BP_Herziening geluidszone Cornelis Douwesterrein
Bestemmingsplan - Amsterdam
Onherroepelijk op 16-08-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Herziening geluidszone Cornelis Douwesterrein' van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Noord;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0363.N1102PBPSTD-OH01gml met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aanduidingsvlak
een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.
1.6 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.7 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.8 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.9 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein
een etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen op een industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.10 geluidsgevoelige functie
gebouwen welke dienen of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.11 geluidszone - industrie
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.12 hogere waarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de hoogste toelaatbare geluidsbelasting en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.13 industrieterrein
terrein waaraan een bestemming is gegeven die de mogelijkheid van vestiging van inrichtingen, zoals aangewezen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, nr. 143) die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, insluit;
1.14 planregels
de regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan 'Herziening geluidszone Cornelis Douwesterrein';
1.15 verbeelding / plankaart
digitale of analoge kaart van het bestemmingsplan met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden, zijn aangegeven.
Hoofdstuk 2 Algemene Regels
Artikel 2 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 3 Algemene Aanduidingsregels
3.1 Geluidzone - industrie
3.2 Milieuzone
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Overgangsrecht
4.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
4.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- c. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- d. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- e. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 5 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Herziening geluidszone Cornelis Douwesterrein'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De huidige geluidszone rondom het industrieterrein 'Cornelis Douwesterrein' in stadsdeel Noord is in 1986 door de gemeenteraad van Amsterdam vastgesteld met het zonebesluit ADM/NSM/Thomassen. In datzelfde jaar is dit bestemmingsplan door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland goedgekeurd.
In 2000 is deze geluidszone herzien met het bestemmingsplan 'Geluidzonering Cornelis Douwesterrein'. De geluidszone strekt zich uit over de stadsdeelgrens van stadsdeel Noord, tot in het aangewezen grootstedelijke gebied1. Daarom is dit bestemmingsplan zowel door de gemeenteraad van Amsterdam als ook door de deelraad van stadsdeel Noord vastgesteld.
Op basis van de geluidboekhouding is gebleken dat er een overschrijding plaats vindt van de hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 50 dB(A) op diverse zonebewakingspunten aan de noordzijde ter plaatse van Tuindorp Oostzaan (stadsdeel Noord) en aan de zuidwestzijde (grootstedelijk gebied) van de zone.
Vanwege deze overschrijdingen is in 2011 een actualiserend akoestisch onderzoek uitgevoerd met als doel de geluidsbelasting als gevolg van de bedrijfsvoering van het bedrijf Shipdock op het industrieterrein 'Cornelis Douwesterrein' te reguleren naar een aanvaardbaar en toelaatbaar niveau waarbij zo weinig mogelijk woningen binnen de geluidszone een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) etmaalwaarde ondervinden en waarbij op alle zonebewakingspunten een waarde van maximaal
50 dB(A) etmaalwaarde wordt verkregen.
Uit het akoestisch onderzoek is ook gebleken dat de 50 dB(A) contour aan de noordwestzijde (stadsdeel Noord) ook ruimer is dan de huidige zonegrens als gevolg van de bedrijfsvoering van het bedrijf Mebin. Net als de overschrijding van de zonegrens aan de zuidwestzijde kan de geluidszone hier zonder meer worden verruimd zonder dat er geluidsgevoelige bestemmingen in de zone komen te liggen.
Tot slot behoeft de geluidszone ook aanpassing vanwege het opheffen van de status gezoneerd industrieterrein en het inperken van de mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan 'Cornelis Douwesterrein' op dit moment nog biedt voor bedrijvigheid ter plaatse van het westelijke gedeelte van het NDSM-terrein. Deze dezonering heeft tot gevolg dat de geluidszone aan de zuidoostzijde (zowel voor stadsdeel Noord als grootstedelijk gebied) moet worden aangepast.
- 1. Grootstedelijke gebieden zijn gebieden die behoren tot het rechtsgebied van de Centrale Stad (gemeente Amsterdam) en dus niet tot het rechtsgebied van een stadsdeel.
1.2 Doel
Dit bestemmingsplan legt de aangepaste geluidszone en het gezoneerde industrieterrein vast. De voorliggende vervangingsregeling is juridisch vormgegeven als een thematisch bestemmingsplan. Dat wil zeggen dat ten aanzien van het onderwerp dat een thematisch bestemmingsplan regelt - in dit geval de aanpassing van de geluidszone en het gezoneerde industrieterrein, de regels ten aanzien van deze onderwerpen in de onderliggende bestemmingsplannen komen te vervallen. Dit op grond van de algemene rechtsregel, dat een latere wet/regelgeving boven een eerdere wet/regelgeving gaat.
1.3 Wettelijk Kader
Op basis van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder (Wgh) dient rondom een industrieterrein, waarop bepaalde typen lawaaiproducerende bedrijven zijn gevestigd, of kunnen worden gevestigd, een geluidszone te worden vastgesteld.
Deze bedrijven zijn aangewezen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, nr. 143 ofwel Bor)2 en werden/worden aangeduid met het begrip “A-inrichtingen” of “grote lawaaimakers”.
De geluidszone vormt een bufferzone tussen de bedrijven op het industrieterrein en de geluidsgevoelige bestemmingen in de omgeving. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting vanwege alle bedrijven op het industrieterrein tezamen niet hoger zijn dan 50 dB(A). Binnen de zone gelden beperkingen voor geluidsgevoelige bestemmingen. In de Wgh is bepaald dat een vastgestelde zone uitsluitend kan worden gewijzigd bij vaststelling, wijziging of herziening van een bestemmingsplan.
- 2. Voorheen werden deze bedrijven aangeduid met inrichtingen in de zin van artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit (Ivb).
1.4 Ligging Industriegebied En Geluidszone
Het gezoneerde industrieterrein 'Cornelis Douwesterrein' is gelegen in het zuidwesten van stadsdeel Noord (zie afbeelding hieronder). Het plangebied wordt in hoofdzaak bepaald door de aanpassing van de geluidszone ten aanzien van industrie en de gronden die behoren tot het gezoneerde industrieterrein.
Met het gezoneerde industrieterrein worden de gronden bedoeld waar op grond van de geldende bestemmingsplannen 'grote lawaaimakers' zijn toegestaan. Deze kunnen in belangrijke mate geluidshinder veroorzaken. Met dit bestemmingsplan dat ziet op zowel het grond- en rechtsgebied van stadsdeel Noord als de Centrale Stad wordt gereguleerd dat voor een deel dat nu nog deel uit maakt van het gezoneerde industrieterrein, zich geen 'grote lawaaimakers' mogen vestigen. Hiermee wordt een deel van het gezoneerde industrieterrein als het ware gedezoneerd.
![]() | ![]() | |
ligging van het industrieterrein 'Cornelis Douwesterrein' | globale aanduiding van de terreinen NDSM-west en NDSM-oost |
Het huidige gezoneerde industrieterrein omvat het industrieterrein 'Cornelis Douwesterrein' en het westelijk deel van het NDSM terrein. In het bestemmingsplan 'Geluidzonering Cornelis Douwesterrein' (vastgesteld op 12 april 2000 voor stadsdeel Noord en op 19 april 2000 voor de Centrale Stad) is het oostelijk deel van het NDSM uitgesloten van het gezoneerde industrieterrein waarop dus geen 'grote lawaaimakers' meer zijn toegestaan.
Momenteel is een 'Tweede partiële herziening bestemmingsplan Cornelis Douwesterrein' bij stadsdeel Noord in procedure. Deze partiële herziening van het bestemmingsplan 'Cornelis Douwesterrein' ziet op het terrein NDSM-west waarvoor de status gezoneerd industrieterrein wordt opgeheven. Tevens ziet deze partiële herziening op het inperken van de mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan 'Cornelis Douwesterrein' op dit moment nog biedt voor dit terrein voor zover het gaat om bedrijvigheid die vanwege mogelijke overlast niet verenigbaar is met geluidsgevoelige functies zoals woningen en scholen op NDSM-west. Als gevolg van deze 'Tweede partiële herziening bestemmingsplan Cornelis Douwes' moet de geluidszone (ook wel 'zonegrens' of 'buitengrens') nog worden aangepast. De aanpassing van de geluidszone wordt met dit bestemmingsplan - zowel voor stadsdeel Noord als de Centrale Stad - gerealiseerd.
1.5 Planologische Regeling
De huidige geluidszone voor het gezoneerde industrieterrein 'Cornelis Douwesterrein' is (planologisch) vastgelegd in het bestemmingsplan 'Geluidzonering Cornelis Douwesterrein'. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt zowel in stadsdeel Noord als de Centrale Stad. Om deze reden is het bestemmingsplan dan ook door de deelraad van stadsdeel Noord en de gemeenteraad van de Centrale Stad vastgesteld.
De plangebieden van de volgende bestemmingsplannen hebben betrekking op de geluidszone van het industrieterrein 'Cornelis Douwesterrein:
geldende bestemmingsplannen | datum vaststelling | ||
1 | Petroleumhaven e.o. | Centrale Stad | 19 februari 1986 |
2 | Stadhaven Minerva | Centrale Stad | 16 december 2010 |
3 | Westrandweg-2e Coentunnel | Centrale Stad | 16 maart 2011 |
4 | Geluidzonering Cornelis Douwesterrein | Centrale Stad | 19 april 2000 |
5 | Geluidzonering Cornelis Douwesterrein | stadsdeel Noord | 12 april 2000 |
6 | Cornelis Douwesterrein | stadsdeel Noord | 15 december 1999 |
7 | 1ste partiële herziening bestemmingsplan Cornelis Douwes | stadsdeel Noord | 24 februari 2004 |
8 | Tweede partiële herziening bestemmingsplan Cornelis Douwes | stadsdeel Noord | in procedure |
9 | Tuindorp-Oostzaan | stadsdeel Noord | 23 april 2008 |
Het bestemmingsplan 'Herziening geluidszone Cornelis Douwesterrein' vervangt de bovengenoemde bestemmingsplannen (zowel verbeelding als regels) alleen voor wat betreft de geluidszone ten aanzien van industrie en de gronden die behoren tot het gezoneerde industrieterrein met in achtneming van de bevoegdheden van het desbetreffende bevoegd gezag zoals omschreven in paragraaf 1.6.
Overigens is voor het plan genoemd onder nummer 1 een nieuw bestemmingsplannen in voorbereiding. Naar verwachting wordt dit plan in 2012 in procedure gebracht.
1.6 Bevoegdheden
De Gemeenteraad heeft bij besluit van 26 januari 1994, nummer 34, de Verordening op de Stadsdelen vastgesteld. Bij deze verordening is onder meer de bevoegdheid tot het vaststellen van bestemmingsplannen aan de stadsdelen overgedragen. Voor gebieden die zijn aangewezen als grootstedelijk gebied, ligt de verantwoordelijkheid voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan bij de Centrale Stad.
Dit bestemmingsplan wordt gelijktijdig in beide gebieden - te weten stadsdeel Noord en Centrale Stad - in procedure gebracht. Zowel de gemeenteraad van de Centrale Stad als de deelraad van stadsdeel Noord zullen deze thematische herziening vaststellen, voor zover het hun eigen grond- en rechtsgebied betreft. De grens van het stadsdeel/grootstedelijk gebied is daarom op de verbeelding aangegeven.
1.7 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit 6 hoofdstukken. Hier wordt in het kort de inhoud van deze hoofdstukken beschreven.
Na dit eerste inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de geluidszone. In hoofdstuk 3 wordt het, voor het plan relevante, beleid op de verschillende niveaus beschreven. Vervolgens wordt de aangepaste geluidszone in hoofdstuk 4 getoetst aan de (relevante) omgevingsaspecten. Voorts wordt in hoofdstuk 5 het juridische systeem toegelicht. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de uitvoerbaarheid. Hierbij wordt onder meer aandacht besteed aan het overleg met instanties en de economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Geluidszone & Gezoneerd Industrieterrein
2.1 Geluidszone
De geluidszone is het gebied tussen de grens van het industrieterrein en de (geluids)zonegrens. Buiten de zonegrens mag de door alle bedrijven die op het industrieterrein zijn gevestigd gezamenlijk veroorzaakte geluidsbelasting niet hoger zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde. De zone is dus het gebied, behalve het industrieterrein zelf, waarbinnen vanwege dat industrieterrein een geluidsbelasting mag heersen van 50 dB(A) etmaalwaarde of meer. Deze eis is vastgelegd in de Wgh en gekoppeld aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet milieubeheer (Wm). Gevolg hiervan is, dat zowel bij ruimtelijke plannen, als bij het verlenen van omgevingsvergunningen rekening wordt gehouden met de geluidszone die om het industrieterrein is gelegen.
Het doel van de zone is het vormen van een buffer (ruimtelijke scheiding) tussen industriële activiteiten en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, zoals ziekenhuizen en onderwijsgebouwen. De keuze van de ligging van de zone is gebaseerd op een afweging tussen de ruimte voor de industrie en de ruimte voor geluidsgevoelige objecten. De geluidszone zelf vormt hierbij een aandachtsgebied voor geluid, waarin niet zonder meer woningen (en andere geluidsgevoelige objecten) mogen worden gebouwd. De geluidszone voorkomt enerzijds dat woonbebouwing oprukt in de richting van bedrijven. Anderzijds geeft de geluidszone de akoestische ruimte aan waarover bedrijven op het industrieterrein maximaal kunnen beschikken. Een ruimtelijke scheiding tussen bedrijven en milieugevoelige bestemmingen vastleggen in het bestemmingsplan biedt daarmee zowel de omgeving (omwonenden) als bedrijven rechtszekerheid over de kwaliteit van het gebruik van hun kavel.
De grootte van een geluidszone is niet vastgelegd in de Wgh of een daaraan gekoppeld besluit. Een zone wordt in een bestemmingsplan gelegd rond een industrieterrein, waar volgens dat bestemmingsplan de vestiging van inrichtingen als bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Bor mogelijk is. De grootte van de zone is afhankelijk van de benodigde of gewenste geluidsruimte van het gezoneerde industrieterrein. In het bestemmingsplan moet de zone (die niet kleiner mag zijn dan de 50 dB(A)-contour) worden vastgelegd.
Binnen de zone rond industrieterreinen kunnen echter wel geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, liggen. De hoogte van de maximaal toelaatbare geluidsbelasting op deze bestemmingen is onder andere afhankelijk van de aard van de geluidsgevoelige bestemming en of het gaat om nieuwbouw dan wel bestaande bouw. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bedrijf op een gezoneerd industrieterrein moet het bevoegd gezag de hoogste toelaatbare geluidsbelasting binnen de geluidszone in acht nemen. Dit wordt ook wel het toetsen aan een geluidszone genoemd. Deze toets is verplicht voor alle bedrijven op het industrieterrein die vallen binnen het toepassingsgebied van de Wm. Dus ook de niet-vergunningplichtige bedrijven moeten getoetst worden aan de wettelijke hogere waarde voor de geluidszone. De vergunningverlener moet hierbij ook rekening houden met eventuele besluiten hogere waarde, die zijn vastgesteld voor binnen de geluidszone gelegen geluidsgevoelige bestemmingen. Elk bedrijf mag dus een in de omgevingsvergunning vastgelegde geluidsbelasting veroorzaken op de toetsingspunten. Dit wordt ook wel de geluidsruimte van een bedrijf genoemd.
2.1.1 Gevolgen thematische herziening
Indien zich binnen de nieuwe geluidszone woningen bevinden die een hogere geluidsbelasting ondervinden dan 50 dB(A) dient hiervoor een besluit hogere waarde te worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A). Deze besluiten hogere waarde kunnen alleen worden vastgesteld indien toepassing van maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevel van de betrokken woningen tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerkundige, landschappelijke of financiële aard. Wanneer voor een betrokken woning (of woningen) een besluit hogere waarde vastgesteld moet worden in de zin van de Wgh, dan wordt het ontwerpbesluit tot vaststelling van hogere waarde gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.
![]() | |
begrenzing huidige geluidszone (blauw) en gezoneerde industrieterrein (groen) |
2.2 Gezoneerd Industrieterrein
Op het gezoneerd industrieterrein zijn 'grote lawaaimakers' zoals aangewezen in bijlage I, onderdeel D van het Bor toegestaan. Daarnaast is op een gezoneerd industrieterrein nog geluidsruimte beschikbaar, als alle bedrijven gezamenlijk minder dan 50 dB(A) op de zonegrens veroorzaken. Deze ruimte is beschikbaar voor het ontplooien van nieuwe activiteiten door bedrijven. Voor deze activiteiten moet het bedrijf een omgevingsvergunning aanvragen of een melding doen. Wanneer bij het vaststellen van een geluidszone zij de hoogste toelaatbare geluidsbelasting overschrijdt, moet een besluit hogere waarden voor geluidsgevoelige bestemmingen binnen deze zone worden vastgesteld.
2.2.1 Gevolgen thematische herziening
Als gevolg van de uitsluiting van de zogenaamde 'grote lawaaimakers' op een gezoneerd industrieterrein verandert de status van het industrieterrein in een regulier bedrijventerrein. Het gebied gaat daarmee deel uitmaken van de geluidszone, waardoor de beperkingen op grond van de Wgh voor de realisering van geluidsgevoelige functies zullen gelden. Omdat het gezoneerd industrieterrein verkleind wordt, wordt bij het bepalen van industrielawaai (de geluidsbelasting vanwege alle bedrijven op het gezoneerde industrieterrein) minder bedrijven meegenomen.
De thematische herziening heeft geen gevolgen voor de geldende milieuvergunningen krachtens de Wm. Bij toekomstige vergunningverlening in het kader van de Wm zal voor het gedezoneerde deel niet meer getoetst worden aan de Wgh, maar zal conform de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening individueel getoetst worden aan de plaatselijke omstandigheden.
2.3 Inzichten & Aanpassingen
Op 11 juni 1986 is de huidige geluidszone goedgekeurd door GS en in april 2000 is de zone herzien met het vaststellen van het bestemmingsplan 'Geluidzonering Cornelis Douwesterrein'. Zoals al eerder is opgemerkt is dit bestemmingsplan zowel door stadsdeel Noord als de Centrale Stad vastgesteld.
Voor het bepalen van een geluidszone wordt gebruik gemaakt van een computermodel. In het model worden alle mutaties (vestiging van nieuwe bedrijven, uitbreidingen of intensiveringen van bestaande bedrijven, vertrek van bedrijven) bijgehouden door de zonebeheerder, de Dienst Milieu en Bouwtoezicht (DMB) van de gemeente Amsterdam.
In de afgelopen jaren is dat computermodel meerdere malen geactualiseerd en zijn diverse akoestische detailleringen aangebracht, bijvoorbeeld in de aard van het maaiveld of de nauwkeurigheid van de modellering van individuele bedrijven. Voor het bepalen de nieuwe geluidszone moeten aanpassingen in het model worden aangebracht die corresponderen met de nieuwe (planologische) inzichten voor delen van het huidige gezoneerde industrieterrein. In het navolgende komen deze inzichten aan de orde.
2.3.1 Shipdock
Ten tijde van het vaststellen van de zone rond het industrieterrein 'Cornelis Douwesterrein' in 2000 is de geluidsbelasting van het bedrijf Shipdock (toen: ASR) daarbij betrokken, deze bepaalde mede de omvang van de zone. Daarbij is in het daartoe uitgevoerde akoestische onderzoek echter uitgegaan van een beperkt en zeer vereenvoudigd rekenmodel, dit omdat de computercapaciteit van dat moment het niet mogelijk maakte om van grotere bedrijven een gedetailleerd akoestisch rekenmodel te maken.
Feit is dat de geluidsuitstraling van het bedrijf zoals die thans is gemodelleerd, niet in de zone past. Dit is niet veroorzaakt door een uitbreiding van de activiteiten ten opzichte van het tijdstip van zonevaststelling, maar doordat nu een gedetailleerder en nauwkeuriger computermodel is samengesteld. In dit bestemmingsplan wordt de geluidszone aan de noordzijde ter plaatse van Tuindorp Oostzaan (stadsdeel Noord) en zuidwestzijde (grootstedelijk gebied) verruimd. De geluidszone ter plaatse van de zuidwestzijde kan zonder meer worden verruimd zonder dat er geluidsgevoelige bestemmingen in de zone komen te liggen, dit in tegenstelling tot de verruiming aan de noordzijde. Uit nader akoestisch onderzoek blijkt dat zich hier woningen bevinden die een hogere geluidsbelasting ondervinden dan 50 dB(A). Echter de geluidsbelasting blijft hier onder de 55 dB(A) wat betekent dat er een besluit hogere waarde dient te worden vastgesteld. De zonegrens wordt met dit bestemmingsplan aangepast.
de pijlen wijzen de overschrijdingen van de zonegrens aan
2.3.2 Mebin
Ten tijde van het verrichten van het akoestische onderzoek voor Shipdock is ook gebleken dat de 50 dB(A) contour aan de noordwestzijde ook ruimer is dan de huidige zonegrens als gevolg van de bedrijfsvoering van het bedrijf Mebin. Ook dit is niet veroorzaakt door een uitbreiding van de activiteiten ten opzichte van het tijdstip van zonevaststelling, maar doordat nu een gedetailleerder en nauwkeuriger computermodel is samengesteld. De geluidszone kan hier zonder meer worden verruimd zonder dat er geluidsgevoelige bestemmingen in de zone komen te liggen. De zonegrens wordt met dit bestemmingsplan aangepast.
2.3.3 Dezoneren gezoneerde industrieterrein ten noorden van TT Vasumweg
Het gebied ten noorden van de TT Vasumweg behoort tot het gezoneerde industrieterrein 'Cornelis Douwesterrein' zoals neergelegd in het bestemmingsplan 'Cornelis Douwesterrein'. Op dit moment bevinden zich in dit deel van het gezoneerde industrieterrein geen 'grote lawaaimakers'. Mede hierom in combinatie met de wens van stadsdeel Noord om bij de geluidszonering enkel de geluidsbelasting van 'grote lawaaimakers' te betrekken, vindt stadsdeel Noord het ongewenst dat dergelijke bedrijven zich op dit deel kunnen vestigen. Daarom ziet dit bestemmingsplan tevens op aanpassing van het gezoneerde industrieterrein door het uitsluiten van 'grote lawaaimakers' in het deel ten noorden van de TT Vasumweg.
2.3.4 NDSM-west
Momenteel is een 'Tweede partiële herziening bestemmingsplan Cornelis Douwesterrein' bij stadsdeel Noord in procedure. Deze partiële herziening ziet op het opheffen van de status gezoneerd industrieterrein en het inperken van de mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan 'Cornelis Douwesterrein' op dit moment nog biedt voor zover het gaat om bedrijvigheid die vanwege mogelijke overlast niet verenigbaar is met geluidsgevoelige functies zoals woningen en scholen. In dit bestemmingsplan wordt de geluidszone aan de zuidoostzijde (gelegen in zowel stadsdeel Noord als grootstedelijk gebied) verkleind. De zonegrens (de zogenaamde 'buitengrens') wordt met dit bestemmingsplan aangepast.
2.3.5 Milieu Logistiek Centrum & Stadsdeelwerf Noord
Stadsdeel Noord is voornemens om op het gezoneerde industrieterrein 'Cornelis Douwes' een Milieu Logistiek Centrum (MLC) in gebruik te nemen op de zogenaamde kavel 5A aan de noordelijke IJoever ten oosten van de Processorstraat en ten zuiden van de Toetsenbordweg.
Het MLC dient als overslaglocatie voor ingezameld huisvuil uit stadsdeel Noord. De Stadsdeelwerf Noord wordt daarnaast mogelijk verplaatst van de Papaverweg naar de locatie direct naast het MLC. Ook de inpasbaarheid van het MLC en Stadsdeelwerf met betrekking tot de geluidszone is onderzocht. Uit onderzoek blijkt dat deze voorgenomen activiteiten niet leiden tot overschrijding van de zonegrens en derhalve de geluidszone om deze reden geen aanpassing behoeft.
plaatsbepaling MLC en Stadsdeelwerf Noord op het industrieterrein 'Cornelis Douwesterrein'
2.4 Akoestisch Onderzoek
Het bureau LBP|Sight heeft in opdracht van stadsdeel Noord en in samenwerking met DMB en DRO een akoestisch onderzoek verricht naar de invloeden van voornoemde inzichten op de bestaande geluidszone als ook of er door mogelijke vergroting van de zone nieuwe woningen in de zone komen te liggen waarop de geluidsbelasting meer dan 50 dB(A) bedraagt. Voor die woningen die op het grond- en rechtsgebied van stadsdeel Noord zijn gelegen, dient het dagelijks bestuur van stadsdeel Noord een besluit hogere waarde vast te stellen. In hoofdstuk 4.3 wordt nader ingegaan op het verrichte akoestische onderzoek.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees Beleid
3.1.1 Europese Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen om:
- 1. van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren;
- 2. de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen;
- 3. het aquatische milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging;
- 4. de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.
Deze Europese Kaderrichtlijn Water moet onderdeel zijn van het gemeentelijk beleid en derhalve ook van het ruimtelijk beleid. In dit verband wordt verwezen naar het Nationaal Bestuursakkoord Water, dat op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van deze richtlijn is geactualiseerd. In dit akkoord zijn de inspanningen beschreven om de waterhuishouding tegen de achtergrond van de richtlijn en de nieuwe klimaatscenario's op orde te brengen en te houden. In hoofdstuk 4.5 wordt aandacht geschonken aan het aspect water, waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dit beleid is opgesteld.
3.1.2 Europees Verdrag inzake de hoofdwaterwegen, die van internationaal belang zijn
De vaarweg in het IJ maakt deel uit van het Europese net van hoofdwaterwegen, waarop het EuropeesVerdrag inzake de hoofdwaterwegen, die van internationaal belang zijn van toepassing is. Het verdrag heeft tot doel het internationaal vervoer over waterwegen in Europa te vergemakkelijken en doelmatiger en aantrekkelijker te maken. Dit betekent, dat de gebruiksmogelijkheden van de vaarweg voor de scheepvaart moeten worden gewaarborgd en op geen enkele wijze mogen worden beperkt. Dit bestemmingsplan beperkt op geen enkele wijze de vaarweg en vormt derhalve hiermee geen strijd.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nota Ruimte
Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Het ruimtelijk beleid zal worden gericht op vier algemene doelen:
- 1. de versterking van de internationale concurrentiepositie;
- 2. het bevorderen van krachtige steden en een vitaal platteland;
- 3. het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
- 4. het borgen van veiligheid.
Bestemmingsplannen zullen zoveel mogelijk een bijdrage moeten leveren aan de uitvoering van dit beleid. Het bestemmingsplan 'Herziening geluidszone Cornelis Douwesterrein' draagt hieraan bij door het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden.
De Nota Ruimte wordt in de nabije toekomst vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het Rijk formuleert daarin drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028).
De nationale belangen uit de structuurvisie die juridisch borging vragen zijn opgenomen in de AMvB Ruimte; het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het ontwerp van de eerste aanvulling hierop. De AMvB Ruimte - Barro heeft directe gevolgen voor de ruimtelijke besluitvorming van de gemeente Amsterdam. Het omvat alle ruimtelijke Rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch moeten doorwerken tot in bestemmingsplannen.
3.2.2 AMvB Ruimte - Barro
De eerder uitgebrachte PKB's hebben onder de Wro de status van Structuurvisie gekregen en zijn daarmee niet langer bindend voor andere partijen. Het besluit bevat daarom een zo beleidsneutraal mogelijke vertaling van deze bestaande ruimtelijke kaders uit de PKB's Nota Ruimte, Derde Nota Waddenzee, Structuurschema Militaire Terreinen en Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Het gaat om de kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de Rijksbufferzones, de nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.
Met dit besluit maakt het Rijk op proactieve wijze duidelijk aan welke regels de bestemmingsplannen moeten voldoen en wat de ruimte is waarbinnen de gemeente Amsterdam de ruimtelijke belangen vorm kan geven.
Voor het plangebied is van belang dat rijksvaarwegen (zoals het IJ) zijn aangewezen als nationaal belang. Ter bescherming van dit belang zijn vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien vigerende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkintreding van het besluit zijn aangepast. Dit bestemmingsplan maakt binnen de vrijwaringszone geen nieuwe bestemmingen mogelijk en heeft daarom geen invloed op het functioneren van de rijksvaarweg.
3.2.3 Nationaal Milieubeleidsplan 4
Het doel van het Nederlandse beleid voor luchtkwaliteit is het beschermen van de bevolking en de natuur tegen de negatieve effecten van blootstelling aan luchtverontreinigende stoffen. Om dit te bereiken staan in de wet zowel emissiedoelstellingen om de milieudruk te verminderen als normen waaraan de luchtkwaliteit moet voldoen. Voor de stoffen zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), ammoniak (NH3) en vluchtige organische stoffen (VOS) zijn verplichte emissiedoelstellingen geformuleerd in het kader van de Europese NEC-richtlijn. Het gaat hierbij om nationale emissieplafonds, waarboven de emissies in Nederland met ingang van 2010 niet mogen uitkomen. In het kader van het NationaalMilieubeleidsplan 4 zijn voor de emissies van dezelfde vier stoffen inspanningsverplichtingen genoemd die strenger zijn dan de NEC-richtlijn. In hoofdstuk 4.4 wordt meer concreet ingegaan op het aspect luchtkwaliteit.
3.2.4 Nationaal Waterplan
Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan vervangt de Vierde Nota Waterhuishouding en de daarop gebaseerde nota's, zoals de 'Nota Anders omgaan met Water' en 'Waterbeleid in de 21ste eeuw'. Deze nota's hebben geen betekenis meer als beleidsdocument. Het beleid van het Nationaal Waterplan is gericht op:
- 1. een goede bescherming tegen overstroming;
- 2. het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte;
- 3. het bereiken va een goede waterkwaliteit;
- 4. het veiligstellen van strategische watervoorraden.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid opgesteld.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionaal Actieplan Luchtkwaliteit
Doel van het Regionaal Actieplan Luchtkwaliteit (RAL) (december 2006) is om in 2015 alle overschrijdingen van de normen voor stikstofdioxide en voor fijn stof (in 2010) te saneren. Het RAL dient eveneens als startdocument voor de bijdrage vanuit de Stadsregio Amsterdam voor dit Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het RAL is een deelprogramma voor het Noordvleugelgebied.
In het RAL wordt ingegaan op de problematiek wat betreft luchtkwaliteit en wordt een toelichting gegeven op de relatie van dit regionaal actieplan met andere plannen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Daarbij wordt een overzicht gegeven van de knelpunten wat betreft luchtkwaliteit, indien de Stadsregio en de gemeenten zelf geen maatregelen nemen. Voorts worden de maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven. Deze maatregelen zijn onderverdeeld in gemeentelijke maatregelen met (gedeeltelijke) financiële dekking, gemeentelijke maatregelen zonder financiële dekking en regionale maatregelen. In hoofdstuk 4.4 wordt meer concreet ingegaan op het aspect luchtkwaliteit.
3.3.2 Waterbeheerplan AGV 2010-2015
De Europese Kaderrichtlijn Water Water (KRW) schrijft voor dat in 2015 de chemische en ecologische doelen in grotere wateren (waterlichamen) gehaald moeten zijn. Met goede motivatie is eventuele uitloop hiervoor mogelijk tot 2021 of 2027. Indien noodzakelijk is het mogelijk om de doelen in 2021 te verlagen wanneer blijkt dat deze niet haalbaar of betaalbaar (realistisch) zijn.
AGV, provincies, gemeenten, Rijkswaterstaat, terreinbeheerders en ook boeren doen al veel aan de verbetering van de ecologische en chemische kwaliteit. Maar er is nog het nodige te doen de komende jaren. Dit blijkt onder meer uit de resultaten van het meetprogramma dat in 2006 is uitgevoerd; de huidige chemische en ecologische toestand is nog niet in overeenstemming met de doelen.
De implementatie van de KRW is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. De KRW gaat uit van een aanpak op het niveau van internationale stroomgebieden. Nederland valt binnen 4 stroomgebieden: de Eems, de Rijn, de Maas en de Schelde. Het beheergebied van AGV valt binnen het stroomgebied van de Rijn-Delta, en wel binnen het deelstroomgebied Rijn-West. Daarbinnen zijn 8 waterschappen, 5 directies van Rijkswaterstaat, 5 provincies en 200 gemeenten actief. Binnen Rijn-West verband is een KRW-organisatie opgezet waarin al deze partijen deelnemen. Hierin is een aanpak in de stappen afgesproken, die ook voor AGV leidend is. De overheden hebben afgesproken dat de waterschappen een trekkersrol hebben in het gebiedsproces en voor de rapportage over de maatregelen voor het KRW-deel dat betrekking heeft op oppervlaktewater. In 2005 is AGV begonnen met de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen, een globale verkenning van doelen, maatregelen en kosten en de uitvoering van het monitoringprogramma. In 2007 en 2008 volgde de detailuitwerking van doelen, maatregelen en kosten per oppervlaktewaterlichaam. Dit heeft geleid tot een aantal resultaten die deels worden vastgelegd in Waterplannen van de provincies en deels in dit KRW-deel van het Waterbeheerplan van AGV. Het bestemmingsplan is met in achtneming van het waterbeheerplan AGV opgesteld.
3.3.3 Keur
De Waterwet biedt de mogelijkheid dat het waterschap verordeningen mag opstellen voor de 'behartiging van aan het Waterschap opgedragen taken'. Op 26 november 2009 is de Keur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) vastgesteld. De Keur van het AGV is gericht op het beschermen van de wateraan- en -afvoer, de bescherming tegen wateroverlast en overstroming en op het beschermen van de ecologische toestand van het watersysteem. In de toelichting bij de Keur is aangegeven dat de aanleg van verhard oppervlak in beginsel leidt tot een grotere belasting van het oppervlaktewatersysteem en/of rioleringssysteem, omdat pieken in de regenafvoer minder worden afgevlakt door infiltratie. Bij nieuwbouw in stedelijk gebied, verdichting in bestaand stedelijk gebied of de aanleg van wegen is sprake van verharding van gebieden waar voorheen water in de bodem kon worden geborgen. De toename van de belasting van het oppervlaktewatersysteem moet daarom worden gecompenseerd door de initiatiefnemer. Dat betekent dat het watersysteem na de realisering van de verharding niet zwaarder belast mag worden dan voordien. Op basis van de Keur is het verboden om in stedelijk gebied meer dan 1.000 vierkante meter verharding aan te brengen of het verhard oppervlak met 1.000 vierkante meter te laten toenemen. Het Waterschap kan ontheffing verlenen van deze verbodsbepaling. Momenteel is een ontwerp Keur in procedure. Het ontwerp heeft tot 14 april 2011 ter inzage gelegen en wordt eind 2011 vastgesteld. In hoofdstuk 4.5 wordt nader ingegaan op het aspect water.
3.4 Provinciaal Beleid
3.4.1 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie
De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) schrijft voor waaraan de gemeentelijke bestemmingsplannen, omgevingsvergunningen en beheersverordeningen moeten voldoen. De regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstelling uit de provinciale Structuurvisie. De PRVS stelt regels voor de begrenzing van bestaand stedelijk gebied en zeer restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. De regels gaan onder andere over (on)mogelijkheden voor:
- 1. stedelijke ontwikkeling in het buitengebied;
- 2. de daaraan te stellen ruimtelijke kwaliteitseisen;
- 3. de Ruimte voor Ruimte-regeling;
- 4. de mogelijkheden voor verbrede landbouw.
Voor de Ecologische Hoofdstructuur, de nationale landschappen en de Rijksbufferzones zijn regels opgesteld ter behoud van de kernkwaliteiten van het landschap, de openheid, de weidevogelleefgebieden en het vastleggen van de landbouwhoofdstructuur. Uitwerking van de regels vindt deels plaats in de Beleidsnota Landschap en Cultuurhistorie. De verordening biedt Gedeputeerde Staten ten aanzien van deze regels ontheffingsbevoegdheden.
De provincie Noord-Holland hanteert het standstill-beginsel inzake geluidshinder, het voorkomen dat meer mensen geluidshinder ondervinden. Projectie van geluidsgevoelige bestemmingen in zones rond industrieterreinen en langs (spoor)wegen dient te worden voorkomen, gezien het streven, dat geen nieuwe geluidshinder knelpunten ontstaan.
Omdat de feitelijke geluidsbelasting voor de omgeving dus in het geheel niet verandert, heeft het dagelijks bestuur van stadsdeel Noord in nauw overleg met de provincie toegezegd medewerking te zullen verlenen aan het vergroten van de zone opdat de geluidsuitstraling van Shipdock, zoals gemodelleerd in het kader van haar aanvraag om een omgevingsvergunning (milieuvergunning), weer in de zone past. Gezien het voorstaande is het bestemmingsplan 'Herziening geluidszone Cornelis Douwesterrein' in overeenstemming met het provinciaal beleid.
3.4.2 Provinciaal Waterplan 2010-2015
Provinciale Staten hebben op 16 november 2009 unaniem het provinciaal Waterplan 2010-2015vastgesteld. Het opstellen van een waterplan is een wettelijke taak van de provincie. Noord-Holland is een waterrijke provincie omringd door Noordzee, Waddenzee en IJsselmeer. Het garanderen van veiligheid tegen overstromingen vanuit zee en het klimaatbestendig vormgeven van het ruimtegebruik vraagt om een goed waterbeheer. Wonen in Noord-Holland betekent wonen met water. Een goed waterbeheer is dus onmisbaar. Provinciale Staten hebben in het Waterplan twee speerpunten geformuleerd, namelijk de versterking van de Noord-Hollandse Noordzeekust en de economische kant van water. In hoofdstuk 4.5 wordt nader ingegaan op het aspect water als zodanig.
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Structuurvisie Amsterdam 2040 'Economisch Sterk en Duurzaam'
Economisch sterk, duurzaam, goed wonen en werken, veel ruimte voor groen Amsterdam economisch sterk en duurzaam. De Structuurvisie is op 17 februari 2011 vastgesteld door de Gemeenteraad en daarmee het toekomstbeeld voor de stad.
De Structuurvisie heeft een stad voor ogen waar het goed toeven is, met voldoende geschikte woningen op diverse locaties, de aantrekkingskracht van een wereldstad met een attractief vestigingsmilieu en ruimte voor groen. Er komen 70.000 woningen bij, aan de Zuidas, de IJoevers op het Zeeburgereiland en in de stedelijke vernieuwingsgebieden. Ook in de Coen- en Vlothaven komen woningen, maar de havenbedrijven worden voor de stad behouden. Andere belangrijke onderdelen van de visie op de metropool zijn:
- kiezen voor binnenstedelijk verdichten om groen buitengebied te sparen;
- parken en groen essentieel voor groei stedelijke economie (groot groenonderzoek);
- kiezen voor duurzame energie: wind, zon, warmtenet;
- regionaal OV moet beter, bustangenten naar Zaanstad en van Sloterdijk naar Schiphol. Metroring sluiten over Noord (ontsluiten IJoevers);
- voor het eerst ecologische structuur en Hoofdbomenstructuur in Amsterdamse Structuurvisie en uitbreiding oppervlakte Hoofdgroenstructuur;
- centrummilieu binnen de ring uitbreiden: autoluw, meer stadsstraten.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met deze Structuurvisie opgesteld.
3.5.2 Plan gemeentelijke watertaken Amsterdam 2010-2015
De gemeente Amsterdam is wettelijk verantwoordelijk voor drie watertaken. Deze zogenaamde zorgplichten betreffen:
- 1. de inzameling en transport van stedelijk afvalwater;
- 2. de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater;
- 3. het nemen van grondwatermaatregelen.
In het Plan gemeentelijke watertaken Amsterdam 2010-2015 staat hoe deze drie zorgplichten door de gemeente Amsterdam worden ingevuld, mede in het licht van de te verwachten klimaatverandering. Doel van het plan is om aan het bevoegd gezag te verantwoorden op welke wijze de gemeente Amsterdam haar watertaken uitvoert, en in hoeverre zij afdoende middelen heeft om dit in de toekomst te blijven doen. Dit plan is hiermee een zgn. verbreed gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Met dit plan voldoet de gemeente aan de planverplichting zoals die in de Wet milieubeheer is opgenomen.
Tot 2008 had de gemeente de zorgplicht voor doelmatige inzameling en transport van afvalwater. De zorg voor de riolering is sinds 1 januari 2008 verbreed tot de bovengenoemde drie zorgplichten. Dit is het eerste Plan gemeentelijke watertaken waarin de drie zorgplichten zijn opgenomen. Het plan volgt op het op 22 juni 2004 door het college van Burgemeester & wethouders vastgestelde Afvalwaterplan Amsterdam 2005-2009. Het Plan gemeentelijke watertaken Amsterdam 2010-2015 heeft als belangrijkste punten:
- a. de visie met betrekking tot de gemeentelijke watertaken omvat het tegen aanvaarbare kosten bevorderen van de volksgezondheid en een goede leefomgeving door het zoveel mogelijk scheiden van afvalwaterstromen, het zoveel mogelijk wegnemen en voorkómen van verontreiniging en overlast van water, het inspelen op effecten van klimaatverandering en het zoveel mogelijk (her-)gebruiken van bruikbare componenten;
- b. doelstelling is een goedwerkende en klimaatbestendige riolering die technisch op orde is en op effectieve wijze wordt beheerd;
- c. voor de onderdelen stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater zijn de navolgende (beleids-)uitgangspunten geformuleerd:
- stedelijk afvalwater: het streven naar het zoveel mogelijk scheiden aan de bron van de verschillende componenten en het inzetten van decentrale zuiveringsconcepten indien dit duidelijk aanwijsbare voordelen biedt;
- hemelwater: het vergroten van de bergingsmogelijkheden op het maaiveld om de effecten van klimaatverandering op te vangen en het streven naar het zoveel mogelijk nuttig gebruiken van hemelwater, waarbij de perceelseigenaar verantwoordelijk is voor het voorkomen van overlast en verontreiniging en de gemeente alleen een inspanningsverplichting heeft om afstromend hemelwater te verwerken; daarbij worden voorzieningen zodanig ontworpen dat verontreinigd hemelwater zoveel mogelijk gescheiden wordt afgevoerd;
- grondwater: het streven naar een duurzaam functionerend grondwatersysteem waarin, o.a. door het nemen van maatregelen, bestaande hinder wordt weggenomen en nieuwe hinder zoveel mogelijk wordt voorkomen;
- d. de huidige technische staat en wijze van beheer van het afvalwaterstelsel zijn goed. Wel is op onderdelen extra inzet nodig om de effectiviteit van het systeem ook in de toekomst te waarborgen. De rioleringswerkzaamheden worden met overige partijen afgestemd en zoveel mogelijk gezamenlijk uitgevoerd, waarbij overlast voor de omgeving zoveel mogelijk wordt voorkomen;
- e. in een actieplan zijn per zorgplicht concrete stappen en acties opgenomen om de gestelde doelen te realiseren. Tevens zal in de planperiode onderzoek worden gedaan naar de mogelijke rol van particulieren en de mogelijkheden van een aparte verordening inzake de omgang met hemel- en grondwater;
- f. de kosten voor de uitvoering van de rioleringstaak en de hierboven genoemde activiteiten kunnen naar verwachting worden opgevangen door een jaarlijkse tariefstijging in de periode 2012-2015. Vanwege de verwachte forse stijging in de vervangingsbehoefte van de riolering na 2020 is – naast een zogenaamde nulvariant – echter ook een variant uitgewerkt waarin het tarief extra stijgt om de piek in de vervangingsinvesteringen over 10-15 jaar beter op te kunnen vangen.
Het bestemmingsplan is met in achtneming van het Plan gemeentelijke watertaken Amsterdam2010-2015 opgesteld.
3.5.3 Vaststelling hogere grenswaarden Wet geluidhinder, Amsterdams beleid
Op 13 november 2007 heeft het college van B&W de nota “Vaststelling hogere grenswaarden Wetgeluidhinder, Amsterdams beleid” vastgesteld, die naar aanleiding van de nieuwe Wet geluidhinder is aangepast. Met dit besluit wordt geregeld dat de bevoegdheid voor het vaststellen van besluiten hogere waarde per 1 januari 2008 wordt doorgeschoven naar de stadsdelen onder de voorwaarde dat de stadsdelen wel gehouden zijn aan het Amsterdamse geluidsbeleid en dat het Technisch Ambtelijk Vooroverleg Geluidhinder Amsterdam (TAVGA) om advies wordt gevraagd.
Het voornoemde geluidsbeleid verschilt principieel niet van het voorafgaande Amsterdamse beleid. De essentie dat woningen waarvoor een besluit hogere waarde wordt vastgesteld in principe een stille zijde moeten hebben is gehandhaafd. Wanneer van dat uitgangspunt wordt afgeweken, wordt in het besluit hogere waarde een motivatie opgenomen. Hoe groter de overschrijding, hoe uitgebreider de motivatie. Woningen met een dove gevel dienen volgens het beleid altijd een stille zijde te krijgen, behoudens in zeer uitzonderlijke gevallen zoals tijdelijke situaties. Indien vliesgevels worden toegepast, worden eisen gesteld aan de handhaving van de buitenluchtkwaliteit, zoals opgenomen in Bouwbrief 2005-15 van de gemeente Amsterdam. Bij de vaststelling van een besluit hogere waarde wordt rekening gehouden met de samenloop (cumulatie) van de geluidbelasting van verschillende bronnen. Het beleid geeft aan dat er sprake is van een onaanvaardbare geluidbelasting als de gecumuleerde geluidbelasting meer dan 3 dB hoger is dan hoogste van de maximaal toelaatbare geluidsbelasting.
3.6 Stadsdeelbeleid
3.6.1 Ontwikkelingsbeeld Amsterdam-Noord 2040
In het Ontwikkelingsbeeld Amsterdam-Noord 2040 wordt het gewenste ruimtelijk beeld van het stadsdeel in 2040 beschreven. Stadsdeel Noord wordt uitgebouwd tot een levendig en veelzijdig stadsdeel. De visie is één van de bouwstenen geweest voor de Structuurvisie Amsterdam 2040. Naast een beschrijving van de voorgestane ruimtelijke ontwikkeling en bijbehorende bouwprojecten, worden condities genoemd die van belang zijn voor de toekomst van het stadsdeel Noord.
De belangrijkste condities betreffen het verbeteren en uitbreiden van de diverse vervoersnetwerken en het versterken van de attractiviteit van het stadsdeel Noord door de water- en groenstructuur te verbeteren.
Ontwikkelingsbeeld Amsterdam-Noord 2040
Bovenstaande ontwikkelingskaart 'Amsterdam-Noord 2040' geeft in notendop de accenten aan voor het gebied rondom het 'Cornelis Douwesterrein': de zuidwaartse rode pijl wijst op (kern)stedelijke aanhechting over de IJ-oevers heen, ook richting Zaanoever in westelijke richting. De groene pijl richting Zaanstad wijst op het behoud van een goede balans tussen hoogstedelijkheid en de overgang naar de landelijke buitenschil. Daar speelt een robuuste groenstructuur een belangrijke rol in. Opname van de Noorder-IJplas in deze structuur betekent dat de groenontwikkeling de stedelijke gebieden van Noord en Zaanstad verbindt en voor beide goed bereikbaar, beleefbaar en bruikbaar wordt.
De blauwe pijlen geven aan dat Amsterdam-Noord hecht aan goede, fijnmaziger verbindingen tussen beide IJ-oevers. Met hoogfrequente HOV-verbindingen die onderdeel zijn van een stevig regionaal netwerk wordt de bereikbaarheid verbeterd en ontstaat een aantrekkelijk alternatief voor autogebruik. De gele wieken symboliseren de inzet op een klimaatbestendige ontwikkeling, duurzaam bouwen en op het gebruik van duurzame energiebronnen als wind en zon. Het inpassen van windturbines in het landschap van Amsterdam-Noord is daarbij een stedenbouwkundige uitdaging bij de verdere vernieuwing van Noord.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Algemeen
Aangezien dit bestemmingsplan beoogt enerzijds de geluidszone te verruimen anderzijds het gezoneerde industrieterrein aan te geven en verder niet voorziet in enig bouwplan dan wel werkzaamheid wordt in het vervolg uitsluitend ingegaan op die omgevingsaspecten die (potentieel) beïnvloed worden door dit plan. Een uitzondering wordt gemaakt voor de gevolgen voor de waterhuishouding aangezien het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorschrijft dat, in de toelichting specifiek aandacht wordt besteed aan de gevolgen voor de waterhuishouding.
4.2 Externe Veiligheid
Deze herziening maakt geen nieuwe bebouwing of functies mogelijk binnen het plangebied. Op basis hiervan wordt verder onderzoek op het gebied externe veiligheid en dergelijke niet nodig geacht. Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat voor het industrieterrein Cornelis Douwesterrein als zodanig een bestemmingsplan in voorbereiding is. In dit bestemmingsplan - waarin dus onder meer de mogelijkheden ten aanzien van bebouwing en functies op dit industrieterrein worden vastgelegd - zal verantwoording plaatsvinden in het kader van externe veiligheid. Naar verwachting wordt dit bestemmingsplan in het 1stekwartaal van 2012 in procedure gebracht.
4.3 Geluid
Zoals in hoofdstuk 2.4 aan is aangegeven heeft het bureau LBP|Sight in opdracht van stadsdeel Noord en in samenwerking met DMB en DRO een akoestisch onderzoek verricht naar de invloeden van voornoemde inzichten (zie hoofdstuk 2.3) op de bestaande geluidszone als ook of er door mogelijke vergroting van de zone nieuwe woningen in de zone komen te liggen waarop de geluidsbelasting meer dan 50 dB(A) bedraagt. Voor die woningen die op het grond- en rechtsgebied van stadsdeel Noord zijn gelegen, dient het dagelijks bestuur van stadsdeel Noord een besluit hogere waarde vast te stellen. Het gehele onderzoek is als bijlage 5 bij deze toelichting gevoegd.
- Geluidszone
De geconstateerde overschrijdingen van de zone aan de noordwestzijde en zuidwestzijde kunnen zonder meer worden toegestaan hetgeen betekent dat de zone kan worden verruimd omdat ter plaatse van deze overschrijdingen geen geluidsgevoelige bestemmingen in de zone komen te liggen.
Ten aanzien van de geconstateerde overschrijdingen van de zone aan de noordzijde moet geconcludeerd worden dat zich geluidsgevoelige bestemmingen, in casu woningen, bevinden en daarom is nader onderzoek hiernaar verricht. In paragraaf 4.3.1 wordt hier verder op ingegaan.
De voorgenomen vestiging van een MLC en Stadsdeelwerf Noord op het gezoneerde industrieterrein 'Cornelis Douwes' is onderzocht in het kader van inpasbaarheid met betrekking tot de geluidszone. Uit onderzoek blijkt dat deze voorgenomen activiteiten niet leiden tot overschrijding van de zonegrens en derhalve de geluidszone om deze reden geen aanpassing behoeft.
Het dezoneren van het gezoneerde industrieterrein voor het westelijke deel van het NDSM-terrein is noodzakelijk voor het transformeren van dit terrein naar een gemengd woon-werk gebied. Deze transformatie vindt niet plaats in dit bestemmingsplan maar het gevolg ervan, namelijk het aanpassen van de geluidszone wordt in dit bestemmingsplan neergelegd. Door deze dezonering wordt de zuidoostzijde verkleind. In het akoestisch onderzoek (zie bijlage 5) is onderzoek gedaan naar in hoeverre de zone kan worden verkleind. Dit bestemmingsplan legt deze aanpassing van de zone vast.
- Gezoneerde industrieterrein
Het gebied ten noorden van de TT Vasumweg behoort tot het gezoneerde industrieterrein 'Cornelis Douwesterrein'. Op dit gedeelte zijn geen 'grote lawaaimakers' gevestigd. Mede hierom in combinatie met de wens van stadsdeel Noord om bij de geluidszonering enkel de geluidsbelasting van 'grote lawaaimakers' te betrekken, vindt stadsdeel Noord het ongewenst dat dergelijke bedrijven zich op dit deel kunnen vestigen. Daarom ziet dit bestemmingsplan tevens op aanpassing van het gezoneerde industrieterrein door het uitsluiten van 'grote lawaaimakers' in het deel ten noorden van de TT Vasumweg.
4.3.1 Hogere waarde
Voor die locaties ter plaatse van Tuindorp Oostzaan in stadsdeel Noord waar de zonegrens verruimd moet worden ten opzichte van de geldende zonegrens en sprake is van woningbouw na de laatste aanpassing van de zone in 2000, zijn nadere detailberekeningen uitgevoerd ten behoeve van het vaststellen van besluiten hogere waarde indien dit noodzakelijk blijkt. Uit de gedetailleerde berekeningsresultaten blijkt dat niet voor alle woningen die binnen de zonegrens komen te liggen de hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 50 dB(A) wordt overschreden. Uit onderzoek blijkt dat als gevolg van de zoneverruiming ter plaatse van Tuindorp Oostzaan veertien woningen binnen de zone komen te liggen, waarvoor besluiten hogere waarde dienen te worden vastgesteld. Het betreffen de volgende woningen:
De Wgh bepaalt onder meer dat het vaststellen van besluiten hogere waarde slechts mogelijk is als het treffen van maatregelen om de geluidsbelasting verder te reduceren onvoldoende doeltreffend is dan wel op overwegende bezwaren stuit van technische stedenbouwkundige, landschappelijke en/of financiële aard.
Na vaststelling van de eerste zone in 1986 is voor het industrieterrein Cornelis Douwes een saneringsprogramma opgesteld. In het daaraan ten grondslag liggende onderzoek is bezien welke mogelijke bronmaatregelen er kunnen worden getroffen om de geluidsbelasting als gevolg van de bedrijven op het terrein, te kunnen reduceren. Dat heeft geleid tot een beperking op het uitvoeren van lawaaiige activiteiten in de nachtperiode van ASR welke nu voor Shipdock geldt. Een verdere reductie bleek door het treffen van bronmaatregelen niet mogelijk, met name omdat veel van de bepalende geluidsbronnen bij Shipdock werden en worden veroorzaakt door werkzaamheden in de dokken en derhalve in de open lucht.
De sedert het vaststellen van het saneringsprogramma gevestigde bedrijven kennen daarnaast over het algemeen een relatief geringe geluidsproductie, welke overigens voor zover relevant ook middels voorschriften verbonden aan milieuvergunningen of de standaardeisen uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, zoveel als mogelijk is gereduceerd.
Het treffen van afschermende voorzieningen middels het oprichten van schermen of wallen is in deze situatie ook niet effectief. Daarvoor is het aantal geluidsbronnen, de hoogte daarvan ten opzichte van het maaiveld alsmede de afstand tussen de geluidsbronnen en de woningen te groot. Een dergelijke afscherming is eerst effectief als deze dicht bij de bron of dicht bij de woningen is gesitueerd, hetgeen in de onderhavige situatie niet goed mogelijk is.
Er kan dan ook worden geconstateerd dat aan het criterium uit artikel 110a, lid 5 Wgh wordt voldaan en dat het vaststellen van besluiten hogere waarde daarmee in overeenstemming is.
4.4 Luchtkwaliteit
Dit bestemmingsplan beoogt de bestaande geluidszone (zoals deze in 1986 door GS is vastgesteld met zonebesluit ADM/NSM/Thomassen, en die in 2000 is herzien) als ook het bestaande gezoneerde industrieterrein aan te passen. De bestaande zone wordt in de huidige situatie op een aantal plaatsen overschreden en op een aantal plaatsen is de geluidszone te ruim mede doordat zich in delen van het gezoneerde industrieterrein zich geen 'grote lawaaimakers' meer bevinden. Hierdoor is het noodzakelijk geworden om het gezoneerde industrieterrein te verkleinen en een gewijzigde zonegrens vast te leggen. Dit bestemmingsplan voorziet niet in enig bouwplan dan wel in werkzaamheden die negatieve invloed kunnen hebben op de luchtkwaliteit.
In de geldende bestemmingsplannen zijn verschillende vormen van overgangsrecht opgenomen. Als gemeenschappelijk kenmerk hebben zij dat het niet toegestaan is de bouwwerken die legaal in afwijking van het bestemmingsplan staan uit te breiden.
Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het verplicht het standaardovergangsrecht op te nemen in nieuwe bestemmingsplannen. Onderdeel van dit standaardovergangsrecht is een afwijkingsmogelijkheid om éénmalig bestaande legale in afwijking van het bestemmingsplan aanwezige bouwwerken met 10% uit te breiden. Door een onverkorte toepassing van dit percentage zou een uitbreiding (ook al is dit slechts een zeer beperkte) van de bestaande bouwmogelijkheden ontstaan. Uit het Bro volgt dat het de gemeente vrijstaat om dit percentage lager vast te stellen. Om te voorkomen dat op deze wijze wordt voorzien in een bouwmogelijkheid die zou kunnen bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit is er besloten om het percentage vast te stellen op 0%. Door het percentage is op 0% op te stellen bestaat er geen aanleiding om deze afwijkingsmogelijkheid op te nemen.
4.5 Waterhuishouding
Op grond van het Bro dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven wat de gevolgen van het plan zijn voor de waterhuishouding. Aangezien dit bestemmingsplan aanpassing van de geluidszone van het industrieterrein 'Cornelis Douwesterrein' regelt als ook het gezoneerde industrieterrein dezoneert en er geen nieuwe ontwikkelingen of extra bouwwerken of andere werken mogelijk worden gemaakt, heeft dit plan geen invloed op de waterhuishouding in het plangebied.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Omdat sprake is van een herziening waarin de geluidszone en het gezoneerde industrieterrein wordt opgenomen, voorzien de planregels alleen in een regeling ten aanzien van deze zone en het gezoneerde industrieterrein. Voor het overige, blijven de planregels in de thans geldende bestemmingsplannen gelden, met uitzondering van de anti-dubbeltelbepaling en het overgangsrecht, nu deze op grond van het Bro in het bestemmingsplan dienen te worden opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe de aanpassing van de geluidszone en de bescherming ervan zijn verwoord in de planregels en de verbeelding (voorheen: plankaart). Er wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.
Dit bestemmingsplan voorziet in een aanpassing van de verbeelding/plankaart en de regels van de volgende geldende bestemmingsplannen voor zover de gronden zijn aangeduid als 'Geluidzone -industrie':
geldende bestemmingsplannen | datum vaststelling | ||
1 | Petroleumhaven e.o. | Centrale Stad | 19 februari 1986 |
2 | Stadhaven Minerva | Centrale Stad | 16 december 2010 |
3 | Westrandweg-2e Coentunnel | Centrale Stad | 16 maart 2011 |
4 | Geluidzonering Cornelis Douwesterrein | Centrale Stad | 19 april 2000 |
5 | Geluidzonering Cornelis Douwesterrein | stadsdeel Noord | 12 april 2000 |
6 | Cornelis Douwesterrein | stadsdeel Noord | 15 december 1999 |
7 | 1ste partiële herziening bestemmingsplan Cornelis Douwes | stadsdeel Noord | 24 februari 2004 |
8 | Tweede partiële herziening bestemmingsplan Cornelis Douwes | stadsdeel Noord | in procedure |
9 | Tuindorp-Oostzaan | stadsdeel Noord | 23 april 2008 |
5.2 Planregels (Voorschriften)
5.2.1 Algemeen
Het (juridisch deel van het) bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en planregels (voorschriften), vergezeld van een toelichting. De verbeelding heeft een functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de planregels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium.
De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de regels.
In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Hoofdstuk 2 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen en hoofdstuk 3 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel.
5.2.2 Artikelsgewijze toelichting
- Antidubbeltelregel
Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd.
- Geluidzone - industrie
In dit artikel wordt de relatie met de geldende bestemmingsplannen vastgelegd als ook dat de geluidscontour die op de verbeelding van dit bestemmingsplan is opgenomen wordt toegevoegd aan de genoemde bestemmingsplannen en daarbij behorende en van toepassing zijnde planregels. Voor het overige blijven de planregels en de verbeelding(en) voor de gronden gelegen in de genoemde geldende bestemmingsplannen van toepassing met uitzondering van de anti-dubbeltelbepaling en het overgangsrecht.
- Milieuzone
In dit artikel wordt het gezoneerde industrieterrein aangegeven. In dit gebied mogen zich 'grote lawaaimakers' vestigen dan wel gronden en/of bebouwing mogen worden gebruikt (als ook in gebruik geven en/of laten gebruiken ervan) voor 'grote lawaaimakers'. Buiten het aangeduide gebied mogen zich geen 'grote lawaaimakers' zich vestigen.
De 'grote lawaaimakers' die reeds aanwezig zijn in het gebied dat niet meer tot het gezoneerde industrieterrein behoort, mogen op grond van overgangsrecht vooralsnog hun huidige bedrijfsactiviteiten voortzetten. In het nog op te stellen bestemmingsplan 'Cornelis Douwesterrein II' zullen deze bedrijven met een zogenaamde maatbestemming worden opgenomen.
- Overgangsrecht
Hierin staan de overgangsregels voor bestaande bouwwerken en bestaande gebruiksactiviteiten die afwijken van de bestemmingen en/of de regels in het bestemmingsplan.
- Slotregel
Deze bepaling bevat de citeertitel van de regels.
5.3 Verbeelding (Plankaart)
De geluidszone wordt op de verbeelding (plankaart) aangeduid met de gebiedsaanduiding 'Geluidzone -industrie'. De verbeelding (plankaart) geeft aan dat de oorspronkelijke zone deels wordt verruimd en deels wordt verkleind. Met dit bestemmingsplan wordt de geluidszone aangepast.
Met de gebiedsaanduiding 'Milieuzone' wordt op de verbeelding (plankaart) het gezoneerde industrieterrein aangeduid, waar 'grote lawaaimakers' zijn toegestaan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De uitvoerbaarheid bestaat uit een tweetal componenten, namelijk het overleg met instanties en de economische uitvoerbaarheid. Tot slot wordt ook ingegaan op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan.
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1.1 Voorontwerpbestemmingsplan
Omdat de feitelijke geluidsbelasting voor de omgeving in het geheel niet veranderd, heeft het Dagelijks Bestuur afgezien van het verlenen van inspraak op grond van de Inspraakverordening. In deze fase vindt wel het overleg ex artikel 3.1.1 Bro met de diensten van het Rijk, de provincie, de Centrale Stad, het Waterschap en de belanghebbende gemeentebesturen als ook de betrokken (maatschappelijke) organisaties plaats. De resultaten van het overleg zal in het bestemmingsplan worden verwerkt.
6.1.2 Ontwerpbestemmingsplan
Op 13 december 2011 heeft het Dagelijks Bestuur het ontwerpbestemmingsplan 'Herziening geluidszone Cornelis Douwesterrein' vastgesteld. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 11 januari tot en met 22 februari 2012 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn van tervisielegging is aan een ieder de gelegenheid geboden om een zienswijze bij de deelraad van stadsdeel Noord in te dienen. Binnen eerdergenoemde termijn is één schriftelijke zienswijze ontvangen. Buiten de termijn van ter inzage legging zijn geen schriftelijke reacties ontvangen.
De ontvangen zienswijze is in een aparte nota, de zogenaamde 'Nota van beantwoording', opgenomen en samengevat. Dit betekent niet dat die onderdelen van de zienswijze, die niet expliciet worden genoemd, niet bij de beoordeling zouden zijn betrokken. De zienswijze is in het geheel beoordeeld. Per onderdeel van de zienswijze is aangegeven of en in welke mate deze aanleiding geven tot aanpassing van het bestemmingsplan. De 'Nota van beantwoording' is als bijlage 1 bij deze toelichting opgenomen.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het Bro schrijft voor dat de economische uitvoerbaarheid van een plan wordt aangetoond. Met deze thematische herziening wordt een reeds bestaande geluidszone ten aanzien van een industrieterrein in de zin van de Wgh, als ook het gezoneerde industrieterrein aangepast. Door deze herziening ontstaan geen saneringssituaties. Om de nieuwe zonering te realiseren hoeven geen maatregelen getroffen te worden. Zoals aangegeven is rekening gehouden met de vergunde geluidsruimte van alle bestaande bedrijven. Aan de uitvoering van het plan zijn derhalve geen bijzondere kosten verbonden. Een exploitatieplan is derhalve niet nodig. Er kan dan ook worden gesteld dat onderhavig bestemmingsplan in financieel-economische zin uitvoerbaar is.
6.3 Handhaving
Er is sprake van handhaving, indien er werkzaamheden of activiteiten plaatsvinden die in het kader van de planregels niet toelaatbaar zijn. De onderstaande uitgangspunten zullen daarbij worden aangehouden:
- Het starten van een procedure op grond waarvan besloten kan worden op welke wijze gehandhaafd gaat worden: strafrechtelijk of bestuursrechtelijk;
- indien in het kader van handhaving het opleggen van een dwangsom niet leidt tot beëindiging van een illegale situatie, wordt een bestuursdwangprocedure gestart;
- het opleggen van een dwangsom en bestuursdwang worden als handhaving verkozen boven strafrechtelijk optreden;
- in die gevallen dat strafrechtelijke vervolging het enige sanctiemiddel blijkt te zijn, zal na het opmaken van een proces-verbaal aangifte worden gedaan bij het Openbaar Ministerie;
- behoudens in gevallen waarin de belangen van de overtreder in ernstige en directe mate worden geschaad, wordt, indien illegale bouw wordt geconstateerd het werk door de afdeling Vergunningen, team Bouw, stilgelegd en wordt tot handhaving over gegaan;
- ook bij illegale bouw van gering planologisch belang wordt vanuit rechtsgelijkheid handhavend opgetreden.
Aan een langere periode van niet-handhaving kunnen door de betrokkenen geen rechten worden ontleend.
Bijlage 1 Lijst Met Bestemmingsplannen
Bijlage 1 Lijst met bestemmingsplannen
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording
Bijlage 1 Nota van beantwoording
Bijlage 2 Kennisgeving Tervisielegging Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 2 Kennisgeving tervisielegging ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 3 Besluit Db D.d. 13 December 2011
Bijlage 3 Besluit DB d.d. 13 december 2011
Bijlage 4 Kennisgeving 1.3.1 Bro
Bijlage 4 Kennisgeving 1.3.1 Bro