Datacenters
Bestemmingsplan - gemeente Amsterdam
Vastgesteld op 12-06-2025 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Van Het Paraplubestemmingsplan
Datacenters en de daarbij horende ICT infrastructuur leveren een belangrijke ondersteunende bijdrage aan de economische ontwikkeling en verdere digitalisering van de maatschappij en het bedrijfsleven, zowel in de Metropool Regio Amsterdam (MRA), Nederland, maar ook wereldwijd. Zo wordt de nabije aanwezigheid van datacenters gewenst door o.a. (inter)nationale bedrijfsleven, bedrijvigheid in de TMT (technologie, media en telecom), maar ook door het midden- en kleinbedrijf.
Tegenwoordig gebruiken we voor alles het internet. Om op de hoogte te blijven van het nieuws, voor het checken van het weer, voor het navigeren door de stad, voor het kijken van films en het luisteren naar muziek. Mede door het internet-ofthings en het verwachte 5G-netwerk zal het digitale verkeer verder blijven toenemen. De datacenters en de ICT-infrastructuur zijn hier randvoorwaarden voor. De groei van het digitale verkeer vertaalt zich in een stijgende behoefte aan dataopslag, verwerking van het dataverkeer en ook rekencapaciteit. Dit betekent een groeiende behoefte aan aantal vierkante meters datacentersruimte.
Datacenters zijn onmisbare voorzieningen geworden voor vrijwel alle inwoners, bedrijven en instellingen, maar ze nemen ook veel ruimte in op specifieke plekken waar de stad transformeert en leggen vanwege het hoge energiegebruik, maar met name de vermogensvraag een groot beslag op het elektriciteitsnet.
Vanwege het belang van duurzame ontwikkeling en groei van datacenters in Amsterdam en de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en de daarbij geconstateerde knelpunten (schaarse ruimte, effect op duurzaamheidsambities, vermogensvraag, impact op ruimte) heeft de gemeente Amsterdam in 2020 het 'Vestigingsbeleid datacenters gemeente Amsterdam 2020 - 2030: Amsterdam Duurzaam Digitaal' vastgesteld.
Sinds de vaststelling van het beleid zijn omstandigheden gewijzigd waardoor er behoefte is ontstaan om het beleid te herzien. Zo is de datacenterstrategie Noord-Holland 2022-2024 vastgesteld met nieuwe
eisen aan de inpassing van datacenters en is er op basis van de TSA 3.0 (zie paragraaf 2.3.3) komen
vast te staan welke impact de groei van datacenters volgens het huidige ambitieniveau van de gemeente Amsterdam voor de realisatie van de elektriciteitsinfrastructuur en de stad heeft.
Op basis van deze nieuwe omstandigheden is besloten het vestigingsbeleid voor datacenters te herzien. De herziening wordt dusdanig vorm gegeven dat:
- nieuwvestiging of uitbreiding van een datacenter na inwerkingtreding van het bestemmingsplan door het hierin opgenomen verbod niet meer mogelijk is;
- op basis van beleidsregels voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit onder voorwaarden de initiatieven kunnen worden toegestaan mits daarbij tevens sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Met deze parapluregeling geldt voor nieuwvestiging en uitbreiding van datacenters een 'nee, tenzij beleid'. Een uitzondering is mogelijk voor initiatieven die voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan via aanvraag of vooroverleg bij de gemeente zijn ingediend en die aan de overige voorwaarden in het beleid en de etfal-criteria voldoen.
Het beleid heeft overigens alleen betrekking op nieuwvestiging of uitbreiding van bestaande datacenters die daardoor een oppervlakte hebben of krijgen van meer dan 2.000 m2 bvo en een elektrisch aansluitvermogen van 5 MVA.
Amsterdam volgt hiermee de definitie die het Rijk hanteert bij hyperscale datacenters en de provincie Noord-Holland hanteert bij de instructieregels voor datacenters in de Omgevingsverordening NH2022.
1.2 Aanpak En Wijze Van Regelen
Het bestemmingsplan is het belangrijkste instrument voor de ruimtelijke ordening in een gemeente en is hèt bestuurlijk-juridisch mechanisme om te sturen. Om het nieuwe beleid juridisch vorm te geven (en daarmee waterdicht te maken), is voorliggend paraplubestemmingsplan opgesteld. Hierdoor is er over het gehele ambtsgebied van Amsterdam sprake van een eenduidige regeling.
Vooruitlopend op een parapluplan voor datacenters was het vanwege het bovenstaande noodzakelijk om nieuwe aanvragen 'on hold' te zetten. Daarom is door de gemeenteraad op 8 november 2023 een voorbereidingsbesluit genomen. Het voorbereidingsbesluit is bedoeld voor situaties waarbij de ontwikkelingen in de markt sneller gaan dan de proceduretijden voor het maken van nieuw beleid en het daarop aanpassen van het bestemmingsplan of -plannen. Hier is aan de orde dat de huidige marktontwikkelingen afbreuk kunnen doen aan de gewenste situatie.
Met dit plan wordt een gebruiksverbod ingesteld voor nieuwvestiging en uitbreiding van bestaande datacenters. Het paraplubestemmingsplan is te duiden als partiële herziening en heeft een aanvullende werking de ruimtelijke regels die gelden op grond van het tijdelijke deel van het omgevingsplan Amsterdam, dat mede bestaat uit de regels van voorheen geldende bestemmingsplannen. Voor het overige blijven deze bestemmingsplannen van kracht. In de artikelen 1 t/m 4 is aangegeven welke regels van toepassing zijn in aanvulling op de geldende bestemmingsplannen.
Het paraplubestemmingsplan Datacenters heeft het identificatienummer NL.IMRO.0363.GA2302PBGST-VG01 van de gemeente Amsterdam en omvat de geometrisch bepaalde planobjecten (verbeelding) en regels met bijlagen en toelichting.
1.3 Ligging Plangebied En Plangrenzen
Het paraplubestemmingsplan heeft betrekking op het volledige grondgebied van de gemeente Amsterdam. Zie voor de omvang van het plangebied de geometrisch bepaalde planobjecten met identificatienummer NL.IMRO.0363.GA2302PBGST-VG01 van de gemeente Amsterdam.
1.4 Dienstenrichtlijn
De Europese Dienstenrichtlijn (hierna: Dienstenrichtlijn) richt zich op het waarborgen van een vrij verkeer van diensten en de vrije vestiging van diensten binnen de Europese Unie. Het begrip 'dienst' is daarbij breed en omvat in de praktijk elke economische activiteit. Ook het faciliteren van dataverkeer en dataopslag zijn diensten in de zin van de Dienstenrichtlijn. Het beperken van vrij verkeer en vrije vestiging is slechts mogelijk als de Dienstenrichtlijn hiervoor ruimte biedt. Een beperkende maatregel moet berusten op doelstellingen in het kader van de fysieke leefomgeving, moet effectief zijn om die doelstellingen te bereiken en mag niet verder gaan dan nodig is. In dit geval is relevant dat 'dwingende redenen van algemeen belang' een beperking kunnen rechtvaardigen. Daarbij moet steeds aan drie voorwaarden worden voldaan:
- het non-discriminatie beginsel;
- het noodzakelijkheidsvereiste; en
- het evenredigheidsvereiste.
Daarnaast moeten de criteria duidelijk en ondubbelzinnig; objectief; vooraf openbaar bekendgemaakt en transparant en toegankelijk.
Discriminatieverbod
Het discriminatieverbod houdt in dat de eisen geen direct of indirect onderscheid maken naarationaliteit of, voor vennootschappen, de plaats van hun statutaire zetel.
De beleidsmatige en juridische beperkingen voor datacenters maken geen onderscheid op basis van vestigingsplaats of nationaliteit.
Noodzakelijkheid
Noodzakelijkheid houdt in dat de eisen zijn gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang. De gemeente Amsterdam streeft met de betreffende beleidsmatige en juridische beperkingen voor datacenters algemene ruimtelijke en milieu relevante doelen na. Deze doelen zijn (in het kort):
- het behoud van (voldoende) fysieke ruimte (op bedrijventerreinen) om alle bedrijfsvormen evenwichtig te kunnen faciliteren in het belang van de lokale, regionale en nationale economie;
- het evenwichtig kunnen inzetten van schaarse grond in de gemeente voor andere beleidsdoelen dan het faciliteren van datacenters, doordat er minder ruimtereserveringen nodig zijn om onderstations en hun hindercontouren te kunnen plaatsen;
- het waarborgen van een goed woon- en leefklimaat en een goed vestigingsklimaat en;
- het voorkomen van overbelasting op het elektriciteitsnetwerk zodat dit niet in de weg staat aan de ontwikkeling van verschillende ruimtelijke initiatieven.
Met het huidige beleid en de juridische beperkingen via het omgevingsplan kan onvoldoende op het behalen van de doelen worden gestuurd. Het planologisch beperken van vestiging of uitbreiding van datacenters is daarom noodzakelijk.
Evenredigheid
De eisen moeten geschikt zijn om het nagestreefde doel te bereiken; zij gaan niet verder dan nodig is om dat doel te bereiken en dat doel kan niet met andere, minder beperkende maatregelen worden bereikt.
Het vestigingsbeleid voor datacenters is in 2020 vastgesteld. Bij dat beleid is er voor clustering van datacenters over vier gebieden in Amsterdam en voor een groeiscenario tot 670 MVA gekozen. Inmiddels is het beleid vijf jaar oud, is het stadsgebied Weesp aan de gemeente Amsterdam toegevoegd en zijn er nieuwe inzichten vanuit de Themastudie Elektriciteitsnetwerk Amsterdam. Uit lopende aanvragen en bekende initiatieven blijkt dat er nog geen aanspraak wordt gemaakt op de volledige ontwikkelruimte die het beleid biedt. Daarnaast volgt uit de Themastudie Elektra Amsterdam 3.0 (Bijlage 1) en de Impactstudie datacenters (Bijlage 2) dat het groeiscenario van Amsterdam voor datacenters een grote impact heeft op de benodigde elektriciteitsinfrastructuur. Te denken valt aan de realisatie van onderstations en de aanleg en verzwaring van ondergrondse infrastructuur. Voor de bouw van onderstations is een grote reservering voor beschikbare ruimte nodig. Een gemiddeld onderstation vraagt om een ruimtereservering van 7.000 m2 en daarnaast moet rekening gehouden met de hindercontouren vanwege het aan te leggen kabeltracé, geluid en elektromagnetische straling. Het gevolg van deze ruimtereserveringen is dat deze grond niet ook inzetbaar is voor woningbouw, terwijl Amsterdam een grote opgave heeft om voldoende woningen te realiseren (Omgevingsvisie Amsterdam 2050: Ruimte voor overmorgen en Woonakkoord 2021-2025 Amsterdam).
De beperking van het groeiscenario tot uitsluitend de aanvragen en vooroverleggen voor initatieven die voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplanop basis van het bestaande beleid zijn ingediend zorgt ervoor dat er per saldo drie onderstations minder gebouwd hoeven te worden. Daarmee komt circa 21.000 m2 beschikbaar voor andere beleidsvelden, zoals wonen, werken en voorzieningen. Daarnaast is ook de omgeving van de beoogde onderstations niet meer belast. De ruimte die wordt geboden om bestaande aanvragen en vooroverleggen af te handelen betekent dat er nog 50% extra groei mogelijk is (van circa 600 MVA in 2019 naar circa 950 MVA in 2030). Daardoor is er sprake van een overgangssituatie van het huidige beleid naar het nieuwe beleid. Datacenters die de wijziging in het beleid niet kunnen hebben zien aankomen en daarop niet hebben kunnen anticiperen in hun investeringen worden daarmee gerespecteerd.
De maatregelen die gericht zijn op het toestaan van nieuwe en uitbreiding van bestaande datacentra zijn geschikt om de beoogde doelen te bereiken. De behoefte aan datacentra is zodanig dat zonder dergelijke regels geen sprake zal zijn van clustering, maar van vestiging op diverse locaties in Amsterdam. Dat is ongewenst omdat daardoor geen sturing mogelijk is op het reserveren van ruimte en planning van voldoende netcapaciteit. Er zijn geen minder vergaande maatregelen denkbaar om de beoogde clustering te bereiken. Daarnaast zijn om de grote toename van onderstations volgens de TSA te temperen geen andere maatregelen mogelijk dan de grote afnemers te beperken in de groei.
Om deze overwegingen is het treffen van de regeling evenredig.
Duidelijke objectieve en transparante criteria
Het bestemmingsplan kent een duidelijke objectieve norm die van toepassing is op datacenters die met 2000 m2 bvo en 5 MVA elektrisch aansluitvermogen zich willen vestigen of door uitbreiden dat bereiken. Zowel de provinciale instructieregels (zie instructieregels over datacenters in artikel 6.32b Omgevingsverordening NH2022) als Rijksregels t.a.v. hyperscale datacenters kennen naast een beperking in de oppervlakte ook een beperking in het vermogen omdat die met elkaar samenhangen. De gemeente Amsterdam heeft hierbij willen aansluiten. Daarmee is duidelijk op welke datacenters de criteria van toepassing zijn. Beperkingen aan de vestiging of uitbreiding van bestaande datacenters dienen de belangen die hiervoor zijn aangegeven.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we ‘nationale belangen’. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen. Voorbeelden van nationale belangen zijn:
- Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
- Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
- Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.
- Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem.
- Zorgdragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten.
- Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater.
- Verbeteren en beschermen van biodiversiteit.
- Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.
De belangrijkste keuzes die worden gemaakt richten zich op het volgende.
De opwekking van duurzame energie moet worden ingepast met oog op omgevingskwaliteit. Iedereen krijgt de komende jaren te maken met de overstap naar duurzame energie. Daarvoor zijn bijvoorbeeld meer windmolens en zonnepanelen nodig. Clustering is daarbij van belang en zonnepanelen worden in eerste instantie op en aan gebouwen gerealiseerd.
Ook moet er ruimte zijn voor een overgang naar een circulaire economie. Hergebruiken van grondstoffen en materialen en benutten van duurzame energiebronnen wordt steeds belangrijker. De inrichting van de leefomgeving moet een aantrekkelijk vestigingsklimaat zoveel mogelijk bevorderen. Een aantrekkelijke omgevingskwaliteit vraagt goede inpassing van bedrijven, logistieke functies en datacentra.
Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fietsen wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad.
Het landgebruik moet in balans zijn met natuurlijke systemen. Bijvoorbeeld door kringlooplandbouw. Zo wordt een goede bodem- en waterkwaliteit en biodiversiteit bevorderd. Om te kunnen blijven genieten van het landschap moet behoud van de kwaliteit van het landschap sterker meewegen in de keuzes die worden gemaakt. Hetgeen hiervoor is beschreven vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming.
In aanvulling op de NOVI heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 16 augustus 2023 (opnieuw) een voorbereidingsbesluit Hyperscale datacenters bekend gemaakt
In het coalitieakkoord van 2021 is aangegeven dat hyperscale datacentra een onevenredig groot beslag leggen op de beschikbare duurzame energie in verhouding tot de maatschappelijke en/of economische meerwaarde. Daarom overweegt het kabinet de landelijke regie en de toelatingscriteria aan te scherpen en aanvullend aan de Nationale Omgevingsvisie nadere ruimtelijke keuzes te maken waar deze hyperscale datacenter in Nederland gevestigd kunnen worden.
Onder hyperscale datacentrum wordt verstaan:
- een rekencentrum of datacentrum waar ondersteuning wordt gegeven voor dataverkeer of dataopslag, waarvan de omvang meer dan 10 ha betreft en het elektrisch aansluitvermogen 70 megawatt of meer bedraagt; of
- een verzameling van bouwwerken met deze functie, omvang en energieverbruik die in onderlinge samenhang als één geheel functioneren.
Het is op basis van het voorbereidingsbesluit verboden het gebruik van gronden en bouwwerken zodanig te wijzigen dat een hyperscale datacentrum opgericht kan worden.
Betekenis voor het parapluplan
Het voorliggende parapluplan regelt, dat het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een datacenter met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 en een elektrisch aansluitvermogen van meer dan 5 MVA, geldt als strijdig gebruik. Het parapluplan is daarom niet strijdig met de NOVI en het voorbereidingsbesluit Hyperscale datacenters.
2.1.2 Instructieregels Bkl en Bal voor nationale belangen
De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) (voorheen voorzag het Barro in deze borging). De instruuctieregels zijn gericht op doorwerking van de nationale belangen in het gemeentelijke omgevingsplan. Een aantal regelingen is 'getrapt' vastgelegd. Dit wil zeggen dat de provincies, gemeenten en hoogheemraadschappen verplicht zijn dit beleid nader uit te werken. In het Barro wordt een aantal projecten die van nationaal belang zijn genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Het gaat om de volgende projecten: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte). Aan elk soort project worden omgevingswaarden gekoppeld waaraan omgevingsplan moeten voldoen.
De bedoeling is dat belemmeringen die de realisatie van de genoemde projecten zouden kunnen frustreren of vertragen door het Bkl en Bal op voorhand onmogelijk worden gemaakt. De instructieregels brengen ook met zich mee dat gemeenten die een omgevingsplan opstellen dat raakt aan een belang van één van de projecten in het Bal, nauwkeurig de instructieregels moeten controleren. De instructieregels vormen daarmee een dwingende checklist bij de opstelling van het omgevingsplan.
Betekenis voor het parapluplan
Het voorliggende parapluplan dat de vestiging van datacenters reguleert is niet in strijd met instructieregels van het Rijk.
2.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
Het Bkl geeft regels waar concrete ruimtelijke projecten aan moeten voldoen. Zo is in artikel 5.129 g van het Bkl de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. De Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte en het tegengaan van overprogrammering en de negatieve ruimtelijke gevolgen van leegstand.
Betekenis voor het parapluplan
Met voorliggend parapluplan wordt beoogd de vestiging van nieuwe datacenters en de uitbreiding van bestaande datacenters te regelen met meer oog voor verschillende ruimtelijke aspecten. Deze zijn genoemd in het vestigingsbeleid. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling omdat de vestigingsmogelijkheden ten opzichte van de bestaande situatie per saldo worden beperkt. De ladder is daarom niet van toepassing.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Omgevingsvisie NH2050
Op 19 november 2018 heeft Provinciale Staten de Omgevingsvisie NH2050 'Balans tussen economische groei en leefbaarheid' vastgesteld. De Omgevingsvisie NH2050 wil zorgen voor balans tussen economische groei en leefbaarheid. In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving:
- Dynamisch schiereiland. Hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
- Metropool in ontwikkeling. Hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
- Sterke kernen, sterke regio's, gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
- Nieuwe energie, benut de economische kansen van de energietransitie.
- Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving, staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.
Ten aanzien van de metropool Amsterdam wordt geconstateerd dat deze zich snel ontwikkelt. De vraag naar woningen en ruimte voor bedrijven houdt aan, evenals de ruimtevraag voor recreatie en andere functies. Tegelijkertijd wil de provincie de landschappen in de metropool sparen. De bebouwingsopgave moet dan ook zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen plaatsvinden, met een voorkeur voor knooppunten van openbaar vervoer. Verdichting vraagt steeds meer inventiviteit en bestuurskracht. De bebouwde omgeving wordt steeds intensiever gebruikt, de plancapaciteit binnenstedelijk blijkt door een andere kijk op stad en stedelijkheid een stuk groter te zijn dan lang is gedacht. En zowel bij bestaande bouw als nieuwbouw moeten worden ingezet op besparing van energie, een klimaatadaptieve ruimtelijke inrichting en bij nieuwbouw ook op circulair bouwen. Dit alles moet samen gaan met de verdere verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij onderkent de provincie dat verdichting in de kernen leidt tot toenemende druk op het landschap.
Betekenis voor het parapluplan
Het voorliggende parapluplan is opgesteld vanuit het gegeven dat de ruimtevraag voor diverse functies toeneemt. Datacenters zijn een van de functies waarvoor er een toenemende vraag ontstaat, niet alleen op de te bebouwen locaties waar geen reguliere bedrijvigheid meer mogelijk is, maar ook door het ruimtebeslag dat de inpassing van nieuwe onderstations vraagt om de extra behoefte aan energie te ondervangen. Vanuit overige belangen zoals energiecongestie, duurzaamheidseisen, landschappelijke inpassing en waterverbruik komt de urgentie van meer sturing op de vestiging en uitbreiding van datacenters naar voren. Dit is in lijn met de uitgangspunten van de Omgevingsvisie NH2050.
2.2.2 Omgevingsverordening NH2022
Op 1 januari 2024 is de Omgevingsverordening NH2022 in werking getreden. De Omgevingsverordening is nadien enkele malen gewijzigd. In de Omgevingsverordening NH2022 zijn de doelen uit de Omgevingsvisie NH2050 vertaald in juridische regels. De sturingsfilosofie die de provincie hierbij hanteert luidt als volgt: We gaan uit van het principe 'Lokaal wat kan, regionaal wat moet', gelet op de diversiteit aan regio's, om ruimte te bieden aan maatwerk en om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving. Hierbij staat de opgave centraal. Dat bepaalt de wijze van sturing en samenwerking.
Deze verordening is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van het omgevingsplan. Wel zal hierin duidelijk het provinciaal belang naar voren moeten komen. Het uitgangspunt daarbij is dat de bevoegdheden ter doorwerking van het ruimtelijk beleid zoveel mogelijk proactief worden ingezet en het provinciale beleid daarbij zoveel mogelijk eenduidig wordt geregeld.
Paragraaf 6.2.2.7. van de Omgevingsverordening NH2022 bevat instructieregels over de vestiging en uitbreiding van datacenters. De instructieregels zijn van toepassing op de datacenters die dit bestemmingsplan reguleert. Artikel 6.32a (Dacacenter clustering) is van toepassing binnen het ambtsgebied Amsterdam en luidt:
1. Een omgevingsplan kan uitsluitend ter plaatse van het werkingsgebied Datacenter clustering toegestaan voorzien in een nieuw datacenter met een bruto-vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 en een elektrisch aansluitvermogen van meer dan 5 MVA of in de uitbreiding van een bestaand datacenter tot een bruto-vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 en een elektrisch aansluitvermogen van meer dan 5 MVA als:
a. de locatie is gelegen op of grenst aan een bedrijventerrein; en
b. voor de locatie een stedenbouwkundig plan en een beeldkwaliteitsplan is opgesteld.
2. Het omgevingsplan kan uitsluitend voorzien in vestiging van een nieuw datacenter of uitbreiding van een bestaand datacenter als daar voorwaarden aan verbonden worden die voldoen aan het provinciaal beleid en gericht zijn op:
a. de impact op de directe en wijdere omgeving waarbij het bouwvolume en de inrichting van de ruimte om het gebouw worden betrokken;
b. multifunctioneel ruimtegebruik;
c. borging van het stedenbouwkundig plan en of het beeldkwaliteitsplan;
d. energievoorwaarden gericht op maximale energiebesparing, energievoorziening, duurzaam inkopen van stroom, opwekken van duurzame energie, duurzame back-up energiesystemen, gebruik van energie-efficiënte koeling en afkoppelmogelijkheden voor het gebruik van restwarmte; en
e. watervoorwaarden gericht op beperking van de hoeveelheid voor koelwater benodigd (drink)water, het gebruik van oppervlaktewater, hemelwater en zo mogelijk van bronnen als hergebruik effluent ten behoeve van koeling, het waar mogelijk vermijden van het onttrekken van grondwater, het bij voorkeur gebruiken van ondergronds opgeslagen hemelwater en het rekening houden met het niet gegarandeerd zijn van waterbeschikbaarheid (in droge zomers).
Betekenis voor het parapluplan
Het grondgebied van de gemeente Amsterdam (inclusief Weesp) is aangewezen als 'werkingsgebied datacenterclustering toegestaan'. De regeling die in voorliggend (paraplu)bestemmingsplan is opgenomen, regelt dat het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een datacenter met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 en een elektrisch aansluitvermogen van meer dan 5 MVA geldt als strijdig gebruik. De gemeente Amsterdam voert hiermee een stringenter beleid ten aanzien van nieuwvestiging of uitbreiding van datacenters dan de provincie Noord-Holland om de redenen die in deze toelichting zijn benoemd. Via de beleidsregels en een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kunnen initiatieven alsnog worden toegestaan, mits daarbij wordt voldaan aan de vestigingsvoorwaarden, de instructieregels van de provincie en het Bkl en sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Dit geldt in ieder geval voor datacenters waarvoor voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een aanvraag of verzoek voor een vooroverleg is ingediend.
2.2.3 Datacenterstrategie Noord-Holland 2022-2024
De Datacenterstrategie Noord-Holland 2022-2024 is op 31 januari 2022 door Provinciale Staten vastgesteld. De provincie wil dat Noord-Holland het meest duurzame en innovatieve datacenterknooppunt van Europa worden.
Alleen op bedrijventerreinen in Amsterdam, Haarlemmermeer en Hollands Kroon kunnen volgens de Datacenterstrategie nog nieuwe datacenters worden gevestigd. Daarnaast wordt het verplicht dat de gemeenten waar datacenters zich nog kunnen vestigen met de provincie afspraken maken over de manier waarop de datacenters worden ingepast in het landschap en over het gebruik van energie, water en het benutten van restwarmte. Met de datacentersector maken we aanvullende afspraken over duurzaamheidsprestaties. Via vergunningverlening, toezicht en handhaving stuurt de provincie op naleving van de regels in het omgevingsplan en op het gebied van milieu.
De instructieregels in de omgevingsverordening zijn mede op de datacenterstrategie gestoeld. De provincie heeft op 9 november 2023 een richtlijn duurzame vestigingsvoorwaarden datacenters Noord-Holland gepubliceerd. De vestigingsvoorwaarden in de richtlijn moeten worden gezien als een middel voor provincie, gemeenten en omgevingsdienst voor het aangaan van maatwerkgesprekken met datacenters over verdere verduurzaming. De vestigingsvoorwaarden in deze richtlijn komen bovenop de wettelijke vereisten die voortkomen uit landelijk en Europese wetgeving waar de datacenters sowieso aan moeten voldoen. De vestigingsvoorwaarden uit deze richtlijn zijn bouwstenen voor nadere invulling van duurzaam datacenterbeleid voor de drie gemeenten en provincie. Tegelijkertijd levert het bij de datacenters ook handvatten op wat nodig is om de juiste stappen te zetten richting verdere verduurzaming én om de datacentersector ambitieus te houden in haar verduurzamingsambities en de innovaties op dit vlak te stimuleren.
Betekenis voor het parapluplan
De gemeente Amsterdam stelt al diverse eisen aan de vestiging van nieuwe datacenters en uitbreiding van bestaande datacenters via het huidige Vestigingsbeleid datacenters Amsterdam 2020 - 2030'. Deze komen voor een groot deel overeen met de richtlijn die de provincie hanteert. De gemeente handelt daarmee zoveel mogelijk conform de richtlijn die de provincie hanteert. In gesprekken met datacenters, onder meer ook voor een erfpachtaanbieding, neemt de gemeente Amsterdam de richtlijn van de provincie mee om de voorwaarden aan de vestiging van een datacenter zoveel mogelijk te harmoniseren.
Bij de beoordeling van de aanvraag om omgevingsvergunning moet het initiatief aan de instructieregels van provincie en Bkl voldoen en moet sprake zijn van ETFAL.Binnen die beoordelingsruimte wordt op de duurzame vestiging of uitbreiding van het datacenter gestuurd.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Omgevingsvisie Amsterdam 2050: Ruimte voor overmorgen
Op 8 juli 2021 is de Omgevingsvisie Amsterdam 2050 vastgesteld in de gemeenteraad. Deze vervangt de Structuurvisie Amsterdam 2040 en is een wettelijk verplicht instrument van de nieuwe Omgevingswet. Hierop zijn twee uitzonderingen: de Hoofdgroenstructuur en het hoogbouwbeleid, die integraal opgenomen waren in de structuurvisie. Deze blijven van kracht tot vervangend beleid is vastgesteld.
De Omgevingsvisie is gebaseerd op 5 strategische keuzes.
- Meerkernige ontwikkeling: Amsterdam is uit balans met één centrum waar alles op gericht is. Eén van de hoofddoelen van de visie is een stad en regio te worden met meer stedelijke kernen. Deze ingreep in de structuur van de stad is mogelijk door bedrijventerreinen te ontwikkelen tot bruisende stadsbuurten.
- Groeien binnen grenzen: Amsterdam streeft naar minimaal 150.000 woningen erbij voor 250.000 nieuwe inwoners in 2050, plus 200.000 nieuwe arbeidsplaatsen. Deze groei mag alleen plaatsvinden binnen de huidige stadsgrenzen. Op die manier wordt de kwaliteit van bestaande buurten versterkt, kunnen overal woningen en bedrijfsgebouwen worden verduurzaamd en blijven de kwetsbare landschappen open. Dit kan door bedrijventerreinen om te bouwen tot gebieden waar zowel gewoond als gewerkt wordt. Daarnaast is er ruimte voor groei in de naoorlogse wijken van Nieuw-West, Zuidoost en Noord, waar op een slimme manier verdicht kan worden. Een goede woonkwaliteit, met leefbare straten en pleinen en veel plek voor ontmoeting, staat hierbij voorop. Hoogbouw (gebouwen hoger dan 70 meter) concentreert zich rond grotere stations als Bijlmer ArenA, Amstel, Zuid en Sloterdijk en langs het IJ. De stad wordt ingericht op hergebruik van materialen en grondstoffen en op een andere, meer zelfvoorzienende energieopwekking zoals stadsverwarming en zonne- en windenergie.
- Duurzaam en gezond bewegen: om ruimte te houden voor groen, spelen en verblijven en voor de fietser en voetganger, moet de auto een stap terug doen. Door verdichting wordt draagvlak gecreëerd voor ov in de hele stad en komen voorzieningen op loop- en fietsafstand. Buurten worden verbonden door een netwerk van veilige fietsroutes en openbaar vervoer.
- Rigoureus vergroening: Verdichting wordt gecombineerd met vergroening van de stad. Daarbij is meer en vooral beter groen het doel, door minder verharding en meer groen aan en op gebouwen. Een ander belangrijk doel is tegengaan van hittestress en vergroten van het waterbergend vermogen van de stad.
- Samen stadmaken: De omgevingsvisie combineert ruimtelijke inrichting met doelen op groen, wonen, werken, duurzaamheid, leefomgeving. Het stadsbestuur gaat sturen op hoofdlijnen. De principiële keuze daarbij is dat de regels zo worden dat naast de klassieke partijen als ontwikkelaars en woningcorporaties, Amsterdammers ook zelf aan de slag kunnen.
Betekenis voor het parapluplan
In de Omgevingsvisie wordt aandacht gegeven aan de meerwaarde van datacenters als leverancier van restwarmte. Aan de andere kant spelen datacenters op het gebied van digitalisering een aanzienlijke rol in de sterke vraag naar ruimte en energie. Doordat deze vraag steeds meer gaat knellen met andere functies die ruimte en energie nodig hebben, is er op middellange termijn nog beperkte groei van datacenters mogelijk. Hierbij wordt in de Omgevingsvisie verwezen naar het Vestigingsbeleid.Sinds de vaststelling van de Omgevingsvisie is de urgentie om verdere groei van datacenters te voorkomen toegekomen. Om die reden wordt met dit bestemmingsplan de groei van datacenters beperkt tot de bestaande initatieven waarvoor een aanvraag of vooroverleg is gestart voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
2.3.2 Vestigingsbeleid datacenters gemeente Amsterdam 2020-2030, eerste herziening
Met het vaststellen van het Vestigingsbeleid datacenters Amsterdam 2020-2030 zette de gemeente Amsterdam in op het realiseren van duurzame groei van datacenters in de stad en regio vanwege het economisch belang, in samenspraak met de regiogemeenten en de datacentersector. Tegelijkertijd wordt er gewerkt aan instrumenten om juist meer te kunnen sturen op de groei, onder meer op het gebied van verdere verduurzaming van de sector, een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en verdeling van de schaarse ruimte en vermogen elektriciteit in de stad. Door de huidige snelle ontwikkelingen in de datacentermarkt had de gemeente onvoldoende ruimtelijke instrumenten in handen om te kunnen sturen. Ook binnen de rest van de MRA wordt dit als een probleem ervaren.
Vanwege het belang van duurzame ontwikkeling en groei van datacenters in Amsterdam en de MRA en de daarbij geconstateerde knelpunten (schaarse ruimte, effect op duurzaamheidsambities, vermogensvraag, impact op ruimte) was het nodig om datacenterbeleid te ontwikkelen. Door dit beleid kan de gemeente met (vooral) ruimtelijke instrumenten sturen in het kader van een goede ruimtelijke ordening en verdeling van de schaarse ruimte en energie.
Onderdeel daarvan is om in overleg met de netbeheerders, zoals TenneT en Liander, te komen tot heldere randvoorwaarden voor het faciliteren van de groei waarbij eveneens de andere opgaven van de stad en regio gerealiseerd kunnen worden, zoals de energietransitie en woningbouwopgave. Doel van het datacenterbeleid is dan ook het faciliteren van duurzame groei van het aantal datacenters onder heldere en scherpe voorwaarden, waarbij we inzetten op clustering in een aantal gebieden.
Liander heeft samen met de gemeente Amsterdam in 2019 de themastudie elektriciteitsvoorziening Amsterdam uitgevoerd waarin van de verschillende ontwikkelingen, zoals woningbouw, opgave aardgasvrij, emissieloos vervoer en datacenters, de impact op het netwerk is onderzocht. Op basis van de uitkomsten van deze studie werden vervolgstappen gezet om de elektriciteitsvoorziening voor de komende 10 tot 30 jaar op orde te krijgen. In de studie van 2019 zijn er voor de datacenters drie groeiscenario’s meegenomen, laag 670 MVA extra tot 2030, midden 990 MW extra tot 2030 en hoog 1260 MW tot 2030.De gemeente heeft in 2020 ervoor gekozen om het lage groeiscenario aan te houden en binnen het beleid ondervoorwaarden ruimte te bieden voor een groei van datacenters tot een aansluitvermogen van maximaal 670 MVA in 2030. Dit betekent een jaarlijkse toename van 67 MVA.
Na de vaststelling van hetvestigingsbeleid zijn er twee nieuwe themastudies Elektriciteit Amsterdam verricht (zie ook volgende paragraaf) en is met de vaststelling van het Ontwikkelingskader Energievoorziening Amsterdam (EVA) 2035 een strategie vastgesteld om de netcongestie binnen Amsterdam aan te pakken. Uit de studies en strategie blijkt dat forse investeringen in ruimtelijke en financiele zin zijn vereist. Uit de Impactstudie datacenters volgt dat met name de groei van datacenters een groot beslag legt op de benodigde reserveringen voor ruimtegebruik en energie. Deze conclusie leidt ertoe dat de gemeente haar vestigingsbeleid heeft willen herzien en verdere groei heeft willen beperken. Het beleid wordt hiermee herzien tot een "nee, tenzij beleid". Het beleid wijzigt tevens het uitgangspunt van het vestigingsbeleid dat er een groei mogelijk is tot 670 MVA; er is thans geen ruimte meer voor groei, behoudens de in deze beleidsregels opgenomen uitzonderingen. Op basis van het beleid kunnen de daarbij gereguleerde datacenters alleen in aanmerking komen voor een omgevingsvergunning wanneer zij aan de voorwaarden in het beleid voldoen, aan de instructieregels voldoen en sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Betekenis voor het parapluplan
De eerste herziening van het vestigingsbeleid wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan door zowel het college als de raad vastgesteld en als beleidsregels bekendgemaakt. De beleidsregels dienen als kader voor een aanvraag omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit of ingeval van de raad, het geven van een advies in het kader van het adviesrecht van de raad.
2.3.3 Themastudie Elektriciteit Amsterdam 3.0
Uit de Themastudie Elektriciteit Amsterdam 3.0 volgt de netbelasting in 2020 ongeveer 870 MW bedraagt. Door de vermogensgroei in Amsterdam zal de netbelasting in 2050 rond de 4000 MW liggen (scenario hoog). Om die stijging aan te kunnen, zullen de netbeheerders moeten investeren in de verzwaring van het energienet en de realisatie van schakel- en transformatorstations. In de TSA 3.0 is het groeiscenario van datacenters betrokken (zie ook Factsheet themastudie elektriciteit Amsterdam).
De studie laat zien dat door de beperking van de groei van datacenters de netbelasting in 2050 ongeveer 3469 MW zal bedragen, een daling van 531 MW. Met de Impactstudie Vestigingsbeleid op basis van TSA 3.0 is duidelijk geworden dat de groei in het aantal datacenters in Amsterdam conform het 'Vestigingsbeleid datacenters gemeente Amsterdam 2020 - 2030: Amsterdam Duurzaam Digitaal' betekent dat er binnen Amsterdam een ruimtereservering voor drie onderstations van Liander nodig is. Elk onderstation vraagt - naast een forse financiele investering - een ruimtereservering van 7.000 m2, exclusief de ruimtereservering die nodig is voor de aanleg van het kabelnet en de hindercontouren voor geluid en elektromagnetische velden. Deze reserveringen betreffen een groter grondgebied dan de 7.000 m2 die sec nodig is om het onderstation zelf te reserveren. De ruimtereserveringen drukken zwaar op de beschikbare schaarse grond in de gemeente Amsterdam, welke op grond van de Omgevingsvisie Amsterdam ook (mede) bestemd is voor andere drukkende maatschappelijke doelen zoals de grote behoefte aan woningbouw, ruimte voor voorzieningen en zorg.
Betekenis voor het parapluplan
De studies laten zien dat de groei van datacenters binnen Amsterdam om grote investeringen van de gemeente en de netbeheerders vraagt, niet alleen in geld en capaciteit van de organisaties maar ook in schaarse ruimte binnen Amsterdam. Het beleid om de groei van datacenters te beperken dient het belang van een evenwichtige toedeling van functies op locaties binnen Amsterdam, die de gemeente onder meer met de uitvoering van de Omgevingsvisie wil dienen.
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Algemeen
Dit hoofdstuk geeft inzicht in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke ontwikkeling juridisch is vertaald in dit (paraplu)bestemmingsplan. Het juridisch bindende deel bestaat uit de regels en de verbeelding. De regels vormen het juridisch instrumentarium voor wat betreft het gebruik van de gronden en de toegelaten bebouwing.
3.2 Verbeelding
De verbeelding heeft de functie van visualisering van het werkingsgebied van het (paraplu)bestemmingsplan. De verbeelding voldoet aan de in de SVBP2012 gestelde eisen.
3.3 Planregels
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- hoofdstuk 1 – Inleidende regels;
- hoofdstuk 2 – Bestemmingsregels;
- hoofdstuk 3 – Algemene regels;
- hoofdstuk 4 – Overgangs- en slotregels.
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1 bestaat uit de relevante begripsbepalingen in Artikel 1.
De omschrijving van wat onder een datacenter wordt verstaan is gedefinieerd. Het bestemmingsplan kent een duidelijke objectieve norm die van toepassing is op datacenters die met 2000 m2 bvo en 5 MVA elektrisch aansluitvermogen zich willen vestigen of door uitbreiden dat bereiken. Zowel de provinciale instructieregels (zie instructieregels over datacenters in artikel 6.32b Omgevingsverordening NH2022) als Rijksregels t.a.v. hyperscale datacenters kennen naast een beperking in de oppervlakte ook een beperking in het vermogen omdat die met elkaar samenhangen. De gemeente Amsterdam heeft bij de daarbij gehanteerde begripsbepaling voor datacenters willen aansluiten.
Het bestemmingsplan heeft geen impact op datacenters die rechtmatig bestaan bij de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden als bestaand beschouwd.
Hoofdstuk 2
In hoofdstuk 2 zijn de regels opgenomen voor nieuwe datacenters en uitbreidingen van bestaande datacenters.
In artikellid 2.1 is verwoord wat het werkingsgebied is van de regel: de gehele gemeente Amsterdam.
Artikellid 2.2 bepaalt dat nieuwe datacenters met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 en een elektrisch aansluitvermogen van meer dan 5 MVA verboden zijn binnen in het bestemmingsplangebied. Ook de uitbreiding van bestaande datacenters die door de uitbreiding meer dan 2.000 m2 beslaan en een groter aansluitvermogen dan 5 MVA krijgen vallen onder dit verbod.
Dit bestemmingsplan is niet van toepassing op datacenters die kleiner zijn dan een bruto vloeroppervlak dan 2.000 m2 en met een kleiner elektrisch aansluitvermogen dan 5 MVA.
Wanneer bestaande datacenters, kleiner dan 2.000 m2 bruto vloeroppervlak en een lager elektrisch aansluitvermogen dan 5 MVA uitbreiden, dan geldt het verbod als genoemd in artikellid 2.2.
Hoofdstuk 3
In artikel 4 is het wettelijk voorgeschreven overgangsrecht opgenomen. De slotregel is opgenomen in artikel 5.
Hoofdstuk 4 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid
4.1 Overleg Met Betrokken Overheden (Overleg Artikel 3.1.1 Bro)
Het voorliggende (paraplu)bestemmingsplan komt deels voort uit de instructieregels van de provincie Noord-Holland. Het voornemen tot in procedure brengen van het (paraplu)bestemmingsplan is ook besproken met de provincie. Daarnaast zijn de netbeheerders nauw betrokken bij de beoordeling van de effecten van het datacenterbeleid van de gemeente (zie o.a. de themastudies).
Het paraplu(bestemmingsplan) regelt een strenger regime voor de vestiging van datacenters. Het geeft meer grip en geeft bij recht minder ruimte aan datacenters. Vanuit dit oogpunt is vooroverleg met overige vooroverlegpartners niet benodigd.
4.2 Maatschappelijk Overleg
4.2 Maatschappelijk overleg
Het ontwerpbestemmingsplan is met ingang van 28 december 2023 ter inzage gelegd zodat een ieder daarover zijn zienswijze naar voren kan brengen. In deze periode zijn vier zienswijzen ontvangen. Deze zienswijzen zijn beantwoord in de Nota van beantwoording zienswijzen. De zienswijzen hebben geleid tot een wijziging van het ontwerpbestemmingsplan. De wijzigingen zijn in de nota beschreven.
4.3 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggend (paraplu)bestemmingsplan brengt een verbod in bestaande bestemmingsplannen waardoor er meer grip ontstaat op de vestiging van datacenters. Door de aard van het bestemmingsplan (er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt) is er geen sprake van een grondexploitatie waarin kosten verhaald moeten worden. Er wordt daaorm geen exploitatieplan vastgesteld.
Bijlage 1 Themastudie Elektriciteit Amsterdam 3.0
bijlage 1 Themastudie Elektriciteit Amsterdam 3.0
Bijlage 2 Impactstudie Datacenters
bijlage 2 Impactstudie datacenters
Bijlage 3 Nota Van Beantwoording Zienswijzen
bijlage 3 Nota van beantwoording zienswijzen
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.2 bruto vloeroppervlak
Het vloeroppervlak dat wordt bepaald met toepassing van NEN 2580.
1.3 datacenter
Een reken- of datacenter, waar ondersteuning wordt gegeven voor dataverkeer of dataopslag en dat daartoe hoofdzakelijk gericht is op het digitaal opslaan en verwerken van (digitale) informatie en informatietechnologie op servers, met de daarbij behorende noodzakelijke installaties en apparatuur zoals koelsystemen, elektriciteit- en energievoorzieningen, onderhoudsruimtes, kantoorruimtes en /of veiligheidssystemen.
1.4 mega voltampere (MVA)
Een eenheid die wordt gebruikt om het schijnbaar vermogen van een elektrisch wisselspanningcircuit aan te duiden.
1.5 nieuwvestiging van een datacenter
De vestiging van een datacenter na terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan dat
- binnen een gebouw of bouwwerk meer dan 2000 m2 bruto vloeroppervlak beslaat en waarvan het elektrisch aansluitvermogen meer dan 5 MVA bedraagt; dan wel,
- binnen een verzameling van bouwwerken die in onderlinge samenhang als één geheel functioneren, meer dan 2000 m2 bruto vloeroppervlak beslaat en waarvan het elektrisch aansluitvermogen meer dan 5 MVA bedraagt.
1.6 plan
Het paraplubestemmingsplan Datacenters met identificatienummer NL.IMRO.0363.GA2302PBGST-VG01 van de gemeente Amsterdam.
1.7 uitbreiding van een datacenter
Het vergroten van een datacenter binnen een gebouw of bouwwerk, dan wel binnen een verzameling van bouwwerken die in onderlinge samenhang als één geheel functioneren, waardoor het totale bruto vloeroppervlak meer dan 2000 m2 beslaat en het elektrisch aansluitvermogen meer dan 5 MVA bedraagt, na terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Van Toepassing Verklaring
2.1 Herziening van de bestemmingsplannen
In aanvulling op de bestemmingsplannen binnen de gemeente Amsterdam gelden de navolgende beperkende regels.
2.2 Verboden gebruik
Voor alle in het plan betrokken gronden geldt dat het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor de nieuwvestiging van een datacenter of uitbreiding van een datacenter, als bedoeld in artikel 1.5 respectievelijk artikel 1.7, niet is toegestaan.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 3 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Overgangsrecht
4.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
- mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld onder 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het gestelde onder 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 5 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Datacenters.