Bestemmingsplan Osdorperweg
Bestemmingsplan - Gemeente Amsterdam
Vastgesteld op 16-02-2010 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan 'Osdorperweg e.o.' van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Osdorp
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0363.Q0906BPSTD-VG02 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar volgens de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) of het houden van dieren.
1.6 Archeologische waarde
Een aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.7 Atelier
Werkruimte bestemd voor een kunstenaar en/of ambachtsman/vrouw.
1.8 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 Bebouwingspercentage
Het op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze planregels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd.
1.10 Bedrijf
Inrichting voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging of daarmee naar de aard vergelijkbare activiteiten.
1.11 Bedrijfsoppervlakte
De oppervlakte van de gronden die door het desbetreffende bedrijf in gebruik zijn en die ook voor deze bedrijvigheid zijn bestemd.
1.12 Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van een persoon, die daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein ten behoeve van beheer of toezicht noodzakelijk is.
1.13 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.14 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 Bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.16 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.18 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 Bouwperceelsgrens
De grens van een bouwperceel.
1.20 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar volgens de planregels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.21 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 Brutovloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.
1.23 Consumentverzorgende dienstverlening aan huis
Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven, waarbij in overwegende mate de woonfunctie behouden blijft.
1.24 Cultuurhistorische waarde
De waarde die kan worden toegekend aan een object, gebouw, terrein of structuur op basis van zijn sociaalhistorische, geschiedkundige, architectuurhistorische, (steden)bouwhistorische, archeologische of historisch geografische karakteristiek.
1.25 Dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Osdorp.
1.26 Dagrecreatie
Recreatie buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.
1.27 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van zaken aan in hoofdzaak personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 Dienstverlening
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.
1.29 Extensief dagrecreatief medegebruik
Een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik, en met uitsluiting van recreatief nachtverblijf.
1.30 Galerie
Een ruimte uitsluitend bestemd voor de tentoonstelling en verkoop van kunstwerken.
1.31 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 Geluidbelasting vanwege het wegverkeer
De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.33 Geluidsgevoelige functies (of gebouwen)
Bewoning of andere geluidsgevoelige functies (of de gebouwen die daartoe dienen) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
1.34 Groenvoorziening
Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren.
1.35 Grondgebonden agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt en waarbij het gebruik van nabijgelegen agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf.
1.36 Hogere waarde
Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.
1.37 Horeca
Een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.38 Huishouden
Een samenleving van personen die een leefeenheid vormen waarbij sprake is van een continue samenstelling, (nagenoeg) zelfstandige bewoning en onderlinge verbondenheid.
1.39 Kampeermiddelen
Een tent, tentwagen, kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.40 Kas
Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of gedeeltelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, groenten, bloemen en planten.
1.41 Landschappelijke waarde
De aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.
1.42 Ligplaats
Een met een schip in het water aan de walkant ingenomen plaats die daartoe als zodanig is aangewezen.
1.43 Maaiveld
De hoogte van het afgewerkte bouwperceel voorafgaand aan het verlenen van de bouwvergunning.
1.44 Maatschappelijke dienstverlening
Het verlenen van diensten op het gebied van overheids-, educatieve, welzijns- (para-)medische, sociaal-medische, levensbeschouwelijke, sociaal-culturele recreatieve- en sportvoorzieningen.
1.45 Monument
Aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3 van de Monumentenwet 1988.
1.46 Natuurlijke waarde
De aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomend in dat gebied.
1.47 Nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.48 Op ruiterpaden gerichte paardenhouderij
Een paardenhouderij waar de bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op het rijden met paarden over de ruiterpaarden in de omgeving.
1.49 Peil
- a. het peil voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: is de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van de openbare weg waarop het desbetreffende gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde, is georiënteerd;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.50 Paardenmelkerij
Een bedrijf waarvan de omzet uitsluitend of in hoofdzaak wordt gehaald uit verkoop van melk en/of melkproducten geproduceerd uit melk afkomstig van merries aanwezig op het bedrijf.
1.51 Pensionstal
Een stalhouderij waarvan de bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden, waaronder wordt begrepen het verhuren van stalruimte en weiland om te grazen en het verzorgen van de paarden.
1.52 Planregels
De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan 'Osdorperweg e.o.'.
1.53 Praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis
Dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij in overwegende mate de woonfunctie behouden blijft.
1.54 Privéstal
Een stal die uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor het stallen van paarden die in eigendom zijn bij de eigenaar van de stal en die niet worden gebruikt voor het verwerven van inkomsten, waarbij de omvang uiteen kan lopen van het hobbymatig houden van 2 paarden tot iemand die 6 sportpaarden houdt voor de actieve (niet beroepsmatige) paardensport.
1.55 Productiegebonden paardenhouderij
Een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
1.56 Prostitutie
Het aanbieden of verrichten van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding.
1.57 Prostitutiebedrijf
Een bedrijf waar prostitutie wordt bedreven.
1.58 Recreatief medegebruik
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.59 Recreatieve voorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van:
- a. dagrecreatie (waaronder begrepen attractieparken, speeltuinen en speelterreinen, volkstuinen en kinderboerderijen);
- b. verblijfsrecreatie, (waaronder begrepen kampeerterreinen en bungalowparken);
- c. jacht- en passantenhavens.
1.60 Risicovolle inrichting:
Een inrichting, bij welke volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.61 Scheidslijn bebouwingswaarden
Een op de verbeelding aangegeven lijn welke de scheiding aangeeft tussen bouwvlakken waar verschillende maximale bouwhoogten zijn toegestaan.
1.62 Schouwpad
Een onverhard pad ten behoeve van het onderhoud en beheer van watergangen en waterscheidingen door de waterbeheerder.
1.63 Seksinrichting
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijken inrichtingen.
1.64 Shortstay
Het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste één week en maximaal zes maanden.
1.65 Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging
De als bijlage opgenomen lijst, behorende bij deze planregels, waarin vormen van bedrijfsactiviteiten zijn aangegeven, ingedeeld in categorieën van toenemende hinder.
1.66 Stadslandbouw
Agrarisch natuurbeheer in combinatie met groene dienstverlenende nevenactiviteiten die inspelen op natuur- en landschapsbeheer in het open veenweidegebied van de Osdorper Binnenpolder Zuid of de Osdorper Bovenpolder en/of die inspelen op de recreatieve landschapsbeleving van deze polders en/of die inspelen op voedselproductie, waarbij tenminste 10% van de inkomsten uit agrarische activiteiten moeten voortkomen.
Voorbeelden van stadslandbouw zijn:
- natuur- en landschapsbeheer;
- natuur- en milieueducatie;
- dierverzorging en moestuinieren;
- een kinderboerderij, een kaasboerderij, een zorgboerderij (zonder overnachtingsmogelijkheden) of andere boerderijvorm waarbij educatie over het agrarische bedrijf, landschap en natuur centraal staan;
- schoolwerktuinen;
- recreatieve activiteiten die inspelen op agrarisch natuurbeheer en/of het polderlandschap zoals bijvoorbeeld een boerenspeel-, sport- en/of doetuin, een speel-, sport- of doetuin;
- jeugd-, kinder- en naschoolse opvang, waarbij het actief bezig zijn met dierverzorging, natuur- en landschapsbeheer en voedselproductie onderdeel is van de activiteiten;
- horeca die mede gericht is op bewustwording van de voedselproducerende functie van de agrarische sector en/of de recreatieve functie van polderlandschap, zoals de verwerking van streekeigenproducten (vergeten groenten) en/of een theetuin.
- In het kader van de stadslandbouw is de verkoop van agrarische producten en/of de verkoop van producten gerelateerd aan natuur- en milieueducatie toegestaan.
Onder stadslandbouw worden geen maneges en productiegerichte paardenhouderijen gerekend. Wel toelaatbaar is een op ruiterpaden gerichte paardenhouderij, een pensionstal, privéstal, paardenmelkerij en stalhouderij.
Ook grootschalige functies zoals tuincentra, congrescentra en grootschalige leisureachtige functies zoals ponypark slagharen zijn niet toelaatbaar.
1.67 Standplaats
Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.
1.68 Stalhouderij
Een bedrijf waarvan de omzet uitsluitend of in hoofdzaak wordt gehaald uit het aanspannen van paarden ten behoeve van bijvoorbeeld huwelijken, begrafenissen, tochten en shows.
1.69 Tijdelijke teeltondersteunende voorziening
Een voorziening om de teelt van gewassen te ondersteunen, die daartoe maximaal 6 maanden per jaar aanwezig is (bijvoorbeeld een 'tunnelkas').
1.70 Verblijfsrecreatie
Recreatief buitenverblijven, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, dan wel in bouwwerken, die beschikbaar zijn gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension of woning anders dan een zomerhuis.
1.71 Watergang
Een werk dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren, en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede begrepen.
1.72 Waterkering
Natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen overstroming.
1.73 Waterpeil
Het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil. (Zie ook peil).
1.74 Waterstaatkundige werken
Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken, uitgezonderd steigers.
1.75 Weg
Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.76 Wooneenheid
Een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.
1.77 Woning
Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.78 Woonwagen
Een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.79 Zakelijke dienstverlening aan huis
Het verlenen van diensten die bestaan uit het verlenen van economische of commerciële diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, zoals makelaars, hypotheekadviseurs, financieel adviseurs, waarbij in overwegende mate de woonfunctie behouden blijft.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.6 de brutovloeroppervlakte van een gebouw:
de bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.
2.7 de bouwdiepte:
vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
2.8 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens of andere woning:
daar waar de afstand tussen de woning en de zijdelingse perceelsgrens of de andere woning het kleinste is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. glastuinbouw;
- b. kwekerij en/of tuinbouw op de volle grond;
- c. de instandhouding van de herkenbare strokenverkaveling met kavelsloten van de uitgeveende Osdorper Bovenpolder;
- d. ecologische verbindingszones;
- e. water, watergangen en oeververbindingen;
- f. waterberging en waterbeheer met de bijbehorende voorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen;
alsmede voor:
- i. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' een hoveniersbedrijf;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'kas', stadslandbouw in de kassen met uitzondering van een op ruiterpaden gerichte paardenhouderij, pensionstal, privéstal, paardenmelkerij en/of een stalhouderij;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hovenier en bloemenhandel', een hoveniersbedrijf en een bloemenhandel;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hovenier en manege', een hoveniersbedrijf en een manege
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-verrijdbare kas', een verrijdbare kas met een maximale oppervlakte van 830 m²;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stalling', de bestaande stalling van auto's, boten, caravans en/of andere voertuigen;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterscheiding', een waterscheiding met schouwpad;
met dien verstande dat:
- p. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' , uitsluitend een agrarisch loonbedrijf is toegestaan;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - stoeterij', uitsluitend een stoeterij is toegestaan;
- r. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 18 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding';
- s. in de eerste plaats het bepaalde in 19 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde-Archeologie';
- t. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 20 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Waterstaat-Waterkering'.
3.2 Bouwvoorschriften
Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
- a. toegestaan zijn de volgende bouwwerken:
- 1. bedrijfsgebouwen zijn toegestaan ter plaatse van de bestaande bedrijfsgebouwen tot de hoogte en omvang van de bestaande bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het bepaalde onder b;
- 2. een bestaand glastuinbouwbedrijf mag zijn kassen uitbreiden tot maximaal 20.000 m²;
- 3. uitbreiding van kassen is niet toegestaan voor glastuinbouwbedrijven die (een deel van) de kassen gebruiken voor de stalling van auto's, boten, caravans en/of andere voertuigen;
- b. ter plaatse van de aanduidingen 'agrarisch loonbedrijf', 'specifieke vorm van agrarisch - hovenier' en 'specifieke vorm van agrarisch - hovenier en manege' zijn de bedrijfsgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
- c. de goothoogte van de bedrijfsgebouwen onder b mag niet meer dan 4 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 8 meter;
- d. toegestaan zijn tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een maximale hoogte van 1,50 meter;
- e. voor kassen gelden de volgende maxima:
- 1. bouwhoogte: 9.50 meter;
- 2. goothoogte: 8 meter.
3.3 Specifieke gebruiksvoorschriften
3.4 Aanlegvergunning
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch natuurbeheer;
- b. het beweiden met vee;
- c. het behoud, herstel of de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van:
- 1. het veenweidegebied van de Osdorper Binnenpolder Zuid, dat bestaat uit de open en waterrijke karakteristiek van het veenweidelandschap met strokenverkaveling en kavelsloten en de daarbij behorende flora en fauna;
- 2. de uitgeveende Osdorper Bovenpolder, dat bestaat uit een open landschap met strokenverkaveling en kavelsloten en de daarbij behorende flora en fauna;
- 3. oeververbindingen in de vorm van bruggen;
- d. ecologische verbindingen;
- e. water, watergangen en oeververbindingen;
- f. waterberging en waterbeheer met de bijbehorende voorzieningen;
alsmede voor:
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-laarzenpad', een onverhard laarzenpad door de weilanden;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water-waterscheiding', een waterscheiding met schouwpad;
met dien verstande dat:
- i. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 18 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding';
- j. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 19 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde-Archeologie';
- k. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 20 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Waterstaat-Waterkering'.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 genoemde gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 1.50 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
In aanvulling op het algemene gebruiksverbod in artikel 23 wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:
- a. het aanleggen van paardenbakken;
- b. het aanbrengen van omheiningen en verlichting;
- c. het gebruik ten behoeve van opslag en/of stalling;
- d. dempen van watergangen, anders dan voor de toegang tot een perceel voor het onderhoud of voor waterbeheer;
- e. vogelaantrekkend gebruik zoals viskwekerijen met extramurale bassins;
- f. vogelaantrekkend gebruik zoals moerasgebieden met oppervlaktewateren groter dan 3 hectare.
- g. parkeren;
- h. het gebruik van de laarzenpaden tijdens het verstoringsgevoelige seizoen voor de weidevogels;
- i. het storten van bagger op de natuurvriendelijke oevers of het veenweidegebied.
4.4 Aanlegvergunning
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het dagelijks bestuur kan de bestemming 'Agrarisch met waarden' wijzigen voor een alternatieve situering van het aangeduide laarzenpad en/of de aangeduide waterscheiding, indien de eigendom van de gronden in de weg staat aan de realisering van het aangeduide laarzenpad en/of de aangeduide waterscheiding.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een bedrijf in de categorieën A of B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging;
- b. kantoorruimte, ondergeschikt aan en ten dienste van deze bestemming;
alsmede voor:
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-autosloperij' , een autosloperij met een bedrijfsoppervlakte van meer dan 1000 m²;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf', een aannemingsbedrijf met een bedrijfsoppervlakte van meer dan 1000 m²;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transport, aannemer en hovenier', een goederentransportbedrijf, een aannemingsbedrijf met een bedrijfsoppervlakte van meer dan 1000 m² en een hoveniersbedrijf;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel', een groothandel;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen', een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
met de daarbij behorende:
- h. tuinen en erven;
- i. bergingen en andere nevenruimten;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. laad- en losvoorzieningen;
- l. nutsvoorzieningen;
- m. watergangen, oeververbindingen en water
met dien verstande dat:
- n. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend een nutsvoorziening is toegestaan;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', uitsluitend opslag is toegestaan;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-verpakkingsbedrijf', uitsluitend een verpakkingsbedrijf is toegestaan;
- r. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 18 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding';
- s. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 19 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde-Archeologie';
- t. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 20 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Waterstaat-Waterkering'.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ateliers;
- b. het behoud van de karakteristieken van het beeldbepalende schoolgebouw aan de Lutkemeerweg 2, ter plaatse van de bouwaanduiding 'karakteristiek';
met dien verstande dat:
- c. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 19 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie;
- d. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 20 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor "Waterstaat-Waterkering.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. extensief dagrecreatief medegebruik;
- c. openbare ruimte;
- d. water, watergangen en oeververbindingen;
- e. waterberging en waterbeheer met de daarbij behorende voorzieningen;
- f. het weiden en begrazen door vee;
alsmede voor:
- g. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin', een speeltuin;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte': 40 meter voor een zendmast.
met de daarbij behorende:
- i. voet- en fietspaden;
- j. straatmeubilair;
- k. speelvoorzieningen;
- l. nutsvoorzieningen;
- m. faunapassages en andere faunavoorzieningen
met dien verstande dat:
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermende beplanting' uitsluitend afschermende en gebiedseigen beplanting is toegestaan voor de landschappelijke inpassing van de bedrijven;
- o. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 18 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Leiding;
- p. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 19 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie;
- q. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 20 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Waterstaat-Waterkering'.
7.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. maximale bouwhoogte: 2 meter;
- b. maximale bebouwingsoppervlakte: 8 m².
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het algemene gebruiksverbod in artikel 23 wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:
- a. opslag;
- b. paardenbakken;
- c. parkeren;
- d. het dempen van watergangen, anders dan voor de toegang tot een perceel of voor waterbeheer.
7.4 Aanlegvergunning
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, openbare dienstverlening, waaronder begrepen: jeugd/kinderopvang en/of religie en/of bibliotheken en/of openbare dienstverlening en/of verenigingsleven en met uitsluiting van gezondheidszorg, zorg- en welzijn en onderwijs;
alsmede voor:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'dierenasiel' , een dierenasiel;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' , een onderwijsinstelling;
met de daarbij behorende:
- d. tuinen en erven;
- e. kantoorruimte, ondergeschikt aan en ten dienste van deze bestemming;
- f. bergingen en andere nevenruimten;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen.
met dien verstande dat:
- i. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' uitsluitend een begraafplaats is toegestaan;
- j. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 18 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding';
- k. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 19 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde-Archeologie';
- l. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 20 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Waterstaat-Waterkering'.
8.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. de gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
- b. voor gebouwen gelden de volgende maxima:
- 1. bebouwingspercentage bouwvlak: 100%;
- 2. bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
- 3. goothoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
- c. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
- d. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maxima:
- 1. bouwhoogte erfafscheiding: 2 meter;
- 2. bouwhoogte windturbine maximaal 10 meter, mits op tenminste 10 meter van de perceelsgrenzen;
- 3. bouwhoogte overige bouwwerken: 2.50 meter.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Natuur
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud en ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de polderscheiding die bestaan uit een groen dijklichaam met natuurlijke oevers in het open veenweidegebied die fungeren als een ecologische verbindingszone;
- b. water;
- c. extensief dagrecreatief medegebruik zonder verstoring van het aangrenzende weidevogelgebied;
met de daarbij behorende:
- d. voet- en fietspaden;
- e. nutsvoorzieningen;
alsmede voor:
- f. ter plaatse van de aanduiding 'brug', een fietsbrug;
met dien verstande dat:
- g. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 18 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Leiding;
- h. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 19 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie;
- i. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 20 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waterstaat-Waterkering.
9.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter, met dien verstande dat openbare aanlegsteigers zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 15 m².
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.4 Aanlegvergunning
Artikel 10 Recreatie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutstuinen met de daarbij behorende bebouwing, paden en watergangen;
met dien verstande dat:
- b. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 19 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie;
- c. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 20 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Waterstaat-Waterkering'.
10.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
- a. per nutstuin is maximaal 1 gebouwtje toegestaan met een oppervlakte van maximaal 6 m² en een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
- b. de afstand van een gebouwtje tot het hart van een waterloop bedraagt ten minste 3 meter;
- c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maxima:
- 1. bouwhoogte: 2 meter.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. manege;
met de daarbij behorende
- b. bedrijfsgebouwen, kantinevoorzieningen, verenigings- en kleedruimten.
11.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
- a. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
- b. voor gebouwen gelden de volgende maxima:
- 1. bebouwingspercentage bouwvlak: 100 %;
- 2. bouwhoogte: 6,50 meter;
- c. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
- d. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maxima:
- 1. bouwhoogte erfafscheiding: 2 meter;
- 2. bouwhoogte windturbine maximaal 10 meter, mits op tenminste 10 meter van de perceelsgrenzen;
- 3. bouwhoogte lichtmasten: 12 meter;
- 4. bouwhoogte overige bouwwerken: 2.50 meter
- 5. bebouwingsoppervlakte: 20 m².
11.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
- b. oeververbindingen en ontsluitingen
met dien verstande dat:
- c. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 18 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Leiding;
- d. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 19 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie;
- e. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 20 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor "Waterstaat-Waterkering.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
In aanvulling op het algemene gebruiksverbod in artikel 23 wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:
- a. opslag en stalling;
- b. het dempen van watergangen.
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. straten en wegen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. in- en uitritten ten behoeve van gebouwde parkeervoorzieningen;
- e. bermen en beplanting;
- f. behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden in de vorm van bruggen voor de ontsluiting van percelen;
met de daarbij behorende:
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. bestaande oeververbindingen en ontsluitingen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. straatmeubilair;
- k. ondergrondse afvalcontainers;
- l. ondergrondse infrastructuur;
- m. nutsvoorzieningen;
- n. faunapassages en andere faunavoorzieningen;
- o. andere voorzieningen;
alsmede voor:
- p. de instandhouding van een oorlogsmonument ter hoogte van de Osdorperweg 614 / Osdorperweg 632;
met dien verstande dat:
- q. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 18 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Leiding;
- r. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 19 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie;
- s. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 20 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waterstaat-Waterkering.
13.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 13.1 genoemde gronden zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.
13.3 Specifieke gebruiksregels
In aanvulling op het algemene gebruiksverbod in artikel 23 wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van een motorbrandstoffenverkooppunt.
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en watergangen en de bestaande oeververbindingen;
- b. waterberging en waterhuishouding met bijbehorende voorzieningen;
- c. waterkering en waterstaatkundige werken;
- d. behoud en ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden die bestaan uit watergangen langs de lintbebouwing in het open veenweidegebied met kavel en dijksloten, bruggen voor de ontsluiting van percelen, en een ecologische verbindingszone langs de Wijsentkade;
- e. dagrecreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. faunapassages en andere faunavoorzieningen;
met dien verstande dat:
- i. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 18 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Leiding;
- j. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 19 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie;
- k. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 20 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waterstaat-Waterkering.
14.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 14.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende maxima:
- a. Op en onder de in lid 14.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende maxima:
- b. oppervlakte openbare aanlegsteigers: 15 m²;
- c. bouwhoogte van bruggen: 10 meter (gemeten vanaf de waterspiegel);
- d. bouwhoogte andere bouwwerken: 2.50 meter (gemeten vanaf de waterspiegel).
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.4 Aanlegvergunning
Artikel 15 Wonen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. praktijk of vrije beroepsuitoefening aan huis;
- c. consumentverzorgende dienstverlening aan huis;
- d. zakelijke dienstverlening aan huis;
- e. 'shortstay';
alsmede voor:
- f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', een bedrijf in categorie A van de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten-functiemenging;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de karakteristieken van de aanwezige beeldbepalende bebouwing;
met de daarbij behorende:
- h. tuinen en erven;
- i. bergingen en andere nevenruimten;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen;
met dien verstande dat:
- l. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 18 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Leiding;
- m. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 19 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie;
- n. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 20 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waterstaat-Waterkering.
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
Voor de in lid 1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:
15.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 16 Wonen - Stadslandbouw
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Stadslandbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. praktijk of vrije beroepsuitoefening aan huis;
- c. consumentverzorgende dienstverlening aan huis;
- d. zakelijke dienstverlening aan huis;
- e. stadslandbouw met de daarbij behorende (agrarische) bedrijfsgebouwen;
alsmede voor:
- f. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de karakteristieken van de aanwezige beeldbepalende bebouwing;
met de daarbij behorende:
- g. tuinen en erven;
- h. bergingen en andere nevenruimten;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
met dien verstande dat:
- k. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 18 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Leiding;
- l. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 19 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie;
- m. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 20 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waterstaat-Waterkering.
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het dagelijks bestuur kan het plan wijzigen in die zin dat de situering van een bouwvlak voor een woning kan worden gewijzigd teneinde de ruimtelijke kwaliteit op het perceel te verbeteren of teneinde de situering van de woning bovenop een gasleiding op te heffen, mits:
- a. de voorgevel van de woning niet verder van de weg wordt gesitueerd, waaraan de woning het adres ontleent';
- b. de oppervlakte van het bouwvlak voor de woning na wijziging van de situering niet meer dan 150 m² bedraagt, met inachtneming van het bepaalde onder c;
- c. in afwijking van het bepaalde onder b mag bij bouwvlakken voor een woning met een bestaande oppervlakte groter dan 150 m², deze bestaande grotere oppervlakte na wijziging van de situering worden voortgezet;
- d. de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrenzen tenminste 3 meter bedraagt èn tot een andere bestaande woning tenminste 5 meter, met inachtneming van het bepaalde onder e;
- e. in afwijking van het bepaalde onder d mag bij een bestaande kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens of een andere bestaande woning, deze bestaande afstand worden aangehouden doch niet verder worden verkleind;
- f. de grens van de bestemming 'Tuin' niet wordt overschreden;
- g. vooraf met een bodemonderzoek is aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
- h. een goede ontsluiting van de bedrijfswoning is verzekerd.
Artikel 17 Wonen - Woonwagenstandplaatsen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaatsen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de inrichting van standplaatsen ten behoeve van woonwagens met de daarbij behorende sanitaire ruimten/bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, verhardingen en erven;
met dien verstande dat:
- b. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 18 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Leiding;
- c. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 19 van toepassing is voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Archeologie;
- d. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 20 van toepassing is voor zover deze gronden mede zijn bestemd voor "Waterstaat-Waterkering.
17.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 17.1 genoemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
- a. binnen het bouwvlak gelden de volgende maxima:
- 1. woonwagens: per bouwvlak niet meer dan 1 woonwagen;
- 2. bebouwingspercentage: 100%;
- b. voor de woonwagens binnen het bouwvlak gelden de volgende maxima:
- 1. bouwhoogte: 7.50 meter;
- 2. goothoogte: 3,50 meter
- c. buiten het bouwvlak gelden de volgende bouwregels:
- 1. bebouwingsmogelijkheden: per woonwagen is op de bij de woonwagen behorende gronden buiten het bouwvlak maximaal 20 m² vrijstaande bebouwing toegestaan.
- 2. afstand watergang; de afstand van bebouwing tot het hart van een watergang dient ten minste 3 meter te bedragen;
- 3. buiten het bouwvlak zijn geen woonwagens toegestaan;
- d. voor de gebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende maxima:
- 1. bouwhoogte: 3 meter;
- e. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maxima:
- 1. bouwhoogte erfafscheiding: 2 meter;
- 2. bouwhoogte windturbine maximaal 10 meter, mits op tenminste 10 meter van de perceelsgrenzen;
- 3. bouwhoogte overige bouwwerken: 2.50 meter.
17.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 18 Leiding
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-brandstof', de beschermingszone van een brandstofleiding;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-gas', de beschermingszone van een gasleiding;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-riool' de beschermingszone van een rioolpersleiding;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-water' de beschermingszone van een drinkwater- en ruwwaterleiding.
18.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 18.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
18.3 Ontheffing van bouwregels
Het dagelijks bestuur is bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 18.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de medebestemming, mits daartegen uit hoofde van het leidingentransport geen bezwaren bestaan en de desbetreffende leidingbeheerder daar vooraf over is gehoord.
18.4 Aanlegvergunning
Artikel 19 Waarde - Archeologie
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologisch waardevol gebied.
19.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 19.1 genoemde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. ver-/nieuwbouw van gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, met ten hoogste 100 m² wordt vergroot;
- b. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 100 m²;
één en ander behoudens ontheffing.
19.3 Ontheffing van bouwregels
Het dagelijks bestuur is bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 19.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de medebestemming, mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Aan een ontheffing kunnen regels worden verbonden tot:
- a. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks het uitvoeren van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- b. het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
- c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor ontheffing is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige.
De ontheffing wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het dagelijks bestuur in voldoende mate is vastgesteld.
Alvorens het dagelijks bestuur beslist over een ontheffing winnen zij bij een archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de ontheffing archeologische waarden worden aangetast, en welke regels moeten worden gesteld.
19.4 Aanlegvergunning
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het dagelijks bestuur is bevoegd om de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, het bestemmingsplan te wijzigen, in die zin dat:
- a. de dubbelbestemming Waarde-Archeologie WR-A van de verbeelding wordt verwijderd, mits uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 20 Waterstaat - Waterkering
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering en de waterstaat.
20.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 20.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.
20.3 Ontheffing van bouwregels
Het dagelijks bestuur is bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 20.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de medebestemming, mits daartegen uit hoofde van de waterstaatsbelangen geen overwegende bezwaren bestaan en de waterbeheerder daar vooraf over is gehoord.
20.4 Aanlegvergunning
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene Bouwregels
22.1 Bestaande maatvoering:
Op en onder in het bestemmingsplan begrepen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen;
- a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemming zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, en destijds in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet is gerealiseerd.
- b. Indien zowel goot- als bouwhoogtes zijn voorgeschreven worden dakopbouwen getoetst aan het welstandsbeleid.
22.2 Toegelaten overschrijdingen:
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
- a. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
- b. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1/10 van de breedte van de aangrenzende straat met een maximum van 1 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg dan wel 2,4 meter boven een rijwielpad of voetpad, dat geen deel uitmaakt van de bedoelde strook van 1,5 meter;
- c. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter en deze werken niet lager gelegen zijn dan 4,2 meter boven het aangrenzende peil;
- d. trappenhuizen, dakterrassen, hekwerken en dergelijke mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 meter en conform de toepasselijke eisen van het Bouwbesluit.
22.3 Afstand tot watergangen
Gebouwen dienen tenminste 3 meter uit het hart van een watergang te worden gebouwd.
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van gronden en bebouwing voor:
- 1. telefoneerinrichting of belhuis, automatenhal, prostitutiebedrijf, seksinrichting, geldwisselkantoor, smartshop;
- 2. de opslag en/of stalling van kampeermiddelen, voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen, en aan hun gebruik onttrokken machines, behoudens gebruik dat strekt tot realisering van de bestemming en gebruik dat voortvloeit uit het normale dagelijkse gebruik en onderhoud en beheer dat ingevolge de bestemming is toegestaan;
- 3. Andere doeleinden dan waarvoor voor het dagelijks bestuur ontheffing heeft verleend.
Artikel 24 Algemene Ontheffingsregels
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels ontheffing kan worden verleend, is het dagelijks bestuur bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan, ten behoeve van:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
- b. geringe afwijkingen worden toegestaan welke in het belang zijn van een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer bedraagt dan 2 meter;
- c. de in de planregels toegestane maximale bouwhoogte mag worden overschreden ten behoeve van:
- 1. lift- en trappenhuizen met ten hoogste 1,50 meter;
- 2. centrale verwarmingsinstallaties en dakopbouwen met ten hoogste 1,50 meter
- 3. schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, antennes en zendmasten ten behoeve van mobiele telefonie met ten hoogste 3 meter;
- d. de op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 1.50 meter mogen worden overschreden ten behoeve van uitkragingen, bordessen, buitentrappen, galerijen, luifels, erkers, balkons, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen.
- e. de vestiging van een bedrijf dat is genoemd in de naast hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging, of de vestiging van een bedrijf dat daarin niet is genoemd, maar dat naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven;
- f. de plaatsing van een windturbine met een maximale bouwhoogte van 15 meter op minder dan 10 meter van de perceelsgrenzen, mits:
- 1. dat vanwege de windvang noodzakelijk is;
- 2. het woon- en leefklimaat op de aangrenzende percelen daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
- 3. de vogels op gronden met de bestemming Agrarisch met waarden, daardoor niet worden verstoord.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotbepalingen
Artikel 25 Overgangsrecht
25.1 Overgangsrecht bouwen
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het dagelijks bestuur kan eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
25.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
25.3 Hardheidsclausule
Indien de toepassing van het overgangsrecht in 25.1 of 25.2 zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan de grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan het dagelijks bestuur aan de desbetreffende persoon of personen een niet overdraagbare ontheffing verlenen van dat overgangsrecht, met het oog op de beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie.
Artikel 26 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Osdorperweg e.o.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aanleiding voor de herziening van het bestemmingsplan "Osdorperweg e.o." is de vaststelling van het Structuurplan Amsterdam "Kiezen voor Stedelijkheid" door de gemeenteraad van Amsterdam op 16 april 2003. Daarin is de Hoofdgroenstructuur van Amsterdam vastgelegd die vervolgens voor de Westrand van Amsterdam nader is uitgewerkt in de "Uitwerking Westrand", een uitwerking van het Structuurplan Amsterdam en tevens de partiële herziening van het Streekplan Noord-Holland Zuid (vastgesteld door gemeenteraad van Amsterdam op 1 juni 2005).
Deze Hoofdgroenstructuur van Amsterdam genoot onder het bestemmingsplan "Osdorperweg e.o." uit 1998 onvoldoende bescherming.
Op 10 september 2008 is bovendien het "Programma van Eisen Tuinen van West" vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. De Tuinen van West vormen een programma van eisen voor de structuurplanuitwerking (Uitwerking Westrand).
In de Tuinen van West zijn de Osdorper Bovenpolder en de Osdorper Binnenpolder Zuid aangewezen voor onder meer agrarisch natuurbeheer, polder en veenweidelandschap, stadslandbouw en extensieve recreatie.
De Tuinen van West vormen een bouwsteen voor dit bestemmingsplan. Waar mogelijk zullen de functies/beleidsuitgangspunten in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
1.2 Leeswijzer
Het bestemmingsplan bestaat uit de planregels, de toelichting en de verbeelding (onder de oude Wro nog 'plankaart' geheten) conform de artikelen 3.1.3 en 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de planregels opgenomen juridische regeling. De verbeelding en de planregels vormen samen de bestemmingsplanregeling zoals deze door de stadsdeelraad wordt vastgesteld. Bij de planregels is een bedrijvenlijst als bijlage gevoegd (de Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging).
De toelichting geeft de achtergronden (relevant beleid, resultaten van uitgevoerde onderzoeken) bij de bestemmingsplanregeling. Daarnaast worden de uitkomsten van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening beschreven.
Hoofdstuk 2 Plankader
2.1 Geldend Planologisch Beleid
Dit bestemmingsplan vervangt het bestemmingsplan "Osdorperweg e.o.", dat op 25 februari 1998 door de stadsdeelraad van Osdorp is vastgesteld (no. 1981SD098) en op 13 oktober 1998 grotendeels door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland is goedgekeurd (no. 98-711238).
2.2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.2.1 Ligging plangebied
Het plangebied is aan de westzijde van Amsterdam gelegen tussen de Amsterdamse stadsdelen Osdorp en Geuzenveld-Slotermeer en de bebouwing van Zwanenburg en Halfweg.
Het plangebied wordt begrensd door de Wijsentkade, de Ringvaart, de gemeentegrenzen van Haarlemmerliede en Spaarnwoude, de bovensloot langs de Osdorperweg, de sloot ten oosten van het volkstuinpark "De Eendracht", het Ma Braunpad en de Ookmeerweg. De Ringvaart is tevens de gemeentegrens.
Rijkswaterstaat heeft voor de Westrandweg een tracé ontwikkeld dat gedeeltelijk door het plangebied loopt. Het tracé van de beoogde Westrandweg maakt geen deel uit van het plangebied. Op 13 maart 2008 hebben de Minister van VenW en de Minister van VROM het Tracébesluit Westrandweg vastgesteld. Tegen dit besluit heeft rechtsbescherming open gestaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op 29 juli 2009 is het Tracébesluit onherroepelijk geworden. Het tracé dient binnen één jaar te worden ingepast in het bestemmingsplan. Tegen deze inpassing kan dan niet opnieuw worden opgekomen. Inspraak en rechtsbescherming hebben immers reeds open gestaan bij het Tracébesluit.
In deze toelichting wordt onder meer aandacht besteed aan de bebouwing, de landschapstypen en de vegetatie en fauna die in het plangebied voorkomen. Voor de gegevens in deze toelichting is mede gebruik gemaakt van het Programma van Eisen Tuinen van West.
2.2.2 De Osdorper polders
Het plangebied bestaat uit de Osdorper Bovenpolder (ten zuiden van de Osdorperweg) en de Osdorper Binnenpolder Zuid (ten noorden van de Osdorperweg).
De grens van de Osdorper Bovenpolder ligt even ten noorden van de Osdorperweg (tevens stadsdeelgrens). Daarachter ligt (hoger) de Osdorper Binnenpolder.
De Osdorperweg, waaraan ook de oude dorpskern Osdorp (van oorsprong Oostdorp) ligt, is de belangrijkste weg in het gebied. De overige wegen liggen vrijwel steeds haaks op de Osdorperweg. Historische wegen zijn de Lutkemeerweg en Raasdorperweg, beide aan de zuidkant. Van oorsprong was dit deel van de Osdorperweg verbonden met Sloten.
De Osdorper Bovenpolder
De Osdorper Bovenpolder is een gedeeltelijk uitgeveende polder en wordt gekenmerkt door een open weidelandschap met een strokenverkaveling.
Het middendeel (tussen Slibveldenweg en Lutkemeerweg) is overwegend in gebruik als weidegebied.
Uitbreiding van de bebouwing langs de Osdorperweg heeft er toe geleid dat op diverse plaatsen bedrijfsterreinen en kassen prominent de polder in steken. Het gebied heeft bijzondere natuurwaarden (weidevogels, rugstreeppad). De twee 'punten' van de polder worden voornamelijk als kassengebied gebruikt (agrarische en niet-agrarische doeleinden).
De Osdorper Binnenpolder Zuid
De Osdorper Binnenpolder Zuid is een niet uitgeveende veenpolder en als zodanig het grootste veenweiderelict aan de westelijke stadsgrenzen van Amsterdam. Het gebied heeft zowel een bijzondere cultuurhistorische als natuurwaarde (weidevogels, trekvogels). De polder wordt gebruikt voor extensieve veehouderij. De laatste decennia heeft zich een uitbreiding van de bebouwing langs de Osdorperweg, de polder inwaarts, voorgedaan. Daar heeft het open karakter van de polder onder te lijden.
2.2.3 Bebouwingsbeeld Oud-Osdorp en Osdorperweg
Het bebouwingsbeeld van de huidige Osdorperweg is uitermate divers. Wel is de weg duidelijk herkenbaar als een historisch lint, waaraan ooit alleen boerderijen, arbeiders- en middenstandswoningen moeten hebben gestaan. Die panden stonden vrij ver uiteen, elk op een eigen kavel. Ook het dorpje Oud-Osdorp, gelegen aan de knik van de weg, is als dorpskern duidelijk herkenbaar omdat de panden daar direct aan de weg en veel dichter op elkaar staan. Hier staan ook vrij veel woonhuizen. Daarbuiten ligt de bebouwing verder naar achteren, achter een wegsloot en voorerf of tuin.
Oud-Osdorp, bebouwing direct aan de weg
Inmiddels is veel historische bebouwing verdwenen of onherkenbaar verbouwd, en er is veel nieuwbouw tussen verschenen. Er is niet alleen allerlei bedrijvigheid te vinden als autosloperijen en auto- en caravanhandels, hoveniersbedrijven, een benzinepomp en een tuincentrum, maar ook nieuwgebouwde villa's met sierhekken, rotstuinen en fonteinen, kleine complexen vrijstaande woningen, 'informele' woonbebouwing, een woonwagenkamp en heel veel nieuwe bijgebouwen. Samengevat: de Osdorperweg kan worden gekarakteriseerd als een rafelrand van de stad, die in hoog tempo verandert.
Het bebouwde oppervlak heeft zich daardoor aanzienlijk uitgebreid. Op diverse plaatsen steekt de bebouwing en niet-agrarische bedrijvigheid diep de Osdorper Bovenpolder en de Osdorper Binnenpolder Zuid in.
Stadse bebouwing is in opmars;
Bedrijvigheid aan en bij de Osdorperweg
2.3 Geschiedenis
In deze paragraaf wordt een historische schets van het plangebied en omgeving weergegeven. De beschrijvingen zijn overgenomen uit de Cultuurhistorische Verkenning 2007.
2.3.1 Ontstaan en ontwikkeling in de middeleeuwen
Het veengebied aan de westkant van Amsterdam hoort in historisch-geografisch opzicht bij het landschap van de veenontginningen (Barends e.a., 2000, p. 8, 54 e.v.). Het Utrechts-Hollandse deel daarvan is merendeels in de periode tussen ca. 950 en ca. 1300 ontgonnen. Deze ontginningen verliepen georganiseerd. Vanaf de ontginningsbasis werden de strookvormige percelen uitgezet. De sloten werden zoveel mogelijk evenwijdig en ongeveer loodrecht of onder een schuine hoek op de ontginningsbasis gegraven om een zo effectief mogelijke afwatering te verkrijgen. Zij- en achterkaden werden opgeworpen om het water van aangrenzende ontginningen of nog niet ontgonnen veen te weren.
De boerderijen verrezen op de kop van de kavels, zodat langgerekte boerderijlinten ontstonden. Daarbinnen vond op knooppunten van wegen komvorming plaats: verdichting van de bebouwing en vestiging van functies als kerken, rechthuizen e.d. Op deze wijze ontstonden dorpen als Sloten en Osdorp.
Het veengebied werd aanvankelijk gebruikt als akkerland. Het veen oxideerde daardoor echter en zakte in. Een diepere ontwatering was dan nodig om het land weer in cultuur te kunnen houden. Na verloop van tijd was akkerbouw niet meer mogelijk vanwege de optredende bodemdaling; de grond was en bleef te nat. In de loop van de 14e eeuw kwam aan de graanbouw een eind. De omschakeling die hierop volgde had echter ook van doen met de opkomst van de stedelijke markt. Met de groei van Amsterdam kwam ook de vraag naar melk, kaas en andere zuivelproducten op, en later de vraag naar groenten.
2.3.2 Verevening en droogmakerij
De ontginningsblokken lagen aan de basis van de verdeling in waterstaatkundige eenheden, de polders. Nog in de Middeleeuwen werden deze gevormd. Inmiddels kwam ook een ander gebruik van het veen op: afgraving ten behoeve van turfwinning.
De uitgeveende grond werd vaak aan zijn lot overgelaten waardoor plassen ontstonden die door de wind steeds werden vergroot. Ook het Haarlemmermeer, van oorsprong een natuurlijk meer, werd door oeverafslag groter. Vervolgens slokte het meer een aantal andere meren en plassen op.
Ook in het westelijk buitengebied lag een aantal natuurlijke meren: het Lutkemeer, het Slotermeer, het Nieuwe Meer en het Ookmeer. Net als het Haarlemmermeer werden deze door de wind vergroot.
In de 17e/18e eeuw werd het gebied aan alle kanten door het water bedreigd: in het noorden het IJ, in het westen en zuiden het Haarlemmermeer, in het zuidoosten het daarmee verbonden Nieuwe Meer. Deze situatie is afgebeeld op de Kaart van Amstelland van Johannes Condet uit 1749 (Heinemeijer e.a., 1987 p. 102 -103). De dorpen Rijk en Nieuwerkerk waren al geruime tijd weggespoeld. De kaart geeft ook aan dat men inmiddels met drooglegging bezig was: het Slotermeer is veranderd in een droogmakerij met een centrale middenas en haaks daarop de percelen. Het meer was in 1642 drooggelegd; in het kader van het AUP 1935 is het weer in water veranderd; er werd ophoogzand uit gewonnen voor de westelijke tuinsteden.
Lange tijd bleef de Slotermeerpolder de enige droogmakerij. De Topographische en Militaire Kaart van rond 1850 laat de midden-19e eeuwse situatie zien. In het buitengebied ten westen van de Kostverlorenvaart/Schinkel en ten zuiden van de Haarlemmertrekvaart lagen de Osdorper Bovenpolder, de (Middelveldsche) Akerpolder, de Osdorper Binnenpolder, de Sloterpolder (verdeeld in Uitwegzijde, Sloterwegzijde en Baarsjeszijde en ontstaan door samenvoeging van de polders van Sloterdijk en Sloten in 1598), de Sloter Bovenwegspolder (later Riekerpolder) en de polder Slotermeer. De Slotermeer is nog steeds de enige droogmakerij, wel is men inmiddels bezig met de drooglegging van het Haarlemmermeer. De Ringvaart was al aangelegd.
Het Lutkemeer werd vervolgens in 1864-1865, drooggelegd, het Ookmeer in 1874, het Nieuwe Meer bleef water. De Lutkemeerpolder werd aanvankelijk bemalen met een stoomgemaal dat in 1925 werd vervangen door een - nog bestaand - elektrisch gemaal.
Deel van de kaart van Amstelland van Johannes Condet uit 1749
(Heinemeijer e.a., 1987 p. 102 -103).
Door de droogleggingen ontstond in het buitengebied een tweedeling tussen het oude, hoger gelegen en niet verveende land en de lager gelegen droogmakerijen. Ook in de verkaveling is er verschil: de droogmakerijen werden grootschaliger en regelmatiger verkaveld.
De begin 20ste eeuwse topografische kaarten 1:25.000 (366 en 347) laten het voortgaande droogmakingsproces zien: de Haarlemmermeerpolder is de grootste droogmakerij in de omgeving. De Lutkemeerpolder en de Ookmeerpolder zijn gerealiseerd.
Er wordt echter ook druk verveend: de Middelveldsche Akerpolder is al verveend, vervolgens in 1896 drooggemaakt en weer in cultuur gebracht. De Osdorper Bovenpolder staat op de kaart aangegeven als 'In Vervening'. In 1896 was daartoe vergunning verleend. Om de Lutkemeerpolder te vrijwaren voor wateroverlast vanuit de vervening werd de dijk tussen de beide polders, de Wijsentkade, versterkt en verhoogd.
In 1921 werd de polder weer drooggemaakt. Ook een deel van de Osdorper Binnenpolder werd nog verveend: het gebied De Eendracht. In 1941 werd deze polder weer drooggelegd en ingericht volgens een plan van C. van Eesteren. De moderne verkaveling met grote percelen zag hij als een 'proeftuin' voor de IJsselmeerpolders. Aan de westkant is nog een deel van het ontwerp aanwezig (stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer). Al met al bleef alleen een deel van de Osdorper Binnenpolder (stadsdeel Osdorp) buiten de vervening: dit gebied heeft in essentie de middeleeuwse (ontginnings)structuur behouden.
De begin 20ste-eeuwse topografische kaarten 1:25.000 (366 en 347).
2.3.3 Osdorp
Osdorp is van middeleeuwse oorsprong. In bronnen uit 1155 en later wordt het dorp Okesthorp en Okkstorp genoemd. Vermoedelijk gaat het eerste deel van de naam terug op de persoonsnaam Okko of Okke.
De achtereenvolgende historische kaarten geven Osdorp steeds aan als niet meer dan een handvol huizen en boerderijen ter hoogte van de knik in de Osdorperweg. In 1789 was in het lint een RK kerk gebouwd, met begraafplaats, op kosten van pastoor H. van Halteren. In november 1836 ging bij een storm de kerktoren verloren. In 1846 telde het dorp 9 huizen met zo'n 35 inwoners (Van der Aa, 1846, p. 616).
Even ten zuiden van Osdorp lag een batterij aan de Osdorperweg bij de Uitweg die half 19e eeuw echter niet meer in gebruik was. De batterij hoorde wellicht bij de 'Posten van Kraijenhoff' uit 1810, een van de voorfasen van de Stelling van Amsterdam (1880 - 1920).
De topografische kaart 1:25000 uit 1908 laat zien dat de westelijke contour van de batterij nog aanwezig was. In de huidige situatie is niets meer aanwezig; de locatie is aan de zuidkant van de kruising Baden Powellweg/Tussenmeer; het tracé van de Uitweg is ook geheel verdwenen.
2.3.4 Het Westelijke Buitengebied na 1945
Het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van 1935 besloeg een groot deel van de vroegere gemeente Sloten. In het gebied ten noorden van het dorp werden de tuinsteden Slotermeer, Geuzenveld en Osdorp gebouwd, aan de oostkant Slotervaart, Overtoomseveld en Westlandgracht.
Slotermeer kwam ter plaatse van een gedeelte van de Osdorper Binnenpolder; Geuzenveld en Osdorp werden gedeeltelijk in de Osdorper Binnenpolder en gedeeltelijk in de Middelveldsche Akerpolder gerealiseerd. Slotervaart, Overtoomseveld en Westlandgracht gingen een groot deel van de Sloter Binnenpolder beslaan.
Ook het resterende buitengebied van de voormalige gemeente Sloten kwam in het AUP aan bod. De bestemmingen waren agrarisch, verkeer, bijzondere bestemmingen en water. De agrarische bestemming bestond uit akkerbouw, veeteelt en tuinbouw in de Akerpolder, de Osdorper Bovenpolder en de Osdorper Binnenpolder.
In de partiële herziening van 1950 kwam hier voor het buitengebied van de huidige deelgemeente Osdorp met name de bestemming begraafplaatsen bij (Westgaarde, ontwerp 1965). In 1961 werden militair terrein en parken en plantsoenen toegevoegd (5e partiële herziening AUP). Aan de noordzijde van de Osdorperweg werden in hetzelfde jaar als bestemmingen vastgesteld: eengezinshuizen, tuin, parken en plantsoenen e.d., wegen, kanaal, water (Uitbreidingsplan 'De Eendracht', 1961).
In de huidige situatie is de agrarische functie nog aanwezig in de Lutkemeerpolder, met name aan de westkant, in de Osdorper Bovenpolder en in het resterende deel van de Osdorper Binnenpolder ten noorden van de Ookmeerweg.
Agrarisch gebied langs de Osdorperweg
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees Beleid
3.1.1 Kaderrichtlijn water
De Kaderrichtlijn Water heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen om:
- 1. van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren;
- 2. de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen;
- 3. het aquatisch milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreinigingen;
- 4. de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.
Ter implementatie van deze Europese richtlijn is het Nationaal Bestuursakkoord Water op 25 juni 2008 geactualiseerd.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nota Ruimte
Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Het ruimtelijk beleid zal worden gericht op vier algemene doelen:
- 1. de versterking van de internationale concurrentiepositie;
- 2. het bevorderen van krachtige steden en een vitaal platteland;
- 3. het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
- 4. het borgen van veiligheid.
Bestemmingsplannen zullen aan dit beleid zoveel mogelijk een bijdrage moeten leveren.
In het rijksbeleid geldt het gebied tussen Amsterdam en Haarlem al jaren als rijksbufferzone, waar verdere verstedelijking moet worden tegengegaan en grootschalige bebouwing moet worden geweerd. In de Nota Ruimte is de status (en het beleid) voor de rijksbufferzones gehandhaafd en aangevuld met het beleid tot transformatie van deze zones naar relatief grootschalige groene gebieden met diverse mogelijkheden voor ontspanning en dagrecreatie. De provincies moeten voor de rijksbufferzones planologische regimes vaststellen, gericht op het vrijwaren van deze gebieden van verdere verstedelijking.
3.2.2 Nota Mobiliteit
De Nota Mobiliteit geeft de volgende beleidsdoelen aan:
- 1. het verbeteren van de internationale bereikbaarheid;
- 2. het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische ontwikkeling;
- 3. een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling;
- 4. het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen.
De uitgangspunten bij het realiseren van deze beleidsdoelen zijn betrouwbare reistijden, vlotte en veilige verkeersafwikkeling binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van milieu en leefomgeving. De nota Mobiliteit bevat tevens beleid met betrekking tot verkeer, vervoer en verkeersveiligheid voor decentrale overheden.
3.2.3 Vierde Nota Waterhuishouding
Het beleid in deze nota heeft tot doel duurzame en veilige watersystemen in stand te houden of tot stand te brengen. Dit beleid vormt ook de basis voor de watertoets, die het Besluit ruimtelijke ordening voor ruimtelijke plannen voorschrijft.
De hoofddoelstelling van de vierde nota waterhuishouding is het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd.
De nota pleit voor meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu, gericht op de verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij. Een groeiende economie, een groeiende bevolking, de wens te bouwen in en aan het water, de aanleg van nieuwe infrastructuur, de diffuse verontreiniging en vervuilde waterbodems, de voortschrijdende bodemdaling en de verandering van het klimaat maken het noodzakelijk dat daarop vanuit de waterhuishouding tijdig wordt geanticipeerd.
Dit kan volgens de nota gebeuren door naast andere (economische en sociaal-maatschappelijke) ook ecologische en hydrologische ordeningsprincipes te laten dienen als grondslag voor ruimtelijke keuzes. Het beleid, verwoord in de nota, vormt hiermee de basis voor de watertoets zoals voorgeschreven door het Besluit ruimtelijke ordening (zie hoofdstuk 8).
De vierde nota zal naar verwachting in december 2009 worden vervangen door het Nationaal Waterplan. Het Nationaal Waterplan zal het beleid uit de Vierde Nota versterkt voortzetten. Het beleidsdoel is het realiseren of in stand houden van een duurzame en klimaatbestendige watersystemen. Bij de besluitvoerming over ruimtelijke ontwikkelingen zullen de wateraspecten een zwaarder belang in de afweging moeten krijgen dan onder het beleid van de Vierde Nota het geval is. Dit is noodzakelijjk om op de korte en lange termijn te kunnen blijven beschikken over duurzame en klimaatbestendige watersystemen. Het ontwerp voor het Nationaal Waterplan is in te zien en te downloaden op de site van het inspraakpunt www.inspraakpunt.nl.
3.2.4 Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21ste eeuw
Dit kabinetsstandpunt uit december 2000 geeft de overkoepelende visie van het Rijk weer op de aanpak van veiligheid en wateroverlast. In dit beleidsstuk wordt de watertoets geïntroduceerd om te voorkomen dat de bestaande ruimte voor water geleidelijk afneemt, door bijvoorbeeld landinrichting, de aanleg van infrastructuur of woningbouw.
3.2.5 Nationaal Bestuursakkoord Water
In 2003 sloten het Rijk, de provincies, het Samenwerkingsverband Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen het Bestuursakkoord water. Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 de gevolgen van zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat aan te pakken. Het akkoord is op 25 juni 2008 geactualiseerd. In het geactualiseerde akkoord zijn de inspanningen beschreven om de waterhuishouding tegen de achtergrond van de Kaderrichtlijn Water en de nieuwe Klimaatscenario's op orde te brengen en te houden.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Streekplan Noord-Holland Zuid
In het streekplan Noord-Holland Zuid zijn rode contouren aangegeven waarbinnen verdere verstedelijking plaats kan vinden. De Osdorperweg e.o. is buiten deze provinciale rode contour gelegen. Volgens het provinciale beleid geldt buiten de rode contour het beleid voor het landelijk gebied en mag er geen verdere verstedelijking plaatsvinden.
Op de streekplankaart "Groene en Cultuurhistorische waarden en milieubeschermingsgebieden maken de Osdorper Binnenpolder Zuid en de Osdorper Bovenpolder deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Maar de bestaande kassengebieden in deze polders (achter de Raasdorperweg en bij de Ookmeerweg) zijn daarvan uitgezonderd en maken geen deel uit van de PEHS. Voor ingrepen die mogelijk de natuurwaarden van de PEHS aantasten, geldt het principe "Nee-tenzij". Afweging van het natuurbelang in de PEHS vindt plaats in het bestemmingsplan. De polders zijn volgens de streekplankaart geen vogelrichtlijngebied. Verder is de Ringvaart op de streekplankaart aangegeven als een ecologische verbindingszone.
Als uitwerking van de provinciale Ecologische Hoofdstructuur heeft de provincie diverse plankaders ontwikkeld voor het plangebied Tuinen van West (Ontwikkelingsplan Groene AS 1995, Gebiedsvisie Landelijk West 1999, Strategisch Groenproject Haarlemmermeer Groen). De Groene AS en het Strategisch Groenproject Haarlemmermeer Groen zijn opgenomen in het Raamplan Haarlemmermeer Groen (2000). De intentie van het provinciale beleid kan worden omschreven als het ontwikkelen van het plangebied tot een groengebied met recreatieve functies, agrarische natuur en (natte) natuur langs de Westrandweg.
Voor de Westrand wordt in het streekplan een streekplanherziening aangekondigd gericht op een samenhangend groengebied van Sloterplas tot en met Spaarnwoude. In het streekplan staat tevens dat het wenselijk is het groene gebied van Amsterdam in samenhang te bezien met het nabijgelegen recreatiegebied Spaarnwoude en dit in de herziening/uitwerking te betrekken.
Verder is krachtens het streekplan de begrenzing van de bufferzone tussen Amsterdam en Haarlem aangepast. Dat is gebeurd bij de "Uitwerking Westrand", een herziening van het Streekplan Noord-Holland Zuid en tevens uitwerking van het Structuurplan Amsterdam (zie paragraaf Structuurplan Amsterdam).
Binnen de bufferzone is het de bedoeling dat slechts groene en geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen plaatsvinden. Voor de begrenzing van de bufferzone en verdere toelichting: zie paragraaf 3.5.1.
Relatie Streekplan Noord-Holland Zuid en Structuurplan Amsterdam
Amsterdam neemt binnen het provinciale streekplan een bijzondere positie in.
Het nieuwe streekplan Noord-Holland Zuid is gelijktijdig met het Amsterdamse structuurplan 2003 ontwikkeld. Beide producten hangen sterk samen en beide visies op de ruimtelijke ontwikkeling corresponderen met elkaar. Het structuurplan dient echter alleen als 'beleids- en toetsingskader' voor bestemmingsplannen binnen de gemeentegrenzen. Als uitvloeisel van de gesloten beleidsovereenkomst tussen Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en burgemeester en wethouders is het structuurplan op 17 februari 2004 door Gedeputeerde Staten vastgesteld als uitwerking van het streekplan Noord-Holland Zuid. Dat betekent dat bestemmingsplannen, in de meeste gevallen opgesteld door stadsdelen, door de centrale stad aan het structuurplan kunnen worden getoetst.
Vrijkomende agrarische bebouwing
Verder zijn in het streekplan ook de hoofdlijnen geformuleerd van het beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing. Functieverandering van agrarische en niet agrarische functies naar verbrede landbouw en naar kleinschalige vormen van wonen, werken en recreatie is toegestaan. Voor de Osdorperweg e.o. behoort een functiewijziging naar kleinschalig wonen echter niet tot de mogelijkheden omdat het gebied valt onder de werking van het Luchthavenindelingbesluit (LIB). Nieuwbouw van woningen is vanwege Schiphol niet mogelijk (geluid en gevaar).
Maar functiewijziging naar kleinschalige vormen van werken en recreatie is wel mogelijk bij herinrichting of sanering van vrijkomende bebouwing en bij het opheffen van ongewenste situaties. Voorwaarde is wel dat er geen sprake is van toename van het bebouwde oppervlak op het bouwperceel.
Voor bestaande niet-agrarische functies in het landelijk gebied (bijvoorbeeld bedrijvigheid) moet volgens het Streekplan per geval worden bekeken of een beperkte toename van het bebouwde oppervlak binnen het bestaande bouwperceel mogelijk is. Ruimte voor ontwikkelingen is alleen mogelijk, mits zorgvuldig gewogen en op een zodanige wijze dat de ruimtelijke kwaliteit van het gebied wordt behouden en versterkt.
Voor functiewijzigingen geldt altijd dat er geen afbreuk mag worden gedaan aan de bestaande stedenbouwkundige, cultuurhistorische, groen-blauwe kwaliteiten of karakteristieken van het landelijk gebied.
In de provinciale nota "Nieuwe kansen voor vrijkomende agrarische bebouwing" (juni 2005) is een toetsingskader voor vrijkomende agrarische bebouwing opgenomen. Daarin is onder meer voorgeschreven dat de nieuwe functie bij een wijziging naar werken, wordt gevestigd in de bestaande bebouwing met een maximaal oppervlak van 650 m2. Maar voor inpandige opslag van volumineuze goederen, kan een groter vloeroppervlak binnen de bestaande bebouwing worden aangehouden. Nieuwe bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan als tenminste een gelijke hoeveelheid overbodige agrarische bedrijfsgebouwen wordt gesloopt.
Structuurvisie en Provinciale Ruimtelijke Verordening
Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in 2008 geldt het Streekplan enkel nog als naslagdocument. Het is de bedoeling om het streekplanbeleid te integreren in de nieuwe Structuurvisie 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
De Structuurvisie gaat binnenkort in ontwerp ter visie. Tot de inwerkingtreding daarvan zijn de provinciale ruimtelijke eisen vastgelegd in het 'Overgangsdocument geldend streekplanbeleid'. Het hiervoor genoemde Streekplanbeleid wordt volgens het Overgangsdocument grotendeels voortgezet.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening is reeds in werking getreden per 1 januari 2009.
3.3.2 Streekplan Herziening Westrand
Zie hierna onder Uitwerking Structuurplan Westrand (paragraaf 3.5).
3.3.3 Raamplan Haarlemmerméér Groen
In de beleidsnota Raamplan Haarlemmerméér Groen (vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland in april 2000) zijn de onderdelen van de Groene AS voor Landelijk West opgenomen:
- 100 hectare groengebied in de Lutkemeerpolder (81 hectare extensief gebruik) en Osdorper Binnenpolder Noord (19 hectare intensief gebruik) in het kader van het Strategisch Groen Project.
- aanleg van de Westrandweg met ontsnipperende en compenserende maatregelen.
- realisering van belangrijke delen van de recreatie en natuurverbindingen met name langs de ringvaart van de Haarlemmermeer.
Als uitwerking hiervan is in het gebiedsplan Noordzeekanaal Zuid (begrenzing Programma Beheer), vastgesteld in december 2002 door Gedeputeerde Staten, voor de Osdorper Binnenpolder Zuid 69 hectare beheersgebied en voor de Osdorper Bovenpolder 77 hectare 'ruime jas natuur' begrensd.
Ontwikkelingsplan Groene AS
Het Ontwikkelingsplan Groene AS is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de stuurgroep Groene AS waarin deelnemen: het Ministerie van LNV, de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam en Haarlemmermeer, de stadsdelen Geuzenveld/Slotermeer, Osdorp en Slotervaart/Overtoomse Veld, het Waterschap Groot-Haarlemmermeer, het Hoogheemraadschap van Rijnland en het Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht en de provincie Noord-Holland. De gebiedsvisie Landelijk West is een uitwerking hiervan. Hetzelfde geldt voor het Natuurontwikkelingsplan voor de Lutkemeerpolder waarin het volgende is opgenomen:
- moeraszone 10-20 m breed langs de bermsloot en grasbeplanting in de bermen van Westrandweg tracédeel Ringvaart tot Haarlemmervaart.
- ecologische verbindingszones met een breedte van circa 10 m onder viaduct Osdorperweg, viaduct over de Haarlemmervaart en onder brug over de ringvaart van de Haarlemmermeer (zuidkant).
3.3.4 Waterplan
Op dit moment werkt de provincie aan een nieuw waterplan voor de jaren 2010-2015. Totdat het nieuwe plan is aangenomen, geldt het Proviciaal Waterplan Bewust omgaan met water, dat Provinciale Staten op 30 januari 2006 hebben vastgesteld. In dit plan geeft de provincie aan hoe Noord-Holland droge voeten, schoon water en goed drinkwater behoudt. Het plan zelf is een plan op hoofdlijnen. Niet alleen staat erin wat de provincie zelf doet op het gebied van water, het geeft ook aan wat zij van andere partijen verwacht. Het gaat dan vooral om de waterschappen en gemeenten. Deze partijen hebben belangrijke taken in het waterbeheer. Voor waterschappen is dat duidelijk: zij zorgen in het overgrote deel van Noord-Holland voor het waterbeheer. Gemeenten hebben vooral een taak in het stedelijk waterbeheer en dienen in het ruimtelijk spoor hun bestemmingsplannen in voldoende mate af te stemmen op het watersysteem en -beheer. Dit laatste krijgt vorm door toepassing van de watertoets.
Het Provinciaal Waterplan Bewust omgaan met water geeft de hoofdlijnen aan van beleid voor het beheer van het Noord-Hollandse watersysteem. Samen met het Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP), de streekplannen en het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan behelst dit plan het provinciaal omgevingsbeleid.
In het Tweede Waterhuishoudingsplan "Stilstaan bij stromen" zijn de hoofdlijnen van beleid geformuleerd voor het beheer van het Noord-Hollandse watersysteem. De centrale doelstelling van het plan is om in 2015 een gezonde ecologische kwaliteit van het watersysteem te bereiken. Het waterhuishoudingsplan wordt op dit moment herzien.
3.3.5 Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-2006 (Beleid Externe Veiligheid)
Het Milieubeleidsplan 2002-2006 is onlangs geëvalueerd en verlengd tot 2008. In het Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-2006 heeft de provincie Noord-Holland beleid beschreven omtrent externe veiligheid. Aan de productie, het gebruik, de opslag en het transport (over weg, water, spoor en door buisleidingen) van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld chloor, ammoniak, benzine, kerosine, LPG/autogas) zijn risico's verbonden. Er bestaat een kleine kans dat deze stoffen vrij kunnen komen waardoor bijvoorbeeld giftige gaswolken of een explosie ontstaat. Ook de risico's vanwege vliegtuigen vallen onder het externe veiligheidsbeleid. Al deze potentiële risicobronnen worden ook wel risicovolle activiteiten genoemd.
Het doel van het beleid is: het beheersen, maar ook minimaliseren van risico's voor aanwezigen in de omgeving van risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen en risico's rond luchthavens en het voorkomen van nieuwe knelpuntsituaties. De mogelijkheden voor het beperken van risico's bestaat uit twee soorten beleid: brongericht of omgevingsgericht. Brongericht beleid is gericht op maatregelen bij de bron en het verminderen van de kans van optreden en het effect van een incident. Omgevingsgericht beleid is gericht op terughoudendheid bij het bouwen van kwetsbare bestemmingen in de omgeving van risicovolle activiteiten en transportassen van gevaarlijke stoffen. Om effectief omgevingsbeleid te kunnen voeren is het noodzakelijk inzicht te krijgen in de locaties waar risicovolle objecten zijn en risicovolle activiteiten plaatsvinden. Daartoe heeft de provincie een risicokaart opgesteld. De risicokaart geeft inzicht in de risico's in woon- en werkomgevingen. Op de kaart staan meerdere soorten typen rampen, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. Deze gegevens zijn afkomstig van gemeenten, waterschappen, provincie en de rijksoverheid. In paragraaf 6.5 wordt ingegaan op de veiligheidsaspecten.
3.3.6 Cultuurnota 2005-2008 (archeologie)
De provincie Noord-Holland heeft diverse maatregelen getroffen voor de inpassing van archeologie in de ruimtelijke ordening. Culturele planologie en cultureel behoud behoren tot de vier kerntaken die de provincie in de cultuurnota 2005-2008 heeft geformuleerd. Hiermee sluit de provincie aan op de Nota Belvedère.
De provincie betrekt nadrukkelijk culturele waarden, waaronder archeologische waarden, bij de inrichting van de ruimtelijke en stedelijke vernieuwing. Hiertoe zijn gebieden, die naar verwachting archeologisch waardevol zijn, aangewezen als provinciale archeologische attentiegebieden op de Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Noord-Holland (CHW.) De Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Holland (CHW-kaart) geeft een overzicht van de (inter)nationale, regionale en bovenlokale cultuurhistorische waarden in Noord-Holland.
Een deel van deze waarden is beschermd op basis van de Monumentenwet 1988 of op basis van de lokale monumentenverordening. De CHW-kaart wordt regelmatig geactualiseerd, bijvoorbeeld door het opnemen van recent ontdekte en gewaardeerde archeologische terreinen of door het van de kaart verwijderen van een van de monumentenlijst afgevoerd pand.
De waardestellingen van de CHW-kaart zijn bedoeld als primaire algemene indicaties die per specifiek plangebied nadere invulling en precisering behoeven.
(zie ook hoofdstuk 10 van deze toelichting).
3.4 Regionaal Beleid
De Stadsregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van zestien gemeenten. De stadsregio werkt onder meer aan verbetering van de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de economische ontwikkeling en heeft in dat kader een aantal beleidsnota's opgesteld.
Het Regionaal Verkeer & Vervoerplan (december 2004).
Het Regionaal Verkeer & Vervoerplan (RVVP) is het beleidskader op het gebied van verkeer en vervoer van de stadsregio Amsterdam. Het is richtinggevend voor de beleidsontwikkeling voor 10 jaar, voor de uitvoering van de exploitatie van het openbaar vervoer en de subsidieverlening op het gebied van infrastructuur en verkeersveiligheid. Dit RVVP is opgesteld binnen de ambities die de stadsregiogemeenten gezamenlijk hebben geformuleerd. Deze ambities zijn: het creëren van een gezonde, gedifferentieerde economie met internationale concurrentiekracht, het bieden van een goed sociaal klimaat aan de inwoners en het zorgen voor een duurzame leefomgeving. De hoofdlijnen van beleid zijn samen te vatten in een aantal strategieën: een samenhangend netwerk, gebiedsgerichte aanpak, prijsbeleid, duidelijke keuzes voor leefbaarheid en veiligheid en een slagvaardige samenwerking en financiering (zie verder hoofdstuk 6).
Regionaal Actieplan Luchtkwaliteit (oktober 2006)
Doel van het Regionaal Actieplan Luchtkwaliteit (RAL) is om in 2015 alle overschrijdingen van de normen voor stikstofdioxide en voor fijnstof (in 2010) te saneren. Het RAL dient eveneens als startdocument voor de bijdrage vanuit de Stadsregio Amsterdam voor dit Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het RAL is een deelprogramma voor het Noordvleugelgebied.
In het RAL wordt ingegaan op de problematiek wat betreft luchtkwaliteit en wordt een toelichting gegeven op de relatie van dit regionaal actieplan met andere plannen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Daarbij wordt een overzicht gegeven van de knelpunten wat betreft luchtkwaliteit, indien de Stadsregio en de gemeenten zelf geen maatregelen nemen. Voorts worden de maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven. Deze maatregelen zijn onderverdeeld in gemeentelijke maatregelen met (gedeeltelijke) financiële dekking, gemeentelijke maatregelen zonder financiële dekking en regionale maatregelen.
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Structuurplan 'Kiezen voor stedelijkheid' (2003)
Het Structuurplan, vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam, is tevens een uitwerking van het Streekplan Noord-Holland Zuid. In dit plan worden de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2010 beschreven. Het Structuurplan Amsterdam dient als beleids- en toetsingskader voor bestemmingsplannen.
In het Structuurplan wordt ingezet op behoud maar vooral ook ontwikkeling van de groene en blauwe kwaliteiten in de Westrandscheg in het algemeen. In het bijzonder worden de inpassing van recreatieve en ecologische verbindingszones, het verbeteren van fietsroutes, de optimalisering van sportparken en het zoeken naar ruimte voor volkstuinen en veldsport (nieuw en ter compensatie) genoemd. Ook heeft het structuurplan ruimte gereserveerd voor infrastructuur: de Westrandweg, de Westrandspoorlijn en de Haarlemboog.
In het structuurplan is het Wensbeeld Hoofdgroenstructuur opgenomen. De ambitie is om van de Westrand een groengebied van allure te maken volgens het Groene Plantageconcept. Dat laatste bestaat uit een duurzaam groen-blauw raamwerk, met een flexibeler groen/blauwe invulling. Dit raamwerk is afgestemd op de eisen van waterberging in het gebied en bevat recreatieve en ecologische verbindingen. Groene functies als volkstuinen en sportvelden krijgen binnen dit raamwerk een plek. Ook de niet-groene functies in de Westrand, zoals bedrijventerreinen, worden zo mogelijk in het raamwerk opgenomen.
In het Waterplan (2002) zijn voor de Westrand de wensen opgenomen voor meer piekberging in de Lutkemeerpolder en meer nieuwe of bredere waterlopen in de Osdorper Binnenpolder Noord en Zuid. Het Waterplan geeft ook ecologische ambitieniveaus aan.
In het Structuurplan is ook de nota "Lekker wandelen en fietsen in Amsterdam" opgenomen. Deze geeft aanwijzingen voor de verbetering van het netwerk van recreatieve hoofdwandel- en fietsroutes in Amsterdam.
Hoofdgroenstructuur
Er is een aanvullend toetsingskader opgesteld voor de hoofdgroenstructuur, behorende bij het structuurplan 'Amsterdam Open Stad' (1996). Dit aanvullende toetsingskader is ook van toepassing op dit structuurplan 'Kiezen voor stedelijkheid', met inbegrip van de nieuwe elementen die in dit structuurplan aan de hoofdgroenstructuur ten opzichte van 1996 worden toegevoegd en met uitzondering van de groene elementen die uit de hoofdgroenstructuur zijn verwijderd.
De groengebieden in de hoofdgroenstructuur worden verdeeld in vijf clusters, die weer onderverdeeld zijn in 12 groentypen. De Osdorper Binnenpolder Zuid en de Osdorper Bovenpolder vallen in het cluster Landelijk gebied en het groentype Stadsrandpolders.
In de nota 'De hoofdgroenstructuur geordend' zijn de groentypen en de richtlijnen omschreven, om te bepalen welke ruimtelijke ontwikkelingen binnen een groentype zijn toegestaan.
Daarnaast is voor de Osdorper Binnenpolder Zuid het 'Ruimtelijk toetsingskader Sloterpark' van kracht, de aanvulling op de 'Hoofdgroenstructuur geordend' (Bijlage 2 van het aanvullend toetsingskader op het vigerende structuurplan).
Hoofdwaterstructuur
In nieuwe stedenbouwkundige plannen wordt als norm aangehouden dat het oppervlak voor minimaal 10 procent uit water bestaat. Voor alle wateren gelden de Waterstaatsverordeningen en keuren van de waterbeheerders. Dit houdt in dat demping is toegestaan mits kwantitatief wordt gecompenseerd. Daarnaast is in dit structuurplan, naar analogie van de hoofdgroenstructuur, een hoofdwaterstructuur aangegeven.
De hoofdwaterstructuur bevat structuurbepalende wateren en wateren die vanuit ecologische, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige redenen van gemeentelijk belang zijn. Deze moeten zoveel mogelijk worden beschermd. In het plangebied van de Osdorperweg e.o. komen geen wateren voor die deel uitmaken van de hoofdwaterstructuur.
Behalve de hoofdwaterstructuur zijn op de kaart 'Groen en water' ook de ecologische verbindingszones van grootstedelijk belang aangegeven. Deze maken de verspreiding van dier- en plantensoorten over en door de stad mogelijk. Deze verbindingen zullen in de toekomst worden beschermd en verder versterkt . Stadsdelen zijn verantwoordelijk voor het bewaken en versterken van ecologische structuren op lokaal niveau. Bij ingrepen die de ecologische verbindingszones doorkruisen moeten de effecten hiervan op het systeem in kaart worden gebracht. Dat geldt ook voor de maatregelen om deze effecten te compenseren of te minimaliseren. De Osdorper Binnenpolder Zuid maakt deel uit van de ecologische verbindingszone tussen de Sloterplas en Spaarnwoude.
Recreatieve Fiets- en Wandelroutes
In aanvulling op het Hoofdnet Fiets is door de gemeenteraad ook een netwerk van recreatieve hoofdwandel- en -fietsroutes vastgesteld (nota 'Lekker wandelen en fietsen in Amsterdam'). De recreatieve fietsroutes zijn opgenomen als onderdeel van de hoofdgroenstructuur. De Osdorperweg en de Lutkemeerweg maken deel uit van de recreatieve hoofdfietsroute. Net als het Ma Braunpad en het fietspad langs het volkstuinencomplexen TIGENO en Eendracht, maar die liggen buiten het plangebied.
Uitwerking Westrand
In het structuurplan Amsterdam 'Kiezen voor Stedelijkheid' uit 2003 is de wens opgenomen om de Westrand een duurzaam groen-blauw raamwerk te geven met een flexibele groen-blauwe inrichting, de zogenaamde Groene Plantage. Daartoe wordt een structuurplanuitwerking voor de Westrand van Amsterdam aangekondigd. Tegelijkertijd wordt ook in het streekplan Noord-Holland Zuid aangegeven dat het tracé en de aanleg van de Westrandweg niet ter discussie staan, maar dat voor het gebied van de Westrand nog een nadere ruimtelijke afweging moet plaatsvinden over groene of stedelijke ontwikkelingen.
De Uitwerking Westrand is zowel een uitwerking van het Structuurplan als een herziening van het Streekplan.
Twee opgaven die in het Structuurplan zijn benoemd, zijn in de planperiode van de herziening/uitwerking Westrand niet aan de orde. Het betreft het onderzoeken van locaties voor bedrijvigheid en de afstemming van mobiliteitsontwikkeling en bereikbaarheid.
Naar aanleiding van het amendement van raadslid Van Poelgeest (april 2003) op het Structuurplan is besloten om de Osdorper Bovenpolder, het Geuzenbos en het gebied bij het boezemkanaal Halfweg in de Hoofdgroenstructuur te laten. Ze waren in het Structuurplan aan de Hoofdgroenstructuur onttrokken om op termijn (na 2010) mogelijk ruimte te maken voor bedrijvigheid. Ook het onderzoek naar het terugbrengen van de hoeveelheid doorgaand verkeer op de Haarlemmerweg (N200) zal niet in deze structuurplanuitwerking worden opgepakt en uitgewerkt.
Mede gezien de status van de weg (rijksweg) ligt het initiatief hiervoor bij anderen dan de gemeente Amsterdam.
In het Structuurplan Amsterdam is aangegeven dat het merendeel van de structuurplanopgaven ten aanzien van de groene inrichting van de Westrand zal worden opgenomen in een inrichtingsplan voor de Westrand (Programma van Eisen Tuinen van West).
In het inrichtingsplan moet rekening worden gehouden met de randvoorwaarden en beleidskaders die in deze herziening/uitwerking zijn opgenomen. De volgende zaken moeten in het inrichtingsplan worden meegenomen:
- niet onmogelijk maken van de eventuele effectuering van de planologische reservering voor de Parkstadafslag en de verbindingsweg.
- uitwerken van de landschappelijk inpassingsvoorwaarden voor de Westrandweg.
- meenemen van het landschapsplan voor de Westrandweg dat is opgenomen in de Bestuursovereenkomst Westrandweg.
- het behouden van de bestaande landschappelijke waarden en potenties voor het concept van de Groene Plantage, waarbij worden betrokken: het wensbeeld Hoofdgroenstructuur, het Waterplan en groene onderleggers op het gebied van cultuurhistorie en cultuurhistorische waarde.
- het maken van een duurzaam groen-blauw raamwerk in de Westrand, met een flexibele groen-blauwe inrichting.
- het benutten van de kansen voor inpassing van de recreatieve en ecologische verbindingszones Sloterplas-Spaarnwoude en de Groene AS Amstelland-Spaarnwoude.
- het verbeteren van doorgaande fietsroutes tussen stad en omgeving.
- optimalisering van de sportparken Ookmeer, Spieringhorn en Eendracht.
- het zoeken naar ruimte voor volkstuinen en veldsport.
- inrichten van fiets-, wandel-, skate- en vaarroutes in het gebied van de Westrand. Daarbij zoeken naar een mogelijkheid voor het realiseren van een fietsverbinding tussen de fietsroutes in de Osdorperpolders en de routes in de Brettenzone.
- een mogelijkheid is een fietsbrug die naast de Westrandweg wordt aangelegd.
- conform het beleid in het aanvullend toetsingskader Sloterplas (in voorbereiding), het toelaten van intensieve en gebouwde sport- en leisurevoorzieningen op het sportpark Ookmeer, en het doortrekken van de weg Meer en Vaart.
- herbegrenzing bufferzone; bufferzone blijven het Geuzenbos, een strook aan de noordzijde van de Brettenzone, de Lutkemeerpolder (maar binnen de begrenzing blijft het natuurontwikkelingsplan voor de Lutkemeerpolder) en de kernen Zwanenburg en Halfweg. Deze begrenzing is mede bepaald op basis van het voorstel voor begrenzing zoals opgenomen in het streekplan Noord-Holland Zuid.
Bufferzone Amsterdam-Haarlem
Het groen-blauwe raamwerk van de Westrand maakt onderdeel uit van de bufferzone Amsterdam-Haarlem. Met deze herziening/uitwerking wordt tevens de begrenzing van de bufferzone op Amsterdams grondgebied vastgesteld. Hiermee wordt compensatie geboden voor de reservering van bedrijventerreinen in Zwanenburg-Zuid en voor het uitwerkingsgebied A4-A5-Oude Schipholweg. Tevens komt op deze manier de samenhang tot stand met het recreatiegebied Spaarnwoude.
Het instrumentarium van het bufferzonebeleid biedt de mogelijkheden en financiële middelen om het groen-blauwe raamwerk verder vorm te geven.
In de Nota Ruimte is aangegeven dat de dagrecreatieve functie van de in het verleden tot stand gekomen rijksbufferzones verder moet worden versterkt. Deze zones transformeren daarmee tot relatief grootschalige, groene gebieden met diverse mogelijkheden voor ontspanning en dagrecreatie. In bufferzones is uitbreiding van stedelijk ruimtebeslag en uitbreiding van permanente verblijfsrecreatie niet toegestaan. Het plangebied van de Osdorperweg is in zijn geheel gelegen in de Bufferzone Amsterdam-Haarlem.
Structuurvisie Amsterdam
Het huidige Structuurplan 'Kiezen voor Stedelijkheid' is geldig tot 2013. Volgens de nieuwe Wet ruimtelijke ordening krijgt dit geldende Structuurplan automatisch de status van een Structuurvisie volgens de nieuwe Wet. Het geldende Structuurplan loopt echter tot 2010, en voor bestemmingsplannen met ontwikkelingen die verder dan 2010 reiken verliest het Structuurplan zijn betekenis.
Op dit moment wordt dan ook een nieuwe Structuurvisie voor Amsterdam gemaakt. Deze visie zal onder meer een toetsingskader gaan bevatten voor het beleid van de stadsdelen en een uitvoeringsstrategie voor de periode 2010-2020.
3.5.2 De Hoofdgroenstructuur geordend (Gemeenteraad 5 juni 2002)
Volgens het Structuurplan maken de Osdorper Binnenpolder Zuid en de Osdorper Bovenpolder deel uit van de Hoofdgroenstructuur van Amsterdam. Voor deze Hoofdgroenstructuur is onder de werking van het vorige structuurplan "Amsterdam Open Stad' (1996) een aanvullend toetsingskader opgesteld: De Hoofdgroenstructuur geordend, vastgesteld op 5 juni 2002. Dit aanvullende toetsingskader is ook van toepassing op het huidige structuurplan 'Kiezen voor stedelijkheid'.
Het aanvullende toetsingskader omvat de volgende onderdelen:
- 1. een groentypologie,
- 2. toetskaarten, waarop de ligging van de groentypen is aangegeven,
- 3. richtlijnen voor inpasbaarheid, zowel algemeen als uitgewerkt per groentype,
- 4. enkele toevoegingen aan de bestaande adviseringsprocedure, namelijk (i) het instellen van een Technische adviescommissie groen, (ii) het betrekken van de geëigende raadscommissie(s) bij de advisering aan B&W, (iii) het verplicht stellen van een groenrapport bij het voorleggen van plannen in de Hoofdgroenstructuur.
Groentypen
De Hoofdgroenstructuur omvat uiteenlopende typen groen, met elk hun eigen gebruik, belevingswaarde, cultuurhistorische betekenis, natuurwaarde enzovoort. Om deze reden zijn er richtlijnen voor inpasbaarheid uitgewerkt per groentype. De groengebieden in de Hoofdgroenstructuur zijn hiertoe verdeeld in 12 groentypen, die gegroepeerd zijn in vijf clusters (zie tabel). Op toetskaarten 1 en 2 is de ligging van de groentypen resp. clusters aangegeven.
Cluster | Groentypen |
Volkstuinen en sportparken | Volkstuincomplexen, schoolwerktuinen, nutstuinen Sportparken |
Parken | Historische parken Traditionele parken Traditionele parken (natuurrijk) Groene corridors/corridorparken Begraafplaatsen |
Schakelparken en recreatiegebieden | Diverse groentypen |
Natuurgebieden | Ruigtegebieden Natuurparken Groene corridors/corridorparken |
Landelijke gebieden | Stadsrandpolders |
Er zijn twee soorten initiatieven mogelijk in een groengebied, namelijk:
- bouwinitiatieven/gebruiksverandering;
- verandering van groentype (wat overigens ook gepaard kan gaan met bouwen).
Bij de toetsing op inpasbaarheid worden de voor het betreffende groentype geldende richtlijnen gehanteerd.
Bij verandering van groentype doen zich twee mogelijkheden voor, namelijk:
- verandering binnen een cluster (bijvoorbeeld van volkstuin naar sportpark).
- verandering tussen clusters (bijvoorbeeld van natuurgebied naar sportpark).
Clusters omvatten 'verwante' groentypen. Als algemene richtlijn voor de Technische adviescommissie groen bij het beoordelen van plannen geldt, dat groentypen binnen een cluster elkaar gemakkelijker kunnen vervangen dan groentypen tussen clusters. Dit geldt als richtlijn, niet als vaste beleidsregel. Een en ander is ter beoordeling van de Technische adviescommissie groen. Er is dus geen sprake van een 'automatische' onderlinge uitwisselbaarheid van bijvoorbeeld sport en volkstuinen.
Algemene richtlijnen voor inpasbaarheid
In dit aanvullende toetsingskader wordt onderscheid gemaakt tussen de inpasbaarheid en de wenselijkheid van functieveranderingen in de Hoofdgroenstructuur. Inpasbaarheid heeft betrekking op de vraag of het invoegen van nieuwe functies, hetzij rood, hetzij groen, de kwaliteit en de karakteristiek van het groengebied aantast dan wel versterkt, in recreatief, ecologisch, cultuurhistorisch en landschapsarchitectonisch opzicht. Hierbij staat de groenfunctie zelf dus niet ter discussie.
Bij wenselijkheid gaat het om de politieke keuze over de ruimtelijke ordening van functies, los van de vraag of deze zich verhouden met groenkwaliteiten. Het situeren van woonbebouwing op een sportveldencomplex verhoudt zich bijvoorbeeld niet met de groenfunctie, maar kan maatschappelijk wenselijk zijn.
Plannen in het groen waarvoor een advies van B&W nodig is, vragen een afgewogen oordeel. Om dit mogelijk te maken, wordt een deskundigenadvies geïntroduceerd, dat specifiek betrekking heeft op de inpasbaarheid van het initiatief. Hiertoe wordt een Technische adviescommissie groen ingesteld.
Rode functies in het groen
De adviescommissie beoordeelt op basis van de richtlijnen of rode functies, zoals bebouwing en wegen, naar hun aard, omvang en locatie als al of niet inpasbaar moeten worden beoordeeld.
Kwalitatief inpasbaar is in de regel kleinschalige bebouwing die het specifieke groentype ondersteunt en die ook voortvloeit uit het streven om het functioneren van het groen te verbeteren. In veel gevallen zullen dit soort voorzieningen in het bestemmingsplan passen en daarom niet aan B&W hoeven te worden voorgelegd.
Niet inpasbaar zijn:
- bebouwing anders dan groenondersteunend, zoals gebruik voor wonen en werken.
- wegen voor zover deze de groenfunctie niet ondersteunen.
- niet aan groen gerelateerde vrijetijdsvoorzieningen.
Mate van bebouwing en verharding
Als richtlijnen voor de toegestane mate van bebouwing en verharding geldt:
- behoud van het groene karakter van het gebied.
- maximaal enkele procenten bebouwd en/of verhard oppervlak of, indien het percentage nu al hoger is, geen significante toename daarvan.
Bestaande bebouwing
Bestaande bebouwing kan:
- een integraal (vaak historisch) onderdeel van het groen vormen (bijvoorbeeld het Filmmuseum in het Vondelpark).
- niet inpasbaar zijn, bij voorkeur ooit uit te plaatsen.
- vaag begrensd zijn, waardoor niet goed is te bepalen of het in of aan het groen staat.
De lijn van dit aanvullend toetsingskader is om bestaande bebouwing (inpasbaar of niet), om praktische redenen te accepteren. Dit houdt niet in dat soortgelijke nieuwe bebouwing zonder meer inpasbaar is. Bij niet-inpasbare bebouwing kunnen mogelijkheden voor uitplaatsing worden overwogen.
9 (Stadsrand)polders | |
Gebruik, gewenste beleving | Landschapsbeleving en agrarisch gebruik staan centraal. Voor recreanten is routegebonden recreatie van belang. Beleven van de openheid en het historische landschap. |
Doelgroepen | Fietsers, wandelaars. |
Oppervlakte | Regioschaal. |
Gewenste ligging | Interstedelijk. |
Gewenste zonering | Niet van toepassing. |
Type beheer (onderhoud, toezicht, voorlichting) | Agrarisch natuurbeheer (bij voorkeur). |
Ontsluiting | Kavels zijn particulier eigendom en dus niet ontsloten. In overleg kunnen natuurpaden worden uitgezet. |
Bezoekersdruk | Laag - intermediair |
Voorbeelden | Waterland, Amstelland. |
Beleidsintentie | Kwaliteitsverbetering stadsrandgebieden, onder andere door voorkomen van uitplaatsing van NIMBY-functies naar de stadsrand. |
Voorzieningen | Kleinschalige recreatieve voorzieningen: observatiepunten, infoborden, routing (land, water), kano- en roeibootcentra, infocentrum. |
Ruimtelijk toetsingskader Sloterpark
Als bijlage bij het aanvullend toetsingskader is tevens het 'Ruimtelijk toetsingskader Sloterpark' van belang voor de Osdorper Binnenpolder Zuid.
Het 'Ruimtelijk toetsingskader Sloterpark' geeft een nadere invulling van de ruimtelijke randvoorwaarden die gelden bij het beoordelen van initiatieven in het plangebied Sloterpark voorzover deze worden getoetst aan het structuurplan.
Dit toetsingskader heeft als doel gewenste ontwikkelingen planologisch mogelijk te maken en ongewenste ontwikkelingen tegen te houden. Uiteraard gelden eveneens de beleidsregels van de 'De Hoofdgroenstructuur geordend', vastgesteld als aanvullend toetsingskader op het structuurplan 'Kiezen voor stedelijkheid'.
Het 'Ruimtelijk toetsingskader Sloterpark' hanteert een kleinere schaal dan het aanvullend toetsingskader voor De Hoofdgroenstructuur en bevat dus relatief veel details. Om voldoende flexibiliteit te bieden zijn de inpasbaarheidsregels daarom globaal gehouden en bieden deze nadrukkelijk mogelijkheden voor alternatieve ontwerpen.
Als specifieke punten zijn voor de Osdorper Binnenpolder Zuid meegegeven:
- van toepassing is het groentype (Stadsrand)polder
- in aanvulling op of in afwijking van het vorige punt zijn inpasbaar:
- a. het versterken van de ruimtelijke begrenzing door het maken van nieuwe waterlopen mits het historische kavelpatroon herkenbaar blijft.
- b. ontwikkeling van de waterloop op de rand van de Osdorper Bovenpolder-Eendrachtspolder als vaarverbinding tussen de plas en Halfweg.
- c. een waterkering langs de bebouwing (dubbele waterloop)
- d. het handhaven van open percelen langs het lint met doorsteken voor voetgangers
3.5.3 Tuinen van West
Het plangebied van de Tuinen van West is het open gebied tussen de westelijke tuinsteden en de ringvaart Haarlemmermeer. Het omvat vier kleine polders die zowel agrarische als groene functies herbergen (volkstuinenparken, sportpark, begraafplaats). De Osdorperweg vormt het belangrijkste bebouwingslint door het gebied (woonhuizen, bedrijven en kassen). Volgens planning zal vanaf 2010 de Westrandweg worden aangelegd, een autosnelweg die Schiphol met het Amsterdamse Havengebied en de Coentunnel verbindt. De plan- en besluitvorming zal binnen afzienbare tijd worden afgerond. Alleen de Osdorper Binnenpolder Zuid en de Osdorper Bovenpolder maken deel uit van het bestemmingsplan Osdorperweg e.o..
Figuur : de polders van de Tuinen van West
Voor de gemeente Amsterdam vormde de planvorming over de Westrandweg aanleiding om ook de toekomst van het groengebied Tuinen van West op de agenda te plaatsen. Enerzijds wordt een groeiende behoefte aan recreatieruimte verwacht in westelijk Amsterdam, samenhangend met de verdichting van de westelijke tuinsteden. Anderzijds is landbouw als economische drager van het gebied sterk in belang afgenomen. Desondanks hebben de westelijke polders nog steeds grote landschappelijke en recreatieve kwaliteiten en potenties.
Voorafgaand aan de voorbereiding van de Tuinen van West hebben een aantal maatschappelijke organisaties de handen ineen geslagen en de notitie "De Westrand Omarmd" opgesteld. Een uitgave van het Milieucentrum Amsterdam, in samenwerking met LTO-Noord, Vereniging Vrienden van de Sloterplas, de ANWB, Dorpsraad Sloten-Oud Osdorp en Landschap Noord-Holland. In deze notitie geven deze maatschappelijke organisaties een voorschot op het inrichtingsplan. Zij doen suggesties en ideeën aan de hand voor een aantrekkelijke inrichting van het gebied, waarbij ze aansluiten bij het karakter van de verschillende polders en landschappen. Daarnaast gaan ze in de notitie in op mogelijkheden om dit alles te financieren en op de structuur van een beheerorganisatie. Met de notitie hopen zij bestuurders, raadsleden en ambtenaren te inspireren om de Westrand te omarmen, want: de scheg hoort volgens deze organisaties bij de stad!
Volgens de notitie moet het unieke gebied ten westen van Amsterdam de basis vormen voor een goede inrichting. Het recept voor een goede inrichting bestaat uit investeringen in de volgende ingrediënten:
- 1. fiets-, wandel-, skate- en ruiterpaden en kanoroutes;
- 2. recreatieve voorzieningen
- 3. behoud en versterking landschappelijke kwaliteit
- 4. samenhang tussen deelgebieden.
Op basis van dit recept kan een mooi resultaat worden bereikt: het "Landschapspark Westrand".
Met de notitie "De Westrand Omarmd" als inspiratiebron heeft de stadsdeelraad Osdorp het Programma van Eisen Tuinen van West op 26 september 2007 vastgesteld. Eerder al, op 3 juli 2007, had de stadsdeelraad van Geuzenveld-Slotermeer het PvE Tuinen van West vastgesteld. De Centrale Stad heeft het PvE Tuinen van West op 10 september 2008 vastgesteld.
Het PvE bevat:
- een ruimtelijk programma van eisen, waarin de ruimtelijke inrichting van en het programma voor het plangebied op hoofdlijnen zijn aangegeven (globale functies/bestemmingen).
- een financiële paragraaf (kosten van verwerving, inrichting en dekkingsbronnen).
- een voorstel voor de organisatie en financiering van het beheer van het gebied.
Daarnaast kan worden gemeld dat in het kader van het PvE een (concept-)beeldkwaliteitplan is opgesteld ten behoeve van de ruimtelijke inrichting van het gebied. Dit beeldkwaliteitplan maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Noord-Holland is aangegeven dat alleen wanneer in het landelijk gebied nieuwe stedelijke functies en/of niet stedelijke functies met aanzienlijke ruimtelijke effecten gerealiseerd worden een beeldkwaliteitplan vereist is. Voorliggend bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. Er worden geen nieuwe stedelijke en/of niet stedelijke functies met aanzienlijke ruimtelijke effecten voorzien waardoor een beeldkwaliteitplan niet verplicht is volgens de Provinciale Ruimtelijke Verordening Noord-Holland.
Het PvE is een aanvulling op het toetsingskader voor de Hoofdgroenstructuur (De Hoofdgroenstructuur geordend). Hoofdstuk 2 van het Programma van Eisen Tuinen van West is door de Centrale Stad vastgesteld als onderdeel van het Aanvullend toetsingskader voor de Hoofdgroenstructuur.
Volgens hoofdstuk 2 van de Tuinen van West moeten de natuurwaarden (betekenis voor weidevogels), de landschappelijke waarden (behoud veenweidekarakter en tegengaan oprukkende bebouwing Osdorperweg) en de cultuurhistorische waarden (verkavelingspatroon en boerderijen met cultuurhistorische waarden) van de Osdorper Bovenpolder en de Osdorper Binnenpolder Zuid, worden behouden en worden beschermd.
Dit beleid is voor de bebouwingslinten met het kassengebied, het weidegebied Osdorper Bovenpolder (SL1) en het Veenweidegebied van de Osdorper Binnenpolder Zuid (SL2) als volgt uitgewerkt:
Bebouwingslinten en kassengebieden
Voor de bebouwingslinten en de gebieden in de Osdorper Bovenpolder met hoofdzakelijk glastuinbouw (de twee 'punten' van de polder) bestaat vooralsnog geen aanleiding om nieuwe voorstellen vanuit groen c.q. recreatie te doen. Deze gebieden behoren weliswaar tot de Hoofdgroenstructuur, maar zijn verregaand bebouwd.
Weidegebied Osdorper Bovenpolder
Het weidegebied Osdorper Bovenpolder is gelegen tussen de Slibveldenweg en Lutkemeerweg, exclusief de bestaande bebouwing.
Beleidsintentie
In dit gebied wordt de ontwikkeling tot stadslandbouw mogelijk gemaakt. Stadslandbouw houdt in dat de boeren in het gebied naast of in plaats van voedselproductie 'groene diensten' gaan aanbieden voor een regionale markt. Groene diensten kunnen liggen op het gebied van welzijn en zorg (bijvoorbeeld zorgboerderijen), recreatie en toerisme, huisverkoop/kwaliteitsvoedsel en natuur-, landschaps- en milieudiensten (natuurbeheer, waterberging, CO2-berging). De mogelijkheden voor stadslandbouw en het draagvlak bij de zittende boeren is verkend door middel van gesprekken en bijeenkomsten met boeren.
Bij een keuze voor stadslandbouw zal in overleg met de agrarische ondernemers de Osdorper Bovenpolder door middel van een onverhard wandelpad licht ontsloten worden voor wandelaars. Een onverhard wandelpad kan seizoensgewijs afgesloten worden of verlegd worden om bijvoorbeeld broedende vogels niet te verstoren.
Programma
- 1. voorkeursoptie: hoofdfunctie stadslandbouw waaronder recreatieve functies en natuur, met inclusief water en een onverhard wandelpad). Het accent ligt op het ontwikkelen van stadslandbouw en het verbeteren van de bruikbaarheid en toegankelijkheid van het gebied voor recreanten.
- 2. terugvaloptie: hoofdfunctie natuur met nevenfunctie extensieve recreatie.
Functionele eisen
- het gebied moet vanaf de Wijsentkade op minimaal 2 plaatsen toegankelijk zijn voor wandelaars.
- er moet een rondwandeling van minimaal 20 minuten door het gebied mogelijk zijn
- inrichting en beheer moeten er op gericht zijn de huidige betekenis van het gebied voor weidevogels te behouden en waar mogelijk te versterken.
- inrichting en beheer moeten er op gericht zijn de cultuurhistorische waarde van het gebied te behouden (verkavelingspatroon en boerderijen met cultuurhistorische waarde).
- inrichting en beheer moeten er op gericht zijn verder oprukken van bebouwing vanaf de Osdorperweg en de Lutkemeerweg te voorkomen.
Belevingseisen
- onttrekken van ontsierende bebouwing langs de Osdorperweg door middel van bosschages.
- gebied visueel vergroten door zeer plaatselijk bosschages toe te laten in het weidegebied.
- transparantie vanaf de Osdorperweg behouden (doorkijkjes naar het open landschap).
Bijzondere randvoorwaarden
Het verbreden van waterlopen en toevoegen van water moeten passen binnen het Luchthavenindelingbesluit (LIB).
Veenweidelandschap Osdorper Binnenpolder Zuid
De Osdorper Binnenpolder Zuid wordt begrensd door het Ma Braunpad, de Osdorperweg, het fietspad langs oostkant van volkstuinpark TIGENO, exclusief de inliggende bebouwing en verharding.
Beleidsintentie
Dit gebied dient ten behoeve van de uitoefening van stadslandbouw, waarbij het behoud van het traditionele landschappelijke beeld voorop staat. Als enige grotere restant van het eertijds uitgestrekte veenweidelandschap tussen Amsterdam en het Haarlemmermeer, fungeert het nu als landschappelijk museum ('bodemarchief'). Daarnaast vertegenwoordigt het gebied belangrijke natuurwaarden. In het kader van het genomen peilbesluit, waarbij het oppervlaktewater met 10 cm zal worden verlaagd, zal door Waternet een peilscheiding worden aangebracht. De Osdorper Binnenpolder Zuid wordt hierdoor gesplitst in een peilvak langs de Osdorperweg en een peilvak dat de open polder omvat. In het peilvak langs de Osdorperweg wordt het waterpeil gehandhaafd ter bescherming van de bebouwing langs de Osdorperweg. De peilscheiding zal worden begeleid door waterlopen, conform het Ruimtelijk Toetsingskader Sloterpark.
Functionele eisen
- het gebied moet zowel vanaf de Osdorperweg als het Ma Braunpad op minimaal 1 plaats toegankelijk zijn voor wandelaars.
- er moet een rondwandeling van minimaal 20 minuten door het gebied mogelijk zijn.
- inrichting en beheer moeten er op gericht zijn de betekenis van het gebied voor weidevogels te versterken.
- inrichting en beheer moeten er op gericht zijn de cultuurhistorische waarde van het gebied te behouden (verkavelingpatroon, veenweidekarakter) .
- inrichting en beheer moeten er op gericht zijn verder oprukken van bebouwing vanaf de Osdorperweg te voorkomen.
Programma
De bestemming is stadslandbouw/natuurgerichte recreatie/natuurbeheer (indicatieve oppervlakte 613.000 m2) inclusief water en een onverhard wandelpad.
Ontwerpeisen
Beide (nieuwe) peilvakken dienen omgeven te zijn door een ringsloot (minimale breedte te bepalen in overleg met Waternet).
Belevingseisen
Onttrekken ontsierende bebouwing door middel van bosschages.
Ecologische verbindingen/faunapassages
Volgens de Tuinen van West vormt de Wijsentkade evenals de Osdorper Binnenpolder Zuid een ecologische verbindingszone tussen de Sloterplas en Spaarnwoude. Daarnaast vormen de Osdorper Binnenpolder Zuid samen met de Brettenzone en de Osdorper Bovenpolder een schakel in de Groene As.
Om de barrièrewerking van de beoogde Westrandweg te verminderen zal natuurcompensatie nodig zijn. Zo zijn moerasstroken gepland langs de beoogde Westrandweg en ecologische verbindingen/faunapassages onder het viaduct over de Osdorperweg. De gebieden langs de Westrandweg dienen te worden gebruikt om de Groene As te realiseren en een verbinding met Spaarnwoude te creëren.
Relatie met het bestemmingsplan
De Tuinen van West vormde een belangrijke bouwsteen voor dit bestemmingsplan. Waar mogelijk zijn de functies en beleidsuitgangspunten overgenomen in dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan vormt in dat opzicht de juridische vertaling van het Programma van Eisen voor de Tuinen van West. Zo is de bescherming van het waardevolle polderlandschap met weidevogels vastgelegd in dit bestemmingsplan. Dat betekent dat niet alleen het bestuur maar ook de burgers daaraan zijn gebonden. Uitbreidingen in het polderlandschap zijn niet toegestaan.
Verder speelt het bestemmingsplan in op de recreatieve ontsluiting van het gebied met wandel en fietspaden. De aanleg van de in het kader van de Tuinen van West beoogde laarzenpaden door de weilanden en langs het weidevogelgebied is in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Ook de beoogde ontwikkeling van stadslandbouw is in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Zo zijn een aantal voormalige agrarische bouwpercelen aangewezzen waar de nieuwe stadslandbouw initiatieven kunnen worden ontplooid. Daarnaast kunnen ook stadslandbouwactiviteiten worden ontwikkeld in de bestaande kassen.
3.5.4 Waterplan Amsterdam
Het Waterplan Amsterdam bevat de visie van de gemeente en de waterbeheerder op het gewenste beleid voor de komende jaren. In het waterplan zijn de gewenste inrichting, het beoogde gebruik en het toekomstige beheer van het water in de stad omschreven in de vorm van een streefbeeld voor 2030.
Deze moeten er voor zorgen dat de sterke kanten van het 'blauwe goud' behouden blijven en dat water een prominente plek krijgt in stedenbouwkundige en ruimtelijke plannen. Hierbij wordt gestreefd naar:
- 1. voldoende ruimte voor water;
- 2. ecologisch gezond water;
- 3. integratie van water en groen;
- 4. het versterken van de identiteit van Amsterdam als waterstad;
- 5. het versterken van de belevingswaarde van het water;
- 6. duurzaam en evenwichtig gebruik;
- 7. duurzaam omgaan met grondwater.
Het waterplan vormt het beleids- en toetsingskader voor gemeentelijk beleid, onder meer voor bestemmingsplannen.
Het Waterplan Amsterdam is in januari 2002 bestuurlijk goedgekeurd door de gemeente en door het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht.
3.5.5 Beleidsnota grondwaterzorg Amsterdam 2002-2006
Deze beleidsnota is een samenvatting van de nota 'Leven met grondwater', een van de achtergronddocumenten van het Waterplan Amsterdam. Het beleid is erop gericht bestaande hinder weg te nemen en nieuwe hinder te voorkomen met een duurzaam functionerend grondwatersysteem en een duurzaam gebruik als eindresultaat.
3.5.6 Actieplan Luchtkwaliteit (maart 2006)
De gezondheid van de bewoners van Amsterdam is het belangrijkste argument om aan de luchtkwaliteit te werken. Hiervoor is het Actieplan Luchtkwaliteit opgesteld. Schonere lucht heeft invloed op de kwaliteit van het leven van de Amsterdammers. De voorgestelde maatregelen uit het Actieplan verbeteren ook de kwaliteit van de lucht in zijn geheel.
Als Amsterdam zich verder wil ontwikkelen door het realiseren van nieuwe bouwprojecten, dan moet er voldoende (milieu)ruimte worden geschapen. Amsterdam houdt binnen het Actieplan vast aan het beleid met betrekking tot de compacte stad, verbetering van het stedelijk functioneren door een grotere concentratie van de functies wonen, werken en recreëren. Daarnaast houdt Amsterdam vast aan het concentratiebeleid ten aanzien van het Hoofdnet Auto.
3.6 Beleid Stadsdeel Osdorp
3.6.1 Richting Parkstad 2015
Richting Parkstad 2015 (2001) en aanvullingen daarop (2003) zijn vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. In deze nota wordt voorgesteld in de Westrand extensieve leefmilieus toe te voegen, vrij toegankelijk voor recreanten. Er wordt voorgesteld om (delen) van de Osdorperweg autoluw te maken en een aantal nieuwe fietsroutes aan het Hoofdnet Fiets toe te voegen. Voor de waterstructuur is het uitgangspunt de bestaande kwaliteiten te versterken, onder meer door de verbindingen met de randen te verbeteren (Spaarnwoude, Brettenzone, Nieuwe Meer). Verder is een bomenstructuurplan vastgesteld waarin de karakteristieke lange lijnen in het gebied worden versterkt.
3.6.2 Ruimtelijk Toetsingskader Sloterpark (2004)
De hoofdlijnen uit het ruimtelijk toetsingskader Sloterpark zijn vastgesteld als onderdeel van het aanvullend toetsingskader van het structuurplan.
Voor de Osdorper Binnenpolder Zuid zijn de relevante aspecten reeds behandeld in pararaaf 3.4.2.
Verder wordt in dit toetsingskader aandacht geschonken aan het transparanter maken van het sportpark Ookmeer en het doortrekken van de weg Meer en Vaart. Het meest oostelijke deel van het sportpark is bestemd voor intensieve en gebouwde sport- en leisurevoorzieningen.
3.6.3 Visie Osdorper Bovenpolder en Osdorper Binnenpolder Zuid
Stadsdeel Osdorp heeft een visie op de Osdorper Bovenpolder en Osdorper Binnenpolder Zuid opgesteld ter voorbereiding van een herziening van het bestemmingsplan Osdorperweg e.o. In deze studie wordt uitgegaan van consolidatie van het huidige oppervlak aan bebouwing, uitruil van bebouwing om groen te ontsnipperen en handhaving van de agrarische functie van de polders.
3.6.4 Landschapsvisie West
De gebiedsvisie Landelijk West van Amsterdam (Landschapsvisie West) is vervaardigd door de stuurgroep Groene AS om de ontwikkelingen in de westelijke polders van de gemeente Amsterdam met elkaar in verband te brengen. De gebiedsvisie moet richtinggevend zijn bij het opstellen van bestemmingsplannen en sturend voor uitvoeringmaatregelen. In de Landschapsvisie is aangegeven dat voor het heden en het verleden het vastgestelde beleid met betrekking tot vigerend grondgebruik en de oude bestemmingsplannen voor een belangrijk deel irrelevant geworden zijn. Het streekplan en structuurplan bepalen de richting van de ontwikkeling van het nieuwe programma. Basis voor de gebiedsvisie voor de Osdorper Binnenpolder Zuid is het behoud van een open karakter van de oude verkaveling. Het ontwerp is daarom gericht op natuurontwikkeling en landschapsbeleving. De polder is bestemd voor de natuur (weidevogels), maar heeft het beeld van het oude cultuurlandschap.
3.6.5 Groenvisie stadsdeel Osdorp
In de Groenvisie Stadsdeel Osdorp van 2001 vormt een integrale visie op het gebied van groen, water en ecologie. Volgens de Groenvisie is het aan te bevelen de groene structuren uiteindelijk vast te leggen in een bestemmingsplan.
In de Groenvisie maken de Osdorper Binnenpolder Zuid en de Osdorper Bovenpolder deel uit van de Groene Sloterscheg. De Natuurwaarden in de Osdorper Binnenpolder Zuid zijn volgens de Groenvisie zeer hoog met uitstekende mogelijkheden voor natuurontwikkeling. Slechts een klein deel van de Osdorper Bovenpolder heeft hoge natuurwaarden met enkele mogelijkheden voor natuurontwikkeling. De bestaande kassengebieden hebben zeer geringe natuurwaarden. In het gebied maken de Osdorperweg, de Lutkemeerweg en de Raasdorperweg deel uit van de historische bebouwingsstructuur. De Osdorper Binnenpolder Zuid heeft een veenweidelandschap met een verkaveling die nog uit de Middeleeuwen dateert (v.a. 1150). De Wijsentkade vormt volgens de Groenvisie een cultuurhistorisch waardevolle dijk.
Volgens de Groenvisie is het behoud van de kwaliteiten van de groene scheg gewenst en is ook de Wijsentkade als groene corridor gewenst, waarbij de historische dijk dient te worden geaccentueerd. In de Groenvisie is het beleid gericht op het behoud van het karakter van de Osdorper Binnenpolder en de Osdorper Bovenpolder.
Karakteristiek voor de Osdorper Binnenpolder is volgens de Groenvisie:
- Behoud historische verkaveling.
- Handhaven huidige natuurwaarden.
- Behoud agrarische sector zonder welke het landschap nooit ontstaan zou zijn.
- Ondersteunen agrariërs bij omschakeling naar stadslandbouw.
- Recreatief medegebruik van het landschap zoals overnachten en eten bij de boer en de verkoop van streekeigen producten.
- Aanleg van boerentuinen, karakteristieke erfbeplanting en boomgaarden moet worden gestimuleerd.
- Langs bebouwing ecologische zone inrichten met struiken.
- Langs de randen ruimte creëren voor water.
- Onderzoek naar vasthouden gebiedseigen water.
Karakteristiek voor de Osdorper Bovenpolder is:
- Verrommelde noord-oostzijde maskeren.
- Openheid van middelste deel van de polder behouden en versterken.
- In het bestemmingsplan de bestaande functies (kassen, weiland, bedrijven en wonen) duidelijk begrenzen.
- Ondersteunen agrariërs bij omschakeling naar stadslandbouw.
In het bestemmingsplan is hierop ingespeeld door de Wijsentkade een natuurbestemming te geven met medegebruik voor extensieve dagrecreatie. Ook de weilanden hebben een bestemming gekregen voor agrarisch natuurbeheer en een functie als ecologische verbinding. De landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden van het gebied zijn in de bestemmingsomschrijvingen vastgelegd. De ontwikkeling van stadslandbouw, wandel- en laarzenpaden, afschermende groensingels en ecologisch verbindingszones (faunapassages) is mogelijk gemaakt en vastgelegd.
Hoofdstuk 4 Het Ruimtelijk Kader
4.1 Ruimtelijk-functionele Aspecten
4.1.1 Landschap
De Osdorper Bovenpolder is een gedeeltelijk uitgeveende polder en wordt gekenmerkt door een open weidelandschap met een strokenverkaveling. Dit gedeelte van de Bovenpolder maakt geen deel uit van de droogmakerij de Bovenpolder die begrenst wordt door de Wijsentkade.
De Osdorper Binnenpolder Zuid behoort tot het veenpolderlandschapstype. Het veenpolderlandschap is op de meeste plaatsen in Noord-Holland te karakteriseren als een vlak, open, meer of minder waterrijk landschap. Het water staat hoog in de sloten, soms zelfs ligt het land lager dan het water. Het weinige reliëf in het veenpolderlandschap wordt gevormd door dijken en kaden. Samenhangend met de opstrekkende verkavelingsvorm is de meest voorkomende dorpsvorm het lintdorp. Ook langs de Osdorperweg is dit het geval. Het veenpolderlandschap, waarvan grote delen zich binnen de stedelijke invloedssfeer bevinden, vervult op tal van plaatsen in het stedelijke zuiden van de provincie een belangrijke geldende functie.
Recreatief gezien zal de ontwikkeling van het veengebied zich kunnen richten op het vervolmaken van een stelsel van recreatieve wandel-, fiets- en vaarroutes.
4.1.2 Natuur
Onder de populieren of iepen die langs de wegen in de Osdorper Bovenpolder en de Osdorper Binnenpolder Zuid staan groeit een verruigde grasvegetatie die in het voorjaar door massale bloei van fluitenkruid een wit lint tussen akkers en graslanden vormt. In de bomen broeden veel eksters. In de Osdorper Binnenpolder zijn de voorheen vochtige graslanden verdroogd en verruigd. De sloot- en oevervegetatie zijn daarentegen soortenrijk. Rugstreeppad en kleine watersalamander komen algemeen voor. Aansluitend aan de woonbebouwing ligt een deels vervallen tuinbouwgebied met veel ruigtehoekjes, wat bijdraagt aan een goede amfibieënbiotoop. De polder is zeer in trek bij weidevogels zoals bijvoorbeeld de grutto. Een enkele keer foerageren hier lepelaars vanuit het Naardermeer. In de Osdorper Bovenpolder komen op grote schaal soortenrijke raaigrasweiden voor. In het midden van de polder bevatten de weiden allerlei soorten van de kruidenrijke en/of vochtige graslanden, zoals de pinksterbloem. De percelen tussen de kassen in het noorden en het zuiden van de polder zijn veelal als schapen- of paardenwei in gebruik en daardoor iets verruigd.
De slootkanten zijn soortenrijk met op grote schaal planten uit de minder bemeste milieus zoals moeraszoutgras en pijptorkruid. De sloten zijn vol gegroeid met waterplanten als schedefonteinkruid of eendekroos. Op basis van de waterplantengroei lijkt de kwaliteit van het water in het graslandgebied veel beter dan in het gedeelte waar de kassen staan. Kleine watersalamander, groene en bruine kikker zijn algemene soorten in het weidegebied. Rond de bebouwing broeden veel vogelsoorten, die typerend zijn voor erven en struwelen.
4.1.3 Ecologische verbindingen
De Osdorper Bovenpolder en de Osdorper Binnenpolder Zuid maken deel uit van de ecologische structuur van de Tuinen van West, die bestaat uit een doorgaande ecologische verbindingszone voor soorten van moeras/natte ruigten die de moerasgebieden in de Haarlemmermeerpolder verbindt met de Kluut/Brettenzone/Geuzenbos. Daarnaast vormen de Osdorper Binnenpolder Zuid samen met de Brettenzone en de Osdorper Bovenpolder een schakel in de Groene As.
In de Osdorper Bovenpolder Midden en de Osdorper Binnenpolder Zuid komen kerngebiedjes van Grasland/ruigte voor met de soorten van deze habitat. De Wijsentkade vormt een corridor die deze gebieden aaneenschakelt. Verder wordt aan de Osdorperbinnenpolder samen met de Brettenzone en de Osdorper Bovenpolder een grote betekenis gehecht als essentiële schakel in de regionaal recreatieve verbindingszones.
4.2 Stedenbouwkundige En Landschappelijke Aspecten
4.2.1 Versnippering, stadsrandverschijnselen
In en tussen de van oorsprong agrarische bebouwing langs de Osdorperweg hebben zich de laatste decennia vele 'stadsrandfuncties' ontwikkeld zoals autosloperijen, loodsen, bouwbedrijven en nieuwe, vaak vrijstaande woningen. Het bebouwde oppervlak heeft zich daardoor aanzienlijk uitgebreid. Op diverse plaatsen steken kassen en bedrijven diep de Osdorper Bovenpolder en de Osdorper Binnenpolder Zuid in. De Osdorpervaart voorkomt deze 'versnippering' in de richting van de Osdorper Binnenpolder Noord.
4.2.2 Toekomst landbouw onzeker
Productielandbouw heeft in de westelijke polders weinig toekomst. Verwacht wordt dat het aantal werkzame agrariërs de komende jaren verder zal dalen. Overschakeling van productielandbouw op stadslandbouw (verbrede of multifunctionele landbouw) is een proces dat in de regio Amsterdam (Amstelscheg, Waterland) snel aan betekenis toeneemt en ook perspectieven biedt voor de agrariërs in de Tuinen van West. Een verkenning van mogelijkheden en de belangstelling bij de zittende boeren laat zien dat er energie en ondernemersschap zit in het gebied om multifunctionele landbouw en nevenactiviteiten op te zetten. De energie is voornamelijk te vinden bij de jongere generaties en de ondernemers van middelbare leeftijd; de oudere ondernemers zijn over het algemeen minder geïnteresseerd in vernieuwende ontwikkelingen binnen het bedrijf. Er bestaat echter nog onduidelijkheid over de doelstellingen die de gemeente voor het gebied stelt en de condities die de gemeente wil scheppen om stadslandbouw te bevorderen. Er is bovendien veel onbekendheid met en wantrouwen over de plannen van de gemeente/het stadsdeel. Ondernemers nemen daarom een afwachtende houding aan. Men wil niettemin graag bij de planontwikkeling betrokken worden. De vraag naar stadslandbouw (voornamelijk particuliere vraag naar diensten als zorg en recreatie) moet nader worden bepaald.
4.2.3 Ontwikkelingen
In het plangebied van de Osdorperweg zijn de volgende dominante ontwikkelingen gaande:
- aanleg Westrandweg en landschappelijke inpassing/natuurcompensatie.
- behoud landelijk karakter middendeel Osdorper Bovenpolder en Osdorper Binnenpolder Zuid.
- poging tot consolidatie van de bestaande situatie langs de bebouwingslinten. Dit betekent dat geen uitbreiding plaatsvindt van de op grond van het vorige bestemmingsplan toegelaten bebouwingsmogelijkheden en niet-agrarische gebruiksmogelijkheden.
Hoofdstuk 5 Verkeer En Parkeren
5.1 Algemeen
In dit bestemmingsplan Osdorperweg e.o. zitten geen nieuwe woningbouwlocaties, geen nieuwe bedrijfslocaties en ook geen andere nieuwe bouwlocaties. Het is een zogenaamd consoliderend bestemmingsplan waarin vooral de bestaande situatie wordt vastgelegd en het vorige bestemmingsplan is geactualiseerd.
Dat betekent dat als gevolg van dit bestemmingsplan ook niet op grote schaal extra verkeer naar de Osdorperweg en omgeving zal komen. In de huidige situatie heeft de Osdorperweg voldoende capaciteit en zijn de bedrijven en woningen goed bereikbaar. De herinrichting van de Osdorperweg en de verkeersmaatregelen zijn met de bewoners en gebruikers besproken en inmiddels in volle gang.
Het bestemmingsplan brengt daarin geen enkele verandering. In een bestemmingsplan wordt alleen de functie van een weg (voor verkeer) vastgelegd en niet de inrichting daarvan of de verkeersmaatregelen die nodig zijn.
Wel moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan worden bekeken of de wegenstructuur nog toereikend is en de ontsluiting van het gebied voldoende is gegarandeerd. Daarom zal hierna worden ingegaan op de wegenstructuur en de verwachte verkeersstromen.
De nieuwe Westrandweg is niet opgenomen in dit bestemmingsplan.
De besluitvorming rond de Westrandweg valt binnen de trajectprocedure op basis van de Tracéwet. Binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het Tracébesluit dient inpassing in het bestemmingsplan plaats te vinden. Tegen deze inpassing staan geen rechtsmiddelen meer open. Dat neemt niet weg dat de aanleg van de Westrandweg een grote ingreep in het gebied van de Osdorperweg en omgeving is, met grote ruimtelijke gevolgen. De verkeersstromen in het plangebied zullen echter door de aanleg van de Westrandweg niet wezenlijk veranderen. De Westrandweg is namelijk een autosnelweg die voorziet in een verbinding van Schiphol met het Westelijk Havengebied en de Coentunnel.
5.2 Beschrijving
De Osdorperweg is de belangrijkste weg in het gebied. Het is een lokale gebiedsontsluitingsweg, maar wordt veelvuldig gebruikt als (sluip)route tussen de N200 (Haarlemmerweg) en Amsterdam West. Onlang is de aansluiting op de Haarlemmerweg in Halfweg verbeterd waardoor de sluiproute nog aantrekkelijker is geworden. Bij een onderzoek naar de selectieve toegang Osdorperweg bleek dat tijdens de spitsuren soms wel bijna de helft van het verkeer, doorgaand verkeer was (Onderzoek selectieve toegang Osdorperweg, Goudappel Coffeng, 12 januari 2005.
De Osdorperweg is hoofdzakelijk een 50 kilometerweg, maar het stuk door het oude dorp is een 30 kilometerzone. Op delen van de weg wordt veel harder gereden waardoor de verkeersveiligheid van met name voetgangers en fietsers in het geding is.
De Osdorperweg behoort bovendien tot het Hoofdnet Fiets van de stad Amsterdam.
De weg is gelegen op een smalle veendijk waar de bebouwing op sommige plaatsen vlak langs de weg is gesitueerd. Daardoor is de breedte van de weg beperkt en is de weg ook niet geschikt voor zwaar vrachtverkeer. De weg wordt echter wel veelvuldig gebruikt door vrachtverkeer naar de bedrijven langs de Osdorperweg.
De herinrichting van de weg (met aangegeven fietsstrook) en de verkeersmaatregelen (30 km met plateau, drempels) zullen de verkeersveiligheid van met name fietsers ten goede komen. Dit geldt ook voor het nieuwe fietspad van de Nico Broekhuysenweg naar Halfweg langs de Bovensloot van de Osdorperweg.
De aanleg van laarzenpaden door de Osdorper Binnenpolder Zuid en de Osdorper Bovenpolder, en de aanleg van een fietspad over een deel van de Wijsentkade (van Raasdorperweg richting Halfweg), zullen niet tot een groei van autoverkeer leiden. De paden sluiten aan op wandel- en fietspaden in de omgeving en de gebruikers van deze paden komen lopend of met de fiets. Het is niet de verwachting dat ze met de auto naar het gebied komen om van daaruit te gaan fietsen of wandelen. Reden hiervoor is dat niet wordt voorzien in parkeergelegenheid ten behoeve van de recreatieve routes.
In het bestemmingsplan zijn mogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van stadslandbouw. Dat houdt in dat de boeren in het gebied naast of in plaats van voedselproductie 'groene diensten' gaan aanbieden voor een regionale markt. Groene diensten kunnen liggen op het gebied van welzijn en zorg (bijvoorbeeld zorgboerderijen), recreatie en toerisme, huisverkoop/kwaliteitsvoedsel en natuur-, landschaps- en milieudiensten (natuurbeheer, waterberging). In de regels is het begrip stadslandbouw als volgt beschreven:'Agrarisch natuurbeheer in combinatie met groene dienstverlenende nevenactiviteiten die inspelen op natuur- en landschapsbeheer in het open veenweidegebied van de Osdorper Binnenpolder Zuid of de Osdorper Bovenpolder en/of die inspelen op de recreatieve landschapsbeleving van deze polders en/of die inspelen op voedselproductie, waarbij tenminste 10% van de inkomsten uit agrarische activiteiten moeten voortkomen.
Voorbeelden van stadslandbouw zijn:
- natuur- en landschapsbeheer;
- natuur- en milieueducatie;
- dierverzorging en moestuinieren;
- een kinderboerderij, een kaasboerderij, een zorgboerderij (zonder overnachtingsmogelijkheden) of andere boerderijvorm waarbij educatie over het agrarische bedrijf, landschap en natuur centraal staan;
- schoolwerktuinen;
- recreatieve activiteiten die inspelen op agrarisch natuurbeheer en/of het polderlandschap zoals bijvoorbeeld een boerenspeel-, sport- en/of doetuin, een speel-, sport- of doetuin;
- jeugd-, kinder- en naschoolseopvang, waarbij het actief bezig zijn met dierverzorging, natuur- en landschapsbeheer en voedselproductie onderdeel is van de activiteiten;
- horeca die mede gericht is op bewustwording van de voedselproducerende functie van de agrarische sector en/of de recreatieve functie van polderlandschap, zoals de verwerking van streekeigenproducten (vergeten groenten) en/of een theetuin.
- In het kader van de stadslandbouw is de verkoop van agrarische producten en/of de verkoop van producten gerelateerd aan natuur- en milieueducatie toegestaan.
Onder stadslandbouw worden geen maneges en productiegerichte paardenhouderijen gerekend. Wel toelaatbaar is een ruiterpaden gerichte paardenhouderij, een pensionstal, privéstal, paardenmelkerij en stalhouderij.
Ook grootschalige functies zoals tuincentra, congrescentrum en grootschalige leisureachtige functies zoals bijvoorbeeld de voormalige Flevohof zijn niet toelaatbaar.'.
Daartoe zijn in het gebied 7 voormalige agrarische bouwkavels aangewezen voor de ontwikkeling van stadslandbouw. Het gaat om bestaande bouwpercelen. Uitbreiding van deze percelen is niet voorzien. Verder is stadslandbouw ook in de bestaande kassengebieden toegestaan.
In die zin is de introductie van stadslandbouw een verbreding van de bestaande agrarische gebruiksmogelijkheden op bestaande bouwpercelen. Voor de introductie van stadslandbouw zijn dus geen nieuwe bouwpercelen gecreëerd. In die zin zal de stadslandbouw dan ook niet leiden tot wezenlijk meer verkeer in het gebied van de Osdorperweg.
Dat neemt niet weg dat een stadslandbouw initiatief wel extra verkeer met zich mee kan brengen. Bij een zorgboerderij bijvoorbeeld zullen de cliënten dagelijks met busjes worden gebracht en gehaald. De schaal van deze voorzieningen zal echter beperkt zijn omdat ze zijn aangewezen op de bestaande bouwkavel (uitbreiding van het bouwkavel is niet mogelijk). Bovendien zullen deze voorzieningen in de plaats komen van de bestaande functies die ook verkeer aantrekken. Als een bloemenkweker zijn activiteiten deels naar stadslandbouw verplaatst, zal het verkeer dat de bloemenkwekerij genereerde teruglopen en worden vervangen door stadslandbouwverkeer. Voor zover de stadslandbouw al extra verkeer met zich meebrengt zal dat deels ook een verschuiving van verkeer zijn en leidt dat niet tot een wezenlijke toename van het verkeer.
Verder is in de planregels van het bestemmingsplan vastgelegd dat parkeren op eigen terrein moet worden opgelost. Voor de stadslandbouwfuncties wordt daarbij gebruik gemaakt van de landelijk geldende parkeernormen. Dat betekent dat een stadslandbouwfunctie alleen toelaatbaar is als er op eigen erf voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Daarmee is een grootschalige stadslandbouwfunctie met grote verkeersaantrekkende werking niet haalbaar.
De aard en de schaal van de stadslandbouw in het gebied van de Osdorperweg en omgeving (groene dienstverlening gericht op voedselproductie, milieu-educatie, en natuur- en landschapsbeheer op bestaande bouwkavels) maken geen grootschalige functies met grote verkeersaantrekkende werking mogelijk.
Gelet op de aard van de stadslandbouwfunctie, de omvang van de mogelijkheden en het wegvallen van bestaande verkeersstromen, zal de introductie van stadslandbouw niet tot een wezenlijke toename van autoverkeer leiden. De bestaande wegenstructuur heeft voldoende capaciteit om het verkeer als gevolg van nieuwe stadslandbouwinitiatieven te verwerken.
Indien van een stadslandbouw initiatief wel het nodige extra verkeer is te verwachten, zal met parkeernormen, milieunormen en eventuele verkeersmaatregelen naar een maatoplossing moeten worden gezocht.
5.3 Verkeersmodel Westelijke Tuinsteden 2006
Het Verkeersmodel Westelijke Tuinsteden is een locatiemodel waarin het verkeersbeeld van de vier tuinsteden, te weten stadsdeel Osdorp, stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer, stadsdeel Bos en Lommer en stadsdeel Slotervaart voor de huidige en toekomstige situatie is beschreven. Om te beginnen is de huidige situatie voor de Westelijke Tuinsteden beschreven. Deze situatie is met behulp van tellingen en socio-economische gegevens op het niveau van 2005 gebracht. Vanuit de huidige situatie zijn de prognosejaren 2010, 2015 en 2020 opgesteld. Voor elk prognosejaar is een zogenaamde autonome en een plansituatie berekend.
In de autonome situaties zijn de wijzigingen in de infrastructuur en het beleid volgens plan doorgevoerd. In de omgeving van de Westelijke Tuinsteden zijn de ontwikkelingen in de socio-economische gegevens opgenomen. Voor het studiegebied, de vier stadsdelen, zijn socio-economische gegevens gelijk gehouden met de huidige situatie. In de plansituaties zijn veranderingen in de socio-economische gegevens meegenomen zoals deze bij de verschillende projecten zijn verondersteld. De autonome situatie zal in praktijk nooit voorkomen, deze wordt echter wel gebruikt om het effect van de te realiseren projecten aan te tonen. Voor de huidige situatie en de zes prognosesituaties zijn de verkeersbeelden bepaald en in deze rapportage opgenomen. Aan de hand van de verkeersintensiteiten en de omgevingskenmerken zijn de externe effecten op luchtkwaliteit berekend. Voor fijnstof en stikstofdioxide is een effectenoverzicht gegeven en zijn de kaarten in deze rapportage opgenomen.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan kan gebruik worden gemaakt van het Verkeersmodel Westelijke Tuinsteden om de verkeerseffecten van bijvoorbeeld nieuwbouwontwikkelingen te beoordelen, rekening houdend met toekomstige bevolkingsgroei, woon- werkverkeer, infrastructuurontwikkelingen e.d.. Hiervoor is al beschreven dat het bestemmingsplan Osdorperweg geen nieuwbouwontwikkelingen bevat en ook geen mogelijkheden die leiden tot een wezenlijke toename van het verkeer. Ook ontwikkelingen elders (bijvoorbeeld de aanleg Westrandweg) zijn niet van dien aard dat voor de Osdorperweg en omgeving wezenlijke veranderingen zijn voorzien die nopen tot nader onderzoek.
5.4 Parkeren
Bestemmingsplan Osdorperweg en omgeving
Het plangebied is gelegen in het landelijke gebied van Amsterdam. De parkeernormen voor het stedelijke gebied zijn hier niet van toepassing. Daarom is gebruik gemaakt van de landelijke parkeerkengetallen van het CROW (kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur). Daartoe is in het plan voorgeschreven dat parkeren op eigen terrein moet worden opgelost en zullen nieuwe stadslandbouwfuncties worden beoordeeld volgens de CROW-cijfers. Zo zal per 100 m2 bvo museum/bibliotheek (milieueducatiecentrum) minimaal 1,0 en maximaal 1,2 parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd (zie ook hoofdstuk 11.3 van deze toelichting).
Parkeernota Amsterdam
In de nota Parkeren is Manoeuvreren (Parkeernota Amsterdam, april 2001) is het gemeentelijk parkeerbeleid verwoord. Het parkeerbeleid bepaalt in belangrijke mate de bereikbaarheid van een stedelijk gebied en is daarmee van belang voor de economische en sociaal-culturele vitaliteit. Het gemeentelijk beleid richt zich primair op het tegengaan van niet-noodzakelijk autogebruik. Gestreefd wordt naar het concentreren van arbeids- en bezoekersintensieve functies op goed per openbaar vervoer en fiets bereikbare locaties. Ter wille van de bereikbaarheid per auto blijft het stellen van een maximum aantal parkeerplaatsen onvermijdelijk.
Tot de vaststelling van het nieuwe Locatiebeleid blijven de normen van het oude beleid van kracht, conform het vorige Structuurplan en het Regionaal Verkeer-en-Vervoerplan (RVVP). Dit is vastgelegd in het document Parkeernormering Amsterdam.
Nota Locatiebeleid Amsterdam
Het huidige locatiebeleid is in april 2008 vervangen door het beleid neergelegd in de Nota Locatiebeleid Amsterdam. Deze nota bevat een aanvullend toetsingskader op grond van het Structuurplan.
Aan de Nota Locatiebeleid Amsterdam ligt ten grondslag dat de gemeente Amsterdam de ambitie heeft geformuleerd om van Amsterdam een Topstad te maken. Bedrijven - groot of klein, internationaal, nationaal, regionaal - moeten in Amsterdam een attractieve plek kunnen vinden om het bedrijf goed te kunnen laten functioneren. Een belangrijk aspect daarbij is een uitstekende bereikbaarheid van deze plekken.
Er is voor gekozen om de huidige parkeernormen voor kantoren en bedrijven te blijven hanteren. Dit houdt in een parkeernorm voor kantoren en bedrijven van 1:250 m² bvo op A-locaties en 1:125 m² bvo op B-locaties. A-locaties bevinden zich rondom de belangrijkste NS-stations (CS, Sloterdijk, Zuid en Bijlmer) en B-locaties zitten in de directe omgeving van ringlijn/metrolijnstations en overige NS-stations of liggen binnen het tram/busnetwerk.
Daarnaast echter wordt de mogelijkheid gegeven om in bepaalde gevallen van deze vaste normen te kunnen afwijken. Flexibele toepassing van parkeernormen kan alleen als de luchtkwaliteit en de intensiteit/capaciteit van het wegennet dit toelaten. Dit zijn harde randvoorwaarden.
Voor overige niet-woonfuncties (bijvoorbeeld leisure, hotels, congresruimten en winkels) worden de zogenaamde CROW-parkeercijfers gehanteerd (dit zijn op de praktijk gebaseerde kencijfers, die zijn ontwikkeld als hulpmiddel bij het berekenen van het aantal aan te leggen parkeerplaatsen bij een bepaalde voorziening).
Voor de woonfunctie zijn geen normen of richtlijnen opgenomen. Stadsdelen of de centrale stad in geval van grootstedelijke gebieden, kunnen zelf deze normen voor wonen opnemen in hun parkeerbeleid of vastleggen in grondexploitatie of erfpachtcontract. Deze normen worden niet centraal geregeld, aangezien de parkeernorm in hoge mate afhankelijk is van de locatie en het type woning.
Hoofdstuk 6 Milieuaspecten
6.1 Geluid
6.1.1 Algemeen
Een van de grondslagen voor de ruimtelijke afweging is de Wet geluidhinder (Wgh). De Wet geluidhinder bevat geluidnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail-, wegverkeers- en industrielawaai. Op grond van de Wet geluidhinder gelden rond geluidbronnen met een grote geluiduitstraling, zoals (spoor)wegen en industrieterreinen, zones. De belangrijkste bestaande geluidzones bevinden zich langs bestaande wegen en spoorwegen, rond grote bestaande industrieterreinen en rondom bestaande luchtvaartterreinen.
Daarnaast zullen de niet in de Wet geluidhinder geregelde situaties ook in de afweging moeten worden betrokken. Gedacht wordt onder meer aan milieuvergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet Milieubeheer, inrichtingen die vallen onder een AMvB, horecagelegenheden, disco's en dergelijke.
De bebouwing langs de Osdorperweg (en de overige bebouwing in het plangebied) valt niet binnen de zone van een spoorweg of industrieterrein. Wel heeft de Osdorperweg zelf een geluidzone van 250 meter aan weerszijden van de weg. Binnen deze zone zijn een groot aantal woningen en bedrijven gesitueerd. Dat is echter een reeds lang bestaande situatie met een bestaande weg en met bestaande woningen en andere geluidgevoelige functies.
De Wet Geluidhinder verplicht alleen om voor nieuwe situaties geluidonderzoek te doen bij de voorbereiding van een bestemmingsplan. In het bestemmingsplan Osdorperweg en omgeving worden echter geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Het gebied valt namelijk vrijwel geheel onder de werking van het Luchthavenindelingbesluit (LIB). Vanwege de geluidhinder van Schiphol zijn in het gehele gebied geen nieuwe woningen, scholen en gezondheidszorggebouwen toegestaan. In het bestemmingsplan worden met andere woorden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan heeft daarom geen nader geluidonderzoek plaatsgevonden.
Hierna is wel kort de regelgeving en het gemeentelijk beleid op dit aspect in beeld gebracht.
6.1.2 Ontwerp Actieplan Omgevingslawaai
Wel is op de onlangs vastgestelde geluidkaart van de gemeente Amsterdam te zien dat op een aantal locaties langs de Osdorperweg (waar de woningen vlak langs de weg staan) een hoge geluidbelasting heerst. De geluidkaart is op 26 juni 2007 vastgesteld door B&W van Amsterdam en vormt de basis voor het Ontwerp Actieplan Omgevingslawaai van de gemeente Amsterdam. In het Ontwerp Actieplan Omgevingslawaai is voor heel Amsterdam beschreven waar veel geluidhinder voorkomt (bestaande situaties) en wat in de komende vijf jaar wordt ondernomen om dit te verminderen. Aan het actieplan hangt een groslijst met maatregelen die de geluidbelasting (voor bestaande situaties) moeten terugbrengen. Op 16 april 2008 is het Ontwerp Actieplan Omgevingslawaai door het college van Burgemeester en Wethouders gepresenteerd en vrijgegeven voor inspraak.
Voor de procedure voor vaststelling kunt u terecht op de website van de gemeente Amsterdam. Het Actieplan zal iedere vijf jaar worden bijgesteld.
6.1.3 Regelgeving
Op 5 juli 2006 is de wijzigingswet van de Wet geluidhinder aangenomen (Staatsblad 350, Wet van 5 juli 2006, houdende wijziging Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase)). De artikelen van de nieuwe wet zijn in werking getreden per 1 januari 2007. In de (gewijzigde) Wet geluidhinder zijn geluidnormen voor toelaatbare equivalente geluidniveaus opgenomen. De geluidnormen gelden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidzone van een (spoor)weg of industrieterrein.
In de Wet geluidhinder is aangegeven dat een akoestisch onderzoek moet worden ingesteld bij het voorbereiden van de vaststelling en/of herziening van een bestemmingsplan voor zover die geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op gronden behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder. Wanneer een nieuw (of gewijzigd) bestemmingsplan het mogelijk maakt geluidgevoelige bebouwing in de geluidzone van een industrieterrein of (spoor)weg te realiseren is een akoestisch onderzoek noodzakelijk naar de geluidbelasting van een industrieterrein of spoor(weg) op de geluidgevoelige bebouwing.
Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan op grond van de Wet geluidhinder een hogere waarde (ontheffing op de geluidbelasting) worden verleend door de burgemeester en wethouders (en in een aantal gevallen Gedeputeerde Staten). Voorwaarde is dat het toepassen van maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend is, of overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard een rol spelen. Het toepassen van maatregelen dient in volgorde van prioriteit gericht te zijn op bronmaatregelen (geluiddempers, aanpassing wielen/spoor, aanpassing wegverharding en/of aangepaste rijsnelheden) en overdrachtsmaatregelen (geluidschermen/geluidswallen).
In het Amsterdamse geluidbeleid is bepaald dat de woningen waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld of die van een dove gevel worden voorzien, altijd ook een geluidluwe gevel moeten krijgen waaraan verblijfsruimten zoals woon- en slaapkamers worden gerealiseerd. Beleid is verder dat de hoogst geluidbelaste woningen bij voorkeur worden bestemd voor jongeren en ouderen en in mindere mate voor gezinnen.
Wanneer sprake is van meerdere relevante geluidbronnen, kan slechts een hogere waarde worden vastgesteld voor zover de gecumuleerde geluidbelasting niet leidt tot een onaanvaardbare geluidbelasting (art. 110a lid 6 Wgh en artikel 1.5 Besluit geluidhinder (Bgh). Verder dient, in het geval van ontheffing op de geluidbelasting, de binnenwaarde worden gewaarborgd door het eventueel toepassen van gevelmaatregelen (suskast, isolatieglas). Rond wegen, spoorwegen en industrieterreinen kunnen vanwege de Wet geluidhinder wettelijke zones gelden waarop geluidnormen van toepassing zijn (voorkeurgrenswaarden). Burgemeester en wethouders of in Amsterdam het dagelijks bestuur van een stadsdeel (en in een aantal gevallen gedeputeerde staten) kunnen onder voorwaarden een hogere grenswaarde vaststellen voor weg-, spoor- en industrielawaai.
6.1.4 Industriegeluid
Op grond van de Wet Geluidhinder moet een geluidzone worden vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die "in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken" (artikel 40 Wgh). Dit zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningenbesluit (Staatblad 1993, 50), de zogenaamde grote lawaaimakers. Dergelijke inrichtingen worden geacht zoveel lawaai te (kunnen) veroorzaken, dat de wijde omgeving ervan zeer zwaar belast wordt.
Alle bestaande industrieterreinen waar inrichtingen op grond van het bestemmingsplan zijn of kunnen worden gevestigd die vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zijn gezoneerd. Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan voor een gebied waarin genoemde inrichtingen liggen, moet op grond van artikel 41 van de Wet geluidhinder rond het betrokken terrein een zone worden vastgesteld.
Buiten deze zone mag de door bedrijven veroorzaakte geluidbelasting de waarde van 50 dB(A) niet overschrijden. Binnen de vastgestelde zone sluit de wet woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen niet geheel uit, maar er gelden maximaal toelaatbare geluidbelastingen aan de gevel en saneringsbepalingen. Eén en ander is geregeld in het Besluit grenswaarden
Binnen het gebied van de bestaande zone (tussen 50 en 55 dB(A)) geldt voor nieuwe geluidgevoelige functies, zoals woningen, een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde tot 55 dB(A) mogelijk. In het gebied met een hogere geluidbelasting dan 55 dB(A) kunnen geen nieuwe woningen worden geprojecteerd.
Op een niet-gezoneerd industrieterrein is de geluidruimte in de milieuvergunningen van de afzonderlijke bedrijven bepalend voor de planologische ontwikkelingen in de omgeving van deze bedrijven. In principe moet de afstand tussen de bedrijven en de geluidgevoelige functies zo groot zijn dat de geluidruimte van de bedrijven niet wordt verkleind en de geluidgevoelige functies niet te hoog worden belast.
De bebouwing in het plangebied van de 'Osdorperweg e.o.' valt niet binnen de geluidzones van Schiphol of het Westelijk Havengebied. Wel valt de Osdorperweg en omgeving onder de werking van het Luchthavenindelingbesluit. Vanwege de geluidhinder (en veiligheid) van Schiphol zijn in het gebied geen nieuwe woningen, scholen of gezondheidszorggebouwen toegestaan.
6.1.5 Wegverkeersgeluid
Volgens de Wet geluidhinder hebben bijna alle wegen een geluidzone. De breedte van deze zone is afhankelijk van het aantal rijstroken van de weg.
Tabel Breedte van geluidzones langs autowegen
Aantal rijstroken | Geluidzones buitenstedelijk gebied | Geluidzones stedelijk gebied |
Weg met één of twee rijstroken | 250 meter | 200 meter |
Weg met drie of vier rijstroken | 400 meter | 350 meter |
Weg met vijf of meer rijstroken | 600 meter |
Bron: artikel 74 Wet geluidhinder
Voor een aantal wegen is een uitzondering gemaakt en geldt geen geluidzone:
- 1. wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of;
- 2. wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt.
Binnen de geluidzone van een weg gelden geluidnormen voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen zoals:
- 1. basisscholen, scholen voor voortgezet onderwijs, instellingen voor hoger beroepsonderwijs inclusief gymnastieklokalen
- 2. algemene, categorale en academische ziekenhuizen, evenals verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen
Tabel Geluidhindernormen wegverkeer bij nieuwbouw
Geluidsgevoelig gebouw | Voorkeursgrenswaarde [dB] | Maximaal toelaatbare geluidbelasting [dB] | |
Buitennorm | Buitennorm | Binnennorm | |
Woning | 48 | 63 | 33 |
Scholen | 48 | 63 | 28 (theorielokalen) |
33 (vaklokalen) | |||
Medische voorzieningen | 48 | 63 | 28 (onderzoeks- en behandelruimten) |
33 (huisvesting, recreatie- en conversatieruimten) |
Op basis van artikel 110g van de Wet geluidhinder en artikel 3.7 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 mag er op de geluidbelasting vanwege een weg, op de gevel van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen, een aftrek worden toegepast in verband met het stiller worden van het verkeer in de toekomst.
De aftrek bedraagt maximaal:
- 1. 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt;
- 2. 5 dB voor overige wegen;
- 3. 0 dB in het geval de geluidbelasting wordt gebruikt voor de bepaling van de gevelisolatie (Bouwbesluit) of het de binnenwaarde betreft.
De voorkeursgrenswaarde van het wegverkeer bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden moet worden nagegaan of de overschrijding kan worden tegengegaan door het treffen van geluidbeperkende maatregelen. Als er geen afdoende maatregelen kunnen worden getroffen om aan de voorkeurgrenswaarden te voldoen dan kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden toegekend. De uiterste grenswaarde bedraagt voor woningen langs bestaande binnenstedelijke wegen 63 dB en voor woningen langs auto(snel)wegen 53 dB. Voor nieuwe binnenstedelijke wegen geldt voor nieuwe woningen een uiterste grenswaarde van 58 dB.
De geluidswaarde binnen de woningen (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB.
Woonerven en 30 km/h-wegen zijn op basis van hun snelheidsregime gedezoneerd. Een verzoek tot vaststelling van hogere grenswaarden is voor deze geluidsbronnen daarom niet mogelijk. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting ten gevolge van woonwerven en 30 km/h-wegen echter wel te worden onderbouwd.
6.2 Bodem
6.2.1 Algemeen
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan waarin nieuwe woningbouwmogelijkheden zijn opgenomen of andere nieuwbouwmogelijkheden is vooraf een bodemonderzoek nodig. Aan de hand van een dergelijk bodemonderzoek kan worden beoordeeld of de bodem wel geschikt is voor het beoogde gebruik, of dat deze vanwege ernstige bodemverontreiniging eerst moet worden gesaneerd.
In het bestemmingsplan Osdorperweg en omgeving zijn echter geen nieuwe woningbouwmogelijkheden of andere nieuwbouwmogelijkheden opgenomen. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan was daarom geen bodemonderzoek noodzakelijk.
Maar de bodem in het bebouwingslint van de Osdorperweg, de Lutkemeerweg en de Raasdorperweg is volgens de bodemkwaliteitskaart van Amsterdam matig verontreinigd. Dat betekent dat bij grondverzet (of bouwactiviteiten waarbij grondverzet nodig is) in de bebouwingslinten eerst bodemonderzoek moet worden gedaan.
Hierna is kort ingegaan op de Bodemkwaliteitskaart en het Bodembeheerplan. Daarna volgt nog een korte beschrijving van de relevante regelgeving.
6.2.2 Bodemkwaliteitskaart
Volgens de bomdemkwaliteitskaart van Amsterdam maken de weilanden in de Osdorper Binnenpolder Zuid en de Osdorper Bovenpolder deel uit van "Zone 4: Niet opgehoogd agrarisch gebied" en bestaat de bodem uit schone grond.
Het bebouwinglint van de Osdorperweg maakt volgens de bodemkwaliteitskaart deel uit van "Zone 2: Oude woongebieden, opgehoogd voor 1870". De bodem van het bebouwingslint langs de Osdorperweg is volgens deze kaart matig verontreinigd. Dat betekent dat grondverzet in het bebouwingslint (ook in het kader van bouwactiviteiten) alleen met een vrijstelling en onder voorwaarden (bodemonderzoek) is toegestaan. Deze regeling is opgenomen in het "Bodembeheerplan stadsdeel Osdorp" (Dienst Milieu- en Bouwtoezicht, oktober 2007).
6.2.3 Regelgeving
Wet bodembescherming
Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming, inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wet bodembescherming wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem dat bedoeld is om nieuwe verontreiniging van de bodem te voorkomen. De Wet bodembescherming kent nieuwe gevallen van bodemverontreiniging (ontstaan na 1 januari 1986) waarbij er sprake is van een saneringplicht die direct van kracht is. Voor oude gevallen van bodemverontreiniging is de start van de sanering met de nieuwe Wet bodembescherming afhankelijk van de ontoelaatbare risico's voor de mens, verspreiding of het milieu nu en in de toekomst.
De Wet bodembescherming is herzien op 1 januari 2006. De belangrijkste wijzigingen zijn:
- 1. nieuw saneringscriterium en -doelstelling;
- 2. saneringsplicht voor eigenaren of erfpachters van bedrijfsterreinen;
- 3. uniforme procedure voor eenvoudige saneringen (zie Besluit Uniforme Saneringen);
- 4. meer mogelijkheden voor deelsanering;
- 5. versterking van de handhaving;
- 6. formalisering van evaluatieverslag en nazorgplan middels beschikkingen;
- 7. mogelijkheid om beheersmaatregelen op te leggen;
- 8. wettelijke basis voor een subsidieregeling voor sanering van bedrijfsterreinen.
Met name de saneringsverplichtingen zijn voortaan gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het (toekomstig) gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen is meer flexibel geworden: het is niet altijd nodig het hele geval aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak. De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. De vernieuwde wet houdt daarnaast rekening met de (im)mobiliteit van de verontreiniging. Voortaan wordt de bodem geschikt gemaakt voor het voorgenomen gebruik, wordt de blootstelling en de verspreiding van de verontreiniging beperkt en worden de nodige beheermaatregelen getroffen. Wanneer economische en maatschappelijke omstandigheden rond de verontreinigde locatie echter om uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat de risico's voldoende worden beheerst.
Besluit Uniforme Saneringen (BUS)
Op 14 februari 2006 is het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) in werking getreden. Deze landelijke uniforme regeling maakt het mogelijk eenvoudige saneringen in korte tijd af te ronden. Een sanering wordt via een standaard meldingsformulier aangemeld en binnen vijf weken kan gestart worden met saneren. Het gebruik van BUS is wel gebonden aan voorwaarden. De belangrijkste zijn:
- 1. het betreft saneringen met open ontgravingen;
- 2. in geval van mobiele verontreinigingen met minerale olieproducten worden alleen bewezen technieken gehanteerd;
- 3. de oppervlakte van de locatie mag niet groter zijn dan 5.000 m2;
- 4. er mag niet meer dan 500 m3 grond worden afgevoerd.
Amsterdams Uitvoeringskader Bodemsanering
Het beleidskader voor bodem van de gemeente Amsterdam is verwoord in het Amsterdams Uitvoeringskader Bodemsanering 2004 (AUB). Hierin is het functiegericht en kosteneffectief saneren opgenomen en zijn de regels ten aanzien van het omgaan met asbest in de bodem toegevoegd.
Op landelijk niveau is het saneringsbeleid in beweging, waarbij duurzaam bodemgebruik meer centraal komt te staan. Het bodemsaneringsbeleid van het ministerie van VROM is op dit moment volledig opgenomen in het AUB. De belangrijkste aspecten in het saneringsbeleid van VROM en de gemeente Amsterdam zijn het functiegericht saneren, middels isolatie of door aanbrengen van een leeflaag met een minimale kwaliteit, en het saneren van mobiele verontreinigingen waarbij gebruik gemaakt kan worden van een stabiele eindsituatie te behalen binnen 30 jaar.
6.3 Luchtkwaliteit
6.3.1 Algemeen
In het kader van een goede ruimtelijke ordening bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens dient rekening te worden gehouden met de luchtkwaliteit.
Hoewel de luchtkwaliteit in Amsterdam in de afgelopen 10 à 15 jaar aanzienlijk is verbeterd voldoet deze in een sterk verstedelijkt gebied als Amsterdam nog lang niet overal aan de strenge normen. Zo worden langs de Osdorperweg (tussen de Ookmeerweg en de Slibveldenweg) de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) overschreden (in een ongunstig jaar). De grenswaarde voor fijnstof (PM10) wordt hier overigens niet overschreden. Om deze overschrijding en andere overschrijdingen in de stad aan te pakken heeft de gemeente Amsterdam het Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam 2006 vastgesteld. In het actieplan is een pakket maatregelen opgenomen dat tot een verbetering van de luchtkwaliteit moet leiden. Na uitvoering van deze maatregelen zal er geen overschrijding van de grenswaarden meer zijn langs de Osdorperweg. Op basis van het gemeentelijke Actieplan zullen alle stadsdelen een Plan van Aanpak Luchtkwaliteit opstellen. Zo zijn in het Verkeersmodel Westelijke Tuinsteden modellen opgesteld voor luchtkwaliteitsberekeningen in de Westelijke Tuinsteden.
In het bestemmingsplan voor de Osdorperweg en omgeving worden de bestaande functies planologisch vastgelegd. De introductie van stadslandbouw en meer extensieve recreatie (wandelen en fietsen) zal niet tot een wezenlijke toename van de verkeersdrukte leiden en om die reden ook niet in betekenende mate van invloed zijn op de luchtkwaliteit.
Daartoe zijn de mogelijkheden voor stadslandbouw beperkt tot 6 voormalige agrarische bouwpercelen en tot het gebruik van de bestaande kassen voor stadslandbouw. Voor de intensieve niet-agrarische nevenactiviteiten, zoals detailhandel en horeca, die gekoppeld zijn aan stadsdlandbouw geldt een maximum van 350 m² bruto vloeroppervlakte per stadslandbouwvestiging.
Binnen de kassen geldt dit maximum tevens voor de totale toegestane bruto vloeroppervlakte aan bedrijfsbebouwing. De te gebruiken oppervlakte van de kas voor agrarische stadslandbouwactivitieten, zoals het telen van gewassen, valt vanzelfsprekend niet onder de werking van dit maximum.
6.3.2 Regelgeving
Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De regelgeving is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en Ministeriële Regelingen. Daarmee zijn het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005), de Regeling saldering luchtkwaliteit, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit vervallen.
De nieuwe Wet luchtkwaliteit is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
- negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
- mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Veel aspecten van de nieuwe regelgeving worden in afzonderlijke uitvoeringsregelingen uitgewerkt:
- het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), verder te noemen het Besluit NIBM;
- de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), verder te noemen de Regeling NIBM;
- de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 (en bijbehorende Handreiking Projectsaldering);
- de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (en de Handreiking Meten en rekenen luchtkwaliteit);
- het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
- het toekomstige Besluit gevoelige bestemmingen, op grond van artikel 5.16a Wm (verwacht in 2009).
De Wet luchtkwaliteitseisen voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
Van bepaalde projecten (o.a. woningbouw- en kantoorontwikkeling) met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden (zie ook Regeling NIBM). Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de zogenaamde 1% grens niet wordt overschreden. De 1% grens is gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Deze grenswaarde is conform het oude Besluit Luchtkwaliteit 2005 gesteld op 40 µg/m3. Dit komt overeen met 0,4 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De Nederlandse overheid verzoekt de EU momenteel om verlenging van de termijn (derogatie) waarbinnen de luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten zijn.
Daarbij is in de nieuwe Wet luchtkwaliteitseisen (artikel 5.16 van de Wet milieubeheer) aangegeven in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmeringen vormen voor ruimtelijke ontwikkelingen:
- 1. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- 2. een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- 3. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
- 4. een project past binnen het NSL, of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Als een project aan één van de bovengenoemde aspecten voldoet is geen nader luchtkwaliteitsonderzoek nodig.
6.4 Externe Veiligheid
6.4.1 Algemeen
Bij externe veiligheid gaat het om het binnen aanvaardbare grenzen houden van risico's bij de productie, opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen.
In het plangebied van de Osdorperweg en omgeving zijn geen inrichtingen aanwezig waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd of opgeslagen. Ook valt het plangebied niet onder de risicocontouren van transportassen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Wel zijn in het plangebied een groot aantal leidingen aanwezig en een gasopvangstation aan de Ookmeerweg 269.
Leiding | Soort stof | Beheerder | Diameter buis | Max. werkdruk |
W-534-01 | Gas | Gasunie | 16 inch (406.4 mm) | 40 bar |
W-534-24 | Gas | Gasunie | 12 inch (323.9 mm) | 40 bar |
A-561 | Gas | Gasunie | 30 inch (762 mm) | 66,2 bar |
ASP-RK-09 / 08 | Kerosine | KIWA | 16 inch | 40 bar |
NPM | Koolstofdioxide (CO2) | VWS Pipeline Control | 26 | 21 bar |
Persleiding rioolgemaal Halfweg | Huishoudelijk afvalwater | Hoogheemraad-schap van Rijnland | 31,5-50 cm | circa 4,1 tot 4,2 bar |
Waterleidingen | 2 x drinkwater 2x ruwwater | Waternet | 800 mm 700 mm |
Zo wordt het plangebied doorsneden door verschillende aardgastransportleidingen, een brandstofleiding en CO2-leiding, een rioolpersleiding, en een aantal grote waterleidingen. Deze leidingen hebben een risicozone met een toetsingsafstand.
Op de verbeelding zijn de leidingen met hun zakelijk rechtstrook vermeld. De leidingen met stroken hebben een dubbelbestemming 'Leiding' gekregen. Binnen deze zones is geen bebouwing toegestaan zonder toestemming van de leidingbeheerder. Ook grondbewerkingen zijn zonder toestemming van de leidingbeheerder niet toegestaan.
6.4.2 Regelgeving
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi)
Voor risicovolle inrichtingen is de normstelling gebaseerd op het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat op 27 oktober 2004 in werking is getreden. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven te beperken. Voorbeelden van deze risicovolle bedrijven zijn LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties en chemische fabrieken.
Het Bevi bevat de normstelling op het gebied van externe veiligheid van inrichtingen en richt zich daarbij op de aspecten vergunningverlening en ruimtelijke ordening. Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR (plaatsgebonden risico), op basis van de nota Omgaan met risico's, in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR (groepsgebonden risico) noemt deze nota als norm:
- I. 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
- II. 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
- III. 10-9 voor een ongeval met meer dan 1000 dodelijke slachtoffers;
- IV. enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken ) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Wet vervoer gevaarlijke stoffen
De Wet vervoer gevaarlijke stoffen (1996) regelt de wijze van vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, per spoor en over de binnenwateren; hierin is onder andere vastgelegd welke stoffen behoren tot de categorie 'gevaarlijke stoffen' en dat het transport binnen de bebouwde kom zoveel mogelijk dient te worden vermeden (art. 11). In deze wet is ook vastgelegd dat gemeenten zelf de route voor gevaarlijke stoffen mogen aanwijzen (art. 18, lid 1). Om bij ruimtelijke ontwikkelingen het vervoer van gevaarlijke stoffen te laten voldoen aan de externe veiligheidsnormen moet het bevoegd gezag rekening houden met het plaatsgebonden risico en het groeprisico.
Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en wegen opgenomen.
Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico nog buiten deze 200 meter strekken.
Circulaire Zonering langs hoogdrukaardgasleidingen
Het beleid voor ondergrondse buisleidingen is vervat in de circulaires “Zonering langs hogedruk aardgasleidingen” (1984) en “Voorschriften zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2 en K3 categorie” (1991).
De circulaire beoogt aan te geven op welke wijze een verantwoorde zonering toegepast kan worden langs nieuwe tracés van aardgastransportleidingen en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bestaande aardgastransportleidingen.
Uit veiligheidsoverwegingen is het van belang een afstand aan te houden tot gebouwen of plaatsen waar frequent en/of langdurig personen verblijven. Deze afstand is in principe zodanig dat daarbuiten de invloed van de leiding op de omgeving verwaarloosbaar mag worden geacht (de toetsingsafstand).
Planologische, technische en economische overwegingen kunnen echter leiden tot kleinere afstanden. In die gevallen gelden, afhankelijk van de kwetsbaarheid van de omgeving binnen de invloedszone, regels waaraan zowel de leiding als de omgeving dienen te voldoen (de bebouwingsafstand). Als maat voor de kwetsbaarheid geldt de aard van de omgeving binnen de invloedszone. Hierbij zijn van belang de dichtheid van de woonbebouwing, de aanwezigheid van bijzondere objecten en het gebruik van het gebied, bijvoorbeeld voor recreatie.
Afhankelijk van druk en diameter gelden verschillende bebouwings- en toetsingsafstanden). De afstand die, in verband met de bescherming en het beheer van de leiding, minstens moet worden aangehouden ten opzichte van andere functies, wordt bepaald door de zakelijk rechtstrook. Binnen deze afstand is in beginsel geen enkele vorm van bebouwing toegestaan.
De zakelijk recht zones zijn met een dubbelbestemming op de verbeelding weergegeven. Binnen de dubbelbestemming zijn er geen bouwmogelijkheden en is voor grondbewerkingen een aanlegvergunning nodig waarbij er wordt getoetst door de leidingbeheerder.
Het kabinet heeft op 9 februari 2007 ingestemd met een nieuwe aanpak van buisleidingen. Zo komt er een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Buisleidingen. Daarin werkt de regering de wet verder uit. Deze AMvB zal regels gaan stellen voor risico's en zonering langs buisleidingen, het opnemen van voorschriften in bestemmingsplannen, technische eisen, het aanwijzen van een toezichthouder, melding van incidenten en beschikbaarheid van noodplannen. Het ontwerpbesluit van de AMvB is 19 augustus 2009 naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd.
De minister heeft verzocht om reeds vooruit te lopen op de AMvB Buisleidingen.
Door het plangebied lopen diverse leidingen. De kans op en de gevolgen van mogelijke ongevallen zijn te berekenen in een risicoanalyse. Met de risicoanalyse is voor elke willekeurige locatie langs de leidingen, het risico voor de omgeving te berekenen.
De risico's worden onderverdeeld in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR):
Het PR richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de te realiseren basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten. Het wordt uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon op een plaats in de omgeving van een risicovolle activiteit zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van door die activiteit veroorzaakte calamiteit. Een kans op overlijden van 1 op de miljoen per jaar (PR=10-6) wordt aanvaardbaar geacht. De PR 10-6 is een harde grenswaarde welke niet mag worden overschreden. Het PR wordt “vertaald” als een risicocontour rondom de risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen liggen.
Het GR is bedoeld voor het beperken van de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR is een maat voor de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en van een daardoor veroorzaakte calamiteit. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het aantal maximaal aanwezige personen, de z.g. oriënterende waarde (OW). Het gaat om een richtwaarde. Het bevoegd gezag mag, mits afdoende gemotiveerd, van deze richtwaarde afwijken (de verantwoordingsplicht). De verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, dus ook als de OW niet wordt overschreden.
In 2009 is een risicoberekening naar de gastransportleidingen in het plangebied uitgevoerd door de KEMA (66912979-GCS 09-50416 09-11-24 RPC). Uit de resultaten van dat onderzoek blijkt dat het plaatsgebonden risico overal kleiner is dan de wettelijke norm (10 tot de macht -6).
Ook de normen voor het groepsrisico blijven overal onder de oriënterende waarde. Zelfs in Osdorp temidden van de dichte bebouwing blijft het groepsrisico binnen de oriëntatiewaarde (het 'worst case-scenario).
Verder bevindt zich aan de Ookmeerweg 269 een gasdrukregel- en meetstation. Volgens tabel 2 van hoofdstuk 4 van de NEN 1059, dient de minimale bebouwingsafstand voor 'Woningen' en 'objecten categorie I' 25 meter en voor 'objecten categorie II' 4 meter te bedragen bij stations boven de 40.000m3/hr.
Het gaat hierbij om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hier dient rekening mee te worden gehouden bij afwijkingen van het bestemmingsplan. Ruimtelijke ontwikkelingen die passen in het bestemmingsplan zijn toegestaan.
Er dient rekening te worden gehouden met de geluidsemissie van het station ter plaatse. In de nabije omgeving van het gasregelstation zijn geen woningen aanwezig. Hierdoor zullen er geen problemen kunnen optreden aangaande geluidsbelasting. De risicoberekening naar de gastransportleidingen is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Door het plangebied loopt ook een kerosineleiding (ASP-leiding). De beheerder van deze leiding is KIWA. KIWA heeft aangegeven dat zij op dit moment bezig zijn met het uitvoeren van berekeningen voor het groepsgebonden risico. Het stadsdeel en KIWA houden contact over de voortgang van deze berekeningen zodat indien mogelijk de uitkomsten meegenomen kunnen worden in het bestemmingsplan.
Vooralsnog kunnen er geen berekeningen worden uitgevoerd.
Voor het plaatsgebonden risico wordt een zone rondom de leidingen opgenomen in het bestemmingsplan.
Daarnaast loopt er door het gebied een CO2-leiding (koolstofdioxideleiding). VWS Pipecontrol is de beheerder van de koolstofdioxideleiding die in het plangebied ligt. De beheerder heeft aangegeven dat er nog geen rekenmodellen beschikbaar zijn voor een leiding met koolstofdioxide. Daarom is het op dit moment niet mogelijk om voor deze leiding berekeningen op basis van de AmvB Buisleidingen uit te voeren.
Voor het plaatsgebonden risico wordt een zone rondom de leidingen opgenomen in het bestemmingsplan.
Tot slot heeft de Brandweer Amsterdam-Amstelland in december 2009 een advies afgegeven inzake de externe veiligheid. Op basis van de input van de Gasunie en het stadsdeel hebben zij voor de hogedruk aardgastransportleidingen vastgesteld dat het groepsrisico onder de oriënterende Waarden blijft. Het advies van de brandweer is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Besluit risico's zware ongevallen
Op 19 juli 1999 is het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo 1999) in werking getreden als uitvloeisel van de Seveso II richtlijn van de Europese Unie. Het Brzo 1999 stelt eisen aan het veiligheidsbeleid van bedrijven die op grote schaal met gevaarlijke stoffen werken. Doelstelling is het voorkomen en beperken van ongevallen met gevaarlijke stoffen. Daartoe moeten bedrijven onder meer over een veiligheidsbeleid en een veiligheidsbeheerssysteem beschikken. Sommige bedrijven moeten daarnaast ook nog een veiligheidsrapport opstellen en indienen bij de overheid.
6.5 Milieuzonering
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkómen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
In het bestemmingsplan kan de afstand tussen milieugevoelige en milieubelastende activiteiten worden vastgelegd. Het regelen van die afstand wordt ook wel milieuzonering genoemd. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving. Instrumenten van ruimtelijke ordening en milieu kunnen elkaar daarbij ondersteunen.
Het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
- 1. het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen (en andere milieugevoelige objecten);
- 2. het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
De hoofdvraag van milieuzonering is hoe bedrijven en woningen ten opzichte van elkaar worden gesitueerd. Daarbij komen de volgende deelvragen aan de orde:
- 1. welke afstand is aanvaardbaar tussen nieuwe bedrijven en bestaande woningen;
- 2. welke afstand is aanvaardbaar tussen nieuwe woningen en bestaande bedrijven;
- 3. welke bedrijven zijn aanvaardbaar in een gemengd gebied;
- 4. mag een concreet bedrijf zich op een bepaalde locatie vestigen.
Het voorliggende bestemmingsplan bevat een milieuzonering. Daarbij is gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering, Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk van 2007" (VNG-publicatie).
6.5.1 VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering
De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering, Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk (VNG-publicatie) is een hulpmiddel voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming (2007). Om een milieuzonering in een concrete situatie te kunnen uitwerken bevat de VNG-publicatie bouwstenen. De drie belangrijkste bouwstenen zijn:
- 1. de richtafstandenlijst;
- 2. twee omgevingstypen;
- 3. een lijst van toelaatbare activiteiten in gemengd gebied met het oog op functiemenging.
De belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten die zijn opgenomen in bijlage 1 van de VNG-publicatie. Dit zijn afstanden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype, zoals een rustig buitengebied). In de bijlagen wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijke relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.
Om tot een optimale invulling van de ruimte te komen worden diverse omgevingstypen onderscheiden. Het achterliggende idee is dat de gevoeligheid van een gebied mede afhankelijk is van het omgevingstype. De gevoeligheid van een gebied kan daarom aanleiding zijn om af te wijken van de standaardafstanden in de bedrijvenlijst die uitgaan van de ligging in een rustige woonwijk. Afhankelijk van het type gebied kan een correctie worden toegepast op de afstanden die zijn genoemd in de standaardlijst en wel per hinderaspect (geluid, stof, stank e.d.) dat in de lijst is genoemd.
Gemengd gebied / gebied met functiemenging
Gemengde gebieden zijn gebieden met matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals kleine bedrijven. Gebieden die direct langs hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-publicatie zijn afgestemd op een rustige woonwijk. Deze richtafstanden kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend. Verdere reducties zijn niet te verantwoorden, omdat in algemene zin niet aannemelijk kan worden gemaakt dat het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast en het functioneren van bedrijven niet in gevaar wordt gebracht.
De richtafstanden ten opzichte van de omgevingtypen 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied' gaan uit van het principe van functiescheiding. Binnen gemengde gebieden (gebieden met functiemenging) heeft men echter veelal te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. In dergelijke gebieden is de vraag welke bedrijven en andere milieubelastende functies nog aanvaardbaar zijn; wat is vanuit leefbaarheid gezien mogelijk aan functiemenging? De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-publicatie zijn dan niet goed toepasbaar. Daarom is in de VNG-publicatie een lijst met functies opgenomen die passen in een gemengd gebied.
In bijlage 4 van de VNG-publicatie is een Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging opgenomen, die specifiek is gericht op de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten binnen gebieden met functiemenging. Deze Staat van Bedrijfsactiviteiten bevat geen richtafstanden, maar categorieën A, B en C, die aangeven onder welke omstandigheden activiteiten inpasbaar zijn.
De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieucategorieën:
- 1. categorie A: toelaatbaar inpandig aan woningen;
- 2. categorie B: toelaatbaar indien bouwkundig afgescheiden van woningen;
- 3. categorie C: toelaatbaar indien gesitueerd langs een hoofdweg.
Categorie A
Het betreft activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan een woning - in gebieden met functiemenging - kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Categorie B
Het betreft activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten plaatsvinden
Categorie C
Het betreft activiteiten uit categorie B, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
6.5.2 Milieuzonering Osdorperweg e.o.
Het plangebied van de Osdorperweg e.o. is aangemerkt als een gemengd gebied waar de woonfunctie van oudsher is gemengd met (kleinschalige) bedrijvigheid en agrarische activiteiten. Om in de bestaande woningen een voldoende woon- en leefklimaat te kunnen garanderen zijn wonen en (relatief grootschalige) bedrijvigheid van elkaar gescheiden (zonering). Daarom hebben de relatief grootschalige bedrijven een bedrijfsbestemming gekregen (B) en is de kleinschalige bedrijvigheid te midden van een overwegende woonomgeving opgenomen in de woonbestemming met een aanduiding (b) voor kleinschalige bedrijvigheid bij de woning.
Op die wijze is onderscheid gemaakt tussen "bedrijven" (met de bestemming Bedrijf) en "kleinschalige bedrijvigheid bij de woning" (met een woonbestemming). Voor dat onderscheid is aangesloten bij het geldende bestemmingsplan. De percelen met een geldende bestemming "Bedrijven (B)" hebben opnieuw de bestemming "Bedrijf (B)" gekregen. De percelen met de bestemming Wonen en Bedrijven (WB)" hebben conform de landelijke standaard voor bestemmingsplannen, de bestemming "Wonen (W)" gekregen met een functie aanduiding "bedrijf (b)".
Het verschil tussen deze regelingen zit in de zwaarte van de toegelaten bedrijven. Binnen de bedrijfsbestemming (B) zijn bedrijven toelaatbaar in de categorieën A en B. Alleen bestaande categorie C-bedrijven zijn toelaatbaar en krijgen een maatbestemming.
Binnen de woonbestemming met een functieaanduiding voor bedrijf zijn alleen categorie A-bedrijven toelaatbaar. De bestaande categorie B bedrijven krijgen een maatbestemming. Categorie C-bedrijven zijn hier niet toelaatbaar. In dat geval is een bedrijfsbestemming aangewezen.
Sommige bedrijvigheid zoals de maneges hebben een specifieke Sport-bestemming gekregen. Vervolgens is nagegaan hoe ze in het geldende bestemmingsplan waren bestemd (meestal Bedrijf of Wonen en Bedrijf) en of de bestaande bedrijfsomvang nog een bedrijfsbestemming rechtvaardigt.
De bedrijfsbestemming
Binnen de bedrijfsbestemming zijn alleen bedrijfstypen toelaatbaar die voorkomen op een bij het bestemmingsplan behorende lijst met bedrijvigheid, de zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze Staat van bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging. Zo zijn bedrijven in de categorieën A en B zonder meer toelaatbaar binnen de bedrijfsbestemming (zoals bijvoorbeeld autohandel- en reparatie/servicebedrijven). In zijn algemeenheid is de milieubelasting van deze bedrijven zo gering dat ze ook te midden van woningen (in een gemengde omgeving) aanvaardbaar zijn.
Maar voor autosloperijen gaat dat niet op. Deze zijn vanwege lawaai en verkeer niet zonder meer aanvaardbaar in de nabijheid van woningen. In het plangebied zijn echter van oudsher een aantal autosloperijen gevestigd zoals bijvoorbeeld Autosloperij Rooie Ben. Deze bedrijven hebben een maatbestemming gekregen. Op de verbeelding hebben ze de functieaanduiding (sb - asl) gekregen voor autosloperij.
Dat betekent dat de bestaande autosloperij kan worden voortgezet en dat op die locatie ook een nieuwe autosloperij mag komen. Maar op deze locatie mag de autosloperij niet worden vervangen door bijvoorbeeld een groothandel in bouwmaterialen. Vanwege hun verkeersaantrekkende werking zijn dergelijke groothandelsbedrijven namelijk aangemerkt als categorie C-bedrijven. De Osdorperweg is niet geschikt om het daarbij behorende verkeer op een goede wijze te kunnen verwerken. Groothandelsbedrijven zijn daarom voor hun vestigingsmogelijkheden aangewezen op een bedrijventerrein en niet op een locatie langs de Osdorperweg.
Binnen de bestemming Bedrijf zijn ook aannemers met een kleine werkplaats zonder meer toelaatbaar (minder dan 1.000 m² bruto vloeroppervlak). Vanwege lawaai en stof zijn grotere aannemers/bouwbedrijven niet zo maar toegestaan in een gemengde omgeving met woningen. De nieuwvestiging van dergelijke grote bouwondernemingen is om die reden uitgesloten. Maar dat geldt niet voor de bestaande grote bouwbedrijven zoals bijvoorbeeld Rutte (Osdorperweg 580-592). Deze kunnen aanspraak maken op geldende rechten en zijn daarom op maat bestemd. Dat betekent dat zij op de verbeelding een aanduiding hebben gekregen (in het geval van Rutte( sb - tah)). Ter plaatse mag het bestaande grootschalige aannemingsbedrijf worden voortgezet en mag ook een nieuw grootschalig bouwbedrijf komen. Elders in het plangebied is een dergelijk grootschalig bouwbedrijf echter niet toelaatbaar.
Binnen de bedrijfsbestemming zijn alle bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking uitgesloten (Categorie C-bedrijven zoals bijvoorbeeld een transportbedrijf of groothandels in bouwmaterialen en tuinartikelen met een brutovloeroppervlakte van meer dan 2.000 m²). De Osdorperweg is niet geschikt om deze verkeersstromen te kunnen verwerken. Dergelijke bedrijven zijn aangewezen op een locatie op een bedrijventerrein waar de ontsluiting wel goed is geregeld. Voor de bestaande categorie C-bedrijven is een uitzondering gemaakt. Deze kunnen worden voortgezet en mogen in de toekomst door een zelfde type bedrijf worden vervangen (of door een lichter bedrijf). Daartoe hebben deze bestaande verkeersaantrekkende bedrijven zoals Ton de Jeu aan de Osdorperweg 452 (en andere groothandelsbedrijven) een maatbestemming gekregen (gh).
Verder is ook een maatbestemming opgenomen voor een aantal bestaande nutsvoorzieningen (B(nv)). Deze bedrijvigheid is zo specifiek en de bebouwing zo beperkt dat het gerechtvaardigd is om hier andere bedrijvigheid uit te sluiten.
Ook voor een tankstation in de woonomgeving gelden vanuit milieuoogpunt zulke specifieke eisen dat deze vorm van bedrijvigheid niet zonder meer overal binnen de bedrijfsbestemming kan worden toegestaan. In beginsel zijn tankstations binnen deze bestemming dan ook niet toelaatbaar (ze komen niet voor in de Staat van Bedrijfsactiviteiten). Voor het bestaande tankstation aan de Osdorperweg 547 is een uitzondering gemaakt en een maatbestemming opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding B(vm) is behalve de overige bedrijvigheid ook een verkooppunt motorbrandstoffen toelaatbaar. Het bestaande tankstation kan hier worden voortgezet en vervangen door een nieuw tankstation. De milieuaspecten rond het tankstation worden verder afgewogen via het milieuspoor.
Voor een autosloperij > 1000 m² geldt een richtafstand van 100 meter vanwege het geluid en een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking (goederenvervoer).
Voor een autosloperij = 1000 m² geldt een richtafstand van 50 meter vanwege het geluid en ook hier een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking (goederenvervoer).
Voor een aannemersbedrijf met een werkplaats met een bedrijfsoppervlakte > 1000 m² geldt een richtafstand van 50 meter met een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking.
Voor een aannemersbedrijf met een werkplaats en een bedrijfsoppervlakte = 1000 m² geldt een richtafstand van 30 meter en een potentieel geringe verkeersaantrekkende werking.
Voor een bouwbedrijf met een bedrijfsoppervlakte > 2000 m² geldt richtafstand van 100 meter. Voor een bouwbedrijf = 2000 m² geldt een richtafstand van 50 meter.
Beide met potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking (goederenvervoer). In bijlage 2 van de toelichting is een lijst opgenomen met de bedrijven die volgens de inschrijving bij de de Kamer van Koophandel in het plangebied zijn geregistreerd.
6.6 Duurzaamheid
Om het gebruik van duurzame energiebronnen te stimuleren is in het bestemmingsplan een mogelijkheid opgenomen om windturbines te plaatsen op het erf bij een woning, bedrijf of andere functie met een maximale bouwhoogte van 10 meter (vanaf peil/maaiveld). Voorwaarde is wel dat ten minste 10 meter afstand wordt gehouden tot het perceel van de buren om eventuele geluidsoverlast te voorkomen. Indien kan worden aangetoond dat de turbine zo stil is dat het woon- en leefklimaat op de aangrenzende percelen is gewaarborgd, kan een ontheffing worden verleend voor de plaatsing van een windturbine op kortere afstand van de buren (zie artikel 25 van de planregels). Ook is het mogelijk om een ontheffing te verlenen voor een hogere windturbine (maximaal 15 meter), maar dat kan alleen als dat vanwege de windvang noodzakelijk is en de vogels in het vogelweidegebied daardoor niet worden verstoord.
Voor zonnecollectoren is een dergelijke regeling in het bestemmingsplan niet nodig omdat het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb) mogelijkheden biedt om zonnecollectoren te plaatsen zonder bouwvergunning (zie artikel 3, lid 1, onder c van het Bblb).
Hoofdstuk 7 Luchthavenindelingbesluit
Op 1 november 2002 heeft het kabinet de nieuwe milieu- en veiligheidsregels voor het vijfbanenstelsel op Schiphol vastgesteld. De regels zijn opgenomen in het Luchthavenindelingbesluit (LIB)(gewijzigd op 23 augustus 2004), waarin beperkingen worden gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven en het luchthavenverkeerbesluit (LVB), dat is gericht op de beheersing van de belasting van het milieu door het luchtverkeer. De nieuwe regels zijn op 20 februari 2003 in werking getreden, op het moment dat Schiphol de vijfde baan (Polderbaan) in gebruik had genomen. Deze regels moeten door gemeenten in acht worden genomen bij bestemmingsplannen en bij bouw- of aanlegvergunningen.
In het Luchthavenindelingbesluit zijn twee gebieden vastgesteld: het luchthavengebied en het beperkingengebied. Amsterdam valt deels binnen het beperkingengebied. Binnen het beperkingengebied worden weer verschillende deelgebieden onderscheiden met specifieke regels. Delen van Amsterdam vallen binnen de zone waarvoor beperkingen gelden ten aanzien van geluid (voorheen vrijwaringszone), bouwhoogte en vogelaantrekkende bestemmingen.
Wat betreft geluid geldt dat binnen de desbetreffende zone geen nieuwe woningen, woonwagens, woonboten, scholen en gezondheidszorggebouwen zijn toegestaan. Amsterdam valt buiten de gebiedsdelen waar beperkingen gelden ten aanzien van veiligheid. In de gebiedsdelen waar hoogtebeperkingen gelden mogen geen objecten worden opgericht of geplaatst die hoger zijn dan de maximale waarden die in de verschillende deelgebieden van kracht zijn.
Het Luchthavenindelingbesluit (2002) bevat een beperkingengebied waarin hoogtebeperkingen zijn vastgelegd. In beginsel mogen geen objecten worden opgericht of geplaatst die hoger zijn dan de in bijlage 4 bij het besluit aangegeven maximale hoogte.
Het plangebied voor de Osdorperweg e.o. valt nagenoeg geheel onder de werking van het Luchthavenindelingbesluit (beperkingengebied Schiphol). Daaruit vloeien een aantal beperkingen voort. Zo mag in dit gebied volgens het Luchthavenindelingbesluit niet hoger worden gebouwd dan 45 meter. Aangezien aan de geprojecteerde bebouwing in het bestemmingsplan een aanzienlijk lagere maximumbouwhoogte is toegekend, is de conclusie dat het bestemmingsplan op dit punt in overeenstemming is met het Luchthavenindelingbesluit.
Maar het huidige Luchthavenindelingbesluit brengt ook andere beperkingen mee. Zo zijn in het plangebied van de Osdorperweg e.o.:
- geen nieuwe woningen toegestaan;
- geen nieuwe woonwagens;
- geen nieuwe gebouwen met een onderwijsfunctie;
- geen nieuwe gebouwen met een gezondheidszorgfunctie;
- geen vogelaantrekkende activiteiten/inrichting (moerasgebieden en oppervlaktewater van meer dan 3 hectare/natuurreservaten/vogelreservaten/viskwekerijen met extra-murale bassins).
In het bestemmingsplan is daar rekening mee gehouden door geen nieuwe scholen of ziekenhuizen mogelijk te maken. Daartoe zijn deze functies in de maatschappelijke bestemming uitgesloten.
Ten aanzien van de vogelaantrekkende werking kan worden opgemerkt dat het bestemmingsplan geen functies toelaat waardoor de vogelaantrekkende werking op ongeoorloofde wijze toeneemt.
De toekomstige toevoeging van moerasgebied nabij de Westrandweg bedraagt minder dan 3 hectare.
Er vindt verder geen toevoeging plaats van oppervlaktewater, natuurreservaten, vogelreservaten en viskwekerijen met extra-murale bassins. Deze functies zijn namelijk niet inpasbaar binnen de nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan (extensieve recreatie en stadslandbouw).
Ook in het kader van de stadslandbouw is de vestiging van woonfuncties uitgesloten, net als de vestiging van gebouwen voor onderwijs of gebouwen voor gezondheidszorg. Dat betekent dat een zorgboerderij niet kan in de vorm van zorgcliënten die daar ook wonen. Dagbehandeling in de vorm van dierenverzorging of natuurbeheer is wel mogelijk.
Jeugd-, kinder- en naschoolse opvang is geen onderwijs en dus toelaatbaar.
Verder zijn de woningaantallen die volgens het vorige bestemmingsplan toelaatbaar waren, in dit bestemmingsplan overgenomen. Vergeleken met het geldende bestemmingsplan zijn er geen nieuwe woonfuncties toegevoegd. Omdat in dit nieuwe bestemmingsplan voor elke woning een bouwvlak is aangewezen (in het vorige bestemmingsplan waren alleen bestemmingsvlakken met woningaantallen aangegeven) volgt hier een verantwoording voor de bestaande woningen die elders op het perceel een bouwvlak toegewezen hebben gekregen.
Zo is tussen Raasdorperweg 30 en 38 een bouwvlak toegewezen voor de afgebrande woning op nummer 34. Deze woning was al in het geldende bestemmingsplan opgenomen maar is recent afgebrand. De woning wordt herbouwd.
Naast Lutkemeerweg 50 is een bouwvlak toegewezen. In het geldende plan hebben de bestaande woningen op het perceel van Lutkemeerweg 50 de bestemming "Wonen en agrarische bedrijven" gekregen met 3 woningen (inclusief nummer 50). Maar op het voor wonen en agrarische bedrijven bestemde perceel was alleen de woning op nummer 50 gesitueerd en een aantal agrarische bedrijfsgebouwen. Per abuis waren de tweede en derde woning niet in het bestemmingsvlak opgenomen maar in de bestemming Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden terecht gekomen (weiland). De tweede woning zit in de bebouwing naast de bedrijfsloods en de derde woning in de bebouwing (caravan) achter de bedrijfsloods. In het onderhavige bestemmingsplan is deze omissie hersteld. De bestaande tweede en derde woning hebben een woonbestemming gekregen. Het bouwvlak voor de derde woning is echter niet op de bestaande bebouwing (caravan) achter de bedrijfsloods gelegd, maar aan de weg gesitueerd. Het stadsdeel heeft deze gronden in eigendom. De huidige bewoner van de caravan kan deze gronden alleen aankopen voor woningbouw als hij de caravan verwijderd en de bijbehorende bebouwing sloopt. Daarmee is verzekerd dat er geen woning wordt toegevoegd terwijl de caravan/bebouwing blijft staan.
Verder is ook in het weiland achter het perceel Lutkemeerweg 74 een caravan/bebouwing aanwezig die al jaren wordt bewoond. In het geldende bestemmingsplan zijn op het perceel Lutkemeerweg 74 en 76 echter maximaal 2 woningen toelaatbaar.
Ter plaatse van de woning voormalige Osdorperweg 703B is de grond sterk vervuild. Hier is een nieuwe woning, zonder bodemsanering, niet toelaatbaar. Vooralsnog zijn er geen saneringsplannen. In het geldende bestemmingsplan had deze woning de bestemming "Wonen en bedrijven". De woning is inmiddels gesloopt. De bewoonster is verhuisd naar de woning naast Osdorperweg 737 (geldende bestemmingsplan Wonen en agrarisch met 2 woningen). Voor de verwijderde woning Osdorperweg 703B is in het nieuwe bestemmingsplan geen nieuwe woonbestemming opgenomen.
Hoofdstuk 8 Water
8.1 Algemeen
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 onder b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen over de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit is de waterparagraaf. De waterparagraaf geeft ook een weergave van de watertoets.
Het doel is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De meerwaarde van de watertoets is dat zij zorgt voor een vroegtijdige systematische aandacht voor het meewegen van wateraspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.
De watertoets heeft betrekking op alle waterhuishoudkundige aspecten, zoals veiligheid, wateroverlast, riolering, watervoorziening, volksgezondheid, bodemdaling, grondwaterkwaliteit, verdroging en natte natuur.
De waterparagraaf moet inzicht geven in de wijze waarop het waterbeleid is vertaald naar de verbeelding en de planregels van het bestemmingsplan. Daarbij wordt een beschrijving gegeven van de wijze waarop bij het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Daarbij wordt aandacht besteed aan de volgende onderdelen:
- 1. ruimtelijk relevant waterbeleid
- 2. de taken van de waterbeherende instantie
- 3. het overleg met de waterbeherende instantie
- 4. het huidige watersysteem
- 5. het toekomstige watersysteem
De waterparagraaf geeft de resultaten van de watertoets weer. De watertoets is bedoeld om de gevolgen van ruimtelijke plannen voor veiligheid en wateroverlast in beeld te brengen. Dit in samenhang met de gevolgen voor de waterkwaliteit en verdroging. Als negatieve effecten optreden, worden alternatieven voor het voorgestelde beleid beschreven en wordt een overzicht gegeven van compenserende en mitigerende maatregelen.
In het bestemmingsplan Osdorperweg en omgeving wordt de uitvoering van het "Watergebiedsplan Osdorper Binnenpolder Hoog1 " mogelijk gemaakt, dat op 24 mei 2007 door het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht is vastgesteld. Volgens dat Watergebiedsplan wordt in de Osdorper Binnenpolder Zuid een peilscheiding aangelegd waarbij het waterpeil in de Osdorper Binnenpolder Zuid iets wordt verlaagd ten behoeve van het agrarische gebruik, en tegelijkertijd het waterpeil van het bebouwingslint langs de Osdorperweg hoog wordt gehouden om de houten fundering van bebouwing en weg te beschermen. In het Watergebiedsplan zijn ook de effecten van een dergelijke waterscheiding op bebouwing en weidegrond onderzocht en beschreven. Hierna is daarvan een korte samenvatting opgenomen. Extra onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan is niet noodzakelijk.
In de Osdorper Bovenpolder is de bestaande situatie in het bestemmingsplan vastgelegd. Daar zijn geen ontwikkelingen (zoals een peilwijziging) voorzien die van wezenlijke invloed zijn op de waterhuishouding.
Verder zijn alle bestaande watergangen en waterkeringen in het plangebied beschermd met een verbod om te dempen of te vergraven, waarvan alleen met een vergunning (en toestemming van de waterbeheerder) kan worden afgeweken.
Ook in het bebouwingslint langs de Osdorperweg is geen wezenlijke uitbreiding van de bebouwing of het verharde oppervlak mogelijk gemaakt.
Hierna is een korte beschrijving van de bestaande waterhuishouding opgenomen. Voor de Osdorper Binnenpolder Zuid is de motivering van de peilscheiding weergegeven. Verder komen hierna de geldende regelgeving en het geldende beleid aan bod.
- 1. Hiermee is de Osdorper Binnenpolder Zuid bedoeld.
8.2 Beschrijving
In het plangebied hebben de Osdorper Binnenpolder Zuid en de Osdorper Bovenpolder elk hun eigen waterpeil.
De polders en peilgebieden worden gescheiden door waterkeringen. De voor het plangebied relevante waterkeringen zijn de volgende:
- een secundair indirecte waterkering ter hoogte van de Osdorperweg. Deze kering heeft een keurzone van 73 meter, met de kruin onder de Osdorperweg.
- een tertiaire waterkering ten zuiden van de Osdorperweg, tussen de bovensloot en de Osdorper Bovenpolder. Deze kering heeft een keurzone van 33 meter, met de kruin tussen de bovensloot en de laaggelegen Osdorper Bovenpolder.
- een secundair directe waterkering langs de Ringvaart. De keurzone hiervan is overgenomen uit de legger van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht bij besluit AB 07/007 d.d. 8 maart 2007.
- een secundair indirecte waterkering bij de Wysentkade. Deze kering heeft een keurzone van 73 meter, met de kruin onder de Wysentkade.
- een secundair directe waterkering ten noorden van en parallel aan de Osdorpervaart. De kernzone hiervan ligt buiten het plangebied, maar de beschermingszones liggen wel in het plangebied. Deze kering heeft een keurzone die vanaf de zuidelijke oever van de Osdorpervaart nog 50 meter naar het zuiden reikt, parallel aan de Osdorpervaart.
Deze waterkeringen hebben in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering gekregen. Binnen deze dubbelbestemming zijn alle nevenfuncties (gebruiksfuncties) ondergeschikt aan de functie waterkering.
De bebouwing langs de Osdorperweg is aangesloten op de riolering. In het gebied is geen gescheiden rioleringssysteem aanwezig.
8.2.1 Osdorper Binnenpolder Zuid
De Osdorper Binnenpolder Zuid heeft een oppervlak van 116 hectare, waarvan 8 % oppervlaktewater is. Het is een veenweidegebied. Doordat het veen inkrimpt ontstaan er telkens weer problemen met het polderpeil. Momenteel ligt op een aantal plaatsen het maaiveld lager dan het polderpeil. Dit geldt met name voor het noordwestelijke deel van de Osdorper Binnenpolder. In het verleden heeft in deze polder peilverlaging plaatsgevonden. Verdere peilverlaging is niet zonder meer mogelijk, omdat dan de fundering van de bebouwing langs de Osdorperweg in gevaar komt.
Ophoging van de bodem is mogelijk als er voldoende afstand (15 à 20 meter) tussen de bebouwing of de gasleiding en de ophoging gehouden wordt (in de Osdorper Binnenpolder ligt achter de bebouwing een hoofdtransportleiding van de Gasunie). Deze afstand is nodig om te voorkomen dat de bebouwing en/of de gasleiding opzij gedrukt wordt. Een mogelijkheid om de zetting tegen te houden is het aanbrengen van een stalen damwand tussen de bebouwing of gasleiding en de ophoging. Deze damwand moet zwaar genoeg zijn om de zetting tegen te houden. Bij ophoging van de bodem moet tevens rekening worden gehouden met de stabiliteit van de waterkering.
Door achter de woningen of de gasleiding een waterkering te maken kan het polderpeil bij de woningen gehandhaafd worden terwijl het polderpeil voor het veenweidegebied tegelijkertijd kan worden verlaagd. Er wordt dan als het ware een nieuwe polder gecreëerd.
In het veenweidegebied ligt de maaiveldhoogte tussen de 1.90 meter tot 2.20 meter beneden NAP. Op sommige plekken in het veenweidegebied is het maaiveld opgehoogd tot 1.56 meter beneden NAP. Het maaiveld van het bebouwingslint langs de Osdorperweg komt tot 1.35 meter beneden NAP.
In het veenweidegebeid bedraagt het verschil tussen het grondwaterpeil en het maaiveld ongeveer 22 centimeter (bij een polderpeil van 2.17 meter beneden NAP). Omdat het maaiveld in vooral het noordelijke gedeelte van de Osdorper Binnenpolder Zuid erg laag ligt is op sommige plaatsen sprake van een plas-dras-situatie.
In de Osdorper Binnenpolder Zuid wateren het veenweidegebied en het bebouwingslint langs de Osdorperweg af, via de hoofdwatergang langs de Ookmeerweg en het Ma Braunpad richting het gemaal Nico Broekhuysenweg. De detailafwatering van met name het veenweidegebied geschiedt door een groot aantal kavelsloten. De detailafwatering is globaal van zuidwest naar noordoost.
De watervoorziening van de Osdorper Binnenpolder Zuid vindt plaats door waterinlaat uit de Sloterbinnenpolder, uit de Eendrachtspolder en via de Ringvaart in de hoofdwatergang langs de Osdorperweg.
Op basis van de gemeten waterstanden in de Eendrachtspolder en het veenweidegebied wordt geconcludeerd dat er regelmatig sprake is van een waterbehoefte in het veenweidegebied terwijl de waterstand in de Eendrachtspolder te laag is om te suppleren naar het veenweidegebied. Neveneffect hiervan is dat wanneer sprake is van hevige neerslag het peil in de Eendrachtspolder stijgt en het suppletiegemaal aanslaat omdat het peil in het veenweidegebied zich nog onder het streefpeil bevindt. Hierdoor ontstaat het beeld bij de gebruikers van het veenweidegebied dat in natte perioden eerst naar het veenweidegebied wordt gemalen in plaats dat er direct wordt uitgemalen op de boezem. Het grondgebruik in de Osdorper Binnenpolder Zuid is hoofdzakelijk agrarisch, waarbij moet worden opgemerkt dat het landgebruik relatief extensief is. Langs de Osdorperweg bevindt zich bebouwing. De grond is hier hoofdzakelijk in gebruik als woongebied. Daarnaast zijn enkele percelen langs de Osdorperweg in gebruik als bedrijventerrein.
8.2.2 Osdorper Bovenpolder
Omdat in de Osdorper Bovenpolder geen wijzigingen in de waterhuishouding zijn voorzien is deze hierna ook maar kort beschreven.
De Osdorper Bovenpolder is een gedeeltelijk uitgeveende polder. Het middendeel (tussen Slibveldenweg en Lutkemeerweg) is overwegend in gebruik als weidegebied. Uitbreiding van de bebouwing langs de Osdorperweg heeft er toe geleid dat op diverse plaatsen bedrijfsterreinen en kassen prominent de polder in steken. De twee 'punten' van de polder worden voornamelijk als kassengebied gebruikt (agrarische en niet-agrarische doeleinden). De Osdorper Bovenpolder wordt begrensd door de tertiaire waterkering ten zuiden van en parallel aan de Osdorperweg alsmede de secundaire indirecte waterkering langs de Wysentkade en de secundair directe waterkering langs de Ringvaart. Aan de Slibveldenweg is een nieuw suppletiegemaal voorzien ter vervanging van het oude gemaal bij Halfweg.
8.3 Peilscheiding Tussen Veenweidegebied En Bebouwingslint Osdorperweg
8.3.1 Inleiding
In de Osdorper Binnenpolder Zuid is een nieuwe waterscheiding voorzien. Daartoe heeft het Algemeen Bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel Gooi- en Vecht het "Watergebiedsplan Osdorperbinnenpolder Hoog2 " op 24 mei 2007 vastgesteld.
Om het agrarisch gebruik van het veenweidegebied van de Osdorper Binnenpolder Zuid te waarborgen is het nodig om het waterpeil in de polder te verlagen. Door een verlaging van het waterpeil in de polder zou het waterpeil langs de Osdorperweg ook zakken waardoor de funderingen van de bebouwing kunnen worden aangetast. Om dat te voorkomen moet het waterpeil langs de Osdorperweg hoog blijven en is dus een waterscheiding nodig tussen veenweidegebied en bebouwingslint langs de Osdorperweg.
- 2. Dit is de Osdorper Binnenpolder Zuid.
8.3.2 Motivering begrenzing
Op de verbeelding van het bestemmingsplan is aangeduid waar deze waterscheiding moet komen. Bij het ontwerpen van de peilscheiding is in eerste instantie getracht de grenzen van het ecologisch eindbeeld uit het Inrichtingsplan Westrand te volgen. Hierin is een (nat) veenweidegebied gedefinieerd met een oppervlak van circa 61,3 hectare. Om verschillende redenen bleek dit niet mogelijk:
Ten eerste wordt het (nat)veenweidegebied doorsneden door een hoofdaardgasleiding. Deze leiding dient, om schade te voorkomen, in het hogere peilgebied te vallen.
Ten tweede dient voor het realiseren van het totale gedefinieerde natte veenweidegebied de sloot tussen de Osdorperweg en de bebouwing te worden opgewaardeerd als wateraanvoersloot voor het hoogwatergebied. Hierbij dienen tal van maatregelen te worden genomen, zoals het aanbrengen en vervangen van duikers onder de toeritten naar de diverse bedrijven en woningen en het verbreden van de sloot om een goede watertoevoer te garanderen. Gezien de beperkte beschikbare ruimte en het uitgangspunt dat de peilscheiding tegen minimale investeringen moet worden gerealiseerd is dit geen haalbare oplossing.
Gekozen is om de (tijdelijke) peilscheiding meer in het veenweidegebied te plaatsen waardoor zoveel mogelijk gebruik gemaakt kan worden van bestaande kavelsloten achter de bebouwing. Hiervoor dienen tevens enkele verbindingswatergangen te worden gegraven direct achter het bebouwd gebied. Dit heeft tevens als voordeel dat een soort natuurlijke grens wordt gecreëerd tussen de bebouwing en het veenweidegebied. Daarnaast wordt op deze wijze een goede wateraanvoer naar het bebouwde gebied gewaarborgd. Tenslotte is een positief effect te verwachten op de waterkwaliteit omdat de hoeveelheid doodlopende watergangen wordt beperkt. In totaal wordt in een gebied van circa 57,6 hectare het peil verlaagd. Dit gebied omvat daarmee circa 94% van het gedefinieerde natte veenweidegebied.
8.3.3 Motivering peilkeuze Veenweidegebied
In de huidige situatie is de drooglegging van gemiddeld circa 18 cm in het veenweidegebied te klein voor agrarisch natuurbeheer. De ontwateringsdiepte is kleiner en lokaal is sprake van plas-dras situaties. Het beheren van het land, grazen en bemesten, is van essentieel belang voor de weidevogels. De drooglegging voor weidevogels dient circa 20 tot 60 cm te zijn. Door het peil met 10 cm te verlagen wordt de maaivelddaling gevolgd. De gemiddelde drooglegging neemt toe tot circa 28 cm. De grondwaterstanden volgen de peilverlaging waarmee de ontwateringsdiepte circa 10 cm groter wordt. De situatie voor economische landbouw is hiermee niet ideaal maar de mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer verbeteren waarmee recht wordt gedaan aan de functionele eisen uit het Inrichtingsplan Westrand. De drooglegging en ontwateringsdiepte blijft binnen de bandbreedte die gewenst is voor de weidevogels. Hiermee is de drooglegging in dit gebied niet bepalend voor de toe- of afname van de weidevogels, het beheer is dit wel.
8.3.4 Motivering peilkeuze bebouwingslint Osdorperweg
Een deel van de bebouwing langs de Osdorperweg is gefundeerd op houten palen. Om schade aan funderingen te voorkomen kan het waterpeil niet verder worden verlaagd. Om deze reden wordt in dit peilgebied het huidige peil van N.A.P. -2,17 m gehandhaafd. De huidige grondwatersituatie wordt hiermee gehandhaafd waardoor geen toename van kans op grondwateroverlast wordt verwacht. De gemiddelde drooglegging wijzigt in dit gebied dus niet en bedraagt circa 48 cm.
8.3.5 Inrichting peilscheiding en beheer:
Om de peilscheiding te realiseren dienen een drietal kavelsloten nieuw te worden gegraven. In totaal dient circa 300 m aan kavelsloten nieuw te worden gegraven. De sloten dienen een keurprofiel te krijgen van 2,0 m breed op de waterlijn, 0,50 m diepe en talud 1:2. De bestaande kavelsloten voldoen over het algemeen aan het keurprofiel maar dienen naar verwachting te worden gebaggerd. Daarnaast dient circa 25 m kavelsloot te worden gedempt.
Om de kavelsloten met elkaar te verbinden dienen 12 duikers te worden aangelegd. Tevens dienen een tweetal duikers te worden aangelegd in nieuw te plaatsen dammen voor het bereikbaar houden van achterliggende percelen. De duikers dienen een diameter van 400 mm te krijgen.
Voor het realiseren van de waterscheiding dient in de hoofdwatergang langs de grens tussen de Eendrachtspolder en het veenweidegebied één stuw te worden gerealiseerd. Daarnaast dienen 13 dammen te worden aangelegd voor het realiseren van de peilscheiding. Twee dammen met duikers (diameter 400 mm) worden geplaatst in de nieuw te graven watergangen om de achterliggende percelen bereikbaar te houden
Het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de hoogwatersloot langs de Osdorperweg. De benodigde kunstwerken voor het realiseren van de peilscheiding worden aangelegd door AGV. Het beheer en onderhoud van de peilscheidende kunstwerken (stuw en dammen) blijft bij AGV. Het beheer en onderhoud van de overige kunstwerken (duikers) wordt overgedragen aan de betreffende perceeleigenaren. De eigenaren van percelen aan de overige watergangen zijn zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van de halve breedte van de aan hun perceel grenzende watergang. Tevens zijn zij verantwoordelijk voor het onderhouden van de kanten van alle wateren op hun perceel boven het laagst vastgesteld (streef)peil.
8.3.6 Effecten waterscheiding
Door het instellen van de genoemde peilen wordt een drooglegging gerealiseerd waarbij de mogelijkheden voor een agrarische bedrijfvoering, met name agrarisch natuurbeheer, worden verbeterd. De ontwateringsbasis wordt vergroot waardoor het gebied in natte perioden minder drassig zal zijn.
Het waterpeil en daarmee de grondwaterstanden in het stedelijk gebied blijven ongewijzigd waardoor geen nadelige effecten te verwachten zijn.
Door het verlagen van het peil in het veenweidegebied worden geen nadelige effecten op de weidevogels verwacht. Door het verlagen van het peil wordt de situatie van agrarisch natuurbeheer verbeterd wat essentieel is voor weidevogels.
De drooglegging blijft binnen de bandbreedte van 20-60 cm welke bepalend is voor de weidevogelstand. Door de peilverlaging wordt de plas-dras situatie in het noorden van het veenweidegebied kleiner maar bljift deze nog wel bestaan. Nadelige effecten voor de watervogels worden daarom niet verwacht.
Doordat in de toekomst meer water wordt ingelaten vanuit de Sloterbinnenpolder wordt de waterkwaliteit in de polder aanzienlijk beter. Met name het fosfaatgehalte in de polder zal afnemen. Door de maatregelen zoals voorgesteld in dit watergebiedsplan zal de waterkwaliteit in de polder verbeteren.
8.4 Regelgeving En Beleid
8.4.1 Europese Kaderrichtlijn Water
In de Europese Kaderrichtlijn Water (EKRW) wordt onderscheid gemaakt in verschillende categorieën wateren met verschillende beleidsdoelstellingen. Dit systeem was echter nog niet af bij de opstelling van het "Watergebiedsplan Osdorper Binnenpolder Hoog3 ". De ecologische toestand is daarom beoordeeld aan de hand van de Nota Ecologische Doelstellingen. Bij de detailuitwerking van de EKRW worden de ecologische doelen opnieuw vastgesteld. De verwachting is dat het Watergebiedsplan en de EKRW goed op elkaar zullen aansluiten. Wel is het mogelijk dat er vanuit de detailuitwerkingen aanvullende knelpunten en maatregelen naar voren gebracht zullen worden, met name voor waterkwaliteit en ecologie.
Uit de Waternet nota Ecologische doelstellingen volgt dat voor de polder het midden ambitieniveau geldt. Dit houdt in dat wordt gestreefd naar een licht verstoorde of vrijwel niet verstoorde toestand. Voor de fysisch-chemische waterkwaliteit gelden specifieke normen voor eutrofe veensloten welke strenger zijn dan MTR.
- 3. Dit is de Osdorper Binnenpolder Zuid.
8.4.2 Hoogheemraadschap Amstel- Gooi en Vechtstreek (AGV):
Het plangebied maakt deel uit van het geldigheidsgebied van de Integrale keur van het hoogheemraadschap Amstelland, Gooi- en Vechtstreek (AGV). Zonder ontheffing op de keur zijn werkzaamheden aan/op waterstaatskundige werken, watergangen en waterkeringen verboden. Tevens worden in de keur verplichtingen ten aanzien van het onttrekken en lozen, afvoeren en aanvoeren van water, meldplicht en meetplicht aangegeven.
Het uitvoeren en handhaven van de keur wordt door Waternet gedaan, thans gevestigd te Amsterdam, Spaklerweg 16. Voor het keurgebied gelden verbods- en gebodsbepalingen tot het onderhoud en gebruik van wateren, oevers en waterkeringen zowel bovengronds als in de grond. In de keur wordt een aantal nota's genoemd waarin de algemene gedragsregels, ontheffingsbepalingen en voorwaarden staan waarmee een keurontheffing verkregen kan worden. Nadere informatie over de keur van AGV + genoemde nota's is te vinden op Internet: www.waternet.nl en www.hhs-agv.nl of via e-mail: communicatie@waternet.nl.
De verplichting om een keurontheffing aan te vragen en te verkrijgen staat beschreven in de handleiding van de Watertoets en Vergunningverlening, deel III, blz 5 en geldt ook voor de (eventuele) WVO-plicht. Naast de (eventuele) gemeentelijke aanlegvergunning is dus ook een keurontheffing vereist.
Het gebruik van uitlogende materialen beïnvloedt de kwaliteit van regen- en oppervlaktewater negatief en dient voorkomen te worden. (gedurende zowel de bouw- en gebruiksfase evenals de inrichting van de openbare ruimte). Emissies naar het oppervlaktewater van PAK (teer- en bitumineuze materialen, verduurzaamd hout), lood, zink en koper (via regenwaterafvoer) moeten worden tegengegaan.
Kelders en parkeergarages moeten in principe waterdicht zijn. Ondergrondse werken mogen een vrije afstroming van grondwater naar het oppervlaktewater niet belemmeren.
Voor een goede doorstroming is het van belang om doodlopende watergangen en sloten smaller dan 3 à 4 meter, te voorkomen.
Uitgangspunt voor nieuwe situaties is dat schoon- en vuilwaterstromen worden gescheiden. Relatief schoon regenwater van gevels en daken wordt waar mogelijk benut (toiletspoeling, daktuinen e.d.) en mag rechtstreeks via regenwaterriool naar het oppervlaktewater/grondwater worden afgevoerd.
Hemelwater afkomstig van wegen met een relatief lage verkeersintensiteit wordt voorgezuiverd met een lokale voorziening (helofitenfilter/bezinkvoorziening/wadi (water afvoersystemen door infiltratie)) alvorens het op het oppervlaktewater te lozen.
Vervuild regenwater, afkomstig van hoofdwegen/drukke parkeerplaatsen e.d. wordt middels het verbeterd gescheiden stelsel afgevoerd naar de rioolwaterzuivering.
In het plangebied is geen gescheiden rioolwatersysteem aanwezig.
Hoofdstuk 9 Natuur En Landschap
9.1 Regelgeving En Beleid
Voor de natuurwaarden zijn twee wettelijke regelingen van belang:
- 1. de Natuurbeschermingswet 1998 (NBW 1998) voor de gebiedsbescherming;
- 2. de Flora- en faunawet (FFW) voor de soortenbescherming.
Daarnaast zijn waardevolle gebieden uit de ecologische hoofdstructuur beschermd op basis van beleid, zoals het Structuurschema Groene Ruimte of het provinciale ecologische beleid. De effecten van de ontwikkeling op beschermde natuurgebieden en beschermde soorten moeten worden onderzocht en getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet.
9.1.1 Natuurbeschermingswet
Onder de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet 1998) zijn gebieden aangewezen die onderdeel uitmaken van de Europese ecologische hoofdstructuur (Natura 2000 gebieden). Deze gebieden kennen zogenaamde speciale beschermingszones (sbz). Indien een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt in zo'n sbz of in de nabijheid van zo'n sbz moet worden onderzocht of de ontwikkeling de kwaliteit van deze gebieden kan verslechteren of verstoren. Vanwege de externe werking worden ook ingrepen buiten de sbz beoordeeld. Indien het bestemmingsplan de kwaliteit van de beschermde gebieden kan verslechteren of verstoren behoeft het goedkeuring van Gedeputeerde Staten.
Indien het plan bovendien mogelijk negatieve significante gevolgen heeft voor deze gebieden dient een passende beoordeling gemaakt te worden. Bij aantasting van de natuurlijke kenmerken van een gebied kan dan afhankelijk van het type habitat en de aanwezige soorten alleen nog onder bepaalde voorwaarden goedkeuring aan het plan op grond van de NBW 1998 worden verleend. Voor het plan moeten dan geen alternatieven zijn, er is sprake van een dwingende reden van groot openbaar belang en er is voorzien in compenserende maatregelen (de zogenaamde ADC-criteria).
Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000 gebied of sbz en is ook niet in de nabijheid van een dergelijk gebied gelegen.
9.1.2 Flora en faunawet
Op grond van de Flora en Faunawet (FFW) zijn vrijwel alle in het wild en van nature in Nederland voorkomende dieren, beschermd. De FFW bevat verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet en bijbehorend Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten ('vrijstellingenbesluit') kent verschillende beschermingsregimes voor diverse soorten.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de FFW de uitvoering van het bestemmingsplan in de weg staat. Dit zal zich voordoen, wanneer de uitvoering van het bestemmingsplan tot ingrepen noodzaakt waarvoor geen vrijstelling geldt of geen ontheffing op grond van de FFW kan worden verleend. In dat geval is het bestemmingsplan vanwege de FFW niet uitvoerbaar.
Voor algemene soorten, met name genoemd in het Vrijstellingenbesluit, geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de FFW. Voor overige soorten is geen ontheffing nodig indien de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een gedragscode heeft goedgekeurd voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Voor zover deze vrijstellingen niet van toepassing zijn, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing aan te vragen bij LNV. Voor de zwaarst beschermde soorten, de soorten genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- 1. sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
- 2. er geen alternatief is;
- 3. geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.
9.1.3 Gedragscode Flora en faunawet Amsterdam
Op 23 februari 2005 is het “Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen” (AMvB artikel 75) in werking getreden.
De Flora- en faunawet is middels deze AmvB vereenvoudigd. Om de administratieve last te beperken biedt de Flora- en faunawet de mogelijkheid om gebruik te maken van de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen en beheer. Die vrijstellingsregeling mag er niet toe leiden dat vermindering van soortbescherming optreedt. Daarom dient de gemeente als basis voor die vrijstellingsregeling een gedragscode op te stellen.
De gedragscode is pas van kracht na goedkeuring van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en ondertekening van de gedragscode door de gemeente Amsterdam en het ministerie van LNV. Na ondertekening van de gedragscode verplicht de gemeente Amsterdam zich om volgens de gedragscode te handelen. De gedragscode heeft een geldigheid van 5 jaar. Een tussentijdse aanpassing is mogelijk indien óf de gemeente Amsterdam óf het ministerie LNV oordeelt dat de ontwikkelingen in de praktijk dit noodzakelijk maken.
Na het officieel indienen van de gedragscode legt het ministerie van LNV het ontwerp goedkeuringsbesluit, inclusief de gedragscode, zes weken ter inzage.
Tijdens deze zes weken kunnen belanghebbenden hierop reageren door middel van het indienen van een zienswijze. Ook de uitkomsten van de bespreking in de commissie ZM kunnen worden meegenomen in de goedkeuringsprocedure van LNV.
Hierna wordt een definitief goedkeuringsbesluit opgesteld. De ingediende zienswijzen worden meegenomen in het besluit. Het besluit wordt ook weer samen met de gedragscode, zes weken ter inzage gelegd.
Daarna volgt namens de gemeente Amsterdam ondertekening door de wethouder en namens het ministerie van LNV door de minister.
Als volgens de regels van de gedragscode wordt gewerkt dan voldoet de gemeente Amsterdam aan de voorwaarden die verbonden zijn aan de vrijstelling van een aantal verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Zonder de gedragscode moet voor elke ruimtelijke ontwikkeling en inrichtingsplan, beheer- of oderhoudshandeling en aparte ontheffing worden aangevraagd.
Eén van de belangrijkste wijzigingen, geregeld in de AmvB, geldt voor regelmatig terugkerende werkzaamheden (bijvoorbeeld bestendig beheer), die al langer op dezelfde manier worden uitgeoefend en kennelijk niet hebben verhinderd dat een beschermde soort zich in het gebied heeft gevestigd. Bijvoorbeeld onderhoud aan vaarwegen of het maaien van graslanden. Voor deze terugkerende werkzaamheden kan een vrijstellingsregeling in werking treden als wordt voldaan aan bepaalde criteria. De criteria die worden gehanteerd bij het opstellen van de vrijstellingsregeling zijn de zeldzaamheid van soorten en de ingrijpendheid van de activiteiten. Hoe zeldzamer de soort en hoe ingrijpender de activiteit, hoe strikter het beschermingsregime.
Ook voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geldt een vrijstellingsregeling, al is deze minder omvattend dan de vrijstellingsregeling voor terugkerende werkzaamheden.
9.2 Resultaten Onderzoeken
9.2.1 Natuuronderzoek Uitwerking Westrand:
In het kader van de structuurplanuitwerking voor de Westrand heeft natuuronderzoek plaatsgevonden. Daarin is geconstateerd dat de Westrand een groot gebied is met verbindingen naar het buitengebied. De lijst met voorkomende dieren- en plantensoorten is uitgebreid en telt bijna alle in Amsterdam voorkomende soorten. Hieronder volgen de biotopen en de soorten die in het kader van de natuurwetgeving, en met het oog op toekomstige ontwikkelingen, speciale aandacht vragen.
In het kassengebied van de Osdorper Bovenpolder, in de Lutkemeerpolder (aan de zuidwestkant van de begraafplaats Westgaarde) en in de Brettenzone zijn populaties van de rugstreeppad aangetroffen. Deze paddensoort wordt beschermd door de Europese Habitatrichtlijn.
In het hele gebied van de Westrand zijn foeragerende vleermuizen. Alle vleermuissoorten worden beschermd door de Europese Habitatrichtlijn.
De weidevogels hebben twee, nog goede, kerngebieden in de Westrand.
In de sloten van het veenweidegebied bevindt zich de kleine modderkruiper, ook een soort die onder de Europese Habitatrichtlijn valt.
De door de FFW beschermde florasoorten zijn: de bruinrode wespenorchis, het hondskruid, de moeraswespenorchis, de rietorchis, de veldsalie, de bijenorchis en de steenanjer. Deze laatste opsomming moet gezien worden als een indicatie omdat de inventarisatie gebaseerd is op waarnemingen tussen 1980 en1997. Nader onderzoek is nodig.
Wat betreft de rugstreeppad: de soort is zeer mobiel en zal zich met grote waarschijnlijkheid naar gebieden met grote dynamiek verplaatsen (daar waar zand opgebracht is).
Wat betreft de vleermuizen: uitgebreide boomkap en de sloop van opstallen kan hun leefomgeving vernietigen. Bij dergelijke ingrepen is nader onderzoek gewenst.
Goede weidevogelgebieden komen verder niet voor in het stadsdeel. Binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam zijn ze wel te vinden in Waterland. Bij functieverandering zal het gebied zijn aantrekkingskracht op weidevogels verliezen.
De algemene zorgplicht die door de FFW wordt opgelegd, brengt met zich mee dat er bij werkzaamheden mitigerende maatregelen moeten worden getroffen. Leefgebieden van beschermde soorten, ook soorten die niet bedreigd zijn in hun voortbestaan, mogen niet onnodig worden vernietigd.
In het kader van de FFW is Rijkswaterstaat als initiatiefnemer van het Tracébesluit voor de Westrandweg verplicht het eventuele verlies aan natuurwaarden door de aanleg van de Westrandweg te compenseren. Die compensatie kan ook buiten het werkgebied plaatsvinden. Indien door ingrepen het leefgebied van een soort wordt vernietigd moet ontheffing van de FFW worden aangevraagd.
Voor compensatie van mogelijk verlies aan natuurwaarden door de overige maatregelen in deze uitwerking/herziening zijn de initiatiefnemers van de plannen die hieruit voortvloeien verantwoordelijk.
9.2.2 Natuurvisie Tuinen van West
Om een juiste afweging te kunnen maken tussen natuur en recreatie is ten behoeve van het Programma van Eisen van de Tuinen van West een 'Natuurvisie' geschreven. Volgens de visie is er in Amsterdam maar één locatie geschikt voor de ontwikkeling van een groot groen recreatiegebied, en dat is de Westrandscheg, bestaande uit de polders: Osdorper Binnenpolder Noord en Zuid, de Osdorper Bovenpolder en de Lutkemeerpolder.
Daarvan maken de Osdorper Binnenpolder Zuid en de Osdorper Bovenpolder deel uit van het plangebied van het bestemmingsplan Osdorperweg e.o.. Volgens de Natuurvisie is de Osdorper Binnenpolder Zuid rijk aan soorten en voelen vooral weidevogels zich er thuis. Het noordelijk deel van deze polder ligt wat lager en is daardoor vrij nat. Dit trekt veel steltlopers en grutto's aan. Er komen 14 doelsoorten voor, waaronder de grutto, kievit en tureluur. Ook zijn er veel eenden en ganzen.
De Osdorper Bovenpolder ligt lager dan de Osdorper Binnenpolder Zuid. Het is een uitgestrekt, open gebied dat waardevol voor vogels is. Vooral het grasland trekt in de winter veel overwinterende vogels aan. In dit gebied leven 21 doelsoorten, waaronder kievit en kuifeend. Bijzonder is ook het voorkomen van de veenmol in het kassengebied (een sprinkhaan).
Knelpunten in het gebied worden gevormd door de bestaande en beoogde wegen (Westrandweg) die een grote barrière vormen voor de verplaatsing van dieren. In het bestemmingsplan is daar rekening mee gehouden door de aanleg van faunapassages mogelijk te maken in de relevante bestemmingen. Verder kunnen de beoogde laarzenpaden in de Odorper Binnenpolder Zuid en de Osdorper Bovenpolder volgens de Natuurvisie leiden tot verstoring van de weidevogels. In het bestemmingsplan is daarop ingespeeld door de paden niet door het hart van de vogelgebieden te leggen maar langs de randen. Ook is in de regels opgenomen dat de laarzenpaden tijdens het broedseizoen niet toegankelijk zijn.
Het gebied biedt ook mogelijkheden voor versterking van de natuurwaarden. Zo zouden nestkasten, een ooievaarsnest en een observatiehut mogelijk gemaakt kunnen worden. In het bestemmingsplan zijn daartoe explicitiet bouw- en gebruiksmogelijkheden opgenomen.
9.2.3 Natuuronderzoek bestemmingsplan Osdorperweg e.o.
Omdat een natuuronderzoek slechts beperkt houdbaar is zal ook bij de voorbereiding van het bestemmingsplan Osdorperweg en omgeving natuuronderzoek plaatsvinden. Daartoe heeft een natuuronderzoek plaatsgevonden door Zoon, buro voor ecologie (Gevolgen van het bestemmingsplan Osdorperweg e.o. voor de natuurwaarden, oktober 2008). Het natuuronderzoek van buro Zoon is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. In dit natuuronderzoek wordt de waarde van het gebied voor (weide)vogels nog eens bevestigd. Geconstateerd wordt dat de beoogde laarzenpaden volgens het Programma van Eisen van de Tuinen van West door het hart van het weidevogelgebied gaan en daardoor tot verstoring van de vogels zullen leiden. Om daaraan tegemoet te komen is een alternatieve route voorgesteld langs de rand van het weidevogelgebied. Op die wijze kan verstoring worden voorkomen. Verder is in het bestemmingsplan nog geregeld dat de laarzenpaden in het broedseizoen niet mogen worden gebruikt.
Verder worden in het onderzoek aanbevelingen gedaan voor het agrarische beheer van de weilanden. De huidige verruiging van het weidelandschap moet worden tegengegaan. Daarvoor is beweiding in combinatie met hooilandbeheer noodzakelijk. Hooilandbeheer alleen is daarvoor niet voldoende.
9.2.4 Natuur in het bestemmingsplan
De weidegronden hebben in het bestemmingsplan de bestemming Agrarisch met waarden gekregen en zijn expliciet bestemd voor agrarisch natuurbeheer. In die bestemming is expliciet beschreven dat de waarden bestaan uit landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van:
- het veenweidegebied van de Osdorper Binnenpolder Zuid, in de vorm van de open en waterrijke karakteristiek van het veenweidelandschap met strokenverkaveling en kavelsloten en de daarbij behorende flora en fauna;
- het uitgeveende landschap van de Osdorper Bovenpolder dat bestaat uit een strokenverkaveling met kavelsloten en de daarbij behorende flora en fauna.
Bebouwing is niet toegestaan en werkzaamheden die deze waarden kunnen aantasten zijn alleen met een aanlegvergunning toegestaan. Het bestemmingsplan biedt met andere woorden geen mogelijkheid om de huidige weilanden te bebouwen of te gebruiken voor functies die het weidevogelgebied kunnen schaden. Verder zijn de bedrijfskavels van Rutte en Kamsteeg, achter de op de verbeelding aangeduide bebouwing, exclusief aangewezen voor opslag. Bebouwing is op deze gronden niet toegestaan.
Over het agrarisch natuurbeheer vindt overleg plaats met het Recreatieschap Spaarnwoude. In juni 2008 heeft stadsdeel Osdorp deelgenomen in de gemeenschappelijke regeling met het Recreatieschap Spaarnwoude. Het is nog niet duidelijk welke delen van de Osdorper Binnenpolder Zuid en de Osdorper Bovenpolder door het recreatieschap gaan worden beheerd.
Hoofdstuk 10 Cultuurhistorie En Archeologie
10.1 Algemeen
Cultuurhistorie omvat vele aspecten zoals het archeologisch erfgoed, (archeologische) monumenten, landschappelijke elementen en structuren, stedenbouwkundige structuren en delen van de infrastructuur.
Het binnen een plangebied aanwezige cultuurhistorische erfgoed moet worden behouden en vormt de basis voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het gaat niet alleen om de erkende monumenten.
De wijze van bescherming via het bestemmingsplan is afhankelijk van de karakteristiek van de cultuurhistorische elementen of gebieden, maar ook van de strategieën instandhouding, aanpassing en vernieuwing. Daarbij gaat het om maatwerk. Van belang zijnde aspecten zijn: (archeologische) rijksmonumenten, (toekomstige) gemeentelijke monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten (kaart 5 van het streekplan), cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwingsstroken, gebouwen en onderdelen van dorpskernen alsmede bekende en te verwachten archeologische waarden.
Archeologische waarden
In gebieden waar archeologische waarden voorkomen, of een reële verwachting bestaat dat zij aanwezig zijn, zal hiermee rekening moeten worden gehouden bij het ontwikkelen van het gebied. Het archeologisch erfgoed kan zijn:
- 1. beschermde terreinen op grond van de Monumentenwet;
- 2. terreinen van groot archeologisch belang volgens de Archeologische Monumenten Kaart;
- 3. terreinen met reële archeologische verwachtingswaarden volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden.
10.2 Regelgeving
Monumentenwet 1988
De Monumentenwet 1988 biedt bescherming aan monumenten en stads- en dorpsgezichten. Per 1 september 2007 is de wijziging van de Monumentenwet 1988 ten behoeve van de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Daarin is bepaald dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Dat betekent dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet alleen rekening moet worden gehouden met bekende monumenten, maar ook met de omstandigheid dat in bepaalde terreinen nog archeologische resten in de bodem kunnen worden aangetroffen.
In het belang van de archeologische monumentenzorg kan in een bestemmingsplan een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht worden gesteld.
Verder kan bij bestemmingsplan worden bepaald dat de aanvrager van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44 lid 1 van de Woningwet een rapport/archeologisch onderzoek dient te overleggen als bedoeld in artikel 39 lid 2 van de Monumentenwet 1988. Tevens kunnen bij bestemmingsplan aan een reguliere bouwvergunning voorschriften worden verbonden als bedoeld in artikel 39 lid 3 van de Monumentenwet 1988 (maatregelen van technische aard, doen van opgravingen, inhuren deskundige).
Ook aan een aanlegvergunning en ontheffing kunnen regels worden verbonden in het belang van de archeologische monumentenzorg.
In paragraaf 3.3. is aangegeven dat de provincie Noord-Holland de Cultuurnota 2005-2008 heeft vastgesteld en dat gebieden, die naar verwachting archeologisch waardevol zijn, zijn aangewezen als provinciale archeologische attentiegebieden op de Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Noord-Holland (CHW).
In het kader van het bestemmingsplan zal onderzoek moeten plaatsvinden of archeologische en cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. Het archeologisch en cultuurhistorisch erfgoed zal ook via de bestemmingsregeling beschermd moeten worden.
10.3 Beleid / Resultaten Onderzoeken
10.3.1 Archeologisch onderzoek
Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan is door ADC Heritage een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de Osdorperweg en omgeving opgesteld (13 september 2007). Daaruit komt naar voren dat voor de gehele Osdorperweg (tot 75 meter uit de as van de weg) een hoge verwachting geldt. Incidenteel wordt afgeweken van de hoge archeologische verwachting binnen 75 meter van de as van de weg, met name bij het eerste gedeelte van de Osdorperweg (gezien vanaf de Ookmeerweg), waarbij de zonering incidenteel tot 320 meter uit de as van de weg reikt.
10.3.2 Cultuurhistorische verkenning 2007
In 2007 is de 'Cultuurhistorische Verkenning 2007' voor de Dorpskern Sloten en de Osdorperweg vastgesteld. Daarin is een cultuurhistorische verkenning van het buitengebied van Osdorp opgenomen bestaande uit de Lutkemeerpolder, de Osdorper Bovenpolder en een deel van de Osdorper Binnenpolder. De waardering en inventarisatie van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in het plangebied van de Osdorperweg e.o. is overgenomen uit deze Cultuurhistorische Verkenning.
10.3.3 Waardering gebied
Het buitengebied van stadsdeel Osdorp is een restant van het vroeger uitgestrekte agrarische gebied ten westen van Amsterdam, opgebouwd uit droogmakerijen en veenpolders. Ook in het Osdorper buitengebied gaat het om droogmakerijen en veenpolders. Er zijn echter geen complete poldereenheden meer aanwezig. Van alle polders zijn delen verdwenen onder stedelijke uitbreidingen of in beslag genomen door stedelijke functies. Van de droogmakerijen is de Lutkemeerpolder aan de west- en zuidzijde nog goed herkenbaar, maar inmiddels is besloten hier bedrijfsterreinen aan te leggen. Ook de Osdorper Bovenpolder is als droogmakerij goed te ervaren, met name vanaf de hoger gelegen Osdorperweg die op een niet-verveende rand bovenland ligt.
Het fragmentarische karakter van het buitengebied sluit een hoge cultuurhistorische waardering uit, temeer daar zowel veenpolders als droogmakerijen geen zeldzaamheidswaarde hebben.
Cultuurhistorisch waardevolle aspecten van het landschap
Toch is er wel sprake van cultuurhistorische waarden. In reactie op de Structuurvisie van het stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer voor het daaronder vallende deel van de Osdorper Binnenpolder heeft de Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg (ARM) gewezen op het karakter van de polder als 'middeleeuws relict in een omgeving waar alles is veranderd' (brief 3/1/01, idem in Van der Valk e.a. p. 54).
Daarnaast zijn de hoogteverschillen tussen enerzijds verveend en drooggemaakt en anderzijds niet-verveend gebied van belang, zoals langs de Osdorperweg. Ook de historische grenzen van de polders hebben waarde, zoals de Wijsentkade tussen de Lutkemeer en de Osdorper Bovenpolder.
Tenslotte is Osdorp van waarde als herkenbaar, klein veendorp. Ter hoogte van het dorp grenzen de niet-verveende Osdorper Binnenpolder en de verveende en drooggemaakte Osdorper Bovenpolder aan elkaar. Het dorp zelf en de Osdorperweg liggen op het niet-verveende bovenland. Daarmee is deze markante situatie zeer illustratief voor de landschappelijke ontwikkeling van het gehele Amsterdamse westelijke buitengebied. Als onderdeel van dit landschap zijn de weg- en kavelsloten van groot belang; bijzonder is hoe de wegsloot langs de rand van het bovenland aanmerkelijk hoger ligt dan de kavelsloten in de droogmakerij zelf. De doorzichten naar achterland zijn uiteraard van groot belang voor het ervaren van de Osdorperweg als een van oorsprong agrarisch gebied.
Per kavel spelen de groene erven al of niet met bomen wat dat betreft een grote rol, vooral in relatie tot de kavelsloten. Bruggetjes maken die erven toegankelijk.
Voor het bebouwingsbeeld van Oud-Osdorp is de rooilijn van de panden, die direct aan de straat liggen van belang, evenals het historische karakter van de panden.
Dit beeld wordt recentelijk geweld aangedaan doordat verder naar achteren op de kavel nieuwbouw wordt gezet, direct op de oever, en ontsloten door een toegangsweg waarvoor de wegsloot wordt gedempt en het land wordt opgehoogd. Het erf versteent en eventueel nog aanwezige doorzichten worden door een schutting aan het oog onttrokken.
10.3.4 Bijzondere bebouwing
Aan Osdorperweg en Lutkemeerweg staan geen rijks- of gemeentemonumenten. Wel is een aantal panden op de lijst van het Monumenten Inventarisatie Project (mip-lijst, jaren '90) gezet, waarvan er heel wat inmiddels gesloopt blijken te zijn.
Op grond van veldwerk, de mip-lijst en de inventarisatie van het gebied die in 1978 is gemaakt door de Commissie Dooijes, is een lijst opgesteld van waardevolle bebouwing aan de Osdorperweg en omgeving. De panden zijn tevens op kaart gezet.
Het gaat hier om boerderijen, een tuinderswoning en een school met bijbehorend woonhuis:
Osdorperweg 571: voormalige boerderij 'Nooitgedacht', eind 19e eeuw, in Oud-Osdorp, parallel aan de weg gelegen, met bijgebouwen en hooiberg
Osdorperweg 576: stolpboerderij, deels wit gestuct in imitatieblokken
Osdorperweg 614: boerderij Rust en Vrede, boerderij met voorhuis ca. 1930, stal ca. 1900
Osdorperweg 635/637: Schoolmeesterswoning en school, gelegen op de hoek met de Lutkemeerweg. Woonhuis ca. 1860, sterk gerestaureerd. Schoolgebouw in Amsterdamse School-stijl, fraaie kap, schoorstenen en raamtraceringen. De schoolbel is van het plein verwijderd en opgesteld in de hal van het Grondbedrijf.
Osdorperweg 639: tuinderswoning, parallel aan de weg, een van de weinige gaaf bewaard gebleven tuinderswoningen,
Osdorperweg 756: stolpboerderij, ca. 1890,
Osdorperweg 870: hallehuisboerderij, 1901, speklagen in de voorgevel, ooit verbouwd tot drie woningen.
Tuinderswoning, Osdorperweg 639
Boerderij Osdorperweg 576
In de Cultuurhistorische Verkenning 2007 worden ook een aantal waardevolle panden aan de Lutkemeerweg genoemd, maar die zijn niet gelegen in het plangebied van dit bestemmingsplan. Hier zijn ze daarom niet opgenomen. Meer informatie over waardevolle bebouwing is te vinden in het rapport van het onderzoek en de inventarisatie van boerderijen in Amsterdam, uitgevoerd in opdracht van het bureau Monumenten en Archeologie.
10.3.5 Aanbevelingen Cultuurhistorische verkenning
Algemeen
Langs de Osdorperweg is het van groot belang de 'drager' van het gebied, het landschap, zoveel mogelijk als structuur te handhaven, op zo'n manier dat het gebied een groen en landelijk aanzien houdt, waarbinnen wel van alles kan gebeuren. Essentieel is dus een kade voor ruimtelijke planvorming dat dit aanzien in stand kan houden, maar dat tegelijkertijd ruimte biedt aan ontwikkelingen zoals die nu al gaande zijn. Onderstaande aanbevelingen lopen daarop vooruit.
Welstandseisen zijn aan de Osdorperweg en omgeving globaal: regulier welstandstoezicht lijkt in dit gebied voldoende. Een uitzondering wordt gevormd door Oud-Osdorp, waar 'bovenop' onderstaande aanbevelingen, bovendien een aantal uitgangspunten gelden, om het dorp als historische kern herkenbaar te houden. Tot Oud-Osdorp wordt het bebouwingslint rond de knik van de weg gerekend waar de voorgevelrooilijn van de bebouwing gelijk aan de Osdorperweg grenst en de bebouwing dicht op elkaar staat (Osdorperweg 517-571). Verder zijn enkele gebouwen aangewezen als van bijzondere waarde (orde 2), waarop nadere welstandseisen van toepassing zijn.
Landschapselementen
- Hoogteverschillen bij ruimtelijke ontwikkeling handhaven. Het gaat dan om de kaden en dijken (Wijsentkade ook i.v.m. vervening) en de bovenlandranden in verhouding tot het aanliggende gebied,
- Bij nieuwe ontwikkelingen lager gelegen bouwlocaties zo min mogelijk ophogen, zodat het verschil tussen bovenland enerzijds en uitgeveend en drooggemaakt gebied anderzijds duidelijk blijft,
- Handhaven van de aan de kaden en dijken gerelateerde waterlopen, zoals de sloot langs de Osdorperweg,
Situering nieuwbouw
- Nieuwbouw situeren in samenhang met de historische verkavelingsrichting.
- Voorkomen dat er een te dicht bewoningslint aan de Osdorperweg ontstaat waardoor de relatie met het aanliggende gebied verloren gaat.
- Handhaven van de verkavelingsrichting van de Osdorper Binnenpolder. Bij nieuwe ontwikkeling deze herkenbaar houden, bij voorkeur door uit te gaan van het huidige slotenpatroon.
Erfinrichting
- De groene oevers van de sloten behouden. Bebouwing blijft minimaal twee meter uit de oeverlijn. De oever mag geen 'stedelijke' gemetselde kade krijgen; een houten beschoeiing kan wel.
- Bij nieuw aan te leggen bedrijfsgebouwen of -terreinen aandacht voor boombeplanting rondom.
- Erfafscheidingen worden transparant gehouden, dichte schuttingen zijn niet toegestaan.
- Nog bestaande bruggen worden niet door een dam vervangen.
- Kavels mogen niet geheel verstenen; vóór de voorgevelrooilijn dient minimaal 50% van het erf groen te blijven.
Karakteristieke zichtrelaties langs de Osdorperweg. Bebouwing is uitgebreid tot direct aan de kavelgrens.
Schutting van een tuin, direct aan de sloot.
Bebouwing Osdorperweg
- Individuele, zeer diverse bebouwing is mogelijk.
- De historische bebouwing heeft baksteen en gebakken pannen als bouwmateriaal; andersoortige materialen en kleuren zijn in principe mogelijk (behalve in Oud-Osdorp, zie onder), tenzij in de directe omgeving al veel ander materiaal is toegepast waardoor een omslagpunt is bereikt, ter beoordeling van de welstandscommissie.
- De bijzondere panden aan de Osdorperweg worden door de welstandscommissie behandeld als orde 2 panden: Straatgevels en kap krijgen een restauratieve aanpak, bij de andere gevels worden authentieke gevelelementen gehandhaafd en hersteld. Daarbij zijn geringe veranderingen in materiaal, maatvoering en detaillering denkbaar, mits de oorspronkelijke karakteristiek daarbij niet verloren gaat.
Oud-Osdorp
- Binnen de dorpskern de rooilijn handhaven,
- In Oud-Osdorp zijn de ruimtes tussen de huizen van groot belang voor de historische dorpsstructuur. Volbouwen (aan/uitbouwen, bijgebouwen) dient te worden uitgesloten; evenals het dichtzetten met ondoorzichtige hekwerken. Waar doorzichten zijn worden aan/uitbouwen en bijgebouwen zoveel mogelijk achter de hoofdmassa geplaatst en overschrijden de zijgevelrooilijn of de zijgevel van een bestaande aan- of uitbouw aan de kant van het doorzicht niet,
- Bijgebouwen, aan- en uitbouwen op het achter- en zijerf in Oud-Osdorp nemen nooit meer dan de helft van de oorspronkelijke oppervlakte in beslag. De oorspronkelijke oppervlakte is de ruimte vanaf de perceelsgrenzen tot de gevellijn van het hoofdgebouw zonder gelijktijdig met het hoofdgebouw of later gerealiseerde aan-/uitbouwen of bijgebouwen,
- In Oud-Osdorp staan veel kleine arbeidershuisjes. Aan-, uit- en opbouwen moeten zodanig worden vormgegeven dat het eigenlijke huis het hoofdvolume blijft,
- In de kern Oud-Osdorp worden traditionele materialen gebruikt: rode of bruine baksteen en een kap met gebakken (niet geglazuurde) pannen.
Karakteristieke arbeiderswoningen; baksteen, pannen en stucwerk
Topzwaar geworden arbeiderswoning
Hoofdstuk 11 Juridische Planbeschrijving
11.1 Algemeen
Het bestemmingsplan Osdorperweg e.o. uit 1998 is meer dan 10 jaar oud en daardoor aan herziening toe. Temeer daar het plangebied is gelegen in de hoofdgroenstructuur van Amsterdam en sinds de vaststelling van het bestemmingsplan Osdorperweg e.o. uit 1998 stringenter gemeentelijk beleid is geformuleerd voor de bescherming van deze hoofdgroenstructuur. Daar komt bij dat het plangebied deel uit maakt van de Tuinen van West en er op 10 september 2008 een Programma van Eisen voor dit gebied is vastgesteld met een aantal inrichtingsvoorstellen (stadslandbouw en wandel- en fietspaden).
Met de herziening van dit bestemmingsplan is dan ook een actualisering beoogd waarin de bescherming van de hoofdgroenstructuur en het PvE Tuinen van West zijn meegenomen.
De beoogde Westrandweg zal de Osdorper Bovenpolder doorsnijden maar maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan. Te zijner tijd zal de gemeente Amsterdam voor de realisering van de Westrandweg een afzonderlijk bestemmingsplan in procedure brengen.
Om ongewenste ontwikkelingen tijdens de voorbereiding van dit bestemmingplan te voorkomen is op 8 januari 2008 een voorbereidingsbesluit genomen. Dit voorbereidingsbesluit is op 17 januari 2008 in werking getreden voor de duur van 2 jaar. Gedurende deze periode geldt voor bouwaanvragen de aanhoudingsplicht zoals omschreven in artikel 50 van de Woningwet.
11.2 Bestemmingsplanvorm
Het voorliggende bestemmingsplan 'Osdorperweg e.o.' is in hoofdzaak een consoliderend plan. De bestaande functies en bebouwing zijn vastgelegd met beperkte uitbreidingsmogelijkheden. Grootschalige ontwikkelingen (bouwplannen) zijn niet voorzien in dit plan.
Wel zijn in het bestemmingsplan een aantal 'gebruiksontwikkelingen' mogelijk gemaakt van bestaande bouwkavels en bestaande kassen. Zo is de ontwikkeling van stadslandbouw mogelijk gemaakt op een aantal bestaande bouwkavels en mogen ook de bestaande kassen in het plangebied worden gebruikt voor de ontwikkeling van stadslandbouw (met een maximum van 350 m² bruto vloeroppervlakte aan intensieve stadslandbouwactiviteiten per vestiging; bij de kassen geldt dit maximum tevens voor de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing ten behoeve van stadslandbouw).
Ook is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op grond waarvan de bestemming Agrarisch met kassen kan worden omgezet naar Bedrijf. Bij sloop van alle kassen op het perceel mag maximaal 15% van de gesloopte oppervlakte kassen, worden teruggebouwd in de vorm van bedrijfsgebouwen.
Verder is een aantal nieuwe laarzenpaden door de weilanden voorzien, een wandelpad over de Wijsentkade en een fietspad over een deel van de Wijsentkade (Raasdorperweg-Halfweg). Daartoe zijn in de bestemming 'Agrarisch met waarden' zones aangewezen waarbinnen deze paden zijn toegestaan.
11.3 Onderdelen
Hoofdgroenstructuur
In het bestemmingsplan is het beleid gericht op de bescherming van het veenweidegebied en de beteugeling van de ruimteclaim van de bedrijven langs de Osdorperweg.
Daartoe zijn de weilanden aangewezen voor Agrarisch met waarden en onder meer bestemd voor agrarisch natuurbeheer, en het behoud, herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het veenweidegebied die bestaan uit de open en waterrijke karakteristiek van het veenweidegebied met strokenverkaveling en kavelsloten en de daarbij behorende flora en fauna. Een uitvoeriger omschrijving in de planregels is niet mogelijk aangezien een beschrijving in hoofdlijnen onder de werking van de nieuwe Wro niet meer mogelijk is. De bouw van veldschuren en melkstallen in het weiland was onder het geldende bestemmingsplan nog mogelijk maar is in het nieuwe bestemmingsplan geschrapt. Vanwege de relatief beperkte omvang van het gebied en de relatief beperkte agrarische bedrijvigheid zijn die mogelijkheden niet meer nodig.
Voor een aantal bestaande bedrijfspercelen die ver het veenweidegebied insteken is een structurele oplossing gezocht (zie hoofdstuk Handhaving). Het is de bedoeling om een fysieke scheiding tussen deze percelen en het veenweidegebied aan te brengen in de vorm van een nieuwe watergang achter de percelen langs.
Programma van Eisen Tuinen van West
Volgens de Tuinen van West moeten de natuurwaarden (weidevogels), de landschappelijke waarden (open veenweidegebied) en de cultuurhistorische waarden (historisch polderlandschap) van de Osdorper Bovenpolder en de Osdorper Binnenpolder Zuid, behouden blijven en worden beschermd.
Tegelijkertijd zijn deze polders aan de rand van de stad aangewezen voor de ontwikkeling van stadslandbouw en moeten ze beter worden ontsloten voor wandelaars.
In het bestemmingsplan zijn daartoe 7 percelen aangewezen waar de ontwikkeling van stadslandbouw is mogelijk gemaakt. Het gaat om een aantal voormalige agrarische percelen: Osdorperweg 454, 555, 614, 685, 737, 937 en Raasdorperweg 85. Ten behoeve van de stadslandbouwfunctie kunnen op deze percelen extra bouwmogelijkheden worden aangewend (80% van het bouwperceel).
In de begripsomschrijvingen is daartoe een definitie van stadslandbouw opgenomen die voldoende ruimte biedt voor de ontwikkeling van gewenste functies en tegelijkertijd een aantal ongewenste functies uitsluit. Daarom moeten de functies altijd samengaan met:
- de verzorging van dieren en/of het telen van gewassen;
- het beheer van natuur en landschap.
De begipsomschrijving van stadslandbouw in artikel 1 van de regels luidt als volgt:
Agrarisch natuurbeheer in combinatie met groene dienstverlenende nevenactiviteiten die inspelen op natuur- en landschapsbeheer in het open veenweidegebied van de Osdorper Binnenpolder Zuid of de Osdorper Bovenpolder en/of die inspelen op de recreatieve landschapsbeleving van deze polders en/of die inspelen op voedselproductie, waarbij tenminste 10% van de inkomsten uit agrarische activiteiten moeten voortkomen.
Voorbeelden van stadslandbouw zijn:
- natuur- en landschapsbeheer;
- natuur- en milieueducatie;
- dierverzorging en moestuinieren;
- een kinderboerderij, een kaasboerderij, een zorgboerderij (zonder overnachtingsmogelijkheden) of andere boerderijvorm waarbij educatie over het agrarische bedrijf, landschap en natuur centraal staan;
- schoolwerktuinen;
- recreatieve activiteiten die inspelen op agrarisch natuurbeheer en/of het polderlandschap zoals bijvoorbeeld een boerenspeel-, sport- en/of doetuin, een speel-, sport- of doetuin;
- jeugd-, kinder- en naschoolseopvang, waarbij het actief bezig zijn met dierverzorging, natuur- en landschapsbeheer en voedselproductie onderdeel is van de activiteiten;
- horeca die mede gericht is op bewustwording van de voedselproducerende functie van de agrarische sector en/of de recreatieve functie van polderlandschap, zoals de verwerking van streekeigenproducten (vergeten groenten) en/of een theetuin.
- In het kader van de stadslandbouw is de verkoop van agrarische producten en/of de verkoop van producten gerelateerd aan natuur- en milieueducatie toegestaan.
Onder stadslandbouw worden geen maneges en productiegerichte paardenhouderijen gerekend. Wel toelaatbaar is een ruiterpaden gerichte paardenhouderij, een pensionstal, privéstal, paardenmelkerij en stalhouderij.
Ook grootschalige functies zoals tuincentra, congrescentrum en grootschalige leisureachtige functies zoals bijvoorbeeld de voormalige Flevohof zijn niet toelaatbaar.
Daarin past dus wel een educatieve boerderij met speelvoorzieningen, maar geen binnenspeelparadijs of partycentrum.
Verder heeft op basis van het PvE Tuinen van West, natuuronderzoek plaatsgevonden naar de gevolgen van een aantal onverharde laarzenpaden door het veenweidegebied. Vanwege de mogelijke verstoring van weidevogels die deze paden met zich mee kunnen brengen, is in de Osdorper Binnenpolder Zuid één laarzenpad voorzien op enige afstand van het hart van het vogelgebied, langs de zuidoost-rand van de polder. Ook in de Osdorper Bovenpolder is één laarzenpad voorzien, op enige afstand van het hart van het vogelgebied, aan de oostelijke zijde van het agrarische gebied tussen de Lutkemeerweg en de Slibveldenweg. Ten behoeve van het laarzenpad is ook de aanleg van bruggetjes of andere oeververbindingen mogelijk.
M.e.r (beoordelingsplicht)
In het PvE Tuinen van West zijn een aantal nieuwe ontwikkelingen voorzien op zowel het grondgebied van Stadsdeel Osdorp als stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer, die wellicht m.e.r. (beoordelings)plichtig zijn. Daartoe zijn de ontwikkelingen voorzover die op het grondgebied van Osdorp zijn voorzien getoetst aan het Besluit milieu-effectrapportage 1994. Daarbij is geconstateerd dat de ontwikkelingen in het bestemmingsplan Osdorperweg e.o. zo kleinschalig zijn dat nergens een drempel voor de m.e.r.(beoordelings)plicht wordt overschreden. Recreatie is alleen maar mogelijk gemaakt in de vorm van extensieve dagrecreatie (wandelen en fietsen). Het is niet nodig daarvan de milieu-effecten in beeld te brengen. Ook de stadslandbouwmogelijkheden zijn beperkt in omvang. Stadslandbouw is mogelijk gemaakt op 7 (voormalige) agrarische percelen in het plangebied. Stadslandbouw is niet mogelijk op de agrarische gronden.
Verder bestaat een mogelijkheid om de bestaande kassen aan te wenden voor stadslandbouw. Maar de omvang daarvan - dat wil zeggen het intensief gebruikte gedeelte inclusief de bedrijfsbebouwing - is beperkt tot maximaal 350 m² (bvo) per stadslandbouwvestiging. Op basis daarvan is geconcludeerd dat voor de beoogde activiteiten in Osdorp geen m.e.r.(beoordelings)plicht bestaat.
Voor het grondgebied van Geuzenveld-Slotermeer zijn de recreatieve voorzieningen grootschaliger. Daarom zijn deze aangemeld als m.e.r.(beoordelings)plichtige activiteiten. Op basis daarvan is men tot de conclusie gekomen dat voor de beoogde activiteiten in Geuzenveld-Slotermeer geen m.e.r.-plicht bestaat en is om die reden afgezien van een m.e.r.-procedure. Dit is door stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer vastgelegd bij besluit van
16 december 2008 (registratienummer: 08.DB.0434 ; 2008/INTERN/699).
De bestaande kassengebieden
In de Osdorperpolders komen twee bestaande kassengebieden voor. In het gebied achter de Raasdorperweg is thans circa 10 hectare aan kassen aanwezig en aan de zijde van de Ookmeerweg is dat circa 5 hectare. Een aanzienlijk deel daarvan is nog bedrijfsmatig in gebruik voor glastuinbouw (circa 11 hectare). De rest wordt gebruikt voor kleinschalige teelt, opslag en/of stalling van auto's, boten, caravans en/of andere voertuigen (circa 4 hectare).
In mei 2009 heeft een inventarisatie plaatsgevonden van het bestaande gebruik van de kassen. Onder andere aan de hand van deze inventarisatie is vanuit planologisch oogpunt beoordeeld in hoeverre een agrarische bestemming van de kassen nog wenselijk en realistisch is.
Uit de inventarisatie is gebleken dat bij een aantal kassen sprake is van niet-agrarisch gebruik in de vorm van auto's, boten, caravans en/of andere voertuigen. Daarbij gaat het om de volgende percelen:
Bestaande kassen op percelen | Stalling gebruik kas in m² | Agrarisch gebruik kas in m² |
Osdorperweg 513 (kadastraal bekend als de Gemeente Sloten, sectie H, nummer 1482) | 2000 | 0 |
Osdorperweg 541/543(A) (kadastraal bekend als de Gemeente Sloten, sectie H, nummer 1144) | 5200 | 0 |
Osdorperweg 575A (kadastraal bekend als de Gemeente Sloten, sectie H, nummer 1550) | 300 | 0 |
Osdorperweg 781A (kadastraal bekend als de Gemeente Sloten, sectie H, nummer 1294) | 13800 | 0 |
Raasdorperweg 38 42 44 46 | 200 | 37300 |
Raasdorperweg 66 (kadastraal bekend als de Gemeente Sloten, sectie H, nummers 1265 en 1266) | 5000 (+2.800 opslag) | 0 |
Raasdorperweg 72 (kadastraal bekend als de Gemeente Sloten, sectie H, nummer 1061) | 8300 | |
Raasdorperweg 84 (Gemeente Sloten, sectie H, nummers 1462, 1463, 1464, 1465) | 2750 (+500 opslag) 500 1800 | 0 0 0 |
Het beleid voor de kassengebieden
De bestaande kassengebieden maken geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Volgens het Structuurplan Amsterdam maken de bestaande kassengebieden wel deel uit van de (gemeentelijke) hoofdgroenstructuur van Amsterdam (cluster landelijk gebied en groentype stadsrandpolders). In het structuurplan is de ambitie opgenomen om voor de Westrand een groengebied van allure te maken volgens het concept 'Groene Plantage'. Het beleid voor dit gebied is om de bestaande landschappelijke waarden en potenties voor het concept van de Groene Plantage te behouden. Daarbij dienen de uitgangspunten van de hoofdgroenstructuur, het waterplan en de groene onderleggers op het gebied van cultuurhistorie en cultuurhistorische waarden te worden betrokken.
Het aanvullende toetsingskader voor initiatieven in de hoofdgroenstructuur is opgenomen in de nota "Hoofdgroenstructuur geordend" en in hoofdstuk 2 van de Tuinen van West. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen initiatieven in de vorm van bebouwing en in de vorm van gebruik.
De kassen in het plangebied van de Osdorperweg waren al aanwezig voordat dit gebied als hoofdgroenstructuur werd aangewezen. Volgens de "Hoofdgroenstructuur Geordend" is het beleid voor bestaande bebouwing dat deze om praktische redenen kan worden geaccepteerd. In het geldende bestemmingsplan Osdorperweg e.o. (1998) hebben de kassen dan ook een positieve bestemming gekregen. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet niet in uitbreiding van bestaande kassen of nieuwbouw van kassen.
Motivering:
In het Structuurplan Amsterdam is de ambitie verwoord om het gebied van de Osdorperpolders weer in te richten volgens het concept van de Groene Plantage. Maar in het inrichtingsplan "Tuinen van West" zijn voor het bestaande kassengebied geen voorstellen gedaan vanuit groen of recreatie. De Tuinen van West voorziet derhalve niet in actief beleid voor de bestaande kassengebieden.
Vervolgens is het de vraag hoe de bestaande kassengebieden in het nieuwe bestemmingsplan te bestemmen. De ambitie van het Structuurplan Amsterdam brengt een Agrarische bestemming zonder kassen met zich mee die bedoeld is voor agrarisch natuurbeheer (stadsrandpolder). In dat geval worden de bestaande kassen wegbestemd en onder het overgangsrecht gebracht. Dat is alleen toegestaan als ook is verzekerd dat alle bestaande kassen binnen de komende 10 jaar zullen verdwijnen. Hierover bestaat nog geen enkele duidelijkheid. Een aanzienlijk deel van de kassen is nog voor glastuinbouw in gebruik en lang niet alle kassen zijn economisch al afgeschreven. Ook als de grond in eigendom is bij de gemeente kunnen de eigenaren en gebruikers van deze kassen - wanneer de kassen zouden worden wegbestemd - aanspraak maken op een vergoeding voor kapitaalvernietiging.
Over de financiering van een eventuele sloopregeling zijn nog geen afspraken gemaakt.
Verder is bij de inspraak door de bestaande glastuinbouwbedrijven naar voren gebracht dat er geen goede redenen zijn om hun uitbreidingsmogelijkheden te bevriezen. Volgens het provinciale beleid geldt voor bestaande glastuinbouwbedrijven buiten de concentratiegebieden immers dat deze hun kassen mogen uitbreiden tot maximaal 20.000 m². Tijdens de inventarisatie in mei 2009 bleek dat nog ongeveer 11 hectare kassen (van de 16 hectare) in gebruik is voor glastuinbouw. Door deze bestaande bedrijven te bevriezen zou circa 3,6 hectare aan geldende bouwmogelijkheden worden weggenomen. Naar aanleiding daarvan is besloten om de bestaande bedrijven uitbreidingsmogelijkheden toe te kennen conform het geldende provinciale beleid en het huidige bestemmingsplan. Per bestaand glastuinbouwbedrijf is maximaal 20.000 m² kassen toegestaan.
Daar komt bij dat vraagtekens kunnen worden gezet bij de kwaliteit van het vrijkomende gebied.
Een open veenweidegebied is ten westen van de geplande Westrandweg niet meer haalbaar. Het resterende gebied is te klein om aantrekkelijk te zijn voor weidevogels. De landschapsbeleving zal ter plaatse ook niet optimaal zijn bij een snelweg (Westrandweg) op 8 meter boven maaiveld en een klein gebiedje ingeklemd tussen deze snelweg en de bebouwing van Halfweg en Zwanenburg.
Eén en ander betekent dat een bestemming voor agrarisch natuurbeheer voor dit deelgebied volgens de ambities van het Structuurplan Amsterdam momenteel niet reëel is.
Om in de toekomst toch een geleidelijke overgang (op vrijwillige basis) naar groen mogelijk te maken, is in het bestemmingsplan wel een sloopregeling opgenomen in ruil voor bouwmogelijkheden aan de weg. Via planwijziging zijn er mogelijkheden om in ruil voor de sloop van kassen, nieuwe bedrijfsgebouwen op te richten aan de weg. Deze regeling is aan strenge voorwaarden gebonden. Zo mag maximaal 15% van de gesloopte kassen worden teruggebouwd in de vorm van bedrijfsgebouwen en mag deze bebouwing niet verder dan 120 meter de polder insteken (vanaf de weg). Op die wijze biedt het plan langs vrijwillige weg mogelijkheden om het middengebied weer groen te krijgen en de bebouwing te concentreren langs de weg. Op termijn zal dit tot de gewenste versterking van de hoofdgroenstructuur leiden.
In het onderhavige bestemmingsplan hebben de bestaande kassen, conform het beleid van de "Hoofdgroenstructuur Geordend", een positieve bestemming gekregen. Alle bestaande kassen zijn met een aanduiding op de verbeelding aangegeven. Voor de bestaande glastuinbouwbedrijven zijn bovendien uitbreidingsmogelijkheden opgenomen tot maximaal 20.000 m² kassen per bestaand bedrijf.
Vervolgens is bekeken welk gebruik in deze bestaande kassen kan worden toegestaan. Glastuinbouw blijft mogelijk in deze bestaande kassen. Maar ook stadslandbouw is toegestaan (bijvoorbeeld horeca en/of recreatie in combinatie en samenhang met voedselproductie). Daarbij is de maximum omvang voor het recreatieve/horeca gebruik beperkt tot 350 m² (bvo) per stadslandbouwvestiging. De resterende vierkante meters kassen mogen wel worden gebruikt voor het telen van gewassen ten behoeve van een dergelijke stadslandbouwvestiging. Deze beperking is vooral opgenomen om de intensivering en schaal van het verbrede gebruik (en de daarmee samenhangende verkeersdruk) in goede banen te leiden. Het gebied leent zich niet voor grootschalige recreatieve activiteiten en veel extra verkeer. Door de schaal - qua intensief gebruik - te beperken tot 350 m² (bvo) per vestiging is de intensivering van het gebruik beperkt en zijn er geen extra maatregelen of onderzoeken noodzakelijk in verband met toekomstige verkeersstromen.
Voor de bestaande stalling van auto's, boten, caravans en/of andere voertuigen is in overleg met de centrale stad naar een maatoplossing gezocht. Uiteraard slechts voor zover dit ruimtelijk/planologisch verantwoord is. Daaraan hebben de volgende overwegingen ten grondslag gelegen:
- de kwaliteit van de hoofdgroenstructuur (stadsrandpolders) wordt in de regel niet aangetast door de bestaande stalling in de kassen. Overigens is die groene kwaliteit door de vele kassen ter plaatse nauwelijks nog aanwezig en zal deze met de komst van de Westrandweg nog verder achteruit gaan;
- de bebouwing van de kassen zelf (en niet zozeer het gebruik ervan) staat een versterking van de hoofdgroenstructuur in de weg. Door een positieve bestemming van de aanwezigheid van de kassen is al geaccepteerd dat in dit gebied geen versterking van de hoofdgroenstructuuur plaatsvindt;
- in een stadsrandgebied is er behoefte aan betaalbare stallingsruimte. Bovendien worden dit soort functies in het landelijk gebied wel vaker gecombineerd met agrarische activiteiten en heeft de provincie Noord-Holland daar ook beleid voor in het kader van de verbrede landbouw;
- de verkeersaantrekkende werking van deze functies is niet meer dan de verkeersaantrekkende werking van een glastuinbouwbedrijf;
- voor een groot deel gaat het om reeds lang bestaande (niet-agrarische) bedrijfsactiviteiten;
- nu er geen actief beleid wordt ingezet voor de sanering van het kassengebied vormen de bestaande niet-agrarische bedrijfsactiviteiten in de kassen een wezenlijke economische drager voor het gebied.
Nieuwe bestemmingsregeling
In het onderhavige bestemmingsplan hebben de bestaande kassengebieden de bestemming Agrarisch gekregen, bestemd voor:
- glastuinbouw;
- kwekerij en/of tuinbouw in de volle grond;
- stadslandbouw in de bestaande kassen (maximaal 350 m² bvo per vestiging);
- de bestaande stalling van auto's, boten, caravans en/of andere voertuigen.
Daar waar stalling van auto's, boten, caravans en/of andere voertuigen in de kassen is toegestaan is gebruik gemaakt van een maatbestemming waarbij de betreffende bedrijfsactiviteit specifiek wordt aangeduid. Uitbreiding of nieuwvestiging is niet mogelijk. Ook uitbreiding van kassen voor glastuinbouw is niet mogelijk voor de bedrijven die een deel van de kassen in gebruik hebben voor stallingsactiviteiten. In dat geval dient voor de gewenste uitbreiding van de glastuinbouwactiviteiten eerst de bestaande stallingsruimte te worden aangewend. Uitbreiding van kassen is met andere woorden uitsluitend mogelijk voor de bestaande glastuinbouwbedrijven die hun gehele areaal kassen gebruiken voor glastuinbouw.
Alle bestaande kassen zijn op de verbeelding als zodanig aangeduid. Nieuwbouw of uitbreiding van kassen is alleen mogelijk voor de bestaande glastuinbouwbedrijven tot een maximum van 20.000 m² per bedrijf.
Via planwijziging en onder voorwaarden (zie sloopregeling artikel 6) kunnen nieuwe bedrijfsgebouwen langs de weg worden gebouwd in ruil voor de sloop van de kassen.
Water
In het bestemmingsplan hebben de bestaande watergangen langs de Osdorperweg, de Lutkemeerweg, de Slibveldenweg, de Raasdorperweg en de Wijsentkade de bestemming Water gekregen, evenals de bestaande watergangen tussen (en achter) de bouwvlakken. Voor het aanleggen van oeververbindingen over deze watergangen is een aanlegvergunning nodig waarbij er wordt getoetst aan de karakteristieken van de oorspronkelijke verkaveling en lintbebouwing. Het anderszins dempen of vergraven van deze watergangen wordt als strijdig gebruik aangemerkt (tenzij dit plaatsvindt in het kader van waterbeheer).
De bestemming Agrarisch met waarden, Agrarisch en Natuur zijn gebiedsbestemmingen. De bestaande watergangen zijn niet op de verbeelding aangegeven, maar in de planregels geregeld. Het water is hier een wezenlijk onderdeel van de bestemming. Voor het aanleggen van oeververbindingen, aanlegsteigers e.d. is een aanlegvergunning nodig. Het anderszins dempen en vergraven is strijdig gebruik (tenzij dit plaatsvindt in het kader van waterbeheer).
Verder zijn ook de watergangen in de bestemming Groen en de bestemming Tuin beschermd. Ook daar geldt dat voor oeververbindingen, oeverbeschoeiing en aanlegsteigers een aanlegvergunning nodig is, waarbij wordt getoetst aan de cultuurhistorische verkaveling met lintbebouwing en kavelsloten. Het anderszins dempen van watergangen wordt aangemerkt als strijdig gebruik (tenzij dit plaatsvindt in het kader van waterbeheer).
Archeologie en Cultuurhistorie
De gronden van de Osdorperweg in een strook van 75 meter uit het hart van de weg hebben volgens het archeologisch onderzoek een hoge verwachtingswaarde. Daartoe hebben deze gronden in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde-Archeologie gekregen. Volgens deze dubbelbestemming kunnen ter plaatse bouw- en aanlegwerkzaamheden plaatsvinden als eerst archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en de aangetroffen waarden afdoende worden beschermd (zie artikel 19 van de regels).
Cultuurhistorische waarde gebied
De cultuurhistorische waarden van het gebied zijn vastgelegd door de bestaande wegenstructuur, dijklichamen, bermsloten en weilanden consoliderend te bestemmen. Voor het agrarisch gebied en de Wijsentkade zijn de cultuurhistorische waarden ook in de doeleindenomschrijving van de bestemming vastgelegd. Het bestaande veenweidelandschap, de bestaande verkaveling en het bestaande groene dijklichaam genieten bescherming.
De bestaande bebouwing is vastgelegd in bouwvlakken. Uitbreidingen zijn alleen daar mogelijk gemaakt, waar er op grond van het geldende bestemmingsplan nog uitbreidingsruimte bestond.
De bestaande cultuurhistorisch waardevolle bebouwing heeft een aanduiding 'karakteristiek' gekregen. Deze panden genieten bescherming krachtens het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is daartoe vastgelegd dat de karakteristieke verschijningsvorm van deze bebouwing dient te worden behouden. Dat is minder vergaand dan de bescherming die uitgaat van de monumentenstatus. Sloop is immers toelaatbaar mits de uiterlijke verschijningsvorm maar behouden blijft. Een oude stopboerderij mag krachtens deze regeling derhalve worden gesloopt, zolang er maar een nieuwe stolpboerderij wordt teruggebouwd (zie ook hoofdstuk 10).
Parkeren
Voor parkeren is in de planregels bepaald dat het parkeren op eigen terrein moet worden opgelost en niet in de openbare ruimte. Voor nieuw te vestigen stadslandbouwfuncties moet daarvoor worden aangesloten bij de volgende parkeernormen (gebaseerd op de kencijfers van het CROW):
- a. per 100 m2 brutovloeroppervlakte restaurant minimaal 14,0 en maximaal 16,0 parkeerplaatsen;
- b. per 100 m2 brutovloeroppervlakte museum/bibliotheek (milieueducatiecentrum) minimaal 1,0 en maximaal 1,2 parkeerplaatsen;
- c. per 100 m2 brutovloeroppervlakte overdekte speeltuin/hal minimaal 3,0 en maximaal 12,0 parkeerplaatsen;
- d. per arbeidsplaats bij een crèche/peuterspeelzaal/kinderdagverblijf (zorgboerderij) minimaal 0,6 en maximaal 0,8 parkeerplaatsen;
- e. per perceel bij een volkstuin (moestuinieren) minimaal 0,3 en maximaal 0,3 parkeerplaatsen.
11.4 Planregels En Bestemmingen
De planregels zijn verdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. inleidende bepalingen, met daarin definities en de wijze van meten en berekenen;
- 2. bestemmingsbepalingen, die het hart van ieder bestemmingsplan vormen. Ze zijn opgebouwd uit een bestemmingsomschrijving waarin een omschrijving wordt gegeven van de aan de grond toegekende functies. De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Verder kunnen in de bestemmingsomschrijving ook impliciet bij de bestemming behorende functies worden genoemd ("met de daarbij behorende"), bijvoorbeeld erf, paden, toegangswegen etc. Per bestemming worden bouwregels gegeven, waarin voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bouwbepalingen worden geregeld. Waar nodig worden specifieke gebruiksregels gegeven. Daarin kunnen aanvullingen of afwijkingen van de algemene gebruiksregels worden gegeven.
- 3. algemene bepalingen, die betrekking hebben op in beginsel alle voorafgaande planregels. Hierbij gaat het om de anti-dubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels, de algemene ontheffingsbevoegdheid, algemeen toegelaten overschrijdingen en verwijzingen naar andere wetgeving.
- 4. overgangsrecht, strafbepaling en de slotbepaling.
Artikelgewijze toelichting
In deze paragraaf worden de niet voor zichzelf sprekende en bijzondere juridische
aspecten van de bestemmingsbepalingen toegelicht. Het beleid wordt niet toegelicht, maar de wijze van regelen.
Artikel 1: Begrippen
Stadslandbouw: Dit begrip is nog niet volledig uitgekristalliseerd. Vergelijkbare regelingen elders in het land zijn hier niet zonder meer toepasbaar omdat in het gebied geen agrarische bedrijven meer aanwezig zijn. Het waardevolle open veenweidegebied is in beheer bij het Recreatieschap (agrarisch natuurbeheer). Voor de stadslandbouwfunctie is van wezenlijk belang dat er altijd een relatie is met agrarisch natuur- en landschapsbeheer, landschapsbeleving/milieueducatie en/of voedselproductie.
Vanwege de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van dit natte en waterrijke open landschap is ook productiegebonden paardenhouderij hier niet gewenst. Bij deze vormen van paardenhouderij is er in de regel behoefe aan ruime bouwpercelen van 1 tot 2,5 hectare en zijn voorzieningen nodig als open paardenbakken met omheining en verlichting, stapmolens e.d. die ten kosten gaan van landschap, natuur en cultuurhistorie. De weilanden zijn dan niet alleen nodig voor het grazen van paarden, maar ook voor het trainen en africhten met bijbehorende faciliteiten (verlichting en omheiningen).
Minder intensieve vormen van paardenhouderijen zijn wel toegestaan onder de noemer van stadslandbouw, zoals ruiterpaden gerichte paardenhouderijen, stalhouderijen, pensionstal en paardenmelkerijen. Bij deze vormen van paardenhouderijen kunnen de bedrijven toe met een kleiner bouwperceel en zijn de weilanden uitsluitend nodig om de paarden te laten grazen. De activiteiten van deze bedrijven sluiten nauw aan bij de extensieve recreatie in het gebied (landschapsbeleving op ruiterpaden of huifkartochten).
Ook maneges zijn onder deze noemer niet toegestaan. In het plangebied zelf zijn al twee maneges aanwezig en ook in de verdere omgeving zijn al maneges aanwezig (Osdorp en Geuzenveld).
Een nadere uitleg van stadsdlandbouw is terug te vinden bij de beschrijving van artikel 16.
Artikel 3 Agrarisch
De bestaande kassengebieden hebben een agrarische bestemming gekregen voor glastuinbouw, kwekerij, vollegrondstuinbouw en stadslandbouw in de bestaande kassen. Per glastuinbouwbedrijf is maximaal 20.000 m² kassen toegestaan.
De kassen mogen mede worden gebruikt voor de stadslandbouwfunctie. Het intensieve stadslandbouwgebruik is beperkt tot maximaal 350 m² bruto vloeroppervlakte. Wel mogen de resterende vierkante meters kassen worden ingezet voor de teelt en verwerking van gewassen ten behoeve van de desbetreffende stadslandbouwfunctie met bijbehorende administratie.
De bestaande stallingsactiviteiten hebben een positieve bestemming gekregen met een aanduiding op de verbeelding 'specifieke vorm van bedrijf - stalling'. Hiervoor onder 11.3 is een overzicht opgenomen van de bestande vierkante meters stalling. Uitbreiding of nieuwbouw ten behoeve van deze stallingsactiviteiten is niet toegestaan. Ook glastuinbouwbedrijven die een deel van hun kassen in gebruik hebben voor stalling, mogen geen kassen uitbreiden voor glastuinbouw. Zij dienen eerst de stallingsruimte om te zetten naar glastuinbouw.
In deze bestemming zit een wijzigingsbevoegheid in de vorm van een sloopregeling. In ruil voor de sloop van de kassen mogen onder voorwaarden nieuwe bedrijfsgebouwen worden opgericht achter de bebouwing langs de weg. Om te bewerkstelligen dat het "binnengebied" ook daadwerkelijk vrij komt van bebouwing, is voorgeschreven dat de aangeduide kassen in hun geheel moeten worden gesloopt en dat de nieuwe bedrijfsgebouwen in ruil daarvoor, alleen binnen het op de verbeelding aangeduide wijzigingsgebied mogen worden gebouwd. Het is dus niet mogelijk om slechts een deel van de kassen te slopen (en het gedeelte van de kassen achter op het perceel te laten staan), en vervolgens nieuwe bedrijfsgebouwen op te richten.
Voor de maatvoering is gekeken naar de bestaande kassen. Met de 15% regeling is het mogelijk om de grootste bestaande kas (36.000 m²) af te breken en daarvoor 5.400 m² bedrijfsgebouwen terug te bouwen binnen het aangeduide wijzigingsgebied. Door op de verbeelding een wijzigingsgebied aan te wijzen waar de nieuwe bedrijfsgebouwen mogen worden opgericht is verzekerd dat de nieuwe bebouwing niet te ver achter op het perceel komt. In de voorwaarden is daartoe ook nog eens bepaald dat de nieuwe bebouwing niet verder dan 15 meter achter de bestaande bebouwing mag worden opgericht. Ter bescherming van het woon- en leefklimaat en logistieke ruimte moet echter wel 30 meter tot een woning worden aangehouden. Bovendien moet met een inrichtingsplan worden aangetoond dat de herstructurering leidt tot een kwalitatieve verbetering op het perceel en in het gebied. Daarbij moet de bebouwing worden geconcentreerd langs de weg en moet het achterland weer vrijkomen voor groen. Wel dient tenminste 5 meter van de zijdelingse perceelsgrenzen te worden gebouwd om de doorzichten naar het achterland open te houden. Ten behoeve van het agrarisch natuurbeheer van dit groen is van belang dat de gronden daarvoor ook bereikbaar blijven. Indien het nieuwe groen achter de bebouwing door eigendomsgrenzen onbereikbaar wordt, zijn privaatrechtelijke afspraken nodig om deze gronden bereikbaar te houden (recht van overpad).
Artikel 4: Agrarisch met waarden
De agrarische functie van deze gronden is beperkt tot agrarisch natuurbeheer (beweiding en maaien). Grondgebonden veehouderij in combinatie met agrarisch natuurbeheer is derhalve mogelijk (koeien en schapen). Het gemengde gebied aan de stadsrand leent zich niet voor intensieve veehouderij en de polders zijn hier van oudsher te nat voor akkerbouw of tuinbouw. Vanwege de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van dit natte en waterrijke open landschap zijn akkerbouw en tuinbouw hier niet gewenst. Ook glastuinbouw, sierteelt en boom- en fruitteelt zijn hier vanwege de karakteristieke openheid niet gewenst.
Werkzaamheden die de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het waterrijke veenweidegebied kunnen aantasten zijn alleen met een aanlegvergunning toelaatbaar.
Wel is het mogelijk om bruggetjes en hekjes te bouwen ten behoeve van de laarzenpaden (met een hoogte van maximaal 1.50 meter). Werkzaamheden ten behoeve van de verbetering van de habitat van weidevogels of het ophogen van het waterpeil worden tot het normale onderhoud en beheer van dit gebied gerekend en zijn niet aanlegvergunningplichtig.
Artikel 5: Bedrijf
Deze bestemming is toegekend aan de bestaande bedrijven in het gebied. De meeste van deze bedrijven hadden in het geldende bestemmingsplan al een bedrijfsbestemming. Een aantal hebben in het geldende bestemmingsplan nog de bestemming Wonen en Bedrijf maar zijn inmiddels zo doorgegroeid dat een bedrijfsbestemming meer recht doet aan de bestaande situatie. Voor de toelatingsregeling van de bedrijven is gebruik gemaakt van de VNG-brochure "Bedrijven en Milieuzonering" en de daarin opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging'. Het milieu aan de Osdorperweg kan immers niet als een bedrijventerrein worden aangemerkt. Wonen en bedrijvigheid komen naast elkaar voor en ook agrarische bedrijvigheid is mogelijk in dit gebied.
Toegestaan zijn bedrijven in de categorieën A en B.
Niet toelaatbaar zijn categorie C-bedrijven met in potentie een grote verkeersaantrekkende werking die zijn aangewezen op een hoofdontsluitingsweg.
De Osdorperweg heeft onvoldoende capaciteit voor een hoofdontsluitingsweg en het dijklichaam van de Osdorperweg is niet bestand tegen al te veel zwaar vrachtverkeer.
In het verleden hebben een aantal bedrijven in strijd met de geldende bestemming steeds meer weiland geclaimd voor hun bedrijfsuitbreiding. Met dit bestemmingsplan is beoogd om dergelijke ruimteclaims in de toekomst te voorkomen. Met de betrokken bedrijven is naar een structurele oplossing gezocht. De omvang van deze bedrijven is inmiddels zodanig dat verdere groei op deze locatie niet verantwoord is. Omdat de bedrijfspercelen van Rutte (Osdorperweg 580-592) en Kamsteeg (Osdorperweg 530) ver het weidevogelgebied insteken zijn de achterste delen van deze percelen bestemd voor opslag. Ter plaatse mogen de percelen alleen worden gebruikt voor opslag en niet voor bebouwing. Op die wijze wordt de verstoring van weidevogels binnen de perken gehouden.
Een deel van de ruimteclaims is gehonoreerd met een groter bestemmingsvlak, maar verdere uitbreiding van de bebouwing is niet toegestaan.
Artikel 6: Cultuur en Ontspanning
Deze bestemming is gebruikt voor een aantal ateliers in het voormalige schoolgebouw aan de Lutkemeerweg 2. Omdat het voormalige schoolgebouw zeer beeldbepalend is in deze omgeving, is in de planregels opgenomen dat de beeldbepalende karakteristieke verschijningsvorm van het schoolgebouw behouden moet blijven. Het gebouw mag alleen met ontheffing worden uitgebreid en dan alleen als de karakteristieke verschijningsvorm behouden blijft. Dat betekent dat de bestaande maatvoering en gevelindeling moeten worden aangehouden.
Artikel 7: Groen
Deze bestemming is met name gebruikt voor het groene en karakteristieke talud van de Osdorperweg. Binnen deze bestemming is het weiden van schapen toelaatbaar. Eventuele schuilgelegenheden voor deze schapen zullen echter op het aansluitende eigen terrein moeten worden voorzien. Het groen moet vrij blijven van bebouwing.
Artikel 8: Maatschappelijk
Deze bestemmingsregeling wordt beknot door de beperkingen die het Luchthavenindelingbesluit met zich meebrengt. Nieuwe (geluidgevoelige) onderwijs-, gezondheidszorg- en zorgfuncties zijn in het plangebied niet toelaatbaar. Deze functies zijn daarom uitgesloten in de bestemmingsomschrijving. Voor de bestaande onderwijsfunctie is een maataanduiding opgenomen.
Verder is het dierenasiel op maat bestemd omdat deze functie dermate belastend is voor de omgeving dat ze niet zomaar binnen elke maatschappelijke bestemming kan worden toegelaten. Op de huidige locatie is deze voor de omgeving via het milieuspoor gereguleerd.
Ook een begraafplaats is een functie die niet zomaar overal kan worden toegestaan en hier daarom op maat is bestemd. Alleen ter plaatse van de aanduiding is een begraafplaats toegestaan.
Artikel 9: Natuur
Deze bestemming is gebruikt voor het groene dijklichaam van de Wijsentkade. Deze heeft een belangrijke functie als ecologische verbindingszone.
Daartoe is een groene inrichting met natuurlijke oevers van groot belang. Onder aan het talud is een laarzenpad mogelijk. Ter bescherming van de natuurwaarden geldt ook een aanlegvergunningplicht voor werken en werkzaamheden die deze natuurwaarden kunnen aantasten.
Artikel 10: Recreatie
Deze bestemming is gebruikt voor de nutstuinen langs de Osdorperweg.
Artikel 11: Sport
Deze bestemming is gebruikt voor de bestaande maneges aan de Osdorperweg 577 en de Lutkemeerweg 46 (zie hoofdstuk Handhaving). Voor de bestaande bebouwing zijn bouwvlakken aangewezen.
Artikel 12: Tuin
Deze bestemming is gebruikt voor de bij de woning behorende voortuinen. In de voortuin zijn geen gebouwen toegestaan en mogen de erfafscheidingen niet hoger zijn dan 1 meter.
Artikel 13: Verkeer
Deze bestemming is gebruikt voor de bestaande wegen. Maar voor de karakteristieke bermsloten en het groene talud is de bestemming water respectievelijk groen gebruikt. Aanpassingen van het profiel van de weg zijn alleen mogelijk als dat binnen de verkeersbestemming past. Het groene talud en de bermsloten moeten behouden blijven.
Artikel 14: Water
Deze bestemming is gebruikt voor de karakteristieke bermsloten langs de Osdorperweg, de Lutkemeerweg, de Slibveldenweg, de Raasdorperweg en de Wijsentkade.
De kavelsloten in de polders zijn niet afzonderlijk bestemd maar vallen onder de gebiedsbestemming Agrarisch met waarden.
Artikel 15: Wonen
Deze bestemming is gebruikt voor de woningen, niet zijnde bedrijfswoningen.
In het vorige bestemmingsplan werd onderscheid gemaakt tussen woningen met bedrijvigheid op het achtererf en woningen zonder bedrijvigheid. Bij de woningen met bedrijvigheid is meer bebouwing op het perceel aanwezig. Deze woningen hebben daarom in het vorige bestemmingsplan ruimere bouwmogelijkheden gekregen (tot maximaal 60% van het bestemmingsvlak) dan woningen zonder bedrijvigheid.
Omdat echter - conform het SVBP - de dubbelbestemmingen 'Wonen/Bedrijven' (WB) en 'Wonen/Agrarisch' (WA) niet meer mogelijk zijn (en ook niet wenselijk), is in voorliggend bestemmingsplan slechts sprake van enkele woonbestemmingen.
Daarbij is er voor gekozen om de woningen binnen een bouwvlak op te nemen c.q. vast te leggen. Dit leidt tot een situatie die planologisch wenselijker is met het oog op spreiding van de bouwmogelijkheden binnen het bestemmingsvlak. In het bouwvlak is aangegeven hoeveel woningen daarbinnen zijn toegestaan. Bij twee aan elkaar gebouwde woningen staat er dus één bouwvlak op de verbeelding waarbinnen krachtens de aanduiding op de verbeelding maximaal 2 wooneenheden zijn toegestaan.
De huidige woonbestemming houdt voor zover nodig rekening met de bebouwingspercentages uit het vorige bestemmingsplan. Deze bebouwingspercentages hebben echter - aangezien nu sprake is van een enkele woonbestemming - uitsluitend betrekking op bijgebouwen bij woningen.
Het medegebruik van de woning voor praktijk of vrije beroepsuitoefening aan huis is toegestaan, evenals het medegebruik voor consumentverzorgende dienstverlening. Dat betekent dat tandarts met een praktijk aan huis is toegestaan, maar bijvoorbeeld ook een kleine kapsalon, schoonheidssalon of nailstudio aan huis. Deze activiteiten moeten wel worden uitgeoefend door de bewoner van het huis. Het is dus niet toegestaan om delen van de woning (bijvoorbeeld een groot bijgebouw) bedrijfsmatig aan derden te verhuren voor praktijk- of kantoorruimte. De woonfunctie mag niet door deze activiteiten worden verdrongen. Daarom is als voorwaarde opgenomen dat de activiteiten moeten worden beperkt tot maximaal 150 m2.
In deze bestemming is de beeldbepalende stolpboerderij Osdorperweg 756 als karakteristieke bebouwing aangemerkt.
Dat betekent dat de karakteristieke verschijningsvorm van deze boerderij behouden moet blijven (vierkante plattegrond met piramidaal dak). Uitbreiding is alleen met ontheffing toegestaan. Deze bescherming gaat minder ver dan de monumentenbescherming. Niet zozeer de cultuurhistorische waarde van het pand is beschermenswaardig, maar de beeldbepalendheid ter plaatse en de karakteristieke verschijningsvorm die verwijst naar het verleden. Om die reden is geen sloopverbod opgelegd, maar is wel voorgeschreven dat ter plaatse alleen een soortgelijk beeldbepalend en karakteristiek gebouw toelaatbaar is. Een andere bouwstijl is ter plaatse niet toegestaan.
Artikel 16: Wonen - Stadslandbouw
Deze bestemming is voornamelijk gebruikt voor een aantal voormalige agrarische bedrijfspercelen in eigendom van het stadsdeel, waarop de ontwikkeling van stadslandbouw is mogelijk gemaakt. De bestaande gebouwen of de toegekende bouwmogelijkheden mogen voor stadslandbouwactiviteiten worden aangewend. De toegekende bouwmogelijkheden zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan (bestemming Wonen en Agrarische bedrijven) en bedragen maximaal 60% van het bij de woning behorende bouwperceel.
Stadslandbouw is in het bestemmingsplan (zie de begripsbepalingen) omschreven als een:
"Agrarisch bedrijf in combinatie met dienstverlenende nevenactiviteiten die inspelen op natuur- en landschapsbeheer in het open veenweidegebied van de Osdorper Binnenpolder Zuid of de Osdorper Bovenpolder en/of die inspelen op de recreatieve landschapsbeleving van deze polders en/of die inspelen op voedselproductie, waarbij tenminste 10% van de inkomsten uit agrarische activiteiten moeten voortkomen''.
Voorbeelden van stadslandbouw zijn:
- natuur- en landschapsbeheer;
- natuur- en milieueducatie;
- dierverzorging en moestuinieren;
- een kinderboerderij, een kaasboerderij, een zorgboerderij (zonder overnachtingsmogelijkheden) of andere boerderijvorm waarbij educatie over het agrarische bedrijf, landschap en natuur centraal staan;
- schoolwerktuinen;
- recreatieve activiteiten die inspelen op agrarisch natuurbeheer en/of het polderlandschap zoals bijvoorbeeld een boerenspeel-, sport- en/of doetuin, een speel-, sport- of doetuin;
- jeugd-, kinder- en naschoolseopvang, waarbij het actief bezig zijn met dierverzorging, natuur- en landschapsbeheer en voedselproductie onderdeel is van de activiteiten;
- horeca die mede gericht is op bewustwording van de voedselproducerende functie van de agrarische sector en/of de recreatieve functie van polderlandschap, zoals de verwerking van streekeigenproducten (vergeten groenten) en/of een theetuin.
- In het kader van de stadslandbouw is de verkoop van agrarische producten en/of de verkoop van producten gerelateerd aan natuur- en milieueducatie toegestaan.
Onder stadslandbouw worden geen maneges, paardenhouderijen en stoeterijen begrepen. Ook grootschalige functies zoals tuincentra, congrescentrum en leisureachtige functies zoals bijvoorbeeld de voormalige Flevohof zijn niet toelaatbaar.
In deze bestemming zijn een aantal karakteristieke panden opgenomen (zie hoofdstuk 10 Cultuurhistorie). Uitbreiding is alleen mogelijk als de karakteristieke verschijningsvorm daardoor niet onevenredig wordt aangetast (bestaande goot- en nokhoogtes, gevelindeling en plattegrond).
Artikel 17: Wonen - Woonwagenstandplaatsen
Deze bestemming is gebruikt voor het bestaande woonwagencentrum. Vergeleken met het geldende bestemmingsplan is een flinke verruiming van de bouwhoogte opgenomen. Voor de woonwagens is een bouwhoogte toegestaan van maximaal 7,50 meter. Voor elke woonwagen is een bouwvlak aangewezen. Verder is zoveel mogelijk de regeling uit het geldende bestemmingsplan overgenomen.
Artikel 18: Leiding
Dit is een dubbelbestemming en die gaat voor op de onderliggende bestemming. In dit geval gaat het om bestaande kabels en leidingen (zie hoofdstuk 6 milieu-externe veiligheid). Ter bescherming van deze belangen (voorkomen beschadiging en bereikbaar houden voor onderhoud) mag er binnen de op de verbeelding aangewezen beschermingszone (de dubbelbestemming) niet worden gebouwd en mogen er geen grondbewerkingen worden uitgevoerd, tenzij de belangen van het leidingenbeheer daardoor niet worden geschaad en de beheerder daaromtrent om advies wordt gevraagd.
Artikel 19: Waarde - Archeologie
Ook dit is een dubbelbestemming ter bescherming van de archeologische verwachtingswaarde. De begrenzing van deze dubbelbestemming is afgestemd op de archeologische beleidskaart die door ADC-heritage is opgesteld. Het bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid geldt niet voor nieuwbouw kleiner dan 100 vierkante meter. Ook voor grondbewerkingen dieper dan 30 centimeter geldt een verbod en een aanlegvergunningplicht.
Artikel 20: Waterstaat-Waterkering
Deze dubbelbestemming moet bescherming geven aan de bestaande waterkeringen in het gebied (zie hoofdstuk 8 Water). Alle graafwerkzaamheden in de dijk zijn verboden, tenzij daarvoor toestemming is verkregen van de dijkbeheerder.
De algemene regels in hoofdstuk 3 en de overgangs- en slotregels in hoofdstuk 4, zijn conform het SVBP 2008.
11.4.1 Functieaanduidingen
Een functieaanduiding wordt gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming nader te specificeren. Daarbij kan het gaan om een verruiming, een beperking dan wel een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden binnen het aangeduide gebied.
De functieaanduidingen zijn terug te vinden op de verbeelding (in afgekorte vorm) en in de regels.
Of de werking van een functieaanduiding beperkend is dan wel verruimend valt af te leiden uit de wijze waarop deze is omschreven.
In het onderstaande worden een aantal in het bestemmingsplan voorkomende relevante voorbeelden opgesomd:
In artikel 4 lid 1 sub d (bestemming 'Bedrijf') wordt de aanduiding voor bouwbedrijf - op de verbeelding afgekort als '(sb-bbd)' - als volgt omschreven:
'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-bouwbedrijf' , een bouwbedrijf'. Deze omschrijving moet worden opgevat als een verruiming van de bedrijfsbestemming. Het gaat hier om een functie die niet binnen de toegestane bedrijfscategorieën valt en waarvoor dus binnen het met '(sb-bbd)' aangeduide gebied een verruiming van de gebruiksmogelijkheden noodzakelijk is.
In artikel 4 lid 1 sub o (bestemming 'Bedrijf') wordt de aanduiding voor opslag - op de verbeelding aangeduid als '(op)' - als volgt omschreven:
'ter plaatse van de aanduiding 'opslag' , uitsluitend opslag is toegestaan'
Deze omschrijving moet worden opgevat als een beperking van de gebruiksmogelijkheden. Van belang is hier het woord 'uitsluitend'. Met 'uitsluitend' wordt bedoeld dat binnen het aangeduide gebied ten behoeve van de toegestane bedrijfscategorieën uitsluitend opslagactiviteiten zijn toegestaan.
Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat de werking/betekenis van een functieaanduiding - in dit geval opslag - niet verder reikt dan het aangeduide gebied. Om bij het voorbeeld van opslag te blijven: Het woord 'uitsluitend' betekent dus niet dat de aangeduide functie 'uitsluitend' op die locatie mag worden uitgeoefend en niet op de andere bedrijfslocaties. Opslag maakt onderdeel uit van een normale bedrijfsvoering en mag uiteraard ook op andere bedrijfslocaties plaatsvinden. De aanduiding '(op)' bepaalt dus slechts voor één specifiek gebied dat daar de bedrijfsvoering zich beperkt tot opslag.
In artikel 8 lid 1 sub b (bestemming 'Maatschappelijk') wordt de aanduiding voor dierenasiel - op de verbeelding afgekort als '(ds)' - als volgt omschreven:
'ter plaatse van de aanduiding 'dierenasiel', een dierenasiel'.
Deze omschrijving moet worden opgevat als een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden.
Weliswaar valt de functie van dierenasiel reeds onder de bestemming 'Maatschappelijk' maar wordt het onwenselijk geacht om deze functie op iedere locatie met de bestemming 'Maatschappelijk' toe te staan. Vandaar dat het dierenasiel niet als hoofdfunctie in de regels wordt genoemd maar als specifieke aanduiding wordt omschreven.
11.5 Digitaal Raadpleegbaar Plan
Het plan is gemaakt met behulp van RO-Plan, een softwarepakket waarmee bestemmingsplannen digitaal kunnen worden getekend en voorzien van de bijbehorende planregels.
Het bestemmingsplan is door particulieren te raadplegen op internet. Op deze wijze wordt het bestemmingsplan toegankelijker voor particulieren. Daarnaast is zoals gebruikelijk een 'papieren plan' beschikbaar dat geraadpleegd kan worden.
Hoofdstuk 12 Handhaving
12.1 Handhavingsbeleid
In dit bestemmingsplan is het beleid er op gericht om de waardevolle landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van de Osdorper Binnenpolder Zuid en de Osdorper Bovenpolder te behouden. Daartoe is een consoliderend bestemmingsplan opgesteld, waarbij een harde grens tussen de bebouwing en het polderlandschap is aangegeven. Voor die harde grens is aansluiting gezocht bij de huidige bouw- en gebruiksmogelijkheden op basis van geldige vergunningen en bestaande situaties die in rechte onaantastbaar zijn. Voor een aantal percelen is dat hierna ook expliciet verantwoord.
Voor het handhavingsbeleid vormt de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan ook het peilmoment. Dit betekent dat tegen strijdigheid met dit bestemmingsplan handhavend zal worden opgetreden. De concrete invullling van het handhavingsbeleid dient verder plaats te vinden in het kader van het Handhavingsprogramma van stadsdeel Osdorp.
12.2 Hardheidsclausule Caravan Osdorperweg 697
Voor de caravan aan de Osdorperweg 697 wordt gebruik gemaakt van de hardheidsclausule in artikel 25.3 van de planregels. De huidige gebruiker (mevr. M. van Overschot-Braam) mag in de caravan blijven wonen, maar als zij het gebruik in de toekomst beëindigt mag de caravan niet langer door een ander worden bewoond. Het overgangsrecht is met andere woorden gebonden aan de persoon. Anderen kunnen daarvan geen gebruik maken. Bij verkoop, schenking of in gebruikgeving aan familie, vrienden of derden, zal handhavend worden opgetreden.
Het gebruik van de caravan is tevens vastgelegd in de erfpachtakte van 2 september 1997 (reg.nr.: MH/41069).
12.3 Bedrijvigheid En De Hoofdgroenstructuur
In het plangebied komen een aantal bedrijven voor die al jaren op hun huidige locatie aan de Osdorperweg zijn gevestigd en die hun bedrijfsperceel in de loop van de jaren steeds verder hebben uitgebreid ten koste van het open veenweidegebied. Daar is in het verleden niet altijd even adequaat tegen opgetreden waardoor het in sommige gevallen niet meer mogelijk is om deze situatie weer ongedaan te maken. Hierna zijn een aantal bedrijfspercelen opgenomen waarbij deze problematiek speelt en waarvoor naar een structurele oplossing is gezocht. Op basis van de handhavingsdossiers is bekeken welk strijdige gebruik (en bebouwing) in rechte nog ongedaan zou kunnen worden gemaakt. Naar aanleiding daarvan zijn bestemmingsvlakken en bouwvlakken toegekend.
Om in deze situaties ook voor een structurele oplossing te kunnen zorgen is het de bedoeling om de toegekende bedrijfspercelen fysiek van het veenweidegebied af te schermen door gelijk achter deze percelen een watergang te graven en een waterscheiding op te werpen.
Osdorperweg 580-592 (Bouwbedrijf Rutte)
Op dit moment steekt het gebruik op deze percelen ten behoeve van de niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten circa 585 meter de polder in (gemeten vanuit de Osdorperweg). De bestaande bebouwing steekt ongeveer 245 meter de polder in.
In het geldende bestemmingsplan steken de voor Wonen en Bedrijf aangewezen gronden ongeveer 235 meter de polder in (gemeten vanuit de Osdorperweg). De gronden daarachter hebben de bestemming Agrarisch gebied met natuur- en landschappelijke waarden (Anl). Dat betekent dat het gebruik over een lengte van 350 meter niet past in de geldende agrarische bestemming.
In april 2003 is daartoe een handhavingsprocedure gestart door het dagelijks bestuur van Osdorp (Besluit 29 april 2003, reg.nr. 865 SDO 03). Daarbij werd geconstateerd dat Rutte voor een deel van het niet-agrarische gebruik een beroep kan doen op het overgangsrecht. Bovendien staken delen van het overgangsrechtelijke gebruik nog verder de polder in dan delen van het strijdige gebruik. Ook bij het volledig uitprocederen van de handhavingszaak zou er derhalve nog steeds niet-agrarisch gebruik moeten worden toegestaan ver in de polder en zonder aansluiting op het bedrijfsperceel. Naar aanleiding daarvan heeft intensief overleg met Rutte plaatsgevonden en is tussen stadsdeel Osdorp en Rutte B.V. overeenstemming bereikt over een uitruil van strijdig gebruik tegen overgangsrechtelijk gebruik.
In 2004 werd tussen het dagelijks bestuur en Rutte B.V. overeenstemming bereikt over de volgende regeling. De achterste grens van het bedrijfsperceel van Rutte zou komen te liggen op 132 meter uit de achtergevel van de achterste loods op het terrein, gezien vanaf de Osdorperweg. Met de achterste loods wordt bedoeld de loods die vergund is bij besluit van 8 juli 1986 (registratienummer: 1/5402 BWT 1984, dossier 47551).
Het gehele terrein achter genoemde grens zou weer teruggebracht worden in de oorspronkelijke staat (ophoging afgraven tot het niveau van het omliggende weiland en aanbrengen van nieuwe laag aarde). Het bedrijfsperceel zou fysiek van de polder worden afgescheiden door een nieuw te graven watergang. Verder zijn daarbij duidelijke afspraken gemaakt over de uitvoering van deze uitruil en de opslag op het bedrijfsperceel.
Op basis van deze overeenstemming is in 2004 een vrijstelling ex artikel 19 WRO aangevraagd door Rutte B.V. voor het gebruik tot circa 360 meter uit het hart van de Osdorperweg. Het dagelijks bestuur heeft op 2 juni 2004 een verklaring van geen bezwaar voor deze vrijstelling aangevraagd. Daarop is nog steeds geen beslissing ontvangen.
In dit bestemmingsplan is de beoogde vrijstellingsregeling overgenomen. Voor een nadere motivering daarvan zij verwezen naar het verzoek om een verklaring van geen bezwaar d.d. 2 juni 2004.
Osdorperweg 530 (Kamsteeg)
Op dit moment steekt het gebruik op deze percelen ten behoeve van de niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten circa 320 meter de polder in (gemeten vanuit de Osdorperweg). De bestaande bebouwing steekt ongeveer 210 meter de polder in.
In het geldende bestemmingsplan steken de voor Wonen en Bedrijf aangewezen gronden ongeveer 100 meter de polder in (gemeten vanuit de Osdorperweg). De gronden daarachter hebben de bestemming Agrarisch gebied met natuur- en landschappelijke waarden (Anl). Dat betekent dat het gebruik over een lengte van 220 meter niet past in de geldende agrarische bestemming.
In juni 2003 is daartegen een handhavingsprocedure gestart die slechts ten dele succesvol is verlopen. Daarom heeft in het kader van dit bestemmingsplan overleg plaatsgevonden. Op basis daarvan is een bestemmingsvlak toegekend dat circa 275 meter de polder in steekt. De hoeveelheid bebouwing binnen dit bestemmingsvlak is echter beperkt. Bebouwing is volgens de planregels alleen binnen de bouwvlakken toegestaan. De bouwvlakken zijn alleen toegewezen aan loodsen die zijn gebouwd op voor WB aangewezen gronden. De loodsen die zijn gebouwd op de voor Anl aangewezen gronden hebben geen bouwvlak gekregen. Verder is de opslag op het terrein beperkt tot maximaal 5.200 m³.
Osdorperweg 577 (W. Schelling/Manege)
Op deze locatie is al een groot aantal jaren een manege gevestigd. In het geldende bestemmingsplan hebben deze gronden deels de bestemming Agrarisch gebied met tuinbouw (kassen). Na beëindiging van het tuinbouwbedrijf ter plaatse hebben de kassen een aantal jaren leeggestaan. De vestiging van een nieuw tuinbouwbedrijf ter plaatse is niet reëel gebleken. Vervolgens zijn de bestaande kassen omgebouwd tot paardenstallen en andere manegeruimten. Hiervoor geldt dat de manege in het nieuwe bestemmingsplan kan worden ingepast. De omvorming van kassen naar stalruimte en andere manegegebouwen is niet ten koste van landschap, natuur en cultuurhistorie gegaan. In de gemengde omgeving van de Osdorperweg is deze stadsrandactiviteit goed inpasbaar. Op het terrein is voldoende parkeergelegenheid beschikbaar en de verkeersontsluiting over de Osdorperweg is voldoende.
Een en ander sluit ook aan bij de uitgangspunten van het 'PvE Tuinen van West' voor extensieve recreatie.
Gebruik kassen voor stalling
Het bestaande kassengebied aan weerszijden van de Raasdorperweg en ook de bestaande kassen achter de Osdorperweg 505-577 hebben de bestemming 'Agrarisch' gekregen. Bij een inventarisatie in de zomer van 2009 is gebleken dat van de 16 hectare kassen circa 5 hectare in gebruik is voor de stalling van auto's, boten, caravans en/of andere voertuigen. De overige 11 hectare is nog agrarisch in gebruik. In het verleden is gebleken dat het weer ongedaan maken van stallingsactiviteiten erg lastig is. Omdat het gebruik in de kassen plaatsvindt en er geen gerichte controles hebben plaatsgevonden is de start van het strijdige gebruik voor stalling nauwelijks te achterhalen. Dat maakt dat optreden lastig is en dat ook na een langdurig handhavingstraject nauwelijks succes is te halen. In overleg met de centrale stad is daarom besloten uitsluitend de bestaande stallingsactiviteiten toe te staan en nieuwe stallingsactiviteiten uit te sluiten.
Daar waar stalling van auto's, boten, caravans en/of andere voertuigen in de kassen is toegestaan is gebruik gemaakt van een maatbestemming waarbij de betreffende bedrijfsactiviteit specifiek wordt aangeduid. Uitbreiding of nieuwvestiging is niet mogelijk. Ook uitbreiding van kassen voor glastuinbouw is niet mogelijk voor de bedrijven die een deel van de kassen in gebruik hebben voor stallingsactiviteiten. In dat geval dient voor de gewenste uitbreiding van de glastuinbouwactiviteiten eerst de bestaande stallingsruimte te worden aangewend. Uitbreiding van kassen is met andere woorden uitsluitend mogelijk voor de bestaande glastuinbouwbedrijven die hun gehele areaal kassen gebruiken voor glastuinbouw.
Voor de handhaving van toekomstig strijdig gebruik wordt het bestemmingsplan het ijkpunt. Stallingsactiviteiten die niet op de kaart staan zijn in strijd met het bestemmingsplan en na de inwerking treding daarvan ontstaan. Tegen nieuwe gevallen van stalling zal handhavend worden opgetreden (zie hierover ook hoofdstuk 11).
Hoofdstuk 13 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan Osdorperweg e.o. is grotendeels een consoliderend bestemmingsplan. In het plan zijn geen grootschalige ontwikkelingen voorzien waarvan de economische uitvoerbaarheid ter discussie staat. Wel voorziet het Programma van Eisen voor de Tuinen van West in een aantal kleinschalige ontwikkelingen. Hoewel de beoogde Westrandweg het plangebied doorsnijdt is voor de aanleg daarvan een afzonderlijk bestemmingsplan voorzien.
De inrichtingskosten voor de delen van de Tuinen van West in Osdorp worden door het stadsdeel geraamd op € 12 miljoen. De aanleg van infrastructuur is de voornaamste kostenpost. De kosten die gemoeid zijn met de ontwikkeling van stadslandbouw vallen hier niet onder. De hiervoor benodigde investeringen worden verwacht te worden gemaakt door de ondernemers. De eventuele kosten die gemoeid zijn met grondverwerving zijn nog niet bekend. Ook opbrengsten uit erfpacht zijn nog niet te ramen. Hierover zullen te zijner tijd onderhandelingen moeten worden gevoerd. In stadsdeel Osdorp is het nog niet duidelijk welke gronden in erfpacht kunnen worden uitgegeven ten behoeve van functies die in het PvE passen zoals stadslandbouw. Het stadsdeel zal eventuele inkomsten uit het gebied in principe ten goede laten komen aan de ontwikkeling van de Tuinen van West. De centrale stad heeft in haar Programakkoord € 12 miljoen aan groengelden vrijgemaakt voor investeringen in groen in en om Amsterdam in de periode 2006-2020 In de begroting voor 2008 is € 4 miljoen uitgetrokken voor de realisering van de Tuinen van West. Het voorstel is om € 3 miljoen te reserveren voor de cofinanciering bij de Rods-aanvraag van stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer en € 393.400 voor de cofinanciering bij de RodS-aanvraag van stadsdeel Osdorp. De besluitvorming vindt plaats bij de verdeling van de Groengelden voor 2008 door B & W.
Stadsdeel Osdorp heeft in een niet-openbaar besluit vastgelegd dat de middelen die vrijkomen uit de verkoop van gronden in de Lutkemeerpolder aan het Rijk, in principe zullen worden ingezet voor de uitvoering van de Tuinen van West. Door een herijking van het Rijksbeleid is dit echter niet meer aan de orde. Als alternatief zal de mogelijkheid van verwerving van middelen uit het Rijksbufferzonebeleid worden onderzocht.
Hoofdstuk 14 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
14.1 Inspraak En Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 2 april tot en met 14 mei 2009 voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn 48 inspraakreacties ingediend waarvan sommige gezamenlijk zijn ingediend. De inspraakreacties zijn beantwoord in de 'Nota van Antwoord voorontwerp bestemmingsplan Osdorperweg e.o.' (hierna: Nota van Antwoord).
Daarnaast zijn in deze periode 16 reacties ontvangen van de vooroverlegpartners zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. Ook deze vooroverlegreacties zijn beantwoord in de Nota van Antwoord en als bijlage bij de toelichting opgenomen.
De Nota van Antwoord is opgenomen in een afzonderlijk document en maakt deel uit van dit bestemmingsplan.
14.2 Zienswijzen
Het ontwerp-bestemmingsplan heeft van 5 november 2009 tot en met 16 december 2009 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn 42 zienswijzen ingekomen. Deze zienswijzen zijn beantwoord in de Nota van Zienswijzen. In die periode is het plan ook nog eens toegestuurd aan een aanntal vooroverlegpartners zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. Van 5 overlegpartners zijn opmerkingen terug ontvangen. In de Nota van Zienswijzen zijn de reacties op deze opmerkingen opgenomen. De Nota van Zienswijzen is opgenomen in een afzonderlijjk document en maakt deel uit van dit bestemmingsplan.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
SBI-CODE 2008 | OMSCHRIJVING | |
C A T E G O R I E | ||
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |
016 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² | B |
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² | 3.1 |
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² | B |
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² | 3.1 |
0162 | KI-stations | B |
10, 11 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |
101, 102 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |
101 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B |
1052 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B |
1071 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, charge-ovens, v.c.< 7.500 kg meel/week | B |
10821 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |
10821 | - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B |
10821 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B |
1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | B |
13 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |
139 | Vervaardiging van textielwaren | B |
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B |
14 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |
141 | Vervaardiging kleding van leer | B |
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | C |
16 | ||
16 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |
162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | B |
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B |
58 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |
581 | Uitgeverijen (kantoren) | A |
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B |
1814 | Grafische afwerking | A |
1814 | Binderijen | B |
1813 | Grafische reproduktie en zetten | B |
1814 | Overige grafische aktiviteiten | B |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | A |
20 | ||
20 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | |
2120 | Farmaceutische produktenfabrieken: | |
2120 | - verbandmiddelenfabrieken | C |
23 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | |
231 | Glasbewerkingsbedrijven | B |
232, 234 | Aardewerkfabrieken: | |
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B |
237 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |
237 | - zonder breken, zeven en drogen p.o. < 2.000 m² | B |
2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B |
25 | VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | |
251, 331 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | B |
255, 331 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | B |
2562, 3311 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | B |
259, 331 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | B |
26, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |
26, 28, 33 | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | B |
26, 32, 33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |
26, 32, 33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | B |
31 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |
9524 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | A |
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | B |
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | B |
32991 | Sociale werkvoorziening | B |
35 | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |
35 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |
35 | - < 10 MVA | B |
35 | Gasdistributiebedrijven: | |
35 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | A |
35 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | B |
35 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |
35 | - blokverwarming | B |
36 | ||
36 | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | |
36 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |
36 | - < 1 MW | B |
41, 42, 43 | BOUWNIJVERHEID | |
41, 42, 43 | Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 | B |
41, 42, 43 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 3.1 |
45, 47 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B |
45204 | Autobeklederijen | A |
45205 | Autowasserijen | B |
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B |
46 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | A |
4634 | Grth in dranken | C |
4635 | Grth in tabaksprodukten | C |
4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | C |
4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | C |
464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | C |
46499 | Grth in vuurwerk en munitie: | |
46499 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | C |
4673 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |
5153 | - algemeen | C |
4673 | - indien b.o. =< 2000 m2 | B |
5153.4 | zand en grind: | |
46735 | - indien b.o. =< 200 m² | B |
4674 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |
5154 | - algemeen | C |
4674 | - indien b.o. =<2.000 m² | B |
4676 | Grth in overige intermediaire goederen | C |
4677 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m² | 3.2 |
466 | Grth in machines en apparaten, exclusief machines voor de bouwnijverheid | C |
466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | C |
47 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | A |
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |
562 | Cateringbedrijven | B |
49 | VERVOER OVER LAND | |
493 | Taxibedrijven | B |
494 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. =< 1.000 m² | C |
494 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² | 3.2 |
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B |
50, 51 | VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT | |
50, 51 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | A |
52 | ||
52 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |
5221 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | C |
5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | A |
791 | Reisorganisaties | A |
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | A |
53 | POST EN TELECOMMUNICATIE | |
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | C |
61 | Telecommunicatiebedrijven | A |
61 | zendinstallaties: | |
61 | - FM en TV | B |
64, 65, 66 | FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN | |
64, 65, 66 | Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen | B |
41, 68 | ||
41, 68 | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | |
41, 68 | Verhuur van en handel in onroerend goed | A |
71 | ||
7711 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | B |
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | C |
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | C |
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | C |
62 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | A |
58, 63 | Datacentra | B |
72 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A |
63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | C |
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | A |
84 | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | |
8425 | Brandweerkazernes | C |
85 | ||
37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | |
3700 | rioolgemalen | B |
96 | OVERIGE DIENSTVERLENING | |
96013 | Wasverzendinrichtingen | B |
96013 | Wasserettes, wassalons | A |
9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | A |
9603 | Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra | A |
9313, 9604 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | B |
9609 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | A |
Bijlage 1 Lijst Geregistreerde Bedrijven (Kamer Van Koophandel)
Onderstaande lijst maakt onderdeel uit van de toelichting bij dit bestemmingsplan en is afkomstig van de Kamer van Koophandel. Aan deze lijst kunnen derhalve geen rechten worden ontleend omtrent de (juridische) status van een bedrijf met betrekking tot het bestemmingsplan. Of de aanwezigheid van een al dan niet in de lijst genoemd bedrijf in strijd met dan wel conform het bestemmingsplan is, kan slechts worden afgeleid uit de bij dit bestemmingsplan behorende regels.
De bedoeling van de lijst is uitsluitend om een overzicht te geven van de aanwezige bedrijvigheid in onderhavig plangebied. De lijst pretendeert niet volledig te zijn (agrarische bedrijven en vrije beroepen zijn bijvoorbeeld niet verplicht om zich in de KvK in te schrijven). De lijst dateert van mei 2009.
ADRES | NUMMER | BEDRIJF | ACTIVITEITEN | |
Osdorperweg | 485 | J. van der Veldt | Laad-, los-, overslagact. (wegvervoer) | |
Osdorperweg | 485 | A | Timmerbedrijf Toon Dekker | Timmeren |
Osdorperweg | 487 | Autorecycling Bart | Groothandel in autosloopmateriaal | |
Osdorperweg | 487 | Garage Osdorp | Reparatie van personenauto's | |
Osdorperweg | 489 | D | W.J. Warmerdam Beheer | Verhuur van overige woonruimte |
Osdorperweg | 489 | GEBOUW K | Herstelwerkplaats David | Reparatie van personenauto's |
Osdorperweg | 489 | Amsterdamse Party Service Van Breemen | Verhuur van huisraad | |
Osdorperweg | 489 | Vloerenbedrijf Mittendorff | Woningstoffeerderijen | |
Osdorperweg | 489 | E | B Royal B.V. | Groothandel in bovenkleding |
Osdorperweg | 489 | m | Autobedrijf Sleutel/Service | Reparatie van personenauto's |
Osdorperweg | 489 | gebouw T | Masis Garage | Reparatie van personenauto's |
Osdorperweg | 489 | c | D.W. Pompen B.V. | Benzineservicestations (met winkel) |
Osdorperweg | 489 | Autoservice Amsterdam | Reparatie van personenauto's | |
Osdorperweg | 505 | Allround Travel B.V. | Reisorganisatie | |
Osdorperweg | 505 | Autocenter Jan De Vries | Detailhandel in gebruikte personenauto's | |
Osdorperweg | 515 | Henk Schelling Decoratief | Prod. verpakking van papier en karton | |
Osdorperweg | 515 | B | E.G.P. Vork | Kweken van groente |
Osdorperweg | 519 | Muurblom | Modeontwerpers e.d. | |
Osdorperweg | 537 | G. Bakker | Natte waterbouw | |
Osdorperweg | 541 | Autobedrijf Osdorp | Detailhandel in gebruikte personenauto's | |
Osdorperweg | 541 | Autohandel Amsterdam Jagers | Detailhandel in gebruikte personenauto's | |
Osdorperweg | 547 | E.M. van der Laan en Zoon | Detailhandel in nieuwe personenauto's | |
Osdorperweg | 547 | Samenwerkende ABA bedrijven Amsterdam e.o. | Beroepsorganisaties | |
Osdorperweg | 567 | Gusti Mediterranei | GH in voedings- en genotmidd. alg, ass. | |
Osdorperweg | 571 | V.O.F. Gebr. H.C. en G.T. Worm | Fokken en houden van rundvee | |
Osdorperweg | 575 | B | Choi Handelskwekerij | Kweken van groente |
Osdorperweg | 575 | A | J.N.J. van der Tol | Kweken van (pot)planten |
Osdorperweg | 575 | Kuijper Chinese Groenten B.V. | GH in buitenlandse levensmiddelen | |
Osdorperweg | 575 | L.G. Kuijper Vastgoed B.V. | Projectontwikkeling | |
Osdorperweg | 583 | 1 | Kubas | Klussenbedrijven |
Osdorperweg | 583 | Marius Osakauskas Renovatiebedrijf | Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw | |
Osdorperweg | 589 | Vitaplus Nederland B.V. | TH papier, boeken, kantoorbehoeften e.d. | |
Osdorperweg | 589 | Deshima III B.V. | Projectontwikkeling | |
Osdorperweg | 589 | Copasa Management B.V. | Overige economische adviesbureaus | |
Osdorperweg | 589 | MainTrack Holding B.V. | Organisatie-adviesbureaus | |
Osdorperweg | 589 | MainTrack Services B.V. | Organisatie-adviesbureaus | |
Osdorperweg | 605 | IKWILDESIGN | Ontwerp en bouw van websites; webdesign | |
Osdorperweg | 635 | Home-Made | Winkels in art. v. woninginr. alg. ass. | |
Osdorperweg | 643 | Autohandel Greco | Detailhandel in gebruikte personenauto's | |
Osdorperweg | 665 | CSHWDPT Cellspace Hardware Department | Markt- en opinie-onderzoekbureaus | |
Osdorperweg | 703 | Hans Auto Onderdelen | Groothandel in autosloopmateriaal | |
Osdorperweg | 705 | Autosloperij Rode Ben | Groothandel in autosloopmateriaal | |
Osdorperweg | 719 | Rowi Bedrijfsdiensten | GH en TH in personenauto's | |
Osdorperweg | 721 | Bandenhal Rocky | Bandenservicebedrijven | |
Osdorperweg | 781 | A | V.O.F. Van Geilswijk | Kweken van snijbloemen |
Osdorperweg | 781 | Bouwservice J. Worm | Standbouw | |
Osdorperweg | 781 | A | Mavag B.V. | Kweken van snijbloemen |
Osdorperweg | 781 | A | ABC Stalling Amsterdam B.V. | Autoparkeer- en -stallingbedrijven |
Osdorperweg | 783 | Jovag B.V. | Kweken van snijbloemen | |
Osdorperweg | 783 | Ruvag Multiservice B.V. | Rep. van elektrische huish. app. | |
Osdorperweg | 787 | Kwekerij Kramer | Kweken van snijbloemen | |
Osdorperweg | 943 | Autobedrijf R.A. Sloot | GH en TH in personenauto's | |
Osdorperweg | 943 | Maatschap Bijma-Meekel | Kweken van groente | |
Osdorperweg | 945 | Autobedrijf H.G.A. van Klooster | Reparatie van personenauto's | |
Osdorperweg | 945 | 1a | Zijlstra Autoservice | Detailhandel in gebruikte personenauto's |
Osdorperweg | 945 | -6 | Handelsonderneming G. Rais | GH en TH in personenauto's |
Osdorperweg | 949 | Keizer Prestatie Consultancy | Prakt. van psychotherap. en psychologen | |
Osdorperweg | 949 | Praan Solutions | Organisatie-adviesbureaus | |
Osdorperweg | 951 | A | Gebroeders van Geilswijk B.V. | Kweken van snijbloemen |
Osdorperweg | 452 | Ton de Jeu V.O.F. | Groothandel in bloemen en planten | |
Osdorperweg | 456 | E.M.P. (Euro Motor Parts) | Reparatie van personenauto's | |
Osdorperweg | 456 | D | Rob Klooster Timmerwerk afbouw onderhoud | Vervaardiging van zitmeubels |
Osdorperweg | 456 | LOODS 19 | D & F Autos | Autowasserijen |
Osdorperweg | 456 | Loods 3 | Firma Handje Klap | Detailhandel in gebruikte personenauto's |
Osdorperweg | 456 | LOODS 2 | Arie Autos Amsterdam | Detailhandel in gebruikte personenauto's |
Osdorperweg | 456 | L5 | Onderhoudsbedrijf R. Kamerman | Detailhandel in gebruikte personenauto's |
Osdorperweg | 460 | Pratum B.V. | Kweken van snijbloemen | |
Osdorperweg | 462 | A.W.M. Meekel | Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw | |
Osdorperweg | 462 | Hei en Pulsbedrijf V & M | Heien en andere funderingswerkzaamheden | |
Osdorperweg | 494 | Schildersbedrijf M. Hulsebos | Schilderen en glaszetten | |
Osdorperweg | 510 | 4N GME Studios B.V. | Dienstverlening, organisatie tbv cultuur | |
Osdorperweg | 510 | 4N GME Concerts B.V. | Dienstverlening, organisatie tbv cultuur | |
Osdorperweg | 516 | B | Havé Makelaars- en Assurantiekantoor B.V. | Bem. handel/(ver)huur o.g |
Osdorperweg | 516 | H | Kn@p & Helder | Klussenbedrijven |
Osdorperweg | 516 | E | Sterretje Mode Textiel Productie en Reparatie | Prod. bovenkleding |
Osdorperweg | 516 | Prostera | Software consultancy (onafh. adv.) | |
Osdorperweg | 516 | F | Brandarius Capital Management B.V. | Rechtskundige adviesbureaus |
Osdorperweg | 518 | M | Turing Information Systems B.V. | Automatiseringsbureaus (allround) |
Osdorperweg | 518 | S | Belma Montage & Afbouw | Timmeren |
Osdorperweg | 518 | F | Atlassib Olanda B.V. | Reisorganisatie |
Osdorperweg | 518 | S | Meba Montage & Onderhoud | Klussenbedrijven |
Osdorperweg | 518 | N | A.P.K. Centrum Osdorp B.V. | Reparatie van personenauto's |
Osdorperweg | 518 | K | Garage Express | Reparatie van personenauto's |
Osdorperweg | 518 | C | B.A. Cleaning B.V. | Autowasserijen |
Osdorperweg | 518 | B | Autobedrijf Bastiaannet B.V. | Detailhandel in gebruikte personenauto's |
Osdorperweg | 518 | W | All Products and Services | GH en TH in banden |
Osdorperweg | 518 | X | Ekolay | Grondverzet |
Osdorperweg | 518 | -V | Plam Trans | Reparatie van personenauto's |
Osdorperweg | 518 | -E | Ronny Bandenservice | Bandenservicebedrijven |
Osdorperweg | 518 | X | Serra Holland B.V. | Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw |
Osdorperweg | 520 | Loonwerkbedrijf P. Sol | Verh. bouw- en sloopmach. met personeel | |
Osdorperweg | 522 | D | GABA | Elektrotechn. bouwinstall. (sterkstroom) |
Osdorperweg | 530 | Z | Minor Original | Markthandel in kleding |
Osdorperweg | 530 | Orazio Pulvirenti | Markthandel in chocolade en suikerwerk | |
Osdorperweg | 580 | - B | Citotex | Prod. bovenkleding |
Osdorperweg | 588 | - 1 | Olbe Produkties B.V. | Producenten van podiumkunst |
Osdorperweg | 588 | 1 | Benger & Maroli B.V. | Producenten van podiumkunst |
Osdorperweg | 588 | 1 | Olbe Theater & Entertainment B.V. | Producenten van podiumkunst |
Osdorperweg | 588 | Rutte Bouw | Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw | |
Osdorperweg | 588 | Nirmala Impex B.V. | Prod. bovenkleding | |
Osdorperweg | 588 | Recycling Wegenbouwmaterialen Amsterdam | Voorbereiding recycling van afval | |
Osdorperweg | 588 | Combinatie Rutte/Koninklijke Bammens | Ov. bouwinstallatie | |
Osdorperweg | 588 | a | A.T.H. Purple B.V. | Ontw. en adv. voor de bouw |
Osdorperweg | 588 | Rutte Beheer | Overig goederenvervoer over de weg | |
Osdorperweg | 588 | Rutte Transport | Overig goederenvervoer over de weg | |
Osdorperweg | 588 | Rutte Wegenbouw | Aanleg (spoor)wegen, luchth., sportv. | |
Osdorperweg | 590 | Gelita Medical Holding B.V. | Pakken, sorteren e.d. in loon | |
Osdorperweg | 590 | Gelita Medical B.V. | Pakken, sorteren e.d. in loon | |
Osdorperweg | 614 | G. van Bodegraven | Diensten voor veeteelt (niet veterinair) | |
Osdorperweg | 632 | V.O.F. W. Schelling | Hoveniersbedrijven | |
Osdorperweg | 636 | Foodstyling Cor Meijerink | Catering | |
Osdorperweg | 638 | A. Dijkzeul Training | Organisatie-adviesbureaus | |
Osdorperweg | 638 | Tsjitske Dijkstra, Training & Coaching | Bedrijfsopleiding en -training | |
Osdorperweg | 642 | TriNova PN Consultancy | Organisatie-adviesbureaus | |
Osdorperweg | 664 | Multi Shoes | TH in textiel en lederwaren | |
Osdorperweg | 664 | Jin Li Ma | MH in schoeisel, lederwaren en reisart. | |
Osdorperweg | 674 | Sun and Beauty land Osdorp | Exploitatie van zonnebanken | |
Osdorperweg | 678 | F&C Timmer- en Onderhoudsbedrijf B.V. | Timmeren | |
Osdorperweg | 688 | F.C. van der Kooij Consultancy | Organisatie-adviesbureaus | |
Osdorperweg | 688 | F.C. van der Kooij B.V. | Assurantietussenpersonen | |
Osdorperweg | 726 | Van Offeren Flower Design | Groothandel in bloemen en planten | |
Osdorperweg | 750 | Caravanbedryf Klaver Vier | Winkels in caravans | |
Osdorperweg | 756 | Kooter Hoveniers | Hoveniersbedrijven | |
Osdorperweg | 756 | V.O.F. Akkerbouwbedrijf J.J. Kooter | Akkerbouw | |
Osdorperweg | 768 | B.V. Mesthandel C.G. Kroon | GH in bestrijdingsmidd. en kunstmeststof | |
Osdorperweg | 800 | Aannemers- en Onderhoudsbedrijf P.A.M. Visser | Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw | |
Osdorperweg | 824 | B | Hands and Nails | Schoonheidsverzorging en manicures |
Osdorperweg | 824 | c | Oxtown | Organisatie-adviesbureaus |
Osdorperweg | 830 | HAS Autocenter | Autowasserijen | |
Osdorperweg | 830 | Veli Klussenbedrijf | Klussenbedrijven | |
Osdorperweg | 830 | A | Autocentrum Osdorp | Detailhandel in gebruikte personenauto's |
Osdorperweg | 850 | Kracht Bedrijfsoplossingen | Organisatie-adviesbureaus | |
Osdorperweg | 850 | Kracht Advies | Organisatie-adviesbureaus | |
Osdorperweg | 880 | Deuxling Holding B.V. | Overige diensten voor vervoer over water | |
Osdorperweg | 882 | Runa Assurantiën | Assurantietussenpersonen | |
Osdorperweg | 888 | Raynelstaete B.V. | Ontw. en adv. voor de bouw | |
Osdorperweg | 890 | B | R M Informatisering | Software consultancy (onafh. adv.) |
Osdorperweg | 894 | Yaaro Business Solutions | Markt- en opinie-onderzoekbureaus | |
Osdorperweg | 922 | Van Der Worp Interim Management | Organisatie-adviesbureaus | |
Osdorperweg | 944 | Roshnis | Catering | |
Lutkemeerweg | 48 | Stichting Het Molenpaardje | Maneges | |
Lutkemeerweg | 92 | Pandora Installatie-Techniek | Loodgieterswerk; install. sanitair | |
Lutkemeerweg | 21 | Interieur Herstel Wolkers | Klussenbedrijven | |
Lutkemeerweg | 21 | Ernas Keramiek Studio | Kunstzinnige vorming van amateurs | |
Lutkemeerweg | 23 | Burton Mercer | Ontw. en prod.van maatwerk software | |
Lutkemeerweg | 23 | Mercer Burton B.V. i.o. | Ontw. en prod.van maatwerk software | |
Lutkemeerweg | 49 | Lioubov Catering | Catering | |
Raasdorperweg | 22 | A | Polder Outdoor Handel | Postorderbedrijven |
Raasdorperweg | 22 | A | Nibro services | Diensten voor de akker- en tuinbouw |
Raasdorperweg | 42 | Themagei Beheer B.V. | Vracht- en tankvaart (zeevaart) | |
Raasdorperweg | 42 | Gebroeders van Geilswijk Holding B.V. | Kweken van snijbloemen | |
Raasdorperweg | 54 | Pius Floris Boomverzorging Amsterdam | Hoveniersbedrijven | |
Raasdorperweg | 56 | J. Engel Holding B.V. | Ontw. en adv. voor de bouw | |
Raasdorperweg | 56 | All Side View Management B.V. | Overige administratiekantoren | |
Raasdorperweg | 56 | B & E Bouwmanagement B.V. | Ontw. en adv. voor de bouw |
Bijlage 2 Brandweer Externe Veiligheid
Bijlage 2 Brandweer externe veiligheid
Bijlage 3 Flora En Fauna Onderzoek
Bijlage 3 Flora en fauna onderzoek
Bijlage 4 Kema Risicoberekening Gasleiding
Bijlage 4 KEMA risicoberekening gasleiding