KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Horeca
Artikel 5 Kantoor
Artikel 6 Verkeer-1
Artikel 7 Verkeer-2
Artikel 8 Verkeer-3
Artikel 9 Verkeer-4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Antidubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Ontheffingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Bevoegdheidsverdeling
Hoofdstuk 3 Plankader
3.1 Beschrijving Van Het Plangebied
3.2 Geschiedenis Van Het Plangebied
3.3 Geldend Planologisch Kader
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Het Ruimtelijk Kader
5.1 Ruimtelijk-functionele En Stedenbouwkundige Aspecten
Hoofdstuk 6 Verkeer En Parkeren
6.1 Algemeen
6.2 Resultaten Onderzoek
Hoofdstuk 7 Mer /Mer-beoordeling
7.1 Algemeen
Hoofdstuk 8 Geluid
8.1 Algemeen
8.2 Regelgeving
8.3 Resultaten Onderzoeken
8.4 Conclusie
Hoofdstuk 9 Luchtkwaliteit
9.1 Algemeen
9.2 Regelgeving
9.3 Resultaten Onderzoeken
9.4 Conclusie
Hoofdstuk 10 Externe Veiligheid
10.1 Algemeen
10.2 Resultaten Onderzoeken
10.3 Conclusie
Hoofdstuk 11 Milieuzonering
11.1 Algemeen
Hoofdstuk 12 Bodem
12.1 Algemeen
12.2 Regelgeving
12.3 Resultaten Onderzoeken
12.4 Conclusie
Hoofdstuk 13 Water
13.1 Algemeen
13.2 Regelgeving
13.3 Watertoets
13.4 Resultaten Onderzoek
13.5 Conclusie
Hoofdstuk 14 Natuur En Landschap
14.1 Algemeen
14.2 Resultaten Onderzoeken
14.3 Conclusie
Hoofdstuk 15 Cultuurhistorie En Archeologie
15.1 Algemeen
15.2 Resultaten Onderzoeken
15.3 Conclusie
Hoofdstuk 16 Duurzaamheid
Hoofdstuk 17 Windhinder
Hoofdstuk 18 Luchthavenindelingsbesluit
Hoofdstuk 19 Juridische Planbeschrijving
19.1 Algemeen
19.2 Artikelgewijze Toelichting
Hoofdstuk 20 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 21 Handhaving
Hoofdstuk 22 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
22.1 Overleg Met Betrokken Overheden (Art. 3.1.1. Bro)
22.2 Behandeling Van Zienswijzen
Bijlage 1 Verkeersonderzoek
Bijlage 2 Geluidsonderzoek
Bijlage 3 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 4 Externe Veiligheidsonderzoek
Bijlage 5 Externe Veiligheidsonderzoek
Bijlage 6 Externe Veiligheidsonderzoek
Bijlage 7 Bodemonderzoek
Bijlage 8 Bodemonderzoek
Bijlage 9 Wateronderzoek
Bijlage 10 Natuur En Ecologie
Bijlage 11 Archeologie En Cultuurhistorie
Bijlage 12 Windhinderonderzoek
Bijlage 13 Windhinderonderzoek
Bijlage 14 Kennisgeving Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 15 B&w Besluit Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 16 Voordracht B&w Vaststelling Bestemmingsplan
Bijlage 17 Raadsbesluit Vaststelling Bestemmingsplan
Bijlage 18 Kennisgeving Vastgesteld Bestemmingsplan

Bestemmingsplan ArenAPoort West Kavel 17

Bestemmingsplan - gemeente Amsterdam

Onherroepelijk op 03-09-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.2 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.3 aanduidingsvlak

Een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.4 achtergevel

De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.5 antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.6 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne.

1.7 automatenhal

Een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee spelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld.

1.8 baliefunctie

Een (onderdeel van een) kantooractiviteit, of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk (deel van een) gebouw.

1.9 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

Een in de regels of plankaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.11 bedrijf

Inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, groothandel, opslag en/of transport.

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte

De totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimten, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieve ruimten en dergelijke.

1.13 bestaande bebouwing of gebruik

Bebouwing of gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.14 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijzondere bouwlaag

Kelder, souterrain, kap, dakopbouw.

1.17 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.20 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 brutovloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.

1.25 consumentverzorgende dienstverlening

Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.26 culturele voorzieningen

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.27 cultuur en ontspanning

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanningen, waaronder begrepen:

  1. 1. culturele voorzieningen;
  2. 2. muziek- en dansscholen, oefenruimten, creativiteitscentra;
  3. 3. leisure;
  4. 4. toeristische acttracties (waaronder begrepen attractieparken pretparken, dierenparken);
  5. 5. entertainment (waaronder begrepen casino's, bioscopen, indoorkarting);
  6. 6. wellness, fitness- en healthcentra (waaronder begrepen fitness, sauna's, beautycentra)

en naar de aard daarmee te vergelijke activiteiten, met uitzondering van horeca.

1.28 dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuidoost.

1.29 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van zaken aan in hoofdzaak personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 dienstverlening

Het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek. Onder te verdelen in:

  1. 1. consumentverzorgende dienstverlening;
  2. 2. zakelijke dienstverlening;
  3. 3. maatschappelijke dienstverlening.

1.31 digitale plankaart

Een verzameling van geografisch bepaalde objecten waarbij door klikken in de kaart de administratieve gegevens getoond worden.

1.32 dove gevel

Een bouwkundige constructie, waarin:

  1. a. geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A);
  2. b. alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.

1.33 galerie

Een ruimte uitsluitend bestemd voor de tentoonstelling en verkoop van kunstwerken.

1.34 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 geldwisselkantoor

Een voor publiek toegankelijke ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het wisselen van geld.

1.36 geluidbelasting vanwege spoorwegverkeer

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.37 geluidbelasting vanwege wegverkeer

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. Besluit geluidhinder.

1.38 geluidgevoelige functies (of gebouwen)

Bewoning of andere geluidsgevoelige functies (of de gebouwen die daartoe dienen), zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.39 geluidluwe zijde

De zijde van een gebouw waar het geluid de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder niet overschrijdt, dan wel een serre of loggia wordt gerealiseerd waardoor deze voorkeurswaarde op de scheidingsconstructie van de achtergelegen verblijfsruimte wordt bereikt.

1.40 groenvoorziening

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.41 hogere waarde

Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.

1.42 hoofdgebouw

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.43 horeca I

Fastfood (waaronder begrepen automatiek, snackbar, loketverkoop, fastfoodrestaurant en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.44 horeca II

Nachtzaak (dancing, discotheek, sociëteit, zaalaccommodatie, nachtcafé en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.45 horeca III

Café (café, bar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.46 horeca IV

Restaurant (restaurant, koffie- en theehuis, lunchroom, jucebar en naar aard daarmee vergelijkbare bedrijven).

1.47 horeca V

Hotel (waaronder begrepen hotel, motel, jeugdherberg, bed & breakfast, en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.48 internetcafé

Een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig de gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).

1.49 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, daaronder tevens begrepen congres- en vergaderaccommodatie.

1.50 kelder

Een bijzondere bouwlaag, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag ten hoogste 0,50 meter boven het gemiddeld aangrenzende peil is gelegen.

1.51 langzaamverkeersroute

Verkeersverbinding, die uitsluitend bedoeld is voor fietsers en voetgangers en vergelijkbare verkeersdeelnemers.

1.52 leisure

Vrijetijdsvoorzieningen met een toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht.

1.53 maaiveld

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.54 maatschappelijke dienstverlening

Het verlenen van diensten op het gebied van overheids-, educatieve, welzijns- (para-)medische, sociaal-medische, levensbeschouwelijke, sociaal-culturele, recreatieve en sportvoorzieningen.

1.55 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.56 ondergrondse parkeergarage /parkeervoorziening

Parkeergarage / voorziening gelegen onder peil.

1.57 openbare ruimte

Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met in begrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.58 overbouwing / onderdoorgang

Een op de plankaart aangegeven gebied waar, binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk moet zijn waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.59 peil

Onder het peil wordt verstaan:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil.

1.60 plan

Het bestemmingsplan ArenAPoort West Kavel 17

1.61 plankaart

De plankaart van het bestemmingsplan ArenAPoort West Kavel 17 van de gemeente Amsterdam.

1.62 planregels

De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan ArenAPoort West Kavel 17.

1.63 plint

De volledige eerste en tweede bouwlaag op of boven peil.

1.64 prostitutie

Het aanbieden of verrichten van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding.

1.65 prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie wordt bedreven.

1.66 seksinrichting

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijke inrichtingen.

1.67 smartshop

Een winkel waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door detailhandel in psychotrope stoffen.

1.68 telefooninrichting / belhuis

Een voor publiek toegankelijk ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en ontvangen van faxen.

1.69 terras

Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

1.70 verplichte gevellijn

Een op de plankaart aangegeven lijn, waarop de gebouwen moeten worden opgericht.

1.71 voorgevelrrooilijn

Een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.

1.72 waterpeil

Het N.A.P. of het plaatse aan te houden waterpeil.

1.73 weg

Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse, infrastructurele voorzieningen.

1.74 wet

Wet ruimtelijke ordening.

1.75 zakelijke dienstverlening

Het verlenen van diensten die bestaan uit het verlenen van economische of commerciële diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, reisbureaus.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de verticale bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de begrenzing van de onderscheidene bestemmingen

Voor zover niet in maten op de kaart vastgelegd, door middel van meting op de plankaart vanaf het hart van de lijn met een nauwkeurigheidsgraad van 1 meter.

2.8 de bebouwingsoppervlakte

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de brutovloeroppervlakte van een gebouw

De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.10 de minimum bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het punt van het gebouw of bouwwerk, geen gebouwzijnde, waaraan de bouwhoogte ten minste moet voldoen, waarbij in ieder geval geldt dat de omhullende gevel van een gebouw aan deze minimum bouwhoogte moet voldoen.

2.11 de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.12 de bouwhoogte van een antenne-installatie

Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoor;
  2. b. horeca II (alleen voor zover het zaalaccommodatie betreft), horeca III, horeca IV en horeca V (met uitzondering van jeugdherberg en bed&breakfast);
  3. c. ondergrondse parkeergarage /parkeervoorziening, met de daarbij behorende in- en uitritten;
  4. d. verkeer-1;
  5. e. geluid- en windschermen;
  6. f. cultuur en ontspanning (alleen voor zover het betreft: culturele voorzieningen; muziek- en dansscholen, oefenruimten, creativiteitscentra en leisure);
  7. g. expositieruimte;

    met de daarbij behorende:
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. bergingen en andere nevenruimten;

    In de plint van het gebouw worden naast de hoofdbestemming de volgende bestemmingen toegelaten:
  10. j. zakelijke dienstverlening;
  11. k. consumentverzorgende dienstverlening;
  12. l. internetcafé;
  13. m. evenementengebouw.

3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. voor gebouwen gelden de volgende minima en maxima:
    1. 1. maximum bouwhoogte: zoals op de plankaart is aangegeven;
    2. 2. minimum bouwhoogte: zoals op de plankaart is aangegeven;
    3. 3. maximum bebouwingspercentage: 100, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding onderdoorgang ([ond]), de onderdoorgang een minimale bouwhoogte van 9.80 meter dient te hebben;
    4. 4. minimum brutovloeroppervlakte binnen het bestemmingsvlak in de plint: 2550 m2;
    5. 5. minimum brutovloeroppervlakte binnen het bestemmingsvlak exclusief plint: 1900 m2;
    6. 6. maximum brutovloeroppervlakte binnen het bestemmingsvlak exclusief plint: 5850 m2;
    7. 7. de bebouwing dient verplicht in de gevellijn gebouwd te worden zoals aangegeven op de op de plankaart gegeven aanduiding gevellijn;
  3. c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maxima:
    1. 1. bouwhoogte voor geluid- en windschermen: maximaal 40 meter.

3.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 2, voor zover volgens deze regel een minimum bouwhoogte van 26 meter is aangegeven, in plaats daarvan met een lagere bouwhoogte tot minimaal 16 meter te volstaan, indien door middel van een windhinderonderzoek is aangetoond dat met het treffen van maatregelen een acceptabel windklimaat wordt bereikt op het tussen de bebouwing gelegen plein.

3.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Voor de in lid 3.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:
    1. 1. de oostelijke gevel van de bebouwing mag tevens worden gebruikt als informatiedrager.

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca II (voor zover het betreft zaalaccommodatie); horeca III, horeca IV en horeca V (met uitzondering van jeugdherberg en bed&breakfast);
  2. b. ondergrondse parkeervoorzieningen met de daarbij behorende in- en uitritten;
  3. c. geluid- en windschermen;


met de daarbij behorende:

  1. d. nutsvoorzieningen;
  2. e. bergingen en andere nevenruimten;
  3. f. detailhandel, sauna-, beauty-, wellness- en fitnessruimte, kantoorruimte, mits ondergeschikt aan de hoofdfunctie;

In de plint van het gebouw worden naast de hoofdbestemming de volgende bestemmingen toegelaten:

  1. g. zakelijke dienstverlening;
  2. h. consumentverzorgende dienstverlening;
  3. i. internetcafé;
  4. j. cultuur en ontspanning (alleen voorzover het betreft: culturele voorzieningen; muziek- en dansscholen, oefenruimten, creativiteitscentra en leisure);
  5. k. expositieruimte.

4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. voor gebouwen gelden de volgende minima en maxima:
    1. 1. maximum bouwhoogte: zoals op de plankaart is aangegeven;
    2. 2. minimum bouwhoogte: zoals op de plankaart is aangegeven;
    3. 3. bebouwingspercentage: 100;
    4. 4. minimum brutovloeroppervlakte binnen het bestemmingsvlak in de plint: 2250 m2;
    5. 5. minimum brutovloeroppervlakte binnen het bestemmingsvlak exclusief plint: 4150 m2;
    6. 6. maximum brutovloeroppervlakte binnen het bestemmingsvlak exclusief plint: 9900 m2;
    7. 7. de bebouwing dient verplicht in de gevellijn gebouwd te worden zoals aangegeven op de op de plankaart gegeven aanduiding gevellijn;
  3. c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maxima:
    1. 1. bouwhoogte van de geluid- en windschermen: maximaal 40 meter.

Artikel 5 Kantoor

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoor;
  2. b. ondergrondse parkeervoorzieningen met de daarbij behorende in- en uitritten;

    met de daarbij behorende:
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. bergingen en andere nevenruimten;

In de plint van het gebouw worden naast de hoofdbestemming de volgende bestemmingen toegelaten:

  1. e. detailhandel, met dien verstande dat alleen detailhandel is toegestaan met een evenementen gerelateerd karakter, zoals ticketverkoop, merchandising ten behoeve van evenementen;
  2. f. horeca II (alleen voor zover het zaalaccommodatie betreft); horeca III en horeca IV;
  3. g. consumentverzorgende dienstverlening;
  4. h. zakelijke dienstverlening;
  5. i. cultuur en ontspanning (alleen voorzover het betreft: culturele voorzieningen; muziek- en dansscholen, oefenruimten, creativiteitscentra en leisure);
  6. j. expositieruimte;
  7. k. internetcafé;
  8. l. nutsvoorzieningen, bergingen en nevenruimten ten behoeve van de functies in het aangrenzende bestemmingsvlak Gemengd.

5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. voor gebouwen gelden de volgende minima en maxima:
    1. 1. maximum bouwhoogte: zoals op de plankaart is aangegeven;
    2. 2. minimum bouwhoogte: zoals op de plankaart is aangegeven;
    3. 3. bebouwingspercentage: 100;
    4. 4. minimum brutovloeroppervlakte binnen het bestemmingsvlak in de plint: 2500 m2;
    5. 5. minimum brutovloeroppervlakte binnen het bestemmingsvlak exclusief plint: 4250 m2;
    6. 6. maximum brutovloeroppervlakte binnen het bestemmingsvlak exclusief plint: 8500 m2;
    7. 7. de bebouwing dient verplicht in de gevellijn gebouwd te worden zoals aangegeven op de op de plankaart gegeven aanduiding gevellijn;
    8. 8. de voorzieningen als genoemd in artikel 5.1 onder l mogen uitsluitend aansluitend aan het bestemmingsvlak Gemengd worden opgericht met een maximum bouwoppervlak van 350 m2;
  3. c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maxima:
    1. 1. bouwhoogte van de geluid- en windschermen: maximaal 40 meter.

Artikel 6 Verkeer-1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Verkeer-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. ondergrondse parkeervoorzieningen, met de daarbij behorende in- en uitritten;
  3. c. evenementengebouw;
  4. d. kunstwerken, zoals viaducten, tunnels, bruggen;
  5. e. lucht-, verbindingsbruggen (maximaal 1 per bouwlaag met een maximum van 3);
  6. f. gebouwde vluchtgangen;

met de daarbij behorende:

  1. g. lichtmasten;
  2. h. taluds;
  3. i. bermen en beplanting en overige groenvoorzieningen;
  4. j. geluid- en windschermen;
  5. k. straatmeubilair;
  6. l. nutsvoorzieningen;
  7. m. andere bijbehorende verkeerskundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. maximum bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde: 14 meter;
  2. b. maximum bouwhoogte lichtmasten: 8 meter;
  3. c. minimum bouwhoogte onderzijde luchtbruggen: 9.80 meter;
  4. d. maximum breedte van luchtbruggen: 8.5 meter.

Artikel 7 Verkeer-2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Verkeer-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voetgangersgebied;
  2. b. viaduct;
  3. c. ondergrondse parkeervoorzieningen met de daarbij behorende in- en uitritten;
  4. d. een trapconstructie, ter plaatse van de op de plankaart gegeven aanduiding sba-3;
  5. e. luifel, ter plaatse van de op de plankaart gegeven aanduiding sba-1;
  6. f. terras ter plaatse van de op de plankaart gegeven aanduiding (tr) (terras);
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. lichtmasten;
  10. j. straatmeubilair;
  11. k. windschermen en andere bouwwerken ter beperking van windhinder;
  12. l. andere bijbehorende verkeerskundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen: Op en onder de in lid 7.1genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. maximum bouwhoogte lichtmasten: 20 meter;
  2. b. maximum hoogte luifel: 6.5 meter;
  3. c. maximum diepte luifel: van 5 meter;
  4. d. maximum bouwhoogte trapconstructie bedraagt: 6.5 meter;
  5. e. maximum breedte trapconstructie bedraagt: 4.5 meter;
  6. f. maximum lengte trapconstructie bedraagt: 12.5 meter;
  7. g. maximum bouwhoogte van het viaduct bedraagt 10 meter;
  8. h. maximum bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen: 3 meter;
  9. i. maximum bouwhoogte windschermen en andere bouwwerken ter beperking van windhinder: 12 meter.

7.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor:

  1. a. de bouw van een informatiezuil met een maxuimum bouwhoogte van 20 meter en waarvan de footprint een oppervlakte heeft van maximum 2.5 m2.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Gedurende de periode dat evenementen plaatsvinden dienen de in lid 7.1 genoemde gronden zodanig te worden gebruikt dat op het plein een vluchtroute vanuit het evenementengebouw naar De Passage van minimaal 36 meter breed wordt vrijgehouden.

Artikel 8 Verkeer-3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Verkeer-3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. voetpaden;
  3. c. ondergrondse parkeervoorzieningen, met de daarbij behorende in- en uitritten
  4. d. kunstwerken, zoals viaducten, tunnels, bruggen;
  1. a. luifel, ter plaatse van de op de plankaart gegeven aanduiding sba-2;
  2. b. een portiergebouw (ten behoeve van toezicht op het verkeer naar het ArenA parkeerdek).

met de daarbij behorende:

  1. c. lichtmasten;
  2. d. taluds;
  3. e. bermen en beplanting en overige groenvoorzieningen;
  4. f. geluid- en windschermen;
  5. g. straatmeubilair;
  6. h. ondergrondse afvalcontainers;
  7. i. ondergrondse infrastructuur;
  8. j. nutsvoorzieningen;
  9. k. parkeervoorziening voor bussen en taxi's;
  10. l. andere bijbehorende verkeerskundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 8.1genoemde gronden mag uitsluitend gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. maximum oppervlakte portiersgebouw: 10 m2:
  2. b. maximum hoogte portiersgebouw: 3 meter, met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde in 2.5 de bouwhoogte wordt gemeten vanaf het onderliggende wegdek;

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende maxima:

  1. c. maximum bouwhoogte: 10 meter;
  2. d. maximum bouwhoogte lichtmasten: 8 meter, met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde in 2.5 de bouwhoogte wordt gemeten vanaf het onderliggende wegdek;
  3. e. maximum hoogte luifel: 6.5 meter;
  4. f. maximum diepte luifel: 3 meter.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Gedurende de periode dat evenementen plaatsvinden dienen de in lid 8.1 genoemde gronden zodanig te worden gebruikt dat op het plein een vluchtroute vanuit het evenementengebouw naar De Passage van minimaal 3 meter breed wordt vrijgehouden.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Gedurende de periode dat evenementen plaatsvinden dienen de in lid 8.1 genoemde gronden zodanig te worden gebruikt dat een vluchtroute vanuit het evenementengebouw naar De Passage van minimaal de door de brandweer geadviseerde breedte wordt vrijgehouden.

Artikel 9 Verkeer-4

9.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Verkeer-4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. voetpaden;
  3. c. ondergrondse parkeervoorzieningen met de daarbij behorende in- en uitritten
  4. d. kunstwerken, zoals een tunnel;

    met de daarbij behorende:
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. lichtmasten;
  8. h. ondergrondse infrastructuur;
  9. i. windschermen;
  10. j. andere bijbehorende verkeerskundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 9.1genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. maximum bouwhoogte lichtmasten: 8 meter;
  2. b. maximum bouwhoogte: windschermen: 13 meter.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Gedurende de periode dat evenementen plaatsvinden dienen de in lid 9.1 genoemde gronden zodanig te worden gebruikt dat een vluchtroute vanuit het evenementengebouw naar De Passage van minimaal de door de brandweer geadviseerde breedte wordt vrijgehouden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

  1. a. Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden c.q. af te wijken van verplichte gevellijn ten behoeve van:
    1. 1. gevelaccenten, gevel- en kroonlijsten, pilasters, tourniquets ten behoeve van de entrees van gebouwen, overstekende daken, erkers, balkons en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter en deze werken minimaal een hoogte van 9 meter hebben;
    2. 2. glazenwasinstallatie, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

In aanvulling op het algemeen gebruiksverbod in artikel 7.10 van de wet wordt onder verboden gebruik in ieder geval begrepen:

1. automatenhal, prostitutiebedrijf, seksinrichting, smartshop; coffeeshop;

2. de opslag en/of stalling van kampeermiddelen, voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen, en aan hun gebruik onttrokken machines, behoudens gebruik dat strekt tot realisering van de bestemming en gebruik dat voortvloeit uit het normale dagelijkse gebruik en onderhoud dat ingevolge de bestemming is toegestaan.

Artikel 13 Algemene Ontheffingsregels

  1. a. Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels ontheffing kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende regels van dit bestemmingsplan, ten behoeve van:
    1. 1. gebouw en ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5.20 meter, en een maximale brutovloeroppervlakte van 25 m²;
    2. 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
    3. 3. geringe afwijkingen worden toegestaan welke in het belang zijn van een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer bedraagt dan 2 meter;
    4. 4. antennes ten behoeve van mobiele telefonie met ten hoogste 3 meter.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.2 Ontheffing

Eenmalig kan ontheffing worden verleend van lid 14.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 14.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.7 Hardheidsclausule

Voor zover van toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het plan.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Kavel 17 ligt in de noordwestelijke hoek van het gebied ArenAPoort West in stadsdeel Amsterdam Zuidoost. Aan de oostzijde grenst kavel 17 aan De Passage, schuin tegenover de hoofdentree van de Amsterdam ArenA. De overige drie zijden van kavel 17 grenzen aan verhoogd gelegen wegen die uitsluitend voor autoverkeer toegankelijk zijn: de Burgemeester Stramanweg aan de zuidzijde, de op- en afrit vanaf de Burgemeester Stramanweg aan de westzijde en de toegang naar het ArenA-dek aan de noordzijde. Het verkeer over de Burgemeester Stramanweg kruist De Passage over een laag en breed viaduct, het verkeer naar het ArenA-dek kruist De Passage over een hoge en smalle fly-over. Een nieuw te maken viaduct verbindt kavel 17 met de naastgelegen kavel 17A. Op kavel 17A en ook onder het viaduct zal een evenementen gebouw gerealiseerd.

Aanleiding voor het onderhavige bestemmingsplan is het initiatief om op kavel 17 in het gebied ArenAPoort West een mix van kantoor-, hotel- en multipurpose faciliteiten te ontwikkelen. Onder kavel 17 en deels onder de naastgelegen kavel 17A wordt conform de kaders van het geldende bestemmingsplan een parkeerkgarage gerealiseerd met zelfstandige in - en uitgangen ten behoeve van de bovengelegen bebouwing. Het onderhavige initiatief past in de gewenste ontwikkeling voor het centrumgebied in Zuidoost, maar past niet geheel in het geldende bestemmingsplan Centrumgebied Amsterdam Zuidoost. De uitvoering van het initiatief wordt met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.T0901BPGST-OH01_0001.jpg"

Figuur 1

Hoofdopzet bebouwing

De hoofdopzet van de bebouwing bestaat uit drie gebouwen, met verschillende functies op een U-vormige, tweelaagse plint, waartussen een plein is gesitueerd. Het plein sluit aan op het aan de noordoostzijde gelegen openbare gebied, op De Passage.

De zuidelijke vleugel van de U-vormige bebouwing betreft een kantoor, dat direct naast de Burgemeester Stramanweg is gesitueerd. Het omvat naast kantoorruimten tevens lift- en trapvoorzieningen, een entreehal, garderobe, sanitaire voorzieningen, een mogelijk bedrijfsrestaurant en functies als een studio en ticketservice op de begane grond.

In de noordveleugel van de U-vormige bebouwing is een hotel gesitueerd, naast de fly-over van de ArenA en De Loper. Het hotel heeft aan de noordzijde van het gebouw, tussen het hotel en De Loper en deels onder de fly-over van de ArenA, een achteringang en een laad- en loszone, de expeditiehof. Het hotel omvat naast hotelkamers, voorzieningen als een restaurant, bar ruimtes voor bijeenkomsten en zaal, tevens lift- en trapvoorzieningen, een entreehal met receptie, garderobe, sanitaire voorzieningen, keuken en opslagruimten en kantoorruimten voor het management van het hotel.

Het multipurpose gebouw vormt de westelijke vleugel en ligt tussen het kantoor en het hotel ingeklemd. Het gebouw omvat naast kantoorruimte, zaalaccommodatie en zalen voor banqueting, tevens lift- en trapvoorzieningen, een entreehal ten behoeve van het evenementengebouw op kavel 17A, een garderobe, sanitaire voorzieningen en horeca op de 1e verdieping in de tweelaagse plint. Deze verdieping kan tevens door middel van een buitentrap een verbinding krijgen met het plein.

De plint onder de drie gebouwen omvat naast de entrees van de drie gebouwen, de entree van het evenementengebouw op kavel 17A en voorzieningen welke bijdragen tot een levendige functie van het plein.

Aan de pleinzijde wordt op plintniveau aan de drie gebouwen een aaneengesloten luifel aangebracht, waaronder zich de entrees naar de drie gebouwen bevinden. Bij het hotel loopt de luifel door, rondom de oost- en noordgevel en langs de entree van de bij het hotel horende expeditiehof, waardoor een droogloop wordt gecreeerd naar de expeditiehof en achteringang van het hotel.

Hoofdstuk 2 Bevoegdheidsverdeling

Bij besluit van de gemeenteraad van 25 januari 2006 zijn de gebieden Amstel III, Centrumgebied Zuidoost en het AMC terrein aangewezen tot grootstedelijk project. Daarbij is onder meer bepaald dat in de tot grootstedelijk gebied aangewezen gebieden de gemeenteraad van Amsterdam bevoegd is tot het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat geldt ook voor het onderhavige project.

Hoofdstuk 3 Plankader

3.1 Beschrijving Van Het Plangebied

In figuur 1 (zie terug) is de voorgenomen locatie van het hotel-, kantoor en multipurpose gebouw binnen het gebied ArenA Poort West weergegeven. De locatie staat ook wel bekend als kavel 17. Het plangebied was voorheen in gebruik als tijdelijk parkeerterrein. Momenteel wordt ter plaatse op basis van het geldende bestemmingsplan een ondergrondse parkeerkelder gerealiseerd. Daarnaast is een perceel gelegen, kavel 17A, waarop een evenementengebouw zal worden gerealiseerd. Omliggende wegen zijn de Burgemeester Stramanweg, de Holterbergweg en de Haaksbergweg, oftewel De Passage, en De Loper. De Loper is een brede route voor langzaam verkeer. De Passage wordt ter hoogte van kavel 17 ingericht als voetgangersgebied. De Fly-over is voor de ontsluiting van de Amsterdam ArenA. Deze ontsluiting dient altijd open te blijven in verband met de exploitatie van de Amsterdam ArenA. Zie figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.T0901BPGST-OH01_0002.jpg"

Figuur 2


Het hotel, het kantoor en het multipurpose gebouw vormen een U-vormige bebouwing. Tussen deze U-vormige bebouwing en het evenementengebouw op kavel 17A ligt het entreegebouw van het evenementengebouw, waarover heen de verbindingsweg Holterbergweg – Burgermeester Stramanweg, wordt gerealiseerd.

In de tweelaagse plint rond het plein, is ruimte bestemd voor horeca en andere voorzieningen. Omdat de huidige inrichting van De Passage niet aansluit op de nieuwe functies op kavel 17, wordt de openbare ruimte hoofdzakelijk als voetgangersgebied ingericht.

Onder het plein, de pleinbebouwing, de onderdoorgang en een deel van het evenementengebouw wordt conform het geldende bestemmingsplan een eenlaagse parkeergarage voor 550 auto's gebouwd. Deze parkeerkelder is bestemd voor het hotel, het kantoor, het multipurpose gebouw en de toekomstige Woontoren Amsterdam (kavel 9).

3.2 Geschiedenis Van Het Plangebied

Het plangebied ligt in de voormalige Laander- en Westbijlmerpolder, een oud poldergebied tussen de Amstel en de Bijlmermeer(polder), net ten zuiden van de Zwarteweg/Ouderkerkerlaan tussen Ouderkerk a/d Amstel en Duivendrecht (de 'oude' Burgemeester Stramanlaan). De ontginning van dit gebied begon in de 12e eeuw, vermoedelijk vanuit polder de Ronde Hoep, ten zuiden van Ouderkerk aan de Amstel. Van polder de Ronde Hoep verplaatsten de ontginningsactiviteiten zich langs de ontginningsbasis de Amstel naar het noorden. Haaks op de Amstel werden percelen uitgezet met een onderlinge afstand van 30 tot 100 meter. De Laander en Westbijlmerpolder liggen op enige afstand van de Amstel, met de Zwarteweg of Ouderkerkerlaan als ontginningsbasis. Het verkavelingspatroon lag hier dus min of meer haaks op de verkaveling vanuit de Amstel. In 1843 werd in de oostflank van de polder de Rhijnspoorweg aangelegd, die vanaf de Weesperpoort in Amsterdam via Utrecht naar Arnhem voerde.

De Laander- en Westbijlmerpolder is tot eind negentiende eeuw in gebruik geweest als land- en tuinbouwgebied. In 1879 werd de polder t.b.v. vervening samengevoegd met de Klein Duivendrechterpolder en Binnenbullewijkpolder. Na de vervening, in 1900, is het gebied omringd door een kade, drooggemaakt en ingericht als Nieuwe Bullewijkpolder, met een verkaveling haaks op het spoor. Langs de Zwarteweg/Ouderkerkerlaan is een smalle strook niet verveend vanwege boerderijen en woonhuizen.

In de twintigste eeuw wordt stapsgewijs het tracé van de Zwarteweg/Ouderkerkerlaan aangepast. In de jaren '30 t.b.v. de aanleg van een viaduct over de rangeersporen van de goederenbogen bij Duivendrecht. In de jaren '60 wordt de Nieuwe Bullewijkpolder bestemd voor industrie en vervolgens toegewezen aan Amsterdam. In de jaren '70 wordt de polder met zand opgehoogd. De Zwarteweg/Ouderkerkerlaan wordt verbreed tot Burgemeester Stramanweg én opnieuw aangepast t.b.v. een tunnel onder de metro en het verhoogde spoor. De laatste contouren van de Zwarteweg/Ouderkerkerlaan verdwijnen begin jaren '90 definitief als de Burgemeester Stramanweg wordt verhoogd en verlegd t.b.v. de bouw en ontsluiting van de Amsterdam ArenA en de omgeving opnieuw wordt verkaveld. Kavel 17 ligt exact tussen het oudste tracé van de Zwarteweg/Ouderkerkerlaan en de huidige Burgemeester Stramanweg.

3.3 Geldend Planologisch Kader

Voor het gebied vigeert het bestemmingsplan "Centrumgebied Amsterdam Zuidoost", vastgesteld 16 december 1998, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 3 augustus 1999 en onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Raad van State op 11 januari 2001. Het Centrumgebied Zuidoost is beoogd als het tweede uitgaansgebied van Amsterdam. Het gebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van werkgelegenheid, voorzieningen en wonen in hoge dichtheden, met een uitstekende bereikbaarheid door belangrijke rail en wegverbindingen.

Kavel 17 heeft in het geldende bestemmingsplan "Centrumgebied Amsterdam Zuidoost" de bestemming "Kantoren 1". Het te realiseren hotel-, kantoor-, multipurpose gebouw is in strijd met het vigerende bestemmingsplan wat betreft de voorgenomen hotelfunctie en vanwege een gedeeltelijke overschrijding van het bouwvlak.

Voorbereidingsbesluit

Het plangebied is gelegen in een gebied dat valt in het gebied waarvoor de gemeenteraad van Amsterdam op 14 mei 2008 het voorbereidingsbesluit Centrumgebied Amsterdam Zuidoost heeft vastgesteld. Het voorbereidingsbesluit is in werking getreden met ingang van 22 mei 2008. Voor het gedeelte waar kavel 17 is in gelegen geldt het voorbereidingsbesluit voor de duur van twee jaar.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte
Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Het ruimtelijk beleid zal worden gericht op vier algemene doelen:

  1. 1. de versterking van de internationale concurrentiepositie;
  2. 2. het bevorderen van krachtige steden en een vitaal platteland;
  3. 3. het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  4. 4. het borgen van veiligheid.

Het nationaal, ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op het creëren van voldoende ruimte voor wonen, werken, en mobiliteit en daarbij horende voorzieningen, als groen, water, recreatie, sport en ontspanning.

Nota Mobiliteit
In de Nota Mobiliteit wordt het ruimtelijk beleid, zoals vastgelegd in de Nota Ruimte, verder uitgewerkt en wordt het verkeers- en vervoerbeleid beschreven. De Nota Mobiliteit beschrijft na een algemene visie op verkeer en vervoer in het eerste hoofdstuk en achtereenvolgens het beleid voor de verschillende soorten mobiliteit: wegverkeer, openbaar vervoer, spoor en fiets, luchtvaart en scheepvaart. Ook wordt het beleid om negatieve effecten voor veiligheid en leefomgeving tegen te gaan beschreven. Tot slot volgt de financiële uitwerking.

Het Nationaal Verkeer- en Vervoer plan 2001-2020(NVVP)
Dit plan wil aangeven hoe de komende jaren moet worden omgegaan met mobiliteit, bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid. Mobiliteit, veiligheid en leefbaarheid dragen alledrie bij aan de welvaart en het welzijn. Kernboodschap van het NVVP is dat de overheid de (groeiende) behoefte aan mobiliteit wil accommoderen onder gelijktijdige verbetering van de veiligheid en de leefbaarheid.

In “het kader van de bereikbaarheid en leefbaarheid in stedelijk gebiednoemt het plan als kenmerkend voor binnen stedelijke centra, de veelheid van functies die is geconcentreerd op een klein gebied. Deze concentratie van functies bepaalt, in samenhang met een goede bereikbaarheid en een ook voor fietser en voetganger aantrekkelijke vormgeving, de vitaliteit van steden. Met het oog op de vitaliteit staat het belang van een goede bereikbaarheid van stedelijke gebieden buiten kijf. De bereikbaarheid staat echter onder druk en verkeerscongestie doet afbreuk aan de leefbaarheid en veiligheid. Een goed evenwicht tussen bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid binnen stedelijke gebieden vraagt om ruimte-efficiënte verkeersoplossingen die vriendelijk zijn voor bewoner, bedrijven, fietsers en voetgangers. Het openbaar vervoer heeft een belangrijke functie voor de bereikbaarheid en de vitaliteit van (binnen)steden.

Voor een nadere beschouwing op het aspect mobiliteit wordt verwezen naar hoofdstuk 9 van de plantoelichting dat handelt over Verkeer en parkeren, openbaar vervoer en waarin onder meer de bereikbaarheid van de planlocatie aan de orde komt.

Vierde nota waterhuishouding
In de Vierde nota waterhuishouding zijn de belangrijkste nationale beleidsdoelstellingen met betrekking tot het waterbeheer vastgelegd voor de periode 1998-2006. De nota vormt een vervolg op de Derde nota waterhuishouding uit 1989. Koerswijzigingen ten opzichte van die Derde nota waterhuishouding hangen vooral samen met voortschrijdende inzichten rond klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling.

De Vierde nota waterhuishouding gaat uit van integraal waterbeheer en een watersysteembenadering. Hoofddoelstelling van de Nota is het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land. Verdere uitgangspunten zijn dat zoveel mogelijk op een natuurlijke wijze moet worden omgegaan met het water en de watersystemen, dat een watersysteem- en stroomgebiedbenadering zowel nationaal als internationaal de nadruk moet krijgen, en dat een goede samenhang tussen waterbeleid, milieubeleid en ruimtelijke ordening moet worden bewerkstelligd.

Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding en een rijksplan voor het waterbeleid in Nederland. Het waterplan zal eind 2009 worden vastgesteld. De Waterwet schrijft voor dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat elke zes jaar zo'n plan zal presenteren. Het Nationaal Waterplan bevat een langetermijnvisie voor 2040 en een uitvoeringsprogramma voor de periode 2009-2015.

Kaderrichtlijn Water
Op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) moeten lidstaten ervoor zorgen dat uiterlijk in het jaar 2015 een 'goede toestand' van de Europese wateren wordt bereikt.

De kaderrichtlijn moet onderdeel zijn van het gemeentelijk beleid en derhalve ook van het ruimtelijk beleid. In dit verband is van belang het op 25 juni 2009 gesloten Nationaal Bestuursakkoord Water, dat o.a. in verband met de implementatie van de kaderrichtlijn is geactualiseerd. In dit akkoord zijn de inspanningen beschreven om de waterhuishouding tegen de achtergrond van de richtlijn en de nieuwe klimaatscenario's op orde te brengen en te houden.

Voor een nadere beschrijving van het aspect Water wordt verwezen naar hoofdstuk 13 van de plantoelichting.

Het onderhavige project is niet in strijd met het Rijksbeleid.

4.2 Provinciaal Beleid

Streekplan Noord-Holland Zuid
De provincie Noord-Holland zet in haar streekplan in op het maximaal bouwen voor wonen, werken en voorzieningen binnen het bestaand stedelijk gebied. Daarbij wordt ingezet op intensiveren, combineren en transformeren. Het streekplan heeft de gehele zone tussen de autosnelweg A2 en de spoorlijn Amsterdam-Utrecht aangemerkt als mogelijk te ontwikkelen stedelijk gebied.

Regionaal Verkeer en Vervoerplan

Het Regionaal Verkeer- en Vervoerplan (RVVP) beschrijft de wijze waarop de stadsregio Amsterdam invulling wil geven aan het verkeer- en vervoerbeleid tot 2015.

In de komende jaren staat de regio Amsterdam een aantal grote veranderingen te wachten. Er zullen in de Noordvleugel aanzienlijke investeringen worden gedaan op het gebied van wonen en werken. Economisch belangrijke locaties als mainport Schiphol en de Zuidas worden verder uitgebreid om de internationale concurrentiekracht van de regio te kunnen handhaven.

Ontwikkelingen als deze hebben grote gevolgen voor de mobiliteit, die sterk zal toenemen. Het in goede banen leiden van deze verkeersgroei vraagt een stevige aanpak en een duidelijk plan.

Het Regionaal Verkeer- en Vervoerplan is opgesteld binnen de ambities die de ROA-gemeenten gezamenlijk hebben geformuleerd. Deze ambities zijn: het creëren van een gezonde, gedifferentieerde economie met internationale concurrentiekracht; het bieden van een goed sociaal klimaat aan de inwoners en het zorgen voor een duurzame leefomgeving. De mobiliteitsgroei wordt hierbij als gegeven geaccepteerd. Om voldoende recht te doen aan de genoemde

ambities, zal deze groei echter wel goed moeten worden opgevangen. De regio mag niet aan zijn eigen succes ten onder gaan. De groeiende mobiliteit mag niet leiden tot onbereikbaarheid en aantasting van de leefbaarheid.

De regio Amsterdam staat hierbij overigens niet op zichzelf maar maakt deel uit van de Noordvleugel van de Randstad, dat in (inter-)nationale context als 'stedelijke netwerkregio' fungeert met de mainport Schiphol en het zeehavencomplex als belangrijke factoren voor de regionale en nationale economie.

De bereikbaarheidsopgaven vragen om een samenhangende aanpak. De hoofdlijnen van beleid zijn samen te vatten in de volgende vijf strategieën, die worden ondersteund door een vijfde strategie op het terrein van organisatie, samenwerking en financiering:

  1. 5. samenhangend netwerk: er worden regionale netwerken gedefinieerd voor de auto, het openbaar vervoer en de fiets;
  2. 6. Gebiedsgerichte aanpak: de problemen worden meer gebiedsgewijs aangepakt, zodat oplossingen aansluiten op de kenmerken van het gebied en de aard en omvang van de (toekomstige) problematiek ter plaatse;
  3. 7. Prijsbeleid: met het versterken van prijsprikkels op zowel het niveau van de verkeersdeelnemer als op het niveau van de ruimtelijke keuzes kan reisgedrag worden bijgestuurd;
  4. 8. Duidelijke keuzes voor leefbaarheid en veiligheid: in dit RVVP staat bereikbaarheid voorop maar niet tegen elke prijs. Het ROA streeft ernaar leefbaarheid en veiligheid per saldo niet te laten verslechteren, ondanks de groeiende mobiliteit. Voor verkeersveiligheid zijn de landelijke doelstellingen uitgangspunt voor het regionaal beleid;
  5. 9. Slagvaardige samenwerking en financiering: voor de uitvoering van het in dit RVVP beschreven beleid is samenwerking nodig met diverse partijen, zowel markt als overheid, en zowel binnen als buiten de sector verkeer-envervoer.

De vijf strategieën dragen samen bij aan het bereiken van de doelen van het RVVP.

Regionale OV-visie

De Amsterdamse regio ontwikkelt zich tot metropool die concurreert met andereEuropese metropolen. Beter openbaar vervoer moet daar een impuls aan geven.

Omdat de aanleg van infrastructuur een lange adem vergt, moet een OV-visie ver vooruit kijken. Na de vaststelling is deze visie het uitgangspunt voor projecten op korte, middellange en lange termijn.

Op 24 juni 2008 is de OV-Visie 2010-2030 vastgesteld door de Regioraad.
De Visie is leidraad voor het investeringsprogramma van de regio. Gezien de ambitie voor één metropolitaan OV-net, presenteert de Stadsregio de verbeteringen als één pakket noodzakelijke projecten.

De OV-Visie 2010-2030 wordt samen met gemeenten van de Stadsregio Amsterdam, aangrenzende overheden, maatschappelijke organisaties (reizigersverenigingen) en vervoerbedrijven ontwikkeld. De Stadsregio Amsterdam staat een flinke kwaliteitsverbetering van het OV-netwerk voor ogen.

De Stadsregio ambieert een openbaar vervoer met een groter aandeel in de totale mobiliteit. Hoewel de auto dominant blijft, moet de stadsregio vanuit leefbaarheid en bereikbaarheid minder afhankelijk worden van die auto. Dat past bij het streven om te groeien binnen de grenzen van leefbaarheid en landschappelijke kwaliteit. Dat kan door het openbaar vervoer 'van deur tot deur' sneller, betrouwbaarder en comfortabeler te maken. En door de groei van het autoverkeer binnen de perken te houden op plaatsen en tijden waar dat voor de bereikbaarheid en leefbaarheid nodig is. Resultaat is een samenhangend en betrouwbaar openbaar vervoer, dat voor reizigers uit de stadsregio, uit de rest van Nederland en uit het buitenland transparant en toegankelijk is. Het openbaar vervoer komt overal in de stadsregio herkenbaar terug en vormt zo het uitnodigende visitekaartje van de metropool Amsterdam. En het kan de vergelijking doorstaan met openbaar vervoer van andere metropolen.

Voor een nadere beschouwing op dit aspect wordt verwezen naar hoofdstuk 9 van de plantoelichting dat handelt over Verkeer en parkeren, openbaar vervoer en waarin onder meer de bereikbaarheid van de planlocatie aan de orde komt.

4.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurplan Amsterdam 2003-2010

Amsterdam neemt binnen het provinciale streekplan een bijzondere positie in. Als uitvloeisel van de gesloten beleidsovereenkomst tussen gedeputeerde staten van Noord-Holland en burgemeester en wethouders is het op 16 april 2003 door de gemeente vastgestelde structuurplan "Kiezen voor Stedelijkheid" op 17 februari 2004 door gedeputeerde staten vastgesteld als uitwerking van het streekplan Noord Holland Zuid.

Het structuurplan beschrijft de ruimtelijke ontwikkelingen voor het Amsterdamse grondgebied tot 2010. Het gebied rond station Amsterdam Bijlmer ArenA is aangewezen als “grootstedelijk kerngebied”. De grootstedelijke kerngebieden liggen rond knooppunten van openbaar vervoer, op enige afstand van de binnenstad, en zijn bestemd voor de vestiging van grootstedelijke voorzieningen met een (inter)nationale uitstraling, in combinatie met hoogwaardige kantoren en metropolitaanse woonvormen in een hoge dichtheid. In deze hoedanigheid is het gebied bepalend voor de uitstraling van Amsterdam als internationaal cultureel, economisch en toeristisch centrum. Het grootstedelijk kerngebied kent drie brandpunten met een verschillend accent. Naast de binnenstad (historie), zijn dat de Zuidas (internationale toplocatie voor kantoren) en Centrumgebied Zuidoost (grootschalige leisure). Centrumgebeid Zuidoost is goed bereikbaar door de ligging nabij een nationaal knooppunt van openbaar vervoer. Station Bijlmer ArenA is inmiddels getransformeerd naar een station van nationaal niveau en vormt het centrum van dit nieuwe deel van het grootstedelijk kerngebied. Het gebied kenmerkt zich door een hoge stedelijke dichtheid en een optimale menging van wonen, werken en voorzieningen op verschillende schaalniveaus. In het vestigingsbeleid leisure is het Centrumgebied Zuidoost aangewezen als een geschikt gebied voor leisurebedrijven die zich richten op stadsdeel, stad, regio en land. Als passende activiteit worden sport, muziek en vermaak genoemd (Vestigingsbeleid voor leisurebedrijven in Amsterdam, Oktober 2005). Het onderhavige project levert een goede aanvulling op het bestaande en nog te ontwikkelen voorzieningenniveau.

Structuurvisie Zuidoost 2020

In de structuurvisie Zuidoost, vastgesteld in september 2005 door de stadsdeelraad Amsterdam Zuidoost, is op hoofdlijnen een samenhangend ruimtelijk perspectief beschreven voor het gebied stadsdeel Zuidoost. Zuidoost vormt in 2020 een goed bereikbaar stedelijk gebied waar het voor velen aantrekkelijk is om te wonen en te werken. Zuidoost heeft daarbij een eigen identiteit; de bevolking is relatief jong, 'swingt' en er is een zeer gevarieerde cultuur met een uitgesproken internationale dimensie. De visie is erop gericht dat Centrumgebied Zuidoost zich zal ontwikkelen tot tweede (uitgaans)centrum van de regio met een rijk programma aan cultuur (muziek en dans) en amusement, maar ook met regionale instellingen en bedrijven en een bloeiende detailhandel. Het trekt dagelijks vele toeristen, bezoekers en klanten, maar is tegelijkertijd ook een echt stadshart voor Zuidoost geworden.

Sociaal Structuurplan 2004-2015 "Wat Amsterdam Beweegt"

  1. 1. Investeren in grootstedelijke dynamiek, zodat Amsterdam een creatieve kennis- en dienstenstad wordt, die in de concurrentiestrijd tussen (inter)nationale vestigingsmilieus een sterke en onderscheidende positie inneemt.
  2. 2. Investeren in menselijk kapitaal, zodat zoveel mogelijk Amsterdammers zich persoonlijk kunnen ontwikkelen en zelfstandig, volwaardig en actief, en zo nodig met gerichte ondersteuning en participeren in de samenleving via werk en scholing, via sport en bewegen, vrijetijdsactiviteiten en cultuur, en via zorg, welzijn en dienstverlening.
  3. 3. Investeren in een leefbare omgeving, zodat juist in een moderne en multiculturele omgeving als de Amsterdamse, algemene noties over het samenleven gedeeld, onderhouden en, waar nodig, worden beschermd, en dat deze drie hoofddoelstellingen op programmatische wijze worden uitgewerkt in zes themahoofdstukken, te weten:
    1. a. kennisstad (onderwijs en kenniseconomie);
    2. b. werkende stad (werk en inkomen);
    3. c. culturele stad (kunst, cultuur en creatieve industrieën);
    4. d. sportieve stad (vrije tijd en sport);
    5. e. zorgzame stad (zorg, welzijn en dienstverlening);
    6. f. veilige stad (sociale) veiligheid).

Het project draagt bij aan het gewenste voorzieningenniveau en is in overeenstemming met het sociaal, gemeentelijk beleid.

Bestemmingsplan Centrumgebied Amsterdam Zuidoost

Voor het gebied vigeert het bestemmingsplan Centrumgebied Amsterdam Zuidoost, vastgesteld door de gemeenteraad op 16 december 1998. Centrumgebied Zuidoost is een van de zogenaamde nevencentra in Amsterdam. Een dergelijk centrum wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van werkgelegenheid, voorzieningen en wonen in hoge dichtheden met een uitstekende ligging aan belangrijke rail- en wegverbindingen. Het bestemmingsplan maakt tussen de 600 en 800 woningen mogelijk, ten oosten van de spoorlijn langs de Burgemeester Stramanweg (diverse appartementencomplexen) en ten westen van het spoor in de vorm van een woontoren (Woontoren Amsterdam op kavel 9) en in het plan Getz aan de Arena Boulevard. Verspreid in het plangebied kan circa 240.000 m2 kantoorvloeroppervlak gerealiseerd worden. Daarnaast is in het bestemmingsplan ruimte opgenomen voor een aantal grootschalige voorzieningen. Enerzijds zijn dat voorzieningen in de cultuur- en uitgaanssfeer, zoals de reeds gerealiseerde bioscoop Pathe ArenA, de Heineken Music Hall, diverse horecagelegenheden en de in voorbereiding zijnde bouw van een evenementenhal, de Ziggo Dome. Anderzijds zijn dat grootschalige winkelvoorzieningen, zoals de reeds gerealiseerde woonmall Villa ArenA en diverse grootschalige detailhandelvestigingen aan de Arena Boulevard. Ook is 35.000 m2 aan de oostzijde van het spoor bestemd, en inmiddels gerealiseerd, voor onderwijsvoorzieningen. De Burgemeester Stramanweg vormt de belangrijkste verbinding tussen het plangebied en het omliggende wegennet. Deze sluit westelijke richting aan op de rijksweg A2 en op de Dolingadreef in oostelijke richting.

Plabeka

Op 16 februari 2007 is tijdens de Noordvleugelconferentie de 'Uitvoeringsstrategie Platform Kantoren en Bedrijven Noordvleugel' vastgesteld, gemakshalve 'Plabeka' genoemd. In het Plabeka is de intentie uitgesproken om in regionaal verband de planvoorraad voor kantoren de reduceren van 8,5 naar 5 miljoen m2 bvo. Deze planreductie biedt nieuwe mogelijkheden voor andere functies, zoals woningbouw, hotels, leisure en voorzieningen. In het rapport 'Minder kantorenplannen in uitvoering' is concreet aangegeven in welke mate kantoorlocaties wel of niet geschikt worden geacht voor verdere planontwikkeling. Voor de kavels 17 en 17A, die in het en het bestemmingsplan Centrumgebied Amsterdam Zuidoost een kantoorbestemming hebben, is aangegeven het kantoorareaal van maximaal 68.000m2 te verlagen tot ca. 20.000m2, ter versterking van de in voorbereiding zijnde bouw van het evenementengebouw de Ziggo Dome en bijpassende functies. Het onderhavige bestemmingsplan dat voorziet in een verminderde kantoorfunctie komt tegemoet aan het Plabekabeleid.

Nota Hotelbeleid

In de Nota Hotelbeleid 2007-2010 (december 2007) is neergelegd dat de gemeente Amsterdam de uitbreiding van het aantal beschikbare en geschikte locaties in samenwerking met marktpartijen, stadsdelen en Stadsregio stimuleert.

Tot 2015 is een groei van het aantal overnachtingen van gemiddeld 4% per jaar te verwachten. Deze verwachte groei vertaalt zich naar een behoefte aan 9.000 nieuwe hotelkamers in de gemeente Amsterdam. Rekening houdend met de sinds 2005 gerealiseerde hotels en een inschatting van de planuitval van de op dit moment bekende hotelplannen en –projecten, wordt verwacht dat daarvan slechts 4.500 kamers zullen worden ingevuld. Om te voorkomen dat de Amsterdamse hotelmarkt nog verder uit balans raakt, zal de gemeente zich er op toeleggen dat vóór 2015 nog 4.500 aanvullende hotelkamers worden gerealiseerd. Hiertoe zullen vóór eind 2010 voor 7.200 hotelkamers plannen moeten worden ontwikkeld op reeds bekende of op geheel nieuwe locaties. Gezien de bestaande plannen moet de aandacht zich met name richten op hotels in het driesterren en lagere segment, maar ook voor het vier- en vijfsterren segment is nog aandacht nodig. In de hogere segmenten is met name behoefte aan nieuwe concepten als lifestylehotels, congreshotels en echte tophotels. Het onderhavige plan voorziet voor een deel in een hotel en komt in dat opzicht tegemoet aan het beleid.

Structuurvisie gemeente Ouder Amstel en Visie 2020

Het plangebied maakt onderdeel uit van het huidige bestemmingsplan Centrumgebied Zuidoost (zie terug onder hoofdstuk 3.3). Dit grotere plangebied grenst in de noordwestelijke hoek aan het Duivendrechtseveld op het grondgebied van de gemeente Ouder-Amstel, waarvoor momenteel een structuurvisie wordt opgesteld. De toekomstige ontwikkelingen in het gebied ArenAPoort West kunnen van invloed zijn op de ontwikkelingen in het Duivendrechtseveld en vice versa. De ontwikkeling op kavel 17 waarvoor het onderhavige bestemmingsplan wordt opgesteld betreft echter een ontwikkeling op kavelniveau. Het gaat niet om een geheel nieuwe ontwikkeling, maar om een gedeeltelijk gewijzigde invulling ten opzichte van de reeds in het geldende bestemmingsplan bestaande functie (van kantoor naar kantoor, hotel en gemengd). Ten opzichte van de bestaande planologische mogelijkheden zal de ruimtelijke invloed – bijvoorbeeld op het gebied van verkeer - op basis van de nieuwe functies geringer zijn. De ontwikkeling op kavel 17 als zodanig heeft geen invloed op de ontwikkelingen die voor de toekomst in het Duivendrechtseveld zijn voorzien.

Hoofdstuk 5 Het Ruimtelijk Kader

5.1 Ruimtelijk-functionele En Stedenbouwkundige Aspecten

Het nieuwe plein op kavel 17 sluit aan op De Passage en wordt aan de overige zijden omsloten door de U-vormige bebouwing. Het vrijwel vierkante plein vormt een herkenbare stedelijke ruimte aan De Passage. Dankzij de drie wanden is het plein een beschutte plek die geschikt is voor verschillende functies. Tegen het einde van de middag en 's avonds functioneert het plein als ontvangstruimte voor de bezoekers van het evenementengebouw. Als er geen evenementen plaatsvinden, biedt het plein door de goede bezonning en het beschutte klimaat een aangenaam verblijfsgebied voor bijvoorbeeld bezoekers van het hotel, kantoorpersoneel of passanten. De verlichting en inrichting van het plein moeten aansluiten op beide functies.

De geleding van de gebouwen sluit aan op het verblijfskarakter van het plein. De drie wanden van het plein hebben een uniforme, tweelaagseplint van ca. 10 meter hoogte met gesloten hoeken. De eenheid van de twee plintlagen wordt in de architectuur benadrukt, onder andere met een doorgaande luifel boven de eerste laag, die tevens als balkon of terras voor de tweede laag kan functioneren. Onder de luifel liggen de hoofdentrees van de gebouwen aan het plein, de entrees naar de voorzieningen in de plint en ook de toegang naar het evenementengebouw.

Op de plint staan drie gebouwen met zelfstandige functies, die samen de wanden van het plein vormen. In contrast met de uniforme plint kunnen de afmetingen van de drie gebouwen verschillen. De zuidelijke vleugel, aan de zijde van de Burgemeester Stramanweg, heeft de kantoorbestemming. Dankzij een grotere bouwdiepte kunnen hier ook bijzondere kantoorconcepten ontwikkeld worden, bijvoorbeeld met vides. De westelijke vleugel, aan de zijde van het evenementengebouw op kavel 17A, herbergt gemengde functies. De verdiepingen in dit gebouw corresponderen met de verdiepingen in het evenementengebouw. Hierdoor wordt het mogelijk om deze verdiepingen boven het doorgaande verkeer op het viaduct met elkaar te verbinden door middel van een of meerdere luchtbruggen. De noordelijke vleugel, aan de zijde van de fly-over naar het ArenA-dek, heeft de hotelbestemming. Het hotel vormt een relatief slank volume met kamers aan beide zijden.

De publieksfuncties in de plint van kavel 17 vervullen een belangrijke rol in de opvang van bezoekers van evenementen, in eerste instantie die van de Ziggo Dome, maar uiteraard ook voor de bezoekers van andere evenementen van de ArenA of de Heineken Music Hall. Dankzij deze voorzieningen kan een bezoek aan een evenement worden verlengd, zowel voor de aanvang als na afloop. Het aanbieden van voldoende en gevarieerde 'voor- en nazorg'' rondom evenementen is voor de ontwikkeling van het centrumgebied ArenAPoort West tot het uitgaansgebied van Amsterdam van groot belang, omdat hierdoor, in tegenstelling tot de bestaande praktijk, een langer verblijf in het centrumgebied wordt gestimuleerd. De levendigheid en verblijfskwaliteit worden door deze faciliteiten verbeterd doordat het gebied na afloop van een evenement niet gelijk leegstroomt. Bovendien neemt dankzij dergelijke combinatiemogelijkheden de spreiding in aankomst en vertrek van bezoekers toe waardoor de kans op congestie van verkeer op het omliggende wegennet afneemt. Ook het evenementengebouw en het hotel vergroten de mogelijkheid van een gecombineerd bezoek.
Ook het kantoor levert, zij het indirect, een bijdrage aan de levendigheid van het centrumgebied. Het kantoor staat op een unieke plek en vormt als zodanig een aantrekkelijke locatie voor bedrijven die bijvoorbeeld een relatie hebben met sport, media en entertainment.

De nabijheid van voorzieningen is voor deze bedrijven, maar ook voor veel bestaande kantoren een belangrijke vestigingsfactor. Dankzij deze kantoren ontstaat ook buiten de momenten evenementen draagvlak voor bovenstaande publieksfuncties. Ook de winkels in de omgeving dragen hieraan bij. De verblijfskwaliteit in het centrumgebied neemt hierdoor niet alleen 's avonds toe, als er evenementen zijn, maar ook overdag.

In de directe omgeving van kavel 17 zijn meerdere projecten in voorbereiding en/of in aanbouw.

  • Een volledig ondergrondse parkeerkelder onder kavel 17 en 17A wordt op basis van het geldende bestemmingsplan gerealiseerd. Het dak van de kelder vormt het fundament voor de bebouwing op beide kavels, inclusief het viaduct.
  • Het evenementengebouw De Ziggo Dome op kavel 17A.
  • De Woontoren Amsterdam op kavel 9, tegenover kavel 17 aan de overzijde van de Burgemeester Stramanweg, i.c. op het pleintje vóór de Villa ArenA. De woontoren wordt ondergronds met een tunnel verbonden met de parkeergarage onder de kavels 17 en 17A.
  • Een uitbreiding van het hoofdgebouw van de Amsterdam ArenA.
  • Het uitgaanscentrum Getz aan de Arenaboulevard, tussen De Passage en de Heineken Musichall.
  • De televisiestudio's annex kantoren van Endemol aan de Holterbergweg, ten noordwesten van kavel 17.

Hoofdstuk 6 Verkeer En Parkeren

6.1 Algemeen

Het projectgebied is onderdeel van het gebied ArenAPoort in stadsdeel Amsterdam Zuidoost. De ontsluiting van dit gebied is ontworpen op de verwerking van grote publieksstromen, met name per openbaar vervoer en per auto. Een goede ontsluiting wordt bepaald door twee factoren: voldoende weg-, spoor- en metro- en buscapaciteit, inclusief voldoende parkeerplaatsen, én een pakket aan beheersmaatregelen om de beschikbare capaciteit optimaal te verdelen tijdens de in- en uitstroom van publiek. Hierbij kan gedacht worden aan tijdelijke verkeersmaatregelen, maar ook aan extra treinen en metro's na afloop van evenementen en het aanbieden van vervoer op maat, bijvoorbeeld via collectief busvervoer.

Het in 2007 geopende station Amsterdam Bijlmer ArenA is gedimensioneerd op de verwerking van grote publieksstromen en bedient heel Nederland en maakt ook Schiphol rechtstreeks bereikbaar. Station Duivendrecht bedient vooral West- en Noord-Nederland. De Gein- en Ringlijn van de metro bedienen vooral Amsterdam, terwijl de Zuidtangent en overige buslijnen de ontsluiting vanuit de regio verzorgen. In overleg met vervoerders is de dienstregeling van de trein uitgebreid tot in de nacht. De Zuidtangent naar Schiphol rijdt 24 uur per dag. Het gebied ArenAPoort West is voor autoverkeer uitstekend bereikbaar via de ruit van de rijkswegen A1, A2, A9 en A10. Om de verkeersdruk evenwichtig te verdelen wordt gebruik gemaakt van een dynamisch verkeersgeleidings- en parkeerverwijssysteem. Voor evenementen zijn in de directe omgeving van het gebied ArenAPoort West ca. 20.000 parkeerplaatsen aanwezig.

De Holterbergweg functioneert als verbindende noord-zuid as van Overamstel tot AMC. De Burgemeester Stramanweg functioneert, met de oprit vanaf de Holterberweg als verbindingsweg naar de rijksweg A2. De doorstroming over deze laatste wegen dient zo optimaal mogelijk te blijven. Dit betekent dat de drie gebouwen gesitueerd aan de Passage zo min mogelijk direct vanaf de Holterberweg en Burgemeester Stramanweg ontsloten dienen te worden. In voorliggend project wordt hieraan voldaan, doordat de ontsluiting van het terrein en de drie gebouwen uitsluitend plaats vindt via de aansluiting op de Passage, de Hellingbaan en een rotonde, welke meer opstelruimte en een betere uitstroom waarborgt.

De realisatie van de U-vormige bebouwing en haar functies veroorzaakt extra verkeersbewegingen vanwege werknemers, bezoekers en gasten, die van invloed zijn op de verkeersafwikkeling ter plaatse. De verkeersproductie van het complex bedraagt dagelijks 125 tot 250 maximaal autoverplaatsingen. Maximaal 250 autoverplaatsingen treden op indien het hotel volledig bezet is.

Het verkeer van en naar het complex verdeelt zich hoofdzakelijk over drie routes:

-A2 -Burgemeester Stramanweg -Holterbergweg -Rotonde -Passage
-A9 -Holterbergweg -Rotonde -Passage
-A10 -Spaklerweg -Holterbergweg -Rotonde -Passage

De wegvakken en kruispunten in deze routes zijn ruim vormgegeven. Gezien de huidige en toekomstige intensiteiten op deze routes zorgt het verkeer ten behoeve van de U-vormige bebouwing en haar functies voor een geringe toename. Voor de ontsluiting van de functies in de U-vormige bebouwing wordt de bestaande T-aansluiting naar het ArenAdek vervangen door een rotonde met een nieuwe aansluiting.

Autoverkeer

Het projectgebied is gesitueerd in de noordoosthoek van de ongelijkvloerse kruising tussen de Holterbergweg en de Burgemeester Stramanweg. Beide wegen zijn onderdeel van het hoofdnet auto en leiden rechtstreeks naar de A2, de A10 en de A9. Kavel 17 wordt ontsloten via een nieuw te maken rotonde in de op- en afrit tussen beide wegen, op de locatie waar momenteel de fly-over naar het Arena-dek aansluit. Parallel aan de fly-over leidt vanaf de rotonde een hellingbaan naar De Passage, waarvandaan de verschillende functies op kavel 17 kunnen worden bereikt, met inbegrip van de parkeergarage. In het ontwerp van de rotonde is rekening gehouden met het intensieve verkeer vanaf de Holterbergweg naar de A2. Deze verkeersstroom wordt via een by-pass met dubbele rijstroken langs de rotonde geleid. In omgekeerde richting is de verkeersbelasting juist zeer laag, zodat hiervoor geen aparte by-pass langs de rotonde noodzakelijk is.

Dankzij de by-pass voor het doorgaande verkeer naar de Holterbergweg wordt de rotonde vooral gebruikt door bestemmingsverkeer van en naar het ArenA-dek en de hellingbaan naar De Passage. Deze twee aansluitingen liggen parallel naast elkaar en kunnen zelfstandig worden in- en uitgereden. De fly-over en de hellingbaan zijn echter geen openbaar gebied. De toegang tot het ArenA-dek is strikt gelimiteerd. Ook de hellingbaan is beperkt toegankelijk. Om te voorkomen dat foutief afslaand verkeer achterwaarts moet keren wordt het eerste deel van de berm tussen beide aansluitingen overrijdbaar gemaakt. Verkeer voor een gesloten slagboom naar het ArenA-dek kan hierdoor de rotonde eenvoudig bereiken via de aansluiting van de naastgelegen hellingbaan en vice versa.

Het zuidelijk deel van De Passage ter hoogte van kavel 17 wordt in aansluiting op de Arenaboulevard opnieuw ingericht als fiets- en voetgangersgebied. De bestaande rijweg in De Passage verdwijnt, maar verkeer kan wel in beperkte mate van De Passage gebruik maken. Auto's vanaf de hellingbaan naar de parkeergarage onder kavel 17 en bussen naar het hotel worden door middel van paaltjes en andere inrichtingselementen naar hun bestemming geleid. De overige functies op De Passage zijn uitsluitend toegankelijk via slagbomen of verzinkbare palen. Tijdens evenementen zullen deze niet of alleen beperkt bereikbaar zijn. In overleg met de wegbeheerder (stadsdeel Zuidoost) zal het toegangsregime tijdens evenementen worden vastgesteld.

Openbaar vervoer

Het projectgebied ligt op 500 meter loopafstand van het metrostation Strandvliet, op 600 meter van station Amsterdam Bijlmer ArenA en op 1200 meter van station Duivendrecht. Met de opening van station Amsterdam Bijlmer ArenA stoppen op dit station ook intercity's met een dienstregeling tot 01.30 uur 's nachts. Schiphol is binnen 15 minuten bereikbaar, Amsterdam Centraal en Utrecht Centraal liggen beide op 17 minuten reistijd. Station Amsterdam Bijlmer ArenA is tevens een belangrijk busstation waar een groot aantal streek- en stadsbussen eindigen en ook de Zuidtangent naar Schiphol/Haarlem. Deze bus rijdt met een hoge frequentie binnen 20 minuten naar Schiphol. Over enkele jaren wordt de Zuidtangent vanaf Amsterdam Bijlmer ArenA verlengd naar IJburg.

Fietsers

Het projectgebied is goed bereikbaar per fiets vanaf De Passage. Hemelsbreed ligt Kavel 17 ongeveer 8 kilometer van de Dam. Fietsers naar het gebied zullen daarom vooral uit de naaste omgeving komen: Amsterdam Zuidoost, Duivendrecht, Diemen, Abcoude, Ouderkerk en Amstelveen. Het fietspad over De Passage blijft bij de herinrichting -in gewijzigde vorm- gehandhaafd. Op de nog te bebouwen Getz-kavel ligt tijdelijk een bewaakte fietsenstalling die met name tijdens wedstrijden of evenementen van Ajax intensief wordt gebruikt. Voordat de kavel bebouwd wordt zullen voor het gehele gebied definitieve fietsparkeervoozieningen gerealiseerd zijn. Op kavel 17 wordt een stalling gerealiseerd voor fietsen ten behoeve van personeel van het hotel, het kantoor en het multipurpose gebouw. In de openbare ruimte zullen fietsnietjes worden aangebracht om ook fietsen 'voor de deur' te kunnen stallen.

Voetgangers

Tijdens evenementen in de het evenementengebouw fungeert het plein in het projectgebied als ontvangstruimte voor bezoekers. Ook op De Passage en de Arena boulevard zullen bezoekers zich verzamelen. Het zuidelijk deel van De Passage wordt ingericht als voetgangersgebied om ruimte te bieden aan deze bezoekers. Door het verwijderen van de rijweg en het opheffen van bestaande niveauverschillen in De Passage sluit de inrichting van het projectgebied naadloos aan op het bestaande voetgangersgebied van de Arenaboulevard en de Amsterdamse Poort.

Taxi's en touringcars

Een groot aantal gasten van het hotel zal per taxi of touringcar arriveren, ook tijdens evenementen. Om de bereikbaarheid van het hotel te waarborgen ligt aan de noordzijde van het hotel, deels onder de fly-over naar het ArenAdek, een exclusief ontsluitingshof voor de hotelgasten. Via de hellingbaan en een klein deel van De Passage kan ook tijdens evenementen de expeditiehof van het hotel worden bereikt. De expeditiehof biedt behalve ruimte voor aan- en afvoer van goederen voor het hotel, tevens voldoende wacht- en manoeuvreerruimte voor enkele bussen en taxi's, zodat gasten rustig in- en uit kunnen stappen.

De hellingbaan en de expeditiehof zijn niet toegankelijk voor taxi's met bezoekers van evenementen. Deze taxi's dienen gebruik te maken van de taxibaan, die direct ten noorden van het projectgebied is aangelegd op het dijkje langs De Loper, tussen Endemol en De Passage. Na afloop van een evenement stappen passagiers in ter hoogte van de oefenvelden van Ajax, waarna de taxi's in noordelijke richting hun weg vervolgen.

Als er geen evenementen zijn is De Passage en een deel van het plein beperkt toegankelijk voor bestemmingsverkeer, zoals leveranciers aan de functies op het plein en bezoekers van de gebouwen aan het plein.

Laden & lossen

De goederenbevoorrading van het projectgebied verschilt per functie. Het hotel kan rechtstreeks worden bevoorraad via de hellingbaan en de expeditiehof aan de noordzijde. Het multipurpose gebouw en het kantoor met de daaronder gelegen voorzieningen worden bevoorraad via De Passage en het plein, conform het toegangsregime dat in overleg met de wegbeheerder (stadsdeel Zuidoost) zal worden vastgesteld.

Parkeren

In het projectgebied wordt in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan Centrumgebied Amsterdam Zuidoost onder kavel 17 en deels onder kavel 17A een ondergrondse parkeergarage gerealiseerd voor ca. 550 auto's. Het grootste deel van de garage, 300 plaatsen, is gereserveerd voor bewoners van de Woontoren Amsterdam (op kavel 9). Binnen het vigerende bestemmingsplan kan een tunnel worden gerealiseerd onder de Burgemeester Stramanweg tussen de kelder van de woontoren en de garage onder kavel 17. De overige 250 plaatsen zijn gereserveerd voor de gebruikers van gasten van het hotel en voor het personeel van alle functies die op kavel 17 worden gerealiseerd. De in- en uitrit van de ondergrondse parkeergarage ligt aan de oostzijde van het hotel en wordt bereikt via De Passage en de hellingbaan vanaf de Burgemeester Stramanweg en via de Holterbergweg. De parkeergarage krijgt geen openbaar karakter, maar wordt vanuit het oogpunt van duurzaamheid wel gedimensioneerd op de eisen van een openbare garage.

Plein in relatie tot bereikbaarheid

De brandweer stelt hoge eisen aan de bereikbaarheid en toegankelijkheid van het projectgebied voor de nood & hulpdiensten. De belangrijkste route voor nood- en hulpdiensten is De Passage, ook tijdens evenementen. Via De Passage kunnen alle functies in het projectgebied worden bereikt. Bij de inrichting van De Passage en het plein op kavel 17 wordt rekening gehouden met de eisen van de brandweer t.a.v. de toegankelijkheid. In het bijzonder door middel van de garantie van een 36 meter brede vluchtzone van het evenementengebouw op kavel 17A naar De Passage als evenementen in het evenementengebouw plaatsvinden.

6.2 Resultaten Onderzoek

De verkeersaspecten in verband met de ontwikkeling van kavel 17 zijn in beeld gebracht met het onderzoeksrapport "Verkeersonderzoek Kavel 17 Centrumgebied Zuidoost" (Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer, 17 juli 2009).

De verkeerscijfers uit dit rapport dienen als input voor de lucht- en geluidberekeningen. Hierbij zijn zowel de plansituatie (inclusief de ontwikkeling van kavel 17 conform het onderhavige bestemmingsplan) als autonome situatie (exclusief de ontwikkeling conform het onderhavige bestemmingsplan) beschouwd voor de prognosejaren 2010, 2015 en 2020.

Hoofdstuk 7 Mer /Mer-beoordeling

7.1 Algemeen

Op grond van het Besluit milieueffectrapportage 1994 hoeft voor het oprichten van een hotel-, kantoor en multipurpose gebouw geen milieueffectrapportage plaats te vinden. Evenmin geldt op basis van dit besluit een merbeoordelingsplicht.

Ter voorbereiding van de procedure tot realisering van een evenementengebouw op de naastgelegen kavel 17A is in 2008 een milieueffectrapportage opgesteld. Een aantal van de onderzoeken die in het kader van deze merprocedure zijn verricht hebben ook betrekking op kavel 17. Voor zover relevant en actueel zijn betreffende onderzoeken ter onderbouwing van het onderhavige project gebruikt en worden de resultaten meegewogen ten behoeve van het onderhavige vast te stellen bestemmingsplan. Het betreft de onderzoeken met betrekking tot archeologie & cultuurhistorie, flora & fauna en bodem/grondwaterkwaliteit en water. Wat betreft de overige aspecten, als verkeer en parkeren, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, is afzonderlijk onderzoek verricht. De onderzoeksresultaten zullen in de diverse hoofdstukken aan de orde komen.

Hoofdstuk 8 Geluid

8.1 Algemeen

Een van de grondslagen voor de ruimtelijke afweging is de Wet geluidhinder (Wgh). De Wet geluidhinder bevat geluidnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. In de Wet geluidhinder en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten is nadrukkelijk de relatie gelegd met ruimtelijke besluiten, zoals het bestemmingsplan. Ook andersom is in artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) een relatie tussen het bestemmingsplan en de Wet geluidhinder gelegd.

Er gelden zones rond geluidbronnen met een grote geluiduitstraling, zoals (spoor)wegen en industrieterreinen. De belangrijkste, bestaande geluidzones bevinden zich langs bestaande wegen en spoorwegen, rond grote bestaande industrieterreinen en rondom bestaande luchtvaartterreinen. In feite geven de zones de gebieden aan waarbinnen de Wet geluidhinder van toepassing is.

Behalve de Wet geluidhinder, die alleen betrekking heeft op industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai, kan bij het opstellen van bestemmingsplannen geluid ook op andere basis bij de planvorming relevant zijn. Bij niet in de Wet geluidhinder geregelde situaties kan uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening eveneens een afweging met betrekking tot geluid noodzakelijk zijn. Gedacht moet worden aan geluidaspecten in verband met plannen voor bijvoorbeeld kampeerterreinen, recreatiewoningen, woonboten, milieuvergunningplichtige inrichtingen.

8.2 Regelgeving

Op 5 juli 2006 is de wijzigingswet van de Wet geluidhinder aangenomen (Staatsblad 350, Wet van 5 juli 2006, houdende wijziging Wet geluidhinder, modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase). De artikelen van de nieuwe wet zijn in werking getreden per 1 januari 2007. In de (gewijzigde) Wet geluidhinder zijn geluidnormen voor toelaatbare equivalente geluidniveaus opgenomen. De geluidnormen gelden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen, gelegen binnen de geluidzone van een (spoor)weg of industrieterrein.

Wanneer een nieuw (of gewijzigd) bestemmingsplan het mogelijk maakt geluidgevoelige bebouwing in de geluidzone van een industrieterrein of (spoor)weg te realiseren, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk naar de geluidbelasting van een industrieterrein of spoor(weg) op geluidsgevoelige bebouwing.

Voor het onderhavige project geldt dat in geen van de drie gebouwen geluidsgevoelige functies worden ondergebracht. De Wet geluidhinder vindt op dat punt geen toepassing.

Het project omvat geen inrichting die op grond van de Wetgeluidhinder "in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken" (artikel 40 Wgh), als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningenbesluit (Staatblad 1993, 50), de zogenaamde grote lawaaimakers.

Ook overigens omvat het project geen inrichtingen waarvan onevenredige geluidsoverlast wordt verwacht. De afzonderlijke inrichtingen (kantoor, hotel en de diverse functies in het multipurpose gebouw) vallen onder de werking van het Activiteitenbesluit Wet milieubeheer. Mogelijke hinder naar de omgeving wordt door de standaardvoorschriften in het Activiteitenbesluit voldoende beheerst, beperkt dan wel voorkomen. Eventuele evenementen op het plein worden gereguleerd door het vergunningenstelsel van de Algemene Plaatselijke Verordening van het stadsdeel.

8.3 Resultaten Onderzoeken

Door middel van de rapportage "Weg- en railverkeerslawaai Kavel 17 te Amsterdam", rapportnummer FA 18682-1-RA, Peutz 30 juli 2009, is inzicht gegeven in de geluidbelasting op de gevels van de geplande bebouwing van kavel 17. De in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen (kantoor, hotel en gemengd) maken geen geluidgevoelige functies in de zin van de Wet geluidhinder mogelijk, in die zin zijn de grenswaarden ingevolge de Wet geluidhinder niet relevant. Wel kan de met deze rapportage verkregen informatie op bouwplanniveau bijdragen aan de dimensionering van de gevels, om in de verblijfsruimten van de op te richten bebouwing te kunnen voldoen aan onder andere de eisen van het Bouwbesluit.

Het plangebied ligt in het akoestisch aandachtsgebied van de Holterbergweg, De Passage, de Burgemeester Stramanweg en de op- en afrit van de Burgemeester Stramanweg (noordzijde). De overige wegen, zoals de A2, liggen op een dusdanige afstand van het plangebied dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op deze wegen verwaarloosbaar klein is ten opzichte van eerder genoemde wegen. Voorts ligt kavel 17 in het aandachtsgebied van het spoor Amsterdam - Utrecht.

Voor de verkeersintensiteiten in het jaar 2020 (10 jaar na planrealisatie) is uitgegaan van de door de Dienst Infrasructuur Verkeer en Vervoer opgegeven werkdaggemiddelde verkeersintensiteiten in het jaar 2020 inclusief plan ("Verkeersonderzoek Kavel 17 Centrumgebied Zuidoost", Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer, 17 juli 2009).

8.4 Conclusie

Het bestemmingsplan voorziet niet in geluidgevoelige bestemmingen als bedoeld in de Wet geluidhinder. Aan de in deze wet opgenomen grens waarden hoef aldus niet te worden getoetst. De resultaten zullen worden meegenomen bij het ontwerp van de bouwplannen zodat in dat kader rekening kan worden gehouden met de inzichtelijk gemaakte geluidbelastingen ten gevolge van het weg- en railverkeer.

De in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen zelf brengen geen grote geluidproductie voort, zodat het plan ook vanuit dat oogpunt geen relevantie op het gebied van geluid heeft.

Geluidsaspecten vormen aldus geen belemmering bij de realisatie van de in dit bestemmingsplan beoogde functies.

Hoofdstuk 9 Luchtkwaliteit

9.1 Algemeen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening kunnen belemmeringen bestaan om een project te realiseren op een locatie waar de luchtkwaliteit slecht is. Ook een verslechtering van de luchtkwaliteit op bestaande locaties kan bezwaarlijk zijn.

9.2 Regelgeving

De Wet luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Ingevolge de wet is een specifiek op luchtkwaliteit betrekking hebbende titel 5.2 in de Wet milieubeheer (hierna: Wm) opgenomen. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk) als toetsingskader. Het Besluit luchtkwaliteit bevatte regels ter implementatie van de Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit, en de daarop gebaseerde dochterrichtlijnen.

Met de inwerkingtreding van de 'Wet luchtkwaliteit' zijn de Meetregeling luchtkwaliteit 2005, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit en de Regeling luchtkwaliteit ozon vervallen.

Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Met dit besluit wordt de bouw van zogenaamde 'gevoelige bestemmingen', zoals een school verzorgingstehuis, of bejaardentehuis in de nabijheid van (snel)wegen beperkt.

Door middel van de wet, in samenhang met een pakket van (financiële) maatregelen, Europese samenwerking en samenwerking met andere overheden, worden de mogelijkheden om de luchtkwaliteit concreet aan te pakken, binnen de Europese en nationaalrechtelijke kaders, maximaal benut. De wet voorziet onder meer in het rijksprogramma Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), het begrip "in betekenende mate" (ibm) en gebiedssaldering. De kern van de wet wordt gevormd door een programmatische aanpak om de grenswaarden zo snel als redelijkerwijs mogelijk is te halen door de introductie van het begrip "in betekenende mate".

Ingevolge artikel 5.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan de bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan, waarvan de uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, worden uitgeoefend indien (samengevat) aannemelijk is gemaakt dat:

  1. 1. deze uitoefening niet leidt tot het overschrijden of waarschijnlijk overschrijden, van een in bijlage 2 van de wet opgenomen grenswaarde;
  2. 2. de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van die uitoefening of toepassing per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of
  3. 3. bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
  4. 4. deze uitoefening niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen;
  5. 5. deze uitoefening is genoemd of beschreven in, dan wel betrekking heeft op, een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is vastgesteld programma (NSL).

In bijlage 2 van de wet zijn de grenswaarden, plandrempel en alarmdrempels voor de diverse stoffen opgenomen.

Tabel Grenswaarden maatgevende stoffen

stof toetsing van grenswaarde geldig vanaf
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ 2010
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ 2005
dagnorm 24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ 2005

De dagnorm 24-uurgemiddelde concentratie houdt in dat de norm voor fijn stof (PM10) maximaal 35 dagen per jaar mag worden overschreden. Daarnaast geldt een plaatsafhankelijke aftrek voor de jaargemiddelde norm voor fijn stof. Voor Amsterdam bedraagt de aftrek voor het jaargemiddelde fijn stof 6 µg/m³ en voor het 24-uurgemiddelde 6 overschrijdingen per jaar. Met deze aftrek mag de dagnorm derhalve 41 keer worden overschreden.

Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) in Amsterdam het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de wet veroorzaakt. Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang.

Wetsontwerp Wijziging van de Wet milieubeheer (implementatie en derogatie luchtkwaliteitseisen)

Het wetsvoorstel dient de navolgende doelen:

  1. 1. implementatie van richtlijn nr. 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PbEG L 152), hierna te noemen: de richtlijn;
  2. 2. implementatie van het uit die richtlijn volgende uitstel en vrijstelling van de verplichting om aan bepaalde grenswaarden te voldoen (derogatie). Dit krijgt zijn beslag in de desbetreffende voorschriften van bijlage 2 van de Wm. Daartoe worden de ingangsdata van de desbetreffende (inhoudelijk ongewijzigde) normen gewijzigd, met een nadere invulling bij algemene maatregel van bestuur binnen het wettelijke kader.
  3. 3. wettelijke regeling van enige onderwerpen die volgen uit de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel dat leidde tot de wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) alsmede van enige onderwerpen van juridisch-technische aard.

Het wetsvoorstel is in september 2008 ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken 31 589) en is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Besluit en Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Artikel 5.16, eerste lid, onder b, van de wet introduceert het begrip "niet in betekende mate. In het Besluit 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit Nimb) en de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (Regeling Nimb) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip "niet in betekende mate (nimb)". Projecten waarvan vastgesteld is dat deze 'niet in betekenende mate' (nimb) bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

In artikel 2 van het besluit Nimb is bepaald dat indien aannemelijk is gemaakt dat de uitoefening van een of meer bevoegdheden of de toepassing van een of meer wettelijke voorschriften niet in betekenende mate bijdragen, als gevolg van die uitoefening of toepassing, indien: de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide:

  1. 1. met ingang van het tijdstip dat het NSL in werking is getreden niet de 3%- grens overschrijdt;
  2. 2. tot het tijdstip dat het NSL in werking niet de tijdelijke 1%- grens overschrijdt.

In de Regeling Nimb is voor bepaalde categorieën van projecten de (tijdelijke) 1%-grens getalsmatig geconcretiseerd. Voor deze categorieën is het wettelijk geregeld dat in die gevallen de negatieve effecten de 1%-grens in ieder geval niet overschrijden. Dit betekent dat in de aangewezen gevallen zelfs geen indicatieve berekening hoeft plaats te vinden en dat het project zonder verdere motivering of toetsing door kan gaan.
De belangrijkste aangewezen categorieën voor de 1%-grens zijn de bouw van niet meer dan 500 woningen (of 1.000 woningen indien er twee ontsluitingswegen zijn met een gelijkmatige verkeersverdeling) en de bouw van kantoren met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 33.333 m2 ( of 66.667 m2 indien er twee ontsluitingswegen zijn met een gelijkmatige verkeersverdeling). Verder zijn er nog drempels opgenomen voor de aanleg van gemengde woningbouw- en kantoorlocaties en voor het oprichten van landbouwinrichtingen en spoorwegemplacementen. In de toekomst zal deze lijst nog aangevuld worden met categorieën voor infrastructuur.

Om versnippering van 'in betekenende mate' (ibm) projecten in meerdere nimb-projecten te voorkomen is een anticumulatie artikel opgenomen. Deze heeft betrekking op aan elkaar grenzende of in elkaars directe nabijheid gelegen bedrijfslocaties, kantoorlocaties, woningbouwlocaties of locaties voor inrichtingen of infrastructuur die (samengevat) worden gerealiseerd die gebruikmaken van dezelfde ontsluitingsinfrastructuur en die aan elkaar grenzen of in elkaars nabijheid zijn gelegen (tot maximum 1000 meter). In het Besluit Nimb is het bepaald dat deze locaties als één locatie worden gezien. Dit is om te voorkomen dat grote projecten in kleine stukjes worden opgedeeld die allemaal onder de Nimb-regeling zouden kunnen vallen.

Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007

Ook in het nieuwe wettelijk stelsel voor luchtkwaliteit bestaat de mogelijkheid van projectsaldering. Saldering is de mogelijkheid om ruimtelijke plannen uit te voeren in gebieden waar te veel fijn stof en stikstofdioxide in de lucht zit. Het gaat daarbij ook om plannen die de luchtkwaliteit ter plekke iets kunnen verslechteren, maar in een groter gebied per saldo verbeteren. De saldobenadering voor projecten is vastgelegd in artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder b, sub 1 en 2, van de Wet milieubeheer. Projecten in gebieden waar de grenswaarden worden overschreden kunnen, evenals onder het voorheen geldende Besluit luchtkwaliteit 2005 doorgaan als de concentratie van een stof gelijk blijft of verbetert (sub 1, projectsaldering in enge zin) en ook als weliswaar de concentratie van een stof verder verslechtert, maar er per saldo, door de inzet van extra maatregelen of door het optreden van gunstige effecten elders, sprake is van een verbetering van de luchtkwaliteit (sub 2, projectsaldering in ruime zin). Net zoals onder het regime van het Besluit luchtkwaliteit 2005 gelden er belangrijke wettelijke voorwaarden waaraan met name bij de projectsaldering als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder b, sub 2, dient te worden voldaan.

Projectsaldering is aan de orde wanneer de gevolgen van een project de 3% grens, dan wel de tijdelijke 1% grens voor 'niet in betekenende mate' overschrijden. Bij het bepalen van de precieze gevolgen van het in betekenende mate project speelt die grens vervolgens geen rol meer. De omvang van de salderingsopgave beslaat immers de gehele verslechtering. Bij het bepalen van de omvang van het studiegebied zullen alle significante gevolgen dienen te worden meegenomen.

De regeling stelt eisen aan overheden om ruimtelijke besluiten goed te onderbouwen en motiveren.

Regeling beoordeling luchtkwaliteit

De Regeling beoordeling luchtkwaliteitbevat voorschriften over metingen en berekeningen om de concentratie en depositie van luchtverontreinigende stoffen vast te stellen. Verder schrijft de regeling rapportage voor van de uitkomsten van metingen en berekeningen. De regeling vereist ook een plan met maatregelen om een goede luchtkwaliteit te bewerkstelligen in geval van overschrijding.

Op 19 december 2008 is een wijziging van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl) in werking getreden. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • geen beoordeling van de luchtkwaliteit op plaatsen waar het publiek geen toegang heeft en waar geen bewoning is;
  • geen beoordeling van de luchtkwaliteit op bedrijfsterreinen of terreinen van industriële inrichtingen (hier gelden de ARBO regels). Dit omvat mede de (eigen) bedrijfswoning;
  • geen beoordeling van de luchtkwaliteit op de rijbaan van wegen, en op de middenberm van wegen, tenzij voetgangers normaliter toegang hebben tot de middenberm.

Verder is in het gewijzigde Rbl het zogenaamde blootsstellingscriterium verankerd. Dit houdt in dat de luchtkwaliteit alleen behoeft te worden berekend of gemeten op plaatsen waar significante blootstelling van mensen plaatsvindt. Het gaat om blootstelling gedurende een periode, die in vergelijking met de middelingstijd van de grenswaarde (jaar, etmaal, uur) significant is.

Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)"

Op 16 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in werking getreden. De Algemene Maatregel van Bestuur is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken

Het besluit roept een onderzoeksplicht in het leven binnen zones van respectievelijk 300 meter vanaf de rand van een rijksweg en 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg. Indien een gevoelige bestemming (geheel of gedeeltelijk) binnen die zone voorzien wordt en op de locatie waar die gevoelige bestemming wordt voorzien sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding van een grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM10) of voor stikstofdioxide als bedoeld is realisering van die gevoelige bestemming alleen toegestaan indien dat niet leidt tot een toename van het aantal ter plaatse verblijvende personen.

Indien binnen zo'n zone de grenswaarden voor PM10 of NO2 wordt overschreden of dreigt te worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen.

Als gevoelige bestemmingen worden aangemerkt gebouwen geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik ten behoeve van basisonderwijs, voortgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarige, kinderopvang, verzorgingstehuis, verpleegtehuis of bejaardentehuis

Het besluit is geldt voor nieuwe situaties of indien het de uitbreiding van een bestaande gevoelige bestemming betreft mag die uitbreiding alleen gerealiseerd worden indien de toename eenmalig ten hoogste 10% van het aantal daar reeds verblijvende personen bedraagt.

Voor Amsterdam geldt op grond van het Actieplan Luchtkwaliteit een verdergaande verplichting om rekening te houden met gevoelige bestemmingen.

9.3 Resultaten Onderzoeken

In de rapportage "Luchtkwaliteitsonderzoek Kavel 17 te Amsterdam", Peutz, rapportnummer FA 18682-2-RA, 3 augustus 2009, zijn de resultaten opgenomen van het onderzoek naar de luchtkwaliteitsaspecten van de nieuwbouw op kavel 17 waarin dit bestemmingsplan voorziet.

Onderzocht zijn de naar verwachting optredende immissieconcentraties stikstof dioxide (NO2) en fijn stof (PM10) berekend tengevolge van het verkeer op de nabijgelegen lokale wegen, zowel inclusief als exclusief het verkeer van/naar kavel 17. Er is gebruik gemaakt van standaardrekenmethode 1 uit de Regeling beoordeling luchtkwaliteit. In het onderzoek zijn de jaren 2009 (huidige situatie), 2010 en 2019 beschouwd.

Voor de verkeersintensiteiten is uitgegaan van de door de Dienst Infrasructuur Verkeer en Vervoer opgegeven verkeersintensiteiten ("Verkeersonderzoek Kavel 17 Centrumgebied Zuidoost", Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer, O. Seinen, concept 17 juli 2009).

Uit het onderzoek blijkt dat in de nabije omgeving van kavel 17 de optredende jaargemiddelde en uurgemiddelde immissieconcentraties NO2 voor geen van de beschouwde jaren en situaties de gestelde plandrempel/grenswaarden uit de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) zullen overschrijden. Tevens wordt geconcludeerd dat de optredende jaargemiddelde en daggemiddelde immissieconcentraties PM10voor geen van de beschouwde jaren en situaties de gestelde grenswaarden uit de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) zullen overschrijden.

Overigens wordt geconcludeerd dat op grotere afstand van kavel 17 (bijvoorbeeld ter plaatse van op- en afritten van snelwegen) de luchtkwaliteit (beperkt) beter zal worden, aangezien het plan, in vergelijking met de toegestane functies in het vigerende bestemmingsplan, leidt tot verlaging van de verkeersintensiteiten op de omliggende wegen.

9.4 Conclusie

Inzake luchtkwaliteit bestaan op basis van dit onderzoek dus geen belemmeringen voor de nieuwbouw op kavel 17 in het gebied ArenAPoort West.

Hoofdstuk 10 Externe Veiligheid

10.1 Algemeen

Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving voor het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen); het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen) en het gebruik van luchthavens.

BEVI en REVI
Op 27 oktober 2004 zijn het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI) in werking getreden. Het BEVI legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het Besluit risico's Zware ongevallen 1999 (BRZO) vallen, zoals LPG-tankstations, opslagplaatsen (PGS), ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen.

Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
Op 4 augustus 2004 is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (verder: de Circulaire) in werking getreden. En op 10 juli 2008 is de Wijziging en verlenging Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in werking getreden. De Circulaire beschrijft het beleid van de overheid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. De overheid vraagt gemeenten, provincies en infrabeheerders om medewerking aan dit beleid te verlenen door bij de besluitvorming die onder hun verantwoordelijkheid valt, de veiligheidsbelangen overeenkomstig deze Circulaire af te wegen. Hierbij gaat het om diverse besluiten gerelateerd aan vervoer van gevaarlijke stoffen, milieu en ruimtelijke ordening.

Bij externe veiligheid gaat het om het binnen aanvaardbare grenzen houden van risico's bij de productie, opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

10.2 Resultaten Onderzoeken

Op kavel 17 worden geen BEVI inrichtingen gevestigd die nadelige milieueffecten kunnen veroorzaken. In de omgeving van het project zijn geen BEVI-inrichtingen gevestigd die externe risico's opleveren voor het onderhavig project. Het project ligt niet binnen de veiligheidszone van Schiphol, noch binnen de risicozones van een buisleiding.

De locatie is gelegen buiten 200 meter van het spoor, rijksweg en waterwegen, waarover vervoer gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Weg, spoor en water leggen vanuit externe veiligheid in principe geen beperkingen op aan de ruimtelijke ontwikkeling. Buiten de 200 meter contour gelden volgens de Circulaire in principe geen beperkingen ten aanzien van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Het projectterrein ligt wel binnen de risicozone van de door burgemeester en wethouders van Amsterdam voor uitzonderlijke gevallen aangewezen gevaarlijke stoffenroute over de Holterbergweg en de Hoogoordreef. Gezien het feit dat de tijdelijke route niet aansluit op andere routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het hoogst onwaarschijnlijk dat een vrachtwagen met gevaarlijke stoffen hier daadwerkelijk gebruik van maakt. Er is derhalve geen sprake van externe veiligheidsrisico's.

Het projectterrein ligt wel binnen de risicozone van de door de gemeenteraad van Amsterdam op 23 mei 2007 voor uitzonderlijke gevallen aangewezen gevaarlijke stoffenroute over de Holterbergweg en de Hoogoordreef. De op tekening aangegeven route sluit echter niet aan op andere routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, noch binnen de gemeente Amsterdam, noch binnen de aangrenzende gemeente Ouder-Amstel.

De route is derhalve slechts bereikbaar voor niet-routeplichtige gevaarlijke stoffen, zoals benzine en diesel. In de raadsvoordracht is aangegeven dat het vervoer van niet-routeplichtige gevaarlijke stoffen binnen de gemeente, voor alle wegen vrij is, met uitzondering van de doorgang onder de ArenA en twee tunnels, namelijk de Piet Heintunnel en de IJtunnel. De hierbedoelde aangewezen route blijkt voor het vervoer van niet-routeplichtige gevaarlijke stoffen slechts een omleiding te betreffen, zodanig dat dit niet onder de ArenA door wordt geleid. In de praktijk blijkt dat hier nagenoeg geen gebruik van gemaakt. In dit geval moet er gedacht worden aan minder dan één keer per jaar. Gelet op deze bijzondere lage frequentie is het hiermee aanwezige risico aanvaarbaar.

Voor routeplichtige stoffen als LPG geldt dat vervoerders slechts gebruik mogen maken van niet voor vervoer van gevaarlijke stoffen aangewezen wegen, indien B&W daarvoor ontheffing hebben verleend. De bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing is gemandateerd aan de politie, waarbij advies wordt ingewonnen bij de brandweer. Uit informatie van deze instanties blijkt dat van de ontheffingsmogelijkheid geen gebruik wordt gemaakt.

Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat deze route op het gebied van externe veiligheid geen risico's oplevert.

Voor een groter gebied, waaronder het gehele gebied ArenAPoort, is een studie verricht naar de externe veiligheidsrisico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor Amsterdam - Utrecht ("Externe veiligheid spoor Amstel - Abcoude", projectnummer 071197, AVIV 20 juni 2008, met een actualisatie d.m.v. de "Notitie Groepsrisico spoor Amstel - Abcoude op basis van de marktverwachting 2020", projectnummer 071197, AVIV 26 juni 2008).

In genoemde rapportages wordt voor het PR geconcludeerd dat het geen belemmering vormt voor ruimtelijke ontwikkelingen. De berekeningen leiden niet tot een contour voor de grenswaarde van 1.0 10-6 /jr zodat er zich geen bebouwing bevindt binnen deze grenswaarde.

Voor het GR worden grote verschillen geconstateerd naar gelang de omstandigheden waaronder het vervoer plaatsvindt. Relevant zijn de situaties dat het transport in bonte- of bloktreinen plaatsvindt, de toename van nieuwbouwplannen in het gebied en de prognoses en marktverkenningen vanuit de vervoerder. Voor het directe invloedsgebied nabij het spoor, waar van een grote dichtheid in bebouwing sprake is, is het GR, uitgaande van vervoer in bonte treinen en de meest recente marktverkenningen tot 2020, ruim boven de orientatiewaarde.

Uit een berekening blijkt dat de bijdrage van het onderhavige project op het GR nagenoeg nihil is ("Invloed plan Kavel 17 op groepsrisico baanvlak Breukelen - Duivendrecht", AVIV, projectnummer 071197, 12 augustus 2009).

Kavel 17 bevindt zich op bijna 330 meter van de westelijke zijde van het spoor. Op die afstand loopt het project dermate gering risico ten gevolge van het vervoer per spoor, dat de ontwikkeling op deze locatie verantwoord is.

10.3 Conclusie

De uitvoering van het project is verantwoord aangezien de bebouwing, gelet op de afstand van het spoor, geen verslechtering van de risico's oplevert. De ontwikkeling wordt, gelet op de afstand ten opzichte van het spoor verantwoord geacht. Evenmin levert de voor uitzonderlijke gevallen aangewezen gevaarlijke stoffen route in de nabijheid van het plangebied externe veiligheidsrisico op.

Externe veiligheid vormt aldus geen belemmering voor het onderhavige plangebied.

Hoofdstuk 11 Milieuzonering

11.1 Algemeen

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
In het bestemmingsplan kan de afstand tussen milieugevoelige en milieubelastende activiteiten worden vastgelegd. Het regelen van die afstand wordt ook wel milieuzonering genoemd. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving. Instrumenten van ruimtelijke ordening en milieu kunnen elkaar daarbij ondersteunen.

In het plangebied worden geen milieubelastende bedrijven en gevoelige bestemmingen als woningen mogelijk gemaakt. Er bestaat geen aanleiding voor het opnemen van een milieuzonering.

Hoofdstuk 12 Bodem

12.1 Algemeen

In het algemeen geldt dat verontreiniging van de bodem (grond en grondwater) moet worden voorkomen. Uitgangspunt is dat de bodem schoon is en dat dat zo moet blijven (zorgplicht). Voor vervuilde bodems geldt dat deze functiegericht en kostenefficiënt gesaneerd moeten worden. Voorwaarde is dat hierbij geen verspreiding van of ontoelaatbare blootstelling aan verontreiniging optreedt. De Wet bodembescherming geeft regels voor bodemverontreiniging, waarvan sprake is als het gehalte van een stof in de grond of in het grondwater de voor de stof geldende streefwaarde overschrijdt.

12.2 Regelgeving

Wettelijk kader is de Wet Bodembescherming. Bij het opstellen van een bestemmingsplan is in ieder geval een verkennend onderzoek naar eventuele bodemverontreiniging noodzakelijk, waarbij vaak met een literatuuronderzoek volstaan kan worden. Als er aanwijzingen zijn voor een eventuele verontreiniging is verder onderzoek vereist, om uiteindelijk vast te kunnen stellen of en hoe, bijvoorbeeld na sanering een beoogde nieuwe bestemming kan worden gerealiseerd. Of een verontreiniging acceptabel is hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden.

12.3 Resultaten Onderzoeken

In het kader van de Milieueffectrapportage voor de ontwikkeling van kavel 17A (Ziggo Dome) is de bodem voor zowel kavel 17A als de naastgelegen kavel 17 in 2008 onderzocht (MER Music (thans Ziggo) Dome Amsterdam Zuidoost, projectnr. 1907-162721, april 2008, hoofdstuk 8.3. Ruimtelijke Onderbouwing, Bijlage Bodem (Rapporten Syncera Milieu, 26 oktober 2006 en 12 maart 2007).

Op de geplande bouwlocatie zijn (o.g.v. gegevens Bodemloket) geen historische bodemverontreinigende activiteiten bekend. Door uitgraving van grond voor de ondergrondse parkeerkelder onder kavel 17 en deels 17A komt grond vrij. Er zijn geen aanwijzingen bekend, dat deze vervuild is en niet regulier afgevoerd of elders hergebruikt zou kunnen worden.

Genoemde ondergrondse opslag- en parkeerkelder worden vooruitlopend op het onderhavige bestemmingsplan binnen het huidige planologische kader gerealiseerd. De bebouwing die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt wordt bovenop de dan reeds gerealiseerde ondergrondse parkeerkelder geplaatst.

12.4 Conclusie

Het oprichten van een hotel-, kantoor en multipurpose gebouw heeft geen effect op de bodemkwaliteit. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het project.

Hoofdstuk 13 Water

13.1 Algemeen

Op grond van artikel3.1.6, lid bvan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen over de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit is de zogenaamde waterparagraaf.

Deze waterparagraaf moet inzicht geven in de wijze waarop het waterbeleid is vertaald naar de plankaart en de voorschriften van het bestemmingsplan. Daarbij wordt een beschrijving gegeven van de wijze waarop bij het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Daarbij wordt aandacht besteed aan de volgende onderdelen:

  1. 1. ruimtelijk relevant waterbeleid;
  2. 2. de taken van de waterbeherende instantie;
  3. 3. het overleg met de waterbeherende instantie;
  4. 4. het huidige watersysteem;
  5. 5. het toekomstige watersysteem.

De waterparagraaf geeft ook een weergave van de watertoets. Het doel van de watertoets is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets heeft betrekking op alle waterhuishoudkundige aspecten, zoals veiligheid, wateroverlast, riolering, watervoorziening, volksgezondheid, bodemdaling, grondwaterkwaliteit, verdroging en natte natuur.

Hieronder wordt eerst de toepasselijke regelgeving beschreven. Naast de Europese en nationale wetgeving worden ook de toepasselijke (beleids)regels van de bevoegde lagere organen genoemd.

Het waterschap Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) is de water (kwaliteit- en kwantiteit) beheerder van het gebied de Amstel. Zij heeft sinds 2006 haar uitvoeringsorganisatie bij Waternet ondergebracht.

Hierna worden de verschillende waterhuishoudkundige aspecten in beschouwing genomen.

13.2 Regelgeving

Kaderrichtlijn Water en waterplannen
Op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) die sinds 2000 van kracht is moeten lidstaten ervoor zorgen dat uiterlijk in het jaar 2015 een 'goede toestand' van de Europese wateren wordt bereikt. In dat jaar moet het oppervlaktewater en grondwater van de lidstaten voldoen aan de milieudoelstellingen zoals omschreven in artikel 4 van de richtlijn. De lidstaten moeten er voor zorgen dat voor oppervlaktewateren de best mogelijke ecologische en chemische toestand wordt bereikt die redelijkerwijs haalbaar is. Voor grondwater geldt dat een goede chemische toestand moet worden gerealiseerd. Bovendien moet een evenwicht worden bereikt tussen onttrekking en aanvulling van grondwater.

Door middel van de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW omgezet in Nederlandse wetgeving. Deze wet regelt aanpassing van de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet op de waterhuishouding (Wwh). De milieudoelstellingen als bedoeld in artikel 4 van de KRW zullen worden geïmplementeerd door vaststelling van milieukwaliteitseisen in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) of provinciale verordeningen op grond van artikel 5.2b Wm.

De kaderrichtlijn heeft tot doel landbouwoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren, en grondwater te beschermen om:

  • van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren;
  • de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen;
  • het aquatisch milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging;
  • de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.

De kaderrichtlijn moet onderdeel zijn van het gemeentelijk beleid en derhalve ook van het ruimtelijk beleid. In dit verband is van belang het op 25 juni 2009 gesloten Nationaal Bestuursakkoord Water, dat o.a. in verband met de implementatie van de kaderrichtlijn is geactualiseerd. In dit akkoord zijn de inspanningen beschreven om de waterhuishouding tegen de achtergrond van de richtlijn en de nieuwe klimaatscenario's op orde te brengen en te houden.

Nationaal Bestuursakkoord 25 juni 2009 en vertaling naar gemeentelijk beleid
Om aan deze verplichting te voldoen stellen waterbeheerders op alle niveaus plannen voor waterbeheer in de zin van de Wet op de waterhuishouding op en nemen – indien noodzakelijk – maatregelen om de goede chemische en ecologische toestand te bereiken.

Ook het waterschap Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) werkt mee aan dit akkoord. Afgesproken is dat voor 2015 de maatregelen genomen moeten zijn om wateroverlast te bestrijden.

De eerste fase van het akkoord bestaat uit de toetsing van het gebied aan de normen voor wateroverlast. De normen zijn gebaseerd op de voorspellingen van het KNMI voor het jaar 2050. Volgens deze klimaatvoorspelling gaat het in de komende decennia harder en langduriger langer regenen maar er zijn ook meer perioden met droogte te verwachten. De berekeningen voor het beheersgebied Amstel, Gooi en Vecht zijn voor 97% voltooid. Het resterende deel wordt ook nog getoetst maar zal volgens de eerste berekeningen geen echt grote knelpunten opleveren.
Uit de toetsing blijkt dat 99 procent van het beheergebied van AGV voldoet aan de normen voor wateroverlast. De resterende 1% van het gebied, 493 hectare, is voor het grootste deel grasland en voor een klein deel stedelijk gebied. AGV kan ongeveer de helft van de risico's voor wateroverlast opvangen met kleinere maatregelen. Zoals het verbreden van een watergang of het aanleggen van een (kleine) waterberging. De andere helft vraagt om ingrijpende maatregelen waarvoor overleg en toezeggingen nodig zijn van derden, zoals provincies en gemeenten. Voor het stedelijke gebied maakt het waterschapsbestuur plannen samen met de betrokken gemeenten. Tenslotte worden ook afspraken met andere waterbeheerders gemaakt over de verdeling van het water in droogte perioden.

Typerend voor AGV is de integrale benadering van waterthema's. De voorgenomen maatregelen zijn niet alleen een antwoord op eventuele wateroverlast maar stimuleren ook de waterkwaliteit en helpen tegen de verdroging.

Waterbeheer is niet alleen een zaak voor individuele waterschappen. In het verlengde van de regelgeving die in Europees verband is opgesteld en waarop landelijke wetgeving is gebaseerd, stelt AGV de Keur op. Dit is de verordening waarmee zij de waterkwaliteit verbetert, de doorstroming in de sloten beschermt en de dijken sterk houdt.

Keur
De Waterschapswet zegt in artikel 78 dat het waterschap verordeningen mag opstellen voor de "behartiging van aan het waterschap opgedragen taken". Op 9 maart 2006 is de Integrale Keur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht vastgesteld.

De Keur van AGV is gericht op het beschermen van de water aan- en -afvoer, de bescherming tegen wateroverlast en overstroming en op het beschermen van de ecologische toestand van het watersysteem. In de toelichting bij de Keur is aangegeven dat de aanleg van verhard oppervlak in beginsel leidt tot een grotere belasting van het oppervlaktewatersysteem en/of rioleringssysteem, omdat pieken in de regenafvoer minder worden afgevlakt door infiltratie. Bij nieuwbouw in stedelijk gebied, verdichting in bestaand stedelijk gebied of de aanleg van wegen is sprake van verharding van gebieden waar voorheen water in de bodem kon worden geborgen. De toename van de belasting van het oppervlaktewatersysteem moet daarom worden gecompenseerd door de initiatiefnemer. Dat betekent dat het watersysteem na de realisering van de verharding niet zwaarder belast mag worden dan voordien. Op grond van artikel 16, onder a, van de Keur is het verboden om in stedelijk gebied meer dan 1.000 vierkante meter verharding aan te brengen of het verhard oppervlak met 1.000 vierkante meter te laten toenemen. Het Dagelijks Bestuur van het waterschap kan ontheffing verlenen van deze verbodsbepaling.

Legger
De legger is een openbaar register van AGV waarin wordt bepaald aan welke eisen (diepte, hoogte, sterkte enz.) de wateren, dijken en kunstwerken moeten voldoen. Het is een openbaar register van het waterschap en dient als uitwerking van de Keur.

Waterbeheerplan AVG 2006-2009
Het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht zorgt voor schoon water op het juiste peil en voor droge voeten in het beheergebied.

Daarnaast zal de focus liggen op de volgende aspecten:

  • het implementeren van de KRW;
  • het op de rol zetten van acties die nodig zijn om de verwachte klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande wateroverlast problemen het hoofd te bieden (gericht op het nakomen van de afspraken uit het Nationaal Bestuursakkoord Water in 2015);
  • een nieuwe benadering van de afvalwaterketen, waarbij het uitgangspunt is: die maatregelen treffen in de afvalwaterketen, die het meest kosteneffectief zijn voor het realiseren van de watersysteemdoelen.

Waterwet
Naar verwachting treedt op 22 december 2009 de Waterwet in werking. De Waterwet vervangt de bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland:

  • Wet op de waterhuishouding
  • Wet op de waterkering
  • Grondwaterwet
  • Wet verontreiniging oppervlaktewateren
  • Wet verontreiniging zeewater
  • Wet droogmakerijen en indijkingen (Wet van 14 juli 1904)
  • Wet beheer rijkswaterstaatswerken (het zogenaamde 'natte gedeelte')
  • Waterstaatswet 1900
  • Ook verhuist de saneringsregeling voor waterbodems van de Wet bodembescherming naar de Waterwet (dit gebeurt via de Invoeringswet).

Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet voor de waterschappen bestaan.

Met de Waterwet zijn het Rijk, de waterschappen, de gemeenten en de provincies straks beter in staat om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook is het gebruik van water in de wet geregeld. Denk hierbij aan water voor scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water(systeem).

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten.

Nota grondwater Amsterdam 2007-2011
Deze beleidsnota vervangt de nota 'Leven met grondwater' en het beleidsdocument 'Grondwaterzorg Amsterdam 2002-2006'. De nota heeft tot doel vermindering van de grondwateroverlast en onderlast. Het streefbeeld voor langere termijn gaat uit van 80% minder bestaande overlast en geen nieuwe problemen.

Bij nieuwbouwplannen wordt de volgende voorkeursvolgorde gehanteerd om de inrichting en het gebruik van het plangebied af te stemmen op de grondwatersituatie:

  1. a. aanleg van open water;
  2. b. integraal ophogen van het maaiveld;
  3. c. grondverbetering;
  4. d. aanpassing in de bouwwijze of het gebruik.

13.3 Watertoets

De waterparagraaf geeft ook een weergave van de watertoets. Het doel van de watertoets is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De meerwaarde van de watertoets is dat zij zorgt voor een vroegtijdige systematische aandacht voor het meewegen van wateraspecten in ruimtelijke plannen en besluiten

De Handreiking Watertoets 2 uit december 2003 van het ministerie van Verkeer en Waterstaat omschrijft de watertoets als het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij de totstandkoming van het bestemmingsplan. De watertoets heeft betrekking op alle waterhuishoudkundige aspecten, zoals veiligheid, wateroverlast, riolering, watervoorziening, volksgezondheid, bodemdaling, grondwaterkwaliteit, verdroging en natte natuur.

De bebouwing die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt wordt opgericht op het dak van de parkeerkelder die op grond van het vigerende bestemmingsplan "Centrumgebied Amsterdam Zuidoost" reeds is vergund. Het project wordt aldus gerealiseerd op reeds verhard terrein. Op de kavel dan wel aangrenzend bevindt zich geen water.

Het geldende bestemmingsplan voorziet reeds in de bebouwing van kavel 17. Op basis van dit bestemmingsplan is een kantoorgebouw van 150 m hoog en de daarbij behorende verharding al mogelijk. Uit de toelichting van genoemd bestemmingsplan blijkt dat de ontwikkeling van het gebied gerealiseerd kan worden, zonder dat de minimaal vereiste hoeveelheid oppervlakte water zijnde 6 % van het totale gebied in gevaar komt. Voor realisatie van het gebouw op kavel 17 is geen watercompensatie nodig.

In het kader van de MER-procedure voor de geplande bebouwing van de naastgelegen kavel 17A (Ziggo Dome) heeft in 2008 onderzoek op de aspecten bodem en grondwater plaatsgevonden ("Onderzoek geohydrologische effecten bebouwing Kavel 17" (ihkv MER Music Dome), Ingenieursbureau Amsterdam (IBA), projectnummer 50101100, 5 juli 2006. In dit onderzoek is tevens het grondgebied van kavel 17 betrokken. Uit dit onderzoek blijkt dat de kwaliteit en kwantiteit van het (grond)water met de voorgenomen bouw niet worden aangetast.

13.4 Resultaten Onderzoek

Gezien het bovenstaande onder 13.3 is in het kader van dit bestemmingsplan geen specifiek nader onderzoek verricht.

13.5 Conclusie

Het aspect water levert geen belemmering op voor de realisering van het onderhavige project.

Hoofdstuk 14 Natuur En Landschap

14.1 Algemeen

Twee wettelijke regelingen zijn van belang:

  1. 1. de Natuurbeschermingswet 1998 (NBW 1998) voor de gebiedsbescherming;
  2. 2. de Flora- en faunawet (FFW) voor de soortenbescherming.

Daarnaast zijn waardevolle gebieden uit de ecologische hoofdstructuur beschermd op basis van beleid, zoals het Structuurschema Groene Ruimte of het provinciale ecologische beleid. De effecten van de ontwikkeling op beschermde natuurgebieden en beschermde soorten moeten worden onderzocht en getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet.

14.2 Resultaten Onderzoeken

In het kader van de in 2008 uitgevoerde MER voor de naastgelegen kavel 17A (Ziggo Dome) heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de natuurwaarden voor zowel kavel 17A als kavel 17 waarop het hotel-, kantoor- en multipurpose gebouw worden gerealiseerd ("Natuurtoets Music Dome", (kavels 17 en 17A) (ihkv MER Music Dome), Dienst Ruimtelijke Ordening, Planteam Groen, Ecologie, stedelijke Recreatie en Water, september 2007).

Kavel 17 maakt geen onderdeel uit van Natura 2000 gebieden, ecologische hoofdstructuur of de hoofdgroenstructuur van Amsterdam.

De planlocatie (kavel 17) bestaat in de huidige situatie uit een braakliggend terrein, begroeid met gras, in de lus van de afslag Burgemeester Stramanweg – Holterbergweg. Het gras wordt een keer per jaar gemaaid. Rondom de sloot op de kavel is het ruiger en biedt de vegetatie dekking aan veldmuis en gewone bosspitsmuis. In de oever broeden incidenteel wilde eend, meerkoet en soms waterhoen. De sloot is onderdeel van het grotere peilvlak, waarin de groene kikker en algemene soorten als snoek en rietvoorn voorkomen. Beschermde vissoorten zijn in dit peilvlak nooit aangetroffen. Op de geplande bouwkavel broedt jaarlijks een kolonie kokmeeuwen, visdiefjes en enkele zwartkopmeeuwen. De belangrijkste broedplaatsen van visdiefjes en zwartkopmeeuwen in en rond Amsterdam is de Hoeckelingsdam in het IJmeer.

In de omgeving van de locatie liggen sportparken en volkstuinen. Door de drukke infrastructuur is de locatie voor grondgebonden dieren moeilijk bereikbaar. In de ten noorden van het plangebied en ten westen van de A2 gelegen Duivendrechtse polder komt de rugstreeppad voor. Een ecologische verbinding tussen het plangebied en het genoemde poldergebied ontbreekt. Aangezien de rugstreeppad in het plangebied niet voorkomt, is een ontheffingsplicht niet aan de orde. Om te voorkomen dat de rugstreeppad zich mogelijkerwijs toch in het plangebied vestigt, wordt aanbevolen om tijdens de voorbereiding en uitvoering van de werkzaamheden ervoor te zorgen dat ter plaatse geen voortplantingswater in de vorm van poeltjes ontstaat.

Door de bebouwing van kavel 17 verdwijnt het groene gebied in de lus van de afslag en daarmee de mogelijkheid voor kokmeeuwen, visdiefjes, en zwartkopmeeuwen om op de grond te broeden. Ook de landbiotoop voor veldmuizen en bosspitsmuizen en een deel van de sloot verdwijnt. Een ontheffingsaanvraag op grond van de Flora- en Faunawet is voor genoemde soorten echter niet nodig. De nesten van de broedvogels zijn gedurende het broedseizoen wel beschermd. Verstoring tijdens het broedseizoen dient te worden voorkomen en daar is met de uitvoering van het project goed rekening mee te houden. Voor de in het plangebied voorkomende grondgebonden soorten, zoals de muizen en de groene kikker, geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling.

Er is geen sprake van verstoring van ecologische relaties. Het gebied ligt in de huidige situatie al ingeklemd tussen wegen en herbergt weinig ecologische waarden. Vanuit de Flora- en Faunawet is compensatie niet noodzakelijk. Voordat het broedseizoen begint zal het plangebied onaantrekkelijk worden gemaakt voor broedvogels.

Door de bouw van de ondergrondse parkeergarage onder kavel 17, die op basis van het geldende bestemmingsplan kan worden gerealiseerd, wordt het huidige terrein verhard en zal het onderhavige bestemmingsplan aldus geen verstoring van ecologische relaties teweegbrengen.

14.3 Conclusie

Het aspect natuur en landschap levert geen belemmeringen op voor de realisering van het project.

Hoofdstuk 15 Cultuurhistorie En Archeologie

15.1 Algemeen

Cultuurhistorie omvat vele aspecten zoals het archeologisch erfgoed, (archeologische) monumenten, landschappelijke elementen en structuren, stedenbouwkundige structuren en delen van de infrastructuur. Het binnen een plangebied aanwezige cultuurhistorische erfgoed moet worden behouden en vormt de basis voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het gaat niet alleen om de erkende monumenten. De wijze van bescherming via het bestemmingsplan is afhankelijk van de karakteristiek van de cultuurhistorische elementen of gebieden, maar ook van de strategieën: instandhouding, aanpassing en vernieuwing. Het gaat om maatwerk. Van belang zijnde aspecten zijn: (archeologische) rijksmonumenten, (toekomstige) gemeentelijke monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten (kaart 5 van het streekplan), cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwingsstroken, gebouwen en onderdelen van dorpskernen alsmede bekende en te verwachten archeologische waarden.

In gebieden waar archeologische waarden voorkomen, of een reële verwachting bestaat dat zij aanwezig zijn, zal hiermee rekening moet worden gehouden bij het ontwikkelen van gebied. Het archeologisch erfgoed kan zijn:

  1. 1. beschermde terreinen op grond van de Monumentenwet;
  2. 2. terreinen van groot archeologisch belang volgens de Archeologische Monumenten Kaart;
  3. 3. terreinen met reële archeologische verwachtingswaarden volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden.

15.2 Resultaten Onderzoeken

In het kader van de MER procedure voor de ontwikkeling op kavel 17A is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd ("Archeologisch bureauonderzoek Plangebied kavels 17 en 17a Amsterdam", Bureau Monumenten en Archeologie (BMA), kenmerk BO-84, 2008). Het bureauonderzoek is bedoeld om het cultuurhistorische verleden van het plangebied in kaart te brengen inclusief de mogelijke archeologische sporen die in de bodem zijn nagelaten. Het betreft een inventarisatie van archeologische c.q. cultuurhistorische waarden binnen het plangebied kavels 17 en 17A. Uit het onderzoek blijkt dat er geen archeologische overblijfsels in de bodem meer aanwezig zijn. Wel geldt, conform de Monumentenwet, een meldingsplicht in geval tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen. Bij de realisering van de parkeergarage zijn tot op heden geen archeologische sporen aangetroffen.

15.3 Conclusie

Cultuur en archeologie vormen geen beletsel ten aanzien van de uitvoering van het project.

Hoofdstuk 16 Duurzaamheid

Amsterdam heeft de ambitie om in 2025 40% minder CO2 uit te stoten dan in 1990.

Als belangrijk onderdeel hiervan streeft Amsterdam ernaar om in 2015 een klimaat neutrale gemeentelijke organisatie te zijn. Dit doet zij door primair in te zetten op energiebesparing en duurzame energie.

Voor woningbouw staat in 2010 het onderwerp (energetische) verbetering van de bestaande bouw bij woningbouwcorporaties in Amsterdam op de agenda. De gemeente vervult een aanjagende en faciliterende functie: ze draagt haar klimaatambities uit en ondersteunt woningbezitters bij projecten waarin een nadere invulling wordt gegeven aan deze ambities. Bij nieuw te bouwen woningen en kantoren is duurzame energie en duurzame koudelevering een vanzelfsprekend punt van aandacht.

Voor bedrijven geldt dat zij zich meer bewust zijn van hun energieverbruik en aan de slag gaan met energiebesparing op een niveau dat bij hun bedrijfsvoering past. De komende vier jaar zet Amsterdam daarbij specifiek in op het bereiken van kleine ondernemers. Daarnaast handhaaft de Dienst Milieu en Bouwtoezicht de Wet milieubeheer en de verplichtingen die daar voor bedrijven uit voortvloeien.

In de binnenstad zijn inmiddels diverse pilots uitgevoerd, ondermeer t.a.v. hotels, waarbij wordt gewerkt de Green Key het keurmerk voor milieuvriendelijke hotels van de stichting KMVK (Keurmerk Milieu Veiligheid en Kwaliteit).

Ontwikkelingen duurzaam bouwen

Er wordt steeds vaker duurzamer gebouwd, er komen nieuwe Europese regels voor gebouwen, de gemeente biedt marktpartijen meer vrijheden om milieudoelstellingen te behalen en er zijn steeds meer mogelijkheden om in het gebruik van gebouwen te besparen. Elektrische apparaten worden zuiniger en stoten minder warmte af waardoor de koelbehoefte daalt. Desalniettemin neemt de hoeveelheid apparatuur per kantoor nog steeds toe en stijgt de elektriciteitsvraag met ongeveer 1% per jaar. Die trend zou eigenlijk moeten worden gekeerd!

Investeringen

Energiezuinige gebouwen zijn nog geen standaard, maar iets meer investeren in een duurzaam gebouw is vaak slimmer dan kiezen voor goedkopere onderdelen met een kortere levensduur. Deze investeringen worden terugverdiend in beheerskosten, uitstraling en marktwaarde, maar ook in gezondheid, het comfort en het werkplezier van de gebruikers. Belangrijk is om er vroeg mee aan de slag te gaan, want in de ontwerpfase van een gebouw wordt een groot deel van het energieverbruik bepaald alsmede de benodigde ondergrondse ruimte.

Het koelen van kantoren kost veel energie, vooral op zeer warme zomerse dagen. Het is natuurlijk maar de vraag of het zo belangrijk is gedurende deze paar dagen per jaar de binnentemperatuur van 19 à 20 graden te houden. Als dan genoegen wordt genomen met een temperatuur van enkele graden meer scheelt dat aanzienlijk in de investeringen. Ook kunnen kantoren waar zomers veel gekoeld moet worden niet te veel geïsoleerd worden om te besparen op de energierekening. Want koeling in een gesloten systeem met veel mensen, computers en airco, geeft 's zomers risico op oververhitting. Vanwege die hoge interne warmte last is het goedkoper om 's winters een beetje extra te verwarmen dan om 's zomers veel bij te koelen.

Voor gebouwen gelden sinds 2006 Europese eisen voor de energieprestatie. Voor nieuwbouw moeten alternatieve energiebronnen worden onderzocht, zoals WKK en stadsverwarming.

En bij bouw, verkoop of verhuur krijgen de nieuwe gebruikers een certificaat, waarmee ze de energieprestaties van gebouwen kunnen vergelijken, zodat ze weten of ze een energiezuinig of –verspillend gebouw betrekken. In huizen en kantoren worden steeds vaker energiebesparende maatregelen gebruikt. Zuinige kantoorapparatuur, goede zonwering en regelbare verlichting kunnen al door de besparing op koeling snel worden terugverdiend.

Voor het onderhavige project wordt ingezet op de volgende maatregelen.
Er wordt in dit plan ingespeeld op de ambitie van de overheid om CO2 reductie te bevorderen, het energieverbruik te minderen, duurzame energie en duurzame koudelevering toe te passen. Twee van de gebouwen worden aangesloten op het duurzame stadskoeling netwerk van Liandon (voorheen NUON). Het derde gebouw wordt aangesloten op een koude/warmte opslag in de bodem. De gebruikelijke elektrisch aangedreven koelmachines worden hierdoor niet meer toegepast.

Hoofdstuk 17 Windhinder

Voor gebouwen met een hoogte van 30 meter of meer, dient door middel van onderzoek de mogelijke windhinder in beeld te worden gebracht. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid van bebouwing tot 40 meter.

Er is onderzoek gedaan naar eventuele windhinder en de rapporten zijn beschikbaar en als bijlagen aan het ontwerpbestemmingsplan toegevoegd.

In verband met de geplande bouw van de 150 meter hoge woontoren Amsterdam (op kavel 9) zijn de gevolgen voor het windklimaat in de omgeving (waaronder het onderhavige plangebied op kavel 17) destijds onderzocht door bureau Peutz. (Zie Rapport 'Windtunnelonderzoek met betrekking tot het te verwachten windklimaat op loopniveau rondom de geplande bebouwing op kavel 17 te Amsterdam', Peutz, rapportnummer WA 166-1 d.d. 26 juni 2007). De bebouwing op kavel 17 had in dit rapport nog een geheel aaneengesloten U-vormige plattegrond en bouwvolume. Uitgangspunt is de invloed op loop en verblijfspubliek op het plein. De conclusies van dit onderzoek luiden dat bij het uitgangspunt van gesloten bebouwing van 30 meter hoog een goed windklimaat op het plein kan worden verwacht.

Naar aanleiding van het gewijzigde plan, waarin de hoogte van het middengebouw, het multipurposegebouw, in verband met de afzetmogelijkheden lager kan uitvallen dan 30 meter, en de gebouwen niet aaneengesloten maar ook los van elkaar kunnen worden uitgevoerd, is een tweede windonderzoek door bureau Peutz verricht. (Rapport 'Windtunnelonderzoek met betrekking tot het te verwachten windklimaat op loopniveau rondom de geplande bebouwing op kavel 17 te Amsterdam', Peutz, rapportnummer WA 166-1-RA d.d. 30 november 2009). In dit onderzoek zijn twee varianten onderzocht, waarin het multipurpose gebouw 16, respectievelijk 28 meter hoog is. Ook hier is de situatie van loop- en verblijfspubliek het uitgangspunt voor het onderzoek geweest. In beide varianten is gerekend met een uitvoering, waarbij vanaf de plint een open ruimte tussen de drie gebouwen bestaat, die niet wordt afgeschermd.

De conclusies van dit rapport komen erop neer dat in de situatie met een multipurpose gebouw van 16 meter er een slecht windklimaat op het plein wordt verwacht en dat in het geval dat de hoogte van dit gebouw 28 meter bedraagt, een acceptabel tot goed klimaat kan worden verwacht. Laatstgenoemde situatie kan verder worden verbeterd met windremmende voorzieningen, zoals het plaatsen van een aantal bomen op het plein.

In de bebouwing zoals ontworpen voor kavel 17, heeft het multipurpose gebouw een hoogte van 26 meter. Voor die situatie kan op basis van bovengenoemd onderzoek worden aangenomen dat met deze bebouwing een acceptabel windklimaat kan worden bewerkstelligd. Naar aanleiding van dit resultaat is in de planregels en op de plankaart de minimum bouwhoogte voor de hoofdbebouwing op kavel 17 verhoogd naar 26 meter, bij welke hoogte in navolging van het onderzoek ook een acceptabel tot goed windklimaat wordt verwacht. Voor het geval dat het ontwerp om markttechnische of andere redenen geen een bouwhoogte van 26 meter verkrijgt, is een ontheffing van de bouwregels opgenomen, waarbij met een lagere minimum bouwhoogte van 16 meter kan worden volstaan, indien door middel van onderzoek is aangetoond dat met andere maatregelen een acceptabel windklimaat op het tussen de bebouwing gelegen plein wordt bewerkstelligd. Zo zou als alternatief met windbeperkende voorzieningen op het plein eveneens een acceptabel windklimaat kunnen worden bereikt. Voor het geval via ontheffing met dergelijke voorzieningen wordt gewerkt, is in de planregels die betrekking hebben op de bebouwing op het plein een bouwmogelijkheid voor windbeperkende voorzieningen opgenomen.

Voor het verkeersgebied tussen het multipurpose gebouw en het bijeenkomstgebouw de Ziggo Dome op de naast en buiten het plangebied gelegen kavel 17A, geldt dat dit gebied geen loop- en verblijfsgebied is. Deze weg is niet opengesteld voor voetgangers of fietsers. Dit deel van het plangebied is daarom niet verder op windaspecten onderzocht.

Hoofdstuk 18 Luchthavenindelingsbesluit

Op basis van het Luchthavenindelingsbesluit en de daarbij behorende bijlage 3ab staat het gebied rondom kavel 17 niet aangewezen als gebied waar beperkte bebouwing is toegelaten. Bijlage 4 van dit besluit heeft betrekking op hoogte beperking. Kavel 17 valt binnen het gebied waarbinnen niet hoger gebouwd mag worden dan 150 m boven de referentiehoogte van Schiphol. De met dit bestemmingsplan beoogde bebouwing met een maximum bouwhoogte van 40 meter blijft daar ruim onder. De in het geldende bestemmingsplan voor kavel 17 opgenomen mogelijkheid van een 150 hoge toren komt in het onderhavige bestemmingsplan te vervallen.

De bouw van het hotel-, kantoor en multipurpose gebouw is derhalve niet in strijd met het Luchthavenindelingsbesluit.

Hoofdstuk 19 Juridische Planbeschrijving

19.1 Algemeen

Het plan is gemaakt met behulp van RO-Plan, een softwarepakket waarmee bestemmingsplannen digitaal en volgens de standaard van het Handboek Amsterdamse bestemmingsplannen kunnen worden getekend en voorzien van de bijbehorende voorschriften.

Het bestemmingsplan is door particulieren te raadplegen op internet. Bij het aanklikken van een bestemming met de muis verschijnen de voorschriften die erop van toepassing zijn in beeld. Op deze wijze wordt het bestemmingsplan toegankelijker voor particulieren. Daarnaast is zoals gebruikelijk een 'papieren plan' beschikbaar dat geraadpleegd kan worden.

19.2 Artikelgewijze Toelichting

Waar de overige paragrafen van deze bestemmingsplantoelichting de achtergronden van het bestemmingsplan belichten, geeft deze paragraaf een toelichting op de bestemmingsplanregeling, te weten de bestemmingsplanregels en de plankaart. Uitgelegd wordt wat de bedoeling en strekking is van de verschillende onderdelen van de regels en de plankaart. Daartoe worden in deze paragraaf de regels per artikel toegelicht. Aangezien alle onderdelen van de (digitale) plankaart verbonden zijn met één of meer planregels, wordt daarbij ook de plankaart toegelicht.

Het (juridisch deel van het) bestemmingsplan bestaat uit een plankaart en regels, vergezeld van een toelichting. De plankaart heeft een functie van visualisering van de bestemmingen. De plankaart vormt samen met de regels het voor de burgers juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het reguleren van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn standaard onderverdeeld in drie hoofdstukken.

De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemmingen en de regels.

Op grond van het principe dat het bestemmingsplan geen onnodige beperkingen moet opleggen aan ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied, geldt voor het deel multipurpose gebouw een gemengde bestemming, waarbinnen diverse functies zijn toegestaan. De onderdelen kantoor en hotel hebben een meer specifiek op de functie gerichte hoofdbestemming. Binnen de onder alle drie de gebouwen op te richten plint zijn naast de functies uit de hoofdbestemming ook weer diverse functies toegestaan.

Dit bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). De SVBP schrijft uniforme hoofdgroepen van bestemmingen voor.

Binnen dit bestemmingsplan worden vier hoofdbestemmingen onderscheiden "Gemengd", "Horeca", "Kantoor" en "Verkeer". Voor de verdeling van de functies over de bestemmingen Gemengd, Horeca en Kantoor, zijn in de planregels metrages met minima en maxima brutovloeroppervlakte/m2 opgenomen volgens de in onderstaande figuur 3 opgenomen matrix.

Bestemming Gemengd Horeca Kantoor
Plint (100%) 2550 2250 2500
Minimum (excl. Plint) 1900 4150 4250
Maximum (excl. Plint) 5850 9900 8500

Figuur 3 Metrages per bestemming (brutovloeroppervlakte in m2)

De bestemming "Verkeer" is onderverdeeld in 4 categorieën, waarvan bij elke categorie andere verkeersfuncties zijn toegestaan. Hieronder zullen de bestemmingen kort worden beschreven.

Artikel 1 Begrippen

Artikel 1 geeft, in alfabetische volgorde, een omschrijving van een aantal begrippen dat in de regels wordt gebruikt. Hiermee wordt formeel vastgelegd wat wel en niet onder het betreffende begrip moet worden verstaan. Dit artikel is dus primair bedoeld om begrippen duidelijk te begrenzen en niet om de gedachten achter de gebruikte termen uit te leggen. Daarvoor is juist deze toelichting bedoeld. In deze toelichting worden gehanteerde begrippen waar nodig uitgelegd. De gehanteerde omschrijving van de begrippen komt overeen met de wijze waarop deze in andere actuele Amsterdamse bestemmingsplannen worden omschreven.

Artikel 2 Wijze van meten

Met dit artikel wordt aangegeven op welke wijze moet worden beoordeeld in hoeverre een initiatief past binnen de minima en maxima die door de overige regels worden aangegeven.

Artikel 3 Gemengd

Het bestemmingsvlak (tevens bouwperceel) met de bestemming "Gemengd" is bedoeld voor diverse soorten bedrijvigheid. Het bouwvlak mag 100% worden bebouwd, met uitzondering van de aanduiding onderdoorgang [ond], waar de bebouwing een onderdoorgang een minimale bouwhoogte van 9.80 meter dient te hebben, om voldoende vrije ruimte ten opzichte van het onderliggende wegdek te garanderen.

Met de toelating van diverse functies is de mogelijkheid opengelaten dat als er minder animo is voor leisure of andere bedrijvigheid voor dit gedeelte van het complex, het kantoor of het hotel ook in dit gebouw ruimten voor hun functies kunnen huren cq. verwerven.

Voorts is de ter plaatse van de aanduiding onderdoorgang [ond] tevens aanwezige verkeersfunctie geregeld.

In de plint wordt naast de hoofdfuncties, tevens ruimte geboden voor zakelijke- en consumentenverzorgende dienstverlening, en functies ten behoeve het evenementengebouw en een internetcafé.

De bestemming geeft ook een planologische bevestiging van de ondergrondse parkeergarage/parkeervoorziening, die op basis van het geldende bestemmingsplan onder kavel 17 wordt gerealiseerd.

Artikel 4 Horeca

Het bestemmingsvlak (tevens bouwperceel) met de bestemming "Horeca" is voornamelijk bedoeld voor een hotel (met uitzondering van een jeugdherberg of een bed & breakfast), horeca en daarnaast de daarbij behorende aan het hotel ondergeschikte voorzieningen, zoals detailhandel, een spa- en fitnessruimte en kantoor.

De bestemming geeft ook een planologische bevestiging van de ondergrondse parkeergarage/parkeervoorziening die op basis van het geldende bestemmingsplan wordt gerealiseerd onder kavel 17 wordt gerealiseerd.

In de onderliggende plint zijn behalve de hoofdfuncties ten behoeve van het hotel, diverse functies toegestaan, als zakelijke- en consumentenverzorgende dienstverlening, expositieruimte, cultuur en ontspanning.

Artikel 5 Kantoor

Het bestemmingsvlak (tevens bouwperceel) met de bestemming "Kantoor" is voornamelijk bedoeld voor kantoren. Ook hier biedt de plint naast de hoofdfuncties ten behoeve van het kantoor, diverse andere functies in de plint. Zo biedt de plint ruimte aan zakelijke- en consumentenverzorgende dienstverlening, cultuur en ontspanning, horeca, expositieruimte en detailhandel die strikt beperkt is tot detailhandel met een evenementen gerelateerd karakter, zoals ticketverkoop en merchandising ten behoeve van evenementen.

Verder biedt de plint onder het kantoor tevens ruimte voor nutsvoorzieningen, bergingen en andere nevenruimten ten behoeve van het aangrenzende multipurpose gebouw en de daarin ingevolge de bestemming Gemengd toegestane functies.

De bestemming geeft ook een planologische bevestiging van de ondergrondse parkeergarage/parkeervoorziening die op basis van het geldende bestemmingsplan wordt gerealiseerd onder kavel 17 wordt gerealiseerd.

Artikel 6 Verkeer-1

Er zijn vier typen verkeersgebieden. De verkeersgebieden onderscheiden zich door verschil in bouw- en gebruiksregels.

"Verkeer-1" is bedoeld voor doorgaand gemotoriseerd verkeer. Daarnaast is de mogelijkheid geboden om boven het wegdek, tussen het multipurpose gebouw in het bestemmingsvlak GD en het bijeenkomstengebouw (de Ziggo Dome) op het naastgelegen en buiten het plangebied gelegen kavel 17A, één of meerdere luchtbruggen te bouwen. Verder voorziet deze bestemming in de mogelijkheid onder het wegdek de entree van het bijeenkomstengebouw op kavel 17A (de Ziggodome) te realiseren. De bestemming geeft ook een planologische bevestiging van de ondergrondse parkeergarage/parkeervoorziening, die op basis van het geldende bestemmingsplan onder kavel 17 wordt gerealiseerd.

Er zijn vier typen verkeersgebieden. De verkeersgebieden onderscheiden zich door verschil in bouw- en gebruiksregels. "Verkeer-1" is slechts bedoeld voor doorgaand gemotoriseerd verkeer, maar biedt daarnaast de mogelijkheid van maximaal 3 luchtbruggen die het multipurpose gebouw kunnen verbinden met het evenementengebouw op de naastgelegen kavel 17A.

Artikel 7 Verkeer-2

De bestemming "Verkeer-2" is gericht op de pleinfunctie. Het plein is voetgangersgebied en is alleen bereikbaar voor bestemmingsverkeer dat buiten de tijden dat evenementen plaatsvinden en op grond van het verkeersregime van het stadsdeel mogelijk zal zijn. Deze beperking geldt alleen voor het plein tussen de drie gebouwen en niet voor het bestemmingsverkeer van en naar de expeditiehof van het hotel en de parkeergarage onder kavel 17.

De bestemming geeft ook een planologische bevestiging van de ondergrondse parkeergarage/parkeervoorziening, die op basis van het geldende bestemmingsplan onder kavel 17 wordt gerealiseerd.

Op het plein bestaat de mogelijkheid om aan de aan het plein grenzende gevels van de bebouwing, als ook om de oostgevel van het hotel een luifel aan te brengen ter plaatse van de op de plankaart gegeven aanduidingen sba-1, respectievelijk sba-2. Ter plaatse van de op de plankaart gegeven aanduiding (tr) zijn terrassen toegestaan. Er is ruimte voor een trapconstructie ter plaatse van de aanduiding sba-3, om het multipurpose gebouw een directe verbinding naar het plein te geven.

In de gebruiksregel bij dit artikel is een beperking opgelegd gedurende de tijden dat evenementen in het evenementengebouw op kavel 17A plaatsvinden. Het plein moet dan zodanig worden gebruikt dat op het plein een vluchtroute vanuit het evenementengebouw naar De Passage van minimaal 36 meter breed wordt gegarandeerd.

Via een bouwontheffing is de plaatsing van een informatiezuil op het plein toegestaan.

Artikel 8 Verkeer-3

De bestemming Verkeer-3 biedt de mogelijkheid van ontsluiting van de expeditiehof van het hotel met parkeer en manoeuvreerruimte voor auto's en bussen die gasten brengen en halen en het gebouw bevoorraden. V-4 biedt algemene verkeersruimte en de bijbehorende voorzieningen als windschermen, als ook ruimte voor een portiersgebouwtje. De gebruiksregel geeft aan dat tijdens evenementen een vluchtzone vanuit het evenementengebouw naar De Passage van minimaal de door de brandweer geadviseerde breedte wordt vrijgehouden.

Artikel 9 Verkeer-4

De bestemming Verkeer-4 is bedoeld voor straten en wegen en voetpaden. De gebruiksregel geeft aan dat tijdens evenementen een vluchtzone vanuit het evenementengebouw naar De Passage van minimaal van minimaal de door de brandweer geadviseerde breedte wordt vrijgehouden.

Alle bestemmingen geven ook een planologische bevestiging van de ondergrondse parkeergarage/parkeervoorziening die op basis van het geldende bestemmingsplan wordt gerealiseerd onder kavel 17 wordt gerealiseerd.

De bestemming geeft ook een planologische bevestiging van de ondergrondse parkeergarage/parkeervoorziening, die op basis van het geldende bestemmingsplan onder kavel 17 wordt gerealiseerd.

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling vormt evenals de overgangsbepaling een van de standaardregels, die het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) als verplicht op te nemen bepaling in een bestemmingsplan voorschrijft en komt dus geheel overeen met de tekst uit het Bro. Het moet verhinderen dat bouwpercelen, die slechts voor een bepaald deel mogen worden bebouwd, later alsnog kunnen worden volgebouwd. Nadat een eerste bouwwerk is gerealiseerd, moet deze bepaling voorkomen dat het overgebleven open terrein opnieuw als het totale bouwperceel kan worden beschouwd.

Artikel 11 Algemene bouwregels

Dit artikel maakt bepaalde, kleine overschrijdingen van bestemmingsvlakgrenzen en bebouwingsregels mogelijk zonder een ontheffingsprocedure. In het verleden waren voor zulke geringe overschrijdingen wel ontheffingsprocedures nodig. Maar in de praktijk bleken de in dit artikel opgesomde overschrijdingen altijd een ontheffing te krijgen. Daarom zijn ze in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt "bij wijze van recht". Dat komt de helderheid vooraf ten goede en kan de proceduredruk verminderen.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

In het plangebied zijn bedrijven die voorkomen in artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningenbesluit (grote lawaaimakers, voorheen aangeduid als A-inrichtingen) uitgesloten. Zoals in hoofdstuk 6 reeds vermeld, wordt in dit bestemmingsplan de zone rondom het industrieterrein opgeheven. Om te voorkomen dat in de toekomst weer grote lawaaimakers zich in het gebied gaan vestigen en daarmee weer de verplichting zou ontstaan om van het bedrijventerrein een gezoneerd industrieterrein te maken, wordt de vestiging van deze bedrijven uitdrukkelijk uitgesloten.

Artikel 13 Algemene ontheffingsregels

Met het gebruik van dit artikel kan het dagelijks bestuur ontheffing verlenen van onderdelen van bestemmingsregels, mocht dat in die regels zelf niet geregeld zijn. Bedoeld worden ondermeer bepalingen over specifieke doeleinden zoals antennes, liftopbouwen en overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen. De overschrijdingen gaan in dit geval verder dan eerder in artikel 15 en maken een afwegingsmoment noodzakelijk. Een ontheffing kan echter nooit zover gaan dat de bestemming wordt veranderd.

Artikel 14 Overgangsrecht

Dit artikel regelt dat de bestaande situatie, voor zover legaal, wordt gerespecteerd, voor zover de verschillende bestemmingsregelingen zelf al niet aansluiten bij de bestaande situatie.

Hoofdstuk 20 Economische Uitvoerbaarheid

Grondexploitatiewet
Met het van kracht worden van de Wet op de ruimtelijke ordening is een nieuwe situatie ontstaan voor het verhalen van kosten op particulieren die door de overheid worden gemaakt ten behoeve van de ontwikkeling van gebieden, de zogeheten kosten van de grondexploitatie. Met de Wro is mede beoogd dat een ieder die baat heeft bij de ontwikkeling van een gebied meebetaalt aan de ontwikkeling van dat gebied. Hiernaast voorziet de Wro in meer transparantie en rechtszekerheid voor de belanghebbenden die geconfronteerd worden met kostenverhaal door de overheid.

Het kostenverhaal is geregeld in afdeling 6.4 Wro en afdeling 6.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het kostenverhaal wordt verplicht geregeld indien het bestemmingsplan in het Bro aangewezen bouwplannen voorziet. De bouw van een hoofdgebouw of de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m2 is een dergelijk aangewezen bouwplan. Onbenutte bouwmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan worden ook als bouwplan aangemerkt.

Ingevolge artikel 6.12 Wro, besluit de gemeenteraad of wordt afgezien van het opstellen van een exploitatieplan. In dit geval wordt afgezien van het opstellen van een exploitatieplan, omdat de gemeente Amsterdam volledig eigenaar is van de grond waarop het bestemmingsplan van toepassing is op het moment dat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Het verhaal van de kosten van de grondexploitatie, zoals bedoeld in de Wro, is daarom anderszins verzekerd via het erfpachtstelsel.

De ontwikkeling van voorliggend plan is een particulier initiatief. De kosten voortkomende uit deze herziening komen voor rekening van de initiatiefnemers. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de financiering van dit project niet zal slagen.

Op dit moment is de ontwikkelaar, tevens initiatiefnemer voor de ontwikkeling en realisatie van kavel 17, bezig met de realisatie van de ondergrondse parkeergarage voor Kavel 17 (die op basis van het geldende bestemmingsplan is vergund) en de woontoren op kavel 9.

De grond van kavel 17 is in eigendom van de gemeente Amsterdam en is belast met erfpacht. Ook de parkeergarage is in erfpacht uitgegeven. Tussen de initiatiefnemer, tevens beoogd erfpachter, en de gemeente als grondeigenaar, is een overeenkomst gesloten, waarin de financiële- en privaatrechtelijke afspraken en kostenverdelingen tussen partijen nader zijn geregeld. De overeenkomst wordt uitgewerkt in een aantal erfpachtovereenkomsten tussen gemeente, initiatiefnemer en beoogde erfpachters.

Onder deze omstandigheden is geen exploitatieplan noodzakelijk, omdat in de grondexploitatiekosten wordt voorzien door middel van het erfpachtstelsel.

Er zijn geen andere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke beperkingen bekend die de uitvoering van het project in de weg staan. De nieuwe verkeerssituatie levert geen hinder op voor de toegang van de Amsterdam ArenA. Er wordt een rotonde aangelegd om kavel 17 te ontsluiten, die heeft verder geen consequenties voor de erfdienstbaarheid van de Amsterdam ArenA.

Hoofdstuk 21 Handhaving

Het is van belang dat het handhavingsbeleid goed wordt geformuleerd en in het kader van voorlichting aan de betrokkenen ter kennis wordt gebracht. Voorwaarde van een goed handhavingsbeleid is dat zowel bij het stadsdeel als bij de verschillende doelgroepen (eigenaren, gebruikers en direct belanghebbenden/omwonenden) draagvlak voor het handhaven van de bestemmingsregeling bestaat. Dat houdt in dat de regeling goed leesbaar, duidelijk en concreet moet zijn en niet voor meerdere uitleg vatbaar mag zijn.

Op dit moment is het gebied aangewezen als grootstedelijk gebied. Eventuele handhaving geschied op dit moment door de Dienst Milieu en Bouwtoezicht. Indien de gronden worden overgedragen aan het stadsdeel Amsterdam Zuidoost zal rekening gehouden moeten worden met het handhavingsbeleid dat het stadsdeel op dat moment voert.

Hoofdstuk 22 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het kader van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening ("participatieartikel") heeft op 26 augustus 2009 kennisgeving plaatsgevonden van het onderhavige project en het te volgen participatietraject. In de kennisgeving is vermeld op welke wijze participatie plaatsvindt: de eerste gelegenheid om met zienswijzen inhoudelijk op het plan ter reageren is tijdens de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

De ondernemers in het gebied zijn via het reguliere Breed Boulevardoverleg over het concept ontwerpbestemmingsplan geïnformeerd. De deelnemers in dit zogenaamde 'burenoverleg' hebben ieder een planexemplaar toegezonden gekregen, als ook een exemplaar van de kennisgeving ex artikel 3.1.1 Bro en een uitnodiging voor een informatiebijeenkomst op 8 september 2009. Van laatstgenoemde gelegenheid op 8 september 2009 heeft alleen stadion ArenA gebruik gemaakt. Tijdens deze bijeenkomst is een nadere toelichting op het plan gegeven en zijn vragen beantwoord. Ontwikkelingsmaatschappij Centrumgebied Amsterdam Zuidoost heeft als betrokken partij bij de ontwikkeling van de ArenA boulevard en met de gemeente bij de ontwikkeling van het centrumgebied tot tweede uitgaanscentrum van Amsterdam, buiten de gestelde termijn met haar brief van 9 november 2009 op het concept ontwerp gereageerd. Een aantal opmerkingen komt overeen met opmerkingen uit het 3.1.1 overleg (zie hierna). Voor zover relevant en terecht worden deze opmerkingen in het ontwerp meegenomen en verwerkt. Deze brief zal voor het overige separaat en in toelichtende zin worden beantwoord. Verder zijn vanuit dit burenoverleg geen vragen en of reacties op het plan ontvangen.

22.1 Overleg Met Betrokken Overheden (Art. 3.1.1. Bro)

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het concept ontwerp bestemmingsplan verzonden aan:

  1. 1. Provincie Noord-Holland;
  2. 2. Vrom-Inspectie, Regio Noord-West;
  3. 3. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, directie Noord-West;
  4. 4. Ministerie van Economische Zaken;
  5. 5. Brandweer Amsterdam-Amstelland;
  6. 6. Stadsregio Amsterdam;
  7. 7. Dagelijks Bestuur stadsdeel Zuidoost
  8. 8. Burgemeester en wethouders gemeente Ouder-Amstel
  9. 9. Groengebied Amstelland
  10. 10. Waternet;
  11. 11. Kamer van Koophandel Amsterdam;
  12. 12. Dienst Milieu en Bouwtoezicht;
  13. 13. KPN telecom;
  14. 14. N.V. Nederlandse Gasunie

Van de instanties genoemd onder 1, 3, 4, 10, 11, 13 is geen reactie ontvangen. De overige ingekomen reacties zijn hieronder samengevat en beantwoord.

(2) Vrom-Inspectie, Regio Noord-West

De VROM-inspectie geeft aan de reacties van de afzonderlijke rijksdiensten die door de gemeente om advies gevraagd worden te coördineren richting gemeenten. Gelet op de nationale belangen zoals die zijn verwoord in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB), geeft het onderhavige bestemmingsplan aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Nationaal belang 02/40: Basiskwaliteit hoofdinfrastructuur

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

  • In paragraaf 10.2 van de toelichting wordt aangegeven dat het plangebied binnen de risicozone ligt van een route voor gevaarlijke stoffen.

    De route is aangewezen voor uitzonderlijke gevallen voor niet routeplichtig vervoer van gevaarlijke stoffen en sluit niet aan op andere routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen. De conclusie dat het daarom onwaarschijnlijk is dat van deze route gebruik wordt gemaakt en aldus geen sprake is van externe veiligheidsrisico's, lijkt voorbarig nu er geen waarborg is dat de route niet wordt gebruikt.
  • Reactie
    De opmerking is terecht. De toelichting is met een nadere onderbouwing aangevuld. Onderbouwing van de conclusie dat het onwaarschijnlijk is dat de route voor vervoer van gevaarlijke stoffen wordt gebruikt omdat deze niet aansluit op andere aangewezen routes, is gebaseerd op het volgende.

    De aangewezen route is slechts bereikbaar voor niet-routeplichtige gevaarlijke stoffen, zoals benzine en diesel. Het vervoer van de niet routeplichtige stoffen binnen de gemeente is voor alle wegen vrij, met uitzondering van de doorgang onder de ArenA en twee tunnels: de Piet Heintunnel en de IJtunnel. De onderhavige aangewezen route blijkt voor het vervoer van niet-routeplichtige gevaarlijke stoffen slechts een omleiding te betreffen, zodanig dat dit niet onder de ArenA door wordt geleid.

    Het gaat in dit verband om routeplichtige stoffen als LPG. Voor deze stoffen geldt dat vervoerders slechts gebruik mogen maken van niet voor vervoer van gevaarlijke stoffen aangewezen wegen, indien B&W daarvoor ontheffing hebben verleend. De onderhavige route kan aldus, vanwege het feit dat hij alleen bereikbaar is via niet aangewezen routes, alleen gebruikt worden nadat voor het vervoer ontheffing is verleend. De bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing is door B&W gemandateerd aan de politie, waarbij advies wordt ingewonnen bij de brandweer. Uit informatie van deze instanties blijkt dat van de ontheffingsmogelijkheid voor de aansluitende wegen naar de onderhavige, aangewezen gevaarlijke stoffenroute geen gebruik wordt gemaakt. Dat is op zich ook wel te verklaren omdat in de omgeving geen bedrijven zijn gevestigd die van deze stoffen gebruik maken. Het verder weg gelegen LPG station wordt bediend via de voor vervoer van gevaarlijke stoffen aangewezen route A9.

    Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de aangewezen gevaarlijke stoffenroute Holterbergweg niet van invloed is op het onderhavige project.

Nationaal belang 10: Hoofdwatersysteem, en;

Nationaal belang 12: Regionaal watersysteem

Opmerkingen van Rijkswaterstaat, dienst Noord-Holland

Toelichting: beleidskader (hoofdstuk 4 plantoelichting)

  • In hoofdstuk 4 van de plantoelichting ontbreekt een beschrijving van het relevante Europees beleid. Het gaat om de Kaderrichtlijn Water, die onderdeel dient te zijn van het gemeentelijk beleid en ook van het ruimtelijk beleid. In dit verband wordt verwezen naar het Nationaal Bestuursakkoord Water, dat op 25 juni 2008, onder andere in verband met de implementatie van deze richtlijn, is geactualiseerd. Geadviseerd wordt dit bestuursakkoord als uitgangspunt te nemen voor het ontwikkelen en uitvoeren van ruimtelijke plannen en een paragraaf Europees beleid aan dit hoofdstuk toe te voegen.
  • Reactie

De opmerking is terecht. De plantoelichting is in de hoofdstukken 4 en 13 hierop aangepast en geeft nu tevens een omschrijving van de Europese kaderrichtlijn.
Overigens speelt het aspect water in dit bestemmingsplan geen rol omdat de bebouwing bovenop een reeds verhard terrein zal plaats vinden en op of aangrenzend aan de kavel zich geen water bevindt.

Toelichting: rijksbeleid

  • In de beschrijving van het rijksbeleid ontbreekt de Vierde Nota Waterhuishouding. Deze zal naar verwachting in december 2009 worden vervangen door het Nationaal Waterplan. Geadviseerd wordt ook dit plan bij de verdere ontwikkeling van dit plan te betrekken.
  • Reactie

Ook aan deze opmerking is door aanpassing van de tekst in de hoofdstuk 4 en 13 van de plantoelichting tegemoetgekomen. Zie ook de reactie hiervoor.


Toelichting: regelgeving

  • De Kaderrichtlijn Water is inmiddels geïmplementeerd in de Waterwet, die bij inwerkingtreding alle waterwetgeving vervangt. Geadviseerd wordt de waterparagraaf hierop te actualiseren.
  • Reactie
  • Ook aan deze opmerking is door aanpassing van de tekst in de hoofdstukken 4 en 13 van de plantoelichting tegemoetgekomen. Zie ook beide reacties hiervoor.


Nationaal belang 35: Mobiliteit

  • In de beschrijving van het rijksbeleid ontbreekt nog de Nota Mobiliteit. Voor dit plan zijn met name de hoofdstukken 6 Veiligheid en 7 Leefbaarheid relevant. Het beleid in deze hoofdstukken is gericht op een veilige verkeersafwikkeling met een zo gering mogelijke milieubelasting. Geadviseerd wordt paragraaf 4.1 hierop aan te vullen.
  • Reactie

De opmerking is terecht. De plantoelichting is in de hoofdstukken 4 hierop aangepast en geeft nu tevens een omschrijving van de Nota Mobiliteit en het Nationale Verkeer en Vervoerplan. In hoofdstuk 6 van de plantoelichting komen aspecten als verkeer en bereikbaarheid van de planlocatie voor auto, OV, fietsen en voetgangers aan bod.

(5) Brandweer Amsterdam

  • De brandweer is tijdig in het vooroverleg betrokken. Belangrijk punt van aandacht daarbij was de bereikbaarheid van het plangebied voor nood- en hulpdiensten tijdens evenementen en de mogelijkheden om het gebied te ontvluchten bij calamiteiten. De brandweer heeft enkele opmerkingen over de wijze van regeling van de vluchtroutes in de planregels onder 8.3 en 9.3.
  • Er wordt gesproken over een 'evenementengebouw', als een van de drie gebouwen in het plangebied, zonder dat dit is gedefinieerd. Mede omdat in de omgeving en buiten het plangebied meerdere evenementengebouwen aanwezig zijn, wordt geadviseerd alsnog een definitie op te nemen.
  • Reactie

Gedoeld wordt op het gebouw op het aan de westzijde, grenzend aan het plangebied, gelegen perceel kavel 17A. Het gebouw betreft de Ziggo Dome, een bijeenkomstengebouw, bestemd voor muziek en sport evenementen.

Het onderhavige bestemmingsplan beoogt er in te voorzien dat op de momenten dat in dat gebouw evenementen (als muziek optredens) plaatsvinden, de vluchtroutes daarvandaan via het onderhavige plangebied (kavel 17) gegarandeerd zijn.

De term evenementengebouw kan inderdaad verwarrend zijn omdat in het centrumgebied ArenAPoort meerdere gebouwen en voorzieningen gevestigd zijn of nog worden die activiteiten organiseren die als evenementen gekwalificeerd kunnen worden. In het kader van dit bestemmingsplan gaat het om de activiteiten die in de bebouwing op de naastgelegen kavel 17A georganiseerd worden. De vluchtroutes vanuit dit gebouw lopen o.a. via kavel 17 en dienen daarom in dit bestemmingsplan gefaciliteerd te worden.

Om het onderscheid te verduidelijken zullen de teksten in de plantoelichting en planregels, daar waar het gebouw op het naastgelegen kavel 17A bedoeld wordt, worden vervangen door 'bijeenkomstengebouw' en in de Begrippen zal worden toegelicht dat hiermee het gebouw op kavel 17A wordt bedoeld.

Met 'evenementen' worden de activiteiten bedoeld. In dit geval gaat het om de activiteiten vanuit het gebouw op kavel 17A. De plantekst is per geval dat over 'evenementen' wordt gesproken verduidelijkt.

  • In de planregels 8.3 en 9.3 dient de zinsnede 'op het plein'' verwijderd te worden.
  • Reactie
    In navolging van deze terechte opmerking zijn betreffende planregels aangepast.
  • In de regels 8.3 en 9.3 is opgenomen dat tijdens evenementen een vluchtroute van minimaal 3 meter breed vrijgehouden moet worden. De Brandweer geeft aan dat uit (een nader door de brandweer aangeleverd) onderzoek blijkt dat voor een goede ontvluchting pas gewaarborgd is als een minimale breedte van 3.85 meter wordt vrijgehouden. Indien een breedte van 3 meter als voldoende wordt aangehouden, dient dit nader onderbouwd te worden.
  • Reactie
    Betreffende planregels zijn aangepast in die zin, dat tijdens evenementen een vluchtroute vanuit het evenementengebouw naar De Passage van minimaal de door de brandweer geadviseerde breedte wordt vrijgehouden.
  • Dit bestemmingsplan voor kavel 17 kan volgens de Brandweer niet losgezien worden van andere ontwikkelingen in de directe omgeving. Het gebied wordt beschouwd als het tweede uitgaanscentrum van Amsterdam en omvat meerdere grootschalige publieksvoorzieningen, zoals o.a. de ArenA, de Pathé bioscoop, de Heineken Music Hall. Het is van belang dat vluchtroutes in het gebied en de bereikbaarheid van de verschillende grote publieksvoorzieningen en de centrale openbare ruimte voor hulpverleningsdiensten gewaarborgd worden. In dit concept ontwerpbestemmingsplan is echter niets opgenomen over de samenhang tussen de verschillende voorzieningen en projecten in het gebied.
    In de plantoelichting zou moeten worden opgenomen op welke wijze de veiligheid in het hele centrumgebied wordt gewaarborgd. Dit temeer omdat er over het spoor door Zuidoost gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Verwezen wordt naar de opmerkingen van provincie Noord-Holland destijds bij de goedkeuring van het bestemmingsplan voor Getz en de aanbeveling om een integraal veiligheidsplan voor het centrumgebied op te stellen.
  • Reactie
    Dit bestemmingsplan voorziet in de oprichting van een gebouwencomplex in een relatief klein plangebied, waarvoor volgens het huidige bestemmingsplan reeds in bebouwing is voorzien. Er is geen sprake van geheel nieuwe bebouwing, waarvoor een geheel nieuwe afweging i.r.t. de omgeving wellicht op zijn plaats zou zijn. Het is daarom niet reëel om aan te nemen dat voor dit bestemmingsplan op bouwplanniveau een integrale (brand)veiligheidsafweging voor het gehele omgevingsgebied te (moeten) maken.

    Voor dit bestemmingsplan op bouwplan niveau is uitvoerig met de brandweer overleg gevoerd om alle (brand)veiligheidsaspecten voldoende aandacht te geven en te borgen. Hierin zijn de aangrenzende percelen en daar geplande bebouwing mee beschouwd.

Overigens zal voor het hele centrumgebied ArenAPoort binnen enkele jaren een bestemmingsherziening plaatsvinden, waarin plaats zal zijn voor een integrale afweging voor hele gebied. In verband met de externe veiligheid ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor Amsterdam-Utrecht wordt op dit moment een visie voorbereid, waarin het hele centrumgebied ArenAPpoort en alle daarin te realiseren plannen worden betrokken.
Het punt van een integrale veiligheidsvisie staat op de agenda en zal in groter verband zijn beslag krijgen.

(6) Stadsregio Amsterdam

  • In hoofdstuk 4 van de plantoelichting mist een toelichting op het regionaal beleid, zoals voortkomend uit het Regionaal Verkeer en Vervoerplan (RVVP) en de Regionale OV-Visie 2010-2030.
  • Reactie
    De opmerking is terecht. In hoofdstuk 4 van de plantoelichting is alsnog een tekst over dit onderwerp opgenomen. Overigens zal dit onderwerp meer in samenhang met de verdere ontwikkeling van het hele centrumgebied ArenAPoort aan de orde komen en zijn weerslag hebben bij de herziening van het bestemmingsplan voor het hele gebied die voor juli 2013 wordt verwacht.
  • In hoofdstuk 6 staan de thema's verkeer en parkeren centraal. Het openbaar vervoer speelt hierin een belangrijke rol, maar is qua dienstregeling nog niet toereikend. De Stadsregio Amsterdam heeft financiële middelen beschikbaar om het fietsparkeren te faciliteren d.m.v. een bestemmingsstalling vergelijkbaar met de voorziening die bij Getz zal worden gerealiseerd. Ook wordt aandacht gevraagd voor voldoende ruimte voor de voetganger in het gebied, zeker op de momenten dat meerdere evenementen tegelijk in het gebied plaatsvinden.

    Reactie
    Zie de reactie hierboven. Het openbaar vervoer wordt continue verder geoptimaliseerd en is een aandachtspunt dat in breed verband voor het gehele centrumgebied wordt opgepakt. Hetzelfde geldt voor het fietsparkeren. De fietsparkeervraag in het algemeen voor het hele omliggende gebied en de daarin aanwezige andere functies wordt op dit moment nader opgepakt door de gemeente in samenwerking met de partijen in het gebied. Bedoeling is om tot een robuuste definitieve fietsoplossing voor het gehele gebied te komen. Hierbij zal graag gebruik gemaakt worden van de mogelijkheden die de Stadsregio daarvoor beschikbaar stelt. De fietsparkeervraag van de gebruikers van de binnen het onderhavige bestemmingsplan opgenomen bebouwing wordt opgelost op de kavel, in de parkeergarage die op grond van het vigerende bestemmingsplan wordt gerealiseerd. In die zin is de ruimte het fietsparkeren voor zover de behoefte in dit bestemmingsplan wordt opgeroepen voldoende geregeld.

    Wat betreft de inrichting van het voetgangersgebied geldt dat het plein als ook het zuidelijk deel van De Loper tevens voor voetgangers wordt ingericht.
    Om de bestaande en nieuwe bezoekersstromen op te vangen zal De Passage tussen de Amsterdam ArenA en kavel 17 worden heringericht tot voetgangersgebied. Momenteel wordt tijdens evenementen in de Amsterdam ArenA de verkeersweg in De Passage afgesloten voor alle verkeer, met uitzondering van nood- en hulpdiensten. Bij de herinrichting tot voetgangersgebied wordt deze situatie permanent. De bestaande barrières in De Passage, zoals de trap vóór de ArenA en de keerwanden aan de overzijde, worden zoveel mogelijk verwijderd, waardoor de beschikbare ruimte voor publiek effectief wordt vergroot. Het nieuwe plein op kavel 17 sluit na herinrichting van De Passage rechtstreeks aan op het voetgangersgebied van de ArenA boulevard, dat via De Passage in feite wordt verlengd tot en met De Loper ten noorden van kavel 17. Bezoekers(stromen) naar andere evenementen kunnen hierdoor ongehinderd hun weg vervolgen.
    Na herinrichting heeft De - 50 meter brede - Passage aldus voldoende capaciteit om een gelijktijdige uitstroom van bezoekers van de ArenA en de Ziggo Dome op te vangen.


(7) Dagelijks Bestuur stadsdeel Zuidoost

  • Tekeningen van het bouwplan, met aanduiding van bezonning, ontsluiting, vuilophaal e.d. ontbreken.
  • Reactie
    In dit stadium is nog geen sprake van een concreet bouwplan. Dit bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kaders en randvoorwaarden te bieden waaraan een later in te dienen bouwaanvraag zal worden getoetst. In het kader van de bouwaanvraag komen meer gedetailleerd.
  • Een verkenning van het windklimaat ter plekke ontbreekt.

    Reactie
    Er is onderzoek gedaan naar eventuele windhinder en de rapporten zijn beschikbaar en als bijlagen aan het ontwerpbestemmingsplan toegevoegd.

    In de eerste plaats is de invloed van de toekomstige woontoren Amsterdam (op kavel 9) op het windklimaat in het onderhavige plangebied op kavel 17 onderzocht door bureau Peutz (Rapport 'Windtunnelonderzoek met betrekking tot het te verwachten windklimaat op loopniveau rondom de geplande bebouwing op kavel 17 te Amsterdam', Peutz, rapportnummer WA 166-1 d.d. 26 juni 2007). De bebouwing op kavel 17 had in dit rapport nog een geheel aaneengesloten U-vormige plattegrond en bouwvolume.
    De invloed van de thans geplande variant met openingen tussen de verschillende bouwvleugels en met een wellicht lager middengebouw (het multipurpose gebouw) is door bureau Peutz eveneens onderzocht (Rapport 'Windtunnelonderzoek met betrekking tot het te verwachten windklimaat op loopniveau rondom de geplande bebouwing op kavel 17 te Amsterdam', Peutz, rapportnummer WA 166-1-RA d.d. 30 november 2009).

    In laatstgenoemd rapport is gerekend naar twee situaties, namelijk met een middengebouw van 16, respectievelijk 28 meter hoog. In de eerste situatie wordt een slecht windklimaat verwacht, in de tweede variant wordt het windklimaat op het plein op kavel 17 acceptabel tot goed beoordeeld. Naar aanleiding van dit resultaat is in de planregels en op de plankaart de minimum bouwhoogte voor de hoofdbebouwing op kavel verhoogd naar 26 meter, bij welke hoogte in navolging van het onderzoek ook een acceptabel tot goed windklimaat wordt verwacht. De resultaten en conclusies voor dit bestemmingsplan zijn verder terug te vinden in hoofdstuk 17 van de plantoelichting.
  • Een verantwoording van de bijdrage en de synergie van dit plan met het centrumgebied als geheel ontbreekt. Daarmee is het niet goed mogelijk om beweringen t.a.v. verblijfsklimaat en samenhang met de omgeving te toetsen.
  • Reactie
    In hoofdstuk 5 van de plantoelichting worden de bestemmingen in dit plan in relatie tot het centrumgebied toegelicht. Dit hoofdstuk zal worden aangevuld met een toelichting op de relatie met de omgeving van het plangebied.
  • Voor de bebouwing aan de westkant van het plangebied met de bestemming Gemengd is behalve een verkeersbestemming ook een evenementenfunctie opgenomen. Waarschijnlijk komt hier een gedeelte van de Ziggo Dome.
    In de bouwregels binnen deze bestemming is echter geen maximale hoogte opgenomen. Ook de plantoelichting is erg marginaal op dit onderdeel.
  • Reactie
    Binnen het vlak met de aanduiding Gemengd zijn de gronden in de plint tevens bestemd voor 'evenementengebouw'. (NB Deze benaming is n.a.v. van de 3.1.1 reactie onder (5) in de plantekst vervangen door: 'bijeenkomstengebouw'.)
    Dit deel van de bebouwing op kavel 17 zal onder andere de entree vormen naar het op het ten westen van het plangebied op kavel 17A geplande bijeenkomstengebouw (de Ziggo Dome). De maximum hoogte van de bebouwing binnen de bestemming Gemengd is bepaald op minimaal 20 en maximaal 40 meter. De hoogte van de in de plint mogelijk gemaakte functies, zoals die voor de entree naar het naastgelegen bijeenkomstengebouw, is volgens de definitie van 'plint' in de onder Begrippen gevatte regels beperkt tot maximaal de tweede bouwlaag gerekend op of boven peil.
  • Een definitie van het begrip 'evenement' ontbreekt. Rekening moet gehouden worden met het feit dat als een gebouw permanent mag worden gebruikt voor muziek/theatervoorstellingen er juridisch gezien geen sprake is van een evenement in de zin van de APV, waardoor een evenementenvergunning verplicht is (zie art. 2.47 lid 2 sub b, APV).
  • Reactie
    Zie ook de eerste reactie onder (5). Het gaat om het bijeenkomstengebouw op kavel 17A de Ziggo Dome. Het gebouw is bestemd voor muziekconcerten en sportmanifestaties. Aldus valt het gebouw ingevolge het bepaalde in artikel 2.47, lid 12 sub b gestelde onder de uitzondering van verbod het verbod in lid 1 om zonder vergunning een evenement in het gebouw te houden. Een evenementenvergunning is in dat geval niet nodig.
  • De maximale hoogte voor bruggen en viaducten in de bestemming V-1 lijkt veel te laag.
  • Reactie
    De voorschriften zijn aangepast. De hoogte voor lichtmasten is aangepast naar 14 meter ervan uitgaande dat het wegdek is gelegen op minimaal 9.80 meter. Om dezelfde reden zijn overige bouwwerken geen gebouwen zijnde gemaximeerd op 6 meter.
  • Binnen de bestemming Horeca is o.a. een hotel mogelijk. In de plantoelichting wordt echter niet aangegeven welk hotelsegment gezien deze toplocatie passend is (bijv. 4 sterren conform het gemeentelijk hotelbeleid). Wel laten de regels zien dat een jeugdherberg of een bed & breakfast in principe ook mogelijk zijn. Het stadsdeel, afdeling EZ, is het niet met deze keuze eens.
  • Reactie
    Betreffende regel onder 4.1 is aangepast, door jeugdherberg en bed & breakfast van horeca categorie V uit te zonderen.
  • Overigens is bij bed & breakfast sprake van een woning, die gedeeltelijk gebruikt wordt voor het onderbrengen van betalende gasten. Hier is echter geen sprake van woningen.
  • Reactie
    Bed & breakfast valt onder de bredere definitie van 'hotel', of is te beschouwen als een van de uitvoeringsvarianten van een hotel. Deze variant kan zich feitelijk niet voordoen in dit plangebied, aangezien geen woningen zijn toegestaan. Daarmee is de regeling in overeenstemming met het hotelbeleid.
  • De terrasaanduiding op de plankaart loopt niet door onder de luifel en biedt daardoor te weinig ruimte. Ook staat niet duidelijk aangegeven of er al dan niet van gebouwde terrassen sprake mag zijn.
  • Reactie
    De nadere aanduidingen worden op de plankaart en de bijbehorende legenda als vlak aangeduid door een lijn met naar binnen gekeerde tandjes. Zo is voor de aanduiding sba-1 (de luifel in bestemmingsvlak V-2) af te lezen dat aan de aan het plein grenzende gevel van de drie gebouwen een luifel mag worden aangebracht. De aanduiding tr op die manier aflezend omvat een vlak grenzend aan de aan het plein gelegen gevel van het hotel, en omvat van daaruit tevens het vlak met de aanduiding sba-1 en dus de luifel. In het vlak met de aanduiding tr mag dus het terras als ook voor een deel de luifel worden aangebracht. Anders gezegd: het terras mag voor een deel onder en voor een deel buiten de luifel worden opgericht.

Er is geen bouwregeling opgenomen voor terras. De planregels in V-2 voorzien alleen in een gebouwde luifel maar maken gebouwde terrassen op het plein niet mogelijk. Dat is overeenkomstig de bedoeling in het bestemmingsplan.

  • Op bladzijde 19 van de plantoelichting staat in de eerste alinea dat gasten van het hotel per 'taxi's en touringcars' via de hellingbaan arriveren, terwijl in de tweede alinea staat dat de hellingbaan en de expeditiehof van het hotel niet toegankelijk zijn voor taxi's en touringcars met bezoekers voor evenementen.
    Deze situatie is in praktijk niet te handhaven.
  • Reactie
    Het hotel hanteert een slagboom en een intercom, waarmee geregeld wordt dat gasten van het hotelgasten zich melden en worden toegelaten. De controle ligt bij het hotel zelf.
  • Aandachtspunt is het fietsparkeren om overlast in de openbare ruimte te voorkomen. Nu al is sprake van overlast bij De Loper en het Ajax oefenveld. Dit moet voor het hele gebied goed geregeld worden.
  • Reactie
    Zie ook de reactie onder (6). De algemene fietsparkeervraag voor het hele omliggende gebied en de daarin aanwezige andere functies wordt op dit moment nader opgepakt door de gemeente in samenwerking met de partijen in het gebied. Bedoeling is om tot een robuuste definitieve fietsoplossing voor het gehele gebied te komen. Hierbij zal graag gebruik gemaakt worden van de mogelijkheden die de Stadsregio daarvoor beschikbaar stelt.
    De fietsparkeervraag van de gebruikers van de binnen het onderhavige bestemmingsplan opgenomen bebouwing wordt opgelost op de kavel, in de parkeergarage die op grond van het vigerende bestemmingsplan wordt gerealiseerd. In die zin is de ruimte het fietsparkeren voor zover de behoefte in dit bestemmingsplan wordt opgeroepen voldoende geregeld.
  • Aandacht verdienen de ontsluiting en de verkeersafwikkeling van dit plan in relatie tot de verkeersafwikkeling van de overige (evenementen)locaties in het gebied. Ook is niet duidelijk hoe de voetgangers- en fietsstromen zich door het gebied begeven.
  • Reactie
    In hoofdstuk 6 van de plantoelichting is uitgebreid beschreven hoef de verkeersafwikkeling en de bereikbaarheid van kavel 17, mede in het licht van het gehele centrumgebied ArenAPoort West, is geregeld. Beschreven is hoe het gebied als geheel is ontsloten via de noord-zuid en de oost-west routes. De aan De Passage gelegen bebouwing op kavel 17 zelf is bewust niet direct, maar via De Passage, rotonde en hellingbaan, op de hoofdwegen aangesloten. Door middel van de geplande aanpassingen die aan de directe ontsluiting via De Passage binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan gedaan worden wordt deze directe ontsluiting geoptimaliseerd.

    Behalve met de auto komt een flink deel van de bezoekers van het plangebied met het openbaar vervoer, dan wel met de fiets. Het zuidelijk deel van De Passage, ongeveer vanaf De Loper, wordt ingericht als fiets- en voetgangersgebied en sluit goed aan op de Arena boulevard. Voetgangers vanaf de openbaarvervoer verbindingen of die al in het gebied aanwezig zijn bereiken kavel 17 via deze verbinding. Ook voor fietsers is het plangebied goed bereikbaar via De Passage.

    (8) Burgemeester en wethouders gemeente Ouder-Amstel
  • Het plangebied in de noordwestelijke hoek van het gebied ArenAPoort grenst aan het Duivendrechtseveld op het grondgebied van de gemeente Ouder-Amstel, waarvoor momenteel een visie wordt opgesteld. De ontwikkelingen in het gebied ArenAPoort West zijn van invloed op de ontwikkelingen in het Duivendrechtseveld en vice versa. Verzocht wordt daar in de toelichting aandacht aan te besteden. Voorgesteld wordt om in hoofdstuk 4 van de plantoelichting (Beleidskader) de Structuurvisie Ouder-Amstel en de Visie 2020 van deze gemeente te vermelden.
  • Reactie
    In hoofdstuk 4 van de plantoelichting is melding gemaakt van de Structuurvisie van buurgemeente Ouder-Amstel. Zoals de gemeente zelf opmerkt maakt dit bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing mogelijk maar gaat het om een gewijzigde invulling. In dat opzicht heeft het plan geen impact op de ontwikkelingen die de structuurvisie Ouder-Amstel voor het Duivendrechtse veld voorziet.

    Het plangebied maakt onderdeel uit van het huidige bestemmingsplan Centrumgebied Zuidoost (zie terug onder hoofdstuk 3.3). Dit grotere plangebied grenst in de noordwestelijke hoek aan het Duivendrechtseveld op het grondgebied van de gemeente Ouder-Amstel, waarvoor momenteel een structuurvisie wordt opgesteld.

    De toekomstige ontwikkelingen in het gebied ArenAPoort West kunnen van invloed zijn op de ontwikkelingen in het Duivendrechtseveld en vice versa. De ontwikkeling op kavel 17 waarvoor het onderhavige bestemmingsplan wordt opgesteld betreft echter een ontwikkeling op kavelniveau. Het gaat niet om een geheel nieuwe ontwikkeling, maar om een gedeeltelijk gewijzigde invulling ten opzichte van de reeds in het geldende bestemmingsplan bestaande functie (van kantoor naar kantoor, hotel en gemengd). Ten opzichte van de bestaande planologische mogelijkheden zal de ruimtelijke invloed – bijvoorbeeld op het gebied van verkeer - op basis van de nieuwe functies geringer zijn. De ontwikkeling op kavel 17 als zodanig heeft geen invloed op de ontwikkelingen die voor de toekomst in het Duivendrechtseveld zijn voorzien.
  • Gemeente Ouder-Amstel kan in grote lijnen met het onderhavige bestemmingsplan instemmen. In plaats van 100% kantoren zullen ter plaatse een hotel, kantoren en een multipurpose gebouw worden ontwikkeld. Naar het oordeel van de gemeente zullen deze ontwikkelingen niet of nauwelijks meer impact hebben op het Duivendrachtseveld dan de op grond van het geldende bestemmingsplan toegestane ontwikkelingen. De gemeente vraagt zich in dit verband het volgende af.
  • Welke functies worden onder 'multipurpose gebouw' gevat?
  • Reactie
    Het 'multipurposegebouw' valt in de bestemming Gemengd. In artikel 3 van de planregels is omschreven welke functies binnen dit bestemmingsvlak mogelijk zijn. Ondergronds is de parkeergarage mogelijk die op basis van het thans geldende bestemmingsplan al kan worden gebouwd. Daarboven mag het multipurpose gebouw worden opgericht, met als functies: kantoor, leisure, zaalaccommodatie en culturele voorzieningen in aansluiting op het programma van het naastgelegen bijeenkomstengebouw (de Ziggo Dome). In de plint (de eerste twee bouwlagen) zijn tevens functies als zakelijke- en consumentverzorgende dienstverlening en horeca toegestaan, maar kan die ruimte ook ingericht worden voor de entree naar de Ziggo Dome.
  • Is de opname van 550 parkeerplaatsen in het plangebied voldoende om zowel de behoefte van de functies in het plangebied, als ook de 300 gereserveerde plaatsen voor de woontoren buiten het plangebied, op te vangen? Wat is het eventuele effect van een eventuele overvraag op de parkeercapaciteit in breder verband? En wat betekenen de overige ontwikkelingen in het gebied als Getz voor de in dit plan voorziene parkeercapaciteit?
  • Reactie
    Bij de geregelde parkeercapaciteit is er van uitgegaan dat een groot deel van de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt opgelost. Dat geldt ook voor andere locaties in het gebied zoals het nog op te richten gebouwencomplex Getz. Echter, om geen overaanbod te creëren is in het gehele centrumgebied ArenAPoort het parkeeraanbod afgestemd op het principe van 'gebiedsgericht' parkeren. Een eventuele overvraag moet kunnen worden opgevangen door het totale parkeeraanbod in het omliggende gebied. Ook voor het onderhavige plangebied geldt dat bij een eventuele overvraag, dat zich alleen bij een gelijktijdige maximum bezetting van alle functies kan voordoen, de overvraag kan worden opgevangen in het gebied. Echter, het parkeeraanbod op kavel 17 is afgestemd op de parkeervraag.
  • Op welke wijze zal de inzet van parkeercapaciteit plaatsvinden bij evenementen?
  • Reactie
    De parkeerkelder onder kavel 17 biedt geen openbare parkeerplaatsen, maar is gereserveerd voor de functies op kavel 17 en de bewoners van Woontoren Amsterdam. Deze parkeerplekken worden dus niet ingezet bij evenementen. De parkeerbehoefte bij evenementen wordt opgevangen door de openbare parkeervoorzieningen in het gebied en de parkeervoorzieningen die door particulieren voor evenementenparkeren worden geëxploiteerd.
  • De gemeente Ouder-Amstel geeft de suggestie mee gebruik te maken van de mogelijkheid tot duurzame stadskoeling die NUON aanbiedt en warmte/koude opslag in de bodem.
  • Reactie
    Van deze mogelijkheid wordt inderdaad gebruik gemaakt. Bekend is intussen dat twee gebouwen worden aangesloten op het duurzame stadskoeling netwerk van Liandon (voorheen NUON) en één gebouw wordt aangesloten op een koude/warmte opslag in de bodem.

(9) Groengebied Amstelland

  • Groengebied Amstelland heeft aangegeven dat het plangebied buiten haar werkgebied is gelegen en dat zij daarom niet gebruik zal maken van de gelegenheid te reageren.
  • Reactie
    Deze mededeling is voor kennisgeving aangenomen.

(12) Dienst Milieu en Bouwtoezicht

Geluid

  • In 6.1 van de plantoelichting is aangegeven dat er sprake zal zijn van een herinrichting van wegen (o.a. nieuwe rotonde en herinrichting van het zuidelijk deel van De Passage). In dat verband dient aangegeven te worden in hoeverre er eventueel sprake is van een reconstructie van wegen in de zin van de Wet geluidhinder.
  • Reactie
    In verband met de bouw van het bijeenkomstengebouw Zigge Dome op kavel 17A vindt aanpassing van de wegenstructuur plaats. Deze aanpassingen betreffen een verlegging van tussen kavel 17 en 17A gelegen verbindingsweg tussen Holterbergweg en Burgemeester Stramanweg, de vervanging van de T-splitsing door een rotonde en de hellingbaan richting het ArenAdek.

De uitvoering van deze wegaanpassingen passen alle in het vigerende bestemmingsplan en kunnen op basis van door het stadsdeel te nemen verkeersbesluiten worden uitgevoerd. Het onderhavige bestemmingsplan is dus niet noodzakelijk om in de uitvoering van deze aanpassingen te voorzien.

Dit bestemmingsplan voorziet evenmin in de oprichting van geluidgevoelige functies. Dat de betreffende wegen voor een deel in het plangebied liggen doet aan het voorgaande niet af. Dit punt kan in het kader van dit bestemmingsplan buiten beschouwing blijven. (Zie ook de beschrijving van de situatie in hoofdstuk 6 van de plantoelichting.)
Overigens is in het kader van de procedure voor de oprichting van de Woontoren Amsterdam wel onderzocht of de verkeersmaatregelen in dat verband tot een reconstructie leiden. Het aspect zal in die procedure wel aan de orde kunnen zijn.

  • Op blz. 21 van de plantoelichting wordt aangegeven dat gebruik wordt gemaakt van bestaande onderzoeksgegevens ten behoeve van het naastgelegen evenementengebouw. (NB Deze benaming is n.a.v. van de 3.1.1 reactie onder (5) in de plantekst vervangen door: 'bijeenkomstengebouw'.)
    Het is in dit verband wel van belang dat wordt aangegeven wat de verkeersaantrekkende werking is van deze nieuwe voorzieningen.
  • Reactie
    In de eerste plaats wordt slechts voor een deel gebruik gemaakt van onderzoeksresultaten die in het kader van de MER voor kavel 17A, waarin ook de geplande ontwikkeling op kavel 17 is beoordeeld. Voor een aantal aspecten, waaronder verkeer en parkeren, lucht en geluid, is afzonderlijk onderzoek verricht. In hoofdstuk 6 van de plantoelichting wordt uitgebreid stilgestaan bij het onderwerp verkeer en parkeren en is ondermeer aangegeven tot welke extra verkeersbewegingen de in dit bestemmingsplan opgenomen functies leiden. De aantallen zijn gebaseerd op het door de dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer (DIVV) opgegeven verkeersintensiteiten. Uit het rapport “Verkeersonderzoek Kavel 17 Centrumgebied Zuidoost”, Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer, O. Seinen 17 juli 2009, blijkt dat de met dit bestemmingsplan mogelijk te maken functiewijziging in vergelijking met de in het geldende bestemmingsplan mogelijk gemaakte functies op kavel 17 leidt tot een afname in verkeersintensiteiten op de omliggende wegen. (Zie ook hoofdstuk 9.3 van de plantoelichting.)
  • Het plan voorziet in de bestemmingen “Horeca” en “Gemengd” o.a. in horeca categorie II. Hieronder vallen ook de functies “dancing” en “discotheek” die dan in de gehele bebouwing binnen deze bestemmingen mogelijk worden. Verzocht wordt hier in de planregels nadere aandacht aan te besteden (mogelijk activiteiten nader omschrijven, als openbaar of besloten, of uitsluiten).
  • Reactie
    In de artikelen 4.1 onder a, en 5.1 onder f is een beperking, als in deze reactie bedoeld, opgenomen.

Duurzaamheid

  • In het bestemmingsplan ontbreekt een paragraaf over duurzaamheid. Nergens wordt expliciet gesproken over duurzame energie, PV-panelen, zonneboilers, of windinstallaties. Aanbevolen wordt om de centraal stedelijke ambitie om CO2 met 40% te reduceren in 2025 en de ambitie om vanaf 2015 klimaatneutraal te gaan bouwen in de toelichting op te nemen. En planregels kunnen opgenomen worden m.b.t. benodigde duurzame energie en de ruimtelijke effecten kunnen aangeven van schuine daken, verkavelen op de zon, zonnepanelen, enz.
    En een ordeningskader kunnen bieden voor optimaal gebruik van de bodem voor warmte koude opslaginstallaties.
  • Reactie
    In de plantoelichting is een hoofdstuk 16 'Duurzaamheid' toegevoegd. Van deze mogelijkheid wordt inderdaad gebruik gemaakt. Bekend is intussen dat twee gebouwen worden aangesloten op het duurzame stadskoeling netwerk van Liandon (voorheen NUON) en één gebouw wordt aangesloten op een koude/warmte opslag in de bodem.

Plankaart

  • De grenzen tussen de bestemmingen V-2 (Verkeer-2) en V-3 (Verkeer-3) zijn niet eenduidig van de plankaart af te af te lezen.
  • Reactie
    De grens tussen de bestemmingsvlakken V-2 (daar waar dit bestemmingsvlak in een smalle strook doorloopt tot in de noordoost hoek van het plangebied) en V-3 valt voor een deel samen met de grens van de nadere aanduiding sba-2. Op de papieren uitdraai kan dat wat lastiger af te lezen zijn dan bij de digitale plankaart het geval is.
  • In het bestemmingsvlak V-3 is aan de oostzijde een begin gemaakt van een aanduiding. Het is niet duidelijk waarop deze betrekking heeft.
  • Reactie
    Inderdaad is op de grenslijn tussen V-2 en V-3 ten onrechte een 'tandje' teveel afgedrukt en valt deze daardoor buiten het vlak nadere aanduiding sba-2. Dit is op de plankaart aangepast.
  • Het is niet duidelijk of de aanduiding 'terras' ook betrekking heeft op de strook direct zuidelijk van de bestemming H (Horeca). En het is ook niet duidelijk of deze strook (tevens?) de aanduiding [sba-1] heeft.
  • Reactie
    De nadere aanduidingen worden op de plankaart en de bijbehorende legenda als vlak aangeduid door een lijn met naar binnen gekeerde tandjes. Zo is voor de aanduiding sba-1 (de luifel in bestemmingsvlak V-2) af te lezen dat aan de aan het plein grenzende gevel van de drie gebouwen een luifel mag worden aangebracht. De aanduiding tr op die manier aflezend omvat een vlak grenzend aan de aan het plein gelegen gevel van het hotel, en omvat van daaruit tevens het vlak met de aanduiding sba-1 en dus de luifel. In het vlak met de aanduiding tr mag dus het terras als ook voor een deel de luifel worden aangebracht. Anders gezegd: het terras mag voor een deel onder en voor een deel buiten de luifel worden opgericht.
  • Waar is de aanduiding 'maatvoeringvlak' gehanteerd?
  • Reactie
    Een aanduiding maatvoeringvlak wordt gebruikt als binnen een bestemmingsvlak voor delen daarvan een onderscheid in maatvoering geldt. In dit geval vallen de grenzen van de maatvoeringvlakken samen met de bestemmingsvlakken en zijn ze niet afzonderlijk af te lezen. In dat opzicht is er in dit bestemmingsplan geen behoefte aan een afzonderlijk maatvoeringvlak.

Regels

  • In hoeverre is er overlap tussen de regels 1.38 en 1.39?
  • Reactie
    Geen. De definitie van geluidgevoelige functie was dubbelop in en is verwijderd.
  • Graag aandacht voor de redactie van regel 1.40.
  • Reactie
    Terechte opmerking. De tekst in regel 1.40 is aangepast door het woordje 'met' te verwijderen.
  • Wordt een 'ondergrondse parkeergarage' per definitie geheel onder peil aangelegd of kan dat ook voor een deel het geval zijn?
  • Reactie
    Een ondergronds parkeergarage hoeft niet per definitie geheel ondergronds te zijn uitgevoerd, maar kan voor een deel niet ondergronds ofwel onder peil worden uitgevoerd.
  • Overwogen kan worden nog een definitie op te nemen van het begrip 'retail'.
  • Reactie
    De functie 'retail' is in dit bestemmingsplan nergens mogelijk gemaakt. Definiëring van de term is daarom niet relevant.
  • Hetzelfde geldt voor 'spa' in regel 4.1. onder f waar (ondermeer) de functie 'spa- en fitnessruimte' is opgenomen.
  • Reactie
    Van 'spa' is niet goed een definitie te geven.
    De tekst is aangepast naar een concretere term: 'sauna-, beauty-, wellness- en fitnessruimte'
  • In 6.1 onder a is 'straten en wegen' opgenomen, terwijl in de Begrippen alleen de term 'weg' wordt gedefinieerd. Zie ook regels 8.1 en 9.1.
  • Reactie
    De omschrijving is in betreffende regels aangepast naar 'wegen'.
  • Moet in 6.2 onder a niet worden gelezen: 'maximum bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter'?
  • Reactie
    Ja. De tekst is aangepast door toevoeging van het woordje 'zijnde'.
  • In de aanhef van 7.1 dient te worden gelezen: Verkeer-2.
  • Reactie
    Terechte opmerking, de tekst is aangepast.
  • In 7.4 is het begrip evenement niet nader gedefinieerd en lijkt dit begrip vooralsnog bepaald te worden door het spraakgebruik. Dit kan discussie opleveren in de relatie evenement en de gelding van vluchtroutes (ruimte). Dit geldt ook t.a.v. de regel 8.3 en 9.3.
  • Reactie
    Ter vermijding van de term 'evenementen' is deze in de regels 7.4, 8.3 en 9.3 vervangen door '…optredens in het bijeenkomstengebouw op de naastgelegen kavel 17A)…'
  • In 8.1 onder e wordt een andere formulering gekozen dan in 7.1 onder e; de reden daarvoor is niet duidelijk.
  • Reactie
    De tekst in regel 8.1 onder e is vervangen en gelijkgestemd met die in regel 7.1 onder e, met uitzondering van 'sba-1'.
  • Is 'portiersgebouw' in 8.2 nader te definiëren?
  • Reactie
    De tekst in 8.1 onder f is aangepast naar 'portiersgebouw (ten behoeve van toezicht op het verkeer naar het ArenA parkeerdek)'. De tekst in 8.2 kan vanwege de omschrijving in 8.1 onder f hetzelfde blijven.
  • Is de omschrijving als gehanteerd in 11 voldoende bepaald? Opname van een minimale hoogte heeft de voorkeur boven de huidige beschrijving: '….mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter en deze werken niet lager gelegen zijn dan de derde bouwlaag'.
  • Reactie
    Artikel 11 van de planregels is aangepast, zodanig dat een hoogtemaat van minimaal 9 meter moet worden aangehouden.

Overig

  • Aandacht wordt gevraagd voor de voetgangerspassage tussen het onderhavige plangebied en het perceel van de naastgelegen Ziggo Dome.
  • Reactie
    Het Programma van Eisen documentnummer 17355 versie definitief van IBA d.d. 3 december 2007 voorziet niet in een voorziening voor voetgangers- en fietsverkeer.
  • Het bestemmingsplan staat bouwhoogten van 20-40 meter toe. In dat verband is aandacht voor het aspect windhinder op zijn plaats.
  • Reactie
    Zie ook de reactie onder (7). Het aspect windhinder is vanwege de geplande bouwhoogten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt onderzocht (Rapport 'Windtunnelonderzoek met betrekking tot het te verwachten windklimaat op loopniveau rondom de geplande bebouwing op kavel 17 te Amsterdam', Peutz, rapportnummer WA 166-1 van 26 juni 2007 en rapportnummer WA 166-1-RA d.d. 30 november 2009).
    In laatstgenoemd rapport is gerekend naar twee situaties, namelijk met een middengebouw van 16, respectievelijk 28 meter hoog. In de eerste situatie wordt een slecht windklimaat verwacht, in de tweede variant wordt het windklimaat op het plein op kavel 17 acceptabel tot goed beoordeeld. Naar aanleiding van dit resultaat is in de planregels en op de plankaart de minimum bouwhoogte voor de hoofdbebouwing op kavel verhoogd naar 26 meter, bij welke hoogte in navolging van het onderzoek ook een acceptabel tot goed windklimaat wordt verwacht. De resultaten en conclusies voor dit bestemmingsplan zijn verder terug te vinden in hoofdstuk 17 van de plantoelichting.

(14) N.V. Nederlandse Gasunie

  • De Gasunie constateert dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van de dichtstbijzijnde aardgas buisleiding valt en dat deze leiding daarom niet van invloed is op de planontwikkeling die met dit bestemmingsplan wordt beoogd.
  • Reactie
    Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

22.2 Behandeling Van Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 10 maart tot en met 21 april 2010 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is de gelegenheid geboden tot het indienen van schriftelijke of mondelinge zienswijzen. Van die gelegenheid heeft niemand gebruik gemaakt.

Bijlage 1 Verkeersonderzoek

Bijlage 1 Verkeersonderzoek

Bijlage 2 Geluidsonderzoek

Bijlage 2 Geluidsonderzoek

Bijlage 3 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 3 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 4 Externe Veiligheidsonderzoek

Bijlage 4 Externe veiligheidsonderzoek

Bijlage 5 Externe Veiligheidsonderzoek

Bijlage 5 Externe veiligheidsonderzoek

Bijlage 6 Externe Veiligheidsonderzoek

Bijlage 6 Externe veiligheidsonderzoek

Bijlage 7 Bodemonderzoek

Bijlage 7 Bodemonderzoek

Bijlage 8 Bodemonderzoek

Bijlage 8 Bodemonderzoek

Bijlage 9 Wateronderzoek

Bijlage 9 Wateronderzoek

Bijlage 10 Natuur En Ecologie

Bijlage 10 Natuur en ecologie

Bijlage 11 Archeologie En Cultuurhistorie

Bijlage 11 Archeologie en cultuurhistorie

Bijlage 12 Windhinderonderzoek

Bijlage 12 Windhinderonderzoek

Bijlage 13 Windhinderonderzoek

Bijlage 13 Windhinderonderzoek

Bijlage 14 Kennisgeving Ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 14 Kennisgeving ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 15 B&w Besluit Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 15 B&W besluit terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 16 Voordracht B&w Vaststelling Bestemmingsplan

Bijlage 16 Voordracht B&W vaststelling bestemmingsplan

Bijlage 17 Raadsbesluit Vaststelling Bestemmingsplan

Bijlage 17 Raadsbesluit vaststelling bestemmingsplan

Bijlage 18 Kennisgeving Vastgesteld Bestemmingsplan

Bijlage 18 Kennisgeving vastgesteld bestemmingsplan