KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Verkeer
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Regels Bij Omgevingsvergunning Af Te Wijken
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Unesco Werelderfgoed En Beschermd Stadsgezicht
1.4 Opzet
2 Beleidskader
2.1 Stadsdeel Centrum
2.2 Gemeente Amsterdam
2.3 Provincie Noord-holland
2.4 Rijksoverheid
3 Ruimtelijke En Functionele Beschrijving En Uitgangspunten
3.1 Historische Ontwikkeling
3.2 Beschrijving Van De Bestaande Situatie
3.3 Ruimtelijke Uitgangspunten
3.4 Wonen
3.5 Kantoren
3.6 Openbare En Bijzondere Voorzieningen
3.7 Galeries
3.8 Detailhandel En Consumentverzorgende Dienstverlening
3.9 Horeca En Hotel
3.10 Bedrijven
3.11 Inpandige Fietsenstallingen En Parkeervoorzieningen
3.12 Overige Functies
4 Milieuaspecten
4.1 Geluidhinder
4.2 Duurzaam Bouwen
4.3 Bedrijfshinder
4.4 Bodem
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Watertoets
4.8 Flora En Fauna
4.9 Luchthavenindelingsbesluit En Luchthavenverkeersbesluit
5 Archeologie
5.1 Algemeen
6 Economische Uitvoerbaarheid
7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak
8 Rapportage Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Aanvullend Akoestisch Onderzoek
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen

Rokin 12-16 (Rokin Plaza)

Bestemmingsplan - Gemeente Amsterdam

Onherroepelijk op 30-12-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.2 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.3 archeologisch rapport:

een rapportage waarin de archeologische waarden van een terrein naar het oordeel van het dagelijks bestuur in voldoende mate wordt vastgelegd, en naar het oordeel van het dagelijks bestuur voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.4 archeologische waarde:

waarde van terreinen wegens daar aanwezige of naar verwachting aanwezige vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

1.5 additionele horeca

horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan en welke tot de hoofdfunctie worden gerekend. De horeca-activiteit vindt plaats in het verlengde van en ten behoeve van de hoofdfunctie. De horeca-activiteit mag niet zelfstandig worden uitgeoefend of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie. Wanneer de ruimte waarin de horeca-activiteit plaatsvindt is afgescheiden van de hoofdfunctie, mag deze maximaal 20 % van het totale vloeroppervlak bedragen, waarbij toiletruimte, keuken en opslag ten behoeve van horeca niet wordt meegerekend;

1.6 automatenhal:

iedere besloten ruimte waarin meer dan drie speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.9 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op het gebruik van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO. 0363.A1101BPSTD met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijzondere bouwlaag:

kelders, souterrain en kappen;

1.14 bodemverstoring:

elke vorm van grondverzet;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwhoogte:

de hoogte van de bebouwing, met uitzondering van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatieinrichtingen, lichtkappen en dergelijke ondergeschikte delen van gebouwen;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van bijzondere bouwlagen;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 consumentverzorgende dienstverlening

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtsstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmit, schoenmaker, kapper, videotheek en dergelijke;

1.21 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.23 dove gevel:

een scheidingsconstructie zonder te openen delen en mer een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 35 d(B). Bij uitzondering mag een dove gevel te openen delen bevatten, mits die niet direct grenzen aan geluidgevoelige ruimten;

1.24 galerie;

een ruimte uitsluitend bestemd voor tentoonstelling en verkoop van kunstwerken;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 geldwisselkantoor:

een gelegenheid waarin de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door een bedrijfsmatig wisselen van geld of waardepapieren;

1.27 gevelverkoop:

het verkopen van goederen of eetwaren vanuit de gevel van een gebouw gelegen aan de openbare weg;

1.28 goothoogte:

de hoogte van gebouwen die wordt bepaald door de snijlijn tussen verticaal gevelvlak en al dan niet hellend dakvlak;

1.29 horeca 1:

fastfoodbedrijven, zijnde horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het in hoofdzaak voor consumptie ter plaatse verstrekken van vooral op gemaksvoeding gerichte, eenvoudige en snel bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het voor consumptie ter plaatse verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken. Onder fastfoodbedrijven worden in elk geval begrepen automatieken, snackbars en fastfoodrestaurants;

1.30 horeca 2:

horecabedrijven, al dan niet met een besloten karakter, die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van dranken, waarbij het gelegenheid bieden tot dansen op en tot het beluisteren van overwegend mechanische muziek een wezenlijk onderdeel vormt. Horeca 2 bedrijven zijn in elk geval discotheken en sociëteiten;

1.31 horeca 3:

horecabedrijven, die tot doel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van dranken en (kleine) etenswaren en/of maaltijden, waarbij het accent ligt op het verstrekken van dranken. Onder horeca 3 bedrijven worden in elk geval begrepen: cafés en eetcafés;

1.32 horeca 4:

horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van in hoofdzaak ter plaatse bereide maaltijden en van in hoofdzaak ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische, zwak- en niet-alcoholische dranken. Onder horeca 4 worden in elk geval begrepen restaurants, lunchrooms, koffiehuizen en ijssalons;

1.33 horeca 5:

hotels;

1.34 kantoor met baliefunctie:

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke, met uitzondering van geldwisselkantoren en telefoneerinrichtingen;

1.35 kantoor:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden alsmede voor congres- en vergaderruimte;

1.36 kelder:

één of meer bijzondere bouwlagen, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,50 meter boven het gemiddeld aangrenzende straatpeil is gelegen;

1.37 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de elektronische communicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en ondergrondse afvalcontainers;

1.38 openbare en bijzondere voorzieningen:

educatieve, (sociaal-)medische, welzijns-, overheidsvoorzieningen en nutsvoorzieningen en sociaal-culturele, recreatieve, levensbeschouwelijke en mediavoorzieningen;

1.39 open puiverkoop:

het exploiteren van een winkel of horecabedrijf, waarvan de voorgevel op straatniveau geheel of gedeeltelijk ontbreekt, dan wel geheel of grotendeels bestaat uit een afsluiting die tijdens de openingstijden kan worden geopend;

1.40 peil:

a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de (hoofd)toegang direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die (hoofd)toegang;

b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de (hoofd)toegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het gemiddelde aangrenzende terrein ter hoogte van de (hoofd)toegang bij voltooiing van de bouw;

c. indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil

1.41 plan:

het bestemmingsplan Rokin 12-16 (Rokin Plaza) van de gemeente Amsterdam stadsdeel Centrum;

1.42 plankaart:

de digitale en/of analoge verbeelding van het bestemmingsplan Rokin Plaza (Rokin 12-16) van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Centrum;

1.43 prostitutie

een ruimte waar prostitutie wordt bedreven;

1.44 seksinrichting:

een gebouw of gedeelte van een gebouw waarin de bedrijfsvoering geheel of voor een aanmerkelijk deel is gericht op handelingen en/of vertoningen van seksuele en/of seksgerelateerde aard dan wel op detailhandel in seksartikelen. Hieronder wordt in ieder geval niet begrepen een darkroom, dat wil zeggen een donkere ontmoetingsruimte die onderdeel uitmaakt van een horecagelegenheid of sauna, waarin uitsluitend op vrijwillige basis en zonder materiële vergoeding seksuele handelingen kunnen plaatsvinden;

1.45 short stay:

het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan een huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste een (1) week en maximaal zes (6) maanden. Voor het overige wordt de woning als woonruimte gebruikt.

1.46 smartshop:

detailhandel waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door de handel in psychotrope stoffen;

1.47 souterrain:

een bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddeld aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,20 meter boven het gemiddeld aangrenzende straatpeil is gelegen;

1.48 telefooneerinrichting:

een gelegenheid waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd het bedrijsmatig gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrpen het verzenden van faxen;

1.49 waterkering:

een strook grond die het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie (onder water lopen);

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 het vloeroppervlak van een bouwwerk

wordt bepaald door de bebouwde oppervlakte te vermenigvuldigen met het aantal bouwlagen en bijzondere bouwlagen;

2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, uitgezonderd op de eerste bouwlaag en in de kelder, met inachtneming van het bepaalde in 3.2.9 en 3.2.13;
  2. b. kantoren, uitgezonderd op de eerste bouwlaag en in de kelder;
  3. c. kantoren met baliefunctie;
  4. d. openbare en bijzondere voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in 3.4.2;
  5. e. galeries;
  6. f. detailhandel, met uitzondering van smartshops, en consumentverzorgende dienstverlening, met inachtneming van het bepaalde in 3.5.2;
  7. g. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.4.1 ;
  8. h. inpandige fietsenstallingen in de kelder en op de eerste bouwlaag, mits niet zichtbaar vanaf de straatzijde, met inachtneming van het bepaalde in 3.2.10;
  9. i. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

3.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden opgericht ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

3.3 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsgvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

3.4 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd' bestemde gronden gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

3.5 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels is alleen mogelijk wanneer dit geen afbreuk doet aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:

3.6 Wijzigingsbevoegdheid hotel

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. rijwegen;
  2. b. straatmeubilair;
  3. c. fiets- en voetpaden;
  4. d. groen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

4.2 Bouwregels

Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden opgericht, met inachtneming van de volgende bouwregels.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing.

Artikel 7 Algemene Regels Bij Omgevingsvergunning Af Te Wijken

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken, is het dagelijks bestuur bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van regels in dit plan voor:

7.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals vrijstaande muren, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, gedenktekens, plastieken.

7.2 Scootmobielstalling

Plaatsen van een scootmobielstalling, uitsluitend ten behoeve van het veilig stallen van scootmobiels voor ouderen en gehandicapten. De scootmobielstalling mag niet overbemeten zijn. De omgevingsvergunning om af te wijken wordt verleend voor de duur van het noodzakelijke gebruik door de aanvrager.

7.3 Geringe afwijkingen

Geringe afwijkingen in situering die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch betere plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de toestand van het desbetreffende bouwterrein, tot ten hoogste 2 meter.

7.4 Geringe overschrijdingen

Het overschrijden van minimale en maximale hoogte-, breedte-, diepte- en oppervlaktematen voor bebouwing als aangegeven op de verbeelding, dan wel zoals omschreven in de voorschriften, mits de afwijking van enige maat niet meer dan 10 % bedraagt, met dien verstande dat geen extra bouwlaag mag worden gerealiseerd en de bestemmingsgrenzen op de verbeelding niet worden overschreden.

7.5 Balkons

Het overschrijden van bestemmingsgrenzen voor balkons, (hoek)erkers, bordessen, galerijen, luifels, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van bouwwerken, met in achtneming van het volgende:

  1. a. in het gehele plangebied is het mogelijk met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels voor een balkon aan de achtergevel met een diepte van 2 meter, mits het balkon binnen een hoek van 45 graden vanaf de zijgevels van het desbetreffende perceel wordt gebouwd. Bij de afweging of de omgevingsvergunning om af te wijken wordt verleend, wordt de relatie tot de belendende panden betrokken;
  2. b. de omgevingsvergunning om af te wijken voor galerijen wordt slechts verleend als een andere vorm van ontsluiting niet mogelijk is. De overschrijding van de bestemmingsgrens bedraagt ten hoogste 2 meter. Deze afwijking wordt alleen voor de achterzijde van bebouwing verleend. In elk geval dient de parcellering, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan te worden gehandhaafd;
  3. c. buitentrappen zijn slechts aan de achterzijde van bebouwing toegestaan;
  4. d. luifels zijn slechts toegestaan als de samenhang van de onderpui met de hogere bouwlagen niet verloren gaat en mits de overschrijding van de bestemmingsgrens niet meer dan 0,60 meter bedraagt. Deze omgevingsvergunning om af te wijken wordt alleen verleend voor een openbare of bijzondere voorziening. Voor luifels aan en/of over gebouwde terrassen wordt geen afwijking verleend;
  5. e. erkers zijn slechts toegestaan als ondergeschikt deel van de gevel. De maximale breedte mag niet meer bedragen dan een derde van de breedte van de gevel; de maximale diepte mag niet meer bedragen dan 0,60 meter. Aan de straatzijde wordt de omgevingsvergunning om af te wijken slechts verleend vanaf de eerste bouwlaag en mits de erker past binnen de karakteristiek van het deel van de bestaande gevelwand waarin de erker wordt geplaatst.

De omgevingsvergunning om af te wijken voor erkers en luifels wordt niet verleend voor bebouwing aan straten/stegen met een breedte van minder dan 6 meter.

7.6 Ondergrondse voorzieningen

Bergbezinkbassins.

7.7 Elektronische communicatiemiddelen

De omgevingsvergunning om af te wijken voor elektronische communicatiemiddelen zal slechts worden verleend tot een maximale hoogte van 5 meter, gemeten vanaf de voet, indien onderdelen van de antenne-installatie om aantoonbare redenen niet inpandig kunnen worden gerealiseerd. Deze installaties dienen zo centraal mogelijk op het dak te worden geplaatst, aan of nabij de liftschacht, indien aanwezig.

7.8 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen en bebouwingsregels, waaronder mede begrepen de maximale bouw- en goothoogten, te overschrijden ten behoeve van:

  1. 1. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, Franse balkons, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 0,20 meter bedraagt;
  2. 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1/20 van de breedte van de aangrenzende straat, met een maximum van 1 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,20 boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 0,60 meter langs een rijweg, 2,40 meter boven een rijwielpad en 2,20 meter boven een voetpad, voorzover dit rijwielpad geen deel uitmaakt van de bedoelde strook van 0,60 meter;
  3. 3. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,20 meter boven het gemiddeld aangrenzende straatpeil;
  4. 4. overige plaatselijke vehogingen, mits niet breder dan 0,60 meter;
  5. 5. topgevels, mits niet breder dan 6 meter;
  6. 6. bouwen op vlucht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

8.2 Eenmalige ontheffing

Het dagelijks bestuur kan bij omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde in lid 8.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1 met maximaal 10%.

8.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 8.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.6 Onderbroken verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 8.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Rokin Plaza (Rokin 12-16).

1 Inleiding

Het complex van pand Rokin 12-16, Kalverstraat 11-17 en Papenbroeksteeg 1-3 (Rokin Plaza) is gelegen in het gebied waarvoor het bestemmingsplan Nieuwendijk- Kalverstraat e.o. uit 2001 van kracht is. De percelen worden doorsneden door de Papenbroeksteeg, waaraan een binnenplein ligt.

Het pand heeft in het bestemmingsplan Nieuwendijk-Kalverstraat de bestemming Gemengde doeleinden, hetgeen betekent dat verschillende functies in het pand zijn toegelaten. Het pand kent echter ook de aanduiding 'woningen niet toegestaan'. In overeenstemming met het beleid worden panden met een bruto vloeroppervlak groter dan 1.000 m², waarin geen zelfstandige woningen zijn gesitueerd, maar waarin wel bedrijfsfuncties of kantoren zijn gevestigd, in de bestemmingsplannen opgenomen met de aanduiding 'woningen niet toegestaan'.

1.1 Aanleiding

Aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is een particulier bouwvoornemen om het pand volledig te renoveren. In het bouwvoornemen wordt het binnenplein tot een hoogte van 21 meter bebouwd ten behoeve van winkelruimte. Er worden zo groot mogelijke winkelunits over meerdere verdiepingen gecreëerd die aan zoveel mogelijk zijden ontsloten kunnen worden. Op de bovenste verdieping wordt wonen voorgesteld met daaronder een laag kantoren ten behoeve van de winkelfunctie.

Het is voor de realisatie van dit plan noodzakelijk een planologische maatregel te nemen. Het geldende bestemmingsplan laat het realiseren van woningen in het pand niet toe en het bebouwen van het binnenplein ook niet. Ook bevat het plan enkele minimale volumevergrotingen ten opzichte van de bestaande bouwhoogte.

Het bestemmingsplan Rokin Plaza is opgesteld om het bouwplan mogelijk te maken.

1.2 Doel

Een bestemmingsplan voor de percelen Rokin 12-16, Kalverstraat 11-17 en Papenbroeksteeg 1-3 waarin wonen wordt toegestaan binnen de bestemming 'Gemengd'. Daarnaast maakt het bestemmingplan het bebouwen van het binnenplein aan de Papenbroeksteeg mogelijk en is een aantal minimale volumevergrotingen mogelijk gemaakt ten opzichte van de toegestane (=bestaande bouwhoogte).

1.3 Unesco Werelderfgoed En Beschermd Stadsgezicht

In juli 2010 is de zeventiende-eeuwse grachtengordel van Amsterdam geplaatst op de Lijst van het Werelderfgoed van de UNESCO. Hiermee wordt bijgedragen aan het versterken van het bewustzijn, het begrip en de waardering van de wereldgemeenschap voor dit waardevolle culturele en architectonische erfgoed: de zeventiende-eeuwse grachtengordel en de omringende historische binnenstad van Amsterdam binnen de Singelgracht. Met dit onvervangbare erfgoed moet zorgvuldig worden omgegaan. De zeventiende-eeuwse grachtengordel vormt de 'property' (het kerngebied). De overige delen van de historische binnenstad binnen de Singelgracht vormen de voor een Werelderfgoed vereiste bufferzone. De begrenzing van de bufferzone komt bijna helemaal overeen met de grenzen van het beschermde stadsgezicht. Het gevolg van de plaatsing is dat het stadsdeel de 'outstanding universal values' van de 'property' beschermt. Dat betekent behoud van de historische uniciteit van de grachtengordel als stedenbouwkundig en cultuurhistorisch complex. Het feit dat het plangebied behoort tot de bufferzone, vereist zorgvuldige toetsing om aantasting van deze waarden te voorkomen. De huidige instrumenten hiervoor zijn de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht en de daarmee samenhangende beschermende bestemmingsplannen. Daarnaast is de methode van cultuurhistorische analyses van groot belang om randvoorwaarden aan initiatieven te kunnen stellen.

Bij besluit nr. U99/583, d.d. 29 januari 1999 is de binnenstad aangewezen als Beschermd Stadsgezicht. Het aanwijzingsbesluit is onherroepelijk geworden op 24 januari 2003. Het plangebied valt geheel binnen de grenzen van het beschermde stadsgezicht. Het Rokin Plaza is gebouwd na 1940 en heeft daarmee geen monumentale waarde. In dit bestemmingsplan zijn daarom geen bijzondere regels opgenomen ter bescherming van het beschermd stadsgezicht.

1.4 Opzet

De toelichting op het bestemmingsplan Rokin Plaza is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader geschetst. Hierin zijn zowel de relevante beleidsnota's van het rijk en de provincie, als van de gemeente Amsterdam en het stadsdeel Centrum opgenomen.

Hoofdstuk 3 bevat de ruimtelijke en functionele uitgangspunten. De historische ontwikkeling van het complex wordt beschreven. Vervolgens wordt de bestaande ruimtelijke situatie geanalyseerd en aangegeven welke ontwikkelingen er gaande zijn. Het onderzoek naar de historische ontwikkeling en de bestaande ruimtelijke situatie leiden tot ruimtelijke uitgangspunten die in paragraaf 3.3 zijn omschreven. Paragraaf 3.4 tot en met 3.12 bevatten een beschrijving per functie en het gemeentelijk beleid en uitgangspunten daarbij.

Hoofdstuk 4 bevat de milieuaspecten, zoals geluidhinder, bedrijvigheid en luchtkwaliteit. In hoofdstuk 5 wordt het aspect archeologie beschreven. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan komen aan de orde in de hoofdstukken 6 en 7. De rapportage als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is opgenomen in hoofdstuk 8.

2 Beleidskader

In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. De uitgangspunten uit deze en andere beleidsplannen zijn, waar relevant, verwerkt in de hoofdstukken 3 tot en met 5. Dit bestemmingsplan past binnen deze visies en beleidsnota's.

2.1 Stadsdeel Centrum

Voor dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij vastgestelde beleidsplannen van het stadsdeel. Relevant om te noemen is de Strategienota Coalitieproject 1012 'Hart van Amsterdam' en de Startnotitie straatgerichte aanpak.

Strategienota Coalitieproject 1012

Op 25 juni 2009, respectievelijk 2 juli 2009, hebben de Deelraad van stadsdeel Centrum en de Amsterdamse Gemeenteraad de 'Strategienota Coalitieproject 1012, Hart van Amsterdam' vastgesteld. De hoofddoelstelling van het coalitieproject bestaat uit het doorbreken van de criminele infrastructuur door overlastgevende en criminogene branches te verminderen. Tegelijkertijd dient een opwaardering bewerkstelligd te worden van het entreegebied van Amsterdam.

Het Coalitieproject 1012 spreekt over 2 deelgebieden waar zowel de problematiek van de laagwaardige functies als de kansen groot zijn: het Wallengebied en de Rode Loper en omgeving (Damrak, Rokin, Nieuwendijk).

De transformatie van het postcodegebied 1012 is gestoeld op drie pijlers:

  1. 1. Sleutelprojecten: toevoegen van nieuwe functies op strategische locaties.
  2. 2. Herinrichten openbare ruimte: Rode Loper en een groot aantal straten waaronder de Nes.
  3. 3. Straatgerichte aanpak: vermindering van criminogene functies en economisch laagwaardige functies in een groot aantal straten.

Om de functiebalans in het gebied 1012 te herstellen wordt een intensivering van de woonfunctie in alle sectoren nagestreefd. Op de bovenverdiepingen van panden bestaan mogelijkheden om woningen toe te voegen wat de leefbaarheid ten goede komt.

Startnotitie straatgerichte aanpak, Coalitieproject 1012

Op 5 januari 2010 heeft het college van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam ingestemd met het uitvoeringsprogramma 2010-2014 van het Coalitieproject 1012. De Startnotitie straatgerichte aanpak is een nadere uitwerking van het uitvoeringsprogramma. In de startnotitie wordt beschreven hoe de gewenste transformatie wordt vormgegeven.

Voor een aantal straten geldt dat een brede aanpak nodig is waarin, in overleg met zittende eigenaren, ondernemers en bewoners, naar straatvisies en pakketten op het gebied van beheer wordt gewerkt. Hiervoor zijn zes aparte clusters met straten benoemd.

Eén cluster betreft het Rokin, de Nes, de Oude Turfmarkt en de daartussen gelegen stegen. Van belang voor het pand Rokin Plaza is de opgave om het winkelbestand op het Rokin op te waarderen met winkels in het midden- en hoge segment. Dit wordt nader uitgewerkt in de nog vast te stellen Straatvisie Rokin e.o.

2.2 Gemeente Amsterdam

2.2.1 Structuurvisie Amsterdam

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft de gemeenteraad op 17 februari 2011 de Structuurvisie 'Amsterdam 2040: economisch sterk en duurzaam' vastgesteld. Hiermee komt het structuurplan 'Kiezen voor stedelijkheid' (2003) te vervallen. In de Structuurvisie worden keuzes vastgelegd voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad. Uitgangspunt is de vraag: Hoe ontwikkelt Amsterdam zich verder als de succesvolle en leefbare kernstad in de metropoolregio Amsterdam 2040. Leidraad van de visie is: economisch sterk en duurzaam.

De Structuurvisie bestaat uit drie delen: Het visiedeel waarin de grote ontwikkelingslijnen worden geschetst. De uitvoeringsagenda met een beschrijving van de opgave en fasering per stadsdeel. Het instrumentarium waarin is vastgelegd hoe regels worden gehandhaafd waardoor uitvoering van de visie mogelijk wordt.

Voor stadsdeel Centrum is de 'uitrol' van het centrumgebied de centrale richting naar 2040. Meer nog dan in het verleden vormt het centrum het kerngebied voor de gehele metropoolregio, wat zal leiden tot een verdere stijging van het aantal bezoekers. Het centrum als het kloppend hart van de metropool. De projecten bestaan vooral uit investeringen in de publieke ruimte en infrastructuur waarmee het centrumkarakter wordt versterkt en het centrumgebied wordt vergroot zodat er sprake kan zijn van meer spreiding van de bezoekers.

Een belangrijke ontwikkeling in het centrum is de Rode Loper. Deze ingreep is groter dan de locatie op zichzelf; het is een cruciale ontwikkeling op het schaalniveau van de metropool Amsterdam, die het komende decennium grotendeels gelijk oploopt met de realisatie van de Noord/Zuidlijn maar ook een sterk verband heeft met het project 1012. Voor het stadshart wordt de verkeerscirculatie heroverwogen. In de periode tot 2020 zal verder invulling worden gegeven aan het beleid dat ingezet is met betrekking tot de auto en de stad. In toenemende mate kan dit (na 2020) leiden tot parkeren in (ondergronds) gebouwde voorzieningen.

Belangrijke elementen in de ontwikkelingsstrategie zijn het opstellen van bestemmingsplannen die de versterking van het centrumkarakter mogelijk maken en het faciliteren en activeren van de partijen die vorm geven aan die ontwikkeling. Kenmerkend voor het gebied zijn de historische waarde (met een UNESCO notering) en de grote hoeveelheid en diversiteit aan (kleinschalige) particuliere initiatieven. De eerste vergt vooral bescherming, terwijl het tweede element vraagt om flexibiliteit. Optimale flexibiliteit binnen de grenzen van de historische waarde dus.

2.3 Provincie Noord-holland

Ook de Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op basis van de Wet ruimtelijke ordening een structuurvisie vastgesteld (21 juni 2010). In de structuurvisie staat het ruimtelijke beleid van de provincie Noord-Holland voor de periode tot 2040. Anders dan bij de ‘oude’ streekplannen, omschrijft de provincie in de structuurvisie de provinciale belangen. Bij elk van deze belangen kiest de provincie haar rol en inzet van bijbehorende instrumenten. Onderdeel van de structuurvisie is een uitvoeringsprogramma. De provincie moet voor elk belang aangeven hoe zij het wil uitvoeren.
Het doel van de structuurvisie is ervoor te zorgen dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op (drie hoofdbelangen) klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.

2.4 Rijksoverheid

Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. Deze zijn versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van ruimtelijke waarden en borging van veiligheid. In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte in werking getreden.

Structuurvisie Randstad 2040

In aanvulling op de Nota Ruimte is de Structuurvisie Randstad 2040 vastgesteld. Het Rijk wil dat de Randstad zich ontwikkelt tot een duurzame en internationaal concurrerende Europese topregio. De regio moet aantrekkelijk zijn om in te wonen, te werken, te recreëren en te investeren. Daarbij staan de steden centraal. Nieuwe woonhuizen en kantoren moeten vooral in de steden worden gebouwd, zodat de stad sterker en aantrekkelijker wordt. Eén van de essentiële keuzes in de visie is dus betere benutting van het bestaand stedelijk gebied. Dat versterkt de vitaliteit van de steden, beperkt woningbouw in waardevolle landschappen en past bij de centrale betekenis die onze steden meer en meer krijgen als zwaartepunten van kennis, cultuur en economie.

3 Ruimtelijke En Functionele Beschrijving En Uitgangspunten

3.1 Historische Ontwikkeling

De oorspronkelijke structuur van de locatie is een middeleeuwse strokenverkaveling vanaf de dijk naar de havenkade, waarbij huizen zowel aan de straat als aan de kade werden opgericht. De percelen aan de dwarsstraten werden meestal in meer kleinere percelen verdeeld, ten behoeve van te verhuren kleine ondiepe kamerwoningen. De smalle bouwstrook liet geen ruimte voor een binnenterrein.

Het oorspronkelijke Poolse koffiehuis aan de Kalverstraat betrof een negentiende-eeuwse samenvoeging van twee percelen, op de hoek van de Papenbroeksteeg (1861, arch. Offenberg). De uitbreiding van de activiteiten, hotel-café-restaurant aan de zijde van het Rokin (1890-1893, arch. Ed. Cuypers) betekende het bijtrekken na sloop van vier percelen aan de kadekant. Ook de kleinere percelen aan de steeg werden betrokken bij deze uitbreiding alsook een vijfde pand aan het Rokin bij een latere uitbreiding. De architectuur van het oude pand aan de Kalverstraat werd aangepast aan de nieuwe aanbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1101BPSTD-OH01_0001.jpg"

Foto: Hotel Polen

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1101BPSTD-OH01_0002.jpg"

Foto: Hotel Polen na de brand.

Op 9 mei 1977 verwoestte een brand het complex, waarna de architect Han Lijnkamp, (Bureau Gerard de Klerk BV) een heel nieuw complex ontwierp, dat nu ook een perceel aan de overkant van de Papenbroeksteeg omvatte (Kalverstraat 11/Rokin12). Het geheel werd Rokin Plaza genoemd, vermoedelijk naar het minuscule pleintje op het binnenterrein, dat via de steeg te bereiken was. Het complex werd ook wel bekend als 'de grotten van Han', naar de ontwerper.

Het ritme van de dakkapellen volgt een ander ritme dan dat van de winkelpuien en de groepering van de vensterassen is onregelmatig: drie-drie-twee-vier-(steeg)-vier.

De sprong over de steeg in dezelfde vormgeving is een ontkenning van de historische stedenbouwkundige context en ook de ingebrachte plaza breekt met de bestaande structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1101BPSTD-OH01_0003.jpg"

Rokin Plaza, huidige situatie

3.2 Beschrijving Van De Bestaande Situatie

Het huidige gebouw is gebouwd als een kantoor met op de begane grond verschillende winkelruimtes. Deze winkelruimtes bestaan uit een grootschalige winkel aan het Rokin en meerdere kleinschalige winkels aan de Kalverstraat.

Het gebouw is gebouwd op twee kavels aan weerszijde van de Papenbroeksteeg. Het kavel aan de noordzijde van de steeg is over de volle lengte van de steeg bebouwd. Aan de zuidzijde van de steeg zijn twee gebouwen op het kavel gebouwd. Eén aan de zijde van het Rokin en één aan de zijde van de Kalverstraat. Tussen deze twee gebouwen bevindt zich een binnenhof die aan één zijde aan de steeg grenst. Deze binnenhof heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming openbare ruimte.

Vanaf de tweede bouwlaag zijn deze drie gebouwen over alle verdiepingen door middel van twee brede luchtbruggen met elkaar verbonden. Door deze gedeeltelijke overbouwing is de ruimtelijke kwaliteit van de steeg laag.

Het maken van een binnenhof lijkt een geschikte manier om de ruimtelijke kwaliteit in een steeg te verhogen. De bestaande binnenhof heeft echter een averechts effect gehad op de kwaliteit van de steeg. De fysieke ruimte heeft geen verblijfskwaliteit en dient, door zijn verscholen ligging als plek voor wildplassers, drugsgebruikers en zwervers. Daarnaast nodigt deze ruimte uit tot gebruik als stallingsplaats voor vuilcontainers en opslag voor verschillende goederen door de gebruikers van het gebouw.

De combinatie van deze twee factoren (de gedeeltelijke overbouwing en de niet functionerende openbare ruimte) leidt er toe dat de steeg als zeer 'unheimisch' wordt ervaren.

Ontwikkelingen in omgeving

De directe omgeving van het gebouw maakt de komende jaren grote veranderingen door met de komst van het metrostation Rokin van de Noord/Zuidlijn, waarvan de entree tegenover Rokin Plaza komt te liggen. Het Rokin is onderdeel van de Rode Loper, de belangrijkste entree van de stad. Met het project Rode Loper wordt beoogd de openbare ruimte een daarbijpassende kwaliteit en allure te geven. Rokin Plaza kan met een kwaliteitsimpuls en qua functie een belangrijke bijdrage aan deze ontwikkelingen leveren.

3.3 Ruimtelijke Uitgangspunten

3.3.1 Steeg en overbouwen daarvan

Het beleid is gericht op de bescherming van de historische structuur van de binnenstad. Deze historische structuur is te vervatten is in een aantal essentiële ruimtelijke onderdelen. Deze onderdelen zijn de hoofdstructuur (gevormd door de grachten, dijken, burgwallen en dergelijke), de stegen die deze hoofdstructuren op een informatieve manier met elkaar verbinden, de bouwblokken en de parcellering binnen deze bouwblokken. De Amsterdamse binnenstad onderscheidt verschillende deelgebieden. Deze deelgebieden kenmerken zich door de verschillende ruimtelijke onderdelen.

Het gebied waarbinnen het Rokin Plaza ligt wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een groot aantal stegen ( tussen het Rokin en de Kalverstraat).

In de jaren tachtig van de vorige eeuw is met de bouw van Rokin Plaza de Papenbroeksteeg gedeeltelijk overbouwd. Het vigerende bestemmingsplan staat de volledige overbouwing van de steeg toe.

In het nieuwe bestemmingsplan is het toegestaan om de Papenbroekssteeg nog maar op twee punten te overbouwen. Dit is gedaan om de ruimtelijke kwaliteit van de steeg te verbeteren en een betere lichttoetreding in de steeg te krijgen.

Deze overbouwing maakt het mogelijk om de winkelvloeren op de tweede tot en met de vijfde bouwlaag met elkaar te verbinden. De overbouwing dient minimaal vier en een halve meter uit de voorgevel te liggen en mag niet breder worden dan 12 meter. Door het terugleggen van deze overbouwingen wordt de steeg weer zichtbaar.

Om de kwaliteit in de steeg verder te waarborgen mag de overbouwing van de steeg pas op zes meter vanaf het gemiddeld straatpeil beginnen.

3.3.2 Bebouwen binnenhof

Het bestaande binnenhof wordt in het bouwvoornemen bebouwd tot 21 meter. De binnenhof krijgt in het bestemmingspan de bestemming 'Gemengd'. Het ongewenste gebruik van de 'openbare' ruimte wordt door de bebouwing onmogelijk gemaakt. Daarnaast leidt het dichtbouwen van de binnenhof tot een betere structuur waardoor de Papenbroeksteeg sterker als steeg beleefd wordt.

Bij het bebouwen van de binnenhof is het van belang dat er veel aandacht is voor de leefbaarheid van de steeg.

3.3.3 Bouw- en goothoogten en volumevergroting

De toegestane bouw- en goothoogten zijn gelijk aan de bouw- en goothoogten van de bestaande bebouwing met een aantal minimale volumevergrotingen (naast die van het binnenhof) die uit het bouwvoornemen voortkomen.

3.3.4 Straatwand en gevelopbouw

In het bouwvoornemen wordt voorgesteld om meerdere winkels te vestingen in Rokin Plaza. Deze winkel(s) zullen op de eerste bouwlaag (begane grond), tweede, derde en vierde bouwlaag van het pand komen. Deze winkel(s) krijgen meerdere entrees. Zowel aan de Kalverstraat als aan het Rokin.

Om deze functiewijziging mogelijk te maken zijn er een aantal grootschalige ingrepen nodig. De vloer van de oorspronkelijke tweede, vierde en vijfde bouwlaag wordt verwijderd. Ter hoogte van de voormalige vierde bouwlaag (zie afbeelding) wordt één nieuwe bouwlaag gemaakt. De begane grond wordt verhoogd van 4.9 meter naar 7.3 meter. Door deze ingreep wordt het aantal verdiepingen van 8 teruggebracht naar 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1101BPSTD-OH01_0004.png"

Perceelbreedte (verticale geleding)

Driedeling (horizontale geleding)

In het gebouw/gevelvlak dient een driedeling te worden aangebracht, te weten begane grond (plint), gevelvlak en beëindiging, waarbij het accent wordt gelegd op verticale plaatsing van ramen en andere geveldoorbrekingen.

Plinthoogte/functie

Bij veel historische bebouwing is de plinthoogte veel hoger dan in na-oorlogse bebouwing gebruikelijk is. Om aan te sluiten bij deze belangrijke ruimtelijke en stedenbouwkundige karakteristiek van de straatwand dient de eerste bouwlaag (begane grond) een minimale hoogte van 3,50 meter te krijgen. Hiermee wordt uitwisselbaarheid van functies makkelijker gemaakt door de flexibiliteit van de ruimtes. Het karakter van straten wordt in grote mate bepaald door de functies in de plint. De verblijfsfunctie van de straat krijgt meerwaarde als de voorgevels van gebouwen op de begane grond in zekere mate toegankelijk en transparant zijn. Gesloten gevels op de begane grond zijn daarom niet gewenst. Bergingen worden daarom in principe niet aan de straatzijde en in de steeg toegestaan.

3.3.5 Gevelvlak

In veel straten en grachten in de binnenstad kenmerken de gevelwanden van historische bebouwing zich door het nagenoeg ontbreken van reliëf, zoals erkers en balkons. Balkons en erkers komen doorgaans alleen voor in bebouwing uit de 19e en 20e eeuw, in oudere bebouwing slechts incidenteel.

Het bestaande pand en het huidig bouwvoornemen gaan uit van een vlakke gevel. Net zoals het beleid in de rest van de binnenstad zijn voor de voorgevel hangende balkons niet toegestaan.

3.3.6 Beëindiging van gebouwen

Om gebouwen van een duidelijke beëindiging te voorzien zijn maximale goot- en bouwhoogten op de plankaart aangegeven. Boven de maximale goothoogte dient binnen een hellingshoek van maximaal 60 graden te worden gebouwd. Als er geen kap wordt gemaakt waar wel een maximale goothoogte is aangegeven kan tot deze hoogte gebouwd worden. De vaak noodzakelijke dakopbouwen ten behoeve van, onder andere, liften, schoorstenen, centrale verwarmingsinstallaties e.d. kunnen het silhouet van het stadsgezicht verstoren. Het is mogelijk bij omgevingsvergunning af te wijken van de bouwhoogte ten behoeve van dit soort installaties. Ook voor de bouw van zonnecollectoren is een geringe overschrijding van de bouwhoogte toegestaan. Met plaatsing van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie moet in het beschermde stadsgezicht zorgvuldig worden omgegaan om aantasting van het stadsgezicht te voorkomen. Het is onder voorwaarden mogelijk bij omgevingsvergunning af te wijken van de bouwhoogte voor plaatsing van een antenne-installatie.

3.3.7 Dakterras

Het gebouw bestaat uit daken op meerdere niveaus. De bouwdelen aan de Kalverstraat en het Rokin worden onderling met elkaar verbonden door het nieuw te maken bouwdeel op het binnenhof. De hoogte van dit deel is lager dan de overige bouwdelen en biedt daarom de mogelijkheid om een dakterras te maken.

Omdat het tussendeel van het gebouw grotendeels omsloten is door hoger gelegen daken wordt de privacy van omwonenden niet geschaad en wordt het daklandschap en structuur van de stad geen schade aangedaan. Ook zal een dakterras op deze plaats geen afbreuk doen aan de scheiding privé openbaar die in de binnenstad die in de binnenstad als belangrijk ruimtelijke kwaliteit wordt gezien. Daarom is een dakterras ten behoeve van de woning(en) als bouwrecht toegestaan.

3.3.8 Groene daken

Groene daken brengen groen in de stad en hebben een positief effect op het milieu. Zij kunnen zorgen voor een verbeterde waterhuishouding en voor een verbetering van het stedelijke microklimaat (minder droge lucht). Ook hebben zij een positief effect op de kwaliteit van het hemelwater en de atmosfeer (minder fijn stof). Voor bewoners zijn er verder de voordelen van een goede isolatie en binnenklimaatbeheersing. De dakbedekking heeft een langere levensduur.

Er is een subsidieverordening extensieve groene daken ingesteld om het aanbrengen van extensieve groene daken (kruiden of vegetatiedaken) op platte daken in de binnenstad te stimuleren. De begroeiing beperkt zich tot laagblijvende (vet)planten, mossen en kruiden. De belasting varieert van 20 tot 200 kg per vierkante meter. Ze hebben geen gebruiksfunctie en zijn alleen voor onderhoud toegankelijk. In tegenstelling tot extensieve groene daken gaat het bij intensieve groene daken om daken met veel hogere begroeiing en een veel zwaardere belasting. Zij zijn in dat opzicht vergelijkbaar met gewone daktuinen. Intensieve groene daken, daktuinen, maar ook dakterrassen vallen niet onder de doelstelling van het stimuleringsfonds. De subsidie kan worden aangevraagd voor het realiseren van een extensief groen dak op een bestaand of te vernieuwen plat dak op een bestaand gebouw of bijgebouw.

3.4 Wonen

In het bouwvoornemen wordt op de bovenste bouwlagen wonen voorgesteld. In dit bestemmingsplan wordt wonen op alle bouwlagen, met uitzondering van de eerste bouwlaag en de kelder.

De Strategienota Coalitieproject 1012 (2009) zet in op het herstellen van de functiebalans, onder andere door het intensiveren van de woonfunctie in het gebied 1012. Waar mensen wonen is er zicht op verloedering en overlast. Bovendien trekt vergroting van het aantal inwoners ook bewonersvoorzieningen aan zoals gewone detailhandel en buurtvoorzieningen en activiteiten. De uniciteit van de Amsterdamse binnenstad zit vooral in het feit dat er nog veel gewoond wordt. Naast het feit dat dit goed is voor de samenhang in de binnenstad, geldt dat de mix ook een trekpleister voor toeristen is.

Vanwege de historische en dichtbebouwde stedenbouwkundige structuur is een substantiële toename van het aantal woningen door middel van nieuwbouw niet mogelijk. De toename zal dus voor een belangrijk deel binnen het bestaande volume moeten worden gevonden. Met het project 'wonen boven winkels' wordt hier al succesvol op ingezet.

Om het beleid 'wonen boven winkels' mogelijk te maken is in het bestemmingsplan Nieuwendijk-Kalverstraat (2001) al een uitzondering op het beleid gemaakt om geen woningen toe te staan in werkpanden die groter zijn dan 1000 m2, door in de detailhandelslinten Kalverstraat en Nieuwendijk wonen toe te staan in werkpanden groter dan 1000 m2. Doel is een betere balans tussen het wonen en het werken te bewerkstelligen. Hogere bouwlagen die in gebruik zijn als opslag of die leegstaan kunnen omgezet worden in woningen. Dit bevordert de leefbaarheid van het gebied.

Omdat ook in de nabije toekomst te zorgen voor betere balans tussen wonen en werken in het winkellint Rokin, ligt het in de lijn om ook aan deze zijde het wonen boven winkels mogelijk te maken in panden groter dan 1000 m2. Dit sluit aan bij het beleid uit de Strategienota om de woonfunctie in het 1012 gebied te intensiveren. Dit betekent dat voor het pand Rokin Plaza, gelegen aan de winkellinten Kalverstraat én Rokin westzijde in voorliggend bestemmingsplan wonen mogelijk wordt gemaakt.

Wonen wordt in het gebouwencomplex toegestaan, met uitzondering van de eerste bouwlaag en de kelder van het gebouw aan de Kalverstraat, de Papenbroeksteeg en het Rokin. Door hier geen woningen toe te staan, wordt het lint van winkels en publieksfuncties in stand gehouden. Om de mogelijkheden voor het realiseren van woningen boven winkels te bevorderen, is het wel toegestaan om in de begane grond gelegen aan het Rokin of de Papenbroeksteeg toegangs- en entreehallen te realiseren voor de erboven gelegen woningen.

3.5 Kantoren

Met het huidige bouwvoornemen wordt ingezet op één laag kantoren ten behoeve van de winkels. De overige huidige kantoorlagen worden omgezet in winkelruimte.

Om mogelijk in de toekomst de functiemenging en de werkgelegenheid te versterken is vestiging van kantoren op alle bouwlagen toegestaan. Daarbij is voor de eerste bouwlaag de nadere eis gesteld dat het om kantoren met publieks- en of baliefunctie moet gaan.

Het gaat hier om een grootschalig kantoorpand met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.000 m2. Beleidsuitgangspunt is dat deze panden niet mogen worden omgezet naar wonen. Zoals in paragraaf 3.4 is aangegeven, wordt in dit bestemmingsplan hierop een uitzondering gemaakt.

3.6 Openbare En Bijzondere Voorzieningen

De term voorzieningen omvat een grote groep van diverse soorten functies. Onder voorzieningen vallen onderwijs, gezondheidszorg, politie/brandweer, welzijn, sport en recreatie en cultuur. Openbare voorzieningen noemt men voorzieningen die voorzien in een basisbehoefte, zoals onderwijs, politie en brandweer, gezondheidszorg en welzijn. Culturele en recreatieve voorzieningen worden ook wel bijzondere voorzieningen genoemd. Het gaat dan om een culturele doelstelling, zowel in de betekenis van het informeren, verspreiden, tentoonstellen en/of opvoeren van kunst, ontspanning en vermaak, als in de zin van uiting geven aan waarden en normen (voorzieningen met een ideële, religieuze en/of levensbeschouwelijke doelstelling).

In het pand Rokin Plaza zijn openbare- en bijzondere voorzieningen toegestaan binnen de bestemming 'Gemengd' en gelden geen beperkingen ten aanzien van het bruto vloeroppervlak.

3.7 Galeries

Het culturele klimaat van Amsterdam is een van de belangrijkste toeristische trekkers van de stad. Galeries zijn onderdeel van dit culturele klimaat. Galeries zijn in het algemeen kleinschalig, hebben nauwelijks verkeersaantrekkende werking, zeer beperkte reclame-uitingen en over het algemeen een positieve uitstraling. Galeries zijn daarom in het pand Rokin Plaza toegestaan.

3.8 Detailhandel En Consumentverzorgende Dienstverlening

Het plangebied maakt onderdeel uit van het zogenaamde kernwinkelgebied. In de huidige situatie bevinden zich winkels op de begane grond, zowel aan het Rokin als aan de Kalverstraat. Het bouwvoornemen gaat uit van het realiseren van een winkelareaal van ongeveer 4.000 m2 over drie bouwlagen met op 4e bouwlaag kantoren ten behoeve van deze winkels. De winkels worden aan meerdere zijden ontsloten.

Dit bouwvoornemen past in het beleid voor het postcodegebied 1012 om ruimte te bieden aan grootschaligere winkels en het Rokin een kwalitatief hoogwaardiger karakter te geven.

Het pand Rokin Plaza maakt onderdeel uit van belangrijke doorlopende publieksplinten aan de Kalverstraat en het Rokin. Om dit te behouden zijn op de begane grond alleen publieksfuncties in de vorm van winkels en consumentverzorgende dienstverlening toegestaan. Daarnaast zijn op de begane grond kantoren, bedrijven en voorzieningen met baliefuncties toegestaan. Vestiging van woningen, kantoren zonder baliefunctie, bedrijven en voorzieningen zonder baliefunctie en inpandig parkeren is hier niet toegestaan.

Om wonen-boven-winkels te bevorderen is het realiseren van toegangen en entreehallen toegestaan in de eerste bouwlaag aan het Rokin of in de Papenbroeksteeg.

Er gelden geen beperkingen ten aanzien van het bruto vloeroppervlak.

Voor detailhandel en consumentverzorgende diensten geldt dat het construeren of veranderen van de voorgevel ten behoeve van open gevelverkoop niet is toegestaan, omdat daarmee de kans op verstoring van de gevelwand wordt vergroot. Bovendien veroorzaakt open gevelverkoop een minder gewenst gebruik van de openbare ruimte. Open puien zijn evenmin toegestaan.

Smartshops

Een aparte detailhandelsfunctie is de smartshop. Hier worden zogenaamde psychotrope stoffen verkocht. Dit zijn stoffen die wijzigingen teweegbrengen in de zielstoestand en geestelijke gesteldheid. De ruimtelijke uitstraling van dit soort zaken verschilt van die van de reguliere winkels. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door de producten die worden verkocht en anderzijds door het publiek dat wordt aangetrokken. In een aantal delen van de binnenstad is de tendens gesignaleerd dat zich concentraties van smartshops ontwikkelden, zoals in het Burgwallengebied. Vestiging van dergelijke ondernemingen tast het vestigingsklimaat voor andere, hoogwaardiger functies aan en daarmee de leefbaarheid. De veiligheid en leefbaarheid worden voorts aangetast door het agressieve gedrag van een deel van het publiek, mede voortvloeiend uit een combinatie van drank en (smart)drugs, en het feit dat dealers de directe omgeving van drugstoeristen opzoeken. Vestiging van deze functie is niet toegestaan.

Mengformules

Van een mengformule is sprake wanneer in detailhandel of in consumentverzorgende dienstverlening tegen betaling etenswaren en/of dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, in een zaak die geen horeca als hoofdbestemming heeft.

In het algemeen geldt dat bij een initiatief voor een mengformule moet worden gedacht aan winkels met een assortiment waarvoor de klant langere tijd in de winkel verblijft (bijvoorbeeld boeken, cd's) of winkels waarbij een mengformule in het verlengde ligt van de hoofdactiviteit (bijvoorbeeld een bakkerswinkel).

Mengformules kunnen een bijdrage leveren aan het vestigingsklimaat voor ondernemers. Het bieden van de mogelijkheid om in een bedrijf bijvoorbeeld een koffiecorner te beginnen, bevordert de slagings- en overlevingskansen van bijzondere en (zeer) specialistische winkels. Dit heeft tot direct gevolg dat daarmee de gevarieerdheid van het winkelaanbod in stand blijft en wordt bevorderd.
In de 'Beleidsregels voor mengformules stadsdeel Centrum 2006' staan de criteria voor mengformules omschreven. De beleidsregels voor mengformules maken uitsluitend aanvullende horeca in detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening mogelijk en gaan niet over foyers in voorzieningen zoals theaters of over ontbijtzalen in hotels; dit betreft additionele horeca. Van een mengformule is sprake indien wordt voldaan aan de onderstaande voorwaarden. Als aan één of meer van deze voorwaarden niet wordt voldaan, dan is geen sprake van een mengformule maar van zelfstandige horeca als hoofdactiviteit. De voorwaarden zijn:

  • de openingstijden van de mengformule dienen overeen te komen met de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  • het deel van het netto verkoop vloeroppervlak dat in gebruik is bij de mengformule mag ten hoogste 20% van dat netto verkoopvloeroppervlak zijn, met een absoluut maximum van 20 m2 netto vloeroppervlak. Dit absolute maximum brengt met zich mee dat in mengformules het schenken van alcohol is uitgesloten;
  • de mengformule mag niet worden geplaatst aan de gevel waar de ingang van de hoofdactiviteit zit;
  • de mengformule dient te passen binnen de categorie koffie- en theeschenkerij, lunchroom, ijssalon en dergelijke (in overeenstemming met horecacategorie 4 zoals opgenomen in dit bestemmingsplan, zie verder paragraaf 3.9 Horeca en hotel);
  • de mengformule mag geen eigen ingang aan de straat hebben en mag geen terras exploiteren;
  • voor de mengformule mag geen reclame worden gemaakt (bijvoorbeeld via uithangborden, menukaarten voor het raam, 'sandwichborden' op straat, in de media en dergelijke).

Voor de afweging of een initiatief op een bepaalde locatie gewenst is, geldt het volgende:

Het initiatief dient bij te dragen aan een verbetering van de kwaliteit, het karakter en de gevarieërdheid van het winkelaanbod in de straat en omgeving; het initiatief mag géén afbreuk doen aan de functiemenging en het woon- en leefklimaat in de straat en omgeving.

3.9 Horeca En Hotel

Horeca

De verschillende horecasoorten zijn ondergebracht in de categorieën horeca 1 tot en met horeca 4. Hotels vallen onder de categorie horeca 5. Wat onder deze categorieën wordt verstaan is in artikel 1 (begrippen) gedefinieërd.

In het Horecabeleidsplan 2008 wordt aangegeven dat op deze locatie uitbreiding van horeca niet aan de orde is. De Strategienota Coalitieproject 1012 (2009) richt zich primair op de verbetering van bestaande horeca. Aangegeven wordt dat uitbreiding van horeca in principe niet aan de orde is, tenzij het nieuwe concept in belangrijke mate kan bijdragen aan de transformatie van het 1012 gebied. Dit zou het geval kunnen zijn langs de Rode Loper (waarvan het Rokin onderdeel uitmaakt). Het Rokin aan de oostzijde komt voor deze extra horeca meer in aanmerking dan de westzijde.

Dit bestemmingsplan maakt horeca 1 tot en met 4 niet mogelijk.

Hotels

In aansluiting op het Hotelbeleid Binnenstad 2008-2011 en de Strategienota Coalitieproject 1012 wordt geen hotel toegestaan in het pand Rokin Plaza, tenzij het een initiatief betreft met uitzonderlijk unieke en/of vernieuwende concepten. Deze bijzondere hoogwaardige concepten dragen bij aan een ruimtelijke kwaliteitsverbetering en daarmee tevens aan de economische transitie. Zij genereren een kwaliteitsprong van een gehele straat of straatwand, verder dan het eigen perceel alleen. De initiatieven zullen moeten voldoen aan de algemeen geldende beleidsregels zoals geformuleerd in het Hotelbeleid Binnenstad 2008-2011. Als er initiatieven zijn die op basis van voornoemde criteria gehonoreerd worden, vallen deze buiten het quotum van 1000 kamers dat in het Hotelbeleid Binnenstad 2008-2011 is opgenomen.

Het Hotelbeleid zal in 2012 geactualiseerd worden. Eventuele initiatieven die worden ingediend zullen mede aan het dan vigerende beleid worden getoetst.

In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid voor het dagelijks bestuur opgenomen om een hotel mogelijk te maken.

Additionele horeca
Additionele horeca is een vorm van horeca die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming. Enerzijds ondersteunen de horeca-activiteiten de hoofdfunctie. Hierbij valt te denken aan een koffiehoek in een museum of buurthuis, waar bezoekers vaak langere tijd verblijven. Deze horeca-activiteiten zijn vaak afgescheiden van de hoofdfunctie in een aparte ruimte of duidelijk afgebakend deel van de locatie. Anderzijds gaat het om horeca-activiteiten die deel uit maken van de hoofdfunctie, zoals bij een bioscoop of theater. Omdat in al deze gevallen de horeca-activiteiten ondergeschikt zijn, worden deze juridisch planologisch gezien niet onder de afzonderlijke functie 'horeca' begrepen, maar gerekend tot de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling. Bij warenhuizen is een additionele horecavergunning verplicht indien de horeca-activiteiten door derden worden geëxploiteerd.
Aan de exploitatie van additionele horeca zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • de horeca-activiteiten moeten plaatsvinden in het verlengde van en ten behoeve van de toegestane hoofdactiviteit;
  • er mag geen aanduiding of reclame aan of op de openbare weg ten behoeve van de horecagelegenheid worden geplaatst;
  • de horecagelegenheid heeft dezelfde openingstijden als de toegestane horeca-activiteit, uitzondering hierop vormen bioscopen en theaterfoyers: deze mogen geopend zijn tot één uur na de laatste voorstelling;
  • de horeca-activiteiten moeten door de instelling zelf worden geëxploiteerd;
  • wanneer de horecagelegenheid is afgescheiden van de hoofdfunctie mag deze maximaal 20% van het totale vloeroppervlak bedragen: toiletruimte, keuken en opslag t.b.v. horeca worden hierbij niet meegerekend.

3.10 Bedrijven

Het is algemeen beleid in de binnenstad om broedplaatsen en startersmilieus te stimuleren. De vestiging van bedrijven met een lage geluidsbelasting en ateliers in het pand Rokin Plaza draagt bij aan de (kleinschalige) functiemenging en is daarom mogelijk. Uitzondering hierop is de eerste bouwlaag (begane grondlaag). Hier mogen nieuwe bedrijven zich alleen vestigen als zij tevens een publieks- en/of baliefunctie hebben. Nieuwe bedrijven en ateliers mogen zich vestigen als ze vallen in de milieuhindercategorieën 1 of 2, die worden genoemd in de Staat van Inrichtingen, die als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan hoort.
Door met een omgevingsvergunning af te wijken van de gebruiksregels kunnen ook bedrijven uit een hogere categorie zich vestigen. Dit is ook mogelijk voor bedrijfssoorten die niet op de lijst voorkomen. Voorwaarde is dat het bedrijf in vergelijking met de bedrijfssoorten die volgens de Staat van Inrichtingen zijn toegestaan, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu door hinder en/of gevaar. In samenhang hiermee kan als aanvullende eis worden gesteld dat het bedrijf de nodige voorzieningen treft.

3.11 Inpandige Fietsenstallingen En Parkeervoorzieningen

Op dit moment zijn in het gebouw geen inpandige fietsenstallingen of parkeervoorzieningen aanwezig. Wel bevat het pand een kelderlaag.
Het is toegestaan inpandige fietsenstallingen te realiseren in de kelder en de eerste boulwaag ten behoeve van bewoners en gebruikers van het pand, mits deze stalling niet gesitueerd is aan de gevel van het Rokin/Papenbroeksteeg/Kalverstraat. De fietsenstalling mag niet zichtbaar zijn vanaf de straatzijde, om te voorkomen dat een gesloten gevelwand ontstaat.

Voorwaarde voor de realisatie van een inpandige fietsenstalling is de goede bereikbaarheid van de toegangen. Het fietsparkeren mag geen inbreuk doen op het gebruik van de openbare ruimte. De bijbehorende in- en uitritten zijn toegestaan aan het Rokin en de Papenbroeksteeg. Dit is gedaan om de doorlopende plint van winkels in de Kalverstraat niet te onderbreken door een ingang voor inpandig fietsparkeren.

Een parkeervoorziening voor auto's is niet toegestaan en niet nodig. Er komt een grote parkeergarage bij de metrohalte Rokin. Ook elders in de omgeving zijn openbare parkeergarages.

Voor alle ondergrondse bouwwerken, dus ook voor ondergrondse fietsenstallingen en parkeervoorzieningen, gelden criteria ten aanzien van de grondwaterhuishouding en het waterkerend vermogen van waterkeringen. Het realiseren van ondergrondse fietsenstallingen en ondergrondse parkeervoorzieningen mag niet leiden tot een verslechtering van de huidige grondwatersituatie als het gaat om de stand en kwaliteit van het grondwater. Tevens mag het realiseren van ondergrondse fietsenstallingen en ondergrondse parkeervoorzieningen er niet toe leiden dat het waterkerend vermogen van een aanwezige waterkering wordt verminderd of teniet wordt gedaan. Toetsing van dit laatste gebeurt door het uitvoeren van een geohydrologisch onderzoek dat ter toetsing aan Waternet wordt voorgelegd.

Omdat het bij het pand Rokin Plaza om een bestaande kelderlaag gaat is een geohydrologisch onderzoek niet nodig.

3.12 Overige Functies

Onder de 'overige functies' valt een aantal soorten gebruik die een ongewenste druk op het woon- en leefklimaat kunnen geven en waarvan nieuwe vestiging of verdere uitbreiding in de binnenstad niet gewenst is.
Een eerste groep van deze 'overige functies' wordt gevormd door raamprostitutie en seksinrichtingen (seksclubs, -winkels en -bioscopen). Hoewel darkrooms geen zelfstandige functie zijn, maar doorgaans deel uitmaken van een horecagelegenheid, vallen darkrooms eveneens onder de seksinrichtingen. Een tweede groep van deze 'overige functies' omvat automatenhallen, telefoon- en/of faxservice, geldwisselkantoren en smartshops.
In het plangebied zijn geen van deze functies aanwezig.

Vanwege de wens tot behoud van de attractiviteit van het plangebied en omgeving in het algemeen, is vestiging van nieuwe seksclubs en sekswinkels en -bioscopen, darkrooms, (raam)prostitutie, automatenhallen, telefoon- en/of faxservice, geldwisselkantoren en smartshops niet toegestaan.

4 Milieuaspecten

4.1 Geluidhinder

Het bestemmingsplan Rokin Plaza is opgesteld met als doel de 'ster', waarmee wordt aangegeven dat wonen niet is toegestaan, van het pand te verwijderen. Het pand Rokin Plaza heeft de bestemming: 'Gemengd' gekregen, waarbinnen verschillende functies zijn toegestaan, waaronder dus ook wonen, uitgezonderd op de eerste bouwlaag en in de kelder.

Aangezien de nieuw te bouwen woningen worden gerealiseerd binnen de geluidzone van een weg (het Rokin), is in opdracht van de initiatiefnemer een akoestisch onderzoek opgesteld, dat als bijlage bij deze toelichting is gevoegd.

Akoestisch onderzoek van 23 maart 2011.

Uit het onderzoek blijkt dat de locatie Rokin 12-16 binnen de geluidzone ligt van tram- en wegverkeer over het Rokin. In de Wet geluidhinder zijn normen opgenomen voor de voorkeursgrenswaarde en de maximaal aan te vragen ontheffingswaarde. In dit geval, waar het bestemmingsplan het mogelijk maakt niet-gevoelige functies om te zetten naar gevoelige functies, bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB en bedraagt de maximaal aan te vragen ontheffingswaarde 63 dB. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan binnen de systematiek van de Wet geluidhinder een hogere waarde worden verleend. Voorwaarde is dat het toepassen van maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend is, of dat er overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard bestaan.

In het akoestisch onderzoek wordt voor de geluidsbelasting op het pand een onderscheid gemaakt tussen de tweede, derde en vierde bouwlaag (het rapport spreekt van eerste tot en met derde verdieping) en de vijfde en zesde bouwlaag (vierde en vijfde verdieping). Op de eerste bouwlaag zijn geen woningen toegestaan.

Op de tweede tot en met de vierde bouwlaag bedraagt de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer (auto's en tram) op het Rokin 70 dB. Op de vijfde en zesde bouwlaag bedraagt de geluidsbelasting 68 dB. Deze geluidsbelasting ligt boven de maximale ontheffingswaarde van de Wet geluidhinder. Afschermende maatregelen zijn niet mogelijk, zodat de enige mogelijkheid is de voorgevel van het pand waarachter zich geluidgevoelige ruimten bevinden uit te voeren als 'dove gevel'. Woningen die gerealiseerd worden met een zogenaamde 'dove gevel' dienen altijd een geluidluwe (stille) zijde te hebben. Een geluidluwe (stille) zijde wordt gedefinieërd als een gevel (of geveldeel) die niet rechtsstreeks wordt belast met een geluidniveau boven de voorkeursgrenswaarde.

De verplichting een dove gevel te construeren voor de te realiseren woningen was in het ontwerpbestemmingsplan in de regels opgenomen. Mochten in de toekomst op de lagere bouwlagen woningen worden geraliseerd, dan kan een stille zijde worden gerealiseerd door het gebouw uit te kernen en van een binnenhof te voorzien.

Op de noord- en zuidgevel van het pand bedraagt de geluidbelasting maximaal 58 dB. De maximale voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt hier overschreden. Voor de geplande woning(en) op de bovenste bouwlaag dient ontheffing te worden aangevraagd tot een maximum van 58 dB. Woningen waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld, beschikken, conform het Amsterdams beleid, over een geluidluwe (stille) zijde.

Ontwerpbesluit vaststelling hogere waarden ter inzage.

Het ontwerpbesluit tot vaststelling van hogere waarden tot een maximum van 58 dB heeft, tezamen met het ontwerpbestemmingsplan van 29 juli tot en met 8 september 2011 ter inzage gelegen. Tegen het ontwerpbesluit zijn geen zienswijzen ingediend.

Aanvullend akoestisch onderzoek van 20 juli 2011.

Een aanvullend akoestisch onderzoek (gedateerd 20 juli 2011) heeft uitgewezen dat de geluidbelasting aanzienlijk is afgenomen door de herziene rekenwijze en de aangepaste werkelijke rijsnelheid van het tramverkeer op het Rokin. Voor het wegdek is uitgegaan van de aanleg van een wegdektype met klinkers (herinrichting in het kader van de 'Rode Loper'). Als gevolg hiervan bedraagt de geluidbelasting aan de oostgevel (Rokinzijde) maximaal 62 db (was 70 dB) en op de noord- en zuidgevel maximaal 55 dB (was 58 dB). Het aanvullend akoestisch onderzoek is als bijlage bij de toelichting gevoegd.

Besluit tot vaststelling hogere waarden Wet geluidhinder.

Het dagelijks bestuur heeft op 27 september 2011, naar aanleiding van de conclusie van het aanvullend akoestisch onderzoek, een gewijzigd besluit tot vaststelling van hogere waarden, ten opzichte van het ontwerpbesluit, genomen voor de oost-, noord- en zuidgevel tot een maximum van 62 dB. Woningen waarvoor hogere waarden worden vastgesteld dienen over een stille zijde te beschkken. Deze eis is in het bestemmingsplan opgenomen.

Nu de geluidhinder de maximale ontheffingswaarde niet meer overschrijdt, is de eis van de dove gevel uit het bestemmingsplan geschrapt.

4.2 Duurzaam Bouwen

Het stadsbestuur heeft met het raadsbesluit Duurzaamheid in de Nieuwbouw (10 september 2008) vastgelegd dat Amsterdam streeft naar een stadsbrede implementatie van klimaatneutraliteit bij gebouwen en gebiedsontwikkelingen vanaf 2015. In 2010-2014 is het streven om al 40% van de woningen en utiliteit klimaatneutraal te bouwen en de rest 'half-klimaatneutraal'.

Klimaatneutraal betekent dat alle energie voor verwarmen, koelen, tapwater en alle gebouwgebonden elektragebruik wordt bespaard dan wel duurzaam wordt opgewekt, zonder gebruik te maken van fossiele brandstoffen. Het elektragebruik door de consument (o.a. audio/video/computers, keukenapparatuur en persoonlijke verzorging) valt hierbuiten. Als op het gebouw of in de openbare ruimte te weinig plek is voor duurzame energieopwekking, kan in de directe nabijheid een oplossing worden gezocht.

In de Energiestrategie Amsterdam 2040 is de ambitie vastgelegd dat alle bestaande gebouwen minimaal moeten gaan voldoen aan eisen van energielabel B door isolatie, gebruik van stadswarmte en warmte-koudeopslag en inzet van zonne-energie.

Het dagelijks bestuur voert ook stimulerend beleid op het gebied van duurzaamheid. Beleid hierover is onder andere verankerd in het Programakkoord 2010-2014 en de milieuprogramma's van het stadsdeel Amsterdam-Centrum. Met corporaties/ontwikkelaars worden afspraken gemaakt over energie- en klimaatneutraal (ver)bouwen, levensbestendige woningen en aanbesteden of tenderen op basis van duurzaamheid. Energiebesparing, duurzame energievoorzieningen en groene architectuur (verticaal groen, groene daken en dergelijke) worden gestimuleerd en gefaciliteerd.

4.3 Bedrijfshinder

In het pand bestaat de mogelijkheid tot het vestigen van bedrijven. Gezien de stedenbouwkundige situatie en de aanwezigheid van minder of meer hindergevoelige functies in de directe omgeving, is het noodzakelijk om wat betreft de hinder die door bedrijven wordt veroorzaakt in het bestemmingsplan een en ander te regelen. De belasting van het milieu door bedrijven moet binnen bepaalde grenzen blijven. De invloed van een bedrijfsvestiging op het milieu hangt, behalve van de aard van de bedrijfsactiviteiten, af van de omvang en de ligging van het bedrijf ten opzichte van andere functies of bedrijven.

4.3.1 De Staat van Inrichtingen

In de voorschriften van het bestemmingsplan is een Staat van Inrichtingen opgenomen (zie de bijlage bij de voorschriften). Deze staat geeft per bedrijfssoort de potentiële milieubelasting (de te verwachten milieubelasting indien wordt uitgegaan van de voor de bedrijfssoort normale bedrijfsvoering) weer, uitgedrukt in de categorieën 1 tot en met 4 (zie voor uitleg 4.3.2).

Naarmate de werkfunctie minder intens gemengd is met andere hindergevoelige functies, kunnen de uit milieuoogpunt aan de bedrijvigheid te stellen voorwaarden minder scherp zijn. Naast de aard en de omvang van de bedrijvigheid speelt de ligging van de bedrijfsvestiging een rol: het als (te) hinderlijk ervaren van een bepaalde bedrijfsvestiging hangt samen met de milieugevoeligheid van de omgeving.

In het pand Rokin Plaza worden bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan. Het dagelijks bestuur kan bij omgevingsvergunning afwijken, zodat eventueel ook bedrijven uit een hogere categorie de mogelijkheid krijgen zich te vestigen. Ook is afwijken mogelijk voor bedrijfssoorten die niet op de lijst voorkomen.

Voorwaarden voor het verlenen van vrijstelling is dat het bedrijf in vergelijking met de bedrijfssoorten die volgens de Staat van Inrichtingen zijn toegestaan, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu door hinder en/of gevaar. In samenhang hiermee kan als aanvullende eis worden gesteld, dat het bedrijf de nodige voorzieningen treft.

4.3.2 De indeling van bedrijven in categorieën

Het milieuaantastend vermogen van de verschillende soorten bedrijvigheid wordt vastgesteld aan de hand van een puntenwaardering. Hierbij worden de volgende aspecten onderscheiden:

gevaar als gevolg van opslag (O);
gevaar als gevolg van handelingen (H);
itworp milieuvreemde stoffen (U);
geluidsoverlast (G);
verkeersaantrekkend karakter (V).

De potentiële milieubelasting van iedere bedrijfssoort wordt per aspect in punten uitgedrukt:

0 = geen milieubelasting;
1= lichte milieubelasting;
2 = matige milieubelasting;
3 = zware milieubelasting;
4 = zeer zware milieubelasting.

De score op deze waarderingsschaal per milieuaspect is specifiek voor het soort bedrijf en onafhankelijk van ligging en omgeving. De potentiële milieubelasting van een bedrijfsvestiging hangt ook samen met de schaal waarop de activiteiten plaatsvinden. Om dit tot uitdrukking te brengen, wordt de omvang als extra factor in de puntenwaardering opgenomen:

bedrijfsomvang van de vestiging tot 150 m2;
idem van 150 m2 tot 300 m2;
idem groter dan 300 m2.

In totaal wordt dus op zes aspecten beoordeeld. Voor de onderscheidene bedrijfscategorieën zijn per bedrijfsvestiging grenswaarden gesteld aan het milieuaantasting vermogen per aspect en het gecombineerd voorkomen van verschillende soorten milieubelasting (som van de aspecten).

Grenswaarden per vestiging: som der aspecten (incl. omvang)

4.3.3 Uitwerking van het milieubeleid

In eerste instantie zal de toetsing door middel van de Staat van Inrichtingen plaatsvinden voor een zich in het pand nieuw te vestigen bedrijf. Daarbij is de toetsing uit te breiden naar de actuele hinder, met name indien sprake is van een zich van elders verplaatsend bedrijf. Bezien kan dan worden of aanvullende eisen moeten worden gesteld en/of eventueel een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan kan worden verleend.

Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van een A-inrichting in de omgeving.

4.4 Bodem

Er is geen reden te veronderstellen dat er sprake is van bodemverontreiniging die nader moet worden onderzocht.

4.5 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit, die het Besluit luchtkwaliteit vervangt, is op 15 november 2007 (Stb.2007,434) in werking getreden. In deze wet is de Europese richtlijn op het gebied van grenswaarden voor diverse stoffen, geïmplementeerd. De Wet luchtkwaliteit heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van emissies door bedrijven. In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden van jaargemiddelde concentraties van verschillende stoffen opgenomen waarmee rekening moet worden gehouden worden bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen.

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd inzake het begrip NIBM. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegde gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project niet in betekenende mate bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Om te verkomen dat IBM (in betekenende mate) projecten door versnippering als meerdere NIBM projecten worden beoordeeld is een anti-cumulatieartikel opgenomen.

Het bestemmingsplan omvat in wezen niet meer dan het schrappen op de plankaart van de aanduiding 'woningen niet toegestaan' en het deels bebouwen van het binnenplein. Het project kan worden aangemerkt als 'nibm-project'. Het voormalige gebruik van het gebouw was het gebruik als kantoor en winkel. Gelet hierop ligt het niet in de lijn der verwachting dat er een toename van de verkeersintensiteit zal zijn vanwege het plan, zodat dit niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarbij moet bedacht worden dat het plan geen extra aanleg van parkeerplaatsen met zich meebrengt die extra verkeersbewegingen zouden kunnen genereren. Dit is ook niet nodig gelet op de uitstekende ligging van het gebouw ten opzichte van de openbaarvervoersmogelijkheden bij het openbaar vervoer. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan achterwege blijven.

4.6 Externe Veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het binnen aanvaardbare grenzen houden van risico's bij de productie, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze risico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is een getal dat aangeeft hoe groot de kans is dat iemand op een bepaalde plek overlijdt ten gevolge van een calamiteit met een gevaarlijke stof. De plaats (contour) waar deze kans 106 (één op de miljoen) is, is maatgevend voor de bebouwing. Het groepsrisico geeft de kans weer op een ramp waarbij meerdere personen omkomen. Daarbij wordt dan getoetst aan de zogenaamde oriënterende waarde van het groepsrisico.

Door het plangebied lopen geen routes voor gevaarlijke stoffen.

4.7 Watertoets

4.7.1 Beleid

Binnen de gemeente Amsterdam is het algemene beleid voor de waterhuishouding, waaronder naast het grondwater ook de verwerking van schoon- en vuilwater wordt begrepen, beschreven in het Waterplan Amsterdam.

Het beheer van het water in de Amsterdamse binnenstad is in handen van Waternet in opdracht van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Het plangebied maakt deel uit van de Integrale Keur van AGV. Zonder ontheffing op de keur zijn werkzaamheden aan/op of in waterstaatkundige werken, watergangen en keringen verboden. De keur van AGV is van toepassing op alle wateren, keringen en waterstaatkundige werken. Waternet is de uitvoerende dienst voor dit Hoogheemraadschap. Voor de gemeente Amsterdam voert Waternet de grondwaterzorgtaak uit, alsmede de afvalwaterinzameling en de drinkwaterlevering. Het huidige ondergrondse bouwvolume bestaat uit één kelderlaag.

4.7.2 Grondwater

Het huidige ondergrondse bouwvolume bestaat uit één kelderlaag. Ten behoeve van een liftput wordt de keldervloer met een oppervlakte van 2 m2 met 50 centimeter verlaagd. De grondwaterstand wordt door deze bouwwerkzaamheden niet gewijzigd.

Bij het toepassen van een duurzaam energiesysteem waarbij gebruik wordt gemaakt van grondwater, een warmte-koudeopslagsysteem (WKO) dient onderzocht te worden wat de effecten zijn op het grondwatersysteem.

Het pand Rokin Plaza maakt onderdeel uit van een 'kansen en afstemmingsgebied Warmte-Koude-installatie'. Een WKO-installatie moet daarom worden afgestemd met de overige potentiële belanghebbenden in het Afstemmingsgebied (Beleidsregel WKO). Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum beoogt hiermee een maximaal gebruik van de opslagcapaciteit van de bodem van warmte en koude en een milieuhygiënische optimalisatie van het te ontwikkelen WKO-systeem in het Afstemmingsgebied. Daarbij gaat de voorkeur uit naar de realisatie van bronnen op eigen terrein dan wel in erfpacht uitgegeven terrein. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum is geen voorstander van gesloten systemen.

4.7.3 Waterkering

Onder de locatie Rokin Plaza is geen waterkering aanwezig.

4.7.4 Oppervlaktewater

In het bestemmingsplan wordt het bebouwd oppervlak slechts minimaal vergroot door het bebouwen van het binnenplein (circa 70 m2). De waterhuishoudkundige aspecten in het plangebied zullen derhalve niet aan veel veranderingen onderhevig zijn.

4.7.5 Riolering

In het plangebied bevindt zich een gemengd rioleringsstelsel. Hierbij wordt ál het in het gebied vrijkomende afvalwater, inclusief regenwater, door middel van één type leiding ingezameld en getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi). Het beleid van AGV/Waternet is daar waar mogelijk schoon hemelwater af te koppelen, d.w.z. scheiden van de vuilwaterstromen. Hierdoor wordt de rzwi ontlast en het aantal overstorten van vuilwater op het oppervlaktewater verminderd. Voor het duurzaam omgaan met regenwater wordt verwezen naar de betreffende beslisbomen, opgenomen in de beleidsnotitie "Richtlijnen voor het lozen van regen-, grond- en leidingwater" opgesteld door AGV/Waternet. Mocht de mogelijkheid zich in de toekomst voordoen dan zal hier aandacht aan besteed moeten worden.

Waternet/AGV stimuleert het afkoppelen van verharde oppervlakken. Dit draagt bij aan de doelstellingen zoals die zijn gesteld in het Waterbeheer 21ste eeuw (vasthouden - bergen - afvoeren). Voor het afkoppelen van wegen en overig verhard oppervlak geldt de 'handreiking hemelwater' als beleidsuitgangspunt.

4.7.6 Materiaalkeuze

Voor het afkoppelen van schoon hemelwater van dakoppervlakken en bij (nieuw)-bouwactiviteiten wordt hier gewezen op de uitgangspunten in de Nationale Pakketten Duurzame Stedenbouw en Duurzaam Bouwen. Volgens deze uitgangspunten dient de toepassing van uitloogbare bouwmetalen - zoals koper, zink en lood - voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair te worden voorkomen, zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terechtkomen. Bij het gebruik van uitloogbare materialen is het niet toegestaan de oppervlakken waarop deze materialen zijn gebruikt, af te koppelen van het rioleringssysteem. Het gebruik van uitlogende materialen beïnvloedt de kwaliteit van regen- en oppervlaktewater negatief en dient voorkomen te worden (gedurende zowel de bouw- en gebruiksfase alsmede de inrichting van de openbare ruimte). Emissies naar het oppervlaktewater van PAK (teer- en bitumeuze materialen, verduurzaamd hout), lood, zink en koper (via regenwaterafvoer) moeten worden tegengegaan.

4.8 Flora En Fauna

In april 2002 is de Flora- en faunawet (Ffw) van kracht geworden.
Met deze wet wordt onder meer beoogd de soortbeschermingsregeling(en) van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn te implementeren in de Nederlandse rechtsorde.

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten zal op grond van de Ffw rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van de te beschermen planten- en diersoorten. Als uit gegevens of onderzoek blijkt dat sprake is van één of meerder beschermde soorten en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen, dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de betrokken (bouw)werkzaamheid/activiteit pas kunnen plaatsvinden, nadat ontheffing of vrijstelling is verleend. De ontheffing vindt plaats op grond van de Flora- en faunawet. Bij de beoordeling van een ontheffing of vrijstelling is de Habitatrichtlijn mede het toetsingskader.

Uit een quick scan door Van der Goeds en Goot wordt geconcludeerd dat geen vervolgonderzoek naar beschermde soorten nodig is.

Op de kleine binnenplaats aan de damzijde groeien in een plantenbak enkele aangeplante Tongvarens. De overige aanwezige flora vallen onder niet beschermde soorten. Er komen geen vissen, amfibieen, beschermde (kleine) zoogdieren of andere beschermde diersoorten voor. De benodigde levensvoorwaarden zijn hiervoor niet aanwezig. In het plangebied zijn geen locaties die geschikt zijn als verblijfplaats voor vleermuizen en ook niet van jaarrond beschermde vogelsoorten. Wel broeden er mogelijk stadsduiven, waarvoor een zorgplicht geldt.

Bomen worden beschermd door de gemeentelijke kapverordening (bomenverordening).
De gemeente Amsterdam heeft een gedragscode opgesteld. Met het werken volgens deze gedragscode kan het aanvragen van een ontheffing voor een aantal soorten worden voorkomen. Bomen komen niet voor in het plangebied.

4.9 Luchthavenindelingsbesluit En Luchthavenverkeersbesluit

Op 1 november 2002 zijn de nieuwe milieu- en veiligheidsregels voor het vijfbanenstelsel van de luchthaven Schiphol vastgesteld. De regels zijn opgenomen in het Luchthavenindelingbesluit (LIB), waarin beperkingen worden gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven en in het Luchthaven-verkeerbesluit (LVB) dat is gericht op de beheersing van de belasting van het milieu door het luchtverkeer. De regels zijn in werking getreden op 20 februari 2003, tegelijk met de ingebruikneming van de vijfde baan van Schiphol, de Polderbaan. Beide besluiten zijn gebaseerd op de gewijzigde Wet luchtvaart.

Deze nieuwe regels moeten in acht worden genomen bij de tot standkoming van bestemmingsplannen, voor gebieden die zijn gelegen binnen de werkingssfeer van de besluiten, en bij de beoordeling van bouwplannen en van aanvragen voor een aanlegvergunning.

In het Luchthavenindelingbesluit is het luchthavengebied vastgesteld en is het zgn. beperkingengebied opgenomen. De vaststelling van het luchthavengebied heeft geen consequenties voor het bestemmingplan Rokin Plaza.

Binnen het beperkingengebied kan onderscheid worden gemaakt in verschillende regimes. Zo zijn er regimes voor de toelaatbaarheid van gebouwen in verband met de externe veiligheid of geluid-belasting, zo zijn er gronden, de sloopzones, waar voor bepaalde gebouwen geldt, dat ze moeten worden gesloopt en gronden waar nieuwe gebouwen niet zijn toegestaan. Voorts zijn er regels met hoogtebeperkingen en regels met beperkingen voor vogelaantrekkende bestemmingen. Slechts deze laatste regels, dat wil zeggen de regels met hoogtebeperkingen en vogelaantrekkende bestemmingen zijn van belang voor het plangebied. Het plangebied ligt niet binnen het vogelvrijwaringsgebied van Schiphol.

Voor het pand Rokin Plaza geldt volgens het LIB een hoogtebeperking van 146 meter en voor een deel gelegen aan de Kalverstraat geldt een hoogtebeperking van 96 meter. In het bestemmingsplan is geen bouwhoogte toegestaan die deze grenzen overschrijdt. Voorts geldt volgens het LIB een beperking van vogelaantrekkende bestemmingen. In het bestemmingsplan Rokin Plaza wordt niet mogelijk gemaakt dat (nieuwe) vogelaantrekkende bestemmingen kunnen worden gerealiseerd.

Nu de andere regimes van het LIB niet van toepassing zijn op het plangebied en de hoogtebeperking en beperking van vogelaantrekkende bestemmingen van het LIB in acht worden genomen, kan worden gesteld dat het bestemmingsplan Rokin Plaza in overeenstemming is met het LIB.

Omdat het gehele grondgebied van het stadsdeel Centrum binnen het beperkingengebied is gelegen waarvoor de hoogtebeperking geldt, zoals dit is aangegeven op de bij het LIB behorende kaarten, is het niet mogelijk de contouren van dit gebied aan te geven op de plankaart van het bestemmingsplan Rokin Plaza.

Het Luchthavenverkeerbesluit ziet op de milieubelasting door het luchthavenverkeer van Schiphol. In het besluit zijn regels opgenomen voor het vliegverkeer, het milieu en de veiligheid rond Schiphol. Het Luchthavenverkeerbesluit heeft, anders dan het Luchthavenindelingbesluit, geen gevolgen voor de ruimtelijke ontwikkeling van het pand Rokin Plaza, noch legt dit Luchthavenindelingbesluit beperkingen op aan die ruimtelijke ontwikkeling.

5 Archeologie

5.1 Algemeen

Het archeologische erfgoed bestaat uit voorwerpen en structuren die in de bodem bewaard zijn. Ook landschappelijke of infrastructurele elementen kunnen een archeologische waarde hebben. Deze materiële overblijfselen vormen een onderdeel van onze leefomgeving waarvan het behoud in de bodem of documentatie, op maatgesneden maatregelen vergen. Het archeologisch bodemarchief levert een bijdrage aan de cultuurhistorie van de stad en maakt de beleving van het verleden bovendien tastbaar. Om het archeologische erfgoed beter te beschermen, is in 1992 het Verdrag van Malta opgesteld. Een essentieel uitgangspunt uit dit verdrag is dat behoud van archeologisch erfgoed in de bodem in iedere fase van planontwikkeling dient te worden meegewogen. Als behoud in de bodem geen optie is, dient het bouwplan te voorzien in maatregelen om archeologische overblijfselen op de juiste wijze te documenteren en de informatie en de vondsten te behouden. Het verdrag stelt de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dat bodemverstoring tot gevolg heeft, verantwoordelijk voor de planologische en financiële inpassing van het archeologisch onderzoek. De nieuwe wet ter uitvoering van dit verdrag, de Wet op de archeologische monumentenzorg, is per 1 september 2007 definitief van kracht.

Bij de herbestemming van het Rokin Plaza zullen geen ontgravingen plaatsvinden. Ook heeft er bij de bouw van het huidige pand het nodige grondverzet al plaatsgevonden. Hierdoor verwacht afdeling archeologie van Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) op deze locatie geen archeologische waarden meer. Een dubbelbestemming Waarde-archeologie met speciale beschermende regels is daarom niet vereist.

6 Economische Uitvoerbaarheid

Uitvoering van het bestemmingsplan gebeurt door particulier initiatief en op kosten van de initiatiefnemer. Het betreft geen aangewezen bouwplan in de zin van artikel 6.12 Wro jo. 6.2.1 Bro.

Het dagelijks bestuur heeft met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afgesloten, zodat het stadsdeel eventueel voor derden voortvloeiende schade welke voor tegemoetkoming in aanmerking komt, kan verhalen op de initiatiefnemer.

7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

Op 22 juni 2011 is een inspraakbijeenkomst gehouden, waarbij geen belangstellenden aanwezig waren.

8 Rapportage Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

Omdat het plangebied niet meer dan twee percelen omvat en het bestemmingsplan een uiterst beperkt effect zal hebben, is het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro met een gelimiteerd aantal overlegpartners gevoerd.
Over het concept ontwerpplan is overlegd met de volgende instanties:

  1. a. Dienst Ruimtelijke Ordening;
  2. b. Waternet.

De Instantie vermeld onder 1 heeft aangegeven dat, aangezien het concept-ontwerpbestemmingsplan van geringe omvang is en van ondergeschikt belang, het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro niet noodzakelijk is.

De instantie vermeld onder 2 heeft geen opmerkingen over het concept-ontwerpbestemmingsplan.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Aanvullend Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen

Bijlage 1 Staat van Inrichtingen