KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf-1
Artikel 4 Bedrijf-2
Artikel 5 Bedrijf-3
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning-1
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning-2
Artikel 8 Gemengd-1
Artikel 9 Gemengd-2
Artikel 10 Groen
Artikel 11 Maatschappelijk-1
Artikel 12 Maatschappelijk-2
Artikel 13 Sport
Artikel 14 Tuin-1
Artikel 15 Tuin-2
Artikel 16 Tuin-3
Artikel 17 Verkeer
Artikel 18 Water
Artikel 19 Wonen-1
Artikel 20 Wonen-2
Artikel 21 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie A
Artikel 22 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie B
Artikel 23 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie C
Artikel 24 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie I
Artikel 25 Dubbelbestemming Waarde-archeologie L
Artikel 26 Dubbelbestemming Waterstaat/waterkering
Artikel 27 Dubbelbestemming Waarde-cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Antidubbeltelregel
Artikel 29 Algemene Bouwregels
Artikel 30 Algemene Gebiedsaanduiding Geluidzone Industrie
Artikel 31 Algemene Gebiedsaanduiding Ondergronds Railtracé
Artikel 32 Algemene Gebiedsaanduiding Wro-zone-ontheffingsgebied
Artikel 33 Algemene Regels Bij Omgevingsvergunning Af Te Wijken
Artikel 34 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 35 Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
Artikel 37 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Ligging En Grenzen Van Het Plangebied
1.2 Aanleiding
1.3 Doel
1.4 Beschermd Stadsgezicht
1.5 Unesco Werelderfgoed
1.6 Digitalisering Bestemmingsplannen
1.7 Opzet
2 Beleidskader
2.1 Beleidsnota's Stadsdeel Centrum
2.2 Beleidsnota's Gemeente Amsterdam
2.3 Beleidsnota's Provincie Noord-holland
2.4 Beleidsnota's Rijksoverheid
3 Historische Ontwikkeling
3.1 De Plaats Van De Oostelijke Binnenstad Binnen De Vierde Uitleg
3.2 De Structuur Van De Grachtengordel
3.3 De Verkaveling Van Het Bouwblok Binnen De Vierde Uitleg
3.4 Structuur En Verkaveling Van Vier Deelgebieden
4 Ruimtelijke Beschrijving
4.1 Ligging Van Het Plangebied
4.2 De Deelgebieden
4.3 Verkeer En Parkeren
4.4 Water
4.5 Nieuwe Ontwikkelingen
4.6 Ruimtelijke Uitgangspunten
4.7 Water
4.8 Waardering Van Gebouwen En Bruggen
4.9 Architectuur- En Bouwhistorische Waardenkaart
5 Ontwikkeling En Beleid Van De Functies
5.1 Algemeen
5.2 Wonen
5.3 Kantoren
5.4 Openbare En Bijzondere Voorzieningen
5.5 Galeries
5.6 Detailhandel En Consumentverzorgende Dienstverlening
5.7 Horeca
5.8 Hotels (Horeca 5)
5.9 Horeca 6
5.10 Bedrijven En Creatieve Functies
5.11 Overige Functies
5.12 Inpandige Fietsenstallingen En Parkeervoorzieningen
6 Het Bestemmingsplan
6.1 Inleiding
6.2 Wijzigings- En Ontheffingsbevoegdheden
6.3 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsvergunning (Wabo)
6.4 De Verbeelding
6.5 De Bestemmingen
6.6 De Aanduidingen
6.7 Bouw- En Gebruiksregels
6.8 Algemene Regels
6.9 Algemeen Gebruiksverbod
6.10 Overgangsrecht
7 Milieuaspecten
7.1 Geluidhinder
7.2 Duurzaam Bouwen
7.3 Bedrijfshinder
7.4 Luchtkwaliteit
7.5 Externe Veiligheid
8 Archeologie
8.1 Algemeen
8.2 Archeologische Vindplaatsen
8.3 Archeologische Verwachtingskaart
8.4 Archeologische Beleidskaart
9 Water
9.1 Beleid
9.2 Waterkeringen En Sluis
9.3 Oppervlaktewater
9.4 Grondwater
9.5 Riolering
9.6 Materiaalkeuze
9.7 Steigers
10 Flora En Fauna
10.1 Wettelijk Kader
10.2 Natuurtoets
11 Luchthavenindelingsbesluit
12 Economische Uitvoerbaarheid
13 Inspraak
14 Rapportage Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 2 Lijst Met Bedrijven Categorie 3 En 4
Bijlage 1 Inspraaknota
Bijlage 2 Schriftelijke Reacties Ex Artikel 3.1.1. Bro
Bijlage 3 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 4 Natuurtoets
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 6 Waarderingskaart
Bijlage 7 Architectuur- En Bouwhistorische Waardenkaart

Oostelijke binnenstad

Bestemmingsplan - Gemeente Amsterdam

Onherroepelijk op 04-07-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.4 archeologisch rapport:

een rapportage waarin de archeologische waarden van een terrein naar het oordeel van het dagelijks bestuur in voldoende mate worden vastgelegd, en naar het oordeel van het dagelijks bestuur voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.5 archeologische waarde:

waarde van terreinen wegens daar aanwezige of naar verwachting aanwezige vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

1.6 automatenhal:

iedere besloten ruimte waarin meer dan drie speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op het gebruik van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0363.A0902BPTSTD-CO01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bodemverstoring:

elke vorm van grondverzet;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwhoogte:

de hoogte van de bebouwing, met uitzondering van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatieinrichtingen, lichtkappen en dergelijke ondergeschikte delen van gebouwen;

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van bijzondere bouwlagen;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 bijzondere bouwlaag:

kelders, souterrains en kappen;

1.21 consumentverzorgende dienstverlening:

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek en dergelijke;

1.22 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.24 dove gevel:

een scheidingsconstructie zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 35 dB(A);

1.25 galerie:

een ruimte uitsluitend bestemd voor tentoonstelling en verkoop van kunstwerken;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 gebouwd terras:

een zelfstandig gebouw, dat uitsluitend dienst doet als zitgelegenheid voor bezoekers van de aangrenzende horecavestiging;

1.28 geldwisselkantoor:

een gelegenheid waarin de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig wisselen van geld of waardepapieren;

1.29 geluidzone industrie:

zone rond een industrieterrein als bedoeld in art. 41 en 53 van de Wet geluidhinder;

1.30 gevelverkoop:

het verkopen van goederen of eetwaren vanuit de gevel van een gebouw gelegen aan de openbare weg;

1.31 goothoogte:

de hoogte van gebouwen die wordt bepaald door de snijlijn tussen verticaal gevelvlak en al dan niet hellend dakvlak;

1.32 horeca 1:

fastfoodbedrijven, zijnde horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het in hoofdzaak voor consumptie ter plaatse verstrekken van vooral op gemaksvoeding gerichte, eenvoudige en snel bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het voor consumptie ter plaatse verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken. Onder fastfoodbedrijven worden in elk geval begrepen automatieken, snackbars en fastfoodrestaurants;

1.33 horeca 2:

horecabedrijven, al dan niet met een besloten karakter, die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van dranken, waarbij het gelegenheid bieden tot dansen op en tot het beluisteren van overwegend mechanische muziek een wezenlijk onderdeel vormt. Horeca 2 bedrijven zijn in elk geval discotheken en sociëteiten;

1.34 horeca 3:

horecabedrijven, die tot doel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van dranken en (kleine) etenswaren en/of maaltijden, waarbij het accent ligt op het verstrekken van dranken. Onder horeca 3 bedrijven worden in elk geval begrepen: cafés en eetcafés;

1.35 horeca 4:

horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van in hoofdzaak ter plaatse bereide maaltijden en van in hoofdzaak ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische, zwak- en niet-alcoholische dranken. Onder horeca 4 worden in elk geval begrepen restaurants, lunchrooms, koffiehuizen en ijssalons;

1.36 horeca 5:

hotels;

1.37 horeca 6:

de uitoefening van horeca-activiteiten in een gebouw dat primair voor culturele of museale activiteiten wordt gebruikt (culturele horeca);

1.38 kantoor met baliefunctie:

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke, met uitzondering van geldwisselkantoren en telefoneerinrichtingen;

1.39 kantoor:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden alsmede voor congres- en vergaderruimte;

1.40 kelder:

één of meer bijzondere bouwlagen, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,50 meter boven het gemiddeld aangrenzende straatpeil is gelegen;

1.41 netto verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.42 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de elektronische communicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en ondergrondse afvalcontainers;

1.43 openbare en bijzondere voorzieningen:

educatieve, (sociaal-)medische, welzijns-, overheids-, nuts-, sociaal-culturele, recreatieve, levensbeschouwelijke en mediavoorzieningen;

1.44 open puiverkoop:

het exploiteren van een winkel of horecabedrijf, waarvan de voorgevel op straatniveau geheel of gedeeltelijk ontbreekt, dan wel geheel of grotendeels bestaat uit een afsluiting die tijdens de openingstijden kan worden geopend;

1.45 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de (hoofd)toegang direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die (hoofd)toegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de (hoofd)toegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het gemiddelde aangrenzende terrein ter hoogte van de (hoofd)toegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien op het water wordt gebouwd: het waterpeil;

1.46 perceel:

een kavel al dan niet bebouwd, welke als één geheel is ingeschreven in het Kadaster;

1.47 plan:

het bestemmingsplan Oostelijke binnenstad van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Centrum

1.48 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.49 prostitutiebedrijf:

een ruimte waar prostitutie wordt bedreven;

1.50 seksinrichting:

een gebouw of gedeelte van een gebouw waarin de bedrijfsvoering geheel of voor een aanmerkelijk deel is gericht op handelingen en/of vertoningen van seksuele en/of seksgerelateerde aard dan wel op detailhandel in seksartikelen. Hieronder wordt in ieder geval niet begrepen een darkroom, dat wil zeggen een donkere ontmoetingsruimte die onderdeel uitmaakt van een horecagelegenheid of sauna, waarin uitsluitend op vrijwillige basis en zonder materiële vergoeding seksuele handelingen kunnen plaatsvinden;

1.51 short stay:

het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan een huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste een (1) week en maximaal zes (6) maanden. Voor het overige wordt de woning als woonruimte gebruikt.

1.52 smartshop:

detailhandel waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door de handel in psychotrope stoffen;

1.53 souterrain:

een bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddeld aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,20 meter boven het gemiddeld aangrenzende straatpeil is gelegen;

1.54 telefoneerinrichting:

een gelegenheid waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen;

1.55 waterkering:

een strook grond die het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie (onder water lopen);

1.56 woonboot:

een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd tot woonverblijf. Hieronder wordt mede begrepen een:

a. woonschip: een woonboot die herkenbaar is als een van origine varend schip en die, naar gelang het type schip, in elk geval is voorzien van originele kenmerken, zoals een stuurhut, een roer, gangboorden, een luikenkap, een mast en zwaarden. In geen geval mag een schip voorzien zijn van een opbouw die niet als authentiek kan worden aangemerkt;

b. woonvaartuig: een woonboot met een casco dat herkenbaar is als dat van een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit, met daarop een - gehele of gedeeltelijke - opbouw die niet als authentiek kan worden aangemerkt;

c. woonark: een woonboot niet zijnde een woonschip of een woonvaartuig, die feitelijk niet geschikt is om te varen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 het vloeroppervlak van een bouwwerk

wordt bepaald door de bebouwde oppervlakte te vermenigvuldigen met het aantal bouwlagen en bijzondere bouwlagen;

2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf-1

3.1 Bestemmingsomschrijving.

De voor 'Bedrijf-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een scheepswerf, zijnde een categorie V bedrijf als bedoeld in de van deze regels deel uitmakende 'Staat van Inrichtingen';
  2. b. erven ten behoeve van een scheepswerf;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte-en koudeopslag.

3.2 Bouwregels.

Op de tot 'Bedrijf 1' bestemde gronden mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden opgericht, met inachtneming van de volgende bouwregels.

3.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in artikel 3.2 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Bedrijf-1' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van de wijzigingbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21, 22, 23, 24, 25 en 27.

Artikel 4 Bedrijf-2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een scheepswerf, zijnde een categorie V bedrijf als bedoeld in de van deze regels deel uitmakende 'Staat van Inrichtingen' ;
  2. b. museum, ten dienste van een scheepswerf;
  3. c. erven ten dienste van een scheepswerf;
  4. d. parkeren ten dienste van een scheepswerf;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag;
  6. f. een categorie 4 bedrijf aan de Kruithuisstraat 21, zoals vermeld in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2.

4.2 Bouwregels

Op de tot 'Bedrijf-2' bestemde gronden mogen, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

4.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in artikel 4.2bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

4.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Bedrijf -2' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van de wijzigingbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21, 22, 23, 24, 25 en 27.

Artikel 5 Bedrijf-3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een gemengde motorbrandstoffenpomp, zijnde een categorie III bedrijf, als bedoeld in van deze regels deel uitmakende 'Staat van Inrichtingen'.
  2. b. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse koude- en warmteopslag.

5.2 Bouwregels

Op de tot 'Bedrijf-3' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden opgericht met inachtneming van de volgende bouwregels:

Artikel 6 Cultuur En Ontspanning-1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dierentuin;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. kantoren ten dienste van de dierentuin;
  4. d. bedrijfswoningen/dienstwoningen;
  5. e. werkplaatsen ten dienste van de dierentuin;
  6. f. waterpartijen;
  7. g. voetpaden;
  8. h. educatieve voorzieningen;
  9. i. horeca 2, uitsluitend op de eerste bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-2 toegestaan op de eerste bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven, met inachtneming van het bepaalde in 6.5.1;
  10. j. horeca 2, uitsluitend op de tweede bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-2 toegestaan op de tweede bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven, met inachtnemning van het bepaalde in 6.5.1;
  11. k. horeca 2, uitsluitend op de eerste en de tweede bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-2 toegestaan op de eerste en tweede bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.5.1;
  12. l. horeca 2 op alle bouwlagen, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-2 toegestaan op alle bouwlagen' op de verbeelding is aangegeven, met inachtneming van het bepaalde in 6.5.1;
  13. m. horeca 3, uitsluitend op de eerste en tweede bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-3 toegestaan op de eerste en tweede bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven, met inachtneming van het bepaalde in 6.5.1;
  14. n. horeca 4, op alle bouwlagen, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-4 op alle bouwlagen' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in 6.5.1;
  15. o. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

6.2 Bouwregels

Op de tot 'Cultuur en ontspanning-1' bestemde gronden mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

6.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in artikel 6.2 en 6.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

6.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Op de voor 'Cultuur en ontspanning-1' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels. 2

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21, 22, 23, 24, 25 en 27.

Artikel 7 Cultuur En Ontspanning-2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning-2 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. botanische tuin;
  2. b. natuureducatieve voorzieningen;
  3. c. recreatieve voorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. voetpaden;
  6. f. waterpartijen;
  7. g. horeca 3, uitsluitend op de eerste en tweede bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-3 toegestaan op eerste en tweede bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven, met inachtneming van het bepaalde in 7.5.1;
  8. h. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

7.2 Bouwregels

Op de tot 'Cultuur en ontspanning-2' bestemde gronden mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen.

7.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 7.2en 7.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

7.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Cultuur en ontspanning -2' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

7.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende gebruiksregels.

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21, 22, 23, 24, 25 en 27.

Artikel 8 Gemengd-1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 8.2.16 en 8.5.6;
  2. b. gebruik ten behoeve van short stay, met in achtneming van het bepaalde in artikel 8.5.6;
  3. c. kantoren;
  4. d. kantoren met baliefunctie;
  5. e. openbare en bijzondere voorzieningen, met uitzondering van kinderopvang, en met in achtneming van het bepaalde in de artikelen 8.5.5, 8.5.7 en 8.6.5;
  6. f. galeries;
  7. g. detailhandel, met uitzondering van smartshops, en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, met inachtneming van de artikelen 8.5.2, 8.6.2en 8.6.3;
  8. h. kinderopvang, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-kinderopvang' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in 8.5.5;
  9. i. horeca 1, uitsluitend op de eerste bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-1 toegestaan op de eerste bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 8.5.4, 8.6.4 en 8.7.3;
  10. j. horeca 2, uitsluitend op de eerste bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-2 toegestaan op de eerste bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 8.5.4, 8.6.4 en 8.7.3;
  11. k. horeca 3, uitsluitend op de eerste bouwlaag en tweede bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-3 toegestaan op de eerste en tweede bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 8.5.4, 8.6.4 en 8.7.3;
  12. l. horeca 4, uitsluitend op de eerste bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-4 toegestaan op de eerste bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in 8.5.4, 8.6.4 en 8.7.3;
  13. m. horeca 4, uitsluitend op de eerste en tweede bouwlaag en in souterrain, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-4 toegestaan op eerste en tweede bouwlaag en in souterrain' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 8.5.4, 8.6.4 en 8.7.3;
  14. n. horeca 4, uitsluitend op de eerste bouwlaag en horeca 5 (hotel), uitsluitend op de tweede en derde bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca -4 toegestaan op eerste bouwlaag en specifieke vorm van horeca 5 toegestaan op tweede en derde bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 8.5.4, 8.6.4, 8.7.3 en 8.7.4;
  15. o. horeca 5 (hotel), uitsluitend in souterrain, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca -5- toegestaan in souterrain' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in 8.7.4;
  16. p. horeca 5 (hotel), uitsluitend op de eerste en derde bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-5 toegestaan op eerste en derde bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in 8.7.4;
  17. q. horeca 5 (hotel), uitsluitend op derde en vijfde bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-5 toegestaan op derde en vijfde bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in 8.7.4;
  18. r. horeca 5 (hotel), op alle bouwlagen, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca 5 toegestaan op alle bouwlagen' op de verbeelding is aangegeven;
  19. s. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.5.1;
  20. t. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.7.1;
  21. u. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag;
  22. v. ondergrondse fietsenstallingen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.7.2;
  23. w. openbare nutsvoorzieningen;
  24. x. seksinrichting, uitsluitend ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-seksinrichting toegestaan op de eerste bouwlaag' is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in 8.5.8;
  25. y. tuin, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.5.9;
  26. z. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag;
  27. aa. horeca 5 (hotel), uitsluitend op de tweede bouwlaag, ter plaatse waar op de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-5 toegestaan op de tweede bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in 8.7.4;
  28. ab. horeca 3, uitsluitend op de eerste bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-3 toegestaan op de eerste bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in 8.5.4, 8.6.4 en 8.7.3

8.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd-1' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bouwregels.

8.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 8.2en 8.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

8.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd-1' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

8.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels is alleen mogelijk wanneer dit geen afbreuk doet aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels.

8.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21, 22, 23, 2425 of 27.

Artikel 9 Gemengd-2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. kantoren met baliefunctie;
  3. c. openbare en bijzondere voorzieningen, met uitzondering van kinderopvang, met in achtneming van het bepaalde in de artikelen 9.5.6 en 9.6.5;
  4. d. galeries;
  5. e. detailhandel, met uitzondering van smartshops, en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, met inachtneming van de artikelen 9.5.2, 9.6.2en 9.6.3;
  6. f. kinderopvang, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-kinderopvang' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in 9.5.5;
  7. g. horeca 2, op alle bouwlagen, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca -2 toegestaan op alle bouwlagen' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 9.5.4, 9.6.4 en 9.7.3;
  8. h. horeca 3, uitsluitend op de eerste bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-3 toegestaan op de eerste bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 9.5.4, 9.6.4 en 9.7.3;
  9. i. horeca 4, uitsluitend op de eerste bouwlaag en in kelder, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-4 toegestaan op de eerste bouwlaag en in kelder' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 9.5.4, 9.6.4 en 9.7.3;
  10. j. horeca 4, uitsluitend op de eerste bouwlaag en horeca 5 (hotel) op alle bouwlagen, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-4 toegestaan op de eerste bouwlaag en horeca- 5 toegestaan op alle bouwlagen' op de verbeelding is aangegeven met inachtneming van het bepaalde in 9.5.4, 9.6.4, 9.7.3 en 9.7.5;
  11. k. horeca 5 (hotel), op alle bouwlagen, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-5 toegestaan op alle bouwlagen' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in 9.7.5
  12. l. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.5.1;
  13. m. bedrijfswoningen/dienstwoningen;
  14. n. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.7.1;
  15. o. openbare inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.7.1;
  16. p. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag;
  17. q. ondergrondse fietsenstallingen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.7.2;
  18. r. openbare nutsvoorzieningen;
  19. s. tuin, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.5.7;
  20. t. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

9.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd-2' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

9.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 9.2en 9.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

9.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd- 2' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

9.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer dit geen afbreuk doet aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende gebruiksregels.

9.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21, 22, 23, 24, 25 of 27.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. plantsoenen;
  2. b. parken;
  3. c. pleinen;
  4. d. straatmeubilair;
  5. e. speelplaatsen;
  6. f. bijbehorende fiets- en voetpaden;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. water;
  9. i. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

10.2 Bouwregels

Op de tot 'Groen' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.,

10.3 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21, 22, 23, 24, 25 of 27.

Artikel 11 Maatschappelijk-1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onderwijsvoorzieningen;
  2. b. welzijnsvoorzieningen;
  3. c. medische voorzieningen;
  4. d. sociaal-culturele voorzieningen;
  5. e. het Verzetsmuseum aan de Plantage Kerklaan 61;
  6. f. het Vakbondsmuseum De Burcht gelegen aan de Henri Polaklaan 9;
  7. g. een categorie 3 bedrijf aan de Plantage Middenlaan 4a, zoals vermeld in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2;
  8. h. kinderopvang;
  9. i. horeca 3 uitsluitend op de eerste bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-3 toegestaan op de eerste bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven met inachtneming van het bepaalde in 11.5.3 ;
  10. j. horeca 4 uitsluitend op de eerste bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-4 toegestaan op de eerste bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven, met inachtneming van het bepaalde in 11.5.3;
  11. k. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijk garagevergunning is verleend, met inachtneming van het bepaalde in 11.5.2;
  12. l. inpandige en ondergrondse fietsenstallingen;
  13. m. detailhandel, met uitzondering van smartshops, en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening met inachtneming van het bepaalde in 11.5.1 en 11.5.2;
  14. n. tuin, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.5.4 en 14.5.3;
  15. o. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

11.2 Bouwregels

Op de tot 'Maatschappelijk-1' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bouwregels.

11.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 11.2en 11.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

11.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Maatschappelijk-1' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

11.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende gebruiksregels.

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsbeeld in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21, 22, 23, 24, 25 of 27.

Artikel 12 Maatschappelijk-2

12.1 Bestemmingsomschrijving.

De voor 'Maatschappelijk-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen ten behoeve van een universiteit;
  2. b. wonen, met inachtneming van het bepaalde in 12.5.1;
  3. c. detailhandel, met uitzondering van smartshops, en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, met inachtneming van het bepaalde in 12.5.2;
  4. d. horeca 3 en 4, met inachtneming van het bepaalde in 12.5.3;
  5. e. galeries;
  6. f. kinderopvang;
  7. g. fietsenstallingen in de eerste bouwlaag;
  8. h. tuinen en erven;
  9. i. verkeer;
  10. j. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

12.2 Bouwregels

Op de tot 'Maatschappelijk-2' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

12.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in artikel 12.2 en 12.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

12.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels.

12.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Maatschappelijk-2' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

12.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende gebruiksregels.

12.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21, 22, 23, 24, 25 of 27.

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving.

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. erven ten behoeve van de sportvoorziening;
  4. d. kinderopvang;
  5. e. ondergrondse voorzieningen ten behoeve van warmte- en koudeopslag.

13.2 Bouwregels

Op de tot 'Sport' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende bouwregels.

13.3 Specifieke gebruiksregels.

Op de tot 'Sport' bestemde gronden gelden de volgende specifieke gebruiksregels.

Artikel 14 Tuin-1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. tuinen en erven;
  2. b. keurtuinen, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van tuin-keurtuin' op de verbeelding is aangegeven;
  3. c. parkeren, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van tuin-parkeren' op de verbeelding is aangegeven;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

14.2 Bouwregels

Op de tot 'Tuin-1' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bouwregels.

14.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van de in de artikel 14.2.1 en 14.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing, dan wel vanwege de kwaliteit van het leefmilieu.

14.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels.

14.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Tuin-1' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

14.6 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21, 22, 23, 24, 25 of 27.

Artikel 15 Tuin-2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en erven;
  2. b. parkeren, ter plaatse waar op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van tuin- parkeren', voorkomt;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag

15.2 Bouwregels

Op de tot 'Tuin-2' bestemde gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, met inachtneming van de volgende bouwregels.

15.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van de in de artikel 15.2 bedoelde bouwwerken, indien dit noodzakelijk is vanwege de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing, dan wel vanwege de kwaliteit van het leefmilieu.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Tuin-2' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21, 22, 23, 24, 25 of 27.

Artikel 16 Tuin-3

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Tuin-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en erven;
  2. b. keurtuinen, ter plaatse waar op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - keurtuin' is aangegeven;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

16.2 Bouwregels

Op de tot 'Tuin-3' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, worden opgericht, met inachtneming van de volgende bouwregels.

16.3 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Tuin-3' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

De gebouwen mogen worden gebruikt ten dienste van een van de toegestane functies in de tot 'Gemengd-1 en -2', 'Wonen-1 en -2' dan wel tot 'Maatschappelijk-1' bestemde gronden op hetzelfde bouwperceel, met uitzondering van parkeervoorzieningen. De gebouwen mogen geen zelfstandige functie bevatten. De maximale bedrijfsvloeroppervlakten zoals die zijn bepaald voor genoemde bestemmingen zijn onverkort en van overeenkomstige toepassing.

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21, 22, 23, 24, 25 of 27.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. rijwegen;
  2. b. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  3. c. straatmeubilair;
  4. d. fiets- en voetpaden;
  5. e. pleinen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. groen;
  8. h. openbare nutsvoorzieningen;
  9. i. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden van stoepen;
  10. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van aansluitingen op nutsvoorzieningen zoals elektriciteit, gas en water, alsmede ten behoeve van kabel- en telefonieaansluitingen, een en ander uitsluitend en alleen ten dineste van woonboten;
  11. k. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag

17.2 Bouwregels

Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden opgericht, met inachtneming van de volgende bouwregels:

17.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van de in artikel 17.2 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Op gronden de tot 'Verkeer' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsbeeld in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21, 22, 23, 24, 25 of 27.

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vaarwater, afwateringskanalen en de waterhuishouding;
  2. b. steigers voor aanleggen van vaartuigen, uitsluitend ter plaatse waar de aanduiding 'steiger' op de verbeelding is aangegeven;
  3. c. ligplaats voor woonboten, uitsluitend ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van water/zone ligplaatsen woonboten/maximum aantal ligplaatsen' op de verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat het maximum aantal ligplaatsen zoals in de zone is aangegeven niet mag worden overschreden;
  4. d. bruggen, uitsluitend ter plaatse waar de aanduiding 'brug' op de verbeeldings is aangegeven;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

18.2 Bouwregels

Op de tot 'Water' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden opgericht, met inachtneming van de volgende bepalingen.

18.3 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsbeeld in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21, 22, 23, 24, 25 of 27.

Artikel 19 Wonen-1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. gebruik ten behoeve van short stay;
  3. c. kantoren, uitsluitend in de eerste en tweede bouwlaag en bij hoekpanden op alle bouwlagen;
  4. d. kantoren met baliefunctie, uitsluitend in de eerste en tweede bouwlaag en bij hoekpanden op alle bouwlagen;
  5. e. openbare en bijzondere voorzieningen, met in achtneming van het bepaalde in de artikelen 19.5.4, uitsluitend in de eerste en tweede bouwlaag en bij hoekpanden op alle bouwlagen;
  6. f. galeries, uitsluitend in de eerste en tweede bouwlaag en bij hoekpanden op alle bouwlagen;
  7. g. detailhandel, met uitzondering van smartshops en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, met inachtneming van de artikelen 19.5.2, 19.6.2 en 19.6.3;
  8. h. kinderopvang, uitsluitend in de eerste en tweede bouwlaag, met inachtneming van het bepaalde in 19.5.5;
  9. i. horeca 3, uitsluitend op de eerste bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-3-toegestaan op de eerste bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19.5.3 en 19.7.3;
  10. j. horeca 4, uitsluitend op de eerste en tweede bouwlaag, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-4-toegestaan op de eerste en tweede bouwlaag' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19.5.3 en 19.7.3;
  11. k. horeca 4, uitsluitend in souterrain, ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-4-toegestaan in souterrain' op de verbeelding is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19.5.3 en 19.7.3;
  12. l. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 19.5.1, uitsluitend in de eerste en tweede bouwlaag en bij hoekpanden op alle bouwlagen;
  13. m. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 19.7.1;
  14. n. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag;
  15. o. ondergrondse fietsenstallingen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en met inachtneming van het bepaalde in artikel 19.7.2 en inpandige fietsenstallingen op de eerste bouwlaag;
  16. p. openbare nutsvoorzieningen;
  17. q. tuin, met inachtneming van het bepaalde in artikel 19.5.6;
  18. r. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

19.2 Bouwregels

Op de tot 'Wonen-1' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden opgericht ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

19.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 19.2en 19.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

19.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

19.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Wonen-1' bestemde gronden gelden de volgende specifieke gebruiksbepalingen:

19.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels is alleen mogelijk wanneer dit geen afbreuk doet aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels.

19.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21, 22, 23, 24, 25 of 27.

Artikel 20 Wonen-2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen.

20.2 Bouwregels

Op de tot 'Wonen-2' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels:

Artikel 21 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie A

21.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde-archeologie A' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden A (bekende archeologische vindplaats).
  2. b. De bestemming 'Waarde-archeologie A" is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen.

21.2 Bouwregels

  1. a. De aanvrager van een bouwvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, dient, ongeacht de oppervlakte van het project, een archeologisch rapport te overleggen.
  2. b. Aan de bouwvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

21.3 Aanlegvergunning

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning (aanlegvergunning) bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden, niet zijnde bouwwerkzaamheden, uit te voeren, ongeacht de oppervlakte van het project.
  2. b. De aanvrager om een aanlegvergunning als bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen.
  3. c. Aan de aanlegvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

21.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het dagelijks bestuur is bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie A' geheel of gedeeltelijk kan worden geschrapt indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.

21.5 Uitzonderingen

Het bepaalde in de artikelen 21.2 en 21.3 is niet van toepassing op:

  1. a. bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die het normale onderhoud betreffen;
  2. b. bodemverstorende bouwwerken en bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die al in uitvoering zijn genomen ten tijde van het van kracht worden van het plan.

Artikel 22 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie B

22.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde-archeologie B' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden B (hoge archeologische verwachting).
  2. b. De bestemming 'Waarde-archeologie B" is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen.

22.2 Bouwregels

  1. a. De aanvrager van een bouwvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, dient in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder maaiveld plaatsvinden, een archeologisch rapport te overleggen.
  2. b. Aan de bouwvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

22.3 Aanlegvergunning

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning (aanlegvergunning) bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden, niet zijnde bouwwerkzaamheden, uit te voeren, in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m2 betreft en de werken of werkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder maaiveld plaatsvinden.
  2. b. De aanvrager om een aanlegvergunning als bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen.
  3. c. Aan de aanlegvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

22.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het dagelijks bestuur is bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie B' geheel of gedeeltelijk kan worden geschrapt indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.

22.5 Uitzonderingen

Het bepaalde in de artikelen 22.2 en 22.3 is niet van toepassing op:

  1. a. bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die het normale onderhoud betreffen;
  2. b. bodemverstorende bouwwerken en bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die al in uitvoering zijn genomen ten tijde van het van kracht worden van het plan.

Artikel 23 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie C

23.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde-archeologie C' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden C (lage archeologische verwachting, aanplemping).
  2. b. De bestemming 'Waarde-archeologie C" is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen.

23.2 Bouwregels

  1. a. De aanvrager van een bouwvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, dient in geval de oppervlakte van het project meer dan 100 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder maaiveld plaatsvinden, een archeologisch rapport te overleggen.
  2. b. Aan de bouwvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

23.3 Aanlegvergunning

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning (aanlegvergunning) bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden, niet zijnde bouwwerkzaamheden, uit te voeren, in geval de oppervlakte van het project meer dan 100 m2 betreft en de werken of werkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder maaiveld plaatsvinden.
  2. b. De aanvrager om een aanlegvergunning als bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen.
  3. c. Aan de aanlegvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

23.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het dagelijks bestuur is bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie C' geheel of gedeeltelijk kan worden geschrapt indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.

23.5 Uitzonderingen

Het bepaalde in de artikelen 23.2 en 23.3 is niet van toepassing op:

  1. a. bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die het normale onderhoud betreffen;
  2. b. bodemverstorende bouwwerken en bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die al in uitvoering zijn genomen ten tijde van het van kracht worden van het plan.

Artikel 24 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie I

24.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde-archeologie I' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden I (lage archeologische verwachting, waterwegen/grachten).
  2. b. De bestemming 'Waarde-archeologie I" is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen.

24.2 Bouwregels

  1. a. De aanvrager van een bouwvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, dient in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan de waterbodem plaatsvinden, een archeologisch rapport te overleggen.
  2. b. Aan de bouwvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

24.3 Aanlegvergunning

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning (aanlegvergunning) bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden, niet zijnde bouwwerkzaamheden, uit te voeren, in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de werken of werkzaamheden dieper dan de waterbodem plaatsvinden.
  2. b. De aanvrager om een aanlegvergunning als bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen.
  3. c. Aan de aanlegvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

24.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het dagelijks bestuur is bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie I' geheel of gedeeltelijk kan worden geschrapt indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.

24.5 Uitzonderingen

Het bepaalde in de artikelen 24.2 en 24.3 is niet van toepassing op:

  1. a. bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die het normale onderhoud betreffen;
  2. b. bodemverstorende bouwwerken en bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die al in uitvoering zijn genomen ten tijde van het van kracht worden van het plan.

Artikel 25 Dubbelbestemming Waarde-archeologie L

25.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde-archeologie L' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden L (lage archeologische verwachting).
  2. b. De bestemming 'Waarde-archeologie L" is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen.

25.2 Bouwregels

  1. a. De aanvrager van een bouwvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, dient in geval de oppervlakte van het project meer dan 10.000 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder maaiveld plaatsvinden, een archeologisch rapport te overleggen.
  2. b. Aan de bouwvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

25.3 Aanlegvergunning.

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 1.2, lid 1, sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning (aanlegvergunning) bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden, niet zijnde bouwwerkzaamheden, uit te voeren, in geval de oppervlakte van het project meer dan 10.000 m2 betreft en de werken of werkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder maaiveld plaatsvinden.

  1. c. De aanvrager om een aanlegvergunning als bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen.
  2. d. Aan de aanlegvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

25.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het dagelijks bestuur is bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie L' geheel of gedeeltelijk kan worden geschrapt indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geachte dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.

25.5 Uitzonderingen

Het bepaalde in de artikelen 23.2 en 22.3 is niet van toepassing op:

  1. a. bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die het normale onderhoud betreffen;
  2. b. bodemverstorende bouwwerken en bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die al in uitvoering zijn genomen ten tijde van het van krachte worden van het plan.

Artikel 26 Dubbelbestemming Waterstaat/waterkering

26.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Dubbelbestemming Waterstaat/waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor primaire en secundaire waterkering.
  2. b. De dubbelbestemming 'Waterstaat/Waterkering' is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen, met uitzondering van de dubbelbestemmingen 'Waarde-archeologie A', ' Waarde-archeologie B', 'Waarde- archeologie C' en 'Waarde-archeologie I' en 'Waarde-archeologie L' , die primair zijn ten opzichte van de dubbelbestemming 'Waterstaat/Waterkering'.

26.2 Bouwregels

Artikel 27 Dubbelbestemming Waarde-cultuurhistorie

27.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde-cultuurhistorie' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming(en) tevens bestemd voor het behoud, herstel en versterking van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden. De voor het stadsgezicht bepalende panden zijn op de verbeelding aangeduid met de specifieke bouwaanduidingen -orde 1, -orde 2 en -orde 3.
  2. b. De bestemming 'Waarde-cultuurhistorie' is primair ten opzichte van de bestemmingen Bedrijf -1,-2, en -3, Cultuur en ontspanning-1 en -2, Gemengd-1 en -2, Groen, Maatschappelijk-1 en -2, Sport, Tuin -1, -2 en -3, Verkeer, Wonen-1 en -2 en Water.

27.2 Bouwregels

  1. a. Bouwwerken, die met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-orde 1' op de verbeelding zijn aangegeven, zijn de rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Zij worden beschermd door de Monumentenwet 1988, respectievelijk de Monumentenverordening van het stadsdeel. Een aanvullende bescherming vanuit oogpunt van beschermd stadsgezicht is niet noodzakelijk.
  1. a. Voor bouwwerken die met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-orde 2' op de verbeelding zijn aangegeven, geldt dat bij verbouwing dient te worden uitgegaan van een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap. Oorspronkelijke gevelelementen dienen te worden gehandhaafd en indien nodig hersteld. Hierbij is gebruik van niet-authentieke materialen toegestaan, mits deze visueel volledig overeenkomen met de oorspronkelijke vorm, kleur en detaillering. In afwijking hiervan mag de eerste bouwlaag van straten die als detailhandellint-plus zijn omschreven afwijkend worden vormgegeven, mits de oorspronkelijke, waardevolle karakteristiek van de winkelpui niet wordt verstoord.
  2. b. Voor bouwwerken die met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding orde-3' op de verbeelding zijn aangegeven, geldt dat bij verbouwing dient te worden uitgegaan van behoud en herstel van de oorspronkelijke gevelelementen. Hierbij zijn veranderingen in materiaal, maatvoering en detaillering toegestaan, mits deze de oorspronkelijke karakteristiek van het gebouw niet verstoren.
  3. c. Voor bouwwerken die met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-ensembles en seriebouw-orde 2' en 'specifieke bouwaanduiding-ensembles en seriebouw- orde 3' op de verbeelding zijn aangegeven, geldt als uitgangspunt een gezamenlijke aanpak van de bouwwerken die tot het ensemble of de serie behoren. Voor sloop van slechts één tot een ensemble behorend pand wordt in beginsel geen vergunning verleend. Bij seriebouw kan het dagelijks bestuur voor sloop een vergunning verlenen, mits de eenheid van de serie niet in onevenredige mate wordt aangetast.

27.3 Sloopvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

Het dagelijks bestuur neemt bij de beoordeling van een aanvraag om sloopvergunning het volgende in acht:

  1. a. Bouwwerken die met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-orde 2' op de verbeelding zijn aangegeven zijn bouwwerken van vóór 1940 die vanwege hun architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage leveren aan het straatbeeld. Uitgangspunt is behoud.
  2. b. Bouwwerken die met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-orde 3' op de verbeelding zijn aangegeven zijn bouwwerken van vóór 1940, die wat schaal en detaillering betreft passen in de gevelwand, maar geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben. Uitgangspunt is behoud.
  3. c. Voor bouwwerken met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- ensembles en seriebouw- orde 2' en 'specifieke bouwaanduiding-ensembles en seriebouw- orde 3' op de verbeelding zijn aangegeven geldt als uitgangspunt een gezamenlijke aanpak van de bouwwerken die tot het ensemble of de serie behoren. Voor sloop van slechts één tot een ensemble behorend pand wordt in beginsel geen vergunning verleend. Bij seriebouw kan het dagelijks bestuur voor sloop van een tot de serie behorend pand een vergunning verlenen, mits de eenheid van de serie niet in onevenredige mate wordt aangetast.
  4. d. Bouwwerken die op de verbeelding niet zijn voorzien van een aanduiding als genoemd in a tot en met c, mogen worden vervangen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 28 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene Bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing.

Artikel 30 Algemene Gebiedsaanduiding Geluidzone Industrie

30.1 Aanduidingsregel

De geluidsbelasting van de bedrijventerreinen werf Koning William, werf 't- Kromhout en het NUON is vastgelegd in een bestaande geluidzone als bedoeld in artikel 53 van de Wet geluidinder.

30.2 Bouwregels

De bouw van een woning of een gebouw als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, alsmede in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder, is binnen deze geluidzone niet toegestaan, tenzij een besluit tot vaststelling van een hogere grenswaarde voor de betrokken woning of voor het betrokken gebouw vóór de vaststelling van dit plan is verleend.

Artikel 31 Algemene Gebiedsaanduiding Ondergronds Railtracé

Ter plaatse waar op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'ondergronds railtracé' is aangegeven, is een ondergronds railtracé toegestaan, met inbegrip van de daarbij behorende ondergrondse voorzieningen, zoals ondergrondse perrons, voetgangersverbindingen, toegangstrappen en -gangen, vluchtschachten, winkels, met uitzondering van smartshops, voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, horeca 3 en 4, openbare en bijzondere voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, galeries, bedrijven, fietsenstallingen, openbare nutsvoorzieningen en andere ondergrondse voorzieningen ten dienste van het railverkeer.

Artikel 32 Algemene Gebiedsaanduiding Wro-zone-ontheffingsgebied

32.1 Aanduidingsregel

Ter plaatse waar de gebiedsaanduiding 'wro-zone-ontheffingsgebied' op de verbeelding is aangegeven, bevinden zich gebouwen met een culturele of museale functie die voor een ontheffing voor horeca 6 in aanmerking komen.

32.2 Bij omgevingsvergunning afwijken van de regels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de regels die op de in 32.1 aangeduide gebouwen van toepassing zijn, voor het gebruik van het gebouw of een gedeelte daarvan voor horeca 6.

Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk indien:

  1. a. de exploitatie van het gebouw geschiedt door een instelling met een culturele of museale doelstelling;
  2. b. de verlening van de omgevingsvergunning bijdraagt aan een mix van verschillende activiteiten binnen het gebouw, waarbij de horecacomponent ondergeschikt is en blijft aan de culturele activiteiten;
  3. c. het woon- en leefklimaat in de omgeving van het gebouw niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  4. d. de horeca-activiteiten alleen binnen het gebouw mogen plaatsvinden; het exploiteren van een (dak)terras of het gebruik van (keur)tuinen voor horeca-activiteiten is niet toegestaan.

De ontheffing vervalt van rechtswege wanneer de primaire culturele of museale activteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd.

Artikel 33 Algemene Regels Bij Omgevingsvergunning Af Te Wijken

Toepassing om bij omgevingsvergunning af te wijken van algemene regels mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken, is het dagelijks bestuur bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van regels van dit plan, voor:

33.1 Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde

Gebouwen voor de openbare dienst met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximale vloeroppervlakte van 15 m2, kiosken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals vrijstaande muren, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, gedenktekens, plastieken, duikers, bruggen en andere waterbouwkundige constructies.

33.2 Scootmobielstalling

Plaatsen van een scootmobielstalling, uitsluitend ten behoeve van het veilig stallen van scootmobiels voor ouderen en gehandicapten. De scootmobielstalling mag niet overbemeten zijn. De omgevingsvergunning om af te wijken wordt verleend voor de duur van het noodzakelijke gebruik door de aanvrager.

33.3 Geringe afwijkingen

Geringe afwijkingen in situering die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch betere plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de toestand van het desbetreffende bouwterrein, tot ten hoogste 2 meter.

33.4 Geringe overschrijdingen

Het overschrijden van minimale en maximale hoogte-, breedte-, diepte- en oppervlaktematen voor bebouwing als aangegeven op de verbeelding, dan wel zoals omschreven in de voorschriften, mits de afwijking van enige maat niet meer dan 10 % bedraagt, met dien verstande dat geen extra bouwlaag mag worden gerealiseerd en de bestemmingsgrenzen op de verbeelding niet worden overschreden.

33.5 Balkons

Het overschrijden van bestemmingsgrenzen voor balkons, (hoek)erkers, bordessen, galerijen, luifels, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van bouwwerken, met in achtneming van het volgende:

  1. a. in het gehele plangebied is het mogelijk met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels voor een balkon aan de achtergevel met een diepte van 2 meter, mits het balkon binnen een hoek van 45 graden vanaf de zijgevels van het desbetreffende perceel wordt gebouwd. Bij de afweging of de omgevingsvergunning om af te wijken wordt verleend, wordt de relatie tot de belendende panden betrokken;
  2. b. balkons aan de voorzijde tot een diepte van ten hoogste 1 meter zijn toegestaan aan panden in de volgende straten: de Sarphatistraat, de Spinozastraat, de Nieuwe Prinsengracht, de nummers 2 tot en met 24, de Roetersstraat, de nummers 2 tot en met 18, aan de Amstel, de nummers 149 tot en met 179, de Plantage Middenlaan, de Plantage Parklaan, de Plantage Kerklaan, de Plantage Muidergracht, de Henri Polaklaan, de Plantage Lepellaan en de Plantage Westermanlaan, met uitzondering van de eerste en de bovenste bouwlaag;
  3. c. de omgevingsvergunning om af te wijken voor galerijen wordt slechts verleend als een andere vorm van ontsluiting niet mogelijk is. De overschrijding van de bestemmingsgrens bedraagt ten hoogste 2 meter. Deze afwijking wordt alleen voor de achterzijde van bebouwing verleend. In elk geval dient de parcellering, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan te worden gehandhaafd;
  4. d. buitentrappen zijn slechts aan de achterzijde van bebouwing toegestaan;
  5. e. luifels zijn slechts toegestaan als de samenhang van de onderpui met de hogere bouwlagen niet verloren gaat en mits de overschrijding van de bestemmingsgrens niet meer dan 0,60 meter bedraagt. Deze omgevingsvergunning om af te wijken wordt alleen verleend voor een openbare of bijzondere voorziening. Voor luifels aan en/of over gebouwde terrassen wordt geen afwijking verleend;
  6. f. erkers zijn slechts toegestaan als ondergeschikt deel van de gevel. De maximale breedte mag niet meer bedragen dan een derde van de breedte van de gevel; de maximale diepte mag niet meer bedragen dan 0,60 meter. Aan de straatzijde wordt de omgevingsvergunning om af te wijken slechts verleend vanaf de eerste bouwlaag en mits de erker past binnen de karakteristiek van het deel van de bestaande gevelwand waarin de erker wordt geplaatst.

De omgevingsvergunning om af te wijken voor erkers en luifels wordt niet verleend voor bebouwing aan straten/stegen met een breedte van minder dan 6 meter.

33.6 Ondergrondse voorzieningen

Bergbezinkbassins.

33.7 Elektronische communicatiemiddelen

De omgevingsvergunning om af te wijken voor elektronische communicatiemiddelen zal slechts worden verleend tot een maximale hoogte van 5 meter, gemeten vanaf de voet, indien onderdelen van de antenne-installatie om aantoonbare redenen niet inpandig kunnen worden gerealiseerd. Deze installaties dienen zo centraal mogelijk op het dak te worden geplaatst, aan of nabij de liftschacht, indien aanwezig. Plaatsing op panden met een 'specifieke bouwaanduiding -orde 1' is niet toegestaan, tenzij de karakteristiek van het monument niet wordt aangetast. Plaatsing op panden met een 'specifieke bouwaanduiding-orde 2' is toegestaan, tenzij de karakteristiek van het stadsgezicht wordt verstoord.

33.8 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen en bebouwingsregels, waaronder mede begrepen de maximale bouw- en goothoogten, te overschrijden ten behoeve van:

  1. 1. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, Franse balkons, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 0,20 meter bedraagt;
  2. 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1/20 van de breedte van de aangrenzende straat, met een maximum van 1 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,20 boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 0,60 meter langs een rijweg, 2,40 meter boven een rijwielpad en 2,20 meter boven een voetpad, voorzover dit rijwielpad geen deel uitmaakt van de bedoelde strook van 0,60 meter;
  3. 3. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,20 meter boven het gemiddeld aangrenzende straatpeil;
  4. 4. overige plaatselijke vehogingen, mits niet breder dan 0,60 meter;
  5. 5. topgevels, mits niet breder dan 6 meter;
  6. 6. bouwen op vlucht.

Artikel 34 Algemene Wijzigingsregels

34.1 Wijzigingsregel Staat van Inrichtingen

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de van deze regels deel uitmakende 'Staat van Inrichtingen' te wijzigen in die zin dat:

  1. a. aan de 'Staat van Inrichtingen' functies kunnen worden toegevoegd;
  2. b. in de 'Staat van Inrichtingen' opgenomen functies kunnen worden ingedeeld bij een andere milieucategorie.

34.2 Wijzigingsregel geluidzone industrie

Het dagelijks bestuur is bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6. van de Wet ruimtelijke ordening, de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie' te wijzigen, dan wel op te heffen. Van de wijzigingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt, indien gewijzigde bestemmingen binnen de geluidzone hiertoe aanleiding geven.

Artikel 35 Procedureregels

35.1 Besluit omtrent exploitatieplan

Het dagelijks bestuur is bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.12.3. van de Wet ruimtelijke ordening, gelijktijdig met de vaststelling van een wijzigingsplan als bedoeld in dit bestemmingsplan, een met dit besluit samenhangend besluit omtrent een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12.1 of 6.12.2. vast te stellen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

36.2 Eenmalige ontheffing

Het dagelijks bestuur kan bij omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde in 36.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 36.1 met maximaal 10%.

36.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 36.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

36.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

36.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 36.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

36.6 Onderbroken verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 36.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

36.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 36.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 37 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanOostelijke binnenstad.

1 Inleiding

1.1 Ligging En Grenzen Van Het Plangebied

Het plangebied voor de Oostelijke binnenstad omvat de Weesperbuurt, de Plantagebuurt, de Kadijken en de Singelgrachtzone. De grenzen van het bestemmingsplan worden gevormd door de Amstel, de Nieuwe Herengracht, de Nieuwe Vaart en de Singelgracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0001.jpg"
Het plangebied

Voor het gebied ten zuiden van het Entrepotdok is door de stadsdeelraad in 2008 het bestemmingsplan 'Derde fase uitbreiding Artis' vastgesteld. Het plan is pas sinds 1 oktober 2009 onherroepelijk en om deze reden is dit gebied buiten het plangebied voor de Oostelijke binnenstad gelaten.

1.2 Aanleiding

Op 11 oktober 1995 heeft de toenmalige Raadscommissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken van de gemeente Amsterdam ingestemd met de Nota Vernieuwing Bestemmingsplannen Binnenstad, waarin is voorgesteld om het juridisch planologische instrumentarium van de binnenstad te herzien. In het kader van de vernieuwingsoperatie is nu een nieuw bestemmingsplan ontwikkeld voor de Oostelijke binnenstad. Het is overigens het laatste plan dat wordt opgesteld in de reeks van bestemmingsplannen in de vernieuwingsoperatie. De vernieuwing van bestemmingsplannen is nu geregeld in de Wet ruimtelijke ordening die per 1 juli 2008 van kracht is. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn de gemeenten verplicht om elke 10 jaar de bestemmingsplannen te actualiseren.

Het bestemmingsplan dat is opgesteld voor de Oostelijke binnenstad vervangt de volgende plannen:

  1. 1. Bestemmingsplan Hoogte Kadijk 145;
  2. 2. Bestemmingsplan Kadijken Oost;
  3. 3. 1e herziening bestemmingsplan Kadijken Oost;
  4. 4. Stadsvernieuwingsplan Kadijken West;
  5. 5. Bestemmingsplan Plantage- en Muiderpoortbuurt e.o.;
  6. 6. 1e herziening Plantage- en Muiderpoortbuurt e.o. (1e fase uitbreiding Artis uit 1994, middendeel en oeverstrook);
  7. 7. 2e herziening Plantage- en Muiderpoortbuurt e.o. (Anne Frankstraat 21, nieuwbouwterrein begrensd door de Plantage Doklaan, Nieuwe Herengracht, Entrepotdok, de Plantage Doklaan en de Anne Frankstraat);
  8. 8. 1e uitwerking Plantage- en Muiderpoortbuurt e.o. (uitwerking uit 1987 nieuwbouwterrein begrensd door de Plantage Doklaan, Nieuwe Herengracht, Entrepotdok en de Plantage Kerklaan);
  9. 9. 2e uitwerking Plantage- en Muiderpoortbuurt e.o. (2e fase uitbreiding Artis uit 1995, oostelijk deel, dierenverblijven);
  10. 10. Bestemmingsplan Roetersstraat e.o.;
  11. 11. Verordening ex art 43 de Woningwet voor de Oude stad;
  12. 12. Bestemmingsplan Weesperbuurt.

Het plangebied wordt bedekt door meerdere bestemmingsplannen verschillend van aard, omvang en ouderdom. De systematiek die in het gebied van kracht is, is toe aan vernieuwing, herijking en uniformisering. Dit geldt vooral voor de Plantagebuurt en de Kadijken. Voor de Weesperbuurt geldt dit in mindere mate. Voor dit gebied is in 2006 nog een bestemmingsplan vastgesteld. Toch is gekozen voor de samenvoeging met de Kadijken en de Plantagebuurt, met als motivering:

  • de 10 jaarlijkse actualisatieplicht, zoals gesteld in de nieuwe Wro. Huidige plangebieden worden samengevoegd, waardoor grotere plangebieden ontstaan en minder procedures hoeven worden doorlopen;
  • in de Weesperbuurt ligt een deel van het kerngebied dat is geplaatst op de Lijst van het Werelderfgoed van Unesco. In het managementplan dat bij de plaatsing behoort staat dat het kerngebied voor 2013 voorzien is van actuele bestemmingsplannen. Het stadsdeel is hieraan gehouden.

1.3 Doel

Het doel van het nieuwe bestemmingsplan voor de Oostelijke binnenstad is een bestemmingsplan dat door zijn inrichting gewenste ontwikkelingen mogelijk maakt, zowel ruimtelijk als functioneel en voorts regels bevat die ongewenste ontwikkelingen tegengaan. Het bestemmingsplan richt zich voornamelijk op het beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de bestaande functionele en ruimtelijke structuur. Hiermee zet het in op het behoud van de cultuurhistorische waarden en biedt het een kader voor toekomstige ontwikkelingen.

1.4 Beschermd Stadsgezicht

Bij besluit nr. U99/583, d.d. 29 januari 1999 is de binnenstad aangewezen als Beschermd Stadsgezicht. Het aanwijzingsbesluit is onherroepelijk geworden op 24 januari 2003.

De aanwijzing heeft ertoe geleid dat in het bestemmingsplan regels zijn opgenomen ter bescherming en versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden. Deze regels zijn van toepassing op het hele plangebied.

Voor het bestemmingsplangebied zijn een waarderingskaart en een architectuur- en bouwhistorische waardenkaart gemaakt. Deze kaarten zijn als bijlage 6 en 7 bij de toelichting gevoegd. Op de waarderingskaart is alle bebouwing in het gebied gewaardeerd naar haar betekenis voor het stadsbeeld. De waardering is in de vorm van een specifieke bouwaanduiding op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen.

De architectuur- en bouwhistorische waardenkaart laat zien waar bouwhistorische waarden zijn te verwachten of aanwezig zijn. De kaart is in de toelichting opgenomen met als doel deze in een zo vroeg mogelijk stadium te kunnen gebruiken bij de ontwikkeling van bouwplannen. Resultaten van bouwhistorisch onderzoek kunnen zo worden verwerkt in de planvorming zodat de cultuurhistorische waarden beter worden beschermd.

1.5 Unesco Werelderfgoed

In de zomer van 2010 is de zeventiende-eeuwse grachtengordel van Amsterdam geplaatst op de Lijst van het Werelderfgoed van Unesco. Hiermee wordt bijgedragen aan het versterken van het bewustzijn, het begrip en de waardering van de wereldgemeenschap voor dit waardevolle culturele en architectonische erfgoed. Met dit erfgoed moet zorgvuldig worden omgegaan.

De zeventiende-eeuwse grachtengordel vormt het kerngebied (de 'property'), het gebied dat is geplaatst. De overige delen van de historische binnenstad binnen de Singelgracht vormen de voor een Werelderfgoed vereiste aan te wijzen bufferzone.

De begrenzing van de bufferzone komt overeen met de grenzen van het beschermd stadsgezicht. Het gevolg van de plaatsing is dat het stadsdeel de 'outstanding universal values' van het kerngebied beschermt. Wat met deze 'outstanding universal values' wordt bedoeld is omschreven in hoofdstuk 2. Het beschermen van deze waarden betekent behoud van de historische uniciteit van de grachtengordel als stedenbouwkundig en cultuurhistorisch complex. De bouwblokken tussen de Amstel, Nieuwe Herengracht, Plantage Muidergracht en Nieuwe Prinsengracht behoren tot de kernzone. Het overige deel van het plangebied behoort tot de bufferzone. Dit vereist zorgvuldige toetsing om aantasting van de 'outstanding universal values' te voorkomen.

De huidige instrumenten hiervoor zijn de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht en de daarmee samenhangende beschermende bestemmingsplannen. Daarnaast is de methode van cultuurhistorische analyses van groot belang om randvoorwaarden aan initiatieven te kunnen stellen.

1.6 Digitalisering Bestemmingsplannen

Onder de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening, worden verplichtingen opgelegd ten aanzien van de opzet en de presentatie van het bestemmingsplan. Zij hebben tot doel meer eenheid te brengen in de opbouw en de presentatie van bestemmingsplannen. De verplichting tot het digitaal opstellen van bestemmingsplannen is op 1 januari 2010 in werking getreden.

De regelgeving geeft standaarden voor bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen ten aanzien van de verbeelding (de verbeelding), de regels en de toelichting. Dit heeft ertoe geleid dat het bestemmingsplan Oostelijke binnenstad wat betreft opzet en presentatie van kaart en regels afwijkt van de eerdere bestemmingsplannen uit de vernieuwingsoperatie (met uitzondering van het bestemmingsplan Oostelijke eilanden, dat het eerste plan is wat volgens deze nieuwe standaard is opgesteld). De inhoud van de regeling sluit uiteraard nog wel aan bij de eerder vernieuwde plannen.

1.7 Opzet

De toelichting op het bestemmingsplan Oostelijke binnenstad is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader geschetst. Hierin zijn zowel de relevante beleidsnota's van het rijk en de provincie, als die van de gemeente Amsterdam en het stadsdeel opgenomen.

Vanwege de status van de Amsterdamse binnenstad als beschermd stadsgezicht is onderzoek verricht naar de historische ontwikkeling van het plangebied. De beschrijving daarvan bevindt zich in hoofdstuk 3. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de bestaande ruimtelijke situatie geanalyseerd en aangegeven welke ontwikkelingen er gaande zijn. Het onderzoek naar de historische ontwikkeling en de bestaande ruimtelijke situatie hebben geleid tot ruimtelijke uitgangspunten die ook in dit hoofdstuk worden omschreven.

Hoofdstuk 5 is een beschrijving van de in het plangebied voorkomende functies en het gemeentelijk beleid ter zake. In hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan de juridische aspecten van het bestemmingsplan. Het hoofdstuk geeft verantwoording van de in de regels gemaakte keuzes. Hoofdstuk 7 betreft de milieuaspecten, zoals geluidhinder, bedrijvigheid en de luchtkwaliteit. In de hoofdstukken 8, 9, 10 en 11 worden achtereenvolgens de aspecten archeologie, water, flora en fauna en het luchthavenindelingsbesluit beschreven.

De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan komen aan de orde in de hoofdstukken 12 en 13. De rapportage als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is opgenomen in hoofdstuk 14.

2 Beleidskader

2.1 Beleidsnota's Stadsdeel Centrum

2.1.1 Algemeen

Voor dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij vastgestelde beleidsplannen van het stadsdeel. Uiteraard is in dit beleid ook beleid van de hogere overheden verwerkt. Het betreft onder andere:

  1. a. Visie op het water van de binnenstad 2006;
  2. b. Het Horecabeleidsplan 2008;
  3. c. Welstandsnota 2006;
  4. d. Nota Bereikbaarheid Binnenstad 2004-2009;
  5. e. Het Milieubeleidsplan;
  6. f. Strategische Visie Amsterdamse Binnenstad, 2002;
  7. g. Hotelbeleid Binnenstad 2008-2011;
  8. h. Visie toeristische ontwikkeling in de Oostelijke Binnenstad, 2004
  9. i. Bestuursopdracht voor de Oostelijke Binnenstad, 2005

Een toelichting op deze beleidsplannen ontbreekt hier omdat in de hoofdstukken 4 en 5, waar relevant, de uitgangspunten uit deze plannen worden omschreven. Verwezen wordt dan ook naar genoemde hoofdstukken.

2.1.2 UNESCO

De Staat der Nederlanden heeft de voordracht van de nominatie van De zeventiende-eeuwse grachtengordel van Amsterdam binnen de Singelgracht als Werelderfgoedop 30 januari 2009 bij UNESCO in Parijs ingediend. Eind juli 2010 heeft UNESCO over deze voordracht positief besloten en is de zeventiende-eeuwse grachtengordel geplaatst op de Lijst van het Werelderfgoed.

In de voordracht wordt een onderscheid gemaakt tussen de grachtengordel als property (kernzone, het feitelijke beoogde Werelderfgoed) en de eromheen gelegen bufferzone. Beiden vallen onder het regime van Beschermd Stadsgezicht.

De Staat der Nederlanden en daarvan afgeleid de gemeente Amsterdam en het stadsdeel Centrum als dagelijks beheerder en daarmee siteholder zijn verantwoordelijk voor de instandhouding van de kernkwaliteiten (de zogeheten Outstanding Universal Value), de Authenticity en de Integrity van het beoogde werelderfgoed (de property) en de eromheen gelegen bufferzone. Ook de Visual impact van nieuwe ontwikkelingen op deze kernkwaliteiten is een belangrijk aandachtspunt.

De Outstanding Universal Value

UNESCO hanteert een reeks van criteria bij de beoordeling of een landschap, een stad (of een deel van een stad), een bouwwerk of een samenhangend geheel van gebouwen een plaats verdient op de Werelderfgoedlijst. Voor de zeventiende-eeuwse grachtengordel gelden de volgende drie criteria:

  • I. een unieke meesterlijke schepping van het menselijk genie (historische uniciteit);
  • II. een toonbeeld van de wisselwerking in tijd en ruimte van menselijke waarden op het terrein van bouwkunst of techniek, monumentale kunsten, stedenbouw of landschapsarchitectuur;
  • III. een uitzonderlijk goed voorbeeld van een bepaald type gebouw, architectonisch of technisch ensemble of landschap dat als zodanig een significante fase in de geschiedenis zichtbaar maakt.

Vertaald naar de grachtengordel gaat het om de volgende kernkwaliteiten. De grachtengordel van Amsterdam is een bijzonder voorbeeld van planmatige stadsuitbreiding, uniek in omvang en aanpak voor de zeventiende eeuw. Het 'sieraad van de stad' is gebouwd door en voor de burgers van Amsterdam. Typerend is de scheiding van wonen, werken en verkeer. Tegelijk is het een monument van technisch vernuft en ondernemerschap, aantrekkelijk om te wonen en te werken. Al 400 jaar is de grachtengordel een magneet voor ondernemers, talent en bezoekers uit de hele wereld. Een traditie die zich tot de dag van vandaag voortzet.

Daarnaast spelen bij de beoordeling de begrippen 'authenticiteit',en 'integriteit' een belangrijke rol. De wegingsfactor 'Authenticity' beoordeelt de geloofwaardigheid en echtheid van de 'Outstanding Universal Value' van een property.

De wegingsfactor 'Integrity' beoordeelt de volledigheid en gaafheid van de 'Outstanding Universal Value' van een property. De zeventiende-eeuwse stedenbouwkundige infrastructuur van de grachtengordel is, met uitzondering van een drietal doorbraken, nagenoeg gaaf bewaard gebleven. Ook op het niveau van het individuele huis is de zeventiende-eeuwse bebouwingsstructuur grotendeels nog intact. In de achttiende en negentiende eeuw werd hoofdzakelijk de aankleding van de interieurs aan de laatste mode van de tijd aangepast en vonden soms kleine veranderingen in de indeling plaats. Deze veranderingen zijn nu nog goed afleesbaar en hebben de hoofdstructuur van het huis niet aangetast. Doordat een substantieel voorgevels wel is vervangen, ontstond in de loop der tijd de voor de grachtengordel zo kenmerkende gemêleerde gevelwand, die wat ritme betreft zeventiende-eeuws bleef. Dankzij het krachtige stedenbouwkundige stramien en de gevarieerde, schilderachtige gevelarchitectuur is er sprake van een grote eenheid in verscheidenheid. Door het behoud van de constructieve kern zijn de verbouwingsfasen in de grachtenhuizen bijzonder goed te onderscheiden. Hierdoor is er sprake van een helder leesbare, organisch gegroeide gelaagdheid van de bebouwing binnen het strakke stedenbouwkundige patroon.

Het gebied van het bestemmingsplan Oostelijke Binnenstad heeft betrekking op de zogenoemde Vierde Uitleg, het deel van de grachtengordel dat na 1660 tot stand is gekomen. In hoofdstuk 3 wordt nader op de historische ontwikkeling van het gebied ingegaan.

Hedendaagse stedelijke ontwikkelingen en eigentijdse architectuur kunnen invloed hebben op het stadssilhouet, het daklandschap, zichtlijnen of doorzichten en daarmee (negatieve) gevolgen hebben voor de authenticiteit en integriteit van het 'historic urban landscape'. Vooral hoogbouw kan een grote visual impact op de grachtengordel als beoogd werelderfgoed hebben. De gemeente Amsterdam ontwikkelt een hoogbouwvisie die als apart beleidsdocument aan de Structuurvisie Amsterdam 2010-2040 wordt toegevoegd. De in deze visie opgenomen criteria zullen bij wijzigingen van de bestemmingsplannen voor het gebied van de grachtengordel in die bestemmingsplannen worden vermeld.

2.2 Beleidsnota's Gemeente Amsterdam

2.2.1 Structuurplan Amsterdam, "Kiezen voor stedelijkheid 2003-2010"

De centrale opgave voor Amsterdam in het structuurplan "Kiezen voor stedelijkheid" (vastgesteld door de gemeenteraad op 16 april 2003), is het versterken van het profiel in het regionale netwerk, ook om de regio in haar geheel te versterken. De opgave bestaat uit de volgende thema's:

  • ontwikkeling van milieus die juist in Amsterdam kansen hebben;
  • het op alle fronten vergroten van de bereikbaarheid van de stad;
  • het verhogen van de kwaliteit van water, groen en openbare ruimte.

In het plan is ook een opgave voor de regio geformuleerd. Deze betreft het uitbouwen van de positie als internationaal concurrerend stedelijk leef- en vestigingsmilieu.

Opgave voor de binnenstad en de grachtengordel

Het structuurplan bevat een uitwerking voor gebiedsdelen, niet afgeleid van bestuurlijke grenzen (stadsdelen), maar van samenhangende opgaven die in delen van de stad worden herkend.

Voor de binnenstad en de gordels uit de 19e en 20e eeuw is het van belang te zoeken naar een optimale balans tussen de verschillende functies in de binnenstad en de gordels daaromheen. Het fijnmazige, historische karakter stelt daarbij voorwaarden aan de schaal van bebouwing en functies. Het openbare leven stelt voorwaarden aan functiemenging en de inrichting en het beheer van de openbare ruimte.

Visie op de binnenstad

De binnenstad moet op lange termijn een gebied blijven met een mix van functies, ongeveer zoals dat nu het geval is. Het streven is om het vloeroppervlak van de verschillende soorten functies ongeveer te handhaven op het huidige niveau, zodat er ook in de toekomst internationale (culturele) instellingen, kleinschalige gespecialiseerde voorzieningen, onderwijs, kantoren en bedrijven et cetera in de binnenstad zijn. Op de IJ-oevers, maar ook in goed bereikbare zones buiten de binnenstad wordt alternatieve ruimte geboden aan grootschalige centrumfuncties, toeristische voorzieningen en gemengde woonmilieus in hoge dichtheden. De binnenstad en de gordels daaromheen hebben baat bij investeringen in de kwaliteit van de openbare ruimte, water en groen, met onder andere 'postzegelparken' en binnentuinen. Het fietsnetwerk wordt verbeterd door kwaliteitsverhoging in uitvoering en onderhoud. De bereikbaarheid per openbaar vervoer wordt verbeterd met uitbreidingen van het metro- en sneltramnetwerk. De nota Bereikbaarheid beschrijft een scala aan instrumenten, zoals het verschuiven van maaiveldparkeerplaatsen naar parkeergarages, om de doelstellingen ten aanzien van de bereikbaarheid van de binnenstad te behouden en te verbeteren.

2.2.2 Ontwerp Structuurvisie "Amsterdam 2040 economisch sterk en duurzaam"

Ambitie en visie

Een nieuwe structuurvisie (2011-2016) is in voorbereiding. De centrale ambitie van de structuurvisie is: “Amsterdam ontwikkelt zich verder als kernstad van een internationaal concurrerende, duurzame, Europese metropool.”

Om economisch sterk en duurzaam te zijn en Amsterdam en de regio verder te kunnen ontwikkelen als internationaal concurrerende, duurzame, Europese metropool slaat Amsterdam de volgende richting in:

  • Intensiever gebruik bestaande stad, openhouden van landschap

Intensivering van het grondgebruik in de stad biedt tal van mensen woon- en werkruimte. Het betekent extra draagvlak voor voorzieningen, extra investeringen in de openbare ruimte, efficiënter omgaan met energie en vervoer en er hoeft minder landschap te worden aangetast.

Het betekent ook een grotere mix van wonen en werken waarbij kansrijke economische sectoren de ruimte krijgen. Ook wordt er ruimte geboden aan de groei van voorzieningen in de zogenaamde stadsstraten.

  • Systeemsprong regionaal openbaar vervoer
  • Hoogwaardiger inrichting openbare ruimte
  • Investeren in recreatief gebruik groen en water
  • Amsterdam maakt zich op voor het postfossiele brandstoftijdperk
  • Olympische Spelen Amsterdam 2028

De structuurvisie geeft de zeven nieuwe stadsdelen richting mee. Enerzijds gaat het om ruimtelijke problematiek en ingrepen die over stadsdeel- en soms gemeentegrenzen heen gaan, anderzijds gaat het om een programmatische richting. Dit laatste betekent dat de stadsdelen een pakket meekrijgen dat door het stadsdeel verder moet worden uitgevoerd. Het gaat om een woningbouwopgave, bescherming van een aantal bedrijventerreinen, aanpak van verbindingen of het reserveren van tracés voor verbindingen, investeringen voor intensiever gebruik van parken etc.

Voor stadsdeel Centrum

Voor stadsdeel Centrum is de uitrol van de binnenstad de centrale richting naar 2040. Meer nog dan in het verleden vormt het centrum het kerngebied voor de gehele metropoolregio, wat zal leiden tot een verdere stijging van het aantal bezoekers. Het centrum als het kloppend hart van de metropool. De projecten bestaan vooral uit investeringen in de publieke ruimte en infrastructuur. Hiermee wordt het centrumkarakter versterkt en het centrumgebied vergroot, zodat sprake kan zijn van meer spreiding van de bezoekers. In het komend decennium is het Centraal Station en haar omgeving sterk in ontwikkeling. Gekoppeld aan de Noord/Zuidlijn draagt dit belangrijke knooppunt zowel bij aan de uitrol van de binnenstad, als aan de ontwikkeling van het Waterfront en de Zuidflank. In de periode tot 2020 krijgen de stadsstraten en –pleinen een zwaarder accent. Zij geleiden, respectievelijk accentueren de uitrol van de binnenstad. Daarbij hoort een minder dominante plek van de geparkeerde auto op straat ten gunste van de verblijfsruimte en de ruimte voor lopen, fiets en openbaar vervoer. Deze ontwikkeling is vaak maatwerk en zet zich na 2020 door. Cruciaal in de uitrol van het centrumgebied zijn ook het wegnemen van barrières of het verbeteren van de inrichting van de binnenring (Marnixstraat – Sarphatistraat). Een andere belangrijke ontwikkeling in het centrum is de Rode Loper. Deze ingreep is groter is dan de locatie op zichzelf; het is een cruciale ontwikkeling op het schaalniveau van de metropool Amsterdam, die het komende decennium grotendeels gelijk oploopt met de realisatie van de Noord/Zuidlijn maar ook een sterk verband heeft met het project 1012. Voor het stadshart wordt de verkeerscirculatie heroverwogen. In de periode tot 2020 zal verder invulling worden gegeven aan het beleid dat ingezet is met betrekking tot de auto en de stad. In toenemende mate kan dit (na 2020) leiden tot parkeren in (ondergronds) gebouwde voorzieningen. De fasering zal sterk afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van middelen die grotendeels afkomstig zullen zijn uit inkomsten van betaald parkeren. Bij de verbeteringen van de alternatieven fiets en openbaar vervoer is er een afhankelijkheid van middelen van de Stadsregio. Verbeteringen in het openbaar vervoer die leiden tot gunstiger exploitatieresultaten kunnen zich deels zelf financieren.

Ontwikkelingsstrategie

Belangrijke elementen in de ontwikkelingsstrategie zijn het opstellen van bestemmingsplannen die de versterking van het centrumkarakter mogelijk maken en het faciliteren en activeren van de partijen die vorm geven aan die ontwikkeling. Kenmerkend voor het gebied zijn de historische waarde (met mogelijk een UNESCO notering) en de grote hoeveelheid en diversiteit aan (kleinschalige) particuliere initiatieven. De eerste vergt vooral bescherming, terwijl het tweede element vraagt om flexibiliteit. Optimale flexibiliteit binnen de grenzen van de historische waarde dus. Het aantal te betrekken partijen is daarom groot. Particuliere initiatieven zijn nodig, zoals zittende en nieuwe ondernemers die investeren in het centrum, zeker op plekken die de uitrol van de binnenstad versterken. Ook met belangenorganisaties dient synergie te worden gezocht, zoals met beschermers van de cultuurhistorische waarde van de binnenstad. Strategische aankopen zijn soms nodig om een doorbraak te forceren wanneer zittende partijen de beoogde kwaliteitsverbetering in de weg staan. Verder kunnen kwaliteitsverbeteringen worden gecombineerd met investeringen in groot onderhoud.

Programma

Het programma in stadsdeel Centrum wordt gedomineerd door ingrepen in de openbare ruimte, met de eerste tien jaar nog concentratie op het gebied rondom het Centraal Station, Project 1012, het Leidseplein en Plantage aan de Amstel (als onderdeel van Wibaut aan de Amstel). Afmaken is hier het devies. Voor het Oosterdoks- en Westerdokseiland geldt hetzelfde. Op deze locaties is nog een kantorenprogramma van ruim 100.000 m² opgenomen waaraan deels al wordt gewerkt. Herontwikkeling ten behoeve van bedrijvigheid en wonen is in dit stadsdeel aan de orde op het voormalige Storkterrein (Oostenburg). Toevoeging van woningen is in stadsdeel Centrum verhoudingsgewijs beperkt. Op langere termijn zijn ontwikkelingen mogelijk op het Marine-etablissement. Het meest voor de hand ligt hier een invulling als gemengd stedelijk gebied met voor een deel behoud van open ruimte voor nautische en specifieke culturele evenementen. Een en ander is uiteraard afhankelijk van de plannen van de huidige gebruiker van de plek.

2.3 Beleidsnota's Provincie Noord-holland

Op provinciaal niveau kan onder andere worden gedacht aan het Streekplan. Het streekplan voor het zuidelijke deel van de provincie Noord-Holland omvat de regio's Gooi en Vechtstreek, Amstel- en Meerlanden, Zuid-Kennemerland, IJmond, Zaanstreek, Waterland en het grondgebied van Amsterdam. Eén streekplan voor dit hele gebied is belangrijk, omdat er in dit gebied een duidelijke ruimtelijke samenhang bestaat. Het streekplan formuleert in de vorm van zeven opgaven de algemene hoofdlijnen van het provinciaal beleid. Deze opgaven betreffen ruimte voor water, de ontwikkeling van waardevolle landschappen, een bereikbare netwerkstad, ruimte voor wonen, ruimte voor werken, een economische bestaansbasis voor de landbouw en behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden. Het streekplan is op 17 februari 2003 door de Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld en op 19 november en 17 december 2007 geactualiseerd.

Met het van kracht worden van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening zijn de beide streekplannen vervallen. Daarom heeft de provincie een structuurvisie opgesteld.
Inmiddels is deze Structuurvisie 2040 door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Vaststelling door provinciale staten is gepland in de tweede helft van mei 2010.
In de structuurvisie staat het ruimtelijke beleid van de provincie Noord-Holland voor 2040. Anders dan bij de ‘oude’ streekplannen, omschrijft de provincie in de structuurvisie de provinciale belangen. Bij elk van deze belangen kiest de provincie haar rol en inzet van bijbehorende instrumenten. Onderdeel van de structuurvisie is een uitvoeringsprogramma. De provincie moet voor elk belang aangeven hoe zij het wil uitvoeren.

2.4 Beleidsnota's Rijksoverheid

Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. Deze zijn versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van ruimtelijke waarden en borging van veiligheid. In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. De Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal hebben ingestemd met de nota op respectievelijk 17 mei 2005 en 17 januari 2006. Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden.

Nota Mobiliteit

De Nota Mobiliteit is een uitwerking van de Nota Ruimte en is gepresenteerd in september 2005. De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid zijn essentieel om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. Deze Nota Mobiliteit geeft aan op welke wijze het kabinet dit wil doen.

Nationaal Waterplan

Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het beleid van het Nationaal Waterplan is gericht op:

  1. 1. een goede bescherming tegen overstroming;
  2. 2. het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte;
  3. 3. het bereiken van een goede waterkwaliteit;
  4. 4. het veiligstellen van strategische watervoorraden.

Binnen de gemeente Amsterdam is het algemene beleid voor de waterhuishouding, waaronder naast het grondwater ook de verwerking van schoon- en vuilwater wordt begrepen, beschreven in het Waterplan Amsterdam. In hoofdstuk 9 van het bestemmingsplan wordt hieraan uitgebreid aandacht besteed. Het beheer van het water in de Amsterdamse binnenstad is in handen van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Waternet is de uitvoerende dienst voor dit Hoogheemraadschap, alsmede voor de gemeente Amsterdam.

3 Historische Ontwikkeling

3.1 De Plaats Van De Oostelijke Binnenstad Binnen De Vierde Uitleg

Het gebied van het bestemmingsplan Oostelijke binnenstad maakt integraal deel uit van de zeventiende-eeuwse grachtengordel. Meer precies van de tweede fase van de zeventiende-eeuwse stadsuitbreiding, de zogenoemde Vierde uitleg, globaal in ontwikkeling vanaf het midden van de zeventiende eeuw. De eerste fase van de stadsuitbreiding, tot aan de Leidsegracht, had als beginpunt 1613. In 1659 werden de Oostelijke eilanden met de bijbehorende bolwerken aangelegd. Ook de pas voltooide Nieuwe Vaart behoorde tot dit bedrijventerrein. Een jaar later werd besloten tot het doortrekken en koppelen van de bestaande vestingwerken, waardoor de beroemde vorm van een halve cirkel rondom de oude binnenstad ontstond. Deze vorm zou Amsterdam tot circa 1870 behouden.

Het bestemmingsplangebied is op basis van stedenbouwkundige karakteristieken, die zijn terug te voeren op formeel-historische factoren, onder te verdelen in een viertal deelgebieden:

  1. 1. De fortificaties (Singelgrachtzone): de bolwerken, in onbruik vanaf de late 18eeeuw, gesloopt in de 19e eeuw;
  2. 2. De Grachtengordel en de Kadijken: wonen en werken, vanaf 1660 hoge bouwactiviteiten, maar al snel stagnatie;
  3. 3. De Plantage: het wonen als lateinvulling van de tuinen, 19e eeuw;
  4. 4. Weesperstraat en Roeterseiland: systeembreuken (ingrijpende veranderingen in de structuur), 20e eeuw.

3.2 De Structuur Van De Grachtengordel

Binnen de grachtengordel is sprake van functionele en sociale gelaagdheid. Kenmerkend is de afnemende rijkdom, van binnen (dicht bij de oude stad) naar buiten (dicht bij de stadswallen). De exclusieve woonfunctie verschiet naar buiten toe steeds meer van kleur. De Herengracht is exclusief wonen. De Prinsengracht staat bekend als de 'werkgracht': aanmeren van kleine vrachtschepen, herenhuizen naast pakhuizen. Nog meer naar buiten is de werkfunctie zelfs overheersend. Een meer genuanceerd statusverschil - binnen de 'ringen' - komt naar voren in de onderverdeling tussen hoofdgracht en achterstraat (diensten). Tot slot hebben ook de radialen een specifieke status (winkels, ambachten). De statusverschillen komen duidelijk tot uitdrukking in de verkaveling (en de prijzen) van het bouwblok.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0002.jpg"

De structuur van de Vierde uitleg

In de eerste fase van de grachtengordel (1613) is de uitwerking een relatief smalle binnenring met drie hoofdgrachten op stand en een brede buitenring wonen-werken (de Jordaan) ten behoeve van de minder welgestelden. In de tweede fase is de binnenring van de hoofdgrachten optisch iets verbreed omdat de bouwblokken aan de Prinsengracht even zijde in de lengterichting van de gracht zijn uitgezet, in plaats van in de breedterichting zoals in de Jordaan (nota bene in een schuine hoek). Mede hierdoor, maar ook door het tracé van de vestingwerken is in de Vierde uitleg het werkgebied van de buitenring (Noortse Bos, Weteringbuurt) versmald. Een vergelijkbare smalle buitenring met werkfunctie is aan de overzijde van de Amstel - vanaf de Stadstimmertuinen naar het Roeterseiland - waarneembaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0003.jpg"

De structuur van de Vierde uitleg binnen het plangebied uit circa 1660, met rood de wegen en voormalige wagenpleinen en blauw de waterwegen

Bij de Vierde uitleg werden ook bedrijventerreinen ten behoeve van de haven en havengebonden activiteiten (scheepsbouw) bestemd: de oostelijke en de westelijke eilanden. Van deze eilanden valt het Kadijkseiland binnen het plangebied. Al deze eilanden zijn op vergelijkbare wijze ingericht: een centrale as met woonhuisbebouwing en aan weerszijden, aan het water, de bedrijvigheid.

Ook op de bolwerken zelf was economische bedrijvigheid: vanwege de windvang waren hier de molens. Doordat de defensieve functie van de bolwerken in onbruik raakte werd deze uiterste buitenring in de negentiende eeuw meer en meer een restgebied, waar alle denkbare functies een plek kregen.

De systematiek en de hiërarchische structuur van de Vierde uitleg zijn binnen het gebied van het bestemmingsplan goed afleesbaar (zie afbeelding 2), met één grote en twee kleinere uitzonderingen. De grote uitzondering betreft de Plantagebuurt - een late invulling binnen de structuur – andere uitzonderingen zijn het Roeterseiland en de Weesperstraat, afwijkingen ten opzichte van de structuur.

3.3 De Verkaveling Van Het Bouwblok Binnen De Vierde Uitleg

Het gesloten bouwblok is de bouwsteen waaruit de Vierde uitleg is opgebouwd. De verkaveling van het bouwblok volgt de hiërarchie van de hoofdgrachten, achterstraten, radialen en de straten met een overwegend gemengde functie wonen-werken. De kavels aan de gracht zijn diep, die aan de achterstraat (waar vaak koetshuizen stonden) ondiep. Aan de radialen zijn de kavels net wat ruimer opgezet dan aan de achterstraat. Binnen het plangebied is de radiale Weesperstraat geheel uitgebroken, waardoor hier dat onderscheid niet meer zichtbaar is. Ook aan de buitenrand van het plangebied is de structuur verwaterd omdat daar de oorspronkelijke werk- (en defensieve) functie plaats heeft gemaakt voor wonen en bijzondere functies. De verkaveling van de negentiende-eeuwse woonblokken aan deze rand sluit echter wel weer aan op de systematiek van de Vierde uitleg. Min of meer hetzelfde geldt voor de Plantagebuurt, terwijl binnen het Roeterseiland en de Weesperstraat de systematiek in verkaveling en in bebouwing geheel is losgelaten.

3.4 Structuur En Verkaveling Van Vier Deelgebieden

Zoals hierboven opgemerkt volgen de structuur en de bouwblokverkaveling binnen het bestemmingsplangebied de karakteristieken van de Vierde uitleg. Toch zijn er wel specifieke kenmerken aanwijsbaar. Deze worden per samenhangend deelgebied hieronder behandeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0004.jpg"

Vier deelgebieden met paars de Singelgrachtzone, rood de grachtengordel en de Kadijken, groen de Plantage, zwart de Weesperstraat en rood gearceerd de Weesperstraat en het Roeterseiland

3.4.1 De fortificaties (Singelgrachtzone)

Structuur

De vestingwerken binnen het bestemmingsplangebied werden na het in onbruik raken van de defensieve stellingen in eerste instantie getransformeerd in een wandelpark. Later - in de negentiende eeuw - werden de bolwerken genormaliseerd (vergraven, aangeplempt) ten behoeve van nieuwe functies: voornamelijk (opnieuw) militair van aard. Deze nieuwe militaire functie had echter niet zo zeer een relatie met de oude bolwerken, als wel met de hypermoderne Stelling van Amsterdam. Amsterdam was de stelling die in geval van oorlog het langst stand zou moeten houden. Het idee was dat vanuit de stad de forten van de Stelling, maar ook de forten van andere linies bevoorraad zouden worden en dat deze centrale voorraadmagazijnen nergens anders in Nederland zo goed beveiligd zouden zijn. Behalve de militaire functie, kregen de bolwerken een medische zorgfunctie: het Emma kinderziekenhuis, de Kliniek voor Ooglijders (achter het ziekenhuis) en het Militair Hospitaal.

Het wonen in de Singelgrachtzone was een directe vertaling van het zeventiende-eeuwse gesloten hiërarchisch geordende bouwblok naar de negentiende eeuw. Ondanks deze nieuwe functies en de transformatie van de vestingwerken is de oude structuur nog herkenbaar in het slingerend verloop van de Singelgracht.

Verkaveling

De negentiende-eeuwse bouwblokken zijn weliswaar zeventiende-eeuws in structuur, maar de verkaveling is afgeleid van een eigentijdse ontwikkeling. Binnen Plan Sarphati worden de bouwblokken gekenmerkt door woningen op stand aan de boulevard (Sarphatistraat) én woningen op stand aan de achterzijde, aan het water (Singelgracht). Dit verklaart de regelmatige verkaveling. De scheiding loopt dan ook precies door het midden van de smalle bouwblokken.

3.4.2 De grachtengordel en de Kadijken

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0005.jpg"

Uitsnede stadsplattegrond Gerred de Broen begin achttiende eeuw, waarop duidelijk te zien is dat de woningbouw stagneert, terwijl de bouwblokken nog wel zijn uitgezet.

Structuur

De ontwikkeling van de grachtengordel verliep globaal van links naar rechts. De Amstel was daarbij geen harde scheidslijn, maar in de praktijk stagneerde de verkoop van de percelen aan de overkant. De gaten die open vielen werden gevuld door institutionele, al dan niet charitatieve instellingen en – geheel in lijn met de scheiding wonen en werken – grotere bedrijven richting buitenring. Bijzonder binnen het plangebied is dat hier in de buitenring een additionele gracht en sloot werd gegraven (Roeterssloot en Onbekende gracht). De vestiging van de Stadstimmertuinen en de Stadsschuitenmakerswerf aan de Amstel is exemplarisch voor deze ontwikkeling. Verder van de Amstel af waren de gaten die openvielen zo groot dat hier niet alleen aan de buitenrand bedrijven werden opgericht, maar uiteindelijk ook binnen de vlakken die eigenlijk bedoeld waren voor wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0006.jpg"

Atlas van Loman kaart buurt W 4-5

Echter, in structuur volgde de uitleg aan de overzijde van de Amstel de opbouw zoals die kenmerkend was binnen de hele grachtengordel. De indeling in hoofdgrachten, achterstraten en radialen was ook hier leidend. Vanaf het moment dat de industriële en andere bijzondere activiteiten gestaakt werden, werd het bouwblokkenraster, met uitzondering van het Roeterseiland, alsnog ingevuld.

Zoals hierboven geschetst behoren tot de systematische, structurele stadsuitbreiding van de zeventiende eeuw ook de scheepswerven, meer specifiek binnen het plangebied de Kadijken.

Het Kadijkseiland is een werkeiland voor de scheepsbouw en aanverwante industrie, net als de Oostelijke eilanden, niet haaks op, maar parallel aan de Nieuwe Vaart. De structuur is te kenschetsen als een middenstrook met ondiepe gesloten bouwblokken met aan weerszijden – op het water georiënteerd – bedrijfsmatige zones. De strook wordt begrensd door de Hoogte Kadijk, zo genoemd omdat hier de nieuwe dijk werd aangelegd en de Laagte Kadijk. Het hoogteverschil is nog steeds sterk beleefbaar. De structuur van gesloten bouwblokken is echter aangetast.

Verkaveling

De consequent doorgevoerde verkavelingsprincipes van de grachtengordel komen heel duidelijk tot hun recht in het (keur)blok aan de Amstel, dat verder begrensd wordt door de Nieuwe Keizersgracht, de Weesperstraat en de Nieuwe Kerkstraat. Aan de hoofdgracht zijn de diepe percelen en aan de achterstraat de ondiepe. Aan de Amstel zijn de percelen echter ook diep omdat de rivier eenzelfde status heeft als een hoofdgracht. De radiale Weesperstraat is tweezijdig uitgebroken, maar bij de uitleg waren de kavels ongeveer even ondiep als aan de achterstraat, zij het gemiddeld wat breder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0007.jpg"

Atlas van Loman kaart Buurt W 1-3

Kadijkseiland

De verkaveling op het Kadijkseiland is aangetast, maar nog wel herkenbaar. In de middenstrook is de verkaveling kleinschalig en regelmatig binnen een gesloten bouwblok, aan de buitenrand is de verkaveling onregelmatig en grootschalig ingevuld: Veempakhuizen aan het Entrepotdok en werven aan de zijde van de Nieuwe Vaart. Aan de Hoogte Kadijk is de nuance dat aan de straatkant de verkaveling ook kleinschalig is en aan de waterzijde de grootschaliger, onregelmatiger verkaveling. Het regelmatig, 'symmetrisch' straatprofiel dat aldus is ontstaan, wordt plaatselijk doorbroken door de grootschaliger bebouwing.

3.4.3 De Plantage

Binnen de systematiek van de Vierde uitleg is de Plantagebuurt een variatie op een thema. De Vierde uitleg was geen succes in die zin dat de vraag naar bouwgrond was gestild. Omdat globaal in de richting van west naar oost werd gebouwd – aansluitend op de eerste fase – werd het meest oostelijke stuk, maar natuurlijk niet de kostbare werkeilanden, onttrokken aan de te bebouwen gronden. De afnemende bouwwoede, al merkbaar aan de westzijde van de Amstel, daalde naar een dieptepunt aan de overzijde, waar de contouren van de bouwblokken in het geheel niet uit de verf kwamen. Het lag dus voor de hand de volgende barrière, de Muidergracht, tevens scharnierpunt binnen de stadsuitleg, tot eindgrens van de woongrachten te bestempelen. Het gebied tussen de Muidergracht en de Rapenburgergracht (Entrepotdok) werd al snel opnieuw verkaveld, naar een ontwerp van stadsarchitect Jacob Bosch. Dezelfde Bosch had even tevoren (1681) nog een tekening gemaakt voor de huidige Plantagebuurt met een meer reguliere bouwblokkenstructuur, echter met meer achterstraten (met andere woorden, meer armoedige, ondiepe bouwblokken) en de grachten doorgetrokken.

De nieuwe verkaveling was niet op bouwen maar op verbouwen gericht: tuinen voor moes en vooral voor aangenaam verpozen. De tamelijk brede stroken werden van rooilijn tot rooilijn uitgezet, verdeeld over 15 perken. Ontwatering was vanwege het agrarisch gebruik minder noodzakelijk. Slechts één gracht werd doorgetrokken, de Prinsengracht ten behoeve van verkeer en vervoer, een functie die deze gracht ook in de andere delen van de gordel heeft. De doorgetrokken Prinsengracht in de Plantagebuurt is dan ook nooit een woongracht geweest of geworden.

De belangrijkste route over land vanaf de oude stad naar de Plantage was het tracé van de voormalige Sint Antoniesdijk, de huidige Plantage Middenlaan. Deze route stond in directe verbinding met de Muiderpoort. Vanuit deze structuur en de locatie van de brug is de knik in de Plantage Middenlaan te verklaren. De Hortus Botanicus, uit dezelfde tijd als de nieuwe verkaveling, volgt deze afschuining nauwgezet.

Opvallend is de groenstructuur van de Plantage, niet alleen particuliere tuinen, maar ook bomenlanen, de bosjes aan de kant van de Nieuwe Herengracht en de groene, pleinvormige verbreding van de Plantage Middenlaan bij de Muiderpoort. Het landelijke karakter van de plantage kwam ook tot uiting in de schelpenbestrating. Echter niet in de Plantage Middenlaan, die ook toen al een verkeersfunctie had.

De onderverdeling in perken in plaats van in bouwblokken - de variant binnen de grachtengordel - is de basis van de latere invulling, die geheel negentiende-eeuws is. Daarbij is de structuur nadrukkelijk niet overschreven, maar drie eeuwen na dato ingevuld, een unieke situatie in Amsterdam. Het besluit de perken te bebouwen werd in 1858 genomen. Niet alle perken, omdat al vanaf 1838 Artis gronden begon te verwerven. In totaal zouden acht van de 15 vakken door de dierentuin worden ingevuld, waarbij de Nieuwe Prinsengracht vergraven werd tot vijvers. Ook de parallelle dwarsstraat de Plantage Badlaan is nog vaag herkenbaar in Artis, in de rooilijn van het Etnografisch Museum (Zoölogisch Laboratorium). De Plantage Lepellaan is door de sloop van een aantal gebouwen binnen de structuur van Artis niet meer herkenbaar. Artis zelf is als structuur een landschappelijke parkaanleg met diverse deeltuinen, formeel, Japans en ook meer hedendaagse tuinontwerpen. Als structuur is Artis afwijkend, maar in groen karakter voegt de dierentuin zich naar de Plantagebuurt. Andere zelfstandige groenstructuren binnen de Plantagebuurt zijn het Wertheimpark en het Plantage Westermanplantsoen (waar ooit een beroemd Panoramagebouw heeft gestaan). Het park is op de plaats van de zeventiende-eeuwse bosjes, het plantsoen op de locatie van de voormalige (Prinsen)gracht. Aan de randen van de zeventiende-eeuwse structuur zijn typisch negentiende-eeuwse toevoegingen. Aan de Muidergracht is het een reeks universiteitsgebouwen en aan de noordelijke strook kwamen rangeerterreinen (nu parkeren). Het groene karakter aan de kant van de Nieuwe Herengracht is afgezwakt door de tennisbaan en ook het groene plein aan de kant van de Muidergracht is teloor gegaan. De tuinen zijn op diverse plaatsen inpandig bebouwd, zelfs met negentiende-eeuwse industriële bouwwerken (geheel tegen de wens van de gemeente werd hier na jaren touwtrekken en procederen een enorme diamantslijperij gevestigd). En tenslotte is de Plantage Middenlaan als vroeg voorbeeld van asfalttoepassing in Nederland allang niet landelijk meer te noemen. Maar desondanks is binnen de Vierde uitleg - op zich al tamelijk groen - de Plantage nog steeds de meest lommerrijke buurt van het centrum van Amsterdam.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0009.jpg"

Stadsplattegrond Gerred de Broen, begin achttiende eeuw en ter vergelijking de Atlas van Loman met een negentiende-eeuwse invulling van de perken

Verkaveling

Eén vak wordt in zijn geheel ingenomen door het Jacobsgesticht (1866), de overige vakken – met uitzondering van Artis - zijn verkaveld ten behoeve van woonhuizen. Omdat de doorgetrokken Prinsengracht nooit op stand is geweest, is de verkaveling niet vanuit de gracht uitgezet, maar haaks op de Muidergracht en de Rapenburgergracht. De onregelmatige buitenranden zijn aan de Singelkant opgelost in Artis (met uitzondering van een klein driehoekig blok) en aan de andere kant in de Hortus en het Wertheimpark.

De tuinen waren oorspronkelijk breed en diep van rooilijn tot rooilijn. Aan de zeer zeldzaam overgebleven bebouwing binnen deze unieke structuur van voor de 19de-eeuwse invulling is de historische verkaveling nog herkenbaar: de twee Artishuisjes Welgelegen en Weltevreden (eentje nog deels van hout) en Plantage Middenlaan 46. De herkenbaarheid wordt vergroot door de ontsluiting, onder het huidige maaiveldniveau (in tegenstelling tot de rest van de Vierde uitleg was de Plantage niet opgehoogd). In de huidige bebouwing is de historische verkaveling voornamelijk herkenbaar aan de breedte van de kavels. De ruime breedtemaat leende zich uitstekend voor de wat chiquere woonhuizen. Maar ook werden grote tuinkavels van rooilijn tot rooilijn opgedeeld in kleinere eenheden.

Binnen de nieuwe negentiende-eeuwse herverkaveling zijn nog dezelfde uitgangspunten als in de zeventiende eeuw herkenbaar: Brede, diepe kavels aan de hoofdstraat (de Plantage Middenlaan), iets minder breed, of minder diep maar met achtertuin aan de minder belangrijke (achter) straat (waarbij het ene bouwblok anders is georganiseerd dan het andere) en ondiep zonder noemenswaardige achtertuin in de nog minder belangrijke straat. In het geval van de Plantagebuurt zijn de minst belangrijke straten de dwarsstraten, niet de achterstraten omdat deze van origine ook aan het water waren gesitueerd of voorzien waren van een voortuin. De voortuinen in de Henri Polaklaan zijn weer een direct gevolg van de zeventiende-eeuwse laanstructuur in de Plantage, waarbij alle lanen even breed waren (100 Amsterdamse voet = 28,3 meter). Waar de Plantage Middenlaan zich ontwikkelde tot verkeersader, daar werd in de Henri Polaklaan het brede profiel gedeeltelijk groen ingevuld.

Een bijzonderheid in de Plantagebuurt, niet onbekend in de negentiende-eeuwse Ring, maar minder gewoon in de grachtengordel is de seriematige bebouwing, binnen reeksen identieke kavels. Meer specifiek, seriematig gebouwde herenhuizen. Deze seriebouw is het gevolg van het besluit in 1858 de grond als bouwgrond uit te geven, hetgeen speculatie in de hand werkte. Daarnaast zijn er ook individuele kavels met herenhuizen en een enkele stadsvilla.

3.4.4 Weesperstraat en Roeterseiland

Binnen de ijzeren systematiek van de verkaveling binnen de Vierde uitleg en de afgeleide structuur van de Plantagebuurt zijn diverse, historisch verklaarbare uitzonderingen. Echter twee deelgebieden of structuren vormen een contrast met dit fijnmazig verkaveld stedelijk weefsel en zijn meer ontworpen vanuit de gedachte van Amsterdam als metropool: de as Weesperstraat-Wibautstraat en het Roeterseiland. Strikt genomen zijn het geen nieuwe structuren, die de oude structuren hebben overschreven, maar de ingreep is dermate destructief en verstorend geweest dat een afzonderlijke behandeling op zijn plaats is.

Weesperstraat

De Weesperstraat is van oudsher een stadsradiaal, uitkomend op - ook hier - een wagenplein, met de Weesperpoort, gericht op de uitgaande route richting Weesp, als blikvanger. Het beeld was eind negentiende eeuw sterk vergelijkbaar met dat van de Utrechtsestraat, een levendige winkelstraat. Op de plaats van de poort (Rhijnspoorplein) kwam het Weesperpoortstation, gericht op Utrecht-Arnhem. Met de verplaatsing van het station naar het Amstelstation in 1939 werd de weg letterlijk vrij gemaakt voor een moderne verkeersader, de Wibautstraat. Deze werd aangelegd op de plaats van het spoor met in het verlengde, richting centrum, de Weesperstraat, in aansluiting op de noordelijke tangent richting Haarlem. De oorspronkelijk smalle Weesperstraat (exact even breed als de Nieuwe Kerkstraat) werd daartoe in de jaren zestig van de twintigste eeuw als het ware uitgebaggerd. De hiermee gepaard gaande sanering (kelder- en krotbewoning, de Hulpbank van Lening op loopafstand) betekende de sloop van vele monumentale woonhuizen. Ook de broodfabriek Ceres, bekend van de vroege betontoepassing, op de hoek van de Nieuwe Prinsengracht legde het loodje. Met de verbreding van de Weesperstraat, in tegenstelling tot de Vijzelstraat door middel van tweezijdige sloop, deed ook de grootschaligheid haar intrede. De tweezijdige bebouwing met grootschalige nieuwbouw heeft geleid tot regelmatig, symmetrisch profiel met een grootstedelijke uitstraling. De conceptuele uitwerking in de rooilijn is plaatselijk echter minder sterk (arcade, voorplein).

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0010.png"

De oude Weesperstraat, met in lichtgrijs broodfabriek Ceres. De bruggen waren nog eenvoudige ophaalbruggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0011.png"

Weesperstraat hoek Nieuwe Kerkstraat, ter hoogte van nummers 68-70, 1903

Verkaveling

De systematische ordening van het bouwblok veranderde met de introductie van grootschalige kantoorgebouwen radicaal: het onderscheid tussen hoofdgracht, achtergracht en radiaal in parcellering werd letterlijk ruw doorbroken. De bebouwing aan de Weesperstraat bestaat uit kolossale bouwwerken, die de hele kopse kant van het bouwblok innemen, of zelfs twee tegelijk. Het overbouwen van de Nieuwe Kerkstraat is daar een treffend voorbeeld van. De lengterichting van alle bouwwerken aan weerszijden van de straat geeft een geheel andere dynamiek dan de aaneenschakeling van kopse kanten, onderverdeeld in kleinschalige, smalle kavels.

Roeterseiland

Het complex van het Roeterseiland is meer dan de Weesperstraat als een overschrijving te beschouwen. De oorspronkelijk gedachte bouwblokverkaveling zoals nog te zien op de kaart van Jacob Bosch van 1681 is nooit uitgevoerd. Diverse andere functies vulden het vacuüm. De traditionele bedrijvigheid aan de buitenring, op de kaart van Bosch aan weerszijden van een sloot gesitueerd, schoof op naar het noorden. In de negentiende eeuw groeide het Roeterseiland uit tot bedrijventerrein, met onder andere de nu nog bestaande diamantslijperij. Met het verdwijnen van de industrie ontstond een nieuw vacuüm, dat gevuld werd door de Universiteit van Amsterdam, al sterk vertegenwoordigd in de Plantagebuurt. De stapsgewijze ingebruikname van het terrein door de universiteit ging gepaard met schaalvergroting en sloop van zowel de industriële bebouwing als de universitaire bebouwing van de eerste generatie. Ook de eenvoudige woonhuisbebouwing aan de industriële sloot werd gesloopt, de sloot zelf tenslotte gedempt. Hiervoor in de plaats kwam een strook burgerhuizen (etagewoningen op stand) in aansluiting op de Singelgracht en de Sarphatistraat. De universitaire bebouwing van de laatste generatie betekende een definitief afscheid van het gesloten bouwblok. Genoemde ingrepen hebben ter plaatse de systematiek van de grachtengordel geheel genegeerd.Ook de industriële geschiedenis vormde geen aanknopingspunt voor de grootschalige nieuwbouw die hier plaatsvond. Wat nog wel herinnert aan de structuur van de Vierde uitleg is de loop van de grachten.

Verkaveling

De verkaveling van de burgerhuizen is typologisch verwant aan de verkaveling van de grachtengordel, maar georiënteerd op een negentiende-eeuwse boulevard aan de buitenrand, niet op een zeventiende-eeuwse hoofdgracht. Op de overige bebouwing is het verkavelingsprincipe niet van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0012.png"

Nieuwe Achtergracht, bij de Stadstimmertuin. Gezien vanaf de Ongekende Gracht. C.L. Hansen 1815, Stadsarchief Amsterdam

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0013.png"

Stadsschuitenmakerswerf gezien in westelijke richting naar de achterhuizen van de Amstel (bij de Stadstimmertuin tussen Weesperplein, Sarphatistraat, Amstel en Nieuwe Achtergracht). J.M.A. Rieke 1894. Stadsarchief Amsterdam

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0014.png"

Stadstimmertuin tussen Weesperplein en Amstel, J.M.A. Rieke 1893. Stadsarchief Amsterdam.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0015.png"

Nieuwe Keizersgracht 72-74 - Weesperstraat, gezien in zuidelijke richting. Stadsarchief Amsterdam

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0016.png"

De Weesperstraat 99-129 in ZO richting. Nieuwe Prinsengracht 32 (r) en 36 (l). Stadsarchief Amsterdam.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0017.png"

Weesperstraat 3-49 vanaf gebouw Ceres, Nieuwe Prinsengracht 53-63, gezien in noordelijke richting. Stadsarchief Amsterdam

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0018.png"

Situatiekaart van de af te breken bebouwing Weesperplein 2-18 en de te verleggen rooilijn. Midden onder de Voormalige Stadstimmertuinen, links de Nieuwe Achtergracht, rechts de Sarphatistraat en boven het Weesperplein. De kaart toont de tot 1908 bestaande parcellering en de nieuwe rooilijn die verder op het plein komt te liggen. Juni 1908, H.M.J. Misset (tekenaar). Stadsarchief Amsterdam.

4 Ruimtelijke Beschrijving

4.1 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied ligt aan de oostkant van de binnenstad en kan worden onderverdeeld in vier deelgebieden: de Weesperbuurt, de Plantage, de Kadijken en de Singelgrachtzone. Het gebied wordt begrensd door de Amstel, de Nieuwe Herengracht, de Nieuwe Vaart en de Singelgracht. In de buurt komen verschillende functies voor, zoals woningen, kantoren, maatschappelijke instellingen en onderwijs.

4.2 De Deelgebieden

4.2.1 De Weesperbuurt

De Weesperbuurt vormt de laatste uitbreiding van de grachtengordel en is de enige voortzetting van de gordel ten oosten van de Amstel. De ruimtelijke opbouw van dit gebied verschilt van de rest van de grachtengordel en wordt gekenmerkt door meer openheid. Doordat de grond in dit gebied goedkoper was, zijn er veel instellingen en gebouwen ten behoeve van sociale zorg terechtgekomen. Het plangebied biedt o.a. ruimte aan de Universiteit van Amsterdam, het theater Carré, het Amstelhotel, het museum de Hermitage en het Dr. Sarphatihuis.

De zone tussen de Nieuwe Achtergracht en de Singelgrachtzone heeft een ander karakter door haar oorsprong als werkgebied. Dit gebied wordt gekenmerkt door een relatief groot aandeel nieuwbouw. De grootste verandering betreft de transformatie van de Weesperstraat als resultaat van de aanleg van de metro en grootschalige verkeersdoorbraken. Er zijn in de Weesperbuurt drie ruimtelijke hoofdeenheden te onderscheiden: de grachten, de Weesperstraat en het Roeterseiland.

De grachten

Hoofdstructuur

De Nieuwe Herengracht, de Nieuwe Keizersgracht en de Nieuwe Prinsengracht vormen de voortzetting van de grachtenstructuur. Evenwijdig aan de grachten lopen de smalle binnenstraten. Alleen de Nieuwe Kerkstraat vormt een doorlopende route van het gebied ten westen van de Amstel naar de Plantagebuurt, de overige straten zoals de Lepelstraat en de Valckenierstraat worden onderbroken en eindigen in binnenterreinen.

Bouwblokken

De bebouwing is gegroepeerd in gesloten bouwblokken. De bebouwing dateert grotendeels uit de 18e en de 19e eeuw met een relatief groot aandeel grote vrijstaande gebouwen. De binnenterreinen zijn niet heel dicht bebouwd, met uitzondering van het binnenterrein tussen de Nieuwe Achtergracht en de Valckenierstraat. De Nieuwe Achtergracht verschilt van de overige grachten in het deelgebied door het gesloten karakter aan beide uiteinden. Tussen het Hortusplantsoen, de Nieuwe Keizersgracht en de Weesperstraat en tussen de Nieuwe Keizersgracht, de Amstel, de Nieuwe Kerkstraat en de Weesperstraat bevinden zich twee bouwblokken met keurtuinen.

Bebouwing

In het noordelijk deel van de Weesperbuurt zijn vooral wat oudere grachtenpanden aanwezig; ten zuiden van de Nieuwe Prinsengracht wordt het stadsbeeld vooral bepaald door negentiende-eeuwse woningbouw in ensembles. De gemiddelde bouwhoogte is 16 meter (vijf bouwlagen). Kenmerkend voor de Weesperbuurt is het grote aantal zorginstellingen in grote gebouwen, de vele kantoor- en bedrijfsgebouwen en de herenhuizen die vaak als ensemble zijn gebouwd. De zone langs de Amstel wordt gekenmerkt door de afwisseling van geparcelleerde grachtenpanden en grote bijzondere gebouwen, zoals museum de Hermitage en het theater Carré. De Hermitage maakt deel uit van een bouwblok dat uit vrijstaande gebouwen bestaat; het theater Carré is in het bouwblok geïntegreerd; het Amstel Hotel is vrijstaand gesitueerd en is alzijdig georiënteerd. Op het binnenterrein tussen de Nieuwe Prinsengracht en de Nieuwe Achtergracht is de Dr. E. Boekmanschool gesitueerd met een kenmerkende ronde vorm.

Openbare ruimte

De openbare ruimte wordt voor een groot deel bepaald door de oorspronkelijke grachtenstructuur. In de huidige situatie bestaat het straatprofiel uit de stoep, de rijweg en schuin op de rijweg geplaatste parkeerplaatsen. De bomenrijen markeren de overgang naar het water. Er is verder weinig openbaar groen aanwezig. Het Prof. Tulpplein functioneert als het voorplein van het Amstelhotel. Aan de Lepelkruisstraat en aan de Voormalige Stadstimmertuin zijn speelterreinen aangelegd.
De Weesperbuurt heeft een ruime opzet door de aanwezigheid van brede straten en veel water. De verblijfsruimte is echter beperkt omdat een groot deel van de openbare ruimte in beslag wordt genomen door het verkeer.

Weesperstraat

Hoofdstructuur

De Weesperstraat, met grootschalige bebouwing en een breed straatprofiel, vormt een ruimtelijke barrière in het gebied. Het naoorlogse moderniseringsproject betekende een drastische ingreep in de ruimtelijke structuur van de binnenstad en een inbreuk op de systematiek van de grachtengordel. De aanleg van de metro heeft geleid tot sloop van alle bebouwing langs de Weesperstraat.

Bouwblokken en bebouwing

Alle nieuwbouw heeft de schaal van één wand van een voormalig bouwblok. Tussen de Nieuwe Keizersgracht en de Nieuwe Prinsengracht is het blok over de Nieuwe Kerkstraat heen gebouwd. Dit gebouw heeft de maat van twee wanden van bouwblokken. De kantoorbebouwing van de Weesperstraat heeft voor de Weesperbuurt een uitzonderlijke hoogte van zeven tot tien bouwlagen met uitschieters naar twaalf bouwlagen ter hoogte van het Rhijnspoorplein en halverwege de Weesperstraat. De kwaliteit van de bebouwing is wisselend. De meeste bebouwing heeft een kantoorbestemming, uitgezonderd één gebouw bij de Nieuwe Herengracht met woningen.

Openbare ruimte

De Weesperstraat is in de eerste plaats een belangrijke verkeersader van de stad. De straat heeft geen verblijfskarakter. Ook de kantoorbebouwing, met weinig toegangen in de plint, draagt bij aan dit karakter. Onder de Weesperstraat loopt de metrobuis. Het metrostation Weesperplein ligt onder de kruising Weesperstraat-Sarphatistraat en fungeert als belangrijk overstapstation tussen metro en tram. Vanaf de straat loopt een zestal trappen naar de grote centrale toegangshal, die als een ondergrondse versie van het Weesperplein fungeert. De metro in- en uitgangen op het Weesperplein zijn gedateerd en dragen bij aan het onoverzichtelijk beeld van het plein.

Roeterseiland

Hoofdstructuur

Het Roeterseiland is één van de twee binnenstedelijke clusters van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Het universiteitscomplex is ontwikkeld op het voormalige werkgebied. Het complex vormt een zelfstandige enclave van bijzondere gebouwtypes, met woonbebouwing aan de kant van de Sarphatistraat. De Roetersstraat begint als een radiale straat ter hoogte van de Sarphatistraat en buigt af naar de Plantage Kerklaan om de radiale structuur van de grachtengordel te verbinden met de rechthoekige structuur van de Plantage. De oorspronkelijke grachtenstructuur is nog herkenbaar maar wordt gedomineerd door de naar binnen gekeerde bebouwing, die bovendien in vorm en hoogte afwijkt van de bebouwing in de omgeving.

Bouwblokken en bebouwing

Aan de kant van de Roetersstraat vormt de invulling uit 1990 een representatieve entree. De Nieuwe Achtergracht is overbouwd met een grootschalig, dwars op de gracht gelegen bouwvolume van tien bouwlagen. In het kader van het Masterplan uit 1997 zijn aan de kant van de Sarphatistraat en de Roetersstraat woningen en kantoren van zeven bouwlagen gebouwd. Een deel van de oorspronkelijke bebouwing van de Universiteit van Amsterdam heeft plaatsgemaakt voor de bouw van onder meer bedrijfsruimten en studentenwoningen aan de Sarphatistraat. Met deze ingreep is de structuur van de oude straatwand hersteld.

Openbare ruimte

Het complex van de UvA op het Roeterseiland heeft een introvert karakter, de kades zijn alleen overdag openbaar toegankelijk. Een fietsbrug gelegen over de Plantage Muidergracht verbindt het complex met de universiteitsgebouwen in de Plantagebuurt.

4.2.2 De Plantage

Hoofdstructuur

De Plantage bestond oorspronkelijk uit gelijkvormige tuinkavels. Deze tuinen zijn pas in de 19de eeuw bebouwd. De buurt ligt in het verlengde van de zeventiende-eeuwse grachtengordel, maar heeft een afwijkende stedenbouwkundige structuur. De radiale grachtengordelstructuur wordt beëindigd door de repeterende rechthoekige structuur van de Plantagebuurt, schuin geplaatst ten opzichte van de grachten. Door deze hoekverdraaiing is een driehoekig restgebied ontstaan tussen de Nieuwe Herengracht en de Plantage. Dit gebied is niet bebouwd en deels ingevuld door de Hortus Botanicus. Oorspronkelijk liep de Nieuwe Prinsengracht door; de huidige waterpartijen van Artis vormen restanten van deze gracht. Het gebied is geheeld omringd met water en is via de bruggen bereikbaar.

De belangrijke assen worden gevormd door de Plantage Middenlaan en de Plantage Kerklaan. Langs deze straten bevinden zich de belangrijke voorzieningen van deze buurt.

Bouwblokken

De stedenbouwkundige structuur wordt bepaald door een serie van 19e eeuwse gesloten bouwblokken. Deze blokken volgen het oorspronkelijke patroon van de tuinen. De bebouwing bestaat grotendeels uit grotere ensembles en seriebouw. De later toegevoegde appartementen aan de Plantage Doklaan voegen zich in dit systeem. Deze bebouwing is aan de kant van de Plantagekade 22 meter hoog. De bebouwing aan de Anne Frankstraat valt buiten de bestaande structuur en ligt in het verlengde van de groene strook met de Hortus, het Wertheimpark en sportterrein Swift. Het gebouw heeft een alzijdig karakter en een bouwhoogte van 16 meter, vergelijkbaar met de hoogte van de oorspronkelijke bouwblokken in de Plantagebuurt.

De randbebouwing van Artis volgt het stratenpatroon van de Plantage Middenlaan. Ook hier is de oorspronkelijke verkavelingsstructuur overeind gebleven omdat de bebouwing in de bestaande rooilijnen gerealiseerd is.

De strook tussen het water en straat van de Plantage Muidergracht was oorspronkelijk groen en openbaar toegankelijk. Gaandeweg is deze strook ingevuld met losse bebouwing. De laatste toevoeging bestaat uit twee woningwet woonblokken aan de zuidoost kant van de straat. Aan de kant van de Plantage Kerklaan is de strook afgemaakt door de uitbreiding van het B.C.P. Janseninstituut van de UvA. De strook vormt nu een gesloten wand van gebouwen met één zijde aan het water. Deze reeks gebouwen vormt een duidelijke rand van de Plantage en markeert de richtingsverdraaiing van de grachtenzone. Vanuit de Plantage belemmert de bebouwing echter de visuele relatie met de omgeving. De hoekverdraaiing is goed waarneembaar bij de overgang van de Plantagebuurt naar het Roeterseiland via de fietsbrug over de Plantage Muidergracht.

De oorspronkelijk met fabriekjes en bedrijven bebouwde binnenterreinen zijn ook nu nog voor een groot deel volgebouwd. De meeste verdichting heeft plaatsgevonden tussen de Plantage Doklaan en de Henri Polaklaan. Grote bouwvolumes van voormalige schoolgebouwen en het Verzetsmuseum domineren dit binnenterrein. In het bouwblok tussen de Plantage Muidergracht en de Plantage Middenlaan is een zelfstandig appartementengebouw gerealiseerd met entree via het binnenterrein. Meerdere binnenterreinen in de Plantagebuurt zijn via stegen en onderdoorgangen (semi)openbaar toegankelijk.

Bebouwing

De Plantage vertoont een vrij homogeen architectonisch beeld van min of meer rijk geornamenteerde woningbouw in grotere ensembles. Het aantal bouwlagen varieert van vier tot vijf bouwlagen. Kenmerkend voor de negentiende-eeuwse bebouwing is de grotere plasticiteit van de gevels met veelal uitstekende balkons. De bebouwing is in het algemeen rijk gedecoreerd en in wit pleisterwerk uitgevoerd. De gevels van de panden worden gekenmerkt door een symmetrische opbouw met veelal lijstgevels en venstersymmetrie. Mede door deze homogene structuur wordt de Plantage als een zelfstandig gebied in de stad ervaren. Naast ensemblebouw heeft de buurt ook een aantal stadsvilla's, met name aan de Plantage Middenlaan. Deze villa's zijn drie tot vier lagen hoog.

Halverwege de Plantage Middenlaan ligt het verzorgingscentrum Sint Jacob. De gebouwen uit de jaren zeventig vormen het grootste deel van het complex. Dit complex neemt het volledige oorspronkelijke blok in beslag.

In de Plantagebuurt zijn naast de blokbebouwing ook vrijstaande gebouwen te vinden. Deze gebouwen liggen vrij in de ruimte en zijn tweezijdig of alzijdig georiënteerd. Het zijn vooral de gebouwen van Artis aan de Plantage Middenlaan en de gebouwen van de UvA aan de Plantage Muidergracht.

Artis, Hortus en Wertheimpark

De dierentuin Artis vormt met ca. 1,2 miljoen bezoekers per jaar de belangrijkste trekker in de buurt. Het groene en parkachtige karakter van de oorspronkelijke Plantage is met de vestiging van Artis behouden. Artis neemt een aantal van de oorspronkelijke tuinblokken in beslag. In het groen zijn losse paviljoenachtige gebouwen te vinden. De breedtemaat van de monumentale hoofdbebouwing is gebaseerd op de oorspronkelijke blokmaat van de tuinen. De hoofdas met entree ligt in het verlengde van de Henri Polaklaan. Het verlengde van de Plantage Doklaan vormde oorspronkelijk de begrenzing van het terrein. Het terrein is in twee fasen uitgebreid op de plaats van het voormalige spooremplacement. Het huidige Artisterrein wordt begrensd door het Entrepotdok.

De Hortus Botanicus en het Wertheimpark liggen in een driehoek ontstaan door de hoekverdraaiing van de Plantagebuurt ten opzichte van de grachtengordel. De bebouwing van de Hortus volgt de rooilijn van de Plantage Middenlaan. De Oranjerie is een rijksmonument en huisvest een museumcafé met een buitenterras. Verspreid over het terrein zijn de Palmenkas, de Vlinderkas en de Drie Klimatenkas aanwezig. De laatste is een groot glazen gebouw. Aan de kant van het Hortusplantsoen wordt het terrein op een natuurlijke manier begrensd door water. Tegenover de Hortus Botanicus ligt de Hortus Overtuin, de voormalige kwekerij met een educatieve functie.

Het Wertheimpark is een park van ongeveer ¾ ha. Het is vernoemd naar de Amsterdamse ondernemer en filantroop Abraham Carel Wertheim (1832-1897). Het is het enige park binnen de grenzen van het stadsdeel Centrum. In het park bevindt zich een monumentale fontein uit 1898. Sinds 1993 is het Auschwitzmonument een belangrijk en gezichtsbepalend onderdeel van het park.

Ten noorden van het Wertheimpark ligt het sportterrein van Swift. Het clubgebouw ligt in de zichtlijn van de Henri Polaklaan en heeft een matige uitstraling. Het sportterrein grenst aan het Wertheimpark, maar heeft hiermee nauwelijks een relatie.

Openbare ruimte

De Plantagebuurt heeft een groen karakter door onder meer het groen van Artis en de Hortus Botanicus. Deze terreinen zijn niet openbaar, maar vormen grote groene oases in de buurt. De zone met de Hortus Botanicus en het Wertheimpark is een groene overgang naar de binnenstad. Deze zone maakt samen met het terrein van Artis deel uit van de hoofdgroenstructuur van de gemeente Amsterdam. Door de ruime straatprofielen met boombeplanting heeft de buurt een vriendelijke en groene uitstraling. De Plantage Muidergracht is een smalle straat met hoge bebouwing. Deze straat heeft een versteende uitstraling door de aanwezigheid van veel parkeerplaatsen en het nagenoeg ontbreken van bomen. In de meeste straten is langsparkeren aanwezig. In de Plantage Badlaan en een deel van de Plantage Westermanlaan zijn schuinparkeerplaatsen aangelegd.

De vele openbare groenplekken zijn het restant van het zeventiende-eeuwse lustoord. Deze plekken bepalen voor een groot deel het aanzicht van de Plantage, vooral omdat ze deel uitmaken van de randen. Het Plantage Westermanplantsoen is een openbaar toegankelijk plantsoen, gelegen op de plek van de gedempte Nieuwe Prinsengracht. Overige groene plekken in de buurt zijn het J.W. van Overloopplantsoen, twee plantsoenen langs de Plantage Muidergracht en het Hortusplantsoen. Ruime voortuinen aan de Henri Polaklaan versterken het groene karakter van het gebied. In de overige straten zijn geen of ondiepe voortuinen aanwezig, zoals bijvoorbeeld aan de Plantage Parklaan tegenover de Hortus Botanicus.

4.2.3 De Kadijken

Hoofdstructuur

Het gebied wordt gekenmerkt door een typische eilandstructuur, met een centrale hoofdontsluiting en haaks daarop naar het water aflopende kavels. Deze structuur is kenmerkend voor de in de 17e eeuw vergraven eilanden. De centrale as, de Hoogte Kadijk, maakt deel uit van de oude IJdijk en heeft nog steeds een waterkerende functie. De straat functioneert als de hoofdstraat van de Kadijken en is de enige straat die aan beide zijden rechtstreeks toegang geeft tot het eiland. Parallel aan de Hoogte Kadijk loopt de Laagte Kadijk, een lager gelegen secundaire straat. De langgerekte structuur van de Kadijken loopt evenwijdig aan Plantage. Het eiland is in tweeën gesplitst door de aanleg van het sluizen complex – De Entrepotsluis. Het gebied ten oosten van de sluis heeft zich ontwikkeld tot een bedrijfsgebied.

Bouwblokken

Het gebied kent een onregelmatige verkavelingsstructuur. De percelen staan haaks op de wegen, behalve enkele schuin gesitueerde percelen ten zuidoosten van de voormalige Zeevaartschool. Dit zijn restanten van een oude verkaveling. Vooral aan de zijde van de Nieuwe Vaart verspringt de rooilijn door de transformatie van structuur en aanplempingen. De loodsen van de Kromhoutwerf staan dicht op het water, de rooilijnen van de gebouwen ten oosten van de werf liggen verder van het water.

De oorspronkelijke structuur van werfterreinen met kleinschalige bebouwing aan de noordzijde van het eiland is aangetast door de stadsvernieuwingsblokken uit de jaren zeventig en tachtig. Met de bouw van grote woonblokken is een nieuwe schaal en structuur geïntroduceerd. Tussen de Nieuwe Vaart en de Hoogte Kadijk is een zone ontstaan van hoven, carrés en parallelle stroken. De gevels zijn op de vaart georiënteerd, de binnenterreinen zijn al dan niet geprivatiseerd. De overgebleven werven grenzen direct aan het water.

Aan de noordkant is de rand afwisselend met verspringende rooilijnen en bouwhoogtes langs de Nieuwe Vaart. Ten oosten van de Entrepotdoksluis zijn, in opdracht van woonstichting De Key, recent twee kleinschalige woonblokken gerealiseerd in combinatie met bedrijfs- en kantoorruimte aan de kant van het water. De woningen zijn ingepast binnen kleinschalige bebouwing van de Hoogte Kadijk, bedrijfsruimte voegt zich naar de grotere schaal van de oude loodsen en scheepswerven.

Bebouwing

De dijk kent nog steeds veel oude panden en monumenten. De Hoogte Kadijk wordt gekenmerkt door een aaneenschakeling van stadshuizen op smalle percelen met een gemiddelde bouwhoogte van dertien meter (vier bouwlagen). Tussen het Kadijksplein en de Tussen Kadijken is een grote serie vroeg negentiende-eeuwse dijkwoningen te vinden. Het zijn veelal monumenten, waartussen op kleine schaal recente invullingen zijn gerealiseerd. Tussen de Nieuwe Vaart en de Hoogte Kadijk is aan het Matrozenhof in de jaren tachtig het voormalige pakhuis d'Peliekaan verbouwd tot woonruimte. Naast het Matrozenhof is in dezelfde tijd een gesloten woonblok gerealiseerd met een openbaar toegankelijk binnenterrein. Deze bebouwing is met 16 meter bouwhoogte hoger dan de oorspronkelijke bebouwing van de Hoogte Kadijk. Verder richting de Entrepotdoksluis zijn de zogenaamde Sibbelwoningen gelegen (drie lagen hoog). Deze woningen worden gerenoveerd.

Voor de locatie Laagte Kadijk >43 zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden geformuleerd. Met een procedure ex artikel 19.2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is vrijstelling verleend van het vigerende bestemmingsplan en is nieuwbouw op deze lokatie mogelijk gemaakt. Op basis van de voorgestelde bouwenvelop wordt de blokbebouwing van de Laagte Kadijk afgemaakt. De nieuwe invulling is twee lagen hoog. De structuur van de Kadijken krijgt hierdoor meer helderheid.

Aan de zuidkant wordt het gebied gedomineerd door de lange, monumentale wanden van de pakhuiscomplexen van het Entrepotdok met een gemiddelde bouwhoogte van 18 meter. Deze complexen zijn in de tweede helft van de jaren tachtig uit de vorige eeuw ontstaan door restauratie van monumentale pakhuizen in combinatie met nieuwbouw op de plaats van gesloopte loodsen en pakhuizen. Het hart van de pakhuizen is weggenomen zodat op het dak van de eerste of tweede bebouwingslaag semi-openbare binnenhoven ontstonden, vanwaar de woningen worden ontsloten. In de onderste laag is parkeerruimte en bedrijfsruimte gerealiseerd. Ter hoogte van de Scharrebiersluis is het voormalige poortgebouw verbouwd tot woningen. Ernaast gelegen voormalige lage pakhuizen bieden ruimte aan bedrijven en horeca. Eén daarvan is getransformeerd tot een poortgebouw dat toegang biedt tot het Entrepotdok.

Het terrein van de voormalige elektriciteitscentrale aan de Hoogte Kadijk ten oosten van het Enterpotdoksluis heeft voor een deel haar functie als stroomdistributeur behouden. Het gebouw tussen de sluis en de Geschutswerf huisvest een onderdeel verdeelstation van Liander, voormalige NUON. Dit gebouw met een grootschalige gesloten gevel domineert het profiel van de Hoogte Kadijk ten oosten van de sluis. Ten oosten van de Geschutswerf was in een deel van het pand het museum Energetica gevestigd. Het museum is gesloten en het gebouw staat gedeeltelijk leeg. Het overige deel van dit gebouw biedt ruimte aan het onderstation, dat verantwoordelijk is voor het invoeren van 150kV op het stroomnet. De ruimte tussen het verdeelstation en de zogenaamde Kalenderpanden wordt gebruikt als parkeerterrein. De Kalenderpanden maken deel uit van de voormalige elektriciteitscentrale. Aan de kant van het Entrepotdok is een deel van de voormalige centrale verbouwd tot woon- en werkcomplex Aquartis. Tussen het onderstation en Aquartis is Villa Kadijken gesitueerd, een multifunctioneel gebouw met onder meer naschoolse opvang en activiteiten.

De noord-oostkant van de Kadijken wordt gekenmerkt door losse bebouwing en heeft geen duidelijke structuur. Op deze locatie is een tankstation gesitueerd. De bebouwing staat niet in relatie tot bestaande structuren en rooilijnen. Op dit punt heeft het Kadijkseiland geen duidelijke entree. Door de lage bebouwing komt het kantoorgebouw van de Keuringsdienst van Waren prominent in beeld. Samen met een 19e eeuwse villa schuin aan de overkant van de Hoogte Kadijk geeft dit geen overzichtelijk beeld.

Het Kadijkseiland heeft een gemengd karakter van wonen en werken. In het gebied is naast zakelijke dienstverlening en horeca ook kleinschalige bedrijvigheid te vinden, zoals de scheepswerf Koning William.

Openbare ruimte

Door invullingen uit de jaren tachtig van de vorige eeuw is openbare ruimte toegevoegd. De woonblokken hebben veelal (semi)openbare binnenterreinen. De noordelijke oever van de Kadijken wordt gekenmerkt door de afwisseling van privé en openbare terreinen, hier is geen sprake van een doorlopende route langs het water. Aan de noordwestkant ligt een ruim parkeerterrein dat wordt gebruikt ten behoeve van de omliggende bedrijven en Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer (DIVV). Ter hoogte van de sluis aan de Nieuwe Vaart is een parkeerterrein ten behoeve van de woningen aangelegd. Verder naar het zuidoosten volgt de privé achterkant van het museum Kromhout, de openbare weg langs de woningen aan de Kruithuissstraat en het parkeerterrein van de Keuringsdienst van Waren. Het geheel eindigt in een rommelig ogend terrein achter het benzinestation. De straatprofielen van de Hoogte Kadijk en de Laagte Kadijk zijn overwegend smal.

Het bruggetje voor fietsers en voetgangers in het verlengde van de Plantage Kerklaan en over het Entrepotdok leidt naar de Kadijken. Deze brug is onderdeel van de fijnmazige fietspadenstructuur in de binnenstad. Een deel van de Laagte Kadijk is onderdeel van een doorgaande fietsverbinding. Deze route wordt voortgezet via de Overhaalsgang en de brug richting Eilandenboulevard.

Tussen de voormalige bebouwing van de elektriciteitscentrale op de Geschutswerf is een plein aangelegd met een speelveld. Aan de Laagte Kadijk liggen twee speelterreinen: één in de uitsparing van het blok tussen het Kadijksplein en de Tussen Kadijken en het andere op het binnenterrein van het blok woningen op de hoek van de Hoogte Kadijk en de Entrepotdoksluis. Op het binnenterrein van het stadsvernieuwingsblok tussen het Matrozenhof en de Buitenkadijken is ook een speelterrein aanwezig. Verspreid over de Kadijken zijn restplekken in de openbare ruimte aanwezig die niet altijd optimaal worden benut. Het enige plantsoen aan de zuid-oostkant van het gebied grenst aan de Sarphatistraat en is verbonden met het groene talud langs het water. De diensttoegang van Artis doorsnijdt deze groene zone en vormt tevens een voetgangers- en fietstoegang naar het Entrepotdok.

De brede stoep langs de woningen aan de noordoost kant van de Laagte Kadijk ligt hoger dan het weggedeelte. De bewoners hebben de openbare ruimte deels in gebruik genomen door geveltuintjes aan te leggen. De ruimte rondom het Entrepotdoksluis is gerenoveerd en heringericht, er komen nieuwe bomen.

4.2.4 De Singelgrachtzone

Hoofdstructuur

Het gebied tussen de Sarphatistraat en de Singelgracht behoort tot de Singelgrachtzone. In de 19e eeuw werd het een restgebied van onder andere kazernes, industriële vestigingen en woningbouw. De stadswallen werden zonder een samenhangend plan volgebouwd door met name militaire bouwwerken waardoor een schaalvergroting heeft plaatsgevonden. De voormalige vestingwerken hebben plaatsgemaakt voor grootschalige bebouwing en verkeersfunctie. Ter hoogte van de Weesperstraat wordt de straatwand onderbroken door een terugspringend bouwvolume dat verwijst naar de oorspronkelijke plannen om de Sarphatistraat te verbreden. Ook ter hoogte van de Rijksacademie van Beeldende Kunsten wijkt de voorgevelrooilijn terug. De hele zone wordt gekenmerkt door uiteenlopende verkavelingsvormen, bouwvolumes en bouwstijlen en sterk uiteenlopende functies.

Bouwblokken

Een deel van Singelgrachtzone is in de 19e eeuw ingevuld met woningen in (deels) gesloten bouwblokken. Door particuliere ontwikkeling zijn de woningen aan de Alexanderkade ten westen van de Muiderpoort dicht op elkaar gebouwd en hebben een krap binnenterrein. In het blok tussen de Alexanderstraat en de Kazernestraat was een garagebedrijf gevestigd en staat nog een aantal andere vrijstaande panden. Het blok woningen tussen de Sarphatistraat en de Spinozastraat is ruimer van opzet met vrijwel onbebouwde tuinen. Deze woonblokken volgen de slingerende lijn van de voormalige vestingwerken en worden ontsloten aan zowel de Singelgracht als de Sarphatistraat.

De maat van de Oranje Nassaukazerne is kenmerkend voor de negentiende-eeuwse invullingen van de Singelgrachtzone. Deze gebouwen hebben de afmetingen van een bouwblok, zoals de huidige Rijksacademie voor Beeldende Kunsten.

Bebouwing

De 19de eeuwse woningen in de Singelgrachtzone zijn vijf tot zes lagen hoog. De meeste grootschalige gebouwen hebben in de loop van de tijd een andere functie gekregen. Het voormalige Rijksgeneesmiddelenmagazijn is gerestaureerd en uitgebreid om dienst te kunnen doen als hoofdkantoor van Woningcorporatie Het Oosten, tegenwoordig Stadgenoot. De voormalige Cavaleriekazerne annex paardenstallen zijn verbouwd tot huisvesting van de Amsterdamse Rijksacademie van Beeldende Kunsten. De Oranje Nassaukazerne huisvest woningen en kleine bedrijfjes. Aan het water is voornamelijk nieuwbouw te vinden uit het eind van de vorige eeuw. Tussen de Spinozastraat en de Korte 's Gravesandestraat is in dezelfde tijd een zestal stadsvilla's gerealiseerd, 5 lagen hoog. Achter de Oranje Nassaukazerne zijn woontorens met een markante architectuur gebouwd. Deze torens zijn acht tot negen lagen hoog. Deze woningen worden ontsloten vanaf de binnenterreinen achter het kazernegebouw, aan de kant van de Singelgracht loopt een slingerend wandelpad.

Openbare ruimte

Door de brede en lange zichtlijnen heeft de Sarphatistraat een statig karakter dat wordt versterkt door de aanwezige laanbeplanting. De straat heeft een sterk 19e eeuwse sfeer. Aan de kant van de Singelgracht is nog steeds een groene zone aanwezig. De gracht heeft voor een deel een slingerend waterverloop gehouden. Het beeld is afwisselend en varieert van groene zones rondom nieuwbouwblokken tot achterkant situaties achter grote blokken, die op de Sarphatistraat zijn georiënteerd. Het glooiende talud wordt afgewisseld met stenen kades. De meeste dwarsstraten maken deel uit van doorgaande routes in het plangebied. Naast recente nieuwbouw zijn parkeerterreinen aangelegd. In de Alexanderstraat is een speelterrein ingericht.

4.3 Verkeer En Parkeren

Het plangebied is goed bereikbaar met de auto en de fiets. De Weesperstraat is één van de verkeersaders van Amsterdam. Deze straat is onderdeel van het hoofdnet auto. Onder de Weesperstraat loopt het traject van de metro en de sneltram. De Roetersstraat en de Korte 's-Gravesandestraat vormen een belangrijke verbinding tussen het oostelijke deel van de binnenstad en het stadshart. Er bestaan plannen om de Plantage Middenlaan tussen de Plantage Parklaan en de Muiderstraat af te sluiten voor doorgaand autoverkeer. Het verkeer zal dan via de Plantage Parklaan en de Anne Frankstraat worden afgewikkeld.

De Korte 's-Gravesandestraat, de Plantage Middenlaan en de Zeeburgerstraat zijn belangrijke toegangswegen tot het gebied. De Sarphatistraat maakt deel uit van de binnenring rond de binnenstad. Een deel van de Sarphatistraat is ingericht voor éénrichtingsverkeer, namelijk tussen de Plantage Middenlaan en de Hoogte Kadijk.

De Plantage Middenlaan, de Weesperstraat en de Sarphatistraat zijn Openbaar Vervoercorridors. De Roetersstraat, in combinatie met de Plantage Kerklaan en de Plantage Parklaan maakt onderdeel uit van het Hoofdnet Rail. Voor fietsers is de Weesperstraat vanwege de vrijliggende fietspaden een belangrijke verbinding. De doorgaande fietsroute gaat via de Nieuwe Kerkstraat – Hortusplantsoen – Plantage Muidergracht – Plantage Kerklaan – Laagte Kadijk – Overhaalsgang richting de oostelijke eilanden.

In het plangebied is een redelijke parkeercapaciteit aanwezig. De meeste parkeerplaatsen liggen langs de openbare wegen. Daarnaast functioneren enkele binnenterreinen als parkeerterrein. Deels zijn deze binnenterreinen openbaar toegankelijk, deels zijn ze eigendom van kantoren en bedrijven. De kantoren langs de Weesperstraat beschikken meestal over inpandige parkeergarages. Aan de Nieuwe Vaart ligt een parkeerterrein dat wordt gebruikt door de dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer en bedrijven in de omgeving. In de onderste bouwlaag van de woonbebouwing aan het Entrepotdok is een bewonersgarage gesitueerd. Er komt een openbare ondergrondse parkeergarage bij Artis ter plaatse van het huidige parkeerterrein.

4.4 Water

De ruimtelijke karakteristiek van het gebied wordt voor een groot deel bepaald door het water. De betekenis van het water is echter per deelgebied verschillend. In de Weesperbuurt bepalen de Amstel en de woongrachten, zoals de Nieuwe Herengracht en de Nieuwe Keizersgracht de ruimtelijke structuur. In deze grachten liggen stenen bruggen die geen grote schepen doorlaten. Langs het water bevinden zich veelal kademuren met bomenrijen. De Nieuwe Prinsengracht en de Nieuwe Achtergracht waren oorspronkelijk werkgrachten. Aan deze grachten zijn dan ook beweegbare bruggen aanwezig. Op veel radiale wegen zijn zwaardere bruggen aangelegd ten behoeve van het autoverkeer en de tram. De Kadijken zijn ontstaan als een haveneiland en zijn sterk op het water georiënteerd. De nog aanwezige werven Koning William en 't Kromhout hebben nog de oorspronkelijke karakteristieke scheepshellingen. De breedte van de Nieuwe Vaart bepaalt het open karakter van de Kadijken aan de noordkant. De ontwikkeling van de Plantagebuurt is in veel mindere mate beïnvloed door het water. Het water is vooral aan de randen waarneembaar. De Singelgracht met zijn deels slingerend verloop bepaalt voor een groot deel het open karakter van de Singelgrachtzone.

Langs een deel van de openbare kades, in ongeveer de helft van de grachten, liggen woonboten. Het zijn overwegend woonarken, wat mede te maken heeft met de lage doorvaarthoogtes van de bruggen. In de Amstel, vanaf de Blauwbrug tot aan de Hogesluis, liggen de boten twee tot drie rijen dik. Hier zijn het voornamelijk woonschepen. Langs het Entrepotdok liggen afwisselend woonarken en woonboten. Achter de werf Koning William en museumwerf 't Kromhout liggen meerdere boten voor reparatie en onderhoud.

In de Amstel liggen afmeervoorzieningen bij het Amstelhotel en Carré. Ook Artis beschikt over een eigen steiger. Er zijn afmeervoorzieningen langs de Plantagekade, bij de Entrepotdoksluis en achter de werf 't Kromhout. Openbare steigers zijn gesitueerd bij de Hermitage, in de Nieuwe Achtergracht, aan de zuidzijde van de Plantage Muidergracht, bij het Entrepotdok, de Scharrebiersluis, het Matrozenhof en aan de Kruithuisstraat.

De Amstel en de Nieuwe Herengracht zijn onderdeel van de hoofdvaarwegen naar het IJ. Op het hoofdvaarwegennet moet een onbelemmerde doorgang van hogemastschepen en vierbaksduwvaart mogelijk blijven. Om die reden geldt aan beide zijden van de Nieuwe Herengracht een afmeerverbod. De Nieuwe Vaart behoort tot de secundaire vaarwegen bestemd voor de kleine vrachtvaart en de recreatievaart. De Nieuwe Vaart wordt druk bevaren door de plezier- en de passagiersvaart.

De meeste grachten binnen het bestemmingsplangebied zijn onderdeel van het bemalingsgebied van gemaal Zeeburg en hebben een belangrijke functie in de doorstroming van het water naar het gemaal. In tijden met veel neerslag stroomt er veel water door de grachten. Voor het hoogheemraadschap is de doorstroming in deze grachten naar het gemaal Zeeburg van groot belang om in de gebieden zuidelijk van Amsterdam droge voeten te kunnen garanderen.

In het plangebied zijn twee soorten sluizen aanwezig: schut- en/of spuisluizen zoals de Amstelsluizen, de Entrepotdoksluis en de Scharrebiersluis. De sluis bij de Overhaalsgang is een keersluis.

4.5 Nieuwe Ontwikkelingen

4.5.1 Masterplan Wibautas

Het Masterplan Wibautas uit december 2001 is gemaakt voor het gebied tussen de IJ-tunnel en het Amstelstation, dus voor de Valkenburger-, Weesper- en Wibautstraat. Het plan is vastgesteld door de gemeenteraad in 2003. Doel van het Masterplan Wibautas is een meer samenhangende ontwikkeling van het plangebied te bereiken, waarbij het verkeer op een vanzelfsprekende en veilige manier geïntegreerd wordt in een attractief ingerichte openbare ruimte.

Het Masterplan bestaat uit een reconstructieplan voor de openbare ruimte en uit programmatische en ruimtelijke randvoorwaarden voor de aanliggende bebouwing. De Wibautas moet ruimtelijk worden ontwikkeld tot een reeks stadsboulevards, die worden geschakeld door pleinen en markante gebouwencomplexen op de knooppunten. De Weesperstraat en het Weesperplein zijn twee van de deelprojecten van het plan. In het basisontwerp voor de Weesperstraat wordt de rijweg versmald van 2x2 rijstroken naar één rijstrook per rijrichting. Aan weerszijden liggen 5 meter brede “servicestroken”, onder meer voor doorgaande bomenrijen en vrijliggende fietspaden.

Het Weesperplein moet door het terugdringen van het autoverkeer een overzichtelijk verblijfsgebied worden. De brug over de Singelgracht moet worden versmald om de overgang tussen de binnenstad en de 19de eeuwse stad beter te ervaren, evenals de prachtige ruimte van de Singelgracht.

Om het beeld van de continue stadsboulevard te versterken wordt langs de Weesperstraat nieuwe bebouwing voorgesteld op de hoek van de Weesperstraat en het Hortusplantsoen. In het Masterplan zijn randvoorwaarden opgenomen betreffende maat van de gebouwen, het gebruik en de hoogte van de begane grond verdieping en ten aanzien van parkeeroplossingen.

De uitvoering van het Masterplan is opgedeeld in tien deelprojecten over tien jaar. De reconstructie van het Mr. Visserplein bevindt zich inmiddels in de uitvoeringsfase. De uitvoering van de reconstructie van de Weesperstraat is uitgesteld tot na 2013. Deelprojecten komen in aanmerking voor uitvoering in relatie tot de bestuursopdracht Oostelijke Binnenstad.

Op basis van het Masterplan is gestart met het project Wibaut aan de Amstel, een coalitieproject van de centrale stad en stadsdeel Centrum en stadsdeel Oost-Watergraafsmeer. De Wibautstraat tussen Ringvaart en Singelgracht wordt opnieuw ingericht en versmald naar twee maal één rijstrook. Een ander deelproject beoogt een versmalling van de Weesperstraat tussen de Nieuwe Herengracht en de Nieuwe Achtergracht. Op dit traject wordt de straat versmald tot 2 x 1 rijstrook met als doel: een verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte, een betere doorstroming van het verkeer en een rustiger straatbeeld. Deze ingreep stond aanvankelijk eerder gepland maar de versmalling is pas mogelijk als een vermindering van het autoverkeer in en rond de binnenstad gerealiseerd is. Ook worden op dit moment extra berekeningen uitgevoerd om te zien wat het effect van de versmalling is in samenhang met de herinrichting van het Mr. Visserplein en het verkeersaanbod uit de Weesperstraat.

4.5.2 Masterplan Artis

In 2007 heeft Artis een visie opgesteld gericht op de toekomstige ontwikkeling, 'Investeren in ruimte Artis'. De visie biedt een kader voor diverse deelplannen die er uit voortkomen. Één van de belangrijke ruimtelijke aspecten uit de visie vormt de transformatie van het entreegebied. De entree wordt versterkt en de zichtlijnen naar het toekomstige Kennisplein worden verbeterd. Uitgangspunt van dit Kennisplein is de clustering van een aantal publieksdiensten in de gebouwen op de hoek van de Plantage Middenlaan en de Plantage Kerklaan. Aan de Plantage Middenlaan wordt een extra entree voorgesteld. Een andere belangrijke ruimtelijke verandering betreft het doortrekken van de watergang die het terrein in tweeën deelt. Deze ingreep vormt feitelijk een herstel van een oude historische situatie. Verder wordt herstructurering van een aantal dierenverblijven voorgesteld. In het Masterplan is ook de bouw van een parkeergarage in het verlengde van de Plantage Doklaan genoemd.

Derde fase uitbreiding Artis

De derde fase van de uitbreiding van Artis is niet opgenomen in het plangebied omdat recent een bestemmingsplan voor deze locatie vastgesteld is (onherroepelijk 1 oktober 2009). De derde fase van de uitbreiding omvat de bouw van een ondergrondse parkeergarage in combinatie met een dierenverblijf ter hoogte van de entree van de parkeergarage. De toekomstige bebouwing van het dierenverblijf zal zich in de bestaande rooilijnen voegen en daarmee de reeks monumentale gebouwen rondom Artis voltooien. Tevens zal een Savannepaviljoen op het terrein van de dierentuin worden gerealiseerd.

De woonboten zijn niet opgenomen in het bestemmingsplan, aangezien deze verplaatst zullen worden vanwege de uitbreiding. In verband hiermee is in het geldende bestemmingsplan (1e herziening van het bestemmingsplan Plantagebuurt en Muiderpoortbuurt e.o., vastgesteld op 29 juni 1994), de strook water grenzend aan Artis bestemd tot water, zonder de aanduiding woonboten toegestaan. Deze bestemming is ook in het onderhavige bestemmingsplan vastgelegd.

4.5.3 Het voormalig Emma kinderziekenhuis

Voor de locatie van het voormalige Emma Kinderziekenhuis is in de vorm van een prijsvraag in 2008 een plan voor een hotel ontwikkeld op basis van stedenbouwkundige uitgangspunten. Deze stedenbouwkundige uitgangspunten zijn destijds bestuurlijk niet vastgesteld en voor het bouwinitiatief is geen bouwaanvraag ingediend.

De stedenbouwkundige uitgangspunten inclusief de hotel-bestemming zijn na inspraak op 6 april 2010 alsnog vastgesteld door het dagelijks bestuur. Hiervoor is gekozen omdat de locatie uitermate geschikt is voor hotelontwikkeling en het initiatief bekend was voordat het nieuwe hotelbeleid (“Hotelbeleid 2008 – 2011”) is vastgesteld. Overigens past het plan ook goed in dit beleid, waarin de oostelijke binnenstad bovendien als voorkeursgebied aangewezen. De quotering van het hotelbeleid is niet van toepassing omdat de locatie pas na 2012 kan worden ontwikkeld, na beëindiging van de huidige huurcontracten.

De vastgestelde stedenbouwkundige uitgangspunten zijn in dit bestemmingsplan opgenomen, zodat nieuwbouwontwikkeling mogelijk wordt. Uit ruimtelijk oogpunt is het wenselijk dat de bouwhoogte van de nieuwe bebouwing aan alle zijden even hoog is. Uitgangspunt is de bouwhoogte van de belendingen aan de Sarphatistraat. De maximale bouwhoogte aan de Spinozastraat wordt verruimd tot de maximale bouwhoogte aan de Sarphatistraat. De maximale goot- en bouwhoogt bedraagt 16 resp. 18,5 meter. Indien gekozen wordt voor een plat dak geldt een maximale bouwhoogte van 17 meter voor de hele locatie. Voor de begane grondlaag is gekozen voor een afwijkende minimale vrije hoogte van 4 meter.

Om de karakteristiek van het bouwblok te versterken en om licht- en luchttoetreding van de bewoners van de naastgelegen panden te waarborgen blijft het gedeelte achter Sarphatistraat 102 onbebouwd. Omdat er in de huidige situatie bebouwing aanwezig is, is deze bebouwing als 'Tuin-3' bestemd. De hoofdingang van het toekomstige hotel dient aan de Sarphatistraat gesitueerd te worden. De inrit van de parkeergarage zal aan de Spinozastraat gesitueerd zijn. Het gebouw dient een alzijdig representatieve uitstraling te hebben.

4.5.4 Sint Jacob

Het verzorgingscentrum Sint Jacob zal worden vernieuwd door gedeeltelijke nieuwbouw danwel renovatie. Voor deze voorgenomen ontwikkeling zijn in 2005 aanvullende welstandscriteria opgesteld. De huidige voorgevelrooilijn ligt terug ten opzichte van de overige bebouwing aan de Plantage Middenlaan. Op de begane grond komen voorzieningen voor zowel de bewoners van het verzorgingshuis als voor de buurtbewoners. Aan de binnenzijde van het gebouw, aan de zijde van de hoven, is een uitbreiding mogelijk van twee meter.

4.5.5 Roeterseiland

Op het Roeterseiland wil de UvA in de toekomst een campus realiseren met de drie faculteiten Rechtsgeleerdheid, Economie en Bedrijfskunde en Maatschappij- en Gedragswetenschappen. Naar schatting zullen 15.000 tot 20.000 studenten vanaf 2015 onderwijs krijgen in dit gebied. De UvA gaat hiertoe de bebouwing en buitenruimte van het Roeterseiland renoveren. Belangrijk uitgangspunt is het verkrijgen van goede verblijfs- en ontmoetingsruimten en een goede aansluiting op de stad.

In 2005 is door de UvA een Visie Roeterseiland opgesteld. Deze visie is vertaald in het geldende bestemmingsplan Weesperbuurt. De regels uit dat plan zijn overgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan. De regeling voor het Roeterseiland is op drie punten aangepast. Het eerste betreft een nieuwe brug over de Nieuwe Achtergracht, naast de plek waar nu de bebouwing over de gracht staat. De onderste verdiepingen van deze bebouwing zullen worden verwijderd zodat meer zicht over de Nieuwe Achtergracht ontstaat. Voor de onderdoorgang in deze bebouwing is een hoogte van 17 meter opgenomen. De brug sluit direct aan op de hoofdentree van de bebouwing aan de zuidzijde van de Nieuwe Achtergracht en verbindt deze met de in- en uitgangen van de gebouwen aan de noordzijde van de gracht. Er wordt zo beoogd meer levendigheid te creëren op de kades en de sociale veiligheid, met name in de avonduren, te vergroten. Voor de brug is een vrijstellingsprocedure ex artikel 19.2 Wet Ruimtelijke Ordening doorlopen.

Het tweede punt betreft de bouwhoogte rond de toren. Tussen de verschillende bouwdelen wordt een nieuwe centrale entreehal gemaakt met de hoofdentree aan de Nieuwe Achtergracht. Vanuit deze hal worden de omliggende bouwdelen ontsloten en met elkaar verbonden. De beoogde hoogte van de centrale entreehal is in strijd met het huidige bestemmingsplan. De voorgestelde hoogte bedraagt 13 meter, terwijl op de verbeelding van het bestemmingsplan Weesperbuurt nu een bouwhoogte van 5 meter staat aangegeven. De aanpassing van de bouwhoogte is voorgelegd aan belanghebbenden en is vervolgens op 13 april 2010 door het dagelijks bestuur vastgesteld. De aangepaste bouwhoogte is nu in dit nieuwe bestemmingsplan opgenomen.

Het laatste punt betreft het gebied achter de bebouwing over de gracht, de Nieuwe Achtergracht, de Plantage Muidergracht en de Valckenierstraat (het gebied met de bestemming 'Maatschappelijk-2'). In het bestemmingsplan Weesperbuurt was een beschrijving in hoofdlijnen opgenomen die globaal de intenties beschreef van de beoogde ontwikkeling van dit gebied. Zo was onder meer beschreven dat voor de panden aan de Valckenierstraat een maximale bouwhoogte geldt van 15 meter, met het oog op het leefklimaat in deze straat en de aansluiting op de bebouwing aan de Sarphatistraat. Ook werd in de beschrijving in hoofdlijnen de wens vastgelegd om de semi-openbare ruimte binnen deze bestemming niet te versnipperen: met het oog op het gebruik en de kwaliteit van de onbebouwde ruimte was het doel van het plan om één aaneengesloten semi-openbare ruimte te creëren. Met de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in 2008 is het niet meer mogelijk in de regels een beschrijving in hoofdlijnen op te nemen. Om toch de intenties van de 'oude' beschrijving in hoofdlijnen te waarborgen is nu op de verbeelding aan de zijde van de Valckenierstraat een bouwhoogte van 15 meter aangegeven.

4.5.6 Amstelcampus

Het terrein van de Amstelcampus aan de Mauritskade ligt niet in het bestemmingsplangebied, maar grenst eraan. De ontwikkelingen zijn wel van invloed op het gebruik van de openbare ruimte in de omgeving van het Weesperplein. In combinatie met de ontwikkelingen van het Roeterseiland worden totaal ca. 50.000 studenten en medewerkers in het gebied verwacht.

Met de Amstelcampus gaat de Hogeschool van Amsterdam een nieuwe leer- en werkomgeving creëren voor meer dan 25.000 studenten en docenten. De Hogeschool van Amsterdam verwacht in 2014 het laatste gebouw op te kunnen leveren. Tot die tijd worden de gebouwen één voor één gerenoveerd of nieuw gebouwd.

4.5.7 Verzetsmuseum

Het Verzetsmuseum wil uitbreiden ten behoeve van een betere dienstverlening aan bezoekers. Vooral het ontvangen van groepen is in de huidige situatie niet goed mogelijk. Het museum heeft een voorstel gedaan om de gewenste uitbreiding te realiseren in een deel van de loodsen van de naburige garage. Het voorstel omvat een uitbreiding over twee verdiepingen. Het is de bedoeling dat een deel van de bestaande bebouwing wordt vervangen door nieuwbouw. Om twee vloeren/verdiepingen binnen deze nieuwbouw te maken is het noodzakelijk dat de nieuwbouw hoger wordt dan de bebouwing die nu aanwezig is. Het samenvoegen van loodsen op het binnenterrein kan zorgen voor eenheid en het verbeteren van het daklandschap.

Over de plannen van het Verzetsmuseum werd in de ontwerpfase van het bestemmingsplan geen overeenstemming bereikt. Op de inspraakavond over het concept-ontwerpbestemmingsplan bleek dat de verhoging van de bebouwing op het binnenterrein op veel bezwaren stuit bij omwonenden. Daarom was de voorgestelde uitbreiding niet opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is door de stadsdeelraad een amendement aangenomen dat uitbreiding van het museum op het binnenterrein mogelijk maakt. Voor de overwegingen die ten grondslag liggen aan dit amendement wordt verwezen naar het besluit over het bestemmingsplan.

4.5.8 SWIFT-terrein

Binnen het stadsdeel wordt gewerkt aan een plan voor de toekomst van het SWIFT-terrein, waarbij de nadruk op de jeugd zal liggen. Een van de mogelijke toekomstige functies van de bebouwing op het terrein is buitenschoolse opvang. In het bestemmingsplan wordt het vervangen van de huidige eenlaagse bebouwing door tweelaagse bebouwing mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid het gebouw op een andere lokatie dan de huidige op het terrein te realiseren. Hiermee kan de stedenbouwkundige situatie verbeteren: de zichtlijn over de Henri Polaklaan tussen Artis en park/sportterrein is dan weer open.

4.5.9 Hotelontwikkeling Plantage Middenlaan 46

Sinds 2008 is een bouwplan voor uitbreiding van het bestaande Hotel Lancaster (Plantage Middenlaan 48/Plantage Westermanlaan 15/17) in procedure. Het gaat om een uitbreiding van 18 kamers. Het pand Plantage Middenlaan 46 wordt aan het bestaande hotel toegevoegd. Het hotel past niet binnen het vigerende bestemmingsplan Plantage- en Muiderpoortbuurt e.o, zodat een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 2 WRO is gestart. De oorzaak van de lange procedure is gelegen in de gecompliceerde aard van het bouwplan. In het bouwplan is namelijk sprake van:

  1. 1. het slopen van de aanwezige bebouwing op het binnenterrein (het binnenterein wordt nu weer tuin, zoals bedoeld in het vigerend bestemmingsplan);
  2. 2. de parcellering;
  3. 3. nieuwe trappenhuizen in verband met brandveiligheid;
  4. 4. sloop/herbouw van de gevel van een orde 2-pand.

Met name het laatste aspect heeft in de behandeling van het plan in de commissie van Welstand en Monumenten (CWM) tot vertraging geleid. Uiteindelijk heeft veel overleg geleid tot een goed plan. De definitieve bouwaanvraag is pas in juni 2010 ingediend. Op dit moment is er nog geen bouwvergunning omdat een positief advies van de CWM nog ontbreekt. Na een positief advies kan het ontwerpbesluit over de aanvraag (incl. het ontwerpvrijstellingsbesluit ex artikel 19 WRO) ter visie.

Uitgangspunt is dat een ontwikkeling pas in het bestemmingsplan wordt opgenomen op het moment dat een vergunning is verleend. In dit specifieke geval wordt voorgesteld om hiervan af te wijken om de volgende redenen:

  • het hotel ligt in het 'voorkeursgebied' (het gebied dat in het Hotelbeleid Amsterdam Centrum 2008-2012 is aangegeven als gebied waar hoteluitbreiding gewenst is);
  • ten behoeve van een tuin wordt bebouwing gesloopt op het binnenterrein;
  • het stadsdeel is twee jaar in overleg met de eigenaar om te komen tot een goed plan en heeft hiermee aangegeven bereid te zijn medewerking te verlenen aan het plan.

4.5.10 Kadijken-Oost

Het oostelijk deel van de Kadijken, tussen de Entrepotdoksluis en de Sarphatistraat, heeft zich in het verleden vooral ontwikkeld tot bedrijfsgebied. De aanwezigheid van grote, vaak gesloten gebouwen zoals het verdeelstation van Liander en het pand waarin voorheen museum Energetica gevestigd was, geven het gebied een weinig levendig karakter. Met het realiseren van woningen kan de functiemenging worden verbeterd en de levendigheid in het gebied toenemen. Op dit moment vormt de aanwezigheid van het verdeel- en onderstation nog een belemmering voor het realiseren van woningen. Mocht verplaatsing van de genoemde nutsvoorzieningen aan de orde zijn zal een planproces worden gestart, waarvan een nieuw bestemmingsplan onderdeel zal zijn.

4.6 Ruimtelijke Uitgangspunten

4.6.1 Stratenpatroon

Vanwege het cultuurhistorische belang van het stratenpatroon en de stedenbouwkundige verkaveling zijn grootschalige ontwikkelingen in de binnenstad over het algemeen ongewenst. In het plangebied zal de stedenbouwkundige verkaveling in het huidige patroon worden gehandhaafd. Ter plaatse van de naoorlogse nieuwbouw zijn transformaties op grote schaal niet aannemelijk en nieuwbouw in de oudste delen van het plangebied dient plaats te vinden binnen het bestaande verkavelingspatroon om de historische structuur te behouden. Bepalend voor het straatbeeld zijn de rechte voorgevelrooilijnen die ervoor zorgen dat individueel vormgegeven gebouwen toch één geheel vormen. Daarom is in de regels opgenomen dat de bebouwing in de (bestaande) voorgevelrooilijn dient te worden gerealiseerd.

Op locaties waar nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zoals langs de Weesperstraat en op het Roeterseiland, moet dit leiden tot verbetering van de samenhang met de omliggende stedelijke structuur.

4.6.2 Bouwdiepte

Op de verbeelding is de bebouwingsgrens aan de zijde van de binnenterreinen en aan de achterzijde van de strokenbouw, de achtergevelrooilijn, ongeveer bepaald op de gemiddelde bouwdiepte van de bestaande hoofdbebouwing. Enerzijds is het uitgangspunt het handhaven van de openheid, zowel binnen de bouwblokken als achter de strokenbouw, zodat een "stille" zijde wordt behouden en het groene karakter van de binnenterreinen en de tuinen beschermd wordt. Anderzijds dienen aan naburige panden in gelijkwaardige omstandigheden ook gelijke mogelijkheden geboden en restricties opgelegd te worden.

Onbebouwde gronden aan de achterzijde van bebouwing die zijn gelegen binnen de bestemming gemengd mogen worden bebouwd onder de voorwaarde dat de diepte van de uitbreiding maximaal 2,50 meter mag bedragen, gemeten vanaf de achtergevel van de belendingen. Ontheffing van deze regel is mogelijk voor zover de lichttoetreding in de belendende bebouwing niet in onevenredige mate wordt aangetast. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien tezamen met de buren een bouwvergunning voor uitbreiding wordt aangevraagd.

In het plangebied zijn binnenterreinen in gesloten bouwblokken te vinden. Deze binnenterreinen hebben de bestemming 'Tuin-1' gekregen. Enkele bouwblokken hebben tuinen die grenzen aan de openbare ruimte, zoals langs de Alexanderstraat. Deze hebben de bestemming 'Tuin-2'. Voor beiden geldt het uitgangspunt dat de bestaande openheid gehandhaafd moet blijven. De bestaande (bij)gebouwen op de binnenterreinen en in de tuinen die grenzen aan de bestemming 'Verkeer', 'Groen' en 'Water' hebben de bestemming 'Tuin-3' gekregen. Deze bebouwing mag worden gehandhaafd en geheel vernieuwd, maar niet worden vergroot. Bij sloop/nieuwbouw van de hoofdbebouwing op gronden met de bestemming 'Gemengd-1' en 'Gemengd-2', 'Wonen-1' dan wel 'Maatschappelijk-1' moet de bebouwing op gronden met de bestemming 'Tuin-3' op hetzelfde bouwperceel worden gesloopt.

4.6.3 Binnenterreinen en tuinen

Voor de binnenterreinen binnen gesloten bouwblokken, 'Tuin-1', is een ontheffing opgenomen voor het realiseren van aanbouwen met een maximale diepte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 3,5 meter en voor de bouw van schuurtjes met een maximale bouwhoogte van 2,5 meter en een maximale oppervlakte van 6 m2. Een belangrijke voorwaarde voor het realiseren van een aanbouw is dat minimaal 6 meter onbebouwde ruimte dient over te blijven tussen de aanbouw en de erfgrens.

In de tuinen die grenzen aan de openbare ruimte, 'Tuin-2', gaat verdichting ten koste van de beleving van de open ruimte en de kwaliteit van het openbaar gebied. Om het open karakter te behouden zijn aanbouwen en bergingen niet toegestaan en mogen erfafscheidingen maximaal 1 meter hoog zijn.

Op de tuinen en erven, op de gronden met de bestemming 'Tuin-1' en 'Tuin-2', mag niet geparkeerd worden. Op twee binnenterreinen in de Plantagebuurt, achter de Plantage Muidergracht 51 en de Plantage Muidergracht 117 zijn parkeerterreinen aanwezig ten behoeve van aanliggende kantoren. Dit geldt ook voor twee achterterreinen aan de Hoogte Kadijk 401 en 400a. In de tuin tussen Amstel 51 (Hermitage) en Nieuwe Keizersgracht 1A is ruimte gereserveerd voor maximaal 10 parkeerplaatsen ten behoeve van de Diaconie en de Hermitage. Om dit gebruik mogelijk te laten is dit stuk van de tuin bestemd als 'Tuin-2' met de aanduiding 'parkeren toegestaan'.

Bouwblok Kazernestraat

Op het binnenterrein van het bouwblok dat wordt begrensd door de Alexanderstraat, de Alexanderkade, de Kazernestraat en de Sarphatistraat, staan sinds zeer lange tijd een aantal gebouwen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het noordelijk deel en het zuidelijk deel. In het noordelijk deel staan drie panden met de adressen Kazernestraat 8D, 8E en 8F. Via een poort in het pand Kazernestraat 8A, 8B en 8C zijn deze panden bereikbaar. De panden bestaan uit een atelier, woningen en een schuur. De panden verkeren in een wisselende bouwkundige staat. Voor deze panden is een regeling gekozen die uitsluitend uitsluitend het huidig gebruik vastlegt en alleen vernieuwing van de panden mogelijk maakt. Het pand dat gebruikt wordt als woning heeft hiertoe de bestemming 'Wonen' gekregen. Voor dit pand is de bestaande goot- en bouwhoogte vastgelegd. Het atelier en de schuur hebben de bestemming 'Tuin-3' gekregen. Deze mogen worden gehandhaafd en vernieuwd maar niet worden vergroot.

Overigens had het atelier in het plan dat ter inzage heeft gelegen de bestemming 'Wonen'. Als gevolg van een amendement dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan is aangenomen is de bestemming van het atelier gewijzigd. Deze bestemming doet beter recht aan het doel van het bestemmingsplan 'vergroening' van het binnenterrein te realiseren.

In het zuidelijk deel staan garageboxen en een pand met het adres Alexanderkade 17, waarin tot voor enkele jaren geleden een garage gevestigd was. De garageboxen worden gebruikt voor opslag en het parkeren van personenauto's. Dit deel van het binnenterrein heeft de bestemming 'Tuin-1' gekregen. De voormalige garage heeft de bestemming 'Wonen -2. Hierin zijn woningen toegestaan. Een garagebedrijf is niet meer toegelaten. De bestaande garageboxen zijn met de aanduiding bouwvlak op de verbeelding aangegeven. Op dit bouwvlak zijn parkeerboxen toegestaan die mogen worden gebruikt voor parkeren en/of opslag. Het terrein mag worden verhard ten behoeve van het gebruik als aan- en afvoerwegen voor motorvoertuigen.

In het bestemmingsplan dat ter inzage heeft gelegen had het voormalige garagebedrijf de bestemming 'Gemengd-1'. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is een amendement aangenomen waarin is voorgesteld de bestemming te wijzigen in 'Wonen'. Deze bestemming heeft een kleinere stijging van de economische waarde van het pand tot gevolg (ten opzichte van de huidige bestemming 'Tuinen en erven'), waardoor de kans dat hier een onbebouwd en groen binnenterrein gerealiseerd kan worden groter is.

Keurtuinen

Al eeuwen gelden voor keurtuinen aparte bepalingen en regels. Het bestemmingsplan beoogt de bijzondere cultuurhistorische waarde van keurtuinen te behouden en te herstellen. Zo mag alleen via een ontheffing een tuinhuis worden gebouwd aan de achterzijde van het perceel, met een maximale diepte van 4,25 meter en een maximale hoogte van 3,40 meter. Tuinhuizen mogen niet worden gebruikt als zelfstandige woning of bedrijf. Voorts worden de bomen beschermd door de gemeentelijke kapverordening, waarbij het criterium “in het belang van handhaving van natuur-, landschaps- of stadsschoon” bij een aanvraag van een kapvergunning zeer strikt worden toegepast. Parkeergarages mogen niet onder keurtuinen worden gebouwd.

Artis

Het terrein van Artis heeft de bestemming “Cultuur en ontspanning-1”. Op een deel van het terrein zijn bouwwerken/gebouwen ten dienste van deze bestemming mogelijk tot een maximale bouwhoogte van 15 meter. Dit deel van het terrein is in het bestemmingsplan opgenomen als een maatvoeringsvlak met een maximaal bebouwingspercentage van 20%. Op de bijgaande afbeelding is het gebied aangegeven waarvoor de percentage regeling in het bestemmingsplan geldt. Alle op het terrein aanwezige bebouwing bedraagt 16% van de totale oppervlakte van het aangegeven gebied. De vogelnetten, de buitenruimtes van de dierenverblijven en de bebouwing zoals de apenrots zijn niet meegeteld. Deze elementen worden beschouwd als een landschappelijk onderdeel van de totale terreininrichting. Deze regeling betekent dat voor het terrein 4% extra bebouwing is toegestaan ten opzichte van de huidige situatie.

De randen van het terrein zullen een open uitstraling houden, deze randen zijn bestemd met bouwvlakken waarin de bestaande bebouwing is opgenomen. De ruimte tussen de bouwvlakken mag niet worden bebouwd. Voor het gebouw Plantage Kerklaan 36-38 maakt het bestemmingsplan herstel van de oorspronkelijke kap mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0019.jpg"

Het gebied van Artis waarvoor de percentage regeling geldt.

Hortus

De Hortus Botanicus heeft de bestemming “Cultuur en ontspanning-2”. Bestaande bebouwing is door middel van bouwvlakken aangegeven. Ook de Overtuin, het terrein aan het Hortusplantsoen dat in gebruik is bij de tegenovergelegen Hortus Botanicus heeft de bestemming “Cultuur en ontspanning-2”. Op een deel van het terrein zijn bouwwerken/gebouwen ten dienste van deze bestemming mogelijk tot een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 8 en 11 meter. Aan de straat zal het terrein/gebouw een meer open uitstraling krijgen.

Swift

Het terrein van Swift is bestemd als Sport. Voor dit terrein is een bebouwingspercentage van 10% opgenomen om mogelijkheden te creëren voor de verplaatsing van het clubgebouw. De maximale bouwhoogte van de bebouwing is 7 meter.

4.6.4 Bouw- en goothoogten

De maximale goot- en bouwhoogten in het plangebied zijn in het algemeen gebaseerd op de bestaande hoogten, met uitzondering van een deel van het Roeterseiland, de nieuwbouw op de hoek van de Weesperstraat en het Hortusplantsoen en het gebouw Plantage Kerklaan 36-38.

De bebouwing in het plangebied bestaat voor een deel uit nieuwbouw. Deze bebouwing is met de bestaande bouw- en eventueel goothoogte op de verbeelding opgenomen. Ook de bijzondere gebouwen, zoals kantoorgebouwen langs de Weesperstraat, de gebouwen op het Roeterseiland en langs de Plantage Muidergracht, de Hermitage, Carré, het Amstelhotel, de bebouwing van Artis langs de Plantage Middenlaan en de Plantage Kerklaan, zijn met de bestaande bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. Uitzondering is het gebouw Plantage Kerklaan 36-38 (de huidige Studio Plantage) waar de mogelijkheid wordt geboden de oorspronkelijke kap van het gebouw te herbouwen.

In de gebieden met overwegend vooroorlogse bebouwing, zoals in de Plantagebuurt, een deel van de Kadijken en de Weesperbuurt, is gebruik gemaakt van een aantal "hoogtecategorieën", die gebaseerd zijn op het aantal bouwlagen. De bouwhoogtebepaling moet ten eerste de morfologie van de stad beschermen. Eén uniforme bouwhoogte doet daar afbreuk aan. Anderzijds dienen aan naburige panden in gelijkwaardige omstandigheden ook gelijke mogelijkheden en restricties geboden te worden.

Het is dus evenmin wenselijk om elk pand van een eigen bouwhoogte te voorzien. Per deel van een straatwand is daarom de gemiddelde goothoogte bepaald en ingedeeld in de bijbehorende categorie.

De toegepaste categorie-indeling is als volgt:

Maximum goothoogte in meters Maximum bouwhoogte in meters Aantal bouwlagen
8,00 11,00 3
11,00 13,00 4
13,50 16,00 5
16,00 18,50 6
19,00 21,50 7

In de regels zijn aanvullende bepalingen opgenomen, waarmee bijgedragen wordt aan de variatie in bouwhoogten. Rijks- en gemeentemonumenten worden beschermd door de monumentenwetgeving. Voor panden met een orde 1, orde 2 en orde 3 waardering is voor de goot- en bouwhoogten een speciale regeling opgenomen. Voor deze panden geldt dat de maximale bouw- en goothoogte gelijk is aan de bestaande bouw- en goothoogte. Ophoging van orde 1- en orde 2 panden is niet toegestaan. Ophoging van orde 3 panden tot de bouwhoogte op de verbeelding is uitsluitend mogelijk na een ontheffing.

Deze ontheffing wordt alleen verleend voorzover het straatbeeld dit toelaat. Bij de afweging worden de volgende aspecten betrokken. Het gevelbeeld van de Amsterdamse binnenstad wordt gekenmerkt door de variatie in bouw- en goothoogten binnen een gevelwand. Daarnaast kennen hoekpanden vaak een accent doordat ze hoger zijn dan de belendingen. Ook moet rekening worden gehouden met het aantal orde-1 en orde-2 panden in de gevelwand, omdat zij als toonaangevend element een belangrijke bijdrage leveren een het stadsbeeld. Door de ophoging van panden mogen de variatie, de hoekaccenten en de toonaangevende elementen niet worden aangetast.

Voor de gebouwen met een bestaande grotere goot- of bouwhoogte dan aangegeven op de verbeelding, geldt dat ze kunnen worden gehandhaafd.

Het dagelijks bestuur is, in het geval van nieuwbouw bevoegd nadere eisen te stellen aan de afmetingen van de bebouwing, met inbegrip van het aantal bouwlagen en de kapconstructie. Toetsingscriteria hierbij zijn het behoud, herstel en versterking van het stadsbeeld en de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

4.6.5 Minimale bouwhoogten

Gebouwen aan de straatzijde dienen een minimale bouwhoogte van 9 meter te hebben. Wanneer een lagere bouwhoogte op de verbeelding is aangegeven dan geldt deze lagere bouwhoogte.

Ontheffing van deze bepaling kan worden verleend indien hierdoor een, met het oog op de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving, betere aansluiting op de belendingen wordt bereikt.

4.6.6 Straatwand en gevelopbouw

Met betrekking tot de straatwand en de gevelopbouw, in het bijzonder voor de parcellering (verticale geleding), de aansluiting op belendingen en de driedeling van het gevelvlak (horizontale geleding), zijn in het bestemmingsplan onderstaande regels opgenomen om de ruimtelijke structuur van het plangebied te handhaven c.q. te versterken.

Perceelbreedte

Voor bebouwing met een orde 1, orde 2 en orde 3 waardering geldt dat de breedte van de percelen in sterke mate de variatie in de bebouwing, de ritmiek in de wand en de indeling van de plint bepaalt. Om te voorkomen dat de schaal van de nieuwbouw de continuïteit van de gevelwand onderbreekt, is ingeval van vernieuwing/nieuwbouw de bestaande perceelbreedte uitgangspunt. Percelen mogen niet worden samengevoegd. Deze regel geldt niet voor de nieuwbouw van na 1940.

Driedeling

In het gebouw/gevelvlak dient een driedeling te worden aangebracht, te weten begane grond (plint), gevelvlak en beëindiging.

Plinthoogte/functie

Bij veel oude bebouwing is de plinthoogte veel hoger dan in na-oorlogse bebouwing gebruikelijk is. Om aan te sluiten bij deze belangrijke ruimtelijke en stedenbouwkundige karakteristiek van de straatwand dient, in geval van nieuwbouw, de begane grondlaag een minimale hoogte van 3,50 meter te krijgen. Hiermee wordt bovendien uitwisselbaarheid van functies makkelijker gemaakt door de flexibiliteit van de ruimtes. Het karakter van straten wordt in grote mate bepaald door de functies in de plint. De verblijfsfunctie van de straat wordt beter als de voorgevels van gebouwen op de begane grond in zekere mate toegankelijk en transparant zijn. Gesloten gevels op de begane grond zijn daarom niet gewenst. Bergingen worden in principe niet toegestaan aan de straatzijde, met uitzondering in het souterrain. Ontheffing van de eis dat de beganegrondlaag maximaal 3,5 meter moet bedragen kan worden verleend, met het oog op de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving, indien hierdoor een betere aansluiting op de belendingen wordt bereikt.

4.6.7 Gevelverkoop en open-puiverkoop

Onder gevelverkoop wordt verstaan het vanuit de gevel van een gebouw, gelegen aan de openbare weg, goederen of eetwaren verkopen. Open-puiverkoop betreft het exploiteren van een winkel of horecabedrijf, waarvan de voorgevel, op straatniveau geheel of grotendeels ontbreekt, dan wel geheel of grotendeels bestaat uit een afsluiting die tijdens de openingsuren kan worden geopend. Deze verkoopvormen brengen negatieve effecten teweeg (hinder voor het overig gebruik van de openbare ruimte, vervuiling op straat, aantasting van de openbare orde en aantasting van het uiterlijk aanzien van het stadsbeeld). Gevelverkoop en open-puiverkoop zijn dan ook niet toegestaan.

4.6.8 Gevelvlak

In veel straten en grachten in de binnenstad kenmerken de gevelwanden met historische bebouwing zich door het nagenoeg ontbreken van reliëf, zoals erkers en balkons. Balkons en erkers komen doorgaans alleen voor in bebouwing uit de 19e en 20e eeuw, in oudere bebouwing slechts incidenteel.

Net zoals het beleid voor de rest van de binnenstad, geldt voor nieuwe situaties in dit bestemmingsplangebied dat aan de straat vlakke gevels moeten worden gemaakt. Voor de voorgevel hangende balkons zijn daarom niet toegestaan. Vanuit het cultuurhistorische oogpunt is een balkon aan de voorgevel niet wenselijk. Bovendien is een verdere vermenging van openbare ruimte en private buitenruimte in de vorm van een balkon evenmin gewenst. Voor smalle straten geldt, dat balkons afbreuk doen aan de lichttoetreding.

Uitzondering op deze regel wordt gemaakt voor de 19de eeuwse bouwblokken in de Plantagebuurt in de volgende straten: Plantage Middenlaan, Plantage Parklaan, Plantage Kerklaan, Plantage Muidergracht, Henri Polaklaan en Plantage Westermanlaan. Voor de Weesperbuurt geldt deze uitzondering eveneens voor een beperkt aantal straten, namelijk de Sarphatistraat, de Spinozastraat, de Nieuwe Prinsengracht in de gevelwand met de huisnummers 2 tot en met 24, de Roetersstraat in de gevelwand met de huisnummers 2 tot en met 18 en aan de Amstel in de gevelwand met de huisnummers 149 tot en met 179. Balkons aan de voorgevel zijn slechts met een ontheffing tot ten hoogste 1 meter diep toegestaan met uitzondering van de eerste en de bovenste bouwlaag.

Aan de achtergevel zijn balkons toegestaan via een ontheffing tot maximaal 2 meter diep (overschrijding bestemmingsgrens), mits het balkon binnen een hoek van 45 graden vanaf de zijgevels van het desbetreffende perceel wordt gebouwd. Bij de afweging of ontheffing wordt verleend, wordt de relatie tot de belendende panden betrokken.

4.6.9 Beëindiging van gebouwen

Om gebouwen van een duidelijke beëindiging te voorzien worden over het algemeen de maximale goot- en bouwhoogten op de verbeelding aangegeven volgens de hoogtecategorieën. Daar waar platte daken de regel vormen is alleen een maximale bouwhoogte gegeven.

Boven de maximale goothoogte dient binnen een hellingshoek van maximaal 60 graden te worden gebouwd. Als er geen kap wordt gemaakt waar wel een maximale goothoogte is aangegeven kan tot deze hoogte gebouwd worden. De vaak noodzakelijke dakopbouwen ten behoeve van, onder andere, liften, schoorstenen, centrale verwarmingsinstallaties e.d. kunnen het silhouet van het stadsbeeld verstoren. In het bestemmingsplan zijn nieuwe dakopbouwen en dergelijke dan ook slechts na een ontheffing mogelijk. Boven elkaar geplaatste dakkapellen tasten de kapvorm ernstig aan. Het boven elkaar plaatsen van dakkapellen is in het bestemmingsplan om deze reden niet toegestaan.

Met plaatsing van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie moet in het beschermde stadsgezicht zorgvuldig worden omgegaan om aantasting van het stadsbeeld te voorkomen. Plaatsing is alleen mogelijk via een ontheffing.

4.6.10 Dakterrassen

De binnenstad wordt gekenmerkt door een duidelijke scheiding tussen het openbaar gebruik van de openbare ruimte en het privé-gebruik, dat zich achter de voorgevel en eventueel op het binnenterrein afspeelt. Om deze karakteristiek te behouden zijn dakterrassen niet toegestaan. Zij vormen vaak een uitbreiding van de privésfeer ten koste van rust en privacy.

In het plangebied kan een ontheffing voor een dakterras worden verleend indien het dakterras is gelegen aan de achterzijde van het hoofdgebouw of op een aanbouw op het binnenterrein. Voorwaarde is dat ze geen aantasting vormen van het daklandschap en dat de kapvorm wordt gerespecteerd.

4.6.11 Groene daken

Groene daken brengen groen in de stad en hebben een positief effect op het milieu. Zij kunnen zorgen voor een verbeterde waterhuishouding en voor een verbetering van het stedelijke microklimaat (minder droge lucht). Ook hebben zij een positief effect op de kwaliteit van het hemelwater en de atmosfeer (minder fijn stof). Voor bewoners zijn er verder de voordelen van een goede isolatie en binnenklimaatbeheersing. De dakbedekking heeft een langere levensduur.

Er is een subsidieverordening extensieve groene daken ingesteld om het aanbrengen van extensieve groene daken (kruiden of vegetatiedaken) op platte daken in de binnenstad te stimuleren. De begroeiing beperkt zich tot laagblijvende (vet)planten, mossen en kruiden. De belasting varieert van 20 tot 200 kg per vierkante meter. Ze hebben geen gebruiksfunctie en zijn alleen voor onderhoud toegankelijk. In tegenstelling tot extensieve groene daken gaat het bij intensieve groene daken om daken met veel hogere begroeiing en een veel zwaardere belasting. Zij zijn in dat opzicht vergelijkbaar met gewone daktuinen. Intensieve groene daken, daktuinen, maar ook dakterrassen vallen niet onder de doelstelling van het stimuleringsfonds.

De subsidie kan worden aangevraagd voor het realiseren van een extensief groen dak op een bestaand of te vernieuwen plat dak op een bestaand gebouw of bijgebouw.

4.6.12 Openbare ruimte

Straten en pleinen zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer'. Daarop mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die geen gebouwen zijn en ten dienste van de bestemming Verkeer functioneren. Openbaar gebied waar een groene invulling beeldbepalend is, heeft de bestemming 'Groen'. Hierop mag niet worden gebouwd en voorts mag hier niet worden geparkeerd uitgezonderd de bestaande schuinparkeerplaatsen langs de Plantage Westermanlaan. Het bestemmingsplan spreekt zich niet uit over de inrichting van de openbare ruimte maar uitsluitend over het gebruik van de gronden. Behoud en versterking van de waardevolle groenstructuur, alsmede kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte wordt onder meer uitgewerkt binnen het kader van het Handboek Openbare Ruimte.

4.6.13 Verkeer en parkeren

Verlichting van de parkeerdruk wordt niet gezocht in uitbreiding van parkeerplaatsen. Het gemeentelijk beleid is gericht op het verminderen van het aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte, het verminderen van het autogebruik en het verbeteren van het openbaar vervoer.

Om gevels met een gesloten karakter te voorkomen zijn inpandige parkeergarages op de begane grond niet toegestaan en geldt voor ondergrondse parkeergarages dat ze niet zonder meer zijn toegestaan. Het aanbrengen van ondergrondse constructies kan negatieve effecten hebben op de omgeving door permanente wijzigingen in de grondwaterstand. Omdat de meeste panden binnen het plangebied op houten palen gefundeerd zijn kan een geringe wijziging grote effecten hebben. Er kan verdroging of vernatting ontstaan waardoor de omgeving last krijgt van wateroverlast in kruipruimten of paalrot. Het effect van een ondergrondse constructie op de grondwaterstand moet in een zo vroeg mogelijk stadium in kaart worden gebracht. Dit gebeurt met een geohydrologisch onderzoek dat ter toetsing aan Waternet wordt voorgelegd.

4.6.14 Gebouwde terrassen

In het plangebied zijn geen gebouwde terrassen aanwezig. Sinds juni 1992 is het gemeentelijk beleid om geen nieuwe gebouwde terrassen toe te staan, onder andere om privatisering van de openbare ruimte tegen te gaan.

4.7 Water

Omdat het water bijdraagt aan het typisch Amsterdamse karakter van het plangebied dient de waterstructuur beschermd te worden. Privatisering van het water en de walkant dient te worden vermeden om dit karakter niet aan te tasten. Dempingen en het bouwen van steigers is daarom niet toegestaan.

In januari 2006 is de "Visie op het water van de Amsterdamse binnenstad" door de stadsdeelraad vastgesteld. Daarin staan de globale plannen van het stadsdeel met betrekking tot ligplaatsen en steigers. In januari 2008 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum een plan voor op- en afstapvoorzieningen voor de Amsterdamse binnenstad vastgesteld, waarin een lijst met wenselijke locaties voor steigers is opgenomen om het bedrijfsmatig goederen- en personenvervoer over water te bevorderen.

In afwachting van de vertaling van de visie naar een bestemmingsplan water is in dit bestemmingsplan de huidige situatie ten aanzien van het watergebruik, waaronder de steigers en ligplaatsen voor woonboten, opgenomen.

Een uitzondering op het vastleggen van de bestaande situatie is gemaakt voor de woonboten, die (nog) liggen in het Entrepotdok aan de kant van Artis. Deze woonboten zijn niet opgenomen in het bestemmingsplan, aangezien deze woonboten verplaatst zullen worden vanwege de uitbreiding van Artis tot aan het water van het Entrepotdok. In verband hiermee heeft in de 1e herziening van het bestemmingsplan Plantagebuurt en Muiderpoortbuurt e.o., dat op 29 juni 1994 door de Gemeenteraad van Amsterdam is vastgesteld, de strook water grenzend aan Artis de bestemming water gekregen, zonder de aanduiding woonboten toegestaan. Deze bestemming is ook in het onderhavige bestemmingsplan vastgelegd.

Op de topografische ondergrond van dit bestemmingsplan zijn de boten in het Entrepotdok aan de kant van Artis nog zichtbaar. Deze ligplaatsen zijn echter niet als zodanig bestemd. De topografische ondergrond van bestemmingsplannen wordt regelmatig geactualiseerd in tegenstelling tot bestemmingsplannen die om de tien jaar geactualiseerd dienen te worden. Na het verplaatsen van de betreffende woonboten wordt de topografische ondergrond aangepast zodat de feitelijke situatie overeenkomt met het bestemmingsplan. Voor de verplaatsing van de woonboten bij Artis zijn in het plangebied aan de Nieuwe Vaart zes nieuwe ligplaatsen opgenomen.

De primaire waterkering langs de Hoogte Kadijk en de secundaire directe waterkering langs de Overhaalsgang zijn op de verbeelding aangegeven. De secundaire indirecte waterkering (boezemcompartimentering) langs de Singelgracht is ook op de verbeelding aangegeven. Uitgangspunt is dat de waterkerende functie niet mag worden verminderd of tenietgedaan (zie ook hoofdstuk 8). De in het gebied aanwezige sluizen zijn als sluis op de verbeelding aangegeven.

Vrijwel het gehele plangebied valt binnen het “Gevoelig watergebied gemaal Zeeburg”. Alleen de Nieuwe Vaart tussen de Overhaalsgang en de Nieuwe Herengracht valt erbuiten. Het beleid van Waternet is erop gericht om dit “gevoelig gebied” vrij te houden van obstakels zodat de doorstroming bij grote wateroverlast optimaal is. In het kader van de aanwijzing “gevoelig watergebied gemaal Zeeburg” mag de waterdoorstroming niet verslechteren in geval van verplaatsen van de woonboten.

De paarsgekleurde wateren hebben een zeer belangrijke afvoerfunctie in tijden van veel waterbezwaar (hevige en/of langdurige neerslag). Op dat moment moet er via Amsterdam en gemaal Zeeburg zoveel mogelijk water in zo kort mogelijke tijd uit de achterliggende Amstelland-boezem richting het IJmeer kunnen worden weggemalen. Het westelijk deel van de Nieuwe Vaart is het deel dat grenst aan de Wittenburgergracht tot aan het sluizencomplex. De ligging van de wateren is aangegeven op de Keurkaart hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0020.png"

Uitsnede van de Keurkaart AGV 2006 Regio Amsterdam

4.8 Waardering Van Gebouwen En Bruggen

Op de verbeelding is de waardering van gebouwen en bruggen aangegeven met de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie. De waardering is een actualisering van de waarderingskaart die voor de hele binnenstad is gemaakt en in 2000 is vastgesteld. De actualisering betekent dat nieuwe monumenten als orde 1 zijn aangeduid en dat sommige panden die (om onduidelijke reden) niet gewaardeerd waren wel een waardering hebben gekregen. Het doel van de waardering is het aangeven van de onaantastbare onderdelen van het stadsbeeld in het kader van het beschermd stadsgezicht. De opgave die hier door de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht wordt gesteld is het behoud van deze gebouwen en de straatwanden waar ze in staan. De grote variatie in architectuur en gebouwtype en de diversiteit van de stedelijke structuur is karakteristiek voor dit gebied. De volgende categorieën zijn gehanteerd.

4.8.1 Orde 1

Dit zijn gebouwen die beschermd zijn als monument op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke Monumentenverordening.

4.8.2 Orde 2

Dit zijn gebouwen die op grond van hun hoge architectonische kwaliteit en/of vanwege het feit dat ze zeer bepalend zijn voor het beeld van de straatwand ter plaatse, behoudenswaardig zijn. De architectuur sluit bescherming als monument in de toekomst niet uit. Het gaat in veel gevallen om gebouwen uit de periode 1850-1940, die pas relatief kort de aandacht van de monumentenzorg heeft. De gebouwen die zijn aangemerkt als orde 2 zijn essentiële onderdelen van het stadsbeeld. Sloop van deze gebouwen is ongewenst. Een vergunning hiervoor wordt in beginsel geweigerd. Alleen in uitzonderingsgevallen (bijvoorbeeld bij bouwvalligheid) kan sloop van deze gebouwen aan de orde zijn. Dit zal in de praktijk betekenen dat een aantal gevelwanden, met name aan de grachten, hun huidige aanzien (vrijwel) geheel zullen behouden.

4.8.3 Orde 3

Dit zijn gebouwen, die voor wat schaal en detaillering betreft passen in de gevelwand waarvan ze deel uitmaken, maar geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben. Ook gebouwen die door ingrijpende wijzigingen hun meerwaarde hebben verloren behoren tot deze categorie. Uitgangspunt is behoud. In de regels van het bestemmingsplan zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het volume en het uiterlijk moeten voldoen.

4.8.4 Nieuwbouw

Bebouwing van na 1940 is niet gewaardeerd. Het uitspreken van een afgewogen oordeel over deze bebouwing is vanwege de jonge leeftijd ervan vaak buitengewoon lastig; de benodigde historische afstand, en dus het overzicht dat nodig is voor een kwalitatief oordeel, ontbreekt. Voor deze gebouwen zijn in het kader van de waarderingskaart geen bijzondere regels opgenomen.

4.8.5 Te vervangen gebouwen en te bebouwen gaten

Dit zijn gebouwen die in architectonische zin op geen enkele wijze bijdragen aan het stadsbeeld en niet passen in de gevelwand waarin ze staan. Vaak gaat het om gebouwen waarvan grote delen zijn verdwenen (zoals onderstukken). Onbebouwde open plekken doorbreken de continuïteit van de gevelwand op storende wijze en dienen dan ook te worden bebouwd.

4.8.6 Ensembles en seriebouw

Al sinds de zeventiende eeuw worden in Amsterdam meerdere panden in één bouwstroom neergezet. Als in de vormgeving van de verschillende panden de suggestie wordt gewekt dat het om een groter gebouw gaat, bijvoorbeeld door een symmetrie die over verschillende gevels loopt, noemen we dat een ensemble. Een aantal panden naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd, noemen we seriebouw.

Voor ensembles én seriebouw geldt dat de samenhang tussen de verschillende panden niet mag worden verstoord. Bij verbouwingen waarbij het beeld van de gevel wordt gewijzigd, dient dat in de afzonderlijke panden zodanig te gebeuren dat de samenhang in het ensemble niet wordt verstoord. Daarom moet een bouwkundige ingreep worden afgestemd met de overige panden.

Bij seriebouw die een orde 3 heeft, kan het dagelijks bestuur een sloop en/of bouwvergunning verlenen, mits de eenheid van de serie niet in onevenredige mate wordt aangetast.

4.9 Architectuur- En Bouwhistorische Waardenkaart

Van de architectuur- en bouwhistorische waarden is een deel vaak verborgen in monumenten. Die verborgen waarden blijken vaak ouder te zijn dan de voorgevel van een gebouw doet vermoeden. De architectuur- en bouwhistorische waardenkaart laat zien waar de historische waarden zijn te verwachten of aanwezig zijn. De kaart is als bijlage bij de toelichting op het bestemmingsplan opgenomen met als doel deze in een zo vroeg mogelijk stadium te kunnen gebruiken bij de ontwikkeling van bouwplannen. Hierdoor kunnen resultaten van architectuur- en bouwhistorisch onderzoek worden verwerkt in de planvorming en kunnen de cultuurhistorische waarden beter worden beschermd.

Er is voor gekozen geen bouwregels aan de kaart te koppelen. De regeling van het bestemmingsplan zit al zodanig in elkaar, dat veel van de bouwhistorische waarden beschermd zijn. Denk hierbij aan de regeling voor orde 1-, orde 2- en orde 3-panden en het verbod op het samenvoegen van percelen. Het is verstandig de (eventueel onbekende) waarden vooraf inzichtelijk te maken ten behoeve van een soepele planbeoordeling, zodat het planproces niet onnodig vertraagd wordt.

De kaart maakt onderscheid tussen panden met:

  • vastgestelde architectuur- en bouwhistorische waarden
  • vermoede architectuur- en bouwhistorische waarden
  • vooralsnog indifferente architectuur- en bouwhistorische waarden.

De architectuur- en bouwhistorische waardenkaart kan eerder worden gezien als een beleidskaart dan als een onderzoekskaart. De waardestelling is gebaseerd op de documentatie en de pandsdossiers van het Bureau Monumenten en Archeologie, op de uitkomsten van de stedenbouwkundige analyse en op een visuele inspectie, waarbij de voorgevel niet doorslaggevend was.

Er wordt een onderscheid gemaakt in de hardheid van de bouwhistorische waarden. Zo zijn harde, vastgestelde bouwhistorische waarden aangegeven, maar ook vermoedelijke waarden. Een deel van de bebouwing heeft op grond van de stedenbouwkundige analyse cultuurhistorische waarde. Deze waarden zijn tot zover nu bekend mee genomen in de toekenningen. Bij twijfel en in het geval van ontoegankelijke binnenterreinen hebben recente luchtfoto's soms een rol gespeeld in de uiteindelijke waardetoekenning. In een aantal gevallen kon waardetoekenning aan binnenterreinbebouwing nog niet plaatsvinden. De architectuur- en bouwhistorische waardenkaart kent geen periodisering of einddatum. De waardenkaart moet niet worden gezien als een statische vaststelling van waarden. De kaart zal na de verwerving van nieuwe cultuurhistorische gegevens en inzichten geactualiseerd moeten worden. Die aanpassing zal bij de volgende actualisering van het bestemmingsplan kunnen worden doorgevoerd. Ondertussen verworven gegevens kunnen indicatief zijn bij planbeoordeling tijdens een vigerend bestemmingsplan.

5 Ontwikkeling En Beleid Van De Functies

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplangebied kenmerkt zich voornamelijk als woongebied. Functies die naast wonen voorkomen zijn grote kantoren (vooral langs de Weesperstraat) voorzieningen op het gebied van onderwijs (UvA) en een aantal verpleeghuizen. Daarnaast bevinden zich in het plangebied een aantal grootstedelijke functies op het gebied van cultuur en vrije tijdsbesteding (Artis, De Hollandse Schouwburg, de Hermitage, het Verzetsmuseum en theater Carré). Winkels, hotels, restaurants en cafés zijn in het plangebied relatief weinig aanwezig. De aanwezige horeca en hotels zijn vooral geconcentreerd rondom de Plantage Kerklaan en het Kadijksplein.

5.1.1 Bestemmingen

Het algemene beleid voor de functies is gericht op het behouden en waar mogelijk versterken van de functiemenging. Om die reden is in de vernieuwde bestemmingsplannen het gebruik van gebouwen zo flexibel mogelijk gemaakt door aan vrijwel alle bebouwing de bestemming 'Gemengd' te geven. In de gebouwen met deze bestemming zijn in principe alle soorten gebruik toegestaan. Bepaalde functies kunnen echter een ongewenste druk op het woon- en leefklimaat leggen. Deze overlastgevende functies worden in het bestemmingsplan nader geregeld. Dit geldt bijvoorbeeld voor horeca en hotels.

Hieronder wordt kort ingegaan op verschillende bestemmingen die deel uitmaken van dit plangebied. Vervolgens zullen in de navolgende paragrafen de specifieke ontwikkelingen en beleidsuitgangspunten per functie aan bod komen.

De bestemming 'Gemengd' bestaat in dit plangebied uit twee categorieën, waarbinnen verschillende functies zijn toegestaan. Binnen de bestemming 'Gemengd-1' zijn in beginsel alle soorten functies toegestaan op alle bouwlagen. (Er geldt een aantal uitzonderingen. In de volgende paragrafen wordt hierop ingegaan.) De bestemming 'Gemengd-2' betreft panden die groter zijn dan 1.000 m2, waar op dit moment niet wordt gewoond. In deze panden is wonen niet gewenst en om deze reden is de woonfunctie uitgesloten. In de bestemming 'Wonen' is onderscheid gemaakt tussen 'Wonen-1' en 'Wonen-2'. De bestemming 'Wonen-2' is alleen van toepassing op de woningen op het binnenterrein van het bouwblok tussen Kazernestraat en Alexanderstraat. Binnen deze bestemming zijn alleen woningen toegestaan. De bestemming 'Wonen-1' is per amendement bij de vaststelling van het plan in het bestemmingsplan opgenomen. Het gaat om panden op de Kadijken en twee bouwblokken tussen het Alexanderplein en de Kazernestraat, die in de vorige bestemmingsplannen ook een woonbestemming hadden. Binnen deze bestemming zijn op de eerste en tweede bouwlaag in beginsel alle soorten functies toegestaan. Op de lagen daarboven zijn alleen woningen toegestaan. Bij hoekpanden zijn op alle bouwlagen allee soorten functies toegestaan.
De bestemming 'Bedrijf 'is in dit gebied van toepassing op twee scheepswerven (Scheepswerf Koning William en Werf 't Kromhout (tevens museum)) en een benzinestation (Texaco). Scheepswerf Koning William heeft de bestemming 'Bedrijf-1', Werf 't Kromhout 'Bedrijf-2' en benzinestation Texaco 'Bedrijf-3'.
De bestemming 'Maatschappelijk' bestaat in dit gebied uit twee categorieën: 'Maatschappelijk-1' en 'Maatschappelijk-2'. In de bestemming 'Maatschappelijk-1' is alleen onderwijs toegestaan terwijl in 'Maatschappelijk-2' iets ruimere bebouwings- en gebruiksmogelijkheden zijn opgenomen. Hierin is ook wonen toegestaan. Uitzondering hierop vormt het paviljoen van de UvA op de hoek van de Nieuwe Achtergracht en de Plantage Muidergracht; hier is wonen niet toegestaan. Als gevolg van een amendement dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan is aangenomen hebben vier panden met een andere functie dan onderwijs ook de bestemming 'Maatschappelijk-1' gekregen.
De bestemming 'Cultuur en ontspanning' is in dit plangebied van toepassing op Artis en de Hortus Botanicus. 'Sport' wordt als bestemming gegeven aan het in het plangebied aanwezige terrein van korfbalvereniging Swift.
Rondom één van de in het plangebied aanwezige scheepswerven, te weten Koning William is een geluidszone van 50 dB (A) aanwezig. Daarmee is het een geschikte locatie voor bedrijven in de iets zwaardere milieuhindercategorieën. Deze geluidszonering is nog steeds van kracht. Zowel voor bestaande als voor nog te bouwen woningen moet rekening worden gehouden met geluidshinder vanwege deze bedrijfsvestiging.

5.1.2 Beleidskader

Op verschillende bestuursniveaus (Rijks-, Provincie-, gemeente- en stadsdeelniveau) is beleid vastgesteld. Bijvoorbeeld nationaal milieubeleid, gemeentelijk hasjbeleid, hotelbeleid op stadsdeelniveau e.a. De bestemmingsplannen voor de binnenstad houden, voor zover relevant, rekening met dit beleid. Hieronder volgt een korte beschrijving van een aantal beleidsdocumenten die van belang zijn voor dit bestemmingsplangebied.

Strategische Visie Amsterdamse Binnenstad
In de Strategische Visie Amsterdamse Binnenstad wordt de economische en culturele betekenis van toerisme onderstreept. In deze visie wordt aangegeven dat het beleid er op gericht moet zijn de aantrekkingskracht, die de binnenstad heeft op grote groepen bezoekers, te behouden en tegelijkertijd de mogelijke hinder daarvan te beperken. Met de vaststelling van de visie in 2002 is een duidelijk kader gesteld voor de ontwikkeling van het toerisme in de binnenstad.

Eén van de gebieden waar het toerisme kan worden bevorderd, is de oostelijke binnenstad. Het gaat om het gebied tussen de Amstel/Singelgracht tot aan het Oostelijk Havengebied en tussen het Jonas Daniel Meijerplein tot aan de molen op de Funenkade. De oostelijke binnenstad, waartoe dit bestemmingsplangebied ook behoort, biedt een scala aan attracties en musea en een aantrekkelijke groene omgeving. Het aanbod is een aanvulling op wat geboden wordt in de rest van de binnenstad. Voorbeelden zijn Artis, NEMO, het Nederlands Scheepvaartmuseum, het Joods Historisch Museum en de Hortus. Daarnaast zijn op het aangrenzende Oosterdok en het Oosterdokseiland nieuwe culturele functies gerealiseerd, zoals het Muziekcentrum, de Openbare Bibliotheek Amsterdam en het conservatorium. In juni 2009 is het aanbod uitgebreid met de opening van de Hermitage. De Hermitage heeft in de eerste maanden na de opening (juni 2009 tot februari 2010) al meer dan 360.000 bezoekers getrokken.

Visie toeristische ontwikkeling in de Oostelijke Binnenstad
Het gebied is buiten de hierboven genoemde attracties bij veel toeristen, bezoekers en Amsterdammers nauwelijks bekend. In de Visie toeristische ontwikkeling in de Oostelijke Binnenstad (2004) is daarom de wens opgenomen om het toerisme in de oostelijke binnenstad te stimuleren, met behoud van het evenwicht tussen wonen, recreëren en werken.
De Visie toeristische ontwikkeling in de Oostelijke Binnenstad schetst de mogelijkheden om de aantrekkingskracht van het gebied te vergroten. De volgende ambities voor de oostelijke binnenstad worden genoemd:
- Trekken van (buitenlandse) toeristen;
- Trekken van verblijfstoeristen;
- Het langer vasthouden van bezoekers.
Mogelijkheden voor de ontwikkeling van toerisme die in de visie worden genoemd zijn onder andere het creëren van thematische- en wandelroutes.

Bestuursopdracht ter versterking van de economie en toerisme in de Oostelijke Binnenstad

In de Bestuursopdracht ter versterking van de economie en het toerisme in de Oostelijke Binnenstad, vastgesteld in 2005, is de 'Visie toeristische ontwikkeling in de Oostelijke Binnenstad' bekrachtigd en nader uitgewerkt. Hierin is de ambitie geformuleerd dat het aanbod aan hotels, cafés, restaurants en detailhandel in de oostelijke binnenstad moet worden uitgebreid en kwalitatief moet worden verbeterd. Culturele instellingen in de oostelijke binnenstad moeten gestimuleerd worden om meer zichtbaar te zijn.

Horecabeleidsplan 2008

Op 6 januari 2009 is het Horecabeleidsplan in werking getreden. Horeca-uitbreiding en mogelijkheden voor bijvoorbeeld ruimere openingstijden zijn nu per gebied, buurt en zelfs straat geregeld. Daarbij is rekening gehouden met de gevolgen voor het woon- en leefklimaat, de openbare orde en veiligheid.

In het Horecabeleidsplan is rayon oost omschreven als een gebied met relatief weinig horeca, dat zich ondanks enkele grote publiekstrekkers kenmerkt als een woonbuurt. Gezien de ambitie voor het rayon is in het hele gebied ruimte voor uitbreiding van het aantal horecazaken. In het bestemmingplan is daarom een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de vestiging van nieuwe horeca mits wordt voldaan aan bepaalde critreria.

Hotelbeleid 2008-2011

De binnenstad is van groot belang voor de toeristische sector in de stad Amsterdam als geheel.

Toeristische trekpleisters als de grachtengordel, musea, de uitgaansgelegenheden maar vooral ook de sfeer en ambiance trekken jaarlijks miljoenen bezoekers. In de stedelijke Nota Hotelbeleid 2007-2010 geeft de Centrale stad aan dat er tot aan 2015 behoefte is aan 9.000 nieuwe hotelkamers in Amsterdam. Aan het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum is gevraagd zich in te spannen om tot en met 2010 duizend extra hotelkamers te genereren, waaronder minimaal twee hotels in het absolute topsegment. In het Hotelbeleid Binnenstad 2008- 2011, vastgesteld door de deelraad op 29 mei 2008, geeft het dagelijks bestuur aan binnen welke kaders het de ambities van de gemeente ondersteunt. Spreiding van nieuwe hotels is één van de gezamenlijke doelstellingen. In het hotelbeleid voor de binnenstad wordt aangegeven op welke manier het stadsdeel daaraan kan bijdragen. De oostelijke binnenstad wordt genoemd als een van de voorkeursgebieden voor hotelontwikkeling. Het aanbod van hotelkamers in dit gebied is nog steeds beperkt. Hotelontwikkeling zorgt niet alleen voor spreiding van het kameraanbod over de binnenstad, maar draagt ook bij aan meer draagvlak voor restaurants, cafés en winkels en daarmee de economische ontwikkeling van de oostelijke binnenstad. De vijfde beleidsregel voor het hotelbeleid heeft de stadsdeelraad op 25 juni 2009 vastgesteld. Deze beleidsregel beoogt de woonfunctie in de Amsterdamse binnenstad, in relatie tot de hotelfunctie, te beschermen. Weliswaar worden woningen, vooral als zij behoren tot de sociale voorraad, al beschermd via de Regionale Huisvestingsverordening stadsregio Amsterdam 2010, maar ook in het kader van de ruimtelijke ordening is er aanleiding om grote terughoudendheid te betrachten ten aanzien van hotelplannen die ten koste gaan van woonruimte. Uitgangspunt is daarom dat, als er al medewerking wordt verleend aan omzetting van woonruimte in hotelruimte - en dat is alleen het geval als aan de andere beleidsregels wordt voldaan en medewerking wordt verleend op grond van de regionale huisvestingsverordening stadsregio Amsterdam 2010, dat alleen gebeurt als het aantal woningen en het totale woonoppervlak dat verloren gaat, in redelijke verhouding staan tot het aantal te realiseren hotelkamers, respectievelijk het te realiseren hoteloppervlak. Een voorwaarde is bovendien dat slechts enkele woningen per initiatief verloren gaan. Om misbruik te voorkomen worden in het kader van deze beleidsregel voormalige woningen, die kort voor de indiening van het plan om een hotel te realiseren aan hun woonbestemming worden onttrokken, gelijkgesteld met woningen.

Short stay beleid

Op 11 februari 2009 heeft de gemeenteraad de Beleidsnotitie Short Stay, Kort wonen in Amsterdam vastgesteld. Doel van dit short stay beleid is om aan de behoefte van werknemers van internationale bedrijven aan tijdelijke woonruimte tegemoet te komen. Short stay betreft wonen van tenminste een week tot maximaal zes maanden. Alle stadsdelen hebben een quotum aan short stay woningen gekregen voor de bestaande woningvoorraad. Stadsdeel Centrum heeft een quotum van 15% , dat zijn 430 woningen, gekregen. Behalve short stay beleid voor de bestaande woningvoorraad worden in het beleid van de Centrale stad ook uitspraken gedaan over short stay in nieuwbouw (en bij omzetting van niet-woonfuncties naar wonen) en op woonboten.

In de Uitwerkingsnotitie short stay beleid en Verdeelbesluit short stay van stadsdeel Centrum wordt per gebied een quotum genoemd, waarin short stay is toegestaan. Voor het gebied Oostelijke eilanden/Kadijken is een quotum van 25 woningen met een huur boven de liberalisatiegrens vastgesteld. Daarnaast is in deze notitie aangegeven dat bij nieuwbouw short stay wordt toegestaan. Dit met het oog op de economische en toeristische ontwikkeling van de oostelijke binnenstad. Voorwaarde is dat dit niet ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

5.2 Wonen

5.2.1 Algemeen

In het plangebied wordt overwegend gewoond. Er wonen ongeveer 11.672 inwoners in circa 7600 woningen die over de verschillende buurten zijn verdeeld. Ten opzichte van 10 jaar geleden is zowel het aantal inwoners als het aantal woningen licht gestegen.
Wel is er een verschil tussen de diverse buurten aan te geven; zo is de Plantage /Weesperbuurt een woongebied gemengd met (grote) kantoren en voorzieningen. In deze buurt zijn minder corporatiewoningen aanwezig dan in de rest van de binnenstad en iets meer koop- en particuliere huurwoningen. In deze buurt wonen ongeveer 7200 inwoners in 3750 woningen. Het inwonersaantal is ten opzichte van 10 jaar geleden afgenomen en het aantal woningen is ongeveer gelijk gebleven.

De Kadijken wordt als woonbuurt gekenmerkt door de aanwezigheid van veel kleine woningen. Het aandeel corporatiewoningen is erg groot. Daarentegen zijn er weer weinig particuliere huurwoningen te vinden. In deze buurt wonen ongeveer 4250 inwoners in 1700 woningen. Ten opzichte van 10 jaar geleden is het aantal woningen en het aantal inwoners toegenomen.

5.2.2 Uitgangspunten

Binnen de bestemming 'Gemengd-1' is wonen in beginsel toegestaan op alle bouwlagen. Hierop geldt de volgende uitzondering. Op de begane grond en in het souterrain in de straten die zijn aangewezen als detailhandellint plus wordt de woonfunctie uitgesloten. De volgende straten zijn aangewezen als detailhandellint plus:
- Plantage Kerklaan
- Nieuwe Kerkstraat
- Plantage Middenlaan tot aan de Plantage Westermanlaan

Door in deze straten de woonfunctie uit te sluiten in de plint, op de plekken waar nu geen woningen zitten, wordt bewerkstelligd dat langs deze doorgaande routes het lint van detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening, kantoren en bedrijven, openbare en bijzondere voorzieningen zoveel mogelijk in stand blijft en in de toekomst kan worden uitgebreid. De hier reeds bestaande zelfstandige woningen kunnen gehandhaafd blijven. (Zie verder paragraaf 4.6 Detailhandel en overige consumentverzorgende dienstverlening).
Binnen de bestemmingscategorie 'Gemengd-2' , die geldt voor panden die groter zijn dan 1000 m2 en waar op dit moment geen zelfstandige woning aanwezig is, is wonen niet toegestaan. Door de woonfunctie uit te sluiten, worden deze panden behouden voor grootschaliger werkfuncties en andere functies die baat hebben bij vestiging in een relatief groot pand. (Zie verder paragraaf 4.3 Kantoren). Bij dienstwoningen of bedrijfswoningen gaat het om woningen in of bij een gebouw of een terrein, die dienen ter huisvesting van een persoon (en diens gezin) van wie huisvesting ter plaatse, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein gewenst is. Bij een dienstwoning gaat het dus om een woning die deel uitmaakt van het bedrijf of terrein, bijvoorbeeld de woning van de directeur van Artis, die niet zelfstandig is.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is een amendement aangenomen waarmee de bestemming 'Wonen-1' is geïntroduceerd. Binnen deze bestemming is wonen toegestaan op alle bouwlagen. Daarnaast zijn in beginsel alle functies toegestaan op de eerste en tweede bouwlaag en op hoeken van bouwblokken op alle bouwlagen. Deze bestemming is gegeven aan panden op de Kadijken en twee bouwblokken tussen het Alexanderplein en de Kazernestraat. Deze panden hadden in de vorige bestemmingsplannen ook een woonbestemming. De bestemming 'Wonen-2' is gegeven aan twee panden op het binnenterrein van het bouwblok tussen de Kazernestraat en de Alexanderstraat.

Ten aanzien van het omzetten van wonen naar niet-wonen geldt dat de woningvoorraad in de binnenstad wordt beschermd door de Huisvestingswet en de Huisvestingsverordening. Alle woonruimte is beschermd, ongeacht de huur- of koopprijs. Om het algemeen belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad te kunnen afwegen tegen de veelal individuele belangen bij onttrekking van woonruimte aan de woningvoorraad, zijn beleidsregels vastgesteld. Hierin is een onderscheid gemaakt tussen woonruimte onder en boven de individuele huursubsidiegrens en koopprijsgrens. Het beleid over het onttrekken van woningen onder deze grenzen is streng vanwege het belang dat is gediend met het behoud van goedkope woningen in de binnenstad.

Woonservicebuurt
In de eerste helft van 2007 is door het stadsdeel een start gemaakt met de ontwikkeling van de woonservicebuurt in de Plantage/Weesperbuurt. Er is een inventarisatie gemaakt van het huidige aanbod op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Op 4 juli 2007 ondertekenden de betrokken organisaties en het stadsdeel een intentieovereenkomst om de woonservicebuurt Plantage/Weesperbuurt te realiseren. Regelmatig is er overleg met bewoners via de Klankbordgroep om zicht te krijgen en te houden op wat er specifiek nodig is in deze woonservicebuurt. In de Weesperbuurt en de Plantage zijn weinig mogelijkheden voor nieuwbouw. Vooral door het omvormen van de gebouwen van de zorginstellingen, zoals de Wittenberg en Sint Jacob, kan de woonservicebuurt gestalte krijgen. Deze gebouwen voldoen niet meer aan de huidige kwaliteitseisen. De volgende mogelijkheden tot modernisering en vernieuwing worden verder uitgewerkt: Het verplaatsen van een aantal woonvoorzieningen van Verpleeghuis De Wittenberg van Tabitha naar de woonservicebuurt Czaar Peter. Deze locatie biedt nieuwe mogelijkheden voor wonen met zorg en dienstverlening. Het voorlopige plan van het bestuur van de Lutherse Diaconie is om in de Czaar Peterbuurt 57 zorgappartementen te realiseren (planning 2012). Het Zorgcentrum Sint Jacob, zorgsteunpunt in de buurt (planfase) gaat de verpleeghuisplaatsen moderniseren. Ook is het plan om 306 verzorgingshuisplaatsen om te zetten in 180 appartementen voor senioren (koop en huur; planning 2015). Verpleeghuis Dr. Sarphatihuis, zorgsteunpunt in de buurt (planfase) gaat haar meerpersoonskamers ombouwen tot eenpersoonskamers en gaat ook van start met kleinschalig groepswonen.
De looproutes in het gebied moeten toegankelijk en veilig zijn voor ouderen en minder validen. In een goede woonservicebuurt zijn bijvoorbeeld geen hoge stoepen, moeten de voornaamste voorzieningen op de route liggen en zijn er voldoende rustpunten voor onderweg. Een halte voor openbaar vervoer in de nabijheid is van essentieel belang. De voornaamste looproutes in de Plantage/Weesperbuurt zullen op al deze punten worden bekeken. Op een aantal punten is verbetering gewenst.

5.3 Kantoren

5.3.1 Algemeen

Een kantoor is een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden alsmede voor vergader- en congresruimte. De kantorensector bestaat uit:

  • zakelijke dienstverlening (advocatenbureau's, reclame, ict ,etc.)
  • financiële dienstverlening ( banken en verzekeringswezen, etc.)
  • overige dienstverlening (semi-overheid, non-profit, makelaardij, etc.)

Een verhaal apart is de creatieve sector. Deze is niet in te delen in een hoofdfunctie. Het kan gaan om creatieve kantoren, creatieve bedrijven, culturele instellingen en bedrijven (podiumkunsten, scheppende kunsten, musea, galeries, etc.). De meeste werkgelegenheid in de creatieve sector zit bij kantoren.

5.3.2 Ontwikkeling

De Weesperbuurt/Plantagebuurt heeft bijna 10.000 werkzame personen. Van deze 10.000 zijn er ongeveer 3360 werkzaam bij kantoren. Het aantal kantoorvestigingen in deze buurt bedraagt ongeveer 841. Zowel de werkgelegenheid als het aantal kantoorvestigingen is ten opzichte van tien jaar geleden toegenomen. Dit wordt mede veroorzaakt door de vestiging van meerdere overheids/non-profitinstellingen langs de Weesperstraat.

De Kadijken en het Entrepotdok heeft als buurt relatief weinig werkzame personen. Van deze werkzame personen zijn ongeveer 2500 mensen werkzaam in de kantorensector.

In de binnenstad zijn de afgelopen jaren niet-woonpanden vaak omgezet in appartementen. De gunstige prijsontwikkeling van (dure) appartementen in verhouding tot die van kantoren is hier debet aan. Het blijkt in veel gevallen winstgevend te zijn om kantoren en andere niet-woonfuncties om te zetten in appartementen, omdat de afzetrisico's voor appartementen lager worden geschat dan die voor kantoren. Dit wil echter niet zeggen dat de verhuur als kantoorpand (al dan niet na renovatie) niet rendabel is. Bij het omzetten van niet-woonfuncties in woonappartementen is doorgaans sprake van splitsing en verkoop aan meerdere, verschillende eigenaren. Bij grote panden gaat het dan om een groot aantal nieuwe eigenaren in het gehele pand. Vestiging op termijn van een groter kantoor of een andere, meer grootschalige werkfunctie wordt hiermee vrijwel onmogelijk gemaakt. Bij omzetting van een kantoor in een andere niet-woonfunctie (bijvoorbeeld een culturele voorziening, onderwijs of -mits passend in het hotelbeleid- een hotel) blijft splitsing van het eigendom achterwege. Een eventuele toekomstige omzetting in een andere grote werkfunctie blijft daarmee wel mogelijk.

5.3.3 Uitgangspunten

Het beleid is gericht op handhaving van de functiemenging en versterking van de centrumpositie van de binnenstad als het belangrijkste werkgebied in Amsterdam. Bij de afweging tussen woon- en werkfuncties in het geval van nieuwbouw en herbestemming wordt een sterker accent gelegd op het behoud en de bevordering van de werkfunctie en het economisch functioneren van de binnenstad.

Daarom is het beleidsuitgangspunt om in de binnenstad kantoorfuncties, maar ook andere niet-woonfuncties, met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.000 m2 te beschermen tegen omzetting naar wonen. Deze panden en combinaties van panden met een bruto vloeroppervlak groter dan 1.000 m2 en waarin geen zelfstandige woningen zijn gevestigd, mogen niet worden omgezet naar woningen. Dit is gebaseerd op basis van het huidige gebouw en het bruto vloeroppervlak. Voor deze panden geldt de bestemming 'Gemengd-2'. Overigens moet bij een nieuwe invulling van deze grote leegstaande of leegkomende kantoor- en niet-woonpanden niet uitsluitend worden gedacht aan grootschalige werkfuncties. Nieuwe invulling in de vorm van kantoor- en/of bedrijfsverzamelgebouwen behoort eveneens tot de mogelijkheden. Een dergelijke invulling past bovendien bij de algemene ontwikkelingen van schaalverkleining in kantoren en bedrijven.

5.4 Openbare En Bijzondere Voorzieningen

5.4.1 Algemeen

De term voorzieningen omvat een grote groep van verschillende functies, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen openbare voorzieningen en bijzondere voorzieningen. Een deel van de openbare en bijzondere voorzieningen behoort tot de maatschappelijke voorzieningen.
In het plangebied zijn voorzieningen sterk vertegenwoordigd. Meer dan de helft van de werkzame personen werkt in deze categorie. Voor het aantal vestigingen geldt die oververtegenwoordiging in veel mindere mate.

Openbare voorzieningen bieden diensten en/of goederen aan die een 'basisbehoefte' vormen en daarom voor een ieder toegankelijk moeten zijn. In de regel worden dit soort voorzieningen aangeboden of door de overheid zelf, of door niet-commerciële instellingen (non-profit). Zij kunnen zowel kleinschalig (buurt-, wijk- of stadsdeelniveau) als grootschalig (stadsdeeloverschrijdend, stedelijk en regionaal niveau) zijn. Voorbeelden van kleinschalige openbare voorzieningen zijn buurt- en wijkcentra, basis- en voortgezet onderwijs, centrum voor gezondheidszorg, huisarts, kinderopvang, opvang van bepaalde doelgroepen en gemeentelijke instellingen en diensten zoals een wijkvoorziening van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Voorbeelden van grootschalige openbare voorzieningen zijn middelbaar en hoger onderwijs, centraal-stedelijk bestuur en gemeentelijke diensten zoals een hoofdbureau van politie, een ziekenhuis of openbare nutsbedrijven.

Bijzondere voorzieningen hebben veelal een culturele doelstelling, zowel in de betekenis van het informeren, verspreiden, tentoonstellen en/of opvoeren van kunst, ontspanning en vermaak, als in de zin van het uiting geven aan waarden en normen (voorzieningen met een ideële, religieuze en/of levensbeschouwelijke doelstelling).
Ook de bijzondere voorzieningen kunnen zowel kleinschalig als grootschalig zijn. Voorbeelden van kleinschalige bijzondere voorzieningen zijn een buurttheater of een kerkgenootschap. Voorbeelden van grootschalige bijzondere voorzieningen zijn theaters, musea, recreatieve voorzieningen, bioscopen, tentoonstellingsruimten, sporthallen. De aangeboden diensten en goederen behoren in het algemeen niet tot de basisbehoeften. Voor deze voorzieningen geldt bovendien dat zij niet alleen worden aangeboden door de overheid of door niet-commerciële instellingen, maar ook door commerciële ondernemingen met winstoogmerk.

Een onderdeel van de openbare en bijzondere voorzieningen vormen de maatschappelijke voorzieningen. Hierbijgaat het om voorzieningen die voor de samenleving onmisbaar zijn of die daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Dit maatschappelijk belang komt vaak tot uiting in de exploitatievorm (en vaak ook in de vorm van specifiek geformuleerd beleid). Bij de maatschappelijke voorzieningen gaat het dus in het algemeen om voorzieningen die worden aangeboden:

  • door de overheid zelf en/of
  • door niet-commerciële, door de overheid of uit algemene middelen gesubsidieerde instellingen.

Voorbeelden van maatschappelijke voorzieningen zijn openbare voorzieningen als onderwijs, gezondheidszorg en gesubsidieerde kinderopvang, en bijzondere voorzieningen als bibliotheken, gesubsidieerde musea, lokale media of media met een bijzondere doelgroep, zwembaden en sporthallen.

In dit bestemmingsplan hebben grotere onderwijspanden de bestemming 'Maatschappelijk-1' gekregen. Wanneer een maatschappelijke voorziening uit een pand met de bestemming 'Maatschappelijk-1' weggaat, komen andere maatschappelijke voorzieningen als eerste in aanmerking om terecht te kunnen in dit pand; met andere woorden de panden met de bestemming 'Maatschappelijk-1' zijn gereserveerd voor maatschappelijke voorzieningen. Openbare- en bijzondere voorzieningen mogen zich ook vestigen binnen de bestemming 'Gemengd' . Commerciële of niet gesubsidieerde voorzieningen passen niet binnen de bestemming 'Maatschappelijk-1'.
Openbare en bijzondere voorzieningen die niet vallen onder de maatschappelijke voorzieningen, mogen zich pas in deze panden vestigen nadat de bestemming 'Maatschappelijk-1' is omgezet in de bestemming 'Gemengd'.
Overigens maken 'consumentverzorgende diensten' geen deel uit van de openbare en bijzondere voorzieningen. Bij consumentverzorgende dienstverlening worden geen goederen verkocht, maar wordt in de vorm van tijd (uren) een dienst aangekocht of ingehuurd (bemiddeling) bij een zelfstandige ondernemer. Deze diensten hebben in de regel dezelfde ruimtelijke uitstraling als winkels (Zie verder paragraaf 4.6 Detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening).

Soorten voorzieningen
Een voorziening is een openbare of een bijzondere voorziening
Een deel van de openbare en bijzondere voorzieningen behoort tot de maatschappelijke voorzieningen
Dat deel van de voorzieningen die tot de maatschappelijke voorzieningen behoort, komt als eerste in aanmerking om terecht te kunnen in de bestemming Maatschappelijk
(onderwijspanden die gereserveerd zijn voor onderwijs en maatschappelijke voorzieningen)
Wanneer is er sprake van een maatschappelijke voorziening die past binnen de bestemming Maatschappelijk:
Aanbieder van de voorziening Past/valt binnen bestemming:
Overheid of niet-commercieel met subsidie: maatschappelijke
voorziening
Past in Maatschappelijk en mag ook in Gemengd
Commercieel of niet commercieel zonder subsidie (geen overheid) Past niet in Maatschappelijk, wel in Gemengd

5.4.2 Ontwikkeling

Onderwijs
In meerdere panden in het plangebied zijn onderwijsinstellingen gevestigd. Deze panden hebben de bestemming 'Maatschappelijk'. De gebouwen van de Universiteit van Amsterdam (UvA) op het Roeterseiland hebben de bestemming 'Maatschappelijk-1 en -2' gekregen. Het Roeterseiland met diverse faculteiten van de UvA, is in de binnenstad een belangrijk cluster van wetenschappelijk onderwijs. De UvA heeft plannen om dit cluster uit te breiden ten behoeve van de gamma-faculteiten, een aantal gemeenschappelijke diensten en studentenvoorzieningen, (studenten)woningen en horeca. Om de levendigheid en uitstraling op de begane grond te bevorderen, worden in de plint grenzend aan de openbare ruimte zoveel mogelijk publieksfuncties gevestigd.
Het overgrote deel van de gebouwen van de UvA aan de Plantage Muidergracht en het gebouw aan de Sarphatistraat 470 waar de Rijksakademie van beeldende Kunsten is gevestigd, hebben de bestemming 'Maatschappelijk-1' gekregen.

Welzijn en overheid
Verspreid over het plangebied zijn er enkele kinderdagverblijven, een aantal peuterspeelzalen, enkele medische praktijken, een jongerencentrum, een wijkcentrum, een buurtcentrum en een aantal verpleeg- en verzorgingstehuizen (De Wittenberg aan de Nieuwe Keizersgracht en het Dr. Sarphatihuis aan de Roetersstraat) gevestigd. Ook zijn er nog enkele welzijnsvoorzieningen met een verzorgingsgebied dat buurtoverstijgend is, zoals de GGD Amsterdam. In de Nieuwe Kerkstraat is een synagoge gevestigd.

Cultuur, recreatie en sport
Cultuur, recreatie en sport zijn in het plangebied op verschillende manieren vertegenwoordigd. In juni 2009 is in de Amstelhof aan de Amstel, een dependance van de Hermitage uit het Russische Sint Petersburg geopend. Tussen 2007 en 2009, veranderde het verpleeghuis Amstelhof in een hedendaags museum voor wisselende tentoonstellingen. In gebouw Neerlandia aan de Nieuwe Herengracht is de Hermitage voor kinderen gevestigd.
Filmtheater Kriterion, gehuisvest in de Roetersstraat, werd in november 1945 geopend. Kriterion is destijds opgericht met als doel studenten zelf in staat te stellen de kosten van hun studie te verdienen. Ook nu nog wordt de bioscoop volledig door studenten gerund.
Theater Carré aan de Amstel, één van de bekendste theaters in Nederland, werd in 1887 in gebruik genomen als circustheater.
Voorzieningen met een meer recreatief karakter zijn de Hortus Botanicus aan de Plantage Middenlaan en de dierentuin Artis. Oorspronkelijk was de Hortus een medicinale kruidentuin opgericht door het Amsterdamse stadsbestuur in 1638. Artis aan de Plantage Kerklaan is in 1838 opgericht en daarmee de oudste dierentuin van het Europese vaste land. In 2007 heeft Artis een visie gericht op de toekomstige ontwikkeling opgesteld: 'Investeren in ruimte voor Artis'. Één van de belangrijkste onderdelen van de visie vormt de transformatie van het ingangsgebied. Op de hoek van de Plantage Kerklaan en de Plantage Middenlaan is een Kennisplein gepland. Uitgangspunten van het Kennisplein zijn de clustering van een aantal publieksdiensten, het creëren van ruimte voor wisselende tentoonstellingen en het vestigen van een microZoo. In de microZoo kan een kijkje worden genomen in de wereld van de kleinst levende organismen zoals schimmels en bacteriën.
Naast het Wertheimpark aan de Plantage Parklaan is sportpark Parkschouwburg gevestigd. In 1914 bestemde de gemeente dit terrein tot sportterrein. Tot kort voor die tijd stond op het terrein de Parkschouwburg. De korfbalvereniging Swift is één van de eerste gebruikers van het buitensportpark. De vereniging, opgericht in 1918, is nog steeds gevestigd op het terrein.

5.4.3 Uitgangspunten

Openbare- en bijzondere voorzieningen, inclusief maatschappelijke voorzieningen, zijn in het plangebied binnen de bestemming 'Gemengd-1 en -2' op alle bouwlagen toegestaan.

Binnen de bestemming 'Gemengd-1' geldt voor openbare en bijzondere voorzieningen een maximum bruto vloeroppervlak van 500 m2. Openbare en bijzondere voorzieningen groter dan 500 m2 binnen de bestemming 'Gemengd-1' zijn alleen toegestaan na een ontheffing. Deze ontheffing wordt alleen verleend wanneer het woon- en leefklimaat niet in onevenredige mate wordt aantast, vestiging geen verkeersaantrekkende werking heeft, de bebouwing binnen de parcellering van de omringende bebouwing past, de gevelindeling geen onevenredige inbreuk doet aan de architectonische kwaliteit van de omringende bebouwing. Voor zover openbare en bijzondere voorzieningen in de huidige situatie een groter vloeroppervlak hebben dan 500 m2, mag dit grotere vloeroppervlak worden gehandhaafd. Voor de bestemming 'Gemengd-2' geldt een maximum maat voor openbare en bijzondere voorzieningen van 1.000 m2 met een ontheffingsmogelijkheid voor grotere voorzieningen, waarbij dezelfde criteria worden gehanteerd als bij de ontheffing tot 500 m2.

Reserveren van onderwijspanden
De afgelopen tien jaar is in Amsterdam, naar aanleiding van landelijk locatiebeleid en een behoefte bij onderwijs aan fusies en schaalvergroting, een ontwikkeling op gang gekomen waarbij instellingen van hoger beroepsonderwijs (hbo) en beroeps- en volwasseneneducatie (bve) verhuizen naar knooppunten van openbaar vervoer. In Amsterdam gaat het daarbij vooral om de Wibautstraat en het Amstelstation en omgeving. Om huisvesting op deze nieuwe locaties financieel haalbaar te maken, is het eigendom van de panden die de onderwijsinstellingen voor de verplaatsing in gebruik hadden, overgedragen aan de instellingen zelf.
De hiermee ontstane mogelijkheid om de leegkomende panden door de instellingen tegen marktwaarde te verkopen, kan echter op gespannen voet staan met de behoefte van allerlei maatschappelijke voorzieningen aan ruimte voor uitbreiding en/of betaalbare huisvesting. Leegkomende onderwijspanden bieden daarvoor een mogelijkheid, maar in de regel zijn deze panden voor hen te duur als zij tegen marktwaarde worden aangeboden.
Om voor deze voorzieningen toch ruimte ter beschikking te hebben, is in het Structuurplan Kiezen voor stedelijkheid (2003) voor vrijkomende onderwijspanden een gemeentelijke prioriteitsvolgorde opgenomen. Als in Amsterdam een onderwijspand leeg komt, dan komt dit:

  • eerst in aanmerking voor ander onderwijs;
  • dan voor maatschappelijke voorzieningen.

Als een pand met de bestemming 'Maatschappelijk' leeg komt, dan dient binnen een bepaalde tijd bekend te zijn of andere onderwijsinstellingen of maatschappelijke voorzieningen het pand in gebruik zullen nemen. De termijn die hiervoor geldt is maximaal drie maanden na de datum waarop het pand feitelijk leeg komt. Als binnen die termijn vanuit de onderwijswereld of vanuit andere maatschappelijke voorzieningen geen belangstelling voor het pand blijkt, dan kan de bestemming van het pand na toepassing van een wijzigingsprocedure worden omgezet in de bestemming 'Gemengd-2' (GD-2), waarbij wonen is uitgesloten.

Als gevolg van een amendement dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan is aangenomen hebben, naast de onderwijspanden, nog vier andere panden de bestemming 'Maatschappelijk-1' gekregen. Het gaat om het Verzetsmuseum aan de Plantage Kerklaan, De Burcht (Vakbondsmuseum) aan de Henrik Polaklaan, voormalig bioscoop Desmet aan de Plantage Middenlaan en het pand aan de Plantage Doklaan 8 t/m 12 waarin broedplaatsen gevestigd zijn.

5.4.4 Kinderopvang

Bestaande kinderopvang is met de aanduiding 'Specifieke vorm van gemengd-kinderopvang (sgd-kov)' op de verbeelding aangegeven.

Voor voorzieningen voor kinderopvang geldt dat binnen de bestemming 'Gemengd-1 en -2' en 'Wonen-1' per bouwblok een kinderopvang gerealiseerd mag worden, met uitzondering van die bouwblokken waar al een school met de bestemming 'Maatschappelijk -1 of -2' is gevestigd. Binnen de bestemming 'Maatschappelijk -1 of -2' is een kinderopvang toegestaan, zodat een ontwikkeling tot een brede school mogelijk is.

Door het aantal toegestane kinderdagverblijven tot één per bouwblok te beperken wordt de mogelijke geluidsoverlast voor de woningen in dat bouwblok grenzend aan hetzelfde binnenterrein beperkt.

De gronden met de bestemming 'Tuin-1 en -2' mogen als buitenruimte voor kinderopvang of scholen worden gebruikt, wanneer zij grenzen aan de bebouwing waarin een kinderopvang of school is gevestigd.

Voorzieningen voor kinderopvang zijn niet toegestaan in bebouwing die gesitueerd is binnen een afstand van 50 meter, gemeten van de rand van wegen die behoren tot het hoofdnet auto. Dit is een uitvloeisel van een stedelijke regeling waarin is bepaald dat, in verband met het fijn stof, gevoelige functies niet gesitueerd mogen worden in eerste lijnsbebouwing bij stedelijke wegen met meer dan 10.000 motorvoertuigen per etmaal. In het plangebied zijn dat de Weesperstraat en het Weesperplein.

5.5 Galeries

Het culturele klimaat van Amsterdam is een van de belangrijkste toeristische trekkers van de stad. Om de aantrekkingskracht van Amsterdam voor toeristen te behouden en te vergroten dient cultuur te worden versterkt. Galeries zijn onderdeel van dit culturele klimaat. Galeries zijn in het algemeen kleinschalig, hebben nauwelijks verkeersaantrekkende werking, zeer beperkte reclame-uitingen en over het algemeen een positieve uitstraling. Galeries zijn daarom overal in het plangebied toegestaan binnen de bestemming 'Gemengd'. In het plangebied zijn meerdere galeries aanwezig.

5.6 Detailhandel En Consumentverzorgende Dienstverlening

5.6.1 Ontwikkeling

In het plangebied is relatief weinig detailhandel aanwezig. Met name langs de Plantage Kerklaan en op een klein stukje Hoogte Kadijk en in de Weesperbuurt zijn winkels gevestigd. Bij consumentverzorgende dienstverlening worden goederen of diensten rechtstreeks aan de consument geleverd. Deze diensten hebben in de regel dezelfde ruimtelijke uitstraling als detailhandel, ze zijn vaak gevestigd in dezelfde straten en de diensten worden, net als bij detailhandel, vaak aangeboden via een balie. Deze dienstverlening valt daarom in dezelfde categorie als detailhandel. Voorbeelden van consumentverzorgende diensten zijn: reisbureaus, uitzendbureaus, makelaars, bankfilialen, internetgelegenheden, kopieerwinkels, gereedschapverhuur, sauna's, kappers.

Wibautas

De Weesperstraat is een belangrijke doorgaande verkeersroute in het plangebied. Voor de gehele Wibautas (tussen IJtunnel en Amstelstation) is in 2003 het 'Masterplan Wibautas' vastgelegd, met als uitgangspunt dat het straatprofiel van de Wibautstraat wordt versmald tot twee maal één rijstrook. In het Masterplan is voor de plinten van de bebouwing langs de Wibautas opgenomen dat deze bestemd zijn voor de entrees van de gebouwen, detailhandel en publieksfuncties. Onder publieksfuncties worden in het Masterplan verstaan: kantoren met een baliefunctie, galeries, showrooms, horeca (met uitzondering van disco's, dancings en sociëteiten), consumentverzorgende dienstverlening en openbare en bijzondere voorzieningen. Op deze wijze kan de Wibautas, waaronder ook de Weesperstraat, worden (her)ontwikkeld tot een stadsboulevard.

5.6.2 Uitgangspunten

Detailhandellint plus

Detailhandel en overige consumentverzorgende dienstverlening zijn binnen de bestemming 'Gemengd' toegestaan op de begane grond en in de kelder/het souterrain, mits passend binnen het maximale toegestane bruto vloeroppervlak, zoals hieronder genoemd. In de 'Visie toeristische ontwikkeling in de Oostelijke Binnenstad' is het wensbeeld geformuleerd om langs de Plantage Kerklaan, een gedeelte van de Plantage Middenlaan tot aan de Plantage Westermanlaan en de Nieuwe Kerkstraat detailhandel en publieksfuncties te bevorderen. Om die reden zijn deze straten aangewezen als detailhandellint plus.
In het detailhandellint plus is vestiging van nieuwe woningen en inpandig parkeren op de begane grond niet toegestaan. Hier is alleen vestiging toegestaan van winkels, consumentverzorgende dienstverlening en andere niet-woonfuncties, zoals bedrijven, kantoren en openbare en bijzondere voorzieningen. Op deze wijze wordt in deze straten een doorlopende publieksplint zoveel mogelijk behouden en bevorderd.

Winkels aan het water

Winkels en consumentverzorgende dienstverlening aan de in het plangebied aanwezige waterwegen, met uitzondering van hoekpunten met straten, zijn uitgesloten. Bestaande winkels en consumentverzorgende dienstverlening mogen worden gehandhaafd. Openbare en bijzondere voorzieningen inclusief voorzieningen op het gebied van sport en ontspanning (sportschool, yoga, wellness, sauna, massage en floating) en cultuur en educatie (muziekschool, dansschool, toneelschool, kookschool, taleninstituut, creatieve cursussen) zijn wel toegestaan langs de waterwegen in het plangebied.

Maximum vloeroppervlak

In het gehele plangebied is het behoud van de huidige kleinschaligheid in de plint gewenst. Daarom geldt voor detailhandel en consumentverzorgende diensten een maximum maat van 150 m2 met een ontheffing tot maximaal 300 m2. Voor de Sarphatistraat is het gewenst om winkels met een vloeroppervlak van 200 m2 met een ontheffingsmogelijkheid tot 400 m2toe te staan.
Ontheffingen voor grotere vloeroppervlakten kunnen alleen worden verleend wanneer (uitbreiding van) een vestiging het woon- en leefklimaat niet in onevenredige mate aantast.
De reeds aanwezige detailhandel en consumentverzorgende diensten met een groter vloeroppervlak dan de maximaal toegestane maat, mogen worden gehandhaafd.
Voor detailhandel en consumentverzorgende diensten geldt dat het construeren of veranderen van de voorgevel van de winkel ten behoeve van open gevelverkoop niet is toegestaan, omdat daarmee de kans op verstoring van de gevelwand wordt vergroot. Bovendien veroorzaakt open gevelverkoop een minder gewenst gebruik van de openbare ruimte. Open puien zijn evenmin toegestaan.

Smartshops

Een aparte detailhandelsfunctie is de smartshop. Hier worden zogenaamde psychotrope stoffen verkocht. Dit zijn stoffen die wijzigingen teweegbrengen in de zielstoestand en geestelijke gesteldheid. De ruimtelijke uitstraling van dit soort zaken verschilt van die van de reguliere winkels. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door de producten die worden verkocht en anderzijds door het publiek dat wordt aangetrokken. In een aantal delen van de binnenstad is de tendens gesignaleerd dat zich concentraties van smartshops ontwikkelden, zoals in het Burgwallengebied. Vestiging van dergelijke ondernemingen tast het vestigingsklimaat voor andere, hoogwaardiger functies aan en daarmee de leefbaarheid. De veiligheid en leefbaarheid worden voorts aangetast door het agressieve gedrag van een deel van het publiek, mede voortvloeiend uit een combinatie van drank en (smart)drugs, en het feit dat dealers de directe omgeving van drugstoeristen opzoeken. Smartshops komen in het plangebied niet voor. Vestiging van deze functie is niet toegestaan.

Wibautas

Bij het aanpassen van het straatprofiel van de Wibautas is het wensbeeld geformuleerd om langs de Wibautas, en dus ook de Weesperstraat, entrees van de gebouwen, detailhandel en publieksfuncties te bevorderen. Grote winkels hebben echter een sterk verkeersaantrekkende werking en uitbreiding van deze functies kan een verslechtering betekenen van de luchtkwaliteit in de straat die wettelijk niet acceptabel is. Vanwege de luchtkwaliteit langs de Weesperstraat is deze straat niet in het bestemmingsplan opgenomen als detailhandellint. Aanvullend geldt dat in de Weesperstraat winkels uitsluitend zijn toegestaan voor zover nu al aanwezig. Vestiging van niet-publieksfuncties in de Weesperstraat is toegestaan. Als de luchtkwaliteit van de Weesperstraat op termijn verbetert, wordt opnieuw overwogen of uitbreiding van winkels wellicht kan worden toegestaan.

5.7 Horeca

5.7.1 Ontwikkeling

In het plangebied zijn circa 60 horecazaken aanwezig. De meeste horeca in het plangebied ligt aan de Plantage Kerklaan, de Plantage Middenlaan, de Roetersstraat, het Kadijksplein en de Sarphatistraat. Verreweg het grootste deel van de horeca in het plangebied bestaat uit cafés en restaurants. Daarnaast zitten aan de Roetersstraat en de Sarphatistraat twee coffeeshops en aan de Plantage Kerklaan en het Weesperplein zijn twee snackbars gevestigd. Er is in het plangebied een aantal locaties met zalenverhuur gevestigd. Zalen worden onder andere verhuurd door Artis.
De verschillende horecasoorten zijn in dit bestemmingsplan ondergebracht in de categorieën horeca 1 tot en met horeca 4. De horecaregeling in de bestemmingsplannen en de horecaregeling in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) zijn op elkaar afgestemd. In beide regelingen worden dezelfde categorie-indelingen voor horeca 1 t/m horeca 4 gehanteerd. Hotels vallen onder de categorie horeca 5. (Zie verder paragraaf 4.8 Hotels) Deze categorieën worden hieronder nader gedefinieerd. De huidige in het plangebied aanwezige zelfstandige horeca is volgens deze bestemmingscategorieën aangeduid op de huidige locatie en op de huidige in gebruik zijnde bouwlagen.

Horeca 1 zijn fastfoodbedrijven, zijnde horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het in hoofdzaak voor consumptie ter plaatse verstrekken van vooral op gemaksvoeding gerichte, eenvoudig en snel bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het voor consumptie ter plaatse verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken. Onder fastfoodbedrijven worden in elk geval begrepen automatieken, snackbars en fastfoodrestaurants.

Horeca 2 betreft horecabedrijven, al dan niet met een besloten karakter, die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van dranken, waarbij het gelegenheid bieden tot dansen op en tot het beluisteren van overwegend mechanische muziek een wezenlijk onderdeel vormt. Horeca 2 bedrijven zijn in elk geval discotheken en sociëteiten.

Onder horeca 3 worden horecabedrijven verstaan, die tot doel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van dranken en (kleine) etenswaren en/of maaltijden, waarbij het accent ligt op het verstrekken van dranken. Onder horeca 3 bedrijven worden in elk geval begrepen: cafés en eetcafés.

Horeca 4 omvat horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van in hoofdzaak ter plaatse bereide maaltijden en van in hoofdzaak ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische, zwak alcoholische en niet-alcoholische dranken. Onder horeca 4 bedrijven worden in elk geval begrepen: restaurants, lunchrooms, koffiehuizen en ijssalons.

Horeca 5 betreft de hotelfunctie, die in paragraaf 5.8 nader wordt toegelicht.

Horeca 6 betreft een vorm van zelfstandige horeca die gekoppeld is aan een culturele functie. Deze horeca wordt in paragraaf 5.9 nader toegelicht.

Additionele horeca betreft horeca die uitsluitend bezocht wordt door bezoekers van een instelling met een andere hoofdfunctie dan horeca, bijvoorbeeld een museumcafé, een theaterfoyer of een kantine in een sporthal. In dit plangebied is op enkele plaatsen additionele horeca aanwezig.

5.7.2 Uitgangspunten

Per horecacategorie gelden de volgende uitgangspunten:

Horeca 1 - Uitbreiding van fastfoodzaken is niet toegestaan vanwege de ongewenste functiemenging, de overlast voor de openbare ruimte die dergelijke zaken met zich meebrengen en de ongewenste ruimtelijke uitstraling (vaak open-puiverkoop en opzichtige reclame-uitingen). Omzetting van fastfoodzaken (horeca 1) naar cafés of restaurants (respectievelijk horeca 3 en 4) is toegestaan, omdat horeca in die categorieën minder overlast veroorzaakt.

Horeca 2 - Nachtzaken zijn vanwege de ruimtelijke uitstraling (vaak een gesloten gevel) en vanwege het vertrek van grote aantallen bezoekers op een nachtelijk tijdstip niet toegestaan. Om dezelfde reden is vestiging van zalenverhuur zeer beperkt toegestaan: alleen waar deze zaak nu al gevestigd is. Uitbreiding van zalenverhuur is niet toegestaan. Omzetting van nachtzaken (horeca 2) naar cafés of restaurants (respectievelijk horeca 3 en 4) is toegestaan, omdat horeca in die categorieën minder overlast veroorzaakt.

Horeca 3 - Cafés en eetcafés geven over het algemeen minder overlast dan fastfoodzaken en discotheken en hebben daarenboven een andere ruimtelijke uitstraling dan horeca 1 en 2. Omzetting van cafés (horeca 3) naar restaurants (horeca 4) is toegestaan, omdat horeca in die categorie in de regel minder overlast geeft.

Horeca 4 - Restaurants, koffiehuizen, lunchrooms en dergelijke geven in principe de minste overlast en mogen daarom overal worden gevestigd waar in het plangebied horeca is toegestaan. Omzetting van restaurants (horeca 4) naar andere categorieën (1, 2 of 3) is niet toegestaan.

Het verhuren van ruimte in een café (horeca 3) of restaurant (horeca 4) voor bijvoorbeeld een afscheidsborrel, verjaardag, jubileum, trouwreceptie, -diner of -feest wordt binnen de gebruikelijke voorwaarden van exploitatie toegestaan. Alle tafels in een restaurant reserveren maakt het restaurant voor een avond min of meer besloten. Een exploitant kan zelf beoordelen of het de goede naam van de zaak schaadt als dat te vaak voorkomt (te vaak nee verkopen kost ook klanten). Deze vorm van zalenverhuur wijkt niet wezenlijk af van de normale exploitatie als café of restaurant en heeft daarmee ook dezelfde kans op overlast.

Dansen in een café (horeca 3) of restaurant (horeca 4) is toegestaan, mits dat past binnen het karakter van het café of restaurant. Zodra de zaak het karakter van een discotheek of zalenverhuur krijgt, wat bijvoorbeeld kan blijken uit het de grootte van de dansvloer of het heffen van entreegeld, is sprake van horeca 2 en dat is niet toegestaan.

Uitbreiding horeca.

In de 'Visie toeristische ontwikkeling in de Oostelijke Binnenstad' is aangegeven dat het mogelijk maken van uitbreiding van horeca één van de manieren is om het toerisme meer in de richting van het oostelijke deel van het stadsdeel te spreiden. Op die manier kan worden bewerkstelligd dat de bezoekers langer in het oostelijk deel van de binnenstad verblijven dan nu het geval is. In het Horecabeleidsplan 2008 is het horecabeleid voor de binnenstad vastgelegd. Hierin is ondermeer de ambitie geformuleerd dat het aanbod aan cafés en restaurants in de oostelijke binnenstad moet worden uitgebreid en kwalitatief moet worden verbeterd. Ook worden er mogelijkheden gegeven voor de omzetting van dagzaken naar avondzaken en voor uitbreiding van het aantal vierkante meters per horecavestiging.
Aangezien in het plangebied volop wordt gewoond en het rustige karakter van het woon- en leefmilieu zoveel mogelijk in stand dient te worden gehouden, is uitbreiding van horeca uitsluitend toegestaan als het gaat om de horecacategorie 3 en 4. Uitbreiding van nieuwe horecavestigingen is in het plangebied mogelijk door middel van een wijzigingsprocedure en uitsluitend indien:

  • de functiemenging in de omgeving wordt bevorderd;
  • geen aantasting van het woon- en leefklimaat optreedt;
  • geen overmatige verkeersaantrekkende werking plaatsvindt.

Vanwege de overlast die horeca in hogere bouwlagen kan veroorzaken voor de bewoners die direct naast of boven de vestiging wonen, is horeca alleen in de eerste bouwlaag toegestaan. Indien in de huidige situatie al horeca op hogere bouwlagen is gevestigd, mag deze gehandhaafd blijven.
Deze regeling wijkt af van de regeling zoals die nu in het bestemmingsplan Weesperbuurt is opgenomen. In het bestemmingsplan Weesperbuurt is één van de toetsingscriteria dat nieuwvestiging van horeca mogelijk is op een afstand van ten hoogste 75 meter van een culturele instelling. In het bestemmingsplan Oostelijke binnenstad is uitbreiding van horeca 3 en 4 overal toegelaten (mits voldaan wordt aan de criteria).

Maximum vloeroppervlak horeca.

In het gehele plangebied is het behoud van de huidige kleinschaligheid in de plint gewenst. Daarom geldt voor horeca een maximum maat van 150 m2, met een ontheffing tot maximaal 300 m2. Deze ontheffing kan alleen worden gegeven als het gaat om (bestaande) horeca 3 of horeca 4. De ontheffing is ook opgenomen om horecagelegenheden in deze categorieën de mogelijkheid te geven in de kelder of in het souterrain keukens, toiletten en/of bergingen te realiseren. Bestaande horecavestigingen die groter zijn dan de bovenstaande maximum maten mogen gehandhaafd blijven.

Horecagelegenheden groter dan 300 m2 kunnen alleen overwogen worden zolang het beschermd stadsgezicht niet wordt aangetast en er geen nadelige invloed is op het woon- en leefklimaat. Daarnaast spelen de fysieke eigenschappen van het pand een belangrijke rol. Er moet voorkomen worden dat doorbraken tussen kleinere panden plaatsvinden, waardoor de historische structuur wordt aangetast. Aan de uitbreiding van het vloeroppervlak wordt een maximale maat van 1.000 m2 per pand gesteld. Panden en/of locaties die geschikt zijn voor uitbreiding in vierkante meters zijn grotere gebouwen (de panden die de bestemming 'Gemengd-2' hebben) die leeg komen en grotere (nieuw)bouwprojecten. Deze zijn geschikt vanwege de fysieke eigenschappen van het pand/project.

Horeca Artis.

Artis beschikt momenteel over drie zelfstandige horecavestigingen. Het gaat om:

  • de zalenverhuur (horeca-2) in de Koningszaal, Tijgerhal en Flamingoserre aan de Plantage Middenlaan 43;
  • het mediacafé (horeca-3) in het huidige Studio Plantage aan de Plantage Kerklaan 36;
  • het restaurant (horeca-4) 'De Twee Cheetah's' aan het Entrepotdok.

Op de verbeelding zijn deze vestigingen specifiek aangeduid. Voor de zalenverhuur aan de Plantage Middenlaan is bovendien aangegeven dat horeca ook is toegestaan in de tweede bouwlaag, daar waar de exploitatievergunning alleen horeca op de eerste bouwlaag toestaat. Hiermee wordt afgeweken van het uitgangspunt dat horeca op de verdiepingen niet is toegestaan en dat uitbreiding/nieuwvestiging alleen is toegestaan na wijziging van het bestemmingsplan. Deze regeling geeft Artis de mogelijkheid de Flamingoserre te slopen en het zo verloren horeca-oppervlak op de tweede bouwlaag te realiseren. Er is een maximum vloeroppervlak toegestaan van 1.130 m², hetgeen overeenkomt met de verleende exploitatievergunning. De afwijking is toegestaan omdat het hier een vrijstaand pand betreft. Er zijn geen woningen aanwezig in de belendende panden en het totale oppervlakte aan horeca blijft gelijk. Het slopen van de Flamingoserre is een verbetering van het monument.

Naast de bovengenoemde panden geeft Artis aan ook regelmatig zalen te verhuren in het Planetarium (t.o. Plantage Kerklaan 59), het Aquarium (Plantage Middenlaan 53) en het Vlinderpaviljoen. Voor dit gebruik beschikt Artis niet over een exploitatievergunning.

In afwijking van de systematiek is, overeenkomstig het huidig gebruik, voor deze gebouwen toch een horeca-aanduiding opgenomen op de verbeelding. De motivering hiervoor ligt in het feit dat Artis, net als de culturele instellingen in de stad, steeds minder kan beschikken over subsidies en andere gelden. Om toch voldoende inkomsten te genereren is het voor Artis noodzakelijk (delen van) panden commercieel te verhuren. Ook hier geldt het argument dat het gaat om vrijstaande panden en geen woningen in belendende panden aanwezig zijn.

Additionele horeca

Additionele horeca is een vorm van horeca die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming. Enerzijds ondersteunen de horeca-activiteiten de hoofdfunctie. Hierbij valt te denken aan een koffiehoek in een museum of buurthuis, waar bezoekers vaak langere tijd verblijven. Deze horeca-activiteiten zijn vaak afgescheiden van de hoofdfunctie in een aparte ruimte of duidelijk afgebakend deel van de locatie. Anderzijds gaat het om horeca-activiteiten die deel uit maken van de hoofdfunctie, zoals bij een bioscoop of theater. Omdat in al deze gevallen de horeca-activiteiten ondergeschikt zijn, worden deze juridisch planologisch gezien niet onder de afzonderlijke functie 'horeca' begrepen, maar gerekend tot de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling. Bij warenhuizen is een additionele horecavergunning verplicht indien de horeca-activiteiten door derden worden geëxploiteerd.

Aan de exploitatie van additionele horeca zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • de horeca-activiteiten moeten plaatsvinden in het verlengde van en ten behoeve van de toegestane hoofdactiviteit;
  • er mag geen aanduiding of reclame aan of op de openbare weg ten behoeve van de horecagelegenheid worden geplaatst;
  • de horecagelegenheid heeft dezelfde openingstijden als de toegestane horeca-activiteit, uitzondering hierop vormen bioscoop en theaterfoyers, deze mogen geopend zijn vanaf één uur na de laatste voorstelling;
  • de horeca-activiteiten moeten door de instelling zelf worden geëxploiteerd;
  • wanneer de horecagelegenheid is afgescheiden van de hoofdfunctie mag deze maximaal 20% van het totale vloeroppervlak bedragen: toiletruimte, keuken en opslag t.b.v. horeca worden hierbij niet meegerekend.

Overige horeca-gerelateerde aspecten

Net als bij winkels, geldt ook voor horeca dat het construeren of veranderen van de gevel ten behoeve van gevelverkoop en open-puiverkoop niet is toegestaan.
Sinds juni 1992 is het gemeentelijke beleid om geen nieuwe gebouwde terrassen toe te staan, onder andere om 'privatisering' van de openbare ruimte tegen te gaan. Ongebouwde terrassen worden, voorzover deze zich in de openbare ruimte bevinden, niet in het bestemmingsplan geregeld. Regels daaromtrent zijn opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening, afdeling 2 Horecabedrijven, artikel 3.5 Terrassen. Vanwege mogelijke overlast voor omwonenden, is het gebruik van de binnenterreinen ten behoeve van horecaterrassen niet toegestaan. In het bestemmingsplan is het verkopen van softdrugs in een horecagelegenheid niet opgenomen. Voor de horecagelegenheden met hasj-verkoop geldt dat de horeca wèl als zodanig op de verbeelding staat, maar de hasj-verkoop niet. Dat betekent niet dat hasjverkoop overal mag plaatsvinden. Voor het verkopen van hasj geldt immers een gemeentelijk beleid. De in het plangebied gevestigde horecagelegenheden met hasjverkoop zijn uiteraard gehouden aan dit gemeentelijke beleid.

5.8 Hotels (Horeca 5)

In het plangebied zijn op dit moment 14 hotels gevestigd.

5.8.1 Uitgangspunten

In de 'Visie toeristische ontwikkeling in de Oostelijke Binnenstad' is aangegeven dat het mogelijk maken van uitbreiding van hotels één van de manieren is om het toerisme meer in de richting van het oostelijke deel van het stadsdeel te spreiden. Deze visie is onder meer vastgelegd in het Hotelbeleid Amsterdam Centrum 2008-2012. Uitgangspunt is dat hotelontwikkeling wordt gespreid richting het oostelijk deel van de binnenstad, dat wil zeggen ten oosten van de Amstel-Nieuwe Herengracht en dan met name aan de grotere straten in het plangebied, zoals de Roetersstraat en de Sarphatistraat. Voor de locatie van een hotel is het belangrijk dat deze goed bereikbaar én toeristisch aantrekkelijk is. Toeristisch aantrekkelijk houdt in dat vermaak (o.a. restaurants en cafés) binnen handbereik ligt. Andersom geldt ook dat bezoekers van hotels het economische draagvlak voor restaurants, cafés en winkels vergroten. Bij hotelontwikkeling moet wel rekening gehouden worden met het karakter van een buurt.

Op grond hiervan maakt dit bestemmingsplan uitbreiding van nieuwe hotels mogelijk, door middel van een wijzigingsprocedure en uitsluitend als wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • bevordering functiemenging (in de buurt en/of binnen een pand);
  • kwaliteitsimpuls (aan het pand en/ of de buurt);
  • geen overmatige verkeersaantrekkende werking;
  • parcellering en architectonische kwaliteit;
  • beschermen woonfunctie.

Beschermen woonfunctie

In de Amsterdamse binnenstad behoeft de woonfunctie, zeker in relatie tot de hotelfunctie, extra bescherming. Weliswaar worden woningen, vooral als zij behoren tot de sociale voorraad, al beschermd via de (regionale) Huisvestingsverordening, maar ook in het kader van de ruimtelijke ordening is er aanleiding om grote terughoudendheid te betrachten ten aanzien van hotelplannen die ten koste gaan van woonruimte. Uitgangspunt is daarom dat als er al medewerking wordt verleend aan omzetting van woonruimte in hotelruimte – en dat is alleen het geval als aan de andere beleidsregels wordt voldaan en medewerking wordt verleend op grond van de Huisvestingsverordening -, dat alleen gebeurt als het aantal woningen en het totale woonoppervlak dat verloren gaat, in redelijke verhouding staan tot het aantal te realiseren hotelkamers respectievelijk het te realiseren hoteloppervlak. Een voorwaarde is bovendien dat slechts enkele woningen per initiatief verloren gaan. Om misbruik te voorkomen worden in het kader van deze beleidsregel voormalige woningen, die kort voor de indiening van het plan om een hotel te realiseren aan hun woonbestemming zijn onttrokken, gelijkgesteld aan woningen.

Bed & Breakfast-accommodaties worden niet in het bestemmingsplan opgenomen, aangezien het hierbij gaat om aanbieden van overnachting voor ten hoogste vier personen in een zelfstandige woning die wordt bewoond door de hoofdbewoner. Als aan deze (en aan een aantal andere) Bed & Breakfast verbonden voorwaarden wordt voldaan, dan is sprake van bewoning. Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, dan is sprake van een logeerverblijfsinrichting, dat wil zeggen hotel.

5.9 Horeca 6

De Algemen Plaatselijke Verordening en het bestemmingsplan maken het voor ondernemers mogelijk om additionele horeca in hun onderneming op te nemen. Bij additonele horeca is de horecafunctie ondergeschikt aan de hoofdactiviteit van de onderneming. Ongeveer 60 à 70 zaken in stadsdeel Centrum hebben een additionele horecavergunning. Gebleken is dat bij culturele instellingen de grens tussen additionele en zelfstandige horeca onder druk staat of is overschreden. Dit betreft aan de ene kant panden met een culturele functie waarbij de cultuuruiting een duidelijke horecacomponent in zich heeft (bijvoorbeeld een live optreden in de Melkweg, waarbij gedanst kan worden). Aan de andere kant gaat het om culturele instellingen die beschikken over een bijzonder pand of ruimte die verhuurd kan worden voor bijeenkomsten en feesten. Deze activiteiten mogen niet plaatsvinden bij additonele horeca. Omdat het stadsdeel geen bezwaar heeft tegen de manier waarop deze instellingen hun programmering voeren, wil het voor bepaalde culturele instellingen de exploitatiemogelijkheden verruimen. Daarbij kiest het stadsdeel er niet voor de bestemming van de panden om te zetten naar zelfstandige horeca. Dit zou voor een aantal panden een oplossing van het probleem zijn, maar het omzetten naar zelfstandige horeca brengt de cultuurfunctie op termijn in gevaar. Om deze activiteiten toch mogelijk te maken is ervoor gekozen een nieuwe horecacategorie in het bestemmingsplan op te nemen: horeca 6 (culturele horeca). Horeca 6 is een vorm van zelfstandige horeca die gekoppeld is aan een culturele functie. Panden die in aanmerking komen voor horeca 6 zijn panden waarin een culturele instelling is gevesigd met een programmering die bestaat uit een mix van verschillende activiteiten. Horeca maakt deel uit van deze activiteiten. Bij deze panden is het afscheiden van de horecacomponent zeer lastig en/of fysiek niet mogelijk, omdat de horeca-activiteit over het algemeen plaatsvindt in de hoofdruimte.

Culturele panden komen alleen voor horeca 6 in aanmerking wanneer er aan bepaalde criteria wordet voldaan en nadat het dagelijks bestuur bij omgevingsvergunning is afgeweken van de regels.

Panden die in aanmerking komen voor horeca 6 hebben de algemene gebiedsaanduiding 'wro-zone-ontheffingsgebied' gekregen. Voor panden met deze aanduiding kan het dagelijks bestuur bij omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het gebruik van het gebouw of een gedeelte daarvan voor horeca 6.

Binnen het plangebied zijn Werf 't-Kromhout aan de Hoogte Kadijk 147 en het Vakbondsmuseum De Burcht aan de Henri Polaklaan 9 aangewezen als culturele instelling waar horeca 6 mogelijk is.

5.10 Bedrijven En Creatieve Functies

5.10.1 Ontwikkeling

In het plangebied zijn een aantal productiebedrijven gevestigd. Verspreid over het plangebied staan meerdere bedrijfs- en atelierverzamelgebouwen.

5.10.2 Uitgangspunten

Het is algemeen beleid in de binnenstad om broedplaatsen en startersmilieus te stimuleren. De vestiging van bedrijven met een lage geluidsbelasting en ateliers in het plangebied draagt bij aan de (kleinschalige) functiemenging en is daarom overal mogelijk. Uitzondering hierop is de eerste bouwlaag (begane grondlaag) in de als detailhandellint aangeduide straten. Hier mogen nieuwe bedrijven zich alleen vestigen als zij tevens een publieks- en/of baliefunctie hebben, bijvoorbeeld een fietsreparatiebedrijf dat tevens (deels) als fietsenwinkel functioneert.
In het plangebied mogen alleen nieuwe bedrijven en ateliers zich vestigen die vallen in de milieuhindercategorieën 1 of 2, die worden genoemd in de Staat van Inrichtingen behorende bij dit bestemmingsplan.
In het plangebied ligt een aantal bedrijven met een zwaardere geluidsbelasting in milieuhindercategorie categorie 3 en 4. Bestaande bedrijven die in milieuhindercategorie 3 of hoger vallen, zijn als zodanig op de bestaande locatie als bijlage bij de regels opgenomen. Alleen deze met name genoemde bedrijven zijn op de genoemde locaties toegestaan. Bij de bestemmingen 'Bedrijf-1, -2, en -3' zijn de bestaande bedrijven in de hogere categorie opgenomen. In de Staat van Inrichtingen is tevens de maximale omvang van bedrijven geregeld.
Door middel van een ontheffing wordt de mogelijkheid geboden, dat eventueel ook bedrijven uit een hogere categorie toestemming krijgen zich te vestigen. Ook is een ontheffing mogelijk voor bedrijfssoorten die niet op de lijst voorkomen. Voorwaarde voor het verlenen van ontheffing is dat het bedrijf in vergelijking met de bedrijfssoorten die volgens de Staat van Inrichtingen zijn toegestaan, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu door hinder en/of gevaar. In samenhang hiermee kan als aanvullende eis worden gesteld dat het bedrijf de nodige voorzieningen treft.

5.11 Overige Functies

5.11.1 Algemeen

Onder de 'overige functies' valt een aantal soorten gebruik die een ongewenste druk op het woon- en leefklimaat kunnen geven en waarvan nieuwe vestiging of verdere uitbreiding in de binnenstad niet gewenst is.

Een eerste groep van deze 'overige functies' wordt gevormd door raamprostitutie en seksinrichtingen (seksclubs, -winkels en -bioscopen). Hoewel darkrooms geen zelfstandige functie zijn, maar doorgaans deel uitmaken van een horecagelegenheid, vallen darkrooms eveneens onder de seksinrichtingen. Een tweede groep van deze 'overige functies' omvat automatenhallen, telefoon- en/of faxservice, geldwisselkantoren en smartshops.

Op dit moment is in het plangebied een van deze functies aanwezig. Het gaat om een massagesalon in de Sarphatistraat die is aangegeven op de verbeelding.

5.11.2 Uitgangspunten

Vanwege de wens tot behoud van de attractiviteit van het plangebied in het algemeen, is vestiging van nieuwe seksclubs en sekswinkels en -bioscopen, darkrooms, (raam)prostitutie, automatenhallen, telefoon- en/of faxservice, geldwisselkantoren en smartshops niet toegestaan.

5.12 Inpandige Fietsenstallingen En Parkeervoorzieningen

5.12.1 Algemeen

Voor alle ondergrondse bouwwerken, dus ook voor ondergrondse fietsenstallingen en parkeervoorzieningen, gelden criteria ten aanzien van de grondwaterhuishouding en het waterkerend vermogen van waterkeringen. Het realiseren van ondergrondse fietsenstallingen en ondergrondse parkeervoorzieningen mag niet leiden tot een verslechtering van de huidige grondwatersituatie als het gaat om de stand en kwaliteit van het grondwater. Tevens mag het realiseren van ondergrondse fietsenstallingen en ondergrondse parkeervoorzieningen er niet toe leiden dat het waterkerend vermogen van een aanwezige waterkering wordt verminderd of teniet wordt gedaan. Toetsing van dit laatste gebeurt door het uitvoeren van een geohydrologisch onderzoek dat ter toetsing aan Waternet wordt voorgelegd.

Voor werkzaamheden gelegen in de binnen- en buitenbeschermingszone dient ontheffing op de keur te worden verkregen van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht.

5.12.2 Inpandige fietsenstallingen

In de eerste bouwlaag van gebouwen is het toegestaan inpandige fietsenstallingen te realiseren. Het realiseren van een fietsenstalling in de kelder of het souterrain kan alleen na wijziging van het bestemmingsplan worden gerealiseerd. Voor het realiseren van dergelijke ondergrondse fietsenstallingen geldt als voorwaarde dat het woon- en leefklimaat niet in onevenredige mate wordt aangetast.

Voor het realiseren van fietsenstallingen onder de bestemming 'Tuin' geldt als aanvullend criterium dat het dak van de stalling ten minste één meter onder het omringende maaiveld geprojecteerd moet zijn. Op deze wijze wordt het gebruik van de daarboven gelegen gronden als tuin of groenvoorziening niet verhinderd.

5.12.3 Inpandige parkeervoorzieningen

In 2004 heeft de stadsdeelraad de Nota Bereikbaarheid Binnenstad 2004-2009 vastgesteld, waarin het algemene verkeersbeleid in al zijn aspecten voor het stadsdeel is verwoord. De volgende onderwerpen komen onder meer in deze nota aan de orde: bereikbaarheid en mobiliteit, verkeersveiligheid, openbaar vervoer, autoverkeer, parkeren in de openbare ruimte en inpandig parkeren. Het beleid op het gebied van inpandig parkeren is in de Garageverordening Amsterdam-Centrum 2005 vastgelegd. Voor het inpandig parkeren is in het stadsdeel Centrum een garagevergunning vereist. In de Garageverordening is de parkeernorm vastgelegd die geldt voor A-locaties, te weten voor bedrijven één parkeerplaats per 250 m2 en 0,5 parkeerplaats per woning. In de Garageverordening is tevens bepaald dat onder bepaalde voorwaarden de norm ruimer kan worden toegepast, te weten voor bedrijven één parkeerplaats per 125 m2 en één parkeerplaats per woning. Daarnaast zijn voorwaarden opgenomen voor nieuwe bewoners- en bedrijfsgarages.

In het bestemmingsplan zijn alleen bestaande inpandige garages toegestaan. Nieuwe garages kunnen alleen na wijziging van het bestemmingsplan worden gerealiseerd. Het dagelijks bestuur is bevoegd de bestemmingen 'Gemengd-1 en -2' en 'Maatschappelijk-1 en -2', te wijzigen, teneinde in de kelder en het souterrain van gebouwen inpandige parkeervoorzieningen te realiseren. Op de eerste bouwlaag van gebouwen mag alleen de ingang naar de parkeergarage worden gerealiseerd. In de regels op het bestemmingsplan zijn criteria opgenomen waaraan wordt getoetst bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid. Dit zijn criteria van stedenbouwkundige en verkeerstechnische aard. Het gaat hierbij om stedenbouwkundige criteria om te voorkomen dat het straatbeeld een overwegend gesloten karakter verkrijgt. Ook dient bij nieuwe inpandige parkeervoorzieningen altijd te worden getoetst of het woon- en leefklimaat niet in onevenredige mate wordt aangetast. Voor nieuwe inpandige parkeervoorzieningen geldt daarnaast een aantal aanvullende toetsingscriteria en uitgangspunten: binnen het beschermd stadsgezicht is het niet gewenst dat langs grachten en waterwegen het straatbeeld (verder) wordt aangetast. Daarom zijn nieuwe inpandige parkeervoorzieningen langs grachten en waterwegen niet toegestaan.

Voor het realiseren van een parkeervoorziening onder de bestemming 'Tuin-1, -2 en -3' geldt als aanvullend criterium dat het dak van de parkeervoorziening ten minste één meter onder het omringende maaiveld geprojecteerd moet zijn. Op deze wijze wordt het gebruik van de daarboven gelegen gronden als tuin of groenvoorziening niet verhinderd.

Tevens wordt getoetst of de garage voldoet aan het algemene parkeerbeleid, zoals dit is vastgelegd in de Nota Bereikbaarheid Binnenstad en in de Garageverordening 2005.

6 Het Bestemmingsplan

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is de bestaande toestand, waaronder de cultuurhistorische ontwikkeling van het plangebied, beschreven en geanalyseerd en is het gemeentelijk beleid dienaangaande verwoord. Vanzelfsprekend speelt hierbij de aanwijzing van de binnenstad van Amsterdam als beschermd stadsgezicht een belangrijke rol. In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de vertaling van het beleid in de regels en de analoge en digitale verbeelding (verbeelding), die tezamen het bestemmingsplan vormen.

Een van de doelstellingen van de bestemmingsplannen voor stadsdeel Centrum is het opstellen van bestemmingsplannen zonder uitwerkingsplicht. Daarnaast is een uitgangspunt bij het opstellen van de regels om zo weinig mogelijk weg te bestemmen. Indien en voor zover functies en/of bebouwing als ongewenst zijn aangemerkt, zijn hiervoor speciale regels opgenomen. Het overgrote deel van de functies is ondergebracht in de bestemmingen 'Gemengd-1 en -2'. Hiermee wordt beoogd de dynamiek van de functies tot uitdrukking te brengen en die dynamiek te waarborgen. In paragraaf 5.4 worden de diverse bestemmingen toegelicht.

6.2 Wijzigings- En Ontheffingsbevoegdheden

Met het bestemmingsplan wordt beoogd de bestaande toestand in het plangebied te regelen en het gemeentelijk beleid te vertalen. Dit heeft geleid tot een grote hoeveelheid gebruiksregels en bouwregels. Middelen om een bestemmingsplan voldoende flexibel te houden zijn de wijzigings- en ontheffingsbevoegdheden. Wanneer het plan voorziet in deze bevoegdheden, hoeven in voorkomende gevallen geen planherzieningen of projectbesluiten ex artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening in procedure te worden gebracht. De ontheffingsbevoegdheden zijn bedoeld voor de bouwregels, bijvoorbeeld een ontheffing van de maximale bouwhoogte, en voor de bijzondere gebruiksbepalingen, zoals een ontheffing van het maximum vloeroppervlak. De wijzigingsbevoegdheden zijn bedoeld voor het realiseren van een andere functie, bijvoorbeeld een ondergrondse parkeervoorziening of een hotel. In de regels zijn de bevoegdheden van criteria voorzien. Een belangrijk algemeen criterium is dat de toepassing van een ontheffings- of wijzigingsbevoegdheid niet tot gevolg mag hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Elk verzoek om toepassing van een van deze bevoegdheden zal aan de criteria worden getoetst. Voldoen aan de criteria betekent niet per definitie dat een ontheffing wordt verleend of een wijziging doorgevoerd. Ruimtelijke ordening is immers belangenafweging.

Artikel 3.9 a van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt, dat op de procedure van een wijzigingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit houdt in dat het ontwerpwijzigingsplan voor zes weken ter inzage wordt gelegd en dat belanghebbenden hun zienswijze ten aanzien van het ontwerpplan kunnen indienen.

Er zijn geen procedureregels voor de wijzigingsplannen in het bestemmingsplan opgenomen.

6.3 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsvergunning (Wabo)

Met de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning (Wabo) op 1 oktober 2010 zijn een groot aantal vergunningen, ontheffingen en meldingen tot één omgevingsvergunning geïntegreerd. Voor de aanvrager betekent dit dat hij maar één aanvraag voor zijn project hoeft in te dienen. De aanvraag wordt door één bevoegd gezag beoordeeld en doorloopt één procedure.

De in de Wro opgenomen bevoegdheid om ontheffing te verlenen van het bestemmingsplan (binnenplanse ontheffing, art. 3.6, lid 1, sub c Wro), het projectbesluit (art.3.8b, lid 1 Wro), de tijdelijke ontheffing van het bestemmingsplan (art.3.15, lid 1 Wro) en de ontheffing van het bestemmingsplan in de bij amvb aangegegevn gevallen (art.3.16, lid 1 Wro) zijn eveneens in de omgevingsvergunning geïntegreerd.

Om aan te sluiten bij de terminologie van de Wabo is in de regels de term 'ontheffing' vervangen door 'bij omgevingsvergunning afwijken van (bijvoorbeeld de bouwregels)' .

6.4 De Verbeelding

Vanaf 1 januari 2010 is wettelijk gezien geen sprake meer van een plankaart, maar van een digitale en analoge verbeelding. Om aan de wettelijke verplichting vanuit de Wet ruimtelijke ordening te voldoen, dient de verbeelding op twee wijzen beschikbaar te worden gesteld: zowel analoog als digitaal. Beide verbeeldingen moeten in samenhang met de regels kunnen worden gelezen en begrepen. Met het oog op de leesbaarheid van de regels en deze toelichting wordt de term 'verbeelding' nog gehanteerd. In de begripsbepaling van de regels is bepaald dat met verbeelding wordt bedoeld de analoge of de digitale verbeelding. Bij discrepantie heeft de digitale verbeelding voorrang op de analoge.

Op de verbeelding met legenda zijn de verschillende bestemmingen te vinden. Het bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen: 'Bedrijf-1, -2 en -3', 'Cultuur en ontspanning-1 en -2', 'Gemengd-1 en -2,' 'Groen', 'Maatschappelijk-1 en -2 ', 'Sport', 'Tuin-1, -2 en -3', 'Verkeer', 'Water' en 'Wonen-1 en -2', alsmede de dubbelbestemmingen 'Waterstaat/Waterkering', 'Waarde-archeologie A', 'Waarde-archeologie B', 'Waarde-archeologie C', 'Waarde-archeologie I' en 'Waarde-archeologie L' en 'Waarde-cultuurhistorie'. De archeologische verwachtingswaarden zijn hiermee in het bestemmingsplan verankerd.

Het bestemmingsplan beoogt de bescherming van de cultuurhistorische en architectonische waarden. De bescherming van deze waarden is geregeld in de dubbelbestemming "Waarde-cultuurhistorie' , waar de gronden, naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemmingen, tevens zijn bestemd voor het behoud, herstel en versterking van deze waarden. De bestemming is primair ten opzichte van de andere aan de gronden gegeven bestemmingen, zodat daarmee duidelijk is dat het belang van de bescherming van het stadsgezicht voorop staat.

De opbouw van de bestemmingsregels is, overeenkomstig de landelijk voorgeschreven Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008, als volgt: bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, ontheffing van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, ontheffing van de gebruiksregels, sloopvergunning en wijzigingsbevoegdheid.

Op de verbeelding komen tevens functieaanduidingen voor. Daarnaar wordt in de regels verwezen, opdat de aanduidingen bindend zijn. Een voorbeeld hiervan is de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-1 toegestaan op de eerste bouwlaag', hetgeen betekent dat een horeca 1- gelegenheid uitsluitend is toegestaan op de eerste bouwlaag, daar waar op de verbeelding deze aanduiding voorkomt.

Naast functieaanduidingen zijn ook bouwaanduidingen op de verbeelding opgenomen. Een voorbeeld hiervan is 'specifieke bouwaanduiding - orde 1'. Dit type specifieke bouwaanduidingen geeft de architectonische waardering aan, en is gebruikt ter vervanging van de waarderingskaart die voorheen als separate kaart onderdeel van het bestemmingsplan uitmaakte. Met de bouwaanduidingen zijn de waarderingen in het bestemmingsplan geïntegreerd.

Het bestemmingsplan kent daarnaast nog enkele algemene gebiedsaanduidingen voor het ondergronds railtracé, de geluidzone industrie en de wro-zone-ontheffingsgebied (voor horeca 6).

De analoge verbeelding is getekend op een topografische ondergrond. Op elk perceel is een huisnummer aangegeven, zodat eenvoudig is na te gaan welke bestemming ter plaatse geldt.

6.5 De Bestemmingen

6.5.1 Bedrijf - 1, -2 en -3

De bestemming 'Bedrijf-1' is toegekend aan scheepswerf Koning William aan de Hoogte Kadijk 145 b. Op gronden met deze bestemming is een scheepswerf toegestaan. Niet het gehele terrein mag bebouwd worden: bebouwing mag worden opgericht tot het bebouwingspercentage dat op de verbeelding is aangegeven. De onbebouwd gebleven erven mogen worden gebruikt voor opslag en parkeren ten dienste van de scheepswerf.

De bestemming 'Bedrijf-2' is toegekend aan scheepswerf 't Kromhout aan de Hoogte Kadijk 147. Op gronden met deze bestemming zijn een scheepswerf en een museum ten dienste van de scheepswerf toegestaan. Ook is hier horeca 6 mogelijk. Bebouwing is alleen toegestaan op het bouwvlak dat op de verbeelding is aangegeven. De onbebouwd gebleven gronden mogen worden gebruikt voor opslag en parkeren ten dienste van de scheepswerf.

De bestemming 'Bedrijf-3' is toegekend aan de bebouwing van het tankstation aan de kop van de Hoogte Kadijk/hoek Sarphatistraat. Op gronden met deze bestemming is een tankstation toegestaan. De onbebouwde gronden hebben de bestemming 'Verkeer'.

6.5.2 Cultuur en ontspanning -1 en -2

Dierentuin Artis heeft de bestemming 'Cultuur en Ontspanning-1' gekregen. Gronden met deze bestemming zijn aangewezen voor een dierentuin, groenvoorzieningen, waterpartijen, educatieve voorzieningen, kantoren en werkplaatsen ten behoeve van de dierentuin en bedrijfswoningen. De aanwezige horeca 2-, 3- en 4-gelegenheden zijn met een aanduiding op de verbeelding aangegeven.

Gebouwen zijn toegestaan ter plaatse waar een bouwvlak is aangegeven en binnen het maatvoeringsvlak zijn gebouwen toegestaan tot een maximum bebouwingspercentage.

De bestemming 'Cultuur en ontspanning-1' bevat een wijzigingsbevoegdheid voor de vestiging van een hotel, die alleen geldt voor bebouwing ter plaatse waar een bouwvlak is aangegeven.

Hortus Botanicus en de Overtuin hebben de bestemming "Cultuur en ontspanning-2' gekregen. Gronden met deze bestemming zijn aangewezen voor botanische tuin, natuureducatieve en recreatieve doeleinden, erven, groenvoorzieningen, voetpaden en waterpartijen. De bestaande horeca 3 gelegenheid is met een aanduiding op de verbeelding aangegeven.

Gebouwen zijn alleen toegestaan ter plaatse waar een bouwvlak is aangegeven.

6.5.3 Gemengd -1 en -2.

De meeste bebouwing heeft de bestemming 'Gemengd-1 en -2 '. Op gronden met de bestemming 'Gemengd-1' zijn de volgende functies toegelaten: wonen, detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening, kantoren, openbare en bijzondere voorzieningen, galeries, horeca (waaronder hotels), bedrijven, inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen en fietsenstallingen.

In de bebouwing op gronden met de bestemming 'Gemengd-2' zijn dezelfde functies toegestaan in de bebouwing op gronden met de bestemming 'Gemengd-1' met uitzondering van wonen.

De bestemming 'Gemengd-2' is gegeven aan kantoorpanden of combinaties van panden met een niet-woonfunctie, waarvan het bruto vloeroppervlak 1000 m2 of meer bedraagt en die geen zelfstandige woningen bevatten.

In hoofdstuk 4 is aan de achtergrond van deze keuze aandacht besteed. In het kort is het beleid erop gericht omzetting naar woningen te voorkomen, teneinde werkgelegenheid voor de binnenstad te behouden (functiemenging). Immers realisatie van woningen brengt vaak splitsingen met zich mee. Splitsing van het eigendomsrecht betekent dat het nauwelijks meer mogelijk is om in naar wonen omgezette panden een werkgelegenheidsfunctie te laten terugkeren. Voor het omzetten van een of beide buitenste panden van een combinatie van panden met een niet-woonfunctie naar wonen, is een wijzigingsbevoegdheid voor het dagelijks bestuur opgenomen. Voorwaarde daarbij is onder meer dat het bruto vloeroppervlak van de resterende panden niet beneden de 1.000 m2 komt.

6.5.4 Groen

Binnen de bestemming 'Groen' zijn de volgende functies toegelaten: plantsoenen, parken, pleinen, speelplaatsen, straatmeubilair en bijbehorende fiets- en voetpaden.

6.5.5 Maatschappelijk-1 en -2

De in het plangebied aanwezige onderwijsinstellingen hebben overeenkomstig het geldende beleid de bestemming 'Maatschappelijk-1' gekregen. De ratio van deze bestemmingsregeling is het behoud van panden met een onderwijsfunctie voor onderwijs of andere maatschappelijke doeleinden. Wonen is in deze panden uitgesloten. Voor panden met deze maatschappelijke bestemming gelden in grote lijnen dezelfde bebouwingsregels als voor de gemengde bestemming. De bepalingen die dienen ter bescherming van het beschermde stadsgezicht zijn vanzelfsprekend onverkort van toepassing.

De gronden op het Roeterseiland waar diverse faculteiten van de Universiteit van Amsterdam (UvA) zijn gesitueerd hebben de bestemming 'Maatschappelijk-2' gekregen. De gronden met deze bestemming zijn aangewezen voor onderwijsvoorzieningen, wonen, detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening, horeca 3 en 4, galeries, tuinen en erven en verkeer.

Op de gronden die worden begrensd door de Plantage Muidergracht, de Nieuwe Prinsengracht en de Nieuwe Achtergracht is wonen niet toegestaan. Deze gronden hebben op de verbeelding de aanduiding 'Wonen niet toegestaan (-W)' gekregen.

Gebouwen zijn op de bestemming 'Maatschappelijk 2' toegestaan tot een maximum bebouwingspercentage van 75%.

6.5.6 Sport

Het sportterrein van Swift heeft de bestemming 'Sport' gekregen. Gronden met deze bestemming zijn aangewezen voor sportvoorzieningen, groenvoorzieningen en erven ten behoeve van sportvoorzieningen. Tevens is hier kinderopvang toegestaan.

Gebouwen met een bouwhoogte van 7 meter zijn toegestaan tot een maximum bebouwingspercentage zoals aangegeven op de verbeelding.

6.5.7 Tuin - 1, - 2 en - 3

Tuin-1

De tuinen en erven behorende bij de in het plangebied voorkomende panden zijn als 'Tuin -1', 'Tuin-2' en 'Tuin-3' bestemd. De tuinen en erven die op binnenterreinen zijn gelegen hebben de bestemming ' Tuin-1' gekregen. De bestemming 'Tuin-1' bevat een ontheffingsbevoegdheid voor de bouw van aanbouwen en de bouw van schuurtjes. De maximale diepte van een aanbouw bedraagt 3 meter. De ontheffing wordt alleen verleend, wanneer er zes meter open ruimte tussen de achtergevel en de erfgrens over blijft. De schuurtjes zijn eveneens aan maximale maten gebonden.

Keurtuinen

Binnen het bestemmingsplangebied liggen twee keurtuinen op de bestemming 'Tuin-1', 'Tuin-2' en 'Tuin-3'. Eén ligt binnen het bouwblok dat wordt begrensd door de Nieuwe Keizersgracht, de Weesperstraat, de Nieuwe Kerkstraat en de Amstel. De andere ligt binnen het bouwblok dat wordt begrensd door de Weesperstraat, de Nieuwe Keizersgracht en het Hortus Plantsoen. De keurtuinen zijn met de aanduiding 'specifieke vorm van tuin- keurtuin' op de verbeelding aangegeven. Op gronden met deze aanduiding mag onder bepaalde voorwaarden met ontheffing een tuinhuis worden opgericht aan de achterzijde van het perceel van een bepaalde grootte, zoals in de regels opgenomen.

Tuin-2

Tuinen die grenzen aan de openbare ruimte, zijn bestemd voor 'Tuin-2'. Op deze tuinen mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht. Op gronden met de bestemming 'Tuin-2' is een erfafscheiding met een hoogte van 1 meter toegestaan.

Op 'Tuin 1' en 'Tuin 2' wordt op enkele plekken geparkeerd. Deze locaties zijn met de aanduiding 'specifieke vorm van tuin-parkeren' aangegeven op de verbeelding. In afwijking van de gebruiksregeling voor de bestemmingen Tuin 1 en Tuin 2 is parkeren op de aangeduide locaties toegestaan.

Tuin-3

De bestaande bebouwing op tuinen heeft de bestemming 'Tuin-3' gekregen. Deze bebouwing mag gehandhaafd worden en geheel worden vernieuwd, doch niet worden vergroot. Hierbij dienen de bestaande goot- en bouwhoogtes in acht te worden genomen. Peildatum is de terinzagelegging van het ontwerp van het plan. Ingeval de hoofdbebouwing op hetzelfde perceel op de gronden met de gemengde of maatschappelijke bestemming wordt gesloopt, mogen de bestaande (bij)gebouwen op hetzelfde bouwperceel niet worden gehandhaafd.

Ook de tuinbestemming kent een wijzigingsbevoegdheid voor ondergrondse parkeervoorzieningen en/of fietsenstallingen, echter uitgezonderd voor gronden met de aanduiding keurtuinen. Het dak dient minimaal 1 meter onder het maaiveld te worden geprojecteerd. De bestemming kent verder bijzondere gebruiksbepalingen en een stelsel van nadere eisen.

6.5.8 Verkeer

Deze bestemming is bedoeld voor het verkeersareaal en de openbare ruimte. Voor de inrichting van de openbare ruimte zijn regels gegeven, zoals de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde. De regels bevatten ook voor deze bestemming een wijzigingsbevoegdheid voor ondergronds parkeren en stallen, en een stelsel van nadere eisen.

6.5.9 Water

Al het water in het plangebied heeft deze bestemming gekregen. Vanwege de gewenste flexibiliteit is ook in deze bestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor ondergronds parkeren/stallen. Steigers zijn alleen toegestaan waar dat op de verbeelding is aangegeven. Voor de bouw van steigers is een keurontheffing nodig van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht.

Woonboten mogen ligplaats innemen daar waar dat op de verbeelding is opgenomen met een aanduiding. De aanduidingen beslaan verschillende gebieden (rakken) waarbinnen steeds maximaal het aangegeven aantal woonboten is toegestaan. Een dergelijke aanduiding luidt bijvoorbeeld als volgt: 'specifieke vorm van water - zone ligplaatsen woonboten maximum aantal ligplaatsen'. Door interactie met de digitale verbeelding wordt het aantal zichtbaar. Buiten de aanduidingen zijn woonboten niet toegestaan.

6.5.10 Wonen-1

Een aantal panden op de Kadijken en de bouwblokken tussen de Kazernestraat en het Alexanderplein hebben de bestemming 'Wonen-1' gekregen. Voor gronden met deze bestemming geldt dat wonen overal is toegestaan. Behalve wonen zijn op de eerste en tweede bouwlaag ook andere functies toegelaten zoals bedrijven, kantoren en openbare en bijzondere voorzieningen. Detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening en horeca zijn alleen in de eerste bouwlaag toegestaan.

De woonfunctie wordt beschermd door de Regionale Huisvestingsverordening. Het beleid is erop gericht woningonttrekking tegen te gaan.

6.5.11 Wonen-2

De bestaande woningen op het binnenterrein dat wordt begrensd door de Alexanderstraat, de Alexanderkade, de Kazernestraat en de Sarphatistraat heeft de bestemming 'Wonen-2' gekregen. De gronden met deze bestemming zijn aangewezen voor woningen en ateliers. De aanbouwen en schuurtjes hebben de bestemming 'Tuin-3' gekregen.

6.5.12 Dubbelbestemming Waterstaat/Waterkering

In het plangebied zijn primaire en secundaire waterkeringen aanwezig. Zij hebben de bestemming 'Waterstaat/Waterkering' . Dit is een dubbelbestemming. Dat betekent dat de bestemming geldt, naast de andere bestemmingen die aan de gronden zijn gegeven. De regels die gelden voor deze dubbelbestemming gaan voor die van de andere bestemmingen, met uitzondering van de regels voor de dubbelbestemmingen 'Archeologie A tot en met C, I en L', die voorrang hebben op de regels voor 'Waterstaat/Waterkering'. Op of in de tot ' Waterstaat/Waterkering' bestemde gronden mogen uitsluitend waterstaatkundige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die noodzakelijk zijn in verband met de waterhuishouding worden opgericht.

6.5.13 Dubbelbestemming Waarde-archeologie A-C, I en L

Op basis van de archeologische verwachtingswaarden zijn vijf dubbelbestemmingen Waarde-archeologie opgenomen. Waarde-archeologie A is gegeven aan gronden met een bekende archeologische vindplaats, Waarde-archeologie B is gegeven aan gronden met een hoge archeologische verwachting, Waarde-archeologie C is gegeven aan gronden met een lage archeologische verwachting, evenals Waarde-archeologie I, met dien verstande dat de dubbelbestemming Waarde-archeologie I alleen op gronden rust die, conform de feitelijke situatie, de bestemming water heeft. Waarde-archeologie L is aan gronden toegekend die een lage verwachting hebben. Al naar gelang de verwachtingswaarde, wordt bij voorgenomen uitvoering van ondergrondse werken en bouwwerken een archeologisch rapport verlangd. Voor de uitvoering van ondergrondse werken van een bepaalde omvang is een aanlegvergunningstelsel van toepassing. Bij de vergunningaanvraag moet een rapport worden ingediend. Ook hier geldt dat bij een hogere verwachtingswaarde de vergunning vereist is bij een kleine ingreep, terwijl bij een lagere verwachtingswaarde pas bij een forsere ingreep een aanlegvergunning is vereist.

Aan zowel de bouwvergunning als de aanlegvergunning kunnen voorschriften worden verbonden met het oog op de archeologische monumentenzorg.

De dubbelbestemmingen zijn primair ten opzichte van de andere aan de gronden gegeven bestemmingen.

6.5.14 Dubbelbestemming Waarde- cultuurhistorie

Op 29 januari 1999 is het besluit tot aanwijzing van de Amsterdamse Binnenstad tot beschermd stadsgezicht genomen. In hoofdstuk 3 is uitvoerig aandacht besteed aan de cultuurhistorische ontwikkeling en het beleid over de orden. Alle gronden in het plangebied hebben deze dubbelbestemming. Behoud van de cultuurhistorische- en architectuurhistorische waarden staat bij gronden met deze bestemming voorop. Om die reden is de bestemming primair gemaakt aan de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, met uitzondering van de dubbelbestemmingen Waarde-archeologie A-C, I en L. Dit betekent dat bij de toetsing van bouwaanvragen altijd dient te worden beoordeeld of het bouwplan voldoet aan de bestemmingsomschrijving en bouwregels uit de regels van de dubbelbestemming.

6.6 De Aanduidingen

Alle bestemmingen hebben wel een of meer aanduidingen. Dit kan variëren van aanduidingen die aangeven waar welk type horeca is toegestaan tot het maximum aantal woonboten dat in een rak is toegestaan. Daarnaast zijn er aanduidingen voor onderdoorgangen enzovoort. Voorts is op de verbeelding een gebiedsaanduiding aangegeven voor de zone rondom het industrieterrein van de werf King William.

Wanneer binnen een zone gelegen bedrijvigheid wordt beëindigd, zou de zone overbodig kunnen worden. De planregels voorzien in een wijzigingsbevoegdheid de zone op te heffen.

6.7 Bouw- En Gebruiksregels

Bij de diverse bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Deze regels vloeien grotendeels voort uit de ruimtelijke en functionele beschrijving van het gebied en het gemeentelijke beleid (zoals verwoord in de hoofdstukken 4 en 5). Enkele bepalingen worden nader toegelicht.

De regeling voor goot- en bouwhoogten en de ligging van de achtergevelrooilijn is in hoofdstuk 3 toegelicht. Om te voorkomen dat zogenaamde onderstukken (bebouwing in één bouwlaag) ontstaan, waardoor het gewenste gevelbeeld verstoord zou worden, bedraagt de bouwhoogte van gebouwen minimaal 9 meter. Deze bepaling geldt niet voor aan- en uitbouwen en daar waar op de verbeelding een lagere bouwhoogte is aangeduid. Een belangrijke bepaling is voorts de gegarandeerde ontsluiting van hogere bouwlagen. Voorts is bepaald dat het samenvoegen van percelen niet is toegestaan.

Het geheel aan bouwregels wordt gecompleteerd door een stelsel van nadere eisen. Het dagelijks bestuur kan nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing. Hieronder zijn het aantal bouwlagen en de dakconstructie mede begrepen. Nadere eisen kunnen worden gesteld indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing. Dit laatste zal zich met name in hoeken van bouwblokken voordoen.

Bij de diverse bestemmingen zijn de ontheffingen van de bouwregels opgenomen met de objectieve criteria waaraan wordt getoetst. De meer beschrijvende criteria zijn in de toelichting opgenomen. Toepassing van een ontheffingsmogelijkheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of dat aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied onevenredige afbreuk wordt gedaan.

De specifieke gebruiksregels die gelden voor de verschillende functies zijn eveneens opgenomen. Het bestemmingsplan beoogt het dynamische karakter van het stadsdeel te behouden en te versterken en de functiemenging te handhaven.

6.8 Algemene Regels

Naast een standaard antidubbeltelbepaling is in de algemene regels als algemene bouwregel opgenomen dat aanvullende werking van de Bouwverordening is uitgesloten. Voorts is een aantal algemene ontheffingsregels opgenomen, zoals voor balkons, voor bergbezinkbassins en elektronische communicatiemiddelen. Ook is een ontheffing mogelijk voor de plaatsing van een scootmobielstalling. Deze ontheffing kan uitsluitend worden verleend ten behoeve van het veilig stallen van scootmobiels voor ouderen en gehandicapten. De stalling mag niet groter zijn dan strikt noodzakelijk voor het stallen van de scootmobiel. De ontheffing wordt verleend voor de duur van het noodzakelijke gebruik door de aanvrager. Nadien dient de stalling te worden verwijderd.

In de algemene regels is een tweetal wijzigingsbevoegdheden opgenomen. De eerste betreft de mogelijkheid om de 'Staat van Inrichtingen' te wijzigen in die zin dat hieraan functies kunnen worden toegevoegd of de daarin opgenomen functies kunnen worden ingedeeld bij een andere milieucategorie. De tweede betreft de mogelijkheid om de geluidszonde industrie te wijzigen dan wel op te heffen.

Tot slot worden regels gegeven om het (als beschermd stadsgezicht aangewezen) stadsgezicht te beschermen. Op 29 januari 1999 is het besluit tot aanwijzing van de Amsterdamse Binnenstad tot beschermd stadsgezicht genomen. In hoofdstuk 3 is uitvoerig aandacht geschonken aan de cultuurhistorische ontwikkeling en het beleid over de orden.

Het bestemmingsplan beoogt de karakteristiek van het stadsgezicht te behouden, te herstellen en/of te versterken. De karakteristiek is in de verbeelding geïntegreerd door middel van specifieke aanduidingen die de architectonische waardering weergeven. In de regels is het beleid ten aanzien van de diverse waarderingen neergelegd. Het sloopvergunningstelsel ex artikel 37 van de Monumentenwet 1988 is het juridische handvat om afbraak te voorkomen. De regels die zijn gegeven over de wijze van herstel, materiaalgebruik, maatvoering, detaillering en dergelijke, gelden als toetsingskader bij aanvragen om bouwvergunning.

6.9 Algemeen Gebruiksverbod

In de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening was niet voorzien in een algemeen gebruiksverbod om gronden of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of voor een doel in strijd met de daarvoor geldende regels. Deze algemene gebruiksverboden werden apart in elk bestemmingsplan opgenomen.

In de Wet ruimtelijke ordening is in artikel 7.10 wel een algemeen gebruiksverbod opgenomen, zodat het opnemen van algemene gebruiksbepalingen in bestemmingsplannen niet meer nodig is.

6.10 Overgangsrecht

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening zijn de overgangsbepalingen voorgeschreven in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening ten aanzien van bouwwerken en gebruik, zodat in heel Nederland in nieuwe bestemmingsplannen uniforme overgangsregels gelden. Kort samengevat zijn hieronder de belangrijkste punten vermeld.

Voor bouwwerken die aanwezig zijn op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of die nog gebouwd kunnen worden op basis van een bouwvergunning en die afwijken van het bestemmingsplan geldt, dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd.

De overgangsbepalingen voor bouwwerken bevat een calamiteitsregeling en een regeling op grond waarvan burgemeester en wethouders eenmalig ontheffing kunnen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk dat onder de overgangsbepalingen valt met maximaal 10%.

De overgangsregels voor het gebruik bepalen dat het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, mag worden voortgezet. Het met het bestemmingsplan strijdige gebruik mag niet worden veranderd in een ander strijdig gebruik, tenzij daardoor de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

Indien het strijdige gebruik langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten.

De overgangsbepalingen zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken die zijn gebouwd zonder vergunning en bestaand gebruik in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

7 Milieuaspecten

7.1 Geluidhinder

7.1.1 Wegverkeer

In en om het plangebied ligt een aantal wegen die op grond van de Wet geluidhinder een zone hebben. Het gaat om de Prins Hendrikkade, Anne Frankstraat, Plantage Parklaan, Plantage Middenlaan, Plantage Kerklaan, Weesperstraat, Sarphatistraat, Korte
's Gravesandestraat, Alexanderplein, Zeeburgerstraat, de Eilandenboulevard en de Mauritskade. Voor de overige wegen geldt een snelheidsbeperking van 30 km/uur. Wegen met een dergelijke verkeerssnelheid hebben volgens de Wet geluidhinder geen zone. Als een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, zoals wonen, in een zone van een weg mogelijk maakt is toetsing aan geluidsnormen van de Wet geluidhinder noodzakelijk.

De normstelling in de Wet geluidhinder bestaat uit een vookeursgrenswaarde en een maximale toelaatbare geluidsbelasting. Voor wegverkeerslawaai zijn deze 48 resp. 63 dB. Als de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden en geluidsreducerende maatregelen redelijkerwijs niet of onvoldoende mogelijk zijn, kan het dagelijks bestuur van het stadsdeel hogere grenswaarden vaststellen. In het Bouwbesluit is opgenomen dat nieuwe woningen moeten worden geïsoleerd tot een binnenwaarde van 33 dB.

De bebouwing in het plangebied heeft de bestemmingen 'Bedrijf-1', Bedrijf-2', 'Bedrijf-3', 'Gemengd-1', 'Gemengd-2', 'Maatschappelijk-1', 'Maatschappelijk-2', 'Cultuur en ontspanning-1', 'Cultuur en ontspanning-2' of 'Wonen-1 en -2'. Binnen de bestemming 'Gemengd-1', 'Wonen-1' en 'Maatschappelijk-2' is het mogelijk nieuwe woningen te realiseren. Binnen de andere bestemmingen is de functie wonen niet toegestaan. Ten behoeve van de nieuwe woningen is akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai. Het akoestisch rapport ("Bestemmingsplan Oostelijke Binnenstad, Akoestisch onderzoek verkeerslawaai", maart 2010) is als bijlage 5 bij de toelichting gevoegd.

De resultaten van het onderzoek geven weer dat voor een groot aantal panden de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Aan de Plantage Middenlaan wordt de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB overschreden. In de gegeven situaties zijn voor het wegverkeerslawaai verdere geluidsreducerende voorzieningen beperkt mogelijk. Bij de laatste vernieuwingen van het wegdek van de wegen in het plangebied is geen geluidsreducerend asfalt toegepast. Ook voor toekomstige vernieuwing is daar op dit moment geen sprake van. Plaatsing van schermen langs wegen is in deze stedelijke situatie niet gewenst en niet haalbaar. Voor het wegverkeerslawaai is het vaststellen van hogere waarden noodzakelijk. Aan de Plantage Middenlaan is het realiseren van nieuwe woningen alleen mogelijk na toepassing van dove gevels. Deze voorwaarde is in de regels van het bestemmingsplan opgenomen. Woningen met een dove gevel moeten minimaal één geluidsluwe gevel hebben. Een geluidsluwe gevel is een gevel met een geluidsbelasting lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De panden aan de Plantage Middenlaan liggen allemaal in gesloten bouwblokken. Het realiseren van een geluidsluwe gevel behoort hier tot de mogelijkheden.

7.1.2 Industrie

De vestigingen van het NUON, scheepswerf Koning William en scheepswerf 't-Kromhout zijn bedrijven als bedoeld in art. 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit (Staatsblad 1993, nr. 50). Rondom deze inrichtingen is een zone vastgesteld waarbuiten geen hogere geluidsbelasting vanwege deze inrichtingen mag optreden dan 50 dB(A) etmaalwaarde.

7.2 Duurzaam Bouwen

Bij duurzaam bouwen gaat het om bovenwettelijke maatregelen op het gebied van energiebesparing, geluidsisolatie ter voorkoming van overlast door verkeer en/of buren en om comfortverhoging.

Een neveneffect kan zijn dat de woonlasten dalen. Het dagelijks bestuur voert een stimulerend beleid op het gebied van duurzaamheid bij het ontwerpen, bouwen, onderhoud en slopen van gebouwen. Beleid hierover is onder andere verankerd in het Programakkoord 2007-2010, het Milieubeleidsplan 2007-2010 en de jaarlijkse milieuprogramma's van het stadsdeel Centrum.

Met de Amsterdamse woningcorporaties zijn afspraken gemaakt over duurzaam bouwen in de Basiskwaliteit Woningbouw Amsterdam (BWA). Deze afspraken gelden voor alle nieuwbouwwoningen, waarbij de Amsterdamse corporaties of onderdelen van de gemeente Amsterdam betrokken zijn, dat wil zeggen alle huur- en koopwoningen die zij afzonderlijk of in een combinatieproject samen met particuliere opdrachtgevers tot stand brengen in heel Amsterdam.

In de BWA zijn onder andere afspraken gemaakt over strengere eisen aan de isolatiewaarden van de buitenschil van woningen, over het gebruik van hout met een duurzaam keurmerk en beperkt gebruik van zink en koper in verband met het uitlogen van deze materialen waardoor het oppervlaktewater ernstig verontreinigd raakt. De afspraken in het kader van de Basiskwaliteit zullen regelmatig aangepast worden, bijvoorbeeld als landelijke regelgeving wordt geactualiseerd.

7.3 Bedrijfshinder

Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het vestigen van nieuwe bedrijven. De uitgangspunten met betrekking tot nieuwe bedrijfsvestigingen worden in dit bestemmingsplan bepaald aan de hand van de Staat van Inrichtingen. De Staat van Inrichtingen is een categorale indeling, waarbij per bedrijfssoort de mate van milieuhygiënische hinderlijkheid (geur, gevaar, geluid, stof ) wordt aangegeven. In de Staat van Inrichtingen behorende bij dit bestemmingsplan zijn vijf milieuhindercategorieën opgenomen: 1 tot en met 5.

Categorie 1 en 2 betreffen bedrijfsactiviteiten die vanwege hun aard toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing. Categorie 3 t/m 5 betreft kleine tot (middel)grote industrie. Deze categorieën betreffen bedrijfsactiviteiten die vanwege hun aard slechts toelaatbaar zijn op afstand van woonbebouwing.

Binnen de bestemming 'Gemengd-1' en 'Gemengd-2' zijn daarom nieuwe bedrijven in de milieuhindercategorieën 1 of 2 toegestaan. De bedrijfssoorten met bijbehorende milieuhindercategorie worden genoemd in de Staat van Inrichtingen behorende bij dit bestemmingsplan (zie verder bijlage 1 bij de regels van het plan).

In het plangebied is een aantal bedrijven gevestigd met een zwaardere geluidsbelasting, zoals de scheepswerven Koning William en 't Kromhout. Deze bedrijven hebben de bestemming 'Bedrijf' gekregen. Hetzelfde geldt voor het benzinestation aan de Sarphatistraat. Andere bestaande bedrijven die in milieuhindercategorie 3 of hoger vallen, zijn als zodanig opgenomen op bijlage 2 bij de regels. Bestaande bedrijven die de maximale milieuhindercategorieën overschrijden hebben dus een maatbestemming gekregen, dat wil zeggen alleen deze met name genoemde bedrijven zijn op de genoemde locaties toegestaan.

Door middel van een algemene ontheffing wordt de mogelijkheid geboden om bedrijven uit een hogere milieuhindercategorie te vestigen. Ook is een ontheffing mogelijk voor bedrijfssoorten die niet op de lijst voorkomen. Voorwaarden voor het verlenen van ontheffing is dat het bedrijf in vergelijking met de bedrijfssoorten die volgens de Staat van Inrichtingen zijn toegestaan, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu door hinder en/of gevaar. In samenhang hiermee kan als aanvullende eis worden gesteld dat het bedrijf de nodige voorzieningen treft.

7.4 Luchtkwaliteit

7.4.1 Toetsingskader

In de Wet Milieubeheer is het toetsingskader voor luchtkwaliteit vastgelegd. De manier waarop de luchtkwaliteit in acht moet worden genomen bij planvorming is geregeld in lid 1 van artikel 5.16 van de Wet Milieubeheer. Hierin wordt gesteld dat luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor doorgang van een project als:

  • aannemelijk is gemaakt dat grenswaarden niet worden overschreden bij realisatie van het plan, zelfs indien het voorgenomen plan leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het plan, bij één of meerdere overschrijdingen van grenswaarden, niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentraties van fijn stof en stikstofdioxide;
  • als gevolg van positieve effecten van het plan en/of als gevolg van met het plan samenhangende maatregelen de kwaliteit van de lucht (elders) zodanig verbetert dat per saldo geen verslechtering optreedt (de zogenaamde saldobenadering), zelfs als bij realisatie van het plan één of meerder overschrijdingen van grenswaarden plaatsvinden en het plan wel in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentraties van fijn stof en stikstofdioxide.

Grenswaarden zijn daarbij gedefinieerd als een niveau dat op basis van wetenschappelijke kennis is vastgesteld teneinde schadelijke gevolgen voor de gezondheid en/of het milieu in zijn geheel te voorkomen, te verhinderen of te verminderen en dat binnen een bepaalde termijn moet worden bereikt en, als het eenmaal is bereikt, niet meer mag worden overschreden.

Met betrekking tot emissies ten gevolge van het verkeer worden in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer voorschriften gegeven die grenswaarden bevatten voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes, koolmonoxide, benzeen en benzoapyreen. De grenswaarde voor stikstofoxiden geldt alleen voor vegetatie. Deze grenswaarde geldt voor gebieden die zich op minstens vijf kilometer van wegen bevinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0021.png"

tabel 1 Grenswaarden vanaf 2010 voor de diverse stoffen

In de ministeriële regeling “Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit” (2007) zijn algemene regels opgenomen voor de wijze waarop de gevolgen van projecten op de luchtkwaliteit moet worden berekend.

In stedelijke gebieden vormt het verkeer een belangrijke bron van luchtverontreinigende stoffen. Conform de regeling dient langs wegen in een stedelijke omgeving de concentraties van de verschillende stoffen te worden berekend met behulp van standaard rekenmethodes. In de regeling is ook per gemeente vastgelegd met welke getalswaarde de jaargemiddelde concentratie van fijn stof moet worden gecorrigeerd voor de aanwezigheid van zeezout. Voor de gemeente Amsterdam bedraagt deze correctie 6 µg/m³. Conform de regeling wordt het voor zeezout gecorrigeerde aantal overschrijdingen van de 24 uurgemiddelde concentratie fijn stof verkregen door het aantal berekende overschrijdingsdagen met zes dagen te verminderen.

Begrip 'Niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM)

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) een bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging, hoeven op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer niet individueel getoetst te worden aan de genoemde grenswaarden. Het is in dat geval voldoende om aan te tonen dat een voorgenomen ontwikkeling 'niet in betekenende mate' is. In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Met de inwerkingtreding van het NSL is het begrip 'niet in betekenende mate' (tijdelijk) gedefinieerd als 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10. Dit komt neer op een bijdrage van 1,2 µg /m³ voor beide componenten. Dit betekent dat als aangetoond kan worden dat een voorgenomen ontwikkeling niet meer dan 1,2 µg/m³ bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie van zowel PM10 als NO2, het project niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden en inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit.

7.4.2 Gemeentelijke Actieplan Luchtkwaliteit 2005

In maart 2006 heeft de gemeente Amsterdam het Actieplan Luchtkwaliteit 2005 aangenomen. Het ambitieniveau van dit Actieplan Luchtkwaliteit 2005 is hoog. Hiervoor is gekozen omdat Amsterdam een compacte stad is in een sterk verstedelijkte regio met hoge achtergrondconcentraties. Het is lastig om overal in de stad binnen de gestelde termijnen te voldoen aan de geldende normen, maar als alle maatregelen uit dit Actieplan worden uitgevoerd kan Amsterdam daar in slagen. Het exacte resultaat van de Amsterdamse inspanningen zal mede afhankelijk zijn van de acties die derden nemen. Zo zullen naast gemeentelijk beleid ook op Rijks- en Europees niveau successen geboekt moeten worden. Verwacht wordt dat met een maximale inspanning van iedereen alle normen worden gehaald. Een scherpe monitoring van de successen of tegenvallers in het beleid ter verbetering van de luchtkwaliteit, meting en berekening van de luchtkwaliteit, zal mede bepalend zijn voor de intensiteit waarmee Amsterdam haar acties moet inzetten.

Het Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam kent een duidelijk doel, te weten het oplossen van de bestaande knelpunten ten aanzien van de luchtkwaliteit in de stad. Het Actieplan bevat daartoe concrete maatregelen die erop gericht zijn om deze specifieke knelpunten aan te pakken. Omdat dit met alleen specifieke maatregelen niet lukt, bevat het plan daarnaast ook generieke maatregelen. Daardoor wordt een algemene verbetering van de luchtkwaliteit in de gehele stad bewerkstelligd.

7.4.3 Het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Oostelijke binnenstad is hoofdzakelijk conserverend van aard, maar kent wat betreft de functies een zekere dynamiek. Het plangebied is gelegen in een binnenstedelijke situatie. Dynamiek van functies hoort hierbij.

De belangrijkste functies die het bestemmingsplan mogelijk maakt zijn: woningen, kantoren, openbare en bijzondere voorzieningen, winkels en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, hotels, horeca en bedrijven. Deze dynamiek wordt echter begrensd door de juridische vertaling van het ruimtelijk beleid (zoals verwoord in hoofdstuk 6 van de toelichting) en door ander regelgeving.

Zo geldt voor horeca en hotels (functies die tot extra druk op de woon- en leefomgeving kunnen leiden) dat deze functies als zodanig bestemd zijn en niet, in elk geval niet zomaar, uit mogen breiden. Winkels en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening zijn niet overal toegestaan. Voor winkels en consumentverzorgende dienstverlening gelden bovendien maximum maten.

In die gevallen dat het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt voor uitbreiding van deze functies, dan is dat veelal alleen mogelijk door het verlenen van een ontheffing of na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid. Eén van de toetsingscriteria in het bestemmingsplan is dan dat geen overmatige verkeersaantrekkende werking mag ontstaan.

Ook nieuwe parkeervoorzieningen zijn, uitsluitend na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk. Daar het beleid van het stadsdeel is gericht op een autoluwe binnenstad gaat het stadsdeelbestuur terughoudend om met deze bevoegdheid. Bovendien zal elke nieuwe inpandige parkeerplaats leiden tot het verdwijnen van een parkeerplaats op straat. Per saldo zal het verkeer dus niet toenemen, mede gelet op het ervaringsgegevens dat een parkeerplaats op straat vaker wordt gebruikt.

7.5 Externe Veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het binnen grenzen houden van risico's bij de productie, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze risico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is een getal dat aangeeft hoe groot de kans is, dat iemand overlijdt ten gevolge van een calamiteit met een gevaarlijke stof. De plaats (contour) waar deze kans 1 op de miljoen (10-6) bedraagt, is maatgevend voor waar nieuwe bebouwing of functies zijn toegestaan. Het groepsrisico geeft de kans weer op een ramp waarbij meerdere personen omkomen. Daarbij wordt dan getoetst aan de zogenaamde oriënterende waarde van het groepsrisico.

In en rond het plangebied zijn geen routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Vanuit het oogpunt van externe veiligheid biedt het bestemmingsplan geen mogelijkheden tot het vergroten van risico's.

8 Archeologie

8.1 Algemeen

Het archeologische erfgoed bestaat uit voorwerpen en structuren die in de bodem bewaard zijn. Ook landschappelijke of infrastructurele elementen kunnen een archeologische waarde hebben. Deze materiele overblijfselen vormen een onderdeel van onze leefomgeving waarvan het behoud in de bodem of documentatie op maat gesneden maatregelen vergen. Het archeologisch bodemarchief levert een bijdrage aan de cultuurhistorie van de stad en maakt de beleving van het verleden bovendien tastbaar. Om het archeologische erfgoed beter te beschermen, is in 1992 het Verdrag van Malta opgesteld. Een essentieel uitgangspunt uit dit verdrag is dat behoud van archeologisch erfgoed in de bodem in iedere fase van planontwikkeling dient te worden meegewogen. Als behoud in de bodem geen optie is dient het bouwplan te voorzien in maatregelen om archeologische overblijfselen op de juiste wijze te documenteren en de informatie en de vondsten te behouden. Het verdrag stelt de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dat bodemverstoring tot gevolg heeft, verantwoordelijk voor de planologische en financiële inpassing van het archeologisch onderzoek. De nieuwe wet ter uitvoering van dit verdrag, de Wet op de archeologische monumentenzorg, is sinds 1 september 2007 van kracht.

De afdeling archeologie van Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) is in 2001 gestart met een nadere inventarisatie van archeologische verwachtingen in elk stadsdeel. De wetgeving schrijft namelijk voor dat bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan altijd een waardestelling nodig is van de aanwezige archeologische verwachting. In opdracht van stadsdeel Centrum heeft Bureau Monumenten & Archeologie een archeologisch bureauonderzoek (november 2009, BO 09-081) uitgevoerd voor het plangebied Oostelijke Binnenstad. Dit heeft geresulteerd in een overzicht van archeologische informatie over de ontwikkeling van de Oostelijke binnenstad.

8.2 Archeologische Vindplaatsen

In het plangebied zijn 33 vindplaatsen bekend waar de afdeling Archeologie van BMA onderzoek heeft uitgevoerd. Dit betreft twee opgravingen, 22 begeleidingen en negen waarnemingen. De vondsten hebben belangrijke informatie verschaft over de geschiedenis en topografie van Amsterdam en zijn een onmiskenbare graadmeter voor het potentieel van het nog aanwezige bodemarchief. De verschillende onderzoeken en vindplaatsen worden hierna kort toegelicht.

Weesperstraat

In het kader van de aanleg van de Metrolijn-Oost is in de jaren 1972-1977 op 22 locaties een archeologische begeleiding uitgevoerd. De archeologische begeleiding bestond uit het verzamelen van vondstmateriaal bij de zeefinstallatie. Tot de opmerkelijkste vondsten behoorden drie Romeinse munten en een bronzen fibula op de top van het natuurlijke veen.

Weesperplein

Op het Weesperplein zijn in 1972 twee waterkelders met een inhoud van 100 tot 200 m³ tevoorschijn gekomen. Deze bestonden uit verschillende op elkaar aangesloten compartimenten. De kelders zijn in 1794 en 1806 aangelegd als onderdeel van een systeem van verswatervoorziening.

Prof. Tulpplein: bolwerk Oosterblokhuis

Bij archeologisch onderzoek achter de bestaande bebouwing aan de Prof. Tulpstraat en de gesloopte bebouwing aan de Huddekade zijn een deel van de rechterface en saillant (punt) van het bolwerk Oosterblokhuis ontgraven. Binnen het onderzoek van de 17de eeuwse Amsterdamse vestingwerken betekende de opgraving een waardevolle aanvulling op de opgravingen van de bolwerken Zeeburg en Jaap Hannes en de 19de eeuwse opmetingstekeningen van bolwerk Muiden.

Muiderpoort

In 1998 zijn bij graafwerkzaamheden ter hoogte van de kruising van de Plantage Middenlaan en de Sarphatistraat muurresten aangetroffen die in verband gebracht kunnen worden met het walstuk tussen de Muiderpoort en het bolwerk Muiden.

Hoge Sluis

In 1999 en 2005 zijn bij funderingsherstel in de panden Amstel 177 en 179 resten van het oostelijke bruggenhoofd van de Hoge Sluis vastgelegd. Het ging om gemetselde bogen van de oorspronkelijke brug die deel uitmaakte van de stadsmuur van 1663.

Hortus Botanicus

In 2002 is archeologisch onderzoek uitgevoerd in de Oranjerie van de Hortus Botanicus. Dit gebouw uit 1875 staat op de plek van de Caepse Kas, een in 1715 gebouwde tropische broeikas voor het kweken van gewassen uit het West- en Oost-Indisch gebied. Het archeologisch onderzoek heeft inzicht gegeven in de inrichting en technische faciliteiten waarover een 18de eeuwse tropische kas beschikte. Tevens zijn de planten geïdentificeerd die er gekweekt werden.

Sint Anthonieskerkhof

Bij sloopwerkzaamheden op het terrein Hortus Plantsoen 6 is in 1999 menselijk skeletmateriaal aangetroffen. Dit was afkomstig van begravingen van het Sint Anthonieskerkhof.

Nieuwe Prinsengracht

In 2000 is bij funderingsherstel op de locatie Nieuwe Prinsengracht 72-74 muurwerk vrijgelegd dat toebehoorde aan een 17de of 18de eeuwse kadeconstructie.

Waterkelders

Op drie locaties zijn bij bouwwerkzaamheden waterkelders aangetroffen: Nieuwe Keizersgracht 24 en 92 en Hoogte Kadijk 58.

Amstelhof

Bij een waarneming op de binnenplaats van het Amstelhof zijn vondsten geborgen uit een 17de eeuwse ophopingslaag.

8.3 Archeologische Verwachtingskaart

Op basis van de inventarisatie zijn binnen het plangebied Oostelijke Binnenstad materiële overblijfselen te verwachten die samenhangen met de ontwikkeling van dit stedelijke gebied vanaf de 17de tot de 20ste eeuw. Dit leidt tot een verwachtingskaart zones van archeologische materiële neerslag (zone 1-17)

  1. 1. Sint Anthoniesdijk
  2. 2. Stadswal Vierde Uitleg
  3. 3. Woonhuizen 17de en 18de eeuw
  4. 4. Hoogte en Laagte Kadijk
  5. 5. Sint Anthoniskerkhof
  6. 6. Nijverheidszone/ Scheepsbouw Kadijken
  7. 7. Zorginstellingen
  8. 8. 17de en 18de eeuwse industrie tussen Amstel en Roetersburgwal
  9. 9. Roeterseiland
  10. 10. Gebouwen/ herbergen in de Plantage
  11. 11. Manege
  12. 12. Tuinen
  13. 13. Grachten
  14. 14. Ophogingen Vierde Uitleg
  15. 15. Plantage
  16. 16. Aanplempingen 19de eeuw
  17. 17. Verstoring

8.4 Archeologische Beleidskaart

De archeologische beleidskaart van het bestemmingsplangebied Oostelijke binnenstad is een vereenvoudigde weergave van de diverse archeologische verwachtingen, vertaald in archeologische waarderingen en beleidsmaatregelen. De kaart is bedoeld als een schematisch ruimtelijk overzicht van de maatregelen die nodig zijn voor de zorg voor het archeologische erfgoed binnen bepaalde zones of locaties in het plangebied. Op basis van archeologische verwachtingen zijn de volgende beleidszones (A t/m C, I en L) te onderscheiden ieder met bijbehorende beleidsmaatregelen:

Zone A: gebieden met bekende archeologische waarden. Aangezien hier met zekerheid archeologische overblijfselen aanwezig zijn, is bij elke bodemingreep ongeacht het oppervlak of de diepte archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Zone B: bebouwde gebieden met een hoge archeologische verwachting binnen het historische centrum van Amsterdam (tot en met de Vierde Uitleg: binnen de Singelgracht). Voor alle werkzaamheden dieper dan 0,50 m onder maaiveld en met een oppervlak groter dan 50 m2 is een archeologisch veldonderzoek vereist.

Zone C: gebieden met een hoge archeologische verwachting langs nog aanwezige historisch infrastructurele assen in een historische woonkern buiten het historische centrum van Amsterdam. Deze gebieden zijn onbebouwd of de bebouwing dateert van vóór de 19e eeuw. Dit betekent dat bij bodemingrepen over een oppervlak groter dan 100 m2 en dieper dan 0,50 m - NAP een archeologisch veldonderzoek vereist is.

Zone I: terreinen met een lage archeologische verwachting die als vaarweg in gebruik zijn binnen het historische centrum van Amsterdam (tot en met de Vierde Uitleg: binnen de Singelgracht). Dit betekent dat bij bodemingrepen over een oppervlakte groter dan 500 m2en dieper dan de waterbodem een archeologisch veldonderzoek is vereist.

Zone L: gebieden met een lage archeologische verwachting die in een droogmakerij liggen. Dit betekent dat bij bodemingrepen groter dan 10.000 m2 en dieper dan 0,50 m onder maaiveld een archeologisch veldonderzoek is vereist.

Voor het hele gebied geldt de wettelijke meldingsplicht. Dit houdt in dat, wanneer geen archeologisch vooronderzoek vereist is en er toch archeologische overblijfselen ouder dan 50 jaar worden aangetroffen, deze bij BMA aangemeld dienen te worden. Vervolgens wordt in overleg met de uitvoerder maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten.

Het volledige archeologisch bureauonderzoek, inclusief de archeologische beleidskaart is als bijlage 3 bij de toelichting op het bestemmingsplan gevoegd.

9 Water

9.1 Beleid

Binnen de gemeente Amsterdam is het algemene beleid voor de waterhuishouding, waaronder naast het grondwater ook de verwerking van schoon- en vuilwater wordt begrepen, beschreven in het Waterplan Amsterdam.

Het beheer van het water in de Amsterdamse binnenstad is in handen van Waternet, namens het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Het plangebied maakt deel uit van de Integrale Keur van AGV. Zonder ontheffing op de keur zijn werkzaamheden aan/op of in waterstaatkundige werken, watergangen en keringen verboden. De keur van AGV is van toepassing op alle wateren, keringen en waterstaatkundige werken. Waternet, waarin de Dienst Waterbeheer en Riolering en het Waterleidingbedrijf zijn samengegaan, is de uitvoerende dienst voor dit Hoogheemraadschap. Voor de gemeente Amsterdam voert Waternet de grondwaterzorgtaak uit, alsmede de afvalwaterinzameling en de drinkwaterlevering. Het plangebied maakt deel uit van de Integrale Keur van AGV. Zonder ontheffing op de keur zijn grondwateronttrekkingen en werkzaamheden aan/op of in waterstaatkundige werken, watergangen en keringen verboden. De keur van AGV is van toepassing op alle wateren, keringen en waterstaatkundige werken.

9.2 Waterkeringen En Sluis

De Zeeburgerstraat is een primaire waterkering. De brug over het Lozingskanaal is ook onderdeel van de primaire waterkering, door de schutsluis "Dageraad". De primaire waterkering Zeeburgerstraat keert gevaarlijk buitenwater van het IJ, onderdeel van de Noordzeekanaal boezem. De primaire waterkering is als zodanig bestemd. De waterkerende functie mag niet worden verminderd of tenietgedaan. Voorts is de totale keurzone op de verbeelding aangegeven. Binnen de keurzone, waaronder de gronden bestemd als Primaire waterkering, geldt dat alle activiteiten getoetst moeten worden aan de keur en beleidsregels van AGV.

Het plangebied wordt doorsneden door een verholen, direct secundaire waterkering (in spreekterm: laagwaterkering). 'Verholen' houdt in dat de waterkering op het maaiveld niet herkenbaar is als dijklichaam. De kering is direct omdat het de eerste bescherming biedt tegen overstroming door aangrenzend water zonder voorliggende waterkering. De kering is een onderdeel van een hoger gelegen gebied of zone. De kering is secundair omdat hij van regionaal belang is. De kering loopt door het Funenpark, via de Cruquiuskade over de Eilandenboulevard en over de sluis in de Nieuwe Vaart naar de Kadijken. De waterkering wordt gebruikt bij de verversing van de grachten en bij hoogwaterbemaling via gemaal Zeeburg. Op het moment dat het IJ en de Amstel te hoog staan, wordt de verholen, direct secundaire waterkering gesloten en wordt het water van de Amstel via het gemaal Zeeburg bemalen naar het IJmeer. De verholen direct secundaire waterkering is als zodanig bestemd. De waterkerende functie mag niet worden verminderd of tenietgedaan. Voorts is de totale keurzone op de verbeelding aangegeven. Voor werkzaamheden in en om deze kering is een ontheffing noodzakelijk en geldt dat alle activiteiten getoetst moeten worden aan de keur en beleidsregels van AGV.

9.3 Oppervlaktewater

In het plangebied zijn de aangegeven waterwegen en grachten bestemd voor waterberging, waterhuishoudkundige doeleinden en vaarwater. De Nieuwe Vaart ten oosten van de keersluis en het Lozingskanaal zijn onderdeel van het gevoelig gebied Gemaal Zeeburg waarvan de hoogwaterbemaling (verversing) plaatsvindt door het gemaal Zeeburg. De afwatering geschiedt via de Nieuwe Vaart en het Lozingskanaal. Daarom mag in deze waterwegen het bestaande doorstroomprofiel op geen enkele wijze verder worden aangetast.

In het plangebied zijn geen grootschalige uitbreidingsmogelijkheden opgenomen voor bebouwing. Nieuwbouw wordt vaak gerealiseerd nadat de bestaande bebouwing is gesloopt. Het bebouwd oppervlak blijft per saldo vrijwel gelijk. De waterhuishoudkundige aspecten in het plangebied zullen derhalve niet aan veel veranderingen onderhevig zijn.

9.4 Grondwater

Het bestemmingsplan maakt ondergronds bouwen mogelijk. In procedures is vastgelegd dat, alvorens met de bouw kan worden begonnen, eerst uitgebreid onderzoek wordt gedaan naar de effecten van de bouw op de stand, de kwaliteit en de stroming van het grondwater (geohydrologisch onderzoek). In de omgeving van de nieuwbouw mag de grondwaterstand ten opzichte van de huidige situatie niet verslechteren. Ook voor de definitieve nieuwe situatie dient dit door onderzoek inzichtelijk te worden gemaakt. De geohydrologische onderzoeken moeten ter toetsing aan Waternet worden voorgelegd.

Nieuw te realiseren bouwlocaties dienen te voldoen aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam: daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt mag de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan 5 dagen achtereen minder dan 0,5 meter onder het maaiveld staan. Waar met kruipruimtes wordt gebouwd geldt een norm van 0,9 meter. Door middel van een grondwaterstandsberekening dient men aan te tonen dat voldaan wordt aan de grondwaternorm en dat in de omliggende bestaande wijken de grondwaterstand niet verslechtert. Ondergronds bouwen in de vorm van een parkeergarage of anderszins mag dan ook geen belemmering vormen voor de vrije afstroming van grondwater naar het oppervlaktewater. Wanneer blijkt dat niet aan de grondwaternorm voldaan kan worden, moeten maatregelen genomen worden, waarbij de voorkeursvolgorde uitgaat naar: aanpassen van het stedenbouwkundig grid, ophogen van het maaiveld, integrale grondverbetering, kruipruimteloos bouwen of ontwatering door nieuw te graven waterlopen. In de Amsterdamse Bouwverordening zijn regelingen opgenomen om te voorkomen dat de grondwaterstand door ondergronds bouwen negatief wordt beïnvloed en voorts is voor dergelijke ondergrondse activiteiten overleg met de waterbeheerder nodig.

9.5 Riolering

In het plangebied bevindt zich een gemengd rioleringsstelsel. Hierbij wordt ál het in het gebied vrijkomende afvalwater, inclusief regenwater, door middel van één type leiding ingezameld en getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi). Het beleid van AGV/Waternet is daar waar mogelijk schoon hemelwater te scheiden van de vuilwaterstromen. Hierdoor wordt de rzwi ontlast en het aantal overstorten van vuilwater op het oppervlaktewater verminderd. Voor het duurzaam omgaan met regenwater wordt verwezen naar de betreffende beslisbomen, opgenomen in de beleidsnotitie "handreiking hemelwater" opgesteld door AGV/Waternet. Bij nieuwbouw of het renoveren van bestaande bebouwing moet rekening worden gehouden met een toekomstig gescheiden rioolstelsel waarbij het hemelwater apart van het vuilwater wordt aangeboden. Mocht die mogelijkheid zich in de toekomst voordoen dan zal hier aandacht aan besteed moeten worden.

Waternet/AGV stimuleert het afkoppelen van verharde oppervlakken. Dit draagt bij aan de doelstellingen zoals die zijn gesteld in het Waterbeheer 21ste eeuw (vasthouden - bergen - afvoeren). Voor het afkoppelen van wegen en overig verhard oppervlak geldt de 'handreiking hemelwater' als beleidsuitgangspunt.

9.6 Materiaalkeuze

Voor het afkoppelen van schoon hemelwater van dakoppervlakken en bij (nieuw)-bouwactiviteiten wordt hier gewezen op de uitgangspunten in de Nationale Pakketten Duurzame Stedenbouw en Duurzaam Bouwen. Volgens deze uitgangspunten dient de toepassing van uitloogbare bouwmetalen - zoals koper, zink en lood - voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair te worden voorkomen, zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terechtkomen. Bij het gebruik van uitloogbare materialen is het niet toegestaan de oppervlakken waarop deze materialen zijn gebruikt, af te koppelen van het rioleringssysteem. Het gebruik van uitlogende materialen beïnvloedt de kwaliteit van regen- en oppervlaktewater negatief en dient voorkomen te worden (gedurende zowel de bouw- en gebruiksfase alsmede de inrichting van de openbare ruimte). Emissies naar het oppervlaktewater van PAK (teer- en bitumeuze materialen, verduurzaamd hout), lood, zink en koper (via regenwaterafvoer) moeten worden tegengegaan.

9.7 Steigers

De in de bestemming "Water" toegestane steigers zijn ook onderhevig aan de keur van AGV (bijvoorbeeld geen verduurzaamde materialen).

In het plangebied liggen woonschepen. Naast de gemeente heeft ook Waternet/AGV beleid ten aanzien van woonschepen. Voor dit beleid wordt verwezen naar de beleidsnota "Vaarwater op orde" (2006) van AGV.

10 Flora En Fauna

10.1 Wettelijk Kader

10.1.1 Natuurbeschermingswet 1998

Onder de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) zijn gebieden aangewezen die onderdeel uitmaken van de Europese ecologische hoofdstructuur (Natura 2000 gebieden). Indien een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt in, of in de nabijheid van een Natura 2000 gebied moet worden onderzocht of de ontwikkeling de kwaliteit van het gebied kan verslechteren of verstoren.

10.1.2 Flora- en faunawet, 2002

In april 2002 is de Flora- en faunawet (Ffw) van kracht geworden. In 2005 is de wet met een Algemene Maatregel van Bestuur aangepast. In 2009 is, naar aanleiding van uitspraken van de Raad van State de “Uitleg over de aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet” uitgebracht.

Met deze wet wordt onder meer beoogd de soortbeschermingsregeling(en) van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn te implementeren in de Nederlandse rechtsorde. Op grond van de Ffw zijn vrijwel alle in het wild en van nature in Nederland voorkomende dieren beschermd. De Ffw bevat verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, helen en andere voortplantings-, of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet en bijbehorend “Besluit vrijstelling beschermd dier- en plantensoorten” kent verschillende beschermingsregimes voor diverse soorten.

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten zal op grond van de Ffw rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van de te beschermen planten- en diersoorten. Wat betreft de flora is de aandacht onder meer gericht op de flora van de kademuren. Als uit gegevens of onderzoek blijkt dat sprake is van één of meerder beschermde soorten en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen, dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de betrokken (bouw)werkzaamheid/activiteit pas kunnen plaatsvinden, nadat ontheffing of vrijstelling is verleend. De ontheffing vindt plaats op grond van de Flora- en faunawet. Bij de beoordeling van een ontheffing of vrijstelling is de Habitatrichtlijn mede het toetsingskader.

Bomen worden beschermd door de gemeentelijke kapverordening (bomenverordening).

De gemeente Amsterdam heeft een gedragscode opgesteld. Met het werken volgens deze gedragscode kan het aanvragen van een ontheffing voor een aantal soorten worden voorkomen.

10.1.3 Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

De Ecologische Hoofdstructuur is een belangrijk middel om de hoofddoelstelling van het natuurbeleid te bereiken: natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als essentiële bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving. Bij kwantitatieve of kwalitatieve aantasting van de EHS, dient volgens de in de Nota Ruimte vastgelegde regels, gecompenseerd te worden.

In het structuurplan van de gemeente Amsterdam wordt een aantal groengebieden planologisch beschermd.

Op Rode lijsten staat soorten die om verschillende redenen sterk achteruitgaan. De kwetsbaarheid van een soort speelt een rol bij de beoordeling van een ontheffingsaanvraag Ffw. Voor een beschermde soort van de Rode lijst is de afweging diepgaander.

10.2 Natuurtoets

De Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam heeft in maart 2010 een natuurtoets uitgevoerd. Voor de volledige tekst van de toets wordt verwezen naar de bijlage 4 bij de toelichting op het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan Oostelijke binnenstad is conserverend van karakter. Nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. Voor een aantal, beschermde soorten geldt dat ook kleine ingrepen van invloed kunnen zijn op hun duurzaam voortbestaan. Het plangebied zelf bestaat uit intensief gebruikt stedelijk gebied. Voor grondgebonden soorten, zoals bosmuis en egel, is in de openbare ruimte geen leefgebied. Amfibieën en een enkele egel zijn door de mens naar binnenblokken gebracht. Kikkers, padden en salamanders kunnen zich in binnenblokken met vijvers voortplanten en daar voortbestaan. Het plangebied is wel geschikt voor vliegende soorten. Voor vleermuizen zijn verblijfplaatsen in gebouwen en is er geschikt foerageegebied. Naast de broedvogels, die in de binnentuinen verwacht kunnen worden zijn er een paar zeer bijzonder voor stedelijk gebied, zoals de kwak en de boerenzwaluw. De nesten van gierzwaluw- en mussenkolonies zijn door de Ffw extra beschermd.

Het plangebied bevindt zich buiten de speciale beschermingszones (Natura 2000 gebieden). De Hortus, Artis en het Wertheimpark maken deel uit van de Hoofdgroenstructuur van Amsterdam.

De volgende soorten zijn door de Ffw beschermd. Er is een ontheffing nodig als er verbodsartikelen overtreden gaan worden. Voor alle diersoorten, ook niet-beschermde, geldt de zorgplicht. Dat betekent dat door zorgvuldig te werken zoveel mogelijk schade aan soorten moet worden voorkomen.

Vleermuizen

Als gebouwen gesloopt of ingrijpend gerenoveerd worden, moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van vleermuizen. Nader onderzoek is vrijwel altijd noodzakelijk. Als verblijfsplaatsen van vleermuizen worden aangetroffen is een ontheffing van de Ffw nodig. Voor de gewone dwergvleermuis is de verwachting dat deze ontheffing wordt verleend. Omdat de gewone en de ruige dwergvleermuis op de Habitatrichtlijn staan, is er een voor deze richtlijn geldend belang nodig.

Broedvogels

Voor de meeste broedvogels geldt dat de nesten gedurende de broedtijd zijn beschermd. Ontheffing voor broedvogels wordt meestal niet verleend, omdat het in de regel goed mogelijk is om verontrusting in het broedseizoen te voorkomen. Broedvogels waarvan het nest ook buiten de broedtijd beschermd is, zijn de huismus (Rode lijst) en gierzwaluw. Dichte struiken en klimop waarin huismussen zich verschuilen horen bij de beschermde verblijfplaatsen.

Amfibieën

Aan de noordkant van Artis bij de woonboten aan het Entrepotdok bevindt zich een groep vroedmeesterpadden. De vroedmeesterpad is een zwaar beschermde diersoort. Voor de kleine watersalamander, bruine kikker en de gewone pad geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Flora

In het plangebied bevindt zich een aantal kades met beschermde planten. Vooral op de kademuren ten oosten van de Amstel komen veel beschermde exemplaren voor zoals: tongvaren, steenbreek-varen, gele helmbloem. Op de Amstelsluizen staat een zeer zeldzame groensteel.

Bij werkzaamheden waarbij beschermde muurplanten betrokken zijn, kan volgens de gedragscode van de gemeente Amsterdam worden gewerkt. Er is dan geen ontheffing nodig.

11 Luchthavenindelingsbesluit

Op 1 november 2002 zijn de nieuwe milieu- en veiligheidsregels voor het vijfbanenstelsel van de luchthaven Schiphol vastgesteld. De regels zijn opgenomen in het Luchthavenindelingsbesluit (LIB), waarin beperkingen worden gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven en in het Luchthavenverkeerbesluit (LVB) dat is gericht op de beheersing van de belasting van het milieu door het luchtverkeer. De regels zijn in werking getreden op 20 februari 2003, tegelijk met de ingebruikneming van de vijfde baan van Schiphol, de Polderbaan. Beide besluiten zijn gebaseerd op de gewijzigde Wet luchtvaart. Deze nieuwe regels moeten in acht worden genomen bij de tot standkoming van bestemmingsplannen, voor gebieden die zijn gelegen binnen de werkingssfeer van de besluiten, en bij de beoordeling van bouwplannen, van aanvragen voor een aanlegvergunning of van een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 Wet ruimtelijke ordening en een ontheffing als bedoeld in 3.22 en 3.23 in dezelfde wet.

In het Luchthavenindelingsbesluit is het luchthavengebied vastgesteld en is het zgn. beperkingengebied opgenomen. De vaststelling van het luchthavengebied heeft geen consequenties voor het plangebied van de Oostelijke binnenstad. Binnen het beperkingengebied kan onderscheid worden gemaakt in verschillende regimes. Zo zijn er regimes voor de toelaatbaarheid van gebouwen in verband met de externe veiligheid of geluid-belasting, zo zijn er gronden, de sloopzones, waar voor bepaalde gebouwen geldt, dat ze moeten worden gesloopt en gronden waar nieuwe gebouwen niet zijn toegestaan. Voorts zijn er regels met hoogtebeperkingen en regels met beperkingen voor vogelaantrekkende bestemmingen. Slechts deze laatste regels, d.w.z. de regels met hoogtebeperkingen en vogelaantrekkende bestemmingen zijn van belang voor het plangebied. Het plangebied ligt niet binnen het vogelvrijwaringsgebied van Schiphol.

Bestemmingsplannen moeten in overeenstemming zijn (gebracht) met het LIB. Is daarvan geen sprake, dan geldt het LIB als een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening. Daarbij geldt overigens niet de gelimiteerde werkingsduur van een voorbereidingsbesluit. Het gevolg van het LIB is dan dat alle bouwaanvragen in het plangebied moeten worden aangehouden. Die aanhoudingsplicht kan worden doorbroken met artikel 50.3 (m.b.t. bouwvergunning) van de Woningwet, voorzover de beperkingen van het LIB in acht worden genomen. Voor het gebied van het bestemmingsplan Oostelijke binnenstad geldt volgens het LIB een hoogtebeperking van 146 meter. Nergens in het plangebied is een bouwhoogte toegestaan die deze grens overschrijdt. Voorts geldt volgens het LIB een beperking van vogelaantrekkende bestemmingen. Nergens in het plangebied wordt mogelijk gemaakt dat (nieuwe) vogelaantrekkende bestemmingen worden gerealiseerd.

Nu de andere regimes van het LIB niet van toepassing zijn op het plangebied en de hoogtebeperking en beperking van vogelaantrekkende bestemmingen van het LIB in acht worden genomen, kan worden gesteld dat het bestemmingsplan Oostelijke binnenstad in overeenstemming is met het LIB en dat derhalve de aanhoudingsplicht van het LIB niet voor het plangebied geldt. Omdat het gehele grondgebied van het stadsdeel Centrum binnen het beperkingengebied is gelegen waarvoor de hoogtebeperking geldt, zoals dit is aangegeven op de bij het LIB behorende kaarten, is het niet mogelijk de contouren van dit gebied aan te geven op de verbeelding van het bestemmingsplan Oostelijke binnenstad.

Het Luchthavenverkeerbesluit ziet op de milieubelasting door het luchthavenverkeer van Schiphol. In het besluit zijn regels opgenomen voor het vliegverkeer, het milieu en de veiligheid rond Schiphol. Het Luchthavenverkeerbesluit heeft, anders dan het Luchthavenindelingsbesluit, geen gevolgen voor de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied Oostelijke binnenstad, noch legt dit Luchthavenindelingsbesluit beperkingen op aan die ruimtelijke ontwikkeling.

12 Economische Uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12.1) verplicht gemeenten gelijktijdig met een ruimtelijk besluit, zoals een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen. Alleen in die gevallen dat op grond van een bestemmingsplan bouwvergunning had kunnen worden verleend en bij de herziening van dat bestemmingsplan geen andere bestemmingsregeling is vastgesteld, blijft de vaststelling van een exploitatieplan buiten toepassing (Wet van 25 juni 2009 tot wijziging van (onder meer) artikel 9.1.20. van de Invoeringswet ruimtelijke ordening, Staatsblad 2009, nr.297).

De stadsdeelraad kan bij de vaststelling van een bestemmingsplan ook besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien:

  • het verhaal van kosten anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak waarbinnen de exploitatie moet plaatsvinden of fasering van de bouwplannen niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen of regels aan de inrichting, de kwaliteit van bouwlocaties niet noodzakelijk is.

Aan alle drie de voorwaarden moet worden voldaan.

De stadsdeelraad moet bij het vaststellen van het ruimtelijk plan expliciet het besluit nemen om geen exploitatieplan vast te stellen. Er bestaat de verplichting een kostenverhaalsafweging te maken. De kostensoorten die moeten worden verhaald zijn opgesomd in de artikelen 6.2.3. en 6.2.4. van het Besluit ruimtelijke ordening. Zijn er bepaalde kostensoorten aan de orde (bij actualiseringsplannen in ieder geval het opstellen van het bestemmingsplan en planschade), dan moet worden bezien of deze kosten anderszins verzekerd zijn. Dit kan door middel van een anterieure overeenkomst of wanneer sprake is van erfpacht.

Binnen het plangebied van de Oostelijke binnenstad voor het grootste deel sprake van particulier bezit. Er is het volgende geïnventariseerd:

  • afwijkingen voorgestelde regeling ten opzichte van de geldende regeling;
  • is sprake van een bouwplan zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1.(Bro).

Voor geen van de adressen is hiervan sprake. Dit heeft een aantal oorzaken. Voor de Weesperbuurt geldt een regeling die op een minimale wijziging na, zonder meer is overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Voor een deel van de Kadijken geldt helemaal geen regeling of is sprake van erfpacht. Verder geldt dat het nieuwe bestemmingsplan voor de bestaande panden slechts beperkt uitbreidingsmogelijkheden biedt. Wat betreft bouwvolume is ongeveer de huidige situatie vastgelegd, zowel in de bouwregels als op de verbeelding. Dit betekent dat, met uitzondering van één lokatie, geen sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. Bro. De uitzondering betreft de locatie van het voormalige Emmakinderziekenhuis aan de Sarphatistraat 102-104 en Spinozastraat 51-53. Voor deze lokatie heeft het dagelijks bestuur op 7 april 2010 stedenbouwkundige uitgangspunten vastgesteld. Deze uitgangspunten zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan maakt op deze lokatie de vestiging van een nieuw hotel mogelijk, met aan de zijde van de Spinozastraat een aanzienlijke vergroting van het bouwvolume. Voor deze ontwikkeling is met de eigenaar een anterieure overeenkomst gesloten zodat het kostenverhaal verzekerd is.

De stadsdeelraad kan besluiten geen exploitatieplan op te stellen.

13 Inspraak

Over het conceptontwerp van het bestemmingsplan is op 30 november 2009, overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening, een inspraakbijeenkomst gehouden. Behalve op de bijeenkomst zelf hebben aanwezigen ook na de bijeenkomst de gelegenheid gekregen een schriftelijke inspraakreactie in te dienen.

De reacties hebben voornamelijk betrekking op de volgende onderwerpen:

1. het Verzetsmuseum

Omwonenden hebben bezwaar tegen de uitbreidingsplannen die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Deze zijn in strijd met de uitgangspunten van het bestemmingsplan. De binnenterreinen zijn in de stedelijke omgeving plekken van openheid, groen, rust en licht. Het bestemmingsplan beoogt deze functie van de binnenterreinen te beschermen. Het uitbreiden van de bebouwing op het binnenterrein, zoals het Verzetsmuseum voorstelt, is hiermee in strijd.

2. binnenterrein Kazernestraat

Omwonenden hebben bezwaar tegen het bestemmen van de aanwezige opstallen op het binnenterrein tot 'Gemengd-1' en verzoeken tot handhaving van de bestemming 'Tuinen en erven' uit het huidige bestemmingsplan.

3. kwaliteit van de Plantage

Bewoners van de Plantage vragen aandacht voor het behoud van kwaliteit van de voorzieningen in de buurt, met name aan de Plantage Middenlaan. De komst van een aantal nieuwe horecavestigingen is de kwaliteit van de buurt niet ten goede gekomen. Met het aanwijzen van winkkellinten waarin woningen op de begane grond niet zijn toegestaan en de mogelijkheden voor uitbreiding van horeca en hotels lijkt het stadsdeel weinig oog te hebben voor wat deze buurt vooral is: een prachtig woongebied.

Het verslag van de bijeenkomst, alsmede de schriftelijke inspraakreacties, is in bijlage 1 van de toelichting opgenomen.

14 Rapportage Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

Hierna is de reactie opgenomen van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum op de ingekomen brieven in het kader van het zogenaamde artikel 3.1.1 overleg. Deze reactie is het standpunt zoals ingenomen bij de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan Oostelijke binnenstad. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan kan de deelraad een ander standpunt hebben ingenomen.

Het concept van het ontwerpbestemmingsplan Oostelijke binnenstad is toegezonden aan de volgende instanties:

1. Burgemeester en Wethouders van Amsterdam, Amsterdamse Planologische Commissie (APC);
2. Provincie Noord-Holland, directie Subsidies, Handhaving en Vergunningen;
3. VROM inspectie, regio Noord-West, afdelingen: Milieu, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;
4. Prorail, afdeling Grondverwerving en Juridische Zaken;
5. NV Nederlandse Spoorwegen, afdeling Bedrijfs- en Productontwikkeling;
6. Waternet, sector Watersystemen;
7. Rijkswaterstaat Noord-Holland;
8. Provinciale Waterstaat Noord-Holland;
9. KPN Telecom, afdeling Straalverbindingen;
10. Liander Assetmanagement, Regio randstad;
11. NV Nederlandse Gasunie;
12. Kamer van Koophandel Amsterdam;
13. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM);
14. Ministerie van Defensie, Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen;
15. Gemeente Amsterdam, stadsdeel Oost-Watergraafsmeer

De instanties als genoemd onder 1, 3, 5, 6, 10, 11 en 14 hebben schriftelijk gereageerd. Hiervan hebben de instanties genoemd onder nummer 5, 11 en 14 te kennen gegeven geen op- en/of aanmerkingen te hebben. De inzendingen van de Amsterdamse Planologische Commissie (1), VROM inspectie (3), Waternet (6) en Liander Assetmanagement (10), zijn samengevat weergegeven en voorzien van een gemeentelijke reactie. De volledige inzendingen van de bovengenoemde instanties zijn in bijlage 2 van de toelichting opgenomen.

Ad 1) Burgemeester en Wethouders van Amsterdam, Amsterdamse Planologische Commissie.

Het concept-ontwerpbestemmingsplan Oostelijke binnenstad is door de overlegpartner getoetst aan (de kernpunten van beleid van) het geldende structuurplan “Kiezen voor stedelijkheid” (2003). Eveneens is het plan bekeken in het licht van de ontwikkelingen, zoals die zijn beschreven in de Ontwerp Structuurvisie (februari 2010). De overlegpartner heeft naar aanleiding hiervan de volgende opmerkingen:

1. Wet geluidhinder

In paragraaf 8.2.15 zijn in de tekst de woorden gevel of geveldeel weggevallen.

Het akoestisch onderzoek dat door DRO is uitgevoerd heeft alleen betrekking op wegverkeerslawaai en niet op industrielawaai. Industrielawaai aan de Kadijken kan mogelijk problemen geven bij omzetting van niet-geluidsgevoelige naar geluidsgevoelige bebouwing. Een hogere waarden procedure kan ook voor industrielawaai noodzakelijk blijken.

Reactie dagelijks bestuur:

De tekst is aangevuld. Wat betreft het industrielawaai is geen hogere waarden procedure noodzakelijk. Binnen de zone zijn in de huidige situatie vooral woningen aanwezig. De panden die nu niet bewoond zijn, hebben in het ontwerpbestemmingsplan een bestemming gekregen waarbinnen nieuwe woningen niet mogelijk zijn.

2. LIB

Overlegpartner verzoekt te vermelden dat het plan geheel valt binnen het beperkingengebied van het LIB. De hoogtebeperking is 146m + NAP. De bebouwing van het plan voldoet aan deze voorwaarde.

Reactie dagelijks bestuur:

Het verzoek is overgenomen in het betreffende hoofdstuk.

3. Locatiebeleid

Overlegpartner vraagt zich af of de garageverordening (genoemd in par. 4.12.3) past binnen de uitgangspunten van het in 2008 vastgesteld locatiebeleid. De toe te passen normen voor kantoren dienen te worden vermeld in de regels.

Reactie dagelijks bestuur:

De garageverordening gaat uit van de uitgangspunten voor A locaties (1 parkeerplaats op 250m2 bruto vloeroppervlak) als genoemd in het locatiebeleid. Artikel 3.2. "Plusplaatsen" biedt de mogelijkheid om zogenaamde plusplaatsen te realiseren volgens de normen geldend voor B locaties (1 parkeerplaats op 125m2 bruto vloeroppervlak).

De normen voor inpandige parkeervoorzieningen in het algemeen en voor kantoren in het bijzonder zijn, met de voorwaarde dat een parkeervoorziening moet voldoen aan het algemene verkeers- en parkeerbeleid van het stadsdeel, reeds verankerd in de regels.

4. Hoofdnetten infrastructuur

Overlegpartner verzoekt herprofileringen van de hoofdnettten voor te leggen aan de Centrale verkeerscommissie.

Reactie dagelijks bestuur:

Het is binnen het stadsdeel gebruikelijk en opgenomen in de werkwijze om in een vroeg stadium herinrichtingsvoorstellen voor te leggen aan de Centrale verkeerscommissie.

Ad 3) VROM inspectie, Directie Uitvoering, Regio afdeling Noord-West

Het concept-ontwerpbestemmingsplan Oostelijke binnenstad is door de overlegpartner getoetst aan de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1). De overlegpartner maakt de volgende opmerkingen ten aanzien van het plan:

1. Algemeen

Door ontbrekende hoofdstukken kan het plan niet volledig beoordeeld worden.

2. Hoofdwatersysteem

Een beschrijving van het Europees Beleid ontbreekt. Het gaat om de Kaderrichtlijn Water. De kaderrichtlijn heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen ten behoeve van ecosystemen, duurzaam watergebruik, het aquatisch milieu en de gevolgen van overstroming en droogte. Overlegpartner wijst op het Nationaal Bestuursakkoord Water dat op 25 juni 2008 is geactualiseerd en adviseert een paragraaf Europees Beleid toe te voegen.

De Vierde Nota Waterhuishouding en daarop gebaseerde beleidsnota's hebben met de vaststelling van het Nationaal Waterplan (22 december 2009) hun betekenis als beleidsdocument verloren.

3. Regionaal Watersysteem

Overlegpartner vindt dat het beleid een plaats moet krijgen in hoofdstuk 2, waardoor een integraal beleidskader ontstaat.

4. Nationaal cultureel erfgoed

In de toelichting lijken de ontwikkelingen die zijn voorzien goed rekening te houden met de aanwezige waarden in de betreffende gebieden of naaste omgeving en vormen geen beletsel voor het overwegend beschermende karakter van het plan. In de regels wordt op een adequate manier bescherming geboden. Een aandachtspunt is het ontbreken op de verbeelding van de aanduidingen ten aanzien van de dubbelbestemmingen op het gebied van cultuurhistorie en archeologie. Overlegpartner verzoekt deze alsnog op te nemen.

5. Mobiliteit

Overlegpartner adviseert om aan de beschrijving van de Nota Mobiliteit toe te voegen dat het beleid gericht is op een veilige verkeersafwikkeling met een zo gering mogelijke milieubelasting.

In de beschrijving van het rijksbeleid ontbreekt het "Actieplan gelijke behandeling in de praktijk". Dit plan is relevant in verband met de vermindering van de parkeergelegenheid in de openbare ruimte.

Paragraaf 3.4.13 Verkeer en parkeren

Het beleid is gericht op het verminderen van het aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Een visie op het faciliteren van het parkeren voor mensen met beperkingen ontbreekt. Overlegpartner adviseert deze visie toe te voegen.

Reactie dagelijks bestuur:

De ontbrekende hoofdstukken en gevraagde aanvullingen op het gebied van water en mobiliteit zijn aangevuld. Vanwege de leesbaarheid van de toelichting is het Europees beleid alleen genoemd en niet beschreven. De uitgangspunten zijn immers vertaald in het nationaal beleid. Dit is wel beschreven.

De dubbelbestemmingen 'Waarde Archeologie' en 'Waarde cultuurhistorie' zijn op de verbeelding opgenomen.

Op veel plaatsen in Amsterdam geldt betaald parkeren. Met kan hier niet terecht met een Europese gehandicaptenparkeerkaart. Inwoners van Amsterdam dienen een Amsterdamse parkeervergunning voor gehandicapte bewoners aan te vragen. Met deze vergunning kan men overal gratis parkeren waar normaal betaald moet worden. Voor gehandicapte bezoekers is er de gratis digitale parkeerjaarkaart. Het eventueel opheffen van parkeerplaatsen in de openbare ruimte is niet direct van invloed voor de parkeermogelijkheden voor mensen met beperkingen.

Ad 6) Waternet, sector Klant, Markt & Relaties, afdeling Planadvies en Vergunningen

Waternet voert de waterbeheerstaken uit namens het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht en de grondwaterzorgtaak, afvalwaterinzameling en drinkwaterlevering voor de gemeente Amsterdam. De overlegpartner maakt de volgende opmerkingen over de Toelichting en de Regels:

Paragraaf 2.4 Beleidsnota's Rijksoverheid

Onder de "Vierde Nota Waterhuishouding" wordt gesproken over Waternet/DWR als uitvoerende dienst voor het hoogheemraadschap AGV. DWR is sinds 2006 opgegaan in Waternet. Overlegpartner verzoekt om DWR uit de tekst te verwijderen.

Paragraaf 3.2.4. Water

Overlegpartner verzoekt om de tekst aan te vullen met een toelichting over het gevoelig gebied van gemaal Zeeburg.

Paragraaf 3.3.2 Masterplan Wibautas

Overlegpartner verzoekt om geïnformeerd te worden over de plannen rondom de Wibautas en het versmallen van de brug over de Singelgracht. De Singelgracht is onderdeel van het gevoelig gebied van gemaal Zeeburg. Plannen voor een brug over de Singelgracht bieden wellicht kansen om de doorstroming te verbeteren en vormen voor overlegpartner aanleiding voor overleg.

Paragraaf 3.3.4 Roeterseiland

Overlegpartner verzoekt om geïnformeerd te worden over de plannen rondom Roeterseiland en de brug over de Nieuwe Achtergracht . De grachten rondom Roeterseiland zijn onderdeel van het gevoelig gebied van gemaal Zeeburg. Deze nieuwe brug mag de doorstroming niet hinderen. Het uitvoeren van andere werkzaamheden zoals het vernieuwen van kademuren mag geen extra doorstromingsbelemmering opleveren. De plannen bieden wellicht kansen om de doorstroming te verbeteren en vormen voor overlegpartner aanleiding voor overleg.

Paragraaf 3.4.13 Verkeer en parkeren

Ondergrondse parkeergarages zijn niet zonder meer toegestaan. Overlegpartner verzoekt de tekst aan te vullen met de grondwaterzorgtaak die Waternet uitvoert namens de gemeente Amsterdam. Het effect van een ondergrondse constructie op de grondwaterstand moet in een zo vroeg mogelijk stadium in kaart worden gebracht. Dit gebeurt met een geohydrologisch onderzoek dat ter toetsing aan Waternet wordt voorgelegd.

Paragraaf 3.5 Water

Overlegpartner verzoekt om bij de toelichting over het "gevoelig gebied gemaal Zeeburg" een kaartje te voegen waarop de betreffende grachten zijn aangegeven.

Paragraaf 4.12 Inpandige fietsenstallingen en parkeervoorzieningen

Overlegpartner verzoekt, overeenkomstig paragraaf 3.4.13 de tekst aan te vullen met de grondwaterzorgtaak die Waternet uitvoert namens de gemeente Amsterdam.

Paragraaf 5.4.19 Water en 5.4.20 Dubbelbestemming Waterkering

Overlegpartner verzoekt op te nemen dat voor de bestemmingen geldt dat er advies moet worden gevraagd aan de waterbeheerder (Waternet) voor het mogen uitvoeren van werkzaamheden.

Hoofdstuk 8

Overlegpartner verzoekt om dit hoofdstuk in te vullen met de voorgestelde Waterparagraaf.

Paragraaf 8.2.2 en 9.2.2 Uitbreiding in de diepte van gebouwen

Voor een onderkeldering geldt de grondwaterzorgtaak van Waternet. Overlegpartner verzoekt deze bouwregel aan te vullen met: "een onderkeldering geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en kwaliteit) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam".

Reactie dagelijks bestuur:

De voorstellen voor aanpassingen van de toelichting zijn verwerkt.

Ad 10) Liander Assetmanagement, Regio Randstad

Liander Assetmanagement, onderdeel van Alliander, is netbeheerder van de nutsvoorzieningen in de regio. De overlegpartner maakt de volgende opmerkingen over de Toelichting en de Regels:

Paragraaf 4.4.1 Algemeen

NUON is gesplitst in NUON (leverancier) en Alliander, waarvan het onderdeel Liander de netbeheerder is. Overlegpartner geeft aan dat in de toelichting de actuele situatie niet goed is weergegeven en verzoekt om correctie.

Paragraaf 3.2.2.3 De Kadijken - Bebouwing

Overlegpartner geeft aan dat het gebouw tussen de sluis en de Geschutswerf het verdeelstation van het onderstation Hoogte Kadijk is. Het is in gebruik en valt volgens overlegpartner in categorie 4.2. Het gebouw ten oosten van de Geschutswerf werd gedeeltelijk gebruikt door Energetica, dit gedeelte staat leeg. Het andere, grootste deel maakt onderdeel uit van het onderstation Hoogte Kadijk en is nog in bedrijf.

Artikel 9.5.1 onder b

Overlegpartner geeft aan dat het onderstation moet worden toegevoegd, omdat het in een hogere milieucategorie valt.

Reactie dagelijks bestuur:

Beide voorstellen voor aanpassing van toelichting en regels zijn verwerkt.

Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen

Bijlage 1 Staat van Inrichtingen

Bijlage 2 Lijst Met Bedrijven Categorie 3 En 4

Bijlage 2 Lijst met bedrijven categorie 3 en 4

Bijlage 1 Inspraaknota

Bijlage 1 Inspraaknota

Bijlage 2 Schriftelijke Reacties Ex Artikel 3.1.1. Bro

Bijlage 2 Schriftelijke reacties ex artikel 3.1.1. Bro

Bijlage 3 Archeologisch Bureauonderzoek

Bijlage 3 Archeologisch bureauonderzoek

Bijlage 4 Natuurtoets

Bijlage 4 Natuurtoets

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek

Bijlage 6 Waarderingskaart

Bijlage 6 Waarderingskaart

Bijlage 7 Architectuur- En Bouwhistorische Waardenkaart

Bijlage 7 Architectuur- en bouwhistorische waardenkaart