KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Groen - 1
Artikel 5 Groen - 2
Artikel 6 Maatschappelijk - 1
Artikel 7 Maatschappelijk - 2
Artikel 8 Maatschappelijk - 3
Artikel 9 Sport
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Wonen - 1
Artikel 12 Wonen - 2
Artikel 13 Wonen - 3
Artikel 14 Wonen - 4
Artikel 15 Wonen - 5
Artikel 16 Wonen - 6
Artikel 17 Wonen - 7
Artikel 18 Leiding - Gas
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Antidubbeltelregel
Artikel 20 Algemene Bouwregels
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
Artikel 22 Algemene Ontheffingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
Artikel 24 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Aanleiding Plan
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Plankader
2.1 Beschrijving Van Het Plangebied
2.2 Geschiedenis Van Het Plangebied
2.3 Het Vigerende Bestemmingsplan
2.4 Overige Plannen En Besluiten
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Het Ruimtelijk Kader
4.1 Ruimtelijk-functionele Aspecten
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Algemeen
5.2 Mer
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Algemeen
6.2 Artikelgewijze Toelichting
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Investeringen En Opbrengsten
7.2 Exploitatiewet
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Overleg Met Betrokken Overheden (Art. 3.1.1. Bro)
8.2 Tervisielegging Ontwerp
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 1 Akkoord Benw Tvl Ontwerp
Bijlage 2 Toetsingsadvies Ciemer
Bijlage 3 Mer Zeeburgereiland 2008

Eerste Partiële Herziening RI-Oost, Zeeburgereiland

Bestemmingsplan - Amsterdam

Onherroepelijk op 14-10-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Eerste Partiële Herziening RI-Oost, Zeeburgereiland" van de gemeente Amsterdam.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0363.G1001BPGST-VG01.gml met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.7 aan-huis-gebonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 achtergevel

De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.9 afwijken

Waar in deze planregels is bepaald dat het bevoegde gezag kan afwijken van andere planregels, worden regels inzake afwijking bedoeld, als in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.10 antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne.

1.12 automatenhal

Een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee spelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen, zoals die geldt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, zijn opgesteld.

1.13 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingspercentage

  1. a. Indien geen bouwvlak binnen het betreffende bestemmingsvlak is opgenomen: Een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden;
  2. b. Indien een bouwvlak binnen het betreffende bestemmingsvlak is opgenomen: Een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.

1.15 bedrijf

Inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, groothandel, opslag en/of transport.

1.16 bestaande bebouwing of gebruik

Bebouwing of gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.17 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 brutovloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.

1.23 consumentverzorgende dienstverlening

Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.24 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van zaken aan in hoofdzaak personen die deze zaken kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond, dan wel het maaiveld.

1.26 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 geldwisselkantoor

Een voor publiek toegankelijke ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het wisselen van geld.

1.28 geluidgevoelige functie

Bewoning of een andere geluidsgevoelige functie (of de gebouwen en terreinen die daartoe dienen) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.29 geluidluwe zijde

De zijde van een gebouw waar het geluid de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder niet overschrijdt, dan wel een serre of loggia op dusdanige wijze wordt gerealiseerd, waardoor deze voorkeurswaarde op de scheidingsconstructie van de achtergelegen verblijfsruimte wordt bereikt.

1.30 gevellijn

Een op de verbeelding aangegeven lijn, waarin de gevel van de gebouwen aan de betreffende zijde moet worden opgericht.

1.31 groenvoorziening

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.32 hogere waarde

Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.

1.33 horeca I

Fastfood (waaronder begrepen automatiek, snackbar, loketverkoop, fastfoodrestaurant en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.34 horeca II

Nachtzaak (dancing, discotheek, sociëteit, zaalaccommodatie, nachtcafé en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.35 horeca III

Café (café, bar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.36 horeca IV

Restaurant (restaurant, koffie-, en theehuis, lunchroom, juicebar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.37 horeca V

Hotel (waaronder begrepen hotel, motel,jeugdherberg, bed & breakfast, en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.38 internetcafé

Een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig de gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).

1.39 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, daaronder tevens begrepen congres- en vergaderaccommodatie.

1.40 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, niet zijnde activiteiten in een inrichting als aangewezen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.41 maaiveld

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.42 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.43 omgevings-afwijkingsbesluit

Een omgevings-afwijkingsbesluit is een besluit dat het bevoegde gezag neemt om binnen het plan gestelde regels af te wijken van andere planregels als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.44 omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning is een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Waar in dit plan de begrippen "bouwvergunning" en "aanlegvergunning" gebruikt worden, wordt bedoeld: omgevingsvergunning.

1.45 ontheffing

Waar in deze planregels is bepaald dat het bevoegde gezag ontheffing kan verlenen van andere planregels, worden regels inzake afwijking bedoeld, als in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.46 overbouwing / onderdoorgang

Een gebied waar een doorgang mogelijk moet zijn waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.47 peil

Onder het peil wordt verstaan:

  1. a. voor gebouwen: het N.A.P.
  2. b. voor bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aangrenzende maaiveld.

1.48 planregels

De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Eerste Partiële Herziening RI-Oost, Zeeburgereiland.

1.49 prostitutie

Het aanbieden of verrichten van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding.

1.50 scheidslijn bebouwingswaarden

Een op de verbeelding aangegeven lijn welke de scheiding aangeeft tussen vlakken waar verschillende maximale bouwhoogten zijn toegestaan.

1.51 seksinrichting

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijke inrichtingen.

1.52 short stay

Het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste één week en maximaal zes maanden.

1.53 smartshop

Een winkel waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door detailhandel in psychotrope stoffen.

1.54 Staat van Inrichtingen

De als bijlage opgenomen lijst, behorende bij deze regels, waarin vormen van gebruik anders dan wonen, zijn aangegeven, ingedeeld in categorieën van toenemende hinder.

1.55 telefooninrichting / belhuis

Een voor publiek toegankelijk ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en ontvangen van faxen.

1.56 uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee hij in functioneel opzicht verbonden is, en dat door de vorm als een afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw onderscheiden kan worden en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.57 verbeelding

De verbeelding van het bestemmingsplan Eerste Partiële Herziening RI-Oost, Zeeburgereiland.

1.58 waterkering

Natuurlijke of kunstige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.59 waterstaatkundige werken

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.60 weg

Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.61 wegrand

De buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook.

1.62 woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten, tenzij anders bepaald is elders in de planregels:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de brutovloeroppervlakte van een gebouw

de bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.8 de minimum bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf peil tot aan het punt van het bouwwerk, waaraan de bouwhoogte ten minste moet voldoen, waarbij in ieder geval geldt dat de omhullende gevel van een bouwwerk aan deze minimum bouwhoogte moet voldoen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de (digitale) verbeelding voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. consumentverzorgende dienstverlening;
  3. c. kantoren;
  4. d. bedrijven;
  5. e. maatschappelijke voorzieningen, in de vorm van gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd- en kinderopvang, onderwijs en religie, met uitzondering van geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen;
  6. f. horeca I, III, IV en V;
  7. g. sport- en recreatieve voorzieningen;
  8. h. culturele voorzieningen;

met daarbij behorend:

  1. i. groenvoorzieningen;
  2. j. Verkeer, zoals geregeld in artikel 10 van de planregels;
  3. k. tuinen en erven;
  4. l. parkeervoorzieningen;
  5. m. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de aanduidingen op de verbeelding alsmede de volgende regels:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  2. b. voor gebouwen gelden de volgende maxima:
    1. 1. maximum bouwhoogte: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
    2. 2. maximum bebouwingspercentage; zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
  3. c. voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende maxima:
    1. 1. maximum bouwhoogte erf- en tuinafscheidingen: 2 meter;
    2. 2. maximum bouwhoogte antennes en lichtmasten: 15 meter;
    3. 3. maximum bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.

3.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.2 sub b onder 2 voor entrees en aan- en uitbouwen met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. maximum totaal oppervlak: 200 m2;
  2. b. maximum bouwhoogte: 8 meter.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid. 3.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  1. a. zelfstandige m.e.r.-(beoordelings)plichtige functies, zoals bedoeld in het Besluit Milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan;
  2. b. binnen het op de verbeelding aangegeven aanduidingsvlak met functieaanduiding "specifieke vorm van gemengd uitgesloten-1" is het niet toegestaan geluidgevoelige functies te realiseren, te gebruiken, of te laten gebruiken;
  3. c. maximale vloeroppervlakten en maximale vestigingsgrootten:
    max. vloeroppervlakte per vestiging max. gezamenlijke vloeroppervlakte
    horeca III en IV 800 m2
    horeca V 1000 m2
    horeca I 100 m2
    horeca I, III, IV en V 4000 m2
    kantoren/bedrijven 4000 m2
    sport-/recreatieve voorzieningen
    culturele voorzieningen
    totaal niet-woonfuncties 10000 m2
  4. d. de in lid 3.1 genoemde functies zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze in de van deze regels deel uitmakende Staat van Inrichtingen vallen in milieuhindercategorie 1, 2, of 3.1, met dien verstande dat functies uit milieuhindercategorie 3.1 alleen zijn toegestaan voor zover:
    1. 1. de betreffende functie op grond van de milieuhinderaspecten gevaar, geur en stof niet hoger scoort dan milieuhindercategorie 2;
    2. 2. de activiteiten niet tijdens de nachtperiode plaatsvinden;
    3. 3. de activiteiten hoofdzakelijk inpandig plaatsvinden;
    4. 4. de betreffende functie geen gemeenschappelijke muur, vloer, of plafond heeft met een geluidsgevoelige functie;
    5. 5. functies voor wat betreft de index "G" niet hoger scoren dan 1 en voor wat betreft de index "P" niet hoger scoren dan 2.

Artikel 4 Groen - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de (digitale) verbeelding voor Groen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. water;
  3. c. aanlandingen van fiets- en voetgangersbruggen;
  4. d. één ondergronds rioolclustergemaal;

met de daarbij behorende:

  1. e. voet- en fietspaden;
  2. f. speelvoorzieningen;
  3. g. straatmeubilair;
  4. h. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de aanduidingen op de verbeelding alsmede de volgende regels:

  1. a. maximum bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  2. b. maximum bouwhoogte lichtmasten: 10 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 4.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  1. a. het maximum vloeroppervlak ten behoeve van een ondergronds rioolclustergemaal bedraagt 35 m².

Artikel 5 Groen - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de (digitale) verbeelding voor Groen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. water;
  3. c. een gemaal;
  4. d. een gebouw ten behoeve van een sportkantine en/of kleedruimten, voor zover Burgemeester en wethouders hiervoor omgevings-afwijkingsbesluit verlenen onder de voorwaarden genoemd in lid 5.3;

met de daarbij behorende:

  1. e. voet- en fietspaden;
  2. f. speelvoorzieningen;
  3. g. straatmeubilair;
  4. h. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mogen uitsluitend één gemaal alsmede bouwwerken geen gebouwen, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding alsmede de volgende regels:

  1. a. maximum bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  2. b. maximum bouwhoogte gemaal: 12 meter.

5.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 5.2 voor een gebouw ten behoeve van een sportkantine en/of kleedruimten met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. maximum grondoppervlak: 400 m2;
  2. b. maximum aantal bouwlagen: 2;
  3. c. maximum bouwhoogte: 7 meter.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid. 5.1 genoemde gronden geldt de volgende gebruiksbepaling:

  1. a. binnen het op de verbeelding aangegeven aanduidingsvlak met functieaanduiding "gemaal" is het toegestaan één gemaal te realiseren, te gebruiken, of te laten gebruiken.

Artikel 6 Maatschappelijk - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de (digitale) verbeelding voor Maatschappelijk - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sporthal, waaronder ruimten ten behoeve van sportverenigingen;
  2. b. fitnesscentra;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd- en kinderopvang, onderwijs en religie;

met de daarbij behorende:

  1. d. tuinen en erven;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. nutsvoorzieningen;
  4. g. speelvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de aanduidingen op de verbeelding alsmede de volgende regels:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  2. b. geluidsgevoelige functies mogen eerst worden gerealiseerd nadat aan de westzijde van de A10 een geluids- annex luchtscherm met een minimum bouwhoogte van 6 meter en een lengte van ten minste 635 meter is gerealiseerd;
  3. c. minimum en maximum bouwhoogte: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
  4. d. maximum bebouwingspercentage; zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
  5. e. boven de bestemming "Verkeer" aan de zijde van de sportvelden, is het toegestaan een overbouwing te realiseren met dien verstande dat de overschrijding niet meer bedraagt dan 8,5 meter en niet lager is gelegen dan 4,2 meter boven het aangrenzend maaiveld.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 6.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  1. a. het maximum gezamenlijk vloeroppervlak ten behoeve van de in lid 6.1 onder a t/m g genoemde functies bedraagt 5000 m²;
  2. b. zelfstandige m.e.r.-(beoordelings)plichtige functies, zoals bedoeld in het Besluit Milieu-effectrapportage 1994 zijn niet toegestaan.

Artikel 7 Maatschappelijk - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de (digitale) verbeelding voor Maatschappelijk - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onderwijs;
  2. b. gezondheidszorg;
  3. c. zorg en welzijn;
  4. d. jeugd- en kinderopvang;
  5. e. religie;
  6. f. wonen, waaronder mede begrepen short stay;

met de daarbij behorende:

  1. g. tuinen en erven;
  2. h. parkeervoorzieningen;
  3. i. nutsvoorzieningen;
  4. j. speelvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de aanduidingen op de verbeelding alsmede de volgende regels:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  2. b. geluidsgevoelige functies mogen eerst worden gerealiseerd nadat aan de westzijde van de A10 een geluids- annex luchtscherm met een minimum bouwhoogte van 6 meter en een lengte van ten minste 635 meter is gerealiseerd;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" dienen de gevels van de bebouwing binnen het betreffende bouwvlak te worden opgericht ter plekke van deze lijn;
  4. d. de onder c genoemde bebouwing mag uitsluitend geheel aaneengesloten worden gebouwd;
  5. e. in afwijking van het bepaalde onder d van dit lid is het toegestaan om ten behoeve van een juiste ordening van portieken, entrees en puien de bebouwing achter de op de verbeelding aangegeven "gevellijn" te bouwen;
  6. f. minimum en maximum bouwhoogte: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat in bouwvlakken waarbinnen een "gevellijn" en een minimum bouwhoogte is opgenomen, die minimum bouwhoogte in die bouwvlakken alleen geldt voor de "gevellijn";
  7. g. maximum bebouwingspercentage: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 7.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  1. a. maximum vloeroppervlak ten behoeve van de in lid 7.1 onder a t/m j genoemde functies: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
  2. b. waar wonen als bedoeld in lid 7.1 sub f is toegestaan, zijn tevens toegestaan: aan-huis-gebondenberoepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, tot een maximum van 50% van het woningoppervlak en alleen in hoofdgebouwen.

Artikel 8 Maatschappelijk - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De op de (digitale) verbeelding voor Maatschappelijk - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onderwijs;
  2. b. gezondheidszorg;
  3. c. zorg en welzijn;
  4. d. jeugd- en kinderopvang;
  5. e. religie;
  6. f. wonen, waaronder mede begrepen short stay;
  7. g. sportvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. tuinen en erven;
  2. i. parkeervoorzieningen;
  3. j. nutsvoorzieningen;
  4. k. speelvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de aanduidingen op de verbeelding alsmede de volgende regels:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  2. b. geluidsgevoelige functies mogen eerst worden gerealiseerd nadat aan de westzijde van de A10 een geluids- annex luchtscherm met een minimum bouwhoogte van 6 meter en een lengte van ten minste 635 meter is gerealiseerd;
  3. c. minimum en maximum bouwhoogte: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
  4. d. maximum bebouwingspercentage: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
  5. e. geluidgevoelige functies, voor zover gelegen binnen het aanduidingsvlak met aanduiding "specifieke bouwaanduiding-1", mogen eerst worden gebouwd nadat de afschermende bebouwing als bedoeld in artikel 11 lid 11.2 sub a onder 3 in aanbouw is genomen;
  6. f. woningen mogen uitsluitend vanaf de derde bouwlaag worden gebouwd;
  7. g. kelders zijn niet toegestaan.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 8.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  1. a. maximum vloeroppervlak ten behoeve van de in lid 8.1 onder a t/m k genoemde functies: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
  2. b. binnen de bestemming is het verboden kelders te realiseren, te gebruiken, of te laten gebruiken;
  3. c. waar wonen als bedoeld in lid 8.1 sub f is toegestaan, zijn tevens toegestaan: aan-huis-gebondenberoepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, tot een maximum van 50% van het woningoppervlak.

Artikel 9 Sport

9.1 Bestemmingsomschrijving

De op de (digitale) verbeelding voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportterreinen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. groen;

met de daarbij behorende:

  1. d. gebouwde parkeervoorzieningen;
  2. e. nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de aanduidingen op de verbeelding alsmede de volgende regels:

  1. a. gebouwen:
    1. 1. uitsluitend tribunes, dug-outs en gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan;
    2. 2. maximale bouwhoogte tribunes: 12,50 meter;
    3. 3. maximale bouwhoogte dug-outs: 4,50 meter;
    4. 4. maximale oppervlakte alle tribunes tezamen: 300 m2;
  2. b. voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende maximale bouwhoogten:
    1. 1. lichtmasten en geluidsinstallaties: 15 meter;
    2. 2. ballenvangers: 5 meter;
    3. 3. terreinafscheidingen: 3 meter;
    4. 4. hekwerken rondom de afzonderlijke sportvelden: 1,10 meter;
    5. 5. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 3 meter.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 9.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  1. a. voor gebouwde parkeervoorzieningen zoals bedoeld in lid 9.1 sub d geldt, dat maximaal 500 parkeerplaatsen zijn toegestaan;
  2. b. gebouwde parkeervoorzieningen zoals bedoeld in lid 9.1 sub d zijn uitsluitend toegestaan binnen het aanduidingsvlak, met aanduiding "parkeergarage";
  3. c. het is verboden aan de in lid 9.2 sub b genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van de hekwerken rondom de afzonderlijke sportvelden, reclame-uitingen aan te brengen.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De op de (digitale) verbeelding voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. buurtontsluitingswegen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. openbare verblijfsruimte;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. f. waterlopen;
  2. g. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  3. h. nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

  1. a. Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de aanduidingen op de verbeelding alsmede de volgende maximum bouwhoogten:
    1. 1. speelvoorzieningen: 5 meter;
    2. 2. lichtmasten: 10 meter;
    3. 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
  2. b. De wegen dienen te worden uitgevoerd in klinkerverharding, waarbij de klinkers in keperverband gelegd zijn;
  3. c. De wegen mogen met een ander type verharding als bedoeld onder b worden uitgevoerd, mits de geluidsbelasting vanuit die wegen gelijk of lager is als de wegen bedoeld onder b.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 10.1 genoemde gronden geldt de volgende gebruiksbepaling:

  1. a. de buurtontsluitingswegen mogen uitsluitend worden gebruikt als wegen waarop een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.

Artikel 11 Wonen - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De op de (digitale) verbeelding voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, waaronder mede begrepen short stay;
  2. b. tuinen en erven;

met daarbij behorend:

  1. c. gebouwde parkeervoorzieningen;
  2. d. nutsvoorzieningen;
  3. e. Verkeer, zoals geregeld in artikel 10 van de planregels.

11.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de aanduidingen op de verbeelding alsmede de volgende regels:

  1. a. gebouwen:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
    2. 2. de woningen mogen eerst worden gebouwd nadat aan de westzijde van de A10 een geluids- annex luchtscherm met een minimum bouwhoogte van 6 meter en een lengte van ten minste 635 meter is gerealiseerd;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" dienen de gevels van de bebouwing binnen het betreffende bouwvlak te worden opgericht ter plekke van deze lijn;
    4. 4. de onder 3 genoemde bebouwing mag uitsluitend geheel aaneengesloten worden gebouwd;
    5. 5. in afwijking van het bepaalde onder 4 is het toegestaan om ten behoeve van een juiste ordening van portieken, entrees en puien van woningen achter de op de verbeelding aangegeven verplichte "gevellijn" te bouwen;
    6. 6. minimum en maximum bouwhoogte: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat:
      • in bouwvlakken waarbinnen een "gevellijn" en een minimum bouwhoogte is opgenomen, die minimum bouwhoogte in die bouwvlakken alleen geldt voor de "gevellijn";
      • waar op de verbeelding een maximale bouwhoogte van 14 meter geldt, de voorgevel dient te worden gerealiseerd met een minimale bouwhoogte van 11 meter;
    7. 7. maximum bebouwingspercentage: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
    8. 8. in afwijking van het bepaalde in lid 11.2 sub a, onder 3, 4 en 6 dienen ter plekke van de bouwaanduidingen "onderdoorgang" onderdoorgangen te worden gerealiseerd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
      • per doorgang bedraagt de hoogte minimaal 5 meter en maximaal 6,50 meter;
      • per doorgang bedraagt de breedte minimaal 6 meter maximaal 7,20 meter;
    9. 9. de woningen binnen de aanduidingsvlakken met aanduiding "specifieke bouwaanduiding-1" mogen eerst worden gebouwd nadat de afschermende bebouwing als bedoeld in: dit artikel lid 11.2 sub a onder 3, en bedoeld in artikel 13 lid 13.2 sub a onder 3, in aanbouw is genomen;
    10. 10. binnen de aanduidingsvlakken met aanduiding "specifieke bouwaanduiding-2" mogen hekwerken en andere afscheidingen van dakterrassen uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de volgende bepalingen:
      • de afstand tussen de afscheiding en de gevellijn bedraagt maximaal 13,5 meter;
      • de maximale bouwhoogte van de afscheiding bedraagt, gemeten vanaf de voet van de afscheiding, maximaal 1,2 meter;
  2. b. bouwwerken geen gebouwen zijnde:
    1. 1. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
    2. 2. maximum bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    3. 3. maximum bouwhoogte lichtmasten: 15 meter;
    4. 4. maximum bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  3. c. parkeren op de binnenterreinen mag niet zichtbaar zijn vanuit de woningen.

11.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 11.2 sub a, onder 9, voor het realiseren van woningen in dier voege, dat de aanvrager / initiatiefnemer met een akoestisch onderzoek aantoont dat de geluidsbelasting op de buitengevel lager of gelijk is dan de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 11.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  1. a. waar wonen als bedoeld in lid 11.1 sub a is toegestaan, zijn tevens toegestaan: aan-huis-gebondenberoepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en consumentverzorgende dienstverlening, tot een maximum van 50% van het woningoppervlak en alleen in hoofdgebouwen;
  2. b. binnen de aanduidingsvlakken met de aanduiding "specifieke vorm van wonen uitgesloten-1" is het verboden ondergrondse bouwwerken te realiseren, te gebruiken, of te laten gebruiken.

Artikel 12 Wonen - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De op de (digitale) verbeelding voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, waaronder mede begrepen short stay;
  2. b. detailhandel;
  3. c. consumentverzorgende dienstverlening;
  4. d. horeca I, III en IV;
  5. e. kantoren;
  6. f. bedrijven;
  7. g. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd- en kinderopvang, onderwijs en religie;
  8. h. tuinen en erven;

met daarbij behorend:

  1. i. bergingen en andere nevenruimten;
  2. j. gebouwde parkeervoorzieningen;
  3. k. nutsvoorzieningen;
  4. l. Verkeer, zoals geregeld in artikel 10 van de planregels.

12.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de aanduidingen op de verbeelding alsmede de volgende regels:

  1. a. gebouwen:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
    2. 2. de woningen en andere geluidsgevoelige functies mogen eerst worden gerealiseerd nadat aan de westzijde van de A10 een geluids- annex luchtscherm met een minimum bouwhoogte van 6 meter en een lengte van ten minste 635 meter is gerealiseerd;
    3. 3. minimum en maximum bouwhoogte: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
    4. 4. voor de eerste bouwlaag van de gebouwen gelegen binnen de aanduidingsvlakken met aanduiding "specifieke bouwaanduiding-1" geldt een minimum bouwhoogte van 3,50 meter;
    5. 5. maximum bebouwingspercentage: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
    6. 6. geluidgevoelige functies mogen eerst worden gebouwd, nadat de afschermende bebouwing als bedoeld in: artikel 7 lid 7.2 sub c, artikel 11 lid 11.2 sub a onder 3, en bedoeld in artikel 13 lid 13.2 sub a onder 3, in aanbouw is genomen;
    7. 7. gebouwde parkeervoorzieningen mogen met niet meer dan 80 centimeter boven het maaiveld zichtbaar zijn, met uitzondering van bijbehorende in- en uitritten;
    8. 8. met betrekking tot de maximale gevellengte van de onderscheidene bebouwingseenheden geldt voor wat betreft de voorzijde van de bebouwing aan de zijde van de sportvelden een lengte van 35 meter;
    9. 9. met betrekking tot de maximale gevellengte van de onderscheiden bebouwingseenheden geldt voor de achterzijde van de bebouwing tot de vierde bouwlaag een lengte van 35 meter, en vanaf de vierde bouwlaag een lengte van 20 meter;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    1. 1. maximum bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    2. 2. maximum bouwhoogte lichtmasten: 15 meter;
    3. 3. maximum bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  3. c. parkeren op de binnenterreinen mag niet zichtbaar zijn vanuit de woningen.

12.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 12.2 sub a, onder 6, voor het realiseren van woningen in dier voege, dat de aanvrager / initiatiefnemer met een akoestisch onderzoek aantoont dat de geluidsbelasting op de buitengevel lager of gelijk is dan de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 12.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  1. a. de in lid 12.1 sub b tot en met g genoemde functies mogen uitsluitend in de eerste bouwlaagworden gerealiseerd;
  2. b. met betrekking tot de gezamenlijke vloeroppervlakten en de vloeroppervlakten per vestiging van de in:
    1. 1. artikel 12 lid 12.1 sub b tot en met g;
    2. 2. artikel 13 lid 13.1 sub b tot en met g;
    3. 3. artikel 14 lid 14.1 sub b tot en met g;
    4. 4. artikel 15 lid 15.1 sub b tot en met g;

genoemde functies gezamenlijk gelden de volgende maxima:

maximum gezamenlijk vloeroppervlak maximum vloeroppervlak per vestiging
niet-woonfuncties 12.000 m2
maatschappelijke voorzieningen 5.000 m2 500 m2
horeca I 100 m2
horeca III en IV 500 m2
horeca I, III en IV 2.500 m2
detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening, bedrijven en kantoren 4.500 m2 500 m2
  1. c. waar wonen als bedoeld in lid 12.1 sub a is toegestaan, zijn tevens toegestaan: aan-huis-gebondenberoepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en consumentverzorgende dienstverlening, tot een maximum van 50% van het woningoppervlak en alleen in hoofdgebouwen;
  2. d. de in lid 12.1 genoemde functies zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze in de van deze regels deel uitmakende Staat van Inrichtingen vallen in milieuhindercategorie 1, 2, of 3.1, met dien verstande dat functies uit milieuhindercategorie 3.1 alleen zijn toegestaan voor zover:
    1. 1. de betreffende functie op grond van de milieuhinderaspecten gevaar, geur en stof niet hoger scoort dan milieuhindercategorie 2;
    2. 2. de activiteiten niet tijdens de nachtperiode plaatsvinden;
    3. 3. de activiteiten hoofdzakelijk inpandig plaatsvinden;
    4. 4. de betreffende functie geen gemeenschappelijke muur, vloer, of plafond heeft met een geluidsgevoelige functie;
    5. 5. functies voor wat betreft de index "G" niet hoger scoren dan 1 en voor wat betreft de index "P" niet hoger scoren dan 2.

Artikel 13 Wonen - 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De op de (digitale) verbeelding voor Wonen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, waaronder mede begrepen short stay;
  2. b. detailhandel;
  3. c. consumentverzorgende dienstverlening;
  4. d. horeca I, III en IV;
  5. e. kantoren;
  6. f. bedrijven;
  7. g. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd- en kinderopvang, onderwijs en religie;
  8. h. tuinen en erven;

met de daarbij behorende:

  1. i. bergingen en andere nevenruimten;
  2. j. gebouwde parkeervoorzieningen;
  3. k. nutsvoorzieningen;
  4. l. Verkeer, zoals geregeld in artikel 10 van de planregels, met inachtneming van het bepaalde in lid 13.3 sub f.

13.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 13.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de aanduidingen op de verbeelding alsmede de volgende regels:

  1. a. gebouwen:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
    2. 2. de woningen en andere geluidsgevoelige functies mogen eerst worden gerealiseerd nadat aan de westzijde van de A10 een geluids- annex luchtscherm met een minimum bouwhoogte van 6 meter en een lengte van ten minste 635 meter is gerealiseerd;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" dienen de gevels van de bebouwing binnen het betreffende bouwvlak te worden opgericht ter plekke van deze lijn;
    4. 4. de onder 3 genoemde bebouwing mag uitsluitend geheel aaneengesloten worden gebouwd;
    5. 5. in afwijking van het bepaalde onder 4 is het toegestaan om ten behoeve van een juiste ordening van portieken, entrees en puien van bebouwing gedeeltelijk achter de op de verbeelding aangegeven verplichte "gevellijn" te bouwen;
    6. 6. minimum en maximum bouwhoogte: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat in bouwvlakken waarbinnen een "gevellijn" en een minimum bouwhoogte is opgenomen, die minimum bouwhoogte in die bouwvlakken alleen geldt voor de "gevellijn";
    7. 7. maximum bebouwingspercentage: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    1. 1. maximum bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    2. 2. maximum bouwhoogte lichtmasten: 15 meter;
    3. 3. maximum bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  3. c. parkeren op de binnenterreinen mag niet zichtbaar zijn vanuit de woningen.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 13.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  1. a. binnen een straal van 100 meter gemeten vanuit de wegrand van de IJburglaan en de Zuiderzeeweg zijn geen voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, bejaardenzorg en bejaardenhuisvesting toegestaan;
  2. b. de in lid 13.1 sub b tot en met g genoemde functies mogen uitsluitend in de eerste bouwlaagworden gerealiseerd;
  3. c. met betrekking tot de gezamenlijke vloeroppervlakten en de vloeroppervlakten per vestiging van de in:
    1. 1. artikel 12 lid 12.1 sub b tot en met g;
    2. 2. artikel 13 lid 13.1 sub b tot en met g;
    3. 3. artikel 14 lid 14.1 sub b tot en met g;
    4. 4. artikel 15 lid 15.1 sub b tot en met g;

genoemde functies gezamenlijk gelden de volgende maxima:

maximum gezamenlijk vloeroppervlak maximum vloeroppervlak per vestiging
niet-woonfuncties 12.000 m2
maatschappelijke voorzieningen 5.000 m2 500 m2
horeca I 100 m2
horeca III en IV 500 m2
horeca I, III en IV 2.500 m2
detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening, bedrijven en kantoren 4.500 m2 500 m2
  1. d. waar wonen als bedoeld in lid 13.1 sub a is toegestaan, zijn tevens toegestaan: aan-huis-gebondenberoepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en consumentverzorgende dienstverlening, tot een maximum van 50% van het woningoppervlak en alleen in hoofdgebouwen;
  2. e. binnen het aanduidingsvlak met aanduiding "speelvoorziening" dienen een of meerdere speelplaatsen van in totaal minimaal 400 m2 te worden gerealiseerd;
  3. f. binnen het aanduidingsvlak met aanduiding "weg" is "Verkeer" toegestaan;
  4. g. de in lid 13.1 genoemde functies zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze in de van deze regels deel uitmakende Staat van Inrichtingen vallen in milieuhindercategorie 1, 2, of 3.1, met dien verstande dat functies uit milieuhindercategorie 3.1 alleen zijn toegestaan voor zover:
    1. 1. de betreffende functie op grond van de milieuhinderaspecten gevaar, geur en stof niet hoger scoort dan milieuhindercategorie 2;
    2. 2. de activiteiten niet tijdens de nachtperiode plaatsvinden;
    3. 3. de activiteiten hoofdzakelijk inpandig plaatsvinden;
    4. 4. de betreffende functie geen gemeenschappelijke muur, vloer, of plafond heeft met een geluidsgevoelige functie;
    5. 5. functies voor wat betreft de index "G" niet hoger scoren dan 1 en voor wat betreft de index "P" niet hoger scoren dan 2.

Artikel 14 Wonen - 4

14.1 Bestemmingsomschrijving

De op de (digitale) verbeelding voor Wonen - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, waaronder mede begrepen short stay;
  2. b. detailhandel;
  3. c. consumentverzorgende dienstverlening;
  4. d. horeca I, III en IV;
  5. e. kantoren;
  6. f. bedrijven;
  7. g. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd- en kinderopvang, onderwijs en religie;
  8. h. tuinen en erven;

met daarbij behorend:

  1. i. bergingen en andere nevenruimten;
  2. j. gebouwde parkeervoorzieningen;
  3. k. nutsvoorzieningen;
  4. l. Verkeer, zoals geregeld in artikel 10 van de planregels.

14.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 14.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de aanduidingen op de verbeelding alsmede de volgende regels:

  1. a. gebouwen:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
    2. 2. de woningen en andere geluidsgevoelige functies mogen eerst worden gerealiseerd nadat aan de westzijde van de A10 een geluids- annex luchtscherm met een minimum bouwhoogte van 6 meter en een lengte van ten minste 635 meter is gerealiseerd;
    3. 3. minimum en maximum bouwhoogte: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
    4. 4. voor de eerste bouwlaag van de gebouwen gelegen binnen de aanduidingsvlakken met aanduiding "specifieke bouwaanduiding-1" geldt een minimum bouwhoogte van 3,50 meter;
    5. 5. maximum bebouwingspercentage: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
    6. 6. geluidgevoelige functies mogen eerst worden gebouwd, nadat de afschermende bebouwing als bedoeld in: artikel 7 lid 7.2 sub c, artikel 11 lid 11.2 sub a onder 3, en bedoeld in artikel 13 lid 13.2 sub a onder 3, in aanbouw is genomen;
    7. 7. gebouwde parkeervoorzieningen mogen met niet meer dan 80 centimeter boven het maaiveld zichtbaar zijn, met uitzondering van bijbehorende in- en uitritten;
    8. 8. met betrekking tot de maximale gevellengte van de onderscheidene bebouwingseenheden geldt voor wat betreft de voorzijde van de bebouwing aan de zijde van de sportvelden een lengte van 35 meter;
    9. 9. met betrekking tot de maximale gevellengte van de onderscheiden bebouwingseenheden geldt voor de achterzijde van de bebouwing een lengte van 35 meter;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    1. 1. maximum bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    2. 2. maximum bouwhoogte lichtmasten: 15 meter;
    3. 3. maximum bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  3. c. parkeren op de binnenterreinen mag niet zichtbaar zijn vanuit de woningen.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 14.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  1. a. binnen een straal van 100 meter gemeten vanuit de wegrand van de IJburglaan en de Zuiderzeeweg zijn geen voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, bejaardenzorg en bejaardenhuisvesting toegestaan;
  2. b. de in lid 14.1 sub b tot en met f genoemde functies mogen uitsluitend in de eerste bouwlaag worden gerealiseerd;
  3. c. met betrekking tot de gezamenlijke vloeroppervlakten en de vloeroppervlakten per vestiging van de in:
    1. 1. artikel 12 lid 12.1 sub b tot en met g;
    2. 2. artikel 13 lid 13.1 sub b tot en met g;
    3. 3. artikel 14 lid 14.1 sub b tot en met g;
    4. 4. artikel 15 lid 15.1 sub b tot en met g;

genoemde functies gezamenlijk gelden de volgende maxima:

maximum gezamenlijk vloeroppervlak maximum vloeroppervlak per vestiging
niet-woonfuncties 12.000 m2
maatschappelijke voorzieningen 5.000 m2 500 m2
horeca I 100 m2
horeca III en IV 500 m2
horeca I, III en IV 2.500 m2
detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening, bedrijven en kantoren 4.500 m2 500 m2
  1. d. waar wonen als bedoeld in lid 14.1 sub a is toegestaan, zijn tevens toegestaan: aan-huis-gebondenberoepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en consumentverzorgende dienstverlening, tot een maximum van 50% van het woningoppervlak en alleen in hoofdgebouwen;
  2. e. de in lid 14.1 genoemde functies zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze in de van deze regels deel uitmakende Staat van Inrichtingen vallen in milieuhindercategorie 1, 2, of 3.1, met dien verstande dat functies uit milieuhindercategorie 3.1 alleen zijn toegestaan voor zover:
    1. 1. de betreffende functie op grond van de milieuhinderaspecten gevaar, geur en stof niet hoger scoort dan milieuhindercategorie 2;
    2. 2. de activiteiten niet tijdens de nachtperiode plaatsvinden;
    3. 3. de activiteiten hoofdzakelijk inpandig plaatsvinden;
    4. 4. de betreffende functie geen gemeenschappelijke muur, vloer, of plafond heeft met een geluidsgevoelige functie;
    5. 5. functies voor wat betreft de index "G" niet hoger scoren dan 1 en voor wat betreft de index "P" niet hoger scoren dan 2.

Artikel 15 Wonen - 5

15.1 Bestemmingsomschrijving

De op de (digitale) verbeelding voor Wonen - 5 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, waaronder mede begrepen short stay;
  2. b. detailhandel;
  3. c. consumentverzorgende dienstverlening;
  4. d. horeca I, III en IV;
  5. e. kantoren;
  6. f. bedrijven;
  7. g. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd- en kinderopvang, onderwijs en religie;
  8. h. tuinen en erven;

met de daarbij behorende:

  1. i. bergingen en andere nevenruimten;
  2. j. gebouwde parkeervoorzieningen;
  3. k. nutsvoorzieningen;
  4. l. Verkeer, zoals geregeld in artikel 10 van de planregels.

15.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 15.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de aanduidingen op de verbeelding alsmede de volgende regels:

  1. a. gebouwen:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
    2. 2. de woningen en andere geluidsgevoelige functies mogen eerst worden gerealiseerd nadat aan de westzijde van de A10 een geluids- annex luchtscherm met een minimum bouwhoogte van 6 meter en een lengte van ten minste 635 meter is gerealiseerd;
    3. 3. minimum en maximum bouwhoogte: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
    4. 4. voor de eerste bouwlaag van de gebouwen gelegen binnen de aanduidingsvlakken met aanduiding "specifieke bouwaanduiding-1" geldt een minimum bouwhoogte van 3,50 meter;
    5. 5. maximum bebouwingspercentage: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
    6. 6. geluidgevoelige functies mogen eerst worden gebouwd, nadat de afschermende bebouwing als bedoeld in: artikel 7 lid 7.2 sub c, artikel 11 lid 11.2 sub a onder 3, en bedoeld in artikel 13 lid 13.2 sub a onder 3, in aanbouw is genomen;
    7. 7. gebouwde parkeervoorzieningen mogen met niet meer dan 80 centimeter boven het maaiveld zichtbaar zijn, met uitzondering van bijbehorende in- en uitritten;
    8. 8. met betrekking tot de maximale gevellengte van de onderscheidene bebouwingseenheden geldt voor wat betreft de voorzijde van de bebouwing een lengte van 35 meter;
    9. 9. met betrekking tot de maximale gevellengte van de onderscheiden bebouwingseenheden geldt voor de achterzijde van de bebouwing een lengte van 20 meter;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    1. 1. maximum bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    2. 2. maximum bouwhoogte lichtmasten: 15 meter;
    3. 3. maximum bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  3. c. parkeren op de binnenterreinen mag niet zichtbaar zijn vanuit de woningen.

15.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 15.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  1. a. binnen een straal van 100 meter gemeten vanuit de wegrand van de IJburglaan zijn geen voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, bejaardenzorg en bejaardenhuisvesting toegestaan;
  2. b. de in lid 15.1 sub b tot en met g genoemde functies mogen uitsluitend in de eerste bouwlaagworden gerealiseerd;
  3. c. met betrekking tot de gezamenlijke vloeroppervlakten en de vloeroppervlakten per vestiging van de in:
    1. 1. artikel 12 lid 12.1 sub b tot en met g;
    2. 2. artikel 13 lid 13.1 sub b tot en met g;
    3. 3. artikel 14 lid 14.1 sub b tot en met g;
    4. 4. artikel 15 lid 15.1 sub b tot en met g;

genoemde functies gezamenlijk gelden de volgende maxima:

maximum gezamenlijk vloeroppervlak maximum vloeroppervlak per vestiging
niet-woonfuncties 12.000 m2
maatschappelijke voorzieningen 5.000 m2 500 m2
horeca I 100 m2
horeca III en IV 500 m2
horeca I, III en IV 2.500 m2
detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening, bedrijven en kantoren 4.500 m2 500 m2
  1. d. waar wonen als bedoeld in lid 15.1 sub a is toegestaan, zijn tevens toegestaan: aan-huis-gebondenberoepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en consumentverzorgende dienstverlening, tot een maximum van 50% van het woningoppervlak en alleen in hoofdgebouwen;
  2. e. de in lid 15.1 genoemde functies zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze in de van deze regels deel uitmakende Staat van Inrichtingen vallen in milieuhindercategorie 1, 2, of 3.1, met dien verstande dat functies uit milieuhindercategorie 3.1 alleen zijn toegestaan voor zover:
    1. 1. de betreffende functie op grond van de milieuhinderaspecten gevaar, geur en stof niet hoger scoort dan milieuhindercategorie 2;
    2. 2. de activiteiten niet tijdens de nachtperiode plaatsvinden;
    3. 3. de activiteiten hoofdzakelijk inpandig plaatsvinden;
    4. 4. de betreffende functie geen gemeenschappelijke muur, vloer, of plafond heeft met een geluidsgevoelige functie;
    5. 5. functies voor wat betreft de index "G" niet hoger scoren dan 1 en voor wat betreft de index "P" niet hoger scoren dan 2.

Artikel 16 Wonen - 6

16.1 Bestemmingsomschrijving

De op de (digitale) verbeelding voor Wonen - 6 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, waaronder mede begrepen short stay;
  2. b. detailhandel;
  3. c. consumentverzorgende dienstverlening;
  4. d. horeca I, III en IV;
  5. e. kantoren;
  6. f. bedrijven;
  7. g. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd- en kinderopvang, onderwijs en religie;
  8. h. sportvoorzieningen;
  9. i. tuinen en erven;

met de daarbij behorende:

  1. j. bergingen en andere nevenruimten;
  2. k. gebouwde parkeervoorzieningen;
  3. l. nutsvoorzieningen;
  4. m. Verkeer, zoals geregeld in artikel 10 van de planregels.

16.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 16.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de aanduidingen op de verbeelding alsmede de volgende regels:

  1. a. gebouwen:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
    2. 2. de woningen en andere geluidsgevoelige functies mogen eerst worden gerealiseerd nadat aan de westzijde van de A10 een geluids- annex luchtscherm met een minimum bouwhoogte van 6 meter en een lengte van ten minste 635 meter is gerealiseerd;
    3. 3. minimum en maximum bouwhoogte: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
    4. 4. voor de eerste bouwlaag van de gebouwen gelegen binnen de aanduidingsvlakken met aanduiding "specifieke bouwaanduiding-1" geldt een minimum bouwhoogte van 3,50 meter;
    5. 5. maximum bebouwingspercentage: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
    6. 6. geluidgevoelige functies mogen eerst worden gebouwd, nadat de afschermende bebouwing als bedoeld in: artikel 7 lid 7.2 sub c, artikel 11 lid 11.2 sub a onder 3, en bedoeld in artikel 13 lid 13.2 sub a onder 3, in aanbouw is genomen;
    7. 7. gebouwde parkeervoorzieningen mogen met niet meer dan 80 centimeter boven het maaiveld zichtbaar zijn, met uitzondering van bijbehorende in- en uitritten;
    8. 8. met betrekking tot de maximale gevellengte van de onderscheidene bebouwingseenheden geldt voor wat betreft de voorzijde van de bebouwing aan de zijde van de sportvelden een lengte van 35 meter;
    9. 9. met betrekking tot de maximale gevellengte van de onderscheiden bebouwingseenheden geldt voor de achterzijde van de bebouwing een lengte van 35 meter;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    1. 1. maximum bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    2. 2. maximum bouwhoogte lichtmasten: 15 meter;
    3. 3. maximum bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  3. c. parkeren op de binnenterreinen mag niet zichtbaar zijn vanuit de woningen.

16.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 16.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  1. a. met betrekking tot de minimum vloeroppervlakten en de maximum gezamenlijke vloeroppervlakten gelden de volgende maxima:
    minimum vloeroppervlak maximum vloeroppervlak gezamenlijk
    alle functies 3.000 m2
    maatschappelijke voorzieningen 1.000 m2
    horeca I, III, en IV 500 m2
    kantoren en bedrijven 1.000 m2
    detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening 500 m2
    sportvoorzieningen 1.000 m2
  2. b. waar wonen als bedoeld in lid 16.1 sub a is toegestaan, zijn tevens toegestaan: aan-huis-gebondenberoepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en consumentverzorgende dienstverlening, tot een maximum van 50% van het woningoppervlak en alleen in hoofdgebouwen;
  3. c. de in lid 16.1 genoemde functies zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze in de van deze regels deel uitmakende Staat van Inrichtingen vallen in milieuhindercategorie 1, 2, of 3.1, met dien verstande dat functies uit milieuhindercategorie 3.1 alleen zijn toegestaan voor zover:
    1. 1. de betreffende functie op grond van de milieuhinderaspecten gevaar, geur en stof niet hoger scoort dan milieuhindercategorie 2;
    2. 2. de activiteiten niet tijdens de nachtperiode plaatsvinden;
    3. 3. de activiteiten hoofdzakelijk inpandig plaatsvinden;
    4. 4. de betreffende functie geen gemeenschappelijke muur, vloer, of plafond heeft met een geluidsgevoelige functie;
    5. 5. functies voor wat betreft de index "G" niet hoger scoren dan 1 en voor wat betreft de index "P" niet hoger scoren dan 2.

Artikel 17 Wonen - 7

17.1 Bestemmingsomschrijving

De op de (digitale) verbeelding voor Wonen - 7 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, waaronder mede begrepen short stay;
  2. b. tuinen en erven;

met daarbij behorend:

  1. c. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  2. d. nutsvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 17.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de aanduidingen op de verbeelding alsmede de volgende regels:

  1. a. gebouwen:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
    2. 2. de woningen mogen eerst worden gebouwd nadat aan de westzijde van de A10 een geluids- annex luchtscherm met een minimum bouwhoogte van 6 meter en een lengte van ten minste 635 meter is gerealiseerd;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" dienen de gevels van de bebouwing binnen het betreffende bouwvlak te worden opgericht ter plekke van deze lijn;
    4. 4. de onder 3 genoemde bebouwing mag uitsluitend geheel aaneengesloten worden gebouwd;
    5. 5. in afwijking van het bepaalde onder 4 is het toegestaan om maximaal 40% van de gevels terugliggend ten opzichte van de op de verbeelding aangegeven verplichte "gevellijn" te bouwen;
    6. 6. maximum bouwhoogte: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
    7. 7. maximum bebouwingspercentage: zoals op de (digitale) verbeelding is aangegeven;
    8. 8. de woningen binnen de aanduidingsvlakken met aanduiding "specifieke bouwaanduiding-1" mogen eerst worden gebouwd nadat de afschermende bebouwing als bedoeld in: artikel 13 lid 13.2 sub a onder 3, in aanbouw is genomen;
  2. b. bouwwerken geen gebouwen zijnde:
    1. 1. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
    2. 2. maximum bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    3. 3. maximum bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.

17.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 17.2 sub a, onder 8, voor het realiseren van woningen in dier voege, dat de aanvrager / initiatiefnemer met een akoestisch onderzoek aantoont dat de geluidsbelasting op de buitengevel lager of gelijk is dan de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 17.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  1. a. waar wonen als bedoeld in lid 17.1 sub a is toegestaan, zijn tevens toegestaan: aan-huis-gebondenberoepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en consumentverzorgende dienstverlening, tot een maximum van 50% van het woningoppervlak en alleen in hoofdgebouwen;
  2. b. binnen de aanduidingsvlakken met de aanduiding "specifieke vorm van wonen uitgesloten-1" is het verboden ondergrondse bouwwerken te realiseren, te gebruiken, of te laten gebruiken.

Artikel 18 Leiding - Gas

18.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De op de verbeelding voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gasleidingen;
  2. b. De bestemming Leiding - Gas is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

18.2 Bouwregels

Op en in de in lid 18.1 genoemde gronden is het verboden te bouwen.

18.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 18.2, in dier voege dat zij toestaan om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op te richten mits de belangen van de aardgasleiding daardoor niet worden geschaad.

18.4 Aanlegvergunning

  1. a. Op en onder de in lid 18.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden, niet zijnde bouwen, uit te voeren:
    1. 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe onder meer wordt gerekend het ophogen, egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
    2. 2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
    3. 3. het aanleggen en verbreden van wateren;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil;
    5. 5. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
    6. 6. het aanbrengen van drainage;
    7. 7. het aanbrengen van hoog opgaande of diepwortelende beplanting;
    8. 8. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    9. 9. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal onderhoud;
    10. 10. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    11. 11. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    12. 12. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    1. 1. normaal onderhoud en beheer betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
  3. c. De onder a genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien het uitvoeren van werken of werkzaamheden geen schade aan de gasleiding toebrengen. Voor het vaststellen dat er geen schade zal ontstaan, kunnen burgemeester en wethouders de netbeheerder informeren en tevens de netbeheerder vragen om binnen een nader door het dagelijks bestuur te bepalen redelijke termijn zijn zienswijze kenbaar te maken.
  4. d. Aan de onder a genoemde vergunning kunnen onder meer voorschriften worden verbonden inhoudende de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de gasleiding wordt beschermd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 19 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene Bouwregels

Op en onder de in het bestemmingsplan begrepen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

20.1 Algemeen

  1. a. het maximum aantal te bouwen woningen bedraagt 1950;
  2. b. er mag in de buitenzijde van bouwwerken alleen gebruik worden gemaakt van niet-uitloogbare materialen;
  3. c. voor de gronden binnen het plangebied, waarvoor geen verbod geldt om kelders te realiseren, geldt dat geen kelders dieper dan NAP -0,4 meter mogen worden gebouwd;
  4. d. binnen het plangebied mogen geen kruipruimten worden gebouwd;
  5. e. er wordt een minimale ontwatering oftewel grondwaterdiepte van 0,5 meter aangehouden ten opzichte van het maaiveld en doorlatende kadeconstructies.

20.2 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan: aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden c.q. af te wijken van de "gevellijn" ten behoeve van:

  1. a. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
  2. b. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1/10 van de breedte van de aangrenzende straat met een maximum van 1 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg dan wel 2,4 meter boven een rijwiel- of voetpad, dat geen deel uitmaakt van de bedoelde strook van 1,5 meter;
  3. c. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter en deze werken niet lager gelegen zijn dan 4,2 meter boven het aangrenzende straatpeil;
  4. d. trappenhuizen, dakterrassen, hekwerken en dergelijke delen van gebouwen, mits:
    1. 1. de locatie van de overschrijding niet de noord-oostelijke zijde van de bestemming "Wonen - 7" buiten het bouwvlak van deze bestemming is;
    2. 2. de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 meter.

Artikel 21 Algemene Gebruiksregels

21.1 Algemeen gebruiksverbod

  1. a. In aanvulling op het algemeen gebruiksverbod in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder verboden gebruik in ieder geval begrepen:
    1. 1. telefoneerinrichting of belhuis, automatenhal, prostitutiebedrijf, seksinrichting, geldwisselkantoor, smartshop;
    2. 2. de opslag en/of stalling van kampeermiddelen, voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen, en aan hun gebruik onttrokken machines, behoudens gebruik dat strekt tot realisering van de bestemming en gebruik dat voortvloeit uit het normale dagelijkse gebruik en onderhoud dat ingevolge de bestemming is toegestaan;
  2. b. In aanvulling op het bepaalde in artikel 2.1, lid 1, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het verboden om gronden te laten gebruiken in strijd met de bestemming.

21.2 Oriëntatie van vluchtwegen

De in het plangebied vanuit de bouwblokken aan te leggen vluchtroutes dienen te zijn geconcentreerd op het centrale deel van het plangebied.

21.3 Toegelaten categorieën milieuhinderlijke functies

Slechts functies die in de van deze regels deel uitmakende Staat van Inrichtingen vallen onder de in de toepasselijke regels aangegeven milieuhindercategorieën zijn toegestaan.

21.4 Afwijkingsbepaling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 21.3 voor het bouwen en het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een functie, die:

  1. a. niet in de Staat van Inrichtingen voorkomt en niet meer milieuhinder veroorzaakt dan functies die vallen onder de toegestane categorieën;
  2. b. al dan niet na uitbreiding of wijziging valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits de desbetreffende functie niet meer milieuhinder veroorzaakt dan functies die vallen onder de toegestane categorieën.

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, in die zin, dat:

  1. a. aan de Staat van Inrichtingen functies kunnen worden toegevoegd;
  2. b. in de Staat van Inrichtingen opgenomen functies kunnen worden ingedeeld bij een andere categorie.

Artikel 22 Algemene Ontheffingsregels

  1. a. Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevings-afwijkingsbesluit kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd af te wijken van de desbetreffende regels van dit bestemmingsplan, ten behoeve van:
    1. 1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter, en een maximale brutovloeroppervlakte van 15 m²;
    2. 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers, dammen en andere waterstaatkundige werken;
  2. b. Geringe afwijkingen worden toegestaan welke in het belang zijn van een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer bedraagt dan 2 meter;
  3. c. De in de regels toegestane maximale bouwhoogten, met uitzondering van de bouwhoogten die deel uitmaken van de bestemming "Wonen - 7", mogen met ten hoogste 5 meter worden overschreden ten behoeve van: lift- en trappenhuizen, centrale verwarmingsinstallaties en dakopbouwen;
  4. d. De in de regels toegestane maximale bouwhoogten mogen met ten hoogste 8 meter worden overschreden ten behoeve van: schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, antennes, alarminstallaties, zendmasten ten behoeve van mobiele telefoonnet en voorzieningen ten behoeve van de opwekking van energie;
  5. e. De op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrenzen mogen met ten hoogste 3 meter worden overschreden ten behoeve van bordessen en luifels, met uitzondering van:
    1. 1. de bestemming "Wonen - 7", waar de overschrijdingen ten behoeve van luifels maximaal 1,5 meter mogen bedragen;
    2. 2. de bestemming "Wonen - 1" binnen het aanduidingsvlak met aanduiding "specifieke bouwaanduiding-2", waar de overschrijdingen geheel niet zijn toegestaan;
  6. f. De op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrenzen, mogen met ten hoogste 3 meter worden overschreden ten behoeve van uitkragingen, buitentrappen, galerijen, erkers, balkons, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, met uitzondering van:
    1. 1. de bestemmings- of bouwgrenzen van de bestemming "Wonen - 7";
    2. 2. het aanduidingsvlak met aanduiding "specifieke bouwaanduiding-2" binnen de bestemming "Wonen - 1";
  7. g. De in de regels toegestane maximale bouwhoogten mogen met ten hoogste 2 meter worden overschreden, behoudens de maximale bouwhoogten in de bestemming "Wonen - 7", die met ten hoogste 1 meter mogen worden overschreden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a, met maximaal 10%;
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

23.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan: Eerste Partiële Herziening RI-Oost, Zeeburgereiland.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het voorliggende bestemmingsplan is een partiële herziening van het sinds 2 maart 2010 onherroepelijk zijnde Bestemmingsplan Zeeburgereiland RI-Oost.

Wegens enkele stedenbouwkundige correcties is het onherroepelijke plan op onderdelen herzien. Alhoewel het voorliggende plan juridisch de status heeft van een op zichzelf staand nieuw plan, zijn de stedenbouwkundige correcties naar aard en omvang gering. In grote lijnen blijven de stedenbouwkundige uitgangspunten in het voorliggende plan ten opzichte van het sinds 2 maart 2010 onherroepelijk zijnde Bestemmingsplan Zeeburgereiland RI-Oost gelijk. Qua programma en de verdeling van het programma over het gebied zijn beide genoemde plannen nagenoeg identiek.

Dit plan is opgesteld conform de wettelijk geldende Standaard Voor Bestemmingsplannen (SVBP 2008), en voldoet aan de geldende wettelijke verplichting van (online) digitale raadpleegbaarheid.

1.2 Aanleiding Plan

Het Bestemmingsplan Zeeburgereiland RI-Oost (verder genoemd: het voorgaande plan) is flexibel van opzet. Binnen de bestemmingsvlakken werd er een grote mate van vrijheid voor de planuitvoering geboden. Voor met name de bestemmingsvlakken in de noordrand met individuele ontwikkelingsmogelijkheden blijken deze vrijheden te ruim en te kunnen leiden tot rechtsonzekerheid voor overigen in het plangebied. Om binnen dezelfde randvoorwaarden meer rechtszekerheid te bieden, is besloten het voorliggende plan op te stellen.

Alhoewel het voorgaande plan met het voorliggende plan niet op alle onderdelen herzien wordt is toch besloten om alle bestemmingsvlakken, voor zover gelegen binnen het omringende water, deel uit te laten maken van het voorliggende herzieningsplan. Ook de bestemmingsvlakken, gelegen binnen het omringende water, waaraan niets verandert maken dus deel uit van het voorliggende plan. Hiertoe is besloten omdat het voorgaande plan nog niet conform de wettelijke Standaard voor Bestemmingsplannen (SVBP 2008) was opgesteld, en daarmee niet digitaal per bestemmingsvlak raadpleegbaar is. Op het voorgaande plan rustte die verplichting ook nog niet, doch op het voorliggende plan wel. Als besloten zou zijn, om alleen de te herziene bestemmingsvlakken in het voorliggende plan op te nemen, zou het plangebied RI-Oost tegelijkertijd op twee verschillende manieren geraadpleegd moeten worden: het voorgaande plan op papier of online als PDF-bestand, en het voorliggende plan volgens de nu geldende SVBP 2008. Dit zou voor de niet ingevoerde burger tot verwarrende situaties kunnen leiden. Om deze verwarring uit te sluiten is nu het plangebied van heel RI-Oost volgens de laatste standaard (SVBP 2008) opgesteld.

1.3 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de toekomstige bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling.

De verbeelding en de regels vormen samen de bestemmingsplanregeling zoals deze door de gemeenteraad wordt vastgesteld. De toelichting geeft de achtergronden (relevant beleid, resultaten van uitgevoerde onderzoeken) bij de bestemmingsplanregeling.

In hoofdstuk 2 en 3 wordt het algemeen kader weergegeven. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving gegeven van het ruimtelijk en stedenbouwkundig kader. In hoofdstuk 5 worden de milieuaspecten beschreven. In hoofdstuk 6 wordt uitgelegd op welke wijze al het voorgaande is vertaald in juridische zin. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 behandelt de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Bij besprekingen met ontwikkelende partijen worden vaak bouwbloknummers gehanteerd. Voor de volledigheid worden de kavels met bijbehorende bouwbloknummers (een cijfer tussen twee min-tekens) in het figuur hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.G1001BPGST-OH01_0001.jpg"

Hoofdstuk 2 Plankader

2.1 Beschrijving Van Het Plangebied

Het plangebied wordt (globaal) begrensd aan de noordwest-zijde door de Zuiderzeeweg, aan de zuidwest-zijde door de IJburglaan, aan de zuidoost-zijde door de toekomstige Kaap Kot weg en aan de noordzijde door de grens van het stadsdeel Noord in het Buiten-IJ. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding. De belangrijkste wijzigingen in het plangebied ten aanzien van het vigerende Bestemmingsplan Zeeburgereiland RI-Oost zijn:

  • de primaire waterkering ten noorden en oosten van het gebied maakt geen deel uit van het plangebied, omdat de waterkering niet (juridisch-planologisch) herzien wordt;
  • het aangelegde water rondom het gebied plus de bijbehorende overbruggingen maken geen deel uit van het plangebied, ook omdat die elementen (juridisch-planologisch) niet herzien worden.

Het gehele Zeeburgereiland, gezien vanuit het oosten:

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.G1001BPGST-OH01_0002.png"

2.2 Geschiedenis Van Het Plangebied

Ontstaansgeschiedenis
Het terrein van de voormalige rioolwaterzuiveringsinstallatie Oost (RI-Oost) is gelegen op het Zeeburgereiland, in het oosten van de stad. Dit eiland is ontstaan tussen 1892 en 1899 door de aanleg van de Oranjesluizen, de bijbehorende strekdam en de voltooiing van de zuidelijke dijk vanaf wat nu het Amsterdam-Rijnkanaal is. Het westelijk deel is tussen 1908 en 1913 volgestort met bagger en was vanaf 1929 begaanbaar. Op 30 november 1957 ontstond een vaste oeververbinding tussen Amsterdam en Amsterdam-Noord door de aanleg van de Amsterdamse brug en de Schellingwouderbrug.

Gewijzigde omstandigheden
De positie van het Zeeburgereiland binnen de stad is in de afgelopen jaren ingrijpend veranderd. Twintig jaar geleden was het eiland nog de oostelijke stadsrand van Amsterdam. Aan de overkant van het Amsterdam Rijnkanaal, ten westen van het eiland, lag het Oostelijk Havengebied, dat in de loop der jaren in onbruik was geraakt als havengebied en was veranderd in een extensief gebruikte rommelzone. Ten oosten van het Zeeburgereiland lag het open water van het IJmeer.

Het Oostelijk Havengebied is in de jaren tachtig en negentig geherstructureerd tot een populaire stedelijke woonwijk. In 1996 is de Piet Heintunnel geopend, de verbinding tussen het Oostelijk Havengebied en de ringweg A10 op het Zeeburgereiland. Ten oosten van het Zeeburgereiland wordt IJburg gebouwd. Sinds 2003 rijdt de IJtram over het Zeeburgereiland, die IJburg verbindt met de binnenstad. Het Zeeburgereiland, waaronder het RI-Oostterrein, is geen stadsrand meer, maar ligt midden tussen de nieuwste Amsterdamse wijken. Die positie vraagt om een transformatie van het gebied.

De keuze voor (hoofdzakelijk woningbouw)
Een belangrijke reden voor de keuze voor woningbouw is de blijvend grote vraag naar woonruimte. Die vraag is niet alleen een gevolg van de bevolkingsgroei, maar vooral ook van de groei van het aantal huishoudens en de individuele ruimtebehoefte. De doorstroming op de Amsterdamse woningmarkt is de afgelopen jaren afgenomen.

De woningmarkt raakt verstopt en er is een aanzienlijke hoeveelheid nieuwbouw noodzakelijk om de doorstroming weer op gang te brengen. Met het besluit de Rioolwaterzuiveringsinstallatie te sluiten en te verplaatsen naar het westelijk havengebied is een grote blokkade voor woningbouw op het Zeeburgereiland opgeheven. Door de herontwikkeling kunnen 5.000 tot 6.000 woningen worden gerealiseerd op het Zeeburgereiland. Naast woningbouw, is een bovenwijks voorzieningenprogramma onderdeel van de plannen. Redenen voor het opnemen van dat programma zijn de ligging van het eiland op een knooppunt van infrastructuur, de goede bereikbaarheid vanaf het Centraal Station met het openbaar vervoer en vooral de toevoeging van circa 30.500 woningen aan de oostkant van de stad (het Oostelijk Havengebied, IJburg en het Zeeburgereiland samen). Dit alles vraagt om de toevoeging van nieuwe, buurtoverstijgende voorzieningen.

De transformatie van het Zeeburgereiland zal gefaseerd plaatsvinden. Voor de gehele ontwikkeling is een milieueffectrapportage doorlopen. Voor elke fase zal een apart bestemmingsplan worden opgesteld. Als eerste werd een bestemmingsplan opgesteld voor het RI-Oostterrein omdat dit deelgebied het eerst vrij is gemaakt. Het voorliggende bestemmingsplan is een partiële herziening van dat laatstgenoemde bestemmingsplan.

In 2010 zijn naar aanleiding van de economische crisis en de tekorten in het Vereveningsfonds een tweetal projectenschouwen gehouden. Per project is in beeld gebracht of die kan worden voortgezet en zo ja, of dat dan met een gewijzigd bouwprogramma zal moeten gebeuren. Voor het plangebied van het voorliggende plan is besloten dat het programma volledig kan worden uitgevoerd. In de fasering van de uitvoering is niets gewijzigd. De raad heeft op 15 en 16 december 2010 met de projectenschouwen ingestemd.

2.3 Het Vigerende Bestemmingsplan

Het vigerende Bestemmingsplan Zeeburgereiland RI-Oost is op 30 september 2009 door de gemeenteraad van Amsterdam vastgesteld en is sinds 2 maart 2010 onherroepelijk. Het plan heeft betrekking op de eerste fase van de herontwikkeling van het Zeeburgereiland en beslaat het terrein van de voormalige rioolwaterzuiveringsinstallatie Oost (RI-Oost). Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van maximaal 1.950 woningen, 20.000 m2 basisvoorzieningen en maximaal 68.500 m2 bovenwijkse voorzieningen. Het bestemmingsplan is een vertaling van het stedenbouwkundig plan RI-Oost, maar biedt meer flexibiliteit, welke nodig is voor de verdere planontwikkeling.

Om woningbouw te kunnen realiseren wordt de primaire waterkering langs de westrand van het eiland verlegd naar de noord-oostelijke en zuidelijke kant. Daarom is in het vigerende bestemmingsplan de waterkering als zodanig opgenomen. Het tracé van de nieuwe waterkeringzone volgt de bestaande contouren van het eiland, met uitzondering van de westrand van het eiland.

2.4 Overige Plannen En Besluiten

Schellingwoude
De Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam bereidt op dit moment in opdracht van stadsdeel Noord een nieuw bestemmingsplan voor, voor het gebied Schellingwoude dat ten noorden van het plangebied ligt. Het stadsdeel kiest daarbij voor een conservering van de aanwezige bebouwing en functies. Van enige strijd van het voorliggende bestemmingsplan met de toekomstige ontwikkelingen in Amsterdam Noord is geen sprake.

Voorbereidingsbesluit
Voor het gehele Zeeburgereiland, waaronder het RI-Oostterrein en het omringende water is op dit moment een voorbereidingsbesluit van kracht. Dit voorbereidingsbesluit is in werking getreden op 18 november 2010 en geldt voor de duur van één jaar. Het voorbereidingsbesluit heeft ten doel ongewenste ontwikkelingen te voorkomen, welke in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan maar strijdig zijn met de voorgenomen herontwikkeling van het gebied.

Zonebesluit industrielawaai
In 1986 heeft de gemeenteraad van Amsterdam voor het Oostelijk Havengebied- Zeeburgereiland op basis van de Wet geluidhinder, onderdeel industrielawaai, een geluidzone vastgesteld door middel van een zonebesluit. Dit zonebesluit heeft, zoals de naam al zegt, betrekking op het Oostelijk Havengebied en het Zeeburgereiland. De hierin vastgestelde geluidszone omvat het gebied vanaf het Centraal Station tot het werkgebied Cruquius en het Zeeburgereiland.

In dit besluit zijn de volgende gezoneerde industrieterreinen aangewezen: het werkgebied Cruquius, de noordwestpunt van het Zeeburgereiland (het noordelijk deel van de Sluisbuurt) en het deel van het Zeeburgereiland ten oosten van de Zuiderzeeweg ligt (het voormalige RI-Oost terrein, de Oostpunt en de Baaibuurt-Oost). Het onderhavige bestemmingsplan bestrijkt, zoals reeds hiervoor opgemerkt, uitsluitend het terrein van de voormalige RI-Oost.

Facetherziening zonebesluit Oostelijk Havengebied-Zeeburg
Op 7 juli 2010 heeft de gemeenteraad de Facetherziening zonebesluit Oostelijk Havengebied-Zeeburg vastgesteld. Dat bestemmingsplan beoogt uitsluitend te voorzien in de actualisatie (verkleining) van de oorspronkelijke geluidzone uit 1986 (zie paragraaf hierboven). Na actualisatie heeft de geluidzone alleen nog betrekking op het werkgebied Cruquius. Bij de ligging van deze nieuwe zone zijn de huidige geluidrechten van de bedrijven uit hun milieuvergunningen en de volgens de algemene voorschriften uit het Activiteitenbesluit in acht genomen. Het plangebied van het voorliggende plan maakt geen deel (meer) uit van een Zonebesluit industrielawaai.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Zoals reeds gesteld in paragraaf 1.1, behelst het voorliggende bestemmingsplan ten aanzien van het vigerende bestemmingsplan geen toevoeging van functies en ook geen locatiewijziging van de reeds toegelaten functies. Om deze reden ontbreekt de noodzaak om het voorliggende plan aan het vigerende beleid van het rijk, de provincie, de regio, de gemeente en het stadsdeel Oost te toetsen. Op welke wijze de reeds toegestane functies passen in het vigerende beleid, is aangegeven in de toelichting van het Bestemmingsplan Zeeburgereiland RI-Oost.

Tijdens de voorbereiding van het voorliggende plan is ten aanzien van enkele aspecten nieuw beleid van kracht geworden, dan wel in voorbereiding. Met nieuw beleid wordt bedoeld: beleid dat sinds de vaststelling van het vorige plan (30 september 2009) van kracht is; beleid van voor die datum is reeds in dat plan opgenomen. Welk nieuw beleid er is, en welke gevolgen dat beleid voor het voorliggende plan heeft, wordt hieronder aangegeven. Daarbij moet vermeld worden dat het meeste nieuwe beleid betrekking heeft op nieuwe ontwikkelingen, die het voorliggende plan niet bevat. Op reeds mogelijk gemaakte ontwikkelingen heeft nieuw beleid vaak geen betrekking, omdat dat zou kunnen leiden tot bijvoorbeeld niet te financieren saneringsoperaties.

3.2 Rijksbeleid

AMvB Ruimte
In 2009 was de AMvB Ruimte in voorbereiding. Deze AMvB is als ontwerp van 17 juni 2009 tot en met 30 augustus 2009 ter visie gelegd. Ten tijde van de voorbereiding van het voorliggende plan is deze AMvB nog niet vastgesteld. Met deze AMvB stelt het Rijk regels omtrent de inhoud van ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen. Het voorliggende plan is niet strijdig met de ontwerp-AMvB Ruimte, zoals die ter visie heeft gelegen.

3.3 Provinciaal Beleid

Structuurvisie NH 2040
Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 21 juni 2010 de Structuurvisie NH 2040 en de daaronder vallende Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie vastgesteld. Op grond van artikel 2.2 van de Wro is de provincie Noord-Holland verplicht een structuurvisie op te stellen. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt op de plankaart van genoemde structuurvisie in een "Metropolitaan stedelijk gebied en regionale kernen". Het beleid ten aanzien van dergelijke gebieden is:

  • innovatief ruimtegebruik;
  • intensiveren en herstructureren;
  • mengen van wonen en werken;
  • kwalitatieve verbetering;
  • kennisintensieve en creatieve milieus.

Het voorliggende plan is een invulling van dit beleid.

Voorts is het plangebied van dit bestemmingsplan op de plankaart van de structuurvisie aangeduid als "Regionaal HOV". Het beleid ten aanzien daarvan is:

  • ontwikkelen van een samenhangend regionaal OV-net;
  • optimaal aansluiten op andere netwerken zoals transferia en P+R-plaatsen.

Het voorliggende plan is een invulling van ook dit beleid.

Provinciale Ruimtelijke Verordening 2009
Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 15 december 2008 de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2009 vastgesteld. Deze verordening schrijft voor waaraan de inhoud van (gemeentelijke) bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen moeten voldoen. De regels komen voort uit de bestaande streekplannen Noord-Holland Zuid en Noord. De aanleiding voor deze verordening is gelegen in het feit dat de goedkeuring door GS van bestemmingsplannen met de nieuwe Wro per 1 juli 2008 is komen te vervallen. De verordening is op 1 januari 2009 in werking getreden. Het voorliggende bestemmingsplan is niet strijdig met de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2009.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Ontwerpstructuurvisie Amsterdam 2040 Economisch Sterk en Duurzaam
Ten tijde van de voorbereiding van het voorliggende had het ontwerp van de Structuurvisie Amsterdam 2040 reeds ter visie gelegen. Deze was op dat moment (voorjaar 2011) nog niet vastgesteld. De centrale ambitie van de structuurvisie is dat Amsterdam zich verder ontwikkelt als kernstad van een internationaal concurrerende, duurzame, Europese metropool. Om economisch sterk en duurzaam te zijn en Amsterdam en de regio verder te kunnen ontwikkelen als internationaal concurrerende, duurzame, Europese metropool wil Amsterdam onder meer een intensiever gebruik bestaande stad en het openhouden van het landschap. Intensivering van het grondgebruik in de stad biedt tal van mensen woon- en werkruimte. Het betekent extra draagvlak voor voorzieningen, extra investeringen in de openbare ruimte, efficiënter omgaan met energie en vervoer en er hoeft minder landschap te worden aangetast. Daarnaast betekent het ook 70.000 woningen en bijbehorende voorzieningen erbij tot 2040, intensiever gebruik van de haven en huidige bedrijventerreinen en ruimte voor waterberging. Omdat tegelijkertijd veel wonen aan de voorraad worden onttrokken, vooral door sloop, moeten 120.000 woningen gebouwd worden om 'netto' 70.000 woningen over te houden. Er zullen dus jaarlijks 4.000 woningen gebouwd moeten worden. Het voorliggende plan is een invulling van bovengenoemde ambities.

Amsterdamse Richtlijn Gevoelige Bestemmingen Luchtkwaliteit
Op 5 januari 2010 heeft de Raad van de gemeente Amsterdam de Amsterdamse Richtlijn Gevoelige Bestemmingen Luchtkwaliteit vastgesteld. Amsterdam heeft een eigen verantwoordelijkheid als het gaat om het beschermen van gevoelige groepen. De gemeente wil ook in relatie tot ruimtelijke planvorming in de omgeving van het eigen wegennet zorgvuldig met deze groepen omgaan. Het behartigen van de gezondheid van de burgers vraagt om een meer lokale benadering waarbij niet alleen wordt gekeken naar de situatie rond snelwegen en provinciale wegen, maar ook naar de situatie rond drukke lokale verkeerswegen.

Uitgangspunt 1 is dat binnen de zone van 300 meter gemeten van de rand van een snelweg en 50 meter gemeten van de rand van een provinciale weg, geen gevoelige bestemmingen worden geprojecteerd. Dit is een aanvulling op het landelijke Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit en geldt los van de vraag of sprake is van een (dreigende) overschrijding.

Uitgangspunt 2 is dat bij stedelijke wegen met meer dan 10.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal binnen een afstand van 50 meter gemeten van de rand van de weg geen gevoelige bestemmingen in de eerstelijnsbebouwing worden geprojecteerd.

Van de genoemde uitgangspunten kan gemotiveerd worden afgeweken, indien (bijzondere) omstandigheden en belangen hiertoe aanleiding geven.

Het voorliggende plan projecteert geen nieuwe bestemmingen, of een verplaatsing van bestaande bestemmingen. Om deze reden is het voorliggende plan niet strijdig met de bovengenoemde richtlijn.

Hoofdstuk 4 Het Ruimtelijk Kader

4.1 Ruimtelijk-functionele Aspecten

Zeeburgereiland
Sinds 2 maart 2010 vigeerde voor het voorliggende plangebied het Bestemmingsplan Zeeburgereiland RI-Oost (verder genoemd in deze paragraaf: het voorgaande bestemmingsplan). Het voorliggende plan moet beschouwd worden als de opvolger van dat plan. Zoals in de toelichting bij het voorgaande bestemmingsplan is beschreven, is het de ambitie om het Zeeburgereiland te transformeren van een typisch stadsrandgebied in een gebied voor stedelijk wonen en werken. In alle te ontwikkelen deelgebieden wordt gestreefd naar een gemengd gebied waar het wonen de belangrijkste bestemming is, met ruimte voor bedrijvigheid en voorzieningen die passen in een stedelijk milieu.

Het RI-Oostterrein staat daarbij voor een belangrijk deel in het teken van leren en sport. Dat komt tot uitdrukking in de vestiging van voortgezet onderwijs, veldsport en een sporthal. Het gemengde karakter van het gebied komt daarnaast tot uitdrukking in de keuze om de te handhaven silo's te reserveren voor een niet-wonenprogramma. Ook in een deel van de plinten worden niet-woonfuncties mogelijk gemaakt.

Zoals eerder gesteld, behelst het voorliggende bestemmingsplan ten aanzien van het voorgaande bestemmingsplan geen toevoeging van functies aan de reeds toegelaten functies. Om stedenbouwkundige redenen zijn er ten aanzien van het voorgaande bestemmingsplan beperkte verschuivingen op onderdelen van reeds toegelaten functies, die hieronder worden beschreven.

Wonen
Het voorliggende bestemmingsplan biedt conform het voorgaande Bestemmingsplan Zeeburgereiland RI-Oost ruimte aan maximaal 1950 woningen. Van het totale programma beslaat circa 30% sociale woningbouw en 70% marktsector. Circa 10% is eengezinswoningen en 90% gestapelde woningbouw. Vanwege de ligging dichtbij de Amsterdamse binnenstad is gekozen voor een grote nadruk op appartementen. In de Noordrand, grenzend aan het Buiten-IJ is een zone met laagbouwwoningen opgenomen. Met het RI-Oostterrein wordt een hoogwaardig woonmilieu aan de Amsterdamse voorraad toegevoegd.

Voorzieningen en bedrijven
Zoals eerder gesteld wordt op het RI-Oostterrein een gemengd programma van wonen en niet-wonen beoogd. De voorzieningen zijn enerzijds buurtverzorgend, maar hebben deels ook een functie voor de hele stadssector Oost (sport, voortgezet onderwijs). Per bestemmingsvlak wordt een hoofdbestemming toegestaan maar zijn vaak meerdere bestemmingen mogelijk. Er worden maxima, waaronder maximale vestigingsgroottes vastgelegd.

Maatschappelijke voorzieningen
Met het niet-wonenprogramma wordt beoogd, dat de bewoners van het RI-Oostterrein hun buurtvoorzieningen te voet kunnen bereiken. Daarom zijn de buurtvoorzieningen berekend op basis van het aantal inwoners van het deelgebied zelf. Daarnaast wordt uitgegaan van een zorgsteunpunt voor de aangepaste woningen.

De basisscholen zijn binnen de buurtgerichte voorzieningen de meest volumineuze functie. Conform het voorgaande bestemmingsplan worden zij daarom op de verbeelding vastgelegd; deze vlakken hebben de bestemming maatschappelijke voorzieningen, waar woningen als ondergeschikte functie bovenop de scholen zijn toegestaan, en waarin ook naschoolse opvang is toegestaan. De kinderopvang is een kleinere functie, die in de plinten van de woongebouwen wordt opgenomen.

Op het RI-oostterrein worden ook voorzieningen met een buurtoverstijgende functie gerealiseerd. Het betreft grotere voorzieningen die aansluiten op de jonge bevolkingssamenstelling van met name het oostelijk deel van de stad: de scholen voor voortgezet onderwijs, de sporthal en het sportpark. Op het RI-Oostterrein worden conform het voorgaande bestemmingsplan twee locaties voor buurtoverstijgend onderwijs bestemd.

In afwijking van het voorgaande bestemmingsplan wordt het maximum vloeroppervlak van de aan de oostzijde van het plangebied gelegen bestemming Maatschappelijk 2 verhoogd. Om boven de onderwijsvoorzieningen woningen mogelijk te maken, die een afschermende werking hebben in het kader van de Wet geluidhinder, is het maximum vloeroppervlak met 3.000 m2 verhoogd naar 11.000 m2.

Detailhandel en horeca
Doelstelling voor het Zeeburgereiland is, dat de dagelijkse boodschappen op het eiland zelf gedaan kunnen worden. Uit het onderzoek blijkt, dat een volledig buurtwinkelcentrum op het Zeeburgereiland niet levensvatbaar is, gegeven de geplande winkelcentra op IJburg. Uit distributieplanologisch oogpunt is er wel ruimte voor een supermarkt en wat afgeleide winkels, deze zullen in de Sluisbuurt, dichtbij de IJtramhalte, worden gerealiseerd. Op het RI-oostterrein wordt een zodanige hoeveelheid detailhandel toegestaan conform het voorgaande bestemmingsplan, dat het de levensvatbaarheid van het winkelcentrum in de Sluisbuurt niet zal bedreigen. Dat wordt met name geregeld door het vastleggen van maximale vestigingsgroottes voor de winkels.

In een gemengd stedelijk gebied als het RI-Oostterrein hoort horeca, voor bewoners en voor werkers/bezoekers. Conform het voorgaande bestemmingsplan wordt horeca binnen het plangebied binnen de bestemming gemengde doeleinden toegestaan. Het betreft horeca I (fastfood), beperkt horeca III (café, bar), horeca IV (restaurants) en horeca V (hotels). Horeca II, nachtzaken, is in beginsel niet toegestaan. Dit is geen geschikte functie voor een woonwijk.

Kantoren en bedrijven
Het RI-oostterrein is geen grootschalige werklocatie. Aan grote toevoegingen van kantoren en bedrijven is aan de oostzijde van de stad geen behoefte. Voor een duurzame stedelijk gemengde wijk is de aanwezigheid van werkruimtes echter een voorwaarde. Er is daarom in het plangebied conform het voorgaande bestemmingsplan ruimte voor kleinschalige werkruimtes (kantoor en bedrijf). Kantoren en bedrijven zijn tot een maximaal volume van 500 m2 per vestiging toegestaan in de plinten rond het sportpark. Daarnaast zijn kantoren en bedrijven ook beperkt toegestaan in de silo's.

Sport en vrije tijd/cultuur
Binnen het plangebied zijn vooral mogelijkheden gericht op de sportieve recreatie opgenomen. Het sportpark en de sporthal zijn de belangrijkste. Het programma is conform het door de raad vastgestelde stedelijke Sportaccommodatieplan. Het sportpark krijgt een zo toegankelijk mogelijk karakter. Dat wil zeggen, dat niet alleen leden van de voetbalclub er kunnen sporten, maar dat de velden ook gebruikt kunnen worden door de scholen voor voortgezet onderwijs, en voor bijvoorbeeld buurtsport en bewoners.

Conform het voorgaande bestemmingsplan worden de sportvelden specifiek bestemd en wordt de sporthal als maatschappelijke voorziening bestemd in het betreffende bestemmingsvlak direct ten oosten van het park. In afwijking van het voorgaande bestemmingsplan komt de regeling van het maximum aantal m2 specifiek voor de sportzaal alleen te vervallen omdat de gehele kavel bedoeld is voor de bestemming sporthal c.a.

Op het Zeeburgereiland staan drie silo's van de voormalige rioolwaterzuivering. De silo's moeten het kloppende hart van de buurt worden waar altijd wat te beleven is; ze zetten – letterlijk en figuurlijk – hun stempel op de buurt, met een mix van functies van culturele en maatschappelijke aard. Woningbouw en andere geluidgevoelige functies worden uitgesloten. Om zoveel mogelijk functies mogelijk te maken in de silo's krijgen ze conform het voorgaande bestemmingsplan een gemengde bestemming.

In afwijking van het voorgaande bestemmingsplan wordt ter realisatie van ontsluitingsmogelijkheden (trappenhuis e.d.) het maximum aantal te realiseren vierkante meters vloeroppervlak verhoogd met 1.600 m2 tot max. 10.000 m2 niet-woonfuncties.

Parkeren
Conform het voorgaande bestemmingsplan wordt gerekend met gemiddeld maximaal 1,25 parkeerplaats per woning, waarvan maximaal 0,5 parkeerplaats in de openbare ruimte. Voor het niet-wonenprogramma buiten de flexibele plinten, zijn de parkeernormen uit het CROW gehanteerd voor stedelijke gebieden. Voor een van de scholen voor voortgezet onderwijs, en de sporthal, is met dubbelgebruik gerekend. Voor kantoren en bedrijven in de plinten geldt een parkeernorm van 1:125 m2. Deze parkeerplaatsen worden niet in de openbare ruimte, maar op eigen terrein gerealiseerd.

4.2 Stedenbouwkundige Aspecten

Zeeburgereiland
Het Zeeburgereiland ligt aan de oostzijde van Amsterdam, tussen het Oostelijk Havengebied en de nieuwe wijk IJburg in het IJmeer. Met de verstedelijking van het Zeeburgereiland wordt het een belangrijke schakel in de verstedelijkingsas Centraal Station – IJburg en ontstaat een aaneengesloten stedelijk gebied. Vanwege de grote woningbouwbehoefte in Amsterdam wordt een relatief hoge dichtheid gerealiseerd in overeenstemming met het geldende ruimtelijk beleid. Het openbaar vervoer zal met een hogere dichtheid beter kunnen worden benut en zou kunnen uitbreiden met meerdere haltes. Als langs de IJburglaan en de Zuiderzeeweg zal worden gebouwd, veranderen deze van een ruim en open profiel in wegen met een meer stedelijk wegprofiel. Daarmee vormen de wegen minder een barrière tussen de verschillende deelgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.G1001BPGST-OH01_0003.jpg"

Ligging Zeeburgereiland ten opzichte van overige ontwikkelingen in het oosten van de stad

Op en rond het Zeeburgereiland bevinden zich belangrijke rij- en vaarroutes die invloed hebben op de ontwikkeling van het gebied. Over de Zuiderzeeweg en de IJburglaan rijdt veel verkeer en worden ook brandbare gassen en vloeistoffen vervoerd. Het Zeeburgereiland ligt ook aan belangrijke nautische routes, met wachtplaatsen voor binnenvaartschepen, een calamiteitensteiger en bunkerschepen. Bij de herontwikkeling is rekening gehouden met de gevolgen voor de externe veiligheid, de geluidhinder en de luchtverontreiniging van de wegen. Een en ander conform het voorgaande Bestemmingsplan Zeeburgereiland RI-Oost.

RI-Oost
Het plangebied beslaat voor een groot deel het terrein van de voormalige rioolwaterzuiveringsinstallatie Oost en komt overeen met het plangebied van het voorgaande bestemmingsplan binnen de ringsloot. De rioolzuivering is in november 2006 buiten werking gesteld en ontmanteld. Een aantal karakteristieke gebouwen zoals de hoge siloconstructies is behouden. Deze bebouwing kan zich door vorm en functie onderscheiden binnen het deelgebied en zo vanaf het begin van de ontwikkeling bijdragen aan het imago en positieve beeldvorming van het gebied.

De stedenbouwkundige structuur wordt bepaald door de oorspronkelijk orthogonale opzet van de rioolzuiverings-bebouwing, loodrecht op de oeverlijn. Enkele grotere voorzieningen (scholen voor voortgezet onderwijs en de voetbal/sportvelden) zijn mede bepalend voor het karakter van het gebied. Hetzelfde geldt voor de te behouden en te hergebruiken bestaande gebouwen. De hoofdopzet sluit volledig aan bij het voorgaande Bestemmingsplan Zeeburgereiland RI-Oost.

Bebouwing
De bebouwing langs de hoofdwegen moet de daar achterliggende woningen afschermen van het verkeers- en industrielawaai. Tegelijkertijd mag die bebouwing niet een te hoge dichtheid hebben vanuit het oogpunt van externe veiligheid. Conform het voorgaande bestemmingsplan is de bebouwing langs de Zuiderzeeweg en de IJburglaan mede hierdoor 6 lagen hoog. Langs de nieuw aan te leggen Kaap Kotweg ligt de bebouwing nog in de geluidszone van de A10. Daar waar de bebouwing een geluidafschermende functie heeft voor de achterliggende woningen is de bebouwing overwegend 5 lagen hoog. In afwijking van het voorgaande bestemmingsplan wordt hier het oostelijk gelegen bouwvlak met de bestemming "Maatschappelijk 2" verkleind ten gunste van het doortrekken van de bestemming verkeer. Geluidberekeningen tonen aan dat de gevelbelasting van de achterliggende bebouwing onder de voorkeursgrenswaarde blijft. Daarmee is het verkleinen van de afschermende werking van deze wand niet in strijd met de Wet geluidhinder.

In afwijking van het voorgaande bestemmingsplan worden de bestemmingsvlakken langs de Zuiderzeeweg, de IJburglaan en de Kaap Kotweg, vóór de verplichte gevellijn iets verkleind (de margestrook) ten gunste van de bestemming verkeer om een beter indeling van de openbare ruimte, met name voor het parkeren, mogelijk te maken.

De bebouwing in de noordstrook langs het Buiten-IJ is conform het voorgaande bestemmingsplan maximaal 4 lagen hoog en wordt deels in vrije kavels uitgegeven. Door de laagbouw direct langs het water te situeren heeft de hogere bebouwing daarachter ook profijt van het prachtige uitzicht. In afwijking van het voorgaande bestemmingsplan wordt voor een goede licht- en luchttoetreding, de noordzone opgedeeld in bouwvlakken met maximum bouwhoogten en tussenliggende delen die onbebouwd moeten blijven. Ook wordt voor het realiseren van een goed stedelijk straatprofiel voor de zuidwestzijde van de noordzone een minimum bouwhoogte in de voorgevel opgenomen.

De bebouwing langs het park begrenst de open ruimte maar door de open verkavelingsopzet van de blokken profiteert ook de achterliggende bebouwing van de groene open ruimte van het park. De regeling voor deze bebouwing sluit volledig aan bij het voorgaande bestemmingsplan.

Openbare ruimte en infrastructuur
Het plangebied is voor het autoverkeer op twee punten aangesloten op de hoofdwegen: op de Zuiderzeeweg met een volwaardige kruising en via de Kaap Kotweg op de IJburglaan. Met deze twee aansluitingen wordt een goede auto-ontsluiting van de woonbuurt gegarandeerd.

De straten in het plangebied zijn 30-km/uur wegen. Vanwege de hoge dichtheid en daarmee de intensiteit in het woongebied ligt de geluidsbelasting door verkeer aan de gevels relatief hoog. Vanwege deze geluidsbelasting wordt in het plangebied conform het voorgaande bestemmingsplan uitgegaan van bestrating met een geluidsreducerende klinker. Ook zijn klinkers duurzamer dan het gebruik van asfalt en sluit het gebruik aan bij een duurzaam verkeersveilige inrichting van 30 km/uur straten.

Voor de fietser en de voetganger zijn er meerdere verbindingen vanuit het deelgebied naar de hoofdwegen mogelijk. Voor wat betreft het openbaar vervoer is het gebied aangewezen op de IJtram en bus langs de randen van het plangebied.

Eén van de uitgangspunten voor het Zeeburgereiland is het groene karakter van het eiland in de nieuwe plannen vast te houden. Het centraal gelegen sportpark met haar groene parkrand draagt daar in belangrijke mate aan bij.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Algemeen

Zoals reeds gesteld in paragraaf 1.1, behelst het voorliggende bestemmingsplan ten aanzien van het vigerende bestemmingsplan geen toevoeging van functies en ook geen locatiewijziging van de reeds toegelaten functies. Om deze reden ontbreekt de noodzaak om het voorliggende plan te toetsen aan beleid en wetgeving omtrent alle milieuaspecten, zoals geluidhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Milieuonderzoeken zijn ten behoeve van het voorliggende plan dan ook niet uitgevoerd.

Omdat het voorliggende plan ten opzichte van het vigerende plan ook geen extra verkeersaantrekkende werking zal kennen, is in het kader van het voorliggende plan geen verkeersonderzoek uitgevoerd.

5.2 Mer

Ten behoeve van de ontwikkelingen op het gehele Zeeburgereiland is in 2008 een Milieueffectrapport (MER) opgesteld (zie bijlage 1 van deze toelichting). Dit MER was procedureel gekoppeld aan het eerste plan dat zag op de uitvoering van (een deel van) de ontwikkelingen: de vrijstelling (ex artikel 19.2 van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening) voor het bouwrijpmaken van het RI-Oostterrein. Het MER schrijft een aantal noodzakelijke milieu-maatregelen voor, die gekoppeld moeten worden aan de besluiten tot uitvoering van de ontwikkelingen, zoals de bestemmingsplannen (artikel 7.35 van de Wet milieubeheer schrijft dat voor). In het Bestemmingsplan Zeeburgereiland RI-Oost zijn, voor zover mogelijk en voor zover van toepassing, alle zogenoemde "7.35"-maatregelen opgenomen.

Deze noodzakelijke milieu-maatregelen vervallen niet met het herzien van een bestemmingsplan. In het voorliggende plan zijn daarom alle noodzakelijke milieu-maatregelen, voor zover mogelijk en voor zover van toepassing, opgenomen:

  • Het hanteren van 30 km/uur-zones binnen het plangebied.

Deze maatregel is gekoppeld aan de bestemming "Verkeer" (artikel 10, lid 10.3).

  • Afschermende gesloten bebouwing realiseren langs de hoofdinfrastructuur. In aanbouw voorafgaand aan bebouwing op RI-Oost.

Deze maatregel is gekoppeld aan de verplichte aaneengesloten bebouwing aan een gevellijn, waar de gevellijn op de verbeelding is aangegeven bij diverse bestemmingen die geluidsgevoelige functiesmogelijk maken. Ook kunnen diverse bestemmingen, waarbinnen geluidsgevoelige functies mogelijk zijn, pas worden gerealiseerd, als bepaalde afschermende bebouwing in aanbouw is genomen.

  • Eerstelijns woonbebouwing uitgevoerd in minimaal en maximaal 6 lagen.

Deze maatregel is gekoppeld aan een minimum en maximum bouwhoogte, die deel uitmaakt van de bouwregels van diverse bestemmingen die in de eerste lijn worden gerealiseerd.

  • Grote afstand tussen eerstelijns bebouwing en IJburglaan/Zuiderzeeweg.

Deze maatregel is gekoppeld aan de locaties van de bestemmingen, die alleen op afstand van genoemde wegen mogelijk worden gemaakt.

  • Realisatie geluidscherm van 6 meter langs A10 voorafgaand aan bebouwing RI-Oost.

De bouw van genoemd geluidscherm was in december 2010 reeds in afgerond.

  • Gefaseerd beëindigen of verplaatsen van geluidhinderlijke industrie.

Met de vaststelling van de "Facetherziening zonebesluit Oostelijk Havengebied-Zeeburg", zoals genoemd in paragraaf 2.4, is dit proces juridisch-planologisch bezegeld. Met het fysiek verdwijnen van nagenoeg alle geluidhinderlijke industrie van het Zeeburgereiland is dit proces voltooid.

  • Vluchtroutes realiseren binnen bouwblokken die loodrecht afleiden van de gevaarlijke stoffen-route.

Deze maatregel is gekoppeld aan de regeling "oriëntatie van vluchtwegen", als onderdeel van de algemene planregels (artikel 20, lid 20.2).

  • Bebouwing gefaseerd opleveren.

Deze maatregel was in het voorgaande plan gekoppeld aan een bouwfasering voor de jaren 2011 en 2012, als onderdeel van de algemene planregels. Dit was destijds een noodzakelijke maatregel om voor die jaren te voldoen aan de toetsingsnorm voor luchtkwaliteit. Door het in werking treden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009 is de noodzaak tot de genoemde bouwfasering vervallen. In het NSL worden de overschrijdingen voor een te realiseren gebied als geheel beschouwd, waarbij overschrijdingen in bepaalde toetsingsjaren van ondergeschikt belang zijn. De met het gebied samenhangende overschrijdingen worden op landelijk niveau gecompenseerd, met maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Om deze reden is in het voorliggende plan geen bouwfasering in samenhang met de luchtkwaliteit opgenomen.

  • Verbod op toepassing uitloogbare materialen.

Deze maatregel is gekoppeld aan de algemene bouwregels, als onderdeel van de algemene planregels (artikel 19, lid 19.1).

  • Parkeerkelders niet tot in slecht doorlatende deklaag aanbrengen.

Deze maatregel is gekoppeld aan de algemene bouwregels, als onderdeel van de algemene planregels (artikel 19, lid 19.1).

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Algemeen

Het plan is gemaakt met behulp van RO-Plan, een softwarepakket waarmee bestemmingsplannen digitaal en volgens de standaard SVBP 2008 kunnen worden getekend en voorzien van de bijbehorende planregels.

Het bestemmingsplan is door particulieren te raadplegen op internet. Bij het aanklikken van een bestemming met de muis verschijnen de planregels die erop van toepassing zijn in beeld. Op deze wijze wordt het bestemmingsplan toegankelijker voor particulieren. Daarnaast is zoals gebruikelijk een "papieren plan" beschikbaar dat geraadpleegd kan worden.

6.2 Artikelgewijze Toelichting

Waar de overige paragrafen van deze bestemmingsplantoelichting de achtergronden van het bestemmingsplan belichten, geeft deze paragraaf een toelichting op de bestemmingsplanregeling, te weten de planregels en de verbeelding. Uitgelegd wordt wat de bedoeling en strekking is van de verschillende onderdelen van de planregels en de verbeelding. Daartoe worden in deze paragraaf de planregels per artikel toegelicht. Aangezien alle onderdelen van de (digitale) verbeelding verbonden zijn met één of meer planregels, wordt daarbij ook de verbeelding toegelicht.

Het (juridisch deel van het) bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding heeft een functie van visualisering van de bestemmingen. De (digitale) verbeelding vormt samen met de planregels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken.

De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemming en overige planregels.

Naast een zo flexibel mogelijke regeling voor de verschillende functies kent het bestemmingsplan zoveel mogelijk ook een flexibele regeling ten aanzien van de toegestane bouwvolumes. Daarbij wordt uitgegaan van minimale en maximale bouwhoogten. Binnen de aangegeven bouwvlakken gelden vanuit dit bestemmingsplan slechts beperkingen voor zover dit, vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, strikt noodzakelijk is.

Alle bestemmingen zijn geregeld in artikel 3 tot en met 18. Ieder artikel kent dezelfde opbouw (in artikelleden):

  • bestemmingsomschrijving

In dit lid staan de toegestane functies opgesomd.

  • bouwregels (eventueel aangevuld met een afwijkingsregeling)

In dit lid staan de regels voor het bouwen opgesomd. In de meeste gevallen wordt daar verwezen naar aanduidingen etc. op de verbeelding. In de meeste bestemmingen zijn bouwvlakken opgenomen. Buiten die bouwvlakken mogen geen gebouwen worden gebouwd, om zodoende een onbebouwde strook tussen de gebouwen binnen de bestemming en bijvoorbeeld de weg open te houden. Als op de verbeelding binnen een bouwvlak een maximum bebouwingspercentage is vermeld, dan is dat maximum bebouwingspercentage van toepassing op het oppervlak van dat bouwvlak, dus niet op het oppervlak van de hele bestemming. Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen in alle bestemmingen, behalve de bestemmingen "Wonen-1" en "Wonen-7", wel buiten het bouwvlak worden opgericht.

  • specifieke gebruiksregels

In dit lid zijn, aanvullend aan de bestemmingsomschrijving, regels opgenomen die aan specifieke of alle functies (gebruiks)regels opleggen.

Toelichting per artikel:

Artikel 1 Begrippen
Artikel 1 geeft in alfabetische volgorde een omschrijving van een aantal begrippen dat in de planregels wordt gebruikt. Hiermee wordt formeel vastgelegd wat wel en niet onder het betreffende begrip moet worden verstaan. Dit artikel is dus primair bedoeld om begrippen duidelijk te begrenzen en niet om de gedachten achter de gebruikte termen uit te leggen. Daarvoor is juist deze toelichting bedoeld. In deze toelichting worden gehanteerde begrippen waar nodig uitgelegd.

De gehanteerde omschrijving van de begrippen komt overeen met de wijze waarop deze in andere actuele Amsterdamse (grootstedelijke) bestemmingsplannen wordt omschreven. De door de standaard SVBP 2008 voorgeschreven begrippen maken deel uit van dit artikel.

Artikel 2 Wijze van meten
Met dit artikel wordt aangegeven op welke wijze moet worden beoordeeld in hoeverre een initiatief past binnen de minima en maxima die door de overige planregels worden aangegeven. De door de standaard SVBP 2008 voorgeschreven begrippen voor de "wijze van meten" maken deel uit van dit artikel. Het "peil" voor gebouwen verschilt van het "peil" voor bouwwerken geen gebouwen zijnde. Voor gebouwen geldt als "peil" het N.A.P. Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt als "peil" de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aangrenzende maaiveld (het maaiveld ligt in dit plangebied, met uiteenlopende hoogten, hoger dan het N.A.P.).

Artikel 3 Gemengd
Deze bestemming is van toepassing op de drie silo's van de voormalige rioolwaterzuivering en op de twee slibvijzelgemalen ten noordwesten van die silo's. Binnen deze meng-bestemming zijn diverse elkaar ondersteunende functies toegestaan, waarbij de nadruk ligt op de culturele en maatschappelijke functies, met (dus) een publiek karakter.

Wonen is binnen deze bestemming niet toegestaan, omdat deze functie en bovengenoemde functies elkaar zouden hinderen. Ter plekke van de silo's is op de verbeelding aangegeven dat geluidgevoelige functies daar niet zijn toegestaan (functieaanduiding "(-sgd)"). Ook zijn geen m.e.r.-(beoordelings)plichtige functies toegestaan. Dat zijn zwaar hinderveroorzakende functies, die in een gebied met veel woningen niet voor de hand liggen, zoals sportstadions en concerthallen.

In de specifieke gebruiksregels van artikel 3 is aangegeven wat per toegelaten functie het maximum toegestane vloeroppervlak per vestiging is en wat het maximum gezamenlijke vloeroppervlak van groepen van functies is. Deze regeling is bedoeld om te voorkomen dat als ondersteunend bedoelde functies de bedoelde hoofdfuncties verdringen. In afwijking van het voorgaande bestemmingsplan is het maximum vloeroppervlak voor de niet-woonfuncties verhoogd, ter realisatie van goede ontsluitingsmogelijkheden, inclusief een trappenhuis.

Op alle functies is een maximum hindercategorie, gekoppeld aan de Staat van Inrichtingen (SvI), van toepassing. In de bijlage van de planregels is de SvI te vinden. In deze bestemming toegelaten functies, die niet in de SvI voorkomen zijn gewoon toegestaan. In deze bestemming toegelaten functies, die in de SvI voorkomen zijn in die SvI gekoppeld aan een bepaalde hindercategorie. In de specifieke gebruiksregels van dit artikel is aangegeven welke maximale hindercategorie is toegestaan, al dan niet met aanvullende voorwaarden. Als een in de bestemmingsomschrijving genoemde functie in een te hoge hindercategorie valt, of anderszins niet kan voldoen aan de gestelde voorwaarden, is deze niet toegestaan in deze bestemming.

In het bouwvlak met de oude silo's geldt zowel een minimum als maximum bouwhoogte. Het bouwvlak mag voor maximaal 30% bebouwd worden. Van deze regel mag worden afgeweken ten behoeve van entrees en aan- en uitbouwen, met een maximum bouwhoogte van 8 meter. Tezamen mogen deze werken een maximum oppervlakte hebben van 200 m2. Voor de oude silo's geldt geen minimum bouwhoogte.

Voor de slibvijzelgemalen geldt alleen een maximum bouwhoogte. De bestemming voor de slibvijzelgemalen heeft geen bouwvlakken, en de bestemmingsvlakken mogen aldaar voor 100% bebouwd worden.

Artikel 4 Groen-1
Deze bestemming is van toepassing op de strook groen die rondom het plangebied aan de plangrens ligt. Deze bestemming mag alleen voor groen en daaraan gerelateerde functies (water etc.) worden gebruikt en mag alleen worden bebouwd, als dat ook ten behoeve van deze bestemming is.

Artikel 5 Groen-2
Deze bestemming is van toepassing op de strook groen binnen de sportvelden in het midden van het plangebied. Deze bestemming onderscheidt zich van de bestemming "Groen-1", omdat er in "Groen-2" (alleen na een besluit tot afwijking van de regels) een gebouw ten behoeve van een sportkantine en / of kleedruimten gerealiseerd mag worden. Bij het ontwerp dient de aanvrager rekening te houden met de rioleringsleidingen die onder de bestemming lopen. Bovenop deze leidingen (en in een strook aan weerszijden daarvan) mag niet worden gebouwd, omdat ze toegankelijk moeten blijven. Waternet is de beheerder van deze leidingen. Ook mag in deze bestemming een gemaal gerealiseerd en gebruikt worden, voor zover dat binnen het daartoe aangegeven aanduidingsvlak op de verbeelding gebeurt.

Artikel 6 Maatschappelijk-1
Deze bestemming is van toepassing op het bestemmingsvlak tussen de sportvelden en de silo's. De beoogde functies zijn sport- en maatschappelijk georiënteerd. Er zijn geen m.e.r.-(beoordelings)plichtige functies toegestaan. Dat zijn zwaar hinderveroorzakende functies, die in een gebied met veel woningen niet voor de hand liggen, zoals sportstadions en concerthallen.

Op alle functies gezamenlijk is een maximum vloeroppervlak van 5.000 vierkante meter van toepassing. Er is in het bouwvlak zowel een minimum als een maximum bouwhoogte van toepassing en het bouwvlak mag voor 100% bebouwd worden.

Het is toegestaan om deze bestemming aan de zijde van de sportvelden uit te breiden met een overbouwing boven de bestemming "Verkeer", als die overschrijding niet meer bedraagt dan 8,5 meter en niet lager is gelegen dan 4,2 meter boven het maaiveld.

Artikel 7 Maatschappelijk-2
Deze bestemming is van toepassing op een tweetal vlakken in het plangebied. De beoogde functies zijn onderwijs- en zorggerelateerd, waarbij ook wonen is toegestaan. Voor de functies gezamenlijk geldt per bestemmingsvlak een maximum vloeroppervlak, zoals op de verbeelding is aangegeven. In afwijking van het voorgaande bestemmingsplan is het maximum vloeroppervlak voor het aan de oostzijde van het plangebied gelegen bestemmingsvlak met de bestemming "Maatschappelijk-2" met 3.000 vierkante meter verhoogd, om stedenbouwkundig een afdoende afschermende wand te kunnen realiseren. Tevens is dit specifieke bestemmingsvlak in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan aan de noordelijke zijde verkleind ten gunste van het doortrekken van de bestemming verkeer. Dat is enerzijds ten behoeve van een goede ruimtelijke indeling van het bouwvlak, en anderzijds voor een betere afwikkeling van het verkeer en indeling van de openbare ruimte, met name voor het parkeren.

Voor zover er op de verbeelding gevellijnen zijn aangegeven, moeten gevels ter plekke van deze lijn aaneengesloten worden opgericht. Daar kan alleen van afgeweken worden om toegangen etc. te realiseren. In bouwvlakken waarbinnen een gevellijn en een minimum bouwhoogte opgenomen zijn, geldt die minimum bouwhoogte alleen voor de gevellijn zelf. In het bouwvlak achter de gevellijn mag dus lager worden gebouwd.

Op beide bouwvlakken gelden zowel een minimum als een maximum bouwhoogte, en binnen de bouwvlakken gelden verschillende maximum bebouwingspercentages (zoals op de verbeelding aangegeven).

Artikel 8 Maatschappelijk-3
Deze bestemming is van toepassing op een tweetal vlakken in het plangebied. Voor deze bestemming gelden goeddeels dezelfde bepalingen als voor de bestemming "Maatschappelijk-2". De bestemming "Maatschappelijk-3" onderscheidt zich alleen van de bestemming "Maatschappelijk-2" doordat: a. er geen gevellijnen in voorkomen (doch wel bouwvlakken), b. geluidgevoelige bestemmingen pas mogen worden gerealiseerd, nadat er afschermende bebouwing zoals aangegeven (in andere bestemmingen) in aanbouw is genomen, c. Wonen pas vanaf de derde bouwlaag is toegestaan, d. binnen de bestemming geen kelders zijn toegestaan, e. tevens gebruik voor sportvoorzieningen is toegestaan.

Artikel 9 Sport
Deze bestemming is van toepassing op de sportvelden in het midden van het plangebied. Deze bestemming is bedoeld voor in de buitenlucht te beoefenen sporten, dus sporthallen, stadions en andere gebouwde sportvoorzieningen zijn niet toegestaan. Wel is er nog in de bestemming "Groen-2" bebouwing ten behoeve van de sportactiviteiten toegestaan, zie daarvoor de beschrijving onder de kop "Groen-2". De bebouwing die binnen de bestemming "Sport" is toegestaan beperkt zich tot parkeervoorzieningen, dug-outs, tribunes (tezamen in totaal maximaal 300 m2), en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Gebouwde parkeervoorzieningen zijn alleen toegestaan binnen het aanduidingsvlak met aanduiding "(pg)". Ongebouwde parkeervoorzieningen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Parkeren rondom de sportvelden is alleen toegestaan binnen de bestemming "Verkeer".

Artikel 10 Verkeer
Deze bestemming is van toepassing op alle wegen in het plangebied. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend buurtontsluitingswegen (en bijbehorende functies) toegestaan, waarop een maximum snelheid geldt van 30 kilometer per uur. Waar in andere bestemmingen deze bestemming is opgenomen bij de functies onder de kop "bestemmingsomschrijving", is het dus ook mogelijk om binnen die andere bestemming "Verkeer" mogelijk te maken. Voor zover dat gebeurt, zijn de planregels horende bij deze bestemming "Verkeer" van toepassing. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan, maar wel bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor zover deze ten dienste staan van de bestemming. De wegen dienen te worden uitgevoerd in klinkerverharding, waarbij de klinkers in keperverband gelegd zijn. Andere typen wegdek die als geluidsbron dezelfde of een lagere geluidsbelasting opleveren zijn eveneens toegestaan. Binnen deze bestemming zijn parkeren en speelvoorzieningen ook toegestaan.

Alle Wonen-bestemmingen
Voor alle Wonen-bestemmingen geldt voor parkeren, dat parkeren op de binnenterreinen niet zichtbaar mag zijn vanuit de woningen. Waar wonen is toegestaan, zijn tevens toegestaan: aan-huis-gebondenberoepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en consumentverzorgende dienstverlening, tot een maximum van 50% van het woningoppervlak en alleen in hoofdgebouwen. Het overwegende gebruik van de woningen blijft daarbij het "wonen".

Artikel 11 Wonen-1
Deze bestemming is van toepassing op diverse bestemmingsvlakken aan de flanken van het plangebied. Deze bestemming is exclusief voor de woonfunctie bedoeld, dus niet (ook) voor wonen-ondersteunende functies, zoals detailhandel of maatschappelijke voorzieningen.

Binnen de bestemming Wonen-1 zijn ook diverse bouwregels van toepassing, waarvan de belangrijkste hieronder worden toegelicht:

  • voor zover er op de verbeelding gevellijnen zijn aangegeven, moeten gevels ter plekke van deze lijn aaneengesloten worden opgericht. Daar kan alleen van afgeweken worden om toegangen etc. te realiseren;
  • in bouwvlakken waarbinnen een gevellijn en een minimum bouwhoogte opgenomen zijn, geldt die minimum bouwhoogte alleen voor de gevellijn zelf. In het bouwvlak achter de gevellijn mag dus lager worden gebouwd;
  • waar een maximum bouwhoogte van 14 meter geldt, geldt een minimum bouwhoogte van 11 meter, enkel voor de gevel. Voor de bebouwing direct achter die gevel geldt die minimum bouwhoogte dus niet;
  • woningen binnen het aanduidingsvlak met aanduiding "[sba-1]" mogen pas worden gebouwd als de afschermende bebouwing in andere bestemmingen (waarnaar in de planregels verwezen wordt) in aanbouw is genomen;
  • binnen het aanduidingsvlak met aanduiding "[sba-2]" geldt dat hekwerken en andere afscheidingen van dakterrassen maximaal 13,5 meter van de gevellijn verwijderd mogen zijn en dat deze maximaal 1,2 meter hoog mogen zijn.

In afwijking van het voorgaande bestemmingsplan worden de bestemmingsvlakken langs de Zuiderzeeweg, de IJburglaan en de Kaap Kotweg, vóór de verplichte gevellijn iets verkleind (margestrook) ten gunste van de bestemming "Verkeer" om een betere indeling van de openbare ruimte mogelijk te maken. Ook in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan, is vanwege het vervallen van de verkeersontsluitingsfunctie een deel van het voormalige verkeersareaal achter het bestemmingsvlak met bestemming "Wonen-1", gelegen aan de IJburglaan, als onbebouwd blijvend deel (tuin) bij deze woonbestemming betrokken en zijn de reeds in het voorgaande bestemmingsplan opgenomen toegestane doorgangen in dit bouwvlak nader en verplicht aangegeven op de verbeelding.

Artikel 12 Wonen-2
Deze bestemming is van toepassing op een aantal bestemmingsvlakken ten noorden van de sportvelden. Deze bestemming is niet alleen bedoeld voor wonen, maar ook voor ondersteunende niet-woonfuncties, zoals detailhandel, horeca en maatschappelijke voorzieningen. Deze functies mogen alleen in de eerste bouwlaag worden gerealiseerd. Voor enkele niet-woonfuncties geldt voor deze bestemming, plus de bestemmingen "Wonen-3", "Wonen-4" en "Wonen-5" tezamen:

  • per vestiging en alle vestigingen gezamenlijk een maximum vloeroppervlak;
  • ook geldt voor alle niet-woonfuncties gezamenlijk een maximum vloeroppervlak.

Op alle functies is een maximum hindercategorie, gekoppeld aan de Staat van Inrichtingen (SvI), van toepassing. In de bijlage van de planregels is de SvI te vinden. In deze bestemming toegelaten functies, die niet in de SvI voorkomen zijn gewoon toegestaan. In deze bestemming toegelaten functies, die in de SvI voorkomen zijn in die SvI gekoppeld aan een bepaalde hindercategorie. In de specifieke gebruiksregels van dit artikel is aangegeven welke maximale hindercategorie is toegestaan, al dan niet met aanvullende voorwaarden. Als een in de bestemmingsomschrijving genoemde functie in een te hoge hindercategorie valt, of anderszins niet kan voldoen aan de gestelde voorwaarden, is deze niet toegestaan in deze bestemming.

Op deze bestemming zijn diverse bouwregels van toepassing, waarvan de belangrijkste hieronder worden toegelicht:

  • binnen het aanduidingsvlak met aanduiding "[sba-1]" geldt voor de eerste bouwlaag van de gebouwen een minimum bouwhoogte van 3,50 meter;
  • alle geluidgevoelige functies mogen pas worden gebouwd als de afschermende bebouwing in andere bestemmingen (waarnaar in de planregels verwezen wordt) in aanbouw is genomen.

Artikel 13 Wonen-3
Deze bestemming is van toepassing op een tweetal kavels in de zuidelijke bebouwde rand van het gebied. Deze bestemming komt qua bestemmingsomschrijving (toegelaten functies) vrijwel geheel overeen met de bestemming "Wonen-2". De bestemming "Wonen-3" kent alleen minder bouwregels en enkele andere specifieke gebruiksregels:

  • deze bestemming ligt dichtbij de IJburglaan en de Zuiderzeeweg. Vanwege mogelijke geluidhinder zijn binnen een straal van 100 meter van de wegrand van de IJburglaan en de Zuiderzeeweg geen voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, bejaardenhuisvesting en -zorg toegestaan;
  • in bouwvlakken waarbinnen een gevellijn en een minimum bouwhoogte opgenomen zijn, geldt die minimum bouwhoogte alleen voor de gevellijn zelf. In het bouwvlak achter de gevellijn mag dus lager worden gebouwd;
  • het gebruik voor "Verkeer" is alleen toegestaan binnen het aanduidingsvlak met aanduiding "(we)";
  • binnen het aanduidingsvlak met aanduiding "(sz)"dienen een of meerdere speelplaatsen van in totaal minimaal 400 vierkante meters gerealiseerd te worden. Er mag dus in totaal 1 speelplaats van 400 vierkante meters gerealiseerd worden, maar er mogen bijvoorbeeld ook 1 van 100 vierkante meters plus 2 van 150 vierkante meters gerealiseerd worden. Voorwaarde blijft dat het gezamenlijke oppervlak van de speelplaatsen minimaal 400 vierkante meters wordt, ongeacht het aantal speelplaatsen.

In afwijking van het voorgaande bestemmingsplan worden de bestemmingsvlakken langs de Zuiderzeeweg, de IJburglaan en de Kaap Kotweg vóór de verplichte gevellijn iets verkleind (margestrook) ten gunste van de bestemming "Verkeer", om een betere indeling van de openbare ruimte mogelijk te maken.

Artikel 14 Wonen-4
Deze bestemming is van toepassing op een bestemmingsvlak ten oosten en een bestemmingsvlak ten zuiden van de sportvelden. Deze bestemming komt qua bestemmingsomschrijving (toegelaten functies) vrijwel geheel overeen met de bestemming "Wonen-2". De bestemming "Wonen-4" kent alleen minder bouwregels en extra specifieke gebruiksregels:

  • deze bestemming ligt dichtbij de IJburglaan en de Zuiderzeeweg. Vanwege mogelijke geluidhinder zijn binnen een straal van 100 meter van de wegrand van de IJburglaan en de Zuiderzeeweg geen voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, bejaardenhuisvesting en -zorg toegestaan;
  • het gebruik voor maatschappelijke voorzieningen is niet alleen beperkt tot in de eerste bouwlaag. Op de overige bouwlagen zijn maatschappelijke voorzieningen eveneens toegestaan.

Artikel 15 Wonen-5
Deze bestemming is van toepassing op een tweetal bestemmingsvlakken ten zuiden van de sportvelden. Deze bestemming komt qua bestemmingsomschrijving (toegelaten functies) vrijwel geheel overeen met de bestemming "Wonen-2". De bestemming "Wonen-5" kent dezelfde bouwregels als de bestemming "wonen-4", behalve wat de maximale gevellengte aan de achterzijde van de bebouwing betreft.

In afwijking van het voorgaande bestemmingsplan is vanwege het vervallen van de verkeersontsluitingsfunctie een deel van het voormalige verkeersareaal achter het bestemmingsvlak met bestemming "Wonen-5" als onbebouwd blijvend deel (tuin) bij deze woonbestemming betrokken.

Artikel 16 Wonen-6
Deze bestemming is van toepassing op een bestemmingsvlak ten westen van de sportvelden. Deze bestemming komt qua bestemmingsomschrijving (toegelaten functies) vrijwel geheel overeen met de bestemming "Wonen-2", zij het dat deze bestemming "Wonen-6" ook sportvoorzieningen toestaat. De bestemming "Wonen-6" kent minder bouwregels dan de bestemming "Wonen-2", en kent enkele andere specifieke gebruiksregels:

  • voor de maatschappelijke voorzieningen tezamen geldt alleen in deze bestemming een minimum vloeroppervlak;
  • voor een aantal functies geldt alleen in deze bestemming een maximum gezamenlijk vloeroppervlak.

Artikel 17 Wonen-7
Deze bestemming is van toepassing op de noord-oostelijk gelegen bestemmingsvlakken aan de rand van het plangebied. Deze bestemming is exclusief voor de woonfunctie bedoeld, dus niet (ook) voor wonen-ondersteunende functies, zoals detailhandel of maatschappelijke voorzieningen.

In afwijking van alle andere bestemmingen die wonen mogelijk maken, zijn in deze bestemming parkeervoorzieningen zowel gebouwd als ongebouwd (dus op het maaiveld) toegestaan.

Deze bestemming met eengezinswoningen kent van alle woon-bestemmingen de meeste detaillering in bouwregels, voor wat betreft de hoogten en bebouwingsoppervlakten. Deze detaillering is voornamelijk bedoeld om de woningen uitsluitend in de randen van de bestemmingsvlakken te concentreren, met een open ruimte ten zuidwesten van de woningen.

Binnen de bestemming Wonen-7 zijn ook andere bouwregels van toepassing, waarvan de belangrijkste hieronder wordt toegelicht:

  • Voor zover er op de verbeelding gevellijnen zijn aangegeven, moeten gevels ter plekke van deze lijn aaneengesloten worden opgericht. Daar kan alleen van afgeweken worden om maximaal 40% van de gevels terugliggend te realiseren. Met aaneengesloten bouwen wordt bedoeld dat de gebouwen op de perceelgrenzen voor het grootste deel met elkaar verbonden zijn;
  • Woningen binnen het aanduidingsvlak met aanduiding "[sba-1]" mogen pas worden gebouwd als de afschermende bebouwing in andere bestemmingen (waarnaar in de planregels verwezen wordt) in aanbouw is genomen;
  • Er geldt geen minimum bouwhoogte.

Voor een goede afstemming en regeling van de licht- en luchttoetreding zijn in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan de bouwvlakken aan de noordoostzijde van het plangebied in zones ingedeeld met maximum bouwhoogten en tussenliggende delen die onbebouwd blijven.

Artikel 18 (Dubbelbestemming) Leiding-Gas
Deze dubbelbestemming is van toepassing op de noordelijke rand van het plangebied. Met "dubbelbestemming" wordt bedoeld dat deze bestemming (Leiding-Gas) primair is ten opzichte van andere voor die gronden geldende bestemmingen, maar dat die andere bestemmingen ("Groen-1", "Verkeer") daar (secundair) wel zijn toegestaan.

Voor de gronden geldt een bouwverbod. Er mag alleen met een omgevings-afwijkingsbesluit worden gebouwd, mits de belangen van de bestemming "Leiding-Gas" niet worden geschaad.

Voorts is aan deze gronden een omgevingsvergunningensysteem gekoppeld voor werken anders dan bouwen. Dat betekent dat diverse typen grondwerken niet zonder omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd.

Artikel 19 Antidubbeltelregel
Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Als bijvoorbeeld binnen een bestemming maar 20% van het oppervlak mag worden bebouwd, dan kan die 20% bebouwing slechts een maal vergund worden.

Artikel 20 Algemene bouwregels
Dit artikel is van toepassing op het bouwen in alle bestemmingen, dus dit artikel geldt generiek. In dit artikel is een begrenzing opgenomen voor het aantal woningen en er zijn enkele bepalingen in opgenomen die voortvloeien uit het MER (zie ook paragraaf 5.2). In dit artikel wordt voorts bepaald voor welke ondergeschikte bouwdelen afgeweken mag worden van de elders in de regels opgenomen bouwregels en binnen welke maxima dat mag.

Artikel 21 Algemene gebruiksregels
In het eerste lid van dit artikel is een aanvulling op het algemeen geldende gebruiksverbod opgenomen. In artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is een algemeen gebruiksverbod opgenomen, die van toepassing is op diverse RO-besluiten en daarmee ook op het voorliggende plan. Het verbod houdt onder andere in, dat het verboden is gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. De aanvulling, zoals opgenomen in het voorliggende plan, is bedoeld om aan te geven welke functies in ieder geval beschouwd moeten worden als "verboden gebruik".

In het tweede lid van dit artikel is een bepaling opgenomen met betrekking tot de oriëntatie van vluchtwegen. Deze regeling vloeit voort uit het MER (zie ook paragraaf 5.2). In het derde lid van dit artikel is, in aanvulling op de artikelen waarin functies gekoppeld zijn aan de Staat van Inrichtingen, bepaald dat alleen die functies zijn toegestaan die in de van toepassing zijnde milieucategorieën vallen. In het vierde lid staat een afwijkingsbepaling om functies die niet in de Staat van Inrichting voorkomen, alsnog mogelijk te maken. Ook is in dat lid een afwijkingsregeling opgenomen om functies die in een te hoge categorie vallen, alsnog mogelijk te maken. In het vijfde artikellid is tenslotte een regeling opgenomen om de Staat van Inrichtingen op onderdelen te wijzigen.

Artikel 22 Algemene ontheffingsregels
Dit artikel bevat een ontheffingsregeling (afwijkingsregeling) voor alle bouwwerken (met enkele uitzonderingen) en bouwdelen van een geringe omvang (dan wel geringe afwijking van de overige regels) waarvoor geen andere afwijkingsregeling in de planregels van toepassing is.

Artikel 23 Overgangsrecht
Het eerste lid van dit artikel bevat een regeling voor bouwwerken die strijdig zijn met het voorliggende plan, doch reeds aanwezig waren, of reeds gebouwd konden worden, op het tijdstip van in werking treden van dit bestemmingsplan. Deze regeling is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het tweede lid van dit artikel bevat een regeling voor gebruik van grond en bouwwerken dat strijdig is met het voorliggende plan, doch waar reeds sprake van was op het tijdstip van in werking treden van dit bestemmingsplan. Deze regeling is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Artikel 24 Slotregel
Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

7.1 Investeringen En Opbrengsten

Op grond van artikel 3.1.6, onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet de toelichting van een bestemmingsplan inzicht geven in de uitvoerbaarheid van dat plan. Financiële uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet in dat kader ook worden aangetoond.

Met de vaststelling van het Ontwikkelingsplan Zeeburgereiland op 13 april 2005 is tevens de grondexploitatie vastgesteld. Het Zeeburgereiland wordt gefaseerd en per deelgebied ontwikkeld. Om de ontwikkeling financieel inzichtelijk te houden, is de grondexploitatie opgebouwd uit meerdere deelexploitaties. De deelexploitaties zijn richtinggevend voor de uitwerkingen in de opvolgende planfasen per deelgebied. Ook voor het gebied RI-Oost is een deelexploitatie opgesteld. De investeringen en grondopbrengsten in het gebied RI-Oost zijn hierin opgenomen. Aangezien er sprake is van één grondexploitatie voor het gehele Zeeburgereiland kan tussen de verschillende deelexploitaties worden verevend.

In de grondexploitatie zijn alle kosten die verbonden zijn aan de ontwikkeling van het Zeeburgereiland tot een nieuw woon- en werkgebied opgenomen. Het betreft onder andere de kosten van verwerving, een bijdrage in de verplaatsing van de rioolwaterzuiveringsinstallatie, de sloop van de bestaande opstallen, de te verrichten grondverbetering, de aan te leggen waterkeringen, de te realiseren kunstwerken, de aanleg van het nieuwe maaiveld en de proceskosten. Het grootste deel van deze kosten moet ongeacht de omvang of samenstelling van het programma worden gemaakt om het Zeeburgereiland te kunnen ontwikkelen. In de grondexploitatie zijn tevens de grondopbrengsten begroot.

Bij vaststelling van een uitwerking van een deelgebied (afsluiting van een planfase) wordt ook de grondexploitatie geactualiseerd. Bij de behandeling van het Stedenbouwkundig Plan RI-Oost op 24 januari 2007 is tevens de geactualiseerde grondexploitatie vastgesteld. De grondexploitatie wordt ingevolge de gemeentelijke systematiek jaarlijks geactualiseerd. In het kader van de actualisatie worden verandering in de fasering, de kosten en de grondopbrengsten doorgevoerd. De kosten die ten laste komen van de grondexploitatie zijn thans begroot op € 427,9 miljoen nominaal (prijspeil 1-1-2010). De gronden binnen het deelgebied RI-Oost zijn eigendom van de gemeente Amsterdam en zullen conform het toepasselijke gemeentelijke grondbeleid in erfpacht worden uitgegeven. Dit geldt ook voor de gronden in de andere deelgebieden van het Zeeburgereiland. De grondopbrengsten voor het gehele Zeeburgereiland zijn begroot op € 470,1 miljoen nominaal (prijspeil 1-1-2010).

Op 22 december 2010 heeft de Gemeenteraad besloten de herontwikkeling van delen van het Zeeburgereiland tot nader order stil te leggen en de deelgrondexploitaties voor deze gebieden voorlopig af te sluiten. Dit heeft effect op het saldo van de grondexploitatie. Het nieuwe saldo van de grondexploitatie is € 4,4, miljoen positief (NCW per 1-1-2010). Het totaal van de grondkosten komt uit op € 248,3 miljoen (nominaal, prijspeil 1-1-2010) en het totaal van de grondopbrengsten is € 263,6 miljoen (nominaal, prijspeil 1-1-2010). De grondexploitatie heeft dekking in het Vereveningsfonds van de gemeente Amsterdam.

Daarnaast is er voor de realisatie van RI-Oost nog een Verkeersregelinstallatie (VRI) benodigd. De kosten hiervan zijn op circa € 0,4 miljoen geraamd. Voor de investeringen in het programma aan basisscholen, VO-scholen, sporthal en sportvoorzieningen zullen stadsdeel Zeeburg en de betrokken gemeentelijke diensten via de reguliere gemeentelijke systematiek dekking vinden. Al voornoemde bedragen zijn exclusief BTW.

7.2 Exploitatiewet

Wetgeving
Ruimtelijke ontwikkelingen gaan in de regel gepaard met gemeentelijke investeringen in gemeenschappelijk te gebruiken voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, waarvan de gemeente de kosten kan en mag verhalen op de ontwikkelaar(s). Alhoewel er reeds lange tijd gemeentelijke instrumenten bestaan voor kostenverhaal, bleken deze telkens tekort te schieten, waardoor gemeenten uiteindelijk bleven zitten met gemaakte kosten die niet meer te verhalen waren. Een nieuw instrument, de Grondexploitatiewet (Grex), dient om het risico van grondexploitatie voor gemeenten te verkleinen.

De Grex is als aparte wet tot stand gekomen, maar uiteindelijk ingepast in hoofdstuk 6 van de nieuwe Wro en is daarmee sinds 1 juli 2008 van kracht. In de Grex wordt de verdeling van kosten en opbrengsten bij de ontwikkeling van een bouwlocatie geregeld, voor het geval dat de gemeente niet de ontwikkelende partij is. In de fase van de bouwplantoetsing zal de aanvraag omgevingsvergunning ook moeten worden getoetst aan een op grond van de Grex opgesteld Exploitatieplan, tenminste: als het noodzakelijk was een Exploitatieplan op te stellen.

In artikel 6.12 lid 1 Wro is geregeld, dat bij elk voorgenomen bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, een Exploitatieplan verplicht is. Ter illustratie: dat geldt al bij de bouw van één woning. Echter: er gelden wel uitzonderingen op de noodzaak een Exploitatieplan op te stellen, zoals geregeld in artikel 6.12 lid 2 Wro. De belangrijkste uitzondering is, dat een Exploitatieplan niet noodzakelijk is, als het kostenverhaal van de grondexploitatie "reeds anderszins is verzekerd".

Het voorliggende plan en de Grex
Ingevolge artikel 6.12 Wro besluit de deelraad, dan wel de gemeenteraad, of wordt afgezien van het opstellen van een exploitatieplan. In dit geval wordt afgezien van het opstellen van een exploitatieplan omdat de gemeente Amsterdam volledig eigenaar is van de gronden waarop het bestemmingsplan van toepassing is. Het kostenverhaal, zoals bedoeld in de Wro, is verzekerd via het erfpachtstelsel. In het plangebied wordt dus voldaan aan de vereiste van "reeds anderszins verzekerd" zijn.

Het toepassen van het erfpachtstelsel ten behoeve van kostenverhaal past goed binnen de Wro omdat die wet het uitgangspunt van het privaatrechtelijke spoor voorop stelt. Erfpacht is immers een privaatrechtelijk instrument waarbij de gemeente als eigenaar bepaalt tegen welke vergoeding haar gronden in gebruik mogen worden genomen door derden. Naar zijn aard biedt dit systeem de gemeente de mogelijkheid om kosten die de gemeente maakt ten behoeve van de grondexploitatie van gronden te verhalen op derden die gebruik maken van die gronden. Opgemerkt zij nog dat de gemeente telkens eigenaar is en blijft van die gronden.

Kostenverhaal met behulp van erfpacht past daarom binnen het wettelijk voorzien systeem voor het verhaal van de kosten van de grondexploitatie. De gemeente ontvangt immers een vergoeding voor het gebruik van de gronden. Uit deze vergoeding kunnen de kosten van de grondexploitatie worden bekostigd. Het is daarom niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Overleg Met Betrokken Overheden (Art. 3.1.1. Bro)

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het concept ontwerp bestemmingsplan in juli 2010 verzonden aan:

  1. 1. Provincie Noord-Holland;
  2. 2. Vrom-Inspectie, Regio Noord-West;
  3. 3. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, directie Noord-West;
  4. 4. Ministerie van Economische Zaken;
  5. 5. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurhistorie, en Monumentenzorg (RACM);
  6. 6. Rijkswaterstaat IJsselmeergebied;
  7. 7. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
  8. 8. Waternet / Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht;
  9. 9. Stadsregio Amsterdam

Van Waternet / Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht is een ontvangstbevestiging ontvangen, doch geen verdere inhoudelijke reactie.

Van de volgende partijen is een schriftelijke inhoudelijke reactie ontvangen:

  1. 1. Provincie Noord-Holland;
  2. 2. Vrom-Inspectie, Regio Noord-West;
  3. 3. Stadsregio Amsterdam

Alle bovengenoemde partijen van wie een schriftelijke reactie is ontvangen, hebben aangegeven dat het plan hun geen aanleiding heeft gegeven voor opmerkingen. Zodoende geeft het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening geen aanleiding om het plan te wijzigen.

8.2 Tervisielegging Ontwerp

Zienswijze

Overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening heeft het voorliggende plan als ontwerp met ingang van 17 maart 2011 voor de duur van zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de terinzagelegging van het bestemmingsplan is een zienswijze ingediend door de volgende adressant:

Waternet, Klant Markt & Relaties, Planadvies & Vergunningen, Postbus 94370, 1090 GJ Amsterdam. Datum ontvangst: 18 april 2011 (datum poststempel onbekend).

De door de adressant ingediende zienswijze is binnen de wettelijke termijn ingebracht. Ook overigens is de zienswijze volgens de wettelijke eisen ingebracht.

De inhoud van de zienswijze is samengevat als volgt: Er zijn op grond van het voorliggende plan geen nieuwe waterhuishoudkundige aspecten in het geding. Om deze reden gaat de indiener van de zienswijze akkoord met de inhoud van het plan.

Reactie: de inhoud van de zienswijze is ter kennisgeving aangenomen. Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om het voorliggende plan gewijzigd vast te stellen.

Ambtshalve wijziging

Naar aanleiding van een nieuw stedenbouwkundig inzicht is het voorliggende plan ten opzichte van het ontwerpplan middels een ambtshalve wijziging gewijzigd vastgesteld. In concreto luidt de wijziging als volgt. Op de plankaart is in de meest zuidelijk gelegen bestemmingsvlakken met bestemmingen "Wonen-1" en "Wonen-3" (blok 28 en blok 30 in het kaartje in paragraaf 1.3) in de maatvoeringsaanduidingen waarin de maximum bouwhoogte 17 meter bedraagt, die maximum bouwhoogte met 2 meter verhoogd naar 19 meter. De minimum bouwhoogte van 15 meter in dezelfde maatvoeringsaanduidingen blijft ongewijzigd. Ook de overige maatvoeringsaanduidingen binnen deze bestemmingen blijven ongewijzigd.

Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen

Bijlage 1 Staat van Inrichtingen

Bijlage 1 Akkoord Benw Tvl Ontwerp

Bijlage 1 Akkoord BenW TVL Ontwerp

Bijlage 2 Toetsingsadvies Ciemer

Bijlage 2 Toetsingsadvies CieMER

Bijlage 3 Mer Zeeburgereiland 2008

Bijlage 3 MER Zeeburgereiland 2008