Bestemmingsplan Jachthaven Afroditekade
Bestemmingsplan - Amsterdam
Ontwerp op 01-02-2011 - in voorbereiding
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplanJachthaven Afroditekade van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Zuid.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0363.K1007BPSTD-OW01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 bebouwing
Één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.4 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.5 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.6 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.7 dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid.
1.8 jachthaven
haven met de daarbij behorende grond waarbij overwegend gelegenheid wordt gegeven tot het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van pleziervaartuigen.
1.9 omgevingsvergunning
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.10 pleziervaartuig
een schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.
1.11 peil
De gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.12 plangebied
De gronden waar dit bestemmingsplan op van toepassing is.
1.13 wet/wettelijke regelingen
Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Water
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. een jachthaven met ligplaatsen voor pleziervaartuigen met bijbehorende meerpalen, loopplanken en drijvende steigers ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - aanlegsteiger".
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Voor de in 3.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:
- a. Het maximum aantal ligplaatsen bedraagt 48;
- b. Maximum aantal loopplanken binnen de aanduiding "specifieke vorm van water - aanlegsteiger": 2 per ligplaats;
- c. Maximum breedte loopplank: 1 meter;
- d. Maximum percentage drijvende steigers: 10% van het totale oppervlak van de aanduiding "specifieke vorm van water - aanlegsteiger"
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
5.1 Gebruiksverbod
Onder het geheel of gedeeltelijk gebruiken van gronden en bouwwerken, waarvoor het op grond van artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden als ligplaats voor andere vaartuigen dan een pleziervaartuig.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
6.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
6.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 7 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan bestemmingsplanJachthaven Afroditekade van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Zuid.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van | ||||
......... | ||||
De voorzitter, | De griffier, | |||
.... | ... | |||
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In november 2007 heeft een initiatiefnemer (dhr. M. van Galen) aangegeven geïnteresseerd te zijn in het realiseren van een jachthaven langs de Afroditekade. Dit idee is blijven liggen in afwachting van de vaststelling van het Afmeerbeleid voor Pleziervaart van het voormalig stadsdeel Oud-Zuid. Toen dit beleid op 30 september 2009 door de toenmalige stadsdeelraad is vastgesteld, zijn de plannen voor de jachthaven verder uitgewerkt. Op 25 februari 2010 is een uitgewerkt ontwerp ingediend, nadat het concept aan de portefeuillehouders is voorgelegd. Het ontwerp voorziet in 8 steigers waaraan ieder 6 pleziervaartuigen tot maximaal 12 meter kunnen afmeren. Bij de jachthaven zullen geen aanvullende voorzieningen zoals sanitair, horeca of een havenmeesterkantoor worden gerealiseerd. De jachthaven krijgt daardoor een openbaar karakter.
1.2 Plangrenzen
De grenzen van het bestemmingsplan zijn afgestemd op de grenzen van de nieuwe jachthaven. Uitgangspunt is dat de jachthaven wordt gerealiseerd tussen de brug van de Amstelveenseweg en de Rheastraat. Op de afbeelding is dit weergegeven.
1.3 Leeswijzer
Het bestemmingsplan bestaat uit twee delen:
Deel A - Planopzet (hoofdstuk 2 en 3)
Dit plandeel geeft de ruimtelijke en functionele uitgangspunten voor de toekomstige ontwikkelingen in het plangebied. Daarnaast bevat het de juridische uitgangspunten voor de vertaling van de visie in het bestemmingsplan. Om een indruk te krijgen wat met het bestemmingsplan wordt beoogd en hoe het juridisch vertaald wordt, is het lezen van deel A voldoende.
Deel B - Verantwoording (hoofdstuk 4, 5 en 6)
Deel B geeft de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de uitgewerkte planopzet. In dit onderdeel wordt onder meer de analyse van de bestaande situatie, het beleidskader, de milieuhygiënische aspecten, de economische uitvoerbaarheid en de procedures behandeld.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Algemene Beschrijving Omgeving
De jachthaven wordt gerealiseerd aan de Afroditekade tussen huisnummers 1 en 131. De kade ligt aan de rand van het Olympisch Kwartier, een woonwijk met circa 1.000 woningen.
2.2 Ontstaansgeschiedenis Omgeving
In 1995 heeft toenmalig stadsdeel Zuid een bestemmingsplan vastgesteld voor het Olympisch Stadionterrein. Dat plan was de formele vertaling van het Stedenbouwkundig Plan. Het Frans Ottenstadion (toen nog gevestigd aan de Stadiongracht) bleef volgens dat bestemmingsplan gehandhaafd. Het bestemmingsplan ging uit van de sloop van het stadion waarbij ter plaatse woningen gebouwd zouden kunnen worden. Uiteindelijk is de sloop van het stadion afgeblazen, waarbij de woningbouwopgave bleef. Besloten is om het Frans Ottenstadion te verplaatsen en aan de noordzijde van het stadion woningen te bouwen (het Olympisch Kwartier). Deze woningen zijn inmiddels gebouwd en opgeleverd en de openbare ruimte er omheen is ingericht. De Stadiongracht is daarbij behouden en vormt momenteel de noordelijke begrenzing van het Olympisch Kwartier.
2.3 Bestaande Bebouwing
Het Olympisch Kwartier wordt gekenmerkt door overwegend woningen in 4 tot 5 bouwlagen. De panden aan de Afroditekade zijn gebouwd in 6 of 7 lagen. Op het gedeelte waar de jachthaven wordt gerealiseerd is de kade in de huidige situatie vrij van gebouwen.
2.4 Openbare Ruimte
De openbare ruimte aan de Afroditekade is autovrij en ingericht met voet- en fietspaden. De Stadiongracht is circa 30 meter breed en is onderdeel van de hoofdwaterstructuur. Het water is in de huidige situatie vrij van bebouwing en ligplaatsen. Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is het behoud van de autovrije ruimte en het realiseren van maximaal 48 ligplaatsen voor pleziervaartuigen in het water van de Stadiongracht.
2.5 Cultuurhistorie, Monumenten En Archeologie
De aanwezigheid van monumenten of in cultuurhistorisch of archeologisch opzicht waardevolle gebieden kan nadere eisen stellen aan het bestemmingsplan. Door de provincie Noord-Holland is een Cultuurhistorische Waardenkaart opgesteld, waarop onderscheid wordt gemaakt in de thema's 'bouwkunde', 'historische geografie' en 'archeologie'. Hieronder wordt aan de hand van deze thema's voor dit deel van de Pijp beschreven welke historische waarden het gebied (mogelijk) bezit.
2.5.1 Bouwkunde
Bouwkunde vlakken Cultuurhistorische Waardenkaart
Het water van de Stadiongracht is op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland onderdeel van een 'Bouwkundig vlak van zeer hoge waarde'. In de toelichting bij de Cultuurhistorische Waardenkaart wordt genoemd dat het gaat om de historische stedenbouwkundige structuur, zoals ontstaan in de periode van 1877 tot 1917. Het bestemmingsplan maakt uitsluitend een ligplaatsen in een bestaande watergang mogelijk, waarbij de huidige stedenbouwkundige structuur gehandhaafd blijft.
Monumenten
Er zijn in het plangebied geen rijksmonumenten.
Beschermd stadsgezicht
Het plangebied is geen onderdeel van een beschermd stadsgezicht.
2.5.2 Historische geografie
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland is het water van de Stadiongracht niet aangewezen als een vlak met historisch geografische waarde.
2.5.3 Archeologie
Het archeologische erfgoed bestaat uit voorwerpen en structuren die in de bodem bewaard zijn. Ook landschappelijke of infrastructurele elementen kunnen een archeologische waarde hebben. Deze materiële overblijfselen vormen een onderdeel van onze leefomgeving waarvan het behoud in de bodem of documentatie op maat gesneden maatregelen vergen. Door de wijziging van de Monumentenwet 1988 met ingang van 1 september 2007 is de zorg voor het archeologisch erfgoed geïntegreerd in ruimtelijke ordeningsprocessen. Een essentieel uitgangspunt van de nieuwe wet is dat het erfgoed in de bodem beter wordt beschermd. Dit betekent dat in ruimtelijke ontwikkelingen vroegtijdig rekening wordt gehouden met archeologisch erfgoed. Als behoud in de bodem geen optie is, dan is, voorafgaand aan de bodemverstoring, onderzoek nodig om archeologische overblijfselen te documenteren en de informatie en vondsten te behouden. In de dichtbebouwde stedelijke omgeving is in de praktijk doorgaans sprake van deze laatste optie.
Zowel op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) als de provinciale Cultuur Historische Waardenkaart ia het water van de Stadiongracht niet aangewezen als een vlak met enige archeologische waarde.
2.6 Welstand
In de Welstandsnota van het voormalige stadsdeel Oud Zuid (2004, geactualiseerd april 2009) is beschreven hoe het stadsdeel omgaat met de in de Woningwet gegeven bevoegdheid om bouwvergunningsaanvragen te toetsen op 'redelijke eisen van welstand'.
Over het Olumpisch Kwartier is in de Welstandnota het volgende aangegeven: :"Het Olympisch kwartier vormt stedenbouwkundig een voortzetting van het plan van Berlage; het bestaat uit gesloten bouwblokken met collectieve binnentuinen (deels op de ondergrondse parkeergarages). De bouwhoogte varieert hier tussen zeven lagen aan de randen en vijf lagen in de achterliggende straten" en "De architectuur van de blokken (Plan Zuid) is zorgvuldig. Zij vormen een architectuureenheid met het openbare gebied. Het overgrote deel van het gebied vertoont de stijlkenmerken van de Amsterdamse School. De gestapelde blokken hebben een rustige privé-zijde met tuin of balkon en een representatieve straatzijde waar privé buitenruimte slechts incidenteel voorkomt. Deze kenmerken gelden ook voor de recente nieuwbouw in het Olympisch kwartier."
In de Welstandnota zijn voor steigers bij privétuinen objectcriteria opgenomen: vormgegeven als een plateau op palen, maximaal 0.30 meter boven het wateroppervlak, materiaal: hout en kleur: neutraal. De steigers aan de Afroditekade zijn geen steigers die bij een privétuin worden gerealiseerd. Hiervoor zijn de bepalingen uit de Welstandnota niet van toepassing.
Hoofdstuk 3 Beschrijving Ontwikkeling
Het ontwerp voorziet in 8 steigers waaraan ieder 6 pleziervaartuigen tot maximaal 12 meter kunnen afmeren. Bij de jachthaven zullen geen aanvullende voorzieningen zoals sanitair, horeca of een havenmeesterkantoor worden gerealiseerd. De jachthaven krijgt hiermee een minder besloten karakter dan een reguliere jachthaven. De aanwezigheid van de jachthaven zal dan ook niet tot een ernstige verstoring van de openbare ruimte en het uitzicht leiden, maar eerder de verbintenis die het Olympisch Kwartier heeft met sport en water vertegenwoordigen.
Voor de openbare ruimte aan de kade zijn geen ontwikkelingen voorzien, behalve dat de steigers behorende bij de jachthaven toegankelijk moeten zijn. Ook zal indien de huidige parkeervoorzieningen voor fietsen niet voldoende blijken te zijn worden voorzien in extra fietsparkeerplaatsen. Omdat dit op grond van het geldende bestemmingsplan al mogelijk is, is de kade van de Afroditekade buiten het plangebied gelaten.
De jachthaven heeft een verkeersaantrekkende werking. Echter zal de hoeveelheid verkeer, gelet op de beperkte omvang en het karakter van de jachthaven, beperkt zijn. De primaire groep gebruikers zijn bewoners uit de nabije omgeving, welke doorgaans niet met de auto zullen komen. Van de groep pleziervaarders die wel met de auto komen wordt verondersteld dat deze in beperkte mate gelijktijdig zullen gaan varen. Voor de groep pleziervaarders die tegelijkertijd gaat varen en met de auto komt, is voldoende parkeergelegenheid op straat of op het Stadionplein.
Hoofdstuk 4 Juridisch Kader
4.1 Inleiding
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de mogelijkheid tot het opstellen van een bestemmingsplan voor gebieden binnen de bebouwde kom. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende 10 jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkelingen van het plangebied juridisch is vertaald. De argumentatie van de wijze van regeling volgt uit de in de verantwoording opgenomen beleidsuitgangspunten (zie verder onder Verantwoording). Daarin is ook een beschrijving opgenomen van de huidige situatie binnen het plangebied, op basis van een analyse van het huidige gebruik, alsmede de beschrijvingen uit de betreffende beleidsstukken.
Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit een GML-bestand (met daarin de verbeelding) en de planregels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de planregels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende onderdeel van het bestemmingsplan.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft als doel een jachthaven met bijbehorende steigers toe te staan in de bestaande Stadiongracht.
4.2 Geldende Wet- En Regelgeving
4.2.1 Wet milieubeheer
Besluit MER 1994
In de Wet Milieubeheer zijn bepalingen opgenomen voor het behoud en het verbeteren van de milieukwaliteit. De milieukwaliteit vormt een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke belangenafweging. Zodoende heeft de Wet Milieubeheer raakvlakken met het bestemmingsplan. In de Wet Milieubeheer en het op grond van deze wet vastgestelde Besluit Milieueffectrapportage 1994 is bepaald dat voor een bestemmingsplan in bepaalde gevallen een milieueffectrapportage (mer) opgesteld dient te worden. Voor een jachthaven met 100 plekken of meer is een MER beoordeling verplicht. Een Milieu Effect Rapportage moet worden opgesteld voor jachthavens groter dan 500 plekken. Dit bestemmingsplan staat een jachthaven met 48 plekken toe, waardoor er geen MER beoordeling aan de orde is.
Luchtkwaliteitseisen
De Wet milieubeheer geeft aan dat bij wijzigingen van bestemmingsplannen de mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit moeten worden onderzocht. Volgens art. 5.16, lid 1.c van deze wet kan de wijziging voltrokken worden indien aannemelijk is gemaakt dat deze 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor grenswaarden gelden. De cruciale stoffen zijn stikstofoxide(n) NO2 en zwevende deeltjes PM10.
Krachtens artikel 2 van het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen” draagt de wijziging van het bestemmingsplan niet in betekenende mate bij indien aannemelijk is gemaakt dat als gevolge daarvan de toename van de concentratie in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide (NO2) niet groter is dan 3% van de grenswaarde. Krachtens artikel 4 van het Besluit zijn er in de “Regeling niet in betekenende mate bijdragen” categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. Een van de aangewezen categorie is woningbouwlocaties tot 1.500 woningen. Het bestemmingsplan staat een jachthaven met 48 ligplaatsen voor pleziervaartuigen toe op een plek waar volgens het geldende bestemmingsplan al ligplaatsen voor pleziervaartuigen zijn toegestaan. De jachthaven wordt gerealiseerd voor bewoners uit de omgeving. Dit is in de huurovereenkomst verankerd. Een jachthaven van 48 plekken kan worden beschouwd als een project dat niet in betekenende mate bijdraagt. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Wet milieubeheer.
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is de AMvB 'gevoelige bestemmingen' in werking getreden. Artikel 2 van de AMvB omschrijft gevoelige bestemmingen als gebouwen die geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik zijn:
- a. ten behoeve van basisonderwijs, voortgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen;
- b. ten behoeve van kinderopvang;
- c. als verzorgingshuis, verpleegtehuis, bejaardentehuis;
- d. ten behoeve van een combinatie van functies als bovenstaand.
De aanwijzing in de AMvB heeft betrekking op nieuw te bouwen gebouwen en wanneer sprake is van een uitbreiding van een bestaande gevoelige bestemming die leidt tot een toename van meer dan 10% van het 'rechtens aantal personen dat ter plaatse mag verblijven'. Het bestemmingsplan geen gevoelige bestemmingen mogelijk, zodat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de AMvB.
4.2.2 Activiteitenbesluit
Om te kunnen voldoen aan artikel 4.106 van het (Activiteitenbesluit) worden er bouwwerken geplaatst om afvalstoffen, (niet zijnde gevaarlijk afval noch de inhoud van chemische toiletten noch afvalwater ) op te vangen. Aangezien er geen reparatie of onderhoud zal mogen plaatsvinden in de jachthaven, hoeft er geen opvangpunt voor gevaarlijke afvalstoffen worden geplaatst. De jachthaven zal plaats bieden aan minder dan 50 vaartuigen, waardoor er tevens geen opvang van afvalolie of bilgewater plaats hoeft te vinden.
Het opvangpunt voor afvalstoffen betreft dan een eenvoudige afvalbak ten behoeve van het huishoudelijk afval. Er zijn geen verplichtingen vanuit het Activiteitenbesluit ten aanzien van de omvang en plaatsing van het opvangpunt. Om de woon- en leefomgeving niet te zeer te belasten met de verplicht te plaatsen bouwwerken, zal ingezet worden op bouwwerken met minimale afmetingen en zal verzocht worden deze zoveel mogelijk uit het zicht te plaatsen.
4.2.3 Wet bodembescherming
Het doel van de Wet Bodembescherming is het behoud en de verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. In geval van graafwerkzaamheden is een bodemonderzoek aan de orde om te bepalen of eventuele vervuilde grond gesaneerd dient te worden. Het bestemmingsplan staat ligplaatsen in een bestaande watergang toe, zodat bodemonderzoek niet aan de orde is.
4.2.4 Wet geluidhinder
Het bestemmingsplan staat geen geluidgevoelige bestemmingen toe, zodat op grond van de Wet geluidhinder geen akoestisch onderzoek nodig is.
4.2.5 Flora- en faunawet
De Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) zijn beide Europese richtlijnen. Het doel van de Vogelrichtlijn is het bieden van bescherming en ontwikkelingsperspectief voor leefgebieden van zeldzame en bedreigde vogelsoorten en bescherming van alle vogelsoorten. De Habitatrichtlijn is gericht op de instandhouding van natuurlijke habitats en wilde flora en fauna. De gebiedsbescherming van beide richtlijnen valt in Nederland momenteel onder de Natuurbeschermingswet. De Soortenbescherming is geïmplementeerd in de Flora- en Faunawet.Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan is geen aangewezen beschermd gebied in de zin van Vogel- en Habitatrichtlijn. Wel is de soortenbescherming van toepassing op het plangebied. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en of andere activiteiten zal rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten, zoals genoemd in de Flora en Faunawet.
Het bestemmingsplan maakt net als het geldende bestemmingsplan ligplaatsen voor pleziervaartuigen mogelijk. Verschil met het geldende bestemmingsplan is dat de ligplaatsen bedrijfsmatig mogen worden gebruikt. Het bestemmingsplan maakt ten opzichte van het geldende bestemmingsplan geen extra bebouwing in het water mogelijk, uitsluitend wordt de bebouwing voor een ander doel (jachthaven) gebruikt dan in het geldende bestemmingsplan was beoogd. Ook worden bestaande kades en oevers niet aangepast. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Flora- en faunawet.
4.2.6 Monumentenwet
Aan het einde van de jaren tachtig groeide het besef dat archeologische vindplaatsen in Europa ernstig werden aangetast door grootschalige infrastructurele werken, de toename van bouwlocaties en de intensivering van de landbouw. Om het archeologische erfgoed beter te beschermen hebben de Europese ministers van Cultuur in 1992 het Verdrag van Valletta opgesteld (ook bekend als het Verdrag van Malta). Een essentieel uitgangspunt van dit verdrag is dat behoud van archeologisch erfgoed in de bodem (in situ) in iedere fase van planontwikkeling dient te worden meegewogen. Als behoud in de bodem (bv door middel van technische maatregelen en/of planaanpassing) geen optie is, dient het bouwplan te voorzien in maatregelen om archeologische overblijfselen op een juiste wijze (volgens de wettelijk verplichte Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) te documenteren en de informatie en vondsten te behouden. Het verdrag stelt de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan, dat bodemverstoring tot gevolg heeft, verantwoordelijk voor de planologische en de financiële inpassing van archeologisch onderzoek. De nieuwe wet ter uitvoering van dit verdrag, de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), is per 1 september 2007 definitief van kracht. Door de wetswijzigingen worden archeologische belangen vanaf het begin van de besluitvorming in de ruimtelijke ordening meegewogen. Ondanks de getroffen maatregelen om vooraf archeologisch onderzoek in te plannen kunnen toevalsvondsten bij bouwprojecten worden aangetroffen. Hiervoor blijft de meldingsplicht van kracht. In paragraaf 2.5 van deze toelichting is al geconcludeerd dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn.
4.2.7 Wet luchtvaart / Luchthavenindelingbesluit Schiphol
Rond Schiphol gelden diverse beperkingen, die voortvloeien uit de Wet Luchtvaart en het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol. Het Luchthavenindelingsbesluit heeft het karakter van een voorbereidingsbelsuit. Dit werkt totdat het bestemmingsplan in overeenstemming is gebracht met het Luchthavenindelingbesluit. Dit legt het beperkingengebied en het luchthavengebied vast. In het beperkingengebied gelden beperkingen met het oog op veiligheid en milieu. Het gaat daarbij om hoogtebeperkingen, geluidsgevoelige functies en het voorkomen van het aantrekken van vogels. Een groot deel van Amsterdam is volgens het Luchthavenindelingbesluit Schiphol aangewezen als beperkingengebied.
Vogelaantrekkende functies
In het Luchthavenindelingbesluit Schiphol is een zonegebied rond Schiphol aangewezen waarbinnen geen nieuwe vogelaantrekkende functies (zoals viskwekerijen of grote stukken open water) zijn toegestaan. De Afroditekade ligt binnen deze zone. Een jachthaven is geen vogelaantrekkende functie zoals bedoeld in het LIB, zodat het in overeenstemming is met het Luchthavenindelingbesluit.
Geluidsgevoelige functies
In het Luchthavenindelingbesluit Schiphol is een zonegebied rond Schiphol aangewezen waar in beginsel geen woningen, woonwagens, gebouwen met een onderwijsfunctie en gebouwen met een gezondheidszorgfunctie zijn toegestaan. Het plangebied valt buiten deze zone. Het plan is daarmee in overeenstemming met het Luchthavenindelingbesluit.
Maximale bouwhoogten
Op een kaart van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol zijn verschillende zones met verschillende maximale bouwhoogten rond Schiphol aangegeven. Voor het plangebied geldt een maximale bouwhoogte van ca. 50 meter ten opzichte van het peil van Schiphol (-4 meter NAP). Het bestemmingsplan gaat uit van de realisatie van ligplaatsen voor pleziervaartuigen waarbij uitsluitend steigers worden toegestaan. Het plan is daarmee in overeenstemming met het Luchthavenindelingbesluit.
4.2.8 Externe veiligheid
In oktober 2004 is het 'Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen' (BEVI) in werking getreden. Hiermee zijn voor risicovolle activiteiten normen vastgelegd. In het besluit wordt van overheden verwacht dat zij zich rekenschap geven van elke verandering in het groepsrisico dat wordt veroorzaakt door bedrijven en ruimtelijke ontwikkelingen nabij risicovolle activiteiten. Bij deze ruimtelijke ontwikkelingen dient zorgvuldig en eenduidig met de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico te worden omgegaan. Eenzelfde benadering geldt op grond van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen voor transportroutes van gevaarlijke stoffen.
Het plangebied ligt niet in een zone van een inrichting waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of een transportroute waar gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Er is om die reden geen onderzoek nodig naar externe veiligheidrisico's.
4.3 Juridische Regeling Bestemmingsplan
4.3.1 Toegestane functies
Gelet op het voorgaande wordt in dit bestemmingsplan een jachthaven met 48 ligplaatsen toegestaan in het water van de Stadiongracht aan de zijde van de Afroditekade. Er worden hierbij geen sanitaire voorzieningen, hekwerken of een kantoor voor de havenmeester gerealiseerd. De jachthaven krijgt hiermee een minder besloten karakter dan een reguliere jachthaven. De aanwezigheid van de jachthaven zal dan ook niet tot een ernstige verstoring van de openbare ruimte en het uitzicht leiden, maar eerder de verbintenis die het Olympisch Kwartier heeft met sport en water vertegenwoordigen
4.3.2 Openbare ruimte
Voor de openbare ruimte aan de kade zijn geen ontwikkelingen voorzien, behalve dat de steigers behorende bij de jachthaven toegankelijk moeten zijn. Ook zal indien de huidige parkeervoorzieningen voor fietsen niet voldoende blijken te zijn worden voorzien in extra fietsparkeerplaatsen. Omdat dit op grond van het geldende bestemmingsplan al mogelijk is, is de kade van de Afroditekade buiten het plangebied gelaten.
4.4 Structuur Van Het Bestemmingsplan
4.4.1 Verbeelding
De verbeelding is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). Dit uit zich met name in de structuur en verbeelding. De verbeelding is opgebouwd en gecodeerd volgens IMRO 2008 en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2008. Hiermee wordt aangesloten bij de landelijke richtlijn voor het benoemen van de bestemmingen, het bijbehorende kleurgebruik, het gebruik en de vorm van aanduidingen etc.
4.4.2 Planregels
De indeling van de planregels is als volgt:
Hoofdstuk 1 'Inleidende bepalingen' omvat twee artikelen; één artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en één artikel, dat de wijze van meten regelt.
Hoofdstuk 2 'Bestemmingsregels' volgt het volgende stramien:
- een omschrijving van de doeleinden van de bestemming;
- de bouwregels: regels omtrent hoogte enz.;
Hoofdstuk 3 'Algemene regels' bevat regels betrekking hebbende op:
- een artikel waar de anti-dubbeltelbepaling in verwoord staan;
- algemene regels met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken: deze bepalingen vormen het sluitstuk van de bestemmingssystematiek in die zin dat deze bepalingen alle gebruik van gronden en opstallen dat strijdig is met de aan de grond gegeven bestemming verbiedt;
Gelet op het feit dat het bestemmingsplan uitsluitend uitgaat van de bouw van steigers zijn de algemene bouw- en afwijkingsregels ten aanzien van gebouwen niet opgenomen in dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 'Overgangs- en slotbepalingen' bevat regels betrekking hebbende op:
- Overgangsrecht ten aanzien van bouwen: bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan aanwezig zijn, mogen blijven bestaan, ook al is dit in strijd met de bebouwingsregels.
- Overgangsrecht ten aanzien van gebruik: het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de voorschriften op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd blijven; indien het gebruik van de grond en opstallen van eigenaar veranderd mag de afwijking niet gehandhaafd worden;
- de slotbepaling.
4.4.3 Artikelgewijze toelichting
n het hierna volgende volgt een beschrijving van de verschillende bestemmingsregelingen.
Artikel 1: Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de voorschriften worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal taalgebruik.
Artikel 2: Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden gemeten moeten worden.
Artikel 3: Water
In de Bestemmingsomschrijving is bepaald welke functies allemaal mogelijk zijn binnen de bestemming. Binnen de bestemming Water is water en een jachthaven met ligplaatsen voor pleziervaartuigen toegestaan. Ook mogen ten behoeve van de jachthaven drijvende steigers worden gebouwd. Om ervoor te zorgen dat de gracht in beperkte mate wordt voorzien van drijvende steigers, is bepaald dat de drijvende steigers in totaal maximaal 10% van het oppervlak van de jachthaven mogen beslaan. Op deze wijze blijft het open karakter van de gracht als belangrijk waterelement behouden.
Om het openbare karakter van de jachthaven te waarborgen zijn geen gebouwen (voor bijvoorbeeld sanitair, kantoren of horeca) toegestaan. In de Bouwregels is bepaald dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend zijnde meerpalen of vergelijkbare bouwwerken zijn toegestaan met een gezamenlijk oppervlak van 1 m2. Het bouwvoornemen gaat uit van 16 meerpalen met een gezamenlijk oppervlak van 1 m2 zodat aan deze voorwaarde kan worden voldaan. Een groter oppervlak is uit waterhuishoudkunidg oogpunt ongewenst, of er zou extra open water moeten worden gegraven, waar binnen de grenzen van dit bestemmingsplan geen ruimte voor is. De meerpalen mogen maximaal 1 meter hoog mogen zijn. In de Specifieke gebruiksregels is aangegeven dat de jachthaven maximaal 48 ligplaatsen mag bevatten.
Artikel 4: Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels:
In dit artikel wordt geregeld welk gebruik is toegelaten. In dit geval is bepaald dat het gebruik van het water als ligplaats voor andere vaartuigen dan pleziervaartuigen (zoals woonboten, bedrijfsvaartuigen of chartervaart) is verboden.
Artikel 6: Overgangsrecht
Hier wordt geregeld dat bouwwerken mogen worden behouden of gebruik mag worden voortgezet vanaf het moment dat het plan rechtskracht heeft verkregen ondanks dat de bebouwing of het gebruik niet (langer) overeenkomt met de regels die in dit bestemmingsplan worden gegeven. Het overgangsrecht vindt op deze wijze zijn plaats in dit plan.
Artikel 7: Slotregel
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplanJachthaven Afroditekade.
Hoofdstuk 5 Beleidskader
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van het relevante beleid voor stedelijkheid, bereikbaarheid, cultuurhistorie en archeologie, water, natuur, milieu en veiligheid. Het beleid wordt per thema (voor zover relevant) op Europees, nationaal, provinciaal, gemeente- en stadsdeelniveau beschreven.
5.2 Stedelijkheid
5.2.1 Rijksbeleid
Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte in werking getreden. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak wat in Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich ondermeer op het bevorderen van krachtige steden. Het realiseren van een woning in een bestaand pand in stedelijk gebied past in het beleidskader van de Nota Ruimte.
5.2.2 Provinciaal beleid
De Structuurvisie en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie zijn op 21 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld. Overeenkomstig artikel 42 van deze verordening moeten bestemmingsplannen binnen 18 maanden na inwerkingtreding van de verordening ermee in overeenstemming zijn. In de verordening zijn regels gesteld ten aanzien van grootschalige en perifere detailhandel op bedrijventerreinen en locaties voor kantoren- en bedrijventerreinen binnen het “Bestaand Bebouwd Gebied” (BBG). De Stadiongracht en omgeving ligt in het “Bestaand Bebouwd Gebied” zoals benoemd in de verordening. Het bestemmingsplan maakt een jachthaven van 48 ligplaatsen mogelijk in bestaand stedelijk water. Het bestemmingsplan staat geen realisatie van nieuwe kantoren- en bedrijventerreinen of grootschalige en perifere detailhandel toe, zodat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie.
5.2.3 Regionaal beleid
In het regionaal structuurplan (Regionaal Orgaan Amsterdam) is het plangebied aangemerkt als bestaand stedelijk gebied. Het grootste deel van de ruimte voor de verstedelijkingsopgave dient binnen het bestaand stedelijk gebied gevonden te worden. Inbreiding en verdichting hebben prioriteit, mede ter versterking van het draagvlak van het stedelijk gebied. Het realiseren van een jachthaven in de Stadiongracht vergroot de gebruiksmogelijkheden van het bestaande stedelijke gebied en is daarmee in lijn met het regionale beleid.
5.2.4 Gemeentelijk beleid
Structuurplan 'Kiezen voor stedelijkheid'
Het Structuurplan Kiezen voor stedelijkheid (16 april 2003) bevat de visie van de gemeenteraad op de ruimtelijke ontwikkeling van Amsterdam tot 2010. De opgave voor Amsterdam richt zich op het versterken van het ruimtelijk profiel in het regionale netwerk zodat ook de gehele regio wordt versterkt. Gestreefd wordt naar een aanbod van specifieke milieus met bebouwing en omgeving van hoge kwaliteit, intensief grondgebruik, menging van activiteiten en een optimaal openbaar vervoer- en fietsnetwerk. Transformatie van bestaande woon- en werkgebieden en ontwikkelen van gebieden staan hierin centraal.
Het projectgebied maakt deel uit van het gebied dat is aangewezen als stedelijk wonen/werken en zal komen te liggen in water dat aangewezen is als hoofdwaterstructuur. Het grootste deel van Amsterdam wordt op de plankaart gekenschetst als dit gemengd stedelijk woonwerkgebied. Hier is het wonen dominant, maar menging met kleinschalige functies is aanwezig of moet worden nagestreefd. Het gaat hier om een zo volledig mogelijk pakket van kleinschalige werkfuncties en recreatieve en maatschappelijke functies. Voor de hoofdwaterstructuur geldt dat de visie op het water wordt afgestemd op de intensivering van de stad en op de veranderende behoeften van de stedeling. Met gerichte impulsen zal de (gebruiks)kwaliteit van water worden verhoogd.
In dit gebied zal een aantal pleziervaartuigen in een jachthaven ligplaats nemen. Hierdoor zal in het gebied een versterking van de recreatieve functie plaatsvinden en wordt er ingezet op een intensivering van het gebruik van het water, ten behoeve van de veranderde behoefte van de stedeling. Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het Structuurplan.
Structuurvisie Amsterdam
In de structuurvisie staat het ruimtelijk beleid van de gemeente Amsterdam weergegeven voor de komende tien jaar, met een doorkijk tot 2040. Het beleid is gericht op een verdere ontwikkeling van Amsterdam als kernstad van een internationaal concurrerende, duurzame Europese metropool.
Onderdeel van deze voorgestane ontwikkeling is een verstandig gebruik van het water. De Ontwerp Structuurvisie geeft aan dat het groen en water in en rondom de stad aantrekkelijker moet worden voor de Amsterdammer, in de wetenschap dat het gebruik ervan alleen maar toeneemt en een steeds belangrijker rol vervult voor het welzijn van de bewoners en voor bedrijven om zich hier te vestigen. Groen en water zijn daarmee belangrijke economische factoren geworden. De stedelijke ontwikkeling moet ook duurzaam zijn, bestendig voor klimaatverandering. Amsterdam zal daarom investeren in de beleving en gebruik van het groen en het water in en om de stad. Het voornemen voor het realiseren van een jachthaven past binnen deze visie.
Verordening op het Binnenwater (VOB)/ Binnenhavengeldverordening
Er zullen in de jachthaven geen vaartuigen ligplaats innemen, waarvoor een ligplaatsvergunning ingevolge de VOB benodigd is. Voor pleziervaartuigen zijn geen ligplaatsvergunningen vereist, hiervoor worden vignetten in de zin van de Binnenhavengeldverordening verkocht. Op grond van de VOB is het niet toegestaan om vaartuigen langer dan 12 meter te laten afmeren. Voor de jachthaven wordt hiervan geen uitzondering gemaakt. De steigers zijn volgens de VOB "objecten te water" waarvoor een ontheffing van de Verordening op het Binnenwater nodig is.
5.2.5 Stadsdeelbeleid
Geldend bestemmingsplan
In het gebied waar het initiatief zich bevindt, geldt het bestemmingsplan “Gebied ten noorden van Olympisch Stadion 1999”. Het water heeft de bestemming “Vw – Waterweg/gracht” en de oevers de bestemming Wx – Woningen c.a.”, met de nadere aanduidingen “structuur binnenstraten (indicatief)”, “centrum voorzieningen toegestaan” en “extra bouwhoogte toegestaan volgens artikel 3 lid 7 van de voorschriften” op enkele plaatsen binnen het gebied waarover het voornemen strekt. Hieronder is een uitsnede van de plankaart te zien, waarbij het de locatie van de jachthaven rood omlijnd is ingetekend.
Het gebruik van de oevers ten behoeve van het groen en het water is toegestaan. Ook het bouwen ten behoeve van deze functies is toegestaan, waarbij duidelijk dient te zijn dat het bouwen ten behoeve van het water anders is dan bouwen ten behoeve van een jachthaven.
Ligplaatsen voor alle soorten vaartuigen zijn uitgesloten, met uitzondering van pleziervaartuigen. De regeling van ligplaatsen voor pleziervaartuigen vindt plaats door middel van een verordening van de Dienst Binnenwaterbeheer. Doordat het afmeren van pleziervaartuigen al is toegestaan, beperkte de strijdigheid van de jachthaven met het bestemmingsplan zich tot de wijze waarop het afmeren plaatsvindt: het exploiteren van een jachthaven is een bedrijfsmatige activiteit. Op het water mogen volgens het bestemmingsplan geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden, waardoor het initiatief op dat punt niet past binnen het ruimtelijke beleid dat in het bestemmingsplan is vastgelegd.
Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken, dient het gebruik van het water te worden gewijzigd om bedrijfsmatig afmeergelegenheid te mogen bieden aan pleziervaartuigen.
5.3 Water
Europese Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd. Het bestemmingsplan Jachthaven Afroditekade maakt een jachthaven mogelijk op de plek waar volgens het geldende bestemmingsplan ligplaatsen voor pleziervaartuigen zijn toegestaan. Geconcludeerd kan worden dat het plan geen gevolgen heeft voor de waterhuishouding.
Watertoets
De watertoets is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. De inzet daarbij is om in elk afzonderlijk plan met maatwerk het reeds bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren.
In het kader van de Watertoets heeft Waternet als uitvoerende tak van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht beoordeeld of het ruimtelijke plan past binnen alle regelgeving en beleid ten aanzien van het gebruik en beheer van het water en haar oevers (o.a. Beleidsnota Inrichting, Gebruik en Onderhoud van wateren en oevers, Beleidsnota Keurontheffingen Waterkeringen, Keur AGV, Vaarwater op Orde en Verkeersbesluiten Vaarwegen AGV-1 & AGV-2). Waternet heeft in het kader van het vooroverleg commentaar geleverd op het bestemmingsplan (zie ook paragraaf 6.2.2). Samengevat zijn de volgende opmerkingen gemaakt, waarbij tevens is aangegeven op welke wijze in dit bestemmingsplan daar rekening mee is gehouden:
- a. De jachthaven mag alleen drijvende steigers bevatten. Naar aanleiding van de opmerkingen is dit in de regels opgenomen.
- b. Een strook in het midden van de watergang moet vrij blijven van bebouwing. De Jachthaven wordt gedeeltelijk gerealiseerd in de middenstrook, maar er worden uitsluitend drijvende steigers gerealiseerd, en dus geen bouwwerken.
- c. Geadviseerd is geen uitloogbare materialen te gebruiken. Dit is uitgangspunt in de planvorming.
- d. De doorstroming van de watergang mag door de bouw van steigers niet verslechteren. Aangezien er uitsluitend drijvende steigers worden gerealiseerd is een verslechtering van de doorstroming niet aan de orde.
- e. Geadviseerd is om aan te geven hoe er wordt omgegaan met afvalwater. Op grond van het Activiteitenbesluit is een dergelijke voorziening voor deze jachthaven niet nodig.
- f. Als er meerpalen worden geslagen met een gezamenlijk oppervlak van meer dan 1 m2 moet dit als waterberging worden gecompenseerd. Het totale oppervlak van de meerpalen is minder dan 1 m2.
Het voorstel voor de jachthaven is daarnaast voorgelegd aan de dienst Binnenwaterbeheer Amsterdam, teneinde de nautische bezwaren tegen deze ontwikkelingen te inventariseren. Bij brief, ingekomen op 8 juni 2010, is door de dienst Binnenwaterbeheer Amsterdam aangegeven dat er geen nautisch bezwaar is tegen de aanleg van de jachthaven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a. de drijvende steiger mag niet meer dan maximaal 14 meter uit de wal van de Afroditekade worden gelegd;
- b. er mogen geen vaartuigen buiten deze afstand worden aangelegd;
- c. de buitenzijde van de steiger moet worden verlicht in verband met de veiligheid voor de scheepvaart en voor de gebruikers van de steiger;
- d. er dient een keurontheffing te worden aangevraagd, zodra er meerpalen geslagen worden.
De beschreven voorwaarden zijn uitgangspunt in dit bestemmingsplan.
Afmeerbeleid voor Pleziervaart Oud-Zuid
Op 30 september 2009 is het Afmeerbeleid voor Pleziervaart Oud-Zuid vastgesteld. In dit beleid staat aangegeven welke oevers en kades geschikt worden geacht om erlangs te kunnen afmeren met een pleziervaartuig. In het kader van inspraak zijn er een groot aantal reacties bij het stadsdeel binnengekomen om de oever langs de Afroditekade aan te merken als geschikt om langs af te meren.
Het Stadsdeel Oud-Zuid heeft destijds kunnen inzien dat de toepassing van de algemene regel om afmeren langs groene brede oevers niet mogelijk te maken (zodat de belangrijke stedenbouwkundige kwaliteit van het gebied het best tot zijn recht kon komen) niet voor deze locatie toegepast kon worden. De oever langs de Afroditekade is op zichzelf wel beschermenswaardig te noemen, maar de stedenbouwkundige kwaliteit van de directe bebouwde omgeving - gezien vanaf de oever - is niet één-op-één te vergelijken met de oevers langs de Amstelkanalen. Omdat het afmeren hier alleen kan met steigers en gordingen, heeft het stadsdeel vanuit financiële overwegingen aangegeven dat afmeren toegestaan is, maar dat er geen afmeervoorzieningen worden aangebracht. Dit kan dan door particulieren aangevraagd worden. Ook het feit dat er een aantal illegaal aangebrachte gordingen op basis van deze bepaling konden worden gelegaliseerd, heeft ertoe geleid de oever op deze wijze te bestempelen in het afmeerbeleid. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Afmeerbeleid.
5.4 Milieu
5.4.1 Gemeentelijk beleid
Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam 2005
Op 1 maart 2006 is de gemeenteraad akkoord gegaan met het Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam 2005. Dit actieplan kent als doel het oplossen van de bestaande knelpunten ten aanzien van de luchtkwaliteit in de stad. De drie centrale uitgangspunten van dit actieplan zijn:
- Het beschermen van de gezondheid van mensen staat centraal.
- Amsterdam houdt vast aan het concentratiebeleid ten aanzien van het hoofdnet auto.
- Amsterdam houdt vast aan het beleid met betrekking tot de compacte stad.
Het bestemmingsplan maakt een jachthaven (voor buurtbewoners) mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied in bestaand water. Dit past binnen het streven om stedelijke activiteiten te bundelen binnen bestaand stedelijk gebied.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiele Uitvoerbaarheid
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat recht gaat gelden dat niet realistisch blijkt te zijn. De kosten voor de aanleg van de jachthaven worden door de initaitiefnemer (niet zijnde het stadsdeel) gedragen. Het kostenverhaal is daarmee anderszins verzekerd en zal op grond hiervan geen toepassing worden gegeven aan artikel 6.12 lid 2 Wro en derhalve geen grondexploitatieplan worden vastgesteld.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Participatie
Het ontwerpbestemmingsplan wordt overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening ter visie gelegd voor een periode van 6 weken. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijke of mondelinge zienswijzen in te dienen.
6.2.2 Wettelijk (voor)overleg
In het kader van artikel 3.1.1 Bro zal er vooroverleg plaatsvinden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het voorontwerp bestemmingsplan wordt gestuurd naar de volgende instanties:
- 1. Provincie Noord-Holland;
- 2. Ministerie van VROM, inspectie Noordwest;
- 3. Gemeente Amsterdam, Burgemeester en Wethouders;
- 4. Gemeente Amsterdam, dienst Binnenwaterbeheer;
- 5. Waternet.
De provincie Noord-Holland en de VROM inspectie hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben als er respectievelijk geen provinciale- of Rijksbelangen in het geding zijn. Bij de Jachthaven Afroditekade zijn geen van de belangen in het geding.
Waternet heeft de volgende opmerkingen gemaakt.
- a. Vaste steigers kunnen een ernstige belemmering vormen voor het onderhoud van watergangen. Daarom stelt AGV strenge eisen aan de omvang hiervan. Vaste steigers mogen volgens de Keur namelijk niet groter zijn dan 6 bij 1,2 meter. Voor openbare voorzieningen bestaan evenwel mogelijkheden, om wat betreft de afmetingen of opbouw hiervan af te wijken. Uit de figuur in Hoofdstuk 3 van de toelichting wordt opgemaakt dat de vorm en omvang van de bij deze jachthaven behorende steigers, voor AGV onacceptabel zijn als het vaste steigers betreft. AGV schrijft daarom voor dat de steigers drijvend moeten zijn. Waternet adviseert daarom om in het bestemmingsplan op te nemen dat de initiatiefnemer de jachthaven van drijvende steigers moet voorzien. Overigens staat hier tegenover dat, wanneer een drijvende steiger niet verankerd en direct wegneembaar is, dit niet vergunningplichtig is. Antwoord: Naar aanleiding van de reactie is het bestemmingsplan hierop aangepast: uitsluitend drijvende steigers zijn toegestaan.
- b. Om varend onderhoud niet te belemmeren moet de initiatiefnemer een middenstrook van minimaal 5 meter breed in de watergang vrijhouden. Verzocht wordt deze voorwaarde in het bestemmingsplan op te nemen. Tevens is verzocht om te controleren of de afmetingen van de functieaanduiding moet worden aangepast. Afgaande op de figuur in Hoofdstuk 3, dan is het voorstelbaar dat dit tot ontwerpaanpassingen gaat leiden. Antwoord: Naar aanleiding van de opmerking heeft nader overleg plaatsgevonden met Waternet. Omdat er drijvende steigers worden gerealiseerd die direct kunnen worden verwijderd is het realiseren van de jachthaven in de middenstrook van de watergang geen probleem.
- c. Materiaalgebruik: Bij het aanbrengen van werken is het gebruik van materialen en middelen, die schade kunnen veroorzaken aan de water- en oeverkwaliteit en de ecologische toestand, niet toegestaan. Het gaat hierbij om uitloogbare giftige stoffen, zoals koper, zink, steenkoolteerhoudend materiaal en gewolmaniseerd en gecreosoteerd hout. Hiervoor is een vergunning nodig, die AGV/Waternet niet zal verlenen, wanneer het gebruik van alternatieven mogelijk is. Verzocht wordt om dit in het bestemmingsplan op te nemen. Antwoord: Dit is uitgangspunt in de planvorming.
- d. Een voorwaarde voor het aanleggen van steigers is dat de doorstromingscapaciteit van de watergang niet vermindert. AGV kan er dan ook bij een watervergunningaanvraag voor steigers op aandringen een doorstromingsberekening te laten doen. Geadviseerd is daarom om in de waterparagraaf op te nemen dat door de bouw van de steigers de doorstroming van de watergang niet mag verslechteren. Antwoord: Naar aanleiding van de opmerking is de toelichting hierop aangepast.
- e. Verzocht is om in de waterparagraaf te laten zien hoe er wordt omgegaan met het afvalwater afkomstig van de jachthaven. Geadviseerd is de jachthaven te voorzien van verzamelpunten voor dit afvalwater. Antwoord: Op grond van het Activiteitenbesluit is een dergelijke voorziening voor deze jachthaven niet nodig.
- f. Er bestaat een reële kans dat de initiatiefnemer voor dit plan een watervergunning moet aanvragen. Dit is in ieder geval het geval wanneer de initiatiefnemer van plan is meer dan twee palen in het water te plaatsen. Wanneer het oppervlak aan palen groter is dan één vierkante meter, moet de initiatiefnemer dit als waterberging compenseren. Antwoord: Naar aanleiding van de opmerking heeft nader overleg plaatsgevonden met Waternet. Het gezamenlijk oppervlak van de meerpalen zal niet meer bedragen dan 1 m2, zodat compensatie bijvoorbeeld in de vorm van nieuw open water niet nodig is.