KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Water
Artikel 6 Wonen
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Planvorm
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Bestaande Situatie En Uitgangspunten
2.2 Toekomstige Situatie Middengebied Kolenkitbuurt
2.3 Toekomstige Situatie Blok 5
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees En Rijksbeleid
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Stadsdeelbeleid
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Bodem
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Water
4.4 Ecologie
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Geluid
4.7 Milieuzonering
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Duurzaamheid
4.10 Verkeer
4.11 Planologisch Relevante Leidingen
4.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleidende Regels
5.2 Bestemmingsregels
5.3 Algemene Regels
5.4 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Inspraak
6.2 Overleg
6.3 Zienswijzen
6.4 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 1 Uitwerkingsplan Middengebied Kolenkitbuurt Amsterdam West
Bijlage 2 Externe Veiligheid
Bijlage 3 Archeologie
Bijlage 4 Water
Bijlage 5 Natuur
Bijlage 6 Verkeer
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek, Geluidluwe Gevel Blok 5
Bijlage 9 Overlegreacties Ex Artikel 3.1.1 Bro
Bijlage 10 Zienswijzen
Bijlage 11 Besluit Hogere Grenswaarden
Bijlage 12 Bestemmingsplan In Pdf-formaat, Toelichting-regels-bijlagen

Kolenkitbuurt Blok 5

Bestemmingsplan - Gemeente Amsterdam

Vastgesteld op 18-12-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kolenkitbuurt Blok 5 van de gemeente Amsterdam.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0363.E1202BPSTD-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingsgrens:

de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan.

1.8 bijzondere bouwlaag:

kelder, souterrain, kap, dakopbouw.

1.9 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van bijzondere bouwlagen.

1.10 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.11 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.12 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.13 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van zaken aan in hoofdzaak personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van ondergeschikte horeca.

1.14 dienstverlenend bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen zoals bijvoorbeeld een kantoor, uitzendbureau, reisbureau, kapper, schoonheidssalon, fysiotherapeut en internetcafé, etc.

1.15 eerste bouwlaag / plint:

de volledige bouwlaag op of boven peil.

1.16 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.17 geluidgevoelig object:

woningen alsmede andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (hierna:"Wgh") en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder.

1.18 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.19 kinderopvangvoorziening:

kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, peuterspeelzaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening

1.20 praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis / bedrijf aan huis:

dienstverlening, webwinkel of bedrijf uitsluitend zijnde categorie A uit de Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging, waarbij:

  1. a. in overwegende mate de woonfunctie behouden blijft;
  2. b. deze een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die geen onevenredige afbreuk doet aan de woonfunctie.

1.21 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.22 scootsafe:

constructie voor de stalling van een scootmobiel of een daarmee te vergelijken hulpmiddel voor invaliden en mindervaliden;

1.23 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.24 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging:

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals de lijst is opgenomen in deeluitmakende van deze regels.

1.25 verkeersareaal:

gronden die in gebruik zijn als verkeersruimte voor al dan niet gemotoriseerd verkeer, bestaande uit rijwegen, fiets- en voetpaden.

1.26 waterbouwkundige kunstwerken:

kunstwerken, verband houdend met het gebruiksmogelijkheden van het water, zoals steigers, remmingswerken, afmeervoorzieningen, kades en bruggen.

1.27 waterhuishoudkundige voorzieningen:

werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterhuishouding, zoals dammen, dijken, sluizen en beschoeiingen.

1.28 winkelvloeroppervlak:

de verkoopruimte, d.w.z. het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van (het bruto oppervlak van) een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa's.

1.29 woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, dan wel voor bijzondere woonvormen zoals woongroepen en vergelijkbare onzelfstandige woonvormen, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten en waaronder mede begrepen short stay en zorgwoningen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.6 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. water(berging);
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. straatmeubilair;
  5. e. verkeersareaal;
  6. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. waterbouwkundige kunstwerken.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. de hoogte van speelvoorzieningen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals ballenvangers, niet meer mag bedragen dan 6 m
  2. b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 1 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken als parkeerplaats voor motorvoertuigen.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeersareaal;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. water;
  5. e. in- en uitritten.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 5 m.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water(berging);
  2. b. oevervoorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. waterhuishoudkundige werken;
  5. e. waterbouwkundige kunstwerken.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden deze gronden te gebruiken of te laten gebruiken als ligplaats of aanlegplaats van woonschepen.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen en in samenhang daarmee het uitoefenen van een praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis / bedrijf aan huis;
  2. b. bedrijven, zoals opgenomen in de categoriën A en B van de als bijlage 1 bij deze regels behorende Staat van Bedrijven functiemenging, uitsluitend in de plint;
  3. c. tuinen en erven;
  4. d. verkeersareaal;
  5. e. parkeervoorzieningen, uitsluitend ten behoeve van het gebruik zoals genoemd in sub a en b;
  6. f. groenvoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. voor de functies genoemd in lid 6.1 sub b geldt een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 60 m2 per vestiging.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemmingen, tevens bestemd voor

  1. a. dijken;
  2. b. kaden;
  3. c. dijksloten;
  4. d. andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien daarvoor een omgevingsvergunning door het bevoegd gezag is verleend.
  2. b. Het bevoegd gezag is bevoegd omgevingsvergunning te verlenen indien het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.
  3. c. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige voorschriften.

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:

  1. a. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  2. b. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  3. c. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken voor:

  1. d. speelautomatenhallen;
  2. e. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet;
  3. f. de opslag van consumentenvuurwerk;
  4. g. beluizen, belwinkels en geldwisselkantoren;
  5. h. prostitutie, prostitutiebedrijf en massagesalons.

9.2 Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  1. a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 9.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige voorschriften mag worden gebruikt;
  2. b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
  3. c. het uitoefenen van detailhandel voorzover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de regels is toegestaan, mits:
    1. 1. de detailhandelsoppervlakte maximaal 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt met een maximum van 100 m2 winkelvloeroppervlak;
    2. 2. de ondergeschikte detailhandel plaatsvindt in een zichtbaar afgebakende ruimte en de overige ruimte niet toegankelijk is voor consumenten.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 Geluidzone - industrie

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Geringe afwijkingen

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in het plan voor:
    1. 1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
    2. 2. het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen, met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m en een grondoppervlak van ten hoogste 20 m²;
    3. 3. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, beeldende kunstuitingen, straatmeubilair, vrijstaande muren, trapconstructies, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en geluidswerende en windhinderbeperkende voorzieningen;
    4. 4. het overschrijden van bebouwingsgrenzen met ten hoogste 2 m ten behoeve van de bouw bordessen, buitentrappen, erkers, balkons, galerijen, luifels, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte delen van gebouwen.
  2. b. Afwijking is niet toegestaan indien daarvoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegevens gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken slechts voorzover het voor de uitvoering van het plan strikt noodzakelijk is.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het dagelijks bestuur kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten einde een overschrijding van bestemmingsgrenzen toe te staan, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

12.2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag is bevoegd de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten te wijzigen door:

  1. a. aan de Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijven en/of bedrijfssoorten toe te voegen;
  2. b. in de Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen bedrijven en bedrijfssoorten in te delen in een andere categorie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

13.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10%.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kolenkitbuurt Blok 5.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Kolenkitbuurt is een stedelijk vernieuwingsgebied in Amsterdam West, waarvoor in 2003 een vernieuwingsplan is vastgesteld. Onder de noemer 'stedelijkheid in de luwte' wordt het gebied getransformeerd in een moderne woonwijk voor stedelijk gerichte huishoudens (zowel een- en tweepersoons huishoudens als kleine gezinnen). Veel aandacht is gegeven aan het ontwikkelen van een gedifferentieerde, veilige en kindvriendelijke openbare ruimte. Zo vormt het Middengebied straks een goed en goedkoper alternatief voor Amsterdam binnen de ring.

Woningstichting Eigen Haard heeft in samenspraak samen met het stadsdeel West een uitwerkingsplan voor het Middengebied van de Kolenkitbuurt opgesteld. Opgave in dit uitwerkingsplan is een (brede) schoolontwikkeling, een ruim, nieuw en gevarieerd woningaanbod en een vernieuwd concept voor de openbare ruimte. Deze nieuwe ontwikkelingen passen niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Met dit bestemmingsplan wordt een juridisch en planologisch kader geboden voor een deel van de voorgenomen ontwikkelingen. Het uitwerkingsplan is 17 april 2012 vastgesteld (zie bijlage 1).

Het totale Middengebied wordt gefaseerd gerealiseerd. Volgens het principe 'eerst bouwen, dan slopen' krijgen de bewoners van het Middengebied de mogelijkheid om te verhuizen naar opgeleverde nieuwbouwwoningen in de directe omgeving. Het streven is om ten minste de helft van de huidige huurders een nieuwbouwwoning in of nabij de Kolenkitbuurt aan te kunnen bieden. De sloop in het Middengebied gebeurt in twee fases. In de eerste fase wordt een deel van de bestaande woningen gesloopt. Een deel van de bewoners van die woningen kan verhuizen naar nieuwe woningen in het plangebied, bouwfase 1: Blok 5 Ringspoorzone, een deel naar nieuwbouw buiten de Kolenkitbuurt en/of naar bestaande woningen. In sloopfase 2 en 3 kunnen de bewoners verhuizen naar de nieuwbouw die dan inmiddels heeft plaatsgevonden in het gebied. Vanuit deze gefaseerde realisatie is het van belang, dat er voor de nieuwbouw van het zogenaamde blok 5 tijdig een bestemmingsplan in werking treedt zodat er een titel is om de omgevingsvergunnning voor het bouwen te verlenen.

Het plangebied Blok 5 is integraal onderdeel van het Uitwerkingsplan voor het Middengebied. Er wordt echter vanuit het belang voor de fasering een apart bestemmingsplan voor dit blok opgesteld, zodat risico op vertraging vanwege bezwaren tegen andere onderdelen van het plan wordt voorkomen.

Op 10 mei 2011 heeft de stadsdeelraad de nota Globaal en flexibel bestemmen vastgesteld en tot uitgangspunt gemaakt voor nieuw op te stellen bestemmingsplannen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen streeft het stadsdeel West naar een goed evenwicht tussen rechtszekerheid van burgers en het bedrijfsleven enerzijds en de flexibiliteit om in te kunnen spelen op maatschappelijke- en marktontwikkelingen anderzijds. Een belangrijke doelstelling is dat mensen zoveel mogelijk een wooncarrière kunnen maken in het stadsdeel en dat er voor ondernemers ruimte is om op nieuwe ontwikkelingen in te spelen. Het bestuur wil daarom bestemmingsplannen globaler en flexibeler maken, zodat de combinatie van werken, wonen en ondernemen gemakkelijker kan worden gemaakt.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van bestemmingsplan Kolenkitbuurt Blok 5 wordt globaal begrensd door het Johan Cruyffcourt, de Withzanglaan en de watergang langs het spoor. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.E1202BPSTD-VG01_0001.png"

Figuur 1.1: Globale begrenzing plangebied, de grenzen van het plangebied zijn met rood aangegeven

Het plangebied bestaat momenteel uit een pad, groenvoorzieningen en een deel van de bestaande bebouwing.

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan Kolenkitbuurt, vastgesteld op 17 januari 2007 door de stadsdeelraad Bos en Lommer (thans West) en op 4 september 2007 goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland.

1.4 Planvorm

Met dit bestemmingsplan wordt de voorgenomen ontwikkelingen van Blok 5 in het Middengebied mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan biedt een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling, met voldoende waarborging voor het behoud van de beoogde ruimtelijke kwaliteit, maar ook ruimte voor de gewenste ontwikkelingen.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen, te weten: regels, verbeelding en toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridische status, maar dient ter motivering en verduidelijking van hetgeen in de regels en op de verbeelding is geregeld.

In de toelichting wordt achtereenvolgens ingegaan op het plangebied (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan de verschillende beleidskaders. Hoofdstuk 4 bevat de toetsing van het plan aan de verschillende omgevingsaspecten, zoals bodem, archeologie en ecologie. Vervolgens wordt de koppeling gemaakt naar het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan, de verbeelding en de regels (hoofdstuk 5). De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan wordt besproken in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande Situatie En Uitgangspunten

In dit hoofdstuk wordt de bestaande sitatie van het totale project Kolenkitbuurt Middengebied beschreven. Dit om de samenhang van het plan Blok 5 met de rest van het Middengebied te beschrijven.

2.1.1 Bestaande situatie

Ontstaansgeschiedenis

De Kolenkitbuurt is gerealiseerd in de jaren '50. Toen de wijk net was gebouwd, lag deze aan de rand van de stad en was het toonbeeld van het moderne bouwen. De wijk maakt onderdeel uit van de Westelijke Tuinsteden die zijn ontwikkeld op basis van het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Cornelis van Eesteren. De Westelijke Tuinsteden vormden de schakel tussen stad en platteland. Het ideaal van de groene, open stad met "licht, lucht en ruimte" stond centraal. Het plan van Van Eesteren heeft de kenmerken van het Nieuwe Bouwen: brede straten, open bouwblokken, portieketagewoningen op een plint van bergingen, collectieve binnentuinen.

Locatie en omgeving

Na de aanleg van de A10-West en de Ringspoorlijn, raakte de Kolenkitbuurt - ingeklemd tussen deze barrières - verbrokkeld en kregen de bewoners te maken met milieuhinder. Anno 2010-12 laat de staat van de woningen en de leefbaarheid in de buurt te wensen over. Het Middengebied wordt begrensd oor de Bos en Lommerweg, de Akbarstraat, de Wiltzanghlaan en de Ringspoorzone. De buurt ligt aan de voet van de New Kit, het appartementengebouw dat Eigen Haard begin 2011 heeft opgeleverd. Met dit opvallende gebouw laat Eigen Haard haar ambitie voor de aanpak van de buurt zien. De markante schuine toren vormt een icoon voor de omgeving. Het Middengebied bestaat uit het Nannokwartier, met de 4 oude wooncomplexen, het Scholeneiland, met twee scholen (Paulusschool en de Bos en Lommerschool), een wooncomplex, een speeltuingebouwtje en het Johan Cruyffcourt en de Ringspoorzone. Aan de oostzijde staat o.a. het gerestaureerde woningcomplex de Nieuwe Akbar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.E1202BPSTD-VG01_0002.png"

Stedenbouwkundige structuur

Kenmerkend voor de verkaveling van het Middengebied is de strokenbouw met daartussen afgesloten kijktuinen, open groen en ruime pleinen bij de scholen. Het middengebied is onderdeel van de Kolenkitbuurt. Deze buurt is opgezet in een stedenbouwkundig plan voor het gebied tussen de Erasmusgracht en de Haarlemmerweg. Er zijn diverse variaties met strokenbouw toegepast van losse stroken in het groen tot bijna gesloten bouwblokken met binnentuinen. In het middengebied gaat het voor wat betreft de woonbebouwing, uitsluitend om losse stroken. De oriëntatie in de Kolenkitbuurt is hoofdzakelijk noordzuid gericht om optimaal van het zonlicht in de (na)middag te profiteren.

Bebouwing

In totaal zijn er 361 huurwoningen en 8 bedrijfsruimtes. De woningvoorraad bestaat uit portieketagewoningen van 30-65 vierkante meter zonder lift. De woningen staan op een gesloten plint van bergingen, waardoor een directe relatie tussen bewoners en de straat wordt bemoeilijkt. Dit heeft tot gevolg dat er minder sociale controle en betrokkenheid van bewoners met de openbare ruimte is. De 8 bedrijfsruimtes bevinden zich op de koppen aan de Bos en Lommerweg en Leeuwendalersweg. De straten hebben een royale maat, maar zijn toe aan onderhoud en nodigen niet uit tot spelen of verblijven.

Functionele structuur
De eenzijdige woningvoorraad zorgt ervoor dat bewoners weinig keuze hebben als hun woonbehoefte verandert en noodgedwongen de buurt verlaten. De huidige woningen worden in meerderheid bewoond door huishoudens met kinderen, circa 200 van de 361 huishoudens, waaronder 63 grote gezinnen met vijf of meer personen. Gezien de oppervlakte van de woningen is in veel gevallen sprake van overbewoning. Voor de vele kinderen heeft de buurt voldoende ruimte. Ze spelen op straat, op het naastgelegen Ernest Staesplein (Zuidelijk Veld), op de schoolpleinen, op het Johan Cruyffcourt of in de speeltuin. In het Middengebied zijn de nodige voorzieningen beschikbaar. Op het Scholeneiland bevinden zich twee basisscholen, de Paulusschool en de Bos en Lommerschool. Aan de Bos en Lommerweg vindt men detailhandel, consumentgerichte dienstverlening, bedrijven, horeca en maatschappelijke voorzieningen. Voor de dagelijkse boodschappen zijn de bewoners aangewezen op buiten de buurt gelegen winkels op het Bos en Lommerplein en de Burgemeester Vlugtlaan.

Cultuurhistorie

Binnen het plangebied zijn geen gemeentelijke en rijksmonumenten gesitueerd. Zoals aangegeven maakt de wijk onderdeel uit van de Westelijke Tuinsteden die zijn ontwikkeld op basis van het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Cornelis van Eesteren. Het plan van Van Eesteren, met bebouwing die bestaat uit open en halfopen bouwblokken met groene binnentuinen, heeft de kenmerken van het Nieuwe Bouwen: brede straten, open bouwblokken, portieketagewoningen op een plint van bergingen en collectieve binnentuinen. Deze uitgangspunten zijn binnen het ruimtelijk en programmatisch kader in het onderhavige plan zoveel mogelijk gerespecteerd.

Openbare ruimte

Het plangebied bestaat voor een groot deel uit openbare ruimte (circa 80%), maar deze openbare ruimte heeft weinig verblijfskwaliteit, waardoor er niet optimaal gebruik van wordt gemaakt. De kijktuinen van de bouwblokken hebben echter wel veel kwaliteit en dragen dan ook bij aan het woongenot in de buurt.

Verkeersstructuur

Het Middengebied wordt voor auto's ontsloten via de Leeuwendalersweg, vanaf de Bos en Lommerweg en het Jan van Schaffelaarplantsoen. De A10 is de belangrijkste nabijgelegen verkeersweg. Daarnaast vormen de Wiltzanghlaan en de Bos en Lommerweg belangrijke verkeersaders. Beide wegen behoren bij het hoofdnet openbaar vervoer. Station Sloterdijk bevindt zich op relatief korte afstand. Van hieruit zijn het centrum en Schiphol binnen een kwartier te bereiken. Metro- en tramhaltes liggen in de buurt en bieden de bewoners een ruime keuze aan verbindingen in en om de stad.

2.1.2 Uitgangspunten

Kaders Parkstad

In de Raamovereenkomst Integrale Gebiedsontwikkeling Parkstad (2008) is afgesproken dat uitwerkingsplannen worden opgesteld door de ontwikkelende corporatie. Het uitwerkingsplan geeft de kaders waarbinnen het voorlopig ontwerp en ten slotte het definitief ontwerp kunnen worden opgesteld.

De Parkstadkaders staan beschreven in:

  • Ontwikkelingsplan Richting Parkstad 2015 (2001)
  • Herziening Richting Parkstad 2015 (2008)
  • Raamovereenkomst Integrale Gebiedsontwikkeling Parkstad (2008)
  • Sociaal Plan Parkstad (2008)

Het Ontwikkelingsplan Richting Parkstad 2015 en de Herziening van 2008 beschrijven op hoofdlijnen de vernieuwing van Nieuw West (de voormalige stadsdelen Bos en Lommer, Geuzenveld-Slotermeer, Osdorp en Slotervaart-Overtoomse Veld). Het plan bevat een lange termijn programma (15 jaar) voor de sociale, de economische en de fysieke pijler. De beleidskaders van Parkstad zijn van toepassing op dit gebied. In de Raamovereenkomst Integrale Gebiedsontwikkeling Parkstad 2008 hebben gemeente, stadsdelen en corporaties afspraken gemaakt over de realisering van de vernieuwing. Afgesproken is dat de stadsdelen (samen met de betrokken partijen) per gebied een vernieuwingsplan maken met de specifieke vernieuwingsopgave; de corporaties stellen op basis daarvan de uitwerkingsplannen op.

Kaders Stadsdeel West

De belangrijkste kaders van Stadsdeel West staan in de volgende documenten:

  • Vernieuwingsplan Kolenkitbuurt (2003);
  • Kolenkit Middengebied, Randvoorwaarden voor Vernieuwing, Stadsdeel West dd 19 mei 2011.

In de nota van (ruimtelijke) randvoorwaarden zijn de overige van toepassing zijnde nota's verwerkt zoals Herziening Parkstad 2015, Handboek openbare ruimte en de gebiedsspecifieke randvoorwaarden. Het uitwerkingsplan wijkt op een aantal onderdelen af van het Vernieuwingsplan. Deze zijn in de nota Randvoorwaarden voor Vernieuwing specifiek benoemd en betreffen de ligging van de nieuw te bouwen school, het sociaal maatschappelijk vastgoed, de parkeeroplossing binnen de bouwblokken, ruimte voor economische bedrijvigheid, stratenpatroon Akbarstraat en duurzaamheid / klimaatneutraal bouwen. Het uitwerkingsplan is 17 april 2012 door de stadsdeelraad vastgesteld.

Stedenbouwkundige uitgangspunten

Met het Uitwerkinsgplan wordt ingezet op stedelijkheid in de luwte. Die term is niet alleen van toepassing op de ligging van de buurt, maar ook op de contrasten binnen de buurt. De combinatie van een prettig en rustige woonomgeving en de nabijheid van een druk en levendig stadsleven. Het contrast krijgt vorm door een buitenrand die samenhangt met het Zuidelijk Veld en de overige Kolenkitbuurt en een autovrij binnengebied, dat als een eigen wereld afleesbaar is door middel van de kleine maat en schaal. Met de introductie van de buitenranden en binnenstraten wordt duidelijk dat het Uitwerkingsplan enerzijds opgaat in het Vernieuwingsplan en anderzijds een aparte positie in neemt. De thematiek van binnen en buiten heeft betrekking op de bebouwing (bebouwingshoogte en architectonische verschijningsvorm) en op de openbare ruimte (verkeersstructuur, maaiveldinrichting en groenstructuur). Het verschil en het onderscheid tussen buitenranden en binnenstraten wordt versterkt door de toegangen naar deze binnenstraten te versmallen waardoor de intimiteit in de binnenstraten vergroot wordt.

Voor de twee blokken aan de Bos en Lommerweg komen drie blokken in de plaats. De Nannostraat komt te vervallen voor het middelste blok dat uit twee delen zal bestaan met daartussen het nieuwe Nannoplein. De openbare ruimte wordt in kleinere ruimten tussen de blokken en aan de Bos en Lommerweg gerealiseerd en de buurt wordt gedeeltelijk autoluw gemaakt. De woonstraatjes krijgen hierdoor een intiemer en smaller profiel en de autovrije woonstraten bepalen de structuur van de wijk. Ze worden ingericht als voetgangersgebied. De bouwmassa’s van de nieuwbouw worden afgestemd op de maat van de openbare ruimte. Tussen de Leeuwendalersweg en de Wiltzanghlaan komen vier kleine woonblokken in de plaats van een school en de stroken met woningen aan de Akbarstraat en de Wiltzanghlaan. Tussen de school aan de Wiltzanghlaan die blijft staan, en drie nieuwe bouwblokken aan de Leeuwendalersweg, komt een parkje dat aansluit op het Lidewijdepad.

Het doorzetten van de rooilijnen en de straatprofielen is een uitgangspunt. In het Uitwerkingsplan worden de profielen wel overgenomen maar de rooilijnen niet altijd letterlijk. In het nieuwe plan wordt teruggegrepen op het principe van eenheid per straat en niet eenheid per bouwblok.

Langs de buitenranden van het plangebied, worden de gebouwen ten opzichte van de rooilijn niet uitgebouwd. Op deze manier zorgen de buitenranden voor de eenheid en de structuur en zoeken de buitenranden aansluiting met de omgeving.

Door het introduceren van twee autovrije of autoluwe gebieden wordt op een vanzelfsprekende manier een onderscheid gemaakt tussen de drukke buitenwanden en de rustige binnenstraten van het plan. Ruimtelijk wordt het plangebied op deze manier opgedeeld in twee plandelen, van elkaar gescheiden door het autoverkeer langs de Leeuwendalersweg. Elk van beide plandelen wordt gegroepeerd rond een openbaar gebied met bijzondere functies en een school. Zij vormen een belangrijke rol bij de transformatie van de buurt.

Op de plek van de voormalige Nannostraat komt het Nannoplein. Aan de andere kant van de Leeuwendalersweg ligt het andere autovrije gebied; het Lidewijpark. De oorspronkelijke strokenverkaveling, die aan de overkant van de Bos en Lommerweg nog zichtbaar is, wordt vervangen door een smallere driedeling. De woonstraatjes krijgen hierdoor een intiemer en smaller profiel en de autovrije woonstraten bepalen de structuur van de wijk. Ze worden ingericht als voetgangersgebied. Er zijn encroachmentzones aanwezig die een zachte overgang tussen straat en woningen garanderen. Door de versmalling in het profiel wordt de intimiteit en levendigheid versterkt.

Het zuidelijke plandeel wordt begrensd door de Bos en Lommerweg, Leeuwendalersweg en Akbarstraat. In het hart van dit plandeel ligt als verbijzondering van het weefsel, het Nannoplein. Bijzondere functies en buurtinitiatieven krijgen hun plek aan en op het plein.

Het plein wordt begrensd door bebouwing van de binnenstraten die hier een ensemble vormen. De historische asymmetrie van de Bos en Lommerweg blijft afleesbaar in het nieuwe plan. Aan de zuidzijde van de Bos en Lommerweg vervangen de gesloten koppen de gesloten wand en aan de noordzijde worden de koppen van de bebouwing stedebouwkundig en architectonisch zodanig vormgegeven dat ze in perspectief lijken op open kopse kanten.

Het behoud van de twee bestaande monumentale kastanjebomen geven aanleiding tot het plaatselijk teugleggen van de rooilijn waardoor een plein ontstaat. Het pleintje aan de Bos en Lommerweg vormt een voorportaal voor de achtergelegen school. Ook reageert het plein op het volume van de New Kit. De hoogte van het gebouw maakt het tot een landmark voor de omgeving.

De bebouwing aan de Leeuwendalersweg, het groen domineert in deze straat, heeft ook drie koppen aan de openbare ruimte. De wanden vormen een donker decor voor de lommerrijke straat. De drie gebouwen vormen een reeks en een wand maar kennen geen mechanische repetitie. Ten noorden van de Leeuwendalersweg ligt het tweede plandeel, waarbinnen een school, het Johan Cruyff-court en een park worden opgenomen. Het Lidewijpad komt via pleintjes en poortjes uit in het Lidewijpark. Het Lidewijpark vormt het hart van de buurt en zal een belangrijke ontmoetingsplaats worden voor alle bewoners in de wijk. Het plein neemt ook de verdraaiing in verkavelingrichting in zich op.

Bij de inrichting van het park wordt plek gereserveerd voor iedereen. Zo ontstaan er plekken voor verschillend gebruik, elk met een eigen uitstraling. Aan de zonzijde van de Leeuwendalersweg volgt de bebouwing de vertanding van de Piggelmee bebouwing. De opdeling in drie eenheden wordt ook hier toegepast. De koppen zijn breder waardoor het mogelijk wordt om raampartijen te maken die over de gehele lengte van de straat kunnen kijken. De bebouwing aan het Lidewijpark begeleidt de randen van het park. Het park wordt beëindigd door de bebouwing in de Ringspoorzone. De gebouwen in deze zone hebben verwantschap met elkaar. Ze worden gekenmerkt door volumes die zijn opgedeeld in meerdere eenheden.

2.2 Toekomstige Situatie Middengebied Kolenkitbuurt

2.2.1 Stedenbouwkundige structuur

Sprong over de A10

Gelegen tussen de A10 en het Ringspoor vormt de Kolenkitbuurt een schakel tussen Nieuw West en Amsterdam binnen de ring. De grenzen van het centrumstedelijke milieu schuiven steeds verder op van de binnenstad naar de stadsrand. Dit proces zal op termijn waarschijnlijk ook de Kolenkitbuurt bereiken. Na de transformatie en revitalisering krijgt de buurt een bijzondere positie: enerzijds profiteert de buurt van het groen en de ruimte van Nieuw West en anderzijds sluit het aan bij de stedelijkheid van Amsterdam binnen de ring.

Het Middengebied: Stedelijkheid in de luwte.

De verandering van de Bos en Lommerweg, ingezet door het Vernieuwingsplan Kolenkitbuurt, zet zich door in het uitwerkingsplan Middengebied. De straat transformeert tot een stadsstraat met functies aan beide zijden. Vanaf het Ringspoor tot aan de Admiraal de Ruyterweg wordt de Bos en Lommerweg zowel ruimtelijk als functioneel een dynamische stadsstraat.

Achter de drukte van de Bos en Lommerweg liggen rustige woongebieden, waaronder het Middengebied. In deze gebieden ligt de nadruk op het woonprogramma en de buurtondersteunende functies. Met de stedelijkheid van Amsterdam binnen de ring en de open, collectieve opzet van Nieuw West, de drukte van de Bos en Lommerweg en de gemoedelijke woongebieden kan het karakter van de nieuwe buurt het best worden omschreven als 'stedelijkheid in de luwte'. Die term is niet alleen van toepassing op de ligging van de buurt, maar ook op de contrasten binnen de buurt. Juist de combinatie van prettige en rustige woonmilieus met in de nabijheid een drukke, levendige stadsstraat is aantrekkelijk voor de huidige bewoners en voor nieuwe jonge stedelijke gezinnen.

Autovrije gebieden

In het Middengebied komt de nadruk te liggen op aangenaam en kindvriendelijk wonen. Twee autovrije gebieden (samen 1,5 ha ) versterken deze kwaliteit. Op de plek van de voormalige Nannostraat komt het Nannoplein. Dit buurtplein ligt net achter de Bos en Lommerweg en staat in verbinding met het pleintje voor de New Kit.

Aan de andere kant van de Leeuwendalersweg ligt het andere autovrije gebied: het Lidewijpark. Dit driehoekige park is het sluitstuk van het Lidewijpad en zo onderdeel van een langzaam verkeerroute tot aan het Bos en Lommerplein.

Om de autovrije gebieden te kunnen realiseren wordt het overgrote deel van het parkeren opgelost binnen de bouwblokken. Dit komt ten goede aan de kwaliteit van de openbare ruimte. Niet alleen de woningen in de vrije sector, maar ook de woningen in de sociale sector parkeren binnen het bouwblok. Autoverkeer is alleen toegestaan op de Leeuwendalersweg en in de Akbarstraat. Het aantal oversteekpunten voor kinderen wordt daarmee zo klein mogelijk gehouden.

Scholen in het hart van de Kolenkitbuurt

De Kolenkitbuurt is kinderrijk. De scholen vervullen daarom een belangrijke rol bij de transformatie van de buurt. Ze zijn gekoppeld aan de twee autovrije gebieden. De Paulusschool blijft bestaan op de huidige locatie en wordt onderdeel van het toekomstige Lidewijpark. De Bos en Lommerschool wordt verplaatst naar het bouwblok dat een schakel is tussen de Bos en Lommerweg en het Nannoplein. De vernieuwing van de Kolenkitbuurt krijgt zo een duidelijk gezicht aan de Bos en Lommerweg. De scholen gaan gebruik maken van gezamenlijke voorzieningen. Hierdoor komt er een stroom op gang tussen de twee scholen. De ingang van de scholen ligt aan een veilige autovrije straat of plein. Kinderen kunnen zich via de autovrije straten op een veilige manier van de ene naar de andere de school bewegen. Het Ernest Staesplein in het Zuidelijk Veld is te bereiken via een veilige oversteekplaats bij de Bos en Lommerschool.

Fijnmazig stedelijk weefsel

De bebouwing rondom de autovrije gebieden bestaat uit drie, relatief smalle bouwblokken van 36 meter breed die de bestaande structuur van de buurt volgen. Er ontstaat een fijnmazig stedelijk weefsel van straten, plein- en parkruimtes. Door de straatbreedte van 12 meter doen de straten stedelijk aan. De gesloten bouwblokken definiëren de openbare ruimte op een heldere manier.

Gebouwen ten dienste van de openbare ruimte

Bij de ontwikkeling van de bouwblokken en de woningplattegronden van de woningen wordt specifieke aandacht gegeven aan woningen waar vanuit er vanzelfsprekend en goed zicht is op de straat: Het motto voor deze buurt is niet voor niets: 'ogen op de straat'. Dit verhoogt de sociale veiligheid van de openbare ruimte. Door toepassing van schuine kappen wordt voorzien in een goede lichttoetreding op de terrassen en de begane grond binnen bouwblokken. De bouwblokken kennen geen stukken met dichte gesloten gevels, aan alle zijden bevinden zich woningen en entrees. De thematiek van de encroachmentzone, een zachte overgang van de straat naar de woning, wordt vanuit het Zuidelijk Veld doorgezet in de vorm van plantenbakken, stoeptuintjes en eventueel trappetjes. Zo kan er op verschillende manieren sprake zijn van interactie tussen de bewoners in de gebouwen en de mensen in de openbare ruimte. Dit is een voorwaarde voor een goed functionerende openbare ruimte.

Binnengebieden

In de binnenterreinen wordt op maaiveld geparkeerd. De buitenruimtes van de woningen liggen op een houten dek boven de geparkeerde auto’s en steken zo’n drie meter uit. Zo is er voldoende lichttoetreding op het maaiveld. De erfafscheidingen worden mee ontworpen met de woningen en dragen bij aan de groene en lichte uitstraling. In delen van de bouwblokken is het mogelijk om bomen te planten of tuinen te maken met volle grond. Het streven is om één boom per binnengebied te planten. In de verdere uitwerking wordt onderzocht of het mogelijk is om de thematiek van hagen en plantenbakken ook in de binnengebieden toe te passen.

2.2.2 Openbare ruimte

Differentiatie openbare ruimte

Kenmerkend voor Nieuw West is dat de openbare ruimte overvloedig en groen is. De gebouwen staan als objecten los in de ruimte. De openbare ruimte vloeit hier tussendoor zonder een duidelijk onderscheid te maken tussen privé en openbaar. Met de transformatie naar een centrumstedelijk woonmilieu, zoals de Kolenkitbuurt, wordt de openbare ruimte helder en duidelijk gedefinieerd. De gebouwen gaan de openbare ruimte vormen die daardoor compacter en levendiger wordt. Verschillende contrasten kenmerken het Middengebied. Dynamisch en rustig, rustig, intiem en weids, pleinachtig en parkachtig. Deze afwisseling komt ook tot uitdrukking in de inrichting van de openbare ruimte. Juist een gedifferentieerde openbare ruimte maakt de buurt interessant en herkenbaar. Er zijn vijf belangrijke openbare ruimtes te onderscheiden.

  1. 1. Bos en Lommerweg
  2. 2. Leeuwendalersweg en Akbarstraat
  3. 3. Woonstraten
  4. 4. Nannoplein
  5. 5. Lidewijpark

Voor een nadere omschrijving van de openbare ruimte wordt verwezen naar het uitwerkingsplan Middengebied - Kolenkitbuurt - Amsterdam West, dat als bijlage bij dit plan is gevoegd. Blok 5 ligt in het deelgebied Lidewijpark.

2.2.3 Woningbouwprogramma

Het Uitwerkingplan Middengebied Kolenkitbuurt Amsterdam West geeft ruimte aan een nieuw en gevarieerder woningaanbod, gericht op het verbeteren van de woonsituatie van de huidige bewoners en het aantrekken van nieuwe bewonersgroepen. Met behulp van grootschalige sloopnieuwbouw wordt een kwalitatief hoogwaardig, duurzaam en veilig woonmilieu gecreëerd waar ontmoeting voorop staat en ruimte is voor stedelijke gezinnen.

Het woningbouwprogramma van circa 480 woningen gaat daarom uit van de volgende uitgangspunten:

  • minimaal 30% sociale huur, waarvan tenminste 25% geschikt voor grote gezinnen;
  • menging van verschillende woningtypes, zoals: appartementen, grondgebonden eengezinswoningen, woon/werkwoningen, beneden/bovenwoningen en maisonnettes;
  • menging sociale huurwoningen en marktwoningen, over verschillende type woningen en prijsklassen;
  • duurzame woningen, ruim en van hoge kwaliteit, met hoogwaardige buitenruimten;
  • woningen die voldoen aan de Basiskwaliteit Woningbouw Amsterdam en de klimaatneutrale doelstelling;
  • woningen die voldoen aan de criteria van het Politiekeurmerk Veilig Wonen;
  • woningen die waar mogelijk levensloopbestendig zijn (flexibele woningplattegronden).

In het plangebied zijn circa 115 woningen geprojecteerd, bestaande uit sociale en vrije sectorwoningen.

2.2.4 Programma verkeer en parkeren

Alle straten die toegankelijk zijn voor auto's zijn eenrichtingsverkeer en worden ingericht als 30 km gebied, behalve de Bos en Lommerweg. Vanaf de Leeuwendalersweg en de Akbarstraat zijn de parkeervoorzieningen in de bouwblokken toegankelijk. De maaiveldparkeerplaatsen voor bezoekers en het niet woonprogramma liggen aan deze wegen. De huidige bushalte aan de Wiltzanghlaan blijft vooralsnog bestaan. Voor de Paulusschool en de Bos en Lommerschool komen kiss & ride stroken. In het Middengebied gelden overeenkomstig het parkeerbeleid van Stadsdeel West de volgende parkeernormen:

  • marktwoningen 1,0 parkeerplaats per woning in bouwblokken;
  • sociaal 0,5 parkeerplaats per woning in bouwblokken;
  • bezoekers 0,2 parkeerplaats per woning op maaiveld;
  • commercieel vastgoed 1,0 parkeerplaats per 125 m2 BVO op maaiveld;
  • niet commercieel vastgoed 1,0 parkeerplaats per 250 m2 BVO op maaiveld.

De kopers en (sociale) huurders parkeren de auto in de bouwblokken achter de woning. Dit is een belangrijke voorwaarde voor het autovrij maken van een groot deel van de buurt. Op maaiveld parkeren alleen de bezoekers en het niet-woon programma.

Voor een uitgebreide beschrijving van de toekomstige situatie wordt verwezen naar het Uitwerkingsplan Middengebied - Kolenkitbuurt - Amsterdam West, dat als bijlage bij dit plan is gevoegd.

2.2.5 Programma openbare ruimte

Ontmoeting vormt het centrale thema voor de openbare ruimte. Hier vindt interactie plaats tussen de bewoners. In het plan worden verschillende plekken gemaakt voor verschillende leeftijdsgroepen. De Kolenkitbuurt is nu een kinderrijke buurt. In de toekomst neemt dit weliswaar iets af, maar de noodzaak voor veel speelmogelijkheden blijft aanwezig.

De kleine kinderen tot 6 jaar spelen voor de woning waar ouders goed toezicht kunnen houden. Kinderen van 6-12 jaar spelen om de hoek op het plein of in het park. Zij kunnen na schooltijd ook de schoolpleinen gebruiken. De oudere kinderen vinden hun plek op het Johan Cruyffcourt en de Bos en lommerweg. Spelen is belangrijk, daarbij is het essentieel juist de ouders te faciliteren; de kinderen volgen de ouders. In het park en op het plein worden daarom plekken gemaakt voor ouderen. Zij houden zo ook toezicht op de aanwezigen in die ruimtes. Er is ook voorzien in een voorziening om toezicht te houden op het speelterrein.

De openbare ruimte is een belangrijk middel dat wordt ingezet voor de vernieuwing van het Middengebied. De autovrije gebieden zijn cruciaal. Ze zorgen voor veilige en prettige straten waar ruimte is voor ontmoeting. De autovrije gebieden hebben samen een omvang van circa 1,5 ha.

2.2.6 Overige programma

Voor wat betreft het programma bedrijfsruimte en het sociaal maatschappelijk programma wordt verwezen naar het uitwerkingsplan dat als bijlage is toegevoegd.

2.3 Toekomstige Situatie Blok 5

Het appartementengebouw blok 5 is onderdeel van het deelgebied Lidewijpark, zoals beschreven in het uitwerkingsplan. Het park neemt de verdraaiing in verkavelingsrichtingen van het Middengebied in zich op. De driehoekige ruimte is een uitloper van het Lidewijpad dat via poorten en pleintjes uitkomt aan de andere kant van de snelweg. Het woongebouw Blok 5 aan de Ringspoorzone beëindigt het park. Naast dit gebouw ligt ook een bijzondere plek aan het water. Voor de woongebouwen ligt een vrijliggend fietspad. Ten oosten van blok 5 ligt de bestaande Paulusschool, van het plangebied gescheiden door een park. De school krijgt een eigen afgeschermde speelplaats en er is plaats voor schooltuintjes die ook te gebruiken zijn door de kinderen van de Bos en Lommerschool. Naast de Paulusschool is plaats voor het Johan Cruyffcourt. Het park wordt verder in verschillende ruimtes ingericht. Zo ontstaan er plekken voor verschillend gebruik, met veel groen, bedoeld voor spelen en ontmoeten, elk met een eigen uitstraling.

In het appartementencomplex Blok 5 worden circa 115 woningen (appartementen) gerealiseerd in de sociale en de vrije sector. In de plint zijn ook lichte bedrijfsactiviteiten toegestaan.

Op basis van de gemeentelijke parkeernormen zijn ten behoeve van het appartmentengebouw 56 parkeerplaatsen nodig. Deze worden inpandig gerealiseerd. Ten noorden worden extra parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.E1202BPSTD-VG01_0003.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0363.E1202BPSTD-VG01_0004.png"

Ten westen van het plangebied wordt een brede waterpartij aangelegd tussen het nieuwe gebouw en spoor. Dit is reeds mogelijk op grond van het vigerende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het relevante beleidskader voor de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Achtereenvolgens wordt ingegaan op relevant rijksbeleid, provinciaal beleid, gemeentelijk beleid en het beleid van het stadsdeel West.

3.1 Europees En Rijksbeleid

Europese Kaderrichtlijn Water

Omdat water zich weinig aantrekt van landsgrenzen, zijn internationale afspraken nodig. Sinds eind 2000 is daarom de (KRW) van kracht. Deze moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is.
Om dit te bereiken moeten de landen van de Europese Unie een groot aantal maatregelen nemen. Enerzijds om de kwaliteit van de 'eigen' wateren op peil te brengen, anderzijds om ervoor te zorgen dat andere landen geen last meer hebben van de verontreinigingen die hun buurlanden veroorzaken

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft een nieuwe structuurvisie opgesteld Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Deze structuurvisie is 14 maart 2012 in werking getreden. Deze is in samenhang met het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro/ AmvB Ruimte) in werking getreden.

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.

Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig om die nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota’s op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De forse bezuinigingsopgave maakt dat er scherp geprioriteerd moet worden. De financiële middelen zijn de komende jaren beperkt en private investeerders zijn terughoudender. Hierdoor vertragen projecten, worden deze heroverwogen of zelfs gestopt. Daarnaast werkt de huidige wijze van financiering van gebiedsontwikkeling niet meer. Nieuwe verdienmodellen en andere kostendragers zijn nodig om gebiedsontwikkeling weer van de grond te krijgen. Tegelijkertijd vragen grote opgaven op het gebied van concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid & veiligheid om rijksbetrokkenheid.

De AmvB ruimte bevat algemene regels voor bestemmingsplannen. Zo bepaalt het Barro onder meer dat bestemmingsplannen de doorvaart voor schepen niet mogen belemmeren als in het plan zich een vrijwaringszone van een rijksvaarweg bevindt. Verder staat eveneens in dit besluit dat bestemmingsplannen binnen reserveringsgebieden geen plannen mogen bevatten die uitbreidingen van het spoor belemmeren. Een bestemmingsplanwijziging mag ook geen belemmering bevatten voor het gebruik en geschikt maken van elektriciteitsproductieinstallaties, kernenergiecentrales, hoogspanningsverbindingen, buisleidingen, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), primaire waterkeringen (buiten het kustgebied) en het IJsselmeergebied.

Deze rijksstructuurvisie en AmvB ruimte hebben geen directe betrekking op onderhavig bestemmingsplan. Wel hanteert het beleid als uitgangspunt het zo veel als mogelijk benutten van tranformatie en herstructurering. Het initiatief sluit met de herinrichting van de bestaande Kolenkitbuurt dan ook aan bij dit rijksbeleid.

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid. Het NWP beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Ook is een eerste beleidsmatige uitwerking van het advies van de Deltacommissie opgenomen in dit Nationaal Waterplan.

Ladder duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per 1 oktober 2012 gewijzigd. De wijziging van artikel 3.1.6 Bro is van toepassing op alle ruimtelijke besluiten die door overheden worden genomen, omdat zorgvuldige benutting van ruimte de grondslag moet zijn van alle ruimtelijke besluiten. Hiertoe moeten de volgende stappen worden gezet ("de treden van de ladder").

  1. 1. beoordeling of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag;
  2. 2. indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, dient te worden beoordeeld of deze binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
  3. 3. indien herstructurering of transformatie van bestaand bebouwd gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om in de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordeling door betrokken overheden of deze vraag op locaties kan worden ontwikkeld die passend (multimodaal) ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Beoordeling onderhavig plan aan de hand van de ladder:

De beoogde ontwikkeling betreft de ontwikkeling van een binnenstedelijke woningbouwlocatie, waarbij sprake is van herstructurering van bestaand bebouwd gebied. De beoogde woningbouw past kwantitatief en kwalitatief binnen de het woonbeleid van het stadsdeel en het stedelijk woonbeleid, dat regionaal is afgestemd. In paragraaf 3.4 wordt hier nader op ingegaan. Daarbij geldt dat er in de huidige situatie sprake is van een eenzijdige woningvoorraad, die een wooncarrière in de buurt onmogelijk maakt. De opzet en programma van de buurt in combinatie met goede verbindingen naar de binnenstad maakt de buurt weer aantrekkelijk voor de huidige bewoners en ook voor nieuwe stedelijk gerichte huishoudens, voor zowel een- en tweepersoons huishoudens als gezinnen. In bijlage 1 van deze toelichting wordt nader ingegaan op het programma en de wijze waarop wordt aangesloten op de behoefte. Aangezien het gaat om herstructurering is een beoordeling over een (multimodale) ontsluiting niet relevant. Er wordt derhalve voldaan aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

Conclusie

Het Europees en rijksbeleid vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040. Kwaliteit door veelzijdigheid (juni, 2010)

Sinds de in werking treding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 zijn de twee streekplannen van Noord-Holland Noord en Noord-Holland Zuid niet langer geldig. De structuurvisie is de wettelijke opvolger van het streekplan. Op 21 juni 2010 is de structuurvisie aangenomen door Provinciale Staten van Noord-Holland.

Visie

Noord-Holland is een mooie provincie om in te wonen, te werken en om te bezoeken. De provincie is veelzijdig met een aantal belangrijke economische motoren van Nederland, bruisende steden, natuurparken, het strand en open grasland vol weidevogels. Dit bijzondere karakter wil de provincie bewaken. Tegelijkertijd zijn er ontwikkelingen als globalisering, klimaatverandering en trends zoals vergrijzing en krimp die een grote ruimtelijke impact hebben. In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met deze ontwikkelingen en keuzes omgaat en schetst ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien.

De provincie kiest ervoor vooral de bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap.

Voor het plangebied is het volgende van belang:

  • fijnmazige waterberging

Door klimaatveranderingen is meer berging van water nodig. De watergang in de Ringspoorzone wordt verbreedt ten opzichte van de bestaande situatie. In het stedenbouwkundig ontwerp worden daarnaast aanvullende maatregelen genomen om het waterbergend vermogen van de buurt te vergroten. Bijvoorbeeld de uitvoering van de daken als groene daken.

  • kleinschalige oplossingen voor duurzame energie

Dit houdt in dat de provincie ruimte wil bieden aan kleinschalige opwekking van duurzame energie. Het middengebied wordt aangesloten op de restwarmte van de energiecentrales in het Westelijk Havengebied. Daarnaast wordt gekeken naar de mogelijkheden om zonnecellen te integreren in de dakconstructie van de gebouwen.

  • bestaand bebouwd gebied

Het plangebied is tot slot door de provincie aangeduid als 'bestaand bebouwd gebied'. Dit betekent dat de provincie mogelijkheden ziet voor:

  • innovatief ruimtegebruik;
  • intensiveren en herstructureren;
  • mengen wonen en werken;
  • kwaliteitsverbetering;
  • kennisintensieve en creatieve milieus.

Daarnaast acht de provincie het van belang dat bij stedelijke verdichting gedacht wordt aan duurzaam ruimtegebruik. Hier speelt onder meer mee dat sprake moet zijn van voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting, voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten en behoud en ontwikkeling van verkeers en vervoersnetwerken. Aan al deze randvoorwaarden wordt met dit plan voldaan.

Provinciale Ruimtelijke Verordening (juni 2010)

Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid staan de provincie, naast de bekende bestuurlijke middelen als subsidies, overleg, convenanten en dergelijke, diverse juridische instrumenten ter beschikking, zoals de provinciale ruimtelijke verordening.

De provinciale verordening is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten. Hierbij gaat het in het algemeen om onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Uiteraard moet altijd het provinciale belang de inzet van de verordening rechtvaardigen.

Het plangebied ligt binnen Bestaand Bebouwd Gebied. Het beoogde bestemmingsplan, met de toevoeging van nieuwe bebouwing na sloop van een deel van de bestaande bebouwing, voldoet aan de provinciale verordening.

Waterbeheerplan Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht 2010-2015

Het beleid van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AVG) is verwoord in het Waterbeheerplan AGV 2010-2015 'Werken aan water in en met de omgeving'. In dit beheerplan worden de hoofdtaken van het waterschap behandeld, namelijk veiligheid, voldoende water en schoon water. Ook wordt aandacht gegeven aan de maatschappelijke (neven)taken: nautisch en vaarwegbeheer, recreatief medegebruik, natuurbeheer en cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waarden. Voor elk van deze thema's zijn de wensbeelden op de middellange termijn, de doelen en de aanpak op hoofdlijnen aangegeven.

Integrale Keur Waterschap Amstel, Gooi en Vecht

Het plangebied bevindt zich in het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). De taak van het waterschap is om te zorgen voor een veilig en gezond watersysteem. Volgens de Waterwet gaat het daarbij om drie hoofddoelstellingen:

  • voorkomen van overstroming, wateroverlast en waterschaarste;
  • beschermen en verbeteren van de waterkwaliteit en ecologische kwaliteit van watersystemen en
  • vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.


Om deze doelen te kunnen realiseren beschikken de waterschappen over een eigen verordening, die van oudsher de Keur heet. De Keur kent 'verboden' en 'geboden' voor de manier van inrichten, gebruik en onderhoud van waterkeringen, oevers en wateren. De Keur is een belangrijk instrument voor het waterschap om activiteiten in en rond het watersysteem in goede banen te leiden en te zorgen dat ze geen gevaar op kunnen leveren voor het watersysteem. Dit maakt het mogelijk om het watersysteem en de keringen voor méér te gebruiken dan alleen voor bescherming tegen wateroverlast en het creëren van een ecologisch gezond watersysteem. Sinds 1 december 2011 is de Integrale Keur AGV 2011 vigerend.

Conclusie

Voorliggend plan is binnenstedelijke ontwikkeling binnen bestaand bebouwd gebied. Aan de aangegeven belangen wordt voldaan en er wordt rekening mee gehouden. Het provinciaal en regionaal beleid vormen geen belemmering voor dit plan.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Amsterdam 2040

De gemeente Amsterdam heeft in februari 2011 de structuurvisie Amsterdam 2040 vastgesteld. In de Structuurvisie zijn de ruimtelijke ambities voor de jaren 2010-2040 vastgelegd. Vier grote bewegingen (Het centrum wordt groter, Groen wordt belangrijker, Amsterdam richt zich op het IJ en de Zuidflank wordt internationaler) zijn nu al zichtbaar en hier in de visie rekening mee gehouden. Daarnaast zijn er zeven ruimtelijke opgaven die bepalend zullen zijn voor de richting waarin Amsterdam zich verder ontwikkelt.

  1. 1. Verdichten. Via intensiever gebruik van de ruimte in de stad kan aan veel meer mensen en bedrijven woon- en werkruimte worden geboden.
  2. 2. Veranderen van functies. Als onderdeel van de verdichting zullen verschillende bedrijventerreinen worden omgezet naar gebieden met een mix van wonen en werken.
  3. 3. Regionaal openbaar vervoer. Een regio die wil functioneren als metropool kan niet zonder snel, frequent en comfortabel openbaar vervoer op regionale schaal.
  4. 4. Hoogwaardige openbare ruimte. De kwaliteit van leven in de stad wordt steeds belangrijker, en daarmee de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte.
  5. 5. Meer gebruik van groen en water. Het gebruik van groen en water in en rondom de stad neemt toe en vervult een steeds belangrijker rol.
  6. 6. Duurzame energie. De fossiele brandstoffen raken hoe dan ook een keer op. De stad moet daar op worden ingericht. Daarom moet Amsterdam energiezuiniger worden.
  7. 7. Olympische Spelen Amsterdam 2028. De Olympische Spelen zijn een nationale aangelegenheid waarbij Amsterdam beeldmerk kan zijn en ruimte kan bieden aan het kloppend hart van de Spelen.

Op het faseringsbeeld is het Middengebied aangeduid als 'stedelijk gebied in ontwikkeling' voor de jaren 2010-2020. Hoogbouw en verdichting wordt gestimuleerd voor, onder meer, het gebied langs de A10. Daarbij wordt een gedifferentieerd hoogbouwmilieu beoogd, met ensembles vanaf circa 60 meter hoogte bij de knooppunten. Vergelijk hiervoor onderstaande figuur 4.1. Binnen het Unesco gebied van de binnenstad wordt terughoudend omgegaan met hoogbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.E1202BPSTD-VG01_0005.jpg"

Figuur 4.1 - Uitsnede kaart Structuurvisie Amsterdam, Hoogbouw

Conclusie

Bij deze ontwikkeling zijn de eerste, vierde en vijfde ruimtelijke opgaven van toepassing. De ontwikkeling is geen onderdeel van een zogenoemde 'grote beweging'. Binnen het plangebied is geen sprake van een hoofdgroenstructuur. Het plan voorziet in een verdichting, bij de herinrichting wordt de openbare ruimte eveneens meegenomen in de ontwikkeling en krijgt deze een positieve impuls. Tot slot worden de belangrijke groenstructuren benadrukt en krijgen deze een bijzondere plaats binnen het totale plan. Het plan voldoet aan het gemeentelijk beleid.

Breed Water (Plan gemeentelijke watertaken 2010-2015)

De gemeente Amsterdam is wettelijk verantwoordelijk voor drie watertaken. Deze zogenaamde zorgplichten betreffen:

  1. 1. de inzameling en transport van stedelijk afvalwater;
  2. 2. de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater;
  3. 3. het nemen van grondwatermaatregelen.

In 'Plan gemeentelijke Watertaken 2010-2015' staat hoe deze drie zorgplichten door de gemeente Amsterdam worden ingevuld. Doel van het plan is om aan het bevoegd gezag te verantwoorden op welke wijze de gemeente Amsterdam haar watertaken uitvoert en in hoeverre zij afdoende middelen heeft om dit in de toekomst te blijven doen. Hiermee voldoet de gemeente aan de planverplichting zoals die in de Wet milieubeheer (artikel 4.22) is opgenomen. Dit plan biedt tevens een kans om in te spelen op ontwikkelingen zoals het veranderende klimaat. Om de gestelde doelen te realiseren zijn de volgende acties en stappen nodig per zorgplicht:

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.E1202BPSTD-VG01_0006.png"

3.4 Stadsdeelbeleid

Het stadsdeel heeft meedere beleidsvisies in voorbereiding. Het is aannemelijk dat dit beleid gedurende het planproces van onderhavig bestemmingsplan wordt vastgesteld. In deze paragraaf is voor de volledigheid dit beleid al beschreven.

Woonbeleid

Huizen in West, woonvisie voor stadsdeel West 2012-2016

Het stadsdeel heeft 22 mei 2012 de Woonvisie 2012-2016 vastgesteld. Deze woonvisie vervangt de woonvisies van de vier voormalige stadsdelen en biedt een overzicht van ambities, inzet en resultaatdoelstellingen van stadsdeel West voor wat betreft wonen. Stadsdeel West vindt het belangrijk dat mensen met verschillende achtergronden, inkomens en gezinssamenstellingen naar tevredenheid kunnen wonen, werken, leren en verblijven. Het stadsdeel stelt daarom de volgende prioriteiten in de woonvisie:

  1. a. voldoende woningen voor lage en middeninkomens;
  2. b. kwalitatief goede en duurzame woningen;
  3. c. diversiteit aan woningen op wijkniveau.

Economisch beleid

Detailhandelsvisie 2011-2015

De Detailhandelsvisie is vastgesteld op 24 januari 2012.

Winkels buiten de winkelstraten
In een aantal gebieden is gelet op de leegstand en toekomstige ontwikkelingen in de
detailhandel sprake van (risico op) overbewinkeling. Daarnaast heeft een te grote versnippering van winkels een negatief effect op het functioneren van de detailhandel. Het streven is daarom om de winkels zoveel mogelijk te concentreren in de winkelgebieden. Dat betekent niet dat alle winkels buiten de winkelgebieden moeten sluiten. Wel dat vestiging van detailhandel buiten de winkelgebieden niet gestimuleerd wordt en bij het verdwijnen van winkelfuncties in deze gebieden vestiging van andere functies mogelijk is. Het gaat dan om andere functies als persoonlijke verzorging, consumentendienstverlening, kantoor e.d. die zich kunnen blijven vestigen in deze gebieden. In sommige gebieden is omzetting in een woonfunctie ook een optie.
Bij nieuwbouw en transformatiegebieden is maatwerk noodzakelijk. Maar ook hier is het
uitgangspunt concentratie van winkels in bestaande winkelgebieden. Voor de Kolenkitbuurt betekent dit dat naast consumentgerichte bedrijvigheid en dienstverlening (incl. horeca)
buurtgerichte detailhandel mogelijk blijft aan dit deel van de Bos en Lommerweg (noord- en zuidzijde). De Bos en Lommerweg krijgt daarmee het karakter van een stadsstraat en aanloopgebied naar het Bos en Lommerplein.

Horecanota stadsdeel West 2011

De Horecanota stadsdeel West 2011 is vastgesteld op 5 juli 2011. Het stadsdeel wil voor bewoners en bezoekers van West een divers, aantrekkelijk en eigentijds horeca-aanbod realiseren, waarmee de leefbaarheid en attractiviteit van het wonen, werken en verblijven in West wordt versterkt. Stadsdeel West heeft zich tot doel gesteld het meest creatieve en ondernemende stadsdeel van Amsterdam te worden. Een bloeiende horecasector met levendige terrassen is een belangrijke pijler hiervan. Twee basisuitgangspunten liggen aan het horecabeleid ten grondslag:

  1. a. horeca biedt kansen, waarop het stadsdeel wil inspelen;
  2. b. er is hierbij nadrukkelijk oog voor het woon- en leefklimaat.

De Kolenkitbuurt is een gebied met overwegend een woonfunctie waar horeca beperkt en niet geconcentreerd aanwezig is. De Bos en Lommerweg is aanloopgebied voor het winkelgebied Bos en Lommerplein. Deze straat wordt gekenmerkt doordoor een concentratie van een mix aan voorzieningen, waaronder winkels en horeca.

Groen- en waterbeleid

Nota Groen en Blauw 2005-2015

In deze nota wordt invulling gegeven aan het groen- en waterbeleid in Bos en Lommer. Dit beleid is na de fusie van de stadsdelen in 2010 overgenomen door stadsdeel West. De groene lijn langs de Leeuwendalersweg (in oost-westrichting) en de oever van de Ringspoorzone maken onderdeel uit van de groenblauwe structuur van Bos en Lommer. Het is van belang dat deze groene en blauwe routes behouden blijven en kwalitatief worden versterkt. Een beleidsuitgangspunt is dat als ergens groen verloren gaat of water verdwijnt, dit dient te worden gecompenseerd.

Parkeerbeleid

Nota Parkeren (2012)

Het parkeerbeleid van Stadsdeel West is 5 juni 2012 vastgesteld in de Parkeernota stadsdeel West 2012-2020. De uitgangspunten met betrekking tot parkeernormen bij nieuwbouw of vervangende bouw zijn:

  1. a. een nieuw bouwinitiatief mag geen significant extra parkeerclaim op de openbare ruimte tot gevolg hebben;
  2. b. indien er sprake is van een significante extra parkeerclaim dient deze opgevangen te worden in een parkeervoorziening;
  3. c. een bewoner die beschikt of kan beschikken over een parkeerplaats komt niet in aanmerking voor een parkeervergunning, ongeacht de woning een corporatiewoning is (al dan niet sociale huur), een private huurwoning of een koopwoning (conform de parkeerverordening). Voor de appartementscomplexen waar hiervan is afgeweken geldt een uitsterfbeleid;
  4. d. om een hoge kwaliteit van de openbare ruimte te verwezenlijken moet gestreefd worden naar zo min mogelijk parkeerplaatsen in de openbare ruimte;
  5. e. bij de planvorming dient rekening gehouden te worden met voldoende ruimte ten behoeve van deelauto's, laad- en losvoorzieningen en gehandicaptenparkeerplaatsen;
  6. f. indien geen garageplekken beschikbaar zijn onder het appartementencomplex wordt voor bewoners die een garageplek wensen, tot het moment dat een garageplek vrijkomt, de mogelijkheid gegeven om in een ringparkeervoorziening te parkeren (zodra gerealiseerd);
  7. g. de parkeernormen voor koop- of vrijesectorhuurwoningen zijn minimaal 0,6 en maximaal 0,9 parkeerplaatsen per woning. Voor sociale huurwoningen geldt een minimale norm van 0,4 en maximale norm 0,6 parkeerplaatsen per woning.

Voor het plan voor het Middengebied Kolenkitbuurt (inclusief Blok 5) geldt dat specifieke maatwerkafspraken zijn gemaakt over parkeren. Ten tijde van de voorbereiding en de besluitvorming over het uitwerkingsplan (17 april 2012 definitief besluit) was namelijk het oude parkeerbeleid nog van toepassing.

  • voor de marktwoningen geldt een parkeernorm van 1,0 parkeerplek per woning;
  • voor de sociale huurwoningen geldt een parkeernorm van 0,5 parkeerplek per woning;
  • voor bezoekers geldt een parkeernorm van 0,2 parkeerplek per woning;

Het vastgestelde uitwerkingsplan is daarmee niet gebaseerd op de recent vastgestelde "Parkeernota West", maar wel conform afspraken tussen Stadsdeel West en Eigen Haard.

Conclusie

Het plan past binnen het stadsdeelbeleid en de afspraken inzake parkeren.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

In het kader van het totale project Middengebied - Kolenkitbuurt, dus inclusief het plangebied Blok 5, zijn de relevante omgevingsaspecten beoordeeld. Deze onderzoeken worden ook gebruikt om de inpassing van blok 5 in de omgeving te beschouwen. Deze onderzoeken betreffen het project in zijn geheel en zijn daarmee tevens van toepassing voor dit bestemmingsplan.

4.1 Bodem

In het kader van het vigerende bestemmingsplan Kolenkitbuurt is reeds een bodemparagraaf opgesteld. Deze wordt integraal overgenomen in dit bestemmingsplan. De bodemparagraaf is opgesteld aan de hand van het historisch onderzoek plangebied 'Kolenkitbuurt' (50/8112 MD 202) (Milieudienst Amsterdam, 22-10-2002) en het aangepast historisch onderzoek Plangebied Kolenkitbuurt (AM036308087) (Milieudienst Amsterdam, 3-3-2004).

De provincie Noord-Holland heeft een checklist (bodemtoets) opgesteld, waarin vijf bodemaspecten zijn opgenomen die in een bestemmingsplan aandacht moeten krijgen. Deze aspecten worden in de voorbereidingsfase bij het opstellen van het voorontwerpplan onderzocht. Door de bodemtoets als instrument voor ruimtelijke plannenmakers wordt het plannen met "bodem" gemakkelijker gemaakt.

De bodemtoets bestaat voorlopig uit de volgende bodemaspecten:

  • bodemopbouw: functies/bestemmingen dienen afgestemd te worden op de bodemopbouw binnen het plangebied
  • bodemkwaliteit: er dient minimaal een historisch bodemonderzoek te zijn gedaan en indien er sprake is van een verdachte locatie, dan tevens een verkennend bodemonderzoek. In het bestemmingsplan moeten de gevolgen van de bodemkwaliteit voor de toegekende functies worden aangegeven;
  • bodembeschermingsgebieden: de gemeente moet de ligging van grondwater- en bodembeschermingsgebieden zichtbaar maken op de plankaart; de geldende gebruiksbeperkingen in deze gebieden moeten in het ruimtelijk plan worden opgenomen;
  • archeologie: de gemeente moet de ligging van de archeologische waarden op de plankaart opnemen; in het ruimtelijk plan moet worden opgenomen of de toegekende bestemmingen samengaan met de doelstelling ten aanzien van het in-situ bewaren van de archeologische waarden; indien noodzakelijk worden hier speciale voorschriften voor opgenomen;
  • ontgrondingen: zodra beton- en metselzand op land gewonnen gaan worden, moet in ruimtelijke plannen rekening worden gehouden met de bereikbaarheid van potentiële winlocaties.

Met betrekking tot de bodemkwaliteit zijn de volgende beleidsnota's voor het onderhavige plangebied relevant:

  • Nationaal Milieubeleidsplan; voor het plangebied betekent het beleid van het Nationaal Milieubeleidsplan dat de aanwezige (ernstige) bodemverontreiniging verwijderd dient te worden, bij voorkeur tijdens de bouwwerkzaamheden;
  • Beleidsvernieuwing bodemsanering (BEVER); uitgangspunt is dat verontreinigingen functiegericht moeten worden gesaneerd. Hierbij is de overweging dat niet elk gebruik van de bodem om geheel schone grond vraagt. Voor het plangebied betekent dit dat aanwezige bodemverontreinigingen waarvoor een saneringsnoodzaak bestaat, functiegericht en kosteneffectief gesaneerd dienen te worden;
  • de Wet bodembescherming (2002); deze wet kent een algemene zorgplicht met betrekking tot de verontreiniging van de bodem: de voorgenomen activiteit mag geen nieuwe bodemverontreinigingen veroorzaken. Gebeurt dit wel of worden bestaande bodemverontreinigingen aangetroffen, dan geeft de wet aan dat deze bodemverontreinigingen moeten worden gesaneerd en op welke wijze dit moet gebeuren;
  • Besluit bodemkwaleit: dit besluit schept een kader voor het hergebruik van de vrijgekomen schone en licht verontreinigde grond. Voor het plangebied betekent dit dat de vrijkomende grond zoveel mogelijk (op locatie) hergebruikt dient te worden.

Beoogde ontwikkelingen

In het plangebied worden middels herstructurering nieuwe gevoelige functies mogelijk gemaakt.

Onderzoek en conclusie

Bodemopbouw

Over de exacte bodemopbouw zijn in het stedelijke gebied weinig gegevens bekend. Over het algemeen bestaat de bodem in Bos en Lommer uit een ondergrond van veen of klei-op-veen, waarover bij de aanleg van het stedelijk gebied een dikke laag (arm) zand is gespoten.

Bodemkwaliteit

Binnen het plangebied hebben verschillende bodemonderzoeken plaatsgevonden. Binnen het Zuidelijk Veld van de Kolenkitbuurt heeft een indicatief bodemonderzoek plaatsgevonden. Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat er op de locatie sprake is van een matige verontreiniging met PAK in de grond. Deze verontreiniging is echter van dien aard, dat geen nader bodemonderzoek noodzakelijk is. De verontreiniging beperkt zich tot de ondergrond (0,5 - 1 m mv). Tevens is er sprake van een sterke verontreiniging met arseen en benzeen in het grondwater (ter plaatse van De Leeuw van Vlaanderenstraat 30-32). Nader onderzoek heeft plaatsgevonden3). Er is sprake van een sterke grondwaterverontreiniging. Omdat het verontreinigde bodemvolume kleiner is dan 100 m³ en zowel horizontaal als verticaal is afgeperkt, is er geen sprake van ernstige bodemverontreiniging zoals bedoeld in de Wet bodembescherming.

Binnen de Ringspoorzone heeft ook een indicatief bodemonderzoek plaatsgevonden. Uit het onderzoek is een matige verontreiniging met PAK in de bovengrond geconstateerd. Deze verontreiniging is echter van dien aard, dat geen nader bodemonderzoek noodzakelijk is. Wel wordt aangeraden de bovengrond tijdens de uitvoer van de plannen separaat te ontgraven en af te voeren naar een erkend verwerker. De overige grond binnen het plangebied kan geclassificeerd worden als schoon. Derhalve kan geconcludeerd worden dat de milieuhygiënische kwaliteit van de (water)bodem de herinrichting van het gebied niet in de weg staat. Ter plaatse van de gravel- en sintelverharding aan de locatie Wiltzanghlaan heeft nog een indicatief bodemonderzoek plaatsgevonden, naar aanleiding van eerder uitgevoerd bodemonderzoek. Uit deze onderzoeken blijkt dat in de gravel- en sintelverharding sterk verhoogde waarden van verschillende bodemverontreinigende stoffen zijn waargenomen. Dit betreft echter alleen de verhardingslaag. Omdat de onderliggende bodem niet verontreinigd is, is er geen sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging.

Bodembeschermingsgebied

Het plangebied is niet aangewezen als bodembeschermingsgebied dan wel grondwaterbeschermingsgebied.

Archeologie

Voor wat betreft archeologie wordt verwezen wordt naar paragraaf 4.2.

Ontgrondingen

Het plangebied zal in de toekomst niet worden aangemerkt als zandwinlocatie. Dit aspect heeft derhalve geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

Conclusie

Net als in het vigerende bestemmingsplan Kolenkitbuurt wordt geconcludeerd, dat het aspect bodem geen belemmering is voor het plan. Gezien het feit dat er in het plangebied de afgelopen 5 à 6 jaar geen bodemverontreinigende of risicovolle activiteiten hebben plaatsgevonden kan deze conclusie worden gehandhaafd.

Wanneer ten behoeve van de bouwwerkzaamheden een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt aangevraagd zal een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd ten behoeve van de vergunningprocedure.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie

In de Monumentenwet 1988 is opgenomen dat de gemeenteraad bij vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond rekening moet houden met de in de grond aanwezig dan wel te verwachten monumenten. In het bestemmingsplan dient dus de archeologische waarden te worden beschreven.

Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft in opdracht van stadsdeel West een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de twee plangebieden Kolenkitbuurt Midden en Blok 5. Hiermee wordt het cultuurhistorische verleden van het plangebied, dat gelegen is in de voormalige Sloter Binnenpolder in kaart gebracht, zodat daarmee inzicht wordt verkregen in mogelijke archeologische sporen in de bodem. Een dergelijk verwachtingsonderzoek past binnen de verplichting van gemeenten om conform de Monumentenwet beleid te ontwikkelen ten aanzien van het behoud cq. documentatie van archeologische overblijfselen bij bouwontwikkeling. De resultaten vanhet onderzoek zijn vastgelegd in het rapport Archeologisch bureauonderzoek Plangebied Kolenkitbuurt Midden en Blok 5 Stadsdeel West (kenmerk BO 12-028, Amsterdam, april 2012). Dit rapport is als bijlage 3 bijgevoegd.

Het bureauonderzoek gaat uit van een beknopt overzicht van de historisch-topografische ontwikkeling van de Sloter Binnenpolder vanaf de middeleeuwen tot in de 20ste eeuw. Het historisch overzicht wordt aangevuld met archeologische informatie afkomstig van vindplaatsen in de directe omgeving van het plangebied. De historische en archeologische informatie over de ruimtelijk topografische ontwikkelingen is omgezet naar een beeld van archeologische verwachtingen. De archeologische verwachtingskaart bestaat uit één zone met hoge en drie met een lage archeologische verwachting. Aan de hand hiervan is een archeologische beleidskaart opgesteld, waarin de beleidsregels en maatregelen voor de vereiste archeologische monumentenzorg zijn vastgelegd.

Verwachtingsmodel: conclusie

Uitgaande van bovenstaande inventarisatie zijn binnen de plangebieden Kolenkitbuurt Midden en Blok 5 materiële overblijfselen te verwachten die samenhangen met de ontginnings- en gebruiksgeschiedenis van de 11de tot in de 20ste eeuw. Er kunnen gedempte verkavelingsloten, resten van bebouwing en losse vondsten verwacht worden. De archeologische sporen van landgebruik vertonen een wijde verspreiding en een lage trefkans. Waar bewoningsresten worden verwacht, is de dichtheid en samenhang van de sporen hoger.

Op basis van de historisch-topografische inventarisatie zijn binnen de plangebieden Kolenkitbuurt Midden en Blok 5 materiële overblijfselen te verwachten die samenhangen met de gebruiksgeschiedenis van de 11de tot in de 20ste eeuw. Dit leidt tot een verwachtingskaart van archeologische materiële neerslag met vier verwachtingszones voor Kolenkitbuurt Midden (A t/m D) en één voor Blok 5 (D):

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.E1202BPSTD-VG01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.E1202BPSTD-VG01_0008.png"

De archeologische beleidskaart van de plangebieden Kolenkitbuurt Midden en Blok 5 is bedoeld als een ruimtelijk schema van de maatregelen die nodig zijn voor de zorg voor het archeologisch erfgoed binnen bepaalde zones. De verwachtingen worden gekoppeld aan de huidige toestand van het terrein en mogelijk opgetreden bodemverstoringen. De clustering van de verwachtingszones resulteert in een beleidskaart. Binnen Kolenkitbuurt Midden zijn twee zones te onderscheiden, binnen de grenzen van Blok 5 één. De specifieke beleidsmaatregelen staan hieronder geformuleerd:

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.E1202BPSTD-VG01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.E1202BPSTD-VG01_0010.png"

Conclusie

Het bureauonderzoek naar archeologische waarden is uitgevoerd voor de bestemmingsplangebieden Kolenkitbuurt Midden en Blok 5. Voor de plangebieden gelden twee archeologische beleidszones, waarvan de meest omvangrijke wordt vrijgesteld van verder archeologisch onderzoek. Voor het gehele plangebied geldt de wettelijke meldingsplicht. Dit houdt in dat ook in geval geen archeologisch vervolgonderzoek is vereist en toch bodemvondsten ouder dan vijftig jaar worden aangetroffen dit aan Bureau Monumenten en Archeologie wordt gemeld zodat in overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten

Cultuurhistorie

Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven zijn er binnen het plangebied geen gemeentelijke en rijksmonumenten aanwezig.

De wijk maakt onderdeel uit van de Westelijke Tuinsteden die zijn ontwikkeld op basis van het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Cornelis van Eesteren. Het plan van Van Eesteren heeft de kenmerken van het Nieuwe Bouwen: brede straten, open bouwblokken, portieketagewoningen op een plint van bergingen en collectieve binnentuinen. Deze uitgangspunten zijn binnen het ruimtelijk en programmatisch kader in het onderhavige plan zoveel mogelijk gerespecteerd.

De oorspronkelijke opzet van de Kolenkitbuurt met brede straten, open bouwblokken en grote binnentuinen - licht, lucht en ruimte - waren na de Twee Wereldoorlog meer dan welkom. Anno 2012 echter laten de staat van de woningen en de leefbaarheid in de buurt steeds meer te wensen over. Tegelijkertijd voltrekt zich vanuit de binnenstad van Amsterdam een andere beweging. Al jaren schuiven de grenzen van het centrumstedelijke milieu op naar de stadsrand. De Baarsjes en delen van Bos en Lommer transformeren, een proces dat nu ook de Kolenkitbuurt gaat bereiken. Met de overkluizing van de ring is de buurt klaar voor de sprong over de A10. Er liggen kansen voor een buurt die de stedelijkheid van Amsterdam binnen de ring combineert met het groen en de ruimte van de westelijke tuinstad. Onder de noemer 'stedelijkheid in de luwte' wordt het gebied daarom getransformeerd in een moderne woonwijk voor stedelijk gerichte huishoudens (zowel één- en tweepersoons huishoudens als kleine gezinnen).

De term 'stedelijkheid in de luwte' is niet alleen van toepassing op de ligging van de buurt, maar ook op de contrasten binnen de buurt. Het Uitwerkingsplan maakt een combinatie van een prettig en rustige woonomgeving en de nabijheid van een druk en levendig stadsleven. Dit komt tot uiting door de 'binnenstraten' en de 'buitenranden'. De buitenranden sluiten aan op de gewaardeerde stedenbouwkundige structuur van zowel de bestaande situatie als het Vernieuwingsplan. Het plan voegt zich in het stedelijk weefsel door het overnemen van de ruimtelijke kenmerken van de brede, gemengde straatprofielen, de bebouwingshoogte en de architectonische uitstraling.

Daarbinnen ontvouwen zich twee autovrije, kindvriendelijke gebieden met elk een eigen sfeer. Het Lidewijpark dat rondom de bestaande Paulusschool ligt en het Nannoplein met de nieuwe Bos en Lommerschool aan de Bos en Lommerweg. De oorspronkelijke strokenverkaveling wordt vervangen door een smallere driedeling. In combinatie met de gesloten bouwblokken en de gekozen typologieën draagt dit bij aan een rustig, intiem woonmilieu met een stedelijke uitstraling. De 'binnenstraten' krijgen zo de ruimtelijke kenmerken van het woonmilieu 'binnen de ring': een compacte openbare ruimte en bouwblokken met een duidelijke scheiding tussen het privé- en het publieke domein.

Het Uitwerkingsplan wijkt hiermee af van het Vernieuwingsplan. In plaats van een éénvormige reeks blokken en straten, kiest het Uitwerkingsplan voor een gedifferentieerde opbouw van de stedelijke ruimten. Deze verandering komt bewust tot stand vanwege een gewijzigde ontwikkelstrategie. De kerngedachte hierbij is om, meer nog dan in het oorspronkelijke Vernieuwingsplan de hierboven genoemde 'sprong over de A10' mogelijk te maken en een wijk te bouwen waar het stedelijke gezin centraal komt te staan. Een wijk met een nieuwe brede school, gezinswoningen en een kindvriendelijke groene en veilige openbare ruimte. Dat vergt een structurele aanpassing van het huidige stedelijk weefsel. Hiermee wordt het autonome proces van 'gentrification' in het deel van Bos en Lommer 'binnen de ring' versterkt, met als doel een (nog) aantrekkelijker woon- en werkmilieu te kunnen bieden voor de op de stad georiënteerde gezinnen.

Conclusie

Verder archeologisch onderzoek is in in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk.

Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie geldt, dat zoveel mogelijk aangesloten is op de uitgangspunten van het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Cornelis van Eesteren. Op grond van de hierbovengenoemde argumenten is echter sprake van een aanpassing van het huidige stedelijk weefsel.

Bovenstaande analyse is gebaseerd op het volledige uitwerkingsplan, bestaande uit het Middengebied en Blok 5. Ten opzichte van de bebouwing die het onderhavige bestemmingsplan mogelijk maakt, i.c. Blok 5 geldt dat dit onderdeel van het plan op zich zelf voldoet aan uitgangspunten van Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Cornelis van Eesteren. Er is immers sprake van een open bouwblok.

4.3 Water

Waterparagraaf

Sinds 2003 is het doorlopen van de watertoets wettelijk verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is om in overleg tussen de initiatiefnemer en de waterbeheerder aandacht te besteden aan de waterhuishoudkundige aspecten, zodat de waterhuishoudkundige doelstellingen worden gewaarborgd. De uitgangspunten voor het watersysteem dienen op een juiste wijze in het plan te worden verwerkt.

Waternet, waarin de Dienst Waterbeheer en Riolering en het Waterleidingbedrijf zijn samengegaan, is de uitvoerende dienst voor dit Hoogheemraadschap, alsmede voor de gemeente Amsterdam (grondwaterzorgtaak en riolering).Waternet voert de waterbeheerstaken uit namens het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) en de grondwaterzorgtaak, nautisch beheer, afvalwaterinzameling en drinkwaterlevering voor de gemeente Amsterdam. Het plangebied maakt deel uit van de Integrale Keur van AGV. Zonder ontheffing op de keur zijn werkzaamheden aan/op of in waterstaatkundige werken, watergangen en keringen verboden. De keur van AGV is van toepassing op alle wateren, keringen en waterstaatkundige werken.

Het bestemmingsplan maakt ondergronds bouwen niet mogelijk, zodat er geen effecten op de stand en de kwaliteit van het grondwater te verwachten zijn. Indien en voor zover het dagelijks bestuur ten behoeve van een bouwplan een wijzigingsprocedure voor ondergronds bouwen zou willen voeren, is één van de criteria dat het project ter toetsing zal worden voorgelegd aan Waternet, aan wie de gemeente amsterdam haar grondwaterzorgtaken heeft gedelegeerd.

Voorgenomen ontwikkeling

Al jaren bestaat het voornemen om de Kolenkitbuurt te renoveren. Deze waterparagraaf gaat in op het middendeel van de Kolenkit. Dit middendeel wordt ingesloten door de Bos en Lommerweg aan de zuidzijde, de straten Jan van Schaffelaarplantsoen en de Schaapherderstraat aan de oostzijde, de Wiltzanghlaan aan de noordzijde en de sloot langs de Ringspoorzone aan de westzijde. Het plangebied heeft een oppervlak van circa 7,1 hectare.

De ontwikkeling zal leiden tot een toename van het verharde oppervlak van circa 1,0 hectare. Door het toepassen van halfverhardingen en het inpassen van groen zal de daadwerkelijke toename waarschijnlijk lager zijn.

De watergang aan de oostzijde van het plan, langs het spoortalud wordt verbreed om de toename aan verharding te compenseren. Het plangebied sluit aan op de bestaande wegen en zal zodoende ongeveer de huidige hoogteligging van NAP+0,6 meter behouden. Het plangebied ligt binnen de Stadsboezem van Amsterdam met een waterpeil van NAP -0,40 meter.

Proces

Op 11 juli 2011 en 10 april 2012 is de voorgenomen ontwikkeling besproken met Waternet. In dit overleg zijn de kaders en randvoorwaarden voor de waterhuishouding vastgesteld. De voorgenomen waterhuishouding is met Waternet besproken. Het compenseren van het verhard oppervlak door het verbreden van de primaire watergang aan de westzijde van het gebied is mogelijk.

Afspraken en randvoorwaarden

In overleg met Waternet is gekomen tot de volgende afspraken en aandachtspunten ten behoeve van de waterhuishoudkundige uitwerking van het gebied:

  • de watergang aan de westzijde heeft een belangrijk afvoer- en aanvoerfunctie, deze dient behouden te blijven;
  • ten westen van deze watergang ligt een waterkering (dijklichaam) met bijbehorende beschermingszones. De kan beperkingen opleveren voor de aanleg van oppervlaktewater. Wanneer de bestaande watergang niet richting deze dijk verbreed wordt worden geen problemen verwacht;
  • de toename van verhard oppervlak moet gecompenseerd worden door de realisatie van nieuw oppervlaktewater in hetzelfde peilvak;
  • bij de inrichting van het plan dient rekening gehouden te worden met het beheer en onderhoud van de watergangen;
  • het plan houdt rekening met de grondwaternorm zoals deze omschreven is in het plan gemeentelijke watertaken om te voorkomen dat er toekomstige grondwaterproblemen ontstaan en dat bestaande grondwaterproblemen niet verslechteren.

Daarnaast is voor het huidige bestemmingsplan tevens een watertoets uitgevoerd. Daarin zijn de volgende aanvullende afspraken en aandachtspunten opgenomen:

  • er moet worden voldaan aan de gemeentelijke grondwaternorm. Waar met kruipruimtes wordt gewerkt geldt een norm van 0,9 m en zonder kruipruimtes geldt een norm van 0,5 m. Om te vookomen dat de hoge grondwaterstanden binnen het plangebied tot problemen leiden worden er op een duurzame manier mitigerende maatregelen getroffen.
  • de herstructurering moet bijdragen aan het verbeteren van de (kwaliteit van) afvoer van regenwater.
  • voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem dient bij het hoogheemraadschap watervergunning te worden aangevraagd.

Waterhuishouding

Aan de westzijde van het plangebied ligt een primaire watergang. Deze watergang heeft een belangrijke aan- en afvoerfunctie voor het plangebied, maar ook voor het stedelijk gebied ten noorden van het plangebied. Ook het hemelwater dat op de spoordijk komt wordt via de watergang afgevoerd.

De watergang heeft naast een aan- en afvoerfunctie ook een belangrijke ontwaterende functie. De watergang heeft een streefpeil van NAP-0,4 meter, een diepte van circa 0,6 meter en een breedte op de waterlijn van circa 5,2 meter.

Waterkering

Ten westen van de watergang ligt de spoordijk. Deze spoordijk is tevens een direct secundaire waterkering. Waternet geeft aan dat met de realisatie van extra oppervlaktewater rekening gehouden dient te worden met deze functie.

Compensatie verhard oppervlak

De primaire watergang wordt aan de zijde van het plangebied verbreed. Op deze wijze wordt in totaal circa 2.250 m2 meter nieuw oppervlaktewater gerealiseerd. Hiermee wordt ee toename van 2,25 hectare verhard oppervlak gecompenseerd, ruim voldoende dus om de toename van 1,0 hectare te compenseren.

Doordat de bestaande watergang enkel verbreed wordt blijft de afvoer- en aanvoerfunctie van deze watergang alsmede de ontwaterende functie gewaarborgd. In een later stadium wordt overleg met de waterbeheerder de diepte van de watergang bepaald. De diepte is momenteel 0,6 meter en kan bepalend zijn voor de stabiliteit van het dijklichaam (de waterkering).

Waterkwaliteit

Om te voorkomen dat de aanleg van nieuwe gebouwen in het gebied leidt tot een verslechtering van de oppervlaktewaterkwaliteit wordt het gebruik van uitlogende materialen voorkomen. Emissies naar het oppervlaktewater van PAK (teer- en bitumeuze materialen, verduurzaamd hout), lood, zink en koper moeten worden tegengegaan.

Gescheiden riolering

In heb plangebied ligt momenteel een gescheiden stelsel. Het hemelwater wordt middels het hemelwaterriool afgevoerd naar de watergang in de Ringspoorzone. Op 2 locaties zijn uitlaten van dit hemelwaterstelsel aanwezig.

Het vuilwaterstelsel wordt separaat opgevangen. Het gaat hier om een vermaasd stelsel, die op verschillende locaties is aangesloten op het vuilwaterstelsel buiten het plangebied.

Nieuw rioleringsituatie

Zowel het hemelwaterstelsel als het vuilwaterstelsel in het gebied zal geheel vernieuwd worden. Voor het vuilwaterstelsel wordt een minimale diameter van 250 mm. Dit is vergelijkbaar met de diameter die in de huidige situatie wordt toegepast.

In overleg met de gemeente wordt bepaald welke neerslagsituatie het hemelwaterriool dient te kunnen verwerken. Deze neerslagsituatie is bepalend voor de toe te passen diameters van het hemelwaterriool. Op dat moment wordt tevens bepaald of er bij het ontwerp van het hemelwaterstelsel nog rekening gehouden dient te worden met toename van verhard oppervlak ten oosten van het plangebied (een gebied dat in een later stadium ook nog gerenoveerd wordt).

Ontwatering

Op basis van 4 peilbuizen uit het grondwatermeetnet uit Amsterdam blijkt de gemiddeld hoogste grondwaterstand NAP+0,1 meter (0,5 m-mv) te bedragen. De laagste grondwaterstand is NAP-0,4 meter (1,0 m-mv).

De watergang aan de oostzijde heeft een belangrijke ontwaterende functie. Niet uitgesloten wordt echter dat ook de bestaande riolering, die gelegen is onder het grondwaterniveau, een ontwaterende functie heeft.

De heersende grondwaterstanden maken kruipruimteloos bouwen goed mogelijk omdat de ontwateringsdiepte minimaal 0,50 m is. Wordt gebouwd met een kruipruimte dan worden er mitigerende maatregelen genomen om de grondwaterstand op een duurzame manier af te wateren. Er moet dan een ontwateringsdiepte zijn van minimaal 0,90 m is. Dit mag geen invloed hebben op de omgeving.

Aangezien het hier een renovatie betreft en daardoor het praktisch onmogelijk is het gebied op te hogen zullen er andere mitigerende maatregelen moeten worden genomen om toekomstig grondwateroverlast te voorkomen. In overleg met waternet wordt een keuze gemaakt voor de te nemen mitigerende maatregelen, waarbij gestreefd wordt naar een duurzame oplossing. De te maken keuzes worden nader onderbouwd in de als bijlage 4 bijgevoegde memo.

4.4 Ecologie

Op het plan is wetgeving met betrekking tot de bescherming van de natuur van toepassing. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).

Gebiedsbescherming

De bescherming van natuurgebieden wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ruimtelijke projecten kunnen niet zonder meer worden gerealiseerd in beschermde natuurgebieden. Projecten die in de nabijheid van beschermde natuurgebieden worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking). Als sprake is van externe werking dan kan het noodzakelijk zijn dat bij de provincie (bevoegd gezag) een vergunning volgens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet aangevraagd moet worden.

Soortbescherming

Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, licht beschermde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Als negatieve effecten op zwaar beschermde soorten optreden, dient een ontheffing volgens art. 75 van de flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van LNV. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (groot maatschappelijk belang, in sommige gevallen ook ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Beoordeling plan

Er bevinden zich geen Vogelrichtlijn-, Habitatrichtlijngebieden of andere beschermde natuurgebieden in de directe omgeving van het Middengebied. Daarmee dient alleen te worden getoets aan de Flora- en faunawet.

Voor het onderhavige bestemmingsplan is een natuurtoets uitgevoerd (Oranjewoud, Quick scan Flora en fauna, onderzoek in het kader van bestemmingsplan, projectnr. 245758, revisie 00, d.d. 5 maart 2012) (zie bijlage 5).

Kort samengevat is het resultaat van de natuurtoets dat zich ter hoogte van het projectgebied maar in beperkte mate beschermde flora en fauna aanwezig is. Dat er verblijfplaatsen van strikt beschermde vleermuizen op het plangebied voorkomen is niet uitgesloten, dit geldt eveneens voor de huismus en gierzwaluw; vogelsoorten waarvan de verblijfplaats jaarrond zijn beschermd. Om de aanwezigheid van zowel vleermuizen, huismus en gierzwaluw in beeld te krijgen is nader onderzoek noodzakelijk

Er zullen door de sloop en verwijdering van de gebouwen en beplanting negatieve effecten optreden voor een aantal algemene beschermde soorten. Door een zorgvuldige werkwijze en het nemen van mitigerende maatregelen (juist planning) kan schade worden voorkómen en blijven negatieve effecten beperkt. Voor de effecten op de algemene voorkomende, maar beschermde soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Voor de algemene soorten geldt een vrijstelling.

Aangezien op het terrein in het voorjaar diverse broedende vogels zijn te verwachten dient hiermee in de planning en uitvoering rekeningen gehouden te worden. Het kappen van bomen en het verwijderen van struweel dient bij voorkeur in de periode augustus - februari plaats te vinden. Er mag in geen geval begroeiing gedurende het voorjaar verwijderd worden zonder ecologische inspectie vooraf.

Noodzakelijk vervolgonderzoek

Vleermuisonderzoek`

Uit de bevindingen van deze natuurtoets blijkt dat op het plangebied vleermuizen kunnen verblijven. Vleermuizen zijn strikt beschermde soorten en staan vermeld op tabel 3 van het Vrijstellingsbesluit en bijlage 4 van de Habitatrichtlijn. Voor deze soorten geldt een zwaar afwegingskader. Om te bepalen of de voorgenomen sloopwerkzaamheden een negatief effect hebben op deze beschermde soorten is het nodig om aanvullend onderzoek uit te voeren en om de aan- of afwezigheid vast te stellen.

Daarnaast is deze kennis noodzakelijk om, indien nodig, met succes een ontheffingsprocedure in het kader van de Flora- en faunawet te doorlopen en om gepaste mitigerende en compenserende maatregelen te kunnen formuleren.

De gebouwen dienen conform het vleermuisprotocol 2012 nader onderzocht te worden op verblijf-plaatsen (zomer- kraam- en foerageergebied). Conform dit protocol zijn meerdere onderzoeksronden noodzakelijk in de periode maart - augustus.

Tijdens dit veldbezoek worden de gevels, ramen en grond/bestrating langs de gevels geïnspecteerd op de mogelijke aanwezigheid van sporen (mest/urinestrepen) die duiden op de aanwezigheid van vleermuizen. Bij het schemer gaan vleermuizen uitvliegen uit hun (kolonie-)verblijven. Op dat moment zal worden gekeken of er ook uitvliegende dieren uit de gebouwen komen. Eveneens zal er 's nachts en in de vroege ochtend worden gekeken naar mogelijke trek- en foerageerroutes van vleermuizen in de nabijheid van de te slopen gebouwen.

Voor het waarnemen van de aanwezige vleermuizen dient gebruik gemaakt te worden van een batdetector. De onderzoeken richt zich met name op gebouwbewonende vleermuissoorten, zoals gewone dwergvleermuis en laatvlieger. In het kader van Blok 5 hoeven er geen gebouwen te worden gesloopt. Het aspect vleermuizen is voor dit plan derhalve niet relevant.

Huismus en gierzwaluw

In het projectgebied zijn broedende huismussen en mogelijk ook gierzwaluwen te verwachten. Een broedvogelkartering in het voorjaar is noodzakelijk om inzicht te krijgen in het aantal. Bij de inrichting en het ontwerp van de bebouwing dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van beide soorten door vogelvriendelijke te bouwen en te ontwerpen.

4.5 Luchtkwaliteit

In 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met deze wet zijn luchtkwaliteitseisen verankerd in de Wet milieubeheer. Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende mate' van invloed is op de luchtkwaliteit. Als een bouwproject voldoet aan de gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (minder dan 1.500 woningen of 100.000 m2 kantooroppervlakte) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen.

Beoordeling totale uitwerkingsplan

Het plan betreft een herontwikkeling van een woonwijk. Het plan voorziet in de ontwikkeling van zo'n 480 woningen, circa 1.600 m² bedrijfsruimte en 3.800 m² sociaal-maatschappelijk vastgoed, inclusief een school. Er worden 361 woningen, 8 bedrijfsruimtes, een speeltuingebouwtje en een school gesloopt. Ten opzichte van de bestaande situatie komen er dus 119 woningen bij, circa 1.600 m2 bedrijfsruimte en de oppervlakte van de schoolvoorzieningen neemt beperkt toe. Uitgangspunt is dat deze met 2.500 m2 toeneemt (worst case).

De eerste vraag is of het plan Niet In Betekenende Mate (NIBM) is of niet. Op grond van de Regeling NIBM is een project in ieder geval NIBM (artikel 4, Besluit NIBM) als het gaat om woningbouwlocaties van niet meer dan 1.500 nieuwe woningen of kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000m2, waarbij in beide gevallen sprake is van één ontsluitingsweg. Indien een locatie zowel nieuwe woningen als kantoren bevat, voorziet de Regeling NIBM in de afwijkende voorwaarde: 0,0008 * aantal woningen + 0,000012 * bruto vloeroppervlak kantoren in m2 = 1,2.

In geval van twee ontsluitingswegen met gelijkmatige verkeersverdeling geldt een bovengrens van 3.000 nieuwe woningen of een bruto vloeroppervlak voor een nieuwe kantoorlocatie van 200.000m2.

Als we als "worst case" situatie aannemen dat er 119 woningen + 4.100 m2 bvo kantoren bij komen als gevolg van het plan EN dat er maar 1 ontsluitingsweg is, dan kunnen we deze getallen invoeren in de formule uit de Regeling NIBM: 0,0008 * 119 woningen + 0,000012 * 4.100 nvo = 0,1444. Dit getal is veel lager dan de grens van 1,2 en dus kunnen we veilig stellen dat zelfs de "worst case" situatie nog NIBM is. Er is dus geen verder onderzoek luchtkwaliteit nodig en het plan ondervindt geen beperkingen ten gevolge van de normen voor luchtkwaliteit.

4.6 Geluid

4.6.1 Akoestisch onderzoek

Ten behoeve van het bestemmingsplan heeft Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. akoestisch onderzoek uitgevoerd om vast te stellen wat de geluidsbelasting bedraagt vanwege ingevolge de Wet geluidhinder gezoneerde geluidsbronnen, te weten omliggende (spoor)wegen en het industrieterrein Westpoort. Tegelijk is bepaald of wordt voldaan aan de grenswaarden ingevolge de Wet geluidhinder en het geluidbeleid van de gemeente Amsterdam. De resultaten van dit onderzoek zijn gepresenteerd in het rapport 'Akoestisch onderzoek in het kader van bestemmingsplan Kolenkitbuurt Middengebied te Amsterdam, projectnr. 245758, revisie 03, 6 september 2012) dat als bijlage 7 is bijgevoegd.

Uit de onderzoeksresultaten blijkt voor dit bestemmingsplan het volgende:

  • door zowel geluid vanwege omliggende (spoor)wegen als door geluid van het industrieterrein Westpoort is sprake van een geluidsbelasting op geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen binnen het plan Kolenkitbuurt, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder;
  • de maximale ontheffingswaarde wordt op geen van de geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen overschreden;
  • er wordt voldaan aan de aanvullende geluidsvereisten die volgen uit het geluidbeleid van de gemeente Amsterdam, te weten:
    1. 1. de aanwezigheid van minimaal 1 geluidluwe gevel;
    2. 2. de gecumuleerde geluidsbelasting is niet hoger dan 71 dB (= hoogste maximale ontheffingswaarde + 3 dB);
  • het treffen van maatregelen om de geluidsbelasting tot de voorgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder terug te brengen stuiten naar verwachting op bezwaren van financiële, landschappelijk en/ of verkeerskundige aard;
  • voor Blok 5 gelegen langs het spoor zal moeten worden afgewogen of het toelaatbaar is om af te wijken van de regel uit het gemeentelijke geluidbeleid die voorschrijft dat er sprake dient te zijn van minimaal 1 geluidluwe gevel. Hier wordt in paragraaf 4.6.2 nader op ingegaan;
  • Burgemeester en wethouders kunnen, gezien het bovenstaande, overwegen om de volgende hogere waarden toe staan van ten hoogste:
    1. 1. 63 dB vanwege verkeer op de Bos en Lommerweg;
    2. 2. 52 dB vanwege verkeer op de Leeuwendalersweg;
    3. 3. 59 dB vanwege verkeer op de Wiltzanghstraat;
    4. 4. 57 dB vanwege verkeer op de Akbarstraat;
    5. 5. 51 dB vanwege verkeer op de Ring A10;
    6. 6. 68 dB vanwege rail- en metroverkeer op het ten westen gelegen spoor (traject 385 en 490);
    7. 7. 52 dB vanwege industrieterrein Westpoort.

4.6.2 Geluidluwe gevel Blok 5

In het gemeentelijk beleid is als voorwaarde opgenomen dat iedere woning waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld de beschikking moet hebben over een geluidluwe zijde. Onder een geluidluwe gevel wordt verstaan een gevel waarop de geluidbelasting van elk van de onderscheiden geluidbronnen niet meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde: 55 dB voor spoorwegen, 48 dB voor wegen en 50 dB(A) voor gezoneerde industrieterreinen.

Uitgaande van het stedenbouwkundig plan voor de Kolenkitbuurt, middengebied te Amsterdam-west, worden voor Ringspoorzone blok 5 op woningniveau maatregelen getroffen om te voldoen aan het gemeentelijk geluidbeleid ten aanzien van een geluidluwe zijde per woning. De minimaal benodigde voorzieningen zijn beschreven in de notitie 'Bouwplan ringspoorlijn blok 5 te Amsterdam Toetsingskader en bouwkundige randvoorwaarden m.b.t. omgevingslawaai' (Cauberg-Huygen, 20092240-03, 16 mei 2012). Deze notitie is bijgevoegd in bijlage 8.

Bij de bouwaanvraag worden de getroffen geluidafschermende voorzieningen ten behoeve van het gemeentelijk beleid, voor zover afwijkend van het overzicht in bijlage 8 per woning nader onderbouwd. Hierbij wordt uitgegaan van de akoestische en bouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten zoals vermeld in paragraaf 3 van de notitie van Cayberg-Huygen. De geluidwering van de gevel zal worden afgestemd op de optredende geluidbelastingen en de eisen zoals deze in het Bouwbesluit zijn gesteld. Wanneer de gecumuleerde waarde meer dan 2 dB bedraagt dan de hoogst optredende geluidbelasting per geluidbron zal conform het gemeentelijk geluidbeleid worden uitgegaan van de gecumuleerde waarde. Dit is met name relevant voor de woningen in het meest noordelijke stramien aan de Wiltzanghlaan.

4.6.3 Hogere grenswaarde

Zoals uit het akoestisch onderzoek volgt dienen hogere waarden te worden vastgesteld. In deze paragraaf wordt dit nader gemotiveerd.


1. Motivering ontheffing geluidbelasting vanwege de A10

Hogere waarden

De A10 draagt bij aan de geluidsbelasting op de geprojecteerde woningen in het plangebied. In het verleden is een aantal maatregelen getroffen om de geluidsbelasting op de omgeving vanwege de A10 terug te brengen. De A10 is uitgevoerd met dubbellaags ZOAB op de aardenbaan in combinatie met ZOAB op de kunstwerken. Daarnaast is langs de A10 een geluidsscherm gerealiseerd. De bestaande langsbebouwing tussen het plangebied en de A10 geeft een belangrijke afscherming van de direct daarachter overwegend parallel gelegen geprojecteerde nieuwbouwblokken. Ondanks de getroffen bronmaatregelen, de geluidsschermen en de keuze om uit te gaan van de bestaande paralelle bebouwing en de daarbij behorende afschermende bouwblokken langs de A10 kan niet worden voorkomen dat het geluid van de A10 het gebied binnendringt.

Met het realiseren van het onderhavige plan zijn hoge kosten gemoeid om te kunnen voldoen aan de landelijke regelgeving. Aanvullende maatregelen (bijvoorbeeld vervangen van het bestaande geluidsscherm door een hoger geluidsscherm of het (tijdelijk) verlengen ervan of het verder verlagen van de rijsnelheid) om de geluidsbelasting verder terug te brengen zullen, naar verwachting, ten aanzien van de kosten ervan niet in verhouding staan tot het effect wat ermee wordt bereikt en/ of stuiten op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige of landschappelijke aard.

Geluidluwe zijde

Het plan betreft een herontwikkeling van een bestaande woonbuurt, waarbij zoveel mogelijk aangesloten is bij de bestaande stedenbouwkundige uitgangspunten (Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Cornelis van Eesteren). Het plan van Van Eesteren, met bebouwing die bestaat uit open en halfopen bouwblokken met groene binnentuinen, heeft de kenmerken van het Nieuwe Bouwen: brede straten, open bouwblokken, portieketagewoningen op een plint van bergingen en collectieve binnentuinen. Deze uitgangspunten zijn binnen het ruimtelijk en programmatisch kader in het onderhavige plan zoveel mogelijk gerespecteerd. Daarbij is gestreefd naar een inrichting van de openbare ruimte die helemaal ten dienste staat aan de ontmoeting tussen de buurtbewoners, met daarbij bijzondere aandacht voor veiligheid op straat voor spelende kinderen. Dit heeft geleid tot het geprojecteerde stedenbouwkundig ontwerp met bouwblokken die de buurt omkaderen, met als gevolg voor het aspect geluid dat hiermee een woonwijk ontworpen is met bouwblokken parallel aan de belangrijkste geluidbronnen en met in alle gevallen een geluidluwe zijde aan de binnenzijde van de bouwblokken. Deze bouw geeft in belangrijke mate afscherming.

Conclusie A10

De mogelijke maatregelen aan de bron zijn in het verleden getroffen om de geluidbelasting vanwege de A10 terug te dringen. Ook is gekozen voor een stedenbouwkundige opzet die zoveel als mogelijk het geluid buiten het plangebied houdt. Desondanks kan niet worden voorkomen dat de geluidbelasting het gebied binnendringt. Nu belangrijke maatregelen zijn getroffen om de geluidbelasting zoveel mogelijk te beperken, en gezien ook het belang van de woningbouw en de maatschappelijke voorzieningen, waaronder de onderwijsvoorzieningen, zowel voor het stadsdeel als gemeentebreed, is het stadsdeelbestuur van oordeel dat ontheffing gerechtvaardigd.

2. Motivering ontheffing geluidbelasting Ringspoor

Hogere waarden

Het ringspoor is op een talud van circa 6 meter hoogte gelegen. De bestaande schermen van het ringspoor, destijds geplaatst voor de bestaande woningbouw in het gebied, bieden
afscherming ook voor de lagere bouwlagen van de bebouwing in de Ringspoorzone. Het vervangen van deze schermen door hogere geluidsschermen zal, gezien de hoogte van de bebouwing in de ringspoorzone weinig effect sorteren. Het zou leiden tot aanzienlijke kosten, die niet kunnen worden gerealiseerd binnen de gestelde financiële kaders. Nu daarenboven het merendeel van de woningen in het plangebied geen hinder ondervindt van de geluidbelasting van het railverkeer wordt afgezien van verdergaande geluidsbeperkende maatregelen.

Geluidsluwe zijde

Slechts een beperkt deel van de woningen in het plangebied kent een dubbelzijdige belasting waar het railverkeer een rol in heeft. Dit geldt alleen voor de woningen aan de Ringspoorzijde (Blok 5). Zoals in paragraaf 4.6.2 beschreven wordt door het treffen van maatregelen ook bij Blok 5 voldaan aan de eis van één geluidluwe gevel.

Conclusie ringspoor:

Het treffen van (aanvullende) geluidsbeperkende maatregelen op de bestaande maatregelen is kostbaar. Het effect daarvan zal gering zijn vanwege de hoogte van de geprojecteerde bebouwing. Op een aantal woningen wordt de voorkeurgrenswaarde overschreden. De geluidsbelasting blijft overal beneden de maximaal toegestane ontheffingswaarde van 68 dB. Het gaat vrijwel alleen om de woningen in het Ringspoorgebied. Het merendeel van de woningen in het plangebied ondervindt geen belasting van het ringspoorgeluid. Op grond hiervan is het stadsdeelbestuur van oordeel, dat het legitiem is, dat geen aanvullende maatregelen worden getroffen.

3. Motivering ontheffing geluidbelasting binnenstedelijk verkeer

Hogere waarden

De Bos en Lommerweg en Wiltzanghlaan geven in het plangebied een beperkt hogere geluidbelasting. Bronmaatregelen aan deze wegen zijn slechts ten dele mogelijk. De aanleg van geluidsreducerend asfalt wordt uitsluitend aangebracht bij groot onderhoud. Dit in verband met de kosten. Dit onderhoud is niet op korte termijn gepland. Plaatsing van geluidsschermen is ongewenst langs de Bos en Lommerweg en Wiltzanghlaan. Beperking van het autoverkeer maakt al onderdeel uit van het Amsterdamse geluidbeleid.Het handhaven van de bestaande stedenbouwkundige structuur is mede gekozen om de geluidbelasting van de verschillende geluidbronnen zoveel mogelijk te beperken binnen het plangebied. Deze verkaveling parallel aan de twee grootste geluidbronnen, heeft tot gevolg dat de bouwblokken haaks op de Bos en Lommerweg en Wiltzanghlaan staan. Het geluid van het verkeer hier kan daardoor relatief gemakkelijk via de straten tussen de bouwblokken in het woongebied binnendringen. Ten noorden van de Bos en Lommerweg is dit altijd zo geweest. Het stadsdeelbestuur vindt de hogere geluidbelasting vanwege de Bos en Lommerweg en Wiltzanghlaan acceptabel gegeven de complexe geluidsituatie in dit gebied, en de wens en de noodzaak om dit gebied te behouden en te versterken als woon- en verblijfgebied.

Het plan is erop gericht zoveel mogelijk woningen met een geluidsluwe zijde mogelijk te maken. Dit is een lastige opgave in een gebied dat door drie geluidsbronnen vanuit even zoveel zijden wordt belast. Mede omdat dit aansluit op de bestaande stedelijke structuur is er voor gekozen parallel te bouwen aan de meest dominante geluidsbronnen: A10 en spoor. Daarmee wordt zo veel als mogelijk het geluid van de twee grootste geluidsbronnen (A10 en Ringspoor) buiten het plangebied gehouden. De noodzakelijke toegang tot de bouwblokken maakt het in die situatie onmogelijk om het geluid van de Bos en Lommerweg en Wiltzanghlaan geheel buiten de woonwijk te sluiten: een woonwijk kan niet buiten ontsluitingsstraten. De keuze voor de minst geluidbelastende structuur voor het gebied in totaliteit heeft tot gevolg dat het geluid van de Bos en Lommerweg en Wiltzanghlaan via de ontsluitingsstraten de woonwijk kan binnendringen. Dit is een beperkt deel van het plangebied. Het leidt daar tot een hogere geluidbelasting, niet tot een te hoge geluidbelasting.

Geluidluwe zijde

Het plan betreft een herontwikkeling van een bestaande woonbuurt, waarbij aangesloten is bij de bestaande stedenbouwkundige uitgangspunten. Daarbij is gestreefd naar een inrichting van de openbare ruimte die helemaal ten dienste staat aan de ontmoeting tussen de buurtbewoners, met daarbij bijzondere aandacht voor veiligheid op straat voor spelende kinderen. Dit heeft geleid tot het geprojecteerde stedenbouwkundig ontwerp met bouwblokken die de buurt omkaderen, met als gevolg voor het aspect geluid dat hiermee een woonwijk is ontworpen met bouwblokken parallel aan de belangrijkste geluidbronnen en met in alle gevallen een geluidluwe zijde aan de binnenzijde van de bouwblokken. Deze bouw geeft in belangrijke mate afscherming. Zoals in paragraaf 4.6.2 beschreven wordt door het treffen van maatregelen ook bij Blok 5 voldaan aan de eis van één geluidluwe gevel.

Conclusie binnenstedelijke wegen

Verhoogde geluidsbelasting is naar het oordeel van het stadsdeelbestuur acceptabel. Temeer daar met gekozen stedenbouwkundige opzet overal sprake is van een geluidluwe zijde. Hierbij wordt mede overwogen, dat het geluid van de Bos en Lommerweg en Wiltzanghlaan slechts op een deel van het plangebied effect heeft en dat maatregelen om de geluidbelasting terug te brengen (ZOAB, geluidsschermen of anderszins), naar verwachting, ten aanzien van de kosten ervan niet in verhouding staan tot het effect wat ermee wordt bereikt en/ of stuiten op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige of landschappelijke aard. Het stadsdeelbestuur overweegt daarbij mede, dat het grotendeels gaat om vervangende nieuwbouw. In de bestaande situatie zijn ook reeds dubbelzijdig belaste woningen aan de Bos en Lommerweg.

4. Motivering ontheffing geluidsbelasting vanwege het industriegeluid

Hogere waarden

Het industrieterrein Westpoort is op grote afstand gelegen van het plangebied Kolenkit en bestaat uit een groot aantal geluidsbronnen. Dit maakt het akoestisch/financieel niet doelmatig om (bron)maatregelen te treffen. Ontheffing voor de hogere geluidsbelasting is naar het oordeel van het stadsdeelbestuur hier aanvaardbaar. Het gaat om een beperkt aantal panden met een beperkte overschrijding (tot maximaal 52 dB(A)), de geluidsbelasting vanwege andere geluidsbronnen op die panden is bovendien al hoger dan die vanwege Westpoort en het grootste deel van die belaste panden (in de Ringspoorzone) zorgen bovendien voor afscherming van het achterliggende deel van het plangebied.

Geluidsluwe zijde

Omdat de geluidsbelasting vanwege andere bronnen hier hoger is, zal de geluidsbelasting vanwege Westpoort om die reden geen bijdrage leveren aan het aantal dubbelzijdig belaste woningen.

Conclusie industriegeluid

Op een beperkt aantal panden geeft Westpoort een enigszins hogere geluidsbelasting. Omdat deze panden al door een andere geluidsbron hoger worden belast, en maatregelen aan de bron hier feitelijk ondoelmatig zijn, is het stadsdeelbestuur van oordeel dat het verantwoord is ontheffing voor het industriegeluid aan te vragen.

De hogere waarden dienen via een separaat besluit te worden verleend, voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld.

4.6.4 Proces

Het geluidsrapport, de maatregelen ten behoeve van de geluidluwe gevel en de benodigde hogere waarden zijn 23 mei 2012 besproken met het Technisch Ambtelijk Vooroverleg Geluidhinder Amsterdam TAVGA. Het advies van TAVGA luidt als volgt:

  • nader akoestisch onderzoek verrichten naar de borstwering t.b.v. de stille zijde: dit gebeurt in het het kader van de bouwaanvraag;
  • nader akoestisch onderzoek t.b.v. de barrier in de middenberm van de A10: het akoestisch rapport is hierop aangepast;
  • informeren naar de invoering van de nieuwe metrostellen en akoestisch onderzoek daarop aanpassen: de wijze van invoering (gefaseerd) van de nieuwe metrostellen is voor wat betreft het bestemmingsplan onvoldoende zeker en helder om als input te kunnen gebruiken voor het akoestisch onderzoek. Besloten is om de invoering van nieuwe metrostellen, die een gunstige bedrijge leveren op de akoestische situatie, daarom niet mee te nemen en uit te gaan van een worst case benadering.

4.7 Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium “een goede ruimtelijke ordening”. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), het zogenaamde 'Groene Boekje', een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het Groene Boekje geeft adviesafstanden die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.

Binnen de bestemming Wonen worden bedrijven toegestaan tot maximaal categorie B, aangezien in het gebied sprake is van een gemengd gebied. Deze bedrijven worden aanvaardbaar geacht binnen een gemengd gebied. De Paulusschool en het gymnastieklokaal vallen ook in milieucategorie B. Op basis daarvan wordt geconcludeerd, dat het aspect bedrijven en milieuhinder geen beperkingen oplevert.

4.8 Externe Veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs) en het beleid met betrekking tot buisleidingen is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN- curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en is afhankelijk van het aantal aanwezige personen en de afstand tot de risicobron. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1 % letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.

Voor het bestemmingsplan is een actualiserend onderzoek Externe Veiligheid uitgevoerd ('Externe veiligheid, verantwoording groepsrisico Kolenkitbuurt, Amsterdam Nieuw-west, Oranjewoud, 12 februari 2012, projectnummer 245758') (zie bijlage 2).

Onderzoek

De ontwikkeling bestaat uit de vervanging van gedateerde woonblokken door nieuwe woningen en maatschappelijke functies. Nabij het plangebied is de ringweg A10-west gelegen. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen getransporteerd.

Bovendien ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van de inrichting Chemtura Netherlands BV waardoor rekening gehouden moet worden met mogelijke effecten van een toxische calamiteit. In formele zin wordt rekening gehouden met een invloedsgebied van 4200 meter dat het gehele plangebied overlapt. Er hoeft echter niet gerekend te worden om een eventuele toename van het groepsrisico te bepalen, aangezien uit eerdere berekeningen blijkt dat het werkelijke invloedsgebied minder dan 1000 meter bedraagt en daarmee ver van het plangebied verwijderd blijft. De gemeente Amsterdam en de Brandweer Amsterdam-Amstelland houden 1000 meter als invloedsgebied aan.

Uit gegevens blijkt dat het groepsrisico van de A10-west boven de oriëntatiewaarde ligt, maar dat het als gevolg van de ontwikkeling niet wijzigt. De Brandweer zal worden verzocht hierover advies uit te brengen.

Het onderzoek bevat tevens elementen voor de verantwoording van het groepsrisico, waarbij de volgende maatregelen kunnen worden overwogen om het risico te reduceren:

  • vergroten van de bluswatercapaciteit;
  • actief inzetten op risicocommunicatie vanuit de centrale stad;
  • afstemmen met ontwikkelaar/corporatie over bouwkundige maatregelen.

Conclusie

Het groepsrisico neemt door de ontwikkeling niet toe. Het invloedsgebied van de inrichting Chemtura is feitelijk lager dan de in het onderzoek gehanteerde 4.200 m.

Maatschappelijke verantwoording

Het uitwerkingsplan maakt de herontwikkeling van Kolenkitbuurt Midden mogelijk. Hierdoor worden de gedateerde woonblokken vervangen door nieuwe woningen en worden maatschappelijke functies toegevoegd. Nabij het plangebied is de ringweg A10 west gelegen. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Bovendien ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van de inrichting Chemtura Netherlands BV waardoor rekening gehouden moet worden met mogelijke effecten van een toxische calamiteit.

Uit gegevens blijkt dat het groepsrisico van de A10 west boven de oriëntatiewaarde ligt, maar dat het als gevolg van de ontwikkeling niet wijzigt.

Het in bijlage 2 bijgevoegde rapport ('Externe veiligheid, verantwoording groepsrisico Kolenkitbuurt, Amsterdam Nieuw-west, Oranjewoud, 12 februari 2012, projectnummer 245758') bevat de elementen voor de verantwoording van het groepsrisico. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen. Conform het rapport kunnen de volgende maatregelen worden overwogen om het risico te reduceren:

  • vergroten van de bluswatercapaciteit;
  • actief inzetten op risicocommunicatie vanuit de centrale stad;
  • afstemmen met ontwikkelaar/corporatie over bouwkundige maatregelen.

Deze maatregelen vallen buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan.

4.9 Duurzaamheid

Duurzame stedenbouw

Duurzame stedenbouw gaat verder dan energiezuinigheid en het nadenken over afvalstromen. Het gaat over ruimtelijke kwaliteit, compactheid, sociale cohesie, sociale veiligheid en mobiliteit. Hiervoor is een kwalitatief goede en duurzame structuur nodig. Een sterke en herkenbare structuur die voldoende overlevingskracht heeft voor de komende generaties. Een dergelijke leefomgeving bestaat uit een zorgvuldig ontworpen openbare ruimte omringd door herkenbare en gekoesterde gebouwen. In het Middengebied komt dit tot uiting in een hoogwaardige en groene maaiveldinrichting, de interactie tussen de gebouwen en de openbare ruimte, de menselijke maat van gebouwen en plekken, de kindvriendelijke autovrije gebieden en de strategische positionering van het sociaal maatschappelijk en commercieel vastgoed langs de Bos en Lommerweg. Dit legt de basis voor een prettige, mooie en leefbare buurt die uitnodigt om te ontmoeten, verblijven, spelen, wandelen en fietsen.

Duurzame doelstellingen

Naast het duurzame stedenbouwkundig ontwerp zijn er voor de verdere uitwerking thematische doelstellingen geformuleerd die de duurzaamheid verder gestalte geven. Deze zijn nader omschreven in het Uitwerkingsplan Middengebied - Kolenkitbuurt - Amsterdam West, dat als bijlage 1 bij dit plan is gevoegd.

4.10 Verkeer

Ten opzichte van de capaciteit van het vigerende bestemmingsplan Kolenkitbuurt neemt neemt het aantal woningen in de nieuwe situatie, zoals beschreven in het Uitwerkingsplan en gedeeltelijk vastgelegd in onderhavig bestemmingsplan nauwelijks toe. In onderstaande tabel is de toename van het aantal woningen in het totale Uitwerkingsplan, waar Blok 5 onder deel van is, ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan beschreven:

Huidig BP UWP Toename
Blok 5 113 113 0
Middengebied overig 361 367 6
Totaal 474 480 6

Uit bovenstaande tabel volgt dat er spake is van een toename van 6 woningen voor het gehele uitwerkingsplan en dat voor Blok 5 het aantal woningen zelfs gelijk blijft.

In het vigerende bestemmingsplan is circa 2300 m2 aan bedrijfsruimte mogelijk binnen de bestemming Centrumdoeleinden III (detailhandel, dienstverlening, horeca en bedrijven). In het nieuwe Uitwerkingsplan is dat circa 1.600 m2. Dat betekent een afname van circa 700 m2. Voor wat betreft de maatschappelijke functes geldt dat naast de bestaande Paulusschool een nieuwe school (Bos en Lommerschool) wordt ontwikkeld van circa 2750 m2 groot, inclusief gymzaal en kinderdagverblijf). In Blok 5 zijn geen maatschappelijke functies mogelijk en bedrijfsruimte in zeer beperkte mate (alleen in de plint).

Gezien de zeer beperkte toename van het aantal woningen in het totale Uitwerkinsplan, de afname van het aantal m2 bedrijfsruimte en de beperkte toename van de maatschappelijke functies is het aannemelijk dat de toename van verkeer vanwege dit bestemmingsplan zeer gering is en geen effect heeft op de doorstroming op de wegen in en rond het plangebied en de A10 met bijbehorende op- en afritten.

In bijlage 6 is een overzicht opgenomen van de berekende verkeersintensiteiten in 2022 voor het totale uitwerkingsplan.

4.11 Planologisch Relevante Leidingen

Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen. Met een KLIC-melding is in juli 2009 de huidige ligging van kabels & leidingen geïnventariseerd en zijn de belangrijkste kabels & leidingen getoetst.

In 2011 is in het Planvormingsoverleg (voorheen PPA) tweemaal het voorlopig wenstracee besproken met de gemeente en alle relevante nutsbedrijven. Aan de hand van opmerkingen en reacties van allee partijen is het wenstracee aangepast. Het wenstracee voor de om te leggen kabels en leidingen wordt definitief bepaald wanneer het stedenbouwkundig plan vaststaat. De wenstraceeprocedure begint 12 maanden voor de start uitvoering. In deze procedure beoordelen de betrokken nutsbedrijven het voorgestelde tracé op technische haalbaarheid. Ook wordt aangegeven of de omlegging financiële gevolgen heeft voor de opdrachtgever. Aan het eind van het traject wordt een uitvoeringsopdracht (UVO) afgegeven.

4.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste wijziging is de invoering van een vormvrije m.e.r.-beoordeling voor activiteiten die genoemd worden in het Besluit m.e.r., maar onder de daar genoemde drempelwaarden liggen. De ontwikkeling van circa 480 woningen en bedrijfsmatige en sociaalmaatschappelijke functies kan worden beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject in het kader van het Besluit m.e.r.(D-lijst, D11.2). Het project blijft weliswaar ruim onder de aangegeven drempelwaarden (een oppervlakte van ten minste 100 hectare, 2000 of meer woningen of een bedrijfsvloeroppervlakte van ten minste 200.000 m2), maar op grond van de nieuwe wetgeving is alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk.

Bij de beoordeling of een project belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, moet rekening worden gehouden met de criteria in Bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (richtlijn 85/337/EEG). Daarom zijn deze criteria in deze paragraaf als uitgangspunt genomen.

Milieuaspecten

Op grond van hetgeen in dit hoofdstuk in voorgaande paragrafen is beschreven heeft het onderhavige plan geen belangrijke gevolgen voor de aspecten bodem, archeologie, water, ecologie, luchtkwaliteit, geluid, hinder van bedrijven, externe veiligheid en leidingen

Voor een stedelijke ontwikkeling is veelal de ontsluiting en de invloed op het verkeerssysteem en verkeersstromen een belangrijke factor. Deze verdienen aandacht vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid, verkeershinder / barrièrewerking en geluid. Het voorgenomen plan is zeer gunstig gelegen ten opzichte van de infrastructuur in de omgeving, zowel wat betreft de weg als het spoor. Daardoor zullen ook de gevolgen voor het verkeer beperkt zijn. Er worden geen belangrijke negatieve effecten verwacht.

Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan op zich en in samenhang met andere plannen (onderhavige plan is één van de weinige herontwikkelingsplannen in Amsterdam West) geen belangrijke negatieve gevolgen zal hebben voor de kenmerken van het gebied zelf en voor het woon- en leefmilieu in de omgeving.

Er bevinden zich geen Vogelrichtlijn-, Habitatrichtlijngebieden of andere beschermde natuurgebieden in de directe omgeving van het Middengebied. Er worden geen negatieve effecten verwacht vanwege de ligging van het plangebied ten opzichte van gevoelige gebieden.

Conclusie

De conclusie is dat geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht. Bij de beoordeling is rekening gehouden met de in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling aangegeven criteria.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

In dit hoofdstuk is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en hoe de regeling is vormgegeven. Achtereenvolgens is aandacht besteed aan de opbouw van de regels, de gekozen planvorm en de beschrijving van de regeling van de diverse bestemmingen.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal en analoog beschikbaar moet zijn. De Wro en de onderliggende regelgeving stellen eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP2008 kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Conform de SVBP2008 bestaat de juridische regeling uit vier hoofdstukken. In de onderstaande paragrafen wordt per hoofdstuk de inhoud van de verschillende artikelen toegelicht.

5.1 Inleidende Regels

Het eerste hoofdstuk bevat de volgende artikelen"

Artikel 1 Begrippen

Hierin zijn de relevante begrippen uit de regels omschreven voor het algemene begrip, de leesbaarheid en de uitleg van het plan

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is uitgelegd op welke wijze wordt gemeten.

5.2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk twee van de regels 'Bestemmingsregels' wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan.

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. Onderstaand volgt een toelichting per bestemmingsartikel.

Artikel 3 Groen

De bestemming Groen is toegekend aan de gronden met structurerende groenpartijen. Het aanleggen van wandel- en fietspaden binnen deze bestemming is toegestaan. Er gelden enkele bouwregels voor kleine gebouwtjes, bijvoorbeeld voor nutsvoozieningen, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 4 Verkeer

Deze bestemming is opgenomen voor de doorgaande wegen in het plangebied. Er zijn bouwregels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 5 Water

De bestemming Water is bedoeld voor water(berging) en groenvoorzieningen. Het gebruik ten behoeve van ligplaatsen of aanlegplaatsen voor woonschepen is via de specifieke gebruikregels verboden.

Artikel 6 Wonen

Gronden binnen de bestemming Wonen zijn bestemd voor woningen inclusief de mogelijkheid om een aan huis gebonden beroep uit te oefenen. Ten aanzien van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden diverse bouwregels. Bijgebouwen mogen niet gebruikt worden als woonruimte. In de specifieke gebruiksregels is een regeling opgenomen voor aan huis gebonden beroepen. Het is mogelijk hiervan af te wijken. Binnen de bestemming zijn in de plint kleinschalige bedrijven mogelijk voor zover vallen in de milieucategorie 1 en 2 van de bijgevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten. De maximale oppervlakte per vestiging is 60 m2.

Artikel 7 Waterstaat - waterkering

Voor de waterkering is de waterkerende functie tot uitdrukking gebracht in de dubbelbestemming Waterstaat - waterkering. De betreffende gronden hebben, behalve de "primaire" bestemming, nog een andere ("secundaire") bestemming gekregen, omdat zij tevens een andere functie hebben. Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de secundaire bestemmingen is uitsluitend toegestaan als hiervoor een omgevingsvergunning is verleend. De vergunning wordt verleend als de waterkeringsbelangen hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het bevoegd gezag wint hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de beheerder van de waterkering, voordat ze beslissen op het verzoek om omgevingsvergunning.

5.3 Algemene Regels

In hoofdstuk 3 van de regels is voorzien in een aantal algemene regels.

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel heeft betrekking op het niet mogelijk maken van dubbele bouw en gebruiksmogelijkheden.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is opgenomen wat onder strijdig gebruik verstaan wordt.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is de geluidzone van het nabij gelegen industrieterrein beschermd. Hierdoor wordt de bestaande geluidruimte van het industrieterrein vastgelegd en wordt tevens bereikt dat de woningen niet onacceptabel door het geluid worden belast.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is aangegeven onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders van de planregels kunnen afwijken. Het gaat om een mogelijke afwijking van de maatvoering tot maximaal 10%.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Dit artikel biedt de mogelijkheid om het plan te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsrgrenzen en het wijzigen van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

5.4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze zijn overeenkomstig opgenomen in dit artikel.

Artikel 14 Slotregel

In dit artikel is de slotregel opgenomen overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inspraak

Conform de Inspraakverordening Stadsdeel West is het voorontwerp bestemmingsplan niet voor inspraak ter inzage gelegd. Uiteraard zal het ontwerpplan conform de Wet ruimtelijke ordening ter inzage worden gelegd voor zienswijzen. Voorafgaand aan de terinzagetermijn worden bewoners in een informatieavond gewezen op de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen.

6.2 Overleg

Het voorontwerp bestemmingsplan 'Kolenkitbuurt Blok 5' is verzonden aan de wettelijke instanties ten behoeve van het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro (Besluit ruimtelijke ordening). Het voorontwerp is verzonden aan de volgende relevante overlegpartners.

  1. 1. Waternet
  2. 2. Bureau Monumenten en Archeologie (BMA)
  3. 3. Rijkswaterstaat Noord-Holland (WVV)
  4. 4. Prorail
  5. 5. Dienst ruimtelijke ordening (DRO)
  6. 6. Stadsdeel Nieuw-West
  7. 7. Brandweer Amsterdam Amstelland sector Expertise & Regie

Van de instanties als genoemd onder 1 tot en met 5 is een reactie ontvangen. Deze reacties zijn hieronder samengevat en van commentaar voorzien. De reacties zijn integraal opgenomen in bijlage 9.

Ad 1: Waternet

Opmerking:

Het Waternet concludeert, dat er wordt gekozen voor het toepassen van een drainagesysteem. Volgens het Plan gemeentelijke watertaken geldt het toepassen van duurzame drainage, als er geen andere alternatieven zijn. Voor de keuze van drainage geldt dat de kosten voor de aanleg, beheer en onderhoud van het drainagesysteem volledig voor rekening komen van de initiatiefnemer. De verantwoordelijkheid voor toekomstige grondwaterproblemen als gevolg van deze keuze ligt bij de initiatiefnemer.

Reactie:

In de als bijlage 4 bijgevoegde memo (Oranjewoud, 13 april 2012) is gemotiveerd waarom er gekozen is voor drainage en niet voor ophoging of grondverbetering in de vorm van ontwateringskoffers. Woningstichting Eigen Haard is verantwoordelijk voor de aanleg van het drainagesysteem. De kosten worden gefinancierd uit de grondexploitatie.

Na overdracht van de openbare ruimte is het stadsdeel verantwoordelijk voor het grondwaterbeheer. Afspraken over de overdracht en het beheer worden vastgelegd in een gebiedscontract (anterieure overeenkomst), waarschijnlijk na terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, maar in ieder geval vóór de vaststelling van het bestemmmingsplan. Naar deze overeenkomst zal tevens verwezen worden in de paragraaf 6.4.

Ad 2: Bureau Monumenten en Archeologie (BMA)

Opmerking:

  1. a. BMA keurt het onderzoek van Oranjewoud op inhoudelijke gronden af.
  2. b. In het inmiddels vastgestelde uitwerkingsplan is al de keuze gemaakt om af te wijken van de oorspronkelijke cultuurhistorisch waardevolle situatie, maar ook van het nog pas enkele jaren terug ingezette vernieuwingsconcept van de Kolenkitbuurt Zuid. Het is daarom aan te bevelen om in het bestemmingsplan aan te geven waarom voor het nu voorliggende concept gekozen is. Het uitwerkingsplan voorziet bewust in een volstrekt ander woonmilieu dan het bestaande - gesloten versus open bouwblokverkaveling - zodat de conclusie van paragraaf 4.2 Archeologie en cultuurhistorie op pagina 28 in historisch opzicht wel erg bevreemdend is: "Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie geldt, dat aangesloten wordt op de uitgangspunten van het AUP van Cornelis van Eesteren." Het omgekeerde is immers het geval.

Reactie:

  1. a. In overleg met stadsdeel West is in april 2012 door BMA afdeling Archeologie een nieuw bureauonderzoek voor Blok 5 en Kolenkitbuurt Midden gemaakt (BO 12-028). Een verwijzing naar dit onderzoek en de conclusie ervan zijn in paragraaf 4.2 opgenomen. Ook is dit bureauonderzoek als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen ter vervanging van het onderzoek van Oranjewoud.
  2. b. Paragraaf 4.2 van de toelichting is naar aanleiding van deze reactie aangepast. In die paragraaf zijn de argumenten gegeven waarom gekozen is voor een gedifferentieerde opbouw van de stedelijke ruimten en een aanpassing van het huidge stedelijke weefsel. Tot slot merken we op dat de keuze om af te wijken inderdaad reeds is gemaakt in het uitwerkingsplan, dat bestuurlijk is vastgesteld. Dit bestemmingsplan vormt een juridische vertaling van dat vastgestelde uitwerkingsplan.

Ad 3: Rijkswaterstaat Noord-Holland

Opmerking:

Het voorontwerp bestemmingsplan geeft nog geen inzicht in verkeerseffecten.

Reactie:

Ten opzichte van de capaciteit van het vigerende bestemmingsplan Kolenkitbuurt neemt neemt het aantal woningen in de nieuwe situatie, zoals beschreven in het Uitwerkingsplan en vastgelegd in onderhavig bestemmingsplan nauwelijks toe. In onderstaande tabel is de toename van het aantal woningen in het Uitwerkingsplan ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan beschreven:

Huidig BP UWP Toename
Blok 5 113 113 0
Middengebied overig 361 367 6
Totaal 474 480 6

Uit bovenstaan detabel voilgt dat er spake is van een toename van 6 woningen.

In het vigerende bestmmingsplan is circa 2300 m2 aan bedrijfsruimte mogelijk binnen de bestemming Centrumdoeleinden III (detailhandel, dienstverlening, horeca en bedrijven). In het nieuwe plan is dat circa 1.600 m2. Dat betekent een afname van circca 700 m2.

Voor wat betreft de maatschappelijke functes geldt dat naast de bestaande Paulusschool een nieuwe school (Bos en Lommerschool) wordt ontwikkeld van circa 2750 m2 groot, inclusief gymzaal en kinderdagverblijf).

Gezien de zeer beperkte toename van het aantal woningen, de afname van het aantal m2 bedrijfsruimte en de beperkte toename van de maatschappelijke functies is het aannemelijk dat de toename van verkeer vanwege dit bestemmingsplan zeer gering is en geen effect heeft op de doorstroming op de wegen in en rond het plangebied en de A10 met bijbehorende op- en afritten.

In bijlage 6 is een overzicht opgenomen van de berekende verkeersintensiteiten in 2022.

Deze reactie is verwerkt in paragraaf 4.10 (Verkeer) van de toelichting van dit bestemmingsplan.

Ad 4: Prorail

Opmerking

De resultaten van het akoestisch onderzoek moeten worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Reactie

De resultaten van het akoestisch onderzoek zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Ad 5: Dienst ruimtelijke ordening (DRO)

Opmerking

De Dienst ruimtelijke ordening ziet geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Reactie

Dit nemen wij ter kennisgeving aan.

6.3 Zienswijzen

Het bestemmingsplan is voorbereid met de uniforme voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende de inzagetermijn van 26 juli 2012 tot en met 5 september 2012 heeft een ieder de gelegenheid gekregen een zienswijze naar voren brengen. Er zijn twee zienswijze ingediend. Beide zienswijzen zijn binnen de termijn ontvangen. Deze zienswijzen zijn hieronder samengevat en van commentaar voorzien. De zienswijzen zijn integraal opgenomen in bijlage 10.

  1. 1. Waternet

Zienswijze

  1. a. Waternet merkt op dat de opmerkingen op de waterparagraaf in het voortraject voldoende zijn verwerkt.
  2. b. Het bestemmingsplan dient te worden aangevuld met actueel beleid ten aanzien van water (Europees beleid, rijksbeleid, waterbeheerplan Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (2010-2015), Integrale Keur Waterschap, Gooi en Vecht en Breed Water (Plan Gemeentelijke watertaken 2010-2015).

Reactie

  1. a. Dit nemen wij ter kennisgeving aan.
  2. b. De genoemde beleidsstukken worden opgenomen in de toelichting.
  1. 2. Bureau Monumenten en Archeologie (BMA)

Zienswijze

  1. a. In het artikel Waarde -Archeologie staat dat geen grondroerende werkzaamheden mogen worden uitgevoerd op een diepte groter dan 1 meter. Dit is ook in de toelichting vermeld. Dit stemt niet overeen met het uitgevoerde onderzoek. Hieruit volgt namelijk dat vervolgonderzoek nodig is bij een bodemingreep groter dan 500 m2 en dieper dan 2,5 meter. Het criterium 1 meter moet worden vervangen door 500 m2 en 2,5 meter diepte.

Reactie

  1. a. Deze zienswijze heeft alleen betrekking op het plangebied van bestemmingsplan Kolenkitbuurt Middengebied. De toelichting en regels van dat plan worden overeenkomstig de zienswijze aangepast. Deze zienswijze leidt niet tot aanpassingen van onderhavig plan.

Ambtshalve aanpassingen

In artikel 1 is de begripsbepaling 'shortstay' geschrapt. Dit begrip is opgenomen in de Huisvestingsverordening van Amsterdam. Die definitie wordt aangehouden. Wanneer aanpassingen aan de Huisvestingsverordening een andere definitie van dit begrip zou inhouden, zou de definitie in het bestemmingsplan verouderd zijn. Dit is ongewenst.

In de algemene gebruikbepaling is als strijdig gebruik massagesalons toegevoegd. Massagesalons hebben een ruimtelijk en criminogeen effect, vergelijkbaar met geldwisselkantoren, belhuizen en seksinrichtingen. Derhalve is dit gebruik expliciet beschouwd als strijdig met de bestemmingen. In dat kader is 'belwinkel' ook geschrapt uit het begrip 'dienstverlenend bedrijf' in artikel 1.

In de toelichting is een alinea opgenomen waarin het plan is beoordeeld aan de hand van de ladder duurzame verstedelijking. Deze toets is 'verplicht' door een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening per 1 oktober 2012.

6.4 Economische Uitvoerbaarheid

Met dit bestemmingsplan worden diverse ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Door de gemeenteraad van Amsterdam is in 2003 het Vernieuwingsplan Kolenkitbuurt en het bijbehorende financiële kader vastgesteld. Dit vernieuwingsplan is onderverdeeld in een aantal deelgebieden. Voor elk deelgebied wordt een grondexploitatie opgesteld. De saldi van de afzonderlijke grondexploitaties tezamen dienen binnen het financieel kader van het Vernieuwingsplan te blijven.

In 2008 is een Raamovereenkomst tussen de corporaties en de gemeente Amsterdam gesloten. Hierin is opgenomen dat het financiële risico van de fysieke ingrepen geheel bij de corporatie ligt. Eigen Haard is verantwoordelijk het opstellen en uitvoeren van de grondexploitatie, waarin 10% van de kosten van ontwerp en aanleg van nieuw openbaar gebied voor rekening komt van het Stadsdeel. Eigen Haard en het Stadsdeel hebben in november 2011 een overeenkomst op hoofdlijnen gesloten waarin de bij de aanpak van het middengebied behorende wederzijdse verantwoordelijkheden en financiële afspraken zijn vastgelegd. De gronduitgifte en de te verrekenen kosten en opbrengsten geschiedt aan de hand van de regels van het Aanvullend Convenant Erfpacht (ACE). Daarnaast zijn middelen voor de vernieuwing beschikbaar gesteld uit het stimuleringsfonds (stifo gelden). Eigen Haard heeft de benodigde budgetten om dit plan te kunnen realiseren gereserveerd. Ten slotte heeft de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst getekend. Eventuele planschade als gevolg van de planologische mutatie komt hiermee voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de kosten voor het stadsdeel zijn financiële middelen gereserveerd op de gemeentelijke begroting. Daarmee achten wij het plan economisch uitvoerbaar.

Ingevolge artikel 6.12 Wro, besluit de stadsdeelraad of wordt afgezien van het opstellen van een exploitatieplan. In dit geval wordt afgezien van het opstellen van een exploitatieplan vanwege bovenstaande redenen en omdat de gemeente Amsterdam eigenaar is van de gronden waarop het bestemmingsplan van toepassing is. Het kostenverhaal, zoals bedoeld in de Wro, is verzekerd via het erfpachtstelsel.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging

Bijlage 1 Uitwerkingsplan Middengebied Kolenkitbuurt Amsterdam West

Bijlage 1 Uitwerkingsplan Middengebied Kolenkitbuurt Amsterdam West

Bijlage 2 Externe Veiligheid

Bijlage 2 Externe Veiligheid

Bijlage 3 Archeologie

Bijlage 3 Archeologie

Bijlage 4 Water

Bijlage 4 Water

Bijlage 5 Natuur

Bijlage 5 Natuur

Bijlage 6 Verkeer

Bijlage 6 Verkeer

Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 7 Akoestisch onderzoek

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek, Geluidluwe Gevel Blok 5

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek, geluidluwe gevel Blok 5

Bijlage 9 Overlegreacties Ex Artikel 3.1.1 Bro

Bijlage 9 Overlegreacties ex artikel 3.1.1 Bro

Bijlage 10 Zienswijzen

Bijlage 10 Zienswijzen

Bijlage 11 Besluit Hogere Grenswaarden

Bijlage 11 Besluit hogere grenswaarden

Bijlage 12 Bestemmingsplan In Pdf-formaat, Toelichting-regels-bijlagen

Bijlage 12 Bestemmingsplan in pdf-formaat, toelichting-regels-bijlagen