KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum - 1
Artikel 4 Centrum - 2
Artikel 5 Centrum - 3
Artikel 6 Centrum - 4
Artikel 7 Gemengd - 1
Artikel 8 Gemengd - 1.1
Artikel 9 Gemengd - 1.2
Artikel 10 Gemengd - 1.3
Artikel 11 Gemengd - 1.4
Artikel 12 Gemengd - 1.5
Artikel 13 Gemengd - 2
Artikel 14 Gemengd - 2.2
Artikel 15 Gemengd - 2.3
Artikel 16 Gemengd - 2.4
Artikel 17 Gemengd - 2.5
Artikel 18 Groen
Artikel 19 Maatschappelijk
Artikel 20 Koninklijk Paleis
Artikel 21 Onderwijs En Wonen
Artikel 22 Tuin - 1
Artikel 23 Tuin - 2
Artikel 24 Tuin - 3
Artikel 25 Verkeer - 1
Artikel 26 Verkeer - 2
Artikel 27 Verkeer - 3
Artikel 28 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1
Artikel 29 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2
Artikel 30 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 8
Artikel 31 Dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 32 Dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 33 Antidubbeltelregel
Artikel 34 Algemene Bouwregels
Artikel 35 Algemene Gebruiksregels
Artikel 36 Algemene Gebiedsaanduiding Wro-zone-ontheffingsgebied
Artikel 37 Algemene Regels Bij Omgevingsvergunning Afwijken
Artikel 38 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 39 Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 40 Overgangsrecht
Artikel 41 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Ligging En Grenzen Van Het Plangebied
1.2 Aanleiding
1.3 Doel
1.4 Beschermd Stadsgezicht
1.5 Unesco Werelderfgoed
1.6 Digitalisering Bestemmingsplannen
1.7 Opzet
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Stadsdeel Centrum
2.2 Gemeente Amsterdam
2.3 Provincie Noord-holland
2.4 Rijksoverheid
Hoofdstuk 3 Unesco Werelderfgoed
3.1 Algemeen
3.2 Waardering Van De Grachtengordel Als Werelderfgoed
3.3 Verklaring Van Uitzonderlijke Universele Waarde
3.4 Betekenis Van De Aanwijzing
Hoofdstuk 4 Historische Ontwikkeling
4.1 Inleiding
4.2 Lineaire Structuur Van Dijken En Waterlopen
4.3 De Bouwblokkenstructuur
4.4 De Structuur Van Het Woonhuis In Het Bouwblok: De Percelen
4.5 Het Ruimtelijk Beeld Als Resultaat Van Historische Gelaagdheid
4.6 Cityvorming En Schaalvergroting
4.7 Samenvatting En Conclusie
Hoofdstuk 5 Ruimtelijke Beschrijving En Uitgangspunten
5.1 Beschrijving Van De Bestaande Situatie
5.2 Nieuwe Ontwikkelingen
5.3 Ruimtelijke Uitgangspunten
5.4 Waardering Van Gebouwen
5.5 Architectuur- En Bouwhistorische Waardenkaart
Hoofdstuk 6 Functionele Beschrijving En Uitgangspunten
6.1 Algemeen
6.2 Wonen
6.3 Kantoren
6.4 Voorzieningen
6.5 Galeries
6.6 Detailhandel En Consumentverzorgende Dienstverlening
6.7 Horeca
6.8 Hotels
6.9 Culturele Horeca
6.10 Bedrijven
6.11 Inpandige Fietsenstallingen En Parkeervoorzieningen
6.12 Overige Functies
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
7.1 Inleiding
7.2 Wijzigings- En Afwijkingsbevoegdheden
7.3 De Verbeelding
7.4 De Bestemmingen
7.5 De Aanduidingen
7.6 Bouw- En Gebruiksregels
7.7 Algemene Regels
7.8 Algemeen Gebruiksverbod
7.9 Overgangsrecht
Hoofdstuk 8 Milieu-aspecten
8.1 Geluidhinder
8.2 Duurzaam Bouwen
8.3 Bedrijfshinder
8.4 Luchtkwaliteit
8.5 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 9 Archeologie
9.1 Algemeen
9.2 Archeologische Vindplaatsen
9.3 Archeologische Verwachtingskaart
9.4 Archeologische Beleidskaart
Hoofdstuk 10 Water
10.1 Beleid
10.2 Oppervlaktewater
10.3 Waterkeringen
10.4 Grondwater
10.5 Riolering
10.6 Materiaalkeuze
Hoofdstuk 11 Flora En Fauna
11.1 Wettelijk Kader
11.2 Natuurtoets
Hoofdstuk 12 Luchthavenindelingsbesluit
Hoofdstuk 13 Economische Uitvoerbaarheid
13.1 Financiële Uitvoerbaarheid
13.2 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 14 Inspraak
Hoofdstuk 15 Rapportage Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 2 Lijst Bedrijven Categorie Iii En Iv
Bijlage 1 Inspraak
Bijlage 2 Waarderingskaart
Bijlage 3 Hoogtekaart
Bijlage 4 Waardering Panden 1940-1970
Bijlage 5 Architectuur- En Bouwhistorische Waardenkaart
Bijlage 6 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 7 Natuurtoets
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek

Postcodegebied 1012

Bestemmingsplan - Gemeente Amsterdam

Vastgesteld op 25-02-2015 - deels in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Postcodegebied 1012 van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Centrum;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-OW03 met de bijbehorende regels (en bijlagen);

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.6 additionele horeca:

horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan en welke tot de hoofdfunctie worden gerekend. De horeca-activiteit vindt plaats in het verlengde van en ten behoeve van de hoofdfunctie. De horeca-activiteit mag niet zelfstandig worden uitgeoefend of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie. Wanneer de ruimte waarin de horeca-activiteit plaatsvindt is afgescheiden van de hoofdfunctie, mag deze maximaal 20 % van het totale vloeroppervlak bedragen, waarbij toiletruimte, keuken en opslag ten behoeve van horeca niet wordt meegerekend;

1.7 archeologisch rapport:

een rapportage waarin de archeologische waarden van een terrein naar het oordeel van het dagelijks bestuur in voldoende mate wordt vastgelegd, en naar het oordeel van het dagelijks bestuur voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.8 archeologische waarde:

waarde van terreinen wegens daar aanwezige of naar verwachting aanwezige vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

1.9 automatenhal:

iedere besloten ruimte waarin meer dan drie speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op het gebruik van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale bruto vloeroppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bodemverstoring:

elke vorm van grondverzet;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwhoogte:

de hoogte van de bebouwing, met uitzondering van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatieinrichtingen, lichtkappen en dergelijke ondergeschikte delen van gebouwen;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van bijzondere bouwlagen;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 bijzondere bouwlaag:

kelders, souterrains en kappen;

1.23 consumentverzorgende dienstverlening:

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek en dergelijke;

1.24 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt; onder grootschalige detailhandel wordt niet begrepen een warenhuis of detailhandel kleiner dan 1500 m²; Ten aanzien van een warenhuis geldt dat aan de detailhandelsfunctie ondergeschikte horeca hiervan onderdeel mag uitmaken.

1.26 dove gevel:

een scheidingsconstructie zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 35 dB(A);

1.27 galerie:

een ruimte uitsluitend bestemd voor tentoonstelling en verkoop van kunstwerken;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 gebouwd terras:

een zelfstandig gebouw, dat uitsluitend dienst doet als zitgelegenheid voor bezoekers van de aangrenzende horecavestiging;

1.30 geldwisselkantoor:

een gelegenheid waarin de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig wisselen van geld of waardepapieren;

1.31 geluidzone industrie:

zone rond een industrieterrein als bedoeld in art. 41 en 53 van de Wet geluidhinder;

1.32 gevelverkoop:

het verkopen van goederen of eetwaren vanuit de gevel van een gebouw gelegen aan de openbare weg;

1.33 goothoogte:

de hoogte van gebouwen die wordt bepaald door de snijlijn tussen verticaal gevelvlak en al dan niet hellend dakvlak;

1.34 growshop:

een detailhandelsvestiging waar in het bijzonder artikelen ten behoeve van het kweken van cannabis worden verkocht;

1.35 headshop:

een detailhandelsvestiging waar hoofdzakelijk artikelen worden verkocht voor het gebruik van drugs, maar waar in principe geen psychoactieve stoffen worden verkocht;

1.36 horeca 1:

fastfoodbedrijven, zijnde horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het in hoofdzaak voor consumptie ter plaatse verstrekken van vooral op gemaksvoeding gerichte, eenvoudige en snel bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het voor consumptie ter plaatse verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken. Onder fastfoodbedrijven worden in elk geval begrepen automatieken, snackbars en fastfoodrestaurants;

1.37 horeca 2:

horecabedrijven, al dan niet met een besloten karakter, die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van dranken, waarbij het gelegenheid bieden tot dansen op en tot het beluisteren van overwegend mechanische muziek een wezenlijk onderdeel vormt. Horeca 2 bedrijven zijn in elk geval discotheken en sociëteiten;

1.38 horeca 3:

horecabedrijven, die tot doel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van dranken en (kleine) etenswaren en/of maaltijden, waarbij het accent ligt op het verstrekken van dranken. Onder horeca 3 bedrijven worden in elk geval begrepen: cafe's en eetcafe's;

1.39 horeca 4:

horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van in hoofdzaak ter plaatse bereide maaltijden en van in hoofdzaak ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische, zwak- en niet-alcoholische dranken. Onder horeca 4 worden in elk geval begrepen restaurants, lunchrooms, koffiehuizen en ijssalons;

1.40 horeca 5:

hotels;

1.41 horeca 6:

de uitoefening van horeca-activiteiten in een gebouw dat primair voor culturele of museale activiteiten wordt gebruikt (culturele horeca);

1.42 kantoor met baliefunctie:

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke, met uitzondering van geldwisselkantoren en telefoneerinrichtingen;

1.43 kantoor:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden alsmede voor congres- en vergaderruimte;

1.44 kelder:

één of meer bijzondere bouwlagen, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,50 meter boven het gemiddeld aangrenzende straatpeil is gelegen;

1.45 mengformule:

in een detailhandel of vestiging voor consumentverzorgende dienstverlening in een detailhandelsvestiging, niet zijnde een warenhuius, of in een vestging voor consumentverzorgende dienstverlening tegen betaling verstrekken van etenswaren en/of dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij:

  1. 1. de openingstijden van het eet- en/of drinkgedeelte van de mengformule overeenkomen met de openingstijden van de detailhandel of vestiging voor consumentverzorgende dienstverlening;
  2. 2. de netto verkoopvloeroppervlak van het eet- en/of drinkgedeelte ten hoogste 20% bedraagt, met een maximum van 20 m2. (Dit maximum brengt met zich mee dat het schenken van alcohol is uitgesloten);
  3. 3. het eet- en/of drinkgedeelte niet is geplaatst aan de gevel waar de ingang van de detailhandel of vestiging voor consumentverzorgende dienstverlening zich bevindt;
  4. 4. het eet- en/of drinkgedeelte past binnen de categorie koffie- en theeschenkerij, lunchroom en dergelijke;
  5. 5. het eet- en/of drinkgedeelte geen eigen ingang aan de straat heeft;
  6. 6. het eet- en/of drinkgedeelte geen terras heeft;
  7. 7. het eet- en/of drinkgedeelte op geen enkele wijze een horeca-uitstraling heeft;

1.46 netto verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.47 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de elektronische communicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en ondergrondse afvalcontainers;

1.48 open puiverkoop:

het exploiteren van een winkel of horecabedrijf, waarvan de voorgevel op straatniveau geheel of gedeeltelijk ontbreekt, dan wel geheel of grotendeels bestaat uit een afsluiting die tijdens de openingstijden kan worden geopend;

1.49 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de (hoofd)toegang direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die (hoofd)toegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de (hoofd)toegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het gemiddelde aangrenzende terrein ter hoogte van de (hoofd)toegang bij voltooiing van de bouw;

1.50 perceel:

een kavel al dan niet bebouwd, welke als één geheel is ingeschreven in het Kadaster;

1.51 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.52 prostitutiebedrijf:

een ruimte waar prostitutie wordt bedreven, niet zijnde een raamprostitutiebedrijf;

1.53 raamprostitutiebedrijf:

een ruimte met vitrine waar prostitutie wordt bedreven en waar de prostituee zich presenteert achter een raam (vitrine) om klanten te werven;

1.54 samenvoegen:

het maken, toevoegen of vergroten van enige verbinding door middel van verwijdering van een of meer (delen van) muren tussen twee of meer gebouwen;

1.55 seedshop:

een detailhandelsvestiging waar in het bijzonder zaden van planten met een psychoactieve werking worden verkocht;

1.56 seksinrichting:

een gebouw of gedeelte van een gebouw waarin de bedrijfsvoering geheel of voor een aanmerkelijk deel is gericht op vertoningen van seksuele en/of seksgerelateerde aard. Hieronder wordt in ieder geval niet begrepen een darkroom, dat wil zeggen een donkere ontmoetingsruimte die deel uitmaakt van een horecagelegenheid of sauna, waarin uitsluitend op vrijwillige basis en zonder materiële vergoeding seksuele handelingen kunnen plaatsvinden;onder een seksinrichting wordt tevens begrepen een gebouw of gedeelte van een gebouw waarin de bedrijfsvoering geheel of voor een aanmerkelijk deel is gericht op detailhandel in seksartikelen;

1.57 short stay:

het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan een huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste een (1) week en maximaal zes (6) maanden. Voor het overige wordt de woning als woonruimte gebruikt;

1.58 smartshop:

detailhandel waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door de handel in psychotrope stoffen;

1.59 souterrain:

een bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddeld aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,20 meter boven het gemiddeld aangrenzende straatpeil is gelegen;

1.60 telefoneerinrichting:

een gelegenheid waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen;

1.61 voorzieningen:

Voorzieningen die voorzien in een basisbehoefte zoals onderwijs, gezondheidszorg, politie/brandweer en welzijnsvoorzieninggen (openbare voorzieningen) en bijzondere voorzieningen zoals sport-, recreatieve en culturele voorzieningen. Voorzieningen kunnen zowel commercieel zijn als niet-commercieel;

1.62 waterkering:

een strook grond die het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie (onder water lopen);

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de bruto oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor '3.5.12' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3.2.16 en 3.5.1;
  2. b. kantoren, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.5.1;
  3. c. kantoren met baliefunctie in de eerste bouwlaag;
  4. d. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca, met uitzondering van kinderdagopvang en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3.5.2 en 3.6.1;
  5. e. galeries;
  6. f. detailhandel, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, minisupermarkten, souvenirwinkels, headshops, seedshops en growshops, tenzij op de verbeelding aangeduid en met inachtneming van het bepaalde in artikel 35.1;
    voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van automatenhallen, geldwisselkantoren,3.5.12 telefoneerinrichtingen en massagesalons, tenzij op de verbeelding aangeduid en met inachtneming van het bepaalde in artikel 35.1;
  7. g. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3.5.1 en 3.5.3;
  8. h. automatenhal in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - automatenhal toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.5.4;
  9. i. geldwisselkantoor in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - geldwisselkantoor toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.5.5;
  10. j. headshop in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - headshop toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.5.12;
  11. k. horeca 2 in de tweede en derde bou wlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 2 toegestaan in de tweede en derde bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.5.6;
  12. l. horeca 2 in de tweede, derde en vierde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 2 toegestaan in de tweede, derde en vierde bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.5.6;
  13. m. horeca 4 in de kelder, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 4 toegestaan in de kelder';
  14. n. horeca 4 in de tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 4 toegestaan in de tweede bouwlaag';
  15. o. horeca 5 in de eerste, tweede, derde en vierde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 5 toegestaan in de eerste, tweede, derde en vierde bouwlaag';
  16. p. horeca 5 in de tweede, derde, vierde en vijfde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 5 toegestaan in de tweede, derde, vierde en vijfde bouwlaag';
  17. q. horeca 5 in de tweede, derde, vierde, vijfde en zesde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 5 toegestaan in de tweede, derde, vierde, vijfde en zesde bouwlaag';
  18. r. horeca 5 in de derde, vierde en vijfde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 5 toegestaan in de derde, vierde en vijfde bouwlaag';
  19. s. massagesalon in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - massagesalon toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.5.7;
  20. t. massagesalon in de tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - massagesalon toegestaan in de tweede bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.5.7;
  21. u. seedshop in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - seedshop toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.5.13;
  22. v. minisupermarkt in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - minisupermarkt toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.5.8;
  23. w. seksinrichting in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - seksinrichting toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.5.9;
  24. x. seksinrichting in de kelder en eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - seksinrichting toegestaan in de kelder en de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.5.9;
  25. y. smartshop in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - smartshop toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.5.10;
  26. z. souvenirwinkel in het souterrain, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - souvenirwinkel toegestaan in het souterrain' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.5.11;
  27. aa. souvenirwinkel in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - souvenirwinkel toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.5.11;
  28. ab. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3.5.14 en 3.6.2;
  29. ac. openbare nutsvoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
  30. ad. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
  31. ae. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

3.2 Bouwregels

Op de tot 'Centrum - 1' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

3.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 3.2 en 3.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

3.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

3.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Centrum - 1' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

3.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 4 Centrum - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen en 4.5.1;
  2. b. kantoren, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.5.1;
  3. c. kantoren met baliefunctie in de eerste bouwlaag;
  4. d. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca, met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4.5.2 en 4.6.1;
  5. e. galeries;
  6. f. detailhandel, in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, minisupermarkten, souvenirwinkels, headshops, seedshops en growshops, tenzij op de verbeelding aangeduid en met inachtneming van het bepaalde in artikel 35.1;
    voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, tenzij op de verbeelding aangeduid en met inachtneming van het bepaalde in artikel 35.1;
  7. g. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4.5.1 en 4.5.3;
  8. h. geldwisselkantoor in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - geldwisselkantoor toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.5.4;
  9. i. headshop in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - headshop toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.5.11;
  10. j. horeca 5 in de tweede, derde en vierde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 5 toegestaan in de tweede, derde en vierde bouwlaag';
  11. k. horeca 5 in de tweede, derde, vierde, vjfde, zesde en zevende bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 5 toegestaan in de tweede, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende bouwlaag';
  12. l. massagesalon in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - massagesalon toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.5.5;
  13. m. minisupermarkt in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - minisupermarkt toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.5.6;
  14. n. seksinrichting in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - seksinrichting toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.5.7;
  15. o. smartshop in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - smartshop toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.5.8;
  16. p. souvenirwinkel in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - souvenirwinkel toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.5.9;
  17. q. telefoneerinirchting in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - telefoneerinrichting toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.5.10;
  18. r. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.5.13 en 4.6.2;
  19. s. openbare nutsvoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
  20. t. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.
  21. u. seedshop in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - seedshop toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.5.12;

4.2 Bouwregels

Op de tot 'Centrum - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

4.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 4.2 en 4.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

4.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Centrum - 2' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

4.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 5 Centrum - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 5.2.16 en 5.5.1;
  2. b. kantoren;
  3. c. kantoren met baliefunctie;
  4. d. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca, met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 5.5.2 en 5.6.2;
  5. e. galeries;
  6. f. detailhandel in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, minisupermarkten, souvenirwinkels, headshops, seedshops en growshops, tenzij op de verbeelding aangeduid en met inachtneming van het bepaalde in artikel 35.1;
    voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, tenzij op de verbeelding aangeduid en met inachtneming van het bepaalde in artikel 35.1;
  7. g. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in de
  8. h. artikelen 5.5.3 en 5.5.2;
  9. i. automatenhal in de eerste bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - automatenhal toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 5.5.4;
  10. j. horeca 1 in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 1 toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.5.5;
  11. k. horeca 4 in de tweede bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 4 toegestaan in de tweede bouwlaag';
  12. l. massagesalon in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - massagesalon toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.5.6;
  13. m. minisupermarkt in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - minisupermarkt toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.5.7;
  14. n. raamprostitutiebedrijf in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - raamprostitutiebedrijf toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.5.8;
  15. o. raamprostitutiebedrijf in de tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - raamprostitutiebedrijf toegestaan in de tweede bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.5.8;
  16. p. seksinrichting in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - seksinrichting toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.5.9;
  17. q. smartshop in de kelder en de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - smartshop toegestaan in de kelder en de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.5.11;
  18. r. smartshop in de eerste bouwlaag,, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - smartshop toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.5.11;
  19. s. souvenirwinkel in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - souvenirwinkel toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.5.12;
  20. t. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 5.5.13 en 5.6.1;
  21. u. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlagen;
  22. v. openbare nutsvoorzieningen, uitsluitend voor zover aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
  23. w. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

5.2 Bouwregels

Op de tot 'Centrum - 3' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

5.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 5.2 en 5.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

5.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Centrum - 3' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

5.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 6 Centrum - 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.5.1;
b. kantoren;
c. kantoren met baliefunctie;
d. voorzieningen, met inbegrip van additionele horeca, met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtnemeing van het bepaalde in de artikelen 6.5.1 en 6.6.1;
e. galeries;
f. detailhandel, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, minisupermarkten, souvenirwinkels, headshops, seedshops en growshops, tenzij op de verbeelding aangeduid en met inachtneming van het bepaalde in artikel 35.1;
voorzieningen te behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, tenzij op de verbeelding aangeduid en met inachtneming van het bepaalde in artikel 35.1;
g. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 6.6.1 en 6.5.1;
h. massagesalon in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - massagesalon toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.5.4;
i. souvenirwinkel in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - souvenirwinkel toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.5.5;
j. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 6.5.6 en 6.6.2;
k. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlagen;
l. openbare nutsvoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
m. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

6.2 Bouwregels

Op de tot 'Centrum - 4' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

6.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 6.2 en 6.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

6.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wjiken van de volgende bouwregels:

6.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Centrum - 4' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

6.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.2.16;
  2. b. kantoren;
  3. c. kantoren met baliefunctie;
  4. d. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca, met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, tenzij op de verbeelding aangeduid, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 7.5.4 en 7.6.2;
  5. e. galeries;
  6. f. detailhandel, in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, minisupermarkten en souvenirwinkels, headshops, seedshops en growshops, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van de artikelen 7.5.3 en 35.1;
    voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van de artikelen 7.5.3 en 35.1;
  7. g. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 7.5.5 en 7.5.4;
  8. h. automatenhal in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - automatenhal toegestaan in de eerste bouwlaag';
  9. i. headshop in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - headshop toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.16;
  10. j. horeca 1 in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 1 toegestaan in de eerste bouwlaag;
  11. k. horeca 3 in de kelder, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 3 toegestaan in de kelder' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.7;
  12. l. horeca 3 in het souterrain, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 3 toegestaan in het souterrain' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.7;
  13. m. horeca 4 in de kelder, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in de kelder' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.7;
  14. n. horeca 4 in het souterrain, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in het souterrain' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.7;
  15. o. horeca 5 in de tweede en derde bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 5 toegestaan in de tweede en derde bouwlaag;
  16. p. horeca 5 in de tweede, derde en vierde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 5 toegestaan in de tweede, derde en vierde bouwlaag';
  17. q. massagesalon in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - massagesalon toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.8;
  18. r. minisupermarkt in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - minisupermarkt toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.9;
  19. s. raamprostitutiebedrijf in de kelder, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - raamprostitutiebedrijf toegestaan in de kelder' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.10;
  20. t. raamprostitutiebedrijf in het souterrain, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - raamprostitutiebedrijf toegestaan in het souterrain' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.10;
  21. u. raamprostitutiebedrijf in het souterrain en de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - raamprostitutiebedrijf toegestaan in het souterrain en de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.10;
  22. v. raamprostitutiebedrijf in de kelder en de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - raamprostitutiebedrijf toegestaan in de kelder en de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.10;
  23. w. raamprostitutiebedrijf in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - raamprostitutiebedrijf toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.10;
  24. x. raamprostitutiebedrijf in de eerste en tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - raamprostitutiebedrijf toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.10;
  25. y. raamprostitutiebedrijf in de eerste, tweede en derde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - raamprostitutiebedrijf toegestaan in de eerste, tweede en derde bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.10;
  26. z. raamprostitutiebedrijf in de kelder, eerste en tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - raamprostitutiebedrijf toegestaan in de kelder, de eerste en tweede bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.10;
  27. aa. raamprostutiebedrijf in het souterrain, de eerste en tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - raamprostitutiebedrijf toegestaan in het souterrain, de eerste en tweede bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.10;
  28. ab. raamprostitutiebedrijf in het souterrain, de eerste, tweede en derde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - raamprostitutiebedrijf toegestaan in het souterrain, de eerste, tweede en derde bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.10;
  29. ac. seedshop in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - seedshop toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.17;
  30. ad. prostitutiebedrijf, niet zijnde een raamprostitutiebedrijf in de eerste, tweede en derde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - prostitutiebedrijf toegestaan in de eerste, tweede en derde bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.11;
  31. ae. seksinrichting in de kelder en de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - seksinrichting toegestaan in de kelder en de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.12;
  32. af. seksinrichting in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - seksinrichting toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.12;
  33. ag. seksinrichting in de eerste en tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - seksinrichting toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.12;
  34. ah. smartshop in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - smartshop toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.13;
  35. ai. souvenirwinkel in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - souvenirwinkel toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.14;
  36. aj. souvenirwinkel in het souterrain en de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - souvenirwinkel toegestaan in het souterrain en de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.14;
  37. ak. telefoneerinirchting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - telefoneerinrichting toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.15;
  38. al. bedrijven en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.18;
  39. am. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.7.1;
  40. an. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlagen;
  41. ao. openbare nutsvoorzieningen;
  42. ap. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

7.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd - 1' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

7.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 7.2 en 7.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

7.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

7.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd - 1' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

7.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 8 Gemengd - 1.1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1.1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.2.16;
  2. b. kantoren;
  3. c. kantoren met baliefunctie;
  4. d. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca, met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 8.5.4 en 8.6.2;
  5. e. galeries;
  6. f. detailhandel, in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, minisupermarkten, souvenirwinkels, headshops, seedshops en growshops, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van de artikelen 8.5.3 en 35.1;
    voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van de artikelen 8.5.3 en 35.1;
  7. g. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 8.5.5;
  8. h. horeca 1 in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag (kelder, souterrain), met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.5.6;
  9. i. horeca 1 in de tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 1 toegestaan in de tweede bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.5.6;
  10. j. horeca 5 in de tweede, derde, vierde en vijfde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 5 toegestaan in de tweede, derde, vierde en vijfde bouwlaag';
  11. k. horeca 5 in de tweede, derde, vierde, vijfde en zesde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 5 toegestaan in de tweede, derde, vierde, vijfde en zesde bouwlaag' ;
  12. l. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 8.5.7;
  13. m. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.7.1;
  14. n. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen;
  15. o. openbare nutsvoorzieningen;
  16. p. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

8.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd - 1.1' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

8.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 8.2 en 8.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

8.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

8.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd - 1.1' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

8.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:

8.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 9 Gemengd - 1.2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1.2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. kantoren;
  3. c. kantoren met baliefunctie;
  4. d. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca, met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 9.5.4 en 9.6.2;
  5. e. galeries;
  6. f. detailhandel in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, minisupermarkten, souvenirwinkels, headshops, seedshops en growshops, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 9.5.3 en 35.1 Detailhandel en consumentverzorgendedienstverlening in alle bouwlagen
    voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening in de eerste7.5.3 bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van de artikelen 9.5.3 en 35.1;
  7. g. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde inartikel 9.5.5;
  8. h. horeca 2 in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag (kelder, souterrain), met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.5.6;
  9. i. horeca 2 in de tweede bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 2 toegestaan in de tweede bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.5.6;
  10. j. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 9.5.8;
  11. k. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.7.1;
  12. l. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen;
  13. m. openbare nutsvoorzieningen;
  14. n. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

9.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd - 1.2' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

9.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 9.2 en 9.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

9.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

9.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd - 1.2' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

9.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:

9.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 10 Gemengd - 1.3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1.3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10.2.16;
  2. b. kantoren;
  3. c. kantoren met baliefunctie;
  4. d. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca, met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10.5.4 en 10.6.2;
  5. e. galeries;
  6. f. detailhandel in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, minisupermarkten, souvenirwinkels, headshops, seedshops en growshops, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van de artikelen 10.5.4 en 35.1;
    voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van de artikelen 10.5.4 en 35.1;
  7. g. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.5.5;
  8. h. horeca 3 in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag (kelder, souterrain), met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.5.6;
  9. i. horeca 3 in de kelder, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 3 toegestaan in de kelder', met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.5.6;
  10. j. horeca 3 in het souterrain, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 3 toegestaan in het souterrain', met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.5.6;
  11. k. horeca 3 in de tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 3 toegestaan in de tweede bouwlaag', met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.5.6;
  12. l. horeca 3 in de tweede en derde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 3 toegestaan in de tweede en derde bouwlaag', met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.5.6;
  13. m. horeca 3 in de kelder en de tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 3 toegestaan in de kelder en de tweede bouwlaag', met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.5.6;
  14. n. horeca 4 in de kelder, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in de kelder';
  15. o. horeca 4 in de tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in de tweede bouwlaag';
  16. p. horeca 5 in de tweede en derde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 5 toegestaan in de tweede en derde bouwlaag';
  17. q. horeca 5 in de tweede, derde en vierde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 5 toegestaan in de tweede, derde en vierde bouwlaag';
  18. r. horeca 5 in de tweede, derde, vierde en vijfde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 5 toegestaan in de tweede, derde, vierde en vijfde bouwlaag';
  19. s. seksinrichting in de kelder en de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - seksinrichting toegestaan in de kelder en de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.5.8;
  20. t. seksinrichting in de eerste en tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - seksinrichting toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.5.8;
  21. u. een souvenirwinkel in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - souvenirwinkel toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.5.9;
  22. v. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.5.10;
  23. w. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.7.1;
  24. x. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen;
  25. y. openbare nutsvoorzieningen;
  26. z. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

10.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd - 1.3' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

10.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 10.2 en 10.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

10.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

10.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd - 1.3' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

10.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijkenmag mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:

10.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 11 Gemengd - 1.4

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1.4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met inachtneming van het bepaalde in artikel11.2.16;
  2. b. kantoren;
  3. c. kantoren met baliefunctie;
  4. d. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca, met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 11.5.4 en 11.6.2;
  5. e. galeries;
  6. f. detailhandel in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, minisupermarkten, souvenirwinkels, headshops, seedshops, growshops, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 11.5.3 en 35.1;
    voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 11.5.4 en 35.1;
  7. g. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.5.5;
  8. h. horeca 4 in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag (kelder, souterrain);
  9. i. horeca 4 in de kelder, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in de kelder';
  10. j. horeca 4 in de kelder en de tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in de kelder en de tweede bouwlaag';
  11. k. horeca 4 in het souterrain, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in het souterrain';
  12. l. horeca 4 in het souterrain en de tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in ht souterrain en de tweede bouwlaag';
  13. m. horeca 4 in de tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in de tweede bouwlaag';
  14. n. horeca 4 in de tweede en derde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in de tweede en derde bouwlaag';
  15. o. horeca 4 in de tweede, derde en vierde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in de tweede, derde en vierde bouwlaag';
  16. p. horeca 5 in de tweede, derde en vierde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 5 toegestaan in de tweede, derde en vierde bouwlaag';
  17. q. horeca 5 in de tweede, derde, vierde en vijfde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 5 toegestaan in de tweede, derde, vierde en vijfde bouwlaag';
  18. r. horeca 5 in de tweede, derde, vierde, vijfde en zesde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 5 toegestaan in de tweede, derde, vierde, vijfde en zesde bouwlaag';
  19. s. souvenirwinkel in de kelder, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - souvenirwinkel toegestaan in de kelder' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.5.7;
  20. t. souvenirwinkel in het souterrain, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - souvenirwinkel toegestaan in het souterrain' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.5.7;
  21. u. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 11.5.8;
  22. v. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.7.1;
  23. w. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen;
  24. x. openbare nutsvoorzieningen;
  25. y. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

11.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd - 1.4' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

11.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 11.2 en 11.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

11.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:

11.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd - 1.4' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels. 11.1

11.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 12 Gemengd - 1.5

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1.5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 12.2.16;
  2. b. kantoren;
  3. c. kantoren met baliefunctie;
  4. d. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca, met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 12.5.4 en 12.6.2;
  5. e. galeries;
  6. f. detailhandel in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, minisupermarkten, souvenirwinkels, headshops, seedshops en growshops, tenzij op de verbeelding aangeduid met inachtneming van artikel 12.12.5.3 en 35.1;
    voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 12.5.3 en 35.1;
  7. g. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 12.5.5;
  8. h. geldwisselkantoor in de eerste bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - geldwisselkantoor toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 12.5.6;
  9. i. horeca 5 in alle bouwlagen;
  10. j. horeca 1 in de eerste bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 1 toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 12.5.7;
  11. k. horeca 3 in de eerste bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 3 toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 12.5.7;
  12. l. horeca 3 in de eerste en tweede bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 3 toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 12.5.7;
  13. m. horeca 4 in de eerste bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in de eerste bouwlaag;
  14. n. minisupermarkt de eerste bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - minisupermarkt toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 12.5.8;
  15. o. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 12.5.9;
  16. p. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 12.7.1;
  17. q. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen;
  18. r. openbare nutsvoorzieningen;
  19. s. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

12.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd - 1.5' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

12.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 12.2 en 12.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

12.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:

12.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd - 1.5' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

12.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:

12.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 13 Gemengd - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. kantoren met baliefunctie;
  3. c. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca, met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 13.5.4 en 13.6.2;
  4. d. galeries;
  5. e. detailhandel in eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, minisupermarkten, souvenirwinkels, headshops, seedshops en growshops, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van de artikelen 13.5.3 en 35.1, met dien verstande dat in afwijking van de uitzondering in het gebouw Nieuwezijds Voorburgwal 182 één souvenirwinkel is toegestaan;
    voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 13.5.3 en 35.1;
  6. f. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 13.5.5;
  7. g. een automatenhal in de eerste bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - automatenhal toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 13.5.6;
  8. h. horeca 3 in de eerste bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 3 toegestaan in de eerste bouwlaag';
  9. i. horeca 4 in de derde bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in de derde bouwlaag';
  10. j. een massagesalon in de eerste bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - massagesalon toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 13.5.8;
  11. k. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 13.5.9;
  12. l. bedrijfswoningen/dienstwoningen;
  13. m. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 13.7.1;
  14. n. openbare inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en met inachtneming van het bepaalde in artikel 13.7.1;
  15. o. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen;
  16. p. openbare nutsvoorzieningen;
  17. q. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

13.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen.

13.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 13.2 en 13.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

13.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

13.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd - 2' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

13.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende gebruiksregels:

13.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 14 Gemengd - 2.2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2.2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. kantoren met baliefunctie;
  3. c. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca, met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 14.5.4 en 14.6.2;
  4. d. galeries;
  5. e. detailhandel in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, minisupermarkten, souvenirwinkels, headshops, seedshops en growshops, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 14.5.3 en 35.1;
    voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 14.5.3 en 35.1;
  6. f. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 14.5.4 en 14.5.5;
  7. g. horeca 2 in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag (kelder, souterrain), met inachtneming van het bepaalde in artikel 14.5.6;
  8. h. horeca 2 in de tweede en derde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 2 toegestaan in de tweede en derde bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 14.5.6;
  9. i. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 14.5.7;
  10. j. bedrijfswoningen/dienstwoningen;
  11. k. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 14.7.1;
  12. l. openbare inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en met inachtneming van het bepaalde in artikel 14.7.1;
  13. m. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen;
  14. n. openbare nutsvoorzieningen;
  15. o. tuin, met inachtneming van het bepaalde in artikel 14.5.8;
  16. p. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

14.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd - 2.2' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen.

14.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 14.2 en 14.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

14.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

14.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd - 2.2' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

14.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende gebruiksregels:

14.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 15 Gemengd - 2.3

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2.3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. kantoren met baliefunctie;
  3. c. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca, met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 15.5.4 en 15.6.2;
  4. d. galeries;
  5. e. detailhandel in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, minisupermarkten, souvenirwinkels, headshops, seedshops en growshops, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 15.5.3 en 35.1;
    voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 15.5.3 en 35.1;
  6. f. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.5.5;
  7. g. horeca 3 in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag (kelder, souterrain), met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.5.6;
  8. h. horeca 4 in het souterrain, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in souterrain';
  9. i. horeca 5 in de tweede, derde en vierde bouwlaag, uitsluitend ter paatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 5 toegestaan in de tweede, derde en vierde bouwlaag';
  10. j. horeca 5 in de derde, vierde, vijfde en zesde bouwlaag, uitsluitend ter paatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 5 toegestaan in de derde, vierde, vijfde en zesde bouwlaag';
  11. k. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.5.7;
  12. l. bedrijfswoningen/dienstwoningen;
  13. m. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.7.1;
  14. n. openbare inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.7.1;
  15. o. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen;
  16. p. openbare nutsvoorzieningen;
  17. q. tuin, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.5.8;
  18. r. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

15.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd - 2.3' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen.

15.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 15.2 en 15.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

15.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

15.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd - 2.3' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

15.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende gebruiksregels:

15.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 16 Gemengd - 2.4

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2.4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. kantoren met baliefunctie;
  3. c. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca, met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 16.5.4 en 16.6.2;
  4. d. galeries;
  5. e. detailhandel in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, minisupermarkten, souvenirwinkels, headshops, seedshops en growshops, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 16.5.3 en 35.1;
    voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 16.5.3 en 35.1;
  6. f. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 16.5.5;
  7. g. horeca 4 in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag (kelder, souterrain);
  8. h. horeca 4 in de tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in de tweede bouwlaag'
  9. i. horeca 5 in de derde, vierde, vijfde en zesde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 5 toegestaan in de derde, vierde, vijfde en zesde bouwlaag' ;
  10. j. horeca 5 in de tweede, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 5 toegestaan in de tweede, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende bouwlaag';
  11. k. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16.5.6;
  12. l. bedrijfswoningen/dienstwoningen;
  13. m. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 16.7.1;
  14. n. openbare inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en met inachtneming van het bepaalde in artikel 16.7.1;
  15. o. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen;
  16. p. openbare nutsvoorzieningen;
  17. q. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

16.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd - 2.4' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen.

16.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 16.2 en 16.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

16.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

16.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd- 2.4' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

16.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende gebruiksregels:

16.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 17 Gemengd - 2.5

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2.5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. kantoren met baliefunctie;
  3. c. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca, met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 17.5.4 en 17.6.2;
  4. d. galeries;
  5. e. detailhandel in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, minisupermarkten, souvenirwinkels, headshops, seedshops en growshops, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van de artikelen 17.5.3 en 35.1;
    voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening in de eerste bouwlaag, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van de artikelen 17.5.3 en 35.1;
  6. f. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het . seedshop in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - seedshop toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.5.9;
  7. g. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.5.10;
  8. h. bedrijfswoningen/dienstwoningen;
  9. i. een geldwisselkantoor in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - geldwisselkantoor toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.5.6;
  10. j. horeca 5 in alle bouwlagen;
  11. k. horeca 1 in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 1 toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.5.7;
  12. l. horeca 2 in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 2 toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtnemeing van het bepaalde in artikel 17.5.7;
  13. m. horeca 2 in de tweede bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 2 toegestaan in de tweede bouwlaag';
  14. n. horeca 2 in de eerste, de tweede en de derde bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 2 toegestaan in de eerste, de tweede en de derde bouwlaag';
  15. o. horeca 3 in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 3 toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.5.7;
  16. p. horeca 4 in het souterrain, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in het souterrain;
  17. q. horeca 4 in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in de eerste bouwlaag';
  18. r. seedshop in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - seedshop toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.5.9;
  19. s. een seksinrichting in de kelder, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - seksinrichting toegestaan in de kelder' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.5.8;
  20. t. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.5.10;
  21. u. bedrijfswoningen/dienstwoningen;
  22. v. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.7.1;
  23. w. openbare inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.7.1;
  24. x. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen;
  25. y. openbare nutsvoorzieningen;
  26. z. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

17.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd - 2.5' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen.

17.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 17.2 en 17.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

17.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

17.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd - 2.5' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

17.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende gebruiksregels:

17.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 18 Groen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. plantsoenen;
  2. b. parken;
  3. c. pleinen;
  4. d. straatmeubilair;
  5. e. speelplaatsen;
  6. f. bijbehorende fiets- en voetpaden;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. water;
  9. i. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

18.2 Bouwregels

  1. a. Op de tot 'Groen' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

18.3 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

18.4 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Groen' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Artikel 19 Maatschappelijk

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. universitaire onderwijsvoorzieningen;
b. onderwijsvoorzieningen;
c. kinderdagopvang;
d. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen;
e. tuin, met inachtneming van het bepaalde in artikel 19.5.1;
f. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

19.2 Bouwregels

Op de tot 'Maatschappelijk' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

19.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 19.2 en 19.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

19.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

19.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Maatschappelijk' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

19.6 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsbeeld in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Voor zover toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven, voor zover van toepassing, aanduidingen op het betreffende perceel aanwezig en worden de daarbijbehorende regels meegenomen naar de nieuwe bestemming.

Artikel 20 Koninklijk Paleis

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Koninklijk paleis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

koninklijk paleis.

20.2 Bouwregels

Op de tot 'Koninklijk paleis' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

20.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 20.2 en 20.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

20.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

20.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Koninklijk paleis' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

20.6 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 21 Onderwijs En Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Onderwijs en wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. voorzieningen ten behoeve van een universiteit, waaronder in ieder geval een bibliotheek wordt begrepen;
b. woningen;
c. detailhandel in de eerste bouwlaag van de bebouwing aan de zijde van de Nieuwe Doelenstraat, met uitzondering van smartshops, headshops, seedshops en growshops, mits ten dienste aan de functie zoals bedoeld onder lid 1, sub a;
d. één horeca 3 vestiging;
e. ondergrondse parkeervoorziening;
f. ondergrondse fietsenstalling;
g. verkeer.

21.2 Bouwregels

Op de tot 'Onderwijs en Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

21.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 21.2 en 21.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

21.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

21.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Onderwijs en wonen' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

21.6 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 22 Tuin - 1

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. tuinen en erven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 22.5.1;
  2. b. buitenruimte ten behoeve van kinderopvang en/of schoolplein, uitsluitend daar waar bebouwing op hetzelfde perceel als kinderopvang en/of school in gebruik is;
  3. c. parkeren, uitsluitend ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeren toegestaan' op de verbeelding voorkomt;
  4. d. ondergrondse parkeergaragevoorziening, uitsluitend ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - ondergrondse parkeervoorziening toegestaan' op de verbeelding voorkomt;
  5. e. horecaterras, uitsluitend ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - horecaterras toegestaan' op de verbeelding voorkomt;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

22.2 Bouwregels

Op de tot 'Tuin - 1' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht indien en voorzover voorkomend in de volgende bouwregels, met inachtneming van deze bouwregels.

22.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van de in de artikel 22.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing, dan wel vanwege de kwaliteit van het leefmilieu.

22.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 22.2, met inachtneming van de volgende regels.

22.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Tuin - 1' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

22.6 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Artikel 23 Tuin - 2

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en erven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 23.4.1;
  2. b. buitenruimte ten behoeve van kinderopvang en/of schoolplein, uitsluitend daar waar bebouwing op hetzelfde perceel als kinderopvang en/of school in gebruik is;
  3. c. parkeren, uitsluitend ter plaatse waar op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeren toegestaan' voorkomt en laden en lossen, uitsluitend ter plaatse waar op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van tuin- laden en lossen voorkomt`;
  4. d. ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 23.5.1;
  5. e. horecaterras, uitsluitend ter plaatse waar de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - horecaterras toegestaan' op de verbeelding voorkomt;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

23.2 Bouwregels

Op de tot 'Tuin - 2' bestemde gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, met inachtneming van de volgende bouwregels.

23.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van de in de artikel 23.2 bedoelde bouwwerken, indien dit noodzakelijk is vanwege de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing, dan wel vanwege de kwaliteit van het leefmilieu.

23.4 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Tuin - 2' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

23.5 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Artikel 24 Tuin - 3

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en erven;
  2. b. buitenruimte ten behoeve van kinderopvang en/of schoolplein, uitsluitend daar waar bebouwing op hetzelfde perceel als kinderopvang en/of school in gebruik is;
  3. c. ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 23.5.1;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

24.2 Bouwregels

Op de tot 'Tuin - 3' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, worden opgericht, met inachtneming van de volgende bouwregels.

24.3 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

24.4 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Tuin - 3' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

24.5 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimte lijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Artikel 25 Verkeer - 1

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. rijwegen;
  2. b. ongebouwde parkeervoorzieningen, met uitzondering van de gronden tussen de Vendelstraat, de Binnengasthuisstraat en het Turfdraagsterpad;
  3. c. straatmeubilair;
  4. d. fiets- en voetpaden;
  5. e. pleinen;
  6. f. nationaal monument, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding nationaal monument;
  7. g. speelvoorzieningen;
  8. h. groen;
  9. i. ondergrondse fietsenstallingen, uitsluitend daar waar de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse fietsenstaling toegestaan' voorkomt, met inbegrip van daarbij behorende ondergrondse en bovengrondse toegangsvoorzieningen, met een maximale vloeropperlvakte van 150 m²;
  10. j. ondergrondse parkeervoorziening, met inbegrip van een fietsenstalling en universitaire doeleinden, uitsluitend daar waar de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeervoorziening, met inbegrip van een fietsenstalling en universitaire doeleinden toegestaan' voorkomt, met inbegrip van daarbij behorende ondergrondse en bovengrondse toegangsvoorzieningen;
  11. k. gemengd, uitsluitend daar waar de aanduiding 'gemengd' voorkomt, voor ondergrondse bebouwing, waarbij het bepaalde in lid 1 van artikel 13 van overeenkomstige toepassing is;
  12. l. horeca van categorie 5, uitlsuitend daar waar de aanduiding 'horeca van categorie 5' voorkomt, voor ondergrondse bebouwing, waarbij het bepaalde in lid 1 van artikel 12 van overneenkomstige toepassing is;
  13. m. openbare ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
  14. n. openbare nutsvoorzieningen;
  15. o. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden van stoepen;
  16. p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van aansluitingen op nutsvoorzieningen zoals elektricteit, gas en water, alsmede ten behoeve van kabel- en telefonieaansluitingen, een en ander uitsluitend en alleen ten dienste van woonboten;
  17. q. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag

25.2 Bouwregels

Op de tot 'Verkeer - 1' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels:

25.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van de in artikel 25.2 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht.

25.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

25.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Verkeer - 1' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

25.6 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Artikel 26 Verkeer - 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ondergronds railtracé, met inbegrip van daarbij behorende ondergrondse voorzieningen zoals ondergrondse voetgangersverbindingen en vluchtschachten;
b. ondergrondse fietsenstallingen, met inbegrip van daarbij behorende ondergrondse toegangsvoorzieningen;
en bovengronds voor:
c toegangsvoorzieningen ten behoeve van het ondergrondse railverkeer en de daarbij behorende ondergrondse voorzieningen;
d. toegangsvoorzieningen ten behoeve van ondergrondse fietsenstallingen;
e. rijwegen;
f ongebouwde parkeervoorzieningen;
g straatmeubilair;
h. fiets- en voetpaden;
i. pleinen;
j speelvoorzieningen;
k groen;
l. openbare nutsvoorzieningen;
m. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden van stoepen;
n. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

26.2 Bouwregels

Op de tot 'Verkeer - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels:

26.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van de in artikel 26.2 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht.

26.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

26.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Ondergronds railverkeer waarboven verkeer' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

26.5.1 Ongebouwd terras

Het gebruik als ongebouwd terras van de tot 'Verkeer - 2' bestemde gronden is, met inachtneming van andere gemeentelijke regelgeving, toegestaan.

26.5.2 Evenementen

Het gebruik van de tot 'Verkeer - 2' bestemde gronden ten behoeve van evenementen en daarbij behorende noodzakelijke bouwwerken, is, met inachtneming van andere gemeentelijke regelgeving, toegestaan.

Artikel 27 Verkeer - 3

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. ondergrondse stationsgebouwen met inbegrip van perrons, ondergronds railverkeer,
met inbegrip van daarbij behorende ondergrondse voorzieningen, zoals ondergrondse voetgangersverbindingen en vluchtschachten, ondergrondse detailhandel, ondergrondse kantoren met baliefunctie, ondergrondse horeca, ondergrondse fietsenstallingen en ondergrondse voorzieningen ten behoeve van het ondergrondse railverkeer;
en bovengronds voor:
b. toegangsvoorzieningen, ten behoeve van de ondergrondse railverkeer en de daarbijbehorende ondergrondse voorzieningen,
c. toegangsvoorzieningen, ten behoeve van ondergrondse fietsenstallingen;
d. rijwegen;
e. ongebouwde parkeervoorzieningen;
f. straatmeubilair;
g. fiets- en voetpaden
h. pleinen;
i. speelvoorzieningen;
j. groen;
k. openbare nutsvoorzieningen;
l. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden van stoepen;
m. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

27.2 Bouwregels

Op de tot 'Verkeer - 3' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels:

27.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van de in artikel 27.2 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht.

27.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

27.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Verkeer - 3' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

Artikel 28 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1

28.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde - archeologie 1' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden 1 (hoge archeologische verwachting).
  2. b. De bestemming 'Waarde - archeologie 1' is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen.

28.2 Bouwregels

De aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, dient te allen tijde een archeologisch rapport te overleggen.

28.3 Omgevingsvergunning

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur (omgevingsvergunning) bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden, niet zijnde bouwwerkzaamheden, uit te voeren.
  2. b. De aanvrager om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen.
  3. c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

28.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het dagelijks bestuur is bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' geheel of gedeeltelijk kan worden geschrapt indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.

28.5 Uitzonderingen

Het bepaalde in de artikelen 28.2 en 28.3 is niet van toepassing op:

  1. a. bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die het normale onderhoud betreffen;
  2. b. bodemverstorende bouwwerken en bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die al in uitvoering zijn genomen ten tijde van het van kracht worden van het plan.

Artikel 29 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2

29.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde - archeologie 2' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden 2 (hoge archeologische verwachting).
  2. b. De bestemming 'Waarde - archeologie 2' is primair ten op ichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen.

29.2 Bouwregels

  1. a. De aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, dient in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder maaiveld plaatshebben, een archeologisch rapport te overleggen.
  2. b. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

29.3 Omgevingsvergunning

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur (omgevingsvergunning) bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden, niet zijnde bouwwerkzaamheden, uit te voeren, in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m2 betreft en de werken of werkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder maaiveld plaatsvinden.
  2. b. De aanvrager om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen.
  3. c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

29.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het dagelijks bestuur is bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' geheel of gedeeltelijk kan worden geschrapt indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.

29.5 Uitzonderingen

Het bepaalde in de artikelen 29.2 en 29.3 is niet van toepassing op:

  1. a. bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die het normale onderhoud betreffen;
  2. b. bodemverstorende bouwwerken en bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerk en, die al in uitvoering zijn genomen ten tijde van het van kracht worden van het plan.

Artikel 30 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 8

30.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde - archeologie 8' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden 8 (lage archeologische verwachting).
  2. b. De bestemming 'Waarde - archeologie 8' is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen.

30.2 Bouwregels

  1. a. De aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, dient in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder maaiveld plaatshebben, een archeologisch rapport te overleggen.
  2. b. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

30.3 Omgevingsvergunning

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur (omgevingsvergunning) bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden, niet zijnde bouwwerkzaamheden, uit te voeren, in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de werken of werkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder maaiveld plaatsvinden.
  2. b. De aanvrager om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen.
  3. c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

30.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het dagelijks bestuur is bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 8' geheel of gedeeltelijk kan worden geschrapt indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.

30.5 Uitzonderingen

Het bepaalde in de artikelen 30.2 en 30.3 is niet van toepassing op:

  1. a. bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die het normale onderhoud betreffen;
  2. b. bodemverstorende bouwwerken en bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die al in uitvoering zijn genomen ten tijde van het van kracht worden van het plan.

Artikel 31 Dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie

31.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde - cultuurhistorie' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming(en) tevens bestemd voor het behoud, herstel en versterking van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden. De voor het stadsgezicht bepalende bouwwerken zijn op de verbeelding aangeduid met de specifieke bouwaanduidingen orde 1, orde 2 en orde 3.
  2. b. De bestemming 'Waarde - cultuurhistorie' is primair ten opzichte van de bestemmingen 'Centrum -1', 'Centrum - 2', 'Centrum - 3', 'Centrum - 4', 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 1.1', 'Gemengd - 1.2', 'Gemengd - 1.3', 'Gemengd - 1.4', 'Gemengd - 1.5', 'Gemengd - 2', 'Gemengd - 2.2', 'Gemengd - 2.3', 'Gemengd - 2.4', 'Gemengd - 2.5', 'en 'Maatschappelijk'.

31.2 Bouwregels

  1. a. Bouwwerken, die op de verbeelding zijn aangeduid met 'Specifieke bouwaanduiding - orde 1', zijn de rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Zij worden beschermd door de Monumentenwet 1988, respectievelijk de Erfgoedverordening Stadsdeel Centrum. Een aanvullende bescherming vanuit oogpunt van beschermd stadsgezicht is niet noodzakelijk.
  2. b. Voor bouwwerken die op de verbeelding zijn aangeduid met 'Specifieke bouwaanduiding - orde 2' geldt dat bij verbouwing dient te worden uitgegaan van een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap. Oorspronkelijke gevelelementen dienen te worden gehandhaafd en indien nodig hersteld. Hierbij is gebruik van niet-authentieke materialen toegestaan, mits deze visueel volledig overeenkomen met de oorspronkelijke vorm, kleur en detaillering. In afwijking hiervan mag de eerste bouwlaag van straten die in artikel 35.1 zijn benoemd afwijkend worden vormgegeven, mits de oorspronkelijke, waardevolle karakteristiek van de winkelpui niet wordt verstoord. Wanneer de bouwkundige staat zo slecht is dat de straatgevels en de kap niet meer kunnen worden gerestaureerd of hersteld, is het toegestaan om onder voorwaarden tot herbouw over te gaan. De straatgevels en de dakvorm moeten dan naar het origineel worden teruggebouwd, waarbij oorspronkelijke gevelelementen zo veel mogelijk dienen te worden hergebruikt en teruggeplaatst. Het dagelijks bestuur is bevoegd aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden die dienen ter financiële zekerstelling hiervan.
  3. c. In geval van ingrijpende verbouwing van een bouwwerk met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' wordt namens het dagelijks bestuur een bouwhistorische verkenning en een kwaliteitstoets uitgevoerd. Getoetst wordt de mate van bouwhistorische, cultuurhistorische, architectuurhistorische en stedenbouwkundige waarden. Ingrijpende verbouwing kan slecht worden toegestaan indien uit de toets naar voren komt dat het kwaliteitsniveau van alle genoemde waarden zodanig laag is dat een omgevingsvergunning voor ingrijpende verbouwing niet hoeft te worden geweigerd. De wijze van aanpak van de ingrijpende wijziging wordt als dan in het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning aan de daarvoor geldende regels getoetst.
  4. d. Voor bouwwerken die op de verbeelding zijn aangeduid met 'Specifieke bouwaanduiding orde - 3' geldt dat bij verbouwing dient te worden uitgegaan van behoud en herstel van de oorspronkelijke gevelelementen. Hierbij zijn veranderingen in materiaal, maatvoering en detaillering toegestaan, mits deze de oorspronkelijke karakteristiek van het gebouw niet verstoren. Indien en voor zover de oorspronkelijke kapvorm nog aanwezig is dient deze te worden behouden danwel teruggebracht.
  5. e. Voor bouwwerken die op de verbeelding niet zijn voorzien van een aanduiding als genoemd in a tot en met c gelden geen aan de waarde-cultuurhistorie gerelateerde bouwregels.
  6. f. Voor bouwwerken die op de verbeelding zijn aangeduid met 'Specifieke bouwaanduiding - ensembles en seriebouw' geldt als uitgangspunt een gezamenlijke aanpak van de bouwwerken die tot het ensemble of de serie behoren.

31.3 Omgevingsvergunning voor sloop in beschermd stadsgezicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

Het dagelijks bestuur neemt bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning het volgende in acht:

  1. a. Bouwwerken die met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' op de verbeelding zijn aangegeven zijn bouwwerken van vóór 1970 die vanwege hun architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage leveren aan het straatbeeld. Uitgangspunt is behoud.
  2. b. Bouwwerken die met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' op de verbeelding zijn aangegeven zijn bouwwerken van vóór 1970, die wat schaal en detaillering betreft passen in de gevelwand, maar geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben. In geval van een aanvraag tot sloop van een bouwwerk met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' wordt namens het dagelijks bestuur een bouwhistorische verkenning en een kwaliteitstoets uitgevoerd. Getoetst wordt de mate van bouwhistorische, cultuurhistorische, architectuurhistorische en stedenbouwkundige waarden. Uitgangspunt is behoud. De vergunning tot sloop wordt slecht verleend indien uit de toets en de verkenning naar voren komt dat het kwaliteitsniveau van alle genoemde waarden zodanig laag is dat behoud van het bouwwerk niet te rechtvaardigen is.
  3. c. Voor bouwwerken met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ensembles en seriebouw - orde 2' en 'specifieke bouwaanduiding - ensembles en seriebouw - orde 3' op de verbeelding zijn aangegeven geldt dat voor sloop van slechts één tot een ensemble of serie behorend pand in beginsel geen vergunning wordt verleend.
  4. d. Bouwwerken die op de verbeelding niet zijn voorzien van een aanduiding als genoemd in a tot en met c, mogen worden vervangen.

Artikel 32 Dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering

32.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Dubbelbestemming Waterstaat - waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor primaire en secundaire waterkering.
  2. b. De dubbelbestemming 'Waterstaat - waterkering' is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen, met uitzondering van de dubbelbestemmingen 'Waarde - archeologie 2', ' Waarde - archeologie 3' en 'Waarde - archeologie 8', die primair zijn ten opzichte van de dubbelbestemming 'Waterstaat/waterkering'.

32.2 Bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 33 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 34 Algemene Bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing.

Artikel 35 Algemene Gebruiksregels

35.1 Detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening in alle bouwlagen

In de bebouwing aan de volgende straten zijn detailhandel en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening toegestaan in alle bouwlagen:
Spuistraat, westzijde Nieuwezijds Voorburgwal, Pieter Halssteeg 3-5, alle panden aan het Oudekerksplein, Sint Annenstraat, Sint Annendwarsstraat, Trompettersteeg, Goldbergsteeg, Dolle Begijnsteeg, Begijnensteeg, Blaeu Erf, Blaeustraat, Damraksteeg, Dirk van Hasseltsteeg, Duifjessteeg, Eggertstraat, Gapersteeg, Gedempte Begijnensloot, Gravenstraat, Handboogstraat, Haringpakkerssteeg, Hasselaerssteeg, Herensteegje, Jonge Roelensteeg, Karnemelksteeg, Kolksteeg, Kromme Elleboogsteeg, Mandenmakerssteeg, Mozes en Aäronstraat, Muntplein (evenzijde), Nieuwe Nieuwstraat, Nieuwezijds Armsteeg, Nieuwezijds Kolk, Olieslagerssteeg, Onze Lieve Vrouwensteeg, Oude Braak, Oude Brugsteeg (tussen Nieuwendijk en Damrak), Papenbroekssteeg, Ramskooi, Rozenboomsteeg, Singel (onevenzijde tussen Muntplein en Spui), Sint Geerttruidensteeg, Sint Jacobsdwarsstraat, Sint Jacobstraat, Sint Luciensteeg, Sint Nicolaasstraat, Spaarpotsteeg, Spui, Suikerbakkerssteeg, 'T Hol, Taksteeg, Valkensteeg, Voetboogstraat, Watersteeg, Wijde Kapelsteeg, Zoutsteeg, Zwarte Handsteeg, langs het Singel, tussen Spui en Muntplein, langs de Geldersekade, langs de Kloveniersburgwal tussen Oude Hoogstraat en Nieuwmarkt en langs de Oudezijds Achterburgwal tussen Oude Hoogstraat en Stormsteeg.

Ook in de panden Damstraat 7, Oudezijds Voorburgwal 177 en Oude Hoogstraat 14-16 zijn detailhandel en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening in alle bouwlagen toegestaan.

De kelder of het souterrain van de hier vermelde panden mag eveneens voor detailhandel en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening worden gebouwd en gebruikt.

Artikel 36 Algemene Gebiedsaanduiding Wro-zone-ontheffingsgebied

36.1 Aanduidingsregel

Ter plaatse waar de gebiedsaanduiding 'wro-zone-ontheffingsgebied' op de verbeelding is aangegeven, bevinden zich gebouwen met een culturele of museale functie die, met inachtneming van het bepaalde in artikel 36.2 in aanmerking komen voor het bij omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van horeca 6.

36.2 Bij omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van horeca 6

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken ten behoeve van horeca 6 in gebouwen die op de verbeelding zijn aangeduid met de gebiedsaanduiding 'wro-zone-ontheffingsgebied' hebben, indien:

  1. a. de exploitatie van het gebouw geschiedt door een instelling met een culturele of museale doelstelling, met dien verstande dat de exploitatie van het gebouw in de Nes ook mag geschieden door en ten behoeve van een theater;
  2. b. de verlening van de omgevingsvergunning bijdraagt aan een mix van verschillende activiteiten binnen het gebouw, waarbij de horecacomponent ondergeschikt is en blijft aan de culturele activiteiten;
  3. c. het woon- en leefklimaat in de omgeving van het gebouw niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  4. d. de horeca-activiteiten alleen binnen het gebouw mogen plaatsvinden; het exploiteren van een (dak)terras of het gebruik van tuinen voor horeca-activiteiten is niet toegestaan.

De toestemming om ten behoeve van horeca 6 af te wijken die bij omgevingsvergunning is gegeven, vervalt van rechtswege wanneer de primair culturele of museale activteiten, dan wel voor zover het de Nes betreft de primaire activiteiten door en ten behoeve van het theater, geheel of gedeeltelijk worden beëindigd.

Artikel 37 Algemene Regels Bij Omgevingsvergunning Afwijken

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken, is het dagelijks bestuur bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van regels van dit plan, voor:

37.1 Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde

Gebouwen voor de openbare dienst met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximale vloeroppervlakte van 15 m2, kiosken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals vrijstaande muren, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, gedenktekens, plastieken, duikers, bruggen en andere waterbouwkundige constructies.

37.2 Scootmobielstalling

Plaatsen van een scootmobielstalling, uitsluitend ten behoeve van het veilig stallen van scootmobiels voor ouderen en gehandicapten. De scootmobielstalling mag niet overbemeten zijn. Bij omgevingsvergunning afwijken is mogelijk voor de duur van het noodzakelijke gebruik door de aanvrager.

37.3 Geringe afwijkingen

Geringe afwijkingen in situering die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch betere plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de toestand van het desbetreffende bouwterrein, tot ten hoogste 2 meter.

37.4 Geringe overschrijdingen

Het overschrijden van minimale en maximale hoogte-, breedte-, diepte- en oppervlaktematen en bebouwingspercentage voor bebouwing als aangegeven op de verbeelding, dan wel zoals omschreven in de regels, mits de afwijking van enige maat niet meer dan 10 % bedraagt, met dien verstande dat geen extra bouwlaag mag worden gerealiseerd en de bestemmingsgrenzen op de verbeelding niet worden overschreden.

37.5 Balkons en andere ondergeschikte delen van bouwwerken

Het overschrijden van bestemmingsgrenzen voor balkons, (hoek)erkers, bordessen, galerijen, luifels, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van bouwwerken, met inachtneming van het volgende:

  1. a. in het gehele plangebied is het mogelijk bij omgevingsvergunning af te wijken voor een balkon aan de achtergevel met een diepte van 2 meter, mits het balkon binnen een hoek van 45 graden vanaf de zijgevels van het desbetreffende perceel wordt gebouwd. Bij de afweging of bij omgevingsvergunning wordt afgeweken, wordt de relatie tot de belendende panden betrokken;
  2. b. de omgevingsvergunning om af te wijken ten behoeve van galerijen wordt slechts verleend indien een andere vorm van ontsluiting niet mogelijk is. De overschrijding van de bestemmingsgrens bedraagt ten hoogste 2 meter. Deze afwijking wordt alleen voor de achterzijde van bebouwing verleend. Daarbij dient de parcellering zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan te worden gehandhaafd;
  3. c. buitentrappen zijn slechts aan de achterzijde van bebouwing toegestaan;
  4. d. luifels zijn slechts toegestaan als de samenhang van de onderpui met de hogere bouwlagen niet verloren gaat en mits de overschrijding van de bestemmingsgrens niet meer dan 0,60 meter bedraagt. Er wordt alleen bij omgevingsvergunning afgeweken voor een openbare of bijzondere voorziening. Voor luifels aan en/of over gebouwde terrassen wordt niet bij omgevingsvergunning afgeweken;
  5. e. erkers, koekoeken en andere ondergeschikte delen van bouwwerken zijn slechts toegestaan als ondergeschikt deel van de gevel. De maximale breedte mag niet meer bedragen dan een derde van de breedte van de gevel; de maximale diepte mag niet meer bedragen dan 0,60 meter. Aan de straatzijde wordt slechts bij omgevingsvergunning afgeweken vanaf de eerste bouwlaag en mits de erker past binnen de karakteristiek van het deel van de bestaande gevelwand waarin de erker wordt geplaatst;
  6. f. reclame aan de voorzijde van bebouwing tot ten hoogste 1 meter;
  7. g. uitvalschermen aan de voorzijde van bebouwing tot ten hoogste 2 meter.

Bij omgevingsvergunning wordt niet afgeweken ten behoeve van erkers en luifels aan straten en stegen met een breedte van minder dan 6 meter.

37.6 Ondergrondse voorzieningen

Bergbezinkbassins.

37.7 Zelfstandige horeca in hotels groter dan 1000 m2

De omgevingsvergunning om af te wijken voor zelfstandige horeca in hotels groter dan 1000 m² zal slechts worden verleend tot een maximale oppervlakte van 150 m² of maximaal 10 % van het bruto vloeroppervlak van het hotel en zal slechts worden verleend voor de vestiging van horeca 3 of horeca 4 in het hotel.

37.8 Darkrooms

De omgevingsvergunning voor darkrooms zal slechts worden verleend voor gebouwen waarin horeca of waarin een sauna is toegestaan en indien en voor zover het woon- en leefklimaat niet in onevenredige mate wordt aangetast.

37.9 Elektronische communicatiemiddelen

De omgevingsvergunning om af te wijken voor elektronische communicatiemiddelen zal slechts worden verleend tot een maximale hoogte van 5 meter, gemeten vanaf de voet, indien onderdelen van de antenne-installatie om aantoonbare redenen niet inpandig kunnen worden gerealiseerd. Deze installaties dienen zo centraal mogelijk op het dak te worden geplaatst, aan of nabij de liftschacht, indien aanwezig. Plaatsing op panden met een ' specifieke bouwaanduiding - orde 1' is niet toegestaan, tenzij de karakteristiek van het monument niet wordt aangetast. Plaatsing op panden met een 'speciefieke bouwaanduiding-orde 2 is toegestaan, tenzij de karakteristiek van het stadsgezicht wordt verstoord.

37.10 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen en bebouwingsregels, waaronder mede begrepen de maximale bouw- en goothoogten, te overschrijden ten behoeve van:

  1. 1. funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, Franse balkons, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 0,20 meter bedraagt;
  2. 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1/20 van de breedte van de aangrenzende straat, met een maximum van 1 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,20 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 0,60 meter langs een rijweg, 2,40 meter boven een rijwielpad en 2,20 meter boven een voetpad, voorzover dit rijwielpad geen deel uitmaakt van de bedoelde strook van 0,60 meter;
  3. 3. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,20 meter boven het gemiddeld aangrenzende straatpeil;
  4. 4. overige plaatselijke verhogingen, mits niet breder dan 0,60 meter;
  5. 5. topgevels, mits niet breder dan 6 meter;
  6. 6. bouwen op vlucht.

Artikel 38 Algemene Wijzigingsregels

38.1 Voorwaarden

Toepassing van een wijzigingbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduiding op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbij behorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

38.2 Wijziging horeca 2

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan te wijzigen teneinde in panden aan het Damrak, Rokin, Nieuwezijds Voorburgwal, Martelaarsgracht, Prins Hendrikkade en Dam in totaal drie horeca 2 vestigingen mogelijk te maken, met dien verstande dat de vestigingen een open uitstraling hebben en ook overdag voor horecadoeleinden, niet zijnde horeca 1, worden gebruikt en het maximum vloeroppervlak van 1000 m² niet wordt overschreden'.

38.3 Wijzigingsregel Staat van Inrichtingen

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de van deze regels deel uitmakende 'Staat van Inrichtingen' te wijzigen in die zin dat:

  1. a. aan de 'Staat van Inrichtingen' functies kunnen worden toegevoegd;
  2. b. in de 'Staat van Inrichtingen' opgenomen functies kunnen worden ingedeeld bij een andere milieucategorie.

Artikel 39 Procedureregels

39.1 Besluit omtrent exploitatieplan

Het dagelijks bestuur is bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.12.3. van de Wet ruimtelijke ordening, gelijktijdig met de vaststelling van een wijzigingsplan als bedoeld in dit bestemmingsplan, een met dit besluit samenhangend besluit omtrent een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12.1 of 6.12.2. vast te stellen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 40 Overgangsrecht

40.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

40.2 Eenmalig afwijken

Het dagelijks bestuur kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 40.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 40.1 met maximaal 10%.

40.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 40.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

40.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

40.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 40.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

40.6 Onderbroken verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 40.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

40.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 40.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 41 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Postcodegebied 1012.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Ligging En Grenzen Van Het Plangebied

Het plangebied omvat het oudste gebied van Amsterdam. Het plangebied wordt aan de westzijde globaal begrensd door het Singel en aan de oostzijde door de Geldersekade en de Kloveniersburgwal. Aan de noordzijde vormen de rooilijnen van de panden aan de Prins Hendrikkade de grens en in het zuiden de Amstel. Dit gebied heeft de postcode 1012 en om die reden draagt het bestemmingsplan de naam “Postcodegebied 1012”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0001.png"

Plangebied

Voor delen van het gebied zijn aparte bestemmingsplannen vastgesteld of nog in procedure. Deze delen zijn buiten dit bestemmingsplan gelaten. Het betreft:

  1. 1. In verband met de aanleg van de Noord-Zuidlijn heeft het bestuur van de centrale stad (gemeente Amsterdam) het onbebouwde deel tussen de voorgevels van de panden aan weerszijden van het Damrak en het Rokin aangewezen tot grootstedelijk project. Dit betekent dat de gemeenteraad bevoegd is om voor dit gebied een bestemmingsplan vast te stellen en dit is ook gebeurd. Op 18 september 2012 is deze bevoegdheid voor het deel van het project tussen Prins Hendrikkade en Dam overgedragen aan het stadsdeel. Dit deel is nu in dit bestemmingsplan opgenomen, met uitzondering van het zogenaamde Natte Damrak. Omdat hier een visie op het toekomstig gebruik ontbreekt zal voor dit deelgebied te zijner tijd een apart bestemmingsplan in procedure worden gebracht;
  2. 2. Voor de panden in de binnenstad waar de prostitutie verdwijnt heeft de stadsdeelraad op 30 oktober 2012 het bestemmingsplan 'Herbestemmen Raambordelen Binnenstad' vastgesteld. Met ingang van 28 december 2012 is dit bestemmingsplan in werking. Wel is beroep ingesteld tegen het vaststellingsbesluit bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zodat het plan nog niet onherroepelijk is. UItspraak van de Afdeling over deze beroepen wordt verwacht medio 2013.
  3. 3. Voor het water en de bruggen in de binnenstad heeft de stadsdeeldraad op 26 juni 2012 het bestemmingsplan “Water” vastgesteld. Sinds 16 november 2012 is het plan in werking. Op dit moment buigt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich over de ingestelde beroepen. Naar verwachting doet de Afdeling in de eerste helft van 2013 uitspraak over de ingestelde beroepen.
  4. 4. Voor de panden Rokin 12-16, Kalverstraat 11-17 en Papenbroeksteeg 1-3, ook wel bekend onder de naam Rokin Plaza, heeft de stadsdeelraad op 1 november 2011 een bestemmingsplan vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de volledige renovatie van deze panden mogelijk, met bebouwing van het bestaande binnenterrein. In de panden komen meerdere winkels, kantoren en een klein aantal woningen.

1.2 Aanleiding

Coalitieproject 1012

In de binnenstad van Amsterdam, en in het bijzonder in het postcodegebied 1012, is een grote concentratie van onder andere souvenirwinkels, coffeeshops, raambordelen, massagesalons, minisupermarkten, coffeeshops en headshops. Deze concentratie leidt tot overlast voor de bewoners en ondernemers en tot een verstoring van de leefbaarheid en de functiebalans in het gebied. Voor de gemeente en het stadsdeel Centrum is dit aanleiding geweest om in 2009 samen te werken aan het Coalitieproject 1012. Belangrijke doelen van dit project, zoals verwoord in de Strategienota Coalitieproject 1012, Hart van Amsterdam, zijn onder andere het ontmantelen van de criminele infrastructuur en het verminderen van de omvang en de concentratie van criminogene, economische laagwaardige en/of overlastgevende functies. Gestreefd wordt naar een transformatie van het gebied door het realiseren van een aantrekkelijk hoogstedelijk milieu, met een mix aan functies en voorzieningen voor alle Amsterdammers en voor een brede groep bezoekers en toeristen.

De transformatie van het postcodegebied 1012 is gestoeld op drie pijlers:

  • de sleutelprojecten;
  • het herinrichten van de openbare ruimte;
  • de straatgerichte aanpak.

Bij sleutelprojecten gaat het om het toevoegen, uitbreiden of opwaarderen van functies op strategische locaties. De sleutelprojecten genereren een economische of culturele spin-off en worden beschouwd als motoren van veranderingen in het gebied.

Het Victoria-hotel/Kadastergebouw is zo'n sleutelproject. Het voormalig Kadastergebouw wordt herontwikkeld tot hotel met bijzondere aandacht voor de invulling van de begane grond (met publieksfruncties) van zowel dit gebouw als het bestaande Victoria-hotel. Een ander sleutelproject is het museum Ons' Lieve Heer op Solder. Het museum is inmiddels verbouwd en wordt nog uitgebreid met het hoekpand aan de andere zijde van de Heintje Hoekssteeg via een ondergrondse verbinding onder de steeg.

De sleutelprojecten zijn:

  • Victoria-hotel/Kadastergebouw;
  • Ons' Lieve Heer op Solder;
  • hotel Krasnapolsky;
  • het Fortis gebouw aan het Rokin ;
  • Food-Artplaza tussen Spuistraat en Nieuwezijds Voorburgwal en de Tabakspanden aan Spuistraat en Wijdesteeg;
  • het cluster Beursplein;
  • het Binnengasthuisterrein;
  • Chinatown;
  • de parkeergarage Oosterdok/Geldersekade;
  • het Oudekerksplein en omgeving.

Het mooi, duurzaam en veilig inrichten van de openbare ruimte is een belangrijk instrument voor het zichtbaar maken van de transformatie. De nieuw ingerichte straten fungeren ook als katalysator voor pandeigenaren en/of –exploitanten om hun bezittingen op te knappen. Een voorbeeld is de herinrichting van de Rode Loper. Deze volgt het tracé van de Noord-Zuidlijn en loopt van het Damrak (vanaf de Prins Hendrikkade) via de Beursstraat, het Beursplein, het Rokin, de Oude Turfmarkt en de Munt naar de Vijzelstraat, de Vijzelgracht en de Nieuwe Vijzelstraat. Op 14 maart 2012 heeft de gemeenteraad ingestemd met het definitief ontwerp van het Damrak en het voorlopig ontwerp van het Rokin, de Vijzelstraat en de Vijzelgracht. In 2013 starten de werkzaamheden op het Damrak.
Een ander voorbeeld is het Oudekerksplein. Op 3 juli 2012 heeft het dagelijks bestuur een besluit genomen over de definitieve herinrichting van de openbare ruimte van het plein. Het gaat dan om mogelijkheden voor terrassen maar ook om een verplaatsing van de ingang van de Oude Kerk. Begin oktober 2012 is het stadsdeel gestart met het herinrichten van de stegen ten zuiden van het plein. Begin 2013 start de herinrichting van het plein zelf, de Enge Kerksteeg en de Wijdekerksteeg.

Met bovenstaande projecten wordt op twee cruciale locaties een kwaliteitssprong gemaakt die belangrijk is voor het project 1012.

De derde belangrijke pijler van het project 1012 is de straatgerichte aanpak. Samen met ondernemers, eigenaars en bewoners wordt in een aantal clusters van straten gewerkt aan het verminderen van te overdadig aanwezige, overlast opleverende functies, die de functiebalans ernstig hebben verstoord en het verbeteren van het economisch klimaat.
Een voorbeeld is het cluster Damrak, de noordelijke Nieuwendijk (vanaf Oudebrugsteeg tot Singel) en de tussengelegen stegen: Oudebrugsteeg (westzijde), Karnemelksteeg, Haringpakkerssteeg, Hasselaerssteeg. Dit gebied vormt de entree van Amsterdam en bepaalt door haar ligging in grote mate het beeld van Amsterdam. Het zwaartepunt bij de ontwikkeling van deze straten ligt op de opwaardering van bestaande winkels naar een winkelbestand van internationale allure, gecombineerd met een mix van horeca, cultuur en hotels. Met de ondernemersverenigingen, pandeigenaren en bewoners zijn visies opgesteld voor het Damrak ('entree van de stad') en separaat voor de Nieuwendijk ('authentiek en avontuurlijk'). De visies zijn vastgesteld door het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum. De andere straatclusters zijn:

  • Rokin, Nes, Oude Turfmarkt en de daartussen gelegen stegen;
  • Damstraat, Pijlsteeg, Oude Doelenstraat, Oude Hoogstraat en Nieuwe Hoogstraat;
  • Warmoesstraat, Oudebrugsteeg, Lange Niezel, Nieuwebrugsteeg;
  • Oudezijds Achterburgwal en zijstraten;
  • Oudekerksplein en omgeving (tevens sleutelproject).

Een van de projectdoelen van het Coalitieproject 1012 is het beperken van raambordelen tot twee (handhaafbare) zones: de Oudezijds Achterburgwal en aanliggende stegen en de Oude Nieuwstraat en omgeving. Het bestemmingsplan 'Herbestemmen Raambordelen Binnenstad' regelt de te sluiten raambordelen. Wat betreft het postcodegebied 1012 gaat het vooral om de prostitutiepanden in het Sint Annenkwartier en rondom het Oudekerksplein, waar sprake is van een monocultuur. Het verminderen van de raambordelen is geen doel op zich maar een onderdeel van de gehele aanpak, namelijk het herstel van de functiebalans en het verbeteren van het woon- en leefklimaat.

De uitvoering van het Coalitieproject 1012 strekt zich uit over een tijdspanne van ruim 10 jaar. Essentiële onderdelen zoals de beoogde sluiting van raambordelen en coffeeshops en de herinrichting van de openbare ruimte zullen grotendeels in minder dan tien jaar kunnen worden gerealiseerd. Dat geldt ook voor de sleutelprojecten die door de gemeente en het stadsdeel worden aangestuurd. De door private partijen geïnitieerde sleutelprojecten volgen hun eigen planning. Verwacht wordt dat het merendeel hiervan in de komende jaren gereed zal komen.

Voorafgaand aan dit bestemmingsplan heeft de stadsdeelraad op 27 september 2011 de Nota beleidsaanpassingen bestemmingsplangebied 1012 vastgesteld. In de nota is inzichtelijk gemaakt op welke wijze de ambities van het Coalitieproject 1012 uitgewerkt worden. De daarvoor nodige beleidsaanpassingen in het postcodegebied 1012 zijn aan alle betrokkenen voorgelegd. Voorliggend bestemmingsplan is de juridisch planologische uitwerking van deze Nota.

Actualisatieplicht WRO

Een tweede aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is de actualisatieplicht die sinds 1 juli 2008 is verankerd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Bestemmingsplannen dienen elke tien jaar te worden geactualiseerd. Voor de oudere plannen geldt in het kader van het overgangsrecht van de Wro, een verlengde termijn.

Het bestemmingsplan vervangt een aantal plannen, namelijk:

  • Spuistraat e.o. (2001);
  • Binnengasthuisterrein (2003);
  • Nieuwendijk- Kalverstraat e.o. (2004);
  • Burgwallen (2006);
  • Hoek Binnengasthuisstraat/Vendelstraat (2006).

1.3 Doel

Het bestemmingsplan maakt de gewenste transformatie van het gebied mogelijk. Het richt zich op het herstel van de functiebalans en een verbetering van het woon-, leef- en ondernemersklimaat. Wat betreft de ruimtelijke structuur en de bebouwing zetten de regels in op het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Wat betreft het gebruik wordt in de regels uitgegaan van flexibiliteit, met uitzondering van overlastgevende functies, zodat recht wordt gedaan aan de dynamiek die de binnenstad eigen is.

In het plan zijn de wijzigingen in het beleid en de wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt.

1.4 Beschermd Stadsgezicht

In 1999 (besluit nr. U99/583, d.d. 29 januari) is de binnenstad aangewezen als Beschermd Stadsgezicht. Het aanwijzingsbesluit is onherroepelijk geworden op 24 januari 2003.

Het plangebied ligt in het beschermd stadsgezicht. De aanwijzing heeft ertoe geleid dat in het concept ontwerpbestemmingsplan regels zijn opgenomen ter bescherming en versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Voor het bestemmingsplangebied zijn een waarderingskaart en een architectuur- en bouwhistorische waardenkaart gemaakt. Op de waarderingskaart is alle bebouwing in het gebied gewaardeerd naar betekenis voor het stadsbeeld. De waardering is in de vorm van een specifieke bouwaanduiding op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen.

De architectuur- en bouwhistorische waardenkaart laat zien waar bouwhistorische waarden zijn te verwachten of aanwezig zijn. De kaart wordt als bijlage bij de toelichting opgenomen met als doel deze in een zo vroeg mogelijk stadium te kunnen gebruiken bij de ontwikkeling van bouwplannen. Resultaten van bouwhistorisch onderzoek kunnen zo worden verwerkt in de planvorming zodat de cultuurhistorische waarden beter worden beschermd.

1.5 Unesco Werelderfgoed

In de zomer van 2010 is de zeventiende-eeuwse grachtengordel van Amsterdam geplaatst op de Lijst van het Werelderfgoed van Unesco. Hiermee wordt bijgedragen aan het versterken van het bewustzijn, het begrip en de waardering van de wereldgemeenschap voor dit waardevolle culturele en architectonische erfgoed. Met dit erfgoed moet zorgvuldig worden omgegaan.

De zeventiende-eeuwse grachtengordel vormt het kerngebied (de 'property'), het gebied dat is geplaatst. In het plangebied is dit het gebied tussen de Singel en de Spuistraat.
Het overige deel van het plangebied maakt deel uit van de voor een Werelderfgoed vereiste aan te wijzen bufferzone.

Het gevolg van de plaatsing is dat het stadsdeel de 'outstanding universal values' van het kerngebied beschermt. Wat met deze 'outstanding universal values' wordt bedoeld, is omschreven in hoofdstuk 3. Het beschermen van deze waarden betekent behoud van de historische uniciteit van de grachtengordel als stedenbouwkundig en cultuurhistorisch complex. Dit vereist zorgvuldige toetsing om aantasting van de 'outstanding universal values' te voorkomen. De bestemmingsplannen spelen bij de toetsing een zeer belangrijke rol.

1.6 Digitalisering Bestemmingsplannen

Onder de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening, worden verplichtingen opgelegd ten aanzien van de opzet en de presentatie van het bestemmingsplan. Zij hebben tot doel meer eenheid te brengen in de opbouw en de presentatie van bestemmingsplannen. De verplichting tot het digitaal opstellen van bestemmingsplannen is op 1 januari 2010 in werking getreden. Het heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'. Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart. Onder digitale verbeelding wordt verstaan: een artografische weergave door middel van kleuren en symbolen, inclusief een zekere dynamiek en interactie met de digitale informatie. Deze digitale verbeelding is een interactieve raadpleegomgeving via het internet, die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit. Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende regels verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden is de digitale verbeelding beslissend.

De regelgeving geeft standaarden voor bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen ten aanzien van de digitale verbeelding, de regels en de toelichting. Dit heeft ertoe geleid dat het bestemmingsplan Postcodegebied 1012 wat betreft opzet en presentatie van kaart en regels afwijkt van de oude plannen voor dit gebied.

De bestemmingsplannen Oostelijke eilanden en Oostelijke binnenstad zijn in het stadsdeel de eerste plannen die volgens de nieuwe standaard zijn opgesteld. Het bestemmingsplan Zuidelijke binnenstad is in maart 2012 door de stadsdeelraad vastgesteld. Het bestemmingsplan Westelijke binnenstad is in procedure. Met het bestemmingsplan Postcodegebied 1012 wordt aansluiting gezocht bij deze recent tot stand gekomen bestemmingsplannen, waarbij gestreefd wordt naar uniformiteit van bestemmingen en regelgeving.

1.7 Opzet

De toelichting op het bestemmingsplan Postcodegebied 1012 is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader geschetst. Hierin zijn zowel de relevante beleidsnota's van het rijk en de provincie, als die van de gemeente Amsterdam en het stadsdeel opgenomen.

De betekenis en gevolgen van de plaatsing van de grachtengordel op de Lijst van het werelderfgoed van Unesco voor het bestemmingsplan worden beschreven in hoofdstuk 3. De beschrijving van de historische ontwikkeling van het plangebied bevindt zich in hoofdstuk 4. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 de bestaande ruimtelijke situatie geanalyseerd en aangegeven welke ontwikkelingen zich voordoen in het plangebied. Het onderzoek naar de historische ontwikkeling en de bestaande ruimtelijke situatie leiden tot ruimtelijke uitgangspunten die ook in dit hoofdstuk worden omschreven.

Hoofdstuk 6 bevat een beschrijving en analyse van de functionele structuur van het plangebied en het beleid ten aanzien van de diverse functies. Ook worden functionele ontwikkelingen beschreven, zowel in het algemeen als specifiek voor het plangebied, en worden de functionele uitgangspunten benoemd. In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de juridische aspecten van het bestemmingsplan. Het hoofdstuk geeft verantwoording van de in de regels gemaakte keuzes. Hoofdstuk 8 betreft de milieuaspecten, zoals geluidhinder, bedrijvigheid en de luchtkwaliteit. In de hoofdstukken 9, 10, 11 en 12 worden achtereenvolgens de aspecten archeologie, water, flora en fauna en het luchthavenindelingsbesluit beschreven.

De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan komen aan de orde in de hoofdstukken 13 en 14. De rapportage als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is opgenomen in hoofdstuk 15.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Stadsdeel Centrum

Voor dit bestemmingsplan is het volgende beleid van het stadsdeel van belang:

  1. a. Strategienota Coalitieproject Hart van Amsterdam 2009;
  2. b. Nota beleidsaanpassingen bestemmingsplangebied 1012, 2011;
  3. c. Bestemmingsplan Water, 2012;
  4. d. Hotelbeleid Binnenstad 2012-2015;
  5. e. Milieuprogramma 2010-2011;
  6. f. Klimaatplan 2009-2011;
  7. g. Woonvisie stadsdeel Centrum 2008- 2012;
  8. h. Uitwerkingsnotitie short staybeleid en verdeelbesluit stadsdeel Centrum 2009 en vernieuwd bleid Shortstay 2012;
  9. i. Nota Bereikbare Binnenstad 2013;
  10. j. Horecabeleidsplan 2008;
  11. k. Strategische Visie Amsterdamse Binnenstad, 2002;
  12. l. Beleidsplan Binnenstad, 1993;
  13. m. Bestemmingsplan Noord-Zuidlijn.

Hieronder volgt een korte toelichting op deze beleidsnota's. In de volgende hoofdstukken wordt, voor zover relevant, nader ingegaan op deze nota's. Het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met de in deze paragraaf genoemde nota's.

a. Strategienota Coalitieproject: Hart van Amsterdam 2009

In 2009 is de Strategienota Coalitieproject Hart van Amsterdam vastgesteld door de deelraad en door de gemeenteraad.

De belangrijkste doelen voor het gebied 1012 worden daarin als volgt geformuleerd:

  • het ontmantelen van de criminele infrastructuur;
  • het verminderen van de omvang en de concentratie van criminogene, economische laagwaardige en/of overlastgevende functies;
  • het stoppen en keren van de verloedering;
  • het herstellen van de functiebalans;
  • het realiseren van een kwalitatief hoogwaardig en divers entreegebied.

De transformatie van het gebied is gestoeld op drie pijlers:

  • sleutelprojecten: het toevoegen van nieuwe functies op strategische locaties;
  • herinrichten van de openbare ruimte, bijvoorbeeld de Rode Loper;
  • straatgerichte aanpak: vermindering van criminogene en economisch laagwaardige functies in een groot aantal straten.

Het gaat om de kwaliteitsverbetering van het hoogstedelijk leefmilieu door het verbeteren van de openbare ruimte, de straten en de pleinen, het stimuleren van nieuwe branches en het verminderen van criminogene functies.

Een aantal 'sleutelprojecten' waaronder de herontwikkeling van het Beursplein en het Oudekerksplein en de herinrichting van de Rode Loper, werken daarbij als vliegwiel voor de versterking van de economie en de ruimtelijke kwaliteit.

Voor een uitgebreidere beschrijving van het Coalitieproject 1012 wordt verwezen naar hoofdstuk 1.

b. Nota beleidsaanpassingen bestemmingsplangebied 1012 (2011)

Voor het bestemmingsplan Postcodegebied 1012 is de Nota beleidsaanpassingen bestemmingsplangebied 1012 opgesteld en door de raad in september 2011 vastgesteld. Ze zijn hier kort samengevat. In het hoofdstuk 6 (functionele beschrijving en uitgangspunten) worden ze toegelicht.

  • Mogelijkheid tot samenvoegen van panden/doorbreken parcellering: met het oog op de transformatie van de straten uit de straatgerichte aanpak wordt samenvoegen in het bestemmingsplan in uitzonderingsgevallen toestaan;
  • Beperkte uitbreiding van horeca 3 (cafés) en horeca 4 (restaurants): in het bestemmingsplan worden de mogelijkheden voor horeca in de straten van de straatgerichte aanpak, de sleutelprojecten en andere grote (herontwikkelings)panden en aan de Rode Loper verruimd. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden. In bijvoorbeeld de Damstraat en de Oude Doelenstraat is uitbreiding naar de eerste verdieping (2e bouwlaag) alleen mogelijk als het een bijdrage levert aan de transformatie van het gebied en als de uitbreiding de functiemenging ten goede komt. Ook mag het woon-en leefklimaat niet onder druk komen. Voorwaarde is dat op de hoger gelegen verdieping(en) zelfstandige woningen worden gerealiseerd;
  • Uitbreiding detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening: in het bestemmingsplan is op een aantal locaties, onder andere op het Oudekerksplein en op het noordelijk deel van de Oudezijds Achterburgwal detailhandel op alle verdiepingen mogelijk. Het maximale vloeroppervlak per vestiging is losgelaten;
  • Mogelijkheid voor wonen in werkpanden groter dan 1.000 m²: wonen in alle panden groter dan 1.000 m² wordt (via een wijziging) mogelijk;
  • Terugdringen criminogene en economisch laagwaardige functies: om de ongewenste monocultuur van criminogene en economisch laagwaardige functies (bijvoorbeeld massagesalons, speelautomatenhallen, minisupermarkten, souvenirwinkels, smartshops en sexinrichtingen) tegen te gaan is een uitsterfregeling opgenomen;
  • Mogelijkheden voor fietsparkeren: inpandige fietsenstallingen en ondergrondse fietsenstallingen onder bebouwing zijn overal toegestaan, met uitzondering van de hoofdwinkelstraten. Hier is slechts een toegang naar een ondergrondse fietsenstalling mogelijk;
  • Spreiding opvangvoorzieningen: het uitgangspunt is dat deze evenredig over de hele stad worden verdeeld. De vestiging van nieuwe opvangvoorzieningen gericht op dak- en thuislozen, verslaafden en mensen met een meervoudige psychiatrische aandoening is niet toegestaan.

c. Bestemmingsplan Water

Het bestemmingsplan Water is op 26 juni 2012 door de stadsdeelraad vastgesteld. Sinds 16 november 2012 is het plan in werking. Het bestemmingsplan beoogt een goede balans tussen wonen, werken, transport en recreëren op het water in het stadsdeel, daarbij rekening houdend met het unieke beschermde stadsgezicht. Het bestemmingsplan regelt welke functie waar is toegestaan, het aantal en - indien nodig - de afmetingen. Daarbij gaat het om functies als: woonboten, bedrijfsvaartuigen, hotelboten en alternatieve ligplaatsen voor woonboten, steigers, op- en afstapvoorzieningen, afmeerplekken voor varende bedrijfsvaartuigen, scheepswerven, jachthavens en watertuinen.

d. Hotelbeleid Binnenstad 2012-2015

In de Nota Hotelbeleid Binnnenstad 2008-2011 zijn per gebied maximale aantallen kamers toebedeeld voor nieuwe hotelontwikkelingen. In het Hotelbeleid Binnenstad 2012-2015 wordt aangegeven waar nieuwe hotelontwikkeling in de binnenstad mogelijk is. In het nieuwe hotelbeleid geeft het dagelijks bestuur aan in welke gebieden wel en niet wordt meegewerkt aan hotelontwikkeling. Conform de Strategienota en de Nota beleidsaanpassingen bestemmingsplangebied 1012 staat in het nieuwe hotelbeleid dat in het postcodegebied 1012 geen nieuwe hotels worden toegestaan. Meer hotels leiden tot een monocultuur en gaan ten koste van een gevarieerd en levendig stadshart.

Nieuwe initiatieven worden slechts gehonoreerd als het uitzonderlijke, unieke en/of vernieuwende concepten zijn, die bovendien bijdragen aan een ruimtelijke kwaliteitsverbetering en daarmee aan de transformatie van het gebied (Strategienota Coalitieproject 1012).

Er wordt zoveel mogelijk gestreefd naar een verbetering van bestaande, kwalitatief slechte hotels, vooral binnen het noordelijk Wallengebied en op het Damrak.

Voor bestaande vier- en vijfsterrenhotels wordt ingezet op een meer open karakter van de begane grond.

e. Milieuprogramma 2010-2011

Volgens de Wet milieubeheer is de deelraad verplicht tot het jaarlijks vaststellen van een milieuprogramma. Hierin wordt zichtbaar gemaakt welke activiteiten op milieugebied zullen worden uitgevoerd. De programma's voor 2010 en 2011 zijn gezamenlijk vastgesteld in 2010. In het kader van de Wet milieubeheer moet worden beoordeeld wat de effecten zijn van de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt op de luchtkwaliteit in en rond het bestemmingsplangebied. Het Milieuprogramma 2010-2011 geldt nog steeds.

f. Klimaatplan 2009-2011

In 2009 heeft de stadsdeelraad het Klimaatplan 2009-2012 vastgesteld. In een stadsdeel met zeer veel monumenten in een grotendeels beschermd stadsgezicht moet specifiek worden bekeken hoe energiebesparende maatregelen getroffen kunnen worden. De behoefte van bewoners en bedrijven om energie te besparen moet verenigbaar zijn met de unieke bouwstructuren. Mogelijkheden zijn vooral gelegen bij warmte-koudeopslag, duurzame hotels (green key), beperking van (zwaar) autoverkeer, alternatieve mogelijkheden van vrachtvervoer, electrisch vervoer en mogelijkheden voor fietsparkeren. Het Klimaatplan is nog steeds geldig.

g. Woonvisie stadsdeel Centrum 2008-2012

De Woonvisie stadsdeel Centrum (tot 2012) is op 30 oktober 2008 vastgesteld door de stadsdeelraad. Met haar unieke woon- en leefklimaat neemt de binnenstad een sterke plaats in binnen de regionale woningmarkt. De invloed van het stadsdeel op de woningmarkt is echter zeer beperkt, niet alleen door de regionale schaal van de markt, maar ook omdat veel beleid en afspraken niet onder de bevoegdheid van het stadsdeel vallen. Dit geldt voor de kaders van de woonruimteverdeling, nieuwbouwbeleid, afspraken over verkopen en aanbiedingsafspraken over vrijkomende huurwoningen met corporaties en dergelijke. Ten aanzien van het huurniveau van woningen gelden de landelijke regels. In de woonvisie wordt speciale aandacht gevraagd voor de woonbehoefte van ouderen en middeninkomensgroepen.

In de Strategienota wordt voor het plangebied ingezet op het intensiveren van de woonfunctie omwille van de functiebalans.

h. Uitwerkingsnotitie short stay beleid en verdeelbesluit stadsdeel Centrum 2009 en het vernieuwd beleid Shortstay 2012

In februari 2009 heeft de centrale stad de beleidsnotitie 'Short stay, kort wonen in Amsterdam' vastgesteld. Doel van het short stay beleid is om tegemoet te komen aan de behoefte aan tijdelijke woonruimte van werknemers van internationale bedrijven. Short stay betekent het kort wonen: van minimaal een week tot maximaal zes maanden. Voor de verhuur van short stay kan een vergunning worden aangevraagd voor een woning met een huur boven de huurtoeslaggrens voor maximaal 10 jaar.

Bij de vaststelling van de beleidsnotitie in 2009 is besloten dat de effecten van het beleid na twee jaar zouden worden geëvalueerd. Deze evaluatie is in 2011 uitgevoerd. Op basis van de evaluatie heeft het college voorstellen voor nieuw beleid geformuleerd. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in vernieuwd beleid Shortstay. Op 12 juli 2012 is deze nota door de gemeenteraad vastgesteld. Daarin is bepaald dat shortstay overal in Amsterdam is toegestaan, tenzij de leefbaarheid en functiemenging onder druk komen te staan. Shortstay is niet toegestaan in een buurtcombinatie waar sprake is van een grootschalige en gecombineerde aanpak van de gemeente en stadsdeel (en mogelijk andere partijen) in het kader van openbare orde, criminaliteit en bestrijding van overige maatschappelijke activiteiten. Op dit moment geldt dit alleen de buurtcombinaties binnen het project 1012.

In uitzondering op het bovenstaande is voor de straten Nieuwendijk en Kalverstraat een quotum van 20 vastgesteld.
Stadsdelen mogen zelf bepalen of ze een quotum vaststellen voor shortstay in de gebieden waar dit mogelijk is. Er geldt een uitzondering voor de stadsdelen Centrum en Zuid. In deze twee stadsdelen hebben B&W (op voorspraak van de stadsdelen) de quota vastgesteld. Voor stadsdeel Centrum is het quotum 485 woningen.

i. Nota Bereikbare Binnenstad 2013

Stadsdeel Centrum heeft op 26 maart 2013 de Nota Bereikbare Binnenstad vastgesteld, waarin de visie van het bestuur is verwoord op de manier waarop het verkeer en vervoer in de toekomst door het centrum moet worden geleid. Belangrijke voorstellen uit de nota zijn: meer ruimte geven aan voetgangers en fietsers, meer aandacht voor doorgaande fietsroutes, veiliger fietsroutes en voorrang voor fietsers, meer stallingen en mogelijkheden voor kort parkeren van fietsers, meer overstappunten voor het openbaar vervoer (bij stations) en liever trams dan (streek)bussen door het centrum en het weren van doorgaand autoverkeer in de binnenstad. Andere onderwerpen die in deze nota aan de orde komen zijn: vermindering van parkeerplaatsen voor touringcars in de binnenstad (en spreiding over de stad), spreiden van taxi 's en kleinere taxistandplaatsen, laden en lossen, alternatief vervoer en minder parkeerplaatsen op straat. De nota bevat ook een wensbeeld met de ideale situatie voor de binnenstad in 2025, waar stapsgewijs naartoe kan worden gewerkt. Bij de belangrijkste openbaar vervoersknooppunten en grote publiekstrekkers moet extra ruimte voor fietsparkeren komen in de vorm van ondergrondse of inpandige fietsenstallingen. In maart 2013 zijn twee uitwerkingen van de Nota Bereikbare Binnenstad door het dagelijks bestuur vastgesteld, de notities 'Autoparkeren in Centrum' en de 'Fietsparkeervisie Stadsdeel Centrum 2013-2016'.

j. Horecabeleidsplan 2008

Het Horecabeleidsplan is in 2008 vastgesteld door de stadsdeelraad. In het Horecabeleidsplan is aangegeven in welke gebieden verruiming van de mogelijkheden voor horeca mogelijk is. Het gaat dan om:

  • verruiming van sluitingstijden;
  • uitbreiding horeca in vierkante meters per zaak;
  • uitbreiding van het aantal horecazaken in straten die een horeca-impuls kunnen gebruiken;
  • ruimere horecamogelijkheden voor culturele instellingen;
  • horecacategorieën in bestemmingsplannen.

k. Strategische Visie Amsterdamse Binnenstad 2002

In de Strategische Visie Amsterdamse Binnenstad zijn de vijf (hoofd)doelstellingen uit het Beleidsplan Binnenstad herbevestigd. Voor het zeker stellen van deze doelstellingen zijn onder meer de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • waarborgen dat de binnenstad als woonplek toegankelijk blijft voor alle inkomensgroepen;
  • waarborgen dat binnen de functiemenging diversiteit en kwaliteit kenmerkend blijven;
  • waarborgen dat de binnenstad een plek blijft voor innovatieve experimenten;
  • waarborgen dat de drukte die de centrumpositie met zich meebrengt beheerst wordt en overlast beperkt wordt.

In dit bestemmingsplan wordt vestiging van nieuwe horeca op bepaalde plekken en onder voorwaarden mogelijk. Het gaat dan om plekken waar horeca kan bijdragen aan de gewenste transfomatie, bijvoorbeeld aan de Rode Loper en het Oudekerksplein.

l. Beleidsplan Binnenstad 1993

De binnenstad is door de eeuwen heen het centrum geweest van economische activiteiten. Het feit dat ongeveer evenveel mensen in de binnenstad wonen als werken is uniek en draagt bij aan de aantrekkelijkheid van Amsterdam. In 1993 is het beleid voor de binnenstad uiteengezet in het Beleidsplan Binnenstad. De belangrijkste hoofddoelstelling hierin is: het versterken van de centrumpositie en het handhaven van de functiemenging. Deze hoofddoelstelling is nog steeds actueel. Andere hoofddoelstellingen zijn het behoud van de kwaliteit van het historisch stadsbeeld, het verbeteren van de veiligheid en de leefbaarheid en van de de bereikbaarheid.

Met de vaststelling van het Meerjarenperspectief Binnenstad in 1999 is er een vijfde hoofddoelstelling toegevoegd namelijk het zorgen voor een adequaat activiteiten- en voorzieningenniveau voor bewoners.

Het vinden van de juiste balans tussen wonen, werken en vrijetijdsbesteding en tussen de verschillende economische functies onderling is de voortdurende opdracht voor bestuurders, ondernemers en bewoners van de binnenstad.

m. Bestemmingsplan Noord Zuid lijn
In verband met de aanleg van de Noord-Zuidlijn heeft het bestuur van de centrale stad (gemeente Amsterdam) het onbebouwde deel tussen de voorgevels van de panden aan weerszijden van het Damrak en het Rokin aangewezen tot grootstedelijk project. Dit betekent dat de gemeenteraad bevoegd is om voor dit gebied een bestemmingsplan vast te stellen en dit is ook gebeurd. Op 18 september 2012 is deze bevoegdheid voor het deel van het project tussen Prins Hendrikkade en Dam overgedragen aan de stadsdeelraad. Dit deel is nu in dit bestemmingsplan opgenomen, met uitzondering van het zogenaamde Natte Damrak. Omdat een visie op het toekomstig gebruik nog ontbreekt wordt voor dit deelgebied te zijner tijd een apart bestemmingsplan in procedure gebracht.

2.2 Gemeente Amsterdam

2.2.1 Structuurvisie Amsterdam 2040, economisch sterk en duurzaam

Algemeen

Op 16 februari 2011 is de Structuurvisie Amsterdam 2040, economisch sterk en duurzaam vastgesteld door de gemeenteraad. De centrale ambitie van de structuurvisie is: Amsterdam ontwikkelt zich verder als kernstad van een internationaal concurrerende, duurzame, Europese metropool. Dit doet zij door middel van:

  • een intensiever gebruik van de bestaande stad en het openhouden van het landschap;
  • eem systeemsprong in het regionaal openbaar vervoer;
  • een hoogwaardiger inrichting openbare ruimte;
  • het investeren in recreatief gebruik groen en water;
  • het zich opmaken voor het postfossiele brandstoftijdperk;
  • Olympische Spelen 2028 in Amsterdam.

De structuurvisie vormt de basis van alle ruimtelijke plannen die de komende jaren tot ontwikkeling komen. De juridisch-planologische plannen en stedenbouwkundige plannen van stad en stadsdelen worden dan ook getoetst aan de structuurvisie.

Stadsdeel Centrum

Het hoogstedelijke centrumgebied wordt steeds intensiever gebruikt en breidt zich uit tot over de Ringweg A10 en het IJ. Dit wordt de uitrol van het centrum genoemd. De binnenstad speelt een belangrijke rol bij deze uitrol. Het centrum is het kerngebied voor de gehele metropoolregio en het aantal bezoekers neemt toe.

Er wordt ingezet op investeringen in de publieke ruimte en infrastructuur waarmee het centrumkarakter wordt versterkt en het centrumgebied wordt vergroot zodat spreiding van de bezoekers plaatsvindt. Het gaat hierbij om de ontwikkeling van Centraal Station en omgeving, de Noord-Zuidlijn, stadsstraten en -pleinen, verbeteren van de binnenring (Marnixstraat - Sarphatistraat) en om de ontwikkeling van de Rode Loper. Deze laatste ontwikkeling is cruciaal op het schaalniveau van de metropool Amsterdam en loopt grotendeels gelijk op met de realisatie van de Noord-Zuidlijn. De Rode Loper bevindt zich in het postcodegebied 1012.

Bij de uitrol van de binnenstad hoort een minder dominante plek van geparkeerde auto's op straat ten gunste van de verblijfsruimte en de ruimte voor voetgangers, fietsers en openbaar vervoer.

Belangrijk voor het centrum zijn: het opstellen van bestemmingsplannen die de versterking van het centrumkarakter mogelijk maken en het faciliteren en activeren van de partijen die vorm geven aan die ontwikkeling. Kenmerken van de binnenstad zijn de historische waarde en de grote hoeveelheid en diversiteit aan (kleinschalige) particuliere initiatieven. Het eerste vergt vooral bescherming, terwijl het tweede element om flexibiliteit vraagt: optimale flexibiliteit binnen de grenzen van de historische waarde.

2.2.2 Wonen in de metropool, woonvisie Amsterdam tot 2020

De stedelijke woonvisie is in 2008 vastgesteld door de gemeenteraad. De woonvisie bevat een aantal thema's die enerzijds de bestaande stad Amsterdam schetsen en anderzijds de ambities verwoorden. De ambitie is gericht op zowel een attractieve stad met nadruk op de economische kracht als een ongedeelde stad, gericht op het voorkomen van sociale segregatie en ruimtelijke tweedeling. Zeven thema's met speerpunten voor de toekomst zijn geformuleerd:

  • Emancipatiestad: nieuwkomers en jongeren moeten zich kunnen blijven vestigen, bewoners moeten wooncarrière kunnen maken;
  • Ongedeelde stad: binnen de Ring A-10 bescherming van de onderkant van de woningmarkt, elke buurt blijft toegankelijk voor mensen met lagere inkomens, meer verscheidenheid in woonmilieus, meer aanbod voor gezinnen, ruimte voor verschillen, streven naar gemengdheid;
  • Betaalbare stad: woningen voor lage inkomensgroepen en lage middeninkomensgroepen en middeninkomens;
  • Vernieuwde stad: wijkaanpak en transformatie bij wijken waar leefbaarheid onder druk staat;
  • Topstad: kwaliteit van woningen en voorzieningen bieden om mensen en talent aan te trekken en te behouden, verruiming (tijdelijke) vestigingsmogelijkheden voor expats, buitenlandse studenten, kunstenaars en startende ondernemers;
  • Zorgzame stad: woonservicewijken realiseren, aanpasbaar bouwen, huisvesting dak- en thuislozen;
  • Duurzame stad: energiebesparing in de bestaande woningvoorraad, duurzaam en flexibel bouwen, beperken watergebruik.

Stadsdeel Centrum valt in de centraal stedelijke zone, het centrum van de Metropool Amsterdam. Uitwerking van de zeven thema's levert de volgende specifieke speerpunten op:

  • behoud van een groot deel kleine oude woningen;
  • behoud van gemengdheid;
  • aanbod creëren in het middensegment, ook voor (kleine) gezinnen;
  • hoogstedelijk woonmilieu is uitgangspunt voor nieuwbouw;
  • benutten van locaties voor topsegment;
  • oases behouden en creëren;
  • toevoegen ouderenwoningen, zowel in nieuwbouw als bestaande bouw;
  • meer mogelijkheden voor short stay;
  • illegale hotels en woonfraude bestrijden.

2.3 Provincie Noord-holland

Op 21 juni 2010 heeft Provinciale Staten de Structuurvisie Noord-Holland 2040 "Kwaliteit door veelzijdigheid" vastgesteld. Er is gekozen voor drie hoofdbelangen:

  • klimaatbestendigheid;
  • duurzaam ruimtegebruik;
  • ruimtelijke kwaliteit.

De structuurvisie legt het zwaartepunt op de huidige kracht van Noord-Holland: een sterke internationale concurrentiepositie en veel afwisselende, prachtige landschappen. Dit betekent versterking van de metropoolregio Amsterdam en van de metropolitane landschappen, ruimte voor landbouw en opwekking van duurzame energie. In de structuurvisie is daarom veel aandacht voor de relatie tussen de steden en dorpen en het landschap waar ze in liggen.

In de structuurvisie is een uitvoeringsprogramma opgenomen waarin wordt aangegeven welke acties de provincie zelf onderneemt om uitvoering te geven aan de visie. De provincie richt zich uitdrukkelijk op ruimtelijke vraagstukken die spelen en/of gevolgen hebben op regionale en bovenregionale schaal.

Ook is een Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie opgesteld waarin regels zijn opgenomen voor de doorwerking van provinciale belangen in het gemeentelijk beleid.

Het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met deze visie.

2.4 Rijksoverheid

Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. Deze zijn versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van ruimtelijke waarden en borging van veiligheid. In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. De Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal hebben ingestemd met de nota op respectievelijk 17 mei 2005 en 17 januari 2006. Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden.

Het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met deze nota.

Nota Mobiliteit

De Nota Mobiliteit is een uitwerking van de Nota Ruimte en is gepresenteerd in september 2005. De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid zijn essentieel om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. Deze Nota Mobiliteit geeft aan op welke wijze het kabinet dit wil doen.

Het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met deze nota.

Nationaal Waterplan

Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het beleid van het Nationaal Waterplan is gericht op:

  1. 1. een goede bescherming tegen overstroming;
  2. 2. het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte;
  3. 3. het bereiken van een goede waterkwaliteit;
  4. 4. het veiligstellen van strategische watervoorraden.

Binnen de gemeente Amsterdam is het algemene beleid voor de waterhuishouding, waaronder naast het grondwater ook de verwerking van schoon- en vuilwater wordt begrepen, beschreven in het Waterplan Amsterdam. In hoofdstuk 10 van het bestemmingsplan wordt hieraan uitgebreid aandacht besteed. Het beheer van het water in de Amsterdamse binnenstad is in handen van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Waternet is de uitvoerende dienst voor dit Hoogheemraadschap, alsmede voor de gemeente Amsterdam.

Het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met deze nota.

Hoofdstuk 3 Unesco Werelderfgoed

3.1 Algemeen

3.1.1 Amsterdam Werelderfgoed

De zeventiende-eeuwse grachtengordel van Amsterdam is op 1 augustus 2010 geplaatst op de werelderfgoedlijst van UNESCO. Hiermee wordt bijgedragen aan het versterken van het bewustzijn, het begrip en de waardering van de wereldgemeenschap voor dit 400 jaar oude waardevolle culturele, architectonische en stedenbouwkundige erfgoed. Tevens is dit een erkenning dat Amsterdam (gemeente en stadsdeel, maar ook eigenaren, ondernemers en bewoners) de grachtengordel op een goede manier in stand houdt en beschermt.

3.1.2 Kern- en bufferzone

De zeventiende-eeuwse grachtengordel vormt de zogenoemde kernzone (de 'property'), het gebied dat is geplaatst. In het plangebied zijn dit de bouwblokken tussen Spuistraat en Singel. De overige delen van de historische binnenstad binnen de Singelgracht vormen de bufferzone. De bufferzone is aangewezen als een extra beschermingsgebied om de kernzone. De kern- en bufferzone liggen beide in het beschermd stadsgezicht van de binnenstad van Amsterdam. De grenzen van de bufferzone komen overeen met de grenzen van het beschermde stadsgezicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0002.jpg"

3.2 Waardering Van De Grachtengordel Als Werelderfgoed

3.2.1 Uitzonderlijke universele waarden

Als het Werelderfgoed Comité (World Heritage Committee) besluit een erfgoed toe te voegen aan de Lijst van het Werelderfgoed, stelt het Comité, hiertoe geadviseerd door Niet Gouvernementele Organistaties (NGO's), een "Verklaring van Uitzonderlijke universele waarde" vast.

"Uitzonderlijke universele waarde" houdt in, dat de culturele of natuurlijke betekenis van wat als het erfgoed wordt gezien zo uitzonderlijk is, dat deze het nationale belang overstijgt en van algemeen belang is voor huidige en toekomstige generaties van de gehele mensheid.

De verklaring bestaat uit een korte samenvattende beschouwing (synthesis), een beschrijving van de criteria waaraan het erfgoed voldoet, een beschrijving van de manier waarop het erfgoed voldoet aan de voorwaarden (wegingsfactoren) van integriteit (integrity) en echtheid (authenticity) en tenslotte een beoordeling van het systeem waarmee het erfgoed wordt beheerd en beschermd.

3.2.2 Criteria

Een cultureel of natuurlijk erfgoed moet, om als Werelderfgoed te kunnen worden toegevoegd aan de Lijst van het Werelderfgoed, voldoen aan tenminste één van de tien criteria, die - naast de wegingsfactoren authenticiteit en integriteit - zijn vastgelegd in de leidraad van de "World Heritage Convention", de "Operational Guidelines". De criteria zijn opgesteld om te kunnen beoordelen en vaststellen of er voor een nominatie sprake is van 'Uitzonderlijke universele waarde'.

De 'zeventiende-eeuwse grachtengordel van Amsterdam binnen de Singelgracht' is toegevoegd aan de Lijst van het Werelderfgoed op basis van de algemene criteria (i), (ii), en (iv), die hierna worden toegelicht.

(i) - 'represent a masterpiece of human creative genius' - het erfgoed vertegenwoordigt een meesterwerk van menselijk scheppend talent;

(ii) - 'exhibit an important interchange of human values, over a span of time or within a cultural area of the world, on developments in architecture or technology, monumental arts, town-planning or landscape design' - het erfgoed is het toonbeeld van een belangrijke uitwisseling van menselijke waarden, over een tijdspanne of binnen een cultureel gebied van de wereld, met betrekking tot ontwikkelingen in architectuur of technologie, monumentale kunsten, stedenbouw of landschapsontwerp;

(iv) - 'be an outstanding example of a type of building, architectural or technological ensemble or landscape which illustrates (a) significant stage(s) in human history' - het erfgoed is een uitzonderlijk voorbeeld van een bepaald type bouwwerk, architectonisch of technisch ensemble of cultuurlandschap, dat als zodanig een belangwekkende fase in de menselijke geschiedenis illustreert.

3.2.3 Authenticiteit en integriteit

In 2008 heeft het Werelderfgoed Comité uitgesproken, dat authenticiteit en integriteit een onlosmakelijk onderdeel vormen van de voor een Werelderfgoed geldende "Verklaring van Uitzonderlijke universele waarde".

Authenticiteit beoordeelt de geloofwaardigheid en echtheid van de "Uitzonderlijke universele waarde". De mogelijkheid om de waarden die worden toegekend aan het erfgoed te begrijpen, is afhankelijk van de mate waarin informatiebronnen met betrekking tot de waarden worden beschouwd als geloofwaardig of eerlijk. Uitgebreide reconstructie en herstructurering worden bijvoorbeeld gezien als een risico voor instandhouding van de authenticiteit.

Integriteit beoordeelt de volledigheid en gaafheid van de "Uitzonderlijke universele waarde" van een erfgoed. Integriteit is de mate waarin het natuurlijk en/of culturele erfgoed en wat daartoe behoort als één geheel (en niet verstoord) bewaard is gebleven.

De "Operational Guidelines" geven richtlijnen voor het vaststellen en beschrijven van de authenticiteit en integriteit van het erfgoed.

3.3 Verklaring Van Uitzonderlijke Universele Waarde

Het Werelderfgoed Comité heeft bij de aanwijzing tot werelderfgoed in 2010 voor de grachtengordel de volgende Verklaring van Uitzonderlijke universele waarde vastgesteld.

Korte synthese
De Amsterdamse grachtengordel illustreert op navolgenswaardige wijze grootschalige water- en stedenbouwkundige planning door de volledig kunstmatige vormgeving van een grootschalige havenstad.
De topgevels zijn kenmerkend voor het burgerlijke milieu, en de woonhuizen getuigen van zowel de verrijking van de stad door middel van maritieme handel, als de ontwikkeling van een humanistische en tolerante cultuur gekoppeld aan de Calvinistische Reformatie. In de zeventiende en achttiende eeuw werd Amsterdam gezien als de verwerkelijking van de ideale stad, die model stond voor tal van projecten voor nieuwe steden over de gehele wereld.

Criterium (i): De Amsterdamse grachtengordel is een nieuwe en geheel kunstmatige 'havenstad', ontworpen aan het eind van de zestiende eeuw en gebouwd in de zeventiende eeuw.
Het is een water- en stedenbouwkundig meesterwerk en een weldoordacht programma
van constructie en burgerlijke architectuur. Het is een uniek en innovatief, grootschalig, maar homogeen stedenbouwkundig ensemble.

Criterium (ii): De Amsterdamse grachtengordel getuigt van een uitwisseling van grote invloeden gedurende bijna twee eeuwen, niet alleen op het gebied van civiele techniek, stedenbouw en architectuur, maar ook op een aantal technische, maritieme en culturele terreinen.
In de zeventiende eeuw was Amsterdam een belangrijk centrum voor internationale, commerciële handel en intellectuele uitwisseling, voor de vorming en de verspreiding van het humanistisch gedachtegoed. Amsterdam was in die tijd de hoofdstad van de wereldeconomie.

Criterium (iv): De Amsterdamse grachtengordel vormt een uitstekend voorbeeld van een gebouwd, stedelijk ensemble dat expertise in waterbouw, civiele techniek, stedenbouw, en constructieve en bouwkundige vakkundigheid vereist en illustreert. In de zeventiende eeuw stond de grachtengordel model voor de geheel kunstmatige 'havenstad', maar ook voor de typologie van het Nederlandse woonhuis met zijn variëteit aan gevels (façades) en topgevels. De stad getuigt, op het hoogste niveau, van een belangrijke periode in de geschiedenis van de moderne wereld.

Integriteit en authenticiteit
Het netwerk van grachten in de concentrische bogen van een cirkel dat, samen met de radiale waterwegen en straten, de basis vormt van het stedenbouwkundig plan, is in zijn geheel behouden gebleven, inclusief zijn oude kades en historische gevelrooilijnen.

Het merendeel van de huizen, gebouwd in de zeventiende en achttiende eeuw, is nog steeds aanwezig en in een goede staat van onderhoud. Dat is een wezenlijk gezonde uitgangssituatie voor een nog altijd levendig en werkend stedelijk ensemble. Niettemin zijn straten soms verbreed, met name de huidige verkeersader de Weesperstraat, en de gevelwoningen herbouwd. De oude civieltechnische en waterbouwkundige structuren zijn over het algemeen vervangen. Hoge, moderne gebouwen tasten sommige zichtlijnen aan, vooral in het noorden van het erfgoed, en agressieve reclame bederft het aanzicht van het erfgoed.

Eisen aan de bescherming en het beheer
Een zeer groot aantal gebouwen en structuren is beschermd door de nationale en gemeentelijke monumentenlijsten. De situatie met betrekking tot de bescherming lijkt, in het kader van de bedrijfsvoering van stadsdeel Centrum complex te zijn, maar de procedures die de bescherming regelen, worden nageleefd. Een beter inzicht bij de verantwoordelijke instanties betekent dat de excessen van stedelijke groei, die in de recente verleden soms moeilijk te beheersen waren, steeds beter in de hand gehouden lijken te worden. Met name reclame in de kernzone en de visuele impact van hoge gebouwen op het stedelijk landschap van het erfgoed.

Alle beheersmaatregelen samen vormen een effectief en samenhangend systeem, onder verantwoordelijkheid van stadsdeel Centrum en met de garantie van het Bureau Monumenten en Archeologie. Ten behoeve van het beheer van en het toezicht op het erfgoed is het Bureau Werelderfgoed ingesteld.

3.4 Betekenis Van De Aanwijzing

3.4.1 Algemeen

De grachtengordel is op de werelderfgoedlijst geplaatst vanwege de Uitzonderlijke universele waarde en omdat de regels en de verbeelding van de bestemmingsplannen voor de binnenstad voldoende waarborg zijn voor de instandhouding van de door UNESCO gesignaleerde Outstanding Universal Value. Plaatsing op de Werelderfgoedlijst brengt dus geen nieuwe regels met zich mee.

3.4.2 Nieuwbouw

Nieuwbouw is in de binnenstad vaak onderwerp van discussie. Het huidige welstandsbeleid ziet er voldoende op toe dat nieuwbouwplannen passen in de context van het beschermde stadsgezicht. Met de aanwijzing van de grachtengordel als Werelderfgoed behoren ook de Uitzonderlijke universele waarde en de authenciteit en integriteit tot de 'context' waarin nieuwbouwplannen moeten worden ingepast.

UNESCO heeft specifieke aandachtspunten voor eigentijdse architectuur in het Vienna Memorandum en het Charter van Venetië (ICOMOS, UNESCO) geformuleerd. Voor UNESCO is de afleesbaarheid van de stad essentieel, hetgeen ook aansluit bij het eerdergenoemd criterium authenciteit. Eigentijdse architectuur dient in principe als zodanig herkenbaar te zijn.

Artikel 21 van het Vienna Memorandum luidt namelijk:

"Met inachtneming van de uitgangspunten (volgens artikel 7 van dit Memorandum), moeten stedenbouw, hedendaagse architectuur en het behoud van het historisch stedelijke landschap alle vormen van pseudo-historisch ontwerp voorkomen, omdat dit een ontkenning vormt van zowel het historische als het hedendaagse. Een historische blik moet niet de andere verdringen, omdat de geschiedenis leesbaar moet blijven, terwijl het bereiken van samenhang van de cultuur door kwalitatieve interventies het ultieme doel is."

3.4.3 Visual impact en hoogbouwbeleid

Voor UNESCO is het aspect "visual impact" (visueel effect) van belang. Hedendaagse stedelijke ontwikkelingen, zoals hoogbouw en eigentijdse architectuur, kunnen van invloed zijn op stadssilhouetten, het daklandschap, zichtlijnen of doorzichten en de authenticiteit en integriteit van het historische stedelijke landschap bedreigen. Van deze ontwikkelingen kan vooral hoogbouw een groot visueel effect op de grachtengordel hebben.

Daarom heeft de gemeente Amsterdam, in het kader van de Structuurvisie 2010-2040, hoogbouwbeleid ontwikkeld en vastgesteld (gemeenteraadsbesluit van 16 februari 2011).

Dit hoogbouwbeleid gaat uit van de internationaal voor het Werelderfgoed geldende charters en verdragen, waaronder het Charter van Washington en het Vienna Memorandum. Ook de inhoud van meer recente papers van het Werelderfgoed Comité en diens adviesorgaan ICOMOS over de maatschappelijke en culturele betekenis van het historische stedelijke landschap in relatie tot hedendaagse ontwikkelingen in stedenbouw en architectonisch ontwerp zijn hierin verwerkt.

Hoogbouw mag alleen wanneer de Uitzonderlijke universele waarde en de authenticiteit en integriteit niet in het geding komen. Concreet gaat het om de bescherming en instandhouding van bestaande zichtassen/ doorzichten, stadssilhouetten en het daklandschap van de kernzone en de omringende bufferzone. De hoogbouwvisie, de regels en de verbeelding in de bestemmingsplannen voorzien in deze bescherming en instandhouding.

Hoofdstuk 4 Historische Ontwikkeling

4.1 Inleiding

De grenzen van het postcodegebied 1012 komen vrijwel volledig overeen met het Middeleeuwse stadshart van Amsterdam, dat in structuur zeer gaaf bewaard is gebleven en tot de grootste, bewaard gebleven middeleeuwse stadskernen van Noord Europa behoort. De groeigeschiedenis is in de stadsplattegrond, in het straten- en stegenpatroon volledig bewaard gebleven, op bouwblokniveau vrijwel volledig en op parcelleringsniveau voor ruim de helft. In de middeleeuwse, burgerlijk egalitaire samenleving tussen en op de wallen werd de basis gelegd voor de latere Gouden Eeuw en de grachtengordel, met als hoogtepunt het symbool van de burgerlijke macht bij uitstek: het stadhuis op de Dam, ooit het achtste wereldwonder genoemd en niet voor niets het epicentrum van de wallen. De structurele historische kernwaarden van het gebied 1012 zijn eeuwenlang bepalend geweest voor de kleinschalige, gevarieerde invulling van het stadshart en tot op heden herkenbaar behouden gebleven.

4.2 Lineaire Structuur Van Dijken En Waterlopen

In de ontstaansgeschiedenis van het stadshart hebben de structuur van het landschap en de bodemgesteldheid een belangrijke rol gespeeld. Allereerst heeft de slingerende loop van de Amstel gefungeerd als ruggengraat van de stedenbouwkundige structuur. In de loop van de middeleeuwen werden op de stroomruggronden van de Amstel dijken aangelegd, die de assen vormden van de ontginning en later de verstedelijking. De dijken dienden niet alleen als waterkering, maar ook als verbindings- en ontsluitingsweg (van noord naar zuid). De dijken - Warmoesstraat en Nes, Nieuwendijk en Kalverstraat - zijn nog herkenbaar aan het grillig verloop en aan de hogere ligging, te zien vanaf het Damrak door de stegen. Vanuit de Amstel zijn de achterliggende gronden ontgonnen, nu nog herkenbaar aan het stratenpatroon, haaks of in een hoek op de Amstel.

De in de Amstel aangelegde dam was het symbolische en waterbouwkundige middelpunt van een zich symmetrisch ontwikkelend stelsel van grachten, dijken en sluizen. De Dam markeerde de overgang van zoet (Amstel) naar zout water (het IJ) en de invloedssfeer van de getijden. De stad werd uitgebreid door parallel aan de Amstel in het veengebied steeds een nieuwe gracht of burgwal aan te leggen. De burgwallen speelden daarmee een rol in de afwatering van de nieuwe bouwgronden. Maar de grachten dienden ook als riool en als vaarweg. Met behulp van sluizen kon het stadswater worden doorgespuid. De burgwallen komen samen op de plaatsen waar oorspronkelijk de stadspoorten stonden, bijvoorbeeld de Sint Olofspoort aan het einde van de Warmoesstraat. De poorten hoefden op die manier bij de uitleg van de stad niet te worden vervangen.

Tot de stedenbouwkundige hoofdstructuur behoorden ook de stadswallen en de vestingwerken, altijd gerelateerd aan de buitenste waterloop. Bij iedere uitbreiding van de stad transformeerde deze waterloop opnieuw tot binnenwater en werd aan de buitenrand een nieuwe gracht gegraven. Rond 1480 werd ter plaatse van het Singel en de Kloveniersburgwal een hoge bakstenen verdedigingsmuur met torens en poorten opgericht. Hiervan zijn het waaggebouw op de Nieuwmarkt en de Schreierstoren overgebleven. Deze ommuring omsloot ook een uitbreiding aan de zuidelijke punt, waardoor de stad voor het eerst niet alleen via de symmetrische schillen of stroken uitbreidde, maar driekwart rondom. Van hieruit zou later, zij het gefaseerd, de grachtengordel worden uitgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0003.jpg"
Middeleeuws Amsterdam tot aan 1600. Lineaire schillenstructuur in kleur. Dwars op de noord-zuid georienteerde schillen is het stratenpatroon van de voormalige ontginningssloten zichtbaar.

  • Voor 1300 (lichtgroen): aan weerszijden van de Amstel ontstaan dijken met aan tweezijdige lintbebouwing. Het land tussen de dijk en de wallen wordt verkaveld in gesloten bouwblokken. De smalle strook tussen de dijk en de Amstel is te ondiep voor bouwblokken en wordt in stroken verkaveld
  • Voor 1400 (paars): de smalle uitbreidingsstroken worden eveneens in stroken verkaveld
  • Voor 1500 (rood): in de tweede stadsuitbreiding wordt aan de nieuwe zijde op dezelfde voet doorgegaan; op de oude zijde ontstaan in eerste instantie kloosters, waarvan de terreinen na de alteratie van 1578 opnieuw worden verkaveld. Voor de eerste en voorlopig ook de enige maal krijgt Amsterdam een nieuwe structuur over een ouder verkavelingspatroon. Met het uitbreidingsgebied in de zuidpunt is de uitbreiding van Amsterdam voor het eerst driezijdig
  • Voor 1600 (donkergroen): ook de laatste middeleeuwse uitbreiding is rondom. En ook in deze periode zijn de bouwblokken aan de Nieuwe zijde - en in het zuiden - ondiep, terwijl aan de oude zijde een industrieel gebied ontstaat, waarbij de structuur van dwarsstraten op de hoofdassen wordt losgelaten (orientatie op de Nieuwmarkt)
  • De pijlen geven de Schreierstoren en de Waag aan.

4.3 De Bouwblokkenstructuur

In eerste aanleg ontstond aan de dijken enkelzijdige lintbebouwing.De huizen aan de dijk stonden op relatief smalle, diepe kavels, die voldoende ruimte boden voor het houden van kleinvee of het uitoefenen van een bedrijf of ambacht. Er kwamen straten die van de dijk aftakten, op de plek van de oude polderpaden of sloten. Aan deze dwarsstraten kwamen ondiepe kavels die geleidelijk bebouwd werden, over het algemeen met woonhuizen waarin ook een winkel of ambacht onder was gebracht. Met het graven van de grachten aan de achterzijde werden de oude schuurtjes, werkplaatsen, achterkeukens en pakhuizen die behoorden bij de hoofdhuizen aan de voorzijde, gaandeweg vervangen door zelfstandige woonhuizen (afsplitsing). De afgesplitste erven waren minder diep dan de erven aan de Warmoesstraat. Aan de kant van de Warmoesstraat was de bebouwing aaneengesloten terwijl in de minder voorname bebouwingswand van de Oudezijds Voorburgwal veel stegen werden uitgespaard. Deze doodlopende stegen gaven toegang tot de achtererfbebouwing, verhuurde woningen en kleine pakhuizen. Deze stegen zijn nog steeds beeldbepalend aanwezig (afbeelding 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0004.jpg"1. Lintbebouwing aan de dijk, landzijde. Gesloten bouwblok tussen de Oudezijds Voorburgwal en Warmoesstraat (het Blaauwlakenblok) en tussen de Nieuwendijk en de Nieuwezijds Voorburgwal. Lichtgroen in afbeelding 'Middeleeuws Amsterdam tot aan 1600'.

Voor of tegelijkertijd met het ontstaan van de gesloten bouwblokken echter, ontwikkelden ook de dijken zich, tot een tweezijdige lintbebouwing. Hiertoe werden de gronden aan de overzijde van de Warmoesstraat en de Nieuwendijk aan de Amstel aangeplempt, zodat ook aan de waterzijde van de dijk gebouwd kon worden. Aan de Amstelzijde van de Warmoesstraat was daarbij vanwege de geringe diepte geen sprake van volwaardige bouwblokken, maar van een strokenverkaveling die doorliep tot in het water. Aan de Nieuwe Zijde was wel een kade, het Damrak, en hadden de bouwblokken vier zijden. Hier was de strook aan de Amstel wat breder dan die aan de Oude Zijde, waardoor de bouwblokken zich op dezelfde manier hiërarchisch ontwikkelden als bijvoorbeeld het Blaauwlakenblok: aaneengesloten aan de chique dijkzijde en meer gericht op werken aan de Amstelzijde. Ook waren vanaf deze kade inpandige stegen. De strook was niet breed genoeg voor veel inpandige bebouwing. Uiteindelijk zou hier rug-aan-rugbebouwing ontstaan (afbeelding 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0005.jpg"2. Benedendijks waterzijde. Strokenverkaveling tussen de Warmoesstraat en de Amstel en tussen de Nieuwendijk en de Amstel. Lichtgroen in afbeelding 'Middeleeuws Asmterdam tot aan 1600'.

Bij de eerste stadsuitbreiding werd de achtergracht verbreed en transformeerde de voormalige buitengracht in een stedelijke woongracht, waarbij ook de bebouwing in status werd opgewaardeerd. Dit opwaarderingsproces van achtergracht tot woongracht zou zich bij de volgende stadsuitbreidingen herhalen en verklaart tevens de afwisseling van pakhuizen en woonhuizen met rijk versierde geveltoppen aan de burgwallen. De eerste uitbreiding betrof een zeer smalle schil, waardoor niet een bouwblok met binnenterrein werd gevormd, maar doorlopende erven, van rooilijn tot rooilijn (afbeelding 3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0006.jpg"3. Eerste uitbreiding. Strokenverkaveling tussen Oudezijds Voorburgwal en Oudezijds Achterburgwal en aan de nieuwe zijde tussen Nieuwezijds Voorburgwal en Nieuwezijds Achterburgwal (Spuistraat). Paars is afbeelding 'Middeleeuws Amsterdam tot aan`1600'.

Bij de tweede stadsuitbreiding werd het principe van de parallelstraatverkaveling ingevoerd. Al eerder was een parallelstraat uitgezet, de Sint Annendwarsstraat, maar dit was veeleer een korte verbindingsroute naar de Oude Kerk. In latere uitbreidingen kwamen deze planmatige parallelstraten vaker voor, echter niet als verbindingsroute, maar met het doel het aantal bouwkavels te vergroten (Nieuwstraat). De parallelstraten betekenden dat iedere woning ontsloten was vanaf de openbare weg, in plaats vanaf de inpandige steeg (afbeelding 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0007.jpg"4. Herverkaveld bouwblok (1587) tussen Oudezijds Achterburgwal en Kloveniersburgwal en strokenverkaveling aan de nieuwe zijde tussen de Nieuwezijds Achterburgwal (Spuistraat) en het Singel. De tweezijdige strokenverkaveling is bewust mogelijk gemaakt door de introductie van een parallelstraat (Oude Nieuwstraat, circa 1440). Rood in afbeelding 'Middeleeuws Amsterdam tot aan 1600'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0008.jpg"5. Het principe van parallelstraat werd in later eeuwen verder uitgewerkt. Hier tussen Singel en Herengracht. De diepe erven zijn uitgezet vanuit het water, de ondiepe afsplitsingen aan de straatkant. Donkergroen. De afbeelding rechts toont hoe de erven ontsloten worden in de structuur van 'moderne'' bouwblokken (parallelstraat en dwarsstraat) en in de structuur van het middeleeuwse bouwblok met inpandige stegen en een doorbraak.

De dertiende-eeuwse of vroeg veertiende-eeuwse verkavelingsprincipes resulteerden in een efficiënte, economische, fijnmazige en systematische parcellering die al in de vroege zestiende eeuw volledig was uitgekristalliseerd. Dit is niet zo vreemd als het lijkt, immers de kosten van de ontginning moesten worden terugverdiend. De verkaveling is veel planmatiger dan tot nog toe altijd werd aangenomen en bleek uiterst effectief te zijn. De breedtemaat van de middeleeuwse kavels kent weinig variatie. De breedte van de woonhuizen, circa 4,5 tot 6 meter, komt overeen met de lengte van de balken, die in het middeleeuwse bouwproces gangbaar waren. De dieptemaat is afhankelijk van de structuur en de positie in het bouwblok en vertoont meer variatie. Op de hoeken met de dwarsstraten vertoont de verkaveling ingenieuze vlechtwerkjes, waarbij de hiërarchie van de straten van doorslaggevend belang was. Ook nu nog is deze hiërarchie afleesbaar aan de voor- en zijgevel of meer subtiel aan de richting van de nokbalk. De planmatige verkavelingsprincipes uit het middeleeuwse Amsterdam waren zo effectief dat ook in de grachtengordel feitelijk geen nieuwe systematiek werd ontworpen, maar dat werd voortgebouwd op het bestaande. De continuïteit in verkaveling vanaf circa 1300 - gestaafd door archeologisch, historisch en archiefonderzoek - is daarmee de grote constante in de herkenbare, afleesbare en beleefbare structuur van de stad.

In de vroege geschiedenis van de koopmansstad Amsterdam ontstond zo een systematisch geordend hiërarchisch geleed bouwblok, waarin kooplieden, werklui en ambachtslieden op korte afstand van elkaar, maar toch duidelijk onderscheiden, een eigen plek hadden. De kleinschalige, sterk diverse verkaveling bood een succesvolle, levensvatbare formule waarbinnen de stad telkens opnieuw nieuwe functies en bestemmingen kon opvangen.

In het stadshart, met name in het noordoostelijk deel, zijn de middeleeuwse maatvoering en parcellering nog steeds gaaf en beeldbepalend aanwezig.

4.4 De Structuur Van Het Woonhuis In Het Bouwblok: De Percelen

De beroemde vogelvlucht van Cornelis Anthoniszoon uit 1538 toont een laatmiddeleeuwse stad, die min of meer af is, met stadsmuren, torens, poorten, wereldlijke en religieuze gebouwen en heel veel grote en kleine woonhuizen. Woonhuizen hebben een voorhuis en achterhuis, soms met tussenlid, soms met een split-level. Boven het hoge voorhuis is een verdieping met kap, in later tijden uitgebreid met meer bouwlagen. In de meeste gevallen is de kap van het dwarshuis haaks op de rooilijn, maar een enkele keer zijn de huizen in de breedte gebouwd, bijvoorbeeld over twee ondiepe kavels, met de kap in langsrichting. In het voorhuis wordt gewerkt (winkel, ambacht) of kantoor gehouden, in het achterhuis gewoond. Op de verdiepingen wordt ook gewoond en is ruimte voor opslag. Ieder huis biedt ruimte aan diverse kleinschalige functies.

De woonhuizen zijn voor het grootste gedeelte versteend, omdat vanaf de laatste grote stadsbrand in 1452 feitelijk niet meer in hout mocht worden gebouwd. Zestiende-eeuwse houtskeletbouw is echter op diverse plaatsen, meestal verborgen achter veel latere voorgevels, bewaard gebleven. Vanaf de zestiende eeuw werd niet meer op platen gebouwd, maar op palen, waardoor hogere huizen mogelijk werden. Daarmee verraadt ook het ondergrondse middeleeuwse Amsterdam zich, aan de lagere bouwhoogte. Bij ophoging werd standaard ook de voorgevel vervangen, volgens de laatste mode, een verschijnsel dat overigens ook zonder deze ophoging voorkwam. Dit continue transformatieproces heeft geleid tot een bijzondere historische gelaagdheid, een karakteristiek van het beschermde stadsgezicht. De eeuwenoude geschiedenis komt tot uitdrukking in een gevarieerd silhouet van twee tot zes bouwlagen met lijst, punt- en halsgevels, dit alles binnen de breedtematen van de allereerste gronduitgifte. De kappen zijn vanuit de parcellering overwegend in dwarsrichting, de ontsluiting per perceel. De kleinschalige structuur én het gebruik van het middeleeuwse Amsterdam zijn grotendeels goed geconserveerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0009.jpg"Kreupelsteeg 2, herstellen van een door brand beschadigd perceel. Binnen de bestaande parcellering wordt ook in structuur een kleinschalig Amsterdams woonhuis herbouwd. Het ondiepe pand heeft een kelder, een hoge begane grond, een verdieping en een zolder. In Amsterdam was dit het model voor (huur)woningen aan de steeg. Ook de kap in langsrichting is een herkenbare karakteristiek, net als de enkele schouw en een spiltrap.

4.5 Het Ruimtelijk Beeld Als Resultaat Van Historische Gelaagdheid

4.5.1 Oude zijde, nieuwe zijde

De oostelijke en de westelijke helft van het oude centrum waren in de schilsgewijze structuur tot in de 19de eeuw elkaars spiegelbeeld. Ook de parochiekerken van de Oude en de Nieuwe Zijde lagen gespiegeld ten opzichte van elkaar, pal achter de primaire bebouwing aan de landzijde van de dijk. Toch waren er verschillen. De Nieuwe Zijde is - in weerwil tot wat de naam doet vermoeden - misschien het oudste stuk van de stad. Aan de rand van het IJ - ter hoogte van de huidige Nieuwezijdskolk - lag aan het eind van de 13de eeuw een stenen versterking die de monding van de Amstel controleerde. Bij deze versterking ontwikkelde zich misschien een kleine gemeenschap van ambachtslieden. De geografische onderlegger van de Nieuwe Zijde is in de stadsplattegrond nog afleesbaar aan de richting van straten en stegen: deze volgen het beloop van oude, prestedelijke verkavelingssloten, die vanaf de Nieuwendijk ver doorliepen in (zuid)westelijke richting. Aan de Oude Zijde was de eerste bebouwing rond de Oude Kerk, ontstaan vanuit de grafelijke kapel, later parochiekerk, op een natuurlijke verhoging in het veen. Aan de Oude Zijde staat de stegenstructuur haaks op de richting van de dijk, waardoor de bouwblokken hier niet ruitvormig, maar rechthoekig zijn.

Aan de zuidelijke punt van de Nieuwendijk, de westzijde van de Dam, werd in 1395 een gedeelte van het Elizabethsgasthuis als stadhuis in gebruik genomen, waarmee het zwaartepunt van het bestuur feitelijk centraal kwam te liggen tussen de Oude en de Nieuwe zijde. De Dam werd daardoor ook het bestuurlijk middenpunt van de jonge stad.

4.5.2 Warmoesstraat en Oude Kerk

In de loop van de vijftiende eeuw ontstond een klasse van rijke kooplieden, die zich vestigde aan de Warmoesstraat. De kavels waarop zij hun woon- en pakhuizen bouwden, lagen aan het water van de Amstel. In deze karakteristieke bouwvorm, de spijker, was het woongedeelte van de huizen gericht op de Warmoesstraat en het gedeelte voor op- en overslag van goederen was direct vanaf de buitenhaven, het Damrak ontsloten. Ten oosten van de Warmoesstraat werd de strook land verkaveld volgens de hierboven beschreven principes.

De zeer gewilde Warmoesstraat was al in de veertiende eeuw vrijwel dicht aaneengesloten bebouwd. Gedurende de tweede helft van de zestiende eeuw groeide de Warmoesstraat uit tot de duurste straat van Amsterdam. In het begin van de zeventiende eeuw werd bij de handeldrijvende burgerij een scheiding tussen wonen en werken doorgevoerd. De rijkere kooplieden woonden niet langer boven hun pakhuis. Ze verlieten de Warmoesstraat om aan de Heren- of Keizersgracht een nieuw woonhuis te laten bouwen. Met de aanleg van de zeventiende eeuwse grachtengordel verloor de Warmoesstraat geleidelijk zijn status als woonplaats van de (super)rijken. In de negentiende eeuw was de Warmoesstraat samen met de Nes verworden tot een straat van twijfelachtige reputatie, met bierhuizen en herbergen. De Oude Kerk is vermoedelijk ingewijd in 1306 en daarmee de oudste kerk van Amsterdam en het oudste (overgebleven) stenen gebouw van de stad. De kerk groeide mee met de stad, om in de zestiende eeuw zijn huidige omvang te bereiken. Het Oudekerksplein heeft daarmee tegenwoordig zijn kleinste omvang. De omringende rooilijnen en eigendomsgrenzen lagen vermoedelijk al zeer vroeg vast. Vanuit de kerk was een directe verbinding met de voor Amsterdam zo belangrijke haven aan het Damrak. Het ingangsportaal van de kerk was georiënteerd op de Paternostersteeg en de Wijde Kerksteeg. Het verband tussen religie en handel (behouden vaart) was stedenbouwkundig zichtbaar aanwezig. Een andere vroeg aangelegde, op de kerk en het plein uitkomende straat was de Sint Annendwarsstraat, nadrukkelijk een straat, geen steeg. Het is de enige parallelstraat binnen de eerste uitleg van de stad. De verkaveling tussen Warmoesstraat, Sint Annenstraat, Oudezijds Voorburgwal en Oudekerksplein is gaaf bewaard gebleven en biedt nieuwe inzichten over hoe de stad er in de middeleeuwen vóór de oudste kaart van Amsterdam uit 1537 kan hebben uitgezien. Het lijkt erop dat de verkaveling in de vroege ontstaansfase van de stad door de burgerlijke overheid is gereguleerd. De bouwblokken zijn niet ontstaan door afsplitsing, zoals tot nog toe is aangenomen, maar bewust gepland.

De Sint Annendwarsstraat had verder, net als de Wijde Kerksteeg, het voordeel dat de grote mensenmassa's vanuit de kerk en het plein zich bij het verlaten van kerk en kermis makkelijk konden verspreiden.

Het Oudekerksplein was vanouds het belangrijkste plein van de stad. Hier bevond zich de oudste (parochie)kerk, mogelijk een hof, maar ook het burgerlijk vertier en de sociale zorg. De kerk werd steeds meer een burgerkerk, van waaruit ook liefdadigheid werd bedreven, dezelfde liefdadigheid die vanaf de zeventiende eeuw door de overheid wordt overgenomen. De sociale zorgfunctie uit zich in de vele aanbouwsels tegen de kerk, die zorgen voor een zachte overgang van hoog naar laag. Op straat en in de kerk was een grote bedrijvigheid met een komen en gaan van schippers, kooplieden, gildenbroeders, beurshandelaren, kerkbestuurders en behoeftigen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0010.jpg"Atlas van Loman. In zwart de doodlopende stegen naar de inpandige werkruimtes en pakhuizen (werklieden). In geel de distributielijnen van en naar de Oude Kerk en in rood de verbinding tussen de entree van de kerk en het oorspronkelijk open Damrak. In oranje de hoofdstraat, in blauw de achterstraat (achter de stadswallen), die met de uitbreiding werd opgewaardeerd tot stadsgracht.

4.5.3 Amsterdam waterstad

De voortdurende uitbreidingen aan weerszijden van de Amstel, in het natte veengebied maakten de grachten noodzakelijk, niet alleen als vestinggracht, maar ook ter ontwatering van de bouwgronden. Dat de pakhuizen hierdoor direct vanaf kleine schuiten vanaf het water bevoorraad konden worden was een bijkomend voordeel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0011.jpg"
De panden aan de Zeedijk (staan met hun representatief vormgegeven achtergevel (met hijsbalken!) direct aan het water.

4.5.4 Kloosters

Het extreem dichtbebouwde stedelijk weefsel kende in de 16e eeuw alleen open ruimte in de vorm van de binnenterreinen van kloosters. Een algeheel reveil van devotie aan het einde van de 14e en het begin van de 15e eeuw had geleid tot de stichting van vele nieuwe kloosters, met name voor vrouwen. Deze vonden vooral een plaats aan de Oude Zijde waar binnen de 15e-eeuwse omwalling de meeste ruimte voorhanden was. Uiteindelijk telde de stad negentien kloosters, waarvan er maar drie lagen aan de Nieuwe Zijde. Een enorme concentratie ontstond aan weerszijden van de Nes, tussen Prinsenhofsteeg en Grimburgwal, tussen de Oudezijds Voor- en Achterburgwal ten zuiden van de Oude Doelenstraat en in de strook tussen de Oudezijds Achterburgwal en de Kloveniersburgwal (aan de toenmalige rand van de stad) van de Amstel tot aan de Zeedijk.

Met name in dit laatste gebied was het grondbeslag van de kloosters enorm. De meeste van deze voormalige kloosterterreinen zijn in de huidige stadsplattegrond door hun afwijkende verkaveling nog terug te vinden.

Na de Alteratie (1578) werden de meeste kloosterbezittingen door de stad geannexeerd. Ondanks de enorme ruimtenood in de bestaande middeleeuwse stad koos men er niet in alle gevallen voor de kloostercomplexen op te ruimen en over het vrijgekomen terrein nieuwe straten aan te leggen. Meer kloostergebouwen werden door de stad herbestemd en bleven daardoor als stedenbouwkundige structuur behouden: het Caeciliaklooster aan de Oudezijds Voorburgwal werd Prinsenhof en zetel van de Amsterdamse Admiraliteit (vanaf 1808 stadhuis, nu hotel). Het Paulusklooster werd in 1602 in gebruik gegeven aan de VOC, die vanaf 1615 een nieuw complex bouwde aan de Oude Hoogstraat. Het Luciënklooster bij de Kalverstraat werd Burgerweeshuis. Er kwam een Rasphuis voor mannen (Clarissenklooster aan de Heiligeweg) en een Spinhuis voor vrouwen (Ursulaklooster aan de Oudezijds Achterburgwal). Aan de zuidzijde van de Oude Zijde werden de enorme terreinen van de Oude en de Nieuwe Nonnen samengevoegd en in gebruik gegeven aan de Gasthuizen. Dit complex bleef als Binnengasthuis tot ver in de 20e eeuw het belangrijkste ziekenhuis van de stad.

4.6 Cityvorming En Schaalvergroting

In de tweede helft van de 19e eeuw ontwikkelde Amsterdam zich, na een periode van ernstige stagnatie, opnieuw tot een internationaal zakencentrum van allure. Tussen 1880 en 1930 vond een snelle schaalvergroting plaats, in combinatie met groeiend verkeer over land wat leidde tot een aantal grootschalige gebouwen als grand hotels, hoofdkantoren van dagbladen, banken en andere instellingen (Beurs, Centraal Station) alsook tot de demping van een aantal grachten. De schaalvergroting ging bijna vanzelfsprekend gepaard met kwaliteitsverlies omdat de functiediversiteit meer dan evenredig afnam. Deze ontwikkeling staat bekend onder de benaming Cityvorming.

In het middeleeuwse stadshart kwamen enkele zeer grote gebouwen in de plaats van hele clusters kleinschalige panden. Het meest opvallend vond dit proces plaats aan de Nieuwe Zijde maar ook de Oude Zijde werd niet gespaard, bijvoorbeeld rond de Dam en het Beursplein. Het proces van cityvorming is niet alleen afleesbaar aan genoemde grote gebouwen, die in één keer tot stand kwamen. Ook op een andere schaal kwam sloop/nieuwbouw voor. Talloze stapsgewijze samenvoegingen van twee of meer panden zijn uitgevoerd, al dan niet in combinatie met een nieuwe voorgevel. Deze geleidelijke aantasting van de oorspronkelijke structuur is in deze periode veel groter geweest dan over het algemeen wordt aangenomen, bijvoorbeeld voor de 'kleine' hotelontwikkeling.

Aan de rand van het Sint Annenkwartier heeft dit plaatsgevonden aan de Warmoesstraat/ Sint Annenstraat bij de groei van het hotel restaurant Stadt München, het huidige hotel Winston. Eerst werden aan de Warmoesstraat twee panden samengevoegd achter een nieuwe voorgevel. Daarna werden voor uitbreiding van dit hotel tussen 1900 en 1935 ruim twintig middeleeuwse pandjes gefaseerd aangekocht en gesloopt voor nieuwbouw aan de Sint Annenstraat. Vervolgens is deze bebouwing in de jaren negentig van de vorige eeuw (opnieuw) vervangen door relatief grootschalige nieuwbouw. Aan de Nieuwe Zijde zijn het voornamelijk winkelbedrijven die bijdroegen aan deze gefaseerde schaalvergroting. De Winkel van Sinkel aan de Nieuwendijk voegde twee winkelpanden samen, waarbij een volgende ondernemer onder de naam 'Grand Bazar de la Bourse' een forse uitbreiding in de breedte en in de hoogte realiseerde. Inmiddels is deze Bazar opgeslokt door het nog veel grotere complex van de huidige HEMA.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0012.jpg"
Warmoesstraat 125-129, Hotel restaurant Stadt München.

Als derde factor van invloed op de schaalvergroting van de oude stad moet tenslotte de stadsvernieuwing genoemd worden. Het bouwblok met sociale woningbouw aan het Oudekerksplein is hiervan een duidelijk voorbeeld.

Desondanks is de schaalvergroting met name aan het noordoostelijk deel van het burgwallengebied voorbij gegaan en is de Oude Kerk nog steeds het enige grote gebouw in zijn omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0013.jpg"
Aan de nieuwe zijde is de structuur van het middeleeuwse Amsterdam plaatselijk ingrijpend gewijzigd. Van de Smaksteeg zijn de huizen, maar ook de parcellering en de inrichting van de openbare ruimte verdwenen. Smaksteeg november 1930, vanaf de Nieuwendijk richting Ronde Lutherse Kerk. De huizen zijn alle van het Amsterdamse woonhuistype.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0014.jpg"Smaksteeg richting Nieuwendijk, circa 1960. De vervangende grootschalige nieuwbouw rechts is inmiddels ook gesloopt. Rechter foto: Kattengat 1, bouw Sonestahotel. Rechts van het leegstaande woonhuis de ingang van de Smaksteeg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0015.jpg"Het Sonestahotel in voltooide staat, 1975. De entree naar de Engelse steeg is verdwenen. Ook de Zwarte Bijlsteeg in hetzelfde blok als de Engelsesteeg en de Smaksteeg is geheel verdwenen in structuur en in bebouwing (rechter foto).

4.7 Samenvatting En Conclusie

Kleinschaligheid en diversiteit in functies zijn de twee sleutelwoorden binnen de middeleeuwse stad. De middeleeuwse parcellering is een cultuurhistorische, stedenbouwkundige en functionele kwaliteit, die de gelaagdheid van de stad afleesbaar maakt. Het gebied rond het Oudekerksplein en Sint Annenkwartier valt binnen de periode van de eerste aanleg van de stad. In de bebouwing is de middeleeuwse geschiedenis van de bouwblokken in deze omgeving goed afleesbaar. Het bouwblok begrensd door de Warmoesstraat, Sint Annenstraat, Oudezijds Voorburgwal en Oudekerksplein is van oorsprong zeer fijnmazig en de bijzondere structuur is grotendeels zichtbaar bewaard gebleven, zelfs beter dan op enig andere plek in Amsterdam.

In het stadshart ontstaat al vroeg, onder invloed van de achtereenvolgende stadsuitbreidingen, diversiteit. De fysieke structuur, die is gerelateerd aan de sociaal economische structuur, is er nog steeds. Dit patroon dient zichtbaar te blijven en de overhand te houden. De dwarsstraten zijn de beschutte looproutes met kleine panden, die zeer geschikt zijn voor bedrijfsfuncties en winkels met op de hogere verdiepingen woningen, zoals dat al eeuwenlang het geval is.

In het stadshart bestond in de middeleeuwen variatie in bouwhoogte, maar nauwelijks in plattegrond en in de opzet van de huizen. Het type Amsterdams woonhuis heeft net als de kleinschalige parcellering bewezen te beschikken over een uitzonderlijk aanpassingsvermogen. Het feit dat deze parcellering nog aanwezig is geeft aan dat nieuwe functies door de eeuwen heen schijnbaar moeiteloos in de bebouwing zijn ingepast.

Ook in structuur zijn de panden vaak van respectabele ouderdom. Uit bouwhistorisch onderzoek van de panden blijkt dat achter negentiende-eeuwse gevels niet zelden zestiende- en zeventiende-eeuwse woonhuizen verscholen gaan. Zo kan een lage bouwhoogte doen vermoeden, dat achter de vroeg twintigste-eeuwse gevel, zestiende-eeuwse bouwmuren staan, op een nog oudere fundering. Het vele verbouwen in plaats van herbouwen door de geschiedenis heen, heeft naast de kleinschalige korrel ook een sterk gevarieerd silhouet opgeleverd.

Mede vanwege de grotere gebouwen uit de periode van de cityvorming, zoals die aan het einde van de negentiende eeuw plaatsvond, en door de geleidelijke schaalvergroting is in het stadshart een variatie in korrelgrootte/diversiteit aan gebouwen ontstaan, die tot op heden in alle behoeftes en functies kan voorzien. Grootschalige functies dienen in principe in de grotere gebouwen te worden gehuisvest zodat de gevarieerde structuur intact blijft.

Vernieuwing dient plaats te vinden binnen het bestaande verkavelingspatroon opdat de grote functionele verscheidenheid van de stad niet onomkeerbaar verloren gaat. Dit geldt eveneens voor de beleving van de stad, de authenticiteit en tenslotte de stad als historisch waardevol studiegebied. Vanwege de hierboven beschreven intrinsieke kwaliteiten, verbonden aan de percelen van het bestemmingsplan, is behoud van de nog bestaande historische parcellering het uitgangspunt.

Een belangrijke conclusie uit verricht onderzoek is dat de verkaveling van de panden uit het bestemmingsplan in vrijwel alle gevallen teruggaat tot op de eerste gronduitgifte. Aangenomen kan worden dat dit niet alleen geldt voor dit bestemmingsplan, maar ook voor de kleinschalige parcellering in de andere groeiringen van de middeleeuwse binnenstad.

Een tweede belangrijke conclusie is dat bestudering van de verkavelingspatronen in de middeleeuwse binnenstad heeft geleid tot het inzicht dat de planmatige verkaveling van de wereldberoemde grachtengordel niet uit het niets kwam. De verkavelingsprincipes van de grachtengordel zijn direct herleidbaar tot de parcellering van het plangebied.

En tenslotte is de derde belangrijke bevinding dat genoemde middeleeuwse verkaveling van de binnenstad hoogstwaarschijnlijk niet spontaan, organisch is ontstaan als gevolg van diverse afsplitsingen en grondruil, maar organisatorisch gepland is. Latere afsplitsingen, die zeker voorkwamen, hebben het oorspronkelijk verkavelingspatroon weliswaar vertroebeld, maar de uitgangspunten zijn 800 jaar na dato nog steeds herkenbaar en beleefbaar.

Hoofdstuk 5 Ruimtelijke Beschrijving En Uitgangspunten

5.1 Beschrijving Van De Bestaande Situatie

5.1.1 Hoofdstructuur

De hoofdstructuur van de middeleeuwse stad bestaat uit het stelsel van dijkstraten en burgwallen aan weerszijden van de Amstel, met dwars hierop een fijnmazig systeem van stegen en straatjes. Tussen de noord-zuid gerichte hoofdroutes liggen smalle en bredere bouwstroken.

De vroegere Amstel, de centrale as Damrak - Dam - Rokin, is een brede stadsboulevard met een asymmetrisch profiel. Hier liggen het Koninklijk Paleis, de Nieuwe Kerk, de Beurs van Berlage en de Munttoren, gebouwen die tot de meest bekende gebouwen van Amsterdam behoren. Door hun omvang en positie, vrijstaande gebouwen aan de Dam en in de loop van de voormalige Amstel, zijn ze belangrijk als oriëntatiepunt binnen de stedelijke structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0016.jpg"Vrijstaande gebouwen in de centrale as Dijkenstructuur

De dijkstraten - Kalverstraat, Nieuwendijk, Warmoestraat, Nes en Zeedijk- hebben een slingerend verloop en kenmerkend is hun hogere ligging, die vanuit veel stegen komend nog goed waarneembaar is. Evenwijdig aan de Amstel liggen de voorburg- en achterburgwallen, die een groot verschil in breedte hebben: de Oudezijds Voorburgwal is bijna twee keer zo breed als de later aangelegde Achterburgwal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0017.jpg"

Oudezijds Achterburgwal Oudezijds Voorburgwal

Aan de westzijde van het plangebied zijn de gedempte grachten heel verschillend. In tegenstelling tot de relatief smalle, drukke Spuistraat heeft de Nieuwezijds Voorburgwal het karakter van een royale boulevard. De Nieuwezijds Voorburgwal was oorspronkelijk een deel van een natuurlijke waterloop, de Boerenwetering. Dit verklaart de onregelmatige breedte, met name in het zuidelijk deel van de straat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0018.jpg"

Nieuwezijds Voorburgwal

Ook de hoofdstructuur van de oostelijke en westelijke burgwallen, de Oude en de Nieuwe Zijde, is niet gelijk. Aan de westzijde buigt de Nieuwendijk af naar het westen en krijgt de functie van zeedijk. De Nieuwendijk wordt onderbroken door de brede Martelaarsgracht. Aan de oostzijde wordt het gebied doorsneden door een tweede dijkstraat, de Zeedijk. Door de Zeedijk wordt de smalle bouwstrook tussen Oudezijds Voorburgwal en de Geldersekade in twee nog smallere bouwstroken verdeeld. Een ander verschil is dat aan de westzijde de buitenste schil bestaat uit een smalle bouwstrook terwijl aan de oostzijde de buitenschil veel breder is waardoor hier een relatief grote woon-werkbuurt, de Bethaniënbuurt, kon ontstaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0019.png"
Gedempte en ongedempte grachten

Stegenstructuur

De positie van stegen en dwarsstraten dwars op de dijkstraten en burgwallen is gebaseerd op de structuur van het landschap, het slotenpatroon in het ontgonnen veenlandschap. Aan de westzijde lag het slotenpatroon schuin op de Amstel en daarom maken de stegen aan de Nieuwe Zijde een scherpe hoek met de hoofdroutes. Aan de Oude Zijde liggen ze vrijwel haaks op de dijkstraten. Dit komt terug in de richting van de kavels en is zichtbaar in de richting van de panden en kappen. Niet alleen de krappe maat zorgt voor beslotenheid van de stegen. Ook de bochten in de lange stegen (aan de westzijde) en kleine verschillen in breedte en richting (tussen twee stegen) dragen hieraan bij, zelfs als de stegen in elkaars verlengde liggen. Sommige stegen worden geheel gedomineerd door de gesloten zijmuren van de diepe gebouwen aan de hoofdstraten. In een aantal stegen is nog steegbebouwing, met ontsluiting aan de steeg, te vinden. Vooral in de stegen die uitkomen of -kwamen op een brug, en als zodanig de functie van doorgaande route hebben, zijn vaak kleinschalige winkelfuncties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0020.jpg"Stegenstructuur Damstraat en doorlopende stegenroutes

In de middeleeuwen waren weinig verbindingen tussen de oostelijke en westelijke burgwallen. De Dam was de belangrijkste verbinding en er lagen smalle bruggen over de Amstel ter hoogte van de Prins Hendrikkade, Oude Brugsteeg, Papenbroeksteeg en Langebrugsteeg. Ook in de huidige situatie is het aantal doorgaande routes in oost-west richting beperkt. De Dam is nog altijd onderdeel van de belangrijkste oost-westroute door het gebied, met de Damstraat, Oude Doelen- en Oude Hoogstraat als de doorgaande winkelroute aan de oostzijde. In het zuiden is de route Spui en Langebrugsteeg voor fietsers en voetgangers van belang. De route Sint Luciënsteeg, Duifjessteeg en Lombardsteeg biedt evenals de in het noorden gelegen stegenroutes Nieuwezijds Kolk, Oudebrugsteeg, Lange Niezel en Gravenstraat, Papenbrugsteeg voor voetgangers een aantrekkelijke 'dwarsdoorsnede' door het gebied. Op een aantal plaatsen vormen onderdoorgangen in de bebouwing een belangrijke bijdrage aan de doordringbaarheid van het gebied, bijvoorbeeld het Beurspoortje en de Oudemanhuispoort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0021.jpg"

Zoutsteeg

Kloostercomplexen

De uitzonderingen op de kenmerkende verkavelingstructuur (de bouwblokken langs de noord - zuidelijk gerichte hoofdstructuur van Amstel en burgwallen) zijn veroorzaakt door ofwel de aanwezigheid van grootschalige middeleeuwse structuren of gebouwen, waarna in sommige gevallen schaalverkleining optrad, ofwel door schaalvergroting die in de tweede helft van de negentiende eeuw optrad. Vooral de middeleeuwse kloostercomplexen en grotere openbare gebouwen zijn de plekken geweest waar transformaties in schaal, gebruik en verkaveling plaatsvonden.

In de middeleeuwse stad lagen een groot aantal kloosterterreinen, met name in het zuidelijk en oostelijk deel. De meesten werden na de Alteratie van 1578 herverkaveld.

De terreinen van het Minnebroedersklooster en het Cellezustersklooster werden herverkaveld tot een kleinschalige woon- en werkbuurt, met de Bloedstraat, Koestraat en Barndesteeg. Ten zuiden van de as Damstraat - Oude Hoogstraat is de vroegere structuur af te lezen aan de relatief grote bouwblokken met vrij grootschalige bebouwing.

Ook de ruimtelijke opbouw van het Binnengasthuisterrein wijkt af van die van de bouwblokken in de rest van het gebied. Vanaf de veertiende eeuw werd het terrein grotendeels in beslag genomen door een tweetal kloosters en door de stadstimmertuin aan de Grimburgwal. Anders dan bij veel andere kloosters vond op het Binnengasthuisterrein na de Alteratie geen onteigening plaats, omdat de kloosters werden betrokken door gasthuizen. De gasthuizen hadden vanaf de tijd van de Alteratie vooral de functie van ziekenhuis en werden na enige tijd samengevoegd. Het terrein is lang in gebruik geweest bij het ziekenhuis, dat in de jaren tachtig van de vorige eeuw vertrok. In de loop der tijd kwamen er, eerst aan de randen, nieuwe functies bij: woningbouw, de Nederlandsche Bank en de Universiteit. In het gebied bestaat al eeuwenlang een onderscheid tussen de bebouwing aan de randen van het terrein en de bebouwing op het Binnengasthuisterrein zelf. De gebouwen langs de Kloveniersburgwal, Oude Turfmarkt/Amstel en Nieuwe Doelenstraat vormen de harde randen van het gebied. Ze hebben een verkaveling haaks op de straten. De bebouwing langs de Grimburgwal bestaat uit losse, grote gebouwen, die worden ontsloten vanaf het binnengebied. Het binnengebied kent een minder geordende bebouwing en een grote variatie aan gebouwen. Het terrein heeft altijd een vrij besloten karakter gehad.

Aan de westkant zijn de gebouwen van de twee voormalige kloostercomplexen, tussen de Sint Luciënsteeg en het Spui, nog aanwezig. In de gebouwen van het Sint Luciënklooster werd het Burgerweeshuis gevestigd en vanaf 1960 werden ze ingericht als Amsterdams Historisch Museum, het huidige Amsterdam Museum. Het Begijnhof bestaat uit een complex met huizen rond twee binnenplaatsen.

Ten zuiden van het Spui komt de afwijkende structuur, met relatief brede straten, voort uit het oorspronkelijk gebruik van het gebied voor de schuttersdoelen (schietbanen voor schuttersgilden). De Heiligeweg is een belangrijke schakel tussen de winkelstraten Kalverstraat en Leidsestraat. Aan het Singel en het Spui staan een aantal grote universiteitsgebouwen.

Cityvorming

De 19e-eeuwse Cityvorming ging gepaard met schaalvergroting en functiescheiding in de bebouwing. Om de bereikbaarheid over land te verbeteren werden de westelijke burgwallen en delen van de Amstel gedempt. Het heeft geleid tot grote veranderingen in het stadsbeeld en een beperkt aantal veranderingen in de stedenbouwkundige structuur. Aan het Damrak werd een deel van de Amstel gedempt voor de Beurs van Berlage. De stad raakte afgesloten van open water door de bouw van het Centraal Station op de plaats van de haven. De Dam kreeg zijn huidige omvang, onder meer door de sloop van het Commandantshuis tussen de Bijenkorf en het Industria-gebouw (hoek Dam-Rokin) en de Damstraat werd verbreed.

Sindsdien hebben de westelijke en oostelijke burgwallen ieder een duidelijk eigen karakter met verschillen in bebouwing, openbare ruimte, verkeersdrukte en functies. Het middeleeuwse stadshart is echter qua stedenbouwkundige structuur grotendeels intact gebleven. De huidige hoofdstructuur komt in grote mate overeen met de oorspronkelijke structuur van het gebied.

5.1.2 Bouwblokken

Het plangebied bestaat grotendeels uit gesloten bouwblokken die veelal dichtbebouwd zijn en nauwelijks tuinen hebben. Open, groene binnenterreinen ontbreken. De bouwblokken hebben een onregelmatige vorm.

In de smalle bouwblokken staat door de geringe diepte een groot deel van de bebouwing rug aan rug. Afwisselend komen achterhuizen, uitbouwen en incidentele kleine plaatsjes en tuintjes voor. De bebouwing van de achterhuizen en aanbouwen is veelal lager dan de bebouwing aan de straat. Grote gebouwen beslaan soms de volledige diepte van het bouwblok.

Tussen de dijkstraten (Nieuwendijk, Kalverstraat en Warmoesstraat, Nes) en de voorburgwallen en aan de oostzijde tussen de Oudezijds Voorburgwal en de Kloveniersburgwal liggen de brede bouwblokken. In de brede bouwblokken zijn veel meer dwarsstegen dan in de smalle bouwstroken. Hiermee ontstond de meest efficiënte verkaveling en een hoge bebouwingsdichtheid. Op enkele plaatsen wordt het bouwblok door een tussenstraat, parallel aan de burgwallen, verdeeld in twee delen: de Sint Annendwarsstraat gericht op de Oude Kerk, de Pieter Jacobsdwarsstraat ten zuiden van de Damstraat en de Bethaniëndwarsstraat.

Bouwblokken met veel stegen zijn te vinden aan de Nieuwe zijde ten noorden van de Nieuwe Kerk, tussen de Gravenstraat en de Nieuwe Nieuwstraat, en aan de Oude zijde tussen de Sint Jansstraat en de Oude Kerk: het Blaauwlakenblok en het Sint Annenkwartier. In deze laatste twee bouwblokken worden de binnengebieden, met kleine zelfstandige percelen, ontsloten door de smalle dwarsstegen vanaf de voorburgwal. De stegen eindigen in het bouwblok en takken niet aan op de Warmoesstraat.

In het zuid-oostelijk deel van het gebied bestaan de bouwblokken op de plaats van de voormalige kloosterterreinen voornamelijk uit grote gebouwen en gebouwcomplexen rondom grotere open plaatsen, zoals de universiteitsgebouwen rondom de Walenkerk aan de Oudezijds Achterburgwal.

5.1.3 Verkaveling

Op veel plaatsen is de hoofdvorm van bouwblok en perceel nog middeleeuws. In het noord-oostelijk deel van het plangebied is de kleinschalige parcellering het meest aaneengesloten bewaard gebleven. Langs de as Damrak - Rokin en aan de westzijde, langs de gedempte burgwallen, vertoont de perceelsbreedte een grotere variatie. Hier komen relatief veel grootschalige 19e en 20e eeuwse invullingen voor waarbij meerdere percelen zijn samengevoegd.

In het algemeen zijn aan de burgwallen de percelen gemiddeld breder en dieper dan in de smalle dwarsstraten. Aan de stegen en dwarsstraten liggen de panden op smalle kavels met een perceelbreedte van circa 4 meter. Hier hebben veel panden een bouwhoogte van ca. 13 meter. Langs de Geldersekade, de Oudezijds Voor- en Achterburgwal en het Singel varieert de kavelbreedte over het algemeen van 4 tot ca. 7 meter en de bouwhoogte van drie bouwlagen met kap tot vijf bouwlagen met kap. Aan de dijkstraten en aan de naar de stad gerichte kant van de bouwblokken aan de (gedempte) hoofdgrachten zijn de percelen vaak dieper dan aan kant van de voormalige achtergrachten. In de smalste steegjes is nog een beperkt aantal zelfstandige pandjes/percelen. Binnen de eeuwenoude structuur is het onderscheid tussen grotere, diepe kavels en de kleine kavels nog altijd aanwezig en zichtbaar in de schaal van de bebouwing.

5.1.4 Bebouwing

Algemeen

Door de Cityvorming is de bebouwing in het plangebied opvallend gevarieerd. Met name aan de centrale as Damrak - Dam - Rokin en aan de Nieuwe zijde staan veel grootschalige (voormalige) openbare gebouwen, kantoorpanden (met krantenredacties), hotels en warenhuizen van begin vorige eeuw. De 17de en 18de eeuwse kleinschalige bebouwing wordt hier op een groot aantal plaatsen onderbroken door deze gebouwen die met hun opvallende, soms contrasterende architectuur voor grote afwisseling in de straatwanden zorgen. De Cityvorming heeft daarnaast ook geleid tot een geleidelijke schaalvergroting, waarbij enkele panden werden samengevoegd en voorzien van een nieuwe gevel. In een andere vorm komt schaalvergroting voor als één functie is uitgebreid in steeds meer met elkaar verbonden gebouwen, zoals in het geval van hotel Krasnapolsky aan de Dam, dat bijna het hele bouwblok beslaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0022.jpg"

Nieuwezijds Voorburgwal

Rond de Dam, het Beursplein en de Raadhuisstraat liggen enkele van de grootste gebouwen van het plangebied, met bouwhoogten vanaf 25 meter. Ze komen ook verspreid voor langs de hoofdwegen, zoals het gebouw van de Kas-Associatie (35 m) aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Rond de Raadhuisstraat hebben enkele gebouwen de schaal van een heel bouwblok. De Raadhuisstraat vormt met zijn zware verkeersfunctie en grootschalige bebouwing een breuk in de overwegend kleinschalige structuur. In het noordelijk deel van de Oude Zijde, waar de schaalvergroting nauwelijks heeft plaatsgevonden, zijn de Oude Kerk en de Sint Nicolaaskerk de hoogste gebouwen. De relatief grote gebouwen in het zuidelijk deel, zoals hotel The Grand (het voormalige stadhuis) en de gebouwen van het Binnengasthuisterrein passen goed in de gevelwand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0023.jpg"
Sint Nicolaaskerk

Aan de Nieuwe Zijde staan ook relatief veel grootschalige nieuwbouwcomplexen. Hierbij laat met name de ruimtelijke inpassing in de smalle straten en stegen te wensen over en is de oorspronkelijke stegenstructuur aangetast. Er zijn stegen verdwenen of delen van stegen dichtgebouwd. Een voorbeeld is het gebied tussen de Nieuwendijk en het Kattengat, waar door de bouw van het Renaissance-hotel in de jaren zeventig van de vorige eeuw schaalvergroting is opgetreden. Een ander meer recent voorbeeld is het winkelcentrum Kalvertoren waarin de stegen zijn getransformeerd tot winkelpassages. Het C&A-gebouw aan het Damrak en het Fortis-gebouw aan het Rokin zijn voorbeelden van gebouwen die met name door hun grootschaligheid niet goed in het ritme van de gevelwand passen. Het zijn kolossale gebouwen, die nog een schaal groter zijn dan hun voorgangers uit de 19e eeuw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0024.jpg"

Zicht vanaf de toren van de Oude Kerk richting Zuiderkerk

Ondanks de schaalvergroting bestaan de meeste gevelwanden in het plangebied voornamelijk uit smalle individuele panden met een verticale opbouw van de afzonderlijke gevels. Daarbij is de bebouwing in de loop der eeuwen steeds hoger geworden. Hoewel de bebouwing onderling varieert, vormen de panden samen toch een wand. In de dwarsstraten en stegen komen de laagste pandjes voor, bestaande uit drie bouwlagen met kap. Ook de bebouwing van het Amsterdam Museum en het Begijnhof is laag.

Typologische kenmerken (zoals ontsluiting, verdiepingshoogte, pandbreedte, kapvorm) vormen de uitgangspunten voor de architectonische vormgeving van de panden. Ondanks de eigen vormgeving van elk individueel pand ogen de gevelwanden als een geheel. De homogeniteit ontstaat door gelijksoortige materialen, verhoudingen en verfijning in detaillering en ornamentiek. Zelfs grote gebouwen die deze principes volgen en in hun geleding aansluiten bij de schaal van de omgeving verstoren deze eenheid niet. Op deze manier bestaat een uitgewogen balans tussen de individuele identiteit van het pand en de gevelwand als geheel.

Typologie van het woonhuis

De kleinschalige parcellering bepaalt niet alleen de stedenbouwkundige structuur maar vormt tegelijk de basis voor de gebouwtypologie. De 17de eeuwse woonhuistypologie van de stad wordt het Amsterdamse stadshuis genoemd. Kenmerkend zijn de verticale en horizontale driedeling. De pandbreedte bevat drie vensterassen. Vertikaal wordt de gevel onderverdeeld in plint, middenstuk en beëindiging. De plint (de eerste bouwlaag) kan op verschillende manieren zijn vormgegeven. Bij veel panden langs de grachten ligt de eerste bouwlaag niet op maaiveldniveau. Er is sprake van een bel-etage en een souterrain. Beide worden decentraal via een buitentrap en een eigen voordeur apart ontsloten. In de andere straten ligt de eerste bouwlaag in het algemeen wel op straatniveau. Maar ook daar onderscheidt de plint zich van het middenstuk van het gebouw door zijn grotere verdiepingshoogte en hiermee door zijn hogere ramen. Een bijzondere typologie wordt gevormd door de hoge begane grond laag met een vide/insteekverdieping. Delen van (voormalige) werkgrachten, zoals de Spuistraat en de Koggestraat, met een groot aandeel pakhuizen worden juist gekenmerkt door lage verdiepingshoogtes.

Kenmerkend voor het stadshuis is dat het middenstuk van het gebouw geen stapeling van even hoge gelijke verdiepingen is, maar dat deze zich hiërarchisch onderscheiden. De verdiepings- en ook de raamhoogte neemt naar boven toe af. De meeste huizen zijn afgedekt met een dwarskap. Meestal is de dakvorm afleesbaar in de gevel. De gevelbeëindiging zelf varieert van trapgevel tot platte lijstgevel. In de loop van de tijd werden panden opgehoogd waarbij ook de kapvorm veranderd werd. Plat afgedekte gebouwen of gebouwen met een schijnkap aan de straatzijde zijn zo te verklaren. Oorspronkelijk was het Amsterdamse stadshuis in gebruik bij één eigenaar – met of zonder aparte dienstwoning. Vandaag is het eerder regel dan uitzondering dat panden gesplitst zijn in meer woningen.

5.1.5 Openbare ruimte

Algemeen

Het plangebied behoort, dankzij het grote aanbod van centrumfuncties (grote winkels, universiteit, musea, hotels) en de ligging direct voor het Centraal Station, tot de meest bezochte gebieden van de binnenstad. Het Damrak is voor treinreizigers de hoofdentree tot de binnenstad. Kalverstraat, Nieuwendijk en Heiligeweg behoren tot het belangrijkste winkelgebied. Het gebied is sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw ingericht als voetgangersgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0025.jpg"

Boerensteeg (Bethaniënbuurt)

De openbare ruimte in het plangebied bestaat uit het stelsel van burgwallen, straten en stegen. Beeld en sfeer van de openbare ruimte hangen nauw samen met het type stedenbouwkundige ruimte, de aangrenzende bebouwing en de functies. De grote verscheidenheid in maat en gebruik van de openbare ruimte, variërend van lange, licht gebogen stadsstraten en grachten tot smalle, besloten stegen en nauwe gangen is karakteristiek voor dit gebied.

Omdat groene binnenterreinen ontbreken zijn de bomenrijen langs de (voormalige) burgwallen en boomgroepen op pleinen een waardevol onderdeel van het openbaar gebied. Ook een aantal kleine pleintjes/groenplekken en open plaatsen/privétuinen dragen bij aan de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid van de aangrenzende smalle straten, bijvoorbeeld in de Bethaniënbuurt. Alleen op het Begijnhof en op het Binnengasthuisterrein zijn groene binnenhoven van enige omvang te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0026.jpg"Het Binnengasthuisterrein

Het Binnengasthuisterrein heeft behalve een bijzondere bebouwingsstructuur ook een afwijkende structuur van openbare ruimte. De open ruimte bestaat uit een verzameling van onregelmatig gevormde ruimtes die door poorten met de openbare ruimte buiten het gebied verbonden is. Het gebied is, met uitzondering van twee parkeerterreintjes aan de randen, niet toegankelijk voor auto 's en heeft een besloten karakter. Veel van de onbebouwde ruimte op het Binnengasthuisterrein is semi-openbaar, zoals de groene binnenhof van het voormalig Zusterhuis.

Stoepenzone

Langs de straten en stegen is de voorgevel de duidelijke scheiding tussen de openbare ruimte en het privédomein. De scheiding is langs de grachten minder hard door de stoepenzone, een overgangsgebied tussen de straat en het woonhuis. Hier bevinden zich de stoepen naar de beletage en soms trappen naar het souterrain. Het materiaalgebruik - de stoepen zijn in hardsteen uitgevoerd - is heel uniform. In het westelijk deel van het plangebied zijn, met uitzondering van de Nieuwezijds Voorburgwal en het Singel, vrijwel geen stoepen meer. Ten behoeve van de winkelfunctie werden in de 19de eeuw stoepen, kelderingangen en pothuizen gesloopt en werden de winkelvloeren van panden gelijkstraats aangebracht, zodat een obstakelvrije ruimte ontstond.

In het plangebied komen plaatselijk pothuizen voor, bij een klein aantal monumenten. Dit zijn uitbreidingen van de kelder of het souterrain buiten de voorgevel.

Gebouwde terrassen

Aan het Damrak bevinden zich zeven gebouwde terrassen voor horecazaken. In de rest van het plangebied zijn vijftien gebouwde terrassen, het merendeel aan de Nieuwe Zijde, ondermeer aan de Nieuwezijds Voorburgwal en het Spui. In de meeste gevallen vormen ze een verstorende onderbreking van het gevelbeeld en de openbare ruimte en soms leiden ze tot onoverzichtelijke hoeken.

Pleinen en andere bijzondere ruimten

De Dam is onderdeel van de as van Centraal Station naar Muntplein. Het is het belangrijkste plein van Amsterdam en heeft dankzij het aangrenzende Koninklijk Paleis, de Nieuwe Kerk en het Nationaal Monument ook een nationale betekenis, met manifestaties, demonstraties en de jaarlijkse dodenherdenking, en geniet bekendheid op internationaal niveau.

De Dam vormde in de middeleeuwen het waterbouwkundig middelpunt van de stedelijke structuur (de overgang van zout naar zoet water, buiten- en binnenhaven) en is altijd het symbolische middelpunt geweest. Het was de plaats waar de markt, het stadhuis, de beurs en de kerk werden gevestigd. Het plein is meerdere malen vergroot en kreeg in het begin van de 20e eeuw zijn huidige afmetingen. Het stadhuis had bij de bouw (1664) een voor Amsterdam een tot dan toe ongekend grote schaal en is nog altijd het grootste gebouw aan het plein. De andere gebouwen aan de Dam zijn grotendeels tot stand gekomen in het begin van de vorige eeuw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0027.jpg"
Het Beursplein

Het Beursplein is een voorplein van de Beurs van Berlage en de Effectenbeurs. Dankzij de aangrenzende 19e eeuwse gebouwen heeft het een voornaam karakter, een rustig tegenwicht tegen de drukke voetgangersstromen aan de overzijde van het Damrak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0028.png"
Pleinen

Op het Muntplein komen waterwegen en straten samen. Van de 38 meter hoge Munttoren bevat de onderbouw restanten van de 15e eeuwse stadsmuur. De ruimte wordt gedomineerd door het verkeer. Het is een belangrijke schakel in de voetgangersroute tussen Kalverstraat en Rembrandtplein en onderdeel van de stadshartlus voor autoverkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0029.jpg"
Het Oudekerksplein

Het Oudekerksplein is dankzij de Oude Kerk en de ligging aan de gracht een bijzondere plek. De ruimte rondom de kerk heeft een intiem karakter en vormt de verbinding tussen een aantal dwarsstraten. Aan het plein is het gebruik, met onder meer horeca, prostitutie, woningbouw en een kinderdagverblijf, gevarieerd.

Halverwege de Nes, een straat met een groot aantal theaters (Brakke Grond, Frascati, de Engelenbak, het comedytheater en het Parooltheater) en enkele horecazaken, ligt het wat verscholen Nesplein. Het plein grenst weliswaar direct aan het theater de Brakke Grond, maar het ontbreekt aan levendigheid. Nieuwe invullingen in het Fortis-gebouw en de aangrenzende Vleeshal moeten hier verandering in brengen.

De Nieuwmarkt aan de rand van het plangebied, is één van de weinige grote pleinen in de binnenstad en is als open ruimte van belang voor de oostelijke burgwallen. Door de bijzondere ligging, op een overkluizing over de gracht, in de as van de Geldersekade en de Kloveniersburgwal, heeft het plein een grote openheid. Het is een buurtplein, met veel horeca, enkele winkels en een kleine markt. De Waag is, evenals de noordelijker gelegen Schreierstoren, een overblijfsel van de voormalige stadsmuur.

Het Spui was oorspronkelijk van belang voor de afwatering en is grotendeels ingericht als voetgangersgebied. Aan de westkant ligt een druk knooppunt van tram-, auto-, en fietsroutes. Met winkels, horecazaken, het Maagdenhuis en het Begijnhof heeft het plein rustige en drukkere zijden. Wekelijks is er een boekenmarkt en soms een kunstmarkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0030.jpg"

Markt op het Spui

De Nieuwezijds Kolk werd na demping een marktplein, met in het midden het Korenmeestershuisje (1620). Voor het Korenmeestershuisje is nu een zone ingericht voor terrassen van de aangrenzende horecagelegenheden. Aan de Stromarkt en het Kattengat ligt een groot hotel en horeca. De vorm van deze ruimte is ontstaan toen bij de bouw van het kantoor voor Het Vrije Volk in 1931, ongeveer ter plaatse van het huidige Renaissancehotel, de rooilijn is teruggelegd voor een geplande, nooit gerealiseerde verkeersdoorbraak.

De Torensluisbrug is door zijn breedte en bolling een bijzondere ruimte. De fundamenten van de Jan Rodenpoortstoren liggen nog onder de brug en de ruimte onder de brug is toegankelijk dankzij twee steigers aan weerszijden van de brug. De brug zelf heeft een verblijfsfunctie door de banken en terrassen in de zomer.

5.1.6 Water

De Amsterdamse binnenstad heeft zijn ruimtelijke kwaliteit voor een groot deel te danken aan de bijzondere relatie met water. De stedenbouwkundige structuur is gebaseerd op de loop van de grachten en de karakteristiek van de stedelijke ruimte wordt in belangrijke mate bepaald door het aanwezige oppervlaktewater in zijn verschillende vormen. Aan de westzijde van het middeleeuwse stadshart zijn alle grachten gedempt. Aan de oostzijde is de oorspronkelijke waterstructuur, met uitzondering van het gedempte Rusland, ongewijzigd en draagt bij aan het unieke stadsbeeld. Op enkele plaatsen staan panden direct aan het water. Zo wordt het (natte) Damrak begrensd door een bijzondere bouwtyplogie, de 'spijkers', diepe panden die een combinatie zijn van woonhuis (aan de Warmoesstraat) en pakhuis (aan het Damrak).

5.1.7 Verkeer en parkeren

Het plangebied is met het openbaar vervoer bijzonder goed bereikbaar dankzij de nabijheid van het Centraal Station, knooppunt voor trein-, bus-, tram- en metroverkeer. Het gebied is ook voor de auto goed ontsloten, dankzij de stadshartlus die bestaat uit de Prins Hendrikkade, Martelaarsgracht, Spuistraat, Spui, Singel, Muntplein, Rokin en Damrak. De straten behoren, evenals de Raadhuisstraat, tot het hoofdnet auto. Hierop wordt het bestemmingsverkeer afgewikkeld met een éénrichtingssysteem. De rest van het plangebied heeft een autoluw karakter. De Warmoesstraat en delen van de Oudezijds Achterburgwal zijn met verzinkbare palen (vezips) autoluw gemaakt. Ook de smalle Nes is autoluw.

In het kader van de herinrichting van de stadshartlus zal een knip in de Prins Hendrikkade worden gemaakt waardoor in oost-west richting geen doorgaand gemotoriseerd verkeer meer mogelijk is.

De wegen van de stadshartlus behoren, met uitzondering van het Singel, eveneens tot het hoofdnet openbaar vervoer. Ook de Nieuwezijds Voorburgwal, voor de tram, en de Raadhuisstraat, met bus- en tramlijnen de verbinding met het westelijk deel van de stad, zijn onderdeel van het hoofdnet openbaar vervoer.

Het hoofdnet fiets is een netwerk van doorgaande fietsroutes op stedelijk schaalniveau. Hoofdroutes voor fietsers in noord-zuidrichting zijn het Damrak, Dam, Rokin, de Martelaarsgracht, de Spuistraat en de Nieuwezijds Voorburgwal (met de Toren- en Molsteeg en de Stromarkt als dwarsverbindingen met het westelijk deel van de binnenstad). De Kloveniersburgwal is onderdeel van de route Geldersekade (oostzijde) - Kloveniersburgwal-Halvemaansteeg-Thorbeckeplein-Reguliersgracht.

In oost-west richting zijn maar een paar doorgaande routes voor fietsers, die daarom erg druk zijn: de Raadhuisstraat, Paleisstraat, Dam, Damstraat en Oude Doelenstraat die via de Oude Hoogstraat aantakt op de Sint Antoniesbreestraat en in het zuiden de route Spui-Langebrugsteeg-Grimburgwal-Vendelstraat-Staalstraat. Als sluiproute wordt, in plaats van de Langebrugsteeg-Grimburgwal ook wel de route over het Binnengasthuisterrein (Turfdraagsterspad en Vendelstraat) gebruikt, als verbinding tussen de oostelijke binnenstad en het stadshart.

Parkeren

Langs de stadshartlus ligt een aantal grote openbare parkeergarages: aan de Prins Hendrikkade, net buiten het plangebied ligt parkeergarage Centraal (465 parkeerplaatsen). Garage De Kolk (350 parkeerplaatsen) is gedeeltelijk onder de Nieuwezijds Voorburgwal en gedeeltelijk onder de nieuwbouw van de Kolk gesitueerd. De Bijenkorfgarage (480 parkeerplaatsen) wordt ontsloten vanaf het Beursplein. Ten noorden van het plangebied, onder het Oosterdokseiland (1700 parkeerplaatsen), is recent een grote garage gerealiseerd en aan het Rokin zal bij de nieuwe metrohalte een parkeergarage worden aangelegd.

In de beter ontsloten Nieuwe zijde bevinden zich de meeste grote particuliere garages. Grotere garages liggen onder meer aan de Nieuwezijds Armsteeg (ten behoeve van het aangrenzende hotel), aan het Singel (onder de "Kalvertoren", 129 parkeerplaatsen), aan weerszijden van de Wijdesteeg en aan de Nieuwezijds Voorburgwal 225 (Kas-Assiocatie). Aan de Oude zijde heeft het Fortis-gebouw aan het Rokin een grote garage en staat aan de Sint Jansstraat het bovengrondse parkeergebouw van hotel Krasnapolsky.

Bovengronds parkeren op privé-terrein komt nauwelijks voor. Op het Binnengasthuisterrein bevindt zich de parkeerplaats van hotel de l' Europe aan de Nieuwe Doelenstraat en wordt op het Turfdraagsterpad geparkeerd. Ook bij hotel The Grand aan de Oudezijds Voorburgwal zijn parkeerplaatsen op het binnenhof.

De afgelopen jaren is het aantal fietsers in de binnenstad enorm toegenomen. Op veel plaatsen in het plangebied vormt het fietsparkeren een groot probleem, onder meer bij publieksfuncties en in de aanloop naar het winkelgebied, zoals rond de Bijenkorf en op het Muntplein. Hier wordt de doorgang voor voetgangers belemmerd door de grote concentraties fietsers en scooters en heeft de openbare ruimte een rommelig aanzien. Onder de Kalvertoren, met de ingang aan het Singel, op het Binnengasthuisterrein en onder de Beurs van Berlage (bij de hoek met het Beursplein) liggen de enige openbare fietsenstallingen in het gebied. Op het Beursplein is een bewaakte stalling.

5.2 Nieuwe Ontwikkelingen

5.2.1 Sleutelprojecten

In het 1012-gebied zijn tien sleutelprojecten benoemd, die een positieve impuls moeten geven aan de opwaardering van het gebied. Alleen plannen waarvoor een omgevingsvergunning is verleend zijn opgenomen in het bestemmingsplan. De projecten, waarvoor de plannen nog in ontwikkeling zijn zoals het Fortis-gebouw en Tabak 2, zullen te zijner tijd met een buitenplanse procedure mogelijk worden gemaakt.

Victoria-hotel/Kadastergebouw

Het Park Plaza Victoria Hotel is een beeldbepalend pand voor de entree van het Damrak. Met een zowel kwalitatief als programmatisch goede invulling, wordt een belangrijke eerste én laatste indruk gegeven aan de bezoeker van Amsterdam. Stadsdeel Centrum en de hotelketen Park Plaza hebben in juli 2009 een convenant getekend voor de herontwikkeling van het Kadastergebouw en de invulling van de plint van het Victoria-hotel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0031.jpg"
Het Victoria-hotel

Daarna is voor deze ontwikkeling een bouwaanvraag ingediend. Het bouwplan behelst het verbouwen van het voormalige Kadastergebouw aan de Prins Hendrikkade 33 tot een zelfstandig hotel waarbij in het souterrain en op de bel-etage openbaar toegankelijke publieksruimten komen. Deze publieksruimten, die als 'stadsfoyer' in gebruik worden genomen, krijgen een thematische inrichting met culturele functies. Op de hoger gelegen lagen van het pand worden 98 kamers in het 4 sterren segment gerealiseerd.

Om het hotel mogelijk te maken is de 1e wijziging van het bestemmingsplan Nieuwendijk-Kalverstraat e.o. in juni 2010 vastgesteld. De gesprekken met betrekking tot het terras en de toekomstige invulling moeten leiden tot een gewijzigde aanvraag omgevingsvergunning voor de verbouwing van Damrak 6 en 7 en het verwijderen van het gebouwde terras. De oplevering is gepland in 2013.

Ons' Lieve Heer op Solder

De restauratie van de schuilkerk Ons' Lieve Heer op Solder op Oudezijds Voorburgwal 40 is inmiddels voltooid. Het monument met zijn 17e eeuwse interieur en kerk op zolder is heringericht als historisch huis. De uitbreiding vindt plaats door onder de Heintje Hoeksteeg een ondergrondse verbinding te realiseren met het pand op Oudezijds Voorburgwal 38. Zo worden alle panden van het museum en bijbehorende functies met elkaar verbonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0032.jpg"
Ons' Lieve Heer op Solder

Ons' Lieve Heer op Solder maakt onderdeel uit van het project 'cluster Arm'. Ander onderdeel van cluster Arm zijn de zogenaamde KLM-pandjes aan de Oudezijds Armsteeg. Op de begane grond van één van de KLM-pandjes is sinds mei 2011 het proeflokaal van bierbrouwerij De Prael gevestigd. In naastgelegen panden zijn onder meer Yellow Bike en een vintage shop gehuisvest. Op de verdiepingen zijn woningen gerealiseerd.

Tegenover de KLM-pandjes is in 2012 gestart met de sloop van de bestaande bebouwing, ten behoeve van de realisatie van nieuwbouw van het Leger des Heils. Voor deze zijde van de Oudezijds Armsteeg is een apart bestemmingsplan vastgesteld: de derde herziening bestemmingsplan Burgwallen. Het Leger des Heils, een afdeling van de Goodwillcentra Amsterdam (GWCA) en onderdeel van de stichting Leger van de stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg (W&G), wil hier ruimte maken voor begeleid wonen voor dak- en thuislozen en kleine winkels. In de plint van de voorziening zal een buurtsteunpunt komen. De voorziening, met een gereduceerde opvangcapaciteit, komt in de plaats van de dag- en nachtopvang voor verslaafden aan de Oudezijds Voorburgwal 87-89.

Hotel Krasnapolsky

Het hotel is gestart met een ingrijpende renovatie, die in fasen wordt uitgevoerd. Onderzocht is of er publiekstoegankelijke functies op de begane grond gerealiseerd kunnen worden zodat het hotel een open uitstraling en betere aansluiting met de buurt kan krijgen. Voor een deel van de renovatieplannen zijn inmiddels omgevingsvergunningen verleend, zoals voor de verbetering van de buitenkant van de parkeergarage en het naastgelegen hoekpand in de Sint Jansstraat.

Fortisgebouw Rokin/Nes

Het grootschalige Fortisgebouw heeft door zijn ligging dichtbij de halte van de Noord-Zuidlijn een strategische ligging binnen het plangebied. De aanpak van het gebouw moet leiden tot meer levendigheid aan de oostkant van het Rokin en tot het versterken van de relatie tussen het Rokin en de Nes. Om dit te bereiken verdient de aansluiting van de plint van het gebouw op de openbare ruimte bijzondere aandacht. Ook de uitstraling van de bestaande onderdoorgang in het gebouw moet worden verbeterd. Met de vestiging van nieuwe functies in de plint dient ook de Nes-kant van het gebouw een levendiger uitstraling te krijgen. De Vleeshal aan de Sint Pietershalsteeg 3 is onderdeel van de herontwikkeling. Het is wenselijk door middel van architectonische ingrepen de massaliteit van het pand te verminderen waardoor een betere aansluiting met de omliggende bebouwing aan het Rokin wordt bereikt. In 2012 is een convenant opgesteld door de voormalige eigenaar ABN/AMRO en de gemeente over de stedenbouwkundige randvoorwaarden en de beoogde toekomstige invulling. Inmiddels heeft ABN/AMRO verkocht aan de Emmes Group. De bepalingen in het convenant gelden ook voor deze nieuwe eigenaar Emmes is gestart met de planvorming, met sloop/nieuwbouw als uitgangspunt. Het beoogde programma bestaat vooral uit winkels en een horecavoorziening op de bovenste bouwlaag. Naast de voorstellen voor de nieuwbouw wordt met Emmes ook gesproken over een goed beheer en eventueel een tijdelijke invulling, mocht de definitieve planontwikkeling langer op zich laten wachten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0033.jpg"
Fortisgebouw

Tabakspanden en Foodplaza

Voor twee locaties aan de Spuistraat en aan weerszijden van de Wijdesteeg, te weten Tabak 1 en 2, zijn door Woonstichting De Key plannen ontwikkeld voor een combinatie van renovatie en sloop/nieuwbouw. In de Tabakspanden komt ruimte voor creatieve bedrijven, een Artmall met o.a. een kunstmarkt, koopwoningen en horeca. Doel is hier een creatieve 'hotspot' te creëren. De aanvragen voor de omgevingsvergunningen zijn ingediend. De aanvragen zijn opgesplitst in Tabak 1 (de panden ten zuiden van de Wijdesteeg) en Tabak 2 (de panden ten noorden van de Wijdesteeg). Voor Tabak 1 is in november 2012 een omgevingsvergunning verleend. In 2013 kan gestart worden met de sloop, nieuwbouw en renovatie. In de aanvraag omgevingsvergunning voor Tabak 2 wordt voorgesteld de huidige bebouwing grotendeels te vervangen door nieuwbouw met een ander volume (met uitzondering van het 'Slangenpand'). Aan het Keizerrijk en op het binnenterrein wordt nieuwbouw toegevoegd. Om dit mogelijk te maken is een projectafwijkingsbesluit en een verklaring van geen bedenkingen van de stadsdeelraad noodzakelijk. Deze verklaring is vooralsnog niet afgegeven. Eind 2012 heeft de raadscommissie Bouwen en Wonen de ontwerpverklaring van geen bedenking aangehouden. De portefeuillehouder heeft hierop toegezegd met De Key in gesprek te gaan om te onderzoeken of het mogelijk is de huidige bewoners en gebruikers van Spuistraat 199 (het 'Slangenpand'), vertegenwoordigd door S199 en van Spuistraat 219, vertegenwoordigd door Stichting Langgewagt, een plek te geven in de nieuwe plannen van De Key.

Het gebouw aan de Nieuwezijds Voorburgwal 226, waarin op de begane grond Albert Heijn Food Plaza is gevestigd, wordt verbouwd tot een hotel met 185 kamers en een zelfstandig restaurant/lounge op de bovenste bouwlaag (600 m²). Hiertoe is eind december 2012 een omgevingsvergunning verleend.

Cluster Beursplein

Ten behoeve van de opwaardering van het gebied worden de mogelijkheden onderzocht van de herontwikkeling van het C&A-gebouw en van de uitbreiding van de Bijenkorf aan de Warmoesstraat. Op de kop van de Warmoesstraat, ter plaatse van het huidige laad- en losterrein en de parkeergarage, kan hierdoor een belangrijke kwaliteitsverbetering ontstaan. Belangrijke aandachtspunten bij deze uitbreiding zijn: het vinden van een goede oplossing voor het laden en lossen en het fietsprobleem in de omgeving van het Beursplein en de Dam. In afwachting van concrete plannen is in het bestemmingsplan aan de Warmoesstraat de bestaande situatie opgenomen. Wat betreft het C&A-gebouw is begin 2013 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de volledige renovatie van het gebouw, met winkelruimte alle op bouwlagen en een voorstel voor verplaatsing van de huidige passage.

Naast de bovengenoemde ontwikkelingen zijn er ook plannen voor de Beurs van Berlage en Euronext. De Beurs van Berlage onderzoekt in welke mate het gebouw beter geëxploiteerd kan worden na het vertrek van het Nederlands Philharmonisch Orkest en Euronext heeft plannen om het bestaande café als zelfstandige horeca te gaan exploiteren.

Binnengasthuisterrein

Voor het Binnengasthuisterrein is de huidige regeling opgenomen volgens de bestemmingsplannen Binnengasthuisterrein e.o. en Hoek Binnengasthuisstraat/ Vendelstraat. Op de locatie van de voormalige theaterschool aan de Binnengasthuisstraat (Tweede Chirurgische Kliniek) en het voormalige Zusterhuis aan de Nieuwe Doelenstraat, heeft de Universiteit van Amsterdam (UvA) de wens om een studiecentrum annex bibliotheek te realiseren. Met betrekking tot deze plannen heeft het dagelijks bestuur met de UvA op 10 mei 2012 een regeling afgesloten. In deze regeling is het uitgangspunt vastgelegd dat op basis van het huidige Programma van Eisen voor de Universiteitsbibliotheek Geesteswetenschapen (oktober 2011), het studiecentrum gerealiseerd wordt. Hierbij wordt gestreefd naar een kwalitatief hoogwaardig plan, zowel uit oogpunt van functionaliteit, flexibiliteit en toekomstwaarde als uit oogpunt van restauratie en herbestemming van de monumentale waarden. Onderkeldering en geheel of gedeeltelijke bebouwing van de binnenhof is daarbij een mogelijkheid.

Chinatown

De functie en het karakter van Chinatown, in en rondom de Zeedijk, moet worden versterkt. Hiertoe is met subsidie van het stadsdeel in 2011 een Stichting Chinatown opgericht. De inspanningen hebben geleid tot de vestiging van een mooie winkel met Chinese gadgets op de Geldersekade genaamd 'Asia station'. De stichting bestaat uit ondernemers en vertegenwoordigers van de Chinese gemeenschap in het gebied. Doelstelling van de stichting is om de Chinese identiteit van Chinatown verder te versterken. Het initiatief van de NV Zeedijk om samen met een ondernemer een Chinees hotel op de Geldersekade te realiseren is verder uitgewerkt en heeft geleid tot een voorlopige financiering en een concrete exploitant.

Parkeergarage Oosterdok/Geldersekade

Het college van b&w en het dagelijks bestuur van het stadsdeel hebben in 2010 ingestemd met de voorkeurslocatie Oosterdok en met het opnemen van de garage in het Stedenbouwkundig Plan Prins Hendrikkade/Oosterdok. Vervolgens zijn de plannen uitgewerkt en is begonnen met het opstellen van het Stedenbouwkundig Plan en het integraal Programma van Eisen voor de parkeergarage. De negatieve economische ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat er in 2012 opnieuw een afweging gemaakt moest worden over het al dan niet medegebruiken van een bestaande garage, in plaats van het bouwen van een “eigen” parkeergarage.

Oudekerksplein en omgeving

Dit sleutelproject is onderdeel van de straatgerichte aanpak. Zie voor een beschrijving paragraaf 5.2.2.

5.2.2 Straatgerichte aanpak

Een belangrijke pijler van het Coalitieproject 1012 is de straatgerichte aanpak. Voor een zestal benoemde clusters van straten wordt een brede aanpak uitgerold, waar door middel van een pro-actieve aanpak en inzet van een zeer breed instrumentarium criminogene functies worden verminderend en tegelijkertijd een economische transformatie wordt gegenereerd. De transformatie leidt tot een verbeterde functiebalans en een verbetering van het woon- en leefklimaat.

Cluster 1 betreft het Damrak, de noordelijke Nieuwendijk (vanaf Oudebrugsteeg tot Singel) en de tussengelegen stegen: Oudebrugsteeg (westzijde), Karnemelksteeg, Haringpakkerssteeg, Hasselaerssteeg.
Dit gebied vormt de entree van Amsterdam en bepaalt door haar ligging in grote mate het beeld van Amsterdam. Het zwaartepunt bij de ontwikkeling van deze straten ligt in de opwaardering van bestaande retail naar een zogenaamd A1 winkelbestand van internationale allure, gecombineerd met een mix van horeca, cultuur en hotels. Met de ondernemersverenigingen, pandeigenaren en bewoners zijn aparte visies opgesteld voor het Damrak ('entree van de stad') en voor de Nieuwendijk ('authentiek en avontuurlijk'). De visies zijn vastgesteld door het dagelijks bestuur van stadsdeel.

Cluster 2 betreft het Rokin, de Nes, Oude Turfmarkt en de daartussen gelegen stegen; Langebrugsteeg, Kalfsvelsteeg, Cellebroerssteeg, Wijde Lombardsteeg, Sint Pieterspoort, Nadorststeeg, Hermietenstraat, Beurspoortje.
Enerzijds ligt de opgave in het opwaarderen van het winkelbestand op het Rokin, anderzijds in het verbeteren van de ontsluiting van de Nes en het verder profileren van de Nes als cultuurstraat. In 2011 is een visie op de toekomst van het Rokin opgesteld, in samenwerking met de Vereniging Ondernemers Rokin (VOR) en bewoners. Het Rokin wordt hierin gepresenteerd als 'stadsboulevard met allure', waarin historische glorie en eigentijdse kwaliteit elkaar ontmoeten: bijzondere winkels, goede bereikbaarheid en theatertalent om de hoek. De visie is vastgesteld door het dagelijks bestuur. Eigenaren van panden waarin zich criminogene functies bevinden, worden benaderd om mee te werken aan nieuwe functies.

Cluster 3 betreft de Damstraat, Pijlsteeg, Oude Doelenstraat, Oude Hoogstraat en Nieuwe Hoogstraat.
Deze van oorsprong zeer gedifferentieerde en gevarieerde winkelstraat is de laatste jaren aanzienlijk verschraald. De grootste opgave is om deze tendens te keren en de verscheidenheid aan te brengen door kleinschalige innovatieve concepten op het gebied van ambacht, horeca en winkels.

Cluster 4 betreft de Warmoesstraat, Oudebrugsteeg, Lange Niezel, Nieuwebrugsteeg.
De centrale straat in dit cluster, de Warmoesstraat, kent veel verschillende functies. De straat heeft niet specifiek een winkel of horeca invulling maar kent verschillende ritmes en verschillende straatdelen qua functionele invulling. De verbetering van de Warmoesstraat is belangrijk in het kader van het ontwikkelen van de zogenaamde “tweede ladder”, als verbindend element tussen Rode Loper en het Wallengebied. De oost-west verbindingen krijgen grote aandacht.
De diversiteit aan ondernemingen gaat samen met zeer diverse uiteenlopende belangen. Op basis van individuele interviews met ondernemers en gesprekken met belanghebbenden, waaronder bewoners, is een visie opgesteld en vastgesteld door het dagelijks bestuur. De visie legt de nadruk op de veelzijdigheid van de straat met een aanpak om het homokwartier te versterken, de woonfunctie te intensiveren, samenwerking tussen ondernemers te bevorderen en het beheer van de openbare ruimte te verbeteren.

Cluster 5 betreft de Oudezijds Achterburgwal en zijstraten; Korte Niezel, Korte Stormsteeg, Boomsteeg, Molensteeg, Oude Kennissteeg, Kreupelsteeg, Monnikenstraat, Bloedstraat, Stoofsteeg, Barndesteeg.
Dit is en blijft het Red Light District van Amsterdam. De opgave is om hier een milieu te creëren met aansprekende vormen van erotiek, nachtclubs, erotische filmfestivals, functies op het snijvlak van mode en erotiek. De nadruk ligt daarbij vooral op het verbeteren van bestaande functies.

Cluster 6 is het sleutelproject Oudekerksplein en omgeving; Enge Kerksteeg, Wijde Kerksteeg, Sint Annendwarsstraat, Trompetterssteeg, Dollebegijnensteeg, Sint Annenstraat.
Voor de ontwikkeling van dit gebied waar alle raambordelen zullen verdwijnen, is een visie op de toekomstige invulling ontwikkeld. De visie gaat uit van een centrale positionering van het Oudekerksplein in het Wallengebied zoals dat in vroegere tijden ook was op zowel religieus, sociaal als economisch vlak. De 'parel van de Wallen' leeft straks van bedrijvigheid, kunst, cultuur en horeca. Er komen meer woningen. Het Oudekerksplein is in de Strategienota als sleutelproject aangemerkt maar lijkt in de systematiek van de aanpak op de clusters van de straatgerichte aanpak.
De brede straatgerichte aanpak is in januari 2010 gestart. Vanuit een olievlekwerking en versterkt vertrouwen van bonafide investeerders zijn veel nieuwe initiatieven van de grond gekomen. Er is met veel partijen gesproken die interesse tonen in het postcodegebied 1012 of daar gevestigd zijn: makelaars, zittende en nieuwe ondernemers, pandeigenaren, bewoners en ontwikkelaars.
Op diverse plekken vinden bijzondere verbeteringen plaats zoals de vestiging van restaurant Anna op het Oudekerksplein, de vestiging van hotel the Exchange op het Damrak en de komst van het NRC op het Rokin.

5.2.3 Overige ontwikkelingen

Herontwikkeling Rokin 65

Het kantoorpand Rokin 65 is verbouwd voor de vestiging van NRC Media. Het gebouw, dat direct grens aan het Fortis-gebouw, heeft op de begane grond een publiekskarakter met een open uitstraling. Er is een café-restaurant, in combinatie met ruimte voor debat en culturele manifestaties en een winkel op de hoek met de Wijde Lombardsteeg. De (hoofd)entree van het gebouw is verplaatst van de hoek Rokin/Wijde Lombardsteeg naar een centrale plek in de gevel aan het Rokin.

Theaterhotel Nes 47

Achter Rokin 65, in de Nes, wordt het Theaterhotel gevestigd met onder meer 53 kamers en een zelfstandige horecagelegenheid. Voor de invulling van het hotel is het thema 'theater' als uitgangspunt genomen. Het hotel wordt een ontmoetings- en verblijfsplek voor mensen uit de theater-, film-, kunst- en literaire wereld. Het hotelinitiatief betreft een bijzonder concept dat bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteitsverbetering van de gehele straat. Hiermee sluit het plan aan bij de doelstellingen uit de Stategienota.

Rokin Plaza

Voor de locatie Rokin Plaza, gelegen aan het Rokin 16 is een apart bestemmingsplan vastgesteld en onherroepelijk (30 december 2012). Om die reden is het pand buiten dit bestemmingsplan gelaten. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk dat de bestaande binnenhof wordt bebouwd, waardoor de steeg sterker als steeg wordt beleefd. De huidige binnenhof heeft geen verblijfskwaliteit en door zijn verscholen ligging is sprake van overlast. De steeg mag op twee plaatsen worden overbouwd en de overbouwingen moeten op zes meter vanaf het gemiddeld maaiveld beginnen. Het pand wordt volledig gerenoveerd en krijgt onder meer nieuwe gevels. Er komen winkels op meerdere verdiepingen (4.000 m²) en woonruimte op de bovenste bouwlaag.

Rokin 28-30

Er is een omgevingsvergunning verleend voor de panden Rokin 28-30 doorlopend naar de Kalverstraat. Er komt een winkel van 1.200 m² en een aantal woningen op de bovenste verdiepingen.

Panden Universiteit van Amsterdam (UvA)

Het nieuwe huisvestingsplan van de Universiteit van Amsterdam is gericht op clustering van activiteiten op vier locaties: in de binnenstad op en rond het Binnengasthuisterrein en het Oudemanhuispoortcomplex, het Roeterseiland, het Science Park en het AMC. Als gevolg hiervan zal de UvA een deel van de panden afstoten, waaronder een aantal gelegen in het plangebied. Op dit moment wordt een visie ontwikkeld voor de toekomstige invulling van een aantal van deze panden. Het gaat om de panden Singel 425/Handboogstraat 10-12: Universiteitsbibliotheek (UB), Spuistraat 210-212: Bungehuis, Spuistraat 128, 134 en 136: PC Hoofthuis, Oudezijds Achterburgwal 185: Spinhuis (zie ook hoofdstuk 6).

Natte Damrak

Voor het Natte Damrak wordt een visie ontwikkeld om te komen tot een ruimtelijke en functionele kwaliteitsverbetering van het gebruik van het water. Deze visie zal worden vertaald in een apart bestemmingsplan.

Noord-Zuidlijn en Rode Loper

In 2003 is gestart met de aanleg van de Noord-Zuidlijn. Volgens de huidige planning zal deze in het najaar van 2017 worden opgeleverd, met haltes bij het Centraal Station en het Rokin. De nieuwe metrolijn verbindt Amsterdam-Noord met Station Zuid-WTC. Het nieuwe station Rokin zal worden gecombineerd met een ondergrondse openbare parkeergarage en fietsenstalling.

Door de metrolijn vinden ook bovengronds veel veranderingen plaats: er komen in- en uitgangen van de nieuwe metrostations op straat waardoor het op die plekken veel drukker zal worden. Met het project Rode Loper wordt de herinrichting boven het tracé van de Noord-Zuidlijn in de binnenstad, van Prins Hendrikkade tot Weteringcircuit, voorbereid. Op initiatief van stadsdeel Centrum is, in samenwerking met de dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer (DIVV), de dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) en het Project Management Bureau (PMB) een Nota van Uitgangspunten opgesteld waarin is aangegeven aan welke doelstellingen de toekomstige openbare ruimte van de Rode Loper moet voldoen. De Nota van Uitgangspunten voor de Rode Loper is in 2009 door de stadsdeelraad en de gemeenteraad vastgesteld.

De doelstellingen worden ontleend aan beleid dat eerder is vastgesteld door de centrale stad en het stadsdeel:

  • behoud van bereikbaarheid en doorstroming,
  • verbetering van verkeersveiligheid,
  • verbetering van de luchtkwaliteit,
  • toepassing van duurzame materialen.

Daarnaast leidt de visie tot drie doelstellingen:

  • meer ruimte voor voetgangers;
  • een entree met uitstraling;
  • accentueren historische structuren.

Het definitief ontwerp voor het Damrak, het eerste gedeelte van de Rode Loper is gereed. Begin 2013 wordt gestart met de herinrichting. Met het ontwerp voor de Rode Loper is de gemeenteraad in maart 2012 akkoord gegaan. Om tegemoet te komen aan, met name de laatste twee van de genoemde doelstellingen uit de Nota van Uitgangspunten, is in dit ontwerp geen plaats meer voor de gebouwde terrassen aan het Damrak.

5.3 Ruimtelijke Uitgangspunten

5.3.1 Stratenpatroon

Het stratenpatroon en de bouwblokverkaveling gaan terug op de 14e eeuw en zijn sindsdien grotendeels ongewijzigd. Zij vormen de basis van de stedenbouwkundige structuur en hun behoud is in cultuurhistorisch opzicht van groot belang. In het plangebied wordt dan ook de stedenbouwkundige verkaveling in het huidige patroon gehandhaafd. Vernieuwing dient plaats te vinden binnen het bestaande verkavelingspatroon om de historische structuur te behouden. Uitgangspunt is behoud en herstel van de bestaande panden. Medebepalend voor het straatbeeld zijn de rechte voorgevelrooilijnen die eraan bijdragen dat de individueel vormgegeven gebouwen toch één geheel vormen. Om deze reden mag de bebouwing uitsluitend in de (bestaande) voorgevelrooilijn gesitueerd worden.

De binnen de bouwblokken gelegen stegen en gangen zijn een kenmerkend onderdeel van de fijnmazige structuur van de middeleeuwse stad en worden beschermd. Ze mogen niet worden bebouwd en overbouwd. Ze zijn in veel gevallen privé-gebied en hebben de bestemming 'Tuin - 2'.

Stegen die een openbaar karakter hebben en/of in gemeente-eigendom zijn hebben de bestemming Verkeer. Ook de overbouwde gangen en onderdoorgangen, die onderdeel zijn van openbare routes, worden beschermd. Ze zijn met de aanduiding 'onderdoorgang' op de verbeelding aangegeven.

5.3.2 Parcelleringsstructuur

De bouwblokken zijn onderverdeeld in een fijnmazige structuur van individuele percelen. De meeste percelen zijn afzonderlijk ontwikkeld, waarbij pand en gevel van oudsher een eenheid vormen. Resultaat is het kenmerkende beeld van zelfstandige panden. De panden hebben een ontsluiting met individuele voordeuren met als gevolg een diversiteit van kleinschalige functies en een positieve invloed op de leefbaarheid van straten. De parcelleringsstructuur is dus niet alleen bepalend voor het gevelbeeld. Hoewel in de loop van de tijd op een aantal plekken percelen zijn samengevoegd vormt dit weefsel – naast het stratenpatroon – nog steeds de basis van de stedenbouwkundige structuur van de binnenstad (zie afbeelding 'actuele kadastrale kaart'). Om deze waardevolle structuur te behouden is het samenvoegen van gebouwen – dit betekent het fysiek koppelen van twee of meerdere gebouwen – en het vergroten van al aanwezige doorbraken niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0034.jpg"
Actuele kadastrale kaart

Het plangebied heeft vanwege de gewenste transformatie een bijzondere status. Het laatste decennium heeft de binnenstad een sterke economische ontwikkeling doorgemaakt. Economische ontwikkeling en behoud van de stedenbouwkundige structuur kunnen prima samengaan. Dit betekent dat er een evenwicht moet worden gevonden tussen de ontwikkeling in 1012 en de cultuurhistorische en stedenbouwkundige structuur van het gebied.

Met het oog op de gewenste transformatie wordt het samenvoegen in uitzonderingsgevallen toegestaan. Uitgangspunt is het behoud van de historische en monumentale binnenstad. De mogelijkheid om af te wijken bij omgevingsvergunning is vooral bedoeld voor de straten uit de straatgerichte aanpak (zie hoofdstuk 5.2) en is niet van toepassing voor het plangebied dat onderdeel is van de kernzone van het Unescogebied: het gebied tussen de Spuistraat en het Singel. Samenvoeging zal worden overwogen als er sprake is van een innovatief initiatief of concept, dat bijdraagt aan de gewenste transformatie en waarbij op een creatieve wijze recht wordt gedaan aan de bestaande stedenbouwkundige kwaliteiten. Architecten en projectontwikkelaars worden uitgedaagd om met voorstellen te komen in de geest van de historische binnenstad. Voorwaarde is, dat de cultuur- en bouwhistorische, de stedenbouwkundige en de functioneel-economische structuur in het plangebied in acht wordt genomen: er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting.

Hierbij zijn de volgende twee voorwaarden leidend:

  • Het te realiseren plan levert een bijdrage aan de transformatie van en een kwaliteitsimpuls voor het gebied. Voor criteria wordt aansluiting gezocht bij de strategienota en de straatvisies (zoals unieke concepten, diversiteit, hoogwaardige functies).
  • Het te realiseren plan brengt geen onevenredige schade toe aan de waarde van de stedenbouwkundige of bouwhistorische structuur.

Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de volgende aspecten: de omvang van de samenvoeging (aantal panden), de aanwezigheid/behoud van bestaande entrees en de plek van de samenvoeging. Om te voorkomen dat de stedenbouwkundige structuur in fasen wordt aangetast, mogen doorbraken niet worden geïntensiveerd (in aantal en/of omvang).

Een andere mogelijkheid om af te wijken van het samenvoegingsverbod is bedoeld om wonen boven winkels mogelijk te maken. In veel panden aan de belangrijke winkelstraten zijn de trappen naar de bovengelegen bouwlagen niet meer aanwezig. Herstel van deze trappen is niet realistisch. Daarom is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om af te wijken. Alleen als aangetoond is dat de bovengelegen bouwlagen niet anders kunnen worden ontsloten dan door het samenvoegen van twee gebouwen, mogen ten behoeve van (nieuwe) woningen in de Kalverstraat en Nieuwendijk twee panden met elkaar worden verbonden, danwel wordt een samenvoeging met een pand in een aangrenzende steeg toegestaan. Voorwaarde is dat de doorbraak alleen dient voor de ontsluiting van de woningen.

5.3.3 Bouwdiepte

De panden maken deel uit van dichtbebouwde bouwblokken. Handhaving van de aanwezige bebouwing is uitgangspunt. Om deze reden is binnen veel bouwblokken geen achtergevelrooilijn aangegeven. De schaarse tuinen binnen de bouwblokken worden in hun huidige omvang gehandhaafd. Op de percelen met tuinen is de bestaande diepte van de bebouwing aangegeven.

Onbebouwde gronden aan de achterzijde van bebouwing, gelegen binnen de bestemmingen 'Gemengd', 'Centrum' en 'Maatschappelijk' mogen worden bebouwd onder de voorwaarde dat de diepte van de uitbreiding maximaal 2,50 meter bedraagt, gemeten vanaf de achtergevel van de minst diepe belending. Deze regel geldt voor iedere bouwlaag. Uitbreiding van bebouwing in hoeken van bouwblokken is niet toegestaan. Afwijking van deze regel is mogelijk voor zover de lichttoetreding in de belendende bebouwing niet in onevenredige mate wordt aangetast. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien tezamen met de buren een omgevingsvergunning voor uitbreiding wordt aangevraagd.

5.3.4 Binnenterreinen en tuinen

In het plangebied ontbreken open binnenterreinen en zijn maar weinig tuinen. Ze hebben de bestemming 'Tuin - 1' of 'Tuin - 2' gekregen, waarbij 'Tuin - 2' is bedoeld voor tuinen die direct grenzen aan het water of de openbare ruimte. Voor beide bestemmingen is het uitgangspunt dat de bestaande openheid gehandhaafd moet blijven. Voor de gronden met de bestemming 'Tuin - 1', heeft het bestemmingsplan een afwijkingsmogelijkheid voor de bouw van schuurtjes. In de tot 'Tuin - 2' bestemde tuinen gaat verdichting ten koste van de beleving van de open ruimte en de kwaliteit van het openbaar gebied. Om het open karakter te behouden is het oprichten van gebouwen hier niet toegestaan.

De bestaande aan- en bijgebouwen op de tuinen zijn bestemd tot 'Tuin - 3'. Deze bebouwing mag worden gehandhaafd en geheel worden vernieuwd, maar niet worden vergroot. Bij sloop/nieuwbouw van de hoofdbebouwing dient de bebouwing op gronden met de bestemming 'Tuin - 3' op hetzelfde bouwperceel ook te worden gesloopt en mag niet worden teruggebouwd. Bebouwing in tuinen die bestemd is tot 'Tuin - 3' mag niet zelfstandig worden gebruikt. De (onbebouwde) tuinen mogen niet bedrijfsmatig worden gebruikt.

De bomen worden beschermd door de gemeentelijke kapverordening, waarbij het criterium 'in het belang van handhaving van natuur-, landschaps- of stadsschoon' bij een aanvraag om een omgevingsvergunning inzake het kappen van een boom zeer strikt wordt toegepast.

Op gronden met de bestemming 'Tuin - 1' en 'Tuin - 2' mag niet worden geparkeerd. Bij één gebouw (hotel The Grand) wordt op de entreehof geparkeerd. Andere locaties met een afwijkend gebruik van de tuinen en erven zijn het laad- losterrein van de Bijenkorf aan de Warmoesstraat en vier locaties met een horecaterras (Dam 9, Oudezijds Voorburgwal 197, Nieuwe Doelenstraat 20, Warmoesstraat 131). Deze uitzonderingen zijn op de verbeelding voorzien van de respectievelijke aanduidingen 'specifieke vorm van tuin - parkeren toegestaan', 'speciefieke vorm van tuin- laden en lossen toegestaan' en 'specifieke vorm van tuin - horecaterras toegestaan'.

5.3.5 Bouw- en goothoogten

De gevariëerde bouw- en goothoogte van de individuele panden is kenmerkend voor het plangebied. Doel van het bestemmingsplan is om deze karakteristiek te beschermen. Voor alle panden met de waardering orde 1 of orde 2 (zie hoofdstuk 5.4) is de bestaande bouw- en goothoogte de maximaal toegestane bouw- en goothoogte.
Voor panden met de waardering orde 3, voor panden zonder waardering - dit is de bebouwing van ná 1970 - en voor de open terreinen en onderstukken aan de straat zijn de maximale bouw- en goothoogte aangegeven op de verbeelding. Deze hoogte is gebaseerd op de gemiddelde bestaande bouw- en goothoogte binnen de betreffende gevelwand. Voor orde 3-panden en gebouwen zonder waardering met een bestaande grotere goot- en bouwhoogte dan aangegeven op de verbeelding, geldt dat deze bestaande grotere goot- en bouwhoogte kan worden gehandhaafd.

Ingeval van ingrijpende verbouw of nieuwbouw van een orde 3-pand worden de resultaten van de zogenaamde 'kwaliteitstoets' (zie hoofdstuk 5.5.4) bij de beoordeling betrokken.

Bij orde 1- en orde 2-panden bestaat de mogelijkheid om aan de achterzijde van de bouwhoogte af te wijken tot de bestaande goothoogte die het desbetreffende pand aan de straatzijde heeft. Van deze afwijking kan bijvoorbeeld gebruikt gemaakt worden om (bestaande uitbouwen of andere) lagere bouwdelen te verhogen of om het gebouw (binnen het bestemmingsvlak) in de diepte te vergroten.

Ten behoeve van een overzicht van de gemiddelde bestaande bouw- en goothoogte van de bebouwing in het plangebied is een hoogtekaart gemaakt. De hoogtekaart is als bijlage bij de toelichting gevoegd.

Kapvorm
Naast de gevarieerde bouw- en goothoogte draagt de beëindiging, waaronder de kapvorm, van de gebouwen bij aan het individuele karakter van de panden. Dit is niet alleen van invloed op de gevelwand – een pand met een langskap oogt in de straat anders dan een pand met een dwarskap – maar heeft ook grote betekenis voor het daklandschap. Doel van het bestemmingsplan is om deze waardevolle karakteristiek te bewaren. De orde 1-panden zijn beschermd op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke Erfgoedverordening. De kappen van orde 2- en orde 3-panden zijn beschermd via de bepalingen van de dubbelbestemming 'waarde cultuurhistorie'. Voor orde 2-panden geldt dat de kap en de gevel behouden dient te worden.
In geval van verbouwing van orde 3-panden geldt dat voor zover de oorspronkelijke kapvorm van het pand nog aanwezig is deze gehandhaafd dient te worden. Het ophogen van een orde 3-pand kan uitsluitend als de kapvorm behouden blijft.

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de afmetingen van de bebouwing, met inbegrip van het aantal bouwlagen en de kapconstructie. Toetsingscriteria hierbij zijn het behoud, herstel en versterking van het stadsbeeld en de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0035.jpg"

Daklandschap rond het Oudekerksplein

5.3.6 Minimale bouwhoogte

Gebouwen dienen aan de straatzijde een minimale bouwhoogte te hebben van 9 meter. Mogelijkheid tot afwijken van deze bepaling ten behoeve van een bouwhoogte lager dan 9 meter bestaat indien hierdoor – met het oog op de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving – een betere aansluiting op de belendingen wordt bereikt.

Als op de verbeelding een lagere bouwhoogte dan 9 meter is aangegeven en ter plaatse van orde 1- en orde 2-panden met een bouwhoogte lager dan 9 meter dan geldt deze lagere bouwhoogte.

5.3.7 Straatwand en gevelopbouw

Met betrekking tot de straatwand, de gevelopbouw en de aansluiting op belendingen zijn in het bestemmingsplan onderstaande regels opgenomen om de ruimtelijke structuur van het plangebied te handhaven dan wel te versterken.

Plinthoogte/functie

Kenmerkend voor de (oude) bebouwing binnen het plangebied is de driedeling in het gevelvlak, te weten plint (eerste bouwlaag), gevelvlak en beëindiging, waarbij de eerste bouwlaag hoog is. Dit is een van de factoren die de gevelwanden een zekere statigheid verleent. Verder maakt deze ruime maat een flexibel gebruik van de begane grond mogelijk. Om deze redenen schrijft het bestemmingsplan voor dat de eerste bouwlaag een minimale hoogte van 3,50 meter moet hebben, gemeten vanaf het aangrenzende maaiveld (i.v.m. het straatbeeld). In verband met de uitwisselbaarheid van functies dient de interne hoogte van de eerste bouwlaag (vanaf de bovenkant begane grondvloer tot de bovenkant van de vloer van tweede bouwlaag) eveneens minimaal 3,50 meter te zijn. Deze maat geldt minimaal in de eerste vijf meter vanaf de voorgevel ten behoeve van goed toegankelijke verblijfs- en/of publieksruimten aan de straat. In de planregels is een mogelijkheid opgenomen om af te wijken indien een lagere eerste bouwlaag beter aansluit bij de karakteristiek van de gevelwand.

Het karakter van de straten en stegen wordt in grote mate bepaald door de functies in de plint. De eerste bouwlaag van een gebouw heeft grote invloed op de beleving van de openbare ruimte. Niet alleen het gebruik van de begane grond maar ook transparantie en openheid van de gevel zijn hierbij bepalend. Gesloten gevels verstoren de gewenste openheid en hebben tevens een negatieve invloed op de sociale veiligheid. Om deze reden zijn op de eerste bouwlaag bergingen aan de straatzijde niet toegestaan.

Voor de begane grond van panden is in de planregels opgenomen dat de bestaande al dan niet zelfstandige ontsluitingen naar de hogere verdiepingen moeten worden gehandhaafd. Deze regeling is bedoeld om binnen de overwegend kleinschalige pandenstructuur leegstaande verdiepingen, zoals die nog in veel (hoofd)winkelstraten voorkomen, weer te gebruiken en om de mogelijkheid voor vestiging van zelfstandige functies, waaronder woningen, op de hoger gelegen bouwlagen te behouden. In het plangebied bevinden zich ook (grote) gebouwen zoals de Bijenkorf, die in gebouwtypologie en ontsluitingsstructuur afwijkend zijn en waar de noodzaak tot het behouden van de bestaande roltrappen/trappartijen minder groot kan zijn. Dat is één van de redenen om in het bestemmingsplan een binnenplanse mogelijkheid op te nemen om af te wijken, waarin als voorwaarde wordt gesteld dat de tweede en hogere bouwlagen in voldoende mate bereikbaar moeten blijven.

5.3.8 Gevelverkoop en open-puiverkoop

Onder gevelverkoop wordt verstaan het vanuit de gevel van een gebouw – gelegen aan de openbare ruimte – verkopen van goederen of eetwaren. Open-puiverkoop betreft het exploiteren van een winkel of horecabedrijf, waarvan de voorgevel, op straatniveau geheel of grotendeels ontbreekt, dan wel geheel of grotendeels bestaat uit een afsluiting die tijdens de openingsuren kan worden geopend.

Deze verkoopvormen hebben negatieve gevolgen, zoals hinder voor het overig gebruik van de openbare ruimte, vervuiling op straat, aantasting van de openbare orde en aantasting van het uiterlijk aanzien van het stadsbeeld. Daarom zijn gevelverkoop en open-puiverkoop niet toegestaan.

5.3.9 Gevelvlak

Hoewel door de eeuwen heen vele gevels vervangen of gewijzigd zijn is het straatbeeld zeer homogeen. Behalve materialisatie en gevelbreedte is de vlakheid van de gevelwand een belangrijke samenbindende factor. Erkers en kleine balkons komen bijna alleen voor in bebouwing uit de 19e en begin 20e eeuw, in de oudere bebouwing slechts incidenteel.

Om de karakteristiek van de vlakke gevelwanden te behouden is het niet toegestaan erkers of balkons (met uitzondering van de zgn. Franse balkons, die tot maximaal 20 cm buiten de voorgevel uitsteken) aan de voorgevel te construeren.

Voor de achtergevel bestaat de mogelijkheid om, ingeval van overschrijding van de bestemmingsgrens, van de regels af te wijken voor balkons tot maximaal 2 meter diep, mits het balkon binnen een hoek van 45 graden vanaf de zijgevels van het desbetreffende perceel wordt gebouwd. Bij de afweging worden ook de gevolgen voor de nabijgelegen panden betrokken.

5.3.10 Beëindiging van gebouwen

Voor orde 3 panden en voor gronden/gebouwen zonder ordewaardering (de nieuwbouw van na 1970 en de open terreinen en onderstukken), waarbij de maximale bouw- en goothoogte op de verbeelding is aangegeven, dient boven de maximale goothoogte binnen een hellingshoek van maximaal 60 graden te worden gebouwd. Als ervoor gekozen wordt om een gebouw plat af te dekken dan geldt dat de maximale goothoogte ook de maximale bouwhoogte vormt. Het bestemmingsplan kent een afwijkingsbevoegdheid om de maximale goothoogte met 1 meter te overschrijden. Voorwaarde is dat een overschrijding geen negatieve gevolgen heeft voor het straatbeeld.

Dakopbouwen – ten behoeve van onder andere liften, trappenhuizen en centrale verwarmingsinstallaties – en schoorstenen, afvoerkanalen e.d. kunnen het silhouet van het stadsbeeld verstoren. Ook antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie kunnen het straatbeeld en het daklandschap ernstig verstoren. Om de kwaliteit van het stadsbeeld te waarborgen dient met de plaatsing van antennes zorgvuldig te worden omgegaan.

Installaties dienen zoveel mogelijk binnen het pand te worden aangebracht. Installaties op het dak, zoals koelinstallaties, nieuwe dakopbouwen, antennes, afvoerkanalen, condensatoren en ventilatie-inrichtingen zijn dan ook slechts met een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk.

5.3.11 Dakterrassen

De binnenstad wordt gekenmerkt door een duidelijke scheiding tussen het openbaar gebruik van de openbare ruimte en het privé-gebruik, dat zich achter de voorgevel en eventueel op het binnenterrein afspeelt. Ook op binnenterreinen kunnen dakterrassen ten koste gaan van rust en privacy van omwonenden. Om deze redenen zijn dakterrassen niet zonder meer toegestaan.

In het bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de regels voor het maken van een dakterras. Voorwaarden zijn dat het dakterras gelegen is aan de achterzijde van het hoofdgebouw of dat het terras op een aanbouw of bijgebouw wordt gerealiseerd en dat het daklandschap en de kapvorm niet worden aangetast. Verder wordt bij de belangenafweging gekeken of door het dakterras de privacy van de omwonenden onevenredig in het geding komt.

5.3.12 Openbare ruimte

De openbare ruimte is bestemd tot 'Verkeer' of 'Groen'. Alle straten, stegen en pleinen in het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer'. De hoven van het Begijnhof hebben een groen karakter en zijn, evenals twee kleine buurtparkjes in de Bethaniënbuurt tot 'Groen' bestemd. Op gronden met de bestemming 'Groen' mag niet worden geparkeerd en is gebruik als rijweg voor autoverkeer niet toegestaan.

Op gronden met genoemde bestemmingen mag niet worden gebouwd. Een uitzondering geldt voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming.

Vooral langs de grachten komen stoepen en pothuizen voor, en met name bij monumenten. Bestaande stoepen en pothuizen mogen vernieuwd worden, maar niet vergroot. Nieuwe stoepen en pothuizen zijn niet toegestaan. De mogelijkheid is opgenomen om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het verbod te bouwen op gronden met de bestemming 'Verkeer', ten behoeve van stoepen en toegangen voor souterrains.

Het bestemmingsplan spreekt zich niet uit over de inrichting van de openbare ruimte maar uitsluitend over het gebruik van de gronden. Behoud en versterking van de waardevolle groenstructuur, alsmede kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte worden onder meer uitgewerkt binnen het kader van het Handboek Inrichting Openbare Ruimte.

5.3.13 Verkeer en parkeren

Verlichting van de parkeerdruk wordt niet gezocht in uitbreiding van parkeerplaatsen. Het gemeentelijk beleid is gericht op het verminderen van het aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte, het verminderen van het autogebruik en het verbeteren van het openbaar vervoer.

Om gevels met een gesloten karakter te voorkomen zijn inpandige parkeergarages op de begane grond niet toegestaan en geldt voor ondergrondse parkeergarages dat deze alleen onder gebruikmaking van een in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid zijn toegestaan. Hierbij dient voldaan te worden aan een aantal in de planregels genoemde voorwaarden. Om aantasting van het waardevolle stadsbeeld te voorkomen is één van de voorwaarden dat nieuwe parkeergarages aan grachten, waarvoor een nieuwe entree aan de gracht moet worden gemaakt, niet zijn toegestaan. Ook in de belangrijke winkelstraten (bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Centrum - 3' en 'Centrum - 4') zijn geen parkeergarages toegestaan .

Om de druk op de openbare ruimte te verminderen zijn in de bebouwing (met de bestemmingen 'Gemengd', 'Centrum - 3' en 'Centrum - 4', 'Maatschappelijk') fietsenstallingen op de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzonder bouwlagen zonder meer toegestaan. Verwezen wordt naar hoofdstuk 6 voor aanvullend beleid en uitgangspunten ten aanzien van parkeervoorzieningen. Binnen de bestemming Verkeer is het mogelijk om onder het Beursplein een fietsenstalling te realiseren.

5.3.14 Gebouwde terrassen

In het plangebied bevinden zich een aantal gebouwde terrassen behorend bij horecazaken. Sinds juni 1992 is het gemeentelijk beleid van kracht om geen nieuwe gebouwde terrassen toe te staan, onder andere om privatisering van de openbare ruimte tegen te gaan. Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn alleen de bestaande gebouwde terrassen aan het Spui opgenomen. De gebouwde terrassen aan het Damrak zijn met het oog op de doelstellingen uit de Nota van Uitgangspunten voor de Rode Loper (2009) niet opgenomen in het definitieve ontwerp voor de herinrichting van het Damrak en daarom ook niet op de verbeelding.

5.3.15 Water

Het water in het plangebied is opgenomen in het bestemmingsplan Water. Het bestemmingsplan Water, dat voor het water in de hele binnenstad is opgesteld (met uitzondering van het zogenaamde Natte Damrak), is een vertaling van de "Visie op het water van de Amsterdamse binnenstad". In de Visie, die in januari 2006 door de stadsdeelraad is vastgesteld, staan de globale plannen van het stadsdeel met betrekking tot ligplaatsen en steigers. Het bestemmingsplan Water is op 26 juni 2012 door de stadsdeelraad vastgesteld en is sinds 16 november 2012 in werking. Het water draagt bij aan het typisch Amsterdamse karakter van het plangebied en daarom dient de waterstructuur beschermd te worden. Privatisering van het water en de walkant dient te worden vermeden om dit karakter niet aan te tasten.

5.4 Waardering Van Gebouwen

5.4.1 Algemeen

Het hele plangebied ligt binnen het gebied dat in 1999 is aangewezen als Beschermd Stadsgezicht. Om die reden is het hele plangebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde-cultuurhistorie'. Met deze bestemming wordt ingezet op het behoud, herstel en versterking van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden. De waardering van gebouwen is op de verbeelding aangeduid met specifieke bouwaanduidingen. De waardering is een actualisering van de waarderingskaart die voor de hele binnenstad is gemaakt en in 2000 is vastgesteld (zie 'Waarderingskaart', bijlage bij de toelichting). Dit past ook in de wens van de deelraad om de bestaande waarderingskaart te actualiseren, verwoord in de raadsnotitie "Naar een nieuwe Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht".

De actualisering betekent dat de sinds 2000 aangewezen rijks- en gemeentelijke monumenten als orde 1 zijn aangeduid. De monumentaanwijzing gebeurde vaak in het kader van een project zoals het Gemeentelijk Monumenten Project en de inventarisatie Joods Cultureel Erfgoed. Sommige panden die (om onduidelijke reden) eerder niet gewaardeerd waren hebben nu wel een waardering gekregen.

Voorts zijn de panden gebouwd tussen 1940-1970 binnen de historische binnenstad, de zogeheten wederopbouwperiode, gewaardeerd. Een overzicht van deze panden met hun waardering is opgenomen in een bijlage bij de toelichting. De bouwkunst uit deze periode heeft inmiddels een leeftijd bereikt van 40 tot 70 jaar. Hierdoor bestaat er voldoende afstand voor beoordeling. Tevens sluit het stadsdeel hiermee aan op de recente waardering van de Top 100 rijksmonumenten van de wederopbouwperiode door het Rijk en van de Top 100 gemeentelijke monumenten in Amsterdam. De wederopbouwperiode heeft zijn sporen achtergelaten en maakt nadrukkelijk deel uit van het historisch verhaal van de binnenstad en van de kenmerkende gelaagdheid van de stad. De waardering van de wederopbouwpanden berust op dezelfde criteria, die ook bij de aanwijzing van gemeentelijke monumenten worden gebruikt: stedenbouw, architectuur, cultuurhistorie, zeldzaamheid en/of gaafheid. In de praktijk wordt een visuele opname ter plaatse door een team van deskundigen (architectuurhistorici van Bureau Monumenten & Archeologie en architectuurhistoricus en stedenbouwkundigen van stadsdeel Centrum) gedaan, aangevuld met historisch onderzoek in het gemeentelijk pandenarchief. Bij de opname en het archiefonderzoek worden de criteria per pand in ogenschouw genomen. Een pand dat bijvoorbeeld qua architectuur, bouwtechniek, situering zelden voorkomt en nog grotendeels gaaf is, krijgt een hogere waardering dan een pand dat door de tijd heen ingrijpend is verbouwd en een meer doorsnee uiterlijk heeft.

Het doel van de waardering is het aangeven van de onaantastbare onderdelen van het stadsbeeld in het kader van het beschermd stadsgezicht. De opgave die hier door de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht wordt gesteld is het behoud van deze gebouwen en de straatwanden waar ze in staan. De grote variatie in architectuur en gebouwtype en de diversiteit van de stedelijke structuur is karakteristiek voor dit gebied. De volgende categoriëen zijn gehanteerd.

5.4.2 Orde 1

Dit zijn gebouwen die beschermd zijn als monument op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke Erfgoedverordening.

5.4.3 Orde 2

Dit zijn gebouwen van voor 1970, die op grond van hun hoge architectonische kwaliteit en/of vanwege het feit dat ze zeer bepalend zijn voor het beeld van de straatwand ter plaatse, behoudenswaardig zijn. De architectuur sluit bescherming als monument in de toekomst niet uit. Bij sloop of ingrijpende verbouwing achter de gevel wordt door Bureau Monumenten en Archeologie een bouwhistorische verkenning opgesteld, waarbij wordt aangegeven of het gebouw monumentwaarde heeft. Afhankelijk van de uitkomst van de bouwhistorische verkenning kan het dagelijks bestuur de procedure tot aanwijzing tot gemeentelijk monument starten.

De gebouwen die zijn aangemerkt als orde 2 zijn essentiële onderdelen van het stadsbeeld. Sloop van deze gebouwen is ongewenst. Een vergunning hiervoor wordt in beginsel geweigerd. Alleen in uitzonderingsgevallen (bijvoorbeeld bij aantoonbare ernstige bouwvalligheid) kan sloop/herbouw van deze gebouwen aan de orde zijn, waarbij de straatgevels en kap teruggebouwd worden. Daarbij vraagt het stadsdeel aan de aanvrager om een bankgarantie. Dit zal in de praktijk betekenen dat gevelwanden, met name aan de grachten, hun huidige aanzien (vrijwel) geheel zullen behouden.

5.4.4 Orde 3

Dit zijn gebouwen van voor 1970, die voor wat schaal en detaillering betreft passen in de gevelwand waarvan ze deel uitmaken, maar geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben. Uitgangspunt is behoud. Bij verbouwing is behoud en herstel van de oorspronkelijke gevelelementen uitgangspunt. Hierbij zijn veranderingen in materiaal, maatvoering en detaillering toegestaan, mits deze de oorspronkelijke karakteristiek van het gebouw niet verstoren. In de regels zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het volume moet voldoen.

Binnen de categorie orde 3-panden is sprake van grote kwaliteitsverschillen. Bij sloop of ingrijpende verbouwing achter de gevel wordt door Bureau Monumenten en Archeologie een bouwhistorische verkenning opgesteld, waarbij wordt aangegeven of het gebouw monumentwaarde heeft. Afhankelijk van de uitkomst van de bouwhistorische verkenning kan het dagelijks bestuur de procedure tot aanwijzing tot gemeentelijk monument starten. Wanneer het gebouw geen monumentwaarde heeft, wordt bij een sloop/nieuwbouwplan en/of ingrijpende verbouwing en/of ophoging voor een orde 3-pand vervolgens door het stadsdeel een kwaliteitstoets uitgevoerd. Op basis van deze kwaliteitstoets wordt bepaald of sprake is van panden met cultuurhistorische, bouwhistorische, architectuurhistorische en/of stedenbouwkundige waarden. Wanneer dat het geval is, is behoud uitgangspunt. Het kwaliteitsniveau van deze genoemde waarden bepaalt of sprake kan zijn van sloop/nieuwbouw en/of ingrijpende verbouwing en/of ophoging.

5.4.5 Nieuwbouw

Bebouwing van na 1970 is niet gewaardeerd. Het uitspreken van een afgewogen oordeel over deze bebouwing is vanwege de jonge leeftijd ervan vaak buitengewoon lastig: de benodigde historische afstand, en dus het overzicht dat nodig is voor een kwalitatief oordeel, ontbreekt. Voor deze gebouwen zijn in het kader van de ordewaarderingskaart geen bijzondere regels opgenomen.

5.4.6 Te vervangen gebouwen en te bebouwen gaten

Dit zijn gebouwen die in architectonische zin op geen enkele wijze bijdragen aan het stadsbeeld en niet passen in de gevelwand waarin ze staan. Vaak gaat het om gebouwen waarvan grote delen zijn verdwenen (zoals onderstukken). Wanneer onbebouwde open plekken de continuïteit van de gevelwand op storende wijze onderbreken, dienen deze te worden bebouwd.

5.4.7 Ensembles en seriebouw

Al sinds de zeventiende eeuw worden in Amsterdam meerdere panden in één bouwstroom neergezet. Als in de vormgeving van de verschillende panden de suggestie wordt gewekt dat het om een groter gebouw gaat, bijvoorbeeld door een symmetrie die over verschillende gevels loopt, noemen we dat een ensemble. Een aantal panden naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd, noemen we seriebouw.

In geval van verbouwing van ensembles en seriebouw gelden dezelfde uitgangspunten. Daarom is op de verbeelding geen onderscheid gemaakt tussen ensembles en seriebouw en zijn ze aangegeven met dezelfde bouwaanduiding 'Specifieke bouwaanduiding-ensembles'. Voor ensembles en seriebouw geldt dat de samenhang tussen de verschillende panden niet mag worden verstoord. Daarom moet een bouwkundige ingreep worden afgestemd met de overige panden.

5.5 Architectuur- En Bouwhistorische Waardenkaart

Van de architectuur- en bouwhistorische waarden is een deel vaak verborgen in monumenten. Die verborgen waarden blijken vaak ouder te zijn dan de voorgevel van een gebouw doet vermoeden. De architectuur- en bouwhistorische waardenkaart laat zien waar de historische waarden zijn te verwachten of aanwezig zijn. De kaart is als bijlage 7 bij de toelichting op het bestemmingsplan opgenomen met als doel deze in een zo vroeg mogelijk stadium te kunnen gebruiken bij de ontwikkeling van bouwplannen. Hierdoor kunnen resultaten van architectuur- en bouwhistorisch onderzoek worden verwerkt in de planvorming en kunnen de cultuurhistorische waarden beter worden beschermd.

Er is voor gekozen geen bouwregels aan de kaart te koppelen. De regeling van het bestemmingsplan zit al zodanig in elkaar, dat veel van de bouwhistorische waarden beschermd zijn. Denk hierbij aan de regeling voor orde 1-, orde 2- en orde 3-panden en het verbod op het samenvoegen van percelen. Het is verstandig de (eventueel onbekende) waarden vooraf inzichtelijk te maken ten behoeve van een soepele planbeoordeling, zodat het planproces niet onnodig vertraagd wordt.

De kaart maakt onderscheid tussen panden met:

  • vastgestelde architectuur- en bouwhistorische waarden
  • vermoede architectuur- en bouwhistorische waarden
  • vooralsnog indifferente architectuur- en bouwhistorische waarden.

De architectuur- en bouwhistorische waardenkaart kan eerder worden gezien als een beleidskaart dan als een onderzoekskaart. De waardestelling is gebaseerd op de documentatie en de pandsdossiers van het Bureau Monumenten en Archeologie, op de uitkomsten van de stedenbouwkundige analyse en op een visuele inspectie, waarbij de voorgevel niet doorslaggevend was.

Er wordt een onderscheid gemaakt in de hardheid van de bouwhistorische waarden. Zo zijn harde, vastgestelde bouwhistorische waarden aangegeven, maar ook vermoedelijke waarden. Een deel van de bebouwing heeft op grond van de stedenbouwkundige analyse cultuurhistorische waarde. Deze waarden zijn tot zover nu bekend mee genomen in de toekenningen. Bij twijfel en in het geval van ontoegankelijke binnenterreinen hebben recente luchtfoto's soms een rol gespeeld in de uiteindelijke waardetoekenning. In een aantal gevallen kon waardetoekenning aan binnenterreinbebouwing nog niet plaatsvinden. De architectuur- en bouwhistorische waardenkaart kent geen periodisering of einddatum. De waardenkaart moet niet worden gezien als een statische vaststelling van waarden. De kaart zal na de verwerving van nieuwe cultuurhistorische gegevens en inzichten geactualiseerd moeten worden. Die aanpassing zal bij de volgende actualisering van het bestemmingsplan kunnen worden doorgevoerd. Ondertussen verworven gegevens kunnen indicatief zijn bij planbeoordeling tijdens een vigerend bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Functionele Beschrijving En Uitgangspunten

6.1 Algemeen

6.1.1 Beschrijving van het plangebied

Binnenstad

De binnenstad van Amsterdam trekt grote aantallen bezoekers. In 2009 trok Amsterdam 11,2 miljoen toeristische en zakelijke bezoekers uit binnen- en buitenland. Bezoekers komen naar de binnenstad om te winkelen, horecagelegenheden te bezoeken en voor voorzieningen als musea en theaters. De rondvaarten, een belangrijk middel om de binnenstad te beleven, zijn goed voor bijna 3 miljoen bezoekers per jaar en na de Efteling de drukst bezochte attractie van Nederland. Maar bezoekers komen ook om simpelweg te dwalen door straten en stegen van onder andere het Wallengebied en om te genieten van de monumenten en de bonte verzameling van mensen.
De binnenstad is echter niet alleen een vrijetijds- en uitgaanscentrum. Er wordt ook gewoond, gewerkt, naar school gegaan en gestudeerd. Er zijn woningen, kantoren, hotels, winkels, bedrijfjes, ateliers en de Universiteit van Amsterdam. Het feit dat er gewoond wordt maakt de binnenstad van Amsterdam, samen met de grote variatie aan functies op een betrekkelijk klein oppervlak, zo aantrekkelijk voor bewoners en bezoekers.
De verhouding aantal inwoners en aantal werkzame personen is in de binnenstad ongeveer één op één. Tegenover elke bewoner staat één arbeidsplaats (48% tegen 52%). De bijzondere verhouding tussen wonen en werken maakt de binnenstad van Amsterdam uniek. Vergeleken met Amsterdam neemt in (sommige) binnensteden in het buitenland het wonen een ondergeschikte positie in. Daar is het centrum 's avonds uitgestorven (Londen) of wordt gedomineerd door het toerisme (Venetië).
Het behoud van de functiemenging is de belangrijkste hoofddoelstelling van het beleid voor de binnenstad. De balans tussen de functies is een constant aandachtspunt.

Coalitieproject 1012
Er zijn ontwikkelingen in de binnenstad en in het bijzonder in het postcodegebied 1012 die de functiebalans verstoren. Zo is in de loop der tijd het aantal souvenirwinkels, raambordelen, sekswinkels, massagesalons, minisupermarkten, coffeeshops en headshops onevenredig toegenomen. Deze overconcentratie van criminogene en economisch laagwaardige functies leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat voor bewoners en bezoekers en tot verstoring van de functiebalans. Om deze ongewenste ontwikkelingen om te buigen en een transformatie van het gebied op gang te brengen is in 2007 het Coalitieproject 1012 in gang gezet voor het postcodegebied 1012. Met dit project wil de gemeente Amsterdam de criminaliteit en verloedering in het middeleeuwse hart van de stad terugdringen.
Behalve de strafrechtelijke aanpak, de bestuurlijke aanpak - via de wet Bibob - en de zorgaanpak - het prostitutiebeleid - gaat het ook om een ruimtelijke aanpak. Samen met ondernemers, bewoners en investeerders wil de gemeente het unieke karakter van het gebied versterken en een opwaardering in gang zetten door meer kwaliteit toe te voegen. Een doelstelling is het verminderen van het aantal raambordelen en het zoneren hiervan in twee overzichtelijke gebieden: langs de Oudezijds Achterburgwal en in het Singelgebied. Daarnaast wil men het aantal coffeeshops verminderen. De andere doelstelling is het verbeteren van de economische structuur en de intensivering van de woonfunctie. Waar mogelijk worden nieuwe woningen toegevoegd. Verdere groei van massagesalons, minisupermarkten en souvenirswinkels is niet meer mogelijk, doordat nieuwe vestigingen niet meer zijn toegestaan. Nieuwe functies worden toegevoegd, zoals het NRC Handelsblad aan het Rokin. Voor vijf combinaties van straten (Rokin/Nes, Damrak plus noordelijke deel Nieuwendijk, Warmoesstraat/Lange Niezel, Damstraat/Nieuwe Hoogstraat, Oudekerksplein en omgeving) zijn straatvisies gemaakt samen met ondernemers en bewoners. Deze spitsen zich toe op transformatie van laagwaardige functies en realisatie van een meer gevarieerd aanbod.

Korte beschrijving van het plangebied
Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden (zie agbeelding hieronder): Burgwallen Oude Zijde en Burgwallen Nieuwe Zijde (exclusief het Stationseiland).

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0036.jpg"Links Burgwallen Nieuwe Zijde, rechts Burgwallen Oude Zijde (bron: Trendrapport 2010)

Burgwallen Oude Zijde is het oudste gedeelte van Amsterdam. De middeleeuwse bebouwing is overwegend kleinschalig en in tact gebleven. Een groot deel van de Wallen ofwel de 'rosse buurt' behoort tot dit deel van de binnenstad.
Burgwallen Nieuwe Zijde behoort eveneens tot het middeleeuwse stadshart, maar de diversiteit in schaal en bouwstijl is hier groter dan in Burgwallen Oude Zijde.
Beide delen kennen een grote bevolkingsdynamiek. De gemiddelde woonduur is laag en de verhuisgeneigdheid is in verhouding groot. Een persoonshuishoudens en jongeren (20-34 jaar) zijn ruim vertegenwoordigd. In beide gebieden zijn vooral veel particuliere huurwoningen.
Op grond van de verhouding aantal inwoners/aantal werkzame personen worden beide delen gekarakteriseerd als werkgebied. Het aantal werkzame personen is aanzienlijk groter dan het aantal inwoners.
De werkgelegenheid is vooral consumptiegericht (detailhandel en horeca) en in mindere mate produktiegericht (kleine bedrijfjes). Burgwallen Oude Zijde is vooral een uitgaansgebied. Burgwallen Nieuwe Zijde is vooral een winkel- en uitgaansgebied. De detailhandel vertoont hier een zeer sterke concentratie. Dit komt vooral doordat in dit deel de Kalverstraat, Nieuwendijk en Heiligeweg liggen.
In beide delen is horeca in ruime mate aanwezig. Een groot deel van ruim 12.000 mensen die in de binnenstad in de horeca werken, werken in een van beide delen van de Burgwallen. Waar het in Burgwallen Oude Zijde verhoudingsgewijs vaak gaat om werk in hotels, gaat het in Burgwallen Nieuwe Zijde vaker om werk in restaurants.
In Burgwallen Nieuwe Zijde zijn het Koninklijk Paleis, de Nieuwe Kerk, het Amsterdams Museum en Madame Tussaud de belangrijke culturele attracties. De belangrijke publieksfuncties zijn de Oude Kerk, de Beurs van Berlage en theaterstraat de Nes. Verder is heeft de Universiteit van Amsterdam in het gebied diverse panden in gebruik (Oudemanhuispoort, Binnengasthuis, Spinhuis)

In de paragrafen 6.2 tot en met 6.12 wordt uitvoeriger ingegaan op de verschillende functies in de beide deelgebieden.
Het cijfermateriaal dat in dit bestemmingsplan wordt gebruikt, is voornamelijk ontleend aan het Trendrapport Amsterdamse binnenstad 2010/2011. De voornaamste bronnen daarvan zijn het Activiteiten Register Regio Amsterdam (ARRA) en de gegevens van O+S. Verder is het gebruik van alle panden in het gebied geïnventariseerd.

6.1.2 Bestemmingen (bebouwing)

Het algemene beleid voor de functies is gericht op het behouden en waar mogelijk versterken van de functiemenging, maar en op het terugdringen van ongewenste functies. Het gebruik van gebouwen is zo flexibel mogelijk. In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van drie soorten bestemmingen voor de bebouwing:

  • Gemengd
  • Centrum
  • Maatschappelijk

Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn in principe alle soorten gebruik toegestaan. Bepaalde functies kunnen echter een ongewenste druk op het woon- en leefklimaat leggen. Dit geldt bijvoorbeeld voor horeca en hotels. Deze functies zijn alleen mogelijk binnen de bestemming 'Gemengd' als daarbij is aangegeven of aangeduid welke categorie horeca is toegestaan.

De bestemming 'Centrum' wordt gebruikt voor panden met winkels in winkelstraten. Panden in winkelstraten met in de eerste bouwlaag horeca, krijgen niet de bestemming 'Centrum' maar de bestemming 'Gemengd' met daarbij aangegeven welke categorie horeca is toegestaan.

De bestemming 'Maatschappelijk' wordt gebruikt voor panden met onderwijsvoorzieningen.

Aanduidingen
Op de verbeelding wordt een functieaanduiding gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Raamprostitutie heeft bijvoorbeeld de aanduiding 'sgd-rap' (= specifieke vorm van gemengd, raamprostitutie toegestaan) met daarbij de toevoeging op welke bouwlaag deze functie is toegestaan. Wanneer horeca behalve op de eerste bouwlaag (= begane grond) ook nog op andere bouwlagen aanwezig is, dan wordt ook dat op de verbeelding met een functieaanduiding aangegeven. Ook massagesalons, minisupermarkten, souvenirwinkels, head-, seed- en growshops, automatenhallen, smartshops, telefoneerinrichtingen en geldwisselkantoren hebben een aanduiding gekregen.

Bestemming Gemengd
Binnen de bestemming 'Gemengd - 1' zijn op de begane grond en souterrain/kelder de volgende functies toegestaan: wonen, kantoren, bedrijven, voorzieningen, detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening. Op de verdiepingen zijn de volgende functies toegestaan: wonen, kantoren, bedrijven en voorzieningen.

Binnen de bestemming 'Gemengd 1.1' zijn dezelfde functies toegestaan plus horeca 1 (fastfood) op de begane grond en souterrain/kelder.

Binnen de bestemming 'Gemengd 1.2' zijn dezelfde functies toegestaan plus horeca 2 (discotheek) op de begane grond en souterrain/kelder.

Binnen de bestemming 'Gemengd 1.3' zijn dezelfde functies toegestaan plus horeca 3 (cafés) op de begane grond en souterrain/kelder.

Binnen de bestemming 'Gemengd 1.4' zijn dezelfde functies toegestaan plus horeca 4 (restaurant) op de begane grond en souterrain/kelder.

Binnen de bestemming 'Gemengd 1.5' zijn dezelfde functies toegestaan plus horeca 5 (hotels) op alle bouwlagen.

Voor gebouwen met een bruto vloeroppervlak groter dan 1.000 m² en waarin zich geen zelfstandige woningen bevinden is de bestemming 'Gemengd - 2' van toepassing; wonen is hier niet toegestaan. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid voor het dagelijks bestuur opgenomen, waarmee wonen in panden met de bestemming 'Gemengd - 2' mogelijk kan worden gemaakt.

Net als bij de bestemming 'Gemengd - 1' geldt ook voor de bestemming 'Gemengd - 2' dezelfde systematiek voor horeca: bijvoorbeeld bij de bestemming 'Gemengd - 2.4' is horeca 4 toegestaan op de begane grond en souterrain/kelder.

Bestemming Centrum
De bestemming 'Centrum' is gegeven aan panden in straten waar op de begane grond veelal detailhandel aanwezig is. Om een levendige (publieks)functie in de plint van winkelstraten te waarborgen, is wonen op de begane grond van panden met de bestemming 'Centrum' niet toegestaan. Afhankelijk van het 'type' winkelstraat zijn op de begane grond naast detailhandel in sommige winkelstraten ook nog andere functies toegestaan (zie ook paragraaf 6.6.3).

De bestemming 'Centrum - 1' is gegeven aan panden met winkels aan de Kalverstraat, de Nieuwendijk, de Heiligeweg, het Damrak en het Rokin (westzijde). Op de begane grond en in het souterrain of de kelder zijn alleen de functies detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening en kantoren met een publieksaantrekkende baliefunctie toegestaan. Op de verdiepingen zijn naast deze functies ook kantoren, bedrijven, voorzieningen en wonen toegestaan.

De bestemming 'Centrum - 2' geldt voor panden met winkels in de Damstraat, Oude Doelenstraat en Oude Hoogstraat en een aantal stegen. Net als bij de bestemming 'Centrum - 1' geldt dat op de begane grond en in het souterrain of de kelder alleen detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening en kantoren met een publieksaantrekkende baliefunctie zijn toegestaan. In tegenstelling tot de bestemming 'Centrum - 1' zijn deze functies in 'Centrum - 2' niet op de hoger gelegen bouwlagen toegestaan.

De bestemming 'Centrum - 3' is gegeven aan panden in de Warmoesstraat, de Zeedijk en de Grimburgwal. Ook een aantal straten en stegen, tussen de Nieuwezijds Voorburgwal en het Singel hebben de bestemming 'Centrum - 3' gekregen. Deze straten en stegen vormen een belangrijke schakel tussen de winkels in het stadshart en die in de Negen Straatjes en de Jordaan. In vergelijking tot de bestemming 'Centrum - 1' en 'Centrum - 2' zijn in panden met de bestemming 'Centrum - 3' op de begane grond en in het souterrain of de kelder naast detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening ook kantoren, bedrijven en voorzieningen toegestaan. Op de verdiepingen zijn alleen kantoren, bedrijven, voorzieningen en wonen toegestaan. Winkels zijn op de hogere bouwlagen niet toegestaan.

De bestemming 'Centrum - 4' is nagenoeg gelijk aan de bestemming 'Centrum - 3' met dit verschil dat detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening ook op alle hoger gelegen bouwlagen is toegestaan. Het Rokin (oostzijde), de Raadhuisstraat en de Paleisstraat hebben de bestemming 'Centrum - 4'.

In winkelstraten hebben de meeste panden de bestemming 'Centrum'. Indien zich in een winkelstraat een pand bevindt met in de eerste bouwlaag horeca, dan heeft dat pand de bestemming 'Gemengd' gekregen met daarbij aangegeven welke horecacategorie is toegestaan. De functies die zijn toegestaan op de begane grond en op de hogere bouwlagen zijn gelijk aan die van de panden met de bestemming 'Centrum' in die winkelstraat. Dit betekent bijvoorbeeld dat ook in een pand met horeca de functie wonen niet is toegestaan in de eerste bouwlaag.

Er zijn panden met een vide/insteekverdieping op de begane grond. Een vide/insteekverdieping wordt niet gezien als een bouwlaag, maar maakt deel uit van de bouwlaag waarin deze is opgenomen (meestal is dit een hoge eerste bouwlaag). Dit betekent dus dat binnen de bestemming 'Gemengd' en de bestemming 'Centrum' functies die op de begane grond is toegestaan ook op de insteekverdieping mag worden uitgeoefend.

Bestemming Maatschappelijk
De bestemming 'Maatschappelijk' is gegeven aan een aantal panden met een onderwijsfunctie in gebruik bij de Universiteit van Amsterdam.

Soort bebouwing
Bestemming

Begane grond/kelder

Verdiepingen

TOEGESTANE FUNCTIES TOEGESTANE FUNCTIES
Bebouwing
< 1000 m²
Gemengd - 1
wonen
kantoren
bedrijven
voorzieningen
detailhandel + consumentverzorgende dienstverlening (cvd)
wonen
kantoren
bedrijven
voorzieningen
Bebouwing
< 1000 m² plus horeca 1
Gemengd – 1.1
wonen
kantoren
bedrijven
voorzieningen
detailhandel + cvd
horeca 1
wonen
kantoren
bedrijven
voorzieningen
Bebouwing
< 1000 m² plus horeca 2
Gemengd – 1.2
wonen
kantoren
bedrijven
voorzieningen
detailhandel + cvd
horeca 2
wonen
kantoren
bedrijven
voorzieningen
Bebouwing
< 1000 m² plus horeca 3
Gemengd – 1.3
wonen
kantoren
bedrijven
voorzieningen
detailhandel + cvd
horeca 3
wonen
kantoren
bedrijven, voorzieningen
Bebouwing
< 1000 m² plus horeca 4
Gemengd – 1.4
wonen
kantoren
bedrijven
voorzieningen
detailhandel + cvd
horeca 4
wonen
kantoren
bedrijven voorzieningen
Bebouwing
< 1000 m² plus horeca 5
Gemengd – 1.5
wonen
kantoren
bedrijven
voorzieningen
detailhandel + cvd
horeca 5
wonen
kantoren
bedrijven, voorzieningen
horeca 5
Soort bebouwing
Bestemming

Begane grond/kelder

Verdiepingen
TOEGESTANE FUNCTIES TOEGESTANE FUNCTIES
Bebouwing
> 1000 m²
Gemengd – 2 (*) kantoren
bedrijven
voorzieningen
detailhandel + consumentverzorgende dienstverlening (cvd)
kantoren
bedrijven
voorzieningen
Bebouwing
> 1000 m² plus horeca 1
Gemengd – 2.1 kantoren
bedrijven
voorzieningen
detailhandel + cvd
horeca 1
kantoren
bedrijven
voorzieningen
Bebouwing
> 1000 m² plus horeca 2
Gemengd – 2.2 kantoren
bedrijven
voorzieningen
detailhandel + cvd
horeca 2
kantoren
bedrijven
voorzieningen
Bebouwing
> 1000 m² plus horeca 3
Gemengd – 2.3 kantoren
bedrijven
voorzieningen
detailhandel + cvd
horeca 3
kantoren
bedrijven
voorzieningen
Bebouwing
> 1000 m² plus horeca 4
Gemengd – 2.4 kantoren
bedrijven
voorzieningen
detailhandel + cvd
horeca 4
kantoren
bedrijven
voorzieningen
Bebouwing
> 1000 m² plus horeca 5
Gemengd – 2.5 kantoren
bedrijven
voorzieningen
detailhandel + cvd
horeca 5
kantoren
bedrijven voorzieningen
horeca 5

(*) Voor panden met de bestemming 'Gemengd -2' (werkpanden groter of gelijk aan 1.000 m²) is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee wonen in deze panden mogelijk wordt.

Soort gebied
Begane grond/kelder

Verdiepingen
TOEGESTANE FUNCTIES TOEGESTANE FUNCTIES
Centrum - 1
Kalverstraat
Nieuwendijk
Damrak
Dam
Rokin (westzijde)
Heiligeweg
Oudebrugsteeg (tussen Damrak en Nwe.dijk)
Haringpakkerssteeg
Hasselaerssteeg
detailhandel + consumentverzorgende dienstverlening (cvd)
kantoren met publieksaantrekkende baliefunctie
detailhandel + cvd
kantoren
bedrijven
voorzieningen
wonen
Centrum - 2
Damstraat
Oude Doelenstraat
Oude Hoogstraat
Oudebrugsteeg (tussen Damrak en Warmoesstraat)

detailhandel + cvd
kantoren met publieksaantrekkende baliefunctie
kantoren
bedrijven
voorzieningen
wonen
Centrum - 3
Warmoesstraat
Zeedijk
Langebrugsteeg
Grimburgwal
Korte Kolksteeg
Korte Korstjespoortsteeg
Korte Lijnbaansteeg
Molsteeg
Torensteeg
Raamsteeg
Rosmarijnsteeg
Heisteeg
detailhandel + cvd
kantoren
bedrijven
voorzieningen
kantoren
bedrijven
voorzieningen
wonen
Centrum - 4
Rokin (oostzijde t/m Langebrugsteeg)
Raadhuisstraat
Paleisstraat
detailhandel + cvd
kantoren
bedrijven
voorzieningen
detailhandel + cvd
kantoren
bedrijven
voorzieningen
wonen

6.2 Wonen

6.2.1 Algemeen

In het plangebied woonden in 2011 ongeveer 8.500 Amsterdammers. In de hele binnenstad wonen er ruim 82.000. Dit betekent dat ongeveer 1 op de 10 inwoners van de binnenstad in het postcodegebied 1012 woont. In Burgwallen Nieuwe Zijde wonen iets meer mensen dan in Burgwallen Oude Zijde, respectievelijk 4.500 en 3.930. In het plangebied staan circa 5.100 van de in totaal 49.500 woningen in de binnenstad.

Woningvoorraad
In verhouding tot de hele binnenstad is in het plangebied het percentage woningen dat in bezit is van woningbouwcorporaties gering: 14% van de woningen in Burgwallen Oude Zijde en slechts 6% van de woningen in Burgwallen Nieuwe Zijde. In de hele binnenstad is het percentage corporatiewoningen 33%. Ook het aandeel koopwoningen is lager dan in de hele binnenstad.
In het hele plangebied is het percentage koopwoningen 22%, tegenover 31 % voor de hele binnenstad. Het grootste deel van de huurwoningen is eigendom van particulieren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0037.png"

Verdeling woningvoorraad Burgwallen Oude Zijde naar eigendomsverhouding

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0038.png"

Verdeling woningvoorraad Burgwallen Nieuwe Zijde naar eigendomsverhouding

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0039.png"

Verdeling woningvoorraad Binnenstad naar eigendomsverhouding

Ongeveer een derde van de woningen heeft een gemiddeld gebruiksoppervlakte kleiner dan 60 m². Voor de hele binnenstad is dat 40%.

Huishoudens naar huishoudenstype
Van het totaal aantal huishoudens is 70% alleenstaand, 20% zijn paren zonder kinderen, 4% zijn paren met kinderen en 3% zijn eenoudergezinnen. Het percentage alleenstaanden is in het plangebied hoger dan het percentage voor de hele binnenstad (64%). Het percentage paren zonder kinderen is gelijk, maar het percentage paren met kinderen en eenoudergezinnen is in de binnenstad het dubbele van de percentages in postcodegebied 1012. De ondervertegenwoordiging van gezinnen heeft onder andere te maken te maken met het beperkte aanbod van grotere en betaalbare woningen in de binnenstad. Niettemin neemt ook in het plangebied het aantal gezinnen toe. Gezinsvorming is tegenwoordig minder vaak een reden om de binnenstad te verlaten.

Bevolkingskenmerken
De bewoners van in het plangebied zijn jong. De gemiddelde leeftijd ligt tussen de 20 en 34 jaar. In Burgwallen Oude Zijde hoort 40% van de bewoners tot deze leeftijdscategorie en in Burgwallen Nieuwe Zijde is dat 47%. Dit zijn hoge percentages in vergelijking met de binnenstad (29%) en heel Amsterdam (26%).
Het gebied kent een grote bevolkingsdynamiek: het percentage dat korter dan drie jaar op het huidige adres woont is in verhouding groot en hetzelfde geldt voor mensen die binnen twee jaar willen verhuizen. Meer nog dan de Burgwallen Oude Zijde lijkt de Burgwallen Nieuwe Zijde voor velen een 'instroommilieu'. Het gaat veelal om jonge mensen die vaak van buiten Amsterdam komen om hier te studeren of te werken. Vanwege het grote aantal particuliere huurwoningen is het voor startende huishoudens relatief gemakkelijk om woonruimte te vinden. Wel betaalt men over het algemeen een hoge huur voor een relatief kleine woning. Dat verklaart deels weer de grote bevolkingsdynamiek.
Naast de 20-34 jarigen is ook de leeftijdscategorie 35-49 jaar nog redelijk vertegenwoordigd. In beide Burgwallen is hun aandeel 25% van de totale bevolking. Daarna komen bewoners tussen de 50 en 64 (15%). Er wonen weinig 65-plussers en ook de leeftijdscategorieën 0-4 en 5-19 jaar zijn ondervertegenwoordigd.

0-4 5-19 20-34 35-49 50-64 65+ totaal
Burgwallen Oude Zijde 124 226 1.633 956 724 237 3.900
Burgwallen Nieuwe Zijde 137 224 2.104 1.146 632 225 4.468

Bevolking naar leeftijdsgroep per 1 januari 2010 (Bron: O&S)

In het plangebied zijn weinig huishoudens met een minimum inkomen. In Burgwallen Nieuwe Zijde ligt het gemiddelde huishoudinkomen iets onder het gemiddelde van 2.693 euro voor de binnenstad. Het gemiddelde netto maandinkomen in Burgwallen Oude Zijde is 2.452 euro. Alleen in de buurtcombinaties Oostelijke Eilanden (2.318 euro) en Jordaan (2.416 euro) is het gemiddelde inkomen lager. Voor heel Amsterdam ligt het gemiddelde op 2.356 euro.

In 2007 had 56% van de binnenstadsbewoners een opleiding op HBO- of universitair niveau, in 2009 was dat 50%. Voor Amsterdam is het percentage lager, namelijk 32%. De daling van het aandeel hoogopgeleide binnenstadsbewoners zou ondermeer te maken kunnen hebben met een stijging van het aantal studenten. Het aandeel hoogopgeleiden in Burgwallen Nieuwe Zijde is hoog, maar in Burgwallen Oude Zijde daarentegen juist laag, zelfs lager dan in de rest van de binnenstad.
Net als in de rest van de binnenstad is in het plangebied het aandeel autochtonen veel groter dan in de rest van Amsterdam. Ook wonen er relatief veel westerse allochtonen. Het aandeel niet-westerse allochtonen (Surinamers, Turken, Marokkanen) is laag.

Woonduur
In het plangebied wordt in vergelijking met de hele binnenstad veel verhuisd. Dat zal deels te maken hebben met de weliswaar goedkope, maar relatief kleine particuliere huurwoningen. Ruim driekwart van de woningen in Burgwallen Oude Zijde die behoren tot de particuliere huursector heeft een huurprijs van onder de 510 euro. Daarnaast zal ook de overlast die men in sommige straten ondervindt van het uitgaanspubliek een reden zijn om weer te verhuizen.
In 2010 was de gemiddelde woonduur in Burgwallen Oude Zijde 5,6 jaar en die in Burgwallen Nieuwe Zijde 4,4 jaar. De gemiddelde woonduur in de hele binnenstad is langer, namelijk 7,1 jaar. In heel Amsterdam wonen mensen gemiddeld 8,1 jaar op dezelfde plek.

Tevredenheid over woning
Bewoners van het plangebied zijn over het algemeen tevreden over hun woning. De waardering voor koopwoningen is weliswaar het laagst van de binnenstad, maar het rapportcijfer dat de bewoners geven is nog altijd een 8,1 (bewoners van de Grachtengordel geven het hoogste rapportcijfer aan hun woning; een 8,6). De woningen van de corporatie hebben een lager rapportcijfer, gemiddeld een 7,5. De particuliere huurwoningen krijgen een 7 en wijken daarbij weinig af van de waardering van particuliere huurwoningen in andere delen van de binnenstad.

Gevoel van veiligheid
De verbetering van de objectieve veiligheid (politiecijfers en gegevens over slachtofferschappen) in het gebied heeft zich voortgezet.
Ook in 2011 daalde de veiligheidsindex van zowel in Burgwallen Oude Zijde (98) als in Burgwallen Nieuwe Zijde (91). Dit zijn cijfers tot halverwege het jaar. Hierbij geldt, hoe lager hoe beter. Aan de randen van het gebied was er in 2011 sprake van drugsproblematiek; die was afgelopen jaren niet zo zichtbaar, niet in het Wallengebied en ook niet daarbuiten. Overlast blijft veruit het grootste probleem in de buurt en is van 2010 op 2011 weer toegenomen. Bewoners ervaren vooral overlast van cafés, drugsgebruikers en dealers.

De subjectieve veiligheidsindex geeft aan hoe bewoners zich voelen in de buurt. In 2010 zijn bewoners van de Burgwallen Oude Zijde en de Burgwallen Nieuwe Zijde positiever over de veiligheid in hun buurt dan in voorgaande jaren. Halverwege 2011 is de subjectieve veiligheidsindex wel iets verslechterd. De veiligheidsbeleving blijft in beide buurten onrustiger dan gemiddeld in stadsdeel Centrum en de stad. De meeste bewoners geven aan dat het gevoel van onveiligheid komt door de aanwezigheid van rondhangende verslaafden en dealers, dronken mensen en voetbalfans.

6.2.2 Ontwikkeling

De afgelopen jaren nam het aantal bewoners in het plangebied licht toe. Naar verwachting zal het aantal inwoners het komende decennium ongeveer gelijk blijven. In de binnenstad als geheel wordt een daling van verwacht van ruim 82.000 in 2011 naar ruim 78.000 bewoners in 2020. Dit is onder andere een gevolg van huishoudenverdunning (meer, maar kleinere huishoudens) en de vergrijzing. Ondanks een lichte toename van het aantal bewoners is in de functiebalans het wonen in het plangebied ondervertegenwoordigd.

Op grond van de verhouding tussen inwoners en werkzame personen zijn buurten ingedeeld in woonbuurten, werkbuurten of gemengde buurten. Op grond van die verhouding is het plangebied vooral een werkbuurt: het aandeel werkende personen is meer dan 60% en het aandeel bewoners kleiner 40%. Opgesplitst naar de buurtcombinaties is in 2011 het aandeel bewoners in Burgwallen Nieuwe Zijde 21% en in Burgwallen Oude Zijde 31%.

Het gegeven dat er in de binnenstad van Amsterdam ook gewoond wordt maakt de stad uniek en aantrekkelijk. Bewoners zorgen voor levendigheid, samenhang en draagvlak van (buurt)voorzieningen. Omdat het aandeel bewoners ondervertegenwoordigd is, geldt dit in mindere mate voor het plangebied. De woonfunctie staat onder druk door het grote aantal mensen dat er werkt, winkelt en uitgaat. In de Strategienota Coalitieproject 1012 staat daarom voor wonen de volgende ambitie: "Om de functiebalans in het gebied te herstellen, wordt gestreefd naar een intensivering van de woonfunctie in alle sectoren, dus niet alleen voor kapitaalkrachtigen, maar ook voor studenten en andere groepen met een lager inkomen. Op de bovenverdiepingen bestaan mogelijkheden om woningen toe te voegen wat de leefbaarheid ten goede komt. Waar mensen wonen zijn ogen en oren tegen verloedering en overlast. Bovendien trekt vergroting van het aantal inwoners ook bewonersvoorzieningen aan zoals gewone detailhandel en buurtvoorzieningen- en activiteiten. Wij beschouwen de woonfunctie als een zeer belangrijke functie die gekoesterd moet worden; de uniciteit van de Amsterdamse binnenstad zit vooral in het feit dat er nog veel gewoond wordt. Naast het feit dat dit goed is voor de samenhang in de binnenstad geldt dat de mix ook een trekpleister is voor toeristen."

Mogelijkheden om de woonfunctie te intensiveren

Nieuwe woningen
Vanwege de historische en dichtbebouwde stedenbouwkundige structuur is een substantiële toename van het aantal woningen door middel van nieuwbouw niet of nauwelijks mogelijk. Wel zijn er renovatie- en nieuwbouwprojecten waarin ook woningen zijn opgenomen. Recente voorbeelden hiervan zijn het Blaauwlakenblok (een bouwblok aan de Warmoesstraat) waar circa 108 woningen zijn gerealiseerd (waarvan een deel renovatie) in de sociale huur en vrije sector. Ook in het renovatieproject Cluster Arm is een aantal woningen gerealiseerd. In de blauw-wit gekleurde 'KLM-huisjes' aan de Oudezijds Armsteeg. Aan de Oudezijds Voorburgwal komen 20 koopappartementen.

In de plannen voor de renovatie en nieuwbouw van de Tabakspanden (tussen de Nieuwezijds Voorburgwal en de Spuistraat, ter hoogte van de Wijdesteeg) zijn eveneens woningen opgenomen. Verder liggen er kansen voor het realiseren van woningen in grote herontwikkelingsprojecten, zoals bijvoorbeeld de transformatie van het voormalige Fortispand aan het Rokin.

Wonen boven bedrijven
In 1987 is het project 'Wonen boven bedrijven' gestart. Het doel van dit project is van leegstaande etages (of verdiepingen die alleen worden gebruikt voor opslag) woningen te maken.
Omdat op de begane grond vaak geen toegangen tot woningen meer zijn, moeten 'slimme' oplossingen worden bedacht waarmee de hoger gelegen verdiepingen weer ontsloten worden. Sinds 1985 zijn in de hele binnenstad ongeveer 700 woningen boven winkels en bedrijven gerealiseerd.
In 2011 zijn 17 woningen gerealiseerd. Het gaat om woningen op het Rokin, Nieuwendijk en de Sint Luciensteeg /Kalverstraat. Verder lopen er verschillende aanvragen en zijn er plannen in de verkenningsfase.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0040.jpg"
Loopbrug achter Damrak die toegang geeft tot woningen op het Damrak.

Wonen in werkpanden groter dan 1.000 m2
Om (een haast onomkeerbare) omzetting van grotere bedrijfs- en kantoorpanden naar woonappartementen tegen te gaan is ongeveer vanaf 1998 in de bestemmingsplannen van de binnenstad de beleidsregel opgenomen dat in panden met een bruto vloeroppervlak groter of gelijk aan 1.000 m2 en waarin zich geen zelfstandige woningen bevinden, niet gewoond mag worden. Het doel van deze regel is het behoud van grotere werkpanden voor de werkfunctie. Met de vaststelling van de Nota Beleidsaanpassingen Bestemmingsplan 1012 is deze regel aangepast. De afgelopen jaren is de vraag naar grootschalige kantoorruimtes in de binnenstad namelijk sterk gedaald. Dit heeft te maken met een daling van de gemiddelde werkplekomvang waardoor ook de ruimtevraag aanzienlijk gedaald is. Gezien de toenemende nadruk op efficiency, duurzaamheid en 'het nieuwe werken' (meer flexibiliteit in werktijden en de werkplek) zet deze trend waarschijnlijk door. In 2002 werd gerekend met ca. 27 m² per werknemer, in 2010 met 20 m2 en verwacht wordt dat de vraag teruggaat naar 15 m2 of zelfs 10 m2. Met het oog hierop en het streven om de woonfunctie in het plangebied te intensiveren is het zogenaamde 1.000 m²-beleid aangepast, zodat de mogelijkheden voor wonen vergroot worden. In grote panden aan bijvoorbeeld het Damrak en het Rokin zijn nu direct (nieuwe) woningen toegestaan. Voor andere delen is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee wonen in panden groter dan 1.000 m² mogelijk wordt.

"Damstraatmethode"
In de Damstraat, Oude Doelenstraat, Oude Hoogstraat en de Warmoesstraat staan de hoger gelegen bouwlagen vaak leeg. Woningen realiseren op deze verdiepingen is een lang en ingewikkeld proces. Het dagelijks bestuur heeft de bevoegdheid om via een binnenplanse afwijking uitbreiding van bestaande horeca naar de eerste verdieping mogelijk te maken. Voorwaarde is daarbij is dat op hoger gelegen verdieping(en) zelfstandige woningen worden gerealiseerd. Uitbreiding mag vanzelfsprekend niet ten koste gaan van bestaande woningen.

6.2.3 Uitgangspunten

Wonen is in principe overal in het plangebied toegestaan. Binnen (alle subcategorieën van) de bestemming 'Gemengd -1' zijn woningen toegestaan.

Alle werkpanden groter of gelijk aan 1.000 m2 en waarin zich geen zelfstandige woningen bevinden hebben de bestemming 'Gemengd - 2'. Voor deze panden is in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om wonen mogelijk te maken, met dien verstande dat de eerste bouwlaag van de bebouwing niet mag worden gebruikt voor wonen en uitsluitend mag worden gebruikt voor één van de binnen de bestemming 'Gemengd - 1' toegestane niet-woonfuncties. Bij samengevoegde panden (= een combinatie van panden) is het streven dat de parcellering wordt hersteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0041.jpg"
Beekwilder (Prins Hendrikkade 16-19), voorbeeld van samengevoegd pand >1.000m² , bestaande uit vier panden

Met dit bestemmingsplan wordt wonen in werkpanden groter dan 1.000 m² aan de westzijde van het Damrak en Rokin op de hogere bouwlagen direct mogelijk, net zoals al mogelijk was in de werkpanden groter dan 1.000 m² aan Kalverstraat, Nieuwendijk en Heiligeweg. Werkpanden in deze straten die groter zijn dan 1.000 m² hebben om die reden dan ook niet langer de bestemming 'Gemengd - 2', maar de bestemming 'Gemengd - 1' of 'Centrum' gekregen.
In de winkelstraten binnen het plangebied met de bestemming 'Centrum' zijn nieuwe woningen op de begane grond en in het souterrain niet toegestaan. Door in deze straten de woonfunctie in de plint uit te sluiten blijft het lint van winkels en andere (publieks)functies langs deze routes zo veel mogelijk in stand. Om het wonen boven winkels, andere publieksfuncties en bedrijven te bevorderen, moeten de zelfstandige ontsluitingen naar hogere verdiepingen wel gehandhaafd blijven.

Bij het omzetten van wonen naar andere functies geldt dat de woningvoorraad in de binnenstad wordt beschermd door de Huisvestingswet en de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam (vastgesteld door de regioraad van de stadsregio Amsterdam op 15 december 2009). Alle woonruimte is beschermd, ongeacht de huur- of koopprijs.
Om het algemeen belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad te kunnen afwegen tegen de veelal individuele belangen bij onttrekking van woonruimte aan de woningvoorraad, zijn door burgemeester en wethouders beleidsregels vastgesteld (4 november 2009). Hierin is een onderscheid gemaakt tussen woonruimte onder en boven de huurtoeslaggrens en de koopprijsgrens. Het beleid over het onttrekken van woningen onder deze grenzen is zeer streng vanwege het belang dat is gediend met het behoud van goedkope woningen in de binnenstad.

Het bestemmingsplan maakt onderscheid tussen woningen en bedrijfswoningen. Bedrijfswoningen (dienstwoningen) zijn woningen in of bij een gebouw of een terrein, die dienen voor de huisvesting van een persoon (en diens huishouden) van wie huisvesting ter plaatse, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is. Wonen is niet toegestaan binnen de bestemming 'Maatschappelijk'.

Shortstay
Op 12 juli 2012 heeft de gemeenteraad het vernieuwde shortstaybeleid vastgesteld. Doel van dit beleid is tegemoetkomen aan de behoefte aan tijdelijke woonruimte van werknemers van internationale bedrijven.
Shortstay is het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning voor een aaneensluitende periode van tenminste zeven nachten en maximaal zes maanden. Op basis van een experiment is met ingang van het nieuwe beleid een minimumtermijn van vijf nachten vastgesteld, waarbij na een evaluatie wordt bepaald of terug wordt gegaan naar de zeven nachten van het voorgaande beleid of een andere termijn wordt gekozen.
Voor shortstay is een tijdelijke woningonttrekking vereist. Aan deze vergunning zijn voorwaarden verbonden. Voor de verhuur voor shortstay van zelfstandige woningen met een huur boven de huurprijsgrens kan een vergunning voor woningonttrekking voor een periode van maximaal 10 jaar worden aangevraagd.
Uitgangspunt in het beleid is dat shortstay overal moet zijn toegestaan zonder quotum. In bepaalde gebieden kan echter de leefbaarheid en functiemenging onder druk komen te staan door een groot aanbod aan shortstay. In dat geval kan een stadsdeel op grond van goed onderbouwde criteria gebieden van shortstay uitsluiten dan wel quota instellen. Voor o.a. stadsdeel Centrum heeft het college van b&w quota vastgesteld. Stadsdeel Centrum heeft een quotum dat neerkomt op 485 woningen. Hiervan worden de op grond van het oude beleid verleende vergunningen afgetrokken.
Vanwege de grootschalige en gecombineerde aanpak van de gemeente en stadsdeel in het kader van openbare orde, criminaliteit en bestrijding van maatschappelijke ongewenste activiteiten is het postcodegebied 1012 van shortstay uitgesloten, met uitzondering van de Kalverstraat en de Nieuwendijk. Voor deze straten is een quotum van 20 woningen vastgesteld.

Voor woningen gebouwd na 1 januari 2008 is geen shortstayvergunning vereist. Dat laat onverlet dat shortstay in nieuwbouw wel mogelijk moet zijn volgens het bestemmingsplan. In het kader van het ruimtelijk beleid kan het stadsdeel afwegen dat nieuwbouw ten behoeve van shortstay niet of niet geheel past binnen het gewenste ruimtelijk kader.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum maakt in principe in nieuwe bestemmingsplannen geen shortstay voor nieuwbouw en omzetting van niet-woonfuncties mogelijk. Alleen in de oostelijke binnenstad kan bij nieuwbouw short stay worden toegestaan. In de bestemmingsplannen Oostelijke eilanden en Oostelijke binnenstad, beide vastgesteld in 2010, is daarom gebruik ten behoeve van shortstay in de bestemmings- omschrijving opgenomen in de gemengde bestemmingen.
Voor het plangebied 1012 is dit niet de bedoeling. Shortstay in dit deel van de binnenstad wordt alleen planologisch mogelijk gemaakt voor de ruimten waarvoor een woning- onttrekkingsvergunning ten behoeve van shortstay is afgegeven en onherroepelijk is geworden. In de regels wordt gebruik ten behoeve van shortstay verboden. Shortstay die op basis van een woningonttrekkingsvergunning onherroepelijk is toegestaan, wordt vervolgens door middel van een omgevingsvergunning buitenplans met een 'kruimelafwijking' of met een 'projectafwijking' ook planologisch gelegaliseerd.

6.3 Kantoren

6.3.1 Algemeen

In de binnenstad bevindt zich ruim 13% van de totale kantoorruimte van de metropoolregio. Van alle kantoren in Amsterdam zit 24% in de binnenstad.
De kantorensector bestaat uit: zakelijke dienstverlening (advocatenkantoren, reclamebureaus, ICT etc.), financiële dienstverlening (beursgerelateerde bedrijven, banken en het verzekeringswezen) en overige dienstverlening ((semi-) overheidsinstellingen, non-profitorganisaties, uitgeverijen, makelaardij etc).
In 2010 zijn in de binnenstad ruim 39.000 mensen werkzaam in de kantorensector. Ruim 27.000 daarvan werken in de zakelijke en financiële dienstverlening. Het aantal vestigingen ligt op 7.900.
In het plangebied werken ongeveer 6.200 mensen in ongeveer 1.070 kantoren. Binnen de kantorensector zorgt de zakelijke dienstverlening voor de meeste werkgelegenheid. Het gaat om relatief kleine kantoren van gemiddeld vier personen per vestiging.

werkzame personen vestigingen
Zakelijke dienstverlening 2.696 698
Financiële dienstverlening 2.339 109
Overige dienstverlening 1.172 263
Totaal 6.208 1070

Aantal werkzame personen en vestigingen in het plangebied

Het plangebied kent geen concentratie van kantoren. De kantoren liggen verspreid en het grootste kantoor in het gebied is de Kas Bank aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Bij de Kas Bank werken 800 mensen. De AEX aan het Beursplein heeft ongeveer 200 werknemers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0042.jpg"
Kas Bank, Nieuwezijds Voorburgwal

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0043.jpg"
Kantoor Regioplan, Nieuwezijds Voorburgwal

De UvA heeft verschillende kantoorvestigingen. De grootste is het Maagdenhuis aan het Spui. Het kantoor van Regioplan BV aan de Nieuwezijds Voorburgwal is vooral opmerkelijk vanwege de architectuur. Er werken ongeveer 70 mensen. Verder zijn er veel kleinere kantoren (bijvoorbeeld aan de Nieuwezijds Voorburgwal en de Geldersekade), waaronder ook een aantal 'eenpitters'. Dit zijn de zzp-ers (zelfstandige zonder personeel) die zich vanaf 2008 moeten registreren in het Handelsregister.

Kantoren in de creatieve sector
Naast de eerder genoemde hoofdfuncties in de kantorensector (zakelijke-, financiële- en overige dienstverlening) is de creatieve industrie een belangrijke factor in de Amsterdamse economie. Onder de creatieve industrie vallen:

  • kunsten (podiumkunsten, scheppende kunsten, dienstverlening voor kunstbeoefening, musea en galerieën);
  • media & entertainment (uitgeverijen, journalistiek, fotografie, filmindustrie, radio en televisie);
  • creatieve zakelijke diensten ( reclame, interieur- en modeontwerp, architectuur en stedenbouw).

De creatieve industrie is niet in te delen bij één van de hoofdfuncties. Behalve de creatieve kantoorwerkgelegenheid gaat het om de werkgelegenheid bij de culturele instellingen en bij bedrijven. Zelfs detailhandel en horeca hebben raakvlakken met de creatieve sector. De 'creatieve zakelijke dienstverlening' neemt overigens de belangrijkste plaats in.

De stadsdelen Centrum (met 15.410 werkzame personen) en Zuid (met 10.004 werkzame personen) vormen in absolute aantallen nog steeds het hart van de creatieve industrie in Amsterdam. Kenmerken als een fijnmazige bebouwingsstructuur, de vele functies en ontmoetingsplekken, een ruim aanbod aan culturele voorzieningen, een tolerante sfeer, dragen bij aan een goede voedingsbodem voor creatieve bedrijven.

In het plangebied zijn verschillende kantoren in de creatieve sector. In de Bethaniendwarsstraat en op de Oudezijds Achterburgwal zitten onder andere grafsich ontwerpers en architecten. In de kantoorgebouwen aan de Nieuwezijds Voorburgwal 120 en 130 zijn ook kantoren met creatieve industrie. Rokin 75 is een 'broedplaats' voor de creatieve industrie. Het pand heeft zeven verdiepingen en huisvest 'app developers', kledingontwerpers, designers, schilders, reclamebureaus etc. Overigens is dit een tijdelijke invulling. Dat laatste geldt ook voor het C&A-pand aan het Damrak waarin een aantal creatieve ondernemers zit.

6.3.2 Ontwikkeling

Sinds 2006 is de werkgelegenheid in de kantorensector in de binnenstad langzaam toegenomen van 36.000 arbeidsplaatsen tot 37.400 in 2008. De cijfers voor 2010 laten een groei zien naar 38.900 arbeidsplaatsen. De (voorlopige) percentages voor 2011 geven aan dat het aantal vestigingen met 6,5% is toegenomen (van circa 7.900 in 2010 naar circa 8.400 in 2011). Het aantal werkzame personen is daarentegen met 2,8% afgenomen (van circa 38.900 in 2010 naar circa 37.400 in 2011). Deze trend is ook zichtbaar in het plangebied. Daar steeg het aantal kantoren en het aantal werkzame personen (ondanks het verdwijnen van een aantal grotere kantoren zoals bijvoorbeeld Fortis aan het Rokin). Het effect van de economische crisis is mogelijk pas in de komende jaren te zien.

2008 werkzame personen vestigingen
Burgwallen Oude Zijde 2.007 360
Burgwallen Nieuwe Zijde 3.274 565
2010
Burgwallen Oude Zijde 2.727 462
Burgwallen Nieuwe Zijde 3.480 608

Aantal werkzame personen en vestigingen in Burgwallen Oude Zijde en Burgwallen Niieuwe Zijde

Binnen de kantorensector laten 'zakelijke dienstverlening' en 'overige kantoren' een groei zien van zowel het aantal vestigingen als werkzame personen.

De 'financiële dienstverlening' (beursgerelateerd, banken, verzekeringen) laat ten opzichte van 2008 een daling zien van het aantal vestigingen met 8% en van het aantal werkzame personen met 6%. In de creatieve sector in de binnenstad is het aantal werkzame personen sinds 2006 gestegen met 7,3% (voor heel Amsterdam ging het om een groei van 9,5%). De grootste groei zit in de creatieve zakelijke dienstverlening.

Een nieuwe ontwikkeling is het realiseren van kantoorverzamelgebouwen voor de verhuur van vaste of tijdelijke werkplekken. De achterliggende gedachte is dat bedrijven/freelancers die bij elkaar in de buurt zijn gehuisvest, elkaar kunnen inspireren en onderling kunnen profiteren van elkaars expertise, arbeid en netwerk. De vraag naar deze van vorm van kantoorruimte waarbij gebruik kan worden gemaakt van allerlei faciliteiten, is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Voorbeeld van een kantoorverzamelgebouw in het plangebied is het al eerder vermelde pand Rokin 75.

De leegstand in kantoren in Amsterdam en de regio is toegenomen als gevolg van de omvangrijke oplevering van nieuwe kantoorruimte en gedaald kantoorgebruik (vooral door de economische crisis). De totale voorraad kantoorruimte in de binnenstad is per 1 januari 2011 1,7 miljoen m2. In heel Amsterdam is de voorraad 7,5 miljoen m2, in de metropoolregio 13,8 miljoen m2. Het aandeel van de binnenstad binnen de regionale voorraad kantoorruimte ligt daarmee met 12,5%, iets lager dan 2 jaar geleden (13,3%). Het percentage leegstand van kantoren ligt per 1 januari 2011 in Amsterdam op 16,5%, in de binnenstad op 15,5%. Ten opzichte van 2009 steeg de leegstand voor heel Amsterdam met 1,5% en voor de binnenstad met 0,5%.

De leegstand van kantoren in de binnenstad betreft de herontwikkeling van met name een aantal grotere panden (die overigens wel een tijdelijke invulling hebben met ondernemers die in de creatieve sector werkzaam zijn). Voorbeelden zijn het pand van Duijnter aan de Vijzelstraat en binnen het plangebied zijn dat het voormalige Fortispand aan het Rokin, een deel van het C&A-pand aan het Rokin en de verdiepingen van het Foodplazagebouw achter het Koninklijk Paleis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0044.jpg"
Het pand van de voormalige Optiebeurs aan het Rokin wordt verbouwd tot nieuw kantoor voor het NRC

De redactie van de NRC heeft zich eind 2012 met 250 journalisten en ruim honderd overige medewerkers gevestigd in het voormalig pand van de optiebeurs aan het Rokin. Op de verdiepingen werken de redacties en op de begane grond is een (openbare) horeca- en debatgelegenheid. De NRC heeft, vanwege de interactie tussen de krant en de Amsterdammers bewust gekozen voor vestiging in het hart van de stad. De komst van het NRC kantoor geeft een impuls aan de ontwikkeling van de Rode Loper (het herinrichtingsproject van de openbare ruimte boven het tracé van de Noordzuidlijn).

Behalve de economische crisis en de herontwikkeling van een aantal grote panden heeft het 'nieuwe werken' invloed op de vraag naar kantoorruimte. Onder het nieuwe werken wordt verstaan: flexibele werkplekken, thuis, onderweg en op andere locaties. De ruimtevraag daalt aanzienlijk door deze manier van werken. In 2010 telt Amsterdam 41.790 eenmanszaken ('zelfstandige zonder personeel' (zzp-er)). Dit betekent dat negen van de 100 vestigingen in Amsterdam geleid worden door een zzp-er. Uitgedrukt als percentage van de beroepsbevolking heeft Amsterdam 11% zzp-ers (Nederland 9%). In de periode 2008-2011 is het aantal zzp-ers verdubbeld. Deze stijging komt voor een deel doordat zzp-ers, beoefenaars van vrije beroepen (artsen, notarissen, consultants, kunstenaars, fysiotherapeuten et cetera) met ingang van 1 januari 2010 geregistreerd moeten zijn. Het gevolg is dat het totaal aantal vestigingen en werkzame personen veel hoger is uitgevallen dan op basis van de reguliere groei was te verwachten. De sterkste groei vond plaats in de zakelijke dienstverlening, waaronder advocaten, adviseurs en onderzoekers. Het aantal vestigingen voor zakelijke dienstverlening steeg tussen 2008 en 2010 met 1.328, het aantal werkzame personen met 1.727.

In Amsterdam zijn de creatieve industrie, de zakelijke dienstverlening en ICT -sectoren, met traditioneel veel zzp-ers, goed vertegenwoordigd. In absolute aantallen zijn veel zzp-ers gevestigd in de stadsdelen West, Zuid en Centrum. Op 1 januari 2010 telt de binnenstad 8.131 eenmanszaken; 19% van het totaal aantal eenmanszaken in Amsterdam. De meeste zijn werkzaam in advisering en onderzoek (2.564), cultuur, sport en recreatie (1.524) en informatie en communicatie (935). De voorlopige cijfers voor 2011 geven een groei van ruim 15% aan, van 8.131 naar 9.402 vestigingen.

6.3.3 Uitgangspunten

Kantoren zijn overal toegestaan binnen (de subcategorieën van) de bestemming 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2'. In panden in winkelstraten met de bestemming 'Centrum - 1' en 'Centrum - 2' zijn op de begane grond alleen kantoren met een publiekstrekkende baliefunctie toegestaan.

In panden in winkelstraten met de bestemming 'Centrum - 3' en 'Centrum - 4' zijn ook kantoren zonder publiekstrekkende baliefunctie toegestaan. Op de verdiepingen zijn kantoren binnen de bestemming 'Centrum' wel toegestaan.

De werkfunctie in het centrum wordt beschermd door grote werkpanden te reserveren voor de werkfunctie. De afgelopen jaren is is de vraag naar grootschalige kantoorpanden echter sterk gedaald. Tegelijkertijd is met name in het plangebied een intensivering van de woonfunctie gewenst om op die manier een meer evenwichtige functiebalans te krijgen. Deze ontwikkelingen hebben er toe geleid dat in werkpanden groter dan 1.000 m² die voorheen gereserveerd werden voor de werkfunctie, wonen voortaan mogelijk wordt gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Voorwaarde is dat een deel van het pand wordt gebruikt voor een andere functie dan wonen. Bij samengevoegde panden is het streven dat de parcellering wordt hersteld. (zie ook paragraaf 6.2.3.).

6.4 Voorzieningen

6.4.1 Algemeen

Onder voorzieningen vallen onderwijs, gezondheidszorg, sport en recreatie, cultuur, politie/brandweer en welzijn. Onderwijs, politie, brandweer, gezondheidszorg en welzijn worden openbare voorzieningen genoemd, omdat zij voorzien in een basisbehoefte. Culturele, recreatieve en sportvoorzieningen worden bijzondere voorzieningen genoemd. Voorzieningen kunnen zowel commercieel als niet-commercieel zijn.

Op schaalniveau wordt onderscheid gemaakt tussen kleinschalige- en grootschalige voorzieningen. Kleinschalig zijn voorzieningen op buurt-, wijk- of stadsdeelniveau. Hieronder vallen: huisartsen, gezondheidszorgcentra, kinderopvang, buurt- en wijkcentra, basisonderwijs en voortgezet onderwijs, buurttheaters of kerkgenootschappen. Grootschalig zijn voorzieningen op stadsdeeloverschrijdend niveau, stedelijk en regionaal niveau. Dit zijn bijvoorbeeld: middelbaar en hoger onderwijs, een hoofdbureau van politie, ziekenhuizen, theaters, musea, bioscopen en sporthallen.

De voorzieningensector biedt, na de kantorensector, de meeste werkgelegenheid in de binnenstad. Ongeveer 22% van alle werkzame personen heeft een baan in deze sector.
In het postcodegebied 1012 werken in de sector voorzieningen ruim 3.700 mensen in ruim 200 vestigingen. Dit is ongeveer 16% van alle werkzame personen. Tussen de beide Burgwallen zijn wel verschillen: in Burgwallen Oude Zijde werken meer mensen in het onderwijs, politie en bij cultuur. In Burgwallen Nieuwe Zijde werken meer mensen bij welzijnsinstellingen.

Onderwijs in postcodegebied 1012
In het gebied zijn geen basisscholen en scholen voor lager-, middelbaar- en hoger beroepsonderwijs. Er is één school voor voortgezet onderwijs. Dat is de Amsterdamse School aan de Nieuwezijds Voorburgwal 68 (Spuistraat 35). Het is een particuliere middelbare school voor VMBO, HAVO en VWO met ongeveer 90 leerlingen.
In het plangebeid heeft de Universiteit van Amsterdam verschillende panden die voor onderwijsdoeleinden gebruikt worden waaronder het Bungehuis, het PC Hoofthuis en het complex Oudemanshuispoort, hoek Oude Hoogstraat/Kloveniersburgwal.

Verder is op de Nieuwezijds Voorburgwal het Maurits Binger filminstituut, een stichting die gelieerd aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Het is een instituut voor onder andere training en bijscholing voor filmprofessionals. De Lucas Borkelschool is een acteursopleiding en ligt in de Koestraat.

Culturele instellingen
In het gebied zijn diverse theaters, musea en tentoonstellingsruimten, zoals de Oude en Nieuwe Kerk, Museum Amstelkring (Ons' Lieve Heer op Solder), Beurs van Berlage, Amsterdam Museum en het Allard Pierson Museum.
Aan de Nes liggen meerdere theaters: de Brakke Grond, Frascati, de Engelenbak, het Cosmic Theater en het Vlaams Cultureel Centrum.
Het gebied huisvest relatief veel religieuze en levensbeschouwelijke instellingen, zoals de Sint Nicolaaskerk, de Engelse Hervormde Kerk op het Begijnhof, De Papegaai in de Kalverstraat, de Chinese Tempel aan de Zeedijk en het Leger des Heils aan de Oudezijds Achterburgwal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0045.jpg"
Vlaams Cultureel Centrum en de Brakke Grond

Opvangvoorzieningen
Het plangebied heeft van oudsher een groot aantal opvangvoorzieningen. Nu zijn er ongeveer twintig en de opvang richt zich met name op verslaafden, dak- en thuislozen of mensen met een meervoudige psychiatrische aandoening. Het Leger des Heils heeft een aantal van de opvangvoorzieningen onder zijn hoede, onder andere De Crypte aan de Oudezijds Achterburgwal 45, de Haven (ook nachtopvang) op Hekelveld 8-10 en de Wijkziekenboeg de Gastenburgh aan de Oudezijds Voorburgwal 85-87.
Er is een aantal inloophuizen, zoals De Kloof op de Kloveniersburgwal 95 en de Princehof (voor vrouwen) op de Oudezijds Voorburgwal 165. Op Kloveniersburgwal 95 is een Zwerverscafé. In de Sint Jansstraat zit een 'treasure house' voor inloop en koffie.
Op het Prostitutie & Gezondheidscentrum op de Oudezijds Voorburgwal werkt een multidisciplinair team van sociaal verpleegkundigen en voorlichters in de prostitutie (VIPs) van de GGD Amsterdam en maatschappelijk werkers van HVO-Querido.

Overig
Het Wijkcentrum 'd Oude Stadt' is gevestigd in de Nieuwe Doelenstraat. Verder zijn er twee kinderdagverblijven in het gebied: 'Prinses Juliana' aan het Oudekerksplein en 'De Kleine Gast' in de Binnengasthuisstraat.

6.4.2 Ontwikkelingen

De UvA heeft een omvangrijk huisvestingsplan ontwikkeld met als doel het onderwijs te concentreren in vier clusters. In Amsterdam Oost wordt het Science Park (bètacluster) gerealiseerd. Op en rond het Roeterseiland komt het gammacluster, in Amsterdam Zuidoost bevinden zich de medische wetenschappen en de nieuwe bibliotheek op het Binnengasthuisterrein wordt het centrum van het alfacluster. Het gevolg van dit huisvestingsplan is dat een aantal grote panden in stadsdeel Centrum - en in het bijzonder in postcodegebied 1012 - vrij zullen komen (met een oppervlak van in totaal ongeveer 45.000 m²).

Opvangvoorzieningen
In het contract 'Zorg- en Veiligheid Wallengebied 2007 - 2010' hebben alle partners afspraken gemaakt om de drugsgerelateerde overlast te verminderen. Het stadsdeel en de centrale stad achten het wenselijk dat de opvangfuncties meer evenredig over de stad verdeeld worden.
Op 16 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders de notitie "Realisering opvangvoorzieningen in de periode 2007-2010" vastgesteld. Afgesproken is dat er geen nieuwe voorzieningen voor kwetsbare groepen, zoals dak- en thuislozen en verslaafden, in stadsdeel Centrum meer komen (met uitzondering van het prostitutiecentrum en steunpunt huiselijk geweld). Vanaf 2010 spant de centrale stad zich in deze voorzieningen in het postcodegebied 1012 te verminderen. Dit laatste is bij de vaststelling van de Strategienota Coalitieproject 1012 afgesproken.

6.4.3 Uitgangspunten

De vestiging van nieuwe voorzieningen met een maximum vloeroppervlak van 1.000 m² is vrijwel overal in het plangebied toegestaan. Voor een groter vloeroppervlak geldt een afwijkingsbevoegheid.

Voor voorzieningen geldt binnen de bestemming 'Gemengd - 2' een maximum brutovloeroppervlak van 1.000 m². Bestaande voorzieningen met een groter vloeroppervlak mogen blijven bestaan. Voorzieningen groter dan 1.000 m² zijn alleen toegestaan nadat bij omgevingsvergunning is afgeweken van het bestemmingsplan. Deze afwijking wordt alleen verleend wanneer het woon- en leefklimaat niet in onevenredige mate wordt aangetast en de vestiging geen overmatige verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft.

Voorzieningen zijn overal toegestaan binnen (de subcategorieën van) de bestemming 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' en in panden met de bestemming 'Centrum - 3' en 'Centrum - 4'. In panden met de bestemming 'Centrum - 1' en 'Centrum - 2' zijn op de begane grond geen voorzieningen toegestaan. Op de verdiepingen zijn voorzieningen wel toegestaan.

De vestiging van nieuwe opvangvoorzieningen die zijn gericht op dak- en thuislozen, verslaafden en mensen met een meervoudige psychiatrische aandoening is niet toegestaan. Het beleid van spreiding van deze voorzieningen over de rest van de stad staat voorop. Voor de bestaande vestigingen is een uitsterfregeling opgenomen. Dit betekent dat wanneer in een pand een opvangvoorziening wordt vervangen door een andere functie, daarna niet opnieuw een opvangvoorziening in dat pand gevestigd mag worden.

In dit bestemmingsplan is de bestemming 'Maatschappelijk' gegeven aan het voormalige ROC-gebouw aan de Spuistraat 239 en aan het gebouwencomplex Kloveniersburgwal 48/Oude Hoogstraat 24, panden in gebruik bij de Universiteit van Amsterdam.

Leegkomende (onderwijs)panden kunnen, wanneer zij geen aparte bestemming 'Maatschappelijk' hebben, tegen marktwaarde worden verkocht. De verkoop van deze specifieke panden tegen marktwaarde kan op gespannen voet staan met de behoefte aan onderwijsvoorzieningen in de binnenstad. De bestemming 'Maatschappelijk' maakt het mogelijk dat onderwijsvoorzieningen zich in dit gebied kunnen blijven vestigen. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van de bestemming 'Maatschappelijk' naar 'Gemengd'.

Kinderopvang
Voor voorzieningen voor kinderopvang geldt dat binnen de (subcategorieën van de) panden met de bestemming 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2' en 'Centrum - 3' en 'Centrum - 4' per bouwblok één kinderopvangvoorziening gerealiseerd mag worden.
Met de beperking van het aantal toegestane kinderopvangvoorzieningen tot één per bouwblok, wordt de mogelijke geluidsoverlast voor de woningen in dat bouwblok grenzend aan hetzelfde binnenterrein beperkt. Om ontwikkeling tot een brede school mogelijk te maken, is op het perceel direct naast een basisschool, een kinderopvangvoorziening toegestaan.

De gronden met de bestemming 'Tuin' mogen als buitenruimte voor kinderopvang of scholen worden gebruikt, wanneer zij op hetzelfde perceel liggen waar de kinderopvang of school is gevestigd.

Voorzieningen voor kinderopvang zijn niet toegestaan in de bebouwing die direct grenst aan wegen die behoren tot het hoofdnet auto. Dit is een uitvloeisel van een stedelijke regeling, waarin is bepaald dat in verband met het fijn stof, gevoelige functies niet gesitueerd mogen worden binnen 50 meter van wegen waar 50 km per uur of harder mag worden gereden. In het plangebied is dat de stadshartlus (Prins Hendrikkade, Martelaarsgracht, Spuistraat, Spui, Singel, Muntplein, Rokin, Dam, Damrak).

6.5 Galeries

6.5.1 Algemeen

In de binnenstad van Amsterdam liggen de meeste galeries in het Spiegelkwartier en de Jordaan. Het postcodegebied 1012 heeft veel minder galeries en deze liggen verspreid door het gebied, onder andere aan de Nieuwezijds Voorburgwal, de Oudezijds Voorburgwal, de Spuistraat, de Nes en de Warmoesstraat. Nationaal en internationaal bekende galeries zijn bijvoorbeeld Galerie RA (gespecialiseerd in onder andere sieraden) in de Nes en W139 in de Warmoesstraat. Galerie Vriend van Bavink is een bekende Amsterdamse galerie op de Geldersekade. Galerie Saint Germain heeft begin 2012 haar deuren geopend in de Oudezijds Armsteeg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0046.jpg"

Sint Jansstraat

Modegaleries en -ateliers zijn vooral te vinden in het Wallengebied. Met behulp van het project Red Light District konden modeontwerpers zich tijdelijk vestigen in de voormalige prostitutiepanden. Onder hen bevindt zich Conny Groenewegen. Zij heeft een atelier in de Stoofsteeg en in 2011 ontving zij de Dutch Fashion Award, de belangrijkste Nederlandse modeprijs. Een aantal Red Light Fashion-designers hebben zich permanent gevestigd in door Stadsgoed ontwikkelde panden aan de Oudezijds Voor- en Achterburgwal.

6.5.2 Ontwikkeling

Het culturele klimaat van Amsterdam is een van de belangrijkste toeristische trekkers van de stad. Om de aantrekkingskracht van Amsterdam voor toeristen te behouden en te vergroten dient cultuur te worden versterkt. Galeries zijn onderdeel van dit culturele klimaat. Galeries leveren een wenselijke bijdrage aan de transformatie in het gebied. Galeries zijn vaak kleinschalig, trekken nauwelijks verkeer aan, zijn bescheiden in hun reclame-uitingen en hebben over het algemeen een positieve uitstraling.

6.5.3 Uitgangspunten

Galeries zijn in het plangebied overal toegestaan binnen de bestemming 'Gemengd' en de bestemming 'Centrum'.

6.6 Detailhandel En Consumentverzorgende Dienstverlening

6.6.1 Algemeen

In het postcodegebied 1012 liggen de bekendste winkelstraten van Amsterdam en Nederland: de Kalverstraat en de Nieuwendijk. Samen met de Heiligeweg en de Leidsestraat maken zij onderdeel uit van het winkelvoetgangersgebied, ook wel het kernwinkelapparaat genoemd.

In het gebied liggen de bekende warenhuizen (Bijenkorf, V&D en Hema) en Maison de Bonneterie. Alle nationaal en internationaal bekende ketens op het gebied van mode en schoeisel en overig non-food hebben een vestiging in het gebied, waarvan sommige zelfs meer dan één (bijvoorbeeld H&M, Hema, Blokker en Kruidvat). Het gebied telt een flink aantal parfumeriezaken, drogisterijen, sportzaken en zaken voor mobiele telefonie. Duikt men weg van de belangrijkste winkelstraten en gaat men de zijstegen en straten in, dan ontdekt men soms verrassend originele en specialistische winkels.

De Zeedijk, Warmoesstraat, Damrak en de westzijde van het Rokin zijn meer gemengd van karakter. Naast detailhandel is in deze straten ook veel horeca aanwezig. De route Damstraat, Oude Doelenstraat en Oude- en Nieuwe Hoogstraat is een belangrijke oost-westverbinding voor het langzaam verkeer. Deze route is van oudsher belangrijk als winkelstraat. Dat is nog te zien aan de schaal van sommige panden die van oorsprong gebouwd zijn als warenhuis, maar nu een andere detailhandelsfunctie herbergen.

Er zijn overdekte winkelcentra als Magna Plaza en de Kalvertoren. Het gebied op en rond het Spui heeft zich ontwikkeld tot literair knooppunt. Er zitten diverse boekhandels, waaronder The American Bookstore.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0047.jpg"
American Bookstore aan het Spui

Kalverstraat
De naam verwijst naar de levendige handel in koeien, ossen en kalveren in vroegere tijden. Na het verdwijnen van de veemarkt kwamen er steeds meer winkels en nu is het de bekendste winkelstraat van Nederland, met 36.500 m² winkelvloeroppervlak. Er liggen grote warenhuizen (Hema en V&D), vooral op jongeren gerichte kledingwinkels (H&M, Zara en River Island) en enkele kledingzaken in het exclusiever segment (Claudia Sträter, De Bonneterie). Schoenenwinkels zijn ruim vertegenwoordigd (vooral ketens zoals Van Haren, Van Dalen en Invito, een uitzondering is de kleine winkel van het Spaanse merk Camper). Er zijn parfumeriezaken en drogisterijketens (Douglas, Ici Paris, Etos en Kruidvat), sport-, spel- en sieradenwinkels.
De spaarzame specialistische winkels zijn de New English Bookstore en 2theloo, de eerste toiletwinkel in Nederland, voor de sanitaire stop. Fame, de grote muziek- en dvdzaak is in 2012 verhuisd van zijn promimente locatie hoek Dam/Kalverstraat naar Magna Plaza. In vergelijking tot de Nieuwendijk is er nauwelijks horeca in de Kalverstraat. Maar het winkelende publiek hoeft daarvoor niet ver te lopen. Zodra men één van de zijstegen inloopt zijn er voldoende cafés en lunchrooms.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0048.jpg"
Vroom & Dreesmann en Maison de Bonneterie aan het Rokin

Heiligeweg
Op de Heiligeweg liggen, in vergelijking met de Kalverstraat, iets duurdere en specialistische winkels. Op de hoek met de Kalverstraat is juwelier Lyppens en Schippers, een begrip in Amsterdam (en omstreken). 'The English Hatter' is een speciaalzaak op het gebied van hoeden, caps, shirts, dassen en jassen. Verder is er een gevarieerd aanbod van (kleinere) schoenen-, kleding- en sieradenwinkels.

Nieuwendijk
Het aanbod winkels is op de Nieuwendijk, net als de Kalverstraat, gericht op het grote winkelende publiek. Het aanbod bestaat uit ketens als H&M en Hema en goedkopere kleding- en schoenenboetieks. Een uitzondering is Tip de Bruin, een kledingwinkel in het duurderde segment.
Een opvallend verschil met de Kalverstraat is dat op de Nieuwendijk meer functies als souvenirwinkels, coffeeshops, amusementshallen en speelautomatenhallen zijn. Ook zit er meer horeca.

De cijfers
Van de ruim 2.200 winkels in de binnenstad liggen er ongeveer 850 winkels in het postcodegebied 1012 (dat is bijna 39%). Ruim 55% van alle werkgelegenheid in de detailhandel in de binnenstad zit in dit gebied. In 2008 werkten in het plangebied ongeveer 4.900 mensen in de detailhandel. In 2010 zijn dat er meer dan 5.100.

Binnen de detailhandel wordt onderscheid gemaakt in winkels voor voeding- en genotmiddelen (food) en winkels voor duurzame en overige goederen (non-food). Van alle winkels in het plangebied 1012 is 16% food en bijna 84% non-food.

De stroom passanten door de Kalverstraat, Nieuwendijk en Heiligeweg is groot en de winkelhuurprijzen zijn het hoogst van alle winkelstraten in het plangebied.

In onderstaande tabel staan de winkelhuren in euro en per m2. In vergelijking met 2005 is een forse toename te zien van de huur, vooral op de Heiligeweg, Kalverstraat en Nieuwendijk.

2005 2011
Straat van tot van tot
Dam 650 750 900 1500
Damrak, Beurspassage 800 850 900 1100
Damstr, Oude Doelenstr., Oude- en Nwe.Hoogstr. 250 650 375 900
Heiligeweg 1000 1350 1900 2400
Kalverstraat 1250 1600 2200 2750
Nieuwendijk, WC De Kolk (Nieuwendijk) 200 1250 800 2200
Nieuwezijds Voorburgwal, Nieuwe Nieuwstraat 200 400 200 375
Paleisstraat 375 425 375 750
Prins Hendrikkade 150 375 150 375
Rokin 475 680 500 1250
Spui, Spuistraat 250 600 300 1200
Warmoesstraat, Zeedijk 125 400 125 400

Winkelhuren in 1012 in 2005 en in 2011 in euro's per m² verkoopvloeroppervlak (v.v.o.) per jaar
Bron: Winkelhuren Amsterdam 2005 en 2011, DTZ Zadelhoff

Consumentverzorgende dienstverlening
In het bestemmingsplan zijn detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening één functiecategorie. Bij consumentverzorgende dienstverlening worden geen goederen verkocht, maar worden diensten rechtstreeks aan de consument verleend. Voorbeelden hiervan zijn een kapperszaak, nagelstudio, tattoo/piercingshop, schoonheidssalons, stomerij/wasserij, kleermaker, schoenmaker, goudsmid, videotheek, internetgelegenheid, kopieerwinkels en gereedschapsverhuur. Deze functies hebben vaak de uitstraling van een winkel en zitten meestal ook in de winkelstraten.

6.6.2 Ontwikkeling

Vergeleken met 2002 is in 2010 het aantal winkels in de binnenstad en in het plangebied toegenomen. Het aantal vestigingen in het gebied is in verhouding zelfs sterker gestegen dan in de binnenstad als geheel. Wat opvalt is dat, ondanks een toename van het aantal non-foodzaken vanaf 2002, het aantal werkzame personen in de non-food is afgenomen.

Food Non-food
aantal vestigingen werkz. pers aantal vestigingen werkz. pers
2010 2008 2002 2010 2008 2002 2010 2008 2002 2010 2008 2002
Binnen-
stad
357 358 328 1711 1698 1604 1836 1854 1844 7357 7162 7832
1012 143 141 98 643 566 470 690 714 660 4524 4368 4709

Detailhandel in binnenstad en postcodegebied 1012 in 2010, 2008 en 2002

Food Non-food
aantal vestigingen werkz. pers aantal vestigingen werkz. pers
2010 2008 2002 2010 2008 2002 2010 2008 2002 2010 2008 2002
Burgw.- Nz 92 92 55 443 368 308 520 547 493 3939 3388 3596
Burgw.- Oz 51 49 43 200 198 162 170 167 167 1185 980 1113

Detailhandel in Burgwallen Oude- en Nieuwezijde in 2010, 2008 en 2002
Bron: Trendrapporten Amsterdamse Binnenstad

Mogelijk is de inzet van deeltijdwerkers die minder dan 12 uur per week werken een verklaring voor de afname. Zij worden namelijk niet meegenomen in het aantal werkzame personen. Wat ook opvalt, is de toename van het aantal foodzaken in het gebied sinds 2002. Het grootste deel van die toename vond plaats in Burgwallen Nieuwe Zijde. De toename van het aantal minisupermarkten verklaart deze toename maar gedeeltelijk.

In 2008 waren van de 1.854 non-food winkels in de binnenstad 714 gelegen in het plangebied. Dat is 37% van het totaal. Zij bieden werk aan 61% van alle werknemers in de non-foodbranche in de binnenstad. Verreweg het grootste gedeelte van de non-foodzaken in 1012 zit in Burgwallen Nieuwe Zijde (gebied Kalverstraat-Nieuwendijk).

In de Nota Beleidsaanpassingen bestemmingsplan 1012 worden geen ingrijpende beleidsaanpassingen voorgesteld voor detailhandel. Uitgangspunten zijn dat vestiging van winkels in beginsel over al mogelijk is en dat detailhandel op hogere bouwlagen in meer straten wordt toegestaan. Dit is bijvoorbeeld het geval langs het noordelijk gedeelte van de Oudezijds Achterburgwal (tussen de Oude Hoogstraat en de Stormsteeg. De reden hiervoor is dat hier een grotere functiemenging wenselijk is (zoals geformuleerd in de Strategienota).

Voor de Wallen wordt gestreefd naar een transformatie naar een 'zwerfmilieu', met als opgave thematisering en clustering van het winkelaanbod. Om die ontwikkeling te stimuleren worden er in dit bestemmingsplan op een aantal plekken (bijvoorbeeld op het Oudekerksplein) ruimere ontwikkelingsmogelijkheden geboden voor detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening.

Met de aanleg van de Noord-Zuidlijn verandert bovengronds op het Damrak en Rokin veel. De openbare ruimte wordt heringericht en op het Rokin komt een naar verwachting druk metrostation. Langs de Rode Loper (Damrak en Rokin) is het streven om het huidige winkelbestand op te waarderen naar een internationaal niveau. Aan de westzijde moeten nieuwe (kwalitatief hoogstaande) winkels komen. Ook aan de oostzijde wordt gemikt op hoogwaardige functies.

6.6.3 Uitgangspunten

Met uitzondering van een aantal grachten is detailhandel binnen de bestemming 'Gemengd' in beginsel overal in het plangebied toegestaan. Er geldt geen beperking ten aanzien van het maximum vloeroppervlak. Wel zijn er beperkingen ten aanzien van de bouwlagen waarin detailhandel is toegestaan.

Aparte bestemming voor panden in winkelstraten

Binnen het plangebied is een aantal straten met veel winkels. Om de doorlopende winkel- en publieksfunctie van deze straten te waarborgen gelden er voor de eerste bouwlaag beperkingen voor andere functies dan winkels. De panden in deze winkelstraten hebben de bestemming 'Centrum'.

Bestemming 'Centrum - 1' en 'Centrum - 2'
In panden met de bestemming 'Centrum - 1' en 'Centrum - 2' zijn de volgende functies toegestaan in de eerste bouwlaag en alle overige bouwlagen:

  • winkels
  • consumentverzorgende dienstverlening
  • kantoren met een publiekstrekkende baliefunctie
  • galeries

Kantoren met een publiekstrekkende baliefunctie zijn bijvoorbeeld reisbureaus, bankfilialen, makelaarskantoren en uitzendbureaus. De uitstraling komt overeen met die van consumentverzorgende dienstverlening. Binnen de bestemming 'Centrum - 2' zijn kantoren met een publiekstrekkende baliefunctie, winkels en consumentverzorgende dienstverlening op de hogere bouwlagen niet toegestaan.

In de plinten van panden met de bestemming 'Centrum - 1' of 'Centrum - 2' zijn niet toegestaan:

  • wonen (nieuwe woningen)
  • inpandig parkeren
  • kantoren zonder publiekstrekkende baliefunctie
  • bedrijven
  • voorzieningen

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0049.png"

Kaart met de bestemmingen 'Centrum 1 t/m 4' en de grachten waar langs winkels zijn toegestaan.

De volgende straten hebben de bestemming 'Centrum - 1':

  • Kalverstraat
  • Nieuwendijk
  • Damrak
  • Dam
  • Rokin (westzijde)
  • Heiligeweg
  • Oudebrugsteeg (tussen Damrak en Nieuwendijk)
  • Haringpakkerssteeg
  • Hasselaerssteeg

Voor panden met de bestemming 'Centrum - 1' geldt dat detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening is toegestaan op alle bouwlagen.

Voor straten met de bestemming 'Centrum - 2' geldt dat detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening alleen is toegestaan in de eerste bouwlaag.

De volgende straten hebben de bestemming 'Centrum - 2':

  • Damstraat
  • Oude Doelenstraat
  • Oude Hoogstraat
  • Oudebrugsteeg (tussen Damrak en Warmoesstraat)


Bestemming 'Centrum - 3' en 'Centrum - 4'
In panden met de bestemming 'Centrum - 3' en 'Centrum - 4' zijn op de eerste bouwlaag meer functies toegestaan dan in panden met de bestemming 'Centrum - 1' of 'Centrum - 2'. In panden met de bestemming 'Centrum - 3' en 'Centrum - 4' is op de eerste bouwlaag ook vestiging van kantoren (bijv. architectenbureau), bedrijvigheid (bijv. meubelstoffeerder), voorzieningen (bijv. tandarts) en inpandig fietsparkeren toegestaan.
De functies 'wonen' en 'inpandig autoparkeren' zijn niet toegestaan in de eerste bouwlaag van panden met de bestemming 'Centrum - 3' en 'Centrum - 4'. Dit geldt niet voor de al bestaande woningen en inpandige parkeervoorzieningen.
De volgende straten hebben de bestemming 'Centrum - 3':

  • Warmoesstraat
  • Zeedijk
  • Oudebrugsteeg
  • Langebrugsteeg
  • Grimburgwal

Daarnaast functioneert een aantal stegen tussen Singel en Nieuwezijds Voorburgwal als doorgaande loop- en fietsroute tussen het kernwinkelgebied en de Negen Straatjes en de Jordaan.
De volgende stegen hebben ook de bestemming 'Centrum - 3':

  • Korte Kolksteeg
  • Korsjespoortsteeg
  • Korte Lijnbaansteeg
  • Molsteeg
  • Torensteeg
  • Raamsteeg
  • Rosemarijnsteeg
  • Heisteeg

In panden met de bestemming 'Centrum - 4' zijn in de eerste bouwlaag dezelfde functies toegestaan als in panden met de bestemming 'Centrum - 3', maar in tegenstelling tot panden met de bestemming 'Centrum - 3' zijn in panden met de bestemming 'Centrum - 4' detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening wel toegestaan op alle bouwlagen.

De volgende straten hebben de bestemming 'Centrum - 4':

  • Rokin (oostzijde vanaf de Dam tot aan de Langebrugsteeg)
  • Raadhuisstraat
  • Paleisstraat

Naast de hiervoor genoemde straten zijn detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening ook toegestaan op alle bouwlagen in de panden met de bestemming 'Gemengd' in de volgende straten:

  • Het gebied dat is omsloten door Prins Hendrikkade, Martelaarsgracht, Nieuwezijds Voorburgwal, Spui, Singel, Muntplein, Rokin, Dam en Damrak
  • Westzijde van de Nieuwezijds Voorburgwal
  • Beide zijden van de Spuistraat
  • De Vleeshal aan de Nes (Pieter Halsteeg 3-5)
  • Alle panden aan het Oudekerksplein
  • Alle panden in het Sint Annenkwartier (Sint Annenstraat, Sint Annendwarsstraat, Trompettersteeg, Goldbergsteeg en de Dolle Begijnsteeg).

Voor de Warmoesstraat en de as Damstraat - Oude Hoogstraat is detailhandel op de eerste verdieping (tweede bouwlaag) mogelijk via een binnenplanse afwijking. Uitbreiding mag niet ten koste gaan van bestaande woningen. Veel van de hogergelegen etages zijn vaak niet in gebruik. Het realiseren van woningen op de verdiepingen is een ingewikkeld en tijdrovend proces.

In drie grote panden in de as Damstraat - Oude Hoogstraat is detailhandel toegestaan op alle bouwlagen. Deze panden zijn oorspronkelijk gebouwd als warenhuis. Het gaat om Damstraat 7, Oudezijds Voorburgwal 177 (hoek Oudezijds Voorburgwal en Oude Doelenstraat) en Oude Hoogstraat 14 - 18.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0050.jpg"
Pand Oude Hoogstraat 14-18, oorspronkelijk Volkswarenhuis nu KoK boeken antiquariaat

Winkels langs de grachten
Het is algemeen beleid in de binnenstad om het rustige karakter van de grachten te bewaren. Daarom zijn winkels en consumentverzorgende dienstverlening langs grachten in principe niet toegestaan. Uitzondering hierop zijn panden op hoeken van grachten met doorgaande straten of stegen, of panden op hoeken van grachten met grachten.
Langs de grachten, waar nieuwe winkels niet zijn toegestaan, krijgen de bestaande winkels binnen de bestemming 'Gemengd' de aanduiding 'dh' (detailhandel toegestaan).

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0051.jpg"
Oudezijds Achterburgwal: hier zijn winkels langs het noordelijk deel van de gracht toegestaan

Uitzonderingen waar winkels langs de gracht wel zijn toegestaan zijn:

  • Singel tussen het Spui en het Muntplein (op alle bouwlagen)
  • Geldersekade (eerste bouwlaag)
  • Kloveniersburgwal tussen de Oude Hoogstraat en de Nieuwmarkt (eerste bouwlaag)
  • Oudezijds Achterburgwal tussen Oude Hoogstraat en de Stormsteeg (op alle bouwlagen)

Mengformulebeleid
Van een mengformule is sprake wanneer in een zaak (die geen horeca als hoofdbestemming heeft, maar detailhandel of consumentverzorgende dienstverlening) tegen betaling etenswaren en/of drank worden verstrekt voor gebruik ter plaatse. Omdat mengformules een bijdrage kunnen leveren aan het vestigingsklimaat voor ondernemers (Beleidsregels voor mengformules stadsdeel Centrum 2006', vastgesteld op 20 juli 2006) zijn ze toegestaan, maar onder de volgende voorwaarden:

  • de openingstijden van de mengformule komen overeen met de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  • het deel van het netto verkoopvloeroppervlak dat in gebruik is bij de mengformule mag ten hoogste 20% van dat netto verkoopvloeroppervlak zijn, met een absoluut maximum van 20 m² netto verkoopvloeroppervlak. Dit absolute maximum brengt met zich mee dat in mengformules het schenken van alcohol is uitgesloten;
  • de mengformule mag niet worden geplaatst aan de gevel waar de ingang van de hoofdactiviteit zit;
  • de mengformule past binnen de categorie horeca 4 (koffie- en theeschenkerij, lunchroom, ijssalon);
  • de mengformule mag geen eigen ingang aan de straat hebben en mag geen terras exploiteren;
  • voor de mengformule mag geen reclame worden gemaakt.

Als aan één of meer van deze voorwaarden niet wordt voldaan, is geen sprake van een mengformule, maar van zelfstandige horeca als hoofdactiviteit.

Op dit moment wordt een wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) door de centrale stad voorbereid. Na vaststelling van de wijziging van de APV door de gemeenteraad is geen exploitatievergunning meer vereist voor mengformules. In dit bestemmingsplan zijn mengformules toegestaan in detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening.

6.7 Horeca

6.7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de volgende horecacategorieën:

  • Restaurants
  • Cafés
  • Fastfood
  • Discotheken/Zaalverhuur

De overige horecacategorieën, Hotels en Horeca in culturele instellingen worden in respectievelijk paragraaf 6.8 en 6.9 behandeld.

In het plangebied zijn veel gelegenheden waar men kan overnachten, eten en drinken. Er zijn bekende uitgaansgelegenheden (bijvoorbeeld Bitterzoet en Dansen bij Jansen), hippe cafés en bekende bruine kroegen (bijvoorbeeld Scheltema op de Nieuwezijds Voorburgwal).

Vooral daar waar grote bezoekersaantallen de stad instromen (Damrak en de Wallen) zitten veel fastfoodzaken. Naast deze categorie horeca zijn er eetcafés en restaurants met internationale keukens: Spaans, Italiaans en Aziatisch (de laatste vooral rond de Nieuwmarkt en de Zeedijk). In het gebied bevindt zich ook een aantal toprestaurants. Vooral in het noordelijk deel van de Burgwallen Oude Zijde zijn restaurants en cafés, met een concentratie rondom de Warmoesstraat en de Zeedijk.
In de Warmoesstraat bevindt zich van oudsher een aantal homokroegen. De kop van de Zeedijk rond de Oudezijds Kolk heeft zich in de afgelopen 10 jaar eveneens tot een populair homo uitgaansgebied ontwikkeld.
In het zuidelijk deel van Burgwallen Oude Zijde zit horeca vooral rond de Nes en het Binnengasthuisterrein.
In het hele postcodegebied bevinden zich hotels, met een concentratie in Burgwallen Nieuwe Zijde (zie verder over hotels paragraaf 6.8.).

De cijfers
In het postcodegebied 1012 is - vergeleken met de rest van de binnenstad - zeer veel horeca (cafés, restaurants, hotels) aanwezig. Dat blijkt zowel uit het aantal horecavestigingen als ook uit het aantal personen dat in de horeca werkt.
In 2010 waren er 1.748 horecazaken in de hele binnenstad. Daarvan lagen er 727 in het plangebied. Dat is 42% van het totale aantal horecavestigingen in de binnenstad. Als gekeken wordt naar het aantal werkzame personen in de horeca in de binnenstad (ongeveer 12.400 in 2010) dan is bijna 50% daarvan werkzaam in het gebied (ongeveer 6.100). In de periode 2006 - 2009 nam in het plangebied het aantal werknemers in de horeca toe van 6.391 in 2006 naar 6.499 in 2009. Tussen 2009 en 2010 is het aantal werknemers weer met 300 afgenomen. Het aantal horecavestigingen is vrijwel gelijk gebleven. Buiten het plangebied is het aantal horecavestigingen in de binnenstad afgenomen.

Net als voor de binnenstad als geheel is in het postcodegebied 1012 het aantal cafés licht afgenomen. Het aantal restaurants is licht gestegen. Het sterkst was de toename in Burgwallen Nieuwe Zijde. Hier zijn cafés omgezet naar restaurants.

Restaurants (en fastfood)
In 2010 telde het gebied 351 restaurants waar ongeveer 2.600 mensen werken. Ongeveer 40% van alle restaurants in de binnenstad is gevestigd in het plangebied. In deze cijfers zijn ook de horecabedrijven met fastfood opgenomen.

Volgens de Strategienota 1012 zijn er in het postcodegebied 1012 ruim 50 fastfoodzaken, ongeveer de helft van het totaal aantal in de binnenstad. Fastfoodzaken (inclusief pizzeria's) komen we overal in het plangebied tegen, maar vooral langs het Damrak, in de Damstraat en het zuidelijk deel van de Nieuwendijk nabij de Dam.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0052.jpg"
Restaurant ANNA aan het Oudekerksplein 48

Veel restaurants richten zich op toeristen. Restaurants van bovengemiddeld niveau zijn o.a. Blauw aan de Wal, Harkema, Vermeer, Compagnon, The Grand, Lastage en het in het voorjaar van 2011 geopend restaurant Anna aan het Oudekerksplein.

Cafés
Van de 577 cafés in de binnenstad zijn er 277 in het plangebied gevestigd. Dat is 49% van het totale aantal cafés in de binnenstad. Er werken ongeveer 1.400 mensen.
De verhoudingsgewijs sterke concentratie van de horeca in het postcodegebied 1012 wordt ook duidelijk als het aantal cafés wordt afgezet tegen het aantal bewoners. Voor de hele binnenstad geldt dat er één café is op 141 bewoners. In Burgwallen Nieuwe Zijde is er één café op 31 bewoners en in Burgwallen Oude Zijde is er één café op 26 bewoners.

Andere horeca
In het plangebied bevinden zich 22 panden met een horeca 2-bestemming, waaronder twee nachtclubs, vier discotheken, vijf sociëteiten en tien vestigingen met zalenverhuur (waarvan acht als onderdeel van een hotel).

6.7.2 Ontwikkeling

Gezien de reeds aanwezige horeca is toevoeging van nieuwe horeca in principe niet aan de orde. Een aantal straten en gebieden speelt echter een belangrijke rol in de transformatie van het plangebied. In de Nota Beleidsaanpassingen Bestemmingsplangebied 1012 is daarom, in afwijking van het Horecabeleidsplan 2008, vastgelegd dat uitbreiding van horeca onder voorwaarden in een aantal gevallen en op enkele plekken wel mogelijk is (zie paragraaf 6.7.4).

Een nieuwe ontwikkeling is de exploitatie van daken als horecaterras. In de binnenstad is op een beperkt aantal panden een horecadakterras aanwezig (Openbare Bibliotheek en het Hilton Doubletree Hotel (beide op het Oosterdokseiland). De meerwaarde van horecaterrassen op daken is dat de stad semi-openbare 'uitkijkpunten' krijgt vanwaar bezoekers een mooi uitzicht over de binnenstad hebben. Dit soort plekken kunnen bijdragen aan de beleving van de stad.

6.7.3 Uitgangspunten

In het bestemmingsplan worden de volgende vormen van zelfstandige horeca onderscheiden: restaurants, cafés, fastfood, discotheken/zaalverhuur, hotels en horeca in culturele instellingen.

Naast de zelfstandige vormen van horeca bestaat additionele horeca. Additionele horeca is ondergeschikt en ondersteunend aan de hoofdfunctie (bijvoorbeeld een museumcafé). Van een mengformule is sprake wanneer in detailhandel of in consumentverzorgende dienstverlening tegen betaling etenswaren en/of dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, in een zaak die geen horeca als hoofdbestemming heeft. Voor een uitgebreide beschrijving van mengformules wordt verwezen naar paragraaf 6.6. Hotels en horeca in culturele instellingen worden in respectievelijk paragraaf 6.8 en 6.9 behandeld. De overige vormen van horeca: restaurants, cafés, fastfood, discotheken/zaalverhuur en additionele horeca worden in deze paragraaf beschreven.

Horeca 1
Fastfoodzaken zijn horecabedrijven met als hoofddoel het voor directe consumptie verstrekken van vooral op gemaksvoeding gerichte, eenvoudig en snel ter plaatse bereide etenswaren; een nevenactiviteit is het voor consumptie ter plaatse verstrekken van zwak- en/of niet-alcoholische dranken. Onder fastfoodbedrijven worden in elk geval begrepen automatieken, snackbars en fastfoodrestaurants.

Horeca 2
Horecabedrijven, al dan niet met een besloten karakter, die tot hoofddoel hebben het in hoofdzaak voor directe consumptie verstrekken van dranken, waarbij het gelegenheid bieden tot dansen op en tot het beluisteren van overwegend mechanische muziek een wezenlijk onderdeel vormt. Horeca 2 bedrijven zijn in elk geval discotheken en sociëteiten.

Horeca 3
Horecabedrijven, die tot hoofddoel hebben het in hoofdzaak voor directe consumptie verstrekken van dranken en ter plaatse bereide (kleine) etenswaren en/of maaltijden, waarbij het accent ligt op het verstrekken van dranken. Onder horeca 3 bedrijven worden in elk geval begrepen: cafés en eetcafés.

Horeca 4
Horecabedrijven, die tot hoofddoel hebben het in hoofdzaak voor directe consumptie verstrekken van in hoofdzaak ter plaatse bereide maaltijden en van in hoofdzaak ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische, zwakalcoholische en/of niet-alcoholische dranken. Onder horeca 4 bedrijven worden in elk geval begrepen: restaurants, lunchrooms, koffiehuizen en ijssalons.

Binnen de horecaregeling is het mogelijk om een potentieel meer overlastgevende vorm van horeca om te zetten in een minder overlastgevende: een horeca 1 vestiging mag worden omgezet in een horeca 3 of 4, een horeca 2 vestiging mag worden omgezet in een horeca 3 of 4 en een horeca 3 vestiging in een horeca 4 vestiging.

Additionele horeca
Additionele horeca is horeca die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie. Voorbeelden zijn een museumcafé of een theaterfoyer. Deze vorm van horeca wordt juridisch planologisch niet als afzonderlijke horecafunctie gezien, maar gerekend tot de bestemming van de hoofdfunctie. Additionele horeca is uitsluitend toegestaan binnen de bestemmingsfuncties voorzieningen en in warenhuizen (zoals Bijenkorf en V&D) en winkelcentra (zoals de Kalvertoren en Magna Plaza). Voor ondersteunende horeca in winkels geldt in de binnenstad van Amsterdam het Mengformulebeleid (zie ook paragraaf 6.6.3)

Verplaatsing van horeca
Verplaatsing van horeca is in principe mogelijk, maar uitsluitend als wordt voldaan aan de volgende criteria. Verplaatsing van horeca is mogelijk indien:

  • de functiemenging in de omgeving wordt verbeterd;
  • het woon- en leefklimaat wordt verbeterd;
  • de horecazaak zich in de eerste bouwlaag bevindt;
  • de verplaatsing een bijdrage levert aan de transformatie.

Verplaatsing van horeca is alleen mogelijk met gebruikmaking van een wijzigingsbevoegdheid.

Bestemmingen: bestaande horeca
Horeca op de begane grond en in de kelder/het souterrain is toegestaan binnen de bestemmingen 'Gemengd - 1.1' tot en met 'Gemengd - 1.4' en de bestemmingen 'Gemengd - 2.1' tot en met 'Gemengd - 2.4' (voor wat betreft de genoemde horecacategorie).
Wanneer ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan horeca op een andere bouwlaag voorkomt is deze voorzien van een aanduiding, waarmee de betreffende horecacategorie is toegestaan. Bestaande horecavestigingen hebben deze bestemmingen of aanduidingen.
In winkelstraten hebben panden met in de eerste bouwlaag horeca de bestemming 'Gemengd' gekregen en niet de bestemming 'Centrum'.

Additionele horeca in warenhuizen en winkelcentra
Voor warenhuizen zoals de Bijenkorf en V&D en voor winkelcentra zoals de Kalvertoren en Magna Plaza geldt dat alleen de horeca op de verbeelding is opgenomen die een zelfstandige ingang aan de straatzijde heeft. Deze horeca functioneert als zelfstandige horeca en moet met een aparte bestemming/aanduiding op de verbeelding worden weergegeven.

De overige in deze warenhuizen of winkelcentra gevestigde horeca functioneert als additionele horeca. Dat wil zeggen dat de horeca-activiteiten ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan en deze hoofdfunctie ondersteunen. Ondersteunen wil zeggen dat de additionele horeca de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot en completeert. Ondergeschikt betekent dat er duidelijk sprake moet zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie, qua vloeroppervlak, inzet van personeel en onderdeel van de begroting.

Wanneer de ruimte waarin de horeca-activiteit plaatsvindt is afgescheiden van de hoofdfunctie, mag deze maximaal 20% van het totale vloeroppervlak bedragen, waarbij toiletruimte, keuken en opslag ten behoeve van de horeca niet wordt meegerekend.

De horeca-activiteiten in warenhuizen en winkelcentra zijn toegestaan zonder exploitatievergunning als aan de volgende drie criteria wordt voldaan:

  1. 1. Het horecagedeelte is alleen toegankelijk voor het winkelend publiek. De horeca-activiteit mag niet toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie;
  2. 2. Het horecagedeelte wordt door dezelfde ondernemer/verhuurder geëxploiteerd;
  3. 3. Het horecagedeelte heeft dezelfde openingstijden als die van het warenhuis/winkelcentrum. Daarbij is het niet toegestaan dat de additionele horecaruimte wordt verhuurd of anderszins in gebruik wordt gegeven aan derden ten behoeve van feesten en andere partijen.

Wanneer aan criterium 2 niet kan worden voldaan, is het mogelijk om een vergunning voor additionele horeca te verlenen, indien de ondernemer of de verhuurder op schrift stelt dat hij verantwoordelijk is voor de horeca-activiteiten.

Horeca binnen hotels
Hotels mogen op alle bouwlagen zalen gebruiken voor congressen, vergaderingen, symposia e.d. (ten behoeve van de dergelijke bijeenkomsten mag daarbij non-alcoholische drank en broodjes worden geserveerd). Dit gebruik is onder de bestemming 'Gemengd' toegestaan en is te vergelijken met de vergaderfaciliteiten binnen bijvoorbeeld de functie kantoor of binnen voorzieningen zoals bibliotheken en onderwijs. Voor de verhuur van zalen ten behoeve van congressen, vergaderingen e.d. (dus wanneer er geen sprake is van gebruik met een overwegend horeca karakter) is geen horecabestemming vereist.

Hotels met een exploitatievergunning voor horeca 2, 3 of 4 mogen op alle bouwlagen zalen gebruiken voor banqueting en recepties, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie (zijnde de logiesfunctie).

Een aantal hotels in het gebied heeft een exploitatievergunning voor horeca 2. Horeca 2 in hotels betreft zaalverhuur voor recepties, vergaderingen, symposia, bruiloften en partijen. In tegenstelling tot panden waar horeca 2 de hoofdfunctie is (zoals discotheken, dansgelegenheden, zaalverhuur en sociëteiten) is de horeca 2 in hotels ondergeschikt aan de hoofdfunctie (zijnde de logiesfunctie). Bij hotels is om die reden nauwelijks of geen sprake van mogelijke aantasting van het woon- en leefklimaat. Voor de ruimtelijke uitstraling is de exacte plek van de horeca 2 in hotels dan ook weinig relevant. Vanuit een goede ruimtelijke ordening is er geen reden om dit vast te leggen op een bepaalde plek en daarom is dit niet op de verbeelding vastgelegd. Hotels met een exploitatievergunning voor horeca 2 mogen op alle bouwlagen zalen gebruiken voor bruiloften, partijen en als dansgelegenheid, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie (zijnde de logiesfunctie). Het gaat in het plangebied om de horeca 2 in de volgende hotels: Barbizon, Victoria, Krasnapolsky, The Grand, Radison SAS en Renaissance.


Horeca 3 en 4 op het Binnengasthuisterrein
In het vigerende bestemmingsplan "Binnengasthuisterrein e.o." zijn de aanwezige horecavestigingen per pand en per bouwlaag aangeduid, met uitzondering van het Crea Café aan de Grimburgwal. Met de verhuizing van dit café naar de voormalige Diamantslijperij op het Roeterseiland is de horecabestemming op de locatie van het Crea Café komen te vervallen. Ter compensatie is in het bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen een nieuwe horecavestiging in de vorm van een café of restaurant (horeca 3) te realiseren, met een maximum oppervlak van 150 m². Deze mogelijkheid bestaat alleen voor de gebouwen aan weerszijden van het pand waarin het Crea Café gevestigd was, plus het Atriumgebouw en het pand waarin de beoogde bibliotheek wordt gerealiseerd.

Overige uitgangspunten
Vanwege de overlast die horeca in hogere bouwlagen kan veroorzaken voor de bewoners die direct naast of boven de vestiging wonen, is horeca alleen in de eerste bouwlaag toegestaan, tenzij een horecabedrijf zich al op hogere bouwlagen bevindt. Verder is horeca op de hogere bouwlagen mogelijk als dit met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven.

6.7.4 Uitbreiding van horeca

De in de Nota Beleidsaanpassingen Bestemmingsplangebied 1012 genoemde mogelijkheden tot uitbreiding van horeca staan in onderstaand overzicht. Onder meer vanwege de effecten van horeca op het woon- en leefklimaat is ervoor gekozen om uitbreiding van horeca niet als een direct recht in het bestemmingsplan op te nemen. Hiermee wordt beoogd en gewaarborgd dat voor ieder nieuw horeca-initiatief een zorgvuldige belangenafweging plaatsvindt, waar onder meer de kwaliteitsimpuls en de gevolgen voor het woon- en leefklimaat en de functiemenging onderdeel van zijn.

Uitbreiding horeca 3 en 4 als onderdeel van een 'totaalconcept'.
Met een buitenplanse afwijkingsbevoegdheid kan het dagelijks bestuur horeca 3 (café) en 4 (restaurant e.d.) mogelijk maken als onderdeel van een totaalconcept. Horeca is daarbij ook mogelijk op de verdiepingen. Voorwaarde is dat de horeca onderdeel is van een totaalconcept binnen één individueel zelfstandig pand en een impuls betekent voor een groter gebied. In een totaalconcept is sprake van samenhang van de horeca met één of meer hoofdfuncties. De hoofdfunctie(s) moet(en) tenminste 1.000 m² bruto vloeroppervlak zijn. De horeca moet binnen het totaalconcept een aanvullend, ondersteunend en ondergeschikt onderdeel vormen. Het vloeroppervlak voor de horeca is maximaal 150 m² of 10% van het bruto vloeroppervlak.

Uitbreiding horeca 3 en 4 als onderdeel van een 'groot herontwikkelingsproject'.
Met een buitenplanse afwijkingsbevoegdheid kan het dagelijks bestuur horeca 3 (café) en 4 (restaurant e.d.) mogelijk maken in een pand van tenminste 5.000 m² bruto vloeroppervlak. Horeca is daarbij ook mogelijk op de verdiepingen. Voorwaarde is dat de horeca onderdeel is van een groot herontwikkelingsproject. Dit om monofunctioneel gebruik van grote panden tegen te gaan. De horeca kan zowel zelfstandig als additioneel zijn. Het vloeroppervlak voor de horeca is maximaal 10% van het bruto vloeroppervlak. Voorbeelden van grote herontwikkelingsprojecten zijn een aantal van de sleutelprojecten uit de Strategienota.

Mogelijkheid van 'zelfstandige horeca in grote hotels'.
Op dit moment mogen hotels horecavoorzieningen zoals een ontbijt-, eetzaal of bar hebben. Zolang deze voorzieningen enkel en alleen voor de eigen gasten toegankelijk zijn, worden deze gezien als onderdeel van het hotel (= additioneel). Deze horecafaciliteiten hebben geen aparte aanduiding op de bestemmingsplankaart.

Een aantal hotels heeft ook zelfstandige horeca die toegankelijk is voor mensen die geen gast zijn van het hotel. De overweging om zelfstandige horeca in hotels toe te staan komt onder meer voort uit het verzoek van enkele nieuwe hotelinitiatieven voor een zelfstandige horecavoorziening.
Bij grotere hotels past een goed restaurant dat ook toegankelijk is voor bezoekers die niet in het hotel overnachten. In het Hotelbeleid 2012-2015 staat als beleidsregel: het bevorderen van de interne - en externe functiemenging (in het pand). Zelfstandige horeca in een hotel van 1.000 m² of groter kan een bijdrage leveren aan de interne functiemenging. Een dergelijk hotel komt in aanmerking voor zelfstandige horeca 3 en 4 en is toegestaan op alle bouwlagen. Er geldt een maximale maat van 150 m² of maximaal 10% van het bruto vloeroppervlak. Zelfstandige horeca in hotels wordt geregeld met een binnenplanse afwijking.

Bij het hotel/restaurant is een terras in de openbare ruimte toegestaan, als de horeca zich in de eerste bouwlaag bevindt (en er dus zicht op het terras is).

Uitbreidingsmogelijkheden voor horeca 2 (discotheken, dansclubs)
Met een wijzigingsbevoegdheid kan het dagelijks bestuur aan het Damrak, Rokin, Nieuwezijds Voorburgwal, Martelaarsgracht, Prins Hendrikkade en de Dam nieuwe horeca 2 vestigingen mogelijk maken voor het "nieuwe" nachtleven. Gedacht moet worden aan gemengde vormen van horeca 2, met overdag gebruik als bijvoorbeeld restaurant, vergader- of expositieruimte en 's avonds voor performances en zogenaamde 'clubben'. In totaal zijn drie nieuwe vestigingen mogelijk. De horeca 2 mag is toegestaan op zowel de begane grond, als op de verdiepingen. Voorwaarden zijn een open uitstraling en gebruik overdag (bijv. als horeca 3 of 4). Het maximum vloeroppervlak is 1.000 m². Vanwege het brede profiel en de geringe druk op het woon- en leefklimaat is voor deze straten gekozen.

Uitbreidingsmogelijkheden in de straten van de straatgerichte aanpak, inclusief de Rode Loper

Damstraat, Oude Doelenstraat, Oude Hoogstraat, Warmoesstraat
Het dagelijks bestuur heeft de bevoegdheid om via een binnenplanse afwijking uitbreiding van bestaande horeca naar de eerste verdieping (tweede bouwlaag) mogelijk te maken in de Damstraat, Oude Doelenstraat, Oude Hoogstraat, Warmoesstraat. Daarbij moet het duidelijk zijn dat de uitbreiding een bijdrage levert aan de transformatie van het plangebied en dat de uitbreiding de functiemenging ten goede komt. Ook mag het woon- en leefklimaat door de uitbreiding niet onder druk komen te staan. Voorwaarde is dat op de hoger gelegen verdieping(en) zelfstandige woningen worden gerealiseerd.

Nes e.o, Damrak, Nieuwendijk e.o.
In deze gebieden is uitbreiding van horeca in principe niet mogelijk, met uitzondering van de regeling voor een totaalconcept en een groot herontwikkelingsproject (bijv. de Vleeshal en het Fortisgebouw).

Beursplein
Aan het Beursplein zijn via een buitenplanse afwijkingsbevoegdheid twee nieuwe vestigingen van horeca 3 of 4 mogelijk in de Bijenkorf en de Euronext. Nieuwe horeca is ook mogelijk in de Beurs van Berlage in het kader van een nieuw programma.

Rokin en Oude Turfmarkt
Aan de oostzijde van het Rokin zijn met een buitenplanse afwijking twee nieuwe horeca 3- of horeca 4-vestigingen mogelijk en ook aan de Oude Turfmarkt zijn twee nieuwe horeca 3- of horeca 4-vestigingen mogelijk. Het vloeroppervlak voor deze nieuwe horeca 3- of horeca 4-vestigingen is maximaal 250 m², waarbij als voorwaarde geldt dat de horeca zich ook op de begane grond bevindt.

Horecadakterrassen

Mede naar aanleiding van concrete verzoeken en vanwege de bijdrage die horecaterrassen op daken kunnen leveren aan de transformatie van het plangebied is voor het dagelijks bestuur een afwijkingsbevoegdheid opgenomen die een dakterras bij een horecavoorziening mogelijk maakt, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan:

  • het pand moet bouwkundig geschikt zijn voor een dakterras;
  • de horecavoorziening moet ook op de hogere bouwlagen mogelijk of reeds aanwezig zijn;
  • er moet toezicht vanuit de horecalokaliteit zijn op het terras. Het terras moet daarom aangrenzend aan de horecavoorziening zijn gesitueerd;
  • bij nieuw te realiseren borstwering geldt dat deze moet voldoen aan de welstandscriteria;
  • alleen terrassen bij horeca 3 en horeca 4;
  • geen dakterras aan de achterzijde van gebouwen die in een gesloten bouwblok liggen;
  • bij de situering van het dakterras moet rekening worden gehouden met het woon- en leefklimaat.

6.8 Hotels

6.8.1 Algemeen

In het plangebied liggen ongeveer 100 hotels waar bijna 2.500 mensen werken. Dat is bijna de helft van het totaal aantal hotels in de binnenstad (240). Bijna twee derde van (66%) van alle mensen die werken in hotels in de binnenstad, werkt in het postcodegebied 1012.

In verhouding tot de hele binnenstad liggen er in het plangebied meer grotere hotels. Voorbeelden zijn Krasnapolsky (468 kamers, 935 bedden), het Renaissance hotel (402 kamers met 806 bedden) in het Kattengat en het Park Plaza Victoria aan het Damrak (306 kamers, 604 bedden). Het Radisson heeft 242 kamers (met 482 bedden). Voorbeelden van kleinere hotels zijn Winston in de Warmoesstraat (67 kamers, 183 bedden) en The Exchange hotel op het Damrak. Dit hotel is in november 2011 geopend, heeft 61 kamers en voorziet in alle sterren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0053.jpg"
Kaart : Concentratie hotels in de binnenstad ten opzichte van de rest van Amsterdam

Kwaliteit
De kwaliteit van de hotels in het plangebied loopt sterk uiteen. Wanneer naar het aantal kamers wordt gekeken, valt 50% van het totaal aantal kamers in de vier en vijf sterrencategorie. Ruim 25% valt in de categorie drie sterren.
Bijna 25% van alle hotels in het gebied heeft geen ster, ruim 25% heeft één ster. Ongeveer 35% van alle hotels heeft twee of drie sterren en 15% heeft vier of vijf sterren. De hotels met vier of vijf sterren zijn over het algemeen hotels met meer dan 100 kamers.
Hotels met nul, één en twee sterren liggen in het noordelijk Wallengebied en op het Damrak. Hotels met vier sterren zijn bijvoorbeeld het Park Plaza Victoria en het Convent Hotel.
Vijf sterren hotels zijn Hotel de l'Europe, The Grand, Barbizon Palace, Krasnapolsky en Renaissance Hotel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0054.jpg"

Hotelbeleid
Het Hotelbeleid Binnenstad 2012-2015 geeft aan in welke gebieden wel en niet wordt meegewerkt aan hotelontwikkeling. Conform de Strategienota en de Nota beleidsaanpassingen 1012 staat in het nieuwe hotelbeleid dat in het postcodegebied 1012 nieuwe hotels niet worden toegestaan. Nog meer hotels leidt tot een monocultuur en gaat ten koste van een gevarieerd en levendig stadshart.

Er wordt zoveel mogelijk gestreefd naar een verbetering van bestaande, kwalitatief slechte hotels, vooral binnen het noordelijk Wallengebied en op het Damrak. Het in 2011 geopende The Exchange hotel is een voorbeeld van een kwaliteitsverbetering van het bestaande aanbod. Voor bestaande vier- tot vijfsterrenhotels wordt ingezet op een meer open karakter in de plint.

Tophotels
Tophotels zijn hotels die uitstijgen boven het huidige vijf sterrenniveau. Vanuit de markt wordt aangegeven dat er een potentiële vraag is naar hotels in dit topsegment in Amsterdam. Stadsdeel Centrum biedt graag ruimte aan maximaal drie hotels in dit topsegment in de hele binnenstad, met een maximum van circa 150 kamers per hotel. Het gaat hierbij uitdrukkelijk om hotels in het allerhoogste segment. Enkele voorbeelden van brands die op dit moment op dit niveau opereren zijn onder andere Four Seasons, Jumeirah, Mandarin Oriental, Park Hyatt, Ritz Carlton, Taj Oberoi en Waldorf Astoria. Eén van de drie tophotels wordt buiten het plangebied gerealiseerd aan de Herengracht door Waldorf Astoria.

Unieke hotelconcepten

Amsterdam biedt graag ruimte aan vernieuwende hotelconcepten die een bijzondere verbinding leggen met de ambities van de gemeente Amsterdam. Het dagelijks bestuur kan medewerking verlenen aan uitzonderlijke hotelconcepten die een unieke bijdrage leveren aan het maatschappelijke, culturele of economische klimaat van Amsterdam en die aantoonbaar niet buiten stadsdeel Centrum gerealiseerd kunnen worden. De initiatiefnemers van deze unieke hotelconcepten dienen aan te tonen dat zij met hun concept een exceptionele bijdrage leveren aan de aantrekkelijkheid van Amsterdam als toeristische bestemming. Daarnaast dient te worden aangetoond op welke unieke wijze het initiatief bijdraagt aan de maatschappelijke, culturele of economische ambities van de gemeente Amsterdam.

Voor het postcodegebied 1012 is daarnaast geformuleerd dat het concept moet bijdragen aan een ruimtelijke kwaliteitsverbetering en daarmee aan de transformatie van het gebied (Strategienota). Zo wordt in dit verband het naast het Victoriahotel gelegen voormalige Kadastergebouw aan de Prins Hendrikkade verbouwd tot een Art'otel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0055.jpg"
Exchangehotel aan het Damrak

6.8.2 Ontwikkeling

Sinds 2006 nemen het aantal hotels en de werkgelegenheid in hotels toe. Algemene trend is schaalvergroting, ketenvorming en professionalisering (Onderzoek Grontmij 2008 in opdracht van Stadsregio Amsterdam, Gids tot verblijf "Wakker worden in de Metropool").

Er komen meer grotere hotels en meer dan de helft van alle hotels in Nederland heeft tegenwoordig een of andere vorm van ketenbinding. De behoefte aan kwaliteit in faciliteiten (culinair en wellness, maar ook internet) en dienstverlening stijgt. Ook in de lagere segmenten is sprake van professionalisering en ketenvorming gekoppeld aan vernieuwing en design. Andere trend is een diversificatie in hotelformules door toetreding van nieuwe ketens, vergaande individualisering van de gast en de vermenging van hotels met andere functies. Voorbeelden van dit laatste zijn zorghotels (niet gekoppeld aan een zorginstelling), extended stay (appartementen), congreshotels en lifestyle- en designhotels.

In en buiten Europa hebben steeds meer hotels een "green key", het milieubewuste keurmerk voor bedrijven in de toerisme- en recreatiebranche. Doel is het sparen van het milieu door minder gas, water en elektra te gebruiken en minder afval te produceren. Hiervoor moet (verplicht) een aantal milieumaatregels worden genomen. Dit alles zonder dat dit ten koste gaat van het comfort en de kwaliteit. Opleiding van personeel is hierbij belangrijk. Voor het behalen van een green key moet naast de verplichte maatregelen ook een aantal keuzemaatregelen worden doorgevoerd. Deze bepalen het niveau van de green key: brons, zilver of goud.

In het plangebied hebben onder andere Hotel de l'Europe, Crowne Plaza, Krasnapolsky, Radisson-Blue en de Roode Leeuw een gouden green key. De Doelen, City Centre (Spuistraat) hebben een zilveren green key en hotel Nes heeft brons.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0056.jpg"
Hotel de L'Europe

6.8.3 Uitgangspunten

Bestaande hotels
Hotels, horeca 5, zijn toegestaan binnen de bestemming 'Gemengd - 1.5' en de bestemming 'Gemengd - 2.5'. Hotels kunnen ook voorkomen op de verdiepingen van panden met de bestemming 'Centrum'. In dat geval staat met een aanduiding aangegeven op welke bouwlaag de hotelfuncties is toegestaan. Bestaande hotels hebben deze bestemmingen of aanduidingen.

De ontwikkeling van nieuwe of uitbreiding van bestaande hotels is -vrijwel altijd- in strijd met dit bestemmingsplan, en is alleen mogelijk als aan de geldende beleidsregels uit het Hotelbeleid Binnenstad wordt voldaan. Een hotel dat aan de beleidsregels voldoet komt in aanmerking voor een omgevingsvergunning, die tevens de toestemming inhoudt om af te mogen wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik als hotel. De toestemming om af te wijken geldt wettelijk gezien eenmalig en is uitsluitend gekoppeld aan het desbetreffende bouwplan. Wanneer de omgevingsvergunning onherroepelijk is, en het bouwplan is uitgevoerd, kan het dagelijks bestuur met gebruikmaking van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid het bestemmingsplan aanpassen. Daarmee wordt het hotel opgenomen op de verbeelding.

Toegestaan horecagebruik binnen een hotel
Zie onder 6.7.3. (Uitgangspunten Horeca).

Bed & Breakfast
Bed & Breakfastaccommodaties worden niet in het bestemmingsplan opgenomen. Het gaat hier om het aanbieden van overnachting voor ten hoogste vier personen in een zelfstandige woning, die wordt bewoond door de hoofdbewoner. Als aan deze (en aan andere) aan B&B verbonden voorwaarden wordt voldaan, is sprake van bewoning. Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, is sprake van een hotel.

6.9 Culturele Horeca

6.9.1 Algemeen

Op 28 januari 2010 heeft de stadsdeelraad de beleidsnota 'Horeca in culturele instellingen en musea' vastgesteld. Aanleiding voor het vaststellen van deze nota is dat bij sommige culturele instellingen en musea de grens tussen additionele horeca (horeca die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie) en zelfstandige horeca, onder druk staat of is overschreden. Het gaat dan om culturele functies die duidelijk ook een horeca onderdeel hebben, maar ook om culturele instellingen die beschikken over een bijzonder pand of ruimte die verhuurd kan worden voor bijeenkomsten en feesten. Veel culturele instellingen en musea zijn gevestigd in grote monumentale panden, die hoge onderhoudskosten met zich meebrengen.

Voor deze instellingen is een aparte horecacategorie: horeca 6 (culturele horeca). Het toekennen van een horeca 6-bestemming helpt deze instellingen het hoofd boven water te houden. Het gaat om een vorm van zelfstandige horeca die gekoppeld is aan een culturele functie. Als de culturele instelling uit het pand vertrekt en niet door een zelfde functie wordt vervangen, moet ook de horecafunctie verdwijnen.

Er wordt gebruik gemaakt van twee stappen:

1. Panden die in aanmerking komen voor de aanduiding 'wro-zone-ontheffingsgebied' zijn vestigingen van culturele instellingen met een programmering die bestaat uit een mix van culturele en horeca-activiteiten en musea. Bij culturele instellingen met een mix van culturele activiteiten is het afscheiden van de horecacomponent zeer lastig en/of fysiek vaak niet mogelijk omdat de horeca-activiteit plaatsvindt in de hoofdruimte. Musea krijgen de mogelijkheid om op een bijzonder locatie diners en recepties te organiseren.

2. Voor de locaties met een aanduiding 'wro-zone-ontheffingsgebied' kunnen de culturele instellingen of musea een aanvraag voor afwijking van het bestemmingsplan indienen. Aan de afwijking kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

In het plangebied kunnen in ieder geval de volgende culturele instellingen en musea een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor horeca 6: het Bethaniënklooster, Ons' Lieve Heer op Solder, het Compagnietheater en de Oude Kerk.

6.9.2 Ontwikkeling

Horeca 6 is een nieuwe horecacategorie in het gebied.

6.9.3 Uitgangspunten

Culturele horeca is niet (zoals wel het geval is voor horeca 1 tot en met 5) als een 'zelfstandige bestemming' in dit bestemmingsplan opgenomen. De aanduiding op de verbeelding 'wro-zone-ontheffingsgebied' wordt gegeven aan gebouwen met een culturele of museale functie waarvan het, op basis van hun programmering, aannemelijk is dat zij in aanmerking kunnen komen voor toepassing van de afwijkingsbevoegdheid. Om in aanmerking te komen voor deze afwijking van het bestemmingsplan, moeten de instellingen een omgevingsvergunning aanvragen.

Het dagelijks bestuur kan deze afwijking verlenen voor het gebruik van het gebouw of een gedeelte ervan voor doeleinden van horeca 6. Een afwijking wordt verleend als:

  • het gaat om een gebouw waarin culturele of museale activiteiten plaatsvinden;
  • de exploitatie van het gebouw gebeurt door een instelling met een culturele of museale doelstelling;
  • de afwijking bijdraagt aan een mix van verschillende activiteiten binnen het gebouw, waarbij de horeca component ondergeschikt is en blijft aan de culturele activiteiten;
  • het woon- en leefklimaat in de omgeving van het gebouw niet onevenredig wordt aangetast.

Aan de afwijking kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, bijvoorbeeld over de wijze van exploitatie en het treffen van maatregelen om overlast te verminderen. Het exploiteren van een terras of het gebruik van tuinen is niet toegestaan. Locaties met een afwijking voor horeca 6 moeten jaarlijks hun programmering kunnen overleggen aan het stadsdeel.

6.10 Bedrijven

6.10.1 Algemeen

In het plangebied is ook de bedrijvensector vertegenwoordigd. Deze sector bestaat uit industrie/bouw, onderhoud/reparatie, handel, vervoer/opslag en media/filmproductie. De media/filmproductie behoort tot de creatieve sector, waaronder ook delen van de kantorensector en de culturele voorzieningen vallen.
In het postcodegebied 1012 zijn in totaal circa 300 bedrijven, waar ruim 2.750 mensen werken. De meeste werkgelegenheid van bedrijven zit bij vervoer/opslag in Burgwallen Nieuwe Zijde. Het gaat dan om bijvoorbeeld fietsverhuur en opslag (van onder andere fietsen en bouwmateriaal). In de Sint Annnenstraat zit een 'fabriek' waar stickers, vlaggetjes en banieren worden gemaakt. Andere 'ambachtelijke bedrijven' in het gebied zijn: lijstenmakerijen, een timmerwerkplaats, een meubelmakerij, een brouwerij en een smederij (Kouwenhoven en Zn).

In totaal is de werkgelegenheid die door bedrijven wordt gegenereerd beperkt. In Burgwallen Oude Zijde werkt ongeveer 3,4% van alle werkzame personen in een bedrijf. In Burgwallen Nieuwe Zijde is het percentage 16,3%. Dat laatste is weer hoog in vergelijking met de hele binnenstad waar 10,7% van de werkende personen werkzaam is in een bedrijf.

Bijna 17% van alle bedrijven in het postcodegebied 1012 valt onder de media/filmproductie. En 4% van het totaal aantal werkzame personen werkt in deze sector. Het gaat om kleine bedrijfjes met ongeveer 4 personen per vestiging. Een aantal zit onder andere in de Warmoesstraat en er is er een in de Sint Olofssteeg (Lagestee film).

In het kader van de aanpak van het postcodegebied 1012 is studie gedaan naar het economisch perspectief voor het gebied. Daarbij is niet alleen gekeken naar wat in het gebied op eigen kracht economisch haalbaar is en waar afzetmogelijkheden voor zijn, maar juist ook naar de bijdrage die het gebied kan leveren aan het functioneren van de stad als geheel. De conclusie is dat er kansen zijn voor de ontwikkeling van een stadshart dat past bij de ambities van de stad en de regio om een vooraanstaande metropool te zijn, met een aantrekkelijk vestiging- en leefklimaat voor het internationale bedrijfsleven.

Voorzien wordt dat de binnenstad de komende 10 tot 15 jaar te maken krijgt met een verdere groei van vrijetijdsfuncties (vooral in de sector detailhandel, horeca en cultuur) en een verlies aan goedkope locaties voor broedplaatsfuncties. Ook wordt een groei verwacht van vestigingen van internationale detailhandel en een blijvende behoefte aan kleinschalige bedrijfsruimtes voor sectoren waarvoor een binnenstedelijk milieu van toegevoegde waarde is, zoals de creatieve industrie en de zakelijke dienstverlening. Hiervoor is de kleinschaligheid van het plangebied heel geschikt.

6.10.2 Ontwikkeling

Het is algemeen beleid om startende ondernemers en broedplaatsen te stimuleren in de binnenstad. Bedrijven met een lage milieubelasting in het plangebied kunnen bijdragen aan de gewenste (kleinschalige) functiemenging.

De creatieve sector in de binnenstad groeit. Het gaat om kunsten, media, entertainment en creatief zakelijke dienstverlening. De binnenstad is voor deze sector een bijzonder aantrekkelijk milieu door de fijnmazige bebouwingsstructuur met veel functies en ontmoetingsplekken, het aanbod aan culturele voorzieningen en een tolerante sfeer. Ontmoeting en uitwisseling van ideeën zijn belangrijke elementen om het werk goed en geïnspireerd te doen. In de Burgwallen nam tussen 2007 en 2010 het aantal geregistreerde creatieve ondernemingen toe van 330 tot bijna 777. In 2010 werken er 2.398 personen in deze sector. Dat is 10% van alle werkgelegenheid in het gebied.

6.10.3 Uitgangspunten

Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het vestigen van nieuwe bedrijven. De uitgangspunten met betrekking tot nieuwe bedrijfsvestigingen worden in dit bestemmingsplan bepaald aan de hand van de Staat van Inrichtingen. De Staat van Inrichtingen is een lijst met een categorale indeling, waarbij per bedrijfssoort de mate van milieuhygiënische hinderlijkheid (geur, gevaar, geluid, stof ) wordt aangegeven. In de Staat van Inrichtingen behorende bij dit bestemmingsplan zijn vijf milieuhinder categorieën opgenomen: 1 tot en met 5. Categorie 1 en 2 betreffen bedrijfsactiviteiten die vanwege hun aard toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing. Voorbeeld: een muziekinstrumentenmakerij met een vloeroppervlak tot 150 m² valt in categorie 1, heeft hetzelfde bedrijf een oppervlak tussen de 150 m² en 300 m² dan valt het in categorie 2. Heeft de muziekinstrumentenmakerij een vloeroppervlak groter dan 300 m² dan valt het in milieucategorie 3. Categorie 3 tot en met 5 betreft kleine tot (middel) grote industrie. Deze categorieën betreffen bedrijfsactiviteiten die vanwege hun aard slechts toelaatbaar zijn op afstand van woonbebouwing.

Met uitzondering van panden in hoofdwinkelstraten met de bestemming 'Centrum - 1' en 'Centrum - 2' zijn bedrijven overal toegestaan in het plangebied. Voor het vestigen van nieuwe bedrijven gelden de maximaal toegestane milieuhindercategorieën 1 of 2. De bedrijfssoorten met bijbehorende milieuhindercategorie worden genoemd in de Staat van Inrichtingen behorende bij dit bestemmingsplan (zie verder bijlage 1 bij de regels).

Door middel van een afwijking bij omgevingsvergunning wordt de mogelijkheid geboden aan bedrijven uit een hogere milieuhindercategorie zich in het gebied te vestigen. Ook is een dergelijke afwijking mogelijk voor bedrijfssoorten die niet op de lijst voorkomen. Voorwaarden voor het verlenen van deze afwijking is, dat het bedrijf in vergelijking met de bedrijfssoorten die volgens de Staat van Inrichtingen zijn toegestaan, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu door hinder en/of gevaar. In samenhang hiermee kan als aanvullende eis worden gesteld dat het bedrijf de nodige voorzieningen treft.

6.11 Inpandige Fietsenstallingen En Parkeervoorzieningen

6.11.1 Algemeen

Stadsdeel Centrum heeft op 26 maart 2013 de Nota Bereikbare Binnenstad vastgesteld, waarin de visie van het bestuur is verwoord op de manier waarop het verkeer en vervoer in de toekomst door het centrum moet worden geleid. Belangrijke voorstellen uit de nota zijn: meer ruimte geven aan voetgangers en fietsers, meer autoluwe gebieden, meer aandacht voor doorgaande fietsroutes, veiliger fietsroutes en voorrang voor fietsers, meer stallingen en mogelijkheden voor kort parkeren van fietsers, meer overstappunten voor het openbaar vervoer (bij stations) en liever trams dan (streek)bussen door het centrum en het weren van doorgaand autoverkeer in de binnenstad. Andere onderwerpen die in deze nota aan de orde komen zijn: vermindering van parkeerplaatsen voor touringcars in de binnenstad (en spreiding over de stad), spreiden van taxi 's en kleinere taxistandplaatsen, laden en lossen, alternatief vervoer en minder parkeerplaatsen op straat. De nota bevat ook een wensbeeld met de ideale situatie voor de binnenstad in 2025, waar stapsgewijs naartoe kan worden gewerkt. Bij de belangrijkste openbaar vervoersknooppunten en grote publiekstrekkers moet extra ruimte voor fietsparkeren komen in de vorm van ondergrondse of inpandige fietsenstallingen. Het bestuur vindt dat elke mogelijkheid bij nieuwe (en eventueel bestaande) bebouwing benut moet worden om door de publieksaantrekkende bestemmingen zelf inpandig nieuwe fietsvoorzieningen te laten realiseren. In maart 2013 zijn twee uitwerkingen van de Nota Bereikbare Binnenstad door het dagelijks bestuur vastgesteld, de notities 'Autoparkeren in Centrum' en de 'Fietsparkeervisie Stadsdeel Centrum 2013-2016'.

Op het gebied van inpandig parkeren zijn in de Garageverordening Amsterdam-Centrum 2005 de parkeernormen vastgelegd. Voor het inpandig parkeren is in het stadsdeel Centrum een garagevergunning vereist. In de Garageverordening is de parkeernorm vastgelegd die geldt voor A-locaties, te weten voor bedrijven één parkeerplaats per 250 m² en 0,5 parkeerplaats per woning. In de Garageverordening is tevens bepaald dat onder bepaalde voorwaarden de norm ruimer kan worden toegepast, te weten voor bedrijven één parkeerplaats per 125 m² en één parkeerplaats per woning. Daarnaast zijn voorwaarden opgenomen voor nieuwe bewoners- en bedrijfsgarages.

6.11.2 Ontwikkeling

Het aantal fietsers en fietsen in de binnenstad neemt al jaren in hoog tempo toe. In 1990 bezat 75% van de binnenstadsbewoners een fiets, in 2006 is dit aandeel opgelopen tot 85%. De fiets is een ideaal vervoermiddel in de binnenstad, maar fietsen veroorzaken ook een druk op de openbare ruimte. Dit is het sterkst merkbaar rond publiekstrekkende bestemmingen en bij knooppunten van openbaar vervoer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0057.jpg"
Fietsers op de Dam

Een nieuwe ontwikkeling op het gebied van fietsparkeren in het plangebied is de geplande ondergrondse fietsenstalling op het Rokin, bij het metrostation van de Noord-Zuidlijn. Ook onder het Beursplein biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid een nieuwe ondergrondse fietsenstalling te realiseren.

6.11.3 Uitgangspunten

Inpandige fietsenstallingen
Inpandige fietsenstallingen en toegangen tot ondergrondse fietsenstallingen onder bebouwing zijn overal toegestaan, met uitzondering van de panden in één van de hoofdwinkelstraten met de bestemming 'Centrum -1' of 'Centrum -2'. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is er geen bezwaar tegen inpandige en ondergrondse fietsenstallingen, zolang het straatbeeld geen overwegend gesloten karakter krijgt.

Uitgangspunten parkeervoorzieningen
In het bestemmingsplan zijn alleen bestaande inpandige parkeergarages toegestaan. Nieuwe parkeergarages kunnen alleen na wijziging van het bestemmingsplan worden gerealiseerd. Het dagelijks bestuur is bevoegd de (subcategorieën van de) bestemmingen 'Gemengd -1', 'Gemengd - 2' en 'Maatschappelijk' te wijzigen, om in de kelder en het souterrain van gebouwen inpandige parkeervoorzieningen te realiseren. Op de eerste bouwlaag van gebouwen mag alleen de ingang naar de parkeergarage worden gerealiseerd. In de winkelstraten zijn (nieuwe) inpandige parkeervoorzieningen en ingangen naar parkeerkelders niet gewenst. In de regels op het bestemmingsplan zijn criteria opgenomen waaraan wordt getoetst bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid. Het gaat hierbij om stedenbouwkundige criteria om te voorkomen dat het straatbeeld een overwegend gesloten karakter krijgt. Ook moet bij nieuwe inpandige parkeervoorzieningen altijd worden getoetst of het woon- en leefklimaat niet in onevenredige mate wordt aangetast. Voor nieuwe inpandige parkeervoorzieningen gelden daarnaast aanvullende toetsingscriteria en uitgangspunten: binnen het beschermd stadsgezicht is het niet gewenst dat langs grachten het straatbeeld (verder) wordt aangetast. Daarom zijn nieuwe inpandige parkeervoorzieningen langs grachten niet toegestaan. Ook wordt getoetst of de garage voldoet aan het algemene parkeerbeleid, zoals dit is vastgelegd in de Nota Bereikbare Binnenstad en in de Garageverordening 2005.

6.12 Overige Functies

6.12.1 Algemeen

Overige functies zijn functies die een ongewenste druk op het woon- en leefklimaat kunnen geven en waarvan nieuwe vestigingen of verdere uitbreiding ongewenst is.

Een eerste groep van deze functies wordt gevormd door raamprostitutie en seksinrichtingen (seksclubs, seksbioscopen, seksautomatenhallen, sekstheaters en sekswinkels). Darkrooms zijn geen zelfstandige functie, maar maken deel uit van een horecagelegenheid. Zij worden als zodanig per adres in het bestemmingsplan genoemd.

De tweede groep zijn de speelautomatenhallen, telefoon- en/of faxservice, geldwisselkantoren en smartshops.

Een derde groep zijn de massagesalons, minisupermarkten, souvenirshops en seed- en headshops en growshops.

Het postcodegebied 1012 heeft een groot aantal raambordelen, coffeeshops, smartshops, massagesalons, minisupermarkten, souvenir/headwinkels, seed- en headshops, geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen, speelautomatenhallen en seksinrichtingen. Zij zijn dominant aanwezig in het gebied en tasten de functiebalans en het woon- en leefklimaat aan.

6.12.2 Ontwikkeling

Onderstaande tabel geeft aan hoeveel van de hierboven genoemde overige functies in de binnenstad aanwezig zijn en hoeveel er daarvan in het postcodegebied 1012 zitten. Het laat een duidelijke concentratie zien van deze functies in het plangebied.

Functie binnenstad 1012
Prostitutiepanden 142 142 (482 ramen)
Coffeeshops 141 76
Smartshops 19 18
Seedshops-Headshops Geen gegevens 33
Telefoneerinrichtingen 6 4
Speelautomatenhallen 19 12
Geldwisselkantoren 19 11
Seksinrichtingen 57 51
Massagesalons Geen gegevens 40 (Strategienota: 13*)
Minisupermarkten Geen gegevens 24 (Strategienota: 19*)
Souvenirwinkels Geen gegevens 97 ( Strategienota: 45*)
Fastfood 108 53

Bron:Strategienota 1012 (*) en cijfers uit 2010:
(*) De verzameling van de gegevens uit Strategienota is in 2007 gebeurd
De cijfers voor massagesalons, minisupermarkten en souvenirwinkels zijn in 2010 geactualiseerd.

Massagesalons, souvenirwinkels, minisupermarkten

In het plangebied is het aantal massagesalons in een relatief korte periode van twee jaar fors gestegen van ongeveer 15 naar ongeveer 40. Hetzelfde geldt, zij het in minder sterke mate wat de groei betreft, voor souvenirwinkels, vooral rond de Nieuwendijk, Damrak, Dam, Rokin en Damstraat. Ook de minisupermarkten namen in aantal toe. Voor massagesalons, souvenirwinkels en minisupermarkten zijn wijzigingsplannen op de vigerende bestemmingsplannen van kracht. Hierin is een regeling opgenomen voor consumentverzorgende dienstverlening, voor zover het massagesalons, en voor detailhandel voor zover het betreft souvenirwinkels en minisupermarkten betreft. Zij zijn in hun huidige aantal en op hun huidige locatie vastgelegd. Binnen het winkelcentrum Magna Plaza is één souvenirwinkel toegestaan. Vestiging van nieuwe massagesalons, souvenirwinkels en minisupermarkten is niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0058.jpg"Kaart: Vestigingen Souvenirshops, Massagesalons, Minisupermarkten en Smartshops in 1012 gebied

Raambordelen
Voor de zonering van de raamprostitutie rondom de Oude Nieuwstraat en directe omgeving, en de Oudezijds Achterburgwal en aanliggende stegen heeft de stadsdeelraad op 30 oktober 2012 het bestemmingsplan Herbestemmen Raambordelen Binnenstad vastgesteld. De prostitutiepanden in het plangebied waar conform de Strategienota de prostitutie blijft, zijn in dit plan opgenomen.

Voor de raamprostitutiebedrijven is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de raamprostitutiebedrijven onder de uitsterfregeling te brengen.
Deze wijzigingsbevoegdheid geeft het dagelijks bestuur de mogelijkheid de functie van raamprostitutiebedrijf te beëindigen, zodra het gebruik van het pand als zodanig feitelijk is gestaakt en ofwel is gewijzigd in een ander op grond van de ter plaatse geldende bestemming toegelaten gebruik, of in geval het pand gedurende minimaal een jaar leegstaat. De functie raamprostitutiebedrijven is in dit bestemmingsplan - anders dan in het bestemmingsplan Herbestemmen Raambordelen Binnenstad - op basis van de beleidskeuzes in de Strategienota Coalitieproject 2012 "Hart van Amsterdam" positief bestemd. Dit betekent echter niet dat deze functie onder alle omstandigheden onaantastbaar moet blijven. Tot de in deze paragraaf genoemde functies die een te grote druk op het woon- en leefklimaat geven en te overdadig in het plangebied aanwezig zijn en de functiebalans ernstig hebben verstoord horen ook de raamprostitutiebedrijven.
Gelet echter op de ruimte die de Strategienota biedt aan de raamprostitutiefunctie in dit plangebied, is - anders dan voor de overige te overdadig aanwezige functies in dit gebied - niet gekozen voor opname van een directe uitsterfregeling, maar voor een - indirectere - wijzigingsbevoegdheid. De gedachte daarbij is dat alvorens tot wijziging kan worden overgegaan een wijzigingsplan moet worden vastgesteld, waarbij eerst een zorgvuldige belangenafweging plaats heeft tussen enerzijds de (ruimtelijke) argumenten vóór wijziging van de bestemming en anderzijds de belangen van de ondernemers bij het behoud van die functie. Daarbij zal enerzijds de vraag moeten worden betrokken in hoeverre de balans tussen wonen, werken en recreëren is verstoord als gevolg van de aanwezigheid van het raamprostitutiebedrijf in het betreffende pand en de mate waarin het betreffende raamprostitutiebedrijf in dat pand heeft geleid tot overlast, c.q. aantasting van het woon- en leefklimaat. Anderzijds zullen de belangen van de gevestigde ondernemer worden betrokken bij de te maken belangenafweging. Daarbij is gemeend dat het redelijk is om tot bestemmingswijziging over te gaan zodra het gebruik als raamprostitutiebedrijf feitelijk is gestaakt en is gewijzigd in een ander toegelaten gebruik of indien het pand minimaal een jaar leegstaat. Voor de termijn van één jaar is aangesloten bij de termijn die voor het overgangsrecht geldt

Coffeeshops
Na de vermindering van het aantal raambordelen heeft de vermindering van het aantal coffeeshops de hoogste prioriteit in de Strategienota. Het coffeeshopbeleid wordt niet geregeld in bestemmingsplannen, maar met een exploitatievergunning, gekoppeld aan een gedoogbeschikking om softdrugs te verkopen. Coffeeshops zijn gevestigd in panden die de bestemming 'Gemengd - 1.3' of Gemengd - 1.4' hebben. Alle coffeeshops hebben een exploitatievergunning voor horeca 4.

Smartshops
Een aparte detailhandelsfunctie is de smartshop waarin zogenaamde psychotrope stoffen (stoffen die de psyche beïnvloeden) worden verkocht.

Seed-, head- en growshops
Naast de raambordelen, coffeeshops en andere hiervoor genoemde functies zijn er nog enkele functies die de functiebalans in het plangebied mede verstoren, namelijk headshops, growshops, en seedshops. Groei van het aantal headshops, seedshops en growshops is ongewenst. Hoewel detailhandelsvestigingen bijdragen aan de functiemenging in het postcodegebied is een overmaat aan gelijksoortige detailhandelsvestigingen niet gewenst. Een overmaat leidt tot monocultuur en heeft aantrekkingskracht op een te eenzijdige groep bezoekers. Samen met de andere functies die de functiebalans verstoren, bestaat het gevaar dat het postcodegebied nog meer een eenzijdig karakter krijgt. Dat monofunctionele karakter is er al in grote delen van het plangebied. Het vestigingsklimaat voor andere ondernemingen en de woon- en leefomstandigheden komen hierdoor te zeer onder druk te staan en worden zo negatief beïnvloed.

Headshops zijn winkels waar artikelen worden verkocht voor het gebruik van drugs, maar waar men in beginsel zelf geen psychoactieve (psychotrope) stoffen verkoopt. Een headshop verkoopt allerlei zaken voor het gebruik van cannabisproducten, zoals jointvloeitjes, waterpijpen, grinders, vaporizers en dergelijke. Ook attributen voor illegale drugs, zoals snuiflepeltjes en dergelijke worden er verkocht. Headshops verkopen verder dikwijls allerlei gebruiksartikelen, kleding en sieraden met wietlogo of cocaïne-opdruk. Ook weegschaaltjes en lege verpakkingen kunnen tot het assortiment behoren. Headshops met een breder assortiment verkopen ook wel beeldjes van sprookjesfiguren of psychedelische posters en dergelijke.

Seedshops zijn winkels waar zaden worden verkocht. Hoewel er veel soorten gewassen en zaden bestaan, verkopen seedshops in het bijzonder zaad van planten met een psychoactieve werking, zoals: cannabis, ephedra of cactus zaden, zoals san pedro en peyote. Vaak bestaat het grootste deel van het assortiment uit cannabiszaden.

Growshops zijn winkels waar artikelen worden verkocht ten behoeve van het kweken van diverse gewassen. Deze artikelen worden meestal gebruikt voor het kweken van cannabis. De artikelen kunnen ook worden gebruikt voor het kweken van tomaten, paprika's, bananen of andere gewassen. Het assortiment bestaat bijvoorbeeld uit: aarde, plantenpotten, voeding, lampen, schakelaars, meters, afzuigers en andere apparatuur. Ook vindt men vaak boeken en DVD's over het kweken van cannabis in growshops. Daarnaast wordt er ook veel informatie gegeven.


afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0059.jpg"
Minisupermarkt annex souvenirwinkel op de Nieuwezijds Voorburgwal

6.12.3 Uitgangspunten

Vanwege de ongewenste druk op het woon- en leefklimaat zijn nieuwe vestigingen van deze functies niet toegestaan. In het bestemmingsplan Herbestemmen Raambordelen Binnenstad is de vermindering en zonering van de raambordelen conform het beleid uit de Strategienota uitgevoerd.

Net als in de nog vigerende bestemmingsplannen voor het postcodegebied 1012 wordt in dit bestemmingsplan de raamprostitutie bestemd door een prostitutie-aanduiding per pand en per bouwlaag. Ook is het aantal werkruimtes overeenkomstig de exploitatievergunning vastgelegd.

Speelautomatenhallen, geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en smartshops hebben overeenkomstig de vigerende regeling een aanduiding op de verbeelding en vallen zij eveneens overeenkomstig de geldende bestemmingsplennen onder een uitsterfregeling. Zij kunnen niet meer terugkeren op de locatie als zij zijn vervangen door een andere functie. De uitsterfrgeling is uitgebreid met een leegstandsbepaling. Die houdt in dat ook indien en voor zover de vermelde functies tenmninste een jaar lang niet in het betrokken pand is uitgeoefend de functie niet meer mag terugkeren in het pand.

Bestaande massagesalons, minisupermarkten, souvenirwinkels hebben net als bestaande seed-, head- en growshops een aanduiding op de verbeelding gekregen. Nieuwe massagesalons, souvenirwinkels, minisupermarkten, seed-, head- en growshops zijn niet toegestaan. Voor deze functies geldt niet de uitsterfregeling die van oudsher voor de speelautomatenhallen, geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en smartshops in de bestemmingsplannen is opgenomen, maar een wijzigingsbevoegdheid zoals voor de raamprsostitutiebedrijven in het ontwerpbestemmingsplan is opgenomen en zoals hiervoor is beschreven.

Seksinrichtingen
Nieuwe seksinrichtingen, waaronder ook sekswinkels vallen, zijn niet toegestaan. In de straten van de straatgerichte aanpak (Damrak, Damstraat, Oude Doelenstraat, Oude Hoogstraat, Rokin westzijde, Nieuwendijk noordelijk deel tot Oudebrugsteeg, Oudekerksplein, Oudezijds Voorburgwal, Warmoesstraat, Geldersekade, Lange en Korte Niezel, Enge Kerksteeg, Haringpakkerssteeg, Hasselaerssteeg, Nieuwebrugsteeg, Oudebrugsteeg oostzijde en de Wijde Kerksteeg) geldt voor seksinrichtingen dezeflde wijzigingsbevoegdheid met uitsterfregeling als voor de raamprotstitutiebedrijven, de head-, seed- en growshops en de maasagesalons, minisupermarkten en souvenirwinkels.

In de Lange Niezel en de "korte" Nieuwendijk (tussen Martelaarsgracht en Singel) is omzetting van sekswinkels/seksinrichtngen naar horeca 4 mogelijk met een wijzigingsbevoegdheid.

De eerste herziening van het bestemmingsplan Burgwallen geeft een nieuwe begripsbepaling voor 'seksinrichting'. Daaronder wordt in ieder geval niet begrepen een darkroom, dat wil zeggen een donkere ontmoetingsruimte die onderdeel uitmaakt van een horecagelegenheid of sauna, waarin uitsluitend op vrijwillige basis en zonder materiële vergoeding seksuele handelingen kunnen plaatsvinden. De bestaande darkrooms in het plangebied zijn positief bestemd.

Geen mengformules
Van een mengformule is sprake wanneer in detailhandel of in consumentverzorgende dienstverlening tegen betaling etenswaren en/of dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse. Het horecadeel van een winkel is zichtbaar ondergeschikt aan de hoofdfunctie.

Mengformules zijn niet toegestaan in smartshops, minisupermarkten, souvenirwinkels, seed- en headshops, telefoneerinrichting, sekswinkels, geldwisselkantoren en speelautomatenhallen. Het beleid is immers dat deze functies worden teruggedrongen dan wel vastgelegd.

Keerklepregeling
In het bestemmingsplan is de 'wijzigingsbevoegdheid toegelaten functies' opgenomen, de zogenaamde 'keerklepregeling' in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid voor het dagelijks bestuur. Als de transformatie/functiebalans onder druk komt te staan door nieuwe ongewenste, overlastgevende, de functiebalans verstorende functies kan het dagelijks bestuur de uitbreiding een halt toeroepen.

Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten

7.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is de bestaande toestand en de cultuurhistorische ontwikkeling van het plangebied beschreven en geanalyseerd en is het gemeentelijk beleid dienaangaande verwoord. In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de vertaling van het beleid in de regels en de verbeelding die tezamen het bestemmingsplan vormen.

Een van de doelstellingen van de bestemmingsplannen voor stadsdeel Centrum is het opstellen van bestemmingsplannen zonder uitwerkingsplicht. Daarnaast is een uitgangspunt bij het opstellen van de regels om zo weinig mogelijk weg te bestemmen. Indien en voor zover functies en/of bebouwing als ongewenst zijn aangemerkt, zijn hiervoor speciale regels opgenomen. Het overgrote deel van de functies is ondergebracht in gemengde bestemmingen. Hiermee wordt beoogd de dynamiek van de functies tot uitdrukking te brengen en die dynamiek te waarborgen. In paragraaf De bestemmingen worden de diverse bestemmingen toegelicht.

7.2 Wijzigings- En Afwijkingsbevoegdheden

Met het bestemmingsplan wordt beoogd de bestaande toestand in het plangebied te regelen en het gemeentelijk beleid te vertalen. Dit heeft geleid tot een grote hoeveelheid gebruiksregels en bouwregels. Middelen om een bestemmingsplan voldoende flexibel te houden zijn de wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. Wanneer het plan voorziet in deze bevoegdheden, hoeven in voorkomende gevallen geen herzieningen van het plan in procedure te worden gebracht. De afwijkingsbevoegdheden zijn bedoeld voor de bouwregels, bijvoorbeeld afwijken van de maximaal toegestane bouwhoogte, en voor de bijzondere gebruiksbepalingen, zoals een afwijking van het maximum vloeroppervlak.

De wijzigingsbevoegdheden zijn bedoeld voor het realiseren van een andere functie, bijvoorbeeld een ondergrondse parkeervoorziening of een hotel. In de regels zijn de bevoegdheden zoveel als mogelijk van criteria voorzien. Verder is in de toelichting over het hoe en waarom aandacht besteed aan de wijzigingsbevoegdheden bij de beschrijving van de verschillende functies (zie hoofdstuk 6). Een andere wijzigingsbevoegheid betreft het schrappen van minder gewenste functies, nadat deze zijn vervangen door een toegestane functie of nadat deze functie tenminste een jaar lang niet in het desbetreffende pand is uitgeoefend.

Een belangrijk algemeen criterium is dat de toepassing van een afwijkings- en wijzigingsbevoegdheid niet tot gevolg mag hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Elk verzoek om toepassing van een van deze bevoegdheden zal aan de criteria worden getoetst. Voldoen aan de criteria betekent niet per definitie dat een omgevingsvergunning die toestemming geeft om van het bestemmingsplan af te wijken wordt verleend of een wijzigingsplan in procedure wordt gebracht. Ruimtelijke ordening is immers belangenafweging.In de regels zijn de bevoegdheden zoveel als mogelijk van criteria voorzien. Verder is in de toelichting over het hoe en waarom aandacht besteed aan de wijzigingsbevoegdheden bij de beschrijving van de verschillende functies (zie hoofdstuk 6).

Artikel 3.9 a van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt, dat op de procedure van een wijzigingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit houdt in dat het ontwerpwijzigingsplan voor zes weken ter inzage wordt gelegd en dat belanghebbenden hun zienswijze ten aanzien van het ontwerpplan kunnen indienen.

Voor een omgevingsvergunning die toestemming geeft tot het binnenplans afwijken van het bestemmingsplan geldt een beslistermijn van acht weken. Belanghebbenden kunnen nadat een beslissing op de aanvraag is genomen een bezwaarschrift indienen.

7.3 De Verbeelding

Sinds 1 januari 2010 wordt niet meer gesproken van een plankaart, maar van een digitale en analoge verbeelding. Op die datum is de digitaliseringsverplichting uit de Wet ruimtelijke ordening volledig in werking getreden. Om aan de wettelijke verplichting te voldoen, dient de verbeelding op twee wijzen beschikbaar te worden gesteld: zowel analoog als digitaal. Beide verbeeldingen moeten in samenhang met de regels kunnen worden gelezen en begrepen. Bij discrepantie heeft de digitale verbeelding voorrang op de analoge.

Op de verbeelding met legenda zijn de verschillende bestemmingen te vinden. Het bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:

  • Centrum - 1, - 2, - 3, - 4;
  • Gemengd - 1, -1.1, - 1.2, - .3, - 1.4, - 1.5;
  • Gemengd - 2, - 2.2, - 2.3, - 2.4, - 2.5;
  • Groen;
  • Koninklijk Paleis;
  • Maatschappelijk;
  • Onderwijs en wonen;
  • Tuin - 1, -2, -3;
  • Verkeer - 1;
  • Verkeer - 2;
  • Verkeer - 3;
  • Dubbelbestemming Waarde - archeologie - 2, - 3, en 8;
  • Dubbelbestemming Waarde - cultuurhistorie;
  • Dubbelbestemming Waterstaat - waterkering.

De opbouw van de bestemmingsregels is, overeenkomstig de landelijk voorgeschreven Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008, als volgt: bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels en wijzigingsbevoegdheid.

Op de verbeelding komen tevens functieaanduidingen voor. Daarnaar wordt in de regels verwezen, opdat de aanduidingen bindend zijn. Een voorbeeld hiervan is de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan op de tweede bouwlaag', hetgeen betekent dat een horeca 4-gelegenheid uitsluitend is toegestaan op de tweede bouwlaag, daar waar op de verbeelding deze aanduiding voorkomt.

Naast functieaanduidingen zijn ook bouwaanduidingen op de verbeelding opgenomen. Een voorbeeld hiervan is 'specifieke bouwaanduiding - orde 1'. Dit type specifieke bouwaanduidingen geeft de architectonische waardering aan binnen de dubbelbestemming 'Waarde-cultuurhistorie' en is gebruikt ter vervanging van de waarderingskaart die voorheen als separate kaart onderdeel van de bestemmingsplanregels uitmaakte. Met de bouwaanduidingen zijn de waarderingen in het bestemmingsplan geïntegreerd.

Het bestemmingsplan kent tevens een gebiedsaanduiding 'wro-zone-ontheffingsgebied' (voor horeca 6). Horeca 6 staat voor 'de uitoefening van horeca-activiteiten in een gebouw dat primair voor culturele of museale activiteiten wordt gebruikt (culturele horeca)'.
Waar op de verbeelding de gebiedsaanduiding voorkomt, kan door middel van een omgevingsvergunning in beginsel worden afgeweken (voorheen ontheffing verleend) van het bestemmingsplan ten behoeve van de vestiging van horeca 6.

7.4 De Bestemmingen

7.4.1 Centrum - 1, - 2, - 3, - 4

De bestemmingen 'Centrum - 1, - 2, -3 en - 4' komt daar voor waar sprake is van winkelstraten. In de Kalverstraat, de Nieuwendijk, het Damrak, aan de Dam, het Rokin en in de Heiligeweg zijn op alle bouwlagen detailhandel en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening toegestaan. In de gebouwen, waaronder die met de bestemming 'Centrum - 1', zijn in de eerste bouwlaag alleen publieksfuncties, toegestaan. Kantoren (zonder baliefunctie), bedrijven, voorzieningen, kinderdagopvang en woningen zijn niet toegestaan in de eerste bouwlaag.

Buiten de genoemde functies zijn binnen de bestemming 'Centrum - 1' horeca 2, horeca 4 en horeca 5 in verschillende bouwlagen speciaal aangeduid en verder een of meer smartshops, souvenirwinkels, automatenhallen, seksinrichtingen, massagesalons, geldwisselkantoren en minisupermarkten. Enkele van deze functies vallen als van ouds onder de uitsterfregeling (zie 7.6),de andere onder een wijzigingsbevoegdheid met een uitsterfregeling.

In de straten met de bestemming 'Centrum - 2', te weten de Damstraat, de Oude Doelenstraat, de Oude Hoogstraat, de Oudebrugsteeg (tussen Damrak en Warmoesstraat zijn binnen de bestemming 'Centrum - 2' kantoren (zonder baliefunctie), bedrijven, voorzieningen, kinderdagopvang en woningen in de eerste bouwlaag eveneens uitgesloten. In deze bouwlaag zijn alleen publieksfuncties toegestaan. In tegenstelling tot bij de bestemming 'Centrum - 1', mogen hier in de tweede en hogere bouwlagen geen publieksfuncties worden gevestigd. Een uitzondering vormen de straten die zijn genoemd in artikel 35 van de planregels. In de daar genoemde straten mogen winkels en consumentverzorgende dienstverlening ook worden gevestigd op de hogere bouwlagen dan uitsluitend de eerste.

Daar waar binnen deze bestemmingen in de eerste bouwlaag niet toegelaten functies als bestaand aanwezig zijn, mogen die vanzelfprekend worden gehandhaafd. De planregels voorzien hier in.

Naast de vermelde functies vinden we binnen de bestemming 'Centrum - 2' ook nog hotels, massagesalons, telefoneerinrichtingen, geldwisselkantoren, smartshops, souvenirwinkels seksinrichtingen en minisupermarkten in het bijzonder aangeduid. Voor enkele van deze apart aangeduide functies geldt de oude uitsterfregeling (zie onder 7.6), voor de andere is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen met het zelfde doel als de uitstrerfregeling.

De bestemming 'Centrum - 3' is toegepast op de volgende straten: de Warmoesstraat, de Zeedijk, de Oudebrugsteeg, de Langebrugsteeg, de Grimburgwal. Naast deze straten heeft ook een aantal stegen deze bestemming: de Korte Kolksteeg, Korsjespoortsteeg, Korte Lijnbaansteeg, Molsteeg, Torensteeg, Raamsteeg, Rosemarijnsteeg en de Heisteeg.
Er gelden enkele beperkingen: in de eerste bouwlaag zijn inpandige parkeervoorzieningen en woningen niet toegestaan. Daarnaast zijn detailhandel en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening niet toegestaan op de hogere bouwlagen. Een uitzondering vormen weer de straten genoemd in artikel 35, waar deze functies wel op de hogere bouwlagen zijn toegstaan.

Binnen de bestemming 'Centrum - 3' komen ook massagesalons, minisupermarkten, automatenhallen, smartshops, raamprostitutie en seksinrichtingen voor. Enkele van deze functies vallen van oudsher onder de uitsterfregeling als omschreven onder 7.6., op de rest is een wijzigingsbevoegdheid van toepassing, met hetzelde doel.

De bestemming 'Centrum - 4' is gereserveerd voor de oostzijde van het Rokin, vanaf de Dam tot aan de Langebrugsteeg, voor de Raadhuisstraat en voor de Paleisstraat.
Binnen deze bestemming zijn woningen niet toegestaan in de eerste bouwlaag. In alle bouwlagen mogen detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening worden gevestigd.
Bij 'Centrum - 4' komt ook de functie massagesalon en souvenirwinkel met een aanduiding op de verbeelding voor. Beide functies vallen onder de opgenomen wijzigingsbeveogdheid voor het schrappen van de verbeelding van deze functies.

7.4.2 Gemengd -1, - 1.1, - 1.2, - 1.3, - 1.4 en - 1.5

De meeste bebouwing heeft een gemengde bestemming met een toevoeging die met een '- 1' begint. Daarvan zijn 6 varianten. Op gronden met deze bestemming zijn de volgende functies toegelaten: wonen, detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening, kantoren, openbare en bijzondere voorzieningen, galeries, bedrijven, inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. Maar ook raamprostitutie in verschillende bouwlagen, seksinrichtingen in enkele bouwlagen en sekswinkels in de eerste bouwlaag.
Bovendien komt een aantal varianten van horeca binnen deze bestemming voor en op verschillende bouwlagen: bij 'Gemengd - 1.1' is horeca 1 in de eerste bouwlaag toegestaan, bij 'Gemengd - 1.2' is horeca 2 in de eerste bouwlaag toegestaan, bij 'Gemengd - 1.3' horeca 3 in de eerste bouwlaag, enz..
Daar waar horeca op een andere bouwlaag voorkomt, is deze voorzien van een aanduiding. Op die manier is die horecavestiging op de desbetreffende bouwlaag toegestaan.
En tot slot treffen we ook functies als minisupermarkten, souvenirwinkels, massagesalons, geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen, smartshops en automatenhallen vooral in de eerste bouwlaag aan. Voor enkele van deze functies geldt van oudsher de uitsterfregeling, voor de andere uit deze opsomming is een wijzigingsbevoegdheid met een uitsterfregeling opgenomen.

7.4.3 Gemengd -2, - 2.2, - 2.3, - 2.4 en - 2.5

De meeste bebouwing in het plangebied heeft een gemengde bestemming met een toevoeging die met een '- 1' begint. De bestemming Gemengd - 2.1 ontrbeekt echter in dit bestemmingsplan. Dit heeft uitsluitend te maken met de systematiek die in de bestemmingsplannen voor de binnenstad wordt gehanteerd en waarbij wordt gestreefd naar zoveel mogelijk uniformiteit.
Daarnaast zijn er 5 varianten van de gemengde bestemming, die met een '- 2' begint. Op gronden met deze bestemming zijn de volgende functies toegelaten: detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening, kantoren, openbare en bijzondere voorzieningen, galeries, bedrijven, inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. De bestemming 'gemengd', met een toevoeging die begint met een '- 2' is gegeven aan panden of combinaties van panden waarvan het bruto vloeroppervlak 1000 m2 of meer bedraagt en die geen zelfstandige woningen bevatten. Wonen was oorspronkelijk binnen deze 'Gemengd -2' varianten uitgesloten. Voor deze panden is in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om wonen mogelijk te maken, met dien verstande dat de eerste bouwlaag van de bebouwing niet mag worden gebruikt voor wonen en uitsluitend mag worden gebruikt voor één van de binnen de bestemming 'Gemengd - 1' toegestane niet-woonfuncties. Bij samengevoegde panden (= een combinatie van panden) waarin met een wijziging van het bestemmingplan wonen alsnog wordt mogelijk gemaakt, is het streven gericht op herstel van de parcellering. Dat wil zeggen dat ernaar wordt gestreefd de samenvoeging(en) zoveel mogelijk ongedaan te laten maken.

De bestemming 'Gemengd - 2' is de standaard. In geval van 'Gemengd - 2.1' is naast de standaard toegelaten functies horeca 1 in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag (kelder/souterrain) toegestaan (zoals gezegd ontbreekt deze bestemming in het onderhavige plan), in de bestemming 'Gemengd - 2.2' is horeca 2 toegestaan in de eerste bouwlaag, bij 'Gemengd - 3' horeca 3 in de eerste bouwlaag, enzovoort. De bestemming 'Gemengd - 2.5' is hierop in zoverre een uitzondering dat horeca 5 (hotels) binnen deze bestemming niet beperkt is tot de eerste bouwlaag en souterrain/kelder, maar in alle bouwlagen is toegestaan.
Binnen de aangegeven bestemming komen ook nog functies voor als automatenhal, massagesalon, geldwisselkantoor en seksinrichting. Net als bij 'Gemengd - 1' vallen enkele van deze functies onder de oude uitsterfregeling en geldt voor de andere een wijzigingsmogelijkheid met een uitsterfregeling.

In panden met de bestemming 'Gemengd' is in een aantal straten detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening op alle bouwlagen toegestaan. Het betreft hier het gebied dat is omsloten door de Prins Hendrikkade, Martelaarsgracht, Nieuwezijds Voorburgwal, Spui, Singel, Muntplein, Rokin, Dam en Damrak, de westzijde van de Nieuwzijds Voorburgwal, beide zijden van de Spuistraat, Pieter Halssteeg 3-5 en alle panden aan het Oudekerksplein en de panden in het Sint Annenkwartier.

Verder is in de Warmoesstraat en de in de as Damstraat - Oude Hoogstraat detailhandel in de tweede bouwlaag toegestaan na gebruikmaking van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. Die uitbreiding naar de tweede bouwlaag mag echter niet ten koste gaan van aanwezige woonruimte. Tot slot is in drie grote panden in de as Damstraat-Oude Hoogstraat detailhandel toegestaan op alle bouwlagen. Die panden zijn oorspronkelijk als warenhuis gebouwd. Deze panden zijn apart benoemd in het al eerder aangehaalde artikel 35 van de planregels.

Winkels langs de grachten zijn niet toegestaan, met uitzondering van panden op de hoeken van straten met grachten, panden op de hoeken van grachten met grachten en panden op hoeken van grachten met doorgaande stegen. Bestaande langs de grachten aanwezige winkels hebben binnen de bestemming 'Gemengd' de aanduiding 'dh' (= detailhandel) op de verbeelding gekregen.

Langs enkele grachten zijn winkels echter wel toegestaan: het Singel tussen Spui en Muntplein, de Geldersekade, de Kloveniersburgwal tussen Oude Hoogstraat en Nieuwmarkt en de Oudezijds Achterburgwal tussen Oude Hoogstraat en Stormsteeg.

7.4.4 Groen

Binnen de bestemming 'Groen' zijn de volgende functies toegelaten: plantsoenen, parken, pleinen, speelplaatsen, straatmeubilair en bijbehorende fiets- en voetpaden.

7.4.5 Maatschappelijk

In het plangebied zijn geen basisscholen aanwezig. Toch komt ook in dit bestemmingsplan de bestemming 'Maatschappelijk' voor, die normaliter voor basisscholen, in ieder geval voor onderwijspanden is gereserveerd. In dit bestemmingsplan is de bestemming gegeven aan onderwijspanden van de Universiteit van Amsterdam (hoek Oude Hoogstraat/Kloveniersburgwal) en aan het voormalige ROC- gebouw Spuistraat 239.
De ratio van deze bestemmingsregeling is het behoud van panden in gebruik voor onderwijsdoeleinden. Naast onderwijs is kinderopvang toegelaten binnen de bestemming. Alle overige functies zijn niet toegestaan. Voor panden met de maatschappelijke bestemming gelden in grote lijnen dezelfde bebouwingsregels als voor de gemengde bestemmingen. De bepalingen die dienen ter bescherming van het beschermde stadsgezicht zijn vanzelfsprekend onverkort van toepassing.

7.4.6 Koninklijk Paleis

Deze bestemming is gereserveerd voor het Koninklijk Paleis op de Dam.

7.4.7 Onderwijs en wonen

Deze besteming is gegeven aan een deel van het Binnengasthuisterrein. Op dit gedeelte is de bestemming universitaire doeleinden, in het bijzonder een universiteitsbibliotheek, gecombineerd met wonen geprojecteerd.

7.4.8 Tuin - 1, - 2, en - 3

De tuinen en erven behorende bij de in het plangebied voorkomende panden zijn als 'Tuin - 1', 'Tuin - 2' of 'Tuin - 3' bestemd. De onbebouwde delen van tuinen en erven die op binnenterreinen zijn gelegen hebben de bestemming 'Tuin - 1' gekregen. De bestemming 'Tuin - 1' bevat een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken voor de bouw van schuurtjes. De schuurtjes zijn aan maximale maten gebonden.

Tuinen die grenzen aan de openbare ruimte, zijn bestemd als 'Tuin - 2'. Op deze tuinen mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht. Op gronden met de bestemming 'Tuin - 2' is een erfafscheiding met een hoogte van 1 meter toegestaan.
Op 'Tuin - 2' wordt op één locatie geparkeerd en op een andere locatie wordt het terrein als laad- en losplaats gebruikt (Warmoesstraat). Deze locaties zijn met de aanduidingen 'specifieke vorm van tuin - parkeren toegestaan' en 'laad- en losplaats' aangegeven op de verbeelding. In afwijking van de gebruiksregeling voor de bestemming 'Tuin - 2' is daar respectievelijk parkeren en laden en lossen toegestaan. Een derde vorm van bestaand afwijkend gebruik van tuinen is het gebruik als horecaterras. Op vier locaties is dit gebruik vastgelegd met de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - horecaterras toegestaan'.

De bestaande bebouwing op binnenterreinen heeft de bestemming 'Tuin - 3' gekregen. Deze bebouwing mag gehandhaafd worden en geheel worden vernieuwd, doch niet worden vergroot. Hierbij dienen de bestaande goot- en bouwhoogtes in acht te worden genomen. Peildatum is de terinzagelegging van het ontwerp van het plan. In geval de hoofdbebouwing op hetzelfde perceel wordt gesloopt, mogen de bestaande (bij)gebouwen op de gronden met de bestemming 'Tuin - 3' op hetzelfde bouwperceel niet worden gehandhaafd, behoudens de situatie dat de hoofdbebouwing is teniet gegaan door een calamiteit.

Net als de andere bestemmingen kent ook de tuinbestemming een wijzigingsbevoegdheid voor ondergrondse parkeervoorzieningen en/of fietsenstallingen. De bovenkant van het dak dient minimaal een meter onder het maaiveld te worden geprojecteerd opdat daar een laag grond van een meter dik op kan worden aangebracht om beplanting mogelijk te maken. De bestemming kent verder bijzondere gebruiksbepalingen en een stelsel van nadere eisen.

7.4.9 Verkeer - 1

Deze bestemming is bedoeld voor het verkeersareaal en de openbare ruimte. Voor de inrichting van de openbare ruimte zijn regels gegeven, zoals de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde. De regels bevatten ook voor deze bestemming een wijzigingsbevoegdheid voor ondergronds parkeren en stallen, en een stelsel van nadere eisen.

7.4.10 Verkeer - 2

Deze bestemming geldt voor het metrotraject van de Noord-Zuidlijn tussen het Centraal station en de Dam, preciezer tussen de Prins Hendrikkade en de Dam. Binnen deze bestemming zijn vanzelfsprekend het ondergrondse spoor en alle daarbijbehorende voorzieningen, zoals perrons, toegangen, vluchtschachten, maar ook detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening, kantoren, voorzieningen, enz. toegestaan. Bovengronds geldt de 'normale' bestemming verkeer, met dien verstande dat ook toegangen en vluchtschachten zijn toegelaten.

7.4.11 Verkeer - 3

Binnen deze bestemming die geldt voor het metrotracé van de Noord-Zuidlijn tussen Dam en Munt, is naast het tracé ten behoeve van het ondergrondse railverkeer in het bijzonder het metrostation Rokin geprojecteerd. Net als bij de bestemming ondergronds railverkeer waarboven verkeer, zijn met deze bestemming alle voorzieningen ten behoeve van het ondergronds railtransport toegestaan en in het bijzonder het metrostation met alle daarbij behorende voorzieningen als perrons, toegangen, vluchtschachten, e.d. Bovengronds geldt hetzelfde als vermeld onder 7.4.10 met bovendien de regeling van de toegangen van het station.

7.4.12 Dubbelbestemming Waarde - archeologie 2, 3 en 8

Op basis van de archeologische verwachtingswaarden zijn drie dubbelbestemmingen Waarde - archeologie opgenomen. Waarde - archeologie 2 en 3 en 8 is gegeven aan gronden met een hoge archeologische verwachting.
Al naar gelang de verwachtingswaarde, wordt bij voorgenomen uitvoering van ondergrondse werken en bouwwerken een archeologisch rapport verlangd. Voor de uitvoering van ondergrondse werken van een bepaalde omvang is een omgevingsvergunning vereist. Bij de vergunningaanvraag moet een rapport worden ingediend. Ook hier geldt dat bij een hogere verwachtingswaarde de vergunning vereist is bij een kleine ingreep, terwijl bij een lagere verwachtingswaarde pas bij een forsere ingreep een omgevingsvergunning is vereist.

Aan zowel de omgevingsvergunning voor ondergronds bouwen als de omgevingsvergunning voor ondergrondse werken kunnen voorschriften worden verbonden met het oog op de archeologische monumentenzorg.

De dubbelbestemmingen zijn primair ten opzichte van de andere aan de gronden gegeven bestemmingen.

7.4.13 Dubbelbestemming Waarde - cultuurhistorie

Op 29 januari 1999 is het besluit tot aanwijzing van de Amsterdamse Binnenstad tot beschermd stadsgezicht genomen. In hoofdstuk Historische ontwikkeling is uitvoerig aandacht besteed aan de cultuurhistorische ontwikkeling. Het beleid over de waardering van gebouwen is opgenomen in paragraaf Architectuur- en bouwhistorische waardenkaart, Architectuur- en bouwhistorische waardenkaart.
Alle gronden in het plangebied hebben deze dubbelbestemming. Behoud van de cultuurhistorische- en architectuurhistorische waarden staat bij gronden met deze bestemming voorop. Om die reden is de bestemming primair gemaakt aan de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, met uitzondering van de dubbelbestemmingen Waarde - archeologie 2, 3 en 8. Dit betekent dat aanvragen om omgevingsvergunning altijd eerst dienen te worden getoetst aan de regels van de dubbelbestemming.

Het bestemmingsplan beoogt de karakteristiek van het stadsgezicht te behouden, te herstellen en/of te versterken. De karakteristiek is in de verbeelding geïntegreerd door middel van specifieke bouwaanduidingen die de architectonische waardering weergeven. In de regels is het beleid ten aanzien van de diverse waarderingen neergelegd. De omgevingsvergunning, in het bijzonder artikel 2.1 lid 1 onder h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (sloop binnen beschermd stadsgezicht), is het juridische handvat om afbraak te voorkomen. De regels die zijn gegeven over de wijze van herstel, materiaalgebruik, maatvoering, detaillering en dergelijke, gelden als toetsingskader bij aanvragen om omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (bouwen van een bouwwerk).

7.4.14 Dubbelbestemming Waterstaat - waterkering

In het plangebied zijn waterkeringen aanwezig. Zij hebben de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterkering'. Dat betekent dat de bestemming geldt, naast de andere bestemmingen die aan de gronden zijn gegeven. De regels die gelden voor deze dubbelbestemming gaan voor die van de andere bestemmingen, met uitzondering van de regels voor de dubbelbestemmingen Waarde - archeologie 2, 3 en 8', die voorrang hebben op de regels voor 'Waterstaat - waterkering'. Op en in de tot ' Waterstaat - waterkering' bestemde gronden mogen uitsluitend waterstaatkundige bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht die noodzakelijk zijn in verband met de waterhuishouding.

7.5 De Aanduidingen

Bijna alle bestemmingen hebben wel een of meer functieaanduidingen of bouwaanduidingen. Dit kan variëren van aanduidingen die aangeven waar welk type horeca is toegestaan tot het maximum raamprostitutiebedrijven (ramen) dat in een pand is toegestaan. Daarnaast zijn er bijvoorbeeld bouwaanduidingen voor onderdoorgangen en voor de architectonische waardering.

7.6 Bouw- En Gebruiksregels

Bij alle bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Deze regels vloeien grotendeels voort uit de ruimtelijke en functionele beschrijving van het gebied en het gemeentelijke beleid zoals verwoord in de hoofdstukken Ruimtelijke beschrijving en uitgangspunten. Enkele bepalingen worden nader toegelicht.

De regeling voor goot- en bouwhoogten en de ligging van de achtergevelrooilijn is in hoofdstuk 5 toegelicht. Om te voorkomen dat zogenaamde onderstukken (bebouwing in één bouwlaag) ontstaan, waardoor het gewenste gevelbeeld verstoord zou worden, bedraagt de bouwhoogte van gebouwen minimaal 9 meter. Deze bepaling geldt niet voor aan- en uitbouwen en daar waar op de verbeelding een lagere bouwhoogte is aangeduid. Een belangrijke bepaling is voorts de gegarandeerde ontsluiting van hogere bouwlagen. Het samenvoegen van gebouwen is in beginsel niet toegestaan. Onder voorwaarden kan aan samenvoeging worden meegewerkt. Belangrijkste voorwaarde is dat de transformatie van het gebied wordt bevorderd. Bij nieuwbouw moet de gebouwbreedte van de te slopen bebouwing worden gehandhaafd.

Het geheel aan bouwregels wordt gecompleteerd door een stelsel van nadere eisen. Het dagelijks bestuur kan nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing. Hieronder zijn het aantal bouwlagen en de dakconstructie mede begrepen. Nadere eisen kunnen worden gesteld indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht of in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing. Dit laatste zal zich met name in hoeken van bouwblokken kunnen voordoen.

Bij de diverse bestemmingen zijn bevoegdheden van het dagelijks bestuur tot het bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels opgenomen, met objectieve criteria waaraan wordt getoetst. De criteria zijn nader beschreven in de toelichting. Toepassing van een afwijkingsmogelijkheid mag in elk geval niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of dat aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied onevenredige afbreuk wordt gedaan.

De specifieke gebruiksregels die gelden voor de verschillende functies zijn eveneens opgenomen. Het gaat dan bijvoorbeeld om maximale vloeroppervlaktematen van functies, of regels waaruit blijkt in welke bouwlaag functies zich mogen bevinden. Het bestemmingsplan beoogt het plangebied te transformeren, het dynamische karakter van het plangebied te behouden en te versterken en de functiemenging te handhaven en te versterken.

Het bestemmingsplan kent voor een aantal functies een uitsterfregeling. Dit zijn de functies waarvoor ook in de oudere bestemingsplannen deze regeling geldt. Het betreft smartshops, automatenhallen, geldwisselkantoren en telefoneerinrichtingen.
Voor functies als massagesalons, souvenirwinkels, seedshops, headshops, growshops, minisupermarkten, seksinrichtingen is een wijzigingsbevoegdheid voor het dagelijks bestuur opgenomen die een uitsterfregeling 'van toepassing kan verklaren' op deze functies.
Alle vermelde functies zijn functies die vooral door hun overdadige aanwezigheid de functiebalans negatief beïnvloeden en het woon- en leefklimaat te zeer belasten.
De uitsterfregeling bestaat hier uit, dat indien de desbetreffende functie in het pand wordt beëindigd en vervangen door een toegelaten functie, de uitstervende functie niet meer mag terugkomen in het pand. De uitsterfregeling is ook van toepassing op de vermelde functies wanneer die een jaar lang niet zijn uitgeoefend in de desbetreffende panden.
De vermelde wijzigingsbevoegdheid heeft hetzelfde doel.

Ook voor de raamprostitutiebedrijven die in het bestemmingsplan zijn opgenomen, is een regeling verwoord die het mogelijk maakt om het bestemmingsplan zo te wijzigen, dat de uitsterfregeling ook voor raamprostitutiebedrijven gaat gelden. Aan deze 'uitsterfregeling' is aandacht besteed in paragraaf 6, onder 6.12.2.

7.7 Algemene Regels

Naast een standaard antidubbeltelbepaling is in de algemene regels als bouwregel opgenomen dat aanvullende werking van de Bouwverordening is uitgesloten. Voorts is een aantal algemene regels opgenomen met betrekking tot het bij omgevingsvergunning afwijken, zoals voor balkons, voor bergbezinkbassins en elektronische communicatiemiddelen. Ook kan worden afgeweken bij omgevingsvergunning voor de plaatsing van een scootmobielstalling. Dit kan uitsluitend wanneer het dient voor het veilig stallen van scootmobiels voor ouderen en gehandicapten. De stalling mag niet groter zijn dan strikt noodzakelijk voor het stallen van de scootmobiel. De afwijking wordt toegestaan voor de duur van het noodzakelijke gebruik door de aanvrager. Nadien dient de stalling te worden verwijderd.

In de algemene regels is voorts nog een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het betreft de mogelijkheid om de 'Staat van Inrichtingen' te wijzigen in die zin dat hieraan functies kunnen worden toegevoegd of de daarin opgenomen functies kunnen worden ingedeeld bij een andere milieucategorie.

Ook is in de algemene regels nog een bepaling opgenomen voor detailhandel en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, waarin is aangegeven dat deze functies in alle bouwlagen van de bebouwing van in de in de bepaling vermelde straten is toegestaan.

7.8 Algemeen Gebruiksverbod

Met het van kracht worden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is het verbod om in strijd met het bestemmingsplan te handelen (of in termen van de Wabo 'projecten uit te voeren') in artikel 2.1, aanhef en onder c, van die wet opgenomen. Het bestemmingsplan is met andere woorden niet langer de plaats voor een algemeen gebruiksverbod.

In Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) was niet voorzien in een algemeen gebruiksverbod om gronden of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of voor een doel in strijd met de daarvoor geldende regels. Deze algemene gebruiksverboden werden apart in elk bestemmingsplan opgenomen. Tussen 1 juli 2008, toen de Wet ruimtelijke ordening in werking trad, en 1 oktober 2010 was het algemene gebruiksverbod van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening van kracht. Genoemd artikel is met de inwerkingtreding van de Wabo vervallen.

7.9 Overgangsrecht

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor hoe de overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik in bestemmingsplannen dienen te luiden. Kort samengevat zijn hieronder de belangrijkste punten vermeld.

Voor bouwwerken die aanwezig zijn op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of die nog gebouwd kunnen worden op basis van een bouwvergunning en die afwijken van het bestemmingsplan geldt, dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd.

De overgangsbepalingen voor bouwwerken bevat een calamiteitenregeling en een regeling op grond waarvan het dagelijks bestuur eenmalig kan worden afgeweken voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk dat onder de overgangsbepalingen valt met maximaal 10%.

De overgangsregels voor het gebruik bepalen dat het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, mag worden voortgezet. Het met het bestemmingsplan strijdige gebruik mag niet worden veranderd in een ander strijdig gebruik, tenzij daardoor de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

Indien het strijdige gebruik langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten.

De overgangsbepalingen zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken die zijn gebouwd zonder vergunning en bestaand gebruik in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Hoofdstuk 8 Milieu-aspecten

8.1 Geluidhinder

8.1.1 Wegverkeer

In en om het plangebied ligt een aantal wegen die op grond van de Wet geluidhinder een zone hebben. Het gaat om de Raadhuisstraat, Prins Hendrikkade, Martelaarsgracht, Spuistraat, Spui, Singel (tussen Spui en Koningsplein en tussen Koningsplein en Munt), Rokin, Dam, Damrak, Raadhuisstraat (tussen Nieuwezijds Voorburgwal en Singel), Paleisstraat en Mozes en Aaronstraat. Ook wegen waar een tram rijdt hebben een zone, omdat de tram geen snelheidsbeperking kent. Voor de overige wegen geldt een snelheidsbeperking van 30 km/uur. Wegen met een dergelijke verkeerssnelheid hebben volgens de Wet geluidhinder geen zone. Als een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, zoals wonen, in een zone van een weg mogelijk maakt is toetsing aan geluidsnormen van de Wet geluidhinder noodzakelijk.

De normstelling in de Wet geluidhinder bestaat uit een voorkeursgrenswaarde en een maximale toelaatbare geluidswaarde. Voor wegverkeerslawaai zijn deze 48 respectievelijk 63 dB. Als de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden en geluidsreducerende maatregelen redelijkerwijs niet of onvoldoende mogelijk zijn, kan het dagelijks bestuur van het stadsdeel hogere grenswaarden vaststellen. In het Bouwbesluit is opgenomen dat nieuwe woningen moeten worden geïsoleerd tot een binnenwaarde van 33 dB.

De bebouwing in het plangebied heeft diverse bestemmingen waarbinnen het mogelijk is nieuwe woningen te realiseren. Ten behoeve van de nieuwe woningen is akoestisch onderzoek verricht (“Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Postcodegebied 1012, Tauw, 25 februari 2013) Hiertoe is eerst een inventarisatie gemaakt van:

  • de ligging van de zones;
  • de bestemming van de panden (wonen is binnen de bestemming mogelijk);
  • de huidige functie van de panden (alleen de panden waarin nu een andere functie dan wonen is gehuisvest).

Het akoestisch onderzoek laat zien dat de geluidsbelasting op een aantal gevels hoger ligt dan de voorkeursgrenswaarde, maar beneden de maximaal toelaatbare waarde (48 respectievelijk 63 dB). Dit betreft gevels van panden aan de Prins Hendrikkade, de Geldersekade, het Singel, het Damrak, het Rokin, de Nieuwezijds Voorburgwal, Raadhuisstraat en de Paleisstraat, inclusief delen van zijstraten. Om in deze straten nieuwe woningen te kunnen realiseren moeten hogere grenswaarden worden vastgesteld.

Het akoestisch onderzoek toont ook aan dat aan de Spuistraat, het Singel (tussen Spui en Munt) en delen van de Nieuwezijds Voorburgwal de geluidsbelasting zelfs zo hoog is dat de maximaal toelaatbare grenswaarde van 63 dB wordt overschreden. Dit betekent dat hier alleen nieuwe woningen kunnen worden gerealiseerd met toepassing van een dove gevel (gevel zonder te openen delen). Deze voorwaarde is in de regels van het bestemmingsplan vastgelegd. Dit kan alleen als de woningen ook kunnen beschikken over een zogenaamde 'stille zijde': een zijde van het gebouw waar de geluidsbelasting lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Dit is in het bestemmingsplan in de planregels opgenomen. In een gesloten bouwblok, waar de meeste panden onderdeel van zijn, behoort een stille zijde vrijwel altijd tot de mogelijkheden.

8.1.2 Spoorwegverkeer

Een klein deel van het plangebied bevindt zich binnen de geluidzone van het spoortraject Amsterdam Centraal – Sloterdijk of Amsterdam Centraal – Muiderpoort. De normstelling in de Wet geluidhinder bestaat uit een voorkeursgrenswaarde en een maximale toelaatbare geluidswaarde. Voor railverkeerslawaai zijn deze waarden 55 respectievelijk 68 dB. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde alleen aan de noordzijde van het plangebied wordt overschreden (Prins Hendrikkade en een deel van Singel en Geldersekade) maar onder de maximaal toelaatbare waarde blijft.

In het plangebied 'Postcodegebied 1012' gaat het om ongeveer 450 panden waarin, na vaststelling van hogere waarden, mogelijk woningen gerealiseerd kunnen worden.

8.2 Duurzaam Bouwen

Bij duurzaam bouwen gaat het om bovenwettelijke maatregelen op het gebied van energiebesparing, geluidsisolatie ter voorkoming van overlast door verkeer en/of buren en om comfortverhoging.

Een neveneffect kan zijn dat de woonlasten dalen. Het dagelijks bestuur voert een stimulerend beleid op het gebied van duurzaamheid bij het ontwerpen, bouwen, onderhoud en slopen van gebouwen. Beleid hierover is onder andere verankerd in het Programakkoord 2007-2010, het Milieubeleidsplan 2007-2010 en de jaarlijkse milieuprogramma's van het stadsdeel Centrum.

Met de Amsterdamse woningcorporaties zijn afspraken gemaakt over duurzaam bouwen in de Basiskwaliteit Woningbouw Amsterdam (BWA). Deze afspraken gelden voor alle nieuwbouwwoningen, waarbij de Amsterdamse corporaties of onderdelen van de gemeente Amsterdam betrokken zijn, dat wil zeggen alle huur- en koopwoningen die zij afzonderlijk of in een combinatieproject samen met particuliere opdrachtgevers tot stand brengen in heel Amsterdam.

In de BWA zijn onder andere afspraken gemaakt over strengere eisen aan de isolatiewaarden van de buitenschil van woningen, over het gebruik van hout met een duurzaam keurmerk en beperkt gebruik van zink en koper in verband met het uitlogen van deze materialen waardoor het oppervlaktewater ernstig verontreinigd raakt. De afspraken in het kader van de Basiskwaliteit zullen regelmatig aangepast worden, bijvoorbeeld als landelijke regelgeving wordt geactualiseerd.

8.3 Bedrijfshinder

Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het vestigen van nieuwe bedrijven. De uitgangspunten met betrekking tot nieuwe bedrijfsvestigingen worden in dit bestemmingsplan bepaald aan de hand van de Staat van Inrichtingen. De Staat van Inrichtingen is een categorale indeling, waarbij per bedrijfssoort de mate van milieuhygiënische hinderlijkheid (geur, gevaar, geluid, stof ) wordt aangegeven. In de Staat van Inrichtingen behorende bij dit bestemmingsplan zijn vijf milieuhindercategorieën opgenomen: 1 tot en met 5.

Categorie 1 en 2 betreffen bedrijfsactiviteiten die vanwege hun aard toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing. Categorie 3 t/m 5 betreft kleine tot (middel)grote industrie. Deze categorieën betreffen bedrijfsactiviteiten die vanwege hun aard slechts toelaatbaar zijn op afstand van woonbebouwing.

Binnen de diverse bestemmingen 'Gemengd' en 'Centrum' zijn daarom nieuwe bedrijven in de milieuhindercategorieën 1 of 2 toegestaan. De bedrijfssoorten met bijbehorende milieuhindercategorie worden genoemd in de Staat van Inrichtingen behorende bij dit bestemmingsplan (zie verder bijlage 1 bij de regels van het plan).

In het plangebied is een aantal bedrijven gevestigd die in milieuhindercategorie 3 of hoger vallen. Deze zijn als zodanig opgenomen op bijlage 2 bij de regels. Bestaande bedrijven die de maximale milieuhindercategorieën overschrijden hebben dus een maatbestemming gekregen, dat wil zeggen dat alleen deze met naam genoemde bedrijven op de genoemde locaties zijn toegestaan.

Door middel van een algemene afwijkingsbevoegdheid wordt de mogelijkheid geboden om bedrijven uit een hogere milieuhindercategorie te vestigen. Ook is het toestaan van een afwijking mogelijk voor bedrijfssoorten die niet op de lijst voorkomen. Voorwaarden voor het verlenen van een afwijking is dat het bedrijf in vergelijking met de bedrijfssoorten die volgens de Staat van Inrichtingen zijn toegestaan, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu door hinder en/of gevaar. In samenhang hiermee kan als aanvullende eis worden gesteld dat het bedrijf de nodige voorzieningen treft.

8.4 Luchtkwaliteit

8.4.1 Toetsingskader

In de Wet Milieubeheer is het toetsingskader voor luchtkwaliteit vastgelegd. De manier waarop de luchtkwaliteit in acht moet worden genomen bij planvorming is geregeld in lid 1 van artikel 5.16 van de Wet Milieubeheer. Hierin wordt gesteld dat luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor doorgang van een project als:

  • aannemelijk is gemaakt dat grenswaarden niet worden overschreden bij realisatie van het plan, zelfs indien het voorgenomen plan leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het plan, bij één of meerdere overschrijdingen van grenswaarden, niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentraties van fijn stof en stikstofdioxide;
  • als gevolg van positieve effecten van het plan en/of als gevolg van met het plan samenhangende maatregelen de kwaliteit van de lucht (elders) zodanig verbetert dat per saldo geen verslechtering optreedt (de zogenaamde saldobenadering), zelfs als bij realisatie van het plan één of meerder overschrijdingen van grenswaarden plaatsvinden en het plan wel in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentraties van fijn stof en stikstofdioxide.

Grenswaarden zijn daarbij gedefinieerd als een niveau dat op basis van wetenschappelijke kennis is vastgesteld teneinde schadelijke gevolgen voor de gezondheid en/of het milieu in zijn geheel te voorkomen, te verhinderen of te verminderen en dat binnen een bepaalde termijn moet worden bereikt en, als het eenmaal is bereikt, niet meer mag worden overschreden.

Met betrekking tot emissies ten gevolge van het verkeer worden in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer voorschriften gegeven die grenswaarden bevatten voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes, koolmonoxide, benzeen en benzoapyreen. De grenswaarde voor stikstofoxiden geldt alleen voor vegetatie. Deze grenswaarde geldt voor gebieden die zich op minstens vijf kilometer van wegen bevinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0060.png"Grenswaarden vanaf 2010 voor de diverse stoffen

In de ministeriële regeling “Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit” (2007) zijn algemene regels opgenomen voor de wijze waarop de gevolgen van projecten op de luchtkwaliteit moet worden berekend.

In stedelijke gebieden vormt het verkeer een belangrijke bron van luchtverontreinigende stoffen. Conform de regeling dient langs wegen in een stedelijke omgeving de concentraties van de verschillende stoffen te worden berekend met behulp van standaard rekenmethodes. In de regeling is ook per gemeente vastgelegd met welke getalswaarde de jaargemiddelde concentratie van fijn stof moet worden gecorrigeerd voor de aanwezigheid van zeezout. Voor de gemeente Amsterdam bedraagt deze correctie 6 µg/m³. Conform de regeling wordt het voor zeezout gecorrigeerde aantal overschrijdingen van de 24 uurgemiddelde concentratie fijn stof verkregen door het aantal berekende overschrijdingsdagen met zes dagen te verminderen.

Begrip 'Niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM)
Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) een bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging, hoeven op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer niet individueel getoetst te worden aan de genoemde grenswaarden. Het is in dat geval voldoende om aan te tonen dat een voorgenomen ontwikkeling 'niet in betekenende mate' is. In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Met de inwerkingtreding van het NSL is het begrip 'niet in betekenende mate' (tijdelijk) gedefinieerd als 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10. Dit komt neer op een bijdrage van 1,2 µg /m³ voor beide componenten. Dit betekent dat als aangetoond kan worden dat een voorgenomen ontwikkeling niet meer dan 1,2 µg/m³ bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie van zowel PM10 als NO2, het project niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden en inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit.

8.4.2 Gemeentelijk Actieplan Luchtkwaliteit 2005

In maart 2006 heeft de gemeente Amsterdam het Actieplan Luchtkwaliteit 2005 aangenomen. Het ambitieniveau van dit Actieplan Luchtkwaliteit 2005 is hoog. Hiervoor is gekozen omdat Amsterdam een compacte stad is in een sterk verstedelijkte regio met hoge achtergrondconcentraties. Het is lastig om overal in de stad binnen de gestelde termijnen te voldoen aan de geldende normen, maar als alle maatregelen uit dit Actieplan worden uitgevoerd kan Amsterdam daar in slagen. Het exacte resultaat van de Amsterdamse inspanningen zal mede afhankelijk zijn van de acties die derden nemen. Zo zullen naast gemeentelijk beleid ook op Rijks- en Europees niveau successen geboekt moeten worden. Verwacht wordt dat met een maximale inspanning van iedereen alle normen worden gehaald. Een scherpe monitoring van de successen of tegenvallers in het beleid ter verbetering van de luchtkwaliteit, meting en berekening van de luchtkwaliteit, zal mede bepalend zijn voor de intensiteit waarmee Amsterdam haar acties moet inzetten.

Het Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam kent een duidelijk doel, te weten het oplossen van de bestaande knelpunten ten aanzien van de luchtkwaliteit in de stad. Het Actieplan bevat daartoe concrete maatregelen die erop gericht zijn om deze specifieke knelpunten aan te pakken. Omdat dit met alleen specifieke maatregelen niet lukt, bevat het plan daarnaast ook generieke maatregelen. Daardoor wordt een algemene verbetering van de luchtkwaliteit in de gehele stad bewerkstelligd.

8.4.3 Het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan "Postcodegebied 1012" is gericht op het behoud van de bestaande bebouwing en kent wat betreft de functies een zekere dynamiek. Het plangebied is gelegen in een binnenstedelijke situatie. Dynamiek van functies hoort hierbij.

De belangrijkste functies die het bestemmingsplan mogelijk maakt zijn: woningen, kantoren, voorzieningen, winkels en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, hotels, horeca en bedrijven. Deze dynamiek wordt echter begrensd door de juridische vertaling van het ruimtelijk beleid (zoals verwoord in hoofdstuk 7 van de toelichting) en door andere regelgeving.

Zo geldt voor horeca en hotels (functies die tot extra druk op de woon- en leefomgeving kunnen leiden) dat deze functies als zodanig bestemd zijn en niet, in elk geval niet zomaar, uit mogen breiden. Winkels en consumentverzorgende dienstverlening zijn niet overal toegestaan. Voor voorzieningen geldt een maximum maat van 1.000 m².

In die gevallen dat het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt voor uitbreiding van deze functies, dan is dat veelal alleen mogelijk door het verlenen van een afwijking of na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid. Eén van de toetsingscriteria in het bestemmingsplan is dan dat geen overmatige verkeersaantrekkende werking mag ontstaan.

Ook nieuwe parkeervoorzieningen zijn, uitsluitend na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk. Daar het beleid van het stadsdeel is gericht op een autoluwe binnenstad gaat het stadsdeelbestuur terughoudend om met deze bevoegdheid. Bovendien zal elke nieuwe inpandige parkeerplaats leiden tot het verdwijnen van een parkeerplaats op straat. Per saldo zal het verkeer dus niet toenemen, mede gelet op het ervaringsgegevens dat een parkeerplaats op straat vaker wordt gebruikt. Nader onderzoek kan achterwege blijven.

8.5 Externe Veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het binnen grenzen houden van risico's bij de productie, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze risico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is een getal dat aangeeft hoe groot de kans is, dat iemand overlijdt ten gevolge van een calamiteit met een gevaarlijke stof. De plaats (contour) waar deze kans 1 op de miljoen (10-6) bedraagt, is maatgevend voor waar nieuwe bebouwing of functies zijn toegestaan. Het groepsrisico geeft de kans weer op een ramp waarbij meerdere personen omkomen. Daarbij wordt dan getoetst aan de zogenaamde oriënterende waarde van het groepsrisico.

Een klein deel van het plan valt binnen de 200 meter risicozone door het spoortransport van gevaarlijke stoffen ter hoogte van station Amsterdam Centraal. Volgens de circulaire "Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" dienen de risico 's van het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor daarom meegewogen te worden bij het nemen van het ruimtelijk besluit.

De risico 's ter plaatse zijn in opdracht van het stadsdeel Centrum onderzocht in het kader van het bestemmingsplan Water (Adviesgroep AVIV BV, rapport nr. 112046 dd. 8 juli 2011). Daarin is berekend dat er geen contour 10 -6 is voor de grenswaarde van het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico vormt dus geen belemmering voor het plan.

Ook het groepsrisico is voor de toekomstige (vervoers)situatie berekend. Het GR is voor de toekomstige situatie 0,45 maal de oriëntatiewaarde (en ligt dus onder de oriëntatiewaarde). Omdat het bestemmingsplan "Postcodegebied 1012" binnen de risicozone van 200 meter geen nieuwe functies of ontwikkelingen toestaat, kan de conclusie worden getrokken dat ook het groepsrisico geen probeem is. Immers het GR neemt niet toe en ligt onder de oriëntatiewaarde. In dat geval hoeft volgens de circulaire "Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" het groepsrisico niet verder betrokken te worden bij het ruimtelijk besluit.

Het plan ligt niet binnen een risicozone van de overige modaliteiten of binnen de zone van een Bevi bedrijf of een andere inrichting.

Hoofdstuk 9 Archeologie

9.1 Algemeen

Archeologisch erfgoed bestaat uit voorwerpen en structuren die in de bodem bewaard zijn gebleven. Deze materiële overblijfselen zijn een onderdeel van onze leefomgeving. Het bodemarchief is waardevol want het levert een bijdrage aan de cultuurhistorie van de stad en maakt bovendien de beleving van het verleden tastbaar.

Om het bewustzijn van het Europese erfgoed te vergroten is in 1992 het Verdrag van Malta opgesteld, ondertekend door de Europese ministers van Cultuur. Het verdrag heeft onder andere als uitgangspunt dat het Europese archeologische erfgoed voor toekomstige generaties beschikbaar blijft. In Nederland is aan dit uitgangspunt invulling gegeven door het behoud van archeologisch erfgoed in de bodem, in iedere fase van planontwikkeling mee te wegen. Als behoud in de bodem geen optie is, dan worden archeologische resten opgegraven.

De wet ter uitvoering van het Verdrag van Malta, de Wet op de archeologische monumentenzorg, is per 1 september 2007 definitief van kracht. De wetgeving schrijft voor dat in elk bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

In dit kader heeft Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) een archeologisch bureauonderzoek (juni 2011) uitgevoerd voor het plangebied. Met het onderzoek wordt een overzicht gegeven van bekende of verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. In het onderzoek is gebruik gemaakt van historisch kaartmateriaal, relevante publicaties en archiefbronnen, in samenhang met archeologische informatie over al bekende vindplaatsen in het plangebied. Deze informatie is samengevat in een archeologisch verwachtingsmodel. De historische- en archeologische achtergronden en de archeologische verwachting van het plangebied zijn gekoppeld aan een beleidskaart waarmee wordt gespecificeerd of, en in welke mate archeologische maatregelen binnen (toekomstige) planontwikkeling vereist zijn.

Een samenvatting van het archeologisch bureauonderzoek volgt in de volgende paragrafen. Het volledige archeologisch bureauonderzoek wordt opgenomen als bijlage.

9.2 Archeologische Vindplaatsen

Het postcodegebied 1012 beslaat het oudste deel van de historische binnenstad van Amsterdam. De begrenzing ervan correspondeert met de stadsgrenzen van 1425. In de daarop volgende eeuwen breidde de stad zich verder uit, onder meer met de grachtengordel die om het gebied heen werd gelegd. Postcodegebied 1012 bleef de historische kern van de stad. Kenmerkend voor het plangebied is de dicht bebouwde stedelijke structuur die vanaf de 12e eeuw continu in gebruik was voor woon- en werkfuncties en uiteenlopende stedelijke voorzieningen.

In het plangebied zijn 255 vindplaatsen bekend waar onder meer de afdeling Archeologie van BMA onderzoek heeft uitgevoerd. De vondsten verschaffen belangrijke informatie over de geschiedenis en historische topografie van Amsterdam en zijn een onmiskenbare graadmeter voor het potentieel van het nog aanwezige bodemarchief.

De archeologische vindplaatsen in het postcodegebied 1012 worden onderscheiden in:

Ophoging- en afvallagen
Ophogingslagen werden gemaakt om bebouwing en bewoning mogelijk te maken. In deze lagen zit vaak afval dat een doorsnede geeft van de materiële cultuur in een bepaalde periode. Een voorbeeld zijn de 13e eeuwse lagen aan de Warmoesstraat, een locatie waar voor het eerst woningen werden gebouwd. Er zijn ook lagen die een afvalstort markeren en informatie geven van de gebruikscultuur. Een voorbeeld is middeleeuwse afvallaag bij de Sint Olofspoort waar in de aanpalende gracht afval werd gedumpt, waaronder kook- en drinkgerei en voedselresten.

Bewoning en stedelijke ontwikkeling
De vroegste huizen die zijn opgegraven dateren uit de 12e- begin 13e eeuw. Zij stonden aan de Nieuwendijk, de Kalverstraat, Nieuwendijk, Warmoesstraat, Dam, Nieuwezijds Kolk en het Rokin. Het was houtbouw, met wanden van vlechtwerk en leem. In de 14e eeuw werden de eerste stenen huizen gebouwd, getuige de vondsten aan het Damrak en de Sint Annendwarsstraat.

De verstedelijking is goed te volgen aan de hand van opgravingen (in 2007) van een aantal percelen op de hoek van de Oudezijds Voorburgwal en de Pieter Jacobszstraat. De huidige parcellering gaat hier terug tot in de 14e eeuw, toen het terrein met houten huizen werd bebouwd. Vanaf de 15e eeuw werden de huizen versteend en in de 17e eeuw kwam er nieuwbouw. Een ontdekte beerput gaf een rijke inhoud prijs. Dit was tegen de verwachting in omdat historici ervan uitgingen dat er in deze buurt alleen minder welvarende bewoners van Amsterdam kende.

Verdediging
Op verschillende plekken in het gebied zijn overblijfselen van vroegere verdedigingswerken gevonden. Het oudste verdedigingswerk van Amsterdam stond op de huidige binnenplaats en deels onder de bebouwing van de Dirk van Hasseltsteeg en de Nieuwendijk. Tussen 1280 en 1300 is hier een rechthoekige, bakstenen versterking met hoektorens gebouwd. Waarschijnlijk is het in 1304 vernietigd. Een ander voorbeeld van de vondst van een verdedigingswerk is de dwarsdoorsnede van de aarden wal uit de 14e eeuw, tussen de Nieuwezijds Voorburgwal en de Nieuwendijk. De verdedigingswal was ongeveer 4 meter hoog, gemaakt van klei en veen en er boven op was een palissade (een aaneengesloten rij van staken).

Kerken en kloosters en gasthuizen
De eerste stenen kerk werd rond 1300 gebouwd. Het was de Oude Kerk (toen heette ze de Sint-Nicolaaskerk). De Nieuwe Kerk werd een eeuw later gebouwd, samen met een aantal kapellen, bijvoorbeeld de Nieuwezijdskapel (Kalverstraat) en de Sint Elisabethskapel (aan de Dam, naast het stadhuis). In de 17e eeuw werden er veel kerken gebouwd (Zuider-, Wester-, Noorder- en Oosterkerk) en schuilkerken.
Als gevolg van religieuze ontwikkelingen (de Moderne Devotie) waren er in de middeleeuwen 19 kloosters binnen de stadsmuren van Amsterdam (waarvan 16 aan de Oude Zijde). Van deze kloosters is weinig bewaard gebleven. Van het Bethaniënklooster bijvoorbeeld is de noordelijke vleugel bewaard gebleven.
De kloosters kwamen na de Alteratie in 1578 in handen van het protestants stadsbestuur en werden vanaf toen gebruikt als vleeshal, wees-tucht-aalmoezeniers- of gasthuis. In het Oude en Nieuwe Nonnenklooster, op het huidige Binnengasthuisterrein, werd bijvoorbeeld het Sint Pietersgasthuis gevestigd.

Publieke instellingen
Het stadsbestuur van Amsterdam vestigde zich in de 14e eeuw op de Dam, in het Stadhuis. Dat werd in de 17e eeuw vervangen door een ander gebouw, het huidige Koninklijk Paleis. Daar zetelden ook het College van Zeezaken.

Ambachtelijke zones
Er is weinig documentatie van ambachtelijke nijverheid uit de vroegste fase van de stedelijke ontwikkeling. Uit archeologische vondsten blijkt dat er op de Nieuwendijk in de 13e eeuw al ambachtslieden actief waren. Er zijn bijvoorbeeld sporen van een smidse gevonden, maar die was niet allen smid, want er vond ook houtbewerking plaats. Op het Rokin zaten in die tijd een leerlooier en tingieter. Uit latere tijden zijn er op het Rokin materiële resten (vul- en strooppotten) van de 18e eeuwse suikerbakkerij gevonden. Glasindustrie kwam voor langs de Kloveniersburgwal.

Haven en maritiem
De ontwikkeling van de haven in Amsterdam is te volgen aan de hand van aanplempingen en kadebouw. Daarvan zijn bijvoorbeeld verhogingen ten behoeve van kademuren Warmoesstraat gedocumenteerd. Uit opgravingen aan de Martelaarsgracht blijkt dat de landaanwinning zich hier in een snel tempo voltrok. Op de locatie van de Golden Tulip hotel zijn resten van de eerste grote scheepswerf uit eind van de 14e eeuw aangetroffen.

Waterbodemvondsten: metro Oostlijn en Noord-Zuidlijn
Tijdens de aanleg van de metro Oostlijn (1972-1977) zijn voor het eerst op grote schaal archeologisch vondsten uit de waterbodem verzameld, bijvoorbeeld bij de Schreierstoren. Het waren vooral voorwerpen die te maken hadden met de historische stadsmuur en de haven, zoals wapentuig en scheepsgereedschap.
Een deel van het tracé van de Noord-Zuidlijn op Damrak en Rokin ligt in het plangebied. Het Damrak was de monding van de Amstel en het Rokin was de stadsrivier. Er zijn op deze locaties 650.000 vondsten gedaan.

Baggervondsten
Tijdens baggerwerkzaamheden wordt allerhande huisraad (lepels, serviesgoed) en productieafval (bijvoorbeeld van pottenbakkers) gevonden. In de middeleeuwse binnenstad zijn tien vindplaatsen.

Bodemopbouw
In het archeologisch onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen landbodems en waterbodems. Beiden hebben andere bodemvormingsprocessen en die beïnvloeden de aard van de archeologische resten en de diepte waarop ze zich bevinden.

Verspreid over het plangebied komen de archeologische resten doorgaans voor vanaf 0,50 meter onder het maaiveld tot op een diepte van 5 meter + NAP (het Hollandveenpakket). Het pakket aan archeologische lagen kan dus, afhankelijk van de hoogte van het huidige maaiveld, oplopen tot 5 à 7 meter.

Er zijn een paar grachten in het gebied. Ten behoeve van de bevaarbaarheid wordt hier gebaggerd, één keer per 20-30 jaar. De baggerdiepte is afhankelijk van de afmetingen van de plezier- en beroepsvaart en de aanwas van het slib. Voor het Singel is dat bijvoorbeeld 2,9 m. + NAP. Archeologische resten kunnen vanaf die baggerdiepten voorkomen.

Soms zijn er locaties waar archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden, maar waar er toch nog archeologische resten in de bodem zitten die weer zijn afgedekt. Bekend is het verdedigingswerk uit de 13e eeuw aan de Nieuwezijds Kolk (zie hierboven). Andere voorbeelden zijn: locaties onder de Waag, de Zeedijk en de Torensteeg, onder de Nieuwezijdskapel.

9.3 Archeologische Verwachtingskaart

Op basis van de historisch-topografische en archeologische inventarisatie zijn binnen het plangebied materiële overblijfselen te verwachten die samenhangen met de gebruiksgeschiedenis vanaf de 12e eeuw. Dit betekent dat direct onder de huidige, meestal historische, bebouwing een zeer dichte opeenstapeling van overblijfselen van negen eeuwen bewoning en activiteiten (kloosters, verdediging, haven, ambachten) aanwezig is.

Binnen het plangebied bestaan de volgende archeologische verwachtingszones (zie kaart in het archeologisch bureauonderzoek):

A: bewoning (van 1175-1300, van 1300-1350, van 1350-1425)

B: Verdediging (uit 13e eeuw, ca 1300, ca 1350, 1425-1482, Schuttersdoelen, Bushuis en Nieuwe Bushuis)

C: Publieke en economische instellingen
D: Maritieme zones en havenactiviteiten
E: Religie: kerken en kloosters
F: (gedempt) water binnenstad (Amstel, afwatering Achterburgwallen, Oude- en Nieuwezijds Kolk en Stadsgrachten).

9.4 Archeologische Beleidskaart

De beleidskaart maakt onderscheid tussen zones met een hoge verwachting, zones met een lage verwachting en een zone zonder verwachting. De verwachtingen worden gekoppeld aan de huidige toestand van het terrein en mogelijk opgetreden bodemverstoringen. De clustering van de verwachtingszones resulteert in een beleidskaart met daarop zones met bijbehorende specifieke beleidsmaatregelen.

Archeologische beleidszones op basis van de archeologische verwachtingszones en verstoringen:

Beleidszone 1: ( deels verwachtingzones zone A2, A3, B1 en E): gebieden met bekende archeologische waarden. Bij elke bodemingreep is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Voorbeeld is het noordelijk gedeelte van de Warmoesstraat (bewoning) of het verdedigingswerk Nieuwendijk/Dirk van Hasseltsteeg.

Beleidszone2: (verwachtingszone A3): uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 50 m2 of minder diep dan 0,50 meter of ondieper dan 0,5 meter.

Beleidszone 3: (deels in verwachtingzones F1) : uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij ingrepen in de waterbodem kleiner dan 500 m2 of minder diep dan 2.90m + NAP.

Beleidszone 4 (deels verwachtingszone D en F1) geldt een uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 500 m2 of minder diep dan 3.20m + NAP.

Beleidszone 5: (deels verwachtingszone A3, D en F2) geldt een uitzondering van archeologisch veld bij ingrepen in de waterbodem kleiner dan 500 m2 of minder diep dan 4m + NAP

Beleidszone 6: (diverse verwachtingszones) geldt een uitzondering van archeologisch veldonderzoek bij elke ingreep.


Voor het hele plangebied geldt de wettelijke meldingsplicht. Dit houdt in dat wanneer geen archeologisch vervolgonderzoek vereist is en toch bodemvondsten ouder dan 50 jaar worden aangetroffen, Bureau Monumenten en Archeologie hiervan op de hoogte moet worden gebracht. In overleg met de opdrachtgever kunnen dan maatregelen worden getroffen over de documentatie en berging van de vondsten.

Het volledige archeologisch bureauonderzoek, incl. beleidskaart is als bijlage bij de toelichting op het bestemmingsplan gevoegd.

Hoofdstuk 10 Water

10.1 Beleid

Binnen de gemeente Amsterdam is het algemene beleid voor de waterhuishouding, waaronder naast het grondwater ook de verwerking van schoon- en vuilwater wordt begrepen, beschreven in het Waterplan Amsterdam.

Het beheer van het water in de Amsterdamse binnenstad is in handen van Waternet, namens het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Het plangebied maakt deel uit van de Keur AGV 2011. Zonder ontheffing op de keur zijn werkzaamheden aan/op of in waterstaatkundige werken, watergangen en keringen verboden. De keur AGV is van toepassing op alle wateren, keringen en waterstaatkundige werken. Waternet, waarin de Dienst Waterbeheer en Riolering en het Waterleidingbedrijf zijn samengegaan, is de uitvoerende dienst voor dit Hoogheemraadschap. Voor de gemeente Amsterdam voert Waternet de grondwaterzorgtaak uit, de afvalwaterinzameling, de drinkwaterlevering en het nautisch toezicht in de Amsterdamse grachten.

10.2 Oppervlaktewater

Het bestemmingsplan Water is opgesteld voor al het water in de binnenstad, dus ook voor de waterwegen en grachten in de middeleeuwse binnenstad, met uitzondering van het water van het Damrak: het Natte Damrak. Een deel van dit water, het gedeelte met de steigers voor rondvaartboten, valt binnen het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn. Het andere deel is opgenomen in het bestemmingsplan Burgwallen.

In het plangebied zijn geen grootschalige uitbreidingsmogelijkheden opgenomen voor bebouwing. Nieuwbouw wordt vaak gerealiseerd nadat de bestaande bebouwing is gesloopt. Het bebouwd oppervlak blijft per saldo vrijwel gelijk. De waterhuishoudkundige aspecten in het plangebied zullen derhalve niet aan veel veranderingen onderhevig zijn.

10.3 Waterkeringen

De Zeedijk en het deel van de Prins Hendrikkade tussen het Singel en het Damrak zijn een primaire, verholen waterkering. 'Verholen' houdt in dat de waterkering op het maaiveld niet herkenbaar is als dijklichaam. De Kolksluis in de Oudezijds Kolk, de Haarlemmersluis in het Singel en de keersluis/noodkering in het Damrak zijn onderdeel van de primaire waterkering. Deze waterkering beschermt het gebied tegen het buitenwater van het IJ, zoals vastgelegd in de Waterwet.

De in het plangebied gelegen primaire waterkering is als zodanig bestemd. De waterkerende functie mag niet worden verminderd of tenietgedaan. Op de verbeelding is de totale keurzone aangegeven. Werkzaamheden in en om deze kering is alleen mogelijk na het toestaan van een afwijking. Bovendien geldt dat alle activiteiten getoetst moeten worden aan de keur en beleidsregels van AGV.

10.4 Grondwater

Het bestemmingsplan maakt ondergronds bouwen mogelijk. In procedures is vastgelegd dat, alvorens met de bouw kan worden begonnen, eerst uitgebreid onderzoek wordt gedaan naar de effecten van de bouw op de stand, de kwaliteit en de stroming van het grondwater (geohydrologisch onderzoek). In de omgeving van de nieuwbouw mag de grondwaterstand ten opzichte van de huidige situatie niet verslechteren. Ook voor de definitieve nieuwe situatie dient dit door onderzoek inzichtelijk te worden gemaakt. De geohydrologische onderzoeken moeten ter toetsing aan Waternet worden voorgelegd.

Nieuw te realiseren bouwlocaties dienen te voldoen aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam: daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt mag de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan 5 dagen achtereen minder dan 0,5 meter onder het maaiveld staan. Waar met kruipruimtes wordt gebouwd geldt een norm van 0,9 meter. Door middel van een grondwaterstandsberekening dient men aan te tonen dat voldaan wordt aan de grondwaternorm en dat in de omliggende bestaande wijken de grondwaterstand niet verslechtert. Ondergronds bouwen in de vorm van een parkeergarage of anderszins mag dan ook geen belemmering vormen voor de vrije afstroming van grondwater naar het oppervlaktewater. Wanneer blijkt dat niet aan de grondwaternorm voldaan kan worden, moeten maatregelen genomen worden, waarbij de voorkeursvolgorde uitgaat naar: aanpassen van het stedenbouwkundig grid, ophogen van het maaiveld, integrale grondverbetering, kruipruimteloos bouwen of ontwatering door nieuw te graven waterlopen. In de Amsterdamse Bouwverordening zijn regelingen opgenomen om te voorkomen dat de grondwaterstand door ondergronds bouwen negatief wordt beïnvloed en voorts is voor dergelijke ondergrondse activiteiten overleg met de waterbeheerder nodig.

10.5 Riolering

In het plangebied bevindt zich een gemengd rioleringsstelsel. Hierbij wordt al het in het gebied vrijkomende afvalwater, inclusief regenwater, door middel van één type leiding ingezameld en getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi). Het beleid van AGV/Waternet is daar waar mogelijk schoon hemelwater te scheiden van de vuilwaterstromen. Hierdoor wordt de rzwi ontlast en het aantal overstorten van vuilwater op het oppervlaktewater verminderd. Voor het duurzaam omgaan met regenwater wordt verwezen naar de betreffende beslisbomen, opgenomen in de beleidsnotitie "handreiking hemelwater" opgesteld door AGV/Waternet. Bij nieuwbouw of het renoveren van bestaande bebouwing moet rekening worden gehouden met een toekomstig gescheiden rioolstelsel waarbij het hemelwater apart van het vuilwater wordt aangeboden. Mocht die mogelijkheid zich in de toekomst voordoen dan zal hier aandacht aan besteed moeten worden.

Waternet/AGV stimuleert het afkoppelen van verharde oppervlakken. Dit draagt bij aan de doelstellingen zoals die zijn gesteld in het Waterbeheer 21ste eeuw (vasthouden - bergen - afvoeren). Voor het afkoppelen van wegen en overig verhard oppervlak geldt de 'handreiking hemelwater' als beleidsuitgangspunt.

10.6 Materiaalkeuze

Voor het afkoppelen van schoon hemelwater van dakoppervlakken en bij (nieuw)-bouwactiviteiten wordt hier gewezen op de uitgangspunten in de Nationale Pakketten Duurzame Stedenbouw en Duurzaam Bouwen. Volgens deze uitgangspunten dient de toepassing van uitloogbare bouwmetalen - zoals koper, zink en lood - voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair te worden voorkomen, zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terechtkomen. Bij het gebruik van uitloogbare materialen is het niet toegestaan de oppervlakken waarop deze materialen zijn gebruikt, af te koppelen van het rioleringssysteem. Emissies naar het oppervlaktewater van PAK (teer- en bitumeuze materialen, verduurzaamd hout), lood, zink en koper (via regenwaterafvoer) moeten worden tegengegaan.

Hoofdstuk 11 Flora En Fauna

11.1 Wettelijk Kader

Natuurbeschermingswet 1998
Onder de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) zijn gebieden aangewezen die onderdeel uitmaken van de Europese ecologische hoofdstructuur (Natura 2000 gebieden). Indien een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt in, of in de nabijheid van een Natura 2000 gebied moet worden onderzocht of de ontwikkeling de kwaliteit van het gebied kan verslechteren of verstoren.

Flora- en faunawet 2002
In april 2002 is de Flora- en faunawet (Ffw) van kracht geworden. In 2005 is de wet met een Algemene Maatregel van Bestuur aangepast. In 2009 is, naar aanleiding van uitspraken van de Raad van State de “Uitleg over de aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet” uitgebracht.

Met deze wet wordt onder meer beoogd de soortbeschermingsregeling(en) van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn te implementeren in de Nederlandse rechtsorde. Op grond van de Ffw zijn vrijwel alle in het wild en van nature in Nederland voorkomende dieren beschermd. De Ffw bevat verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, helen en andere voortplantings-, of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet en bijbehorend “Besluit vrijstelling beschermd dier- en plantensoorten” kent verschillende beschermingsregimes voor diverse soorten.

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten zal op grond van de Ffw rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van de te beschermen planten- en diersoorten. Wat betreft de flora is de aandacht onder meer gericht op de flora van de kademuren. Als uit gegevens of onderzoek blijkt dat sprake is van één of meerder beschermde soorten en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen, dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de betrokken (bouw)werkzaamheid/activiteit pas kunnen plaatsvinden, nadat ontheffing of vrijstelling is verleend. De ontheffing vindt plaats op grond van de Flora- en faunawet. Bij de beoordeling van een ontheffing of vrijstelling is de Habitatrichtlijn mede het toetsingskader. Op Rode lijsten staan soorten die om verschillende redenen sterk achteruitgaan. De kwetsbaarheid van een soort speelt een rol bij de beoordeling van een ontheffingsaanvraag Ffw. Voor een beschermde soort van de Rode lijst is de afweging diepgaander.

Voor alle diersoorten, ook niet-beschermde, geldt de zorgplicht. Dat betekent dat door zorgvuldig te werken zoveel mogelijk schade aan soorten moet worden voorkomen.

De gemeente Amsterdam heeft een gedragscode opgesteld. Met het werken volgens deze gedragscode kan het aanvragen van een ontheffing voor een aantal soorten worden voorkomen.

Bomen worden beschermd door de gemeentelijke kapverordening (bomenverordening).

Ecologische hoofdstructuur (EHS)
De Ecologische Hoofdstructuur is een belangrijk middel om de hoofddoelstelling van het natuurbeleid te bereiken: natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als essentiële bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving. Bij kwantitatieve of kwalitatieve aantasting van de EHS, dient volgens de in de Nota Ruimte vastgelegde regels, gecompenseerd te worden.

In het Structuurplan van de gemeente Amsterdam wordt een aantal groengebieden planologisch beschermd.

11.2 Natuurtoets

De Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam heeft in juni 2011 een Natuurtoets uitgevoerd. De volledige tekst van de toets is opgenomen als bijlage bij de toelichting op het bestemmingsplan. Een korte samenvatting is hieronder opgenomen.

Uit de Natuurtoets wordt duidelijk of de natuurwetgeving consequenties heeft voor het bestemmingsplan. Voor het plangebied is vooral de Flora- en faunawet van toepassing. Van de soorten die hieronder vallen moet met de volgende soorten rekening worden gehouden: de gewone dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis, de gierzwaluw, de huismus en de beschermde muurplanten op kademuren. Relatief kleine ingrepen kunnen al effect hebben op deze soorten.

Veel gebouwen zijn geschikt als verblijfsplaats voor vleermuizen of vogels. Bij sloop of grote renovatie is dan ook altijd nader onderzoek nodig. Indien er verblijfplaatsen van vleermuizen worden aangetroffen, het onderzoek voldoet en de maatregelen om populaties in stand te houden voldoende zijn, dan wordt naar verwachting een ontheffing van de Flora- en faunawet verleend.

Nesten van gierzwaluwen en huismussen zijn het hele jaar beschermd. Er moeten voldoende mitigerende en compenserende maatregelen getroffen moeten worden om de populaties in stand te houden.

Als beschermde muurplanten op kademuren bedreigd worden door werkzaamheden dan moet er gewerkt worden volgens de gedragscode van de gemeente Amsterdam. Een ontheffing van de Flora- en faunawet is dan niet nodig.

Hoofdstuk 12 Luchthavenindelingsbesluit

Op 1 november 2002 zijn de nieuwe milieu- en veiligheidsregels voor het vijfbanenstelsel van de luchthaven Schiphol vastgesteld. De regels zijn opgenomen in het Luchthavenindelingsbesluit (LIB), waarin beperkingen worden gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven en in het Luchthavenverkeerbesluit (LVB) dat is gericht op de beheersing van de belasting van het milieu door het luchtverkeer. De regels zijn in werking getreden op 20 februari 2003, tegelijk met de ingebruikneming van de vijfde baan van Schiphol, de Polderbaan. Beide besluiten zijn gebaseerd op de gewijzigde Wet luchtvaart. Deze nieuwe regels moeten in acht worden genomen bij de tot standkoming van bestemmingsplannen, voor gebieden die zijn gelegen binnen de werkingssfeer van de besluiten, en bij de beoordeling van bouwplannen, van aanvragen voor een aanlegvergunning of van een omgevingsvergunning die alleen kan worden verleend met een afwijking van het bestemmingsplan.

In het Luchthavenindelingsbesluit is het luchthavengebied vastgesteld en is het zgn. beperkingengebied opgenomen. De vaststelling van het luchthavengebied heeft geen consequenties voor het plangebied van "Postcodegebied 1012". Binnen het beperkingengebied kan onderscheid worden gemaakt in verschillende regimes. Zo zijn er regimes voor de toelaatbaarheid van gebouwen in verband met de externe veiligheid of geluid-belasting, zo zijn er gronden, de sloopzones, waar voor bepaalde gebouwen geldt, dat ze moeten worden gesloopt en gronden waar nieuwe gebouwen niet zijn toegestaan. Voorts zijn er regels met hoogtebeperkingen en regels met beperkingen voor vogelaantrekkende bestemmingen. Slechts deze laatste regels, d.w.z. de regels met hoogtebeperkingen en vogelaantrekkende bestemmingen zijn van belang voor het plangebied. Het plangebied ligt niet binnen het vogelvrijwaringsgebied van Schiphol.

Bestemmingsplannen moeten in overeenstemming zijn (gebracht) met het LIB. Is daarvan geen sprake, dan geldt het LIB als een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening. Daarbij geldt overigens niet de gelimiteerde werkingsduur van een voorbereidingsbesluit. Het gevolg van het LIB is dan dat alle bouwaanvragen in het plangebied moeten worden aangehouden. Die aanhoudingsplicht kan worden doorbroken met artikel 50.3 (m.b.t. bouwvergunning) van de Woningwet, voorzover de beperkingen van het LIB in acht worden genomen. Voor het gebied van het bestemmingsplan "Postcodegebied 1012" geldt volgens het LIB een hoogtebeperking van 146 meter. Nergens in het plangebied is een bouwhoogte toegestaan die deze grens overschrijdt. Voorts geldt volgens het LIB een beperking van vogelaantrekkende bestemmingen. Nergens in het plangebied wordt mogelijk gemaakt dat (nieuwe) vogelaantrekkende bestemmingen worden gerealiseerd.

Nu de andere regimes van het LIB niet van toepassing zijn op het plangebied en de hoogtebeperking en beperking van vogelaantrekkende bestemmingen van het LIB in acht worden genomen, kan worden gesteld dat het bestemmingsplan Westelijke binnenstad in overeenstemming is met het LIB en dat derhalve de aanhoudingsplicht van het LIB niet voor het plangebied geldt. Omdat het gehele grondgebied van het stadsdeel Centrum binnen het beperkingengebied is gelegen waarvoor de hoogtebeperking geldt, zoals dit is aangegeven op de bij het LIB behorende kaarten, is het niet mogelijk de contouren van dit gebied aan te geven op de verbeelding van het bestemmingsplan "Postcodegebied 1012".

Het Luchthavenverkeerbesluit ziet op de milieubelasting door het luchthavenverkeer van Schiphol. In het besluit zijn regels opgenomen voor het vliegverkeer, het milieu en de veiligheid rond Schiphol. Het Luchthavenverkeerbesluit heeft, anders dan het Luchthavenindelingsbesluit, geen gevolgen voor de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied, noch legt dit Luchthavenindelingsbesluit beperkingen op aan die ruimtelijke ontwikkeling.

Hoofdstuk 13 Economische Uitvoerbaarheid

13.1 Financiële Uitvoerbaarheid

In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het dagelijks bestuur waarmee de vestiging van een aantal ongewenste functies beëindigd kan worden. Dit kan pas nadat deze functie vervangen is door een wenselijke functie, dan wel nadat het pand waarin de ongewenste functie gevestigd was, een jaar heeft leeggestaan. Dit betekent voor de eigenaren dat zij schade kunnen lijden in de vorm van inkomstenderving of een vermindering van de waarde van hun onroerende zaak. En dat betekent dat rekening moet worden gehouden met aanvragen om een financiële tegemoetkoming van die eigenaren, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor hun rekening behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet anderszins is verzekerd. Met de voorgestelde regeling wordt dit planschaderisico gespreid, omdat pas kan worden verzocht om een tegemoetkoming in de planschade nadat het wijzigingsplan onherroepelijk is. Bovendien kan dit alleen worden gedaan door de eigenaren wier pand het wijzigingsplan betreft. Met andere woorden, het risico is geïndividualiseerd. Het is mogelijk hiervoor een beroep te doen op de algemene reservers van het stadsdeel. De financiële c.q. economische uitvoerbaarheid van het ontwerpplan is daarmee gewaarborgd.

13.2 Economische Uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12.1) verplicht gemeenten gelijktijdig met een ruimtelijk besluit, zoals een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen. Alleen in die gevallen dat op grond van een bestemmingsplan bouwvergunning had kunnen worden verleend en bij de herziening van dat bestemmingsplan geen andere bestemmingsregeling is vastgesteld, blijft de vaststelling van een exploitatieplan buiten toepassing (Wet van 25 juni 2009 tot wijziging van (onder meer) artikel 9.1.20. van de Invoeringswet ruimtelijke ordening, Staatsblad 2009, nr.297).

De stadsdeelraad kan bij de vaststelling van een bestemmingsplan ook besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien:

  • het verhaal van kosten anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak waarbinnen de exploitatie moet plaatsvinden of fasering van de bouwplannen niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen of regels aan de inrichting, de kwaliteit van bouwlocaties niet noodzakelijk is.

Aan alle drie de voorwaarden moet worden voldaan.

De stadsdeelraad moet bij het vaststellen van het ruimtelijk plan expliciet het besluit nemen om geen exploitatieplan vast te stellen. Er bestaat de verplichting een kostenverhaalsafweging te maken. De kostensoorten die moeten worden verhaald zijn opgesomd in de artikelen 6.2.3. en 6.2.4. van het Besluit ruimtelijke ordening. Zijn er bepaalde kostensoorten aan de orde (bij actualiseringsplannen in ieder geval het opstellen van het bestemmingsplan en planschade), dan moet worden bezien of deze kosten anderszins verzekerd zijn. Dit kan door middel van een anterieure overeenkomst of wanneer sprake is van erfpacht.

Binnen het plangebied "Postcodegebied 1012" is vrijwel alleen sprake van particulier bezit. Er is het volgende geïnventariseerd:

  • afwijkingen voorgestelde regeling ten opzichte van de geldende regeling;
  • is sprake van een bouwplan zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1.(Bro).

Voor geen van de adressen is hiervan sprake. Dit heeft de volgende oorzaak. Het nieuwe bestemmingsplan biedt voor de bestaande panden slechts beperkt uitbreidingsmogelijkheden. Wat betreft bouwvolume is ongeveer de huidige situatie vastgelegd, zowel in de bouwregels als op de verbeelding. Dit betekent dat geen sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. Bro.

De stadsdeelraad kan besluiten geen exploitatieplan op te stellen.

Hoofdstuk 14 Inspraak

Overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening is over het concept-ontwerpbestemmingsplan op 20 juni 2012 in het Compagnietheater aan de Kloveniersburgwal een inspraakbijeenkomst gehouden. Voorafgaand aan de inspraakbijeenkomst lag het plan vanaf 1 juni ter inzage. Vanaf dat moment was het plan ook via internet digitaal beschikbaar. De bijeenkomst werd bezocht door 27 bewoners en anderen die betrokken zijn bij (delen van) het plangebied. Op de bijeenkomst heeft een aantal aanwezigen mondeling een inspraakreactie gegeven. Daarna heeft men tot 1 augustus de gelegenheid gekregen het plan te bekijken en een schriftelijke inspraakreactie in te dienen. Er zijn 52 schriftelijke inspraakreacties binnengekomen.

Het verslag van de inspraakbijeenkomst is, inclusief de schriftelijke inspraakreacties, in bijlage 1 van deze toelichting opgenomen.

De inspraakreacties hebben voornamelijk betrekking op de volgende onderwerpen:

1. Omissies
Een groot deel van de inspraakreacties (39) heeft betrekking op een omissie in het plan. Veel horecavestigingen (incl. hotels) zijn wel op de verbeelding opgenomen maar niet in de regels omschreven. De horecaexploitanten doen in hun inspraakreactie een verzoek deze omissie te herstellen.

Het bestemmingsplan kent verschillende bestemmingen waarin twee getallen zijn opgenomen. Het eerste getal geeft aan of al dan niet in een pand gewoond mag worden. Het tweede getal geeft aan welke vorm van horeca (incl. hotel) zonder meer is toegestaan op de begane grondlaag van een pand. De bestemming van een pand is te vinden op de verbeelding. In de regels wordt bij de bestemmingsomschrijving vervolgens opgesomd welke functies binnen die bestemming zijn toegestaan. In de conceptversie van het plan is in deze opsomming ten onrechte de horecafunctie achterwege gelaten. Vanzelfsprekend is deze omissie in de regels hersteld.

Behalve deze omissie is door een aantal (12) ondernemers gewezen op een onjuiste toekenning van bepaalde horecacategorien of andere functieaanduidingen, zoals souvenirshop. Daar waar gebleken is dat de bestemming en/of aanduiding inderdaad niet in overeenstemming is met de verleende (exploitatie)vergunning is de verbeelding aangepast.

2. Verzoeken tot uitbreiding van functies en panden
Diverse ondernemers doen in hun inspraakreactie een verzoek tot uitbreiding van hun pand of uitbreiding/wijziging van hun horecavestiging. Deze verzoeken hebben niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan. Met het oog op de gewenste transformatie van het bestemmingsplangebied biedt het bestemmingsplan, weloverwogen op enkele locaties en onder bepaalde voorwaarden, mogelijkheden voor uitbreiding van horeca. De verzoeken zijn, voor zover mogelijk aan de hand van de beschrijving in de inspraakreactie, getoetst aan deze voorwaarden. Gebleken is dat geen van de verzoeken zonder meer past binnen de voorwaarden. Er is dan ook geen aanleiding de door ondernemers voorgestelde uitbreiding/wijziging op te nemen in het bestemmingsplan.

3. Bezwaar tegen o.a. uitbreiding horeca met het oog op het woon- en leefklimaat
Twee schriftelijke inspraakreacties zijn afkomstig van bewoners. Een inspraakreactie is afkomstig van een grote groep bewoners woonachtig rond het Compagnietheater aan de Kloveniersburgwal. Zij maken bezwaar tegen de mogelijkheid die het bestemmingsplan dit theater biedt, om het pand te exploiteren als culturele horeca. De bewoners en bedrijven in de buurt vrezen direct negatieve gevolgen van deze vorm van exploitatie. Zij zijn van mening dat de cultuur zwaar ondergeschikt is aan de horeca. Ze maken zich zorgen over de ontwikkelingen in de buurt die meer toerisme trekken en bewoners laten vertrekken. Als er horecabelangen in het spel zijn ervaren bewoners onzekerheid en rechteloosheid, die hen doet vertrekken uit hun zo geliefde woonbuurt.

In een tweede inspraakreactie uit een bewoonster aan de Spuistraat haar bezwaar over de communicatie rond de inspraak en de toegankelijkheid/leesbaarheid van het plan: aanfluiting en broddelwerk. Zij maakt groot bezwaar tegen het plan vanwege de ongebreidelde mogelijkheden voor horeca, hotels, short stay en andere ongewenste bestemmingen die het fundament onder de leefbaarheid in het gebied ondermijnen.

Hoofdstuk 15 Rapportage Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

Hierna is de reactie opgenomen van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum op de ingekomen brieven in het kader van het zogenaamde artikel 3.1.1 overleg. Deze reactie is het standpunt zoals ingenomen bij de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan Postcodegebied 1012. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan kan de deelraad een ander standpunt hebben ingenomen.

Het concept van het ontwerpbestemmingsplan Postcodegebied 1012 is toegezonden aan de volgende instanties:

  1. 1. Prorail, afdeling Grondverwerving en Juridische Zaken;
  2. 2. NV Nederlandse Spoorwegen, afdeling Productontwikkeling;
  3. 3. Waternet, afdeling Planadvies en Vergunningen;
  4. 4. Rijkswaterstaat Noord-Holland;
  5. 5. KPN Telecom, afdeling Straalverbindingen;
  6. 6. Liander Assetmanagement, Regio Randstad;
  7. 7. NV Nederlandse Gasunie;
  8. 8. Kamer van Koophandel Amsterdam;
  9. 9. Gemeente Amsterdam, Dienst Ruimtelijke Ordening
  10. 10. Dienst Vastgoed Defensie, Directie West
  11. 11. Brandweer Amsterdam-Amstelland, sector Expertisis en Regie
  12. 12. Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed

De instanties als genoemd onder 6, 7 en 9 hebben schriftelijk gereageerd. Hiervan hebben de instanties genoemd onder nummer 7 en 9 te kennen gegeven geen op- en/of aanmerkingen te hebben. De reactie van Liander Assetmanagement (6) is hieronder samengevat weergegeven en voorzien van een gemeentelijke reactie. De volledige inzendingen van de bovengenoemde instanties zijn als bijlage bij de toelichting opgenomen.

Van de andere overlegpartners is geen reactie ontvangen.

Ad 1) Liander Assetmanagement, Regio Randstad.

Overlegpartner geeft aan dat in een voorkomend geval een vervangende voorziening voor een netstation gerealiseerd moet kunnen worden. Overlegpartner gaat er van uit dat het bijleggen van kabels in een bestaande sleuf behoort tot het normale onderhoud, zoals vermeld onder dubbelbestemming Waarde archeologie. Verzocht wordt, om onder artikel 36.1 de maximale bouwhoogte van vijf meter de verhogen naar zes meter. Dit is noodzakelijk om transformatorzuilen te kunnen plaatsen.

Reactie dagelijks bestuur:

Het vervangen van een klantstation door een netstation valt inderdaad zoals de overlegpartner terecht meent onder het begrip 'aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het plan.'

Het bestemmingsplan geeft geen binnenplanse mogelijkheden om af te wijken voor het aanleggen van nieuwe stations, op andere plekken dan die waar de bestaande stations zijn gesitueerd. Mocht het geval zich voordoen dat toch op een andere locatie zo'n station moet worden aangelegd, zal dit met een buitenplanse afwijking moeten worden mogelijk gemaakt.

Het bijleggen van kabels in een bestaande sleuf in gronden met de dubbelbestemming Waarde archeologie 1 en 2 wordt door het stadsdeel inderdaad beschouwd als vallend onder normaal onderhoud.

De reactie van de overlegpartner geeft het dagelijks bestuur geen aanleiding voor te stellen het bestemmingsplan zoals het aan de overlegpartner is voorgelegd op het door de overlegpartner aangevoerde punt aan te passen.

Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen

Bijlage 1 Staat van inrichtingen

Bijlage 2 Lijst Bedrijven Categorie Iii En Iv

Bijlage 2 Lijst bedrijven categorie III en IV

Bijlage 1 Inspraak

Bijlage 1 Inspraak

Bijlage 2 Waarderingskaart

Bijlage 2 Waarderingskaart

Bijlage 3 Hoogtekaart

Bijlage 3 Hoogtekaart

Bijlage 4 Waardering Panden 1940-1970

Bijlage 4 Waardering panden 1940-1970

Bijlage 5 Architectuur- En Bouwhistorische Waardenkaart

Bijlage 5 Architectuur- en bouwhistorische waardenkaart

Bijlage 6 Archeologisch Bureauonderzoek

Bijlage 6 Archeologisch bureauonderzoek

Bijlage 7 Natuurtoets

Bijlage 7 Natuurtoets

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek