Rode Paard 1 - 3
Bestemmingsplan - Gemeente Enkhuizen
Vastgesteld op 08-03-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Rode Paard 1 - 3 met identificatienummer NL.IMRO.0388.BPRodePaard1tot3-VA01 van de gemeente Enkhuizen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.6 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.7 bevoegd gezag
het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.8 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.9 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.10 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.11 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.12 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.13 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.14 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.15 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.16 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.17 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
een bedrijf, kantoor of instelling met een baliefunctie waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische, maatschappelijke en persoonlijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven en/of seksinrichtingen en met inbegrip van ondergeschikte detailhandel.
1.18 discountsupermarkt
een zelfbedieningswinkel in kruidenierswaren waar voedingsmiddelen en huishoudelijke artikelen worden verkocht en die producten systematisch voor een lagere prijs en beperkter assortiment aanbiedt dan conventionele winkels in dezelfde branche.
1.19 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.20 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.21 hoofdgebouw
een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.22 luifel
een afdak aan een gebouw, al dan niet ondersteund.
1.23 maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid niet zijnde zorginstellingen, cultuur, levensbeschouwing, religie, onderwijs, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, sport, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.
1.24 milieusituatie
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling.
1.25 nutsvoorzieningen
de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.26 ondergeschikte horeca
horeca-activiteiten die in bedrijfseconomisch en ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie.
1.27 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.28 peil
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor het bouwen van bouwwerken in, op of over het water: het slootpeil, zoals gehanteerd door Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
1.29 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.30 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, of een combinatie van bovengenoemde functies.
1.31 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.32 straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
1.33 straatmeubilair
papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, straatverlichting, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri’s en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.
1.34 talud
een vanaf het maaiveld naar de waterkant aflopende helling in een bepaalde verhouding aan de waterkant, zoals weergegeven in figuur 5.1 van de toelichting.
1.35 verkeersveiligheid
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het in stand houden c.q. tot-stand brengen van een verkeersveilige situatie, door het garanderen van vrije uitzicht-hoeken bij kruisingen van wegen en bij uitritten.
1.36 vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.
1.37 weg
alle voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden.
1.38 winkelvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte.
1.39 woonsituatie
de waarde van een gebied voor de woonfunctie door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- c. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- f. de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel;
- g. de breedte van een steiger:
de afstand tussen de uiteinden van de steiger, gemeten parallel aan de waterkant;
- h. de lengte van een steiger:
vanaf de waterkant tot aan het einde van de steiger, gemeten haaks van de waterkant.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;
- b. maatschappelijke voorzieningen
en tevens voor:
- c. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': een supermarkt;
- d. laad- en losplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats';
- e. aan detailhandel als bedoeld onder c ondergeschikte horeca met een oppervlakte van ten hoogste 6 m²
met de daarbij behorende:
- f. parkeervoorzieningen;
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. wegen en voet- en fietspaden;
- i. groenvoorzieningen;
- j. reclame-uitingen;
- k. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- l. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen voor de in lid 3.1 genoemde functies gelden de volgende regels:
- 1. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- 2. ondergronds bouwen is niet toegestaan, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats';
- 3. de bouwhoogte zal niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedragen;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': een luifel;
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde zijde van een gebouw ten hoogste 1 m zal bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 5 m bedragen;
- 3. de totale oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10 m2.
3.3 Specifieke gebruiksregels
- a. de oppervlakte van de functies zoals genoemd in artikel 3.1 onder c mogen niet meer bedragen dan 1.000 m2 winkelvloeroppervlakte;
- b. in aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 onder c, ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': uitsluitend een discountsupermarkt;
- c. geluidgevoelige objecten zijn niet toegestaan;
- d. tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van gebouwen en bouwwerken voor bewoning;
- 2. het gebruik voor horeca-activiteiten, niet zijnde ondergeschikte horeca zoals bedoeld in artikel 3.1 onder e;
- 3. buitenopslag.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3 onder a voor het toestaan van geluidgevoelige objecten mits door middel van onderzoek kan worden aangetoond dat sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. sloten, bermen en beplanting;
- c. water;
- d. voorzieningen ten behoeve van de mountainbikesport;
- e. voet- en fietspaden;
en in beperkte mate voor:
- f. parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
- a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
- b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
- 3. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m2.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- de verkeersveiligheid;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de waterhuishouding;
- behoud, herstel en/of versterking van de Ecologische Hoofdstructuur;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de verkeersveiligheid;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de waterhuishouding;
- behoud, herstel en/of versterking van de Ecologische Hoofdstructuur;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 sub b, onder 1 en toestaan dat erfafscheidingen worden gebouwd tot een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – tevens bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
- a. Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
- b. Indien uit het in lid 5.2, sub a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- c. De verplichting in lid 5.2, sub a geldt niet voor bouwplannen die betrekking hebben een oppervlakte minder dan 30 m² en een diepte van minder dan 0,35 m.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 30 m² en dieper dan 0,35 m;
- 2. het aanbrengen van nieuwe tracés voor ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,35 m;
- 3. het verlagen van het waterpeil.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3, sub a wordt slechts verleend indien:
- 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
- 3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
- 4. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- 5. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
- 6. een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg;
- 7. indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 5.3, sub b, onder 3 wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de vergunning niet verleend.
- c. Wanneer op grond van de hoofdbestemming eveneens een omgevingsvergunning vereist is voor activiteiten als bedoeld in lid 5.3, sub a gelden de volgende aanvullende regels:
- 1. voor de op grond van de bestemmingen omgevingsvergunningplichtige activiteiten wordt één omgevingsvergunning afgegeven;
- 2. bij de beoordeling van de omgevingsvergunningplichtige activiteiten krijgen archeologische belangen voorrang boven de belangen die het omgevingsvergunningstelsel van de hoofdbestemming beoogt te beschermen.
- d. Het verbod als bedoeld in lid 5.3, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
- 2. het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van drainage wordt in ieder geval verstaan het vervangen van drainage in inmiddels gedraineerde percelen;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- 4. op archeologisch onderzoek gericht zijn.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- b. Alvorens de in lid 5.4, sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Gebruik van gronden en opstallen is uitsluitend toegestaan indien aan de volgende parkeerkencijfers wordt voldaan:
Functie | Parkeerkencijfer |
Discountsupermarkt | 4,9 / 100 m² bvo |
Commerciële dienstverlening | 2,4 / 100 m2 bvo |
Arts, poli, therapeut, maatschappelijk werk | 2,5 / 100 m² bvo |
Cultureel centrum wijkgebouw | 2,00 / 100 m² bvo |
Apotheek | 2,8 / 100 m² bvo |
Bibliotheek | 0,8 / 100 m2 bvo |
Creche, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf | 1,2 / 100 m2 bvo |
Museum | 0,8 / 100 m2 bvo |
- b. In afwijking van het bepaalde onder a geldt voor andere functies dat aan de hand van de parkeernormen als bedoeld in 'CROW publicatie 317 kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' 8 oktober 2012' de parkeernorm wordt bepaald;
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en b en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
7.2 Overig strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- f. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- g. het gebruik van gronden en bouwwerken waarvoor niet aan de parkeernormen wordt voldaan, zoals bedoeld in 7.1.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'talud stedelijk' gelden de volgende regels:
8.1 Gebruiksbepaling
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'talud stedelijk' voor het realiseren van een talud met een helling steiler dan de verhouding 1:1.
8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- 1. het wijzigen en/of dempen van waterlopen;
- 2. het wijzigen of plaatsen van beschoeiingen;
- 3. het ophogen, afgraven of vergraven van gronden voor zover deze werkzaamheden leiden tot een talud waarvan de verhouding steiler is dan 1:1;
- 4. het opwerpen van grond met een hoogte van meer dan 1 m.
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
- 1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
- c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt uitsluitend verleend indien:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld;
- 2. de taludverhouding ten minste 1:1 blijft bedragen voor zover het een omgevingsvergunning betreft voor werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a onder 2.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- de waterhuishouding;
- de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de in het plan bij recht gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om andere redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
- b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. het bepaalde in het plan ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30 m;
- d. het bepaalde in het plan ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van een plaatselijke verhoging niet meer dan 10% van het bouwvlak bedraagt;
- 2. de bouwhoogte ten hoogste 1,10 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- e. het bepaalde in het plan ten aanzien van de verplichting om te bouwen binnen een bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1,5 m worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Rode Paard 1 - 3'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Ligging Plangebied
Aldi Zaandam BV is voornemens om op de locatie Rode Paard 1-3 een discountsupermarkt te realiseren. Deze locatie is nu in gebruik door een garagebedrijf en showroom (van Opel) en een bandenopslagbedrijf.
Deze nieuwe winkel zal voldoen aan de huidige Aldi-servicemaatstaven, zoals voldoende
ruime gangpaden, voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers en goede mogelijkheden voor bevoorrading. De nieuwe winkel vervangt de huidige Aldi aan de Torenstraat in het centrum van Enkhuizen, waar onvoldoende ruimte is om deze service te bieden.
Figuur 1.1 Enkhuizen met beoogde locatie Aldi (rood; bij benadering)
In de vaststellingsovereenkomst, die op 25 juni 2011 tussen Aldi en de gemeente Enkhuizen is gesloten, heeft de gemeente toegezegd Aldi te steunen in haar streven om een andere locatie te vinden. Om inzicht te krijgen in de uitvoerbaarheid is vervolgens een toets uitgevoerd op de belangrijkste planologische aspecten: beleid, detailhandelsstructuur, verkeer en milieu. Hieruit is gebleken dat de locatie Rode Paard haalbaar en ruimtelijk aanvaardbaar is. Op basis van deze toets heeft het college in september 2014 besloten de planologische procedure verder op te starten. Dit voorstel is met een raadsinformatiebrief medegedeeld aan de commissie Grondgebied. Mede op basis van deze haalbaarheidstoets is dit bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Vigerend Bestemmingsplan
In het vigerende bestemmingsplan 'Gommerwijk' heeft het plangebied grotendeels de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden'. Op het plangebied ligt de categorie-aanduiding 'II'. Hiermee is bepaald dat bedrijven in de categorie 1 en 2 toegestaan zijn. Verder zijn dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen mogelijk. Het garagebedrijf en de (voormalige) perifere detailhandel zijn met specifieke aanduidingen geregeld. Algemene detailhandel is niet toegestaan. Een strook aan de oostzijde heeft de bestemming 'Groenvoorzieningen'. Deze bestemming is onder andere bestemd voor groenvoorzieningen, sloten, bermen en beplanting en paden.
Op basis van dit bestemmingsplan is in het plangebied geen discountsupermarkt mogelijk.
Figuur 1.2 Uitsnede plankaart vigerend bestemmingsplan
1.3 Leeswijzer
In deze toelichting komt de haalbaarheid van de beoogde ontwikkeling aan de orde. Hierbij is getoetst of verwacht mag worden dat de ontwikkeling bijdraagt aan een goede ruimtelijke ordening. Daartoe worden de volgende vragen beantwoord.
- Wat houdt de ontwikkeling op de locatie Rode Paard in en is deze stedenbouwkundig inpasbaar (hoofdstuk 2)?
- Hoe verhoudt de beoogde ontwikkeling zich tot het beleid van provincie, regio en gemeente en past de beoogde ontwikkeling binnen de kaders voor duurzame verstedelijking, zoals geformuleerd in artikel 3.1.6 lid 2 Bro (hoofdstuk 3 en bijlage 3)?
- Geeft de beoogde ontwikkeling een aanvaardbare verkeerssituatie en past de beoogde ontwikkeling binnen de milieuruimte (hoofdstuk 4)?
De juridische planbeschrijving staat in hoofdstuk 5, de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan is aangetoond in hoofdstuk 6.
Hoofdstuk 2 Beoogde Ontwikkeling
2.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan maakt de vestiging van een discountsupermarkt op de locatie Rode Paard 1-3 in Enkhuizen mogelijk. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de stedenbouwkundige inpassing. Allereerst wordt daartoe een beschrijving gegeven van de bestaande situatie. Vervolgens wordt ingegaan op de stedenbouwkundige inpassing.
2.2 Bestaande Situatie
In deze paragraaf wordt ingegaan op de bestaande situatie van de locatie Rode Paard 1 tot en met 3, zowel ruimtelijk als functioneel. Vervolgens wordt ingegaan op de stedenbouwkundige inpassing van een discountsupermarkt op deze plek.
Figuur 2.1 Inrichting huidige situatie (bron: google maps)
Omgeving plangebied
Het plangebied ligt aan de westzijde van Enkhuizen. De locatie wordt omsloten door de weg Rode Paard in het noorden, de Gerard Brandtweg in het oosten en de Drechterlandseweg (N302) in het zuiden. De locatie ligt op een scharnierpunt van de bebouwingseenheden van Enkhuizen: zuidoostelijk de historische binnenstad, ten noorden de planmatig gerealiseerde wijken zoals Gommerwijk, Oude Gouw Kadijken en Noord, en het zaadveredelingsgebied in het zuiden.
De N302 is één van de belangrijkste toegangswegen van Enkhuizen. Op het kruispunt Drechterlandseweg-Gerard Brandtweg, de entree van Enkhuizen, wordt het inkomend verkeer verdeeld naar de diverse delen van de stad. De locatie ligt daarmee op een belangrijke schakel in Enkhuizen.
Het plangebied zelf maakt deel uit van een gebiedje met een mix van functies aan weerszijden van het Rode Paard. Ten noorden van deze weg ligt een bedrijfspand. Dit zal de komende tijd omgezet worden naar woningen met bedrijfsunits. Hiermee wordt de woonwijk, die rondom dit pand ligt, versterkt. Verder ligt in het gebied een aantal maatschappelijke functies: sporthal De Drecht, de Regionale Scholengemeenschap Enkhuizen (RSG), het kantoor van de woningbouwvereniging Welwonen en een uitvaartcentrum.
Figuur 2.2 Profiel Rode Paard
De omgeving van het Rode Paard heeft de afgelopen jaren een transformatie van bedrijvigheid naar een gemengd gebied doorgemaakt. In het plangebied zijn nog een showroom (Opel) en een bandenopslag aanwezig. Deze functies zijn de laatste bedrijven in de omgeving en zijn door de transformatie min of meer gebiedsvreemde elementen geworden.
Groen- en waterstructuur
De hoofdwegen die aan de oost- en zuidzijde van het plangebied lopen worden begeleid door een groen- en waterstructuur. Aan de zuidzijde ligt een sloot in een groenstrook. In deze strook is geen beplanting aanwezig waardoor hier vanaf de N302 een goed zicht op het plangebied is. Bij de kruising staan enkele bomen. Aan de overzijde van de Drechtlandseweg begint het zaadveredelingsgebied. De komende jaren zullen hier kassen opgericht worden.
Aan de oostzijde, langs de Gerard Brandtweg, ligt een brede watergang met aan de oostzijde knotwilgen. Daarnaast, in de berm van de Gerard Brandtweg, staan bomen. Hierdoor wordt een relatie gelegd met een parkachtige zone aan de overzijde van de weg.
Het Rode Paard zelf heeft nabij het plangebied een vrij stenig karakter. Wel zijn aan weerszijden van de weg bermen met lage beplanting en bomen aanwezig. Ten westen, nabij de school, zijn de bomen volgroeider. Dit geeft zeker in de zomer een groene uitstraling.
Figuur 2.3 Groen- waterstructuur
Plangebied
De bestaande bebouwing in het plangebied heeft over het algemeen één bouwlaag en plaatselijk twee bouwlagen en is plat afgedekt. Rondom de bestaande bebouwing ligt een (gefragmenteerd) parkeerterrein, waardoor het gehele terrein nagenoeg verhard is. Dit terrein is via drie inritten toegankelijk. Het terrein is vrij intensief bebouwd; de bebouwing van de garage en showroom staat daardoor dicht tegen de weg Rode Paard tegenover de bestaande woningen. De entree en de showroom zijn op deze weg gericht waardoor er aan deze zijde van het plangebied veel activiteit is. De bebouwing van het bandenbedrijf staat tegen de Drechterlandseweg en is tevens georiënteerd op de Gerard Brandtweg. Aan de Drechterlandseweg is de bebouwing gesloten, wat leidt tot een laag dynamisch karakter. Dit doet afbreuk aan het belang van deze weg. De oppervlakte van de huidige bebouwing is ca. 1.350 m2 (Opel) + 1.100 m2 bandenopslag.
Figuur 2.4 Aanzicht vanaf de Drechterlandseweg
Figuur 2.5 / 2.6 bestaande bebouwing plangebied
2.3 Toekomstige Situatie
Ruimtelijke situatie van de nieuwe locatie
Bouwplan
De locatie Rode Paard 1-3 biedt de mogelijkheid, zowel qua ligging als qua omvang, een discountsupermarkt te realiseren. Hiertoe wordt de bestaande bebouwing gesloopt en wordt er een nieuw gebouw gerealiseerd. Dit gebouw wordt qua bebouwingsoppervlak kleiner dan de bestaande bebouwing maar biedt wel de mogelijkheid om een voor Aldi ideale indeling te realiseren. Dat betekent een optimale lengte-breedte-verhouding en een verkoopoppervlak van circa 1.000 m2. Het volume van de nieuwbouw zal opgebouwd zijn uit één bouwlaag met een verbijzonderde entree. Langs de zuid en oostzijde van de bebouwing zal een parkeerterrein gerealiseerd worden.
Expeditie
Een belangrijk aspect voor een discountsupermarkt is een efficiënte expeditie. De volledige bevoorrading van de winkel vindt plaats door middel van 15 vrachtwagenbewegingen per week. Dit betreft dagelijks (maandag tot en met zaterdag) een vrachtwagen voor reguliere producten en een bakwagen van de bakker. Drie keer per week worden diepvriesproduxten geleverd met een koelvrachtwagen. Het is van belang dat de expeditie inpandig efficiënt kan verlopen (korte afstanden tussen lossen/magazijn/winkel). Dit leidt tot een interne relatie van de diverse ruimten. Buiten het pand mag de expeditie niet leiden tot overlast voor de omgeving en verkeersonveilige situaties. Het is daarom van belang om de verkeerstromen van aan- en afvoer (expeditie) en het parkeren te scheiden.
Positionering
Om te komen tot een goede positionering van de winkel op de kavel zijn verschillende varianten onderzocht. Het voorkeursmodel scoort goed op verkeersveiligheid omdat het autoverkeer vanaf de Gerard Brandtweg meteen het terrein opgaat en van de distributie gescheiden is. Op eigen terrein kan een efficiënt en veilig parkeerterrein ingericht worden. Bovendien wordt de entreefunctie van Enkhuizen aan de Drechterlandseweg versterkt doordat ruimte wordt gegeven aan het profiel en de activiteit op het kruispunt gericht is. Bovendien ligt de entree van de winkel, waar zich de meeste activiteiten concentreren, ver van de woningen af. Hiermee wordt de overlast tot een minimum beperkt.
Welstand en inpassing in omgeving
Deze variant is uitgewerkt in een architectonisch ontwerp dat gereed is voor toetsing door welstand. De entree wordt verbijzonderd, onder andere door een terugliggende gevel en toepassing van veel glas. Hier komen ook de reclame-uitingen. Door het ruimere profiel en de verbijzondering van het gebouw krijgt dit kwadrant van het kruispunt én daarmee de entree van Enkhuizen een kwalitatieve impuls.
De rest van het pand krijgt een ingetogen architectuur. Hierdoor wordt het rustige karakter aan de zijde van het Rode Paard versterkt. In het inpassingsplan is ook aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing. Hiervoor zal aan het Rode Paard een groenstrook komen en zullen op het parkeerterrein bomen geplant worden. Het bouwplan is op 3 september 2015 in Welstand besproken en is op hoofdlijnen akkoord bevonden.
Locatieafweging
Deze discountsupermarkt dient als vervanging van de locatie Torenstraat in Enkhuizen, die niet meer voldoet als supermarktlocatie. In het voortraject van dit project is gezocht naar een geschikte locatie. Het is wel de wens om de discountsupermarkt te behouden als onderdeel van het voorzieningenaanbod in Enkhuizen. Uit de locatieafweging (zie Bijlage 3) is de locatie Rode Paard hiervoor als beste naar voren gekomen. Uit het onderzoek blijkt verder dat geen sprake is van onaanvaardbare effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat door realisatie van de beoogde ontwikkeling (zie ook paragraaf 3.2).
Op de locatie aan de Torenstraat zijn goede mogelijkheden voor andere invullingen. Het vigerende bestemmingsplan biedt hiervoor ruime mogelijkheden, bijvoorbeeld voor woningen. De kans op hervestiging van een supermarkt is praktisch gezien uitgesloten. Het pand is en blijft namelijk te klein voor een volwaardige supermarkt en ook de bereikbaarheid en de parkeersituatie zijn onvoldoende, waardoor er op de locatie aan de Torenstraat voor geen enkele supermarktformule een rendabele exploitatie mogelijk is (zie Bijlage 3). Het initiatief leidt daarmee niet tot onaanvaardbare leegstand.
2.4 Conclusie
De huidige Aldi aan de Torenstraat voldoet niet meer aan de eisen van de moderne consument. In het voortraject van dit project is daarom gezocht naar een geschikte locatie. Uit de locatieafweging is de locatie Rode Paard als beste naar voren gekomen.
Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van een discountsupermarkt op de locatie Rode Paard 1-3 in Enkhuizen mogelijk. Stedenbouwkundig is het mogelijk om te komen tot een goede inpassing op de locatie op basis van de randvoorwaarden die aan een dergelijke winkel worden gesteld. Deze functie sluit aan bij het karakter van de omgeving, die aan het verkleuren is tot een woongebied met aanvullende functies. Het initiatief leidt niet tot onaanvaardbare effecten op woon-, leef- en ondernemersklimaat en leegstand. Daarbij is een zorgvuldige regeling van de discountformule van belang.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Inleiding En Conclusie
Dit hoofdstuk gaat in op de relevante beleidskaders voor de beoogde ontwikkeling van een discountsupermarkt in Enkhuizen. Uit het navolgende blijkt dat de ontwikkeling past binnen het beleid. Het beleidskader staat de ontwikkeling van een discountsupermarkt op het Rode Paard niet in de weg.
Voor de vestiging van detailhandel in Noord-Holland zijn de volgende beleidsstukken relevant:
- Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking);
- beleid provincie Noord-Holland (Provinciale Ruimtelijke Verordening en Structuurvisie);
- regionaal en gemeentelijk detailhandelsbeleid.
Uit de beleidsstukken volgt dat de vestiging van een discountsupermarkt een gemeentelijke afweging is. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen, waaronder detailhandel, moeten wel getoetst worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. De vestiging of uitbreiding van de discountsupermarkt binnen bestaand stedelijk gebied voldoet aan de ladder. Binnen de bestaande centra in de kern Enkhuizen is geen geschikte en beschikbare plek voor een discountsupermarkt met een omvang van circa 1.000 m² wvo. De locatie Rode Paard is wel geschikt en beschikbaar. Dit blijkt uit locatieverkenning die heeft plaatsgevonden (zie paragraaf 2.3).
3.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Svir)
Met de ontwikkeling van detailhandel op de locatie Rode Paard zijn geen rijksbelangen in het geding.
Besluit ruimtelijke ordening artikel 3.1.6 lid 2
De Ladder voor duurzame verstedelijking is nader uitgewerkt in bijlage 3. Het plan voldoet hieraan, omdat er voldoende behoefte is en omdat de effecten van de ontwikkeling aanvaardbaar zijn. Hierna volgen de belangrijkste overwegingen.
Behoefte
Het actuele draagvlakonderzoek en de vergelijking met woonplaatsen binnen dezelfde inwonerscategorie leidt tot de conclusie dat er in algemene zin geen 'kwantitatieve behoefte' is aan uitbreiding van de supermarktsector in Enkhuizen. De beoogde ontwikkeling van Aldi is ook niet gericht op het invullen van de 'kwantitatieve behoefte'. De ontwikkeling is wenselijk om de complete voorzieningenstructuur in Enkhuizen op peil te houden. Aldi is de enige discountsupermarkt in Enkhuizen, maar de huidige locatie Torenstraat is niet (meer) geschikt als locatie voor een supermarkt. Verplaatsing is wenselijk om de ruimtelijke knelpunten van de locatie aan de Torenstraat op te lossen. De verplaatsing is verder wenselijk om te kunnen blijven voldoen aan de behoefte aan een discountsupermarkt in Enkhuizen.
Discountsupermarkten, zoals Aldi, hebben namelijk een specifieke rol binnen het koopgedrag van consumenten, want bij discounters doen consumenten vooral aanvullende discountaankopen bovenop de boodschappen die zij bij de reguliere supermarkten en speciaalzaken kopen. Deze positie van discounters binnen de winkelstructuur maakt dat er buiten de grote steden 'markt' is voor één discounter op iedere 15.000 tot 20.000 inwoners. Enkhuizen heeft 18.376 inwoners, waardoor er voldoende draagvlak/behoefte is voor een discounter. Gezien het voorgaande is het wenselijk de discountvoorziening voor Enkhuizen te behouden en is het wenselijk om te zoeken naar een nieuwe locatie voor de discounter.
In de locatie-afweging, waarnaar wordt verwezen in paragraaf 2.3, is geconcludeerd dat de beoogde locatie aan het Rode Paard het meest geschikt is om te voorzien in de geconstateerde behoefte in het verzorgingsgebied Enkuizen.
Effecten aanvaardbaar
Er is om de volgende redenen geen sprake van onaanvaardbare effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat door realisatie van de beoogde ontwikkeling.
- Het beoogde plan van Aldi betekent weliswaar dat deze winkel groter wordt dan in de huidige situatie, maar dat leidt niet tot een evenredige groei van de omzet. De uitbreiding is namelijk vooral bedoeld om de huidige klanten beter te bedienen met meer comfort in de winkel en ten aanzien van de bereikbaarheid en de parkeersituatie. Onder meer wordt het assortiment ruimer (en vanuit Aldi bekeken efficiënter) uitgestald, maar het aantal afzonderlijke producten in het assortiment neemt niet wezenlijk toe. In de winkel wordt weliswaar de typische discountopstelling (verkoop van producten vanuit dozen) grotendeels behouden, maar worden tevens de gangpaden breder, de schappen ruimer en het assortiment met verse en gekoelde producten uitgebreid. Deze omvang blijft zeer beperkt: nog geen 1.000 afzonderlijke producten tegenover gemiddeld 15.000 afzonderlijke producten in reguliere fullservice-supermarkten. Voor deze Aldi is een vloeroppervlak benodigd van circa 1.000 m² wvo.
- Bij vestiging van een discountsupermarkt aan het Rode Paard zullen de consumenten in Enkhuizen dan ook (net als voorheen) de reguliere supermarkten en de speciaalzaken blijven bezoeken voor de aanschaf van het grootste deel van hun boodschappen. Dit geldt zowel voor de winkels in het centrumgebied als voor de winkels in de wijken, zoals aan het Koperwiekplein. Omdat een discountsupermarkt complementair is, heeft Aldi geen 'extra' effect op het Koperwiekplein.
- Het economisch effect van de beoogde supermarktontwikkeling op de overige winkels in Enkhuizen (supermarkten in speciaalzaken; zowel in het centrum als aan het Koperwiekplein) blijft beperkt en blijft vallen binnen de 'normale concurrentieverhoudingen'. Er hoeft daarom als gevolg van de beoogde ontwikkeling geen supermarkt in Enkhuizen de deuren te sluiten. In dit geval breidt een bestaande complementaire functie (Aldi) uit. Dit heeft hoe dan ook beperkte invloed. Dit blijkt ook uit de modelmatige benadering van de theoretische maximum situatie.
- De huidige supermarkt aan de Torenstraat fungeert nauwelijks als trekker voor centrumbezoek – niet voor de eigen inwoners, niet voor bezoekers uit de regio en ook niet voor toeristen. Door de specifieke ligging buiten het kernwinkelgebied (de Westerstraat van Zeeman tot Scapino en Melkmarkt) is er ook slechts beperkt sprake van wisselwerking met overige detailhandel in het centrumgebied. Met de verplaatsing van de supermarkt zal er dan ook geen cruciaal onderdeel uit het centrum vertrekken. In die zin is er daarom geen sprake van een onaanvaardbaar effect op het woon-, leef- en ondernemersklimaat.
- Het wordt verwacht dat de achter te laten locatie van Aldi aan de Torenstraat niet langdurig leegstaat. Gezien het karakter van de Torenstraat gaat de voorkeur uit naar herinvulling van de locatie met wonen, maar ook dienstverlening behoort tot de mogelijkheden. Aangezien voor deze locatie een gemengde bestemming vigeert, zijn dergelijke invullingen planologisch direct mogelijk. Geconcludeerd wordt dat van onaanvaardbare leegstandseffecten geen sprake is.
Discountsupermarkt
Discountsupermarkten onderscheiden zich van full-servicesupermarkten door een specifiek assortiment met hoofdzakelijk eigen merken dat tegen de allerlaagste prijzen wordt verkocht. Het assortiment is daardoor kleiner, nog geen 1.000 afzonderlijke producten tegenover gemiddeld 15.000 afzonderlijke producten in reguliere full-servicesupermarkten. Dat betekent dat een discountsupermarkt een aanvullende functie heeft op de fullservice-supermarkten. Combinatiebezoek vindt bij discountsupermarkten minder plaats dan bij reguliere supermarkten. Een en ander blijkt uit specifieke onderzoeken (zie bijlage 3). Discountsupermarkten hebben in nieuwe situaties een kleiner winkelvloeroppervlak dan nieuwe full-servicesupermarkten.
Conclusie
Discountsupermarkten, zoals Aldi, hebben een specifieke rol binnen het koopgedrag van consumenten voor het doen van aanvullende discountaankopen bovenop de reguliere aankopen bij andere winkels. De ontwikkeling is wenselijk om de complete voorzieningenstructuur in Enkhuizen op peil te houden. Enkhuizen heeft ook voldoende inwoners voor een eigen discountvoorziening. Aldi is de enige discountsupermarkt in Enkhuizen, maar de huidige winkel in de Torenstraat is niet (meer) geschikt als locatie voor een supermarkt. Verplaatsing in combinatie met uitbreiding is noodzakelijk om te kunnen blijven voldoen aan de behoefte aan een discountsupermarkt in Enkhuizen.
Uit het verrichte onderzoek blijkt dat er als gevolg van de beoogde ontwikkeling van de supermarkt geen winkels hoeven te sluiten. De discountsupermarkt heeft geen tot nauwelijks effect op andere supermarkten en op de winkelcentra van Enkhuizen. De leegstand neemt niet toe als gevolg van de beoogde ontwikkeling. Inwoners van Enkhuizen kunnen op aanvaardbare afstand blijven voorzien in hun eerste levensbehoeften (bij supermarkten en bij speciaalzaken; zowel in het centrum als aan het Koperwiekplein). Er is dan ook geen sprake van een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur.
De achter te laten unit van Aldi bevindt zich buiten het kernwinkelgebied van Enkhuizen, daarom heeft het leegkomen van de winkel geen negatief effect op de uitstraling van het kernwinkelgebied. Ook wordt ervan uitgegaan dat de winkel prima heringevuld kan worden, bij voorkeur met de woonfunctie. Ook een vorm van detailhandel of dienstverlening behoort tot de mogelijkheden. Van onaanvaardbare leegstandseffecten is geen sprake.
3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
Provinciale structuurvisie en verordening (2014)
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening en Structuurvisie van de provincie Noord-Holland is aangegeven dat de provincie detailhandel tot 1.500 m² winkelvloeroppervlak (dit is circa 80% van het bvo) overal binnen bestaand bebouwd gebied toestaat, met uitzondering van bedrijventerreinen en kantoorlocaties. Het projectgebied is in de provinciale structuurvisie aangeduid als bestaand bebouwd gebied in een regionale kern.
Volgens artikel 2 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening wordt onder bedrijventerrein verstaan een binnen de provincie Noord-Holland gelegen terrein van minimaal 1 hectare bruto dat vanwege zijn bestemming bestemd en geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, commerciële en niet-commerciële dienstverlening en industrie. Onder de beschrijving vallen daarmee ook (delen van) bedrijventerreinen die gedeeltelijk, maar niet overwegend, bestemd en geschikt zijn voor kantoorgebouwen.
In artikel 5, derde lid, van de Provinciale Ruimtelijke Verordening is onder meer opgenomen dat een bestemmingsplan niet in nieuwe detailhandel op bedrijventerreinen en kantoorlocaties voorziet.
Omdat het plangebied van de Rode Paard 1 tot en met 3 kleiner is dan 1 hectare, kan dit niet worden aangemerkt als een bedrijventerrein als bedoeld in de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Ook maakt deze locatie geen deel uit van een bestaand bedrijventerrein. Er is dan ook geen sprake van dat artikel 5, derde lid, van de Provinciale Ruimtelijke Verordening op de locatie van toepassing is.
Regionale afstemming is niet noodzakelijk, maar heeft wel plaatsgevonden. De provincie ziet de verdere positionering van detailhandelsontwikkeling binnen het bestaand bebouwd gebied als gemeentelijke verantwoordelijkheid. Binnen de bestaande winkelconcentraties maakt het provinciale beleid 5.000 m² uitbreiding mogelijk zonder regionale afstemming. In de actualisatie van de verordening worden de eisen voor regionale afstemming aangescherpt (zie hieronder).
De ontwikkeling van deze discount supermarkt hoeft niet regionaal afgestemd te worden.
Detailhandelsbeleid Noord-Holland 2015-2020
In de actuele detailhandelsvisie is opgenomen dat nieuwe detailhandelsontwikkelingen en uitbreidingsplannen vanaf 1.500 m2 wvo aan de Regionale Advies Commissie voorgelegd moeten worden. Voor de grotere, specifiek benoemde centra geldt de norm van 3.000 m2 wvo. Dit is een verscherping van de norm. De norm was 1.500 m2 wvo voor nieuwe ontwikkelingen en 5.000 m2 wvo voor uitbreidingen in alle winkelgebieden. Deze verscherping is het uitvloeisel van de toenemende leegstand waardoor weloverwogen keuzes noodzakelijk zijn.
De ontwikkeling van deze discount supermarkt aan het Rode Paard in Enkhuizen hoeft niet regionaal afgestemd te worden, aangezien deze met circa 1.000 m2 wvo onder de 1.500 m2 wvo blijft.
Regionale detailhandelsvisie West-Friesland (2009)
Uitgangspunten in de visie zijn concentratie van voorzieningen en ruimte voor dynamiek in de centra met een bovenlokale of regionale functie.
Enkhuizen is in deze visie aangeduid als recreatief winkelcentrum met een regionale verzorgingsfunctie. In de visie zijn de volgende uitgangspunten voor Enkhuizen relevant:
- de regionale verzorgingsfunctie kan versterkt worden met de nadruk op het recreatief winkelen, waarbij de combinatie van winkels, horeca en toerisme essentieel is;
- omdat Het Streekhof en de binnenstad van Enkhuizen op korte afstand van elkaar liggen, is afstemming tussen beide centra noodzakelijk;
- binnen de na te streven winkelstructuur kunnen Hoorn, Enkhuizen, Medemblik en Het Streekhof elkaar functioneel aanvullen en zich verder ontwikkelen zonder ontwrichtende gevolgen;
- een goede bereikbaarheid en optimale parkeervoorziening zijn harde randvoorwaarden;
- voortdurende aandacht voor de kwaliteit en diversiteit van het winkelaanbod;
- herontwikkeling binnen of aan de rand van de binnenstad met specifieke aandacht voor grootschalige winkelformules van 600 tot 1.000 m² bvo;
- versterken diversiteit van functies: horeca, winkels, toerisme, cultuur; met behoud van een compact centrumgebied.
Conclusie provinciaal en regionaal beleid
De beoogde vestiging van een discountsupermarkt op de locatie Rode Paard is mogelijk op basis van provinciaal beleid (tot 1.500 m² winkelvloeroppervlak). Het regionale beleid gaat uit van concentratie van voorzieningen. In hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan wordt onderbouwd dat de vestiging van een discountsupermarkt op een locatie buiten het centrum mogelijk is. Dit is mogelijk door de bijzondere positie van Aldi binnen het verzorgingsgebied Enkhuizen. Bovendien is sprake van verplaatsing van een bestaande vestiging waar zich op de huidige locatie knelpunten ten aanzien van parkeren en expeditie voordoen.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Stadsvisie Enkhuizen 2030
In 2030 is Enkhuizen modern met een zichtbaar rijke geschiedenis als waterstad. Het is een functionele en overzichtelijke stad, door slimme zonering van gerichte gebieden voor toerisme, wonen en werken.
De drie pijlers van het Enkhuizen van 2030 zijn:
- een uniek historisch hart dat in de eerste plaats een rustige plek is voor bewoners;
- een sterke toeristische functie die zich ook uitstrekt naar het buitengebied;
- Seed Valley: grootschalige werkgelegenheid in de buitenste ring van Enkhuizen, zoals op Krabbersplaat en de Schepenwijk.
Toerisme en detailhandel zijn economische dragers van Enkhuizen in 2030. De gemeente kiest voor concentratie en bundeling van voorzieningen.
Structuurvisie Enkhuizen 2020
De structuurvisie beperkt zich tot het ruimtelijk beleid en is daarmee de ruimtelijke vertaling van de Stadsvisie.
De economische pijlers van Enkhuizen zijn het toerisme, de zaadteeltbedrijven, de kunststofindustrie, de nautische bedrijvigheid en de middenstand.
Voor winkels is in Enkhuizen genoeg netto vloeroppervlak; uitbreiding daarvan is niet nodig. In de binnenstad is het winkelvloeroppervlak per winkel in het algemeen kleiner dan 700 m². Gezien het beleid de binnenstad autoluw te maken wordt niet gestreefd naar grotere winkels, behalve op de locatie Molenweg. Vestiging op de locatie Molenweg is voor Aldi niet mogelijk gebleken (zie bijlage 3).
Enkhuizen Routekaart voor de toekomst (2013)
De Routekaart naar de toekomst bevat strategische keuzes voor Havens, Economie, Recreatie en Toerisme (HERT).
De gemeente zet in op een flexibele, dynamische en verbindende stad. Dit heeft gevolgen voor de ruimtelijk-economische en programmatische opzet van Enkhuizen en het bepaalt de wijze van samenwerken. Het heeft tot doel om de economische clusters te versterken en van Enkhuizen een aantrekkelijke woon-, werk- en recreatiestad te maken.
Enkhuizen is de stad van de ondernemende samenleving
Het gemeentelijk beleid is ook gericht op het bieden van ruimte voor de ondernemende samenleving: "Handelsstad en vestingstad Enkhuizen is niet alleen een historisch pareltje, het is de plek om de wereld te tonen wat je in huis hebt. De economische sterke clusters van Enkhuizen komen hier samen in een smeltkroes van technologie, design, voedsel en jonge ondernemers. De gemeente biedt ruimte voor ondernemers en bewoners om hun droom waar te maken en hun kennis toe te passen in de stad. Aan de havens, in de winkelstraat en verspreid door de gehele vestingstad zijn volop panden en plekken waar dit mogelijk is."
Rol overheid
De overheid heeft een faciliterende en stimulerende rol, waarin ruimte wordt geboden aan de energie in de samenleving. De meer toetsende rol blijft bestaan voor het borgen van de publieke zaak, zodat het schoon en veilig blijft en negatieve effecten op de samenleving worden voorkomen.
Gebieds-ATLAS (2013)
De Gebieds-ATLAS geeft inzicht in de aspecten waaraan bij ruimtelijke ontwikkelingen aandacht moet worden besteed en waar eventueel nog extra onderzoek noodzakelijk is. Hieruit blijkt een hoge archeologische verwachtingswaarde op de locatie. Ook externe veiligheid is een aandachtspunt op de locatie Rode Paard. Zie hoofdstuk 4 voor een beoordeling van deze aspecten.
Conclusie gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk beleid is weliswaar gericht op versterking van het centrum, maar de enige locatie voor grotere winkels binnen de vesting is de Molenweg. Uit overleggen tussen partijen is gebleken dat vestiging van Aldi op de locatie Molenweg niet mogelijk is. Daarom is gezocht naar een geschikte plek buiten de centra. De ontwikkeling van een discountsupermarkt aan het Rode Paard past daarmee binnen de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Verkeer En Parkeren
4.1.1 Bereikbaarheid
4.1.2 Verkeersveiligheid langzaam verkeer
Fietsers vanuit het noordelijk woongebied bereiken de beoogde locatie van de discountsupermarkt via de vrijliggende fietsstructuur tussen de Sebastiaan Centenweg en het Rode Paard. Deze fietsroute mondt uit op het Rode Paard. Zij rijden een kort stuk gemengd met het autoverkeer. Dit leidt niet tot problemen ten aanzien van de verkeersveiligheid, omdat het Rode Paard een doodlopende weg is en het grootste deel van de consumenten niet op dit wegvak komt. De consumenten komen alleen aan de oostzijde van het Rode Paard. Een andere optie is het fietspad langs de Gerard Brandtweg. Fietsers kunnen via de westzijde van het Rode Paard het plangebied bereiken.
Vanuit andere delen van Enkhuizen steekt het fietsverkeer de Gerard Brandtweg over en kan via de nieuwe fietstoerit de locatie bereiken. Terugrijdend fietsverkeer naar Enkhuizen kan ter hoogte van het Rode Paard de Gerard Brandtweg niet oversteken. Ter hoogte van de Havikshoek is wel een oversteek voor fietsers en voetgangers aanwezig. Fietsverkeer vanaf de planlocatie kan deze oversteek eenvoudig via de Minck bereiken. De Minck is een woonerf, waardoor er sprake is van een verkeersveilige situatie voor fietsers.
4.1.3 Verkeersafwikkeling
Er zijn capaciteitsberekeningen uitgevoerd om te beoordelen of sprake is van een goede verkeersafwikkeling voor zowel het verkeer van en naar de supermarkt als de bestaande verkeersstromen. Deze berekeningen zijn uitgevoerd voor het kruispunt Rode Paard/Gerard Brandtweg en Gerard Brandtweg/N302. De uitkomsten hiervan zijn opgenomen in Bijlage 2.
De verkeersintensiteiten inclusief de beoogde ontwikkeling zijn weergegeven in figuur 5.7.
4.1.4 Parkeerbehoefte en circulatie
De parkeerbehoefte van een supermarkt wordt eveneens bepaald op basis van CROW-publicatie 317. Daarbij wordt uitgegaan van de kencijfers voor discountsupermarkten in matig stedelijk gebied en de rand van het centrum (schil centrum). Het parkeerkencijfer bedraagt 3,9 - 5,9 parkeerplaatsen per 100 m² bvo.
Uitgaande van een beoogd oppervlak van 1.340 m2 bvo bedraagt de parkeerbehoefte van de supermarkt minimaal 53 en maximaal 80 parkeerplaatsen. De gemiddelde parkeerbehoefte bedraagt 67 parkeerplaatsen. De beoogde locatie biedt voldoende ruimte om deze parkeercapaciteit te kunnen opvangen, waardoor voldaan kan worden aan de parkeerbehoefte. Op basis van deze berekening zullen dan ook geen parkeerproblemen in de omgeving van het plangebied optreden.
Overigens hanteert Aldi in haar ontwerpen ruimere parkeerplaatsen dan gemiddeld om klanten met zware boodschappentassen tegemoet te komen. Ook bij de grotere maat voor de parkeervakken biedt de beoogde locatie voldoende ruimte om de parkeercapaciteit te kunnen opvangen. Bij de nieuwe Aldi zal een parkeerterrein van 79 parkeerplaatsen gerealiseerd worden.
Het verkeer zal het parkeerterrein van de beoogde discountsupermarkt bereiken via een separate in- en uitrit vanaf het Rode Paard. Een aandachtspunt is de afwikkeling en geleiding van het langzaam verkeer vanaf het Rode Paard naar de supermarkt. Hiervoor zullen in het ontwerp van het parkeerterrein looproutes geaccentueerd worden.
Voor fietsers zal een extra inrit worden gerealiseerd vanaf het fietspad langs de Drechterlandseweg.
4.2 Bodem
Beleid en normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek en conclusie
Op de bodemfunctiekaart uit de gebieds-ATLAS is het plangebied aangeduid als 'Wonen'. Bij ontwikkelingen dient er volgens deze atlas bodemonderzoek plaats te vinden.
Op 20 maart 2014 heeft de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord (RUD NHN) advies uitgebracht over de bodem ter plaatse van Rode Paard 1-3 (zie Bijlage 4). Hieruit blijkt dat de bodemkwaliteit naar verwachting geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Dat betekent dat het aspect bodem in het kader van het bestemmingsplan geen belemmering vormt voor de ontwikkeling en de functiewijziging. Op basis van de indieningsvereisten bij de aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen is wel actueel bodemonderzoek nodig.
4.3 Archeologie
Toetsingskader: Besluit ruimtelijke ordening, Monumentenwet 1988
De ontwikkeling mag niet leiden tot aantasting van archeologische waarden.
Toetsing en conclusie
Volgens de gemeentelijke beleidsnota archeologie, die is overgenomen in de gebieds-ATLAS, heeft het gebied een hoge trefkans. Uit een Archeologische Quickscan (Archeologie West-Friesland, adviesnummer 14254, januari 2015) blijkt dat zich binnen het plangebied hoogstwaarschijnlijk een intacte vindplaats uit de Bronstijd bevindt. Deze resten dienen voorafgaand aan de bouw onderzocht te worden. In het bestemmingsplan is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen ter waarborging van de archeologische waarden.
4.4 Water
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. De initiatiefnemer heeft het Hoogheemraadschap geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Deze is uitgevoerd op 18 maart 2015. Hieruit blijkt dat het plan enige invloed heeft op de belangen van het Hoogheemraadschap. Hierover is overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan 2010-2015.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheersplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Hiermee wil het Hoogheemraadschap anticiperen op de voorspelde extra wateroverlast, droogte en het verhoogde overstromingsrisico en het bewerkstelligen van een betere waterkwaliteit.
De Keur van het Waterschap is een vastgestelde verordening waar gedoogplichten, geboden en verboden in staan. In dit kader is het van belang te weten dat langs hoofd- en overige watergangen een zone ligt van respectievelijk 5 m en 2 m ter bescherming van het profiel en onderhoud. Ook langs waterkeringen ligt een (variabele) zone voor bescherming en onderhoud van de waterkeringen. Voor het realiseren van bouwwerken en het uitvoeren van werken binnen deze zone dient ontheffing van de Keur te worden aangevraagd.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is gelegen in peilgebied 6700-03 in de polder het Grootslag aan de westkant van Enkhuizen. Het gebied watert af middels een stelsel van primaire waterlopen naar het gemaal het Grootslag. Daar wordt het water via dit gemaal op het IJsselmeer uitgeslagen.
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zeekleigronden. Er is sprake van grondwater trap IV. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,8 m en 1,2 m beneden maaiveld.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Parallel aan de oost- en zuidkant van het plangebied is wel oppervlaktewater aanwezig. Aan de oostkant betreft dit primair oppervlaktewater met een vastpeil van -2,4 m NAP. Het plangebied ligt voor een klein deel binnen de beschermingszone van deze watergang. Aan de zuidkant is secundair oppervlaktewater aanwezig met tevens een vastpeil van -2,4 m NAP.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
De beoogde ontwikkeling voorziet in de verplaatsing van een vestiging van de Aldi-supermarkt in het centrum van Enkhuizen naar de locatie Rode Paard 1-3 te Enkhuizen. De bestaande bebouwing wordt gesloopt en er wordt een discountsupermarkt gerealiseerd met een brutovloeroppervlak van circa 1.350 m². Het nieuw beoogde gebouw zal qua bebouwingsoppervlak kleiner zijn dan de bestaande bebouwing. Gezien het feit dat er geen sprake is van toename in verharding is watercompensatie niet aan de orde.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied. Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Als gevolg van de beoogde ontwikkeling neemt de verkeersintensiteit op de parkeerplaats toe. Aangezien dit hemelwater meer vervuild kan zijn (olie, vet, e.d. afkomstig van auto's) wordt dit afgevoerd naar het riool. Hiermee wordt voorkomen dat er hemelwater met vervuiling in het oppervlaktewater spoelt.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting;
- (in)filtratie van afstromend hemelwater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Waterbeheer
Voor werkzaamheden in, onder, langs, op, bij of aan oppervlaktewater, waterkeringen en wegen in het beheer van het hoogheemraadschap en het aanleggen van >800 m2 verharding is een watervergunning of ontheffing van het hoogheemraadschap nodig.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
4.5 Bedrijven En Milieuhinder
Beleid en normstelling In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek en conclusie
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van een discountsupermarkt. In de omgeving van het plangebied is een mix van functies aanwezig, waaronder, maatschappelijke functies, een school en woningen. Hierdoor kan het gebied gezien worden als 'gemengd gebied' op basis van de VNG-publicatie.
Aangetoond dient te worden of sprake blijft van een goede ruimtelijke ordening. In het onderzoek in bijlage 6 is de geluidsbelasting onderzocht en beoordeeld op basis van de normen uit de VNG publicatie.
Uit dit onderzoek blijkt dat ook na de ontwikkeling sprake blijft van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Zowel het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau als de maximale geluidniveaus zorgen niet voor een overschrijding. Er wordt aan de gestelde normen voldaan. Ook de indirecte hinder voldoet aan de gestelde normen.
4.6 Wegverkeerslawaai
Toetsingskader: Wet geluidhinder
De normen uit de Wet geluidhinder moeten in acht genomen worden.
Toetsing en conclusie
Uit de themakaart Geluid blijkt dat het plangebied in de geluidszone ligt van een hoofdontsluitingsweg (N302). De ontwikkeling betreft echter een niet-geluidsgevoelige functie; nader akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting is niet nodig.
Op 20 oktober 2015 is een verkeersbesluit waarmee om de status van het Rode Paard wordt gewijzigd in woonstraat en de maximum snelheid verlaagd wordt tot 30 km/h. Dit sluit aan bij de transformatie van bedrijvigheid naar een gemengd gebied die in het gebied plaatsgevonden heeft. In dat kader is het 50 km/h-regime niet meer gewenst. Rondom een 30 km/h-zone geldt geen onderzoeksplicht.
4.7 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Bevi zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Uit de professionele risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over het water, het spoor of door buisleidingen. In de directe omgeving van het plangebied is wel een risicovolle inrichting aanwezig en vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de N302.
Risicovolle inrichtingen
Ten zuidoosten van het plangebied, op zo'n 80 m afstand is een LPG-tankstation gelegen. De PR 10-6-contour bedraagt 35 m en reikt niet tot het plangebied. Het plangebied bevindt zich grotendeels wel binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation. Dit invloedsgebied bedraagt 150 m.
In de huidige situatie is reeds een bedrijfspand aanwezig binnen het invloedsgebied. In de toekomstige situatie wordt dit gebouw gesloopt en worden ter plaatse parkeerplaatsen gerealiseerd. De supermarkt wordt buiten het invloedsgebied gerealiseerd. Hierdoor is er geen sprake van langdurig verblijf van personen binnen het invloedsgebied van het LPG-station; bezoekers zijn maar kort op het parkeerterrein. Hierdoor zal de personendichtheid binnen het invloedsgebied dus niet toenemen. Een berekening van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk. Wel dient het groepsrisico te worden verantwoord.
Figuur 4.9 Ligging invloedsgebied tankstation over het plangebied
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Oer de N302 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De maximale gebruiksruimte van de weg wordt geschat op 50 transporten/jaar, terwijl het gemeten aantal transporten daar ruim onder blijft.
Pas bij 500 transporten of meer is sprake van een PR 10-6 risicocontour. Hiervan is bij deze weg dus geen sprake. Het invloedsgebied bedraagt circa 200 m, waarbinnen het gehele plangebied ligt. De hoeveelheid transporten van GF3 (maatgevend voor de risico's) is dusdaning laag vergeleken met de drempelwaarden uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (Ministerie van infrastructuur en milieu, d.d. 1 november 2011) dat er ook geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico en de weg geen ruimtelijke beperkingen oplevert voor de omgeving.
Verantwoording groepsrisico
Hierboven is reeds aangegeven dat het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation en de N302. Omdat de ontwikkeling binnen deze invloedsgebieden ligt, is een verantwoording van het groepsrisico nodig. Deze verantwoording is hieronder opgenomen, waarin het advies van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord is verwerkt.
Scenario
Het worst-case scenario in relatie tot de risicobronnen is een 'koude BLEVE'. Een koude BLEVE kan veroorzaakt worden door een externe beschadiging, bijvoorbeeld een botsing. Hierbij scheurt de tank open. LPG komt vij en ontsteekt direct. Er ontstaat een vuurbal en een drukgolf. De effecten van een koude BLEVE zijn hittestraling, overdruk en scherfwerking.
Deze effecten kunnen slachtoffers, schade en brand in de omgeving veroorzaken. Hittestraling in combinatie met de blootstellingsduur is bepalend voor het slachtoffer- en schadebeeld.
Afhankelijk van de afstand tot het ongeval en de bescherming van bijvoorbeeld gebouwen komen mensen te overlijden of raken gewond: van zeer zwaar gewond tot lichtgewond. De schade aan objecten varieert van onherstelbare schade tot lichte schade.
Bereikbaarheid en bluswatervoorziening
In geval van het worst-case scenario is het van belang dat hulpdiensten hun werk kunnen doen. Het toetsingskader voor de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de bereikbaarheid van blus-watervoorzieningen is de Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid van brandweer Nederland, uitgave november 2012. Geadviseerd wordt om deze handleiding toe te passen voor de benodigde capaciteit van primaire en secundaire bluswatervoorzieningen voor het plangebied en dit af te stemmen met Team Oost van de Regionale Brandweer.
Het Besluit Veiligheidsregio's eist een opkomst van 8 minuten voor de brandweer. Deze tijd wordt gerealiseerd.
Een advies ten aanzien van deze aspecten is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet noodzakelijk.
Restrisico reductie
De oriëntatie van het gebouw bepaalt in belangrijke mate de overlevingskans van personen in het gebouw. In dit kader wordt geadviseerd dat de publieksentree en de parkeergelegenheid afgeschermd is van de belangrijkste risicobron (het LPG tankstation) en dat de oriëntatie van vluchtwegen, zowel in het gebouw als op het terrein, van deze risicobron afgericht zijn (noord-west geörienteerd).
Zelfredzaamheid
Het plangebied valt gedeeltelijk in het gebied van 100% letaliteit van het LPG-tankstation bij een koude BLEVE, op basis van het worst-case scenario. De aanwezigen kunnen worden berekend tot de groep zelfredzame personen. Expliciete communicatie vooraf over de risico's en de handelingsperspectieven bij een incident met gevaarlijke stoffen kan een substantiële bijdrage leveren aan het vergroten van de zelfredzaamheid en overlevingskansen van de aanwezigen.
Conclusie
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van het LPG-station en de N302. De hoogte van het groepsrisico zal door de beoogde ontwikkeling voor zowel het LPG-tankstation als de N302 niet significant toenemen. Daarnaast zijn er verschillende maatregelen mogelijk om de zelfredzaamheid te vergroten. Hierdoor wordt geconcludeerd dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.8 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). Dit onderdeel van de Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
- 1. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m3);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.
Onderzoek en conclusie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2014 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Drechterlandseweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wm zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 16,8 µg/m³ voor NO2, 19,2 µg/m³ voor PM10 en 11,6 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 7,1 dagen. Hierdoor is er ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Door de ontwikkeling is er een toename van verkeersbewegingen van maximaal 1.302 mvt/etmaal. Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 5%. Uit de nibm-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht met 1,95 µg/m³ en van fijn stof met 0,36 µg/m³. De toename van stikstof is groter dan 1,2 µg/m³. Het plan draagt dus in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide in de lucht. Aangezien de jaargemiddelde concentraties stikstof en fijn stof ter plaatse van het plangebied in de huidige situatie lager zijn dan 20 µg/m³, zal de totale concentratie stikstof door deze ontwikkeling onder de grenswaarden van 40 µg/m³ blijven. De ontwikkeling zorgt dus in geen geval voor een toename in de concentraties luchtverontreinigende stoffen tot boven de grenswaarden. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
4.9 Ecologie
Toetsingskader: Natuurbeschermingswet 1998
Is er sprake van significant negatieve effecten?
Toetsing en conclusie
Op basis van de themakaart Ecologie en natuur blijkt dat nabij het plangebied geen beschermde natuurgebieden liggen waarop de ontwikkeling een negatief effect kan hebben. De Natuurbeschermingswet vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Toetsingskader: Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998
Is er sprake van aantasting, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen?
Toetsing en conclusie
Om het planinitiatief te kunnen realiseren dient er gesloopt te worden. Dat betekent dat eventueel aanwezige vaste verblijfplaatsen van beschermde soorten verstoord kunnen worden. In dat kader is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (zie Bijlage 5). Op grond van dit onderzoek worden effecten op matig en zwaar beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. De realisatie en uitvoering van het plan aan de Rode Paard 1 en 3 te Enkhuizen is daarmee niet in strijd met het gestelde binnen de Flora- en faunawet.
4.10 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
- aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
- defensiebrandstoffen;
- warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.
Onderzoek en conclusie
Parallel ten oosten en westen van het plangebied is een drinkwatertransportleiding aanwezig. Tevens is er ten oosten van het plangebied een rioolpersleiding aanwezig. Omdat deze leidingen niet binnen het plangebied zijn gelegen, vormen deze planologisch geen belemmering. Er wordt geconcludeerd dat het aspect planologisch relevante leidingen de uitvoering van de beoogde ontwikkeling niet belemmert.
4.11 Mer-beoordeling
Toetsingskader: Besluit milieueffectrapportage
Worden de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. overschreden zodat sprake is van een mer(beoordelings)-plicht?
Toetsing en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer of een aaneengesloten woningbouwgebied van 2.000 woningen of meer omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
4.12 Duurzaamheid
De gemeente Enkhuizen heeft haar duurzaamheidsvisie als volgt geformuleerd: "De gemeente werkt aan een duurzaam Enkhuizen. Een stad waar voldoende groen te vinden is en waar water, lucht en bodem schoon zijn. Een stad waar het prettig wonen, werken en recreëren is. Als gemeente zijn wij samen met inwoners, bedrijven en instellingen verantwoordelijk voor het bewust gebruik van grond- & afvalstoffen, energie."
Ook in deze ontwikkeling wordt invulling gegeven worden aan de duurzaamheidsgedachte.
Dit zal plaatsvinden op verschillende niveaus.
Als eerste op het stedenbouwkundig niveau. Met het plan wordt groen teruggebracht, onder andere door het het talud langs het water te herstellen en door het pand aan de zijde van het Rode Paard groen in te passen en zo de groenstructuur van het Rode Paard door te zetten.
Daarnaast op het niveau van het gebouw, waar ingezet wordt op energiezuinigheid. Dit wordt onder andere gerealiseerd door gebruik te maken van duurzame verlichting en isolatie en de toepassing van een warmte-terugwin-systeem. Ook de expeditie is efficiënt opgezet zodat er zo min mogelijk vervoersbewegingen plaats zullen hebben. Daarbij wordt het bevoorraden gecombineerd met de inzameling van bijvoorbeeld karton, dat hierdoor gerecycled kan worden. Er is sprake van een gesloten afvalsysteem: zo worden papier en plastic petflessen gerecycled.
De discountsupermarkt neemt ook in haar verantwoordelijkheid in de productieketen en maakt gebruik van duurzame hulpbronnen. Bovendien wordt een deel van het assortiment gevormd door biologische producten. Er worden alleen materialen gebruikt die gecertificeerd zijn.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Wettelijk Kader
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
5.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling is het volgende van belang.
Verbeelding
Eisen aan de verbeelding
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:
- de ondergrond waarop de verbeelding is gebaseerd, geeft informatie over de actuele (kadastrale) situatie;
- op de verbeelding wordt met de bestemming en de aanduidingen aangegeven of, en zo ja welke bebouwing is toegestaan;
- op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen;
- de volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde zoals van de regels (alfabetisch).
De bestemming wordt door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'GD' voor Gemengd. Verder geldt het volgende:
- gebouwen en overkappingen mogen (uitsluitend) binnen het op de verbeelding aangeduide 'bouwvlak' worden opgericht
- functieaanduidingen worden opgenomen om een specifiek gebruik toe te staan, bijvoorbeeld 'supermarkt';
- maatvoeringsaanduidingen zoals de maximum bouwhoogte (m) worden aangegeven door middel van een matrix bij het bouwvlak;
- ten slotte kunnen er op de verbeelding aanduidingen, zoals een plangrens of een gebied met gebiedsaanduiding, worden aangegeven.
De gehanteerde bestemmingen
De keuze voor de gehanteerde bestemming voor het bedrijfsperceel is gebaseerd op de transitie die zich in (de omgeving van) het plangebied heeft voorgedaan en met deze ontwikkeling wordt afgerond. Er is daarom gekozen voor het leggen van een bestemming 'Gemengd'. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke functies en dienstverlening mogelijk. Deze passen goed in de getransformeerde omgeving van het plangebied. Hiermee wordt een voorschot genomen op de actualisatie van het gehele bestemmingsplan Gommerwijk.
Verder is een specifieke aanduiding 'discountsupermarkt' opgenomen. Door te werken met een strak bouwvlak voor het beoogde gebouw en een maximale oppervlaktemaat in de regels voor het winkelvloeroppervlak wordt in principe voorkomen dat zich in het gebied een reguliere supermarkt kan vestigen. Deze supermarktformules hebben namelijk over het algemeen een groter winkelvloeroppervlak.
Om de landschappelijke inpassing te borgen is aan de oostzijde ter plaatse van het bestaande talud de bestemming Groen opgenomen.
Regels
Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken, waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde.
- In de 'Inleidende regels' worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
- In de ' Bestemmingsregels' worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven. In dit geval gaat het uitsluitend om één bestemming.
- De 'Algemene regels' bevatten regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregel of gebruiksregel.
- De 'Overgangs- en slotregels' ten slotte geven het overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.
Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Bestemmingen bevatten wel altijd een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Voorts is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
5.3 Toelichting Op De Gehanteerde Bestemmingen
Gemengd (Artikel 3)
De voor Gemengd bestemde gronden zijn bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen, alsmede dienstverlenende bedrijven of instellingen. Hiermee wordt aangesloten bij de functies, die zich de afgelopen jaren in de omgeving van het plangebied hebben gevestigd.
Voor het zo zorgvuldig mogelijk afstemmen van de diverse belangen, onder meer het belang van behoud van de kracht van het centrum van Enkhuizen, is het gewenst voor deze locatie de vestigingsmogelijkheid te beperken tot een discountsupermarkt. Zo'n supermarkt kan als volgt worden omschreven: 'een zelfbedieningswinkel in kruidenierswaren waar voedingsmiddelen en huishoudelijke artikelen worden verkocht en die producten systematisch voor een lagere prijs en beperkter assortiment aanbiedt dan conventionele winkels in dezelfde branche'. De oppervlakte van de discountsupermarkt wordt begrensd tot 1.000 m2 winkelvloeroppervlak.
Dit is als volgt geregeld. Op de locatie is de functieaanduiding 'supermarkt' opgenomen. Ter nuancering is in de specifieke gebruiksregels vervolgens opgenomen dat ter plaatse van deze aanduiding uitsluitend een discountsupermarkt mogelijk is. De hierboven genoemde definitie is ter verduidelijking opgenomen als begrip. Verder is hier de winkelvloeroppervlakte beperkt tot 1.000 m2. Binnen de discountsupermarkt is ondergeschikte horeca van maximaal 6 m2 toegestaan. Met deze oppervlaktebeperking wordt uitgesloten dat een eventuele ondergeschikte horeca-activiteit te groot wordt. Het toestaan van de ondergeschikte horeca is in lijn met het beleid zoals dat in alle recente bestemmingsplannen vastgelegd is.
De laad- en losplaats is eveneens met een functieaanduiding op de verbeelding weergegeven. Binnen de bestemming zijn naast de hierboven genoemde functies ook bijbehorende voorzieningen mogelijk zoals groen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
Op de verbeelding is ter plaatse van de beoogde supermarkt één bouwvlak aangegeven, waarbinnen het gebouw moet worden gerealiseerd. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. De maximum bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven en bedraagt 6 m respectievelijk 7 m. Buiten het bouwvak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Hiervoor zijn nadere regels opgenomen.
Groen (Artikel 4)
Het talud langs de watergang in het oosten van het plangebied heeft de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn passende bouw- en gebruiksvormen toegestaan.
Waarde - Archeologie 3 (Artikel 5)
Ter bescherming van (mogelijke) archeologische waarden is de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' van toepassing. Bij nieuwe ontwikkelingen waarbij bodemingrepen worden voorzien, is de omvang in m2 en de diepte van de ingreep (35 cm beneden maaiveld) leidend. Voor bouwwerken en werkzaamheden dient bij iedere ingreep groter dan 30 m² vooraf een omgevingsvergunning te worden
verkregen.
Ter bescherming van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden is voor de verschillende dubbelbestemmingen tevens een omgevingsvergunning opgenomen voor diverse werkzaamheden op en in de bodem. Voorwaarde voor het in bovenstaande gevallen verlenen van de genoemde omgevingsvergunningen is dat middels onderzoek wordt aangetoond dat geen archeologische waarden
zijn aangetroffen of dat deze archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad. Mochten er wel archeologische waarden worden aangetroffen dan kan alleen onder voorwaarden een omgevingsvergunning worden verleend. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kan de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 3’ aan gronden worden ontnomen.
5.4 Toelichting Op De Algemene Regels
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Anti-dubbeltelregel (Artikel 6)
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene gebruiksregels (Artikel 7)
In dit artikel zijn specifieke gebruiksverboden opgenomen.
De eerste bepaling heeft betrekking op het waarborgen van voldoende parkeergelegenheid. Deze bepaling is opgenomen vanwege het feit dat de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening zijn komen te vervallen. De tweede bepaling bevat een specifieke bepaling van gebruik dat tot strijdig gebruik gerekend wordt.
Algemene aanduidingsregels (Artikel 8)
De gemeente voert beleid op het terugbrengen en instand houden van taluds. Dit is opgenomen in de zogenaamde oevernotitie. Uitgangspunt van dit beleid is een talud van 1 op 2 maar onder omstandigheden zijn ook taluds van 1 op 1,5 en 1 op 1( stedelijk). Bij deze percelen is het talud hersteld en wordt uitgegaan van een helling van 1:1,5.
figuur 5.1 wel en niet toegestane oevers
Algemene afwijkingsregels (Artikel 9)
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken.
5.5 Toelichting Op De Overgangs- En Slotregels
In artikel 7 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen.
De slotregel in artikel 8 beschrijft op welke wijze de regels aangehaald moeten worden.
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De gronden in het plangebied zijn in eigendom van de initiatiefnemer. Alle kosten voor de planvorming zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Gelet op de economische positie van de initiatiefnemer is het plan financieel uitvoerbaar. De gemeente Enkhuizen zal met de initiatiefnemers een overeenkomst sluiten, waarmee eventueel door de gemeente te maken kosten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn er dus geen kosten verbonden aan deze ontwikkeling. In het kader van dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden. Daarnaast is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst opgenomen. In genoemde overeenkomst is tevens een eventueel planrisico afgedekt.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro aan diverse instanties toegezonden. De volgende instanties hebben een overlegreactie gestuurd:
- Provincie Noord-Holland;
- Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;
- Gasunie Transport Services B.V.;
- Veiligheidsregio Noord-Holland Noord;
- Regionale uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord;
- PWN Waterleidingsbedrijf Noord-Holland;
- Gemeente Stede Broec;
- Gemeente Medemblik.
De vooroverlegreacties zijn hieronder samengevat en van een antwoord voorzien. De reacties zijn integraal opgenomen in bijlage 7.
Provincie Noord-Holland
samenvatting
De provincie heeft geconstateerd dat het plangebied deel uitmaakt van het bestaand bebouwd gebied (BBG). Het plan past daarmee binnen het beleid van de Provincie. Er is voor de provincie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Wel geeft de provincie de volgende aanbeveling mee: 'Het verdient aanbeveling om goed te kijken naar de parkeeroplossing bij de supermarkt. Wanneer aan de buitenzijde van het terrein wordt geparkeerd zal dit naar buiten toe mogelijk meer opvallen. De afschermende/begeleidende beplanting langs het bedrijventerrein, die hier deels ontbreekt, kan eventueel verder worden aangevuld om de bebouwing en het parkeren meer aan het zicht te onttrekken'.
reactie
De gemeente neemt de formele reactie voor kennisgeving aan. Ten aanzien van de ruimtelijke inpassing vindt de gemeente de zichtbaarheid van het pand en de verruiming van het profiel van de Drechterlandseweg belangrijke kwaliteiten; hiermee wordt immers de entree van de kern geaccentueerd. De landschappelijke inpassing geborgd met de bestemming Groen. Deze bestemming is opgenomen aan de oostzijde van het plangebied, ter plaatse van het bestaande en het door te trekken talud.
conclusie
De reactie leidt niet tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
samenvatting
Het hoogheemraadschap heeft in het kader van de watertoets op 8 maart 2015 een wateradvies gegeven. In haar overlegreactie geeft het hoogheemraadschap aan dat de inhoud van het wateradvies is goed overgenomen in het bestemmingsplan. Het plan geeft daarom geen aanleiding om een aanvullende reactie te geven.
reactie
De gemeente neemt de reactie voor kennisgeving aan.
conclusie
De reactie leidt niet tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
Gasunie Transport Services B.V.
samenvatting
Gasunie heeft het plan getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor aardgastransportleidingen, zoals bepaald in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Op grond van deze toetsing concludeert zij dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van de dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
reactie
De gemeente neemt de reactie voor kennisgeving aan.
conclusie
De reactie leidt niet tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
Veiligheidsregio Noord-Holland Noord
samenvatting
De Veiligheidsregio Noord-Holland Noord (VR NHN) geeft in haar reactie aan dat het plangebied binnen het invloedsgebied van twee externe veiligheidsrisico's ligt. Het bedrijf draagt zelf geen risico uit oogpunt van externe veiligheid met zich mee. De VR NHN concludeert dat het groepsrisico niet hoog is maar dat dit wel verantwoord moet worden. Zij heeft hiervoor een onderbouwing opgesteld.
reactie
De onderbouwing van de VR NHN is verwerkt in de verantwoording van het groepsrisico. (zie paragraaf 4.7).
conclusie
De reactie leidt tot een aanpassing van de toelichting van het bestemmingsplan.
Regionale uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord
samenvatting
De Regionale uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord (RUD) is gevraagd om milieuadvies te geven. Zij heeft opmerkingen op de paragrafen 'Bedrijven en milieuzonering' en 'Externe veiligheid'. Verder geeft ze aan dat de paragraaf 'Duurzaamheid' ontbreekt. Hiervoor is een tekstbijdrage geleverd.
reactie
De opmerkingen van de RUD zijn verwerkt in de betreffende paragrafen. De paragraaf 'Duurzaamheid' is toegevoegd.
conclusie
De reactie leidt tot een aanpassing van de toelichting van het bestemmingsplan.
PWN Waterleidingsbedrijf Noord-Holland
samenvatting
Het PWN Waterleidingsbedrijf Noord-Holland (PWN) geeft in haar overlegreactie de volgende opmerkingen:
- 1. Ter veiligstelling van bestaande en nieuwe leidingen verzoekt PWN voldoende ruimte in openbare grond beschikbaar te stellen voor het ondergronds verkeer. Ze stelt het op prijs als, voorafgaand aan de uitvoering, met PWN in overleg wordt getreden. Bij de reactie zit een overzicht van de relevante leidingen;
- 2. Het PWN-distributienet wordt ontworpen op de drinkwatervraag. Vervolgens kan in overleg met de brandweer bepaald worden of bluswater in het ontwerp kan worden ingepast. Indien dit niet kan, dienen alternatieven in een vroeg stadium ontwikkeld te worden zodat hier voldoende financiële middelen voor vrijgemaakt kunnen worden;
- 3. PWN vraagt aandacht voor het standaarddocument VANN, opgesteld ten behoeve van de aanleg van voorzieningen in nieuwbouwgebied;
- 4. In het belang van de volksgezondheid mogen de in het plan gelegen gronden geen gevaarlijke stoffen bevatten die na aanleg van de leiding in het drinkwater kunnen komen. Zonder tegenbericht geeft PWN aan dat in het plangebied geen vervuilde gronden aanwezig zijn.
reactie
- 1. Het plangebied bevat geen openbare ruimte. Vanzelfsprekend houdt de gemeente in de openbare ruimte rekening met de aanwezige en toekomstige leidingen;
- 2. Het aspect bluswatervoorziening zal in een vroegtijdig stadium met de veiligheidsregio besproken worden;
- 3. De gemeente dankt PWN voor de verwijzing naar het VANN;
- 4. Uit advies van de milieudienst blijkt dat de bodem waarschijnlijk niet vervuild is. Er wordt bij aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen ter verificatie nog een bodemonderzoek uitgevoerd. Mocht toch hieruit blijken dat er vervuilde gronden in het gebied zijn, wordt PWN daar vanzelfsprekend van op de hoogte gebracht.
conclusie
De reactie leidt niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan.
Gemeente Stede Broec
samenvatting
Binnen de regio West-Friesland wordt gewerkt aan een regionale detailhandelsvisie. Doel hiervan is om in onderlinge samenhang een toekomstbestendig perspectief op de detailhandel voor de regio te schetsen.
Binnen deze concept-visie is het niet gewenst nieuwe solitaire detailhandelslocaties in de regio te ontwikkelen. De gemeente Stede Broec ziet de vestiging van discountsupermarkt Aldi aan het Rode Paard 1-3 echter als een verplaatsing binnen de gemeente Enkhuizen, die gegeven de historie van dit dossier en gelet ook op de toelichting op het bestemmingsplan “Rode Paard 1-3” voldoende is beargumenteerd.
reactie
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
conclusie
De reactie leidt niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan.
Gemeente Medemblik
samenvatting
De gemeente Medemblik geeft aan geen opmerkingen op het bestemmingsplan te hebben.
reactie
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
conclusie
De reactie leidt niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan.
6.2.2 Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft conform de gemeentelijke inspraakverordening vanaf 29 juli 2015 gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegen. Tevens is in deze periode een op 19 augustus een inspraakavond georganiseerd. Tijdens deze periode zijn vijf inspraakreacties binnengekomen.
De inspraakreacties zijn hieronder samengevat en van een antwoord voorzien. De reacties zijn integraal opgenomen in bijlage 8.
Albert Heijn Enkhuizen, Hema, Deen Supermarkten, DekaMarkt Supermarkten, Winkelstad Enkhuizen, MKB Nederland afd. Enkhuizen
samenvatting
- 1. Volgens indieners is de verplaatsing van de Aldi in strijd met de Regionale Detailhandelsvisie West- Friesland en niet in overeenstemming is met de visie 'Enkhuizen, kloppend hart van West-Friesland'. Eerder hebben zij hun verontrusting kenbaar gemaakt in de brief van 20 november 2014. Hierop is nooit een reactie ontvangen.
- 2. Indieners wijzen verder op de oplopende leegstand in Winkelcentrum Koperwiekplein en vragen zich af hoe levensvatbaar de supermarkten Deen en Dekamarkt en de andere winkels nog zijn als er in dezelfde wijk een Aldi opent.
- 3. In de uitbreidingsplannen van Winkelcentrum Streekhof in Bovenkarspel is een Aldi opgenomen. Dit winkelcentrum trekt nu al veel inwoners uit Enkhuizen. Bij het ontbreken van een daadkrachtige en gezamenlijke aanpak zal dit alleen nog maar toenemen wat zal leiden tot een afname van het bezoek aan bestedingen in het centrum en het Koperwiekplein.
- 4. Indieners geven aan dat zij zich in het geval van het doorgaan van de ontwikkeling zullen beraden op hun toekomstige aanwezigheid in Enkhuizen.
- 5. indieners willen graag het standpunt verder toelichten en in overleg zoeken naar mogelijkheden om het centrum en Koperwiekplein vitaal en levendig te houden.
reactie
- 1. De mening van de indieners dat de verplaatsing van de Aldi in strijd is met de Regionale Detailhandelsvisie West-Friesland en niet in overeenstemming is met de visie 'Enkhuizen, kloppend hart van West-Friesland' wordt niet gedeeld. In dit verband geldt dat het regionale en het gemeentelijk beleid zich in het algemeen richt op concentratie van de detailhandel in de bestaande winkelgebieden. Echter, zoals eerder toegelicht gaat het in dit geval om een verplaatsing van de bestaande Aldi-supermarkt. De locatie waar de discountsupermarkt nu is gevestigd, is niet meer geschikt voor de exploitatie en het is de wens om de discountsupermarkt te behouden als onderdeel van het complete voorzieningenaanbod binnen Enkhuizen. Hierbij komt dat binnen het kernwinkelgebied geen geschikte andere locatie voorhanden is voor een verplaatsing van de discountsupermarkt en tevens ondersteunt een verplaatsing van de Aldi het beleid om de binnenstad autoluw te maken.
Daarbij geldt specifiek voor de visie 'Enkhuizen, kloppend hart van West-Friesland' dat deze is opgesteld als uitwerking van de Stadsvisie en de Structuurvisie en dat reeds daarom geen sprake is dat het bestemmingsplan – mede gelet op hetgeen hiervoor is toegelicht – niet binnen deze kaders zou passen. Bovendien geldt dat in deze visie het volgende is opgenomen:
“Er is dus geen plaats voor een netto uitbreiding van het aantal winkelvestigingen in Enkhuizen. Verplaatsing en/of beperkte uitbreiding van individuele winkels of winkeloppervlaktes is in sommige gevallen wel mogelijk.”
Hieruit volgt eens te meer dat een verplaatsing zoals hier aan de orde niet in strijd is met de beleidsuitgangspunten. Voorts wordt in de visie erkend dat sommige winkelketens niet gebaat zijn bij de kleinschalige historische structuur en uitstraling van het oude centrum en dat zij onder meer te kampen hebben met een problematische bevoorrading en dat zij daarom minder goed passen in het historische centrum. Ook hieruit blijkt dat de ontwikkeling van een discountsupermarkt aan het Rode Paard past binnen de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid.
- 2. Uit het ruimtelijk-economisch onderzoek verplaatsing Aldi volgt dat door de verplaatsing van de Aldi geen sprake zal zijn van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau. Ook volgt uit dit onderzoek dat geen onaanvaardbare leegstandseffecten zullen optreden. Bovendien geldt meer in het bijzonder dat de Aldi een complementaire functie heeft binnen de supermarktstructuur van Enkhuizen. Consumenten bezoeken Aldi namelijk vooral voor aanvullende 'discount'-aankopen die veelal in bulk worden gekocht. Voor alle overige boodschappen bezoeken consumenten de andere supermarkten en de speciaalzaken in Enkhuizen. De ontwikkeling van Aldi is hoofdzakelijk gericht op de behoefte van inwoners van Enkhuizen aan een volwaardige harddiscount-voorziening in de eigen kern. Bij de verplaatsing van Aldi naar het Rode Paard behoudt Aldi zijn huidige, aanvullende functie, wat betekent dat consumenten voor het gros van de boodschappen de reguliere supermarkten blijven bezoeken. Dit alles heeft tot gevolg dat de ontwikkeling van Aldi nauwelijks invloed heeft op het economisch functioneren van de overige detailhandel in Enkhuizen, waardoor deze aanvaardbaar is in relatie tot het functioneren van de winkelgebieden in Enkhuizen, waaronder het Koperwiekplein.
- 3. De beoogde komst van Aldi in winkelcentrum Het Streekhof in Bovenkarspel is gericht op het verzorgingsgebied Stede Broec. Deze harddiscounter voorziet daarom in beginsel niet in de behoefte van de inwoners van verzorgingsgebied Enkhuizen. Echter, het is te verwachten dat inwoners van Enkhuizen de specifieke discountaankopen gaan doen bij de beoogde Aldi in Stede Broec als daar sprake is van een betere autobereikbaarheid en betere parkeersituatie dan aan de Torenstraat in Enkhuizen. Om deze onwenselijke afvloeiing van bestedingen van consumenten uit het verzorgingsgebied Enkhuizen te voorkomen, is het wenselijk dat ook Enkhuizen over een 'eigen' Aldi blijft beschikken. Verzorgingsgebied Enkhuizen heeft voldoende draagvlak voor een compleet winkelaanbod waar volgens de gemeente een eigen harddiscountvoorziening onderdeel van uitmaakt.
- 4. De beoogde ontwikkeling is gericht op het behoud van een complete voorzieningenstructuur in Enkhuizen. De harddiscounter Aldi is daar een complementair onderdeel van. Vanwege deze complementaire functie heeft de beoogde ontwikkeling nauwelijks invloed op het functioneren van de overige detailhandel. De gemeente ziet dan ook geen aanleiding voor overige supermarkten om hun aanwezigheid in Enkhuizen te heroverwegen. Een vertrek uit Enkhuizen zou worden betreurd.
- 5. De gemeente is vanzelfsprekend bereid in gesprek te gaan om te zoeken naar mogelijkheden om het centrum en het Koperwiekplein vitaal en levendig te houden. Zij ziet dit gesprek los van de ontwikkeling aan het Rode Paard.
conclusie
De reactie leidt niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan.
Deen Supermarkten
samenvatting
Deen Supermarkten heeft een nadere inspraakreactie ingediend. Ten aanzien van bovenstaande brief stelt Deen dat de genoemde argumentatie subjectief is en dat de verplaatsing van de Aldi niet of nauwelijks effect op de overige detailhandel in Enkhuizen heeft. Deen distantieert zich daarom van deze brief en zal geen zienswijze of bezwaar indienen op het bestemmingsplan.
reactie
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen .
conclusie
De reactie leidt niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan.
Uitvaartverzorging De Jonge
samenvatting
Indiener maakt zich grote zorgen over de verkeersaantrekkende werking en vergroting van de parkeerdruk. Het auto- en vrachtverkeer komt de gewenste rust rond het rouwcentrum niet ten goede. Bovendien vraagt zij zich af of de huidige ontsluiting en parkeervoorziening voldoende capaciteit hebben. Zij is niet bekend met resultaten uit dit onderzoeken die hiervoor uitgevoerd zijn.
reactie
In de toelichting van dit bestemmingsplan zijn de onderzoeken naar de verkeersafwikkeling en parkeren opgenomen. Hieruit blijkt dat het extra verkeer af te wikkelen is. Ten behoeve van het parkeren wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Dit is geborgd in dit bestemmingsplan.
Ten aanzien van de gewenste rust rond het rouwcentrum: de gemeente benadrukt dat de gronden in de huidige situatie een bedrijfsbestemming hebben. Dat betekent dat zich hier ook bedrijven hadden kunnen vestigen met geluidsuitstraling. Dit geldt ook voor de huidige functies, de autogarage en de bandenopslag. In de nieuwe situatie zal de geluiduitstraling op het rouwcentrum overigens beperkt zijn: de entree met de meeste activiteiten ligt centraal op het terrein en de ontsluiting van het perceel ligt aan de oostzijde. Zowel de entree als de ontsluiting komen dus verder van het rouwcentrum af te liggen.
conclusie
De reactie leidt niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan.
Regionale Scholengemeenschap Enkhuizen
samenvatting
- 1. De Regionale Scholengemeenschap Enkhuizen (RSG) maakt zich zorgen over de verkeersaantrekkende werking en vergroting van de parkeerdruk. Het auto- en vrachtverkeer komt de veiligheid van het schoolgaande fietsverkeer van de RSG niet ten goede. RSG heeft twijfels bij de capaciteit van de huidige ontsluiting en parkeervoorziening.
- 2. Bovendien maakt de RSG zich zorgen over de lokkende werking van een deel van het winkelaanbod voor leerlingen. De supermarkt zal leiden tot ongewenste leerlingstromen naar, van en in de winkel waarop de school mogelijk wordt aangesproken. Ook wijst de school tot versterking van ongezonde eet- en drinkgewoonten dat wellicht de inspanningen om te komen tot een 'Gezonde school' teniet doet. De versterking van ongezonde eet- en drinkgewoontes zijn ook in strijd met het gemeentelijke beleid.
reactie
De inspraakreactie van de RSG is buiten de inspraaktermijn ingediend. In het kader van een zorgvuldige besluitvorming wordt deze reactie toch meegenomen.
- 1. In de toelichting van dit bestemmingsplan zijn de onderzoeken naar de verkeersafwikkeling en parkeren opgenomen. Hieruit blijkt dat het extra verkeer af te wikkelen is en op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Ook is specifiek aandacht gegeven aan het manoeuvrerend vrachtverkeer in relatie tot het fietsverkeer. Zeker omdat rondom de locatie een vrijliggende fietspadenstructuur ligt, leidt dit niet tot onacceptabele problemen en is de verkeersveiligheid in voldoende mate gewaarborgd. Daarnaast is Aldi in overleg getreden met de RSG om zorgen ten aanzien van verkeersveiligheid weg te nemen.
- 2. Aldi is zelf verantwoordelijk voor de bezoekers in haar winkel en zal die niet terugleggen bij de school. Aldi heeft een breed assortiment met daarin ook voldoende aanbod aan gezonde producten. De gemeente ondersteunt de inspanningen van de RSG om tot een 'Gezonde school' te komen. De gemeente is van mening dat hierbij de nadruk moet liggen op voorlichting en bewustmaking. Ondersteuning van de inspanningen van de RSG via planologie ligt niet voor de hand. In dit verband geldt dat de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan slechts aspecten mag meewegen die ruimtelijk relevant zijn. Het tegengaan van ongezonde eet- en drinkgewoonten is geen ruimtelijk relevant aspect en kan dan ook niet worden meegenomen bij de vaststelling van het bestemmingsplan
conclusie
De reactie leidt niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan.
AKD namens Aldi
In haar brief geeft indiener aan dat Aldi zich kan verenigen met het voorontwerp bestemmingsplan en is van oordeel dat een ontwerpbestemmingsplan in procedure kan worden gebracht.
In haar schrijven wordt onderbouwd dat verplaatsing geen negatieve invloed heeft op de winkelstructuur van Enkhuizen, de verkeersafwikkeling is goed, de ontwikkeling voldoet aan de parkeernormen en de gestelde lokkende werking van een deel van het assortiment van Aldi is geen ruimelijk relevant argument.
reactie
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
conclusie
De reactie leidt niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan.
6.2.3 Ambtshalve wijzigingen
Tussen de fase voorontwerp en ontwerp bestemmingsplan zijn verder de volgende ambtshalve wijzigingen doorgevoerd:
toelichting
- de paragraaf Bedrijven en milieuhinder zijn de resultaten van een akoestisch onderzoek inrichtingslawaai toegevoegd. Het rapport is opgenomen als bijlage bij de toelichting;
regels
- in artikel 7.1 is een parkeerregeling opgenomen.
6.2.4 Ontwerp bestemmingsplan
Het ontwerp bestemmingsplan heeft gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen (van 26 november 2015 tot en met 6 januari 2016). In deze periode zijn 4 zienswijzen ingediend welke zijn beantwoord in een separate 'Nota van zienswijzen'. Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan niet aangepast.
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Kruispuntberekeningen
Bijlage 2 Kruispuntberekeningen
Bijlage 3 Ruimtelijk-economisch Onderzoek Verplaatsing Aldi
Bijlage 3 Ruimtelijk-economisch onderzoek verplaatsing Aldi
Bijlage 4 Advies Omgevingsdienst
Bijlage 4 Advies omgevingsdienst
Bijlage 5 Onderzoek Flora En Fauna
Bijlage 5 Onderzoek flora en fauna
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Inrichtingslawaai
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek inrichtingslawaai