4 Geluid
7.5 Luchtkwaliteit
7.6 Externe Veiligheid
7.7 Ecologie
7.8 Duurzaam Bouwen En Energie
7.9 Bedrijven En Milieuzonering

Amstelveen Midden West 2022

Bestemmingsplan - gemeente Amstelveen

Vastgesteld op 14-12-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Amstelveen Midden West 2022" van de gemeente Amstelveen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0362.17-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aan-huis-verbonden bedrijf:

het door (één van) de hoofdbewoners bedrijfsmatig verlenen van diensten, niet zijnde een beroep aan huis, dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, niet vallend onder vergunningsplicht van de Wet milieubeheer en geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door de beperkte omvang ervan in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend met overwegend behoud van de woonfunctie en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aan- en uitbouw:

een gebouw aan een hoofdgebouw waarmee het in verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar

ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het

bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aaneengebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.9 aanpijling:

een blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.10 archeologisch onderzoek:

een rapport als bedoeld in de Erfgoedwet;

1.11 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit vroegere tijden;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

1.14 bed & breakfast

het gedeeltelijk gebruik van een zelfstandige woonruimte voor kort verblijf bij de hoofdbewoner van die woonruimte, al dan niet met ontbijt;

1.15 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen danwel bedrijfsmatig verlenen van diensten (daaronder niet begrepen aan-huis-verbonden-beroepen, detailhandel, horeca, publieksgerichte dienstverlening, maatschappelijke en culturele voorzieningen en bedrijfsmatige sportdoeleinden);

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.17 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is. De bedrijfswoning is slechts toelaatbaar indien, de woning gelet op de aard, inrichting, de omvang en de continuïteit van het bedrijf ter plaatse noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering;

1.18 belemmerde strook:

geprojecteerde zone ter weerszijde van de leiding ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding(en). Op deze gronden is het oprichten van bebouwing en het uitvoeren van een aantal werkzaamheden niet zondermeer toegestaan. De belemmerde strook dient in principe obstakelvrij te blijven;

1.19 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.20 beschermd stads-dorpsgezicht:

aanwijzing als beschermd stads- en dorpsgezicht zoals bedoeld in de Erfgoedwet en de Erfgoedverordening van de gemeente Amstelveen;

1.21 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan en gebouwd conform een vergunning, dan wel bebouwing zoals die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

1.22 bestaand gebruik:

het gebruik, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan en in gebruik is genomen conform de geldende gebruiksregels of een omgevingsvergunning;

1.23 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.26 boeiboord:

de opstaande kant van een dakgoot, of opstaande kant bij platte daken;

1.27 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.31 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.33 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.34 bruto vloeroppervlakte b.v.o:

de som van de binnen de gevels gelegen vloeroppervlakten van alle bouwlagen alsmede onderbouw en zolder, inclusief kolommen, trappenhuizen, gangen, liften, toiletten e.d., met uitzondering van (kruip)kelders met een hoogte van minder dan 1.50 meter en technische ruimten op daken;

1.35 carport:

een niet aan alle zijden met wanden omsloten overdekte ruimte ten behoeve van de stalling van (motor-)voertuigen;

1.36 containerbergingen:

bergingen voor de kliko's/rolemmer;

1.37 culturele voorzieningen

musea, (muziek)theaters, expositieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.38 cultuur en ontspanning:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspaningen, waaronder begrepen:

  • culturele voorzieningen;

  • educatie, oefenruimten, creativiteitscentra;

  • leisure;

  • entertainment;

  • horeca t/m 3;

  • bierbrouwerij;

1.39 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft achtergelaten danwel gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.40 dak:

iedere bovenbeëindiging, vlak of hellend, van een gebouw;

1.41 dakkapel:

een toevoeging van ondergeschikte omvang binnen een hellend dakvlak, waarbij het karakter van het dak in stand blijft;

1.42 dakkaper:

een dakkapel met een schuin dakvlak in dezelfde hoek als het dak, waarbij de nok wordt verhoogd;

1.43 dakopbouw:

een toevoeging aan de bouwmassa van een (hoofd)gebouw vanaf het bestaande dakvlak, waarbij gehele of gedeeltelijke verhoging van het oorspronkelijk dakvlak plaatsvindt;

1.44 dakterras:

een vanuit een gebouw betreedbaar plat dakvlak voorzien van een vloerafscheiding (hekwerk, balustrade);

1.45 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder begrepen bezorg- en afhaaldiensten;

1.46 detailhandel grootschalig:

grootschalige detailhandel (>1.500 m2 vvo (1800 m2 bvo)) zonder branchebeperking, waarbij food/dagelijkse artikelen zijn uitgesloten;

1.47 detailhandel ondergeschikt:

staat ten dienste van de hoofdbestemming met een oppervlak van 10% van het bruto vloeroppervlak tot een maximum van 100 m2. Ondergeschikte detailhandel bij cateringbedrijven en groothandels op bedrijventerreinen in branches die relevant zijn voor de hoofdwinkelstructuur (dagelijkse goederen zoals kleding en textielzaken, huishoudelijke artikelen en concumentenelektronica) is niet toegestaan. Verkoop van ter plaatse gemaakte producten wordt niet beschouwd ten dienste van de hoofdbestemming van het gebouw te zijn;

1.48 detailhandel perifeer:

winkelformules die vanwege de omvang en de aard van het assortiment een groot oppervlak nodig hebben, zoals bouwmarkten, tuincentra en wooninrichtingszaken. Het verkopen (gemotoriseerde) voertuigen zoals scooters, scootmobielen en fietsen wordt hier ook onder begrepen;

1.49 dienstverlenend bedrijf:

bedrijf waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven en seksinrichtingen;

1.50 dienstwoning:

woning, in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die door de werkgever aan de werknemer ter bewoning in gebruik is gegeven. Die bewoning moet gerelateerd zijn aan het hoofdgebruik van het perceel;

1.51 dijkwoning:

woning gelegen op of in de nabijheid van een dijktalud;

1.52 dove gevel:

een gevel zonder te openen delen;

1.53 druiplijn:

de lijn die van onderen het dak begrenst;

1.54 ecologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.55 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.56 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.57 erfafscheiding:

bouwwerk op of in de directe nabijheid van een erfgrens bedoeld om een erf, tuin of terrein af te scheiden;

1.58 erker:

een aan de voor- of zijgevel van een woning of een ander gebouw geplaatste uitbouw in één bouwlaag, waarvan de buitenzijde is begrensd door kozijnen, welke onlosmakelijk verbonden is met en deel uitmaakt van de hoofdmassa van die woning of dat gebouw. De uitbouw dient uit functioneel oogpunt ondergeschikt en uit architectonisch oogpunt een aanvulling op de hoofdvorm te zijn;

1.59 evenement:

een voor publiek toegankelijke gebeurtenis op of aan de weg, binnen gebouwen of op het openbare water met uitzondering van manifestaties, betogingen, jaar- en weekmarkten;

1.60 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.61 geluidgevoelige functies:

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.62 geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.63 geluidreducerende maatregelen:

fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs- of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;

1.64 geluidwerende voorzieningen:

voorzieningen bedoeld voor het beperken van de geluidhinder;

1.65 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone (50 dB (A) contour Zonebesluit) moet worden vastgesteld;

1.66 goot:

opvangbak voor hemelwater;

1.67 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;

1.68 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.69 hoofdverblijf:

de plaats waar een persoon gedurende een jaar het merendeel van de nachten doorbrengt en waar het sociale leven van deze persoon zich afspeelt;

1.70 hoogtescheidingslijn:

een aangegeven lijn welke de grens vormt van een gedeelte van een bebouwingsvlak waar een bepaalde hoogte is toegestaan;

1.71 horeca 1, daghoreca:

horecabedrijven zoals lunchrooms, koffie-/theehuizen, ijssalons;

1.72 horeca 2, (fastfood)restaurants, cafetaria, snackbars en shoarmazaken:

inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. Het accent ligt op de verkoop van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren;

1.73 horeca 3, cafés, eetcafe's, bars:

inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van kleine etenswaren; het accent ligt op de verkoop van dranken dan wel op het verstrekken van kleine etenswaren;

1.74 horeca 4, dancings, discotheken, nachtclubs:

een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcohol en niet alcohol-houdende dranken, zoals een dancing of discotheek;

1.75 horeca 5, hotel:

een bedrijf, dat is gericht op het verschaffen van logies en het daarmee verband houdende ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en al dan niet ruimte biedt voor vergaderingen en cursussen, niet zijnde bed & breakfast;

1.76 huishouden:

een alleenstaande dan wel twee personen met of zonder kinderen, die een gemeenschappelijke huishouding voeren of wensen te voeren;

1.77 kampeermiddel:

  • een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

  • enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

  • één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.78 kamperen:

  1. het houden van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel of in een bouwwerk, dat ter beschikking is gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension, een woning of een tuinhuis;

  2. het plaatsen danwel geplaatst houden van kampeermiddelen;

een en ander voor zover de onder a. en b. bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.79 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.80 karakteristiek:

panden, objecten en gronden met waarden die bescherming genieten in het kader van de Erfgoedwet;

1.81 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

het bedrijfsmatig overwegend handmatig vervaardigen, bewerken, herstellen en/of installeren van goederen, alsmede diverse vormen van opslag, van een zodanige aard en omvang, dat daarop de Wet milieubeheer niet van toepassing is;

1.82 kruin:

hoogste punt van het wegbaangedeelte dat is ingenomen door rijbanen, veiligheidsstroken en bermen;

1.83 kunstobject:

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.84 kunstwerk:

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf;

1.85 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.86 kwetsbaar object, beperkt:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.87 langzaam-verkeerszone:

een begrensd debied ter bundeling van fiets-, ruiter- en/of voetpaden;

1.88 lessenaarsdak:

dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak;

1.89 loopbrug:

een (overdekte) brug voor voetgangers tussen gebouwen;

1.90 maatschappelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben;

1.91 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie (uitgezonderd sportscholen) en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening met ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen, alsook een kinderdagverblijf, een huisartsenpraktijk, praktijk voor fysiotherapie, een apotheek, een hospice en een tandartspraktijk;

1.92 maaiveld:

de bovenkant van het oorspronkelijk terrein waar een bouwwerk zal worden opgericht;

1.93 mansardekap:

kapvorm met gebroken, naar buiten geknikte, hellende dakvlakken die in de nok samenkomen, waarbij de dakhelling van het onderste dakvlak (maximaal 60% van het vlak) steiler is dan het bovenste dakvlak;

1.94 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.95 multifunctioneel sportcentrum:

een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig bieden van de mogelijkheid tot het beoefenen van sportactiviteiten, alsmede direct met de sportactiviteiten verbonden gebruiksvormen, alsmede een ondergeschikte horecafunctie, ondergeschikte detailhandelsfunctie, ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen en ondergeschikte wellness-functie al dan niet ruimte biedt voor vergaderingen, cursussen en seminars;

1.96 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.97 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van onder meer transport van aardgas, alarmeringssignalen, elektriciteit, telecommunicatie en water;

1.98 ondergronds bouwen:

het bebouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het maaiveld (zoals kelders en parkeergarages);

1.99 ondergeschikte horeca:

conform de begripsbepaling en voorwaarden zoals omschreven in de 'uitvoeringskader horeca' van de gemeente Amstelveen;

1.100 onderkomens:

voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming en/of gebruik onttrokken – voertuigen, vaartuigen, woonschepen, toercaravans, stacaravans, tenten of gedeelten daarvan, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.101 onzelfstandige woonruimte:

woonruimte, niet-zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden zelfstandig kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en sanitaire voorzieningen;

1.102 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.103 opslag:

het bedrijfsmatig opslaan, verhandelen of verpakken van goederen;

1.104 peil:

  1. voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk, waarvan de gevel direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die gevel;

  2. voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk in het talud van de dijk, waarvan de gevel niet direct aan de weg grenst en in alle andere gevallen: de hoogte van het bestaande aansluitende, afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de dijk of weg gekeerde gevel, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen anders dan noodzakelijk voor de bouw, buiten beschouwing blijven;

  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil dan wel een ander plaatselijk aan te houden oppervlaktewaterpeil;

1.105 permanente bewoning:

het gebruik van een kampeermiddel, recreatieverblijf of vakantiehuis door een persoon, gezin of andere groep van personen, op een wijze die ingevolge de Wet gemeenschappelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving van bewoner(s) in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Amstelveen, terwijl deze perso(o)n(en) niet aannemelijk kan/kunnen maken elders over een hoofdverblijf te beschikken;

1.106 platte afdekking:

een horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw;

1.107 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn inrichting en indeling geschikt is om te worden gebruikt door beoefenaren van vrije beroepen; onder vrije beroepen worden in dit plan verstaan (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerptechnische, administratieve, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen;

1.108 reclame-object:

bouwwerk of werk opgericht en/of in stand gehouden met het doel te functioneren als of als drager van reclame-uiting(en);

1.109 reclame-uiting:

een op enige wijze met een bouwwerk verbonden zijnde, openbare aanprijzing om de afzet of het gebruik van goederen of diensten te bevorderen. Onder aanprijzing wordt mede begrepen de naam van de verkoper, dienstverlener etcetera;

1.110 risicovolle inrichting:

een inrichting, waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.111 scheidingslijn:

een aangegeven lijn, die de grens aangeeft tussen delen van bestemmings- en/of bouwvlakken, waardoor verschillende, in de regels nader aangegeven, regelingen van toepassing zijn;

1.112 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.113 souterrain:

bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,5 meter boven het peil is gelegen;

1.114 sportcentrumvoorziening:

een multifunctionele sportcentrumvoorziening met daarbijbehorende direct met de binensportactiviteiten verbonden gebruiksvormen waaronder sportgerelateerde medische dienstverlening, welness, kinderopvang en ondersteunende horeca en ondergeschikte detailhandel en ruimten voor vergaderingen, cursussen en seminars;

1.115 sport- of wedstrijdterrein:

terrein waarop door een sportvereniging, sportbond of daarmee gelijk te stellen organisatie sportwedstrijden worden georganiseerd;

1.116 standplaats:

het vanaf een vaste plaats, zoals staat aangegeven in de bijlage van het thans geldende Standplaatsenbeleid, op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats uitoefenen van detailhandel of diensten al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

1.117 straatmeubilair:

de bij of op de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen: abri´s, afvalbakken, (ondergrondse) afvalcontainers, alarmeringsinstallaties met bijbehorende antennes, bloemen- of plantenbakken, brandkranen, draagconstructies voor reclame, fietsenrekken, gedenktekens, lichtmasten, parkeermeters, schakelkasten, speeltoestellen, straatverlichting, telefooncellen met bijbehorende antennes, urinoirs, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeerslichten, vitrines, voorwerpen van beeldende kunst, bewegwijzering en zitbanken; onder straatmeubilair worden niet begrepen verkooppunten voor motorbrandstoffen;

1.118 talud:

het schuine vlak langs een weg, watergang of van een dijk;

1.119 terras:

een buiten een gebouw gelegen gebied behorende bij een horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen betaling dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt;

1.120 tuincentrum:

een detailhandelsvestiging waar boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, kamerplanten en attributen voor de verfraaiing en het onderhoud van tuinen en daarbij nodige hulpmaterialen en tuinmeubilair ten verkoop worden aangeboden;

1.121 verdieping:

een boven de begane grond gelegen bouwlaag;

1.122 verkooppunt voor motorbrandstoffen:

een inrichting, waar door middel van één of meer pompinstallaties motorbrandstoffen worden verkocht en geleverd eventueel in combinatie met ondergeschikte detailhandel en/of wasstraat;

1.123 voorgevel:

de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.124 voorgevelrooilijn:

dit is de denkbeeldige lijn langs de voor- of zijgevel van een hoofdgebouw die naar een openbaar toegankelijk gebied is gekeerd;

1.125 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.126 vrij beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend door een bewoner van het perceel, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel;

1.127 waterberging:

de tijdelijke opslag van een overmaat aan (oppervlakte) water in (oppervlakte) watersystemen. Waterberging kan worden onderverdeeld in drie categorieën:

  • natuurlijke overstroming (water dat buiten de beekbedding treedt zonder dat hier speciale voorzieningen zijn aangelegd);

  • gestuurde overstroming (retentie) (water dat buiten de beekbedding treedt en waarvoor voorzieningen zijn aangebracht zodat dit met vooraf bepaalde frequentie wordt toegepast in gebieden die hiervoor zijn ingericht);

  • noodoverloopgebieden (gebieden die met een zeer lage frequentie worden ingezet in geval van noodsituaties);

1.128 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die het waterhuishoudingbelang dienen, zoals watergangen (sloten), kunstwerken, bruggen, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang en dergelijke;

1.129 waterkering:

grondlichamen (dijk) of constructie met als functie bescherming van lager gelegen gebied (veelal polders) tegen water buiten dat gebied;

1.130 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.131 Wet:

de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan;

1.132 wonen:

het met het oogmerk daar permanent verblijf te houden gebruiken van woonruimte door een huishouden;

1.133 woning:

zelfstandige woonruimte;

1.134 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.135 woonruimte:

besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;

1.136 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.137 woonzorg:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden;

1.138 zaalaccommodatie:

een horecabedrijf, dat in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en waar het verstrekken van voedsel en dranken en het (laten) organiseren van feesten en partijen (daaraan) ondergeschikt is;

1.139 zelfstandige woonruimte:

woonruimte die een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte;

1.140 zone:

een op de verbeelding aangegeven gebied, waarvoor aanvullende bepalingen gelden;

1.141 zoneringsregeling:

de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan geldende regels inzake de zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen en watertransportleidingen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil (maaiveld) tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

de hoek, gemeten in graden, van een hellend dakvlak ten opzichte van een horizontaal vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil (maaiveld) tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de ashoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 vloeroppervlakte woning:

de som van de oppervlakten van alle bouwlagen, deel uitmakende van het hoofdgebouw, daar onder begrepen kelderruimten en zolderruimten voor zover de vrije hoogte ten minste 1.50 meter bedraagt, en met uitzondering van: ruimten waar kleinere vrije hoogte dan 1.50 meter aanwezig is, alsmede balkons, bijgebouwen, gemeenschappelijke berg-, verkeers- en wasruimten en loggia's;

2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.10 vrije hoogte:

de verticale afstand tussen de bovenkant van een afgewerkte vloer of het maaiveld en de onderkant van het laagste, daarboven gelegen constructiedeel.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4 'Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein' behorende bij deze planregels onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en met uitzondering van bedrijfsactiviteiten die vallen onder het besluit externe veiligheid inrichtingen;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf ten hoogste tot en met categorie 2': uitsluitend bedrijfsactiviteiten van bedrijven die behoren tot de categorieën 1 en 2 uit de van deze planregels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 4), met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, alsmede met uitzondering van bedrijfsactiviteiten die vallen onder het besluit externe veiligheid inrichtingen;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeergarage' is een parkeergarage toegestaan;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - showroom', tevens een showroom ten behoeve van een autohandelsbedrijf;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;

  2. groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van de milieusituatie, afgeweken worden van het bepaalde in lid 3.1 sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 4 onder de categorieën 1 en 2.

Artikel 4 Bedrijf - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

bedrijven die zijn genoemd in bijlage 7 'Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging 2' behorende bij deze planregels onder de categorieën A, B en C met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en met uitzondering van bedrijfsactiviteiten die vallen onder het besluit externe veiligheid inrichtingen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;

  2. groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van de milieusituatie, afgeweken worden van het bepaalde in lid 4.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging 2' zoals opgenomen in bijlage 7 onder de categorie A, B en C.

Artikel 5 Bedrijf - Kleinschalig

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Kleinschalig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. garageboxen;

  2. kleinschalige bedrijven die zijn genoemd in bijlage 6 'Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging 1' behorende bij deze planregels onder de categorieën A en B, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en met uitzondering van bedrijfsactiviteiten die vallen onder het besluit externe veiligheid inrichtingen;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen': tevens wonen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;

  2. groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

5.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening, waterzuiveringsinstallatie en warmte- en koudeopslag en daarmee gelijk te stellen gebouwen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;

  2. groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Cultuur En Ontspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. atelier, creativiteitscentrum, museum, vergaderruimte;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor' is een kantoor toegestaan;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen' is wonen toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. horecavoorzieningen tot en met categorie 2;

  2. detailhandel;

  3. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;

  4. groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

7.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Detailhandel - Tuincentrum

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen en kassen ten behoeve van een tuincentrum;

  2. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. horecavoorziening;

  2. ontsluitingswegen en andere verhardingen;

  3. groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

8.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Gemengd - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven, die zijn genoemd in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging 2' behorende bij deze planregels onder de categorieën A, B en C, zoals opgenomen in bijlage 7 behorende bij deze regels (met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen);

  2. woningen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf zoals omschreven in lid 9.5.2;

  3. detailhandel;

  4. dienstverlenend bedrijf tot een maximum van in totaal 600 m2 binnen alle voor Gemengd - 1 bestemde bouwvlakken;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 1' is horeca categorie 1 toegestaan;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is horeca categorie 1 en 2 toegestaan;

  7. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd - parkeerdek is een parkeerdek toegestaan;

  8. ter plaatse van de functieaanduiding 'laad- en losplaats' is een laad- en losplaats toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. terrassen, ten dienste van de zelfstandige, toegestane horeca;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. parkeervoorzieningen, indien er een inritconstructie/-vergunning aanwezig is;

  4. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen en andere verhardingen;

  2. groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

9.5 Specifieke gebruiksregels

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Gemengd - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die zijn genoemd in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging 2' behorende bij deze planregels onder de categorieën A, B en C, zoals opgenomen in bijlage 7 behorende bij deze regels (met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen);

  2. woningen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden- beroep of bedrijf, zoals omschreven in lid 10.5.2;

  3. dienstverlenend bedrijf;

  4. maatschappelijke voorzieningen;

  5. kantoren;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'sportschool' is een sportschool toegestaan;

  7. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is horeca categorie 1 en 2 toegestaan;

  8. ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor' is een kantoor eveneens op de verdieping toegestaan;

  9. ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel' is detailhandel toegestaan;

  10. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 3' is horeca categorie 1, 2 en 3 toegestaan;

  11. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 1' is horeca categorie 1 toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. terrassen, ten dienste van de zelfstandig toegestane horeca;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. parkeervoorzieningen, indien er een inritconstructie/-vergunning aanwezig is;

  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen en andere verhardingen;

  2. groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

10.5 Specifieke gebruiksregels

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 11 Gemengd - 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging 2' behorende bij deze planregels onder de categorieën A, B en C, zoals opgenomen in bijlage 7 behorende bij deze regels (met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen);

  2. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf zoals omschreven in lid 11.5.2;

  3. detailhandel;

  4. dienstverlening;

  5. maatschappelijke voorzieningen;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor' is een kantoor op de begane grond en verdieping toegestaan;

  7. horeca in categorie 1;

  8. horeca in categorie 2, met dien verstande dat maximaal 1550 m2 aan horeca in categorie 2 is toegestaan. Binnen die 1550 m2 is maximaal 400 m2 aan horeca in categorie 3 toegestaan;

  9. ter plaatse van de functieaanduiding ' horeca 5' is horeca in categorie 5 toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. terrassen, ten dienste van de zelfstandige, toegestane horeca;

  2. parkeervoorzieningen, indien er een inritconstructie/-vergunning aanwezig is;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen en andere verhardingen;

  2. groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

11.5 Specifieke gebruiksregels

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. fiets-, voet en ruiterpaden;

  3. speelvoorzieningen;

  4. water, waterlopen en waterpartijen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. bruggen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van horecavoorzieningen:

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is horeca 1 en 2 toegestaan;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 3' is horeca 1, 2 en 3 toegestaan;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca van categorie 5' is horeca 5 toegestaan;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning met de daarbij behorende bijgebouwen toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  3. terrassen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen en andere verhardingen;

  2. groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning bouwen definitieve bestemming

13.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 14 Kantoor

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van kantoren;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'praktijkruimte' is een praktijkruimte toegestaan;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen' is wonen in de bouwlagen boven de begane grondlaag toegestaan;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'kinderdagverblijf' is een kinderdagverblijf toegestaan;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is horeca tot en met categorie 2 toegestaan;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'terras' is een terras ten behoeve van de horeca toegestaan;

  7. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van kantoor - dierenkliniek' is een dierenkliniek toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  2. tuinen, erven en terreinen;

  3. fietsenstallingsruimte;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen en andere verhardingen;

  2. groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;

  3. ondergeschikte horecavoorzieningen ten dienste van de bestemming;

  4. terras ten dienste van de bestemming.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

14.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstwoning' is een dienstwoning toegestaan;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'scouting' is scouting toegestaan;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'water' is een waterpartij toegestaan;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'verkeer' is fiets- en voetpad toegestaan;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'sportschool' is tevens een sportschool toegestaan.

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. horeca ten dienste van de bestemming;

  2. detailhandel ten dienste van de bestemming;

  3. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;

  4. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.3 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

15.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 16 Natuur

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden;

  2. natuur- en (open) landschapsontwikkeling;

  3. agrarisch/recreatief/educatief medegebruik;

  4. extensieve dagrecreatie in de vorm van fiets-, ruiterpaden en voetpaden;

met de daarbij behorende:

  1. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. sloten, water en waterpartijen en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;

  2. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

16.2 Bouwregels

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 17 Sport

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportterreinen met de daar bijbehorende gebouwen;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'sportcentrum' is een sportcentrum toegestaan met de daar bijbehorende gebouwen ;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'kinderdagverblijf' is een kinderdagverblijf toegestaan;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is horeca tot en met categorie 2 toegestaan

met de daarbij behorende:

  1. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. fietsenstallingen;

  4. infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming;

  5. fiets- en voetpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;

  2. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;

  3. horeca ten dienste van de bestemming;

  4. detailhandel ten dienste van de bestemming;

  5. zalenverhuur.

17.2 Bouwregels

17.3 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

17.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 18 Sport - Sporthal

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Sporthal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een sporthal met de daarbij behorende gebouwen;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van sport - dienstwoning' is een dienstwoning toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. fietsenstallingen;

  4. infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;

  2. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;

  3. horeca ten dienste van de bestemming;

  4. detailhandel ten dienste van de bestemming.

18.2 Bouwregels

18.3 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

18.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 19 Sport - Watersport

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Watersport' aangeduide gronden zijn bestemd voor:

  1. watersport, met de daarbij behorende gebouwen;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel' is detailhandel toegestaan

met de daarbij behorende:

  1. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. fietsenstallingen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;

  2. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;

  3. horeca tot maximaal categorie I;

  4. detailhandel.

19.2 Bouwregels

19.3 Specifieke gebruiksregels

19.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

Artikel 20 Sport - Zwembad

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport - Zwembad aangeduide gronden zijn bestemd voor:

  1. een zwembad;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, zoals:

  1. een ligweide;

  2. kleedruimtes;

  3. terrassen;

  4. paden en wegen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. fietsenstallingen;

  7. parkeervoorzieningen;

  8. water en waterpartijen;

  9. weg- en waterbouwkundige constructies;

  10. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

met daaraan ondergeschikt:

  1. kantoorruimte ten dienste van de bestemming;

  2. horeca ten dienste van de bestemming.

20.2 Bouwregels

20.3 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning

20.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 21 Tuin

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin (T) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

  2. entreeportalen;

  3. erkers;

  4. fietsenbergingen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. verhardingen;

  2. containerbergingen;

  3. parkeren, indien er een inritconstructies/vergunning aanwezig is;

  4. inritconstructies voor parkeergarage.

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

21.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 22 Tuin - Parkeertuin

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Parkeertuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

  2. minimaal 2 parkeerplaatsen per woning;

  3. entreeportalen;

  4. erkers;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. verhardingen;

  2. fiets- en containerbergingen voor zover deze het gebruik van de parkeervoorziening niet in de weg staat.

22.2 Bouwregels

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 23 Verkeer

23.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. terrassen ten behoeve van de horecabestemmingen;

met de daarbij behorende:

  1. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. bruggen;

  3. viaducten;

  4. standplaatsen, conform standplaatsenbeleid;

  5. groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;

  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  7. geluidwerende voorzieningen;

  8. fietsenstallingen;

  9. infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming.

23.2 bouwregels

23.3 specifieke gebruiksregels

Artikel 24 Verkeer - Garagebox

24.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. garageboxen;

met de daarbij behorende:

  1. verhardingen;

  2. ontsluitingswegen;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

24.2 bouwregels

24.3 specifieke gebruiksregels

Artikel 25 Verkeer - Openbaar Vervoer

25.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer-Openbaar Vervoer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. openbaar vervoersvoorzieningen;

  2. wegen;

met de daarbij behorende:

  1. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. geluidwerende voorzieningen;

  3. bruggen;

  4. viaducten;

  5. groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;

  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  7. fietsenstallingen;

  8. infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming;

met daaraan ondergeschikt:

  1. straatmeubilair.

25.2 bouwregels

25.3 specifieke gebruiksregels

Artikel 26 Verkeer - Parkeren

26.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeren' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. parkeerterreinen met de daarbij behorende gebouwen;

met de daarbij behorende:

  1. standplaatsen, conform standplaatsenbeleid;

  2. ontsluitingswegen, straten en paden

  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;

  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  6. geluidwerende voorzieningen;

  7. fietsenstallingen;

  8. infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming.

met daaraan ondergeschikt:

  1. straatmeubilair.

26.2 bouwregels

26.3 specifieke gebruiksregels

Artikel 27 Verkeer - Verblijfsgebied

27.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonstraten;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. terrassen ten behoeve van toegestane horeca;

met de daarbij behorende:

  1. standplaatsen, conform standplaatsenbeleid;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. bruggen;

  4. groenvoorzieningen en speelvoorzieningen

  5. openbare nutsvoorzieningen;

  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  7. infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming.

met daaraan ondergeschikt:

  1. straatmeubilair;

  2. ondergrondse containers.

27.2 bouwregels

27.3 specifieke gebruiksregels

Artikel 28 Water

28.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water, waterhuishouding;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'steiger' zijn steigers toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. bruggen;

  2. nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming;

28.2 bouwregels

28.3 specifieke gebruiksregels

Artikel 29 Water - 1

29.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterberging, waterhuishouding, waterlopen, recreatiewater;

  2. aanlegsteigers en vlonders voor pleziervaartuigen;

met de daarbij behorende:

  1. bruggen;

  2. nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming;

29.2 bouwregels

29.3 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik ten behoeve van drijvende steigers en ander daarmee vergelijkbaar drijftuig;

  2. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats of aanlegsteiger voor woonschepen en bedrijfsschepen.

Artikel 30 Wonen

30.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf zoals omschreven in lid 30.4.1;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel' is detailhandel op de begane grond toegestaan;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'gemengd' is detailhandel, praktijkruimte, dienstverlening, maatschappelijke doeleinden en kantoor toegestaan op de begane grond;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor' is kantoor toegestaan op de begane grond;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'praktijkruimte' is praktijkruimte toegestaan op de begane grond;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca 2' is horeca 1 en 2 toegestaan op de begane grond;

  7. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen-gemengd 6e verdieping is kantoor of praktijkruimte op de 6e verdieping toegestaan;

  8. ter plaatse van de functieaanduiding 'dienstverlening' is dienstverlening op de begane grond toegestaan;

  9. ter plaatse van de functieaanduiding 'maatschappelijk' zijn maatschappelijke voorzieningen op de begane grond toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;

  2. parkeervoorzieningen, indien er een inritconstructie/-vergunning aanwezig is;

  3. bijbehorende bouwwerken;

  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  5. terrassen, ten dienste van de zelfstandige, toegestane horeca;

  6. dakterras;

  7. dakkaper;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ontsluitingswegen en andere verhardingen;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

30.2 bouwregels

30.3 afwijken van de bouwregels

30.4 specifieke gebruiksregels

30.5 voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

30.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 31 Wonen - 1

31.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis-verbonden beroep of -bedrijf, zoals omschreven in lid 31.5.1 .

met de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;

  2. parkeervoorzieningen, indien er een inritconstructie/-vergunning aanwezig is;

  3. bijbehorende bouwwerken;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;

  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

31.2 bouwregels

31.3 afwijken van de bouwregels

31.4 voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

31.5 specifieke gebruiksregels

31.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 32 Wonen - 2

32.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis-verbonden beroep of -bedrijf, zoals omschreven in lid 32.5.1

met de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;

  2. parkeervoorzieningen, indien er een inritconstructie/-vergunning aanwezig is;

  3. bijbehorende bouwwerken;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;

  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

32.2 bouwregels

32.3 afwijken van de bouwregels

32.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

32.5 specifieke gebruiksregels

32.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 33 Wonen - Woonwagenstandplaats

33.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. standplaatsen voor woonwagens, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf, zoals omschreven in sublid 33.4.1 ;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;

  2. bijgebouwen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

33.2 bouwregels

33.3 afwijken van de bouwregels

33.4 specifieke gebruiksregels

33.5 voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

33.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 34 Wonen - Woonzorg

34.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonzorg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonzorg;

met de daarbij behorende:

  1. bergingen;

  2. fietsenstallingen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. paden en wegen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. speelvoorzieningen;

  7. tuinen, erven en terreinen;

  8. water en waterpartijen;

  9. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. detailhandel;

  2. horeca tot en met categorie 2;

  3. maatschappelijke voorzieningen;

  4. kantoor ten dienste van de bestemming;

  5. dienstverlening.

34.2 bouwregels

34.3 voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen

34.4 specifieke gebruiksregels

Artikel 35 Leiding - Gas

35.1 bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de al dan niet ondergronds gelegen:

  1. hogedruk aardgastransportleiding W-540-01, met een belemmerde strook van 4 meter, ter weerszijde gemeten uit het hart van de leiding;

Met dien verstande, dat indien deze bestemming samenvalt met andere bestemmingen, deze andere bestemmingen ondergeschikt zijn aan de bestemming leidingen.

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

35.2 bouwregels

Binnen een afstand van 4 meter ter weerszijden van de hart van de leidingen mogen uitsluitend bouwwerken tot een bouwhoogte van 3 meter worden opgericht ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding.

35.3 afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 35.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd mits:

  1. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;

  2. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 36 Leiding - Water

36.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Water' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de al dan niet ondergronds gelegen:

  1. 2 stuks hoofdwatertransportleidingen met een inwendige diameter (INW) van 1200 mm, waarbij een minimale bebouwingsafstand geldt van 20 meter, 10 meter aan weerszijden van de leidingen;

Met dien verstande, dat indien deze bestemming samenvalt met andere bestemmingen, deze andere bestemmingen ondergeschikt zijn aan de bestemming leidingen.

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

36.2 bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen binnen 10 meter van de hoofdwatertransportleiding uitsluitend bouwwerken worden opgericht voor de aanleg en instandhouding van deze bestemming.

36.3 afwijken van de bouwregels

In uitzonderlijke gevallen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het veilig en bedrijfszeker functioneren van de leiding en indien planologische, technische en/of economische overwegingen hiertoe aanleiding geven, kan met een omgevingsvergunning afgeweken worden van het bepaalde in lid 36.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde kunnen worden gebouwd, binnen de toetsingsafstand; Burgemeester en wethouders winnen alvorens een omgevingsvergunning te verlenen advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 37 Waarde - Aardkundige Waarden

37.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Aardkundige waarden aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende aardkundige waarden.

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

37.2 bouwregels

Op de in lid 37.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming worden gebouwd. De bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1.50 meter bedragen.

37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

37.4 wijzigingsbevoegdheid

37.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en de inrichting van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse aardkundige waarden aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

Artikel 38 Waarde - Archeologie 1 - 5

38.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

38.2 bouwregels

Op de in lid 38.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van overige aan deze gronden toegekende bestemmingen worden gebouwd indien deze bouwwerken voldoen aan de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 1' reiken de bodemingrepen niet verder dan een maximale diepte van 0,30 meter, tenzij de oppervlakte van (de bodemingreep ten behoeve van) het bouwwerk niet meer dan 50 m2 bedraagt;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 2' reiken de bodemingrepen niet verder dan een maximale diepte van 0,30 meter, tenzij de oppervlakte van (de bodemingreep ten behoeve van) het bouwwerk niet meer dan 100 m2 bedraagt;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 3' reiken de bodemingrepen niet verder dan een maximale diepte van 0,30 meter, tenzij de oppervlakte van (de bodemingreep ten behoeve van) het bouwwerk niet meer dan 1000 m2 bedraagt;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 5' reiken de bodemingrepen niet verder dan een maximale diepte van 0,30 meter, tenzij de oppervlakte van (de bodemingreep ten behoeve van) het bouwwerk niet meer dan 10000 m2 bedraagt;

  5. het bepaalde onder a. tot en met d. is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

38.3 afwijken van de bouwregels

38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

38.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan met toepassing van artikel 3.6 lid 1, sub a Wro te wijzigen door de bestemming 'Waarde-Archeologie' te wijzigen in een ander regime, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de betreffende gronden een hogere of lagere archeologische verwachting aanwezig is.

38.6 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en de inrichting van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

Artikel 39 Waarde - Cultuurhistorie Gemeente

39.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie Gemeente aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud en/of herstel van de gevels gericht naar de openbare ruimte in overeenstemming met de redengevende omschrijving zoals beschreven in Bijlage 8 en 9.

39.2 bouwregels

De specifieke beschermingswaardige gevelelementen en dakvormen zoals omschreven in de redengevende omschrijving dienen te worden behouden.

39.3 afwijken van de bouwregels

39.4 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 40 Waterstaat - Waterkering

40.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat-Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterhuishouding door middel van dijken, dijksloten en kaden. Indien deze bestemming samenvalt met andere bestemmingen, zijn deze andere bestemmingen ondergeschikt aan de bestemming waterkering.

40.2 bouwregels

40.3 afwijken van de bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 41 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 42 Algemene Bouwregels

42.1 Algemene regels ten aanzien van bestaande maten

Ten aanzien van bestaande maten van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die meer bedragen dan in de bestemmingsregels is voorgeschreven, mogen als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;

  2. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die minder bedragen dan in de bestemmingsregels is voorgeschreven, mogen als minimaal toelaatbaar worden aangehouden;

  3. het bepaalde onder a. en b. van deze planregels is uitsluitend van toepassing op bouwwerken die zijn gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  4. voorts is in geval van herbouw het bepaalde onder a. en b. van dit artikel slechts van toepassing indien de herbouw geschiedt op dezelfde plaats en de afwijking van de bestemmingsregels niet wordt vergroot.

42.2 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings-, bouwgrenzen en/of hoogtematen te overschrijden:

  1. ten behoeve van toegangen van bouwwerken, luifels, stoepen, stoeptreden, reclame-uitingen, vrijhangende balkons (al dan niet ondersteund door kolommen) bij woongebouwen, gaanderijen en funderingen en daarmee gelijk te stellen onderdelen van gebouwen, voor zover de bouwgrens met niet meer dan 2.50 meter wordt overschreden en deze onderdelen van gebouwen niet worden opgericht op gronden, bestemd voor verkeer en tevens een niet te bebouwen strook van 1 meter in acht wordt genomen ten opzichte van de gronden, bestemd voor verkeersdoeleinden;

  2. vrijhangende balkons, gaanderijen, luifels en reclame-uitingen boven een verkeersbestemming is mogelijk indien er een vrije hoogte aanwezig is van 4,20 m boven de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,50 m breedte ter weerszijden van die rijweg en een minimale vrije hoogte van 2,20 m boven een ander deel van de weg;

  3. ten behoeve van plaatselijke verhogingen op gebouwen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, trappenhuizen en lichtkappen, alsmede technische voorzieningen, mits:

  4. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25% van de oppervlakte van het dak(vlak) bedraagt;

  5. de hoogte niet meer dan 5 meter van de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.

42.3 algemene met betrekking tot ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;

  2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 10 %;

  3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;

  4. het realiseren van ondergrondse parkeervoorzieningen mag geen nadelige effecten hebben op de archeologische waarden en de bodem- en waterhuishouding. Hiertoe dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder.

Artikel 43 Algemene Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als schipholparkeren en/of als parkeerservicebedrijven

Artikel 44 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:

  1. de in de bestemmingsregels opgenomen maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, uitsluitend indien dit nodig is voor een technische betere realisering van het plan. Dit is niet van toepassing bij toegelaten binnenplanse afwijkingen;

  2. de bestemmingsregels en toestaan dat de inrichting van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;

  3. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;

  5. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;

  6. de bestemmingsregels ten behoeve van het oprichten van ondergrondse kelderruimte, met dien verstande dat:

  1. bestemmingsvlak dienen te worden gerealiseerd en conform de bestemming te worden gebruikt;

  2. het realiseren van ondergrondse bouwwerken geen nadelige effecten mag hebben op de bodem- en waterhuishouding. Hiertoe dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder;

  1. de bestemmingsregels ten behoeve het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten behoeve van de dienstverlening van overheidswege, het openbaar bestuur en openbare nutsbedrijven, zoals transformatorhuisjes, telefooncellen, gemaalgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten, mits de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 50 m³ en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter;

  2. de bestemmingsregels ten behoeve van het realiseren van groene daken op hoofdgebouwen, dan wel bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  1. de overschrijding van de voorgeschreven goot- en/of bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10%;

  2. deze overschrijding met 10% heeft slechts betrekking op de extra (constructieve) opbouw op een dak dat nodig is om een groendak te kunnen toepassen, exclusief beplanting;

  3. groene daken mogen niet als dakterras of daktuin worden gebruikt als deze worden toegepast op woningen. Bij andere gebouwen dan woningen wordt het gebruik van een groendak als dakterras of daktuin per geval beoordeeld, waarbij vooral de privacy van naburige woonpercelen niet nadelig mag worden beïnvloed.

Geen omgevingsvergunning wordt verleend indien:

  1. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan (bijvoorbeeld door schaduwwerking) aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  2. dit leidt tot aantasting van de ruimtelijke karakteristiek ter plaatste.

Artikel 45 Luchtvaartverkeerzone Lib Artikel 2.2.1 Nr. 4

45.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4 gelden beperkingen voor bebouwing en gebruik als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit.

45.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4 gelden de beperkingen met betrekking tot bebouwing zoals gesteld in artikel 2.2.1c van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.

45.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 45.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.

45.4 Gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4 gelden de beperkingen met betrekking tot gebruik zoals gesteld in artikel 2.2.1c van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'. Artikel 2.2.1e van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol' is overeenkomstig van toepassing.

45.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 45.4 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.

Artikel 46 Luchtvaartverkeerzone Lib Artikel 2.2.2

46.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2', zoals aangegeven op Bijlage 1 van de planregels, gelden beperkingen met betrekking tot toetshoogten van objecten als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

46.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2' gelden beperkingen met betrekking tot de hoogte van objecten, zoals gesteld in artikel 2.2.2 van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.

46.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 46.2 indien de Minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.

Artikel 47 Luchtvaartverkeerzone Lib Artikel 2.2.2a

47.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone LIB artikel 2.2.2a', zoals aangegeven op Bijlage 2 van de planregels, gelden beperkingen van hoogten ter bescherming van het functioneren van radarapparatuur als bedoeld in het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.

47.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone LIB artikel 2.2.2a' gelden beperkingen met betrekking tot de hoogte van objecten, zoals gesteld in artikel 2.2.2a van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.

47.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsverguning afwijken van het bepaalde in artikel 47.2 indien uit een advies van de Inspectie Leefomgeving en Transport blijkt dat het object geen belemmering vormt voor het functioneren van radarapparatuur met het oog op veilig luchtverkeer.

Artikel 48 Luchtvaartverkeerszone Lib Artikel 2.2.3

48.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.3' zoals aangegeven op Bijlage 3 van de planregels, gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

48.2 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.3' gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking, zoals gesteld in artikel 2.2.3 van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.

48.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 48.2indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.

Artikel 49 Veiligheidszone - Lpg

Het voor Veiligheidszone-LPG aangewezen gebied is aangeduid om een te hoog veiligheidsrisico tegen te gaan voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten, vanwege een LPG-vulpunt.

49.1 Bouwregels

Binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding ‘Veiligheidszone-LPG’ mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de binnen dit gebied voorkomende bestemmingen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd of uitgebreid.

49.2 Specifieke gebruiksregels

49.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, onder voorwaarde dat hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen, het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de gebiedsaanduiding "Veiligheidszone LPG" van de kaart wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;

  2. de gebiedsaanduiding "Veiligheidszone LPG" op de kaart wordt gewijzigd (verkleind), mits voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 50 Overgangsrecht

50.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

50.2 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan eenmalig afgeweken worden van lid 50.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 50.1 met maximaal 10%.

50.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 50.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

50.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

50.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 50.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

50.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 50.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

50.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 50.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 51 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Amstelveen Midden West 2022.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

De griffier, de voorzitter,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

In de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) behoudt het bestemmingsplan een belangrijke rol in het ruimtelijk planstelsel. Het bestemmingsplan is en blijft een belangrijk - zo niet het belangrijkste - normstellende instrumentarium voor het ruimtelijk beleid.

Vastgesteld beleid wordt doorvertaald en ontwikkelingen waarvoor de planvorming en besluitvorming zijn afgerond, worden meegenomen. Het gemeentelijk beleid is erop gericht toe te werken naar grotere uniformiteit en daardoor meer rechtsgelijkheid van de bestemmingsplannen.

Met dit bestemmingsplan wordt beoogd om voor de woonwijken Keizer Karelpark, Oude Dorp en Oostelijke Poeloeve een toekomstbestendig juridisch-planologisch kader te bieden.

Met dit bestemmingsplan is een overwegend conserverend bestemmingsplan.

Alle projecten waarvoor in het verleden vrijstellings-/afwijkingsprocedures zijn doorlopen en enkele kleine wijzigingen/aanpassingen zijn ook opgenomen in dit bestemmingsplan.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied is gesitueerd in het middenwesten van de bebouwde kom van Amstelveen. Het plangebied wordt begrensd door de Rijksweg A9 in het noorden, in het oosten en zuiden door de Beneluxbaan en in het westen door de Handweg, de Noorddammerlaan, de museumtramlijn, de Poeloever, de fietsbrug ten westen van de Doorweg en het zuidelijk deel van de Blekerskade.

In het plangebied zijn een drietal deelgebieden te onderscheiden, namelijk de volledige woonwijken Keizer Karelpark en Oude Dorp en daarnaast de Oostelijke Poeloever. Het Oude Dorp is gesitueerd in het noord-westen van het plangebied en de wijk Keizer Karelpark is gesitueerd in het overige deel van het plangebied.

[image]

Plangebied in groter verband

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt geheel of gedeeltelijk de volgende plannen:

  • Amstelveen Midden West (vastgesteld 26-11-2008/goedgekeurd 18-02-2009);

  • Uitwerkingsplan Amstelveen Midden-West Fokkerlaan (vastgesteld door burgemeester en wethouders 16-03-2010/onherroepelijk 05-10-2010):

Betreft herontwikkeling van voormalige brandweerlocatie tot woonbuurt;

  • Uitwerkingsplan Amstelveen Midden West - Lindenlaan Olmenlaan (vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders 05-07-2011/onherroepelijk 25-11-2011):

Betreft de herontwikkeling van het terrein Olmenlaan-Lindenlaan naar woningbouw

en enkele maatschappelijke en detailhandelvoorzieningen;

  • 1e Herziening Amstelveen Midden-West - Sportlaan 37 (vastgesteld 10-03-2010/Onherroepelijk 07-05-2010): Dit bestemmingsplan voorziet in de aanpassing van de bebouwingsmogelijkheden op de locatie Sportlaan 37 ten behoeve van de uitbreidingsplannen van de Internationale School;

  • 3e Herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Jansenlaan West (vastgesteld 15-09-2010/onherroepelijk 18-05-2011): Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een schoolgebouw t.b.v. het Amstelveencollege en een sporthal;

  • 4e Herziening Amstelveen Midden-West - Hortensialaan (vastgesteld 19-09-2012) Het plan voorziet in de realisatie van een nieuw schoolgebouw voor twee basisscholen inclusief gymzaal en ruimte voor kinderdagopvang en buitenschoolse opvang. Tevens voorziet dit plan in de ontwikkelingen van woningbouw;

  • 5e Herziening Amstelveen Midden-West - Startbaan 12 (vastgesteld 01-10-2014/onherroepelijk 27-11-2014): Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van 53 eengezinswoningen op de voormalige locatie van het Amstelveencollege aan de Startbaan 12;

  • 6e Herziening Amstelveen Midden-West - Hotensialaan (vastgesteld 1 oktober 2014). Dit bestemmingsplan betreft een aanpassing van de verbeelding van de 4e herziening Amstelveen Midden-West - Hortensialaan om het bouwvlak met de maatschappelijke bestemming te vergroten;

  • 7e Herziening Amstelveen Midden-West - Parkeerterreinen Laan Nieuwer Amstel (vastgesteld 6 februari 2013) Dit bestemmingsplan voorziet in het vergroten van de parkeergelegenheid bij het Raadhuis ;

  • 8e Herziening Amstelveen Midden-West - Appellaan-Notenlaan (Vastgesteld 11-11-2015/ Onherroepelijk 08-06-2016) Dit bestemmingsplan voorziet in het ruimtelijk mogelijk maken van een woningbouwproject;

  • 9e Herziening Amstelveen Midden-West - Van der Hooplaan 180 (vastgesteld 11-11-2015/onherroepelijk 03-02-2016) Dit bestemmingsplan voorziet in het mogelijk maken van een supermarkt;

  • Bestemmingsplan Ongelijkvloerse Kruisingen- Beneluxbaan Amstelveenlijn (onherroepelijk 09-11-2016) Dit bestemmingsplan is gemaakt voor 3 kruispunten in Amstelveen die verbeterd zullen worden tbv de Amstelveenlijn;

  • Herziening Amstelveen Midden-West - Oostelijke Poeloever (onherroepelijk 9 mei 2018)):

  • Herziening Amstelveen Midden-West - Startbaan 3 (geheel onherroepelijk in werking vanaf 18 mei 2019);

  • Bestemmingsplan Oostelijke Poeloever 2 (vastgesteld 15 december 2021);

[image]

Kaartje ligging bestemmingsplannen

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk twee worden de uitgangspunten van het ruimtegebruik voor de komende tien jaar gegeven. Hoofdstuk drie bevat de juridische vertaling van de visie van het bestemmingsplan. In hoofdstuk vier komt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan bod. Om een indruk te krijgen wat met het bestemmingsplan wordt beoogd en hoe het juridisch vertaald wordt, is het lezen van deze hoofdstukken voldoende.

Hoofdstuk vijf tot en met zeven geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de planopzet. In hoofdstuk vijf wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk zes gaat verder in op de beleidskaders. In het laatste hoofdstuk komen de omgevingsaspecten aan bod.

Hoofdstuk 2 Visie Plangebied

2.1 Uitgangspunten

Het bestemmingsplan Amstelveen Midden West komt overeen met de Structuurvisie 2025+/uitvoeringsparagraaf. In hoofdstuk zes wordt nader ingegaan op de relatie tussen het bestemmingsplan en de structuurvisie. Tevens wordt het overige relevante beleid hier behandeld.

Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend. Het beleid is in eerste instantie dan ook gericht op het beschermen en instandhouden van de karakteristieke kwaliteiten van het gebied. Het bestemmingsplan biedt geen directe titel voor nieuwe ontwikkelingen.

Ontwikkelingen die in de afgelopen planperiode mogelijk zijn gemaakt worden in deze actualisatie voorzien van een planologisch kader op basis waarvan het beheer kan plaatsvinden.

2.1.1 Wijzigingen naar aanleiding van beleid

Beleid tijdelijk verblijf en woningdelen

Op 13 december 2017 is het beleidsstuk tijdelijk verblijf en woningdelen vastgesteld in de raad. In deze vergadering zijn de uitgangspunten vastgesteld voor hospitakamers, vakantieverhuur, woningdelen en het maximum aantal personen waarvoor in een woning nachtverblijf mag worden verschaft. Naar aanleiding van dit beleid heeft de gemeente besloten om op 14 februari 2018 een voorbereidingsbesluit te nemen waarbij alle aanvragen die gaan over wijzigingen van bestaande gebruik wonen aan te houden voor maximaal 1 jaar.

Vooruitlopend op dit beleid is het niet meer zonder meer toegestaan bestaande woningen te splitsen in meerdere woningen. De regels voor wonen en bijbehorende definities zijn ook aangepast.

Op 26 september 2018 is de nieuwe Huisvestingsverordening vastgesteld. Met deze nieuwe Huisvestingsverordening wil de gemeente de negatieve effecten van de schaarste aan passende en betaalbare woonruimte in Amstelveen zo veel als mogelijk tegen gaan.

Daarnaast is de 'Beleidsregels planologische afwijkingen' verwerkt in de bestemmingsplanregels.

Motivatie

De druk op de woningmarkt in Amstelveen neemt steeds verder toe. Voor steeds meer mensen is Amstelveen een aantrekkelijke omgeving om zich al dan niet permanent te vestigen. De mede dankzij internet, explosief gegroeide ontwikkeling van het tijdelijk verblijf in reguliere woonruimte leidt tot extra druk op de woningmarkt en in sommige gevallen tot ongewenst en overlast gevende situaties.

Tijdelijk verhuur in al zijn verschillende vormen, wordt ook steeds meer commercieel met business modellen die ten koste gaan van de veiligheid en leefbaarheid in woonwijken.

Tevens leidt het ongewenste commerciële gebruik tot een ontwrichting van de woningmarkt die ten koste gaat van de betaalbaarheid van woonruimte. Voor de gemeente Amstelveen belangrijke doelgroepen kunnen mede hierdoor vrijwel geen passende (betaalbare) woonruimte meer vinden.

2.1.2 Wijzigingen naar aanleiding van relevante wet- en regelgeving

Per 1 november 2014 zijn de regels met betrekking tot vergunningsvrij bouwen gewijzigd in het Besluit omgevingsrecht. De nieuwe regeling is van invloed op bouwmogelijkheden op en nabij hoordgebouwen.

Gemeente Amstelveen heeft een nieuwe erfgoedverordening vastgesteld. Deze heeft gevolgen voor de aanwijzing van dubbelbestemmingen waarin archeologische en cultuurhistorische waarden worden geborgd en beschermd.

Tot slot is de meest recente Omgevingsverordening NH2020 zoals de Provincie Noord-Holland heeft vastgesteld verwerkt in de regels van het bestemmingsplan.

2.2 Ontwikkelingen

In deze paragraaf worden alleen de ruimtelijke ontwikkelingen behandeld, die mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan. Binnen het plangebied speelt een aantal ontwikkelingen die nog niet voldoende zijn uitgewerkt of waarvoor momenteel een separate procedure wordt doorlopen. In het kader van voorzienbaarheid verdient het de aanbeveling hier in deze toelichting melding van te doen.

2.2.1 Onherroepelijke ontwikkelingen

Binnen het plangebied hebben een aantal bouwontwikkelingen plaatsgevonden in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan. Veelal is dit gebeurd door middel van afwijking van het bestemmingsplan. Sommige ontwikkelingen zijn al gerealiseerd, bij anderen moet de bouw nog gestart worden. Deze ontwikkelingen worden nu in dit plan voorzien van een actueel beheerskader.

Ouderkerkerlaan 1-3 II

Het pand Ouderkerkerlaan 1-3 bevindt zich aan het begin van de Ouderkerkerlaan, op de hoek met de Elegast. Het gebouw diende oorspronkelijk als Marechaussee kazerne 'de Bajes'. Later heeft het gebouw de functie van politiebureau gehad. In 1970 heeft de Dienst Sport-, Jeugd- en Recreatie een deel tot recreatieruimte omgebouw voor jongeren. Sindsdien werd het gebouw jeugdcentrum 'De Bajes' genoemd. Na het vertrek van het jeugdcentrum is het pand met een maatschappelijke bestemming verkocht en is ter plaatse een restaurant met groot terras en kleinschalige kantoorfuncties gevestigd.

Het betreffende perceel is in het onderhavige bestemmingsplan conform dit gebruik bestemd.

[image]

[image]

Startbaan 10

De lokatie is gelegen tussen de Startbaan en de Beneluxbaan in het zuiden van de wijk Keizer Karelpark. Op deze locatie was een kantoorgebouw gelegen met een oppervlakte van ca. 900 m2. Het kantoorgebouw is gesloopt en heeft plaatsgemaakt voor 18 grondgebonden eengezinswoningen.

[image][image]

Ligging voormalig kantoorgebouw Startbaan 10. Nieuwe situatie Startbaan 10

Van der Hooplaan 241

Deze locatie betreft een voormalige kantorenlocatie gelegen naast het perceel Startbaan 10. Het kantoorgebouw is gesloopt en ter plaatse is een appartementengebouw van 14 lagen gerealiseerd.

[image]

Ligging voormalig kantoorgebouw Van der Hooplaan 241

[image]

Impressie mogelijk eindbeeld appartementengebouw.

Burgemeester Rijnderslaan 10.

Dit perceel betreft het, voor het overgrote deel, leegstaande voormalige KPMG kantoorpand. Het pand is centraal gelegen in Amstelveen aan de snelweg A9, tussen de wijk Keizer Karelpark en het Stadshart. De plannen voorzien in transformatie van een deel van het kantoorpand naar woningen. Het meest oostelijke deel van het gebouw maakt geen onderdeel uit van de herontwikkeling.

[image]

Startbaan 3.

Dit betreft de locatie van het Hermann Wesselink College.

De ontwikkeling voorziet in de realisatie van een nieuw schoolgebouw met bijbehorende gymzalen. Het project is grotendeels al gerealiseerd.

[image]

Ligging schoolgebouw Startbaan 3.

2.2.2 Toekomstige ontwikkelingen

Binnen het plangebied spelen een aantal ontwikkelingen die nog niet voldoende zijn uitgewerkt of waarvoor momenteel een separate procedure wordt doorlopen. In het kader van voorzienbaarheid verdient het de aanbeveling hier in deze toelichting melding van de doen. Indien de separate procedures vóór de vaststelling van dit bestemmingsplan zijn afgerond, kunnen deze ontwikkelingen alsnog in dit bestemmingsplan verwerkt worden.

Haagbeuklaan 1-3
Dit betreft het initiatief om de Heilige Geestkerk en de vrijstaande klokkentoren aan de Haagbeuklaan 1-3 te behouden als monument en de monumentenstatus van de pastorie en het bijgebouw (de dagkerk) op te heffen en op deze vrijgekomen plaats een apartementengebouw met half verdiepte ondergrondse parkeerplaatsen te realiseren. Voor het kerkgebouw is nog geen nieuwe invulling bekend.

Als gevolg van de krimpende bezoekersaantallen en afnemend aantal parochieleden heeft het bisdom Haarlem de twee parochies (De Heilige Geestparochie en de Urbanusparochie) samengevoegd tot één parochie met de Urbanuskerk als standplaats. Met als gevolg leegstand van de Haagbeuklaan 1-3. In 2016 is Haagbeuklaan 1-3 verkocht aan een ontwikkelaar om geld te genereren voor de restauratie van de Urbanuskerk in Bovenkerk. Sinds de brand in 2018 heeft de Urbanuskerk verschillende locaties waar ze naar uitwijken voor hun kerkdiensten en bijeenkomsten, de Heilige Geestkerk is niet in gebruik (terug)genomen door het bisdom. Momenteel wordt de Heilige Geestkerk tijdelijk verhuurd aan de Ethiopische kerk.

Op 21 februari 2017 heeft het toenmalige college van burgemeester en wethouders een gemeentelijke quickscan voor het perceel Haagbeuklaan 1-3 vastgesteld. Uitgangspunt destijds was mogelijke sloop van de kerk en de pastorie uit 1962 met behoud van monumentale elementen zoals de klokkentoren en het tegeltableau en nieuwbouw van 2 woongebouwen van respectievelijk 5 en 7 lagen op de vrijgekomen locatie. In 2018 hebben met de initiatiefnemer gespreken plaatsgevonden over deze voorgenomen ontwikkeling. Vanwege het grote belang dat het college van burgemeester en wethouders hecht aan de bescherming van cultureel erfgoed zijn opnieuw gesprekken gvoerd met de initiatiefnemer.

De gemeente heeft vervolgens BOEi, een gespecialiseerd bureau op het gebied van industrieel en cultureel erfgoed, gevraagd onderzoek te doen naar de mogelijkheid van herbestemmen van de gronden met behoud van het monument.

[image]

Situatie Haagbeuklaan 1-3

Vervolgens heeft de initiatiefnemer samen met de gemeente gewerkt aan een plan waarbij het kerkgebouw inclusief doopkapel en vrijstaande klokkentoren worden behouden en waarbij een aanzienlijk aantal nieuwbouwwoningen in het middensegment wordt gerealiseerd. Een categorie waar grote behoefte aan is in Amstelveen.

Voor het kerkgebouw is een ontwikkeling mogelijk waarbij gedacht kan worden aan multifunctionele ruimten, bijvoorbeeld voor maatschappelijke invulling, bedrijvigheid, kantoor, kleinschalige detailhandel, horeca etc. Belangrijk is dat het gebouw toegankelijk blijft en van binnen bekeken kan worden. Dus de beleving van de kerk blijft bestaan. Er is voor deze ontwikkeling een apart bestemmingsplan gemaakt. De procedure hiervoor wordt begin 2022 opgestart. Om deze reden wordt dit plan buiten het plangebied gehouden.

Ouderkerkerlaan 150

Voor deze locatie is er een initiatief tot verwijderen van een brandstofverkooppunt en een gebouw voor een garagebedrijf en daarvoor in de plaats een appartementengebouw te realiseren. Het voorstel is een toren van 17 bouwlagen te maken met daarin circa 130 appartementen. Parkeren in een tweelaagse parkeergelegenheid in het gebouw en gedeeltelijk op een naast en voor het gebouw gelegen parkeerterrein. Gelegen op de kruising van de Beneluxbaan met de Ouderkerkerlaan kan dit gebouw fungeren als een landmark.

Het programma draagt bij aan de voornemens uit het college uitvoeringsprogramma (CUP) 2018-2022. Initiatiefnemer stelt voor om 75% middeldure huurwoningen te realiseren, waarvan de helft in het goedkope middeldure segment met een instandhoudingstermijn en een prijsindexatie conform de "Verordening doelgroepen woningbouw Amstelveen 2018". Het initiatief draagt bij aan de diversificatie van het woningaanbod in de wijk Keizer Karelpark. Een deel van de middeldure woningen bieden voldoende ruimte voor huisvesting van meerpersoons huishoudens met eventuele kinderen. Voor dit initiatief is een Quick Scan vastgesteld. Dit houdt in dat het college het initiatief in principe de moeite waard vindt om nader te onderzoeken en uit te werken. Er wordt voor deze ontwikkeling een apart bestemmingsplan gemaakt. De procedure hiervoor wordt medio 2022 opgestart. Om deze reden wordt dit plan buiten het plangebied gehouden.

[image]

Luchtfoto Ouderkerkerlaan 150

Startbaan 16

Het initiatief behelst de sloop van het kantoorpand aan de Startbaan 16 en de realisatie van een half-verdiepte parkeergarage met daarop zeven woontorens met in totaal 549 appartementen. De gebouwen worden gerealiseerd in een groene setting bovenop een halfverdiepte parkeergarage. In de planen komt circa 82 procent van de woningen ten goede aan het middeldure segment. Dit segment richt zich op betaalbare huur- en koopwoningen voor de middeninkomens.

[image]

Voor deze ontwikkeling is een apart bestemmingsplan in procedure gebracht en deze is inmiddels onherroepelijk. Aangezien deze ontwikkeling nog niet gerealiseerd is wordt deze buiten het plangebied gehouden.

Visie Oude Dorp

Het Oude Dorp is een bepalende plek voor heel Amstelveen. De historische straatjes en huizen vormen de kern van wat uitgegroeid is to de stad die wij kennen. In de laatste jaren is het Oude Dorp herondekt en floreert het op het gebied van recreatie en winkelen en geldt het als een gewilde woonlocatie.

Het college van Burgemeester en Wethouders heeft de ambitie om deze kwaliteiten te versterken in goede harmonie om het Oude Dorp onder andere aangenamer en toegankelijker te maken. Voor het Oude dorp wordt een gebiedsvisie opgesteld gericht op de verdere toekomst.

Op 23 juli 2019 heeft het college het plan van aanpak 'Oude Dorp Amstelveen' vastgesteld. dit plan is de opmaat naar de Gebiedsvisie, die de basis is voor de uiteindelijke gebiedsontwikkeling.

Indien deze procedures vóór de vaststelling van dit bestemmingsplan zijn afgerond, kunnen deze alsnog in dit bestemmingsplan verwerkt worden.

Acacialaan 20

Aan de Acacialaan 20-22 staat een gebouw uit de 60er jaren met daarin een gerenomeerde Amstelveense dansschool met daarop een bedrijfswoning. De eigenaar van de dansschool heeft aangegeven te stoppen en heeft het pand verkocht. Bouwkundig is het pand in slechte staat. De kavel heeft ruime parkeergelegenheid en ligt half achter de sportschool van Buenting aan de Acacialaan 16. De kavel ligt midden in de wijk Keizer Karelpark. Voorgesteld wordt de dansschool met bedrijfswoning te slopen en op de kavel een appartementengebouw van 4 lagen met daarin 21 middeldure koopappartementen te ontwikkelen en een duurder appartement op de bovenste verdieping, of 25 middeldure koopwoningen. Parkeren wordt geheel op maaiveld op eigen terrein opgelost met 35 parkeerplaatsen. Er is voor deze ontwikkeling een apart bestemmingsplan gemaakt. De procedure hiervoor wordt medio 2022 opgestart. Om deze reden wordt dit plan buiten het plangebied gehouden.

[image]

Wimbledonpark 9-159.

Het bestuur van de Stichting Belangenbehartiging verontruste eigenaren Wimbledon Amstelveen heeft een schriftelijk verzoek ingediend om de functie woonzorg te verwijderen in dit bestemmingsplan. Op deze locatie is de VvE Serviceflatgebouw Wimbledon gevestigd. De appartementen zijn ingericht om zelfstandig te kunnen wonen. Er is geen sprake van het verlenen van sociale en/of medische zorg.

In het bestemmingsplan Amstelveen Midden West uit 2009 is het perceel bestemd als Wonen - Woonzorg i.c. gebouwen ten behoeve van woondoeleinden en zorgdoeleinden in de vorm van medische en sociale zorg. In het daarvoor geldende bestemmingsplan "Sportlaan" uit 1989 was het perceel bestemd voor wonen en was van enige zorgfuncties geen sprake. Onduidelijk is wat er toe heeft geleid de bestemming in het bestemmingsplan "Amstelveen Midden West"(2009) te wijzigen naar een woonzorgfunctie.

Nu gebleken is dat er geen sprake is van enige sociale en/of medische zorg is er geen aanleiding om de bestemming Wonen - Woonzorg voor dit perceel te continueren in het onderhavige bestemmingsplan. De bestemming is in dit bestemmingsplan conform het huidige gebruik gewijzigd naar Wonen.

Lindenlaan 315-323.

Het perceel Lindenlaan 315-323 is de locatie van de voormalige Montessorischool en zal voor de toekomst behouden blijven voor maatschappelijke functies. Voor de onderhavige locatie zal de maatschappelijke bestemming gehandhaafd worden en wordt op deze wijze de bestemming flexibel gehouden. Binnen de bestemming Maatschappelijk zijn naast educatieve ook medische voorzieningen mogelijk, zoals een huisartsenpraktijk, zorginstelling, hospice en kinderopvang.

[image]

Notenlaan/Appellaan
Op het perceel Notenlaan/Appellaan heeft een gymzaal gestaan. Voor dit perceel is in het vigerende bestemmingsplan uit 2013 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor 11 woningen. Hier is nog geen gebruik van gemaakt. Daarom wordt deze wijzigingsbevoegdheid niet opnieuw opgenomen. Voor deze ontwikkeling zal gebruik gemaakt worden van de wijzingingsbevoegheid uit het nu vigerende bestemmingsplan. m deze reden wordt dit plan buiten het plangebied gehouden.

[image]

Oostelijke Poeloever 2

De voorgenomen ontwikkeling Oostelijke Poeloever bestaat uit 12 appartementen en 3 vrijstaande woningen. Er is hiervoor een apart bestemmingsplan vastgesteld op 15 december 2021. Om deze reden is deze ontwikkeling buiten het plangebied gehouden.

Augustinuspark

Bij wijkwinkelcentrum Augustinuspark wordt de haalbaarheid onderzocht van een transformatie en vernieuwing van de bebouwing. Een woonprogramma van ca 110 huur en koop appartementen in het middeldure segment, gecombineerd met een commercieel-maatschappelijke plint. Voor de parkeeropgave wordt gedacht aan een ondergrondse vorm van parkeren. Aangezien de haalbaarheid nog onderzocht moet worden is deze ontwikkeling vooralsnog niet buiten het plangebied gehouden.

Hoofdstuk 3 Planopzet

3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald. In het voorgaande hoofdstuk is beschreven welke ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke juridisch-planologische instrumenten daarbij worden ingezet.


De Wet ruimtelijke ordening (Wro) die per 1 juli 2008 in werking is getreden verplicht gemeenten tot het opstellen van een bestemmingsplan voor het gehele grondgebied. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan.


Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. Deze onderdelen zijn bindend. De regels bevatten samen met de verbeelding het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De toelichting is niet juridisch bindend, maar wordt als handvat en beleidskader/interpretatiekader voor het bestemmingsplan gebruikt.


De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Amstelveen. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar.

3.2 De Bestemmingen

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)

hierin worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gebruikt.

Wijze van meten (artikel 2)

hierin wordt aangegeven hoe de diverse maten worden gemeten en de inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden berekend om zo een eenduidige toepassing van de bebouwingregeling te bewerkstelligen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Bedrijf (artikel 3)

Deze bestemming geldt voor de in het plangebied zelfstandig voorkomende vormen van bedrijvigheid. Deze zijn gelegen o.a. aan het Peppelerf, op de locatie van autobedrijf Van Poelgeest aan de Burgemeester A. Colijnweg en de benzinepomp en naastgelegen Autobedrijf aan de Ouderkerkerlaan.

De kleinschalige bedrijven o.a. in voormalige garaboxen komen verspreid door het plangebied voor en zijn voorzien van de bestemming Bedrijf - Kleinschalig (artikel 4) en tenslotte vallen onder de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' (artikel 5) alle in het plangebied voorkomende nutsvoorzieningen, voorzover deze bouwvergunningsplichting zijn.

Cultuur en ontspanning (artikel 6)

Binnen deze bestemming is geregeld dat er een museum, atelier met ondersteunende horeca is toegestaan. Daar waar de verbeelding is voorzien van de nadere aanduiding kantoren is een kantoor toegestaan.

Detailhandel - Tuincentrum (artikel 7)

Deze bestemming is opgenomen voor het tuincentrum aan de Handweg.

Gemengd, Gemengd - 1 t/m 3 (artikel 8 t/m 10).

Deze bestemming komt voor op locaties waarbij wonen wordt gecombineerd met andere bestemmingen, zoals bedrijven, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, sport, en gezondheidszorg. Binnen deze bestemming zitten de activiteiten vaak op de begane grond en het wonen daarboven. Deze bestemming vindt je terug in het Oude Dorp, op diverse locaties aan de Van der Hooplaan, Hueseplein, (winkel-)Strip Fokkerlaan, (winkel-)Strip Lindenlaan en J. Calvijnlaan en het Augustinuspark.

Groen (artikel 11)

De bestemming omvant het merendeel van de structurele groenvoorzieningen in Amstelveen. Binnen deze bestemming is het mogelijk om fietsenstallingen te maken bij voorbeeld nabij perrons en/of bushaltes.

Het groen is mede bestemd voor bermen en beplanting, paden, speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede voor verhardingen, parkeervoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en straatmeubilair.

Horeca (artikel 12)

Deze bestemming is opgenomen voor zelfstandige horecavestigingen in de vorm van restaurants. Deze bevinden zich aan de Ouderkerkerlaan, Laan Nieuwer Amstel, Hueseplein en Van der Hooplaan. De maximale categorie voor deze horecavoorzieningen is 2. uitwisseling tussen horecabedrijven mag slechts plaatsvinden naar een lagere categorie.

Kantoor (artikel 13)

De bestaande kantoorgebouwen zijn per vestiging bestemd. Op elk bestemmingsvlak zijn bouwvlakken aangegeven waarbij de maximale omvang van de toegestane bebouwing is weergegeven.

Maatschappelijk (artikel 14)

De voor maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor sociale, religieuze, medische (zoals een hospice, huisartsenpraktijk, fysiotherapeut, zorginstelling, culturele en (openbare) educatieve voorzieningen, alsmede kinderopvang.

Natuur (artikel 15)

De bestemming natuur is opgenomen voor een aantal stroken rondom de Poel, namelijk aan de zijde van de Noordelijke Poeloever, alsmede aan de zijde van de Oostelijke Poeloever.

Sport (artikel 16 ), Sport - Sporthal (artikel 17), Sport - Watersport (artikel 18) en Sport - Zwembad (artikel 19)

De bestemming Sport is opgenomen voor de sportvoorzieningen binnen het plangebied. Deze komen voor aan het Wimledonpark, Sportlaan, Startbaan en Ouderkerkerlaan. De voorzieningen, zoals clubgebouwen dienen binnen het daartoe aangegeven bouwvlak te worden gerealiseerd. Onder de bestemming sport vallen tevens de voorkomende sporthallen, watersportvereniging en zwembad de Meerkamp.

Tuin (artikel 20) en Tuin - Parkeertuin (artikel 21)

In de tuinbestemming zijn naast 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde' erkers of entreeportalen toegestaan. Voor een erker is het mogelijk om van de bouwregels af te wijken. Daar zijn voorwaarden aan verbonden. Tevens is het mogelijk om een fietsenberging in de voortuin te realiseren.

De gronden die zijn aangewezen voor de bestemming 'Tuin - Parkeertuin' zijn naast de tuinbestemming ook bedoeld voor parkeren. Eventuele bouwwerken mogen niet ten koste gaan van parkeerplaatsen.

Verkeer, Verkeer - Garagebox, Verkeer - Openbaar vervoer, Verkeer - Parkeren, Verkeer - Verblijfsgebied' (artikelen 22 t/m 26)

Voor de bestemming verkeer zijn verschillende artikelen opgenomen. Binnen deze bestemming zijn verschillende aspecten van de verkeersbestemming geregeld. Bij Verkeer - Garagebox is in de specifieke gebruiksregels bepaald dat garageboxen onder meer niet bestemd zijn voor bewoning en detailhandel. De bestemming Verkeer - Openbaar Vervoer is opgenomen voor het tracé van de museumspoorlijn met alle daarbij behorende voorzieningen inclusief perrons.

De bestemming Verkeer - Parkeren is bedoeld voor parkeerterreinen en parkeergarages.

Onder de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied valt het verblijfsgebied, waaronder de woonstraten en woonerven. en Verkeer- Voetgangersgebied betreft het puur als voetgangersgebied aangewezen route langs Elegast naar de ter plaatse gelegen school.

Water (artikel 27) en Water - 1 (artikel 28)

De bestemming water is bedoeld voor waterberging, waterhuishouding en waterlopen. In de specifieke gebruiksregels is onder meer bepaald dat het aanleggen van woon- en bedrijfsschepen in strijd is met de bestemming. De gronden met de bestemming water kunnen niet worden omgezet in groenvoorziening.

De regels opgenomen bij de bestemming Water - 1 zijn ten behoeve van de watergang bij de watersportvereniging aan de Doorweg, ter plaatse zijn aanlegsteigers ten behoeve van de watersportvereniging toegestaan.

Wonen, Wonen - 1, t/m 2, Wonen - Woonwagenstandplaats, Wonen - Woonzorg (artikel 29 t/m 33)

Binnen de bestemming wonen zijn woningen mogelijk. Naast het bouwen van een hoofdgebouw zijn er regels opgenomen voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen, het bouwen onder de grond en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor dakkapers. In de specifieke gebruiksregels is onder meer opgenomen dat bewonen van een bijgebouwen in strijd is met de bestemming.

Bij aan huis verbonden activiteiten wordt gedacht aan een praktijk voor een (huis)arts of fysiotherapeut, dan wel voor een advocaat of een juridisch/financieel adviseur. Het woonkarakter dient het uitgangspunt te blijven. Daarom behoren deze beroepsactiviteiten ondergeschikt te blijven aan het wonen. Dit is geregeld door op te leggen dat maximaal 30 procent van het woonoppervlakte gebruikt mag worden voor aan huis verbonden activiteiten. Het kenbaar maken van de beroepsactiviteiten door middel van een aanduiding op de gevel is in beginsel toegestaan.

Als aparte bestemming zijn opgenomen de woonzorgcentra en de woonwagenstandplaats.

De woonzorgcentra gelegen aan Wimbledonpark/Startbaan, Wimbledonpark/Sportlaan, Kastanjelaan en Populierenlaaan/Keizer Karelweg zijn voorzien van de bestemming Wonen - Woonzorg (artikel 33). De woonwagenstandplaats aan de Doorweg heeft de bestemming Wonen - Woonwagenstandplaats (artikel 32) gekregen.

Leiding-Gas, Leiding-Water, Waarde - Aardkundige Waarden, Waarde-Archeologie 1, 2, 3 en 5, Waarde-Cultuurhistorie Gemeente en Waterstaat-Waterkering (artikel 34 t/m 39)

Als dubbelbestemming zijn opgenomen gas, water, archeologie, cultuurhistorie en waterkering. De primaire bestemming mag de belangen welke worden behartigd binnen de dubbelbestemming niet onevenredig schaden. Hiervoor is in de planregels een regeling opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 40)

Deze bepaling dient om te voorkomen dat bijvoorbeeld een grondoppervlak dat in een bepaald geval al eens als berekeningsgrondslag voor de toelaatbare oppervlakte aan bebouwing heeft gediend, later nog eens als berekeningsgrondslag voor een ander bouwwerk wordt gebruikt, maar dat dan tot gevolg heeft dat in het eerste geval een situatie ontstaat die afwijkt van het plan.

Algemene bouwregels (artikel 41)

In dit artikel (toegelaten overschrijdingen) wordt aangegeven in welke gevallen de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en/of hoogtematen overschreden mogen worden. Dit betreffen bijvoorbeeld liftkokers, schoorstenen en balkons.

Luchtvaartverkeerszone-LIB (artikel 42 t/m 45)

Hier wordt aangegeven waar de gronden binnen de gebiedsaanduidingen en vrijwaringszones (Luchtvaartverkeerzones LIB) voor bedoeld zijn.

Veiligheidszone LPG (artikel 46)

Voor het tankstation aan de Ouderkerkerlaan is het toegestaan om LPG te verkopen. Voor deze activiteit is een gebiedsaanduiding LPG-veiligheidszone opgenomen.

Algemene afwijkingsregels (artikel 47)

In dit artikel wordt bepaald in het kader van welke algemene afwijkingen in het plangebied gebruik gemaakt kan worden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 48)

Samengevat wordt hierin gewaarborgd dat bouwwerken en gebruiksvormen die bij de totstandkoming van het plan reeds bestaan, maar nu in strijd raken met het plan, mogen blijven bestaan. Daarbij wordt het hierin mogelijk gemaakt om op te treden tegen eerder ontstaan illegaal gebruik.

Slotregel (artikel 49)

Voor de duidelijkheid, o.a. bij benoeming en verwijzing, is hierin een eenduidige naam voor het gehele plan inclusief de toelichting aangegeven.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Nieuwe Stedelijke Ontwikkeling

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van de behoefte aan die ontwikkeling en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf 12 woningen, met een onderlinge ruimtelijke en functionele samenhang, sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. In het onderhavige bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt, behalve die waarvoor de benodigde procedures reeds zijn doorlopen en afgerond.

In het geval er wel meer dan 12 woningen mogelijk zouden worden gemaakt binnen bestaand stedelijk gebied is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

In dat geval moet worden aangetoond dat er behoefte is aan de woningen die binnen het plan zouden worden gerealiseerd. In dit bestemmingsplan worden behoudens ontwikkelingen waarvoor de benodigde procedures reeds volledig zijn doorlopen geen nieuwe woningbouwontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Regionaal Actieprogramma wonen

Middels de Provinciaal Ruimtelijke Verordening (PRV) heeft de provincie Noord-Holland de gemeenten binnen de provincie de verplichting opgelegd om een Regionaal Actieprogramma Wonen op te stellen. Eind 2016 heeft de voormalige Stadsregio Amsterdam het concdept Regionaal Actieprogramma Stadsregio Amsterdam 2016-2020 aangeboden aan de provincie Noord-Holland. In juli 2017 is dit Regionaal Actieprogramma wonen aangevuld met onder meer een recentere behoefte-onderbouwing.

Uit de kwantitatieve en kwalitatieve match tussen vraag en aanbod blijkt dat er in de deelregio Amstelland Meerlanden regionaal een tekort is aan harde plancapaciteit van ruim 17.000 woningen. In vrijwel alle marktsegmenten tekorten. Daarmee is voor binnenstedelijke plannen de actuele regionale kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aangetoond.

4.2 Economische Uitvoerbaarheid

4.2.1 Financieel-economische haalbaarheid

Onderhavig bestemmingsplan heeft voornamelijk een conserverend karakter. Uit onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is derhalve gebleken dat er enkel kosten optreden die verband houden met het opstellen van het bestemmingsplan. Hiervoor staan dekkende fondsen uit de algemene middelen van de gemeente ter beschikking. Uit het onderzoek is daarnaast gebleken dat er geen onvoorziene hoge kosten zijn te verwachten en de gemeente bovendien geen hoge financiële risico's draagt. Het bestemmingsplan is derhalve economisch uitvoerbaar binnen de planperiode van tien jaar.

4.2.2 Verhaal van kosten

Om gemaakte kosten te verhalen dient de gemeenteraad ingevolge artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan dient vast te stellen voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. (Zie artikel 6.2.1. Bro).

Voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen, maar betreft een conserverend bestemmingsplan. Op basis van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bouwplannen ontwikkeld als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarom niet noodzakelijk.

4.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

4.3.1 Inspraak

Het voorontwerp is gedurende zes weken ter inzage gelegd van donderdag 24 februari tot en met woensdag 6 april. Hiervan is vooraf digitaal kennisgegeven in het Gemeenteblad op 23 februari. In bijlage 1 zijn de inspraakreacties zakelijk weergegeven en is het commentaar daarop van het college van burgemeester en wethouders neergelegd.

Het ontwerp is gedurende zes weken ter inzage gelegd van vrijdag 10 juni tot en met donderdag 21 juli 2022. edurende de termijn van ter inzage legging heeft een ieder de gelegenheid gekregen om schriftelijk zienswijzen kenbaar te maken. Er zijn 5 zienswijzen ingediend. De beantwoording van de zienswijzen is terug te vinden in bijlage 2, nota van beantwoording zienswijzen.

4.3.2 Bro-partners

In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerp toegezonden aan de hieronder genoemde provinciale en rijksdiensten en andere instanties op 5 april 2022.

De toezending is gedaan met het verzoek om binnen 3 weken te reageren en met de mededeling, dat indien niet binnen die termijn zal zijn gereageerd, wordt aangenomen, dat het voorontwerp bestemmingsplan geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.

  1. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

  2. Waternet

  3. Hoogheemraadschap van Rijnland

  4. Liander

  5. Ondernemersvereniging Amstelveen

  6. Brandweer Amstelland

  7. Veiligheidsregio

  8. Gasunie

  9. Rijksdienst voor cultureel erfgoed

  10. Kamer van koophandel

  11. Tennet

De instanties welke staan vermeld onder de 3, 5, 7, 8, 9 en 10 hebben niet gereageerd, zodat mag worden aangenomen, dat het voorontwerp geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.

De instanties welke staan vermeld onder de 6 en 11 hebben te kennen gegeven, dat zij geen opmerkingen hebben, dan wel dat het voorontwerp geen onderwerpen raken waarbij deze instanties belang hebben.

De instanties welke staan vermeld onder de 1, 2 en 4 hebben inhoudelijk schriftelijk gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan. Alleen nummer 1 en 2 hebben geleid tot aanpassing van de toelichting. In bijlage 1 zijn de vooroverlegreacties zakelijk weergegeven en is het commentaar daarop van het college van burgemeester en wethouders neergelegd.

4.4 Handhaving

4.4.1 Uitvoerings- en handhavingsbeleid

Handhaving op het gebied van ruimtelijke ordening spitst zich toe ophet gebruik van de gronden en opstallen, de maatvoering van bouwwerken en het uitvoeren van werken en werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Handhaving kan kortweg worden omschreven als: elke handeling die er op is gericht de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Handhaving is geen doel op zich maar draagt bij aan de realisatie van de ruimtelijke doelstellingen die met het bestemmingsplan worden beoogd en de bescherming van de verschillende belangen die worden gewaarborgd.

Een bestemmingsplan bevat daarom een handhavingsparagraaf. Hierin wordt een toelichting gegeven op de wijze waarop de gemeente het juridische normenkader van het bestemmingsplan handhaaft, dat door middel van de planregels in samenhang met de planverbeelding in het leven is geroepen.

Het niet naleven van een bestemmingsplan komt neer op het ondergraven van één van de meest waardevolle en invloedrijkste instrumenten van de gemeentelijke overheid. Daarnaast is het een inbreuk op en aantasting van de belangrijkste waarborgen die de burger en bedrijven op gemeentelijk niveau hebben. De maatschappij mag immers verwachten en eisen van de gemeentelijke overheid dat zij de regelgeving die zij in het bestemmingsplan heeft opgenomen ook zal handhaven. Het niet naleven en handhaven van het bestemmingsplan tast de geloofwaardigheid van de gemeente in het algemeen aan. Om deze redenen is het noodzakelijk bestemmingsplannen te handhaven en te blijven handhaven.

De gemeente is verplicht om uitvoerings- (vergunningverlening) en handhavingsbeleid vast te stellen in een of documenten, waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen wij onszelf stellen bij de uitvoering en handhaving en welke activiteiten we daarvoor zullen uitvoeren. Deze verplichting is nu al opgenomen in het Besluit omgevingsrecht en komt ook in de Omgevingswet terug.

De gemeente heeft aan deze verplichting invulling gegeven in het actuele VTH beleidsplan, waarin zowel het uitvoerings- als het handhavingsbeleid is opgenomen. Deze nota beschrijft de visie, doelstellingen, prioriteiten, uitgangspunten en strategieën op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich kunnen voordoen met betrekking tot de naleving van de geldende wetgeving, waaronder dit bestemmingsplan. Een ander belangrijk uitgangspunt zijn de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften, de beleidskaders en een analyse van inzichten, technieken en werkwijzen die gebruikt kunnen worden voor de uitvoering.

Het gehele uitvoerings- en handhavingsbeleid geeft ten minste inzicht in:

  • De prioriteiten bij de uitvoering van voorgenomen activiteiten;

  • De methodiek die de gemeente gebruikt om te bepalen of gestelde doelen worden bereikt;

  • De objectieve criteria voor het beoordelen van aanvragen voor en beslissingen over een omgevingsvergunning en het afhandelen van meldingen;

  • De werkwijze bij vergunningverlening en het afhandelen van meldingen;

  • De afspraken die door de gemeente met de Omgevingsdienst en met de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving zijn gemaakt;

  • De wijze waarop het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde wordt uitgeoefend om de gestelde doelen te bereiken;

  • De wijze waarop bestuurlijke sancties en de termijnen die bij het geven en uitvoeren daarvan worden gehanteerd en de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan de aard van de geconstateerde overtredingen;

  • De wijze waarop de gemeente handelt na overtredingen die zijn begaan door of in naam van de eigen gemeente of van andere organen behorende tot de overheid.

In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma's worden deze prioriteiten vertaald in daadwerkelijke activiteiten. Jaarlijks evalueren we de uitgevoerde inspanningen en toetsen we de bijdrage aan de beleidsdoelstellingen. Doen we nog de juiste dingen op de juiste wijze of signaleren we ontwikkelingen die een aanpassing van het (ruimtelijke) beleid vragen? Het uitvoeringsprogramma, jaarverslag en de evaluatie worden toegestuurd aan de gemeenteraad.

4.4.2 Handhavingsopgave

Uit de planregeling volgt een directe opgave voor handhaving. Er zijn immers strijdige en illegale functies geconstateerd die ingevolge het bestemmingsplan dienen te worden beëindigd. Een aantal van deze gevallen zijn al bekend. Deze zijn naar voren gekomen tijdens het toezicht op verleende omgevingsvergunningen of wij zijn door burgers en bedrijven met klachten en meldingen of verzoeken om handhaving gewezen op overtredingen. Ook vanuit lopende projecten, opgenomen in de jaarlijks opgestelde uitvoeringsprogramma's volgt een opgave voor handhaving.

Van de bekende strijdige functies is beoordeeld of deze in het bestemmingsplan een positieve bestemming moeten krijgen. Indien dat het geval is dan is daarvoor een passende bestemming opgenomen. Indien dat noodzakelijk is dan krijgt de overtreder de mogelijkheid om alsnog een omgevingsvergunning aan te vragen om de overtreding te legaliseren. Indien een strijdige functie geen positieve bestemming heeft gehad dan volgt uit de vaststelling van dit bestemmingplan direct een handhavingsopgave.

Hoofdstuk 5 Beschrijving Huidige Situatie Plangebied

Dit is een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied. Alle ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan zijn al behandeld in hoofdstuk 2

5.1 Ruimtelijke Karakteristiek

5.1.1 Het plangebied in groter verband

Het plangebied ligt ten zuiden van de Rijksweg A9 centraal gelegen in de bebouwde kom van Amstelveen.

Het plangebied betreft een tweetal woonwijken, namelijk het Oude Dorp inclusief de Oostelijke Poeloever in het noord-westen van het plangebied en het Keizer Karelpark in de rest van het plangebied en het gebied Sportlaan.

5.1.2 Beschrijving deelgebieden

Keizer Karelpark

Bouwperiode

De opzet van de wijk is ontworpen in de jaren '20 maar na de oorlog bijgesteld. De eerste vooroorlogse woningen zijn in de noordwesthoek van de wijk gebouwd. Na de oorlog werden behalve eengezinswoningen ook de eerste flats gebouwd, waaronder in 1957 de bijzondere hellingbaanflats aan de Dr. Plesmansingel. In de jaren '80 en '90 zijn nog enkele appartementen complexen toegevoegd, waarvan de grootste aan de Kastanjelaan en de hoogste op de hoek Van der Hooplaan-Sportlaan.

Landschap

Keizer Karelpark is aangelegd in de Bovenkerkerpolder en wordt begrensd door de A9 in het noorden, de Beneluxbaan in het oosten en zuiden en de Handweg in het westen. De noord- en westrand van de polder zijn als dijk te herkennen. Aan de noordrand ligt de Ouderkerkerlaan op de dijk met lintbebouwing aan de noordzijde en ringvaart aan de zuidzijde. Aan de westrandis de dijk (Handweg) aan de zijde van het Keizer Karelpark ingericht als brede groenstrook. Het oorspronkelijk verkavelingspatroon van de polder is bij de ontwikkeling van de wijk geheel losgelaten. Alleen het sportveldengebied aan de Janselaan is gebaseerd op de kavelinrichting in de polder. Het Janselaantje zelf is nog gedeeltelijk herkenbaar in het gebied. Vroeger was dit een klein weggetje in de polder, tussen de Bovenkerkerweg en de Middenweg.

[image]

Bebouwingstypen

De eerste woningen van de wijk zijn eengezinswoningen in gesloten bouwblokken met een rijke architectuur. Na de oorlog is in het noorden en westen van de wijk vooral laagbouw neergezet in rijen. Vanaf eind jaren '50 zijn in het midden, zuiden en langs de noordoost-, oost- en westrand middelhoge gallerij- en portiekflats gebouwd. De flats bestaan uit reeksen, meestal parallel aan of haaks op de hoofdverkeersstructuur, waarachter weer laagbouw in rijtjes voorkomt. De vormgeving van de naoorlogse woningbouw is functioneel: recht en hoekig, flats zijn plat afgedekt, de eengezinswoningen in het zuiden ook. Recente appartementen complexen sluiten niet altijd aan bij de oorspronkelijke vormgeving van de wijk. Zo zijn de appartementen langs de Kastanjelaan gegroepeerd in bogen en heeft het seniorencomplex aan de William Boothlaan een volledig vrije vorm die niet correspondeert met de omgeving. Naast woningen zijn verschillende kleinschalige winkelgebieden ontwikkeld op vijf plekken in de wijk. Daarnaast telde de wijk van oorsprong veel scholen, waarvan een aantal inmiddels zijn gesloopt en de gebieden zijn of worden herontwikkeld.

Ruimtelijke opzet

De randen van de wijk kennen typerende bebouwingsvormen. De noordrand wordt gevormd door een historisch bebouwingslint. Langs de oostrand liggen voornamelijk flats. Langs de zuidrand ligt een zone met kantoorpanden. Langs de westrand liggen voornamelijk flats. De hoofdontsluiting van de wijk takken aan op Beneluxbaan en Handweg en zijn de Sportlaan, Van der Hooplaan en Keizer Karelweg. De hoofd groen- en waterstructuur loopt als zelfstandig element (niet gekoppeld aan hoofdontsluitingen) door de wijk. Wel is in de naoorlogse structuur van de wijk een duidelijk samenspel te zien tussen bebouwing en groen.

In het eerste deel van het Keizer Karelpark dat voor de oorlog is gebouwd, het "Witte Dorp", genoemd naar de toenmalige aannemer, is gekozen voor een formele strakke opzet van de centrale waterpartij met kademuren en bruggen rond het Veenendaalplein en de Ouderkerkerlaan. Deze is ontworpen door architect Jan Wils (Olympisch stadion) in 1924 en is nu een gemeentelijk monument. Toen men na de oorlog verder ging met de uitbreiding van de wijk was er bij ontwerpers (Broerse) een zekere afkeer van de strakke, formele en monumentale lijn ontstaan. Vandaar dat de vormgeving van de vijvers ten zuiden van de Keizer Karelweg een heel andere stijl hebben. Informeel, asymmetrisch, meer affectie met natuur.

De verkeersontsluitingen en de groenstructuur delen de wijk op in kleine buurtjes, die ook als zodanig zijn vormgegeven. De grote variatie aan 'buurtjes' met heel verschillende karakters is op zich niet gunstig voor de samenhang binnen de wijk. Toch is de wijk wel te ervaren als een samenhangend geheel. Dit komt vooral door de doorlopende structuren als buurtwegen (bijvoorbeeld Lindenlaan) en singels en waterpartijen. Het behouden en versterken van de continuïteit hiervan is dan ook niet onbelangrijk. Het groene karakter van de wijk wordt in grote mate bepaald door de hoofdgroenelementen in de wijk, omdat die plek bieden voor groot uitgegroeide bomen.

Ieder buurtje heeft een eigen verkavelingspatroon en identiteit. In de vooroorlogse buurtjes wordt de identiteit bepaald door de jaren '30 architectuur van de woningen met prominente kappen, gesloten bouwblokken en tuinmuurtjes. Voortuinen zijn behoorlijk diep en veelal groen ingericht, wat de groene uitstraling van de straatjes ten goede komt. Openbaar groen beperkt zich tot tot straatbomen en een enkel plantsoentje op pleintjes. De openbare ruimte is beperkt. Om voldoende parkeren te faciliteren aan weerzijden van de woonstraatjes is veelal eenrichtingsverkeer ingesteld.

De naoorlogse laagbouw buurtjes zijn meer in stroken en stempeltjes verkaveld. Er zijn een heel aantal buurtjes te onderscheiden. Zo is er een buurtje dat opgebouwd is uit een aantal ruitvormige pleintjes, een buurtje met voor de wijk relatief lange straten met lange kaarsrechte rijen laagbouwwoningen, een buurtje met semi-gesloten bouwblokken, een buurtje met gebogen straatjes en verschillende clusters van laagbouw in straatjes of hofjes van elkaar gescheiden door flatgebouwen.

De buurtjes in de noordelijke helft van de wijk zijn krapper van opzet dan in de zuidelijke helft. Met name de buurtjes aan weerszijde van de Van der Hooplaan tussen het Keizer Karelplein en de Plesmansingel bestaan uit vrije kleine woningen op kleine kavels. De hier voorkomende ruitvormige pleintjes zijn een groene en ruime uitzondering op de overwegend smalle en stenige straatjes. De oostelijk en meer zuidelijk liggende buurtjes kennen over het algemeen een wat ruimere opzet met omzomend groen rond laagbouw in combinatie met flatgebouwen. Voor het grootste deel bestaan de oostelijke en zuidoostelijke laagbouwwoningen uit twee bouwlagen zonder kap. Dit in tegenstelling tot de overige laagbouw, die overwegend uit twee lagen met kap zijn opgebouwd. Ook komen er seniorenwoningen voor van een bouwlaag en een bouwlaag met kap.

Winkelgebieden en scholen kwamen van oorsprong veel voor in de wijk. Met name langs de Lindenlaan en de Van der Hooplaan liggen veel van dit soort functies. Het aantal schoollocaties is inmiddels afgenomen en herstructurering van schoollocaties is aan de gang. Winkelgebieden zijn niet allemaal even levensvatbaar. Voor de dagelijkse boodschappen wordt winkelconcentratie voorgestaan langs de Van der Hooplaan. Overige winkelgebieden zijn over het algemeen al meer gevuld met winkels voor de niet dagelijkse levensbehoeften. Winkels zijn meestal ingepast in de plint van flatgebouwen met woningen op de bovenliggende lagen.

Gestapelde woningbouw staat met name langs de randen van de wijk, langs de belangrijkste verkeersontsluitingen, rond het Augustinuspark en in het hellingbaanflatpark. De bouwhoogtes van de gestapelde bouw zijn overwegend vier tot zes bouwlagen, maar er komen appartementengebouwen van tussen de drie en dertien bouwlagen voor. Parkeren ten behoeve van gestapelde bouw vindt meestal plaats langs de langs de flat lopende straat.

Waar de groenstructuur en hoofdverkeersstructuur aan de woonbuurtjes grenzen zijn de profielen ruim en is over het algemeen meer ruimte voor openbaar groen. De belangrijkste ontsluitingsstraten hebben laanbeplanting in groenstroken of in de stoep. Meestal is hier ruimte voor aanliggende groenstroken en wordt een deel van het profiel gebruikt voor parallel straatjes, bijvoorbeeld ter hoogte van winkels. Op kruisingen van de verkeersstructuur met de groenstructuur is het karakter wel groen, maar ontbreekt het dikwijls aan zichtassen door de groenstructuur. Dit ondanks het aanwezige water.

In het zuiden van de wijk ligt een behoorlijk areaal aan sportterreinen. In de loop van de jaren is dit gebied, met name langs de ontsluitingswegen, steeds meer bebouwd. Voorkomende functies in dit gebied zijn middelbare scholen, kinderopvang, sporthallen, een zwembad en een sportschool. De verschillende functies zijn over het algemeen vormgegeven als solitairen. Recent heeft een herindeling en modernisatie van sportterreinen plaatsgevonden.

Oude Dorp en Handweg

Bouwperiode

Het Oude Dorp van Amstelveen is ontstaan op een kruising van de routes: Amsterdamseweg-Dorpsstraat-Handweg en Stationsstraat-Ouderkerkerlaan. De eerste kerk werd er gebouwd rond 1296, toen er blijkbaar voldoende mensen woonden om een aparte kerk (of kapel) neer te zetten. De oorspronkelijke dorpsbebouwing was van hout en is niet bewaard gebleven. Maar ook branden, oorlogen en vernieuwingen hebben ertoe bijgedragen dat het huidige dorp totaal niet lijkt op wat er in voorgaande eeuwen gestaan moet hebben. Tussen 1912 en 1915 is de spoorlijn van Amsterdam naar Uithoorn aangelegd, met een halte aan de Stationsstraat. Hierdoor, en door annexatie van het noordelijk deel van de gemeente door Amsterdam, kwamen meer ingrijpende veranderingen op gang en breidde het dorp zich uit.

Zo zijn de huidige Dorpskerk en voormalige Pastorie, een postkantoor, een belastingkantoor en een marechausseekazerne in de jaren '20 gebouwd. Ook de winkelpanden en woonhuizen rond het dorpsplein zijn hoofdzakelijk gebouwd tussen 1910 en 1940, met een uitzondering uit 1799, en drie nieuwere panden uit de jaren '70, '80 en '90 van de vorige eeuw. De bebouwing rond het Smedemanplein is van rond 1920, de arbeiderswoningen aan de Roemerdorpstraat van 1915. Aan de Stationsstraat en Badlaan stamt de bebouwing uit de jaren '20 met toevoegingen uit de jaren '80, '90 en 2000. Langs de Dorpsstraat staat afwisselend oudbouw, van rond 1910 en 1920, en nieuwbouw uit de jaren '80 en '90. In de tachtiger jaren is het dorp drastisch veranderd door sloop en nieuwbouw en door de bouw van een nieuw gemeentehuis en het toevoegen van een nieuwe verkeersstructuur: de Laan Nieuwer Amstel.

De Amsterdamseweg/Handweg is een historisch lint, de verbinding tussen Amsterdam en Leiden. De Handweg is een dijk met aan de westzijde bovenland en aan de oostzijde de wijk Keizer Karelpark, die in de Bovenkerkerpolder ligt. De bebouwing aan de oostzijde van de Handweg is geen historische bebouwing en wordt beschreven in de Gebiedsbeschrijving Keizer Karelpark. De bebouwing aan de westzijde van de Handweg is traditionele lintbebouwing, zij het dat de huidige panden van na 1900 stammen. Een deel van de woningen is gebouwd in de jaren '30, een deel rond de jaren '60, een beperkt aantal in de jaren '70 en '80 en een deel is van na 1990. Eerdere bebouwing was veelal van hout en is in de loop van de jaren vervangen door bakstenen nieuwbouw.

Landschap

Het Oude Dorp en Handweg zijn gebouwd op het bovenland, met dus een bodem van veen en een nadrukkelijke koppeling met de oorspronkelijke verkaveling. Er zijn nog duidelijke restanten van het oude slotenpatroon te herkennen. De Amsterdamseweg, Dorpsstraat en de Handweg zijn al te zien op middeleeuwse kaarten. Het waren oorspronkelijk smalle veenkades met aan weerszijden sloten en bomenrijen. De Ouderkerkerlaan was een belangrijke verbinding tussen het dorp en de Amstel. Langs de oorspronkelijke trekvaart is eenzogenaamd loopveld gespaard gebleven tijdens de verveningen. Deze strook grond werd gebruikt om vee op te weiden. Na de aanleg van de spoorlijn is het gedeelte dat binnen het dorp viel omgedoopt tot Stationsstraat. Aan de rand van het vroegere dorp zijn in 1787 als onderdeel van de patriottische verdedigingslinie rond Amsterdam twee verdedigingsposten aangelegd met geschutsstellingen aan de Ouderkerkerlaan en de Handweg. Deze stellingen (posten 13 en 14) zijn nu niet meer aanwezig. Het haventje in het Oude Dorp is bij de aanleg van de spoorbaan gedempt met aarde van de stelling aan de Ouderkerkerlaan (post 13).

Waar de kavels vanaf de Dorpsstraat vroeger doorliepen tot in het achtergebied is door de aanleg van de spoorlijn en de Laan Nieuwer-Amstel dit contact met het landschap afgesneden. Het dorp heeft daardoor een meer introvert karakter gekregen. De huidige begenzingen van het Oude Dorp zijn de A9 aan de noordzijde, de Laan Nieuwer Amstel aan de westzijde en het spoor aan de oostzijde.

[image][image]

Bebouwingstypen

Zowel in het dorp als langs de Handweg komt overwegend woon- en bedrijfsbebouwing voor in een of twee lagen met kap. Traditioneel waren de panden individueel vormgegeven, al dan niet tegen elkaar aangebouwd. Vanaf de jaren '20 werden woningen in rijtjes ontwikkeld. Dorp en Handweg kennen een grote variatie aan gevelbeelden, bouwhoogtes en kapvormen. De toevoegingen uit de jaren '80 en '90 zijn in grotere eenheden neergezet en daardoor duidelijk aanwezig. Daarnaast is de bouwhoogte van een aantal complexen uit de jaren '80 en '90 hoger dan die van de traditionele bebouwing. In de jaren tachtig is wel alles met kap gebouwd, namelijk drie en vierlagen met kap. In de jaren '90 is zonder kap gebouwd en bestaan de gebouwen uit drie en vier lagen. Behalve woningen kent het Dorp een groot aantal voorzieningen. Vooral horeca is goed vertegenwoordigd. Verder is er een museum en een divers aanbod aan winkeltjes, dienstverleners en een tweetal grotere kantoren. Behalve het museum, dat in 1992 nieuwbouw heeft gekregen, zitten de verschillende functies in de plint van panden die veelal daarboven woningen hebben. Ook boven de kantoren zijn appartementen. Opvallend is daarnaast het raadhuis, dan in 1980 in gebruik is genomen ter vervanging van het oude raadhuis (gebouwd in 1896) aan de Dorpsstraat en diverse panden verspreid in het dorp waarin verschillende gemeentelijke diensten waren gehuisvest. Het raadhuis onderstreept het belang van het dorp als historisch centrum van Amstelveen, maar staat enigszins achter het dorp aan de Poel. Het is een relatief groot pand, oplopend tot 4 lagen met een plat dak.

Ruimtelijk beeld

Het dorp bestaat uit een variëteit aan panden, overwegend gegroepeerd in rijen en clusters en gericht op de openbare wegen. Daarnaast komen in het dorp semigesloten bouwblokken voor, met name bij de nieuwbouw uit de jaren '80.

Langs de oudste straten staat nog een behoorlijk aantal individueel vormgegeven panden. De verschillende bouwperioden zijn redelijk goed te onderscheiden. Met name de grote clusters van bebouwing uit de jaren '80 en '90 zijn beeldbepalend aan de zuidwestzijde van het dorp. Ook aan de oostzijde is achter de voormalige pastorie een tweetal rijtjes woningen gebouwd in de jaren '90, gericht op de spoorlijn. Schaal en maat van deze toevoegingen ogen wat geforceerd ten opzichte van de oudere bebouwing. De Dorpsstraat en Stationsstraat zijn vrij smal van profiel en daardoor vrij stenig. Er is weinig ruimte voor openbaar groen. Wel staan er bomen: leilindes in de Dorpsstraat refereren aan het historische beeld van het dorp, en in de Stationsstraat zijn ook straatbomen geplant.

De nieuwbouw kantoren en woningen aan de Laan Nieuwer Amstel zijn aan de achterzijde van de bebouwing langs de Dorpsstraat en dwars op de Badlaan gebouwd. De Laan Nieuwer Amstel loopt daardoor "kronkelend" langs de westzijde van het dorp. Ten westen van de Laan Nieuwer Amstel staan het gemeentehuis, een kantoor en een restaurant als losse objecten met daarachter het lommerrijke groen van het Amsterdamse Bos en het gebied rond de Poel. Dit gebied is van grote waarde voor de beleving van het dorp en voor recreanten uit de hele gemeente.

Tussen de bebouwing langs de Dorpsstraat west en de bebouwing aan de Laan Nieuwer Amstel ligt het Zetveld: een vrij grote openbare ruimte die is ingericht als parkeerterrein in "woonerfstijl", gebouwd in de jaren '80. Rondom grenst het Zetveld aan achterkanten. De vorm van de openbare ruimte is amorf waardoor het een rommelige toestand is. Op het Zetveld staan bomen in verharding tussen parkeerplaatsen.

Rondom de kerk is het beeld dorpser en rustieker. Hier is meer ruimte voor beeldbepalend groen. Ook het Smedemanplein, het eerste sociale woningbouwproject in Amstelveen, is ruim vormgegeven met een plantsoen in het midden en heeft een heel eigen dorpse sfeer. Op het groene pleintje stond vroeger een muziektent. De Roemerdorpsstraat met arbeiderswoningen ademt ook zijn eigen sfeer uit.

De Handweg heeft een ruim profiel en heeft een overwegende groene uitstraling. Dit komt door de laanbeplanting van essen, maar ook door het groene dijktalud aan de oostzijde. De westzijde van de Handweg is een lint van losse en geschakelde bebouwing dat contrasteert met de oostzijde. Halverwege is het lint onderbroken en op een drietal plekken zijn de achterliggende terreinen zichtbaar grootschalig bebouwd. Het gaat hierbij om twee tuincentra en een buitensportwinkel. De achterzijde van deze bebouwing wordt begrenst door de spoorlijn. Deze spoorlijn is door het water van de Poel aangelegd, waardoor een klein deel van de oorspronkelijke Poel nu een waterrijk tussengebied vormt tussen een deel van de achtererven en de spoorlijn. Dit is van grote waarde voor de betreffende woningen aan de Handweg. Ook zijn de natuurwaarden van dit gebied hoog.

5.1.3 Cultuurhistorie/archeologie/monumenten

Cultuurhistorie

Sinds 2014 zijn gemeenten wettelijk verplicht om cultuurhistorie op te nemen in de

bestemmingsplannen (artikel 3.1.6 lid 5 sub a Bro). Dat gebeurt op de verbeelding en in de regels. De gemeente Amstelveen heeft behoefte aan een opname van cultuurhistorie in het grotere perspectief. De aandacht ligt niet langer alleen op behoud, maar veel meer op ontwikkeling, hergebruik en beleving. De objectgerichte benadering zoals deze de afgelopen jaren heeft geresulteerd in een monumentenlijst, wordt gecombineerd met een gebiedsgerichte benadering van de cultuurhistorie in meer algemene zin.

Gebiedsbeschrijving algemeen

Het gebied, centraal gelegen in Amstelveen, wordt aan de noordzijde begrenst door het A9 tracé en de Ouderkerkerlaan. Van oudsher werd deze strook bovenland tussen het dorp en de Amsteldijk ook wel ‘het groot loopveld’ genoemd. Aan de westzijde wordt het gebied begrenst door de Handweg/Bovenkerkerweg, eveneens een oude veendijk die fungeerde als ontginningsbasis voor de verder in westelijke richting optrekkende ontginningen. Daar waar de twee veendijken samenkomen ontstond het dorp Amstelveen.

Het Keizer Karelpark is het gebied tussen Rijksweg A9, de Beneluxbaan, de Sportlaan en de Handweg. Dit omvangrijke plangebied omvat een belangrijk deel van de uitleg die in de jaren vijftig ten zuiden van de Ouderkerkerlaan werd gerealiseerd. Bij het bepalen van de stedenbouwkundige opzet van Keizer Karelpark speelde de gemeentelijke

stedenbouwkundige W. Bron en de directeur van de Plantsoenendienst Chr. P. Broerse een belangrijke rol. Het resultaat van deze samenwerking is onder andere zichtbaar in het samenspel van de flats die Augustinuspark omzomen en het groen. In 1953 werd een begin gemaakt met het ontwerpen van stedenbouwkundige plannen voor

het Keizer Karelpark. Het zuidelijke gedeelte van Keizer Karelpark heeft een menging van dominante flatgebouwen en strak verkavelde eengezinsrijenhuizen. Er is een samenhang met de goed ontwikkelde groenstructuur en tussen de flatgebouwen zijn grote solitaire groenplekken. Hierdoor levert de wat droge opzet van de verkaveling in totaal toch een aangenaam woonmilieu op. Daaraan wordt ook een bijdrage geleverd door de zorgvuldige situering van de bijzondere gebouwen (scholen, kerken) met de vaak ruime terreinen eromheen.

Cultuurhistorische waarden

Op de volggende bladzijde de Cultuurhistorische waardenkaart. [image]

Oude dorp Amstelveen

Nadat vanaf de 15e eeuw op grote schaal ontvening plaatsvond, werd op ongeveer 3 kilometer westelijk van de Amstel een achterkade opgeworpen om het ontgonnen gebied te beschermen tegen wateroverlast vanuit het nog niet ontgonnen veen. Deze achterkade, ookwel de veendijk genoemd, is nog steeds herkenbaar in het hoger gelegen tracé van de huidige Amsterdamse/Amstelveense weg, Dorpsstraat, Handweg en Bovenkerkerweg.

De veendijk fungeerde als ontginningsbasis voor de verder in westelijke richting optrekkende ontginningen. Langs deze kade zijn al in een vroeg stadium de buurtschappen Roemersdorp, Middeldorp en Smedeman gesticht. Deze groeide uit tot de belangrijkste dorpskernen binnen de heerlijckheid (voorloper van de gemeente) Nieuwer-Amstel. In de loop der tijd zijn de nederzettingen aan de Veendijk aan elkaar gegroeid en gezamenlijk bekend komen te staan als Amstelveen. Deze benaming komt in de loop van de 15e eeuw voor het eerst voor in schriftelijke bronnen. Hoewel sterk op Amsterdam georiënteerd, bleef Amsterdam tot in de 20ste eeuw een landelijke nederzetting waarvan de bevolking zich bezighield met veehouderij, turfwinning en visserij.

In de 17e en 18e eeuw waren in het dorp Amstelveen een kerk, een aantal herbergen, winkels en ambachtelijke bedrijfjes te vinden. Het oude dorp Amstelveen had omstreeks 1850 een lintvormig karakter, waarin zich een plaatselijke verdichting bevond rond de kerk aan het Dorpsplein. Omdat de Amsterdamseweg de doorgaande route tussen Amsterdam en Leiden vormde, was het dorp Amstelveen een goede pleisterplaats met herbergen voor de passerende mensen- en goederenstroom. In de 19de eeuw werd zelfs tol geheven aan de Dorpsstraat. Na de aanleg van het spoorlijntje in 1915 en de komst van het station Amstelveen, nam het inwonersaantal snel toe en groeide niet alleen de dorpskern van Amstelveen maar werden daaromheen ook woonwijken gepland, in eerste instantie aan weerszijde van de Amsterdamseweg. Vanwege de snelle groei van het inwonersaantal in de eerste decennia van de twintigste eeuw bleek het noodzakelijk een uitbreidingsplan voor de gemeente op te stellen. Als gevolg hiervan werden de wijken Patrimonium en Randwijck gebouwd.

In de jaren zestig bleek dat het oude dorp niet langer als kern kon dienen voor de moderne en nog altijd snel groeiende plaats. Men ontwikkelde een nieuw krachtig, aantrekkelijk en centraal gelegen centrum aan de A9; het stadshart. Horeca en winkels vertrokken in rap tempo uit het dorp richting het nieuwe centrum. In deze periode heeft een deel van de historische bebouwing in het oude dorp plaats moeten maken voor modernere bebouwing. Zowel de veendijk als de historisch gegroeide bebouwing in de dorpskern van Amstelveen hebben cultuurhistorische waarde.

Ten zuiden van het oude dorp heet de veendijk in het verlengde van de Amsterdamseweg de Handweg. De historische oorsprong van de Handweg is niet alleen af te lezen aan de hogere ligging van de veendijk, maar ook aan de historisch gegroeide bebouwing. Deze is overwegend vrijstaand en per bouweenheid ontworpen. De bebouwing verschilt in uiterlijke verschijningsvorm, bouwjaar en oriëntatie aan de dijk. Nog zuidelijker gaat de Handweg over in de Bovenkerkerweg.

Verdedigingswerken

Vanaf de 16e eeuw ontwikkelde de wapentechniek zich zodanig dat kastelen, stadsmuren en vestinggrachten niet voldoende bescherming boden tegen vijandelijk geschut. Er werden daarom steeds meer verdedigingswerken aangelegd in het buitengebied. De omgeving van Amstelveen maakte deel uit van het verdedigingsgebied rond Amsterdam. Om aaneengesloten stellingen te creëren werden in oorlogstijd in laag gelegen gebieden tussen de verdedigingswerken militaire inundaties aangelegd. Zodoende ontstonden in de loop der tijd verdedigingslinies zoals de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dwars door Amstelveen loopt een stelling van een aantal oude verdedigingswerken: een voorloper van de Stelling van Amsterdam uit 1787. Deze linie werd aan het begin van de 19de eeuw door de luitenant-generaal C.R.T. baron Krayenhoff aangelegd, in opdracht van Raadspensionaris R.J. Schimmelpenninck (1761-1825). Begin 19de eeuw dreigde oorlog tussen Frankrijk en Pruissen en bestond er de vrees dat het Koninkrijk bij het Franse Rijk zou worden ingelijfd. Dit was aanleiding om een verdedigingslinie met inundaties (het onderwater zetten van gebieden) en de verdedigingsposten te ontwerpen in een cirkel rondom Amsterdam, die de aanvallers op tenminste twee uur van de hoofdstad zouden houden. De linie bestond uit zogeheten ‘posten’: dit zijn eenvoudige, hoger gelegen aarden wallen bewapend met één of meer kanonnen. De posten 11, 12, 13 en 14 van deze linie bevonden zich op het huidige Amstelveense grondgebied: twee ervan bevinden zich in het bestemmingsplangebied Amstelveen Midden-West: Post 13 aan de Ouderkerkerlaan en post 14 aan de Handweg. Van de posten is weinig meer terug te vinden. Ze zijn afgegraven of overbouwd. Ter herinnering van post 13 en 14 is in 1996 een zwart granieten herdenkingssteen aangebracht in de bestrating van het Tempelhof.

Kerken

Handwegkerk en pastorie

De gereformeerde Handwegkerk aan de Handweg is gebouwd in 1899 naar ontwerp van de Amsterdamse architect B. Koolhaas. Het betreft een zaalkerk met een kerkzaal van zeven traveeën en een zadeldak. De toegang van de kerk wordt bekroond met een achthoekig torentje met een achtzijdige spits. Naast de Handwegkerk ligt de bijbehorende pastorie. Deze is in 1907 gebouwd door de Amstelveense architect L. van der Bijl, en profileert zich als een statig huis in een landelijke omgeving. Zowel de kerk als de pastorie zijn, voor wat betreft de voorgevel, aangewezen als gemeentelijk monument.

Heilige Geestkerk

De Heilige Geestkerk bevindt zich op de hoek van de Haagbeuklaan en de Lindenlaan en is gebouwd in 1961 naar ontwerp van architect J.G. de Groot. Het betreft een groot vierkant gebouw met een plat dak, een vrijstaande klokkenstoel en een doopkapel die met een korte gang met de kerkzaal is verbonden, past qua ontwerp in de bouwtraditie van de jaren ’50 en ’60. Bijzonder is het tegeltableau dat zich bevindt boven de entree, naar ontwerp van glaskunstenaar Hub Levigne. De kerk, inclusief de vrijstaande klokkentoren en de doopkapel, is aangewezen als gemeentelijk monument.

Paaskerk

Centraal in het Keizer Karelpark, aan het water, staat de in 1963 gebouwde hervormde

Paaskerk naar ontwerp van de architect J.B. baron van Asbeck. De bijzondere architectuur van de kerk is geïnspireerd op de kapel in Ronchamp van architect Le Corbusier. De kerk heeft een vierkante plattegrond en twee verdiepingen. Daarop ligt een zeer karakteristiek zogeheten schaaldak. De kerk is gelegen in een groene parksetting, en twee van de gevels van de kerk grenzen aan een vijver. De kerk stond vanaf 2010 op de gemeentelijke monumentenlijst en is in 2014 aangewezen als Rijksmonument.

Dorpskerk

De Dorpskerk, in het centrum van het dorp Amstelveen, staat op een plek waar al vele eeuwen een kerk heeft gestaan. Het overgrote deel van de huidige Dorpskerk is gebouwd in 1866, mogelijk staat hij op een oude fundering van een voorganger. In 1925 wordt de kerk uitgebreid met een transept. In 1928 wordt de kerk voorzien van de huidige toren en entree, naar ontwerp van architect Bakhuizen, nadat de vorige toren door blikseminslag was beschadigd. Na enkele jaren van leegstand heeft de kerk in 2012 een nieuwe functie gekregen als gezondheidscentrum. De kerk is aangewezen als gemeentelijk monument.

Spoorlijn

Midden in het oude dorp Amstelveen staat het station Amstelveen en loopt in noord-zuidelijke richting een spoorlijn over een hoger gelegen dijklichaam. Deze is begin twintigste eeuw aangelegd, en was onderdeel van de Haarlemmermeerspoorlijnen, die Amstelveen met Amsterdam verbond. De Haarlemmermeerspoorlijnen vormen een netwerk van voormalige lokaalspoorlijnen in het gebied tussen Haarlem, Amsterdam, Utrecht en Leiden aangelegd door de Hollandse Elektrische Spoorweg Maatschappij.

Het overgrote deel van de spoorrails is inmiddels opgebroken, maar op het tracé Amsterdam – Amstelveen – Bovenkerk loopt vanaf het Haarlemmermeerstation, langs het Zwarte Pad richting de kruising Handweg-Noorddammerlaan, nog steeds een museumtrammetje. Het tracé is tussen 1975 en 1997 geëlektrificeerd en wordt gebruikt door de Electrische Museumtramlijn Amsterdam. Het tracé van de spoorlijn vertegenwoordigt cultuurhistorische waarde. De stationnetjes aan deze lijn, waaronder het station Amstelveen, evenals de spoorwegwachterswoningen, zijn in Amstelveen allemaal aangewezen als gemeentelijke monumenten.

Landschappelijke waarde

Groot Loopveld

Het hoger gelegen, niet ontveende Groot Loopveld is van oorsprong ontstaan als een waterkering tussen de ontveende Middelpolder en de Bovenkerkerpolder. De Ouderkerkerlaan werd ookwel ‘Het Groot Loopveld’ genoemd, in tegenstelling tot ‘Het Klein Loopveld’, waarmee de Kalfjeslaan werd aangeduid. De benaming ‘loopveld’ maakt een oorspronkelijke functie als verbindingsroute tussen de Amsteldijk en het dorp Ouderkerk aan de Amstel en de Veendijk waaraan het dorp Amstelveen ontstond, aannemelijk.

Dijklichaam Handweg – Bovenkerkerweg

Nadat vanaf de 15e eeuw op grote schaal ontvening plaatsvond, werd op ongeveer 3 kilometer westelijk van de Amstel een achterkade opgeworpen om het ontgonnen gebied te beschermen tegen wateroverlast vanuit het nog niet ontgonnen veen. Deze achterkade, ookwel de veendijk genoemd, is nog steeds herkenbaar in het hoger gelegen tracé van de huidige Amsterdamse/Amstelveense weg, Dorpsstraat, Handweg en Bovenkerkerweg.

Zowel het verhoogde dijklichaam als de daarop aanwezige karakteristieke bebouwing heeft cultuurhistorische en landschappelijke waarde.

Archeologie

Sinds de vaststelling van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in 2007 heeft de gemeente Amstelveen haar archeologisch beleid en bijbehorende archeologische

beleidsadvieskaart in 2008 vastgesteld. Op deze archeologische beleidsadvieskaart is het grondgebied van Amstelveen onderverdeeld in verschillende verwachtingsgebieden. Elk verwachtingsgebied heeft zijn eigen oppervlaktecriterium en toegestane

verstoringsdiepte met betrekking tot toegestane bodemverstoring. Met de erfgoednota is het archeologiebeleid geactualiseerd.

Het plangebied in dit bestemmingsplan valt binnen verschillende regimes, zoals

aangegeven op de archeologische verwachtingskaart.

[image]

Historische kern

In de dorpskern van Amstelveen, evenals op de veendijk waarover de Amsterdamseweg – Handweg loopt, heeft in een vroeg stadium bewoning plaatsgevonden. Het gebied heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde op de archeologische verwachtingswaarde. Bij bodemverstoringen met een oppervlakte groter dan 50 vierkante meter, en dieper dan 30 cm, dient vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek plaats te vinden.

Dijklichaam

De veendijk waarover de Handweg - Bovenkerkerweg loopt, heeft een hoge archeologische waarde. Bij bodemverstoringen met een oppervlakte groter dan 100 vierkante meter, en dieper dan 30 cm, dient vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek plaats te vinden. Het betreft onverveend bovenland en vormde eeuwenlang de doorgaande route voor reizigers tussen Amsterdam en Leiden.

Onverveend Bovenland

Het Groot Loopveld, de strook onverveend bovenland tussen het dorp Amstelveen en Ouderkerk aan de Amstel, heeft een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Bij bodemverstoringen met een oppervlakte groter dan 1.000 vierkante meter, en dieper dan 30 cm, dient vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek plaats te vinden.

Verveend en drooggemaakt

Het Amstelveens grondgebied ten zuiden van de Ouderkerkerlaan en ten oosten van de Handweg heeft een lage archeologische verwachtingswaarde. Alleen bij zeer grote bodemverstoringen met een oppervlakte groter dan 10.000 vierkante meter, en dieper dan 30 cm, dient vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek plaats te vinden. Het gebied is afgegraven voor de turfwinning, ingepolderd, drooggemalen en op locatie van de woongebieden opgespoten met zand. De archeologische verwachtingswaarde is er daarom laag.

De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten, ook niet wanneer in inventariserende onderzoeken de locatie vrij wordt gegeven voor de geplande ontwikkeling of wanneer het om een gebied gaat dat op de beleidsadvieskaart is aangegeven als van ‘lage waarde’. Mochten er tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen dan geldt conform artikel 53 van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg een meldingsplicht bij het bevoegd gezag, de gemeente Amstelveen.

Monumenten

Rijksmonumenten

Augustinuspark 1 (532146); kerkgebouw gereformeerde Paaskerk. Bouwjaar: 1962. Ontwerp: ir J.B. baron van Asbeck. Aangewezen op 15 augustus 2014.

Gemeentelijke monumenten

Badlaan 2A, 4; twee-onder-een-kap gevelwand. Bouwjaar: 1927. Ontwerp: onbekend. Aangewezen op 18 december 2007.

Badlaan 6, 8; twee-onder-een-kap gevelwand. Bouwjaar: 1925. Ontwerp: onbekend. Aangewezen op 8 december 2007.

Badlaan 10; villa, vm woonhuis architect P. Heijn. Bouwjaar: 1922. Ontwerp: P. Heijn. Aangewezen op 18 december 2007.

Badlaan 12; villa. Bouwjaar: 1924. Ontwerp: Joh. A. Bakhuizen. Aangewezen op 18 december 2007.

Dorpsstraat 10 Villa Cornelia vm ambtswoning burgemeester. Bouwjaar: 1908. Ontwerp: L. van der Bijl. Aangewezen op 28 oktober 2008.

Dorpsstraat 24; vm winkelwoonhuis. Bouwjaar: ca. 1900. Ontwerp: Joh. A. Bakhuizen. Aangewezen op 28 oktober 2008.

Dorpsstraat 29; vm koetshuis, later winkelwoonhuis. Bouwjaar: 1909. Ontwerp: L. van der Bijl. Aangewezen op 18 december 2007.

Dorpsstraat 31,33/Badlaan 2; drie winkelwoonhuizen, gevelwand. Bouwjaar: 1936. Ontwerp: bouwbedrijf Albert Heijn. Aangewezen op 18 december 2007.

Dorpsstraat 34; vm pastorie NH kerk. Bouwjaar: ca 1876. Ontwerp: onbekend. Aangewezen op 28 oktober 2008.

Dorpsstraat 36; kerkgebouw Dorpskerk. Bouwjaar: 1866. Aangewezen op 16 februari 2010. Ontwerp: Joh. A. Bakhuizen (toren), Posthumus Meyes & Zoon (transept).

Dorpsstraat 38; vm Openbare Lagere School. Bouwjaar: 1907. Ontwerp: L. van der Bijl. Aangewezen op 28 oktober 2008.

Dorpsstraat 40-42; dubbel woonhuis. Bouwjaar: ca 1800. Ontwerp: onbekend. Aangewezen op 28 oktober 2008.

Dorpsstraat 43; vm winkelwoonhuis, later winkel. Bouwjaar: 1908. Ontwerp: onbekend. Aangewezen op 18 december 2007.

Dorpsstraat 44; woonhuis. Bouwjaar: 1799. Ontwerp: onbekend. Aangewezen op 28 oktober 2008.

Dorpsstraat 63; vm rijtuighandel/wagenmakerij, later winkelwoonhuis. Bouwjaar: 1910. Ontwerp: L. van der Bijl. Aangewezen op 18 december 2007.

Dorpsstraat 64-64A; vm café ‘Het Dorstige Hert’. Bouwjaar: ca 1911. Ontwerp: onbekend. Aangewezen op 28 oktober 2008.

Dorpsstraat 65; woonhuis. Bouwjaar: 1909. Ontwerp: L. van der Bijl. 18 december 2007.

Dorpsstraat 66-76/ Stationsstraat 2-20; complex 16 winkel-woonhuizen, gevelwand. Bouwjaar: 1923. Ontwerp: Joh. A. Bakhuizen. Aangewezen op 28 oktober 2008.

Dorpsstraat 78/ Stationsstraat 1-5; complex 4 winkel-woonhuizen gevelwand. Bouwjaar: 1926. Ontwerp: H. van der Bijl. Aangewezen op 28 oktober 2008.

Haagbeuklaan 1 -3 ; De kerk, inclusief de vrijstaande klokkentoren en de doopkapel, is aangewezen als gemeentelijk monument. Bouwjaar: 1962.

Aangewezen op 16 februari 2010 en gewijzigd 6 oktober 2020.

Handweg 2; voormalig spoorwegwachterswoning ‘Post 32’. Bouwjaar: 1913. Aangewezen op 1 december 1998.

Handweg 31; villa Johanna. Bouwjaar: 1916. Ontwerp: J. Roodenburgh. Aangewezen op 12 mei 2009.

Handweg 111; vm onderwijzerswoning. Bouwjaar: ca 1908. Ontwerp: onbekend. Aangewezen op 3 juni 2008.

Handweg 117; kerkgebouw Geref. Handwegkerk Gevelwand. Bouwjaar: 1899. B. Koolhaas. Aangewezen op 16 februari 2010.

Handweg 119; vm pastorie (gevelwand) met 2 beuken, fagus sylvatica ‘Atropunicea’ in de voortuin. Bouwjaar: 1907. Ontwerp: L. van der Bijl. Aangewezen op 15 maart 2011.

Ir. Romplaan ong. brug. Bouwjaar: 1937. Ontwerp: J. Wils. Aangewezen op 11 december 2007.

Noorddammerlaan 36; voormalig spoorwegwachterswoning en halte Bovenkerk ‘Station 31’. Bouwjaar: 1913. Ontwerp: H.E.S.M. Aangewezen op 1 december 1998.

Ouderkerkerlaan 1,3; vm marechausseekazerne. Bouwjaar: 1921. Ontwerp: Genie Amsterdam. Aangewezen op 10 juni 2008.

Ouderkerkerlaan 10; woonhuis. Bouwjaar: 1915. Ontwerp: Heineke & Kuipers. Aangewezen op 8 september 2009.

Ouderkerkerlaan 14,15; vm Christelijke school voor ULO. Bouwjaar: 1926. Ontwerp: A. Ingwersen. Aangewezen op 3 juni 2008.

Spoortrace tussen de gemeentegrens met Amsterdam en de keerlus in Bovenkerk (1912 - 1918). Aangewezen op 26 mei 2020.

Stationsstraat 15-17 vm Post- en Telegraafkantoor met bovenwoning. Bouwjaar: ca 1921. Ontwerp: L. van der Bijl. Aangewezen op 28 oktober 2008.

Stationsstraat 24-26; vm kantoor Rijksontvanger der Belastingen met bovenwoning Bouwjaar: ca 1922. Ontwerp: L. van der Bijl. Aangewezen op 28 oktober 2008.

Stationsstraat 28, 28B en 30; voormalig spoorwegstation Amstelveen met stationswachterswoning en vrijstaand privaatgebouw met bergplaats. Bouwjaar: 1912. Ontwerp: H.E.S.M. Aangewezen op 1 december 1998.

Veenendaalplein; brug en plantsoen met vijver. Bouwjaar: 1937. Ontwerp: J. Wils. Aangewezen op 11 december 2007.

Van Weerden Poelmanlaan 4. Vm. O.I. Simon Lighthartschool. Nu ateliersgebouw (1953). Aangewezen op 12 februari 2019.

Vierlingsbeeklaan 14A en 14B; voormalig dubbele spoorwegwachterswoning. Bouwjaar: 1914. Ontwerp: H.E.S.M. Aangewezen op 1 december 1998.

Gemeentelijke beschermde stadsgezichten

Er zijn 2 gemeentelijke beschermde stadsgezichten, namelijk:

  1. Middeldorpstraat 17a-25 en Roemerdorpstraat 1 t/m 11; complex van 16 woningen. Ontwerp: W. Pool. Aangewezen op 22 december 2009.

  2. Dorpsplein en omgeving. Dorpsstraat 23, 24, 26, 28 t/m 34, 36, 38 en 40-44 en Dorpsplein. Aangewezen op 10 mei 2017.

5.2 Functioneel Gebruik

5.2.1 Wonen

De bestaande woningen in het plangebied zijn als zodanig bestemd. In het plangebied komen verschillende types voor. Verder is in het plangebied een woonwagenstandplaats aanwezig aan de Doorweg en een viertal woonzorgcomplexen .

5.2.2 Bedrijven

Er is sprake van overwegend kleinschalige bedrijven die verspreid over het plangebied zijn gelegen. Dit zijn bedrijven die uit het oogpunt van milieucategorie passen zijn in de nabijheid van woningen. Verder zijn er hier en daar kleinschalige bedrijfjes gevestigd in voormalige garageboxen. Zie verder paragraaf 7.9.

Een seksinrichting is binnen dit plangebied niet toegestaan.

5.2.3 Kantoren

Binnen het plangebied zijn verscheidene kantoren aanwezig. Dit betrefffen zowel zelfstandige kantoren, zoals onder andere aan de Keerpuntweg en de Van der Hooplaan, als een kantoorruimte binnen de bestemming Gemengd (Dorpsstraat). In sommige gevallen zijn kantoren aangeduid binnen de bestemming Wonen (Kastanjelaan en Lijsterbeslaan, Dr. Plesmansingel.

5.2.4 Maatschappelijke functies

Binnen het plangebied zijn diverse maatschappelijke functies gevestigd.

In het gebied van de Noordelijke Poeloever is scouting gehuisvest en Zeeverkenners.

Behalve het raadhuis zijn er nog andere maatschappelijke functies aanwezig, zoals onder andere de kerk aan de Dorpsstraat, een huisartsenpraktijk, kinderopvang, schoolgebouwen. Deze functies komen verspreid in het gebied voor.

5.2.5 Verkeer en vervoer

Ontsluiting

In het categoriseringsplan van de gemeente Amstelveen 2012 is de Beneluxbaan aan de oostelijke zijde en de zuidrand net buiten het plangebied als gebiedsontsluitingsweg aangegeven (maximaal 50 of 70 km/uur).

De Burgemeester A. Colijnweg is eveneens een gebiedsontsluitingsweg en de Burgemeester Van Sonweg (Rijksweg A9) is een stroomweg.

  • Overige gebiedsontsluitingswegen zijn:

  • Burgemeester Rijnderslaan

  • Handweg

  • Keizer Karelweg

  • Laan Nieuwer Amstel

  • Sportlaan

  • Van der Hooplaan

[image]

Openbaar vervoer

Tram en metro

Een tram (lijn 25) verbindt (het oostelijk deel van) de wijk Keizer Karelpark met de wijk Westwijk (eindpunt bij de Loethoelilaan) en met station Amsterdam Zuid, Amstel en Centraal Station, het Stadshart en woonwijken ten noorden van de Rijksweg A9. De tram lijn 25 wordt doorgetrokken vanuit Westwijk naar Uithoorn.

In het plangebied loopt een museumtramlijn van station Haarlemmermeer te Amsterdam naar Bovenkerk door het Oude Dorp. In Bovenkerk is een keerlus, zodat de museumtram weer terug kan over het enkelspoor. Deze museumtramlijn is alleen in gebruik gedurende de zomermaanden op zondagen, gedurende enkele feestdagen en incidenteel bij door particulieren gehuurde ritten.

Busroutes en tramroutes

Het plangebied is bereikbaar met de volgende buslijnen en tramlijnen:

Tram:

  • 25 Amsterdam Zuid - Westwijk (- Uithoorn)

R-netlijnen:

  • 357 Kudelstaart – Amsterdam Elandsgracht

  • 347 Uithoorn – Amsterdam Elandsgracht

  • 348 Uithoorn - Amsterdam Zuid

  • 358 Kudelstaart - Amsterdam Zuid

Lokale lijnen:

  • 174 Uithoorn – Amstelveen Busstation

  • 171 Aalsmeer – Bijlmer Arena

  • 186 Schiphol - Amstelveen Busstation

Nachtlijnen:

  • N47 Uithoorn-Amsterdam Elandsgracht

  • N57 Aalsmeer-Amsterdam Elandsgracht

De bereikbaarheid van het plangebied met het openbaar vervoer is goed. De bereikbaarheid van andere wijken is redelijk aangezien bijna alle verbindingen lopen via het busstation in het Stadshart gesitueerd ten noorden van het plangebied.

Langzaam verkeer

De drie woonwijken worden doorkruist door fietsroutes. Er zijn zowel vrijliggende fietspaden als fietsstroken en -suggestiestroken.

Parkeren

Voldoende parkeergelegenheid is een belangrijke voorwaarde voor elke ruimtelijke ontwikkeling. Om ervoor te zorgen dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd voor nieuwe ontwikkelingen wordt in de regels verwezen naar de geldende 'Nota Parkeernorm Amstelveen'.

Voor het halen en brengen van kinderen bij kinderopvang en basisscholen gelden naast de normale parkeereis voor personeel de eis tot het voorzien in een maatregel voor het halen en brengen van kinderen.

Bij het realiseren van woningen en bedrijven/instellingen dient ook ruimte gereserveerd te worden voor het stallen van fietsen. Ook voor bezoekers van appartementengebouwen, winkels, sportvoorzieningen, medische instellingen, kantoren met baliefunctie en dergelijke is het belangrijk om goede voorzieningen voor het stallen van fietsen aan te bieden.

In het plangebied vormt het parkeren een aandachtspunt in verband met de beperkte openbare ruimte bij het voldoen aan de huidige parkeernormen. Om voldoende parkeren te faciliteren is aan weerszijden van de woonstraatjes veelal eenrichtingsverkeer ingesteld. Parkeren ten behoeve van gestapelde bouw vindt meestal plaats langs de langs de flat lopende straat.

5.2.6 Horeca

In het plangebied zijn diverse horecavestigingen aanwezig.

In het Oude Dorp is sprake van een duidelijk herkenbaar horecagebied. In de wijk Keizer Karelpark is ook relatief veel horeca aanwezig, maar meer verspreid over de wijken.

De horeca is als zodanig bestemd, dan wel ondergebracht in de bestemming Gemengd.

De ondergeschikte horeca in bijvoorbeeld sportkantines zijn ondergebracht bij Sport.

5.2.7 Sport

Binnen het plangebied zijn de sportvelden gesitueerd aan de Sportlaan met diverse clubgebouwen, sporthal en een zwembad. Aan de Startbaan en Wimbledon zijn diverse clubgebouwen gevestigd en aan de Van der Hooplaan een zwembad, sporthal en sportcafé.

In het gebied van de Noordelijke Poeloever vindt recreatief gebruik plaats van de gronden in de zin van een speelweide en een avontuurlijke speelplaats. Dit is geregeld binnen de Groenbestemming.

5.2.8 Winkels

Het detailhandelsaanbod in Amstelveen is hiërarchisch opgebouwd. Het Stadshart heeft een functie als centrum voor de hele gemeente, maar ook voor de regio. Daarnaast bestaat er een tiental winkelcentra met een buurt- of buurtverzorgende functie. Het plangebied kent geen echte winkelcentra, maar meer zogenaamde winkelstrips. Uit de detailhandelsnota Amstelveen blijkt het volgende.

De winkelstructuur in Amstelveen is als volgt opgebouwd:

  • Het centrum wordt gevormd doorhet Stadshart, dat gericht is op de bewoners uit de hele gemeente, alsmede bezoekers vanuit de regio;

  • De wijkcentra, winkelgebieden die tenminste de voledige vraag naar dagelijkse artikelen kunnen bedienen en primair verzorgend zijn door de omliggende wijk;

  • Een cluster van Perifere Detailhandels Vestigingen, met grootschalig winkelaanbod met name gericht op doe-het-zelf en wonen. Dit cluster richt zich op de hele gemeente;

  • Overig winkelaanbod, dit zijn veelal kleinere winkelclusters, die op verschillende manieren de bestaande structuur aanvullen. Dit bestaat zowel uit dagelijks aanbod als uit doelgericht niet-dagelijks aanbod.

Van der Hooplaan: een tweezijdige winkelstrip met compleet dagelijks aanbod, kwalitatief relatief hoogwaardig. Is versterkt door de komt van Coöp.

Augustinuspark: twee voormalige winkelstripjes en enkele kiosken. Zeer gedateerd, enkele lege panden, geen perspectief.

Calvijnlaan/Lindenlaan: onsamenhgangend winkelaanbod verspreid over meerdere clustertjes. Hier wel gespecialiseerd horeca aanbod te vinden.

Lindenlaan West : Winkelstrip die vermoedelijk weg zal vallen met het vertrek van de Coöp.

Hueseplein: buurtcentrum aan weerszijden van de weg. Winkelfunctie is grotendeels weggevallen, dienstverlening en horeca neemt invulling over.

Oude Dorp: gemengd aanbod van winkelruimte horeca en overige bedrijvigheid. De detailhandel heeft daarbij een sterk doelgericht karakter.

5.2.9 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied zijn twee hoofdtransportleidingen aanwezig. Er is één gastransportleiding van de N.V. Nederlandse Gasunie in en deels ten oosten van het plangebied in zuid-noordelijke richting met een aftakking naar het westen ten zuiden van de Zetterij aanwezig. Het betreft een gastransportleiding van 12" met een druk van 40 Bar.

Daarnaast is er in het plangebied een hoofdwatertransportleiding aanwezig waarbij de N.V. WRK een zakelijk recht met een breedte van 20 meter heeft. In deze 20 meter brede strook zijn twee watertransportleidingen gesitueerd. De ligging van deze watertransportleiding is ongeveer evenwijdig en ten noorden van de gastransportleiding van oost naar west.

5.2.10 Veiligheid

Het is van belang dat een verblijfsgebied goed bereikbaar is voor nood- en hulpdiensten. Toegangen tot gebouwen tot een afstand van 10 meter moeten bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen. Paden dienen minimaal 3,5 meter breed te zijn en moeten voldoen aan verkeersklasse 30 (geschikt voor een asbelasting van 10 ton en een totaalgewicht van 15 ton).

Hoofdstuk 6 Beleidskader

6.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders. Achtereenvolgens komt het relevante rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijk beleid aan bod. Het beleid en de wetgeving op milieugebied wordt behandeld in hoofdstuk 7.

6.2 Rijksbeleid

Hieronder volgt het beleid van het rijk, waar indien relevant voor het plangebied met dit Rijksbeleid rekening wordt gehouden in dit bestemmingsplan.

6.2.1 Besluit algemene bepalingen omgevingsrecht (Barro)

Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. De inwerkingtreding van de Amvb heeft gefaseerd plaatsgevonden. Op 1 oktober 2012 is nog een aantal onderwerpen toegevoegd waaronder de Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.


Vertrouwen in medeoverheden is de basis voor het decentraliseren van beslissingsbevoegdheid. Om die reden bevat de SVIR een beperkter aantal nationale belangen dan voorheen en bevat de Amvb Ruimte minder regels dan eerder was voorgenomen. Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving aan andere overheden opgedragen worden door hen goed worden

behartigd. Waar de Amvb Ruimte bepalingen bevat aangaande gemeentelijke bestemmingsplannen gaat het Rijk er vanuit dat deze doorwerking krijgen.

Het Rijk zal de bestemmingsplannen dan ook niet (tijdens de vaststellingsprocedure) toetsen op een correcte doorwerking van nationale ruimtelijke belangen. Wel zal het Rijk door middel van systeem- of themagerichte onderzoeken achteraf nagaan of

bestemmingsplannen aan nationale wet- en regelgeving voldoen.


Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het voorliggende bestemmingsplan. De betreffende onderwerpen zijn namelijk niet aan de orde in of nabij het plangebied.

6.2.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, de NOVI, komt voort uit de Omgevingswet en is een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.

Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. De NOVI richt zich op vier prioriteiten:

  1. Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie;

  2. De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden;

  3. Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken;

  4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: in het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI zoeken we naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;

  2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;

  3. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat onze leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Voor het plangebied geldt de prioriteit "Sterke en gezonde steden en regio's". Binnen deze prioriteit zijn een aantal beleidskeuzes gesteld waaronder de beleidskeuze "het hanteren van een integrale verstedelijkingsstrategie". Verstedelijking vraagt zorgvuldig en gebiedsgericht maatwerk vanuit een brede benadering. In lijn met de drie afwegingsprincipes moet integrale leefomgevingskwaliteit voorop staan als basis voor de te maken keuzes. Op basis daarvan kan een afweging plaatsvinden waarbij aan alle relevante ruimtelijk-fysieke opgaven zoveel mogelijk recht wordt gedaan. Er moet daarbij voor worden gezorgd dat er flexibel en snel kan worden ingespeeld op nieuwe wensen en ontwikkelingen in de samenleving.

Vanwege de relatie met verschillende nationale belangen (waaronder die op het gebied van klimaat, milieu, duurzaamheid, leefomgevingskwaliteit, bereikbaarheid) doet het Rijk ook actief mee bij de integrale uitwerking van deze verstedelijkingsstrategie. In samenwerking met gemeenten, provincies, metropoolregio’s en andere relevante stakeholders worden, bijvoorbeeld via de gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma’s van de metropoolregio’s Amsterdam (MRA), Rotterdam Den Haag (MRDH) en Utrecht (MRU), nadere keuzes over de mogelijke gebiedsontwikkelingen gemaakt.

Woondeal MRA

De regio Amsterdam moet de komende zes jaar 100.000 woningen bouwen. Tot 2040 betreffen dit 230.000 woningen (huidige prognose). Deze woningen moeten structureel voldoende betaalbaar blijven. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft deze afspraken met de MRA op 5 juli 2019 ondertekend in een woondeal. De Minister en Regio spannen zich in om voldoende woningproductie te realiseren om te voldoen aan de groeiende woningbehoefte en de tekorten in alle segmenten terug te dringen.

Conclusie

Naast de verbreding van de A9 en het vernieuwen van de Amstelveenlijn, beide net buiten het plangebied, hebben geen van de in het Barro geregelde onderwerpen invloed op het onderhavige plangebied en bestemmingsregelingen.

6.2.3 Luchthavenindelingbesluit Schiphol (2002)

In het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (Lib) dat hoort bij de Wet luchtvaart zijn ruimtelijke maatregelen in verband met de luchthaven Schiphol opgenomen. Op gronden zoals bedoeld in artikel 2.2.1, 2.2.2, 2.2.2a en 2.2.3 van het Luchthavenindelingbesluit gelden in bepaalde gebieden rondom Schiphol aanvullende bepalingen met betrekking tot bebouwing en gebruik van bebouwing en bouwhoogten. Verder zijn geen vogelaantrekkende functies toegestaan, zoals: industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag, viskwekerijen met extramurale bassins, opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking, natuurreservaten of vogelreservaten, moerasgebieden of oppervlaktewater groter dan 3 hectare.

Op 1 januari 2018 is een nieuwe versie van het Lib van kracht geworden. Gemeenten heben daarin meer ruimte gekregen voor een afweging tussen enerzijds het beperkt houden van de hinder door luchtvaartgeluid en anderzijds woningbouw. De 20 Ke-contour is nu ook in het Lib opgenomen als LIB 5-gebied.

De regelwijziging ziet op een eigen bevoegdheid voor het lokaal bestuur om binnen bestaand stedelijk gebied woningen toe te voegen. In het gebied binnen zone 4 blijft wel de grens van 25 woningen per bouwplan gehandhaafd. In het bestaand stedelijk gebied innen de 20 Ke-contour gelden geen kwantitatieve beperkingen aan woningbouw.

Conclusie

Het plangebied valt binnen de invloedzones van luchthaven Schiphol. Ter plaatse gelden beperkingen ten aanzien van hoogte. Hier mogen geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd zonder een verklaring van geen bezwaar van de minister van Infrastructuur en Milieu op basis van het bepaalde in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart. Verder zijn geen vogelaantrekkende functies toegestaan, zoals: industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag, viskwekerijen met extramurale bassins, opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking, natuurreservaten of vogelreservaten, moerasgebieden of oppervlaktewater groter dan 3 hectare.

[image]

Op het gehele plangebied ligt een gebiedsaanduiding ten behoeve van de hoogtebeperkingen (toets- en radarhoogten) en beperkingen voor vogelaantrekkende bestemmingen. Er mogen geen gebouwen of bouwwerken worden gerealiseerd die hoger zijn dan op bijlage 1 en 2 van de planregels staat aangegeven, hier wordt aan voldaan. Tevens zijn binnen het plangebied geen bestemmingen aanwezig die een vogelaantrekkende werking hebben. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het luchthavenindelingsbesluit.

6.2.4 Ladder duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordeing is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwig op te nemen van de behoefte aan die ontwikkeling en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf 12 woninigen, met een onderlinge ruimtelijke en functionele samenhang, sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ladderplichtig is. In dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt middels dit bestemmingsplan.

Regionaal Actieprogramma wonen

Middels de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) heeft de provincie Noord-Holland de gemeenten binnen de provincie de verplichting opgelegd om een Regionaal Actieprogramma Wonen op te stellen. Eind 2016 heeft de voormalige Stadsregio Amsterdam het concept Regionaal Actieprogramma Stadsregio Amsterdam 2016-2020 aangeboden aan de provincie Noord-Holland. In juli 2017 is dit Regionaal Actieprogramma wonen aangevuld met onder meer een recentere behoefte-onderbouwing.

Uit de kwantitatieve en kwalitatieve match tussen vraag en aanbod blijkt dat er in de deelregio Amstelland Meerlanden regionaal een tekort is aan harde plancapaciteit van ruim 17.000 woningen. In vrijwel alle marktsegmenten tekorten. Daarmee is voor binnenstedelijke plannen de actuele regionale kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aangetoond.

6.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

6.3.1 Omgevingsvisie NH 2050

De "Omgevingsvisie NH 2050 - Balans tussen economische groei en leefbaarheid" betreft een structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening.

In de omgevingsvisie heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en heeft zij tevens aangegeven hoe zij deze visie denkt te zullen realiseren.

Het uitgangspunt van de omgevingsvisie is dat Noord-Holland een relatief hoog welvaarts- en welzijnsniveau heeft. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richt de provincie zich op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven.

In de omgevingsvisie worden ambities genoemd op het gebied van de leefomgeving, het gebruik van de leefomgeving en de energietransitie.

De ambities ten aanzien van de leefomgeving luiden als volgt:

  • Een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland;

  • In het kader van gezondheid en veiligheid, het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving;

  • Het vergroten van de biodiversiteit van Noord-Holland.

Voor het gebruik van de leefomgeving gelden de volgende ambities:

  • Een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor, daardoor is er ruimte voor ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten;

  • Verder wil de provincie vraag en aanbod van woon- en werklocaties beter afstemmen (kwantitatief en kwalitatief). Daarbij moet woningbouw, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends, vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden worden gepland. Duurzaamheid van de totale woningvoorraad is het uitgangspunt;

  • De derde ambitie binnen deze categorie is het effectief, veilig en efficiënt kunnen verplaatsen van inwoners, bedrijven en producten van Noord-Holland, waarbij negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk worden meegewogen. Als laatste geldt het behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.

Voor de energietransitie is de overkoepelende ambitie dat Noord-Holland in 2050 volledig klimaatneutraal is en gebaseerd op hernieuwbare energie. Daarom is er ruimte voor de noodzakelijke energietransitie en daarvoor benodigde infrastructuur. Dit alles rekening houdende met de ambities voor verstedelijking en landschap.

Per project wordt door de gemeente Amstelveen bekeken hoe bij de ambities van de provincie kan worden aangesloten. De duurzaamheidambitie bij de nieuwe woningen is een 'Bijna Energie Neutraal Gebouw (BenG)'. De woningen worden gerealiseerd zonder gasaansluiting. De beoogde nieuwe woningen moeten duurzaam gebouwd worden. Dit houdt onder andere in: minder energiegebruik, ecologisch verantwoord en duurzame materialen.

6.3.2 Provinciale ruimtelijke verordening

De Omgevingsverordening NH2020 is op 22 oktober 2020 door Provinciale Staten vastgesteld.

In de Omgevingsverordening 2020 zijn de eerste stappen gezet om in het de geest van de Omgevingswet naar nieuwe regels te streven die zien op het 'hoe': 'hoe kom je tot een goede fysieke leefomgeving'. De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland. Deze vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening.

Voor de provinciale regelgeving op de wettelijke taken en bevoegdheden is gekozen deze beleidsneutraal om te zetten in de omgevingsverordening. Dan gaat het over regelgeving op de terreinen milieu, luchthavens, de ontgrondingen, de kwaliteit op het terrein van de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving en de regels over leges, schadevergoeding en andere financiële aspecten in het fysieke domein. Het beleidsneutrale karakter betekent dat bestaande regelgeving op deze domeinen zonder aanpassing van de normstelling en met een gelijkwaardig beschermingsniveau is overgezet in deze integrale omgevingsverordening. Waar nodig zijn de regels wel verduidelijkt en vereenvoudigd.

Relevantie plan

Regels voor het gehele grondgebied

Uitgangspunt is dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen (zoals gesteld in artikel 1.1.1, onder i Bro) zoals woningbouw, aanleg van bedrijventerrein of kantoren in overeenstemming is met regionale afspraken (artikel 5a). Het onderhavige bestemmingsplan betreft een hoofdzakelijk concerverend bestemmingsplan. Alleen ontwikkelingen die uitgevoerd zijn of in de uitvoeringsfase zitten zijn opgenomen in dit plan.

Regels specifiek voor het plangebied

De artikelen 6.24 is relevant voor het onderhavige plangebied. In artikel 6.24 is het volgende openomen:

Artikel 6.24 Woningen binnen de LIB 5 zone Schiphol

  1. Voor zover een ruimtelijk plan nieuwe woningen toestaat op gronden die liggen ter plaatse van het werkingsgebied LIB 5 zone wordt in de toelichting op dat plan rekenschap gegeven van het feit dat op de betreffende locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer en worden de redenen vermeld die er toe hebben geleid om op de betreffende locatie nieuwe woningen te bestemmen.

  2. Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de toelichting zoals bedoeld in het eerste lid.

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Artikel 6.24 is daarmee niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

6.3.3 Wonen en vliegen 20 Ke-contour

Zoals in paragraaf 6.2.2 is toegelicht is per 1 januari 2018 een wijziging van het Lib op het gebied van externe veiligheid en geluid in werking getreden. Onder het nieuwe regime hebben gemeenten in bestaand stedelijk gebied in zone 4 een eigen bevoegdheid om te besluiten over bouwplannen tot een maximum van 25 woningen per plan. Ook wordt de 20 Ke-contour in het Lib verankerd. Voor het gebied binnen de 20 Ke (en buiten zone 4) worden in bestaand stedelijk gebied geen beperkingen opgelegd. In landelijk gebied zal een verbod gelden op nieuwe woningbouwlocaties.

In de vorige paragraaf is onderbouwd dat de locatie gerekend moet worden tot bestaand

stedelijk gebied. In samenhang met de ruimte voor woningbouw binnen de 20 Ke-contour zijn een aantal bestuurlijke afspraken gemaakt in het kader van het SMASH-traject:

  • De gemeente maakt een transparante afweging van woningbouw binnen de 20 Ke-contour in het bestemmingsplan;

  • De gemeente bewaakt de zorg voor een deugdelijke en objectieve informatievoorziening richting toekomstige gebruikers;

  • De gemeente neemt verantwoordelijkheid voor klachtenafhandeling;

  • De luchtvaartsector wordt gevrijwaard van extra kosten.

Het eerste onderdeel is van belang voor ruimtelijke procedures en geeft betekenis aan het zogenaamde 'rekenschap geven' dat is verankerd in artikel 5e lid 3 van de PRV. Over de andere drie onderdelen worden in de Bestuurlijke Regie Schiphol (BRS) nadere afspraken gemaakt. Deze afspraken staan los van het planologische-juridische traject om woningbouwontwikkelingen mogelijk te maken.

Belangenafweging geluidsbelasting vs. noodzaak tot woningbouw

In juli 2016 is er tussen regio, Rijk en luchtvaartsector een akkoord bereikt binnen het onderdeel "wonen en vliegen' van het SMASH-traject. Met dit akkoord is met het oog op de leefbaarheid en vitaliteit en in verband met de woningbouwopgave in de metropoolregio meer afwegingsruime voor woningbouw overeengekomen voor het lokaal bestuur. Per 1 januari 2018 is conform deze afspraken het Luchthavenindelingbesluit gewijzigd. Tevens is het beleid voor het gebied binen de 20 Ke-contour in het Lib verankerd.

In samenhang met de vergroting van de lokale afwegingsruimte dienen gemeenten de afspraken na te komen die zijn gemaakt om te voorkomen dat de luchtvaartsector voor extra kosten komt te staan door nieuwe woningbouwontwikkelingen. Kern van deze afspraken is het rekenschap geven van vliegtuiggeluid in ruimtelijke plannen, met met het oog op objectieve en vroegtijdige informatievoorziening van (toekomstige) bewoners.

In samenspraak met de gemeenten in de regio is een handreiking opgesteld hoe op transparante wijze de afspraak over rekenschap geven in te vullen. Deze handreiking is in een provinciale beleidsregel vertaald. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen zal de provincie aan deze regel toetsen. Conform deze regel dient in ruimtelijke planen een aantal stappen te worden doorlopen om te kunen concluderen dat aan de afspraak over rekenschap geven is voldaan:

  1. een weergave en beschrijving van de exacte ligging van de woningbouwlocatie in het beperkingengebied;

  2. een beschrijving van de huidige geluidsituatqie op die woningbouwlocatie;

  3. een beschrijving van verwachte toekomstige ontwikkelingen die kunnen zorgen voor een verandering van de huidige geluidsituatie op de woningbouwlocatie;

  4. een beschrijving van de belangen die met de beoogde woningbouw zijn gemoeid gelet op de leefbaarheid en de lokale vitaliteit, de kwaliteit van de locatie en/of de regionale woningbouwmarkt en woningopgave;

  5. een slotconclusie over de bevindingen naar aanleiding van de onderwerpen bedoeld in a., b., c. en d.

6.3.4 Externe veiligheid LIB

Het vliegverkeer van en naar Schiphol brengt tevens externe veiligheidsrisico's met zich mee. In heel Nederland kan een vliegtuig neerstorten, maar de meeste luchtvaartongevallen gebeuren op of in de directe omgeving van een vliegveld. In het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol (LIB) zijn daarom regels opgenomen onder meer ten aanzien van het onderwerp externe veiligheid.

In bijlage 3 van het LIB is het gebied voor 'beperkingen bebouwing' aangewezen. Voor externe veiligheid zijn de zones 1 en 3 relevant; 2 en 4 hebben betrekking op geluid.

Zone 1 is de sloopzone vanwege externe veiligheid. In dit gebied is het doel om het risico van slachtoffers op de grond ten gevolge van een vliegtuigongeluk te minimaliseren. Om die reden zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan. Alleen zeer extensief gebruik van gronden is mogelijk. Zone 3 wordt afgebakend door de zogenaamde PR 10-6 contour. Binnen deze contour is de kans dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een vliegtuigongeval, 1 op de miljoen per jaar. Binnen zone 3 is - gelet op de risico's - tevens het doel om grote concentraties van personen te voorkomen.

Per wijziging van januari 2018 is een nieuw 'afwegingsgebied' (zone 5) toegevoegd aan bijlage 3 van het LIB. In dit gebied (afgebakend door de voorheen geldende planologische 20 Ke zone) bestaat er enigszins verhoogde kans op een vliegtuigongeval met dodelijke slachtoffers op de grond. Gelet hierop dienen gemeenten op grond van artikel 2.2.1.d, lid 2 LIB te motiveren de wijze waarop rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.

[image]

LIB zone 5

Het plangebied valt binnen zone 5. Onderliggend bestemmingsplan heeft niet tot gevolg dat het gebied intensiever wordt gebruikt dan in de huidige situatie, aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen worden meegenomen. Er is wel sprake van een aantal toekomstige ontwikkelingen, zoals beschreven in subparagraaf 2.2.2 van deze toelichting (Ouderkerkerlaan). Deze ontwikkelingen zijn echter nog niet in een dusdanig stadium dat ze meengenomen kunnen worden in dit bestemmingsplan. Indien ontwikkelingen gelegen binnen zone 5 in de toekomst wel meegenomen kunnen worden in dit bestemmingsplan zou dit betekenen dat het gebied wel intensiever wordt gebruikt. Dit betekent dat in het geval van een vliegtuigongeval er meer slachtoffers kunnen vallen dan in de huidige situatie. Dit mogelijk gevolg wordt om de volgende redenen aanvaardbaar geacht.

  • De kans op een dergelijke ramp binnen het plangebied is zeer klein te noemen. Het is in ieder geval kleiner dan 1 op de miljoen per jaar, gelet op de ligging buiten zone 3. Een kans van 1 op de miljoen per jaar wordt in het algemeen (bij andere risicobronnen) als zo gering gezien dat het risico als aanvaardbaar wordt geacht. De kans op het optreden van een dergelijk incident is verwaarloosbaar klein.

  • Er zijn geen gevaarlijke of ontplofbare objecten in de omgeving van het plangebied waardoor vervolgschade (kettingreactie of domino-effect) zou kunnen ontstaan.

  • De gemeente kan geen maatregelen treffen om dergelijk ongeluk te voorkomen (bronmaatregel). Er wordt uiteraard alles aan gedaan om het vliegverkeer zo veilig mogelijk te laten lopen. De (rijks)overheid stelt strenge eisen aan luchthavens, de verkeersleiding en luchtvaartmaatschappijen. De eisen zijn zowel ten aanzien van vliegtuigen (technische veiligheid), maar ook voor persoonlijke veiligheid. Er zijn regels voor bemanningen, voor mensen die op of in de buurt van de luchthaven werken en voor reizigers. De overheid controleert of de organisaties aan de gestelde eisen voldoen.

  • De mogelijkheden voor het treffen van effectmaatregelen om de gevolgen te beperken, zijn zeer gering. In het algemeen geldt dat nieuwbouw (gelet op de eisen van het Bouwbesluit 2012) zeer goed bestand is tegen brand. aanwezigen in een pand zijn derhalve goed beschermd tegen hittestraling indien een vliegtuig in de directe omgeving van het gebouw neerstort. Hiernaast kunnen de gevolgen beperkt worden door minder intensieve bebouwing.

  • De hulpdiensten treden in het geval van een ramp volgens het hiervoor geldende protocol op. De kwaliteit van de hulpdiensten wordt door intensieve monitoring steeds verbeterd. Sinds de Bijlmerramp zijn de lokale rampenplannen verbeterd. Lokale bestuurders zijn en worden getraind in het leiding geven tijdens crisissituaties. Dit wordt periodiek herhaald en geëvalueerd. Er wordt verder een aantal maatregelen getroffen ter verbetering van zelfredzaamheid en hulpverlening.

  • In het plangebied is de functie wonen (Ouderkerkerlaan) indien de planontwikkeling hiervoor voldoende is uitgewerkt, wellicht in de ontwerpfase aan de orde. Hierover kan vooralsnog het volgende worden gemeld. De bewoners kunnen zichzelf an anderen over het algemeen goed redden. In het plangebied worden geen zeer kwetsbare objecten toegestaan. Dat zijn gebouwen voor minder redzame groepen, zoals kinderen, zieken en andere zorgbehoevenden.

  • In het geval van calamiteiten worden burgers door de overheid zo snel mogelijk geïnformeerd hoe ze moeten handelen (bijvoorbeeld via NL-Alert). De (rijks)overheid adviseert burgers in geval van een vliegtuigongeval het volgende:

  • Ga niet kijken.

  • Houd afstand bij brand vanwege de hitte en de giftige rook.

  • Houd afstand vanwege gevaarlijke stoffen die kunnen vrijkomen.

  • Bel 112 als dat nog niet gebeurd is.

  • Nieuwe gebouwen beschikken over goede vluchtmogelijkheden.

  • De wijk is goed ontsloten voor hulpdiensten. De brandweer zit zelfs op dezelfde locatie. Bij het ontwerpen van de openbare ruimte is rekening gehouden met bereikbaarheid en vluchtmogelijkheden, opstelplaatsen en waterwinning.

6.3.5 Watervisie 2021

De Watervisie 2016-2021 is op 16 november 2015 door Provinciale Staten vastgelegd. De nieuwe Watervisie 2016-2021 is de opvolger van het Waterplan 2010-2015.

Met de Watervisie 2021 sluit de provincie Noord-Holland aan op het Bestuursakkoord Water en anticipeert op de Omgevingswet. De Omgevingswet beoogt minder planvorming en besluiten, een meer integrale afweging op gebiedsniveau en meer doelmatige procedures. De Watervisie 2021 vormt derhalve meer dan voorheen een integraal onderdeel van het strategische omgevingsbeleid. dit vraagt om een doelgericht instrumenteel samenspel tussen de Watervisie 2021, de provinciale structuurvisie en overige beleidsvisies. De Watervisie 2021 is een zelfbindend, strategisch beleidsdocument en geeft kaders voor de waterschappen. De provincie beschrijft in de Watervisie 2021 de ambitie en kaders voor het regionale waterbeheer in Noord-Holland richting 2021 en biedt een doorkijk naar 2040. de Watervisie 2021 dient bovenal werkbaar te zijn voor zowel de provincie als haar (water)partners, zijnde de waterschappen, Rijkswaterstaat, gemeenten en andere relevante partijen. De provincie wil vanuit de wateropgaven een positieve bijdrage leveren aan het bewerkstelligen van een samenhangende benadering van de leefomgeving, onder meer voor ruimtelijke ordening, economie, natuur en milieu.

Voor waterveiligheid wordt uitgegaan van: veilige dijken en duinen (laag 1 en ook de belangrijkste); een waterrobuuste ruimtelijke inriching van overstromingsgevoelige gebieden (laag 2) en een op overstromingsrampen toegesneden calamiteitenorganisatie (laag 3). deze meervoudige benadering van waterveiligheid wordt "meerlaagsveiligheid" genoemd.

Conclusie

Het bestemmingsplan voorziet in een dubbelbesteming ter bescherming van de aanwezige waterkeringen.

6.4 Gemeentelijk Beleid

6.4.1 Structuurvisie Amstelveen 2025+

De gemeenteraad van Amstelveen heeft op 21 september 2011 de Structuurvisie Amstelveen 2025+ vastgesteld. Het is op de eerste plaats een ruimtelijke visie, maar ondersteunt ook maatschappelijke ontwikkelingen. Het biedt daarmee helderheid aan inwoners, ondernemers, instellingen en andere overheden over de gewenste ontwikkeling van Amstelveen en de prioriteiten die het bestuur hierbij stelt. De wettelijk verplichte structuurvisie vormt de grondslag voor bindende bestemmingsplannen en exploitatieplannen.

Amstelveen is in een aantal decennia stormachtig gegroeid door zijn gunstige ligging en door ondernemend op het juiste moment kansen te grijpen. Inmiddels staat de concurrentiepositie van de metropoolregio Amsterdam onder druk. De tijd dat Amstelveen kon meeliften op de groei van de regio is voorgoed voorbij. Dat vraagt om een andere instelling. Vraag is nu meer wat Amstelveen kan betekenen voor de regio.

Een aantal thematische uitgangspunten zijn relevant voor het plangebied Amstelveen Midden West.

Verkeer en Openbaar Vervoer

Het Amstelveense verkeersysteem nadert zijn grenzen terwijl een goede bereikbaarheid essentieel is voor de aantrekkingkracht en leefbaarheid van de gemeente. Daarom zal Amstelveen fors moeten investeren in infrastructuur en het verbeteren van openbaar vervoer. Ontwikkelingen hieromtrent die het plangebied raken zijn de verbreding van de A9 en de optimalisatie van de HOV-verbinding naar Amsterdam-Bijlmer.

Wonen

Het uitgangspunt is dat de woningmarkt in Amstelveen in beweging gebracht moet worden. Dit wordt bereikt door de doorstroming te bevorderen door nieuwe kwalitatief hoogwaardige woningen toe te voegen, zowel in centrumstedelijk, landelijk als suburgane woonmilieus. Voor verschillende doelgroepen kan deze ontwikkelinslocatie een aantrekkelijk woonmilieu vormen. Hierdoor komt de doorstroming weer op gang. Daarnaast wordt ingezet op de verduurzaming van de woningvoorraad.

Binnen het plangebied zal het vooral gaan om herontwikeling van bestaand vastgoed, zoals de Burgemeester Rijnderslaan 10.


Werken

Aantrekkelijke werkmilieus zijn een belangrijk onderdeel van het Amstelveense economische beleid: om de economische structuur te versterken, om een evenwichtige en duurzame economische groei te bevorderen en om de diversiteit in de Amstelveense bedrijvigheid of de directe regio te vergroten. Dit plangebied kent een aantal (kleinere) bedrijventerreinen/locaties en een aantal kantorenlocaties.


Voorzieningen

Amstelveen streeft naar een optimalisering van het voorzieningenaanbod dat nodig is om het wonen en werken in de gemeente aantrekkelijk te maken. Voorzieningen zijn over het algemeen vooral binnen bebouwd gebied gewenst om het aantal verkeersbewegingen te minimaliseren. Het plangebied kent diverse winkelstrips, commerciële en maatschappelijke voorzieningen. Ook zijn er sportvoorzieningen aanwezig zoals o.a. sporthal, zwembad, voetbal, tennis en rugby.

Duurzame ruimte

Dit thema is tweeledig. Enerzijds gaat het over ruimte scheppenvoor duurzame oplossingen boven of onder de grond zoals WKO en windenergie. Anderzijds gaat het om het duurzaam ordenen en gebruiken van de ruimte: de juiste functie op de juiste plek. Voor dit plangebied voorziet de gemeente geen grootschalige windenergieopwekking. Nieuwbouwprojecten worden zoveel mogelijk aardgasloos gebouwd. Dit wordt nu ook opgelegd door de wet VET (Voortgang Energietransitie) die vanaf 1 juli 2018 van kracht is. Met deze wet vervalt de plicht om nieuwe woningen aan te sluiten op aardgas. Voor wat betreft duurzaam ruimtegebruik wordt er binnen een ruimtelijke kwaliteitskader gezocht naar slim en zuinig ruimtegebruik.

Uitvoeringsparagraaf

Gelijktijdig met de Structuurvisie heeft de gemeenteraad de uitvoeringsparagraaf vastgesteld. Hierin is aangegeven op welke wijze verschillende projecten en programma's die voortvloeien uit de structuurvisie in uitvoering worden gebracht. Een aantal ruimtelijke projecten binnen het plangebied, zoals Appellaan/Notenlaan en Olmenlaan/Lindenlaan zijn al in uitvoering genomen. De ruimtelijke besluitvorming, indien aan de orde, heeft plaatsgevonden en wordt conform bestemd.

Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de structuurvisie en biedt waar mogelijk aanknopingspunten voor het verder in uitvoering brengen van de verschillende beleidsdoelstellingen, projecten en programma's.

6.4.2 Mobiliteitsvisie Amstelveen

De Gemeenteraad heeft op woensdag 12 februari 2020 de Mobiliteitsvisie Amstelveen vastgesteld. De Mobiliteitsvisie Amstelveen wordt één van de bouwstenen voor de Omgevingsvisie van Amstelveen. De visie bevat nieuw beleid om de bereikbaarheid van Amstelveen de komende decennia te kunnen garanderen en om te kunnen gaan met (brede) ontwikkelingen die op de gemeente afkomen.

De komende decennia groeit het aantal inwoners van Amstelveen naar verwachting fors. Dit geldt ook voor de regio waartoe Amstelveen behoort. Dit leidt tot een verdere toename van de verkeersdrukte. Ook komen er allerlei nieuwe vervoermiddelen als de elektrische auto en de e­bike en wordt het delen van auto’s, scooters en fietsen steeds populairder.

In de stadslogistiek nemen pakketdiensten steeds meer ruimte in. In de stedelijke omgeving, waar de gemeente Amstelveen toe behoort, wordt de rol van het openbaar vervoer steeds belangrijker.

De belangrijkste speerpunten van de visie zijn:

  • Werken aan een mobiliteitssysteem voor iedereen. Alle Amstelveners moeten zich van, naar en in de stad kunnen bewegen;

  • Bereikbaar voor Amstelveners met OV, auto, fiets en andere vervoersmiddelen in samenhang met elkaar, met ruimtelijke plannen en met regionale ontwikkelingen;

  • Auto­ en vrachtverkeer zonder herkomst of bestemming Amstelveen om de stad heen leiden en betere ontsluiting van Zuidwest Amstelveen op de A9 via de Bosrandweg/Fokkerweg;

  • Proactief verkeersveiligheidsbeleid;

  • Goede verbindingen met NS­stations Schiphol, Zuid en Bijlmer ArenA met comfortabele overstap;

  • Beter fijnmazig OV binnen de stad en zorgen voor een goede bereikbaarheid van belangrijke voorzieningen zoals gezondheidscentra, ouderencomplexen en het ziekenhuis;

  • Mobiliteitshubs waar verschillende vervoerswijzen samenkomen;

  • Betere en snelle (regionale) fietsverbindingen;

  • Verduurzaming van stadslogistiek, faciliteren van elektrificering van vervoer en deelmobiliteit.

Conclusie

Het plangebied is goed bereikbaar met de auto, ov en fiets.

6.4.3 Nota Parkeernormen Amstelveen 2021

Op 16 december 2020 heeft de gemeenteraad de 'Nota Parkeernormen Amstelveen 2020' vastgesteld. Deze nota vervangt de parkeernormen uit de Parkeernota 2016.

Door diverse ontwikkelingen komen de normen uit de Nota Parkeernormen 2016 steeds meer onder druk te staan en is er in praktijk steeds meer sprake van maatwerk wat zorgt voor onwenselijke situaties. Door zoveel mogelijk normen en toepassingsregels beleidsmatig vast te stellen wordt maatwerk zoveel mogelijk voorkomen Het werken met de huidige (oude) normen leidt vaak tot discussie. Dit wordt mede veroorzaakt door het ontbreken van een gebiedsindeling in de huidige norm, maar ook de gewijzigde stedelijkheidsgraad die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) aan Amstelveen heeft toegekend. Daarnaast beschikt de nieuw nota over duidelijke afwijkingsmogelijkheden waardoor op een transparante manier gemotiveerd afgeweken kan worden van de vastgesteld norm. Daarnaast zijn in de huidige (oude) nota maar een beperkt aantal categorieën opgenomen die eveneens kunnen leiden tot discussies.

Voldoende parkeergelegenheid is een belangrijke voorwaarde voor elke ruimtelijke ontwikkeling. Om ervoor te zorgen dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd voor nieuwe ontwikkelingen wordt in de regels verwezen naar de geldende 'Nota Parkeernorm Amstelveen'. Op grond van artikel 3.1.2. tweede lid Bro mogen parkeernormen worden neergelegd in een beleidsregel (Nota Parkeren). In een planregel dient dan tot uitdrukking worden gebracht dat bij de toets op het onderdeel parkeren, de beleidsregel betrokken moet worden. Dit mag een dynamische verwijzing zijn. Dat betekent dat in de planregel tot uitdrukking kan worden gebracht dat te allen tijde wordt getoetst aan de meest actuele versie van het beleid. Tussentijdse wijzigingen van het beleid zijn dus hangende de planperiode van het bestemmingsplan mogelijk. Hierdoor kan elke initiatief waarvoor een omgevingsvergunning wordt ingediend getoetst worden aan de meest actuele parkeernormen.

Bij het toepassen van de parkeernorm worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Een bouwinitiatief of wijziging van functie van een locatie mag geen parkeerproblemen en verkeersveiligheidsproblemen in de openbaren ruimte veroorzaken of vergroten.

  • Elke initiatiefnemer van (bouw)plannen dient zorg te dragen voor het realiseren van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij ook rekening wordt gehouden met het dubbelgebruik van de betreffende parkeerplaatsen.

  • Indien realisatie van de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein niet mogelijk blijkt, dient de initiatiefnemer met een voorstel te komen hoe de parkeerbehoefte opgelost kan worden in de openbare ruimte. Het voorstel mag niet op stedenbouwkundige of verkeerskundige bezwaren stuiten. De kosten voor de aanleg zijn voor de aanvrager.

  • Een bouwinitiatief of wijziging van functie van een locatie mag geen parkeerproblemen en verkeersveiligheidsproblemen in de openbare ruimte veroorzaken of vergroten.

  • De Nota parkeernormen is van toepassing op ruimtelijke plannen voor nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van functie(s) voor zover zij van invloed zijn op het parkeren.

  • Bij een ontwikkelingen op een locatie waar een parkeervergunningen systeem geldt, hebben huurders, kopers en werknemers geen recht op een parkeervergunning voor parkeren op straat, ongeacht de beschikbaarheid van parkeerplaatsen op eigen terrein.

  • Een initiatiefnemer kan een gemotiveerd voorstel indienen om af te wijken van de vastgestelde parkeernorm, onderbouwd door een goed mobiliteitsparagraaf en een goed verhaal waarom met minder parkeerplaatsen kan worden volstaan en hoe overlast voorkomen wordt. Dit kan als paragraaf in een startnotitie worden voorgelegd aan de gemeenteraad die hier een besluit over neemt.

Ieder initiatief wordt afzonderlijk beoordeeld waarbij:

  • De parkeernormen in deze nota gelden voor nieuwe aanvragen vanaf 1 januari 2021. De oude parkeernormen uit de nota parkeernormen 2016 komen vanaf die datum te vervallen, tenzij hiernaar nog in oude bestemmingsplannen wordt verwezen.

  • Indien in het voortraject normen zijn vastgesteld in de startnotitie wordt aan deze normen vastgehouden.

  • De parkeernormen in deze nota zijn richtinggevend voor het opnemen van specifieke normen in bestemmingsplannen.

Conclusie

In het bestemmingsplan worden de parkeernormen uit de Nota Parkeernormen van toepassing verklaard. Hierbij is het uitgangspunt dat in beginsel de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt opgelost.

6.4.4 Horecanota

In 2008 is de horecanota 2008-2012 vastgesteld door de gemeenteraad. Inmiddels wordt al enige jaren gewerkt met dit horecabeleid en zijn de uitgangspunten van het vastgestelde horecabeleid niet gewijzigd.

De doelstelling van het gemeentelijk horecabeleid is als volgt geformuleerd:

  • Het horecabeleid van de gemeente Amstelveen heeft tot doel de huidige en toekomstige ontwikkelingen van de Amstelveense horecasector in beeld te brengen en op basis daarvan gemeentelijk beleid te formuleren. Dit beleid dient te resulteren in richtlijnen (en toetsingscriteria) voor de verlening van de gemeentelijke vergunningen en ontheffingen waarover de horeca-inrichtingen dienen te beschikken inclusief voorstellen tot vermindering van de administratieve lastendruk waarmee horecaondernemers te maken hebben”.

In de horecanota is deze doelstelling verder uitgewerkt en uitgebouwd. Daarbij is aandacht besteed aan:

- de huidige situatie met betrekking tot de horeca in Amstelveen;

- de trends en ontwikkelingen;

- beleid ten aanzien van de horeca voor de komende jaren;

- de uitvoering en handhaving.

De gemeente Amstelveen zet steeds meer in op deregulering en vermindering van administratieve lasten ten gunste van ondernemers. Daarnaast blijken bepaalde regels in de praktijk niet voldoende duidelijk. Om die reden is de uitvoeringskader horeca 2015 vastgesteld. In dit uitvoeringskader wordt aandacht besteed aan deregulering en aan enkele vereenvoudigingen en verduidelijkingen van de uitvoeringsregels voor horeca.

De Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) stelt regels omtrent horeca-exploitatie. De APV wordt op basis van dit uitvoeringskader aangepast, waarbij het uitgangspunt is dat waar mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de model APV van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG).

Beschrijving plangebied

De laatste jaren is de behoefte aan ondergeschikte horeca toegenomen. Ondergeschikte horeca is horeca die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie volgens het bestemmingsplan en de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of complementeert. Er moet duidelijk spra-

ke zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie gelet op het vloeroppervlak, inzet van personeel en onderdeel van de begroting. Dit betreft bijvoorbeeld een koffiecorner bij een bakker.

Het uitgangspunt is dat deze vorm van horeca een minimale invloed heeft op de woon- en leefsituatie in de omgeving en er geen risico is voor de openbare orde. Deze vorm van horeca wordt daarom net als in Amsterdam vrijgesteld van de exploitatievergunningplicht.

In het bestemmingsplan is daarom ondergeschikte horeca binnen veel bestemmingen toegestaan.

In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen vijf verschillende ca-

tegorieën horeca. De laagste, oftewel de minst belastende, categorie is horecacatego-

rie I. Deze categorie betreft daghoreca. Aangezien daghoreca goed samengaat met detailhandel en dienstverlenenden bedrijven in winkelcentra en winkelstrips is deze categorie overal toegestaan.

Andere horecabestemmingen zoals restaurants, cafe's, hotels en dancings zijn of als zodanig vastgelegd op de verbeelding (hotel en dancing) of is aan maximaal aantal m2 gebonden (restaurant en cafe's).

6.4.5 Ruimte voor groen; Groenstructuurplan voor Amstelveen 2008-2018

In september 2008 is het geactualiseerde Groenstructuurplan 'Ruimte voor Groen' vastgesteld. Amstelveen is naast een stad met een rijke groentraditie een stad in ontwikkeling. Juist door het bijzonder groene karakter raken veranderingen in de stad al snel de stedelijke groenstructuur.

In plan Ruimte voor Groen zijn de volgende zaken vastgelegd:

  • De ambitie ten aanzien van de ontwikkeling van de groenstructuur;

  • Het behouden en waar mogelijk versterken van het groen in Amstelveen zowel in de bebouwde kom als in het buitengebied in omvang en/of in kwaliteit door het vaststellen van structuur en beeldbepalende delen van het Amstelveense groen;

  • De bijzondere karakteristiek alsmede de functionele betekenis van de groenstructuur;

  • Een heldere groenvisie op hoofdlijnen op basis waarvan bij ruimtelijke ingrepen goed afgewogen keuzes kunnen worden gemaakt;

  • Concrete actiepunten die bijdragen aan het behouden en verder ontwikkelen van de groenstructuur in al haar facetten.

Het is de ambitie van Amstelveen om de hoofdgroenstructuur duurzaam in stand te houden en verder te ontwikkelen. De hoofdgroenstructuur geeft Amstelveen zijn karakteristiek groene parkachtige uitstraling en zorgt voor een bijzonder aantrekkelijke leefomgeving. Dat geldt niet alleen voor het stedelijk gebied maar ook voor het buitengebied. Ligt het accent van de kwaliteit van de hoofdgroenstructuur binnen de stad op fraaie lanen en rijk beplante parkstroken, in het buitengebied bepaalt de landschappelijke opbouw in belangrijke mate de kwaliteit. De landschappelijke elementen zoals dijken, waterlopen en de Bovenlanden vormen belangrijke dragers voor de verdere ontwikkeling van het buitengebied.

Beschrijving plangebied

In het plangebied komt met name bovenwijksgroen en wijkgroen voor. Het bovenwijks groen van de hoofdgroenstructuur bestaat vooral uit laanbeplanting langs bijvoorbeeld de Keizer Karelweg, Van der Hooplaan, Beneluxbaan en Handweg. Belangrijke elementen van het wijkgroen zijn de parkstroken zoals het groen langs wijkontsluitingswegen zoals bijvoorbeeld de Startbaan. De wijkparken worden gerekend tot het wijkgroen.

[image]

[image]

6.4.6 Woonagenda 2020-2023

Op 12 februari 2020 heeft de raad de Amstelveense woonagenda vastgesteld. In de Metropoolregio Amsterdam wordt ingezet op een bouwproductie van 230.000 woningen tot 2040 (huidige prognoses) en ruim 100.000 woningen in de periode 2018 tot 2025. Een bouwproductie met voldoende woningen in alle segmenten, met in het bijzonder voldoende betaalbare woningen voor lagere en middeninkomens, verspreid over de regio. Amstelveen kent een grote woningbouwopgave. Om aan de vraag te voldoen verwachten wij de aankomende jaren ongeveer 10.000 woningen toe te voegen. De druk binnen alle segmenten is hoog. De Woonagenda 2020­2023 beschrijft de visie en beleidsmaatregelen die worden ingezet de druk op de Amstelveense woningmarkt te verlichten, zodat Amstelveen een stad voor jong tot oud blijft, van goede kwaliteit, met volop voorzieningen, ruimte, groen en veiligheid.

De volgende speerpunten staan centraal in de Woonagenda 2020-2023:

  1. Amstelveense jongeren en starters meer kansen bieden op de woningmarkt

Het gaat hierbij om kleinere betaalbare woningen bouwen voor jongeren en starters, tijdelijke woningen bouwen voor spoedzoekers en jongeren, de financiële drempel verlagen om een woning te kopen en daarnaast binnen de sociale huur de lokale ruimte optimaal benutten.

  1. Meer woningen voor Amstelveense ouderen en specifieke doelgroepen

Ouderen wonen langer zelfstandig. Sommige ouderen redden zich met hulp van familie en vrienden prima, maar er is ook een groep voor wie dit niet geldt. Daarnaast maakt de ambulantisering van de zorg en de invoering van de Wet verplichte ggz (Wvggz) dat steeds meer bewoners, die nu nog bij een instelling wonen, in aanmerking komen voor zelfstandige woonruimte dan wel begeleid wonen. Het woningaanbod moet zich aan deze groepen aanpassen.

  1. Een goede dienstverlening en communicatie tussen corporaties en huurders

Afspraken met corporaties en bewonersraad worden gemonitord.

  1. Meer (betaalbare) koop en huur woningen voor Amstelveners met behoud van groene leefbare wijken

Wijken moeten bestaan uit een goede mix van appartementen en grondgebonden woningen. In verschillende prijsklassen, zowel huur als koop en voor verschillende doelgroepen. Zo behouden wij goed gemengde en krachtige wijken. Bij de geplande nieuwbouw van woningen is een belangrijke voorwaarde dat Amstelveen het ruimtelijke en groene karakter behoudt. Dit geldt ook bij stadsvernieuwing.

  1. Meer sociale huurwoningen beschikbaar voor Amstelveners

Er zijn voldoende sociale huurwoningen in Amstelveen. Een deel van de woningen is echter niet beschikbaar voor de doelgroep. Er wordt daarom ingezet op doorstroming. Verder wordt bij nieuwbouwprojecten bepaald of voor specifieke doelgroepen sociale huurwoningen moeten worden toegevoegd.

  1. Stadsvernieuwing en verduurzaming bevorderen

Meerdere akkoorden, zoals het Klimaatakkoord, de landelijke Energieagenda, het regeerakkoord Rutte III en Greendeal aardgasvrije wijken (met Amstelveen als partner), het Rijksbrede programma Nederland circulair 2050 en het collegeprogramma Amstelveen vragen om een aanpak die de woningvoorraad toekomstbestendig maakt voor de korte en lange termijn.

Ten aanzien van de programmering van nieuwbouw is opgenomen in de woonagenda dat minimaal 50% van de woningen in het middensegment gebouwd moet worden, waarbij gestreefd wordt dat het hoge en lage segment daarbinnen ongeveer 50/50 wordt verdeeld.

Ongeveer 25% van het woonprogramma wordt in de vrije sector gerealiseerd. De overblijvende 25% kan flexibel worden ingezet voor alle segmenten. Het streven is om de verhouding koop-huur binnen alle voorgaande categorieën op 55%-45% uit te laten komen. Dit geldt met name voor de grotere nieuwbouwprojecten. Voor de kleinere projecten geldt dat er tenminste een goede afstemming dient plaats te vinden met de verdeling koop-huur in de bestaande omgeving.

Vanwege de beperkte omvang van het project en de grootte van de appartementen wordt 25% laag middelduur en 50% hoog middelduur (en 25 % vrije sector).

Keizer Karelpark kent veel huurwoningen en dit plan met 75% middeldure koopwoningen sluit aan op de gebiedsgerichte doelstelling van de Woonagenda om te komen tot een evenwichtige verdeling tussen koop en huur in de wijk. Aan de koopappartementen wordt een zelfbewoningsplicht van 3 jaar gekoppeld.

6.4.7 Detailhandelsnota 2016-2020

De detailhandelsnota 2016-2020 biedt het kader voor de toekomstige ruimtelijke economische ontwikkelingen. Het belangrijkste doel van de nota is het verschaffen van duidelijkheid over de gewenste ontwikkelingsrichting voor de detailhandel in de gemeente, en wel voor alle betrokken partijen zoals inwoners, ondernemers, pandeigenaren en ontwikkelaars. De nota dient als toetsingskader voor nieuwe initiatieven waar gemeentelijke goedkeuring of medewerking vereist is, maar heeft tevens tot doel marktpartijen te prikkelen in te spelen op de kansen die de Amstelveense markt hen biedt.

De detailhandelsnota gaat uit van de volgende ambities:

  • het bieden van een goed en gevarieerd voorzieningenniveau voor inwoners, gelegen binnen een redelijk bereik;

  • het beschikken over een representatief, aantrekkelijk en dynamisch Stadshart, dat zowel de eigen inwoners als de regio bedient;

  • het behoud van een vitaal economisch winkelapparaat dat het vermogen heeft mee te groeien met de toekomstige uitdagingen.

[image]

Winkelaanbod Keizer Karelpark

Voor de in het plangebied voorkomende winkelgebieden wordt het volgende perspectief geschetst en eventueel de gewenste toekomstige ontwikkelingen.

Augustinuspark: Winkelgebied heeft geen perspectief meer, maar ook horeca en dienstverlening functioneert er nog nauwelijks. Gedacht kan worden aan omzetting naar kantoorruimte, verenigingsgebouwen of (senioren) woningen.

Calvijnlaan/Lindenlaan: Vanwege de beperkte omvang zal de winkelfunctie geleidelijk verkleuren naar horeca, dienstverlening en overige publiekgerichte functies.

Lindenlaan West: Voorkomen dient te worden dat zich een nieuwe supermarkt vestigt in het Coöppand. Hierdoor zal de winkelstrip de huidige functie op termijn verliezen. Op dat moment kan de winkelbestemming worden geschrapt. Bestemming bedrijvigheid verruimen.

Hueseplein: Zal op termijn functie verliezen en op dat moment kan de winkelbestemming worden geschrapt.

Oude Dorp: De winkelfunctie zal geleidelijk teruglopen en uitbreiding van horecda is maar beperkt mogelijk. dit zal er toe leiden dat zich overige bedrijvigheid zal aandienen. Vanwege het behoud van levendigheid wordt hierbij als voorwaarde gesteld dat 'overige bedrijvigheid' en publiekgericht karakter behoud. Hierbij kan gedacht worden aan galeries, pop-ups, lifstyle en curiosa.

6.4.8 Sportnota Amstelveen 2013-2020

De gemeente Amstelveen stimuleert haar inwoners de komende jaren meer te bewegen en sporten. Sport is goed voor de gezondheid, de sociale contacten en het vestigingsklimaat van de stad. Na een periode van investeren in binnen- en buitensportaccommodaties zal de sportnota voor de periode tot 2020 vooral ingaan op het inhoudelijk sportbeleid en het formuleren van nieuwe ambities. Aanleiding hiervoor zijn veranderingen in de beoefening en beleving van sport, nieuwe behoeften en ambities van sportverenigingen en ontwikkelingen op andere beleidsterreinen.

De sportnota heeft een beperkte ruimtelijke relevantie. Gemeentelijk sportbeleid stond lange tijd gelijk aan sportaccommodatiebeleid. Dat ligt nu anders. Sportbeleid is meer dan accommodatiebeleid. Sportbeoefening is niet langer het primaat van de sportvereniging. Daarom is het ook niet langer vanzelfsprekend dat het accommodatiebeleid uitsluitend op sportverenigingen is toegesneden. De toename van het aantal anders georganiseerde sporters stelt andere eisen aan de inrichting van zowel accommodaties als de openbare ruimte. De gemeente beoogt een voldoende kwalitatief, hoogwaardig aanbod aan binnen- en buitensportaccommodaties in stand te houden dat toegankelijk is voor alle doelgroepen en gericht is op multifunctioneel gebruik. Dit multifunctionele gebruik bevordert de zelfredzaamheid van de bedrijfsvoering van de ondernemers op de sportparken. Tot slot vindt er een doorlopende monitoring van de behoefte naar accommodaties plaats.

6.4.9 Evenementenbeleid 2015

Jaarlijks vinden in onze stad vele evenementen plaats. Evenementen leveren een positieve bijdrage aan de samenleving van Amstelveen. Zij zorgen voor levendigheid en leefbaarheid van onze stad. Evenementen dragen bij aan de aantrekkelijkheid van Amstelveen en vergroten de sociale samenhang. Evenementen hebben ook een economische betekenis.

De doelstelling van het Amstelveense evenementenbeleid is meer ruimte te bieden aan evenementen door stimulerend en faciliterend op te treden, waarbij de balans tussen de levendigheid en leefbaarheid rondom evenementen goed in het oog wordt gehouden.

Het beleid is gericht op de pijlers:

  1. stimuleren en faciliteren van evenementen door:

  • Het aanstellen van een evenementencoördinator

  • Deregulering evenementenvergunning

  • Vereenvoudiging van de vergunningaanvragen

  • Promotie van evenementen

  1. bewaken van de balans tussen levendigheid en leefbaarheid door:

  • Evenwichtig aanbod

  • Locatieprofielen

  • Verbeterde klachtenprocedure

Het college van B&W wil actieve steun gaan bieden aan recreatieve initiatieven van inwoners en ondernemers. Dat betekent meer handelingsvrijheid door deregulering van de gemeentelijke regelgeving, waarbij de balans tussen enerzijds het plezier en anderzijds de overlast van evenementen wordt gewaarborgd.

Naast het Evenementenbeleid is het Uitvoeringskader vastgesteld. Deze bevat eisen, voorschriften en aandachtspunten met betrekking tot de organisatie, aanvraag, vergunning en formulering vergunningvoorwaarden.

In het plangebied is het volgende gebied relevant:

Overig Amstelveen / wijkwinkelcentra:

De buurt – en wijkwinkelcentra vervullen een belangrijke rol in de wijken. Het is van belang dat er ruimte wordt gecreëerd voor activiteiten en evenementen. Anderzijds moet rekening worden gehouden met de overlast voor bewoners en winkeliers. In de volgende centra heeft de gemeente een maximumstelsel opgesteld aan het aantal evenementen: Westwijk, Middenhoven, Waardhuizen, Groenhof, van der Hooplaan, Amsterdamseweg Noord en Zuid, Rembrandtweg Noord, Bankrashof, Kostverlorenhof. Dit maximumstelsel geldt niet voor kleine evenementen (<500 bezoekers).

6.4.10 Erfgoednota Amstelveen

Op 28 september 2016 is de Erfgoednota vastgesteld door de gemeenteraad. Met de vaststelling van de Erfgoedwet per 1 juli 2016 en het vervallen van de Monumentenwet moest de gemeentelijke Erfgoedverordening geactualiseerd worden. Beleidsstukken van het Amstelveens erfgoed waren versnipperd en moeilijk vindbaar. Met de Erfgoednota is het gehele erfgoedbeleid weer actueel en overzichtelijk gebundeld.

In deze Erfgoednota beschrijft de gemeente de ambitie en de visie van de gemeente op de omvang met haar culturele erfgoed, vervolgens de historische groei en de wijkopbouw tot het aanwezige waardevolle culturele erfgoed en als laatste de middelen die we ter beschikking hebben om onze visie en ambitie waar te maken. Met cultureel erfgoed bedoelen we in deze nota het fysieke, veelal gebouwden en/of ontworpen erfgoed binnen de ruimtelijke omgeving. Dat kunnen zowel aangewezen monumenten zijn, als wel objecten, landschappen of structuren met culuurhistorische waarde.

Het gebied Amstelveen Midden West bestaat uit de wijken Keizer Karelpark en Oude Dorp. In paragraaf 5.1.3 staat een toelichting geschreven over de aanwezige cultuurhistorische waarden, het beleid op gebied van archeologie en de aanwezige monumenten.

6.4.11 Energiebeleidsplan 2013-2016

Het energiebeleidsplan (27 mei 2009) gaf het energiebeleid van Amstelveen nieuwe impulsen. Amstelveen heeft de ambitie met regiogemeenten in 2040 een energieneutrale regio gerealiseerd te hebben, door integraal en maximaal in te zetten op alle gerelateerde onderwerpen die binnen haar invloedssfeer liggen. Hiertoe zet zij vanaf de beleidsperiode 2009-2012 en verder, waar mogelijk, maximaal in op het terugdringen van het energiegebruik en de CO 2 -uitstoot. Tegelijk stimuleert de gemeente het opwekken en benutten van duurzame energie, wil ze een voorbeeldfunctie vervullen en een nauwe samenwerking met regiogemeenten, inwoners, bedrijven en andere organisaties aangaan op het bereiken van de doelen. Met het op 24 april 2013 vastgestelde Energiebeleidsplan 2013-2016 is deze ambitie herbevestigd waarbij in activiteiten meer focus is aangebracht.

6.4.12 Standplaatsenbeleid 2018

In dit beleidsstuk staan de regels waarbinnen de gemeente vergunningen voor standplaatsen kan afgeven of weigeren en om, indien van toepassing te handhaven.

De uitgangspunten van het standplaatsenbeleid zijn als volgt:

Maximumstelsel

  • De gemeente hanteert een maximumstelsel voor standplaatsen, zodat geen wildgroei kan ontstaan.

Mobiele inrichtingen

  • De mobiele verkoopinrichting dient elke avond te worden verwijderd en mag alleen gedurende de openingstijden van winkels zijn geopend.

Bestaande gevallen

  • Voor huidige vergunninghouders het oude beleid nog van toepassing (zgn. uitsterkconsructie)

Geen uitbreiding van het aantal vaste standplaatsen

Er wordt in de gemeente Amstelveen in principe geen medewerking verleend aan een uitbreiding van het aantal vaste standplaatsen

In dit beleidsstuk zijn de locaties voor standplaatsen opgenomen. In dit bestemmingsplan zijn dat:

  • Lindenlaan/Van der Hooplaan

  • Hueseplein

Uit jurisprudentie is gebleken dat ondanks het tijdelijke karakter van standplaatsen er een definitieve planologische reservering noodzakelijk is. In dit bestemmingsplan is hier rekenening mee gehouden. de standplaatsen staan op de openbare weg binnen de verkeersdoeleinden. Deze worden ook als zodanig toegestaan binnen deze bestemming. In de begripsbepaling is een link gelegd naar het standplaatsenbeleid en de bijbehorende bijlagen waar staat vermeld op welke locaties de standplaatsen zijn toegestaan.

Hoofdstuk 7 Omgevingskwaliteit

7.1 Bodem

Wettelijk- en Beleidskader

Het bodembeleid heeft tot doel een balans te vinden tussen bodemgebruik en bescherming van bodemfuncties. Met bescherming wordt bedoeld dat een bodemgebruik duurzaa, veilig en gezond is. Bescherming is niet alleen tegen verontreiniging gericht, maar in principe tegen elke aantasting die het gebruik benadeeld.

Het beleid voor bodembescherming kent drie sporen. Het eerste spoor bestaat uit het oplossen van de knelpunten die ontstaan door historische verontreinigingen. Hiervoor is een programmatische aanpak opgesteld, die in de Wet bodembescherming is opgenomen. Het doel, om in 2015 geen locaties meer te hebben waar acute gezondheidsrisico's optreden, is in Amstelveen bereikt. Het tweede spoor richt zich op het voorkomen van nieuwe aantasting door het stellen van regels aan activiteiten in en op de bodem. De Wet milieubeheer vormt hiervoor de basis. Het derde spoor is het ruimtelijke spoor (Wro) dat tot doel heeft te komen tot een 'goede ruimtelijke ordening'. Dit gebeurt door nieuwe gebruiksfuncties alleen te bestemmen op gronden met voldoende bodemkwaliteit. Bij bestaand bodemgebruik worden natuurlijk momenten aangegrepen om de bodemkwaliteit zo nodig te verbeteren. Als ijkpunt kunnen de bodemnormen uit de Regeling bodemkwaliteit worden toegepast.

In gebieden met intensief bodemgebruik is het niet altijd mogelijk om de juiste bodemkwaliteit tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten te bereiken. Het Besluit bodemkwaliteit (Bkk) biedt dan de mogelijkheid om op projectniveau af te wijken van de generieke normen, mits op gebiedsniveau de kwaliteit niet verminderd en dit beleid door lokaal bestuur wordt vastgesteld. In Amstelveen is wel gebiedspecifiek beleid opgenomen in de Nota bodembeheer (2013), maar er zijn geen regels opgenomen die het bestemmen van gebruiksfuncties beperken. Daar is ook weinig aanleiding voor, omdat de chemische bodemkwaliteit over het algemeen geen knelpunt vormt voor bestaand en toekomstig bodemgebruik.

De drie sporen komen t.z.t. samen in de Omgevingswet. De uitgangspunten van de Nota bodembeheer worden dan vertaald in de omgevingsvisie en het omgevingsplan.

Provinciale milieuverordening

De provincie beschermt aardkundig interessante gebieden, 'aardkundige waarden', die iets vertellen over de manier waarop het landschap is ontstaan. Ze vormen ons aardkundig erfgoed. In de praktijk betekent dit dat alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de bodemchemische normen en die bodemfysisch vergelijkbaar is met de in het toepassingsgebied voorkomende grondsoort. Dit is vastgelegd in de Provinciale milieuverordening. Paragraaf 5.1.3 geeft inzicht in het aanwezige aardkundige erfgoed. Gebieden met aardkundige waarden dienen planologisch te worden beschermd.

Beschrijving van het gebied

Bodemopbouw

De bodemopbouw wordt gekenmerkt door de ontstaansgeschiedenis: een deel van het plangebied is vroeger ontveend en ligt ca. 2,5 meter lager dan de niet-ontveende bovenlanden.

Het ontveende gebied ligt ten zuiden van de Bovenkerkerkade en ten oosten van de Handweg in de Bovenkerkerpolder. De bodem bestaat uit een humeuze, zandige kleilaag. In de stedelijke omgeving wordt deze kleiige bodem pas aangetroffen onder het zandcunten van de wegen en onder de teelaarden van tuinen, openbaar groen en sportvelden.

Niet-ontveend gebied, ook Bovenlanden genoemd, bevindt zich aan de noord- en westrand van het plangebied. Oorspronkelijk is hier een circa 2 meter dikke veenlaag achtergebleven. Deze veenlaag is in het plangebied vrijwel nergens meer aan het maaiveld aanwezig, maar tijdens (bouw-)werkzaamheden vergraven of voorzien van een ophooglaag.

Bodemkwaliteit

In het bodembeleid wordt onderscheid gemaakt tussen puntbronnen en diffuse bronnen. Puntbronen zijn beperkt van omvang (locatieniveau), te relateren aan (bedrijfs-)activiteiten en ruimtelijk te begrenzen. Afhankelijk van de gemiddelde concentratie, aard en omvang kan zo'n verontreiniging een risico voor het bodemgebruik vormen. Om het bodemgebruik te beschermen kan het nodig zijn de risico's weg te nemen door de bodem te saneren of gebruiksbeperkingen op te leggen. De meest bodembedreigende puntbronnen in het gebied zijn voldoende onderzocht en reeds gesaneerd.

Incidenteel komt nog bodemverontreiniging voor die is veroorzaakt door ondergrondse opslagtanks met huisbrandolie, die tussen circa 1955 en 1970 bij veel woningen in gebruik zijn geweest. Deze verontreinigingen met huisbrandolie leiden doorgaans niet tot risico's voor de volksgezondheid.

Diffuse bronnen komen voor op een groter schaalniveau en zijn niet te herleiden tot een specifieke bron. Door de eigenschappen worden ophooglagen ook tot de diffuse verontreiningen gerekend. Met name in de bovenlanden zijn erfverhardingen en paden vaak voorzien (geweest) van een funderingslaag met AVI slakken, sintels, koolas of bouwpuin. Er kan sprake zijn van ernstige bodemverontreiniging met zware metalen en/of PAK, maar dat leidt niet tot spoedeisenheid van de sanering. Wel zijn de afgelopen 30 jaar veel van deze verontreinigde ophooglagen al gesaneerd tijdens herinrichtingen en/of herbouwen van woningen.

(De verontreinigingen gaan vaak gepaard met een verhoogd geahlte aan lood. Recent (RIVM 2016) Verhoogde loodgehalten zijn schadelijk voor kleine kinderen (0-6 jr). De risico's voor deze groep kinderen is eenvoudig door o.a. de contactmogelijkheden met open grond te beperken.)

In de ontveende gebieden komen ophooglagen niet voor. Wel kunnen lokaal erfverhardingen zijn aangebracht die verontreinigende materialen bevatten.

De uitgangssituatie van het gebied is opgenomen in de regionale Nota bodembeheer, die is vastgesteld in 2013. De Nota bodembeheer 2013 is een instrument voor grondverzet. Het bevat geen beleid voor de beoordeling van ruimtelijke plannen. Uit de ontgravingskaart voor de bovengrond (0 tot 0,5 meter onder maaiveld) blijkt dat het plangebied de bodemkwaliteitsklasse Industrie, Wonen en Landbouw-Natuur heeft.

[image][image]

Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van ruimtelijk plan komt onder druk door de kosten van een noodzakelijke bodemsanering of noodzakelijk grondverzet ter bescherming van het toekomstige bodemgebruik. Dit kan leiden tot een negatief resultaat op de grondexploitatie. Dit bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan. Binnen het plangebied vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats die een dermate nieuw ruimtebeslag met zich meebrengen dat hiervoor bodemonderzoeken en/of saneringen noodzakelijk zijn.

7.2 Water

Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn water is een Europese richtlijn die moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De Kaderrichtlijn moet in landelijke wet- en regelgeving worden omgezet. Met de komst van de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Europese Kaderrichtlijn heeft gevolgen voor de gemeente op het gebied van riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Er worden ecologische en fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang.

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) is opgesteld op basis van de Waterwet en is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009 – 2015. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050.

Met dit NWP2 zet het Rijk een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streeft het Rijk naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het Nationaal Waterplan is zelfbindend voor het Rijk. Het Rijk is in Ne-42 bestemmingsplan Herziening Landgoederen en Groene Gebieden verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast. Rijkswaterstaat (RWS) neemt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken. Het NWP is kaderstellend voor het Bprw. Het kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen.

Bestuursakkoord Water

Het bestuursakkoord Water volgt op het Nationaal Bestuursakkoord Water en bevat hernieuwde afspraken over bestuur, financiën en richtinggevende kaders voor onder andere water. De maatregelen uit het Bestuursakkoord Water zijn gericht op:

- heldere verantwoordelijkheden, minder bestuurlijke drukte;

- beheersbaar programma voor de waterkeringen;

- doelmatig beheer van de waterketen,

- werkzaamheden slim combineren;

- het waterschapsbestuur.

De doelstellingen van het ‘oude’ Nationaal Bestuursakkoord blijven van kracht.

Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie

Het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) is een landelijk, gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk. Het versnelt en intensiveert de aanpak van 4 thema’s: wateroverlast, hittestress, droogte en de gevolgen van overstromingen. Het is plan is landelijk gepresenteerd op Prinsjesdag 2017. Het DPRA

legt de gemeenten direct op om in 2020 over vastgesteld beleid per gemeente te beschikken over de 4 thema’s. In 2050 dienen alle Nederlandse gemeenten “klimaatrobuust” te zijn, d.w.z. alle maatregelen moeten dan zijn uitgevoerd.

Het Deltaplan is het leidende plan voor gemeenten voor het opstellen en uitvoeren van

klimaatadaptieve inrichting. De voornemens van dit plan worden in nauwe afstemming

met waterschappen en andere overheden en met particuliere partijen en inwoners, door de gemeenten ten uitvoer gebracht. In Amstelveen gebeurt dat met een Plan van Aanpak klimaatadaptatie 2019-2020.

Provinciale Watervisie 2016-2021

De Provinciale Watervisie is van kracht sinds 23 december 2015 en geldt tot 2021. Het plan geeft duidelijkheid over de strategische waterdoelen tot 2040 en de acties tot 2021. De volgende doelen worden nagestreefd:

- waarborgen van voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingsrisico’s;

- zorgen voor schoon en voldoende drinkwater;

- kader stellen voor regionale waterkeringen;

- beoordelen versterkingsplannen primaire waterkeringen en bevorderen
ruimtelijke kwaliteit;

- waterrobuust inrichten bevorderen;

- bijdragen aan schoon en voldoende oppervlaktewater;

- Zorgen voor schoon en voldoende grondwater.

Een belangrijk middel voor het realiseren van deze waterdoelen is het via integrale gebiedsontwikkeling proactief zoeken naar kansrijke combinaties met veiligheid, economie, recreatie, landbouw, milieu, landschap, cultuur en natuur. Het Waterplan heeft voor de ruimtelijke aspecten de status van een structuurvisie op basis van de Wro.

Beleidsdoelen water

Het doel van waterbeheer in Nederland bestaat van oudsher uit het beschermen tegen overstromingen en het ontwateren van laaggelegen gebieden. Door de klimaatverandering is nieuw beleid gemaakt voor deze taken van veiligheid en peilbeheer. Dit vereist mogelijk ruimte vanwege de versterking en verbreding van dijken en waterkerende werken of voor extra waterberging. Een ander doel betreft het zorgen voor schoon en gezond water. Voor schoon water is een goed functionerend watersysteem vereist met voldoende volume en doorstroming. Een ecologische oeverinrichting is wenselijk, maar legt beslag op de ruimte.

Grondwater wordt volop benut voor de productie van drinkwater. De laatste jaren ontwikkelt het grondwater zich tot een bron en/of opslagmedium voor warmte. Dit vormt een bijdrage aan de beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen. Efficiëntie van benutting is een van de redenen voor ruimtelijke ordening van de ondergrond.


Wettelijk kader

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Voor de organisatie van het waterbeheer bevat het Waterbesluit de toedeling van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk en regels over het verstrekken van informatie met betrekking tot het waterbeheer. Ook regelt het Waterbesluit procedurele en inhoudelijke aspecten van het nationale waterplan en het beheerplan voor de rijkswateren en enkele inhoudelijke aspecten van de plannen in verband met implementatie van de kaderrichtlijn water en de richtlijn overstromingsrisico's. Voorts bevat het besluit bepalingen over de wijze waarop de aanvraag om een watervergunning wordt gedaan, waaronder de gevallen waarin een elektronische aanvraag wordt ingediend.

De Waterregeling bevat regels over de organisatie van het waterbeheer, een aantal kaarten over de toedeling van beheer, de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en de aanwijzing van de drogere oevergebieden, alsmede regels voor gegevensverstrekking aan het Rijk op grond van Europese verplichtingen. Verder regelt de Waterregeling een enkel inhoudelijk aspect van het regionaal waterplan en de beheerplannen.

In de Waterwet is gekozen voor een systeem waarin iedere bestuurslaag haar beleid formuleert en dit vastlegt in plannen. De plannen geven aan wat iedere bestuurslaag wil doen in een bepaalde planperiode om de doelstellingen van het waterbeheer te halen. Deze plannen zijn bindend voor de eigen bestuurslaag. De Waterwet sluit op dit punt zoveel mogelijk aan bij de sturingsvisie van de Wet ruimtelijke ordening.

Om water integraal onderdeel te laten uitmaken van de ruimtelijke planning, is het nodig dat de ruimtelijke gevolgen van de wateropgaven in ruimtelijke plannen worden uitgewerkt. Om dit effectief te kunnen doen, wordt in het planstelsel van de Waterwet een koppeling gelegd met het planstelsel van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Dit wil zeggen dat de waterplannen op Rijksniveau en op provinciaal niveau ook ruimtelijke plannen (structuurvisies) zijn op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.

Stedelijk Waterplan

Het stedelijk waterplan (2008-2015) bevat maatregelen om het stedelijk water minimaal te laten voldoen aan de wettelijke eisen. In het kader van een inventarisatie is gebleken dat er geen tekort aan waterberging is in de huidige situatie. Het is echter wel wenselijk om meer waterberging te realiseren om toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen te faciliteren. Hierop vooruitlopend is binnen de bestemming 'Groen' ook water mogelijk.

De ecologische waterkwaliteit voldoet niet aan de eisen. Het is wenselijk meer oevers te voorzien van een milieuvriendelijke oever en nieuwe oevers ecologisch in te richten. De ecologische kwaliteit wordt met name veroorzaakt door de inlaat van gebiedsvreemd water.

Het Hoogheemraadschap van Rijnland

Waterbeheerplan

Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het Waterbeheerplan (WBP5) vastgesteld. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat hun gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samenwerken met onze omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laat mogelijke maatschappelijke kosten. Nu het plan gereed is kan de uitvoering starten.

Het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV)

Waterbeheerplan AGV 2016-2021

Waterschap Amstel, Gooi en Vecht is de beheerder van de regionale wateren in een gebied van 700 km2, grofweg tussen Amsterdam en Utrecht. Het waterschap is een overheidsorganisatie, die zorgt voor veiligheid achter de dijken en voor voldoende en schoon oppervlaktewater. Elke zes jaar maakt het waterschap een waterbeheerplan, tegelijkertijd met (en afgestemd op) het Nationale Waterplan van het Rijk en de provinciale waterplannen. In dit Waterbeheerplan beschrijft het waterschap wensbeelden per thema voor 2030, en daaruit afgeleid doelen voor de planperiode 2016-2021 en een aanpak op hoofdlijnen.

Uitgangspunten:

- samenbrengen van alle regionale waterbeheertaken in één regionale
waterautoriteit;

- een klimaatbestendig en waterrobuust gebied;

- steden die beter bestand zijn tegen extreme regenbuien, wateroverlast,
overstromingen, hitte en droogte;

- een omgeving die zich bewust is van waterveiligheid;

- water dat overal in het gebied geschikt is voor de vastgestelde
gebruiksfunctie;

- gebruik van afvalwater als grondstof en bron voor energie en water;

- gebruik van vernieuwende oplossingen vanuit samenwerking met
kennisinstellingen, andere overheden en marktpartijen;

- vermindering van regeldruk en vergroting van kosteneffectiviteit;

- afstemming over alle watertaken per stroomgebied;

- behoud van de zelfstandige bevoegdheid.

Watergebiedsplan Westeramstel

Waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft naast haar Waterbeheerplan voor verschillende gebieden aparte Watergebiedsplannen opgesteld met als doel gebiedsgerichte maatregelen te formuleren om het watersysteem te verbeteren. Daarvoor is zowel het grond- als oppervlaktewater kwalitatief en kwantitatief in beeld gebracht. Tevens is de ecologische toestand onderzocht met het oog op het behalen van de Kaderrichtlijn Water doelen. Het hoofddoel van het watergebiedsplan is het nemen van een peilbesluit voor de polders in het Westeramstelgebied.

Het watergebiedsplan focust op de volgende aandachtsgebieden:

- een peilbesluit voor de vier polders in het Westeramstelgebied;

- de kans op wateroverlastsituaties en eventuele maatregelen;

- de waterkwaliteit in het hele gebied en maatregelen voor de korte en lange
termijn om de KRW doelen te halen;

- actualiseren van de legger;

- gebiedsgerichte maatregelen van reguliere waterschapstaken.

Keur 2019 – Waterschap Amstel, Gooi en Vecht

Projectgebied valt binnen het hoogheemraadschap Amstel, Gooi, Vecht. Binnen dit hoogheemraadschap is de Keur 2019 van kracht, dit is de opvolger van de Keur 2017. De Keur is één van de instrumenten van beheer die de waterbeheerder ter beschikking staat om de doelstellingen van waterbeheer te behalen. De drie hoofddoelstellingen die vanuit de Waterwet zijn aangegeven zijn:

- voorkomen van overstroming, wateroverlast en waterschaarste;

- beschermen en verbeteren van de waterkwaliteit en ecologische kwaliteit van
watersystemen;

- vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen.

Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) 2015-2020

Vanuit de Wet milieubeheer en de Waterwet heeft de gemeente een verbrede zorgplicht voor afvalwater, voor hemelwater en grondwater. De functie van riolering is het beschermen van de volksgezondheid door het inzamelen en afvoeren van afvalwater, het tegengaan van wateroverlast en het beschermen van milieu. In het gemeentelijk rioleringsplan wordt uiteengezet hoe deze zorg wordt ingevuld.

Plangebied

De Handweg, Noorddammerlaan en De Poel vallen onder Hoogheemraadschap Rijnland. De rest van de gronden vallen onder de regels van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV).

[image]

Waterkering

Binnen het plangebied liggen een aantal belangrijke waterkeringen. De Handweg, Dorpsstraat en de Ouderkerkerlaan vormen waterkeringen tussen de polders. Voor deze waterkeringen is een dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Binnen deze zones heeft het waterschap AGV en Hoogheemraadschap van Rijnland beperkingen opgelegd.

Waterkwantiteit

Bij ontwikkelinge dient rekenng te worden gehouden met het beleid van de waterschappen. Een van de beleidsregels betreft het compenseren van toename verhard oppervlak. Deze beleidsregels vormen het afwegingskader voor vergunningverlening: in dit geval voor Watervergunningen op het gebied van aanleggen van verhard oppervlak, waardoor hemelwater niet in de bodem kan infiltreren. Deze beleidsregels gelden voor situaties met aanleg voor verhard oppervlak van meer dan 500 of 1000 vierkante meter. In de keur is bepaald, dat bij nieuwe bebouwing en aanleg van nieuwe verharding naast de bestaande wateroppervlakte extra open water zal worden toegevoegd ter grootte van 10% tot 20% van de verharding. Dat houdt in dat bij iedere nieuwbouwontwikkeling voldoende oppervlaktewater gerealiseerd moet worden. Deze uitbreiding kan niet alleen in de openbare ruimte gezocht worden, maar zal bij voorkeur (in ieder geval gedeeltelijk) op eigen terrein opgelost moeten worden en anders hetzelfde peilgebied.

Alle hoofdwatergangen binnen het plangebied hebben de bestemming 'Water' gekregen. Dempen van water is in beginsel niet toegestaan. Voor het dempen van water gelden de regels van de Keur. Indien de waterschap akkoord gaat met demping zal er elders water gecompenseerd moeten worden.

Waterleiding

In het gebied is een hoofdwatertransportleiding (Startbaan) aanwezig (WRK-leiding) die op basis van een planologische regeling bescherming behoeft. Er geldt een minimale bebouwingsafstand van 20 meter, 10 meter ter weerszijde gemeten uit het hart van de leidingen.

Riolering en hemelwaterafvoer

Het rioleringstelsel van het stedelijk gebied van Amstelveen bestaat grotendeels uit een gemengd rioolstelsel. Bij nieuwbouwprojecten wordt het vuilwater gescheiden van het hemelwater. Tevens wordt er extra aandacht geschonken aan het voorkomen van verontreiniging van het regenwater, zoals:

  • het vermijden van onbehandelde uitlogende materialen, zoals koper, zink en lood;

  • teerhoudende dakbedekking (PAK's) en van met verontreinigende stoffen verduurzaamd hout in de bouw en bij de inrichting van de openbare ruimte.

7.3 Gebiedswaarde

Wet op de archeologische monumentenzorg

In de Wet op de archeologische monumentenzorg is het doel van het in 1992 gesloten

Verdrag van Valletta (Malta) verwerkt, te weten: bescherming van het archeologische

erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor

geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de

wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Tevens dient

de financiering van het archeologisch onderzoek en het behoud in de bodem te worden

geregeld. Kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de

archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen. Verder wordt het

verrichten van opgravingen aan de markt overgelaten.

Door de wet heeft de gemeente een nieuwe wettelijke taak gekregen: bij de vaststelling

van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met de in de grond

aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit houdt in dat de gemeente bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan moet onderzoeken of de grond een archeologische waarde of verwachting bezit. In het bestemmingsplan kunnen archeologische voorschriften worden opgenomen wanneer de gemeente de grond bestemd heeft als archeologisch waardevol of onderzoeksgebied. De aanvrager van een omgevingsvergunning en een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten moet zelf de kosten dragen voor het voldoen aan de archeologische voorschriften, uitgaande van het principe 'De verstoorder betaalt'. De aanvrager heeft recht op nadeelcompensatie van de gemeente wanneer de kosten onredelijk hoog zijn.

Het principe dat de veroorzaker betaalt geldt uitsluitend wanneer de wet uitdrukkelijk

bepaalt dat er een archeologisch voorschrift aan de vergunning kan worden verbonden.

De volgende archeologische voorschriften worden in de wet genoemd:

  • Het treffen van maatregelen waardoor de archeologische resten in situ behouden
    blijven;

  • De verplichting tot het doen van opgravingen;

  • Het werk laten begeleiden door een deskundige.

De provincie of het rijk kunnen in plaats van de gemeente bevoegd zijn om beslissingen

te nemen over terreinen met archeologische resten. Het gaat daarbij om vergunningen

voor ontgrondingen en om vergunningen inzake beschermde archeologische

monumenten die voorkomen op de monumentenlijst van het rijk. Aan deze vergunningen kunnen dezelfde archeologische voorschriften worden verbonden.

Het rijk is ook het bevoegd gezag bij toevalsvondsten, waarvan sprake is wanneer er bij

werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen. Vondsten met

archeologische waarde dienen te worden aangegeven bij het provinciaal depot voor

archeologie van de provincie Noord-Holland.

Archeologiebeleid gemeente Amstelveen

De gemeente Amstelveen heeft in 2008 haar archeologisch beleid vastgesteld. Hiertoe is een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Op deze kaart zijn in verschillende

gradaties de verwachte archeologische waarden opgenomen, waaraan criteria zijn

verbonden.

De gebieden met de hoogste verwachting zijn vermeld als AMK-terrein (Archeologische

Monumentenkaart). Dit zijn de op kaart paars gekleurde gebieden (Amsterdamseweg,

oude dorp en voormalige buitenplaatsen langs de Amstel). Hiervoor geldt dat bij

bodemverstoringen van meer dan 50 m2 een archeologisch onderzoek dient te worden

gestart. In de zones waar historische bebouwing heeft plaatsgevonden

(Amsterdamseweg, Handweg en Legmeerdijk, het gehele verhoogde dijklichaam langs de Amstel) geldt verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoringen groter dan 100 m2. In de zone van het onverveend bovenland (langs de Amstel) en in de kreekruggen in de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder geldt dit bij bodemverstoringen groter dan 500 m2, en in het onverveend bovenland met recente ontwikkelingen bij 1000 m2. Het overgrote deel van Amstelveen bestaat uit verveend, drooggemaakt of met zand opgespoten gebied. Binnen dit gebied is de archeologische verwachtingswaarde dusdanig laag dat er geen criteria aan zijn verbonden.

Plangebied

Paragraaf 5.1.3 geeft inzicht in de archeologische verwachtingswaarde van het

plangebied. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij

archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. Het bestemmingsplan voorziet in een

dubbelbestemming archeologie waarin voor de vier waarderegimes regels worden gesteld voor het doen van nader onderzoek bij bodemingrepen in geval van bouwen en uitvoeren van werken.

Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij een archeologisch

onderzoek noodzakelijk is. Zie ook 5.1.3 Cultuurhistorie/archeologie/monumenten.

Het bestemmingsplan voorziet in een dubbelbestemming archeologie waarin voor de vier waarderegimes regels worden gesteld voor het doen van nader onderzoek bij

bodemingrepen in geval van bouwen en uitvoeren van werken.

Ook voor de beschermde dorps en stadsgezichten is een dubbelbestemming opgenomen

waardoor de gevels gericht naar de openbare ruimte worden beschermd.

7.4 Geluid

Beleidskader

In het algemeen maakt een bestemmingsplan de aanwezigheid van geluidproducerende bronnen, zoals industrie en wegverkeer, ruimtelijk mogelijk. Ook worden bestemmingen mogelijk gemaakt die een zekere mate van rust behoeven, zoals woningen en ziekenhuizen.

De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.

In de Wet geluidhinder zijn voorkeursgrenswaarden vastgesteld. Als daar niet aan voldaan kan worden, is het in bepaalde situaties mogelijk om zogenoemde hogere waarden vast te stellen. De gemeenteraad van Amstelveen heeft de "Deelnota Hogere Waarden" vastgesteld. In deze nota is de procedure uitgewerkt om de hogere waardenprocedure te doorlopen. In het hogere waardenbeleid is een aantal aspecten opgenomen die bij de afweging van een hogere waarde een rol speelt. Deze aspecten zijn:

  1. het heersende geluidsniveau;

  2. het toetsingskader om af te wijken van het heersende geluidsniveau;

  3. cumulatie en compensatie.

Industrie algemeen

Voor de kleinere bedrijfsterreinen waarvoor zonering niet verplicht is geven de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (VROM 1998) en de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', richtlijnen over de wijze waarop met het aspect geluid in bestemmingsplannen moet worden omgegaan. De Handreiking geeft onder meer, ter voorkoming van geluidshinder bij geluidsgevoelige bestemmingen, streefwaarden.

Voor de grote industrieterreinen, spoor- en verkeerswegen is in de Wet geluidhinder (Wgh) een wettelijk kader ontwikkeld voor geluidzonering gekoppeld aan een systeem van grenswaarden.

Wegverkeer

Tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan moet inzicht worden gegeven in de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die gesitueerd worden binnen de zone van een weg. In geval sprake is van aanleg van een nieuwe weg zal ook de geluidsbelasting veroorzaakt door verkeer op de nieuwe weg op de bestaande geluidgevoelige bestemmingen in beeld moeten worden gebracht.

Luchtverkeer

Bij de ingebruikname van de vijfde baan van Schiphol (Polderbaan) op 20 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit (Lib) in werking getreden. Hiermee zijn nieuwe beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven. Naast het luchthavengebied is een beperkingengebied aangegeven. In het beperkingengebied zijn een aantal deelgebieden onderscheiden, waarvoor verschillende regels gelden. Het gaat om o.a. een geluidssloopzone en een beperkingen geluidszone. Deze bepalingen moeten in de bestemmingsplannen worden verwerkt.


Relevantie beschrijving plangebied

Binnen het plangebied zijn geen gezoneerde industrie- of bedrijventerreinen aanwezig. het plangebied ligt ook niet binnen een geluidszone van een buiten het plangebied gelegen industrie- of bedrijventerrein.

Met betrekking tot het wegverkeerlawaai zijn er binnen het plangebied een aantal wegen die aan weerszijde een geluidszone hebben liggen. Deze geluidszone geeft het akoestisch aandachtsgebied weer. De geluidszone is afhankelijk van de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken en varieert van 200 tot 600 meter. Wegen met een snelheidsregime van 30 km/h en woonerven zijn niet gezoneerd. In ieder geval hebben de Rijksweg A9, de Handweg, de Beneluxbaan, de Ouderkerkerlaan, de Van der Hooplaan en Keizer Karelweg een geluidszone.

[image]

Conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk waardoor de geluidstechnische uitvoerbaarheid niet in het geding is.

7.5 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 zijn de hoofdlijnen voor regelgeving van de luchtkwaliteitseisen vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Artikel 5.16 Wm geeft weer onder welke voorwaarden de bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (zoals wijzigingen van een bestemmingsplan) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in principe geen belemmering:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;

  • een project leidt per saldo niet tot verslechtering van de luchtkwaliteit;

  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;

  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.


Vanaf 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. In het NSL zijn alle maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren en tevens zijn ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Overheden zijn gehouden de in het NSL opgenomen maatregelen uit te voeren en kunnen het NSL gebruiken als onderbouwing bij plannen voor de NSL-projecten. Met het NSL laat de Nederlandse overheid zien hoe zij aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit gaat voldoen.


Grenswaarden

Voor de beoordeling van de situatie in de omgeving van het plan zijn met name de volgende grenswaarden uit de Wet milieubeheer relevant:

  • de jaargemiddelde concentraties voor stikstofdioxide (NO2) moeten vanaf 2015 voldoen aan de grenswaarde van 40 µg/m3;

  • voor fijn stof (PM10) geldt vanaf 2011 een grenswaarde van 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie;

  • de 24-uurgemiddelde waarde voor PM10 mag niet vaker dan 35 keer per jaar overschreden worden (39 keer als rekening wordt gehouden met de zogenoemde zeezoutaftrek);

  • voor PM2,5, deeltjes nog kleiner dan PM10, zijn ook grenswaarden vastgesteld. Deze zijn niet strenger dan de huidige norm voor daggemiddelde concentraties van PM10.


Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)

Met het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school of kinderopvang - in de nabijheid van provinciale wegen (binnen 50 meter) en rijkswegen (binnen 300 meter) beperkt. Dat geldt voor nieuwe situaties en bestaande situaties die worden uitgebreid, waarbij sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor NO2 of PM10. Binnen dit bestemmingsplan bevinden zich geen gevoelige bestemmingen.


Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project is NIBM als het niet meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10 bijdraagt; concreet betekent dit een bijdrage van maximaal 1,2 µg/m3. Met name NO2 en PM10 zorgen in Nederland nog voor overschrijdingen van grenswaarden, vandaar dat deze grens is gekozen.

In de Regeling NIBM is een aantal categorieën met maximale groottes aangewezen die NIBM zijn, waaronder woningbouw, kantoren en bepaalde inrichtingen. Als een project binnen de grenzen van deze Regeling valt, is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig.

Relevantie plangebied

In algemeenheid kan worden gesteld dat de luchtkwaliteit in Amstelveen voldoet aan de maximale grenswaarden. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die een nadere beoordeling hiervan nodig maakt.

7.6 Externe Veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die derden lopen als gevolg van bepaalde activiteiten. In Amstelveen gaat het met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen.


Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen in de omgeving van het bedrijf. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die vallen onder het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen), LPG-tankstations en opslagplaatsen met gevaarlijke stoffen.


Belangrijke begrippen in het kader van externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is in het Bevi gedefinieerd als het "risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

Het groepsrisico is gedefinieerd als de "cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

Verder zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van belang. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld scholen, kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 en woningen met een dichtheid van meer dan twee woningen per hectare. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder meer sporthallen, zwembaden en woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare.

Het Bevi bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en regels voor het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico geldt onder meer een grenswaarde van 10-6 per jaar voor kwetsbare objecten in nieuwe situaties. Voor het groepsrisico geldt dat de gemeenteraad verantwoording moet afleggen over de wijze waarop het groepsrisico is meegewogen in de besluitvorming.


Besluit externe veiligheid transportroutes

Op 1 april 2015 is de Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen inwerking getreden. Deze wet vervangt de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het doel van Basisnet is om gevaarlijke stoffen te kunnen vervoeren tussen de belangrijkste industriële plaatsen in Nederland en in het buitenland en de risico's voor omwonenden langs de routes binnen de wettelijke grenzen te houden. Het systeem Basisnet heeft betrekking op het vervoer van gevaarlijke stoffen over grote vaarwegen, spoorwegen en autowegen.


Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt de taken en verantwoordelijkheden van leidingexploitanten en gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen zijn: ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico, verantwoording van het groepsrisico en een ruimtelijke reservering voor zogenoemde belemmeringenstroken met een aanlegvergunningenstelsel.


Wat is relevant voor het plangebied?

Het plangebied ligt al dan niet gedeeltelijk binnen de invloedsfeer van een LPG-tankstations langs de A9, de Noorddammerlaan en de Ouderkerkerlaan. Het station aan de A9 zal echter op termijn verdwijnen vanwege de verbreding van de A9. LPG zal ook niet meer verkocht worden aan de Noorddammerlaan om het oprichten van een aantal woningen mogelijk te maken. Voor het LPG-tankstation aan de Noorddammerlaan geldt dat er geen (beperkt) kwetsbare objecten in de invloedsgebied worden toegevoegd door dit bestemmingsplan. Dit betekent dat het groepsrisico niet zal toenemen.

[image][image]

Invloedsgebied LPG Noorddammerlaan

[image][image]

Invloedsgebied LPG A9

[image][image]

Invloedsgebied LPG Ouderkerkerlaan

De Rijksweg A9 ligt net buiten het plangebied en is onderdeel van het Basisnet. Dit betekent dat het een vastgestelde route gevaarlijke stoffen is. Bij deze weg hoort ter plaatse van Amstelveen een plaatsgebonden risicoafstand van 10-6 van 0 meter. Deze contour zorgt niet voor belemmeringen voor het bestemmingsplan. Delen van het plangebied liggen wel binnen het invloedsgebied van de A9. Aangezien dit bestemmingsplan geen extra (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk maakt binnen het A9-invloedsgebied, zal het groepsrisico niet toenemen.

Binnen het plangebied loopt een hoge-druk aardgastransportleiding van Gasunie, W-540-01. Dit is een buisleiding met een uitwendige diameter van 12 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Een dergelijke leiding kent een belemmeringenstrook van 4 meter. Binnen de belemmeringstrook mogen in principe geen bouwwerken worden opgericht. Delen van het plangebied liggen ook binnen het invloedsgebied van de buisleiding. Aangezien dit bestemmingsplan geen extra (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk maakt binnen het invloedsgebied van de buisleiding, zal het groepsrisico niet toenemen.

[image]

Inventarisatieafstand gasleiding

7.7 Ecologie

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).

De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen.

Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder andere soorten vallen onder andere de ringslang en de grote modderkruiper.

De gemeente Amstelveen adviseert om de gedragscodes van Stadswerk te gebruiken. Er is een code voor bestendig beheer en onderhoud en een code voor ruimtelijke ingrepen.


Het plangebied

Het plangebied betreft een sterk verstedelijkt gebied met een aantal sportvelden. er zijn kleinere heem- en bosplantsoenen aanwezig.

In dit verstedelijkte gebied is sprake van beperkte natuurwaarden. dit neemt niet weg dat er beschermde planten en dieren kunnen voorkomen. Met name diverse vleermuissoorten, huismussen en gierzwaluwen zijn bekend in deze omgeving voor te komen. Deze soorten en hun verblijfplaatsen zijn strikt beschermd.

De volgende waarneminge uit 2017 van gierzwaluw- en huismusnesten zijn bij de gemeente Amstelveen bekend:

[image]

Sportvelden worden gewoonlijk zo intensief beheerd, dat daar geen beschermde flora en fauna voorkomen.

Het plangebied kent geen Natura 2000-gebieden. Ook maakt het geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het deel van De Poel ten oosten van de museumtrambaan in namelijk geen deel van het NNN. Een deel van het plangebied grenst wel aan het NNN. Het bestemmingsplan maakt echter geen ontwikkelingen mogelijk die de wezenlijke waarden en kenmerken van het netwerk ter plaatse aantasten.

7.8 Duurzaam Bouwen En Energie

De kaders betreffende duurzaamheid Amstelveen zijn vastgesteld door de gemeenteraad op 15 juni 2016. Hiermee heeft de gemeenteraad aangegeven dat Amstelveen streeft naar duurzaam beleid in alle keuzes die hij maakt. Hierbij zijn drie focusgebieden benoemd:

  • Amstelveen is een fossielonafhankelijke stad in 2040;

  • Amstelveen is een circulaire stad (circulaire economie) in 2040;

  • en iedereen kan meedoen in Amstelveen (inclusieve stad).

Belangrijk aandachtspunt is bij nieuwbouw en renovatie dat energiegebruik zoveel

mogelijk gereduceerd wordt door o.a. isolatie en efficiënt inzetten van installaties.

Daarnaast is aandacht voor duurzame energie-opwek gewenst. Dit wordt binnen het

Bouwbesluit getoetst. De gemeente hecht er aan dat voor bewoners de mogelijkheid

wordt geboden zelf verdergaande maatregelen te treffen waarmee energieneutraliteit te

bereiken is. De initiatiefnemer van dit project heeft aangegeven zonnepanelen aan te

brengen op de daken. Een collectieve WKO eventueel in combinatie met aansluiting op

het warmtenet kan bijdragen aan het behalen van de ambitie fossielonafhankelijk.

Binnen het plangebied zijn voor toepassing van bodemenergie geen belemmeringen

voorzien. Het (wijzigings)besluit Bodemenergie en de Waterwet vormen bij toepassing

van bodemenergie het wettelijk kader.

Naar verwachting zal de uitvoering van het nationale klimaatbeleid leiden tot het niet

meer beschikbaar zijn van aardgas tijdens de gebruiksperiode van de in het plangebied

te realiseren woningen, het voorkomen van een nieuwe aardgasaansluiting voor deze

woningen is daarom te prefereren.

Het afschaffen van de aansluitplicht o.g.v. de Gaswet in een nieuwbouwsituatie is op dit

moment onder de aandacht van de rijksoverheid. Indien tijdens de ontwikkelperiode of

voor aanvang van de bouwwerkzaamheden een besluit wordt genomen waardoor een

netbeheerder niet langer is verplicht een aardgasaansluiting aan te leggen, kan dit leiden tot een onvoorziene aanpassing van de installatie. Om dit risico uit te sluiten worden bouwende partijen gestimuleerd woningen zonder aardgasaansluiting te laten

ontwerpen.

Het informeren van bouwende partijen en potentiële gebruikers van de woningen over de mogelijkheid dat, indien onverhoopt een aardgasaansluiting wordt aangevraagd, deze naar verwachting tijdens de gebruiksduur van de woning vervangen zal moeten worden door een alternatief voor de aardgasinstallatie draagt er toe bij, dat de bouwer en de gebruiker een eigen gefundeerde keus kunnen maken door nu reeds te kiezen voor een alternatief ontwerp.

De gemeente Amstelveen stimuleert daarnaast het realiseren van duurzame en

energiezuinige gebouwen door middel van de gemeentelijke praktijkrichtlijn (GPR).

GPR-gebouw is een digitaal instrument dat ontwerpgegevens omzet in prestatiegetallen

per module. De gemeente stelt haar licentie beschikbaar aan ontwikkelaars waarmee

deze op basis van voorlopig ontwerp kunnen toetsen waar nog verbeteringen mogelijk

zijn. Het thema milieu van de GPR voldoet aan de indieningsvereisten die op grond van

de omgevingsvergunning worden gesteld bij het indienen van een bouwaanvraag volgens artikel 5.9 het eerste en tweede lid van het Bouwbesluit 2012. Aanvrager van een vergunning voor het bouwen moet met een berekening aangeven wat het

duurzaamheidgehalte van het te realiseren bouwwerk is.

Voor nieuwbouwwoningen is vanaf 1 januari 2015 een Energieprestatiecoëfficiënt

(EPC) van maximaal 0,4 vereist volgens het Bouwbesluit. De gemeente zoekt graag met de ontwikkelaar naar meer opties waarmee voor de bewoners een lagere EPC gehaald kan worden. Gedacht wordt hierbij aan extra isolatie en/of warmte terugwininstallaties in douchewaterretour, energiezuinige systemen, warmte - koude opslag gecombineerd met lage temperatuurverwarming en/of nabij gelegen warmtenet, en het benutten van de zon als energiebron door mee ontworpen zonnepanelen, zonneboiler. Bij voorkeur worden meer opties in de bouwaanvraag meegenomen zodat hierop toegezien kan worden.

Energieopslag

Door de recente aandacht voor warmte -koude opslag (WKO) ook wel energieopslag genoemd, is aandacht voor de ruimtelijke consequenties wenselijk. WKO maakt gebruik van de constante temperatuur van diep grondwater uit het 2e of 3e watervoerend pakket. Het water wordt op een plaats onttrokken en elders geïnfiltreerd op dezelfde diepte. Bovengronds wordt warmte aan het grondwater toegevoegd of onttrokken. Er ontstaan op deze wijze twee lokale zones in het grondwaterpakket, waarvan de een kouder en de ander warmer is dan het omringende grondwater. De omvang van de zones is afhankelijk van het debiet en de hoeveelheid warmte.

Een potentieel probleem ontstaat wanneer de aanleg van systemen niet wordt geregisseerd. Zonder regie bestaat de kans dat de ondergrond niet efficiënt wordt benut, omdat de systemen niet op elkaar aansluiten of de aanleg van toekomstige systemen belemmeren. De provincie Noord-Holland is bevoegd gezag voor het grondwater onder de Waterwet. De provincie heeft momenteel het beleid om bij toenemende vraag naar deze systemen de krachten te bundelen en in samenwerking met de betrokkenen een masterplan energieopslag op te stellen.

In de loop van 2013 worden door de gemeente Amstelveen beleidsregels opgesteld conform het Besluit bodemenergie (2013). Doel is de aanleg van bodemenergie te reguleren. Het ligt in de verwachting dat het plangebied ( in ieder geval gedeelte duurzame glastuinbouw) onderdeel wordt van een door de gemeente aangewezen interferentiegebied bodemenergie. Dit heeft als gevolg dat voor de aanleg van bodemenergie een vergunning nodig is. De vergunningvoorwaarden bepalen dat verschillende systemen elkaar niet negatief beïnvloeden.

In het bestemmingsplan wordt tenslotte ruimte geboden voor warmtebuffering in opslagtanks.

7.9 Bedrijven En Milieuzonering

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen).

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Als gevolg van jurisprudentie heeft de publicatie bijna de status van 'pseudo-wetgeving' gekregen waarvan slechts gemotiveerd kan worden afgeweken.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;

  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.

Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' (hierna: VNG brochure) wordt onder milieugevoelige functies verstaan: woningen, woongebieden, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie. Sommige functies kunnen zowel milieubelastend als milieugevoelig zijn (bijvoorbeeld ziekenhuizen en scholen).

Gemengd gebied

Een gemengd gebied is een gebied met matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend. In de VNG-brochure is vermeld dat de richtafstanden bij gemengd gebied met één afstandsstap kunnen worden verlaagd.

Functiemenging

Het begrip gebied met functiemenging wordt gebruikt om een gebied aan te duiden waar men te maken heeft met milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd of waar men een grote levendigheid tot stand wil brengen. Belangrijk is dat de functies in dat gebied tenminste in enige mate elkaar moeten afwisselen. De richtafstanden uit de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' zijn in dat geval niet toepasbaar. Bij functiemenging worden 3 milieucategorieën toegekend:

  • bedrijven van categorie A: toelaatbaar aanpandig aan woningen

  • bedrijven van categorie B: toelaatbaar als ze bouwkundig zijn afgescheiden van woningen

  • bedrijven van categorie C: toelaatbaar indien gesitueerd aan een hoofdweg

Planspecifiek

In het plangebied binnen de bestemming bedrijf zijn de volgende bedrijven gevestigd:

  1. Van Poelgeest

  2. Habre

Van Poelgeest

Dit bedrijf is een autobedrijf die auto's verkoopt (nieuw en 2e hands), reparaties uitvoert en voorzien is van een showroom. Daarnaast heeft het ook een parkeergarage. De activiteiten van het bedrijf vallen onder milieucategorie 2. De richtafstand volgens de VNG-brochure is 30 meter. De dichtsbijgelegen milieu gevoelige bestemming (woningen) liggen op een grotere afstand dan 30 meter. Daarmee wordt voldaan aan de te hanteren richtafstand.

Habre

Dit bedrijf repareert en onderhoud auto's en repareert startmotoren en dynamo’s van auto’s, motoren, boten en brommobielen. De activiteiten van het bedrijf vallen onder milieucategorie 2. Er is hier sprake van gemengd gebied en daarom mag de richtafstand van 30 meter met één afstandstap verlaagd worden. Dat betekent dat de richtafstand hiermee 10 meter is. De dichtsbijgelegen milieu gevoelige bestemming (woningen) liggen op een grotere afstand dan 10 meter. Daarmee wordt voldaan aan de te hanteren richtafstand.

Kleinschalige bedrijven

Binnen het plangebied liggen een aantal garageboxen waar, naast het stallen van een auto, ook kleinschalige bedrijvigheid is toegestaan. Het gaat dan om garageboxen die op korte afstand liggen van milieu-gevoelige bestemmingen, zoals woningen. Je kan daarom spreken van functiemenging. De richtafstanden uit de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' zijn in dat geval niet toepasbaar.

Nutsvoorzieningen

Binnen het plangebied liggen gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening, etc. Deze gebouwen hebben een aparte bestemming 'bedrijf - nutsvoorzieningen' gekregen. Dit soort voorzieningen vallen onder milieucategorie 2. Aangezien functies die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd kun je hier spreken van functiemenging. De richtafstanden uit de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' zijn in dat geval niet toepasbaar.

Bedrijven binnen de gemengde bestemmingen

Binnen het plangebied liggen een aantal panden met gemengde bestemmingen. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 2. Aangezien de milieu-gevoelige bestemminggen op hele kort afstand liggen van deze panden kun je hier spreken van functiemenging. De richtafstanden uit de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' zijn in dat geval niet toepasbaar.

Bedrijf - 1

Binnen het plangebied ligt een pand met een bestemming bedrijf - 1. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 2. Aangezien de milieu-gevoelige bestemminggen op hele kort afstand liggen van dit pand kun je hier spreken van functiemenging. De richtafstanden uit de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' zijn in dat geval niet toepasbaar.

Gezien het bovenstaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.