Bestemmingsplan Westrandweg 2e Coentunnel
Bestemmingsplan - Amsterdam
Onherroepelijk op 27-05-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.2 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.3 aanduidingsvlak
Een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.
1.4 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.5 bebouwingspercentage
Een in de regels of plankaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.
1.6 bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van een persoon, die daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein ten behoeve van beheer of toezicht noodzakelijk is.
1.7 bestaande bebouwing of bestaand gebruik
Bebouwing of gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.8 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0363.B0902BPGST-OW01.gml met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.9 bouwbord
Bord dat informatie geeft over de werkzaamheden op de rijkswegen.
1.10 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.11 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.12 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.13 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.14 floorspace-index
De verhouding tussen grondoppervlak en brutovloeroppervlak.
1.15 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.16 groenvoorziening
Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.17 kampeermiddelen
Een tent, tentwagen, kampeerauto of een caravan, danwel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.18 kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, daaronder tevens begrepen congres- en vergaderaccommodatie.
1.19 kunstwerk
Bouwwerk ten behoeve van ongelijkvloerse kruising van de weg met andere infrastructuur of ecologische verbindingen.
1.20 landschappelijke waarde
De aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van het gebied.
1.21 mottobord
Informatiebord dat betrekking heeft op verkeersveiligheidsonderwerpen.
1.22 natuurlijke waarde
De aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.23 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.24 openbare ruimte
Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met in begrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.25 peil
Onder het peil wordt verstaan:
- a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een grondlichaam: de bovenzijde van het grondlichaam ter plaatse van het bouwwerk;
- c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
- d. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het ter plaatse aan te houden waterpeil.
1.26 plan:
het bestemmingsplan Westrandweg-2e Coentunnel van de gemeente Amsterdam.
1.27 plankaart
De plankaart van het bestemmingsplan Westrandweg-2e Coentunnel.
1.28 planregels
De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Westrandweg-2e Coentunnel.
1.29 recreatief medegebruik
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.30 verblijfsrecreatie
Recreatief buitenverblijven, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, dan wel in bouwwerken, die beschikbaar zijn gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension of woning anders dan een zomerhuis.
1.31 watergang
Een werk dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede begrepen.
1.32 waterpeil
Het N.A.P. of het ter plaatse aan te houden waterpeil.
1.33 waterstaatkundige werken
Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.
1.34 weg
Alle voor het openbaar auto- of ander verkeer openstaande wegen, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.35 zone industriegeluid
Zone rond een industrieterrein als bedoeld in Hoofdstuk V van de Wet geluidhinder.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals ventilatievoorzieningen, afzuiginstallaties, schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 de brutovloeroppervlakte van een gebouw
De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De op de plankaart voor Bedrijf - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor havengebonden bedrijven die vallen in categorie 1, 2, 3, 4 of 5 van de van deze regels deel uitmakende "Staat van Inrichtingen";
met daarbij behorende voorzieningen zoals:
- b. kantoor- en andere vergelijkbare nevenruimten;
- c. bergingen en andere vergelijkbare nevenruimten;
- d. ontsluitingswegen en -paden;
- e. ontsluitingssporen;
- f. laad- en losvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. water;
- k. reclameobjecten;
- l. ondergrondse infrastructurele voorzieningen;
alsmede:
- m. windturbines.
3.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
- a. voor gebouwen geldt een maximaal bebouwingspercentage van 70 %;
- b. voor gebouwen geldt een maximale bouwhoogte van 30 meter;
- c. voor windturbines geldt een maximale bouwhoogte van 90 meter;
- d. voor havenkranen en schoorstenen geldt een maximale hoogte van 90 meter;
- e. voor overige technische installaties ten dienste van bedrijven geldt een maximale bouwhoogte van 50 meter;
- f. voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 10 meter;
- g. er mogen geen bedrijfswoningen worden gerealiseerd.
3.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders zijn met het oog op een in ruimtelijk opzicht aanvaardbare indeling van het plangebied bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van de gebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Burgemeester en wethouders toetsen bij de toepassing van deze bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- 1. de verkeersveiligheid;
- 2. de externe veiligheid;
- 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.
- b. Burgemeester en wethouders zijn voorts met het oog op de ruimtelijke inpassing en de externe veiligheid bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van windturbines. Burgemeester en wethouders nemen bij de toepassing van deze bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen de volgende aspecten in overweging:
- 1. het geluid;
- 2. de gebruiksmogelijkheden aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 3. de vaar- en afmeermogelijkheden ter plaatse van nabijgelegen wateren;
- 4. het functioneren van radarsystemen;
- 5. de inpassing in het landschap.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen voorts met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 3.2, ten behoeve van het overschrijden van het maximum bebouwingspercentage met ten hoogste 10 %;
- b. het bepaalde in lid 3.2, ten behoeve van het overschrijden van de maximale bouwhoogtes met ten hoogste 20 %.
3.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Per bouwperceel mag maximaal 30% van de brutovloeroppervlakte worden gebruikt als kantoorruimte.
- b. Tot strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten dienste van:
- 1. detailhandel;
- 2. bedrijfswoningen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.5, onder a, ten behoeve van het gebruik van meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte als kantoorruimte.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a, van de wet, de bestemming Bedrijf - 1 voor maximaal 10% van de aldus bestemde gronden te wijzigen in de bestemming Water - 1 zoals bedoeld in Artikel 10 Water - 1 van deze planregels.
Artikel 4 Bedrijf - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Bedrijf - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven die vallen in categorie 1, 2, 3, 4 of 5 van de van deze regels deel uitmakende "Staat van Inrichtingen";
- b. windturbines, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding "windturbine";
met de daarbij behorende:
- c. erven;
- d. bergingen en andere nevenruimten;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. laad- en losvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. water;
- k. reclameobjecten;
- l. ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
- a. voor gebouwen geldt een maximale bouwhoogte van 30 meter;
- b. voor windturbines geldt een maximale bouwhoogte van 65 meter;
- c. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 10 meter;
- d. per bouwperceel geldt een minimum floorspace-index van 0,6;
- e. ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone windturbine - 1" zijn bedrijfsgebouwen niet toegestaan, met uitzondering voor nevenruimten die niet worden gebruikt als verblijfsruimte;
- f. ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone windturbine - 2" zijn kwetsbare objecten zoals bepaald in artikel 1, lid 1, onder l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) niet toegestaan.
Artikel 5 Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. natuurgebied;
- b. ontsluitingswegen en -paden;
- c. water;
- d. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
- e. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
alsmede voor:
- f. recreatief medegebruik.
5.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 5.1.genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 meter, met uitzondering van een uitkijktoren waarvan de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik ten dienste van verblijfsrecreatie.
Artikel 6 Verkeer - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Verkeer - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een weg met ten hoogste vier rijstroken en twee vluchtstroken;
- b. ter plaatse van de functieaanduidingen "brug": bruggen en viaducten over te handhaven wegen, te handhaven spoorwegen en te handhaven watergangen;
- c. kunstwerken;
- d. op- en afritten;
- e. onderliggend wegennet;
- f. onderdoorgangen;
- g. taluds;
- h. bermen;
met daarbij behorende:
- i. voorzieningen ten behoeve van de geleiding van het verkeer;
- j. voorzieningen ten behoeve van de bewegwijzering en signalering inclusief bermkasten;
- k. lichtmasten inclusief bermkasten;
- l. voorzieningen ten behoeve van de landschappelijke en natuurlijke inpassing;
- m. groenvoorzieningen;
- n. geluidschermen en andere geluidwerende voorzieningen;
- o. luchtschermen en andere voorzieningen ten behoeve van de luchtkwaliteit;
- p. lichtschermen;
- q. straatmeubilair;
- r. calamiteitenzones;
- s. nutsvoorzieningen;
- t. water en waterberging;
- u. waterstaatkundige werken;
- v. kabels, leidingen en overige ondergrondse infrastructuur;
- w. duikers;
- x. mottoborden en bouwborden;
- y. kunstobjecten;
- z. overige openbare ruimte;
- aa. overige voorzieningen ten behoeve van het verkeer.
6.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte 20 meter bedraagt.
6.3 Nadere eisen
6.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 7 Verkeer - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Verkeer - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voor een met toepassing van kunstwerken verhoogd aan te leggen weg met ten hoogste vier rijstroken en twee vluchtstroken met daaronder gelegen verkeersruimte;
met daarbij behorende:
- b. voorzieningen ten behoeve van de geleiding van het verkeer;
- c. voorzieningen ten behoeve van de bewegwijzering en signalering inclusief bermkasten;
- d. lichtmasten inclusief bermkasten;
- e. geluidschermen en andere geluidwerende voorzieningen;
- f. luchtschermen en andere voorzieningen ten behoeve van de luchtkwaliteit;
- g. lichtschermen;
- h. straatmeubilair;
- i. calamiteitenzones;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. kabels en leidingen;
- l. mottoborden en bouwborden;
- m. kunstobjecten;
- n. overige openbare ruimte;
- o. overige voorzieningen ten behoeve van het verkeer.
7.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte 40 meter bedraagt.
7.3 Nadere eisen
7.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 8 Verkeer - 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Verkeer - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een weg met ten hoogste zes doorgaande rijstroken en daarbij behorende in- en uitvoegstroken van verbindingswegen;
- b. ter plaatse van de functieaanduidingen "brug": bruggen en viaducten over te handhaven wegen, te handhaven spoorwegen en te handhaven watergangen;
- c. kunstwerken;
- d. op- en afritten;
- e. verbindingswegen;
- f. onderliggend wegennet;
- g. onderdoorgangen;
- h. taluds;
- i. bermen;
met daarbij behorende:
- j. voorzieningen ten behoeve van de geleiding van het verkeer;
- k. voorzieningen ten behoeve van de bewegwijzering en signalering met bermkasten en verkeerstechnische en tunneltechnische installaties;
- l. lichtmasten inclusief bermkasten;
- m. voorzieningen ten behoeve van de landschappelijke en natuurlijke inpassing;
- n. groenvoorzieningen;
- o. geluidschermen en andere geluidwerende voorzieningen;
- p. luchtschermen en andere voorzieningen ten behoeve van de luchtkwaliteit;
- q. lichtschermen;
- r. straatmeubilair;
- s. calamiteitenzones;
- t. nutsvoorzieningen;
- u. water en waterberging;
- v. waterstaatkundige werken;
- w. kabels, leidingen en overige ondergrondse infrastructuur;
- x. duikers;
- y. mottoborden en bouwborden;
- z. kunstobjecten;
- aa. overige openbare ruimte;
- ab. overige voorzieningen ten behoeve van het verkeer.
8.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. gebouwen ten behoeve van verkeerstechnische en tunneltechnische installaties met een maximale oppervlakte van 50 m2 en een maximale bouwhoogte van 5 meter per gebouw;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming met een maximale bouwhoogte van 25 meter.
8.3 Nadere eisen
8.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 9 Verkeer - 4
9.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Verkeer - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een weg met ten hoogste acht doorgaande rijstroken en daarbij behorende in- en uitvoegstroken van verbindingswegen;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel": een tunnel ten behoeve van het wegverkeer;
- c. ter plaatse van de functieaanduidingen "brug": bruggen en viaducten over te handhaven wegen, te handhaven spoorwegen en te handhaven watergangen;
- d. kunstwerken;
- e. op- en afritten;
- f. verbindingswegen;
- g. onderliggend wegennet;
- h. een doorgaande fietsverbinding;
- i. onderdoorgangen;
- j. taluds;
- k. bermen;
met daarbij behorende:
- l. voorzieningen ten behoeve van de geleiding van het verkeer;
- m. voorzieningen ten behoeve van de bewegwijzering en signalering met bermkasten en verkeerstechnische en tunneltechnische installaties;
- n. lichtmasten inclusief bermkasten;
- o. voorzieningen ten behoeve van de landschappelijke en natuurlijke inpassing;
- p. groenvoorzieningen;
- q. geluidschermen en andere geluidwerende voorzieningen;
- r. luchtschermen en andere voorzieningen ten behoeve van de luchtkwaliteit;
- s. lichtschermen;
- t. straatmeubilair;
- u. calamiteitenzones;
- v. nutsvoorzieningen;
- w. water en waterberging;
- x. waterstaatkundige werken;
- y. kabels, leidingen en overige ondergrondse infrastructuur;
- z. duikers;
- aa. mottoborden en bouwborden;
- ab. één reclameobject;
- ac. kunstobjecten;
- ad. overige openbare ruimte;
- ae. overige voorzieningen ten behoeve van het verkeer.
9.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. twee bedieningsgebouwen voor de tunnel met een maximale oppervlakte van 750 m2 en maximale bouwhoogte van 20 meter per bedieningsgebouw;
- b. gebouwen ten behoeve van verkeerstechnische en tunneltechnische installaties met een maximale oppervlakte van 50 m2 en een maximale bouwhoogte van 5 meter per gebouw, alsmede één gebouw met een hoogte van maximaal 8 meter en een oppervlakte van maximaal 750 m2 ten behoeve van verkeerstechnische en tunneltechnische installaties;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming met een maximale bouwhoogte van 25 meter, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van schoorstenen 35 meter bedraagt;
- d. een tunnel ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel" waarvan de maximale diepte van de onderzijde van de tunnel 30 meter onder N.A.P. bedraagt.
9.3 Nadere eisen
9.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 10 Water - 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Water - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterwegen;
- b. waterlopen;
- c. waterberging;
- d. waterhuishouding;
- e. waterstaatkundige werken;
alsmede voor:
- f. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel": een tunnel ten behoeve van het wegverkeer.
10.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de tunnel en de bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
- a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 6 meter;
- b. de maximale diepte van de onderzijde van de tunnel bedraagt 30 meter onder N.A.P.
10.3 Nadere eisen
10.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 11 Water - 2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Water - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterwegen;
- b. waterlopen;
- c. waterberging;
- d. waterhuishouding;
- e. waterstaatkundige werken;
alsmede voor:
- f. het behoud van de landschappelijke waarden;
- g. het behoud van de natuurlijke waarden.
11.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
- a. de maximale bebouwingsoppervlakte bedraagt 20 m2;
- b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter.
Artikel 12 Water - 3
12.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Water - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen;
- b. waterberging;
- c. waterhuishouding;
- d. waterstaatkundige werken;
met de daarbij behorende:
- e. nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden bestemd mogen slechts bouwwerken worden opgericht ter dienste van de bestemming.
Artikel 13 Waterstaat - Waterkering
De op de plankaart voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. waterstaatkundige werken, waaronder inbegrepen waterkeringen met bijbehorende beschermingszones;
- b. de bestemming Waterstaat-Waterkering is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene Bouwregels
Het is toegestaan de maximale bouwhoogte te overschrijden ten behoeve van liftinstallaties, hijsinrichtingen, technische installaties, hekwerken en vergelijkbare ondergeschikte bouwwerken, mits de overschrijding van de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 meter.
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
Tot strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend de opslag en/of stalling van voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen, en aan hun gebruik onttrokken machines, behoudens gebruik dat strekt tot realisering van de bestemming en gebruik dat voortvloeit uit het normale dagelijkse gebruik en onderhoud dat ingevolge de bestemming is toegestaan.
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
De gronden die zijn voorzien van de "specifieke bouwaanduiding - tijdelijke bouwzone", mogen tot en met 31 december 2014 tevens gebruikt worden voor:
- a. de opslag van bouw- en afbreekmaterialen;
- b. de vorming van grond-, zand- en slibdepots;
- c. het oprichten van tijdelijke gebouwen voor de uitvoering, zoals bouwketen en opslagruimtes;
- d. het aanleggen van tijdelijke verhardingen en andere infrastructurele werken, energievoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en afrasteringen.
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van dit bestemmingsplan, ten behoeve van:
- a. gebouwen voor nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m²;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing voor al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
- c. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer bedraagt dan 10 meter;
- d. overschrijdingen van de maximale bouwhoogte voor schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, antennes, zendmasten en vergelijkbare bouwwerken met ten hoogste 8 meter.
Artikel 19 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening is de volgende procedure van toepassing:
- a. burgemeester en wethouders leggen het ontwerpbesluit met de daarop betrekking hebbende stukken voor een periode van twee weken ter inzage;
- b. voorafgaand aan de ter inzage legging geven burgemeester en wethouders in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud;
- c. in de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen, wie in de gelegenheid wordt gesteld om een zienswijze in te dienen en op welke wijze dit dient te gebeuren;
- d. belanghebbenden kunnen bij burgemeester en wethouders naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over de ontwerp naar voren brengen.
- e. de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen als bedoeld onder d bedraagt twee weken, welke termijn aanvangt met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd.
Artikel 20 Overige Regel
Waar in de planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
21.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
21.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
21.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het vierde lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
21.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het vierde lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
21.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het vierde lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 22 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingsplan Westrandweg-2e Coentunnel.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
De ruimtelijke ontwikkelingen in het noordelijke deel van de Randstad in het algemeen en ontwikkelingen binnen Amsterdam in het bijzonder genereren grote hoeveelheden verkeer. Om de Noordelijke Randstad en Amsterdam bereikbaar te houden heeft de (toenmalige) Minister van Verkeer en Waterstaat besloten trajectstudies op grond van de Tracéwet uit te voeren om de noodzakelijke aanpassingen van het hoofdwegennet rondom Amsterdam te onderzoeken en daarover besluitvorming te laten plaatsvinden. Deze trajectstudies hebben geresulteerd in twee tracébesluiten, één voor de capaciteitsuitbreiding van de Coentunnel en één voor de aanleg van de Westrandweg.
De Minister van Verkeer en Waterstaat heeft bij besluit van 21 februari 2007 het Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel vastgesteld. Dit tracébesluit is bij besluit van 13 maart 2008 gewijzigd (het Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel 2008). De wijziging heeft uitsluitend betrekking op het onderdeel luchtkwaliteit. Er is op dit onderdeel een nieuwe motivering toegevoegd. De juridische grondslag voor de toetsing van de luchtkwaliteit is gewijzigd van die ingevolge het Besluit luchtkwaliteit in die ingevolge de Wet luchtkwaliteit. Tevens is een nieuwe tabel met locaties en hoogtes van luchtschermen opgenomen. Het Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (2008) is bij de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 december 2008 onherroepelijk geworden. Er wordt voor deze tracébesluiten verwezen naar de bijlagen 1 en 2 bij deze toelichting.
De Minister van Verkeer en Waterstaat heeft bij besluit van 28 maart 2008 het Tracébesluit Westrandweg vastgesteld (zie bijlage 3 bij deze toelichting). Dit tracébesluit is bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juli 2009 onherroepelijk geworden.
De bovengenoemde tracébesluiten worden geacht deel uit te maken van deze toelichting.
De gemeenteraad dient ingevolge artikel 15, lid 8, van de Tracéwet binnen een jaar nadat een tracébesluit onherroepelijk is geworden, een bestemmingsplan overeenkomstig het tracébesluit vast te stellen. Gelet op de samenhang tussen beide tracébesluiten is ervoor gekozen één bestemmingsplan "Westrandweg-2e Coentunnel" overeenkomstig beide tracébesluiten vast te stellen.
1.2 Doelstelling
De Coentunnel is door het toenemend wegverkeer een groot bereikbaarheidsknelpunt in de Noordelijke Randstad geworden. De verkeersdrukte op de aansluitende A10-west, A10-noord en A8 heeft negatieve gevolgen voor de kwaliteit van de leefomgeving. Tevens ondervindt de ontsluiting van het havengebied naar het achterland ernstige hinder van de verkeersproblemen.
De Coentunnel wordt met de aanleg van een tweede tunnel direct ten oosten van de "eerste" Coentunnel uitgebreid tot 2 x 3 rijstroken en 2 wisselstroken, zodat er in de spitsrichting vijf rijstroken beschikbaar zullen zijn.
De A8 wordt verbreed tot 2 x 4 rijstroken. Het knooppunt Coenplein wordt verder afgebouwd. De A10 wordt vanaf het Coenplein in de richting van de Coentunnel verbreed tot 2 x 3 rijstroken en een wisselrijbaan met 2 rijstroken. Ten zuiden van de Coentunnel wordt de A10 eveneens verbreed naar 2 x 3 rijstroken en een wisselrijbaan met 2 rijstroken tot aan de afrit S102 (Basisweg/Transformatorweg). De wisselrijstroken worden opengesteld in de richting waarin de spits het drukst is. De A10 wordt vanaf de afrit S102 tot en met de afrit S103 (Haarlemmerweg) tot 2 x 3 rijstroken verbreed.
De Westrandweg heeft een totale lengte van ongeveer 10 km en wordt als autosnelweg met 2 x 2 rijstroken aangelegd om de aan-/afvoer van verkeer naar/van de tweede Coentunnel te faciliteren, zodat de A10-west wordt ontlast. De Westrandweg zorgt ook voor een betere bereikbaarheid van het havengebied en leidt tot een vermindering van het doorgaande verkeer op de N200 bij Halfweg (gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude).
Het oostelijke deel van de Westrandweg (ter hoogte van de Basisweg en verder in oostelijke richting) wordt uitgevoerd op een hoog gelegen viaduct over bestaande wegen, vaarten en spoorwegen. Het westelijke deel wordt aangelegd op een verhoogd aangelegde aardebaan (grondlichaam).
Voor een indruk van het tracé van de Westrandweg en de situering van de Capaciteitsuitbreiding Coentunnel wordt verwezen naar onderstaande figuur.
Fig 1: Tracé Westrandweg en Capaciteitsuitbreiding Coentunnel
Hoofdstuk 2 Bevoegdheidsverdeling
De gemeenteraad heeft bij besluit van 1 februari 2006 (in werking getreden op 17 februari 2006) het gebied Westrandweg / 2e Coentunnel aangewezen als grootstedelijk project. Er is besloten om voor wat betreft het project Westrandweg / 2e Coentunnel de bevoegdheden op grond van (onder meer) de Wet ruimtelijke ordening bij de centrale stad te houden.
Fig 2: Impressie Westrandweg ter plaatse van de Basisweg
Hoofdstuk 3 Plankader
3.1 Beschrijving Van Het Plangebied
De grens van het Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel ligt aan de noordzijde op de rijksweg A8 ter hoogte van km 4.100 op de oostbaan en ter hoogte van km 3.900 op de westbaan. Aan de zuidzijde ligt de grens op de rijksweg A10-west ter hoogte van km 26.080 (nabij de aansluiting S103/Haarlemmerweg). Het knooppunt Coenplein begrenst het project op de rijksweg A10 noord aan de noordoostzijde (nabij de aansluiting S118/ Oostzanerwerf).
De grens van het Tracébesluit Westrandweg ligt aan de zuidzijde op de rijksweg A5 ter hoogte van km 6.33 (gemeente Haarlemmermeer). De weg loopt vanaf knooppunt Raasdorp naar het noorden en kruist de Ringvaart Haarlemmermeer (en daarmee de grens van de gemeente Amsterdam), de Osdorperweg, de N200, de Haarlemmervaart en de spoorlijn Amsterdam-Haarlem. Bij het volkstuinencomplex "De Groote Braak" buigt de weg af in oostelijke richting. De weg volgt het tracé van de huidige Noordzeeweg en loopt vanaf de Seineweg parallel aan de Basisweg. Bij de Radarweg buigt de weg af naar het noorden en sluit dan aan op de rijksweg A10-west. Aan de noordzijde ligt de grens van het tracébesluit op de rijksweg A10-west ter hoogte van km 28.146 (kunstwerk 2/ Nieuwe Hemweg). Er wordt voor de situering van de tracés verwezen naar de bijlagen 4 en 5 bij deze toelichting, alsmede naar figuur 1 in deze toelichting.
De gemeenteraad moet ingevolge artikel 15, lid 8, van de Tracéwet binnen een jaar nadat het tracébesluit onherroepelijk is geworden, een bestemmingsplan overeenkomstig het tracébesluit vaststellen. Gelet op de samenhang tussen beide tracébesluiten is ervoor gekozen één bestemmingsplan overeenkomstig beide tracébesluiten vast te stellen.
De plangrens van het bestemmingsplan komt overeen met de begrenzing van de (aaneensluitende) tracébesluiten met de volgende uitzonderingen:
- Het Tracébesluit Westrandweg voorziet ook in de realisering van een compenserende waterberging nabij de Basisweg onder de ter plaatse verhoogde Westrandweg. De desbetreffende waterberging is reeds gerealiseerd en wordt om die reden (met instemming van Rijkswaterstaat) niet meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan;
- De in het Tracébesluit Westrandweg meegenomen aantakking van een fietspad ter plaatse van de Basisweg, gedeelte Noordzeeweg - Seineweg, wordt ook (eveneens met instemming van Rijkswaterstaat) niet in het voorliggende bestemmingsplan meegenomen. Dit gedeelte van het fietspad bestaat inmiddels niet meer. De fietsers maken gebruik van het fietspad aan de zuidzijde van de Basisweg.
Er zijn in de tracébesluiten ook enkele "bouwzones" aangegeven. Deze bouwzones zijn gronden die bestemd zijn voor het uitvoeren van noodzakelijke werken en werkzaamheden tijdens het uitvoeren van de tracébesluiten. Tot deze werken en werkzaamheden worden gerekend:
- de opslag van bouw- en afbreekmaterialen;
- de vorming van grond-, zand- en slibdepots;
- het oprichten van tijdelijke gebouwen voor de uitvoering (bijvoorbeeld bouwketen en opslagruimtes);
- het aanleggen van tijdelijke verhardingen en andere infrastructurele werken, energievoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en afrasteringen.
De desbetreffende gronden zijn voorzien van de "specifieke bouwaanduiding - tijdelijke bouwzone". Deze aanduiding is gelegd over de bestemming "Verkeer" indien de uiteindelijk beoogde inrichting van deze gronden past binnen de bestemmingsomschrijving bij de bestemming "Verkeer". De "specifieke bouwaanduiding - tijdelijke bouwzone" is op twee locaties gelegd over de bestemmingen "Bedrijf - 1" en "Bedrijf - 2" (jo. de bestemming "Water - 3"), respectievelijk ter plaatse van de gronden ten oosten van de Coentunnel zuidelijk van het Noordzeekanaal en ter plaatse van gronden op het bedrijventerrein "Sloterdijk III". De "specifieke bouwaanduiding - tijdelijke bouwzone" is ook gelegd over de bestemming "Water - 1" ter plaatse van het Noordzeekanaal aan weerszijden van de Coentunnel.
Het voorliggende bestemmingsplan regelt vooral de met de tracébesluiten beoogde eindsituatie van de Westrandweg c.a., van de uitgebreide Coentunnel c.a. en van de aansluitende verbredingen van de rijksweg A10 c.a. en de rijksweg A8 c.a., alsmede de realisering van het moerasgebied in de Osdorper Binnenpolder Noord en de verlegging van een deel van Zijkanaal F.
Het buiten het bestemmingsplan laten van de beide eerdergenoemde bijkomende werken zal niet leiden tot een wijziging van de verkeerssituatie ten opzichte van de verkeerssituatie zoals die met de beide tracébesluiten wordt beoogd. Er kan dan ook worden gesteld dat het voorliggende bestemmingsplan conform het bepaalde in de Tracéwet overeenkomstig de tracébesluiten is opgesteld en vastgesteld.
3.2 Voorgaand Planologisch Kader
Het tracé van de Westrandweg en de 2e Coentunnel c.a. loopt door drie stadsdelen te weten: Nieuw-West, West en Noord. De stadsdelen zullen bij herziening van hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met het tracé. Het voorliggende bestemmingsplan vervangt geheel danwel gedeeltelijk de volgende in de verschillende stadsdelen geldende bestemmingsplannen:
Stadsdeel Nieuw-West:
- bestemmingsplan Osdorperweg e.o. (vastgesteld d.d. 25 februari 1998, goedgekeurd d.d. 13 oktober 1998);
- bestemmingsplan Lutkemeerpolder (vastgesteld d.d. 27 februari 2002, goedgekeurd d.d. 1 oktober 2002).
- Algemeen Uitbreidingsplan (1935);
- Uitbreidingsplan in hoofdzaak De Eendracht (vastgesteld d.d. 19 oktober 1960, goedgekeurd d.d. 15 november 1961);
- Haven- en recreatiegebied West (vastgesteld d.d. 21 juni 1978, goedgekeurd d.d. 18 september 1979).
Stadsdeel West:
- bestemmingsplan Overbrakerpolder (vastgesteld d.d. 1 juli 1981, goedgekeurd d.d. 12 oktober 1982);
- bestemmingsplan Bos en Lommer Oost (vastgesteld d.d.28 juni 1989, goedgekeurd d.d. 27 maart 1990);
- bestemmingsplan Admiraal de Ruyterweg (vastgesteld d.d. 30 maart 2005, goedgekeurd d.d. 8 november 2005);
- bestemmingsplan Kolenkitbuurt (vastgesteld d.d. 17 januari 2007; goedgekeurd d.d. 4 september 2007).
Stadsdeel Noord:
- AUP part. herziening van het noordelijk gedeelte van het gedeelte ten westen van het Zijkanaal (vastgesteld d.d. 8 mei 1963, goedgekeurd d.d. 11 augustus 1964);
- Kadoelen/Oostzanerwerf (vastgesteld d.d. 10 juni 1987, goedgekeurd d.d. 19 januari 1988);
- Kadoelen Oostzanerwerf II (vastgesteld d.d. 16 juni 1999, goedgekeurd d.d. 25 januari 2000);
- Tuindorp Oostzaan (vastgesteld d.d. 23 april 2008, goedgekeurd d.d. 6 augustus 2008);
- Cornelis Douwesterrein (vastgesteld d.d. 15 december 1999, goedgekeurd d.d. 13 september 2000);
- Cornelis Douwesterrein 1e partiële herziening (vastgesteld d.d. 9 juni 2004, goedgekeurd d.d. 23 december 2004).
Het bestemmingsplan betreft verder deels het havengebied Westpoort dat is aangewezen als grootstedelijk gebied. Het onderhavige bestemmingsplan vervangt daar gedeeltelijk de volgende bestemmingsplannen:
- Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) (vastgesteld 1935);
- bestemmingsplan Petroleumhaven e.o. (vastgesteld d.d. 19 februari 1986, goedgekeurd d.d. 7 oktober 1986) (met aantal partiële herzieningen);
- bestemmingsplan Alfadriehoek (vastgesteld d.d. 10 juni 1992, goedgekeurd d.d 24 november 1992);
- bestemmingsplan Westhaven (vastgesteld d.d. 25 november 1998, goedgekeurd d.d. 22 juni 1999).
Hoofdstuk 4 Verkeer
4.1 Westrandweg En 2e Coentunnel
De Tracébesluiten Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (2008) en Westrandweg voorzien in de aanleg van een extra tunnelbuis naast de huidige Coentunnel en de verbreding/aanpassing van de aanvoerende wegen en in de aanleg van een nieuwe autosnelweg tussen de A10 ten zuiden van de Coentunnel en knooppunt Raasdorp (rijksweg A9/A5 in de gemeente Haarlemmermeer). Bij Raasdorp sluit de verbinding aan op de reeds bestaande Verlengde Westrandweg richting knooppunt De Hoek (rijksweg A5/A4 in de gemeente Haarlemmermeer).
Rijkswaterstaat heeft een verkeersonderzoek uitgevoerd voor het tracé van de Westrandweg en de 2e Coentunnel gezamenlijk. Dit onderzoek betreft de verkeerskundige effecten van de capaciteitsuitbreiding van de Coentunnel in combinatie met de aanleg van de Westrandweg. Het rapport is een verdere uitwerking van de verkeersanalyse zoals die in de voorafgaande trajectnota's was opgenomen. Het verkeersonderzoek is als bijlage 6 aan deze toelichting toegevoegd. Hieronder zijn de belangrijkste conclusies van het rapport opgesomd.
De Coentunnel is al lange tijd één van de belangrijkste knelpunten in het wegennet in de Noordelijke Randstad. De beperkte capaciteit van deze tunnel is hiervan de oorzaak. De tunnel heeft twee rijstroken per rijrichting; dit is in tegenstelling tot het grotere aantal rijstroken op de toeleidende wegvakken. De Coentunnel functioneert hierdoor als een flessenhals voor het verkeer met veel filevorming in de ochtend- en avondspits tot gevolg.
De Westrandweg en de 2e Coentunnel worden aangelegd in verband met de doorstroming van het auto- en vrachtverkeer. Momenteel maken dagelijks circa 109.000 motorvoertuigen gebruik van de Coentunnel, waarvan circa 11.000 vrachtauto's. Bij ongewijzigd beleid zou de doorstroming bij de tunnel verder verslechteren. Het resultaat zouden nog meer en nog langere files voor de Coentunnel zijn. Ook in de andere tunnels onder het Noordzeekanaal zouden de intensiteiten zodanig toenemen dat daar in 2020 files zouden staan.
Als gevolg van de capaciteitsuitbreiding van de Coentunnel en de aanleg van de Westrandweg wordt meer verkeer door de Coentunnel mogelijk gemaakt (circa 60 procent meer). In 2020 zullen dagelijks 191.000 motorvoertuigen gebruik maken van de tunnel (een toename van 62 procent). De extra capaciteit leidt tot een lagere intensiteit/capaciteitverhouding en daarmee tot een betere doorstroming van het verkeer. De files bij de Coentunnel worden daarmee tot een aanvaardbaar niveau teruggebracht, maar zullen niet volledig oplossen (conform de afweging in het Standpunt Capaciteitsuitbreiding Coentunnel).
De aanleg van de Westrandweg voorkomt dat bij uitbreiding van de Coentunnel de druk op de A10-west zal toenemen. Tijdens de spitsuren zullen de intensiteiten op de A10-west op een gelijk niveau blijven; buiten de spits zal sprake zijn van een afname. Er zullen in 2020 dagelijks 70.000 voertuigen over de Westrandweg rijden.
Het project zal leiden tot een betere doorstroming van het verkeer in de regio Amsterdam. De congestie, uitgedrukt in voertuigverliesuren, zal met 4 procent afnemen. Bovendien leidt het project tot een verschuiving van verkeer van het onderliggend wegennet naar het hoofdwegennet. Het onderliggend wegennet wordt daardoor ontlast.
De capaciteitsuitbreiding van de Coentunnel en de aanleg van de Westrandweg zullen tevens leiden tot minder verkeer door de Velsertunnel, de Wijkertunnel, de IJtunnel en de Zeeburgertunnel. Daar zal dan ook de doorstroming van het verkeer verbeteren. Tevens zal een en ander leiden tot een vermindering van het doorgaande verkeer op de N 200 (Amsterdam - Haarlem) bij Halfweg.
De Westrandweg en de 2e Coentunnel c.a. zullen in 2012 worden opengesteld. De renovatie van de bestaande Coentunnel zal plaatsvinden in de loop van 2013.
4.2 Doorgaande Fietsverbinding Amsterdam Noord
Het stadsdeelbestuur van Amsterdam-Noord heeft in juli 2007 de intentieverklaring "Met de fiets minder file" ondertekend. Medeondertekenaars waren het (voormalige) Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Fietsersbond, Stadsregio Amsterdam, gemeente Amsterdam en gemeente Zaanstad. Alle partijen hebben de intentie uitgesproken tot het realiseren van een veilige en snelle fietsverbinding tussen Zaanstad en Amsterdam door de aanleg van een vrijliggend fietspad dat aansluit op het bestaande fietsnetwerk in de gemeente Zaanstad en in Amsterdam-Noord.
Doel is het verbeteren van de regionale fietsroute en het stimuleren van het fietsgebruik voor woon-werkverkeer. Bijkomend doel voor Amsterdam-Noord is het realiseren van een directe langzaam verkeersverbinding naar de Noorder IJplas, een recreatief gebied. Op dit moment ontbreekt een dergelijke verbinding.
De geplande fietsverbinding zal het tracé van de Coentunnelweg nabij het Coenplein kruisen. Er wordt bij de aanleg van een extra kunstwerk ter plaatse ten behoeve van de 2e Coentunnel ook rekening gehouden met de aanleg van het fietspad onder het kunstwerk door.
Fig 3: Impressie Westrandweg ter hoogte van de De Groote Braak
Hoofdstuk 5 Mer/mer-beoordeling
5.1 Algemeen
Er zijn in verband met de beoogde realisering van de Westrandweg en de 2e Coentunnel trajectnota's en milieu-effectrapporten (MER) opgesteld. Het MER levert de informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te kunnen wegen in de ruimtelijke planvorming.
5.2 Resultaten
De trajectnota's annex milieu-effect-rapporten voor beide tracédelen zijn toegevoegd aan deze toelichting (de bijlagen 7-21). De resultaten van de milieu-effectrapportages komen indirect in de diverse milieuparagrafen van deze toelichting aan de orde.
Fig 4: Impressie Westrandweg over de Ringvaart Haarlemmermeer
(gemeentegrens Amsterdam/Haarlemmermeer)
gezien vanuit oosten
Hoofdstuk 6 Geluid
6.1 Algemeen
De Wet geluidhinder bevat geluidnormen en richtlijnen met betrekking tot de maximale geluidniveaus als gevolg van onder meer het wegverkeerslawaai. Op grond van de Wet geluidhinder gelden zones rond geluidbronnen met een grote geluidemissie, zoals wegen (zowel bestaande als aan te leggen wegen). Binnen deze zones gelden maximale geluidsbelastingen voor geluidsgevoelige objecten, zoals woningen. Er is ten behoeve van de tracébesluiten akoestisch onderzoek verricht.
6.2 Resultaten Onderzoek
Voor de resultaten van de akoestische onderzoeken wordt verwezen naar de toelichting bij het bijgevoegde Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (bijlage 1, blz. 58-61) en de toelichting bij het bijgevoegde Tracébesluit Westrandweg (bijlage 3, blz. 39-47). De desbetreffende akoestische onderzoeken zijn als bijlagen 22-23 bij deze toelichting gevoegd.
De tracébesluiten voorzien deels in het gebruik van geluidreducerend asfalt. Tevens wordt op een aantal plaatsen voorzien in geluidwerende voorzieningen in de vorm van geluidschermen/-wallen. Er is voor een groot aantal panden/percelen sprake van de vaststelling van een hogere grenswaarde. De te treffen akoestische maatregelen, alsmede de hogere grenswaarden zijn verwoord in de bijgevoegde tracébesluiten (zie bijlage 1, blz. 13-33, voor wat betreft de Capaciteitsuitbreiding Coentunnel, en bijlage 3, blz.12-19, voor wat betreft de Westrandweg).
Het bestemmingsplan maakt de realisering van de noodzakelijke geluidschermen mogelijk.
6.3 Geluidzones Industriegeluid
Het plangebied heeft ook betrekking op delen van drie vastgestelde geluidzones als bedoeld in Hoofdstuk V van de Wet geluidhinder ("Zones rond industrieterreinen"). Buiten deze zones mag de geluidsbelasting die door de desbetreffende industrieterreinen wordt veroorzaakt, niet hoger zijn dan 50 dB(A). Met het voorliggende bestemmingsplan wordt geen aanpassing van deze zones beoogd. Deze bestaande geluidzones dienen - voorzover gelegen binnen de grenzen van het onderhavige bestemmingsplan - wel op de plankaart te worden aangeduid.
Het betreft de volgende geluidszones:
- Geluidzone Westpoort (op de plankaart voorzien van de gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie - 1");
- Geluidzone Cornelis Douwesterrein (op de plankaart voorzien van de gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie - 2");
- Geluidzone Industrieterrein Achtersluis Polder (op de plankaart voorzien van de gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie - 3").
Hoofdstuk 7 Luchtkwaliteit
7.1 Algemeen
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient bij het opstellen van een bestemmingsplan uit het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid rekening te worden gehouden met de luchtkwaliteit. Er kunnen vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening belemmeringen bestaan om een project te realiseren op een locatie waar de luchtkwaliteit slecht is. Ook een verslechtering van de luchtkwaliteit op bestaande locaties kan bezwaarlijk zijn. Er zijn in het kader van de beide tracébesluiten luchtkwaliteitsonderzoeken uitgevoerd.
Het is van belang dat het aanvankelijke Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel van 21 februari 2007 (zie bijlage 1) is gewijzigd bij Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel 2008 van 13 maart 2008 (zie bijlage 2). De wijzigingen hadden betrekking op het onderdeel luchtkwaliteit. Er is op dit onderdeel een nieuwe motivering toegevoegd. De juridische grondslag voor de toetsing van de luchtkwaliteit is gewijzigd van die ingevolge het Besluit luchtkwaliteit in die ingevolge de Wet luchtkwaliteit. Tevens is in het Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel 2008 een nieuwe tabel 2 met locaties en hoogtes van luchtschermen opgenomen.
7.2 Resultaten Onderzoek
Er wordt voor de resultaten van de onderzoeken naar de luchtkwaliteit verwezen naar de toelichting bij het bijgevoegde Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel 2008 (bijlage 2) jo. het Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (bijlage 1, blz. 63-70) en naar de toelichting bij het bijgevoegde Tracébesluit Westrandweg (bijlage 3, blz. 48-61). De stukken betreffende de luchtkwaliteitsonderzoeken zijn als bijlagen 24-46 bij deze bestemmingsplantoelichting gevoegd.
Om aan de luchtkwaliteitseisen te voldoen wordt onder meer voorzien in de aanleg van luchtschermen en overkappingen. Het bestemmingsplan maakt de realisering van deze voorzieningen mogelijk.
Hoofdstuk 8 Externe Veiligheid
8.1 Algemeen
Het gaat bij externe veiligheid om het binnen aanvaardbare grenzen houden van risico's bij onder meer het vervoer van gevaarlijke stoffen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico betreft de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven met risicocontouren langs een vervoersas.
Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Er is ten behoeve van beide tracébesluiten onderzoek naar de externe veiligheid verricht.
8.2 Resultaten Onderzoek
Adviesgroep AVIV heeft onderzoek gedaan naar de externe veiligheid voor het traject van de 2e Coentunnel c.a. In dit deelonderzoek zijn de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen voor de omgeving geïnventariseerd en getoetst aan de geldende normering. Er is vastgesteld dat er op sommige gedeelten een toename zal zijn van het groepsrisico en op andere gedeelten een afname. Een uitgebreidere verantwoording van het groepsrisico voor de A10-west wordt daarom niet nodig geacht. Het plaatsgebonden risico is langs de beoordeelde weggedeelten kleiner dan de grenswaarde.
Er wordt voor de resultaten van het onderzoek verwezen naar de toelichting bij het Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding (bijlage 1 bij deze bestemmingsplantoelichting, blz. 80-82). Het volledige onderzoek is als bijlage 47 bij deze toelichting gevoegd.
Er is in 2004 ten behoeve van de Trajectnota/MER Westrandweg onderzoek gedaan naar het groepsrisico. Uit dit onderzoek is gebleken dat langs de Westrandweg zelf sprake zal zijn van een groepsrisico beneden de oriëntatiewaarde. De toename van het groepsrisico ter plekke vloeit voort uit het feit dat hier momenteel geen weg is, zodat er nu dan ook geen sprake is van enig groepsrisico. Het groepsrisico op omliggende wegen zal deels toenemen en zal deels afnemen. De afname is zo substantieel dat per saldo de beschikbaarheid van de Westrandweg voor vervoer van gevaarlijke stoffen zal leiden tot een positief effect op het groepsrisico. Het zogenaamde gesommeerde groepsrisico voor de routestructuur als geheel ligt mèt Westrandweg aanzienlijk lager dan zonder Westrandweg. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico zal niet worden overschreden.
Er kan worden verwezen naar de toelichting bij het Tracébesluit Westrandweg (bijlage 3 bij deze bestemmingsplantoelichting, blz. 62-63). De Trajectnota/MER Westrandweg is ook als bijlage 21 bij deze toelichting gevoegd.
Voorts kan nog melding worden gemaakt van het feit dat er maatregelen zijn/worden getroffen op de plekken waar de wegtracés samenvallen met leidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen:
- De gasleiding ten noorden van Teleport en ten oosten van de A10 is verlegd naar de andere kant van de A10;
- De kruisingen van gasleidingen met de aarden baan van het Westrandwegtracé zijn door een boring extreem diep gelegd (tientallen meters), zodat zettingen geen invloed hebben op deze leidingen. Daarmee is ook het groepsrisico ter plaatse gedaald tot vrijwel nul.
Hoofdstuk 9 Bodem
9.1 Algemeen
Het is van belang bij het toekennen van bestemmingen aan gronden te weten wat de kwaliteit van de bodem is. Er worden voor gevoelige bestemmingen hogere eisen aan de bodemkwaliteit gesteld dan voor wat betreft niet-gevoelige bestemmingen zoals verkeersdoeleinden. Of een eventuele verontreiniging acceptabel is hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden.
Het adviesbureau CSO heeft in opdracht van Rijkswaterstaat, directie Noord-Holland, een verkennend (historisch) bodemonderzoek uitgevoerd voor zowel het tracé voor de 2e Coentunnel als het tracé voor de Westrandweg.
9.2 Resultaten Onderzoek
Gezien de lengte en de ligging van het gehele tracé is de bodemkwaliteit van dit tracé divers. In verschillende gedeelten van het tracé zijn bodemverontreinigingen met minerale olie aangetroffen. Er is in een gedeelte van het tracé verontreiniging met arseen in de bodem en het grondwater aangetroffen. In deze gebieden vindt sanering plaats.
Het bovengenoemde rapport heeft verder geen dusdanige informatie opgeleverd dat aangenomen moet worden dat de bodemkwaliteit een belemmering voor de aanleg van de Westrandweg en de 2e Coentunnel c.a. zal opleveren. Het bodemonderzoek is verwoord in een adviesrapport (zie bijlage 48 bij deze toelichting).
Er hebben ook in de voorbereiding voor de uitvoering nog diverse bodemonderzoeken plaatsgevonden. Deze onderzoeken hebben geen belemmeringen voor de uitvoering van de tracébesluiten c.q. het bestemmingsplan aan het licht gebracht.
Hoofdstuk 10 Water
10.1 Algemeen
Op grond van artikel3.1.6, lid b, van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen over de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit is de zogenaamde waterparagraaf. Er zijn voor beide tracébesluiten waterparagrafen opgesteld.
10.2 Resultaten Onderzoek
Er kan kortheidshalve worden verwezen naar het Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (bijlage 1, blz. 34) jo. de toelichting bij het tracébesluit (bijlage 1, blz. 70-74) en naar het Tracébesluit Westrandweg (bijlage 3, blz. 22) jo. de toelichting bij het tracébesluit (bijlage 3, blz. 76-77).
Er zal onder meer worden voorzien in oppervlaktewater ter compensatie van de toename van de oppervlakte verharding. Er zullen ook watergangen moeten worden verlegd. Het bestemmingsplan maakt de uitvoering van de noodzakelijke maatregelen mogelijk.
De waterparagrafen zijn als bijlagen toegevoegd aan de tracébesluiten en tevens als bijlagen 49 en 50 aan deze bestemmingsplantoelichting toegevoegd.
Fig 5: Impressie Westrandweg over de Ringvaart Haarlemmermeer
(gemeentegrens Amsterdam/Haarlemmermeer)
gezien vanuit westen
10.3 Regeling Waterkeringen
De Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie (vastgesteld door Provinciale Staten Noord Holland 21 juni 2010) schrijft voor waaraan onder meer bestemmingsplannen moeten voldoen. De artikelen 29 en 30 van de verordening strekken ertoe om de waterkerende functie van de dijklichamen te beschermen en om tevens andere ruimtelijke ontwikkelingen op en nabij de waterkeringen niet onmogelijk te maken. Voor primaire en regionale keringen zijn zones benoemd die op plankaarten van bestemmingsplannen opgenomen dienen te worden.
Waterkeringen zijn kunstmatige hoogten en natuurlijke hoogten (hoge gronden) die een waterkerende functie hebben, met inbegrip van daarin of daaraan aangebrachte werken. De waterkeringen zijn van waterhuishoudkundig belang. Zij beschermen lager gelegen gronden in het gebied tegen overstroming door (boezem)wateren met een hoger peilniveau.
De waterkeringen die in het beheer zijn van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, zijn vastgelegd op de Keurkaart en Legger. De primaire en secundaire waterkeringen (incl. beschermingszones van resp. 100 m en 40 m aan weerszijden van de waterkeringen) die binnen het plangebied liggen, zijn met de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" op de plankaart aangegeven zonder nadere regeling in de planregels. De dubbelbestemming voor de waterkering c.a. geldt signalerend.
Werkzaamheden op, in of nabij waterkeringen kunnen aan restricties onderhevig zijn. Dergelijke werkzaamheden zijn mogelijk (water)vergunningsplichtig. Er kan met een (water)vergunning ontheffing worden verkregen voor bepaalde werkzaamheden in de kern-, beschermings- en buitenbeschermingszone van waterkeringen. Het kan daarbij met name gaan om werkzaamheden in de ondergrond zoals graven, heien en grondwateronttrekkingen. Het waterschap Amstel, Gooi en Vecht is terzake bevoegd.
Hoofdstuk 11 Natuur
11.1 Algemeen
De effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op beschermde natuurgebieden en beschermde soorten moeten worden onderzocht en getoetst aan de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). Daarnaast zijn waardevolle gebieden uit de ecologische hoofdstructuur beschermd op basis van beleid zoals het Structuurschema Groene Ruimte of het provinciale ecologische beleid. Een en ander is in een aantal onderzoeken bezien.
11.2 Resultaten Onderzoek
Er kan kortheidshalve worden verwezen naar het Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (bijlage 1, blz. 35-36) jo. de toelichting bij het tracébesluit (bijlage 1, blz. 74-79) en naar het Tracébesluit Westrandweg (bijlage 3, blz. 20-21) jo. de toelichting bij het tracébesluit (bijlage 3, blz. 69-73).
Er wordt voor de volledige natuurtoetsen verwezen naar de desbetreffende bijlagen bij de tracébesluiten. De rapportages zijn ook als bijlagen 51 en 52 aan deze bestemmingsplantoelichting toegevoegd.
Er zullen onder meer op een aantal plaatsen ecologische verbindingszones in de vorm van faunatunnels, faunapassages en ecoduikers worden aangelegd. Tevens worden op een enkele plek lichtafschermende voorzieningen gerealiseerd. Waardevolle beplanting die verloren zal gaan, zal worden gecompenseerd. Er zal in de Osdorper Binnenpolder Noord westelijk van de Westrandweg een nieuw moerasgebied ter grootte van 12 ha worden gerealiseerd ter compensatie van de aantasting van de natuurlijke waarden van het moeras-/natuurgebied "De Kluut". Het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van de diverse compenserende en mitigerende maatregelen.
De (toenmalige) Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft de ontheffing verleend die in verband van de aanwezigheid van de beschermd soorten (in casu rugstreeppad en rietorchis) op grond van de Flora- en Faunawet vereist is (zie bijlage 53 bij deze toelichting).
Hoofdstuk 12 Landschap
12.1 Algemeen
Er wordt in de Tracéwet bepaald dat een (ontwerp-)tracébesluit een beschrijving dient te bevatten van de wijze waarop de inpassing van de aan te leggen weg zal geschieden en welke zonodig te treffen compenserende maatregelen zullen worden genomen.
12.2 Resultaten Onderzoek
De landschappelijke inpassing komt aan de orde in het Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (bijlage 1, blz. 34-35) jo. de toelichting bij het tracébesluit (bijlage 1, blz. 79-80) en in de toelichting bij het Tracébesluit Westrandweg (bijlage 3, blz. 66-68).
Er kan ook worden verwezen naar het Landschapsplan behorende bij de toelichting van het Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel. Dit landschapsplan is als bijlagen 54-58 aan deze toelichting toegevoegd.
Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de Capaciteitsuitbreiding Coentunnel is gekozen voor drie verschillende profielen al naar gelang sprake is van een stedelijke omgeving, een bedrijfsomgeving of een landelijke omgeving. Het betreft de wijze van inrichting en beplanting van taluds en bermen, alsmede het al dan niet gebruiken van geluidsschermen. Voorts is er in dit verband aandacht voor ecologische voorzieningen en waterhuishoudkundige maatregelen.
Er kan verder worden verwezen naar het Landschapsplan behorende bij de toelichting van het Tracébesluit Westrandweg. Dit landschapsplan is als bijlage 59 aan deze toelichting toegevoegd.
Er is voor wat betreft de inpassing van de Westrandweg (die geheel verhoogd zal worden aangelegd) in het landschap sprake van vier verschillende uitgangspunten, zo wordt vermeld in de toelichting op het Tracébesluit Westrandweg. Er wordt verder een aantal ontwerpuitgangspunten geformuleerd met betrekking tot de vormgeving en de inrichting van de taluds. Bestaande sloot- en kavelpatronen zullen zoveel mogelijk worden gehandhaafd. In het poldergebied zal de weg deels door een dijk aan het zicht worden onttrokken. Vormgeving van kunstwerken en andere gebouwde voorzieningen zullen zoveel mogelijk aansluiten bij die van het reeds aangelegde zuidelijke deel van de Westrandweg (rijksweg A5 tussen de knooppunten Raasdorp en De Hoek in de gemeente Haarlemmermeer).
Het bestemmingsplan maakt de beoogde maatregelen van ruimtelijke aard mogelijk.
Hoofdstuk 13 Cultuurhistorie En Archeologie
13.1 Algemeen
Het binnen een plangebied aanwezige cultuurhistorische erfgoed moet zoveel mogelijk worden behouden en vormt zo mogelijk de basis voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In gebieden waar archeologische waarden voorkomen, of een reële verwachting bestaat dat deze aanwezig zijn, zal hiermee rekening moet worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het kan daarbij gaan om ingevolge de Monumentenwet beschermde terreinen, om terreinen van groot archeologisch belang (volgens de Archeologische Monumenten Kaart) of om terreinen met reële archeologische verwachtingswaarden (volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden).
13.2 Resultaten Onderzoek
De archeologische waarden komen aan de orde in de toelichting bij het Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (bijlage 1, blz. 70) en in de toelichting bij het Tracébesluit Westrandweg (bijlage 3, blz. 64-65).
Uit bureauonderzoek is gebleken dat niet uitgesloten kan worden dat zich ter plaatse van het gebied waarop de Capaciteitsuitbreiding Coentunnel betrekking heeft, waardevolle vindplaatsen bevinden. De natuurlijke bodemopbouw is overwegend intact. De bodem is echter afgedekt met een dikke laag bouwzand die is opgeworpen tijdens de aanleg van de A10. De ingrepen voor de aanleg van de Tweede Coentunnel en het graven van watergangen en -partijen zullen reiken tot in de natuurlijke bodem. Er is in overleg met de toenmalige Rijksdienst Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (thans Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) geconstateerd dat aanvullend onderzoek niet noodzakelijk is.
Er is in het kader van de Trajectnota/MER Westrandweg onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn (zie bijlage 21 bij deze toelichting, blz. 55-59). Daarin is geconcludeerd dat bij de kruising van het toekomstige tracé van de Westrandweg met de Osdorperweg een hoge verwachting geldt voor waardevolle vindplaatsen. Dit betreft een ontginningsas uit de 11e eeuw. Er is daar inventariserend archeologisch veldonderzoek gedaan. Zo is geïnventariseerd of zich onder of langs de Osdorperweg eventueel archeologische resten bevinden. Op basis van de onderzoeksresultaten achtten zowel de stadsarcheoloog van de gemeente Amsterdam als de toenmalige Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (inmiddels Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) een vervolgonderzoek niet noodzakelijk (zie bijlage 60 bij deze toelichting).
Hoofdstuk 14 Luchthavenindelingbesluit Schiphol
Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol kent een beperkingengebied. Het onderhavige plangebied is deels in dit beperkingengebied gelegen.
Het bestemmingsplan is niet in strijd met de hoogtebeperkingen ingevolge het Luchthavenindelingbesluit. Het plan is evenmin in strijd met de beperkingen ingevolge het Luchthavenindelingbesluit waar het gaat om geluidhinder en externe veiligheid.
Er zijn verder in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol gronden aangewezen waar beperkingen zijn gesteld aan functies die vogels aantrekken. Het gaat daarbij onder meer om de realisering van moerasgebieden groter dan 3 hectare. Deze dienen als locaties met voedselaanbod en/of als rust- of slaapplaats en kunnen dientengevolge grote vogelconcentraties aantrekken met alle risico's vandien voor de luchtvaart. Er is in artikel 2.2.3 van het Luchthavenindelingbesluit bepaald dat dergelijke nieuwe functies niet zijn toegestaan binnen het in het besluit nader aangegeven gebied. De realisering van een moerasgebied groter dan 3 ha is daar slechts toegestaan na een verklaring van geen bezwaar van de (voormalige) Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de (voormalige) Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, ingevolge artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
Het bestemmingsplan voorziet in de realisering van een nieuw moerasgebied met een oppervlakte van circa 12 ha in verband met de aantasting van het moeras-/natuurgebied "De Kluut". Het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van deze compenserende en mitigerende maatregel in het westelijke deel van de Osdorper Binnenpolder (westelijk van de Westrandweg). Deze lokatie is gelegen binnen het desbetreffende beperkingengebied ingevolge het Luchthavenindelingbesluit.
Ten behoeve van de vereiste verklaring van geen bezwaar op grond van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol is een fauna-effectstudie opgesteld (zie Bijlage 61 Fauna-effectstudie De Kluut II). De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft bij besluit van 29 november 2010 op basis van de fauna-effectstudie de verklaring van geen bezwaar verleend (zie Bijlage 62 Verklaring van geen bezwaarLuchthavenindelingbesluit Schiphol).
Fig 6: Impressie tweede Coentunnel
Hoofdstuk 15 Juridische Planbeschrijving
15.1 Algemeen
Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (van het (voormalige) Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer).
Het bestemmingsplan is te raadplegen op internet. Op deze wijze is het bestemmingsplan voor iedereen toegankelijk. Daarnaast is zoals gebruikelijk een "papieren plan" beschikbaar.
15.2 Artikelgewijze Toelichting
Het (juridisch deel van het) bestemmingsplan bestaat uit een plankaart en planregels, vergezeld van een toelichting. De (digitale) plankaart visualiseert de bestemmingen. De plankaart vormt samen met de regels het bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De toelichting heeft geen bindende werking. De toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemmingen en de regels.
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit vier onderdelen.
15.2.1 Inleidende regels
In het eerste hoofdstuk (Inleidende regels) worden de in de regels gehanteerde begrippen en de wijze van meten gedefinieerd. Het is de bedoeling begrippen in de regels te verklaren en eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten dienen te worden vastgesteld.
15.2.2 Bestemmingsregels
In het tweede onderdeel (Bestemmingsregels) zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op de verschillende bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Dit betreft de volgende bestemmingen.
15.2.3 Algemene regels
Het derde deel (Algemene regels) omvat een aantal regels die niet op een bepaalde bestemming betrekking hebben, maar die van toepassing zijn op het gehele plangebied of betrekking hebben op meerdere bestemmingen. Het gaat daarbij onder meer om bouwregels, gebruiksregels en procedureregels. Er is ook een artikel gewijd aan de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - tijdelijke bouwzone".
15.2.4 Overgangs- en slotregels
Het laatste deel van de regels omvat de overgangsbepalingen (voor wat betreft de met voorliggende bestemmingsplan strijdige bouwwerken en het met het voorliggende plan strijdige gebruik), alsmede de slotbepaling die de naam vermeldt waaronder het plan kan worden aangehaald.
Hoofdstuk 16 Economische Uitvoerbaarheid
16.1 Algemeen
Het Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) maakte in 2000 extra investeringen in het Noord-Hollandse hoofdwegennet mogelijk. Op verzoek van de regionale overheden werd een groot deel van dat budget gereserveerd voor de aanleg van de Tweede Coentunnel en de aanleg van de Westrandweg.
De werkzaamheden voor de bouw van de Tweede Coentunnel c.a. worden uitgevoerd door de Coentunnel Company, een combinatie van een aantal bouwbedrijven. Het werk is door Rijkswaterstaat uitbesteed via een zogenaamd DBFM-contract (Design, Build, Finance, Maintain) met een looptijd van 30 jaar. De opdrachtnemer verzorgt niet alleen het ontwerp en realisatie van de tunnel, maar ook de financiering en het onderhoud. De Coentunnel Company financiert de werkzaamheden voor eigen rekening en krijgt haar inkomsten uit de toekomstige beschikbaarheidsvergoeding voor het wegstelsel en een eenmalige betaling bij oplevering.
De Combinatie Westpoort, eveneens een samenwerkingsverband tussen een aantal aannemers, heeft de opdracht gekregen voor het ontwerp en de realisatie van de Westrandweg te Amsterdam (inclusief alle benodigde mitigerende maatregelen in het kader van waterhuishouding, ecologische maatregelen, verlegging van kabels en leidingen etc.). Er is met de Combinatie Westpoort een zogenaamd D&B-contract (Design & Build) afgesloten.
16.2 Schaderegeling
De Minister van Verkeer en Waterstaat (thans Infrastructuur en Milieu) kent de belanghebbende die schade lijdt of zal lijden als gevolg van de tracébesluiten, op zijn verzoek een schadevergoeding toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd. De Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 is van toepassing.
Hoofdstuk 17 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
17.1 Overleg Met Betrokken Overheden (Art. 3.1.1. Bro)
Gelet op het feit dat het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend een op grond van de Tracéwet verplichte "vertaling" is van de onherroepelijke tracébesluiten Capaciteitsuitbreiding Coentunnel en Westrandweg waarover uitvoerig overleg is gevoerd met diverse instanties, is ervoor gekozen af te zien van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening in de gebruikelijke vorm.
Het voorontwerpbestemmingsplan is nog wel voorgelegd aan de betrokken stadsdelen en Haven Amsterdam. De reacties zijn grotendeels verwerkt. Er heeft voorts een aantal malen overleg plaatsgevonden met Rijkswaterstaat, directie Noord-Holland, over de afstemming van het bestemmingsplan op de beide tracébesluiten. Tenslotte is het ontwerpbestemmingsplan voorafgaande aan de ter inzage legging daarvan toegezonden aan de provincie Noord-Holland en aan de VROM-inspectie.
17.2 Behandeling Van Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 27 mei 2010 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.
Fig 7: Impressie tweede Coentunnel
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen Bestemmingsplan Westrandweg - 2e Coentunnel
Bijlage 1 Staat van Inrichtingen bestemmingsplan Westrandweg - 2e Coentunnel
Bijlage 1 Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel
Bijlage 1 Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel
Bijlage 2 Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel 2008
Bijlage 2 Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel 2008
Bijlage 3 Tracébesluit Westrandweg
Bijlage 3 Tracébesluit Westrandweg
Bijlage 4 Overzichtskaart Situering Capaciteitsuitbreiding Coentunnel
Bijlage 4 Overzichtskaart situering Capaciteitsuitbreiding Coentunnel
Bijlage 5 Overzichtskaart Situering Westrandweg
Bijlage 5 Overzichtskaart situering Westrandweg
Bijlage 6 Verkeersonderzoek
Bijlage 7 Trajectnota/mer Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (1)
Bijlage 7 Trajectnota/MER Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (1)
Bijlage 8 Trajectnota/mer Capacteitsuitbreiding Coentunnel (2)
Bijlage 8 Trajectnota/MER Capacteitsuitbreiding Coentunnel (2)
Bijlage 9 Trajectnota/mer Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (3)
Bijlage 9 Trajectnota/MER Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (3)
Bijlage 10 Trajectnota/mer Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (4)
Bijlage 10 Trajectnota/MER Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (4)
Bijlage 11 Trajectnota/mer Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (5)
Bijlage 11 Trajectnota/MER Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (5)
Bijlage 12 Trajectnota/mer Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (6)
Bijlage 12 Trajectnota/MER Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (6)
Bijlage 13 Trajectnota/mer Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (7)
Bijlage 13 Trajectnota/MER Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (7)
Bijlage 14 Trajectnota/mer Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (8)
Bijlage 14 Trajectnota/MER Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (8)
Bijlage 15 Trajectnota/mer Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (9)
Bijlage 15 Trajectnota/MER Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (9)
Bijlage 16 Trajectnota/mer Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (10)
Bijlage 16 Trajectnota/MER Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (10)
Bijlage 17 Trajectnota/mer Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (11)
Bijlage 17 Trajectnota/MER Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (11)
Bijlage 18 Trajectnota/mer Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (12)
Bijlage 18 Trajectnota/MER Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (12)
Bijlage 19 Trajectnota/mer Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (13)
Bijlage 19 Trajectnota/MER Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (13)
Bijlage 20 Trajectnota/mer Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (14)
Bijlage 20 Trajectnota/MER Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (14)
Bijlage 21 Trajectnota/mer Westrandweg
Bijlage 21 Trajectnota/MER Westrandweg
Bijlage 22 Akoestisch Onderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel
Bijlage 22 Akoestisch onderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel
Bijlage 23 Akoestisch Onderzoek Westrandweg
Bijlage 23 Akoestisch onderzoek Westrandweg
Bijlage 24 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (1)
Bijlage 24 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (1)
Bijlage 25 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (2)
Bijlage 25 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (2)
Bijlage 26 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (3)
Bijlage 26 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (3)
Bijlage 27 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (4)
Bijlage 27 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (4)
Bijlage 28 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (5)
Bijlage 28 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (5)
Bijlage 29 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (6)
Bijlage 29 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (6)
Bijlage 30 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (7)
Bijlage 30 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (7)
Bijlage 31 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (8)
Bijlage 31 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (8)
Bijlage 32 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (9)
Bijlage 32 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (9)
Bijlage 33 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (10)
Bijlage 33 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (10)
Bijlage 34 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (11)
Bijlage 34 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (11)
Bijlage 35 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (12)
Bijlage 35 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (12)
Bijlage 36 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (13)
Bijlage 36 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (13)
Bijlage 37 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (14)
Bijlage 37 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (14)
Bijlage 38 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (15)
Bijlage 38 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (15)
Bijlage 39 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (16)
Bijlage 39 Luchtkwaliteitsonderzoek Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (16)
Bijlage 40 Luchtkwaliteitsonderzoek Westrandweg (1)
Bijlage 40 Luchtkwaliteitsonderzoek Westrandweg (1)
Bijlage 41 Luchtkwaliteitsonderzoek Westrandweg (2)
Bijlage 41 Luchtkwaliteitsonderzoek Westrandweg (2)
Bijlage 42 Luchtkwaliteitsonderzoek Westrandweg (3)
Bijlage 42 Luchtkwaliteitsonderzoek Westrandweg (3)
Bijlage 43 Luchtkwaliteitsonderzoek Westrandweg (4)
Bijlage 43 Luchtkwaliteitsonderzoek Westrandweg (4)
Bijlage 44 Luchtkwaliteitsonderzoek Westrandweg (5)
Bijlage 44 Luchtkwaliteitsonderzoek Westrandweg (5)
Bijlage 45 Luchtkwaliteitsonderzoek Westrandweg (6)
Bijlage 45 Luchtkwaliteitsonderzoek Westrandweg (6)
Bijlage 46 Luchtkwaliteitsonderzoek Westrandweg (7)
Bijlage 46 Luchtkwaliteitsonderzoek Westrandweg (7)
Bijlage 47 Onderzoek Externe Veiligheid Capaciteitsuitbreiding Coentunnel
Bijlage 47 Onderzoek externe veiligheid Capaciteitsuitbreiding Coentunnel
Bijlage 48 Bodemonderzoek
Bijlage 49 Watertoets Capaciteitsuitbreiding Coentunnel
Bijlage 49 Watertoets Capaciteitsuitbreiding Coentunnel
Bijlage 50 Watertoets Westrandweg
Bijlage 50 Watertoets Westrandweg
Bijlage 51 Natuurtoets Capaciteitsuitbreiding Coentunnel
Bijlage 51 Natuurtoets Capaciteitsuitbreiding Coentunnel
Bijlage 52 Natuurtoets Westrandweg
Bijlage 52 Natuurtoets Westrandweg
Bijlage 53 Ontheffing Flora- En Faunawet
Bijlage 53 Ontheffing Flora- en Faunawet
Bijlage 54 Landschapsplan Capaciteitsuitbreiding Coentunnel
Bijlage 54 Landschapsplan Capaciteitsuitbreiding Coentunnel
Bijlage 55 Landschapsplan Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (1)
Bijlage 55 Landschapsplan Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (1)
Bijlage 56 Landschapsplan Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (2)
Bijlage 56 Landschapsplan Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (2)
Bijlage 57 Landschapsplan Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (3)
Bijlage 57 Landschapsplan Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (3)
Bijlage 58 Landschapsplan Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (4)
Bijlage 58 Landschapsplan Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (4)
Bijlage 59 Landschapsplan Westrandweg
Bijlage 59 Landschapsplan Westrandweg
Bijlage 60 Archeologisch Onderzoek Westrandweg/osdorperweg
Bijlage 60 Archeologisch onderzoek Westrandweg/Osdorperweg
Bijlage 61 Fauna-effectstudie De Kluut Ii
Bijlage 61 Fauna-effectstudie De Kluut II
Bijlage 62 Verklaring Van Geen Bezwaar Luchthavenindelingbesluit Schiphol
Bijlage 62 Verklaring van geen bezwaar Luchthavenindelingbesluit Schiphol