Kernen Egmond
Bestemmingsplan - Gemeente Bergen (NH.)
Vastgesteld op 27-06-2013 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Kernen Egmond van de gemeente Bergen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0373.BPG10000kernenegmd-C001 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd (deel van het) gebouw dat in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, niet zijnde thuisprostitutie, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw, niet zijnde gronden met de bestemming Tuin, en gelegen zijn achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan.
1.8 adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit
op basis van artikel 15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over aanvragen van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onderdeel f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
- b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
- c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
- d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
- f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- g. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
- h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
- i. een paardenfokkerij.
1.10 archeologisch deskundige
een deskundige met opgravingsbevoegdheid of met gekwalificeerde kennis op het gebied van de archeologie.
1.11 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.12 archeologische waarde
de in een gebied aanwezige waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen in de bodem en uit hetverleden.
1.13 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14 bedrijf
een onderneming in hoofdzaak gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen of verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel (minder dan 40% van de totale bedrijfsomzet) van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.15 bedrijfsmatige exploitatie
het door middel van een bedrijf beheren en/of exploiteren van recreatieverblijven, verblijfsrecreatieve appartementen, kavels grond en/of standplaatsen, waarbij voor verblijfsrecreatieve appartementen en recreatieverblijven geldt dat daar wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden aangeboden.
1.16 bedrijfswoning/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein en daaraan ondergeschikt is.
1.17 beschermd dorpsgezicht
het gebied dat door de voormalige minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur op 26 oktober 1990 is aangewezen als beschermd dorpsgezicht in de zin van artikel 35 van de Monumentenwet 1988.
1.18 bestaande bouwwerken
bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn, zullen of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.19 bestaande afstands-, hoogte-, breedte-, inhouds- en andere maten
afstands-, hoogte-, breedte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen of zullen komen.
1.20 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.21 bestemmingsvlak
een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.23 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.24 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.26 bouwgrens
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woon- of andere functies geschikt of geschikt te maken is.
1.28 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond met, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.31 bouwwerk, geen gebouw zijnde
ieder bouwwerk dat niet kan worden aangemerkt als gebouw.
1.32 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.33 chalet
een recreatief onderkomen, dat functioneel overeen komt met een vakantiewoning of stacaravan, maar dat zich door de (houten) vormgeving onderscheidt van die vakantiewoning of stacaravan.
1.34 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.35 cultuurhistorisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake cultuurhistorie.
1.36 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
1.37 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.38 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.39 dakoverstek
de breedte van de dakrand (inclusief de goot) welke zich buiten de verticale projectie van de gevel bevindt.
1.40 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.41 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.42 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.43 evenementen
gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
1.44 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.45 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.46 gevelopbouw
elke verhoging van de gevel boven de maximaal toelaatbare goothoogte.
1.47 grootschalige detailhandel
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige detailhandelsbedrijven in meubels, keukens en badkamers, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.48 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.49 hoofdverblijf
de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokken(en) en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.
1.50 horecabedrijf
een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
- a. het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, niet zijnde een supermarkt of daarmee te vergelijken detailhandel;
- b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
- c. het verstrekken van nachtverblijf.
1.51 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.52 kampeermiddel
- a. tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk en geen stacaravan zijnde, waarvoor ingevolge geen omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vereist is;
een en ander voor zover een dergelijk onderkomen of voertuig geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.53 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.54 kampeerterrein
een terrein met daarbij behorende voorzieningen, ter beschikking gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf of voor het plaatsen, dan wel het geplaatst houden.
1.55 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.56 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.57 landschapswaarde
de in een gebied aanwezige waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende natuur, levende natuur en cultuur.
1.58 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.59 NAP
Normaal Amsterdams Peil.
1.60 natuur- en landschapsdeskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake natuur en landschap.
1.61 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.62 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.63 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
1.64 paardenbak
een door middel van een afscheiding van een perceel afgezonderd stuk grond kennelijk ingericht en bedoeld voor het africhten en/of trainen van paarden, het uitoefenen van de paardensport dan wel het vrij laten loslopen van paarden, meestal als uitloop van een stal.
1.65 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.66 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.
1.67 professioneel vuurwerk
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.
1.68 recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.
1.69 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.70 SBI-code
de code SBI-1993 zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
1.71 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.72 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.73 stacaravan
een gebouw dat dient als recreatief woonverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben, dat geplaatst is op een standplaats en in zijn geheel kan worden verplaatst.
1.74 standplaats
een gedeelte van een recreatieterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een stacaravan of chalet.
1.75 verblijfsrecreatie
het met recreatief oogmerk verblijven met overnachting in een kampeermiddel, stacaravan, chalet, recreatiewoning of -appartement, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.76 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.77 voorgevelrooilijn
de (denkbeeldige) lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw alsmede de (denkbeeldige) lijn in het verlengde van de andere naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel.
1.78 voorste bouwgrens
elke naar de weg of het openbare gebied gekeerde bouwgrens.
1.79 vrijstaande recreatiewoning
een recreatiewoning die niet aan het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel is gebouwd.
1.80 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van een agrarisch bedrijf, zoals genoemd in artikel 1 lid 1.9 onder a en b;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens één bedrijfswoning;
- c. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, fiets- en wandelpaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, bergbezinkbassins en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater;
met daaraan ondergeschikt:
- d. de in tabel 3.1 vermelde toegestane nevenfuncties.
Tabel 3.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | ||
bedrijfsvloeroppervlak | gebruik onbebouwde gronden | ||
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten | 100 | - | |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer | - | - | |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | 100 | - |
- = niet van toepassing.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de teelt van ruwvoeder is toegestaan, voor zover deze teelt overwegend voorziet in de behoefte van het eigen bedrijf;
- b. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming van het agrarisch bouwperceel te wijzigen ten behoeve van het wonen (inclusief aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten), het werken, recreatieve functies, pensions, zorgboerderijen en hobbyboeren, met inachtneming van het volgende:
- a. het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet mogelijk;
- b. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven alsmede de woonkwaliteit van omringende woonpercelen, mogen niet worden beperkt/geschaad;
- c. er dient gebruikgemaakt te worden van de reeds aanwezige agrarische gebouwen en karakteristieke bebouwing dient behouden te blijven;
- d. er dient een beeldkwaliteitplan te worden opgesteld waaruit de nieuwe stedenbouwkundige en landschappelijke opzet van het perceel blijkt;
- e. de nieuwe functie mag geen afbreuk doen aan de bestaande stedenbouwkundige, cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische kwaliteiten en/of karakteristieken van het gebied, hetgeen dient te blijken uit het op te stellen beeldkwaliteitplan;
- f. de nieuwe functies mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen het (voormalige) agrarische bouwvlak;
- g. ten behoeve van de nieuwe functies mag geen buitenopslag plaatsvinden;
- h. het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de functieverandering mag aantoonbaar niet leiden tot een onevenredige toename; de bestaande verkeersstructuur moet de gevolgen van de functieverandering naar aard en omvang kunnen verdragen;
- i. milieuaspecten moeten worden meegewogen;
- j. er dient ten behoeve van de nieuwe functie voldoende parkeergelegenheid te zijn op het eigen (achter)erf;
- k. de totale omvang van de recreatieve functie mag niet meer bedragen dan 800 m³;
- l. de totale omvang van gebouwen en voorzieningen voor de functie werken mag niet meer bedragen dan 800 m³;
- m. in het kader van de nieuwe functie werken mag er geen sprake zijn van industrie, transport en distributie;
- n. in afwijking van het bepaalde onder c mogen ten behoeve van de woonfunctie nieuwe bijgebouwen worden opgericht indien alle bestaande voormalige bedrijfsgebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoning, worden gesloopt, waarbij ten hoogste 50% van de gesloopte oppervlakte mag worden teruggebouwd tot een maximum van 150 m²;
- o. in afwijking van het onder c en n bepaalde mag de oppervlakte aan bijgebouwen bij hobbyboeren maximaal 1% van de gronden bedragen met een maximum van 300 m²;
- p. in afwijking van het onder c, n en o bepaalde mag bij sloop van ten minste 1.000 m² voormalige agrarische bedrijfsgebouwen een nieuwe woning worden gebouwd met een maximale inhoud van 650 m³; indien de oppervlakte van de aanwezige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen meer bedraagt dan 1.000 m², dient het meerdere eveneens te worden gesloopt verminderd met de maximale toegestane erfbebouwing bij woningen;
- q. ten behoeve van de bouw van een nieuwe woning zoals onder p bedoeld, kan van het bepaalde onder f worden afgeweken, mits uit het opgestelde beeldkwaliteitplan blijkt dat een andere locatie de voorkeur geniet vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt;
- r. de nieuw te bouwen woning zoals onder p bedoeld, dient gesitueerd te zijn aan en gericht te zijn op de openbare weg (niet bouwen op het achtererf);
- s. voor de nieuw te bouwen woning zoals onder p bedoeld, zijn de voor dat gebied gebruikelijke bepalingen ten aanzien van goot- en bouwhoogte en kapvorm van toepassing.
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschappelijke Waarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van een agrarisch bedrijf, zoals genoemd in artikel 1 lid 1.9 onder a en b;
- b. behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak': tevens een paardenbak;
- d. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, fiets- en wandelpaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, bergbezinkbassins en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 sub a ten behoeve van de bouw van gaas- of boogkassen, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is, met inachtneming van:
- a. de bouwhoogte mag ten hoogste 2,5 m bedragen;
- b. het gezamenlijk grondoppervlak per bedrijf mag ten hoogste 3.000 m²bedragen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt dat de teelt van ruwvoeder is toegestaan, voor zover deze teelt overwegend voorziet in de behoefte van het eigen bedrijf.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf': tevens een goederenwegvervoerbedrijf uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten met SBI-code 6024.1;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij': tevens een drukkerij uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten met SBI-code 2222;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats - 1': tevens een constructiewerkplaats uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten met SBI-code 281.1;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats - 2': tevens een constructiewerkplaats uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten met SBI-code 281.1;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkfabriek': tevens een timmerwerkfabriek uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten met SBI-code 203, 204 en 205;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf': tevens een bouwbedrijf uit ten hoogste categorie 3.1 met SBI-code 45.1;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalinzameling': tevens een afvalinzamelingsbedrijf met SBI-code 9002.1;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': tevens een hovenier;
- l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend opslag;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - postduivenopvang': tevens een postduivenvereniging;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp': uitsluitend een stolp;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': uitsluitend een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg en daarbij behorende doeleinden;
- s. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg': een vulpunt lpg ten behoeve van het verkooppunt ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
- t. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, bergbezinkbassins en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. zelfbedieningsgroothandelsbedrijven zijn niet toegestaan;
- e. de gronden gelegen voor de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag van goederen is niet toegestaan;
- f. de overige onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m niet toegestaan;
- g. een lpg-vulpunt is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
- h. het is niet toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken voor een bedrijfswoning, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een museum;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie': uitsluitend een galerie;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, bergbezinkbassins en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 7 Detailhandel
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, uitgezonderd een supermarkt;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, bergbezinkbassins en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
7.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. een supermarkt is niet toegestaan;
- b. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- d. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan.
Artikel 8 Gemengd - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens een bedrijf uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens een horecabedrijf uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': tevens een horecabedrijf uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp': uitsluitend een stolp;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, bergbezinkbassins en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. plantsoenen;
- b. groenvoorzieningen;
- c. beplantingen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voetbalkooi': tevens een voetbalkooi;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - skatebaan': tevens een skatebaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': tevens een mast voor alarminstallatie;
- g. speelvoorzieningen;
- h. parken;
- i. voet- en fietspaden;
- j. in- en uitritten;
- k. bermen en bermsloten;
alsmede voor:
- l. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, bergbezinkbassins en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvanginstallatie' bedraagt de bouwhoogte van een alarminstallatie ten hoogste 20 m;
- c. de bouwhoogte van lantaarnpalen bedraagt ten hoogste 9 m;
- d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 4 m;
- e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': horecabedrijven tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
10.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Met betrekking tot het gebruik geldt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
- b. Het is niet toegestaan om recreatiewoningen te gebruiken of te laten gebruiken voor permanente bewoning.
Artikel 11 Kantoor
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, bergbezinkbassins en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
11.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. openbare dienstverlening, kinderopvang, peuterspeelzalen en verenigingsleven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': uitsluitend een brandweerkazerne;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg': uitsluitend een gezondheidszorg voorziening;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek': uitsluitend een jongeren ontmoetingsplek;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs': uitsluitend onderwijs, kinderopvang en peuterspeelzalen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1': uitsluitend levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis': uitsluitend een gemeenschapshuis;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': tevens horeca uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten voor zover behorend bij een jongerencentrum;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'religie': uitsluitend religieuze doeleinden;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'uitvaartcentrum': uitsluitend een uitvaartcentrum;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling': uitsluitend een zorginstelling;
- m. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': instandhouding van cultuurhistorische waarden en kwaliteiten;
- o. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, bergbezinkbassins en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.4 Specifieke gebruiksregel
Met betrekking tot het gebruik geldt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Natuur
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
- b. extensieve dagrecreatie;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren': tevens en uitkijktoren;
- d. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, fiets- en wandelpaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, bergbezinkbassins en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijn de, worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren' is tevens een uitkijktoren toegestaan;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatie in de vorm van sport en spel;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': tevens een volkstuin;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, bergbezinkbassins en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2 onder b om erf- en terreinafscheidingen toe te staan met een hoogte van ten hoogste 2 m, met dien verstande dat:
- a. de transparantie van de erf- of terreinafscheiding ten minste 50% bedraagt;
- b. geen onevenredige hinder voor omliggende percelen mag ontstaan.
Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bungalowpark': recreatiewoningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': een kampeerterrein voor het kamperen in caravans, tenten, stacaravans en chalets met bijbehorende voorzieningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatieve appartementen': bedrijfsmatige geëxploiteerde verblijfsrecreatieve appartementen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': recreatiewoningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1b': tevens horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
- g. water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater, met bijbehorende voorzieningen, zoals bergbezinkbassins;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, een kampwinkel, een wasruimten, sanitaire en overige voorzieningen ten behoeve van kampeerterreinen.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
15.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 15.2.3 onder g of van het bepaalde in lid 15.2.4 onder e om een kleinere afstand toe te staan, indien is aangetoond dat de branddoorslag en brandoverslag tussen twee recreatiewoningen ten minste 60 minuten bedraagt.
- b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 15.2.2 onder e om een kleinere afstand toe te staan, indien is aangetoond dat de branddoorslag en brandoverslag tussen een stacaravan of chalet en een andere stacaravan of chalet ten minste 60 minuten bedraagt.
- c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.1 onder b om erf- en terreinafscheidingen toe te staan met een hoogte van ten hoogste 2 m, met dien verstande dat:
- 1. de transparantie van de erf- of terreinafscheiding ten minste 50% bedraagt;
- 2. geen onevenredige hinder voor omliggende percelen mag ontstaan;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' de afstand van de erf- of terreinafscheiding tot het openbaar toegankelijk gebied ten minste 1,5 m bedraagt;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bungalowterrein' de erf- en terreinafscheiding op een afstand van minste 1,5 uit de voorgevel van een recreatiewoning of het verlengde hiervan is gelegen.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Het is niet toegestaan om:
- a. recreatiewoningen en verblijfsrecreatieve appartementen te gebruiken of te laten gebruiken voor permanente bewoning;
- b. recreatiewoningen en verblijfsrecreatieve appartementen anders te gebruiken of te laten gebruiken dan ten behoeve van de bedrijfsmatige exploitatie, met dien verstande dat dit niet van toepassing is ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' en 'specifieke vorm van recreatie uitgesloten - bedrijfsmatige exploitatie';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatieve appartementen' buiten het bouwvlak te overnachten.
Artikel 16 Sport
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan': een tennisbanen;
- a. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': een zwembad;
- b. ondergeschikte horecavoorziening;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, verhardingen, bergbezinkbassins en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 17 Tuin
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater, met bijbehorende voorzieningen, zoals bergbezinkbassins.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken en van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2.1 ten behoeve van aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
- a. de diepte van aan- en uitbouwen bij vrijstaande woningen ten hoogste 1,5 m mag bedragen gemeten vanuit de voor- en/of zijgevel van het hoofdgebouw;
- b. de diepte van aan- en uitbouwen bij niet vrijstaande woningen ten hoogste 1 m mag bedragen gemeten vanuit de voor- en/of zijgevel van het hoofdgebouw;
- c. de breedte van aan- en uitbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw bij vrijstaande woningen ten hoogste 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
- d. de breedte van aan- en uitbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw bij niet-vrijstaande woningen ten hoogste 60% van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
- e. de lengte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel bij vrijstaande woningen ten hoogste 50% mag bedragen van de lengte van de zijgevel van het hoofdgebouw;
- f. de lengte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel bij niet-vrijstaande woningen ten hoogste 60% mag bedragen van de lengte van de zijgevel van het hoofdgebouw;
- g. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw;
- h. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig mag worden aangetast door het verlenen van de omgevingsvergunning.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Het is niet toegestaan om gronden in gebruik te nemen/hebben voor paardenbakken en mestopslag.
Artikel 18 Tuin - Duin
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - Duin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
- b. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - tuinpad': uitsluitend een verhard toegangspad;
- d. water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater, met bijbehorende voorzieningen, zoals bergbezinkbassins.
18.2 Bouwregels
18.3 Specifieke gebruiksregels
Het is niet toegestaan om:
- a. gronden in gebruik te nemen/hebben voor paardenbakken en mestopslag;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - tuinpad' de gronden in gebruik te nemen voor het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Verkeer
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, bergbezinkbassins en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, alsmede nutsgebouwen worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- b. evenementen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, bergbezinkbassins, terrassen en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. in afwijking van het gestelde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' gebouwen worden gebouwd ten behoeve van een kiosk, waarbij de goot- en bouwhoogte van gebouwen ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedraagt; indien geen goot- en/of bouwhoogte is aangegeven, is het niet toegestaan een kiosk te bouwen;
- c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 4 m;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 om een grotere breedte van dakoverstekken toe te staan, met dien verstande dat:
- a. de breedte van een dakoverstek ten hoogste 1 m bedraagt;
- b. de functie van verblijf en verplaatsing van de gronden niet wordt beperkt door de realisering van het dakoverstek.
Artikel 21 Water
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. water met recreatief medegebruik;
- b. verkeer te water;
- c. water ten behoeve van de waterhuishouding;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens een brug;
- e. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - duinrel’: behoud, bescherming en aanleg van duinrellen.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijn de, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Wonen - 1
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, al dan niet met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens een horecabedrijf uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': tevens een horecabedrijf uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten
- e. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens een recreatiewoning;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 2 recreatiewoningen': tevens twee recreatiewoningen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - pension': tevens een pension;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de woningen;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang': een onderdoorgang;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg': tevens voorzieningen ten behoeve van gezondheidszorg;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorgondersteunende voorzieningen': tevens voor zorgondersteunende voorzieningen;
- l. water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater, met bijbehorende voorzieningen, zoals bergbezinkbassins;
- m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
22.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
Artikel 23 Wonen - 2
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, al dan niet met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens een recreatiewoning;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast': tevens een bed & breakfast;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - fietsenverhuur':tevens fietsenverhuur;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp': uitsluitend een stolp;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
- g. water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater, met bijbehorende voorzieningen, zoals bergbezinkbassins;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
23.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
23.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 23.4.1 ten behoeve van het gebruik van gronden voor paardenbakken en mestopslag en het gebruik van bijgebouwen voor het stallen van paarden, met dien verstande dat:
- a. de bepalingen in lid 23.3.4 van overeenkomstige toepassing zijn;
- b. het bijgebouw voor maximaal 2 paarden mag worden gebruikt;
- c. in afwijking van het bepaalde onder b mag het bijgebouw voor maximaal 5 paarden worden gebruikt indien de gronden grenzen aan het landelijk gebied en indien voorts meer dan 1,5 ha weidegrond aanwezig is aansluitend aan het woonperceel;
- d. de afstand van het bijgebouw tot woningen van derden ten minste 15 m bedraagt;
- e. de afstand van mestopslag tot woningen van derden ten minste 50 m bedraagt en tot de perceelsgrenzen ten minste 5 m;
- f. in afwijking van het onder e bepaalde mag de afstand tot woningen van derden ten minste 25 m bedragen indien de mest wordt opgeslagen in luchtdichte containers.
Artikel 24 Wonen - Duin
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Duin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen al dan niet met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater, met bijbehorende voorzieningen, zoals bergbezinkbassins.
24.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
24.3 Specifieke gebruiksregels
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Leiding - Gas
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een aardgastransportleiding.
25.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
25.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 25.2 onder b indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Leiding - Water
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een waterleiding.
26.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 26.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Waarde - Archeologie - 1
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
27.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van andere, voor de gronden geldende bestemmingen geldt, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels, dat er niet gebouwd mag worden.
27.3 Afwijken van de bouwregels
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 28 Waarde - Archeologie - 2
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
28.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) geldt dat ter plaatse van de bestemming Waarde - Archeologie - 2 uitsluitend bouwwerken zijn toegestaan met een oppervlakte van:
- 1. ten hoogste 50 m²;
- 2. meer dan 50 m² en waarvoor geen graafwerkzaamheden dieper dan 35 cm uitgevoerd hoeven te worden of waarvoor geen heiwerkzaamheden uitgevoerd hoeven te worden.
28.3 Afwijken van de bouwregels
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 29 Waarde - Archeologie - 3
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
29.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) geldt dat ter plaatse van de bestemming Waarde - Archeologie - 3 uitsluitend bouwwerken zijn toegestaan:
- 1. met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 2. met een oppervlakte van meer dan 500 m², waarvoor geen graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm uitgevoerd hoeven te worden of waarvoor geen heiwerkzaamheden uitgevoerd hoeven te worden;
- 3. met een oppervlakte meer dan 500 m², waarvoor graafwerkzaamheden of heiwerkzaamheden niet dieper reiken dan 6 m boven NAP.
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 30 Waarde - Archeologie - 4
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
30.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) geldt dat ter plaatse van de bestemming Waarde - Archeologie - 4 uitsluitend bouwwerken zijn toegestaan;
- 1. met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
- 2. met een oppervlakte meer dan 2.500 m², waarvoor geen graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm uitgevoerd hoeven te worden of waarvoor geen heiwerkzaamheden uitgevoerd hoeven te worden;
- 3. met een oppervlakte meer dan 2.500 m², waarvoor graafwerkzaamheden of heiwerkzaamheden niet dieper reiken dan 6 m boven NAP.
30.3 Afwijken van de bouwregels
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 31 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de cultuurhistorische waarden welke samenhangen met het beschermde dorpsgezicht.
31.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de in lid 31.1 bedoelde gronden gelden, naast en mogelijk in afwijking van het bepaalde elders in deze regels, de volgende regels:
- a. bestaande kapvormen en dakhellingen mogen niet worden veranderd;
- b. bestaande goot- en bouwhoogten mogen niet worden veranderd;
- c. hoofdgebouwen mogen niet worden uitgebreid;
- d. de gevelindeling van gebouwen mag niet worden gewijzigd;
- e. het bouwen van dakkapellen en het veranderen van bestaande dakkapellen, is niet toegestaan;
- f. luifels, zonneschermen, reclame aan de gevel en losse reclame-elementen in de openbare ruimte, anders dan reeds bestaand, zijn niet toegestaan.
31.3 Afwijken van de bouwregels
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 32 Waterstaat - Waterkering
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor waterkering.
32.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
32.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 32.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 33 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 34 Algemene Bouwregels
34.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt en de oppervlakte niet meer dan 6 m² bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
34.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
- d. In afwijking van het hiervoor bepaalde onder a en b geldt dat de herbouw van gebouwen binnen de bestemmingen Wonen - 1, Wonen - 2 en Wonen - Duin voor zover de oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, recreatiewoningen en overkappingen, meer bedraagt dan in de bouwregels van de betreffende bestemming is voorgeschreven, uitsluitend is toegestaan indien:
- 1. er sprake is van het slopen van bestaande gebouwen;
- 2. niet meer dan 50% van het gesloopte oppervlak mag worden teruggebouwd;
- e. voor windmolens, die beschermd zijn als Rijksmonument, wordt de vlucht (d.i. de hoogte van het wiekenkruis in verticale stand) als norm voor de hoogte van het bouwwerk genomen.
Artikel 35 Algemene Afwijkingsregels
35.1 Maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Er wordt niet afgeweken, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
35.2 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het gebruik van een bijgebouw bij een (bedrijfs)woning voor mantelzorg, met dien verstande dat:
- a. er sprake moet zijn van een tijdelijke woonbehoefte;
- b. de bereikbaarheid van algemene voorzieningen en nutsvoorzieningen voor hulpdiensten gewaarborgd moet blijven;
- c. er geen sprake mag zijn van aantasting van de belangen van (agrarische) bedrijven en er mag geen afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
- d. de realisering van de tijdelijke woonruimte in een bijgebouw of aan- of uitbouw of bijgebouw moet mogelijk en aanvaardbaar zijn inzake milieuhygiëne en brandveiligheid. Hierbij is aangesloten bij het bouwbesluit omtrent recreatiewoningen.
Artikel 36 Algemene Aanduidingsregels
36.1 Molenbiotoop
36.2 Veiligheidszone
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mag de oriënterende waarde als gevolg van het lpg-tankstation aan de Heilooër Zeeweg niet worden overschreden.
Artikel 37 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 38 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- b. gebouwen voor gehandicapten;
- c. de ruimte tussen bouwwerken;
- d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 39 Overige Regels
39.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 40 Overgangsrecht
40.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
40.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 41 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Kernen Egmond'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Bergen is in 2004 gestart met de integrale herziening van alle bestemmingsplannen voor het gemeentelijk grondgebied. Voorliggend bestemmingsplan is één van de laatste bestemmingsplannen dat wordt herzien. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de kernen Egmond aan Zee, exclusief het strand en de aangrenzende boulevard, Egmond-Binnen en Egmond aan den Hoef. Het nieuwe bestemmingsplan biedt een actuele en eenduidige bestemmingsregeling die digitaal beschikbaar is ter vervanging van de verschillende vigerende bestemmingsplannen. Voor het plangebied gelden momenteel diverse bestemmingsplannen die ouder zijn dan de wettelijk voorgeschreven 10 jaar en om die reden aan herziening toe zijn. Bovendien voldoen de plannen niet meer aan de huidige inzichten en ruimtelijke opvattingen.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
In figuur 1.1 is de ligging en precieze begrenzing van het plangebied weergegeven. Het plangebied bestaat uit de kernen Egmond aan den Hoef, Egmond-Binnen en Egmond aan Zee, exclusief het strand en de aangrenzende boulevard. Ook het gedeelte tussen Egmond aan den Hoef en het Noord-Hollandse Duinreservaat is opgenomen in het plangebied.
1.3 Vigerende Regeling
Het bestemmingsplan Kernen Egmond vervangt diverse bestemmingsplannen. In tabel 1.1 is een overzicht opgenomen van de bestemmingsplannen die worden vervangen.
Tabel 1.1 Vigerende bestemmingsplannen
naam plan | vaststelling (raad/b&w) | goedkeuring (GS) | Kroonbesluit (Kroon) | |||
Kern: Egmond aan Zee | ||||||
Dorpskern | 27-04-1981 | 10-08-1982 | 15-12-1983 | |||
Kindertehuizen | 25-09-1978 | 15-01-1980 | 30-08-1982 | |||
Egmond aan Zee Noord | 29-08-1984 | 13-11-1984 | 07-07-1987 | |||
Uitwerkingsplan Egmond aan Zee Noord Fase 1 | 21-10-1986 | - | - | |||
Uitwerkingsplan Egmond aan Zee Noord Fase 2A | 19-09-1989 | 19-12-1989 | - | |||
Rooseveltstraat | 29-06-1967 | 06-02-1968 | - | |||
Kennedybouvelard | 01-06-1972 | 09-04-1974 | 23-11-1977 | |||
Kennedybouvelard (eerste uitwerking) | 01-03-1983 | 11-10-1983 | - | |||
Kennedybouvelard (tweede uitwerking) | 01-07-1983 | 27-10-1983 | - | |||
Kennedybouvelard herziening | 01-11-1979 | - | - | |||
Marshallstraat | 04-04-2002 | - | - | |||
Egmond aan Zee - Torenduin | 26-02-2002 | 24-09-2002 | - | |||
Omgeving gereformeerde kerk | 10-06-1974 | - | - | |||
Sportlaan 1977 | 19-12-1977 | - | - | |||
Paraplubepaling Erfregeling | 10-07-1998 | - | - | |||
Kern: Egmond aan den Hoef | ||||||
Caravanterrein | 18-04-1967 | 07-05-1968 | - | |||
Egmond aan den Hoef West | 29-11-1988 | 25-07-1989 | 20-12-1990 | |||
Slot | 20-05-1996 | 23-12-1996 | 02-04-1998 | |||
Bedrijventerrein De Weidjes | 15-02-1999 | - | - | |||
Egmond aan den Hoef - Beschermd dorpsgezicht | 29-09-1977 | 13-02-1979 | 06-05-1983 | |||
Egmond aan den Hoef - Mosselaan | 16-12-2003 | - | - | |||
Oostelijke randweg | 27-05-1991 | 26-11-1991 | 29-12-1993 | |||
Kern: Egmond-Binnen | ||||||
Dorpskern Egmond-Binnen | 27-04-1978 | 12-06-1979 | 12-07-1984 | |||
Dorp West | 03-06-1981 | 19-10-1982 | 19-11-1982 |
1.4 Opgave
In het bestemmingsplan Kernen Egmond is het ruimtelijk beleid voor het plangebied verwoord, onderbouwd en vertaald in regelgeving (verbeelding en planregels). De bestaande situatie en de gebruiks- en bouwmogelijkheden uit de thans vigerende bestemmingsplannen zijn leidend voor de inhoud van het onderhavige bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is daarbij hoofdzakelijk consoliderend van aard.
1.5 Planproces
Voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan is een inventarisatie van de feitelijke en planologische situatie in het plangebied uitgevoerd. Deze inventarisatie is weergegeven op inventarisatiekaarten. Tijdens een aantal inloopbijeenkomsten konden eigenaren, gebruikers en andere belangstellenden de inventarisatiekaarten bekijken. Vervolgens kon men mondeling of schriftelijk opmerkingen plaatsen of wensen kenbaar maken. De inventarisatiekaarten, inclusief de reacties daarop, hebben vervolgens de basis gevormd voor het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt wordt wel dat de bestaande situatie daarbij is afgewogen tegen de nu geldende bestemmingsplannen en het beleidskader voor het nieuwe plan.
1.6 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 komt allereerst een analyse van het plangebied aan bod, waarbij de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuur en de functionele structuur worden beschreven. Het beleidskader komt aan bod in hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk wordt het relevante ruimtelijke beleid van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente beschreven en wordt tevens ingegaan op de relevante wet- en regelgeving. Hoofdstuk 4 behandelt de milieuaspecten. Op basis van de voorgaande hoofdstukken worden in hoofdstuk 5 de planuitgangspunten geformuleerd. In hoofdstuk 6 is de juridische planbeschrijving opgenomen. In dit hoofdstuk is uiteengezet op welke wijze de uitgangspunten zijn vertaald. Tot slot is in hoofdstuk 7 de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven.
Hoofdstuk 2 Analyse Van Het Plangebied
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Algemeen
Het gebied van de Egmonden bestaat uit duinen, geestgronden en polderland. Deze liggen strooksgewijs naast elkaar en geven een grote afwisseling in landschappen en in woon- en werkmilieus.
De geestgronden zijn het oudst. Deze bestaan uit zandige bodems, zogenaamde strandwallen. Ze werden gevormd door zee en wind in het Zeegat van Bergen en het Oer-IJ tussen ongeveer 1500 v.C. en het begin van de jaartelling. Plaatselijk werden ook lage duinen gevormd, zogenaamde nollen, waarvan de meeste nu door afzanding zijn verdwenen.
Omstreeks het jaar 900 lag hier een viertal nederzettingen. Dat waren van noord naar zuid: Wimmenum, Rinnegom, Hallem en Arem. Het gezag over de streek, Kennemerland, was in die tijd in handen van het geslacht van de Gerulfingen. Zij zouden zich opwerken tot Graven van Holland. Dirk I en Dirk II worden beschouwd als de stichters van het klooster, dat 'Egmond' zou gaan heten. Het werd gewijd aan de H. Adelbertus, de 'apostel van Kennemerland', die hier begraven lag. De Graven beschouwden het als hun 'huisklooster' en vestigden zo tevens een machtsbasis in het huidige Egmond Binnen. In de 12e eeuw verrees hier en groot abdijcomplex in Romaanse stijl, dat zelfs nadat het in 1573 een ruïne was geworden het omringende landschap beheerste. Door hun uitgebreide grondbezit en hun kennis van landbouw, waterstaat, diplomatie en wetenschap hadden de Benedictijner monniken grote invloed op de gehele regio.
Na 1200 nam de invloed van de kloosterlingen af door de opkomst van de steden en door politieke ontwikkelingen. De Heren van Egmond, aanvankelijk 'advocatus' (beschermer) van de Abdij, werkten zich vanuit hun kasteel te Egmond aan den Hoef op tot een van de machtigste geslachten in Holland en daarbuiten. De beroemdste telg werd Lamoraal van Egmond, die zijn verzet tegen de Spaanse overheersing met de dood moest bekopen (1568).
In Egmond zelf gingen de plaatselijke condities in de late middeleeuwen sterk achteruit. Door verdroging stoof een deel van het oude cultuurland onder het zand en ontstonden de hoge jonge duinen. In het achterland kreeg men juist last van vernatting. Daaraan kwam pas een einde door de drooglegging van de Berger- en Egmondermeer en de randpolders in 1563-65. De ontwikkeling van de poldermolen speelde daarbij een cruciale rol. Kort daarop begon de afzanding van de nollengronden in de voorduinen. Dat leidde ondermeer tot de aanleg van bescheiden buitenplaatsen, zoals Schuijlenburg, Tijdverdrijf en Waterrijk. In de 19e eeuw werden deze gronden vaak in gebruik genomen voor de bloembollencultuur. Daarbij werd het eeuwenoude systeem van afwateringssloten (duinrellen) grotendeels gehandhaafd.
Hoewel Egmond aan den Hoef een bescheiden industrie kreeg (kalkovens en papiermolens) bleven de Binnen-Egmonden tot in de 20e eeuw overwegend agrarisch. Egmond aan Zee, ooit ontstaan om de monniken van vis voor de vasten te voorzien, bestond later grotendeels van de kustvisserij. Daarnaast ontwikkelde zich vanaf 1856 het badtoerisme. In Egmond Binnen betekende de herbouw van de Abdij (1934-55) een hervinden van de eigen identiteit. Het duingebied kwam in handen van de provincie, met de 'Duinen van Six' in 1993 als laatste schakel. Naast natuurwaarden bevatten de duinen met de duinlandjes als 'zeedorpenlandschap' ook een belangrijke cultuurhistorische component. Voor alle Egmonden is het verblijfstoerisme (waaronder campings en huisjesterreinen) een belangrijke bron van inkomsten geworden.
Egmond aan Zee
Hoewel het oude vissersdorp vooral na 1945 op grote schaal is uitgebreid en gemoderniseerd, wordt het karakter nog sterk bepaald door het 'leven met de zee'. Dat blijkt uit de herinneringen aan het visserijverleden (vissershuisjes, Vissersmonument, Museum van Egmond) en uit de aanwezigheid van het reddingstation van de KNRM. Ook de monumentale Prins Hendrikstichting en de voormalige koloniehuizen, zoals Zwartendijk, refereren aan deze oude band. Het toerisme is langs de Voorstraat, de Zeeweg en de Boulevard sterk aanwezig.
Egmond aan den Hoef
Ook Egmond aan den Hoef kenmerkt zich door grote dorpsuitbreidingen die vrij recentelijk aan de noord-, noordoost- en zuidzijde zijn gerealiseerd. De kern wordt echter gevormd door de Slotkapel, de Slotruïne en het oude dorp, dat de status heeft van beschermd dorpsgezicht. Van hieruit is er nog een bescheiden zichtas naar het polderland. De nabijheid van de 'trekker' Egmond aan Zee heeft een teruggang in de winkelstand tot gevolg gehad. Het gevoel dat het dorp 'onaf' is heeft geleid tot de ontwikkeling van plannen voor de noord- en oost en westzijde, die echter nog in een verkennend stadium verkeren.
Egmond Binnen
Egmond Binnen heeft een compacte structuur, die als een ovaal rond de centrale as van de Heereweg ligt. De Abdijlaan is een karakteristieke dorpsstraat met een bescheiden winkel- en horecavoorziening. De nieuwbouw ligt vrij organisch tegen het oude centrum aan. De oostkant van het dorp wordt beheerst door de nieuwe Abdij, die prominent in het landschap aanwezig is. Aan de noordwestzijde, achter het bos van Waterrijk, ligt een tweede kloostercomplex, het Liobaklooster van vrouwelijke religieuzen. Aan de westzijde is het oude nollenlandschap gedeeltelijk bewaard gebleven.
2.2 Ruimtelijke Karakteristiek
De ruimtelijke karakteristiek van het plangebied wordt hierna beschreven en in beeld gebracht aan de hand van het bebouwingspatroon, de groenstructuur en de voorkomende cultuurhistorische waarden.
2.2.1 Bebouwingspatroon
Voor het analyseren en beschrijven van het bebouwingspatroon, wordt in hoofdlijnen aangesloten bij de gebiedsindeling van de welstandsnota. Het plangebied bestaat uit drie verschillende kernen, dat haar eigen bebouwingspatroon en karakter heeft dat weer onder te verdelen is in verschillende deelgebieden. De volgende deelgebieden (zie figuur en tabel 2.1.) worden onderscheiden:
Figuur 2.1 Deelgebieden
Tabel 2.1 Deelgebieden
Egmond aan Zee | I Noordelijke uitbreiding |
II Zuidelijke uitbreiding | |
III Lintbebouwing | |
Egmond aan den Hoef | IV Beschermd Dorpsgezicht |
V Lintbebouwing | |
VI Plan Mosselaan | |
VII Plan Slot | |
VIII Bedrijventerrein | |
XV Landelijk gebied | |
Egmond-Binnen | IX Dorpskern |
X Zuidelijke uitbreiding | |
XI Westelijke uitbreiding | |
XII Bijzondere uitbreiding | |
XIII Lintbebouwing | |
XIV Noordelijke uitbreiding | |
XV Landelijk gebied |
Egmond aan Zee
I Noordelijke uitbreiding
De noordelijke uitbreiding van Egmond aan Zee wordt aan de noordzijde begrensd door het Noord-Hollandse Duinreservaat. De Nollenweg vormt de oostgrens van het gebied. De Wilhelminastraat vormt de zuidgrens van het gebied. Aan de westzijde grenst het gebied aan de kustbebouwing.
Het gebied is een woonwijk die in de jaren dertig, vijftig, zestig, zeventig en tachtig van de vorige eeuw planmatig tot stand is gekomen. Incidenteel zijn er de afgelopen jaren vrijstaande woningen toegevoegd. Het overgrote deel van de woonbebouwing bestaat uit rijwoningen. Daarnaast komen er appartementengebouwen van twee en meer verdiepingen voor met zowel platte daken als kappen. Rond de Dennenlaan staan daarentegen voornamelijk vrijstaande woningen. De rijwoningen staan per blok in de rooilijn, terwijl de woonblokken onderling verspringen. De woningen zijn vrij dicht op de weg en dicht op elkaar gebouwd, waardoor er een besloten karakter ontstaat. Het besloten karakter wordt ondersteund door het redelijk groene karakter van de wijk, dat grotendeels ontstaat door de beplanting in de voortuinen. Verder staat er een sporthal in het gebied en zijn er sportvoorzieningen (tennispark, zwembad en voetbalveld) en voormalige kindertehuizen die nu een andere functie hebben.
De woonbebouwing bestaat veelal uit twee bouwlagen met een kap. De kapvorm en -richting varieert. Per bouwblok is deze echter weer gelijk. De entrees van de woningen zijn op de straat gericht. Aan- en bijgebouwen zijn aan de voor- en achterzijde van de woningen geplaatst.
II Zuidelijke uitbreiding
De zuidelijke uitbreiding van Egmond aan Zee wordt aan de westzijde begrensd door de kustbebouwing en de Kennedyboulevard. De Zeeweg (in de vorm van de dorpsbebouwing van Egmond aan Zee) vormt de noordgrens van het gebied. De begrenzing wordt aan de oostzijde gevormd door de Plevierenlaan en in het zuiden door de Churchilllaan. Het Noord-Hollands Duinreservaat grenst tevens aan de oost- en zuidzijde van het gebied.
Het gebied is een woonwijk die in de jaren zestig, zeventig en tachtig van de vorige eeuw is gebouwd. Incidenteel zijn er de afgelopen jaren in het noordelijk deel, grenzend aan de dorpskern, nieuwe woningen toegevoegd. Het gebied bestaat uit woningen aan woonstraten in een rechtlijnige opzet met strakke rooilijnen. De strakke stedenbouwkundige opzet van de bebouwing, de directe oriëntatie van de woningen op de straat en de parkeervoorzieningen op straat leiden tot een versteend aanzicht van het gebied. De bebouwing is vrij dicht op elkaar en dicht op de weg gebouwd. Hierdoor krijgt het gebied een besloten karakter. Opvallend kenmerk in het gebied is dat een groot deel van de woningen bewust is ontworpen met zomerhuisjes in de achtertuin, als extra inkomsten voor de bevolking. Grenzend aan deze woonwijk is hotel Zuiderduin gelegen. Het grootschalige karakter van het hotel wordt verzacht door de nabijgelegen kleinschalige woonbebouwing. Aan de oostkant van het gebied zijn een aantal nieuwe appartementencomplexen gebouwd.
De gebouwtypen variëren: rijwoningen, appartementen en een beperkte hoeveelheid vrijstaande woningen. De rijwoningen bestaan voornamelijk uit twee bouwlagen en een kap; appartementen zijn veelal in grote complexen gesitueerd. De bebouwing is afwisselend met de lengterichting of haaks op de weg geplaatst. Toch zijn de entrees in veel gevallen op de straatzijde georiënteerd. De kapvorm en kaprichting van de bebouwing varieert. De appartementen hebben een balkon aan de voorzijde van de woning. De rijwoningen hebben een dakkapel aan zowel de voor- als achterzijde van de woning. In de achtertuinen van deze woningen is meestal een bijgebouw geplaatst.
III Lintbebouwing
Het gebied bestaat uit de bebouwing aan weerszijden van een gedeelte van de Voorstraat, de invalsweg van Egmond aan Zee en ligt ten oosten van de dorpskern. Het gebied loopt aan de westkant tot aan de Prins Hendrikstraat en de Trompstraat. Aan de zuidzijde grenst het aan de duinen en aan de oostkant aan de Pieter Schotmanstraat. De noordelijke uitbreiding van Egmond aan Zee vormt de noordgrens van het gebied.
De oorspronkelijke bebouwing is veelal in de periode 1900-1940 tot stand gekomen. De bebouwing, zowel vrijstaande woningen als appartementen, is meestal in de rooilijn gebouwd. Op sommige plekken verspringt deze rooilijn. De bebouwing is redelijk dicht op elkaar en dicht op de rooilijn gebouwd, waardoor er een besloten karakter ontstaat. Dit besloten karakter wordt versterkt doordat de bebouwing met de entrees op de straat is georiënteerd. Opvallend element in het gebied is de Prins Hendrik Stichting, een oorspronkelijk rusthuis voor oud-zeelieden. Dit gebouw is prominent in het gebied aanwezig, zowel qua grootte als qua architectuur. Aan de Pieter Schotmanstraat zijn de gemeentewerf en een klein bedrijventerrein.
Egmond aan den Hoef
IV Beschermd Dorpsgezicht
Het beschermd dorpsgezicht van Egmond aan den Hoef wordt aan de noordzijde begrensd door de Prinses Beatrixlaan. Aan de oostkant loopt de grens op het grensvlak tussen het bebouwd en onbebouwd gebied. Ten zuiden wordt het gebied begrensd door de Julianaweg. De achtertuinen van de Schoolstraat, het gebied ten zuiden van de Slotweg en de Prinses Marijkelaan vormen de westgrens van het gebied.
Egmond aan den Hoef heeft zijn ontstaan te danken aan het kasteel van Egmond. De ruïne en de omliggende oude bebouwing zijn van cultuurhistorische waarde. Op 11 juni 1970 heeft de omgeving van het slot de status van beschermd dorpsgezicht gekregen. Over het algemeen staat de gevarieerde bebouwing dicht op de weg, dicht naast elkaar en in een vrij strakke rooilijn. Hierdoor krijgt het gebied een vrij besloten karakter. De ruïne heeft een belangrijke maatschappelijke, culturele en toeristische functie. De ruïne, de gracht en het nabijgelegen park worden voor recreatieve doeleinden gebruikt. In het park is een speelplek opgenomen. De bomen rondom de kerk, het kerkhof en de ruïne, de bomenrijen langs de Slotweg en de open ruimten voor agrarisch gebruik zijn beeldbepalend voor het dorpsbeeld.
De meeste gebouwen binnen het beschermd dorpsgezicht hebben een woonfunctie. In het gebied komen voornamelijk vrijstaande woningen voor. De bebouwing bestaat met name uit woningen met één laag en een kap. De kapvorm en -richting van de gebouwen varieert enorm. De entree bevindt zich veelal aan de voorzijde van de woning. Aan- en uitbouwen bevinden zich meestal aan de achterzijde van de bebouwing.
V Lintbebouwing
Het lint van Egmond aan den Hoef beslaat een gedeelte van de lintbebouwing van de Herenweg, de bebouwing rondom de Egmonderstraatweg (inclusief de geplande locatie voor het winkelcentrum De Waard ten zuiden van de Egmonderstraatweg).
Het gebied kent van oorsprong een lineaire bebouwde structuur. In de loop van de jaren zijn nieuwe woningen toegevoegd. De bebouwingsvormen variëren aanzienlijk. De bebouwing is dicht op elkaar en dicht op de weg geplaatst, waardoor het gebied een redelijk besloten karakter krijgt. Doorzichten richting het achterland enerzijds en de achterliggende bebouwing anderzijds zijn er nauwelijks.
Langs de Egmondsestraatweg bestaat de bebouwing grotendeels uit woningbouw, terwijl er langs de Herenweg sprake is van een gemengd functiepatroon met woningen en winkels als een bakker en een slager. De bebouwing bestaat naast winkels voornamelijk uit vrijstaande woonhuizen, boerderijen en twee-onder-een-kapwoningen. Aan het lint van de Herenweg is er bovendien een rijtje woningen met een afwijkende bebouwingsvorm en kleurstelling toegevoegd. De woningen zijn zowel evenwijdig aan de weg als haaks op de weg geplaatst. Hierdoor varieert de kaprichting. De opbouwen zijn voornamelijk aan de voor- en zijkant van de bebouwing geplaatst; de bijgebouwen aan de zijkant van de bebouwing.
VI Plan Mosselaan
Plan Mosselaan is de meest recente uitbreiding van Egmond aan den Hoef. Het ligt ingeklemd tussen de N511 aan de westzijde, de N512 aan de zuid- en oostzijde en de oude dorpskern aan de noordzijde. Aan de oostkant grenst tevens het bedrijventerrein van Egmond aan den Hoef. In het gebied zijn 190 woningen gebouwd, bestemd voor inwoners uit de eigen gemeente.
Plan Mosselaan is een planmatige uitbreiding, die louter bestaat uit woonbebouwing. De woningen worden door middel van water en groen van de Randweg afgeschermd. In dit gebied overheerst de rationeel opgezette nieuwbouw. Er zijn drie zichtlijnen loodrecht op de Randweg in het plan opgenomen voor het zicht op de bestaande kern. Deze zichtlijnen zijn ingericht met groen en water, die tezamen met het groen langs de Randweg de hoofdstructuur van de openbare ruimte in het gebied vormen. De rationele verkavelingsopzet en de aandacht voor de architectuur zijn belangrijke kwaliteiten. De woonstraten zijn door de oriëntatie van de woningen zeer stenig. De woningen zijn relatief dicht op elkaar en dicht op de straten gebouwd, waardoor er weinig sprake is van transparantie. De dichte bebouwingsvorm leidt wel tot een besloten karakter. Tevens is een strak rooilijnenpatroon aangebracht.
De gebouwtypen variëren: zowel rijwoningen, twee-onder-een-kapwoningen, appartementen als vrijstaande woningen in het zuiden van het gebied. De woningen bestaan uit twee bouwlagen met een kap. Centraal in het plan hebben de boogwoningen die het cirkelvormige plein ontsluiten een afwijkende hoofdvorm gekregen: één bouwlaag, plat afgedekt met balustrade en een dakopbouw met tentdak. De appartementengebouwen zijn in drie lagen uitgevoerd en hebben een ringkap. Aan- en bijgebouwen komen zowel aan de zij- als achterzijde voor. Deze zijn teruggelegen ten opzichte van de rooilijn. Opbouwen komen ook aan de voorzijde voor. De rijwoningen hebben soms ook een erker. Voor aan-, op- en bijgebouwen geldt een trendsetter.
VII Plan Slot
Het gebied ligt ten noorden van de het beschermd dorpsgezicht van Egmond aan den Hoef. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Tiggellaan. Aan de oostzijde vormen de Prins W. Alexanderlaan en de Sabine van Beierenlaan de grens van het gebied. De noord- en oostzijde van het gebied grenzen tevens aan het landelijk gebied van de Bovenpolder. De N511 grenst ten westen aan het gebied. De zuidgrens wordt gevormd door het beschermd dorpsgezicht.
Het gebied is in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw ontstaan door middel van planmatige uitbreiding. Het is een typisch woongebied, dat bestaat uit woonstraten en woonerven. Bovendien heeft het gebied een groene uitstraling door het openbaar groen van bomen, plantsoenen en water in de wijk. Ondanks de ligging aan het open landschap, is er tussen de bebouwde omgeving van het gebied en de onbebouwde omgeving van het aangrenzend landelijk gebied geen relatie. De woonblokken zijn redelijk dicht op elkaar geplaatst, waardoor het gebied een besloten karakter krijgt en de transparantie beperkt is. De afstand van de woningen tot de straten is beperkt en wordt bepaald door de grootte van de voortuinen. Het gebied kent een vrij strakke rooilijn.
De bebouwingstypen variëren: rijwoningen, twee-onder-een-kapwoningen en een beperkte hoeveelheid vrijstaande woningen. De woningen hebben voornamelijk twee bouwlagen en een kap. De bebouwing is afwisselend in de lengterichting of haaks op de straat geplaatst. Kapvorm en kaprichting van de woningen varieert ook, maar meestal wordt gebruikgemaakt van het zadeldak. Soms is er een dakkapel aan de voorzijde van de woning geplaatst.
VIII Bedrijventerrein
Het gebied is redelijk klein en ligt ten zuiden van het beschermd dorpsgezicht van Egmond aan den Hoef en ten oosten van de Plan Mosselaan. Aan de noordzijde van het bedrijventerrein loopt de Lamoraalweg, aan de westzijde de Ambachtsweg en aan de zuidzijde de Hoeverweg. Het landelijk gebied van de Bovenpolder vormt de oostgrens van het gebied. De bedrijven op het terrein behoren tot de lichtere milieucategorieën.
De structuur van het gebied is helder en overzichtelijk en bestaat uit een viertal straten die loodrecht op elkaar staan. Het bedrijventerrein biedt plaats aan diverse soorten bedrijvigheid. Er is nauwelijks eenheid tussen grootschalige gebouwen. De rooilijn van de gebouwen is bij de garages strak en verspringt bij de overige bedrijfsbebouwing. De relatie tussen het bedrijventerrein en de omliggende gebieden (Plan Mosselaan en het beschermd dorpsgezicht) is ver te zoeken. Net als bij andere bedrijventerreinen, is sprake van de typerende karakteristiek van grootschalige bebouwing die solitair op een kavel staat. De bedrijven staan op enige afstand van elkaar en van de weg.
De bebouwing bestaat uit veelal grote gebouwen met een bouwlaag en een plat dak. Ook zijn er lage bedrijfsverzamelgebouwen met een verdieping en kap gevestigd op het terrein. Verder is een aantal bedrijfswoningen op het terrein aanwezig. De entreezijde van de bebouwing is veelal op de weg gericht.
XV Landelijk gebied; polder
Het landelijk gebied binnen de gemeente Bergen beslaat het gebied buiten de kuststrook en de kernen. Het landelijk gebied is een typisch polderlandschap en wordt gekenmerkt door een open gebied en het bijbehorend perspectief op het silhouet van de duinenrij. Het gebied wordt gekenmerkt door de oorspronkelijke verkavelingsvormen. Het gebied dat onderdeel uitmaakt van het plangebied, ligt tussen de duinen en de kern Egmond aan den Hoef.
In dit gebied zijn enkele duinrellen aanwezig. Ze zijn uniek voor de binnenduinrand. Een duinrel is een gegraven, ondiepe watergang waarin kwelwater uit de duinen kan afstromen naar het lager gelegen land (vaak een polder). Karakteristiek voor een duinrel is dat er vrijwel het gehele jaar water over een zandige bodem stroomt en dat het water zoet, voedselarm en helder is. De inventarisatie van duinrellen is in 2010 uitgevoerd.
De duinrellen hebben in dit bestemmingsplan een beschermend regime gekregen in die zin dat de geïnventariseerde duinrellen (die in sommige gevallen niet meer feitelijk aanwezig zijn, maar wel in potentie) de bestemming Water hebben gekregen met een specifieke aanduiding voor duinrel.
Egmond-Binnen
IX Dorpskern
Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Boonakkersteeg. Aan de oostzijde vormen de Kloosterweg en de Dom Huibenlaan de grens, waarbij het gebied aan deze zijde tegelijkertijd grenst het aan het landelijk gebied. Ten zuiden loopt de Hollanderweg en de Peperstraat vormt de westgrens van het gebied. De oude kern van Egmond Binnen is in de 9e eeuw langs twee wegen ontstaan: de Herenweg en de Abdijlaan/St. Adelbertusweg. Deze ontwikkelingsas is kenmerkend voor Egmond Binnen. Oorspronkelijk is Egmond Binnen een langwerpig geestdorp. Aan de oostkant van het gebied ligt de karakteristieke St. Adelbertusabdij (1934-1955); een massief gebouw met de nadruk op het gebruik van zware bouwmaterialen. De abdij is een kenmerkend voorbeeld van de architectuur van de Delftse school. Komende vanuit zuidoostelijke richting vormt de abdij het beeldbepalende gezicht van Egmond Binnen.
Het gebied is een typische kleinschalige dorpskern met (vrijstaande) woningen, (detailhandel)winkels en een kerk en de abdij. De gebouwen zijn grotendeels in de 19e en begin 20e eeuw gebouwd. De bebouwing is heel dicht op elkaar en dicht op de weg gebouwd. Hierdoor ontstaat er een besloten karakter. De overgang van de weg naar het trottoir is zeer precies gedaan. Op sommige plaatsen verspringt de rooilijn. De bomen langs met name de Abdijlaan zijn zeer beeldbepalend voor het gebied. Deze begroeiing zorgt voor een verscholen ligging van de abdij ten opzichte van het centrum, waardoor het niet duidelijk is waar de ingang is. De Abdijlaan eindigt in de as van de Nederlands Hervormde Kerk, naast de abdij.
Het aantal woningtypen varieert: van vrijstaande recent gebouwde woningen tot boerderijen en kleinere arbeiderswoningen. De bebouwing bestaat grotendeels uit een bouwlaag met kap. De kapvorm en -richting varieert. De hoofdgevel loopt evenwijdig aan de straat, waardoor de entrees van de gebouwen op de straatzijde zijn georiënteerd. Aan- en opbouwen komen zowel aan de voor-, zij-, als achterzijde van de bebouwing voor.
X Zuidelijke uitbreiding
Het gebied vormt de zuidelijke entree van Egmond-Binnen. Het gebied ligt ten zuiden van de bijzondere uitbreiding van Egmond Binnen en ten oosten van de lintbebouwing van de Herenweg. Aan de noordkant wordt het gebied begrensd door de Vennewatersweg, aan de oostkant door de Limmerweg en aan de zuidkant door de Kruiskroft. De Samenweid vormt de westgrens van het gebied.
Het gebied is een typische woonwijk uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw en bestaat uit woonstraten, woonerven en woonhoven. Het gebied heeft een eenduidige sfeer (woonwijk) en bebouwingskarakteristiek (doorzonwoningen langs woonstraten, woonpaden en woonerven). De bebouwing staat dicht op elkaar en dicht op de weg gebouwd. Het gebied heeft een groen en besloten karakter en een overzichtelijke, heldere ruimtelijke structuur. De relatie met het omliggend landelijk gebied is nihil. Alleen aan de randen is er een relatie met het landelijk gebied. Binnen de woonblokken kent het gebied een strakke rooilijn, terwijl het geheel een verspringend beeld geeft. Het gebied is redelijk groen en er is voldoende parkeergelegenheid. Parkeren vindt zowel op maaiveldniveau als in de garages, gesitueerd in de openbare ruimte, plaats. De kwaliteit van de garageblokken lijdt echter onder de wijze van situering van de garageblokken.
De bebouwing van het gebied bestaat uit rijwoningen en twee-onder-een-kapwoningen; allen twee bouwlagen met een zadeldak. De kaprichting van de bebouwing varieert wel. Zowel aan de voor- als achterzijde van de woningen worden zo nu en dan dakkapellen (in dezelfde stijl) geplaatst. Aan- en bijgebouwen vinden bij de hoekwoningen aan de zijkant en bij de tussenwoningen aan de achterzijde van de woningen plaats. Wanneer er bij een hoekwoning geen bijgebouw is geplaatst, is deze gevel veelal blind.
XI Westelijke uitbreiding
De westelijke uitbreiding wordt aan de westkant begrensd door de Randweg (N512). De Herenweg vormt de oostgrens van het gebied. De noord- en zuidgrens worden gevormd door de plekken waar de bebouwing over gaat van bebouwd naar landelijk gebied.
Het gebied tegen de Randweg (N512) is een woonwijk die vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw is ontstaan. De woonwijken die tegen de Herenweg zijn gebouwd zijn in de jaren zestig en zeventig gebouwd. De wijken bestaan uit woningen aan woonstraten met verspringende rooilijnen. De directe oriëntatie van de woningen op de straat en de parkeervoorzieningen op straat leiden tot een versteend aanzicht van het gebied. De bebouwing is afwisselend met de lengterichting of haaks op de weg geplaatst. Toch zijn de entrees in veel gevallen op de straatzijde georiënteerd. De bebouwing is vrij dicht op elkaar en dicht op de weg gebouwd. Hierdoor krijgt het gebied een besloten karakter. De vrijstaande woningen langs de rand van het landelijk gebied zijn met hun voorzijde naar het landelijk gebied gericht.
Naast de woonbebouwing kent het gebied in de noordpunt het dorpshuis 'De Schulp'. Ten zuiden van de Sint Adelbertusweg worden de RK-kerk, het Kerkplein, de Kerklaan en de Hagendoornlaan als kenmerkende elementen aangemerkt. Woonzorgcomplex Heegemunde is door de gele kleurstelling een opvallend gebouw in het gebied.
De gebouwtypen variëren: rijwoningen, twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen. De bebouwing bestaat uit een of twee lagen met kap. De kapvorm en kaprichting van de bebouwing varieert. Dakkapellen komen zowel aan de voor- als achterzijde van de woning voor. In de achtertuinen of aan de zijkant van deze woningen is meestal een bijgebouw geplaatst.
XIIBijzondere uitbreiding
Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Hollanderweg. Aan de oostzijde loopt de Dom Huybenlaan. Ten zuiden grenst het gebied aan de Vennewaterweg en aan de westkant vormen de Peperstraat en het lint van de Herenweg de grens.
Het gebied wordt benoemd tot bijzondere uitbreiding vanwege de karakteristieke jaren twintig en dertig architectuur die het gebied bezit. Het gebied heeft de eenduidige sfeer van een woonwijk met voornamelijk twee onder een kappers en losstaande woningen. Er is sprake van strakke doorlopende rooilijnen. De woningen zijn redelijk dicht op elkaar gebouwd en hebben een vrij kleine afstand tot de weg. Het is een kleinschalig gebied met een besloten karakter.
De woningen hebben allen een tuintje voor en achter en bestaan uit één bouwlaag met kap. De kapvormen en -richting varieert wel. Aan de voorzijde van de woningen zijn veelal dakkapellen geplaatst. Incidenteel komt een aanbouw aan de zijkant van de woning voor. Het stratenpatroon wordt ondersteund door de plaatsing van de woningen. De woningen staan overwegend met de lengterichting langs de straat en met de entree gericht op de straat.
XIII Lintbebouwing
De lintbebouwing van Egmond-Binnen valt in een tweetal gebieden uiteen. Het noordelijk lint behelst het gebied rondom de Herenweg en loopt aan de noordkant tot het Luilaantje en aan de zuidkant tot de Boonakkersteeg. Het zuidelijke deel van het lint bevat tevens het gebied rondom de Herenweg, maar grenst aan de noordzijde achter de bebouwing van de Abdijlaan en aan de zuidzijde tot de N512.
De hoofdstructuur van de Herenweg is een lint met een vrij ruim straatprofiel, met bebouwing aan weerszijden van de weg. De bebouwing bestaat naast de scholen, een peuteropvang en een bibliotheek voornamelijk uit vrijstaande woonhuizen en boerderijen. Incidenteel komen twee-onder-een-kapwoningen voor. De bebouwing oriënteert zich op de weg. Op sommige plaatsen is er ruimte voor langsparkeren. De bebouwing staat in strakke, doorlopende rooilijnen op regelmatige afstand van elkaar. Hierdoor ontstaat een samenhangend beeld. De bebouwing staat vrij dicht op de (doorgaande) weg. Naast de oorspronkelijke bebouwing zijn er in de loop van de jaren hier en daar nieuwe woningen toegevoegd. De bebouwingsvormen variëren hierdoor aanzienlijk.
De woningen zijn zowel evenwijdig aan de weg als haaks op de weg geplaatst. Hierdoor varieert de kaprichting. Ook de kapvormen van de woningen variëren. De opbouwen zijn voornamelijk aan de voor- en zijkant van de bebouwing geplaatst; de bijgebouwen aan de zij- en achterkant van de bebouwing. Verder oriënteert alle bebouwing zich op de weg, waarbij de gevel evenwijdig loopt aan de weg. Een structuur die verder versterkt wordt door de entree die zich overwegend aan de voorzijde van de woning bevindt.
XIV Noordelijke uitbreiding
De noordelijke uitbreiding bestaat uit het plan Luilaantje. Dit is een woonwijk aan de noordoostkant van Egmond-Binnen. De woningen zijn in de jaren tachtig van de vorige eeuw gebouwd. De afgelopen jaren is het aantal woningen langs de rand van het landelijk gebied gebouwd. Het gebied is krap van opzet, maar heeft een heldere ruimtelijke structuur van straten, woonerven en woonpaden. Het patroon van straten, woonerven en woonpaden wordt ondersteund door de plaatsing van de blokken. Bij de planmatige uitbreiding van de woningen uit de jaren zeventig is sprake van strakke, doorlopende rooilijnen. Binnen het gebied komen op een aantal plaatsen blinde gevels voor. De oriëntatie van de recent gebouwde vrijstaande woningen op het landelijk gebied zorgt voor een sterke relatie tussen bebouwd en open gebied. Deze bebouwing is op vrij dicht op de weg, maar op enige afstand van elkaar gebouwd.
De aanwezige bebouwing in het gebied varieert. Er staan rijwoningen, twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen. De kapvorm en kaprichting van de blokken met rijwoningen varieert echter wel, zowel langskappen als dwarskappen komen voor.
XV Landelijk gebied
Binnen dit deelgebied valt uitsluitend de infrastructuur aan de randen van de kern.
2.2.2 Groenstructuur
De openbare ruimte wordt gevormd door de straatruimtes. De straten bieden ruimte aan rijbanen, parkeerstroken, trottoirs en soms boombeplanting. Verder komen er verspreid door de verschillende wijken meer kleinschalige openbare groenterreinen voor. De groenstructuur die in het plangebied aanwezig is, is niet erg omvangrijk. Het plangebied kent een aantal groene elementen. De meest opvallende zijn de recreatieparken tussen Egmond aan Zee en Egmond aan de Hoef en het gebied rondom het slot in Egmond aan den Hoef.
De ondergrondse maar ook bovengrondse condities voor het openbaar groen zijn niet gunstig in kern Egmond aan Zee. De bovengrondse condities hebben te maken met de nabijheid van de zee en de heersende westenwinden. In Egmond aan Zee is het effect van de zoute wind dan ook goed zichtbaar. Het openbaar groen in Egmond aan Zee bestaat relatief veel uit gras en sierheesters. Er komen maar weinig bomen en bosplantsoenen voor.
2.2.3 Archeologie
Analyse van het plangebied
Het plangebied kent een lange en rijke ontstaansgeschiedenis (zie ook paragraaf 2.1). Een deel van deze geschiedenis is terug te vinden in de bodem. Om deze archeologische sporen te waarborgen, gelden in het plangebied verschillende archeologische verwachtingswaarden.
Onderzoek
Beleidskaart
Op basis van verschillende bureauonderzoeken van de Stichting Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland is een algemene beleidskaart opgesteld voor de hele gemeente Bergen, waarin de verschillende archeologische regimes zijn opgenomen. Dit betekent dat bij werken en werkzaamheden in de bodem eerst archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd, voordat de werken en werkzaamheden kunnen starten. Afhankelijk van de verwachtingen zijn de verschillende regimes opgesteld. In figuur 2.2 is een uitsnede van deze beleidskaart opgenomen. De van toepassing zijnde archeologische regimes zijn vertaald naar de regels door middel van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 1, 2, 3 en 4'.
Figuur 2.2.: Uitsnede beleidskaart archeologie
2.2.4 Cultuurhistorie
Stolpen
Vanaf de 16e eeuw ontwikkelde zich de stolp als boerderijtype in Noord-Holland, met bijzondere kenmerken: inwendig een kubus, uitwendig een piramide. De stolp wordt gekenmerkt door een vierkante plattegrond en een groot piramidevormig dak, dat gedragen wordt door de zogenaamde vierkantconstructie; vier zware stijlen waarbinnen ook de hooiopslag plaatsvindt c.q. plaatsvond. Rondom het vierkant liggen het woonhuis, de stallen en de deel. Een enkele keer is het woonhuis als apart volume tegen de stolp aangebouwd. De deeldeur is aangebracht binnen het volume, waardoor een verhoging in het schuine dak ontstaat. Tot in de 20e eeuw is dit type gebouwd.
In het plangebied komt een aantal stolpen voor. Voor de stolpen is een beeldbepalende bescherming van belang. Een groot deel van de stolpen is niet meer in gebruik als boerderij, maar zijn wel beeldbepalend in de oude delen van de dorpen. Een aantal stolpen is aangewezen als monument en geniet op basis daarvan een beschermde status, maar voor de overige stolpen bestaat vooralsnog geen bijzondere bescherming. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is daarom het behoud en bescherming van de beeldbepalende waarde van deze stolpen. In het bestemmingsplan hebben de aanwezige stolpen een specifieke aanduiding gekregen. Bepaald is dat de verschijningsvorm niet mag wijzigen.
Voor stolpboerderijen geldt daarnaast een bijzonder welstandsniveau. Het welstandstoezicht moet eveneens een bijdrage leveren aan het maximaal behouden van de typerende verschijningsvorm van de Noord-Hollandse stolp. Wat betreft vorm en detaillering moeten de stolpen beschermd worden om het oorspronkelijke karakter te behouden.
Molenbiotoop
In het een polderlandschap hebben de molens een grote historische waarde. Een molentype zegt iets over de geschiedenis van een landschap. Binnen dat landschap is de molenlocatie zo gekozen dat de molen optimaal kan functioneren. De omgeving waarmee een molen in relatie staat, wordt de molenbiotoop genoemd. Een goede molenbiotoop is van fundamenteel belang voor de werking en het behoud van de molen. Voor het functioneren van een molen is een goede windvang van cruciaal belang. Maar dat is niet het enige. Molens vormen een karakteristiek en uniek Nederlands herkenningspunt in menig dorpsgezicht of landschap. En door de historische wisselwerking tussen molen en landschap is de molenbiotoop ook cultuurhistorisch van groot belang. Gebouwen en bomen in de omgeving kunnen de windvang van de molen beïnvloeden en de molenbiotoop aantasten.
Aan de Egmonderstraatweg 34 is op het achtererf een molen aanwezig. Deze Korenmolen van Egmond (of De Koffiemolen) is eind 1977 onttakeld van zijn wieken. Bij de afweging over een op te nemen molenbiotoop dient de cultuurhistorische waarde in acht te worden genomen: de vrije windvang en het zicht op de molen. De windvang van de molen is in de huidige situatie al ernstig verstoord. Vanaf de Egmonderstraatweg is het zicht op de molen zeer beperkt. Er is alleen een smal doorzicht vanaf de Egmonderstraatweg. Vanaf het achterliggende landschap (Delverspad, Nachtegalenpad, Herenweg) is het zicht op de molen op de molen nu beperkt: dit wordt veroorzaakt door (beperkte) opgaande beplanting die tussen deze wegen en de molen staat, maar met name door de grote afstand van deze paden en weg tot de molen. Daarom is ervoor gekozen in dit bestemmingsplan een beschermingszone op te nemen (molenbiotoop) die op maat gesneden is.
Monumenten
In het plangebied komen diverse monumenten voor, zowel rijks-, provinciale als gemeentelijke monumenten. De monumenten hebben in het bestemmingsplan geen aanduiding gekregen en zijn niet extra beschermd. Voor de monumenten geldt immers, op basis van de Monumentenwet 1988, reeds een wettelijke beschermingsregime. In vroegere bestemmingsplannen werd desondanks vaak een zogenaamd 'monumententeken' op de plankaart (thans verbeelding geheten) opgenomen. Nu de landelijke standaarden voor de inrichting van bestemmingsplannen, dit teken niet meer kennen, worden de monumenten in dit bestemmingsplan niet langer aangeduid. In onderstaande tabel 2.2 zijn de monumenten weergegeven waarbij onderscheid is gemaakt in gemeentelijke en Rijksmonumenten.
Tabel 2.2 Monumenten
adres | huis nr. | plaats | omschrijving | naam | r/p/ g |
Egmonderstraatweg | 34 | Egmond aan den Hoef | korenmolen | R | |
Herenweg | 173 | Egmond aan den Hoef | stolpboerderij | G | |
Herenweg | 188 | Egmond aan den Hoef | pastorie | G | |
Herenweg | 190 | Egmond aan den Hoef | kerk | G | |
Julianaweg | 23/25 | Egmond aan den Hoef | woonhuis | de hoop | G |
Schoolstraat | bij 1 | Egmond aan den Hoef | schuur | G | |
Schoolstraat | 8 | Egmond aan den Hoef | pand | G | |
Schoolstraat | 31 | Egmond aan den Hoef | hoekpand | R | |
Slotweg | ongd | Egmond aan den Hoef | ruïne slot Egmond | R | |
Slotweg | 4 t/m 12 | Egmond aan den Hoef | complex | G | |
Slotweg | 9 | Egmond aan den Hoef | vm pastorie | G | |
Slotweg | 11 | Egmond aan den Hoef | vm pastorie | G | |
Slotweg | 13 | Egmond aan den Hoef | pand samen met 15 en 17 | R | |
Slotweg | 15 | Egmond aan den Hoef | pand samen met 13 en 17 | R | |
Slotweg | 17 | Egmond aan den Hoef | pand samen met 13 en 15 | kapberg | R |
Slotweg | 19 | Egmond aan den Hoef | kerk NH | slotkapel bij 19 | R |
Slotweg | bij 19 | Egmond aan den Hoef | begraafplaats (oude deel) | G | |
Slotweg | 42 | Egmond aan den Hoef | pand | R | |
Slotweg | 44 | Egmond aan den Hoef | pand | R | |
Slotweg | bij 46 | Egmond aan den Hoef | gemeentehuis vm | R | |
Weg naar de oude veert | 2 | Egmond aan den Hoef | de eenhoorn | G | |
Weg naar de oude veert | 3,5 | Egmond aan den Hoef | pand | R | |
Sportlaan | 1 | Egmond aan Zee | visrokerij | G | |
Voorstraat | ongd | Egmond aan Zee | vissersmonument | G | |
Voorstraat | 69 | Egmond aan Zee | busstation | rondo | G |
Voorstraat | 41 | Egmond aan Zee | bejaardentehuis | prins hendrikstichting | R |
Voorstraat | bij 41 | Egmond aan Zee | erfscheiding | prins hendrikstichting | R |
Voorstraat | bij 41 | Egmond aan Zee | tuin | prins hendrikstichting | R |
Voorstraat | 49 | Egmond aan Zee | woonhuis | G | |
Voorstraat | 112 | Egmond aan Zee | kerk oud katholieken | st agnes | R |
Voorstraat | 121 | Egmond aan Zee | woonhuis/winkel | G | |
Wiardi Beckmanlaan, dr | 4 | Egmond aan Zee | koloniehuis vm + hekpijlers | sint joseph | R |
Wilhelminastraat | 12 | Egmond aan Zee | kerk RK | G | |
Zwartendijk | 1 | Egmond aan Zee | complex koloniehuis | R | |
Zwartendijk | 1 | Egmond aan Zee | koloniehuis vm | R | |
Zwartendijk | bij 1 | Egmond aan Zee | ziekenpaviljoen | R | |
Duinweg | 1 | Egmond- Binnen | jachtopzienerswoning | G | |
Herenweg | 60 | Egmond- Binnen | woonhuis | G | |
Kloosterweg | 2 | Egmond- Binnen | kerk NH | R |
2.3 Functionele Structuur
Het plangebied kent naast de woonfunctie diverse andere functies, zoals bedrijven, recreatie, maatschappelijke voorzieningen en detailhandel. Hieronder wordt op de verschillende functies ingegaan.
2.3.1 Wonen
Het grootste deel van het plangebied is woongebied. De woningen in het plangebied zijn relatief oud. Een aantal wijken zijn vooroorlogs. Sommige uitbreidingen zijn van recentere datum. Voor de analyse is gebruikgemaakt van gegevens van het CBS, volkshuisvestingsgegevens van de gemeente en corporaties en de 'Analyse Woonbeleidsnota' van de gemeente Bergen. Opgemerkt wordt dat de hierna genoemde gegevens betrekking hebben op de gehele gemeente en niet specifiek op het plangebied.
Bevolking
De gemeente Bergen telt per 1 januari 2011 30.868 inwoners. Sinds 1993 is de totale bevolkingsomvang vrijwel gelijk gebleven. Dit is een gevolg van:
- een groter aantal sterfgevallen dan geboortes en een negatief migratiesaldo (saldo van vestiging en vertrek);
- dit wordt gecompenseerd door veel nieuwbouw in 1993 en vestiging vanuit het buitenland in 2001.
Het vertrek uit de gemeente wordt met name veroorzaakt doordat de afgelopen jaren relatief weinig geschikte woningen op de markt zijn gebracht. Dit geldt ook voor het plangebied. Onder de inwoners van gemeente Bergen bevindt zich een relatief hoog percentage ouderen. 24% van de bevolking is ouder dan 65 jaar, terwijl dit in Nederland gemiddeld 15% is. De bevolking in Egmond aan Zee is gemiddeld net iets ouder dan het gemeentelijk gemiddelde. In Egmond-Binnen daarentegen wonen veel gezinnen met kinderen. Zij vormen één van de pijlers van de leefbaarheid in de kern. De bevolking 'verouderd' van nature. Egmond-Binnen is een relatief jonge kern. Net als Egmond-Binnen is ook Egmond aan den Hoef wat betreft leeftijdsopbouw een relatief jonge kern.
Wonen
Bergen is een kustgemeente met zes dorpskernen, bossen, duinen, zee, polderland en dichtbij stedelijke voorzieningen. Niet voor niets dat veel mensen hier graag wonen of willen gaan wonen. De kernen verschillen van karakter, enkele opvallende kenmerken:
- een dure koopwoning-voorraad, namelijk een landelijke top-5 positie bij gemeenten vanaf 30.000 inwoners;
- een relatief oude bevolking en veel zorgvoorzieningen.
Deze kenmerken leggen een behoorlijke druk op de woningmarkt en op voorzieningen. De gemeente Bergen wil deze druk in goede banen leiden via dit woonbeleid.
2.3.2 Bedrijven
Bedrijven komen in het plangebied vooral voor op het bedrijventerrein De Weidjes in Egmond aan den Hoef en het bedrijventerrein aan de Pieter Schotmanstraat in Egmond aan Zee. Verder zijn er verdeeld over het plangebied enkele bedrijven aanwezig. Deze liggen met name in de oorspronkelijke linten. Omdat deze bedrijven in veel gevallen omringd worden door woningen, is aandacht voor de milieuzonering van deze bedrijven vereist. De effecten van de bedrijven op hun omgeving worden beschreven in paragraaf 4.5. Het is niet ondenkbaar dat de bedrijven, die gelegen zijn in een woonomgeving, op termijn verdwijnen vanwege fysieke belemmeringen dan wel uit milieuoogpunt. Overigens is er voor actieve uitplaatsing van de bestaande bedrijven op dit moment geen aanleiding.
In het plangebied komt een enkel zelfstandige kantoor voor. Indien dit voorkomt, gaat het om beperkte kantoorlocatie, waarbij sprake is van een combinatie van kantoor met wonen op de verdieping. Verder bevinden zich verspreid in het plangebied enkele kleinschalige kantoorvestigingen, al dan niet in de vorm van aan-huis-gebonden beroepen. Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten worden in het algemeen toelaatbaar geacht in woningen, mits de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft en er geen parkeeroverlast ontstaat.
2.3.3 Toerisme en recreatie
Toeristische en recreatieve functies zijn belangrijk voor de inkomsten en werkgelegenheid van de gemeente Bergen. Kust, natuur en kunst en cultuur zijn de belangrijkste trekkers van de gemeente. De badplaats Egmond aan Zee heeft een combinatie van natuur en recreatie. Naast de kuststrook en het Noord-Hollands duinreservaat, is er een gevarieerde keuze uit restaurants, strandpaviljoens, winkels en terrassen. Daarnaast biedt het plangebied ook mogelijkheden voor (dag)recreatie voor de bewoners.
Verblijfsrecreatie
In de gemeente is voldoende aanbod van overnachtingsmogelijkheden. Binnen de gehele gemeente zijn diverse hotels, pensions, campings en een groot aantal recreatiewoningen aanwezig. In het plangebied komen ook verschillende verblijfsaccommodaties voor in de vorm van een bungalowpark, een kampeerterrein, hotels, pensions en appartementenverhuur. Daarnaast zijn er verschillende recreatiewoningen op particuliere erven aanwezig. In het hoogseizoen zijn de accommodaties vrijwel volledig bezet. De rest van het jaar is er meer aanbod dan vraag.
In Egmond aan Zee is aan de Nollenweg 1 het kampeerterrein 'Roompot Kustpark Egmond aan Zee' gelegen. Het terrein bestaat uit vrijstaande chalets, een verwarmd openluchtzwembad en enkele voorzieningen. In Egmond aan Zee is aan de Sportlaan 2 ook het appartementenverhuur 'De Egmonden' gelegen. In Egmond aan den Hoef is aan de Egmonderstraatweg 34 het recreatiepark 'De Koffiemolen' gelegen. Het park bestaat uit een aantal recreatiewoningen.
Recreatiewoningen op particuliere erven
In de gehele gemeente Bergen komen op particuliere erven recreatiewoningen voor. Zo ook in het plangebied. Een deel van deze recreatiewoningen is planmatig ontwikkeld. Daarnaast komen in het plangebied recreatiewoningen op particuliere erven voor welke niet in een specifieke stedenbouwkundige context zijn gerealiseerd. Met deze particuliere recreatiewoningen werd ingespeeld op de in de vorige eeuw toenemende interesse van de recreant voor de toenmalige gemeenten Schoorl, Bergen en Egmond.
In het najaar van 2005 heeft er van gemeentewege een inventarisatie plaatsgevonden met betrekking tot de aanwezige recreatiewoningen en het feitelijk gebruik ervan. Het totaal aantal op particuliere erven aanwezige recreatiewoningen in de gemeente Bergen is circa 1.500. De gemeente heeft beleid opgesteld over hoe om te gaan met permanent bewoonde recreatiewoningen (gemeentebreed).
Dit beleid houdt in dat permanente bewoonde recreatiewoningen geen woonbestemming krijgen (enkele stedenbouwkundig verantwoorde uitzonderingen daargelaten). Middels persoonsgebonden beschikkingen kunnen de huidige bewoners van de recreatiewoningen het pand blijven bewonen. Dit geldt niet voor rechtsopvolgers.
Dagrecreatie
Ook kunst, cultuur en cultuurhistorie bepalen de sfeer en het imago van de gemeente Bergen. Aan de Slotweg 44 in Egmond aan den Hoef is een museaum gevestigd. hIER schuin tegenover zit een galerie (Slotweg 17). De aangrenzende duin- en bosgebieden bieden verder voldoende mogelijkheden voor wandel- en fietsrecreatie. Het strand ten westen van het plangebied is ook een belangrijk toeristisch en recreatief element voor het plangebied. Belangrijk in het gebied zijn tevens de sportvelden in Egmond aan Zee.
2.3.4 Maatschappelijke en culturele voorzieningen
In vrijwel het gehele plangebied komen verschillende, als maatschappelijk aan te duiden voorzieningen voor. Het gaat hierbij in het bijzonder om schoolvoorzieningen (met al dan niet bij de scholen behorende gymnastiekzalen en sportveldjes), kinderdagverblijven en religieuze instellingen. Het plangebied kenmerkt zich daarnaast door relatief veel zorgvoorzieningen. De zorgvoorzieningen in het plangebied bestaan uit verschillende woonzorgcentra/serviceflats zoals onder andere Heegemunde, Zorgcentrum Agnes en Prins Hendrik Stichting. Daarnaast is er in het plangebied een ruim welzijnsvoorzieningenaanbod voor ouderen en jongeren. In het plangebied is onder andere een jongerencentrum, voetbalvereniging en wijkvereniging gelegen.
Overige maatschappelijke voorzieningen die voorkomen in het plangebied zijn enkele kinderopvangverblijven, (dieren)artspraktijken, een begraafplaats, een uitvaartcentrum, een brandweerkazerne en een voorziening voor levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten. Deze voorziening bevindt zich in het voormalige kindertehuis gelegen in Egmond aan Zee noord.
2.3.5 Horeca
Naast de eerder in paragraaf 2.3.3 behandelde verblijfsrecreatieve vestigingen, mede in de vorm van hotels, is in het plangebied een beperkt aantal overige horecavestigingen gelegen.
Het gaat hier om onder andere hotel-café-restaurant 't Haasje, café De Bijzaak, snackbar Ron de Boer en café Tervoort in Egmond-Binnen. In Egmond aan den Hoef zijn onder andere restaurant King City, Creighton's restaurant, café-biljart 't Slot, pizzeria-grillroom Pyramide en snackbar 't Ruitertje gelegen. In Egmond aan Zee zijn de horecavestigingen voornamelijk gelegen rond de boulevard buiten het plangebied. In het plangebied Egmond aan Zee liggen verspreid enkele horecagelegenheden. Meer hierover is beschreven in het gemeentelijk beleid in paragraaf 3.1.3.
2.3.6 Detailhandel
Voor de analyse is gebruikgemaakt van de 'Detailhandelsstructuurvisie Bergen' (DTNP). Het winkelaanbod in de gemeente Bergen heeft een omvang van ± 30.000 m²winkeloppervlakte. Van dit winkeloppervlak bevindt zich een klein deel in het plangebied verspreid over de drie kernen. Het aanbod is, naast de dagelijkse boodschappen, voor een belangrijk deel gericht op toerisme. Het winkelaanbod in Egmond aan den Hoef heeft een omvang van ± 2.400 m²winkeloppervlakte. Het winkelaanbod in Egmond-Binnen heeft een omvang van ± 1.900 m²winkeloppervlakte. Het winkelaanbod in Egmond aan Zee heeft grotere omvang, maar is gelegen buiten het plangebied.
Binnen het plangebied komen dus diverse detailhandelsvestigingen voor al dan niet in combinatie met wonen (op de verdieping). Het beleid voor het plangebied is erop gericht de detailhandel en andere centrumfuncties te concentreren in het centrumgebied van de betreffende kern. Op deze manier wordt voorkomen dat er versnippering optreedt en dat er daardoor een verminderde levensvatbaarheid van de voorzieningen ontstaat. In het plangebied is in de kernen Egmond aan den Hoef en Egmond-Binnen een lokale supermarkt gelegen.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Beleid
3.1.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR is in maart 2012 vastgesteld. De focus van de SVIR ligt op een Nederland dat concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.
Daarnaast verstevigt de SVIR het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte nog meer bij de provincie en gemeenten gelegd. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het bestemmingsplangebied zodoende zeer beperkt blijft. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie en vooral de gemeente.
De SVIR geeft wel aan dat unieke cultuurhistorische waarden moeten worden geborgd. Het voorliggende bestemmingsplan voldoet hieraan. De cultuurhistorische waarden worden in het plangebied geborgd. De SVIR staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
AMvB Ruimte (2012)
De nationale belangen uit de SVIR die juridische borging vragen, worden geborgd in de AMvB Ruimte. Deze AMvB wordt in juridische termen aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met de AMvB Ruimte geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. Gezien de ligging van het plangebied en de aard van het plan (conserverend) vormt het rijksbeleid geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Nationaal Waterplan 2009 - 2015 (2009)
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening. Gezien de ligging van het plangebied en de aard van het plan (conserverend) vormt het Nationaal Waterplan 2009 - 2015 geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Kabinetsstandpunt Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
Dit kabinetsstandpunt, grotendeels gebaseerd op het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21), beschrijft de nieuwe aanpak van het waterbeheer, met name in thema's als veiligheid en wateroverlast. Belangrijk is het anticiperen op klimaatveranderingen in plaats van reageren en het voorkomen van afwenteling van knelpunten door toepassing van de drietrapsstrategie eerst vasthouden, dan bergen en dan pas aan- en/of afvoeren van water. Bij het creëren van meer ruimte voor water is combineren met andere functies gewenst en moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Nationaal Bestuursakkoord water (2003)
In dit akkoord tussen kabinet, provincies, waterschappen en gemeenten zijn taakstellende afspraken gemaakt over doelen en maatregelen die nodig zijn om de waterhuishouding in 2015 op orde te hebben en te houden. Hierbij wordt rekening gehouden met klimaatverandering, bodemdaling, zeespiegelstijging en verstedelijking, inclusief de financiële dekking. Conform de gemaakte afspraken is de deelstroomgebiedsvisie Noord-Holland (Noorderkwartier) als sturend principe ingebracht in het nieuwe streekplan voor Noord-Holland Noord.
Modernisering Monumentenzorg (2010)
Het Rijk heeft per 1 januari 2012 de monumentenzorg gemoderniseerd. Het behoud en de bescherming van monumenten blijft een belangrijk doel, maar het monumentenstelsel kan op een aantal belangrijke punten worden verbeterd. Belangrijk uitgangspunt voor de moderne monumentenzorg is dat burgers (eigenaren en particulier initiatief) betere participatie mogelijkheden krijgen. Daarnaast wordt de monumentenzorg meer gebiedsgericht en ontwikkelingsgericht.
3.1.2 Provinciaal en regionaal beleid
Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2011)
Dit plan is op 21 juni 2010 door provinciale staten van Noord- Holland vastgesteld. Op onderdelen (amendementen) is deze herzien en opnieuw vastgesteld op 23 mei 2011. In de structuurvisie Noord-Holland 2040 geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar zou moeten worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is dit uitgewerkt in concrete activiteiten om de visie te realiseren en via de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld. In de structuurvisie Noord-Holland 2040 vormen drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.
- 1. Ruimtelijke kwaliteit: hiervoor wordt vooral gefocust op behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad.
- 2. Duurzaam ruimtegebruik: waarbij milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting en voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw, visserij en andere economische activiteiten een belangrijke rol spelen.
- 3. Klimaatbestendigheid: voor voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, schoon drink-, grond- en oppervlaktewater en ruimte voor het opwekken van duurzame energie.
De provincie Noord-Holland wil de Noord-Hollandse (cultuur)landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerken te koesteren en te benutten bij nieuwe ontwikkelingen. Nieuwe plannen dienen daarom de ontwikkelingsgeschiedenis, de ordeningsprincipes en bebouwingskarakteristiek van het landschap en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt te hanteren.
Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard waarbij de focus ligt op het behoud van het karakter en de identiteit van het plangebied. Dit uitgangspunt is in lijn met het provinciale beleid.
Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (2010)
De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vloeit voort uit het Uitvoeringsprogramma van de Provinciale Structuurvisie. In de PRVS worden voor een aantal onderwerpen regels gesteld die door rijksoverheid bij de provincies zijn neergelegd ter verdere uitwerking en/of aanvulling in een provinciale verordening. Op deze wijze komen de rijksregels 'getrapt' in bestemmingsplannen terecht. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:
- bundeling van verstedelijking en locatiebeleid economische activiteiten;
- rijksbufferzones;
- ecologische hoofdstructuur;
- nationale landschappen;
- het kustfundament;
- het regionale watersysteem.
De regeling die is opgesteld in de PRVS heeft betrekking op de volgende onderwerpen:
- de aanwijzing van bestaand bebouwd gebied;
- mogelijkheden, kwaliteitseisen en Ruimte voor Ruimte voor het landelijk gebied;
- werkfuncties en grootschalige detailhandel in Bestaand Bebouwd Gebied en landelijk gebied
- de Groene ruimte;
- de Blauwe ruimte;
- energie (windturbines).
Figuur 3.1 Uitsnede provinciale verordening
Bestaand bebouwd gebied
Het plangebied is voor het overgrote deel gelegen binnen het bestaand bebouwd gebied (BBG-contour) zoals aangegeven in de verordening (zie figuur 3.1). Het betreft met name de woonpercelen en de andere bebouwde percelen. Voor ontwikkelingen binnen het BBG gelden geen aanvullende eisen uit de provinciale ruimtelijke verordening. Er vallen ook delen van het plangebied buiten het BBG. Hier (buiten de BBG) zijn echter geen ontwikkelingen gepland.
Ecologische Hoofdstructuur
Voorts blijkt het plangebied deels binnen de Ecologische Hoofdstructuur te zijn gelegen waarmee in het onderhavige bestemmingsplan rekening wordt gehouden. Uit de verordening vloeien verder geen specifieke aandachtspunten voor het in hoofdzaak consoliderende bestemmingsplan voort.
Provinciale Milieuverordening
Aardkundige waarden zijn kwaliteiten van landschap en natuur, die ons iets vertellen over het ontstaan van de provincie Noord-Holland en de krachten die daarbij een rol speelden (wind, water, ijs en getijden). Aardkundige waarden hebben betrekking op geologische, geomorfologische en bodemkundige verschijnselen en processen (niet-levende natuur) en vormen ons aardkundig erfgoed. De provincie heeft een lijst van 80 gebieden vastgesteld, die (planologische) bescherming krijgen via de provinciale Structuurvisie en Verordening. De niet toegestane activiteiten en handelingen in de 17 aardkundige monumenten zijn in de Provinciale Milieuverordening (PMV) aangegeven. Zo mogen er bijvoorbeeld geen ontgrondingen of egalisaties plaatsvinden en grondverzet en diepploegen is niet toegestaan.
Figuur 3.2 Aardkundig waardevol gebied
In de toelichting van een bestemmingsplan dient te worden aangegeven in hoeverre rekening is gehouden met de in het gebied voorkomende bijzondere aardkundige waarden. Aardkundige monumenten zijn niet in het plangebied gelegen maar een klein deel is aardkundig waardevol (zie figuur 3.2). Uit de verordening vloeien verder geen specifieke aandachtspunten voor het in hoofdzaak consoliderende bestemmingsplan voort. Ten aanzien van de aardkundige waarden is geconcludeerd dat vanwege de algemeen voorkomende landschappelijke, cultuurhistorische en landschapswaarden er reeds een omgevingsvergunning is vereist voor diverse werken en werkzaamheden op agrarische en natuurgronden, waarmee tevens de in het gebied aardkundige waarden worden bestemd.
Hiermee is de bescherming van het aardkundig waardevol gebied voldoende gewaarborgd in het bestemmingsplan.
Provinciaal milieubeleidsplan 2009-2013 (2009)
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hebben in 2009 het Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP) voor de periode 2009 - 2013 vastgesteld. Als gevolg van de internationalisering wordt steeds meer natuur- en milieuregelgeving in relatie tot de ruimtelijke ontwikkeling in Europees verband vastgesteld. Dit geldt vooral op het gebied van klimaatbeleid, landbouw- en natuurbeleid en voor het beleid op het gebied van externe veiligheid. De rol van de provincie ligt vooral in de sfeer van de handhaving. Op het gebied van natuur wordt een meerjaren uitvoeringsprogramma opgesteld voor het opheffen van infrastructurele knelpunten in provinciale vaarwegen. Wat betreft externe veiligheid heeft de provincie Noord-Holland een veiligheidsrisicokaart beschikbaar op internet.
Op het gebied van geluidshinder houdt de provincie zich bezig met de leefbaarheid rond Schiphol, het vaststellen van geluidsproductieplafonds voor provinciale infrastructuur en het ontwikkelen en toepassen van lokaal geluidsbeleid. Ten aanzien van luchtkwaliteit houdt de provincie zich bezig met het opstellen en uitvoeren van de luchtkwaliteittoets. Op het gebied van bodem wordt vooral beleid ontwikkeld voor een afwegingskader voor meervoudig (ondergronds) ruimtegebruik.
De doelen van dit milieubeleidsplan zijn meegenomen in de integrale ruimtelijke afwegingen die in de structuurvisie Noord-Holland 2040 zijn gemaakt.
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (2010)
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (2010) is een uitwerking van het in 2006 vastgestelde Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie, dat werd gebruikt als toetsingskader voor ruimtelijke plannen als bestemmingsplannen, beeldkwaliteitsplannen en structuurplannen. Daarnaast bood het handreikingen en inspiratie aan gemeenten om landschap en cultuurhistorie als uitgangspunt te gebruiken bij planvorming. Met de vaststelling van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) is het beleidskader ten aanzien van landschap en cultuurhistorie aangepast en aangevuld, met behoud van de eerder ingezette beleidslijn. Het beleidskader is aangevuld met een aantal onderwerpen die van belang zijn voor de ruimtelijke kwaliteit van Noord-Holland, te weten 31 aardkundige waarden, openheid en dorps-DNA. Daarnaast is gekozen voor een nieuwe indeling van de leidraad. Waar het beleidskader voorheen vanuit regio's was opgebouwd, is nu per landschapstype duidelijk aangegeven welke kernkwaliteiten de provincie belangrijk vindt en hoe daarop wordt gestuurd.
Het Provinciaal Waterplan Noord Holland 2010-2015 (2009)
Provinciale Staten hebben op 16 november 2009 het provinciaal Waterplan 2010-2015 vastgesteld. Het Provinciaal Waterplan Noord Holland is het strategisch plan van de provincie op het gebied van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op het waterbeheer en ruimtelijke ontwikkeling. Het plan is zelfbindend voor de provincie en bevat het beleid voor de periode 2010-2015. Voor de ruimtelijke aspecten heeft het plan de status van een structuurvisie, op basis van de Wet ruimtelijke ordening. In het Waterplan benoemen we de provinciale waterbelangen en de ruimtelijke consequenties. In Noord- Holland zijn ruimtelijke opgaven uit het Waterplan integraal afgewogen bij de vaststelling van de Structuurvisie.
Het Waterplan geeft de provincie, partners en belanghebbenden duidelijkheid over de strategische waterdoelen tot 2040 en acties tot 2015. Het collegeprogramma 'Krachtig, in Balans' vormt het uitgangspunt. Het motto van het Waterplan is beschermen, benutten & beleven en beheren van water. De totale financiële consequenties zijn op programmaniveau verwoord. De uitvoering van dit plan wordt versterkt en bewaakt door samen met onze partners een uitvoeringsprogramma op te stellen. Het uitvoeringsprogramma zal voor de periode 2010-2015 gelden, Dit programma bevat concrete afspraken per partij en er worden concrete tussendoelen en indicatoren geformuleerd.
Regionaal Waterplan Bergen, Castricum en Heiloo (2012)
De gemeenten Bergen, Castricum en Heiloo hebben samen met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gewerkt aan een Regionaal Waterplan. Dit waterplan bevat een watervisie tot 2050 en een pakket maatregelen voor de periode 2012 - 2016. In juni 2012 is het Regionaal Waterplan vastgesteld door de gemeenteraad van Bergen. Voor de uitvoering van het plan is geld beschikbaar gesteld. De komende jaren blijven de drie gemeenten en het Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier samenwerken bij de uitvoering.
Beheersplan Waterkeringen 2006-2010 (2006)
In het Beheersplan Waterkeringen wordt het beleid en de randvoorwaarden voor het beheer en onderhoud van alle waterkeringen beschreven, zowel aan de zeezijde als langs alle binnenwateren. Het beheersplan vormt een basis voor de meerjarenplanning en kostenraming van het onderhoud. Hierbij is de veiligheid van het achterland de eerste prioriteit, voor zover mogelijk wordt rekening gehouden met andere zaken.
Regionale detailhandelsstructuurvisie (2006)
In 2003 is in opdracht van KvK en MkB de regionale detailhandelsstructuurvisie Noordwest-Holland opgesteld. De detailhandelsstructuurvisie geeft richting aan winkelontwikkelingen in de regio, maar heeft geen formele status. Gestreefd wordt naar samenhang en duurzaamheid in de structuur en elkaar aanvullende winkelgebieden die tegemoetkomen aan de wensen van de moderne consument. Daarnaast wordt gestreefd naar heldere positionering in functie (boodschappen doen/recreatief winkelen/doelgerichte aankopen), omvang en branchering. Versterking van reguliere winkelgebieden staat voorop.
3.1.3 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Egmond aan den Hoef (Concept, 2012)
In mei 2011 is door de gemeenteraad van Bergen de startnotitie voor het opstellen van de structuurvisie voor Egmond aan den Hoef vastgesteld.
Het gebied voor de structuurvisie omvat de kern van Egmond aan den Hoef en de gebieden die direct aan de kern grenzen. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de oostzijde en de westzijde. In de structuurvisie voor het landelijk gebied van de gemeente Bergen is voor de oostkant aangegeven dat de harde overgang tussen het landelijk gebied en de kern verzacht moet worden. In oktober 2012 is voor het westelijk deel in het gebied, dat begrensd wordt door de Herenweg en het Delverspad, door de gemeenteraad een opdracht geformuleerd om te onderzoeken of een fusie van sportvoorzieningen uit de kernen Egmond aan Zee en Egmond aan den Hoef mogelijk is. Ontwikkeling van de oostzijde en de westzijde dient in samenspraak te gebeuren met de provincie omdat de percelen grotendeels zijn gelegen buiten het bestaand bebouwd gebied en daarmee strijden met het ruimtelijk beleid zoals beschreven in de Provinciale structuurvisie Noord-Holland.
Het tempo van de ontwikkeling van een visie voor de kern Egmond aan den Hoef is afhankelijk van de keuze die gemaakt gaat worden rond de sportvoorzieningen, maar ook voor de locatie van een mogelijk Brede School.
Visie op toerisme en recreatie (2005)
De visie op toerisme en recreatie in de gemeente Bergen geeft de centrale doelstellingen voor toerisme en recreatie weer en dient als leidraad voor het te ontwikkelen beleid en de uit te voeren uitwerkingspunten voor dit beleidsveld. De visie heeft als belangrijkste doelstellingen:
- het verhogen van de kwaliteit op het gebied van mobiliteit, ruimtelijke ordening, openbare ruimte, cultuurhistorische beleving en natuur;
- verlenging van het toeristisch-recreatieve seizoen;
- efficiënte samenwerking met alle bij het toerisme betrokken partijen;
- voldoende draagvlak onder de inwoners van Bergen;
- toerisme meer regionaal benaderen;
- afstemming van activiteiten en visie met andere werkterreinen (bijvoorbeeld natuur, kunst en cultuur en ruimtelijke ordening), zowel intern als extern;
- streven naar meer bestedingen van de toerist;
- behoud en/of versterking van de toeristische positie van de verschillende kernen binnen de gemeente Bergen.
Om deze doelstellingen te bereiken zullen concrete maatregelen worden voorbereid waarbij gebruikgemaakt wordt van de unieke kwaliteiten en potenties van Bergen als geheel (het strand, de duinen en het achterland) en waarbij de aanwezige voorzieningen optimaal worden benut.
Woonbeleidsnota, van woonwens tot maatwerk
Belangrijke speerpunten in het woonbeleid zijn huisvesting voor starters en senioren. Starters hebben een zwakke positie op de woningmarkt en er is grote vraag naar seniorenhuisvesting in combinatie met welzijn en zorg.
Om goed aan te kunnen sluiten bij de woningbehoefte, houdt de gemeente rekening met de kwalitatieve woningbehoefte per kern, de spreiding over de kernen en spreiding in de tijd. Dit wordt uitgewerkt in een woningbouwprogramma per kern.
Er wordt rekening gehouden met een groei van 40 woningen per jaar.
Daarnaast heeft de gemeente voor de periode tot 2015 onder andere als uitgangspunt:
- zorggeschikte woningen toevoegen;
- door doorstroming en in mindere mate nieuwbouw, woningen voor starters beschikbaar krijgen;
- door aanpassing van de bestaande voorraad en nieuwbouw woningen voor ouderen beschikbaar krijgen;
- de huursector moderniseren door bestaande woningen op te plussen, te slopen of te verkopen;
- bij nieuwbouw is aanpasbaar, duurzaam en veilig bouwen uitgangspunt;
- versterken van welzijnsdiensten.
Regionaal Aktieprogramma (RAP)
De provincie streeft in haar provinciale woonvisie 2010-2020 'Goed wonen in Noord-Holland' (vastgesteld op 27 september 2010 door Provinciale Staten) naar voldoende woningen in een aantrekkelijk woonmilieu en met een passende kwaliteit in het jaar 2020. De provincie wil dit bereiken door onder andere samen met de regio's regionale actieprogramma's (RAP's) te ontwikkelen met duidelijke afspraken over de regionale woningbouwprogramma's, ingrepen in de woningmarkt en in het woningaanbod.
In het RAP worden (publiekrechtelijke) afspraken tussen provincie en regio's over gewenste woningbouwproductie, passend bij de vraag in kwantitatieve en kwalitatieve zin vastgelegd. De gemeente Bergen is onderdeel van de subregio Regio Alkmaar in de RAP Noord-Holland Noord. Als gemeenten en regio's van elkaar weten wat de plannen zijn en daar afspraken over maken, kunnen unieke lokale kansen beter benut worden zonder dat er ongewenste concurrentie ontstaat.
Gedeputeerde Staten gaan onder andere uit van het RAP bij hun beoordeling van nieuwbouw buiten Bestaand Bebouwd Gebied (BBG).
Het totaal aan woningbouwplannen, dat in de regio in voorbereiding is, sluit niet volledig aan bij de behoefte, zowel in aantal als in samenstelling van het woningbouwprogramma. Een overplanning (van 30%) is echter noodzakelijk. In de praktijk blijkt namelijk dat er regelmatig planuitval is door procedures of afzetproblemen. Uiteindelijk is de totale planning als regionaal acceptabel uitgangspunt in het RAP benoemd.
Tussen de gemeenten onderling zijn er verschillen. In de besprekingen over het RAP is dit reeds geconstateerd en zijn de gemeenten geadviseerd om, waar nodig, in overleg te treden met de ontwikkelende partijen (zij bouwen, niet de gemeenten) om zo tot aanpassing van het programma te komen. De gemeente Bergen heeft binnen de regio de grootste overplanning. Er zijn ook gemeentes (Alkmaar, Heerhugowaard en Langedijk) die minder gaan bouwen dan de behoefte aangeeft. Regionaal worden deze verschillen binnen het PORA geaccepteerd. De Gemeente Bergen heeft een geplande productie van 1.068 woningen tot 2020 aangegeven.
Cultuurhistorische Nota Bergen 2009-2018
De Nota beoogt richtinggevend te zijn voor het beleid op het gebied van de nog aanwezige, tastbare cultuurhistorische waarden in het landschap en in de dorpen. Het beleid heeft betrekking op de drie pijlers van de cultuurhistorie: archeologie, landschap en bebouwing. De hoofduitgangspunten van de gemeente zijn:
- naarmate de ontwikkelingslocatie een grotere cultuurhistorische waarde heeft, wordt de cultuurhistorie eerder in de besluitvorming betrokken; alle betrokkenen weten van te voren waar ze aan toe zijn;
- bij ruimtelijke ingrepen wordt niet alleen onderzocht welke archeologische, maar ook welke andere cultuurhistorische waarden in het geding zijn;
- Bergen is rijk aan cultuurhistorie. De cultuurhistorie is belangrijk voor de identiteit binnen de gemeente. Behoud en versterking van de cultuurhistorische waarden van de gemeente Bergen zijn de hoofduitgangspunten in het cultuurhistorische beleid;
- cultuurhistorie betreft een zaak van de hele samenleving; toegankelijkheid en ontsluiting van de cultuurhistorie is voor bewoners en bezoekers;
- cultuurhistorie betreft het object in zijn omgeving, maar ook de omgeving als zodanig;
- de diverse kernen van Bergen hebben elk een eigen karakter of identiteit. De kernen staan niet los van het landschap, maar zijn daarin opgenomen. Het landschap heeft ook een identiteit. Tezamen vormen deze componenten de identiteit van Bergen. In de doelstelling en ambitie wordt geen hiërarchie van de componenten aangebracht, maar een gericht beleid op maat aangehouden.
Het plangebied maakt deel uit van de diverse kernen van Bergen. Het beleid is gericht op behoud van het eigen karakter van de kernen. De bestaande cultuurhistorische waarden worden beschermd.
Nota Kampeerbeleid (2007)
In het sectorale Beleidsplan 'Kamperen in de gemeente Bergen' worden voorstellen gedaan voor het gemeentelijke beleid inzake de verblijfsrecreatie en de daarin te onderscheiden marktsegmenten.
In het Beleidsplan worden wat betreft het aanbod vier vormen van verblijfsrecreatie onderscheiden: de reguliere kampeerterreinen (gericht op het toeristisch kamperen), de mini- of boerenkampeerterreinen (het kleinschalig kamperen bij de boer), de bungalowparken/huisjesterreinen en de kampeerterreinen waar ook huisjes aanwezig zijn.
In relatie tot het (toenmalige) provinciale beleid, zoals dat was neergelegd in het streekplan Noord-Holland Noord, wordt voor elke vorm van verblijfsrecreatie aangegeven wat de gewenste ontwikkeling is. Wat betreft nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt daarbij een onderscheid gemaakt in krimpgebieden, consolidatiegebieden en groeigebieden.
De missie van de gemeente is als volgt geformuleerd: Het behouden en versterken van de positie van de gemeente Bergen als aantrekkelijke verblijfsplaats door kwaliteitsverbetering, differentiatie van het verblijfsaanbod, behoud van de identiteit van de kernen en productvernieuwing, zodat het aantal verblijfstoeristen en de verblijfsduur op peil blijft en kan toenemen, waardoor de bestedingen en de werkgelegenheid wordt vergroot.
Detailhandelsstructuurvisie Bergen (2006)
De Detailhandelsstructuurvisie Bergen (2006) beschrijft de visie waarmee de gemeente het bestaande winkelaanbod wil behouden en versterken. Daarnaast vormt het een toetsingskader waaraan bestaande en toekomstige initiatieven van marktpartijen worden getoetst.
Welstandsnota (2004)
Voor het gehele grondgebied van de gemeente Bergen heeft de gemeenteraad (juni 2004) een Welstandsnota vastgesteld. In deze nota zijn de criteria beschreven die ten grondslag liggen aan de welstandsbeoordeling bij het beoordelen van bouwplannen. In de nota komen, na een hoofdstuk over het ruimtelijke welstandsbeleid in Bergen, de welstandscriteria aan de orde. Allereerst komen daarbij de algemene welstandscriteria aan de orde, vervolgens de 'relatieve' welstandscriteria voor specifieke gebieden en objecten. Tot slot komen de 'absolute' criteria aan bod voor de sneltoets van veel voorkomende kleine bouwwerken.
Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard waarbij de focus ligt op het behoud van het karakter en de identiteit van het plangebied. Dit uitgangspunt is in lijn met de Welstandsnota.
Ruimtelijke visie op hotels en pensions (2008)
In de visie is het beleid voor de vestiging en uitbreiding van hotels en pensions opgenomen. Ook is beleid opgenomen voor het tegengestelde, namelijk omzetten van hotels naar woningen.
Horecanota (2010)
Op 29 juni 2010 is de nota Gastvrij Bergen vastgesteld. Vanwege het belang van en de aandacht voor dit onderwerp is het van belang dat de uitgangspunten uit voornoemde nota verwerkt worden in het onderhavige bestemmingsplan.
De gemeente Bergen is een toeristische gemeente. De diversiteit van de omgeving en het aanbod van voorzieningen maken de gemeente aantrekkelijk voor zowel haar bewoners als bezoekers. Horeca speelt hierin een belangrijke rol. Daarnaast is de aanwezige horeca één van de belangrijkste economische factoren binnen de gemeente Bergen. Echter, de aanwezigheid van horeca levert, naast een aantrekkelijk voorzieningenniveau, ook een zekere belasting op voor de omgeving.
In de nota Gastvrij Bergen worden onderwerpen zoals uitgaansgebieden, ontnuchteringszaken, exploitatievergunningen, sluitingstijden, terrassen, muziekvolume, ruimtelijke ordening en handhaving behandeld. In het plangebied is een beperkt aanbod van horeca. De horecagelegenheden bevinden zich vooral buiten het plangebied. Het plangebied is derhalve in de Horecanota niet aangewezen als uitgaansgebied.
Beleid voor het hebben en houden van paarden
Ten aanzien van het stallen van paarden en het realiseren van paardenbakken binnen woonpercelen is op 26 juni 2007 een beleidslijn opgesteld. Op woonpercelen in het stedelijk gebied en grenzend aan het landelijk gebied, waar in het onderhavige geval sprake van is, worden paardenbakken uitsluitend toegestaan bij woonpercelen van tenminste 2.000 m². Een stalruimte en paardenpak dient altijd achter de achtergevelrooilijn van de woning worden geplaatst. Andere voorwaarden zijn dat een stalruimte uitsluitend is toegestaan als (mede) gebruik van een regulier bijgebouw en dat er maximaal 2 paarden mogen worden gehouden in de stalruimte. Bij percelen groter dan 1,5 ha gronden, is dit maximum 5 paarden. Ook worden er bepaalde afstandsmaten naar de omliggende percelen gehanteerd.
Het onderhavige bestemmingsplan is in hoofdzaak een woongebied waar het houden van paarden en het realiseren van paardenbakken in het algemeen minder wenselijk is. Slechts enkele gebieden binnen het plangebied, (gelet op de grootte van de percelen) kunnen in aanmerking komen voor het houden van paarden en paardenbakken.
Via een binnenplanse afwijking – en indien voldaan wordt aan de voorwaarden – kan het houden van paarden en paardenbakken in enkele gebieden worden toegestaan.
Diverse beleidsthema's bestemmingsplannen
Met het oog op de actualisering van alle bestemmingsplannen in de gemeente Bergen heeft de gemeenteraad voor enkele actuele onderwerpen beleidsuitgangspunten vastgesteld op basis van afzonderlijke beleidsnotities. Voor het bestemmingsplan Kernen Egmond zijn de volgende onderwerpen van betekenis:
- algemene bepalingen behorende bij de regels van de bestemmingsplannen;
- erfbebouwing;
- erf- en perceelafscheidingen;
- stolpen;
- vrijkomende en voormalige agrarische bebouwing;
- recreatiewoningen op particuliere erven;
- terugbouwregeling bijgebouwen;
- mantelzorg.
3.2 Wet- En Regelgeving
3.2.1 Cultuurhistorie en archeologie
Wet op de archeologische monumentenzorg/Verdrag van Malta
Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis in Nederland. Het Verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van deze archeologische waarden. Het Verdrag is geïmplementeerd via de Wet op de archeologische monumentenzorg. Als gevolg van dit Verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Op grond van de aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er is uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Het Rijk heeft de beleidsuitgangspunten ten aanzien van archeologie neergelegd in onder meer de 'Handreiking Erfgoed en Ruimte' van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de Wijziging van de Monumentenwet 1988, Wet op de archeologische monumentenzorg (AMZ) en diverse andere publicaties van het Rijk.
Het Rijk heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie.
Monumentenwet
Het doel van de Monumentenwet 1988 is om monumenten van bouwkunst en archeologie te behouden. Voor wijzigingen van een beschermd monument moet vergunning worden aangevraagd bij burgemeester en wethouders. In het plangebied zijn verschillende monumenten gelegen, waaronder enkele stolpboerderijen. In paragraaf 2.2.3 zijn de monumenten reeds beschreven.
Provinciale monumentenverordening
De provinciale monumentenverordening bevat de door de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland aangewezen beschermde monumenten. Deze telt momenteel circa 550 monumenten. Voor het onderhoud of de restauratie van deze monumenten kan onder bepaalde voorwaarden subsidie worden verleend. Bij restauratiewerkzaamheden aan een erkend monument moet de eigenaar een vergunning aanvragen bij de provincie.
Gemeentelijke monumentenverordening
De gemeentelijke monumentenverordening is door de gemeenteraad van Bergen vastgesteld op 31 oktober 2006. De verordening bevat bepalingen ten aanzien van de aanwijzing van gebouwen tot gemeentelijk monument. Daarnaast bevat het een verbod op het beschadigen of vernielen van een gemeentelijk monument. Zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag mag aan een gemeentelijk monument niets worden gewijzigd. De Commissie Cultuurhistorische Kwaliteit geeft een schriftelijk advies omtrent de omgevingsvergunningverlening.
Erfgoedverordening gemeente Bergen
De erfgoedverordening is door de gemeenteraad van Bergen vastgesteld op 15 december 2011. De verordening bevat bepalingen ten aanzien van de aanwijzing van gebouwen tot gemeentelijk monument. Daarnaast bevat het een verbod op het beschadigen of vernielen van een gemeentelijk monument. Zonder een vergunning van het college van burgemeester en wethouders mag aan een gemeentelijk monument niets worden gewijzigd.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
In dit hoofdstuk komen de voor het plangebied relevante milieuaspecten aan bod. Aan de orde komen de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan ten aanzien van de aspecten wegverkeerslawaai, milieubeschermingsgebied voor stilte, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuhinder, horeca, externe veiligheid, bodemkwaliteit, duurzaam bouwen en kabel en leidingen. Binnen het plangebied zullen beperkt ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Wanneer deze nader geconcretiseerd zijn, zullen de ontwikkelingen in de vervolgprocedure worden getoetst aan de hieronder beschreven uitgangspunten.
4.1 Verkeer En Parkeren
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
Het plangebied omvat de kernen Egmond-Binnen, Egmond aan den Hoef en Egmond aan Zee. De wegen binnen het plangebied zijn voornamelijk binnen de bebouwde kom gelegen. Daarnaast behoren delen van de provinciale wegen N511 en N512 tot het plangebied.
De wegen in Egmond-Binnen zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h en hebben een lokaal karakter voor de bereikbaarheid van de kern. De belangrijkste wegen in de kern zijn de Herenweg en Sint Adelbertusweg welke aansluiting geven op de provinciale weg N512 (Castricum - Alkmaar). Daarnaast verbindt de Vennewatersweg de kern met Heiloo. Binnen de kern Egmond aan den Hoef zijn de Heilooër Zeeweg, Egmonderstraatweg en Herenweg gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/h. De Heilooër Zeeweg/Egmonderstraatweg verbindt de provinciale weg N512 met de kernen Egmond aan den Hoef en Egmond aan Zee. De Herenweg maakt onderdeel uit van de N511, welke in noordelijke richting naar Bergen voert. De overige wegen binnen de kern zijn erftoegangswegen (30 km/h). In Egmond aan Zee zijn twee invalswegen vanaf de Egmonderstraatweg naar de boulevard. Deze wegen hebben een status als gebiedsontsluitingsweg (50 km/h) en worden gevormd door de Sportlaan, Doctor Wiardi Beckmanlaan in het noorden en de Voorstraat, Prins Hendrikstraat en Zeeweg in het zuiden van de kern. De overige wegen zijn erftoegangswegen (30 km/h). Door deze hiërarchische verkeersstructuur ontstaat een helder verkeerssysteem waarin duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen verkeers- en verblijfsgebieden.
De externe verkeersontsluiting wordt gevormd door de provinciale wegen N511 en N512, aangevuld met de Heilooër Zeeweg/Egmonderstraatweg. Via deze gebiedsontsluitingswegen worden de kernen onderling bereikt en de omliggende plaatsen Bergen, Castricum, Heiloo en Alkmaar. De N512 geeft tevens aansluiting op de Rijksweg N9 (Den Helder - Amsterdam/Haarlem). De gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom hebben hoofdzakelijk een maximumsnelheid van 60 km/h. Deze wegen hebben, naast een ontsluitingsfunctie voor de kernen, een belangrijke functie voor de bereikbaarheid van de kustgebieden. De verkeersdruk binnen het plangebied kan daardoor in het zomerseizoen hoog zijn. Deze druk manifesteert zich met name op de gebiedsontsluitingswegen rondom de kernen, welke ingericht zijn om deze verkeersstromen te verwerken. De ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer is derhalve goed.
Ontsluiting fietsverkeer
Het fietsverkeer heeft langs de hoofdontsluitingsstructuur (N511, N512, Heilooër Zeeweg en Egmonderstraatweg) de beschikking over vrijliggende fietspaden. Op de Herenweg in Egmond aan den Hoef en de Sportlaan/Doctor Wiardi Beckmanlaan en Voorstraat/Zeeweg wordt fietsverkeer deels via fietsstroken en deels over vrijliggende fietspaden afgewikkeld. Daarmee voldoen deze wegen aan de richtlijnen van Duurzaam Veilig en de basiskenmerken voor deze wegtypen, omdat de fiets een eigen plaats op de weg heeft. Op erftoegangswegen wordt fietsverkeer conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig gemengd met het autoverkeer afgewikkeld. Door het plangebied lopen diverse routes die onderdeel uitmaken van het landelijke fietsknooppuntennetwerk. Tevens zijn in en rondom het plangebied solitaire recreatieve fietspaden aanwezig. De ontsluiting voor fietsverkeer is derhalve goed.
Ontsluiting openbaar vervoer
Door en langs het plangebied voeren een aantal busdiensten. De belangrijkste streekbusdienst door het plangebied verbindt Castricum met Alkmaar en loopt in grote lijnen via de N512 en de kernen Egmond-Binnen, Egmond aan den Hoef en Egmond aan Zee met een frequentie van 1-2x per uur per richting. Daarnaast rijdt er een aantal buurtbussen door het plangebied welke het plangebied ontsluiten richting Heiloo en Bergen. In Castricum, Heiloo en Alkmaar kan worden overgestapt op het landelijke treinnetwerk. De ontsluiting per openbaar vervoer is redelijk.
Verkeersveiligheid
De gebiedsontsluitingswegen zijn ingericht conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig. Binnen de kernen is sprake van een duidelijke hiërarchie in de verkeersstructuur, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar gebiedsontsluitingswegen (verkeersgebied) en erftoegangswegen (verblijfsgebied). De gebiedsontsluitingswegen rondom het plangebied hebben vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid in verband met veel erfaansluitingen, een maximumsnelheid van 60 km/h. Fietsers hebben op gebiedsontsluitingswegen een eigen plaats op de weg op vrijliggende fietspaden of, minimaal, fietsstroken. Op erftoegangswegen wordt fietsverkeer gemengd met het gemotoriseerd verkeer afgewikkeld. Daarnaast zijn er solitaire fietsvoorzieningen binnen het plangebied. De verkeersveiligheid is in voldoende mate gewaarborgd.
Nieuwe ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en staat geen nieuwe ontwikkelingen toe. Bij nieuwe ontwikkelingen dient de verkeersaantrekkende werking altijd getoetst te worden aan de capaciteit van de omliggende wegen. Daarnaast moet de parkeerbehoefte van de nieuwe ontwikkelingen worden bepaald. De parkeerbehoefte van nieuwe functies dient in principe op eigen terrein te worden opgevangen. Daarbij moet voldaan worden voldaan aan de Notitie Ruimtelijk Parkeerbeleid 2009 van de gemeente Bergen.
4.2 Wegverkeerslawaai
Toetsingskader
Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden gerealiseerd, of wanneer er sprake is van aanleg van een nieuwe weg of reconstructie van een bestaande weg. Naast de gezoneerde wegen dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
Onderzoek en conclusie
Binnen het bestemmingsplan worden niet direct nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Tevens worden geen nieuwe wegen of wegreconstructies mogelijk gemaakt waar binnen de geluidszone bestaande geluidsgevoelige functies zijn gelegen. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai kan hierdoor achterwege blijven.
4.3 Milieubeschermingsgebied Voor Stilte
Het plangebied ligt tussen 'Duingebied Bergen-Egmond' en 'Duingebied Egmond-Binnen'. Deze gebieden zijn in de Provinciale milieuverordening van de provincie Noord-Holland (2001) aangewezen als milieubeschermingsgebied voor stilte. Milieubeschermingsgebieden voor stilte zijn gebieden waar geen verstoring op mag treden als gevolg van geluidsbelasting. Het provinciale beleid is erop gericht om het geluidsniveau in dit gebied te beperken tot maximaal 45 dB(A).
De provincie Noord-Holland wil binnen stiltegebieden geen of slechts een geringe verstoring van de natuurlijke geluiden toestaan, met uitzondering van activiteiten die noodzakelijk zijn en rechtstreeks verband houden met de bestemming of beheer van het terrein. In het plangebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed zijn op het aspect Milieubeschermingsgebied voor stilte. Er wordt geconcludeerd dat het plan verenigbaar is met het provinciale beleid.
4.4 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) 1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
- 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
- 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10, of indien een project in een specifiek aangeduide categorie valt (zoals woningbouw met één ontsluitingsweg en minder dan 1.500 woningen).
Onderzoek
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er worden geen rechtstreekse nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een effect hebben op de luchtkwaliteit. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Uit de monitoringstool, die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (www.nsl-monitoring.nl), blijkt tevens dat in het plangebied voldaan wordt aan de grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide. In het plangebied zijn geen wegen gelegen die maatgevend zijn voor de luchtkwaliteit, waarschijnlijk vanwege de lage verkeersintensiteit. Direct langs de meest nabijgelegen maatgevende weg, de Heilooër Zeeweg, bedraagt de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) circa 21 µg/m³ en voor fijn stof circa 22,0 µg/m³. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden van 40 µg/m³. Omdat direct langs de weg wordt voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarde, is dat ook ter plaatse van het plangebied het geval, concentraties van luchtverontreinigende stoffen nemen af naarmate de afstand tot de weg toeneemt.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
4.5 Bedrijven En Milieuhinder
Normstelling en beleid
In een bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van nieuwe milieugevoelige bestemmingen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is overgenomen uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Er wordt gebruikgemaakt van de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze wordt gehanteerd om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in bestaand stedelijk gebied of (delen van) woongebieden met enige vorm van bedrijvigheid. In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieu-belastende activiteiten. Voor een algemene toelichting op de Staat wordt verwezen naar bijlage 1 van de toelichting.
Onderzoek
Gebiedstypering
Het plangebied beslaat de kernen van Egmond, waarin op verschillende plaatsen naast de woonfunctie andere functies aanwezig zijn (detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, bedrijvigheid). Hiervan is met name sprake in de van oorsprong aanwezig lintbebouwing. Om de aanwezige ruimte zoveel mogelijk doelmatig te benutten, is het gewenst dat verschillende functies naast elkaar aanwezig kunnen zijn (met uitzondering van de woonstraten waar op dit moment geen andere functies aanwezig zijn). Op de locaties waar momenteel reeds bedrijfsactiviteiten aanwezig zijn, worden dan ook – gelet op de ligging in een stadskern met een accent op de woonfunctie en met deels smalle straten – alleen lichte, relatief weinig milieuhinderlijke bedrijven toegelaten. Dit zijn activiteiten uit de categorieën 1 en 2 van de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze activiteiten zijn, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, in een gebied met gemengde functies toelaatbaar direct naast of beneden woningen.
Daarnaast zijn twee bedrijventerreinen aanwezig binnen het plangebied. Bij het toekennen van een algemene toelaatbaarheid voor bedrijfsactiviteiten is een inwaartse systematiek van milieuzonering toegepast. Dit betekent dat richtafstanden zijn aangehouden ten opzichte van bestaande milieugevoelige functies zoals woningen. In het plan is de toelaatbaarheid op grond van het vigerend bestemmingsplan, indien dit mogelijk was, gerespecteerd. Gebleken is dat de vigerende toelaatbaarheid grotendeels voldoet aan de huidige uitgangspunten voor milieuzonering.
Bedrijfsinventarisatie
De in het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn geïnventariseerd en ingeschaald op basis van de categorieën uit de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten. Gebleken is dat er een aantal bedrijfsactiviteiten aanwezig zijn die niet in de algemene toelaatbaarheid passen. Het betreffen bedrijfsactiviteiten met een relatief grotere milieu-invloed dan de activiteiten die op grond van de algemene toelaatbaarheid zijn toegestaan. Omdat er geen aanleiding is om deze bedrijven te verplaatsen en de activiteiten in het milieuspoor al zijn afgestemd op de omgeving wordt met het bestemmingsplan de continuering van deze bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt via een specifieke aanduiding. Hiermee worden de bedrijfsactiviteiten positief bestemd. Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich op die locatie alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid. Op deze manier wordt het ontstaan van onaanvaardbare hinder uitgesloten. In onderstaand overzicht (zie tabel 4.2) wordt aangegeven om welke bedrijven het gaat.
Tabel 4.2 Bedrijven
adres, bedrijfsnaam | SBI-code (1993) | categorie SvB | aanduiding | |
Julianaweg 56 en Lamoraalweg 48, Egmond aan den Hoef Firma J. Belleman & Zn. | 6024.1 | 3.1 | sb-tra | |
Lamoraalweg 49, Egmond aan den Hoef Aannemersbedrijf Peetoom B.V. | 203, 204, 205.0 | 3.1 | sb-tw | |
Lamoraalweg 54, Egmond aan den Hoef C.G.IJ. de Graaff | 45.1 | 3.1 | sb-bou | |
Lamoraalweg 60, Egmond aan den Hoef Schilders Tegelzetbedrijf M.Gouda V.O.F. | 45.1 | 3.1 | sb-bou | |
Mosselaan 102, Egmond aan den Hoef MSE B.V. | 281.1 | 3.1 | sb-cwp | |
Mosselaan 104, Egmond aan de Hoef Bouwbedrijf Schotvanger | 45.1 | 3.1 | sb-bou | |
Egmonderstraatweg 5, Egmond aan den Hoef Drukkerij Belleman B.V. | 2222 | 3.2 | sb-dru | |
Weg over de Bisschop 3A, Egmond aan den Hoef MSE BV | 281.1 | 3.2 | sb-cwp2 | |
De Krijt 14, Egmond-Binnen Transportbedrijf J. Bakker & Zn B.V. | 6024.1 | 3.1 | sb-tra | |
Pieter Schotsmanstraat 10, Egmond aan Zee Dienst gemeentewerken | 9001.2 | 3.1 | sb-ai |
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door toepassing van milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.6 Horeca
Toetsingskader
Bij de aanwezigheid van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en dat horecavoorzieningen op een gewenste locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Vergelijkbaar met de zonering van bedrijfsactiviteiten wordt daarbij gebruikgemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten (SvH). De SvH bestaat uit een lijst van horeca-activiteiten die is gerangschikt naar mate van hinderlijkheid waarbij vooral is gekeken naar het aspect geluidshinder en de verkeersaantrekkende werking van de onderscheiden categorieën. Per gebied wordt vastgesteld welke categorie van horecavoorzieningen toelaatbaar wordt geacht. Voor een nadere toelichting op deze Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar Bijlage 2 van de toelichting. De staat van Horeca-activiteiten is opgenomen in Bijlage 2 van de regels.
Onderzoek
In het plangebied komt een veelheid aan horecafuncties voor. Op de locaties waar horeca-activiteiten aanwezig zijn, wordt categorie 1b algemeen toelaatbaar geacht. Het betreft hier horeca die sterk verwant is aan de detailhandelsfunctie (zoals een lunchroom, maar ook een restaurant) en met beperkte hinder voor de omgeving. Voor de overige reeds aanwezige horeca-activiteiten geldt dat deze horeca-activiteiten als functie in het plangebied gewenst zijn (bijvoorbeeld café), alleen vanuit milieu-optiek niet op elke locatie. Deze bestaande horeca-activiteiten worden mogelijk gemaakt via een specifieke aanduiding. Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich op die locatie een gelijksoortige horeca-activiteit vestigen, of een horeca-activiteit die past binnen de algemene toelaatbaarheid. Op deze manier wordt het ontstaan van onaanvaardbare hinder voorkomen. In onderstaand overzicht (zie tabel 4.3) zijn de horecabedrijven opgesomd die met een specifiek aanduiding mogelijk zijn gemaakt.
Tabel 4.3 Horecavestigingen
naam, adres | categorie | aanduiding |
Het Rode Hert Slotweg 1, Egmond aan den Hoef | 2 | horecabedrijven tot ten hoogste categorie 2 |
Café-biljart 't Slot Slotweg 32, Egmond aan den Hoef | 2 | horecabedrijven tot ten hoogste categorie 2 |
Cafe De Bijzaak Herenweg 62, Egmond-Binnen | 2 | horecabedrijven tot ten hoogste categorie 2 |
Wapen van Egmond-Binnen Herenweg 59, Egmond-Binnen | 2 | horecabedrijven tot ten hoogste categorie 2 |
De Kwaadsteniet Abdijlaan 4, Egmond-Binnen | 2 | horecabedrijven tot ten hoogste categorie 2 |
Café Tervoort Abdijlaan 5, Egmond-Binnen | 2 | horecabedrijven tot ten hoogste categorie 2 |
Café Het Roer Om Voorstraat 46, Egmond aan Zee | 2 | horecabedrijven tot ten hoogste categorie 2 |
Conclusie
Het aspect horeca en milieuhinder staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
4.7 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Normstelling en beleid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom de risicobron. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grens- als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar.
Het Bevi bevat een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.
Vervoer gevaarlijke stoffen
In 2012 zal naar verwachting het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) worden vastgesteld. In dat Besluit en het bijbehorende basisnet (voor wegen/spoorwegen/vaarwegen) worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd (en beperkte kwetsbare objecten slechts onder voorwaarden). Daarnaast gelden in de omgeving van deze transportroutes beperkingen in verband met de mogelijke effecten van een optredende plasbrand (plasbrandaandachtsgebieden).
De huidige risiconormering ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen volgt uit de circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen (2009). Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het PR en een oriëntatiewaarde voor het GR. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het GR. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:
- het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied buiten de grens ligt waarbij het PR 10-8 per jaar is; of
- het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde; of
- het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.
Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:
- de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding en een uitspraak over de verwachte toekomstige personendichtheid in het geval er concrete ontwikkelingen in het invloedsgebied zijn;
- het GR per kilometer buisleiding en de bijdrage van de ontwikkeling (toegelaten beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten) aan de hoogte van het GR;
- de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
- de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.
Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen.
In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een belemmeringenstrook bestemd. Binnen deze belemmeringenstrook is in beginsel geen bebouwing toegestaan.
Onderzoek
Inrichtingen
Ten zuidwesten van de kern Egmond aan de Hoef, aan de Heilooër Zeeweg 25, is het lpg-tankstation Texaco Genet gelegen. Ter plaatste vindt lpg-verkoop plaats met een vergunde doorzet van 1.000 m³ lpg per jaar. De inrichting valt onder de werking van het Bevi. De PR maatgevende 10-6-contour rond het vulpunt bedraagt 45 m en het invloedsgebied voor het GR bedraagt 150 m (zie figuur 4.1). conform de veiligheidsstudie in opdracht van de Veiligheidsregio Noord-Holland blijkt dat er in de huidige situatie geen saneringssituatie is. Binnen het invloedsgebied van het lpg-tankstation worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Op grond van het Bevi dient bij actualisatie van het bestemmingsplan een verantwoording van het GR worden opgesteld, deze verderop in deze paragraaf onder het kopje "Verantwoording Groepsrisico" opgenomen.
Figuur 4.1 PR 10-6-contouren lpg-tankstation Texaco (bron: Wm-vergunning)
Aan de zuidoostzijde van de dorpskern Egmond aan Zee, aan de Pieter Schotsmanstraat 8, is een gasontvangstation gelegen. Op de inrichting is een veiligheidsafstand van 15 m van toepassing. Binnen deze contouren worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd. Afstemming met de omgeving vindt plaats in het milieuspoor.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Binnen en in de nabije omgeving van het plangebied vindt er vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de N512. Gezien de ligging van deze weg en de activiteiten in het achterliggende gebied, is het niet te verwachten dat over deze weg significante hoeveelheden gevaaarlijke stoffen worden vervoerd. Het bestemmingsplan laat geen nieuwe ontwikkelingen toe binnen het invloedsgebied van de N512. Het groepsrisico zal derhalve niet significant wijzingen. Dit aspect is daarom verder ook niet aan de orde.
Buisleidingen
Aan de zuidzijde van Egmond aan Zee en Egmond aan de Hoef is een hoogdruk aardgasleiding gelegen met kenmerk W-571-03-KR. Het betreft een buisleiding met een 6 inch diameter en een werkdruk van circa 26 bar. Deze leiding beschikt conform de risicokaart over een 100% letaliteitscontour op 50 en een 1% letaliteiteffectafstand op 70 m. Binnen deze afstand worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Op grond van het Bevb dient ook bij de actualisatie van een bestemmingsplan een verantwoording van het GR worden opgesteld, deze verderop in deze paragraaf onder het kopje "Verantwoording Groepsrisico" opgenomen. In deze verantwoording wordt tevens ingegaan op de externe veiligheidsrisico's en effecten van deze leiding.
Groepsrisicoverantwoording
Gezien het feit dat de toename van het groepsrisico beperkt blijft en niet groter zal zijn dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde is een beperkte verantwoording van het groepsrisico voldoende. Onderstaande verantwoording groepsrisico kent de volgende onderdelen:
- dichtheid van personen binnen het invloedsgebied
- hoogte groepsrisico
- aanduiding invloedsgebied
- aanduiding omvang en aard gevaarlijke stoffen
- mogelijkheden zelfredzaamheid
Dichtheid in het invloedsgebied
Het groepsrisico is conform de gegevens van de VR NHN circa 18 personen per hectare in de dagperiode en 13 personen per hectare in de nachtperiode.
Hoogte Groepsrisico
Op basis van eerder uitgevoerde onderzoeken kan worden gesteld dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde zal liggen. Ten gevolge van dit plan worden geen personen toegevoegd aan het invloedsgebied, dit zal daarom niet leiden tot een significante toename van het groepsrisico.
Invloedsgebied
Het invloedsgebied van het LPG-tankstation is wettelijk 150 meter vanaf het vulpunt. Voor de transportroute is dat circa 200 meter vanaf de as van de weg.
Omvang gevaarlijke stoffen
Het vervoer en de opslag van LPG zijn maatgevend voor het groepsrisico. de doorzet van het LPG-tankstation is begrensd op maximaal 1000 m3 per jaar. Dit komt overeen met circa 25 transporten (= 50 transportbewegingen) per jaar. Over de N512 wordt een beperkte hoeveelheid gevaarlijke stoffen vervoerd.
Zelfredzaamheid
In de huidige situatie vallen enkele woningen in het gebied van 100% letaliteit van het aanwezige LPG-tankstation en de buisleidingen. De aanwezigen kunnen worden gerekend tot de groep zelfredzame personen. Een expliciete communicatie vooraf over de risico's en de handelingsperspectieven bij een incident met gevaarlijke stoffen kan een substantiele bijdrage leveren aan het vergroten van de zelfredzaamheid en overlevingskansen van de aanwezigen.
Mogelijkheden voor rampenbestrijding
De mogelijkheden voor rampenbestrijding hangen sterk samen met de beschikbare hulpverleningscapaciteit, de beschikbaarheid van bluswater en de bereikbaarheid van de incidentlocatie door hulpdiensten. Hierbij speelt de zelfredzaamheid van de getroffenen ook een belangrijke rol. Acute hulpverlening is beperkt tot een inzet van circa 2 pelotons brandbestrijdingseenheden en maximaal 15 ambulances en politie-eenheden. Bij een mogelijk incident (in de dagsituatie) zullen in de meest ongunstige situatie enkele tientallen gewonden vallen. Aangenomen wordt dat de hulpvraag, de aanwezige capaciteit niet zal overstijgen.
Bereikbaarheid en bluswatervoorziening
Het toetsingskader voor de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de beschikbaarheid van bluswatervoorzieningen is de NVBR-handleiding Bluswatervoorzieningen en bereikbarheid van september 2003. Op basis van deze handleiding moet bij de inrichting van een (deel) gebied rekening worden gehouden met een bereikbaarheid van minimaal 2 kanten. De (brandweer)toegang van een gebouw dient tot op 40 meter bereikt te kunnen worden door een brandweervoertuig. Tevens moet rekening worden gehouden met de breedte van wegen indien er sprake is van doodlopende wegen. Indien zich doodlopende wegen voordoen moet de breedte van de weg minimaal 4.5 meter bedragen. Bluswatervoorziening moet voldoen aan een afstand van 40 meter van de toegang van een woning met een capaciteit van minimaal 30 m3/uur. Een advies van de brandweer in het kader van deze aspecten is in het kader van dit bestemmingspaln niet noodzakelijk. Zodra wijziingen worden toegelaten wordt geadviseerd hier in een zo vroeg mogelijk stadium de lokale brandweer bij te betrekken.
Conclusie
Uit de bovenstaande paragraaf blijkt dat het aspecte externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.8 Bodemkwaliteit
Toetsingskader
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Bij de beoordeling van bestemmingsplannen wordt de richtlijn gehanteerd dat ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht op locaties waar een functiewijziging mogelijk wordt gemaakt. Indien uit het historisch onderzoek blijkt dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op bodemverontreiniging, dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Onderzoek
In het bestemmingsplan worden geen rechtstreekse functiewijzigingen mogelijk gemaakt. Bodemonderzoek is om deze reden in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk. Voor functiewijzigingen die met een wijzigingsbevoegdheid worden mogelijk gemaakt, dient in het kader het wijzigingsplan een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. ingeval van omgevingsvergunningaanvragen voor de activiteiten 'bouwen' moet een actueel rapport van een verkennend bodemonderzoek worden overlegd.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect bodemkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
4.9 Kabels En Leidingen
Binnen het plangebied zijn er naast de leiding zoals aangegeven in de paragraaf 4.7 enkele planologisch relevante waterleidingen aanwezig binnen het plangebied. Deze leidingen zijn weergegeven op de verbeelding. Voor deze leidingen is een dubbelbestemming opgenomen op grond waarvan beperkingen gelden binnen de zogenaamde belemmeringenstrook van de leiding, die 5 m aan weerszijden van de leiding bedraagt. Met deze dubbelbestemming is een ongestoorde ligging van de leidingen zeker gesteld. Het aspect kabels en leidingen staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.10 Water
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit plan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan 2010-2015.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheersplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Hiermee wil het Hoogheemraadschap anticiperen op de voorspelde extra wateroverlast, droogte en het verhoogde overstromingsrisico en het bewerkstelligen van een betere waterkwaliteit.
De Keur van het Waterschap is een vastgestelde verordening waar gedoogplichten, geboden en verboden in staan. In dit kader is het van belang te weten dat langs hoofd- en overige watergangen een zone ligt van respectievelijk 5 m en 2 m ter bescherming van het profiel en onderhoud. Ook langs waterkeringen ligt een (variabele) zone voor bescherming en onderhoud van de waterkeringen, voor het realiseren van bouwwerken en het uitvoeren van werken binnen deze zone dient ontheffing van de Keur te worden aangevraagd.
3e Kustnota, Traditie, Trends en Toekomst, ministerie van Verkeer en Waterstaat (2000)
De 3e Kustnota borduurt verder op de 2e Kustnota, maar legt een veel sterkere relatie tussen kustveiligheid en ruimtegebruik.
De hoofddoelstellingen van het beleid in deze nota zijn gericht op:
- een duurzame bescherming van laag Nederland tegen overstroming;
- ruimtegebruik van de kust in harmonie met de duurzame bescherming van laag Nederland.
Met het oog op de verwachte klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande zeespiegelstijging, zijn in de toekomst bredere en sterkere waterkeringen benodigd. Voorkomen moet worden dat als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen (zoals stedelijke ontwikkeling) landinwaartse verbreding van de waterkeringen geen optie meer zal zijn. Reservering van ruimte biedt hiervoor de oplossing.
In de nota is aangegeven, dat in de duinzoom goede mogelijkheden aanwezig zijn voor ontwikkeling van hoge natuurwaarden. Dit komt door de aanwezigheid van de schone kwel vanuit de duinen. Daarom wordt voor de duinzoom, uitgezonderd de stedelijke zones, gestreefd naar een combinatie van landbouw en ontwikkeling of behoud van natuurwaarden. Verder is in de nota aangegeven, dat het natuurlijke watersysteem in de duinzoom goede mogelijkheden biedt voor het stedelijk water.
Gemeentelijk beleid
De gemeenten Bergen, Castricum en Heiloo hebben samen met het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gewerkt aan een Regionaal Waterplan. Dit waterplan bevat een watervisie tot 2050 en een pakket maatregelen voor de periode 2012 - 2016. In juni 2012 is het Regionaal Waterplan vastgesteld door de gemeenteraad van Bergen. Voor de uitvoering van het plan is geld beschikbaar gesteld. De komende jaren blijven de drie gemeenten en het Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier samenwerken bij de uitvoering.
Het waterplan vormt een kapstok voor de verschillende onderdelen van het waterbeleid. Deze onderdelen zijn verbetering van waterkwaliteit, voorkomen van wateroverlast, waterveiligheid, ruimte maken voor water, verbeteren van de waterkwaliteit, beheer van afvalwater (riolering), grondwater en hemelwater. Waterprojecten worden in het plan zoveel mogelijk gecombineerd met natuur en recreatie. Belangrijke onderdelen uit het waterplan zijn het aansluiten bij de identiteit van het landschap en het meer zichtbaar maken van water. De beleving wat water wordt daarmee vergroot.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied betreft de dorpskernen Egmond aan Zee, Egmond aan de Hoef en Egmond Binnen. De dorpskern Egmond aan Zee ligt in het duingebied en grenst aan de westzijde aan de Noordzee. De kernen Egmond aan de Hoef en Egmond Binnen worden omgrensd door polders.
Bodem en grondwater
In het plangebied bestaat de bodem uit zandgrond. De maaiveldhoogtes in het plangebied variëren tussen de NAP +1,1 en +12,9 m (bron: www.ahn.nl). Deze grote variatie heeft te maken met het duingebied waarin de kern Egmond aan Zee ligt.
In het plangebied is sprake van een diversiteit aan grondwatertrappen. De grondwatertrappen II*, III, IV, VI en VII komen in het plangebied voor. In figuur 4.2 en tabel 4.4 zijn de grondwatertrappen en bijbehorende grondwaterstanden weergegeven.
Figuur 4.2 Grondwatertrappen in het plangebied
Tabel 4.4 Grondwatertrappen met bijbehorende grondwaterstanden
grondwatertrap | Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand | Gemiddeld Laagste Grondwaterstand |
II | minder dan 0,4 m onder het maaiveld | 0,5 m tot 0,8 m onder het maaiveld |
III | minder dan 0,4 m onder het maaiveld | 0,8 m tot 1,2 m onder het maaiveld |
IV | meer dan 0,4 m onder het maaiveld | 0,8 m tot 1,2 m onder het maaiveld |
VI | 0,4 m tot 0,8 m onder het maaiveld | meer dan 1,2 m onder het maaiveld |
VII | Meer dan 0,8 onder het maaiveld | meer dan 1,6 m onder het maaiveld |
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied is veelal secundair oppervlaktewater aanwezig in de vorm van kleine watergangen. Tevens zijn enkele primaire watergangen aanwezig, dit betreffen ook kleine watergangen. Aan de noordwestzijde van Egmond aan den Hoef zijn enkele duinrellen gelegen. Aan de westzijde van het plangebied is de Noordzee gelegen.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
In het plangebied zijn zover bekend geen KRW-waterlichamen aanwezig.
Veiligheid en waterkeringen
In het plangebied zijn zowel primaire als regionale waterkeringen aanwezig die hoofdzakelijk bestaan uit kades en boezemsystemen.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Eventueel benodigde maatregelen worden in overleg met de waterbeheerder vastgesteld.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Binnen deze bestemming worden ook alle watergangen opgenomen die zijn aangegeven in de legger. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen. De duinrellen zijn voorzien van een specifieke aanduiding.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
4.11 Ecologie
In deze paragraaf (bureauonderzoek) is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit de drie dorpskernen: Egmond aan Zee, Egmond-Binnen en Egmond aan de Hoef. De dorpskern Egmond aan Zee wordt daarbij omringd door duingebieden en de dorpskernen Egmond-Binnen en Egmond aan de Hoef voornamelijk door polder.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte voor kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig), het uitbreiden van bebouwing binnen het bouwvlak of het aanleggen van paden of verhardingen. In het kader hiervan is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd, waarin is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.
Toetsingskader
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De bescherming van de EHS is in Noord-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken (voorheen Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
- Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
- Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
- Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
- Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
- Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- a. door de minister van Economische Zaken aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- b. door de minister van Economische Zaken aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Vanwege de aanwezige natuurwaarden zijn delen van het plangebied aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Natura 2000-gebied (zie figuur 4.3). De provincie heeft de graslanden ten oosten van het plangebied aangewezen als weidevogelleefgebied. Aan de westzijde van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Noord-Hollands Duinreservaat, nabij Egmond Binnen ligt een deel van het Natura 2000-gebied binnen het plangebied.
Figuur 4.3 Beschermde natuurgebieden en weidevogelleefgebied (bron: provincie Noord-Holland)
Het Natura 2000-gebied Noord-Hollands Duinreservaat omvat het duingebied vanaf het Noordzeekanaal bij Wijk aan Zee tot aan de noordgrens van de gemeente Bergen. Samen met de Schoorlse Duinen staan deze duinen ook wel bekend als Noord-Kennemerland. Het Noord-Hollands Duinreservaat bestaat grofweg uit drie landschapstypen, die gezamenlijk een grote variatie aan habitattypen herbergen. In de directe omgeving van de dorpen Egmond aan Zee, Egmond-Binnen en Egmond aan de Hoef bevinden zich enkele van de beste voorbeelden van het zeedorpenlandschap. Het duingebied tussen Wijk aan Zee en Egmond is een typisch voorbeeld van een kalkrijk duinlandschap. Tussen Egmond en Bergen ligt ten slotte de beroemde kalkgrens van de Hollandse duinen, het overgangsgebied van het kalkrijke naar het kalkarme duindistrict.
Het gebied Noord-Hollands Duinreservaat is in het kader van de Habitat- en Vogelrichtlijn aangewezen voor:
Tabel 4.5 Instandhoudingsdoelstellingen
instandhoudingsdoelstellingen | |||||||
SVI landelijk | doelst. opp.vl. | doelst. kwal. | doelst. pop. | draagkracht aantal vogels | draagkracht aantal paren | ||
habitattypen | |||||||
H2120 | witte duinen | - | > | > | |||
H2130A | *grijze duinen (kalkrijk) | -- | > | > | |||
H2130B | *grijze duinen (kalkarm) | -- | > | > | |||
H2130C | *grijze duinen (heischraal) | -- | > | > | |||
H2140A | *duinheiden met kraaihei (vochtig) | - | = | > | |||
H2140B | *duinheiden met kraaihei (droog) | - | = | = | |||
H2150 | *duinheiden met struikhei | + | = | = | |||
H2160 | duindoornstruwelen | + | = (<) | = | |||
H2170 | kruipwilgstruwelen | + | = (<) | = | |||
H2180A | duinbossen (droog) | + | = | = | |||
H2180B | duinbossen (vochtig) | - | = | > | |||
H2180C | duinbossen (binnenduinrand) | - | = | = | |||
H2190A | vochtige duinvalleien (open water) | - | > | = | |||
H2190B | vochtige duinvalleien (kalkrijk) | - | > | = | |||
H2190C | vochtige duinvalleien (ontkalkt) | - | > | = | |||
H2190D | vochtige duinvalleien (hoge moerasplanten) | - | > | = | |||
H6410 | blauwgraslanden | -- | > | > | |||
H7210 | *galigaanmoerassen | - | = | = | |||
habitatsoorten | |||||||
H1014 | nauwe korfslak | - | = | = | = | ||
H1042 | gevlekte witsnuitlibel | -- | > | > | > | ||
broedvogels | |||||||
A275 | paapje | -- | > | > | 5 | ||
A277 | tapuit | -- | > | > | 30 |
Tabel 4.6 Legenda
legenda | |
W | kernopgave met wateropgave |
% | sense of urgency: beheeropgave |
% | sense of urgency opgave m.b.t. watercondities |
SVI landelijk | Landelijke Staat van Instandhouding (-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig) |
= | behoudsdoelstelling |
> | verbeter- of uitbreidingsdoelstelling |
=(<) | ontwerpaanwijzingsbesluit heeft 'ten gunste van' formulering |
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl).
Vaatplanten
De laanbeplanting, de bermen en groenstroken binnen het plangebied bieden groeiplaatsen aan de beschermde brede wespenorchis. In en langs de waterpartijen zijn naar verwachting groeiplaatsen van de beschermde zwanenbloem en dotterbloem aanwezig. Het ruige plantsoen in het plangebied biedt groeiplaatsen aan de beschermde grote kaardenbol.
Binnen het plangebied zijn enkele delen met duinvegetatie te vinden. Het duingebied bij Egmond aan Zee heeft een bijzondere vegetatie met kenmerken soorten van het zeedorpenlandschap. Er komen verschillende bremraapsoorten en silenes voor, samen met blauwe zeedistel en zeewinde. De duingraslanden herbergen onder andere diverse walstrosoorten, grote tijm, smal fakkelgras en beemdkroon.
Vogels
In de plantsoenen en groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de buizerd, kraai en grote bonte specht. De waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen.
Zoogdieren
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn. De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De groenstroken en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen.
Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruik zullen maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Gezien de aanwezigheid van water (ondiep) en zandgronden kan de zwaar beschermde rugstreeppad hier voorkomen.
Vissen
De waterpartijen bieden leefgebied aan de matig beschermde kleine modderkruiper.
Reptielen
In het Noord-Hollands Duinreservaat komt de zandhagedis voor. De soort is ook nabij Egmond-Binnen waargenomen.
Overige soorten
Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel 4.7 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 4.7 Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
nader onderzoek nodig, indien er sprake is van een concrete ontwikkeling. | ||||
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | grote kaardenbol, brede wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker | nee | |
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | ja | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | nee | ||
bijlage IV HR | alle vleermuizen rugstreeppad zandhagedis | ja | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | buizerd, gierzwaluw en huismus | ja |
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt geen concrete ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot effecten op Natura 2000 of de EHS.
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er worden geen concrete ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De Ffw staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.
- Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: www.vogelbescherming.nl).
- Voorafgaand aan een ontwikkeling dient nagegaan te worden of sprake is van potentieel leefgebied voor de tabel 2- en 3-soorten en broedvogels met vaste nesten. In dat geval is nader veldonderzoek noodzakelijk. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het onderzoeksseizoen, dat over het algemeen tussen maart en oktober ligt.
4.12 Duurzaam Bouwen
De gemeente Bergen heeft sinds het midden van de jaren negentig een actief energiebeleid gevoerd. In het Klimaatbeleids- en uitvoeringsplan van Bergen wordt uiteengezet welke ambities de gemeente heeft met betrekking tot klimaatbeleid, welke activiteiten zullen worden uitgevoerd om deze ambities te realiseren en wie welke taken uitvoert. Dit resulteert onder meer in voorlichting en communicatie over duurzaam bouwen aan bedrijven en binnen de gemeente. Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied dient duurzaam bouwen gestimuleerd te worden.
Hoofdstuk 5 Planuitgangspunten
5.1 Inleiding
Uit de analyse van de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader en de milieurandvoorwaarden, kan een aantal wensbeelden worden afgeleid. In dit hoofdstuk zijn de verschillende wensen en belangen tegen elkaar afgewogen en zijn uitgangspunten geformuleerd die gelden voor het op te stellen bestemmingsplan. In het op te stellen bestemmingsplan wordt voor de bestemmingslegging en de bouwmogelijkheden uitgegaan van de bestaande situatie. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan conserverend van aard is. Er zijn wel (kleinere) ontwikkelingen op perceelsniveau. Hoewel het onderhavige bestemmingsplan dus conserverend van aard is, wil dit niet zeggen dat er in de nabije toekomst geen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Deze ontwikkelingen zullen middels een eigen/afzonderlijke bestemmingsplanproces hun beslag krijgen.
5.2 Ruimtelijke Uitgangspunten
Het algemene ruimtelijke uitgangspunt voor het plangebied is het behoud en incidentele versterking van de ruimtelijke karakteristiek van het woongebied. Deze ruimtelijke karakteristiek bestaat hoofdzakelijk uit het bebouwingspatroon, de cultuurhistorische en archeologische waarden van het gebied. Aan de hand van deze aspecten en een aantal specifieke onderwerpen, worden hieronder de ruimtelijke uitgangspunten beschreven. De nummers verwijzen naar figuur 2.1 in paragraaf 2.2.1.
5.2.1 Bebouwingspatroon
Egmond aan Zee
I Noordelijke uitbreiding
Voor de noordelijke uitbreiding is continuering van de woningfunctie het uitgangspunt. Het bebouwingspatroon, waarbij het gebied als overgangszone van bebouwde kom naar natuur-, duingebied dient, dient gerespecteerd te worden. Ook de aanwezige natuur- en landschapswaarden moeten worden beschermd. In dit gebied zijn geen grootschalige ontwikkelingen te verwachten. De meeste toevoegingen of veranderingen zullen betrekking hebben op kleine bouwwerken. Voor een aantal woningen waarvan het erf het karakter heeft van het duinlandschap, zijn specifieke regels opgenomen.
II Zuidelijke uitbreiding
Voor de zuidelijke uitbreiding is continuering van de woningfunctie ook het uitgangspunt. Het beleid is gericht op het behoud van bestaande karakteristieken in het gebied.
III Lintbebouwing
Voor de lintbebouwing is behoud van het overwegende vrijstaande en semivrijstaande karakter van de bebouwing het uitgangspunt. Behoud van de strakke rooilijnen en verspringende rooilijnen.
Egmond aan den Hoef
IV Beschermd Dorpsgezicht
Vanwege de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht is bescherming van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied, uitgangspunt.
V Lintbebouwing
Voor de lintbebouwing is behoud van het overwegende vrijstaande en semi-vrijstaande karakter van de bebouwing het uitgangspunt. Behoud van de strakke rooilijnen en verspringende rooilijnen.
VI Plan Mossellaan
Voor het plan Mossellaan is continuering van de woningfunctie het uitgangspunt. Het beleid is gericht op het behoud van de karakteristieken van de wijk. Toevoegingen of veranderingen op woningniveau zullen betrekking hebben op kleine bouwwerken.
VII Plan Slot
Voor het plan Slot is continuering van de woningfunctie het uitgangspunt. Daarbij is behoud van de kwaliteit van het gebied en de uitstraling als rustig woongebied belangrijk. Het beleid is gericht op het behoud van bestaande karakteristieken binnen de wijk. De meeste toevoegingen of veranderingen zullen betrekking hebben op kleine bouwwerken.
VIII Bedrijventerrein
Voor het bedrijventerrein de Weidjes is continuering van de bestaande functies het uitgangspunt. Voor het direct aangrenzend landelijk gebied is het van belang om de ruimtelijke kwaliteit en samenhang binnen het gebied te waarborgen. Deze heeft immers ook een directe uitwerking op het landelijk gebied.
XV Landelijk gebied
Ten aanzien van het landelijk gebied geldt geen streng conserverend ruimtelijk beleid. Het landelijke gebied gaat niet op slot voor nieuwe ontwikkelingen, maar nieuwe (agrarische) bebouwing dient de aanwezige karakteristieken wel te respecteren.
Egmond-Binnen
IX Dorpskern
In het algemeen is de gemengde functie van de dorpskern Egmond-Binnen met bijbehorende diversiteit aan bebouwing en dichtheden uitgangspunt voor het bestemmingsplan. Behoud van het bebouwings- en verkavelingspatroon is van groot belang, aangezien deze patronen de dragers vormen van de ruimtelijke hoofdstructuur en een belangrijke karakteristiek zijn van het gebied. Nieuwe bebouwing dient in deze structuur te worden ingepast.
X Zuidelijke uitbreiding
Voor de zuidelijke uitbreiding is continuering van de woningfunctie ook het uitgangspunt. Het beleid is gericht op het behoud van bestaande karakteristieken binnen de wijk. In dit gebied zijn geen grootschalige ontwikkelingen te verwachten. De meeste toevoegingen of veranderingen zullen betrekking hebben op kleine bouwwerken.
XI Westelijke uitbreiding
Voor de westelijke uitbreiding is continuering van de woningfunctie ook het uitgangspunt. Het beleid is gericht op het behoud van bestaande karakteristieken in het gebied, zoals de relatie met het landelijk gebied. In dit gebied zijn geen grootschalige veranderingen te verwachten. De meeste toevoegingen of veranderingen zullen betrekking hebben op kleine bouwwerken.
XII Bijzondere uitbreiding
Het beleid is gericht op het behoud van bestaande karakteristieken binnen de wijk. In dit gebied zijn geen grootschalige ontwikkelingen te verwachten. De meeste toevoegingen of veranderingen zullen betrekking hebben op kleine bouwwerken.
XIII Lintbebouwing
Behoud van het bebouwings- en verkavelingspatroon is van groot belang aangezien deze patronen de dragers vormen van de ruimtelijke hoofdstructuur en een belangrijke karakteristiek van het gebied zijn. Nieuwe bebouwing in het lint dient in de hoofdstructuur te worden ingepast. In dit gebied zijn geen grootschalige ontwikkelingen te verwachten. Behoud van de zichtlijnen naar het achterliggende landschap is waar dat aan de orde is van grote waarde.
XIV Noordelijke uitbreiding
Het beleid is gericht op het behoud van bestaande karakteristieken, zoals de relatie met het landelijk gebied. In dit gebied zijn geen grootschalige veranderingen te verwachten.
XV Landelijk gebied
Ten aanzien van het landelijk gebied geldt geen streng conserverend ruimtelijk beleid. Het landelijke gebied gaat niet op slot voor nieuwe ontwikkelingen, maar nieuwe (agrarische) bebouwing dient de aanwezige karakteristieken wel te respecteren.
5.2.2 Specifieke onderwerpen
Uitbreidingen hoofdgebouwen bij woningen
Beperkte uitbreidingen (in oppervlakte) van de hoofdgebouwen worden in beginsel mogelijk geacht, mits de specifieke kenmerken en ruimtelijke karakteristieken van de desbetreffende deelgebieden in acht worden genomen. Uitzonderingen hierop vormen de percelen in de dorpskern. Door de beperkte oppervlakte van de percelen zijn de uitbreidingsmogelijkheden in dit gebied beperkt.
Voor aaneengebouwde woningen wordt in beginsel geen uitbreiding van het hoofdgebouw toegestaan, anders dan in de vorm van aan- en uitbouwen. In enkele gevallen zijn de uitbreidingsmogelijkheden van (bij elkaar gelegen) woningen op elkaar afgestemd.
Erfbebouwing bij woningen
Op 19 december 2006 heeft de gemeenteraad besloten hoe er met enkele thema's wordt omgegaan in alle nieuwe bestemmingsplannen. Eén van de thema's waarover besloten is betreft erfbebouwing bij woningen.
Gekozen is voor een regeling waarbij bij iedere woning 50 m² aan erfbebouwing is toegestaan, mits ten minste 25 m² van het gezamenlijke zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt blijft. Bij percelen vanaf 500 m² geldt vervolgens een gestaffelde regeling waarbij, afhankelijk van de grootte van het perceel, een grotere oppervlakte aan erfbebouwing is toegestaan tot een maximum van 75 m². De percelen in het plangebied hebben, in vergelijking met andere gebieden in de gemeente Bergen, kleine erven. Hierdoor kan in een aantal gevallen de bovenstaande regeling niet worden toegepast. Voor erven kleiner dan 100 m² geldt een aangepaste regeling (zie ook hierna).
In alle gevallen dient ook altijd een bebouwingspercentage in acht te worden genomen dat geldt ten opzichte van het bouwperceel en dat van toepassing is op alle bebouwing op het perceel (het hoofdgebouw (de woning) en de erfbebouwing). De bebouwingspercentages variëren van 35% tot 45%, afhankelijk van het type woning (vrijstaand, twee-aaneen, hoekwoning, rijtjeswoning). Omdat er veel kleine percelen in het plangebied voorkomen met een nu al hoog bebouwingspercentage, dat vaak hoger is dan 50-60%, zal er voor erven kleiner dan 100 m² een bebouwingspercentage van 70% gehanteerd worden.
Andere aspecten ten aanzien van het thema erfbebouwing waarover besloten is, zijn de goot- en bouwhoogten, de aan te houden afstanden tot de perceelgrenzen en de diepte en breedte van aan- en uitbouwen. In hoofdstuk 6 (Juridische planbeschrijving) wordt hier nader op ingegaan).
Recreatiewoningen op particuliere erven met een woonbestemming
Op 26 juni 2007 heeft de gemeenteraad van Bergen een beleidslijn vastgesteld met betrekking tot de recreatiewoningen op particuliere erven.
De nu aanwezige recreatiewoningen bij vrijstaande woningen in de bebouwde kom krijgen een positieve bestemmingsregeling. Dit geldt eveneens voor de huidige planologische mogelijkheden voor recreatiewoningen op particuliere erven (alleen bij vrijstaande woningen en met uitzondering van de planmatig ontwikkelde recreatiewoningen in de uitbreidingswijken). In het onderhavige plangebied is enigszins van deze beleidslijn afgeweken in die zin dat alle voorkomende dan wel planologisch mogelijke recreatiewoningen als zodanig zijn bestemd. Dit omdat met name in Egmond aan Zee op grotere schaal en ook in voorkomende gevallen op planmatige wijze, recreatiewoningen op particuliere erven in het verleden zijn toegestaan.
Om te voorkomen dat er een te grote bebouwingsdichtheid ontstaat, is ervoor gekozen een relatie te leggen met de erfbebouwingsregeling bij woningen. Dit wil zeggen dat de aanwezigheid van een recreatiewoning ten koste gaat van de toegestane oppervlakte aan overige erfbebouwing. Het voorgaande is ook van toepassing indien er sprake is van een inmiddels afgesplitst perceel.
Met betrekking tot het permanent bewonen van recreatiewoningen wordt opgemerkt dat besloten is om geen woonbestemming toe te kennen aan deze recreatiewoningen. Uit ruimtelijk-stedenbouwkundig oogpunt is dit niet gewenst onder andere omdat de recreatiewoningen vaak op achtererven staan, er sprake zal zijn van wonen achter wonen, de bereikbaarheid en de kavelstructuur niet bedacht zijn op een woonsituatie, er sprake kan zijn van de aantasting van privacy en een woonbestemming bovendien kan leiden tot planschade. In uitzonderlijke gevallen kan het overigens voorkomen dat er ruimtelijk/stedenbouwkundig geen bezwaar bestaat tegen het toekennen van een woonbestemming. In het onderhavige plangebied is dit niet het geval.
Terugbouwregeling
Op percelen die (eerder) aan de agrarische functie zijn onttrokken en een woonbestemming hebben, zijn in de regel meer bijgebouwen aanwezig dan volgens de erfbebouwingsregeling bij woningen is toegestaan. Voor deze gevallen is een terugbouwregeling vastgesteld. Dit houdt in dat indien alle bebouwing wordt gesloopt 50% in de vorm van bijgebouwen mag worden teruggebouwd.
Molenbiotoop
Bij de afweging over een op te nemen molenbiotoop dient de cultuurhistorische waarde in acht te worden genomen: de vrije windvang en het zicht op de molen.
Vrije windvang
De windvang van de molen is in de huidige situatie al ernstig verstoord, waarbij de molen in de huidige situatie geen windvang heeft. Daar komt bij dat de bebouwing die is opgericht in de directe omgeving van de molen in de overwegende windrichting staat (west, zuidwest en zuid). Deze bebouwing staat dicht bij de huidige molen en is hoger dan op basis van de 'normale' molenbiotoop zou mogen. Hierdoor zal de molen, ook na eventuele toevoeging van wieken, niet meer goed zal kunnen functioneren. Daarom kan een zeer lichte vorm van een molenbiotoop worden opgenomen: afwijken van de standaardregeling voor de molenbiotopen is hiermee verantwoord.
Zicht op de molen
Het andere punt, een goed zicht op de molen vanuit cultuurhistorisch oogpunt, dient betrokken te worden in de afweging of een molenbiotoop moet worden opgenomen. Vanaf de Egmonderstraatweg is het zicht op de molen zeer beperkt. Er is alleen een smal doorzicht vanaf de Egmonderstraatweg. Vanaf het achterliggende landschap (Delverspad, Nachtegalenpad, Herenweg) is het zicht op de molen op de molen nu beperkt: dit wordt veroorzaakt door (beperkte) opgaande beplanting die tussen deze wegen en de molen staat, maar met name door de grote afstand van deze paden en weg tot de molen. Op één punt is een doorzicht vanaf de Herenweg naar het achterliggende gebied, waarbij eveneens de molen te zien is. Deze afstand is echter meer dan 400 m. De molen is enigszins te zien vanaf de woningen met bijbehorende tuinen aan de Herenweg. De minimale afstand vanuit de achtertuinen tot de molen is ruim 250 m. Tussen het Delverspad en de molen is veel opgaande beplanting aanwezig, waardoor het zicht beperkt is. Voor zover er vrij zicht is, is de afstand meer dan 400 m. Ook het zicht is daarom zeer beperkt.
Vertaling naar regels
In dit bestemmingsplan wordt een molenbiotoop opgenomen om te waarborgen dat bij toekomstige ontwikkelingen rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van de molen. De regeling om de molenbiotoop te beschermen, moet echter niet strikt zijn en meer vrijheden bieden dan de 'standaard'regeling voor molenbiotopen. De huidige windvang van de molen is immers zo beperkt, dat de molen al niet meer volwaardig kan functioneren. Wel dient rekening te worden gehouden met het zicht op de molen.
Daarom wordt een onderverdeling gemaakt naar de gronden die reeds bebouwd zijn (grofweg ten westen en ten zuiden van de molen) en de onbebouwde gronden (grofweg ten noordoosten van de molen).
- Molenbiotoop ten westen en zuiden van de molen. Binnen de eerste molenbiotoop is het mogelijk beperkt te verdichten, waarbij met name de mogelijkheden voor erfbebouwing op de verschillende erven mogelijk moet zijn. Het is hier wel wenselijk zo min mogelijk extra hoogopgaande beplanting toe te voegen. Voor zover er zicht is op de molen, dient deze te behouden te worden.
- Molenbiotoop ten noordoosten van de molen. Binnen dit gebied is de windvang nog gewaarborgd, aangezien er relatief weinig bebouwing en opgaande beplanting aanwezig is. De wind komt echter zeer beperkt uit deze richting, waardoor toevoeging van bebouwing of beplanting niet zorgt voor een onevenredige afname van de windvang en de werking van de molen. Het betreft hier met name het zicht op de molen. Deze is in de huidige situatie matig, omdat de plekken waarvandaan de molen zichtbaar is ver van de molen af liggen. Daarom wordt een molenbiotoop opgenomen die ervoor moet zorgen dat bij eventuele toekomstige bebouwing rekening wordt gehouden met het zicht op de molen. Bij eventuele nieuwe bebouwing dient rekening gehouden te worden met de zichtlijnen naar de molen toe. Hierbij geldt een strikter onderscheid naar de 100 m en de 400 m: binnen de 100 m wordt slechts beperkt bebouwing toegestaan, tussen 100 m en 400 m is meer mogelijk.
5.2.3 Overige onderwerpen
Mantelzorg
De gemeente heeft beleid vastgesteld ten aanzien van mantelzorg, waar steeds meer behoefte aan bestaat. Onder mantelzorg wordt verstaan: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Met andere woorden, een mantelzorger is iemand die langdurig en niet vrijblijvend voor een ander zorgt.
Van mantelzorgwonen is sprake wanneer de mantelzorger en de mantelzorgvrager op hetzelfde perceel bij elkaar willen wonen om zo de mantelzorg makkelijker te maken. Er dient wel aangetoond te worden dat deze nabijheid noodzakelijk is in de mantelzorgrelatie. Ook dient aangetoond te worden door een onafhankelijke deskundige dat mantelzorg nodig is.
Initiatieven voor mantelzorgwonen zijn tot op heden niet of nauwelijks toegestaan vanwege planologische strijdigheid. In dit hoofdstuk zal duidelijkheid worden verschaft op welke wijze het nieuwe beleid wordt vormgegeven met betrekking tot mantelzorgwonen.
Uiteraard staat het een ieder vrij om een ander in zijn huis te verzorgen door het verlenen van mantelzorg. Dit past binnen het regulier gebruik dat ingevolge het bestemmingsplan van een woning kan worden gemaakt. Een nadere toets is dan niet nodig. Deze beleidsnotitie is dan ook niet van toepassing op deze gevallen.
Er is echter wél een ruimtelijke relevantie zodra een bouwplan voor de uitbreiding of verbouw van een woning of bijgebouw voorziet in min of meer zelfstandige voorzieningen (keuken, badkamer, toilet). Dan dient een procedure doorlopen te worden voor mantelzorgwonen, waarbij het gaat om de fysieke verschijningsvorm en het gebruik. Met betrekking tot mantelzorgwonen zijn er de volgende mogelijkheden. Deze worden in onderstaande voorkeursvolgorde doorgenomen met de aanvrager(s):
- 1. betrekken van een bestaande aan- uitbouw die geschikt wordt gemaakt voor mantelzorg/eigen woning of realisatie van een nieuwe aan- of uitbouw binnen de erfbebouwingsregeling die geschikt wordt gemaakt voor mantelzorg/eigen woning;
- 2. betrekken van een bestaand legaal bijgebouw dat geschikt wordt gemaakt voor mantelzorg/eigen woning;
- 3. realisatie nieuw bijgebouw binnen de erfbebouwingsregeling dat geschikt wordt gemaakt voor mantelzorg/eigen woning;
- 4. tijdelijke oplossing door middel van het plaatsen van een flexibele zorgkamer. In de vorm van maatwerk kan onderzocht worden in hoeverre het ruimtelijk gezien mogelijk is om, om sociaal-medische redenen, af te wijken van de 'normale' bebouwingsregels. De mogelijkheid daartoe is - zoals voor de hand ligt - afhankelijk van:
- a. de grootte van het perceel en/of achtererf;
- b. de aard van de bebouwing;
- c. de mate waarin belangen van derden worden geschaad;
- d. de mate van zekerheid dat na beëindiging van de zorgnoodzaak de bebouwing binnen de 'normale' bebouwingsregels kan worden gebracht;
- 5. tijdelijke oplossing door middel van het plaatsen van een mobiele mantelzorgwoning. In de vorm van maatwerk kan onderzocht worden in hoeverre het ruimtelijk gezien mogelijk is om, om sociaal-medische redenen, af te wijken van de 'normale' bebouwingsregels. De mogelijkheid daartoe is - zoals voor de hand ligt - afhankelijk van onder 4 genoemde voorwaarden.
In dit bestemmingsplan worden de mogelijkheden genoemd onder 2 en 3 via een afwijkingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. De mogelijkheid genoemd onder 1 is rechtstreeks toegestaan binnen de planregels. De mogelijkheden genoemd onder 4 en 5 hebben een grotere ruimtelijke impact en worden per geval en zo nodig via een afzonderlijke procedure gerealiseerd. Hier is immers maatwerk vereist dat niet via een bestemmingsplan gereguleerd kan worden.
Sport
De in het plangebied aanwezige sportvelden en andere sportvoorzieningen zijn als Sport. De gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de vigerende bestemmingsplannen.
Natuurwaarden
Het plangebied grenst aan het Natura 2000-gebied 'Noord-Hollands Duinreservaat'. Voor de duinwoningen die grenzen aan het Natura 2000-gebied 'Noord-Hollands Duinreservaat' dient de bouw van losstaande bijgebouwen te worden tegengegaan.
5.3 Functionele Structuur
5.3.1 Wonen
De woonfunctie is en blijft de belangrijkste functie in het plangebied. Tot de woonfunctie dienen ook de aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gerekend te worden. Uitgangspunt hierbij is dat de woonfunctie primair in stand dient te blijven en dat extra bouwmogelijkheden voor deze functies in beginsel niet zijn toegestaan.
In het plangebied zijn verschillende woningen (vaak gerealiseerd in complexen) met een specifieke zorgfunctie. De woningen hebben primair een woonfunctie, maar bestaan uit twee categorieën van wonen waarbij een specifieke groep voorrang heeft: wonen met zorgteam of beschut wonen. Hiermee wordt beoogd aan te geven dat deze woningen een bepaalde zorgondersteunende functie hebben. De specifieke woningtoewijziging blijft geregeld via de huisvestingsverordening.
5.3.2 Recreatie
Uitgangspunt is behoud van de in het plangebied voorkomende verschillende recreatieve voorzieningen in de vorm van hotels, pensions en appartementenverhuur.
5.3.3 Bedrijven
Het beleid is gericht op het behoud van de bestaande bedrijven en het weren van nieuwe bedrijven in het plangebied. Nieuwe bedrijven worden, gelet op het dorpskarakter, niet toegestaan. Voorkomen dient te worden dat overlast veroorzaakt wordt voor omliggende woningen. Binnen het plangebied zijn in zijn algemeenheid uitsluitend bedrijven toegestaan uit milieucategorie 2. Dit geldt niet voor de twee bedrijventerreinen: hier zijn (afhankelijk van de locatie) bedrijven uit hogere categorieën toegestaan. Voor zover de huidige bedrijven niet passen in de algemene milieuzonering, is hiervoor een specifieke aanduiding opgenomen, waarmee de bedrijven kunnen worden voortgezet.
In het plangebied wordt door de gehanteerde toelaatbaarheid van categorieën (gebaseerd op een Staat van Bedrijfsactiviteiten die bedrijven indeelt naar mate van hinder), zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van woningen en worden de bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
5.3.4 Detailhandel
Uitgangspunt is dat bestaande detailhandelsvestigingen positief worden bestemd, evenals de locaties waar detailhandel in de vorige bestemmingsplannen was toegestaan.
Binnen het plangebied komen enkele detailhandelsvestigingen voor al dan niet in combinatie met wonen (op de verdieping). Het beleid voor het plangebied is erop gericht de detailhandel en andere centrumfuncties te concentreren in het centrumgebied. Op deze manier wordt voorkomen dat er versnippering optreedt en daardoor een verminderde levensvatbaarheid van de voorzieningen.
Het aantal vestigingen in het plangebied is in de loop der jaren afgenomen en verwacht wordt dat het aantal vestigingen nog verder zal afnemen. Om die reden is het in het bestemmingsplan geregeld dat op huidige locaties van detailhandel eveneens wonen is toegestaan.
5.3.5 Horeca
Uitgangspunt is dat de bestaande horecavestigingen als zodanig worden bestemd. Nieuwe vestigingen worden gelet op het overwegende woonkarakter van het plangebied niet toegestaan. Uitsluitend horecabedrijven in een lage milieucategorie zijn toegestaan. Ter plaatse van horecabedrijven worden voor een doelmatige bedrijfsvoering beperkte uitbreidingsmogelijkheden toegestaan mits een en ander ruimtelijk aanvaardbaar is en aandacht bestaat voor de reeds bestaande parkeerdruk in de omgeving. Tevens wordt rekening gehouden met eventuele bedrijfsbeëindiging.
5.3.6 Maatschappelijke en culturele voorzieningen
De aanwezige locaties voor maatschappelijke voorzieningen in het plangebied krijgen in beginsel een specifieke bestemming in die zin dat uitsluitend dat soort maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. De bouwmogelijkheden worden afgestemd op de bestaande situatie met daar waar dit uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is enige uitbreidingsmogelijkheden.
5.4 Ontwikkelingen
In het plangebied is een aantal ontwikkelingen voorzien. Het bestemmingsplan heeft echter een grotendeels consoliderend karakter. Er worden daarom geen ontwikkelingen meegenomen waarover nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden. In deze paragraaf wordt een korte beschrijving gegeven van de ontwikkelingen die in het plangebied spelen.
Woningbouwlocatie 'Duinrand' in Egmond aan den Hoef West
Op 31 augustus 2004 zijn de uitgangspunten voor het gebied gelegen tussen de Egmonderstraatweg, Herenweg, Nachtegalenpad en het Delverspad vastgesteld. Op een gedeelte van het gebied was voorheen het Asielzoekerscentrum gevestigd. De doelstelling is om het gebied te herontwikkelen voor woningbouw. Omdat de planontwikkeling nog niet voldoende duidelijk is en omdat volledig nieuwe ontwikkelingen niet in dit conserverende bestemmingsplan worden opgenomen, zal te zijner tijd voor deze nieuwe ontwikkeling een apart bestemmingsplan worden opgesteld.
Herenweg Egmond-Binnen
Aan de Herenweg is het bedrijf Tambach gevestigd. De bedoeling is dat dit bedrijf op termijn gaat verplaatsen naar het voormalige MAG-complex. Op de locatie aan de Herenweg zijn woningen voorzien. Hiervoor wordt een aparte procedure voor een nieuwe bestemmingsplan gevoerd.
Voetbalkooi Egmond aan den Hoef
In Egmond aan den Hoef wordt ten noorden van de Lamoraalweg een nieuwe voetbalkooi voorzien, ongeveer ter plaatse van de voormalige skatebaan. Hiervoor wordt een aparte procedure gevolgd.
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
In hoofdstuk 5 zijn de planuitgangspunten voor het op plangebied op basis van de ruimtelijke en functionele structuur weergegeven en heeft een afweging plaatsgevonden van eventuele tegenstrijdige belangen. Deze uitgangspunten zijn (juridisch) vertaald naar het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt de doorvertaling van de planuitgangspunten naar de planregels en verbeeldingen verwoord.
6.2 Opzet Van De Regeling
Het juridische deel van een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels. De regels bevatten regels voor gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking; maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
Wabo
Per 1 oktober 2010 zijn de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit Omgevingsrecht (BOR) in werking getreden. Bij de Wabo gaat het om de integratie van een aantal vergunningen (onder andere bouw-, milieu-, monumenten-, sloop-, kap- en uitritvergunningen) in de omgevingsvergunning. Met de komst van de Wabo zijn andere wetten, zoals bijvoorbeeld de Wro, Woningwet en de Wet milieubeheer gewijzigd. Dit heeft gevolgen voor de inhoud van de regels van een bestemmingsplan. Het betreft hier onder andere de terminologie die gebruikt wordt. In het bestemmingsplan Kernen is uiteraard rekening gehouden met de gevolgen van de Wabo.
Wijze van bestemmen
In de Wro wordt een aantal mogelijkheden geboden voor de juridisch-planologische opzet van een bestemmingsplan, waarmee de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor een gebied kan worden vastgelegd. De aard van het plangebied geeft in hoofdzaak aanleiding tot een gedetailleerde bestemmingsplansystematiek, waar de bestaande ruimtelijke en functionele structuur het uitgangspunt vormt.
De bouw- en gebruiksmogelijkheden van uit de vigerend bestemmingsplannen dienen als uitgangspunt, maar wordt vertaald naar eisen vanuit de richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) en zijn getoetst aan het huidige beleid en wet- en regelgeving. Dit zal onder andere in de opbouw van de regels en de presentatie van de verbeelding (plankaart) gevolgen hebben.
Planregels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1 zijn de inleidende bepalingen opgenomen (artikel 1 en 2 ), hoofdstuk 2 omvat de bestemmingsbepalingen (artikel 3 t/m 32), Verder zijn in hoofdstuk 3 de algemene regels opgenomen (artikel 33 t/m 39) en tot slot staan in hoofdstuk 4 de slot- en overgangsregels (artikel 40 en 41).
6.3 Planregels
6.3.1 Inleidende regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
De in de regels gebruikte begrippen worden hierin omschreven ter voorkoming van misverstanden of verschil in interpretatie. Ten aanzien van het begrip bouwperceel bestaat soms onduidelijkheid over de interpretatie. Dat is hieronder nader uitgelegd.
Bouwperceel
Het bouwperceel wordt doorgaans begrensd door de kadastrale begrenzingen. Het gedeelte van een bestemmingsvlak (bijvoorbeeld Wonen) dat behoort tot het kadastrale perceel, is dan het bouwperceel. Bij het bouwperceel behoren eveneens de gronden die bestemd zijn voor Tuin. Voor een aantal situaties is het bouwperceel aangeduid op de plankaart. Het betreft hier situaties waarbij een deel van het bouwperceel in het verleden kadastraal is afgesplitst, maar waarbij het uit ruimtelijk oogpunt wenselijk is om het als één bouwperceel te blijven beschouwen om te voorkomen dat er een te veel aan bebouwing kan ontstaan.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit betreft een omschrijving van de wijze waarop het meten dient plaats te vinden.
6.3.2 Bestemmingen
Artikel 3 Agrarisch & Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden
Dit bestemmingsplan kent twee verschillende agrarische bestemmingen. Door voor deze systematiek te kiezen, is het mogelijk voor de gronden aparte regelingen op te nemen waardoor aanwezige waarden worden beschermd. Om dit te bewerkstelligen, wordt onderscheid gemaakt in bijvoorbeeld het toegestane grondgebruik en de bouwmogelijkheden. De bestemming Agrarisch met waarden - Landschappelijkewaarden is opgenomen voor de open gronden om zo deze waarden te beschermen.
Voor de aanwezige agrarische bedrijven zijn bouwvlakken opgenomen, conform de thans geldende plannen. Binnen het toegekende bouwvlak dienen de bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning, de bijgebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen), te worden gesitueerd. Dit betekent dat ook mestopslag, paardenbakken, sleufsilo's en kuilplaten binnen het bouwvlak worden gesitueerd.
Agrarische bouwvlakken mogen, met inachtneming van de van toepassing zijnde bouwregels, volledig worden bebouwd. Bij agrarische bedrijven kan één bedrijfswoning aanwezig. Dit is middels een aanduiding aangegeven. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' is tevens een paardenbak toegestaan.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Op de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden is een vergunningenstelsel van kracht met het oog op de te beschermden waarden. Middels regels wordt het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bepaalde werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die een aantasting van de landschappelijke waarden. Dit vergunningenstelsel is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden binnen het bouwvlak.
Wijzigingsbevoegdheid
In dit plan is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Een dergelijke wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor ontwikkelingen waarvoor een zwaarder afwegingskader geldt dan bij afwijken. Daarnaast gaat een wijzigingsbevoegdheid gepaard met een aanpassing van de verbeelding. Dit bestemmingsplan kent de mogelijkheid het agrarisch bouwperceel te wijzigen ten behoeve van het wonen (inclusief aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten), het werken, recreatieve functies, pensions, zorgboerderijen en hobbyboeren.
Artikel 5 Bedrijf
In het plangebied komen enkele bedrijven voor. Voor de bestemming Bedrijf is gebruikgemaakt van een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten. Verwezen wordt naar bijlage 1 voor een algemene toelichting op deze Staat van Bedrijfsactiviteiten. In paragraaf 4.5 is eveneens nader ingegaan op dit onderwerp.
Voor de bedrijventerreinen is een milieuzonering opgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de omliggende gevoelige functies (wonen). Daarnaast zijn er op verschillende plaatsen in de oorspronkelijke lintbebouwing bedrijven aanwezig. Op basis hiervan is voor verschillende gronden een algemene toelaatbaarheid opgenomen (variërend van de locatie, ten hoogste bedrijven uit categorie 2, 3.1 of 3.2). Voor de bedrijven die niet op de bedrijventerreinen zijn gelegen, geldt dat bedrijven uit ten hoogste categorie 2 zijn toegestaan. Dergelijke bedrijven zijn op de verschillende locaties toelaatbaar.
Bestaande bedrijfsactiviteiten uit een hogere categorie worden specifiek bestemd. Dit betekent dat na bedrijfsbeëindiging uitsluitend een soortgelijk bedrijf is toegestaan of een bedrijf is toegestaan conform de algemene milieucategorie die op dat perceel aanwezig is.
Het kan voorkomen dat er bedrijven zijn die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen. Om deze reden is een afwijkingsregel opgenomen. Indien aangetoond is dat het betreffende bedrijf naar aard en omvang gelijk te stellen is met een bedrijf uit categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan is dit bedrijf ook toegestaan. Tevens zijn in sommige gevallen bedrijven uit een hogere categorie toegestaan, indien is aangetoond dat deze gezien hun aard en omvang vergelijkbaar zijn met de bedrijven die ter plaatse in zijn algemeenheid zijn toegestaan.
Voor het bedrijventerrein de Weidjes is de representatieve zone gedeeltelijk overgenomen uit het voorgaande bestemmingsplan. In deze zone zijn lagere goot- en bouwhoogtes toegestaan en is een bepaling opgenomen over de maximale dakhelling. Deze is overgenomen uit het voorgaande bestemmingsplan om de ruimtelijke kwaliteit richting het gebied van de Mosselaan en het beschermd dorpsgezicht te waarborgen. Voor zover deze zones gericht zijn naar deze twee gebieden aan de rand van het bedrijventerrein, is deze zone overgenomen.
Artikel 6 Cultuur en ontspanning
De locatie aan de Slotweg 44 zijn voorzien van de bestemming Cultuur en ontspanning. Deze bestemming is bestemd voor een museum. Ook Slotweg 17 is voorzien van de bestemming Cultuur en ontspanning. Hier is eveneens een aanduiding voor galerie opgenomen. Ter plaatse is uitsluitend een galerie toegestaan.
Gebouwen en overkappingen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van gebouwen is op de verbeelding aangegeven.
Artikel 7 Detailhandel
Voor het voormalige postkantoor aan de Voorstraat 82 is de bestemming Detailhandel opgenomen, conform de vrijstelling die hiervoor is verleend. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. In de vrijstelling is expliciet opgenomen dat een supermarkt hier niet is toegestaan, vanwege de parkeerbehoefte die samenhangt met deze functie. Dit is overgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Overigens is in de vrijstelling ook bepaald dat tuincentra en bouwmarkten niet zijn toegestaan. Dit is geregeld doordat in de regels van het bestemmingsplan is bepaald dat volumineuze detailhandel niet is toegestaan.
Artikel 8 Gemengd - 1
In het plangebied liggen een aantal gemengde bestemmingen. Dit zijn gebouwen waar veelal op de begane grond detailhandel wordt uitgeoefend of dit is toegestaan en waar op de 1e etage wordt gewoond of kan worden gewoond. In deze gevallen wordt de bestemming Gemengd - 1 toegekend. Hierbinnen is ook wonen op de begane grond toegestaan. Op de verbeelding is de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Tevens is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de gebouwen moeten worden gebouwd. Een aantal afwijkende functies is met een aanduiding aangegeven.
Artikel 9 Groen
Voor de in het plangebied aanwezige groenstructuur is de bestemming Groen opgenomen. Het onderscheid met de groenvoorzieningen uit de bestemmingen Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied (zie hierna) is, dat in deze bestemming de structurele groenvoorzieningen en de waardevolle groengebieden zijn opgenomen. In deze bestemming is de uitwisseling van functies in het openbare gebied niet aan de orde. Naast het feitelijke groen zijn binnen deze bestemming ook speelvoorzieningen en voet- en fietspaden toegestaan.
Binnen de bestemming geldt dat bebouwing in principe uitsluitend is toegestaan in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals bijvoorbeeld nutsvoorzieningen en straatmeubilair), tot een maximum hoogte van 3 m, met uitzondering van straatmeubilair, zoals lantaarnpalen, etc.
Artikel 10 Horeca
Binnen deze horecabestemming zijn horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. Dit is conform de Horecanota uit 2008 van de gemeente Bergen. Voor de genoemde functie zijn bouwvlakken opgenomen waarbinnen de gebouwen en overkappingen moeten worden gebouwd. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en erfbebouwing. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Nieuwe horecavestigingen worden niet mogelijk gemaakt.
Bestaande horecavestigingen uit een hogere categorie worden specifiek bestemd. Dit betekent dat na bedrijfsbeëindiging ook een horecabedrijf uit categorie 2 is toegestaan.
Artikel 11 Kantoor
Nieuwe solitaire kantoren worden in het plangebied niet mogelijk gemaakt. De bestaande kantoren zijn bestemd en kunnen beperkt worden uitgebreid mits ruimtelijk aanvaardbaar. Op de verbeelding is de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Tevens is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de gebouwen moeten worden gebouwd.
Artikel 12 Maatschappelijk
De aanwezige maatschappelijke voorzieningen in het plangebied krijgen elk een specifieke bestemming, in die zin dat er binnen de bestemming uitsluitend de op de verbeelding aangegeven functies mogelijk zijn. Andere voorzieningen die overlast kunnen veroorzaken worden hierbij uitgesloten. Wat betreft bouwmogelijkheden is uitgegaan van de thans vigerende regeling.
Artikel 13 Natuur
De gronden binnen de grenzen van de Ecologische Hoofdstructuur zijn opgenomen in de bestemming Natuur. Deze gronden zijn bestemd voor het behoud van de aanwezige natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
Artikel 14Recreatie - Dagrecreatie
Onder de bestemming Recreatie - Dagrecreatie worden de speeltuinen en de volkstuinen opgenomen. Het is niet de bedoeling dat ter plaatse van alle gronden met de bestemming Recreatie bijvoorbeeld volkstuinen kunnen worden aangelegd. Om die reden krijgen alle recreatieve activiteiten afzonderlijk een specifieke aanduiding.
Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Het bungalowpark en het kampeerterrein zijn voorzien van de bestemming Recreatie -Verblijfsrecreatie. De nu aanwezige bouwrechten worden overgenomen in de planregels. Voor de hoofdgebouwen wordt op de verbeelding een bouwvlak opgenomen waarin tevens de goot- en bouwhoogte staat aangegeven. Naast hoofdgebouwen is het tevens mogelijk bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op te richten. Tevens vallen de verblijfsrecreatieve appartementen binnen deze bestemming.
Voor het kampeerterrein zijn regels opgenomen ten aanzien van de hoeveelheid stacaravans, chalets en kampeermiddelen (tenten, caravans en campers) die ten hoogste zijn toegestaan. Dit is aangegeven met een maximumaantal standplaatsen op de plankaart. Voorts is bepaald dat van deze standplaatsen ten hoogste 169 gebruikt mogen worden voor stacaravans en chalets. Voor de stacaravans en chalets is verder bepaald dat de onderlinge afstand ten minste 5 m bedraagt. Hiervan kan worden afgeweken indien maatregelen zijn getroffen om de brandoverslag of -doorslag te beperken tot een uur. Dit kan door middel van brandwerende gevels of brandwerende schotten. Voor een aantal stacaravans en chalets is een kleine berging toegestaan. Voor deze gronden geldt tevens dat de stacaravans en chalets niet bedrijfsmatige geëxploiteerd hoeven te worden. Dit geldt wel voor de overige gronden.
Het recreatieterrein is met een specifieke aanduiding aangegeven. De afstand van de recreatiewoningen onderling is bepaald op 5 m. Dit heeft te maken met brandveiligheidseisen: door deze afstand duurt het ten minste een uur voordat brand is overgeslagen van de ene naar de andere recreatiewoning. Het is mogelijk deze afstand te verkleinen, maar dan moeten er wel maatregelen worden getroffen om de brandoverslag of -doorslag te beperken tot een uur. Dit kan door middel van brandwerende gevels of brandwerende schotten.
Ter plaatse van het koffiemolenterrein zijn (vergunde) recreatiewoningen en een bedrijfswoning positief bestemd. Ook de horecamogelijkheden zijn hier positief bestemd. Voor de regels ten aanzien van de hoogte en inhoud van de recreatiewoningen, is aangesloten bij het naastgelegen bungalowpark. Ook is expliciet bepaald dat de recreatiewoningen niet permanent mogen worden bewoond. In afwijking van de bepalingen die voor het naastgelegen bungalowpark gelden, zijn geen bepalingen opgenomen over bedrijfsmatige exploitatie. Er is hier namelijk nooit sprake geweest van bedrijfsmatige exploitatie.
Artikel 16 Sport
De aanwezige sportvoorzieningen in het plangebied krijgen elk een specifieke bestemming, in die zin dat er binnen de bestemming uitsluitend de op de verbeelding aangegeven functies mogelijk zijn. Andere voorzieningen die overlast kunnen veroorzaken worden hierbij uitgesloten. Wat betreft bouwmogelijkheden is uitgegaan van de thans vigerende regeling.
Artikel 17 Tuin
In tegenstelling tot de achtererven en gedeelten van zijerven bij woningen, worden de voortuinen en (delen van) zijtuinen grenzend aan openbaar gebied, behorende bij de woningen, niet onder de bestemming Wonen opgenomen, maar apart bestemd als Tuin. Alleen erf- en perceelafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van 1 m, zijn hier toegestaan. Dakoverstekken zijn eveneens toegestaan. Paardenbakken zijn uitgesloten. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor aan- en uitbouwen binnen de bestemming Tuin (bijvoorbeeld in de vorm van erkers en serres).
Er is voorts een uitzondering gemaakt op de algemene regeling ten aanzien van de hoogte van erfafscheidingen achter de achtergevel van de woning (zie ook kopje erfbebouwing). Hieronder een illustratie ter verduidelijking van dit artikel.
Ter plaatse van de woningen aan de Guyotte van IJsselsteinlaan 1 t/m 55 is een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' opgenomen. Hiermee zijn bijgebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 4 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m toegestaan. Dit is conform het voorgaande bestemmingsplan en de feitelijke situatie ter plaatse.
Artikel 18 Tuin - Duin
De gronden die grenzen aan de bestemming Wonen - Duin (zie ook hierna) zijn bestemd voor Tuin - Duin. De gronden hebben specifieke natuur- en landschapswaarden. Voor een aantal percelen geldt dat uitsluitend de voortuin een typisch karakter heeft als duinlandschap. In deze gevallen hebben alleen de voortuinen deze bestemming. Om deze waarden te beschermen, is ter plaatse van de gronden uitsluitend de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan (tot 1 m hoog). In afwijking hiervan zijn ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' vrijstaande bijgebouwen en overkappingen toegestaan. Deze gebouwen en overkappingen mogen de bouwhoogte van maximaal 3 m hebben. Ook is om de waarden te beschermen de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - tuinpad' opgenomen. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - tuinpad' mogen de gronden worden verhard voor een toegangspad. Op een aantal plaatsen is in de voortuin een bijgebouw (legaal) gerealiseerd. Deze zijn mogelijk gemaakt met een specifieke aanduiding.
Tot slot is er binnen deze bestemming een omgevingsvergunningsstelsel opgenomen om onder andere het afgraven en ophogen van gronden en het aanplanten van opgaande beplanting tegen te gaan.
Artikelen 19 Verkeer & 20 Verkeer en Verblijfsgebied
Wegen met een 50 km/h-regime of hoger krijgen de bestemming Verkeer. De overige wegen, overwegend 30 km/h-wegen, krijgen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied gericht op de beoogde functie en mogelijkheden biedend voor bijvoorbeeld opname van speeltoestellen in woonstraten.
Verder vallen binnen deze bestemmingen de openbare ruimten en de groenvoorzieningen die niet worden gerekend tot het structurele groen van het gebied. Binnen deze bestemmingen is uitwisselbaarheid van verschillende functies in het openbare gebied toegestaan.
Artikel 21 Water
De bestemming Water is toegekend aan alle hoofdwatergangen in het plangebied. Andere in het plangebied aanwezige watergangen zijn niet afzonderlijk bestemd. De duinrellen zijn specifiek aangeduid. Hiervoor geldt een omgevingsvergunningstelsel, waardoor werken en werkzaamheden niet zonder meer mogelijk zijn.
Artikel 24 Wonen - Duin
De woningen in de duinen zijn bestemd als Wonen - Duin. Deze woningen zijn gelegen aan de Jan Dirk z'n Dal. De woningen zijn hier geplaatst in het duinlandschap. Gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd.
Artikel 22 Wonen - 1
De bestemming Wonen - 1 wordt opgenomen voor woongebieden en percelen met uitsluitend aaneengebouwde woningen (twee-aaneengebouwde- of rijtjeswoningen) en vrijstaande woningen in een strakke stedenbouwkundige setting. Dit komt voornamelijk voor in de verschillende uitbreidingsgebied van de kernen Egmond.
Rond de woningen bestemd als Wonen - 1 wordt een strak bouwvlak op de verbeelding opgenomen. Dit betekent dat het hoofdgebouw niet uitgebreid mag worden. Uitbreidingen kunnen uitsluitend plaatsvinden in de vorm van aan- of uitbouwen. Uitbreiding van de hoofdgebouwen is niet wenselijk om dat dit doorgaans directe invloed op de gebruikswaarde van naastgelegen percelen.
Daar waar vrijstaande woningen aanwezig zijn dan wel twee-aaneengebouwde woningen, worden deze aangeduid met 'vrijstaand' respectievelijk met 'tweeaaneen'. Het aantal woningen mag ter plaatse niet toenemen. Gestapelde woningen (appartementen) worden aangeduid met 'gestapeld'.
Met betrekking tot de bebouwing op de percelen (zowel hoofdgebouwen als erfbebouwing) geldt een maximaal bebouwingspercentage ten opzichte van het bouwperceel. Voor vrijstaande woningen bedraagt dit percentage 35%, voor twee-aaneengebouwde en hoekwoningen 40% en voor tussenwoningen 45%. Door de kleine erven in het plangebied is bovenstaande regeling niet overal reëel. Voor percelen met een kleinere oppervlakte dan 100 m² is een aparte bebouwingsregeling opgenomen (meer hierover onder kopje Erfbebouwing).
Vanuit ruimtelijk oogpunt is ervoor gekozen dat aan- en uitbouwen op minimaal 3 m achter de voorgevel moeten worden gebouwd (zie ook hierna onder het kopje erfbebouwing).
Artikel 23 Wonen - 2
Deze bestemming is bedoeld voor de vrijstaande woningen met variërende afstanden van de voorgevels tot de weg. Dit komt verspreid voor in het plangebied. Om deze opzet te behouden, zijn alleen vrijstaande woningen toegestaan en is door de ligging van het bouwvlak de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen vastgelegd (minimaal 3 m, tenzij deze afstand nu reeds minder is). Zo blijven de open ruimten tussen de hoofdgebouwen gewaarborgd. Het bouwvlak wordt zodanig gekozen, dat de huidige afstand tot de weg gewaarborgd blijft. De voorgevel van de woning dient gebouwd te worden in de voorgevelrooilijn. De breedte en de diepte van het bouwvlak bedraagt niet meer dan 15 m. Tot slot geldt dat de afstand van de achterste perceelsgrens tot de achterzijde van het bouwvlak ten hoogste 10 m bedraagt. Indien voor alle afstanden geldt dat de bestaande afstanden kleiner zijn (minimale afstanden tot zijdelingse en achterste perceelsgrens) of groter zijn (breedte en diepte van het hoofdgebouw), dan wordt het bouwvlak hierop aangepast.
Door de hierboven uiteengezette keuze voor het projecteren van de bouwvlakken, is de oppervlakte van hoofdgebouwen gereguleerd (hoofdgebouwen mogen niet buiten het bouwvlak). Een tweede beperking betreft het bebouwingspercentage van maximaal 35% (heeft betrekking op zowel het hoofdgebouw als de erfbebouwing). Tot slot is voor de woonpercelen binnen deze bestemming een maximale oppervlakte van 120 m² voor het hoofdgebouw opgenomen.
Vanuit ruimtelijk oogpunt is ervoor gekozen dat aan- en uitbouwen op minimaal 3 m achter de voorgevel moeten worden gebouwd (zie ook hierna onder het kopje erfbebouwing).
Erfbebouwing
Gebouwen en overkappingen
Binnen de woonbestemmingen is naast het hoofdgebouw erfbebouwing toegestaan in de vorm van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen (al dan niet aan het hoofdgebouw gebouwd) en overkappingen onder een aantal voorwaarden. De gronden bestemd voor Tuin, komen in beginsel niet voor gebouwen en overkappingen in aanmerking (zie ook kopje Tuin). Hierna wordt ingegaan op een aantal aspecten met betrekking tot erfbebouwing.
Oppervlakte
De maximale oppervlakte van erfbebouwing bedraagt 50 m², mits een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt blijft. Dit om voldoende buitenruimte te garanderen. Voor percelen vanaf 500 m² geldt voorts dat een grotere oppervlakte is toegestaan. Het betreft een gestaffelde regeling. De maximale oppervlakte mag bij percelen:
- tussen de 500 m² en 600 m² : 55 m² bedragen;
- tussen de 600 m² en 700 m² : 60 m² bedragen;
- tussen de 700 m² en 800 m² : 65 m² bedragen;
- tussen de 800 m² en 900 m² : 70 m² bedragen;
- vanaf 900 m² : 75 m² bedragen.
Overigens dient tevens het bebouwingspercentage dat geldt voor het betreffende bouwperceel in acht te worden genomen (zie onder het kopje Wonen). Het percentage heeft betrekking op zowel het hoofdgebouw als de erfbebouwing.
Bovenstaande regeling is niet op ieder perceel in het plangebied toepasbaar. In de dorpskern komen in vergelijking met andere gebieden kleine percelen voor. Het bebouwingspercentage is hier vaak hoger dan 50-60%. Bij percelen kleiner dan 100 m² is een bebouwingspercentage van 70% opgenomen. Hierbij dient 20 m² van het erf onbebouwd te blijven.
Recreatiewoningen
Als gevolg van het raadsbesluit van 27 juni 2007 met betrekking tot recreatiewoningen op particuliere erven bij woningen, is op de kaart met de aanduiding 'recreatiewoning' aangegeven waar recreatiewoningen zijn toegestaan. De recreatiewoning wordt gezien als behorend bij de erfbebouwing van het woonperceel. Dit betekent dat de maximaal toegestane oppervlakte aan erfbebouwing niet mag worden overschreden. Er mag een vrijstaand bijgebouw worden opgericht met een oppervlak van maximaal 50 m². Voor één perceel zijn twee recreatiewoningen toegestaan. Dit is met een specifieke aanduiding opgenomen.
Hoogte
De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen, vrijstaande recreatiewoningen en vrijstaande overkappingen, mag bij vrijstaande woningen niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m. Dakkapellen, gevelopbouwen en dakopbouwen zijn niet toegestaan. Voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bij niet-vrijstaande woningen geldt dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 25 cm boven de begane grondlaag van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m. Dit betekent dat de aan- en uitbouwen in beginsel niet voorzien mogen worden van een kap (tenzij er sprake is van een flauwe kap die binnen de toegestane bouwhoogte mogelijk is). Er wordt een bevoegdheid tot afwijken opgenomen om indien dit vanwege de afstemming op het hoofdgebouw wenselijk is, een kap op een aan- of uitbouw of een bijgebouw bij een niet-vrijstaande woning te realiseren.
Afstanden
Erfbebouwing dient altijd op een afstand van minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden opgericht. Zo blijft het karakter van de erfbebouwing ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Voor bestaande gebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw wordt een uitzondering gemaakt. Deze worden specifiek op de verbeelding aangeduid.
Om overlast voor naastgelegen percelen dan wel anderszins ongewenste situaties te voorkomen, wordt bepaald dat de diepte van aan- en uitbouwen aan de achtergevel niet meer mag bedragen dan 3 m en de breedte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel niet meer dan 3,5 m (dit is voldoende breed voor een garage). Bovendien wordt bepaald dat de afstand van erfbebouwing tot de zijdelingse perceelsgrens bij vrijstaande woningen niet minder mag bedragen dan 2 m. Voor smalle percelen wordt een uitzondering gemaakt Bij andere dan vrijstaande woningen dient de erfbebouwing of in de zijdelingse perceelgrens of op een afstand van ten minste 1 m van de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd. Vrijstaande bijgebouwen mogen in of op een afstand van tenminste de perceelgrens.
Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen de woonbestemmingen zijn tevens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals erf- en terreinafscheidingen. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn (bij hoekpercelen is er sprake van twee voorgevelrooilijnen) mag niet meer bedragen dan 1 m en voor het overige niet meer dan 2 m. Op voor- en zijtuinen die grenzen aan de weg mogen de afscheidingen dus niet hoger zijn dan 1 m. Afhankelijk van de breedte van de zijtuin die grenst aan een weg, zijn er mogelijkheden voor erf- en terreinafscheidingen van 2 m. De hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Binnen de woonbestemming worden mogelijkheden opgenomen voor het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen. Onder een aan-huis-gebonden beroep wordt verstaan het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing wordt uitgeoefend.
Tevens wordt toegestaan dat binnen de woonbestemming onder een aantal voorwaarden kleinschalige bedrijvigheid kan worden uitgeoefend. Het betreft hier activiteiten waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van de milieuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend. Het gaat hier om bedrijvigheid die verenigbaar is met de woonfunctie en welke niet leidt tot aantasting van de woonkwaliteit en welke niet leidt tot parkeeroverlast. Voorbeelden van de toegestane bedrijvigheid is een kapper aan huis, een kunstenaar, bed & breakfast of een kleinschalig ambachtelijk bedrijfje (bijvoorbeeld maken van sieraden). Horeca en detailhandel worden - vanwege de mogelijke negatieve effecten op de omgeving - uitgesloten.
De activiteit dient te worden uitgevoerd door de bewoner van de woning. De oppervlakte die gebruikt mag worden voor een aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijvigheid, is aan een maximum (25% van het woonoppervlak met een maximum van 50 m²) gebonden om te voorkomen dat het woonkarakter wordt verdrongen door de niet-woonfunctie.
Stallen van paarden en paardenbakken
Ten aanzien van het stallen van paarden en het realiseren van paardenbakken binnen woonpercelen is op 26 juni 2007 een beleidslijn opgesteld. In paragraaf 3.1.3 is hier nader op ingegaan. De binnenplanse afwijking wordt opgenomen, zoals deze in eerdere bestemmingsplannen is opgenomen die zijn vastgesteld binnen de gemeente (waaronder Schoorl kernen en buurtschappen).
Voormalige agrarische bebouwing
Op 26 juni 2007 heeft de gemeenteraad een beleidslijn vastgesteld voor voormalige en vrijkomende agrarische bebouwing.
In de nieuwe bestemmingsplannen van Bergen, zo ook in het onderhavige bestemmingsplan, worden niet-agrarische vervolgfuncties toegestaan na beëindiging van agrarische bedrijven. Voor onderhavig bestemmingsplan geldt dit voor één voormalig agrarisch bedrijf aan de Slotweg. Deze is voorzien van een specifieke aanduiding. Onder voorwaarden zijn hier agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten, recreatieve functies/agrotoerisme en overige dienstverlening toegestaan.
Artikel 25 Leiding - Gas en Artikel 26 Leiding - Water
De planologisch relevante leidingen zijn in deze dubbelbestemmingen als zodanig bestemd. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen na afwijken toegestaan. Alvorens het bevoegd gezag over een verzoek om afwijken beslist, wint zij schriftelijk advies in bij de desbetreffende leidingbeheerder. Ter bescherming van aanwezige leidingen is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
Artikelen 27 t/m 30Waarde - Archeologie - 1 t/m 4
In deze artikelen is de bescherming van de archeologische waarde van gronden in het plangebied geregeld met een zogenoemde dubbelbestemming. Hierin is nadrukkelijk gesteld dat gebouwen (die op basis van de bestemmingen mogelijk zijn) op gronden met een archeologische verwachtingswaarde, ter bescherming van die waarden, moeten worden gebouwd binnen de bebouwingsgrenzen. Voorts is een groot aantal werken en werkzaamheden opgenomen. Voor het verlenen van een vergunning dient advies te worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
De dubbelbestemmingen met betrekking tot archeologie zijn opgesteld op basis van de beleidskaart archeologie Bergen. Hierop zijn gebieden met een verschillende archeologische verwachtingswaarde, en het beleid ten aanzien van deze gebieden weergegeven.
Artikel 31 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
Een gedeelte van Egmond aan den Hoef is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. In een bestemmingsplan dient deze aanwijzing te worden vertaald. In onderhavig bestemmingsplan is een specifiek artikel opgenomen voor dit gebied, waarmee het beschermd dorpsgezicht wordt beschermd. Dit betekent dat in beginsel voor het gebied zeer conserverende regels zijn opgesteld. Hiervan kan worden afgeweken, maar uitsluitend als is aangetoond dat de karakteristieken van het beschermd dorpsgezicht niet worden aangetast. Dit betekent dus niet dat het gebied per definitief helemaal 'op slot' zit. Daarnaast is voor een groot aantal werken en werkzaamheden die de cultuurhistorische waarden in het gebied kunnen schaden, een omgevingsvergunning noodzakelijk. Voor het verlenen van een vergunning dient advies te worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
Artikel 32 Waterstaat - Waterkering
Voor waterkeringen, waterbergingen, primaire watergebied en waterhuishouding, is de functie tot uitdrukking gebracht in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan als hiervoor afgeweken wordt door het bevoegd gezag. Er wordt uitsluitend afgeweken als de functie hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Het bevoegd gezag wint hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de beheerder, voordat ze beslist op het verzoek om af te wijken.
6.4 Algemene Regels
Artikel 33 Antidubbeltelregel
Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 34 Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling opgenomen met betrekking tot bestaande maten, overschrijding van bouwgrenzen en de herbouw van nieuwe woningen. Tevens is hierin opgenomen dat de bouwhoogte van een molen (die is beschermd als Rijksmonument) de bouwhoogte betreft tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. De bouwhoogte is de hoogte van het wiekenkruis in verticale stand. Deze regeling is opgenomen specifiek voor de Koffiemolen.
Artikel 35 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel zijn alle afwijkingsregels opgenomen die voor het gehele plangebied van toepassing zijn.
Artikel 36 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn beperkende regels voor wat betreft de hoogte van nieuwe bouwwerken en gebouwen opgenomen vanwege de in het plangebied aanwezige molen (zogenoemde molenbiotoop). In paragraaf 5.2.2 wordt nader ingegaan op de achtergrond van deze molenbiotoop. Met de aanduidingsregels wordt gewaarborgd dat bij de bouw van gebouwen en overige bouwwerken rekening moet worden gehouden met de molenbiotoop. In een aantal gevallen is het uitsluitend mogelijk om te bouwen met een afwijking, waarbij rekening moet worden gehouden met de molenbiotoop. Dit wordt ter advisering aan een deskundige voorgelegd.
Artikel 37 Algemene wijzigingsregel
In dit artikel zijn alle afwijkingsregels opgenomen die voor het gehele plangebied van toepassing zijn.
Artikel 38 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
In dit artikel is bepaald dat de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening niet (aanvullend) van toepassing zijn.
Artikel 39 Overige regels
Indien verwezen wordt naar andere (wettelijke) regelingen dan is in dit artikel bepaald dat deze dienen te worden gelezen als op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp plan.
6.5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 40 Overgangsrecht
In dit artikel staan de overgangsregels voor bestaande bouwwerken en bestaande gebruiksactiviteiten die afwijken van het bestemmingsplan.
Artikel 41 Slotregel
Dit artikel geeft de titel van de regels van het bestemmingsplan aan.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Er is in het plangebied geen sprake van bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Er is derhalve besloten geen grondexploitatieplan zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wro op te stellen. Het bestemmingsplan voorziet in actualisatie en herziening van bestaande regelgeving, waarbij het toetsingskader wordt aangepast aan de moderne wet- en regelgeving, nieuw beleid en historisch gegroeide situaties. Derhalve is een uitgebreide financiële onderbouwing niet te geven en ook niet noodzakelijk.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vier weken ter inzage gelegen (vanaf 6 december 2012 tot en met 2 januari 2013). Tevens is het bestemmingsplan verzonden naar de voooroverlegpartners.
In totaal zijn 15 inspraakreacties ontvangen en 2 overlegreacties. De reacties zijn in een aparte nota inspraak en overleg behandeld. Op basis van deze reacties is het bestemmingsplan op een aantal onderdelen gewijzigd. Tevens is het bestemmingsplan op een aantal onderdelen ambtshalve gewijzigd. Dit is aangegeven in de nota inspraak en overleg.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Categorie I 'lichte horeca'
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
- automatiek;
- broodjeszaak;
- cafetaria;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- ijssalon;
- snackbar;
- tearoom;
- traiteur.
1b. Overige lichte horeca
- bistro;
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
- hotel;
- pension.
1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).
Categorie 2 'middelzware horeca'
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Categorie 3 'zware horeca'
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
- dancing;
- discotheek;
- nachtclub;
- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).