Bakenes
Bestemmingsplan - Haarlem
Vastgesteld op 06-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aan-huis-verbonden-beroep:
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.2 aanbouw en uitbouw:
een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegent hoofdgebouw.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid op de verbeelding, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanlegvergunning:
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden .
1.6 achtergevelrooilijn:
bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak.
1.7 ander bouwwerk:
een bouwwerk geen gebouw zijnde.
1.8 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 archeologisch deskundige:
professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie op het moment van de aanvraag 'omgevingsvergunning voor bouwen' van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.
1.10 archeologisch onderzoek:
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie op het moment van de aanvraag 'omgevingsvergunning voor bouwen' van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.11 archeologisch rapport:
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.
1.12 archeologisch waardevol gebied:
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
1.13 archeologische waarde:
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.
1.14 atelier
een gebouw of deel van een gebouw dat bestemd is voor de uitoefening van een beroep in de culturele sector.
1.15 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.
1.16 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.17 bed & breakfast:
het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning met behoud van de woonfunctie, waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal 2 kamers en 4 slaapplaatsen
1.18 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.19 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.20 begane grond:
een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.
1.21 begeleid wonen:
vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
1.22 beschermd stads- of dorpsgezicht:
beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 1, onder g, van deMonumentenwet 1988.
1.23 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.24 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0392.BP1080001-0001 met de bijbehorende regels.
1.25 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.26 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.27 bijgebouw:
een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan, en ten dienste staat van een hoofdgebouw.
1.28 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.29 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.30 bouwhoogte
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
1.31 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.32 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.33 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.34 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.
1.35 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.36 bruto vloeroppervlak (bvo):
de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.
1.37 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.38 dakhelling:
de hoek die een dakvlak maakt met het horizontale vlak.
1.39 dakkapel:
een zich in een dakvlak bevindende uitbouw.
1.40 dakopbouw:
een extra bouwlaag boven de goot met een platte afdekking.
1.41 dakterras:
een met een omheining afgezette buitenruimte op een gebouw.
1.42 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.
1.43 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een loket te woord worden gestaan en geholpen.
1.44 ensemble:
twee of meer gebouwen die samen een bouwkundige eenheid vormen, waarbij de suggestie wordt gewekt dat het één gebouw betreft.
1.45 evenement:
periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten.
1.46 gastouderopvang
gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.47 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.48 historisch woonschip
Een vaartuig met een casco dat herkenbaar is als een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, met een historisch karakter en een historische uitstraling, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als woning.
1.49 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.50 hoogtescheidingslijn
een op de verbeelding aangegeven lijn die de grens vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak, waarbinnen verschillende goot- en bouwhoogten zijn toegestaan.
1.51 horeca 1:
horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen, broodjeszaken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.52 horeca 2:
horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes, snackbars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.53 horeca 3:
horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals (eet)cafés en bars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.54 horeca 4:
horecabedrijven die hoofdzakelijk logies per nacht verstrekken met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken en het houden van bijeenkomsten/vergaderingen/congressen.
1.55 horeca 5:
horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken verstrekken en gericht zijn op dansen en beluisteren van muziek, zoals dancings en discotheken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.56 kamerverhuurbedrijf:
het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.
1.57 kampeermiddel:
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, camper of een caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen voor recreatief nachtverblijf.
1.58 kantoor:
een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.
1.59 kap
een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek met het horizontale vlak.
1.60 kiosk:
klein gebouw in de openbare ruimte waar goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt.
1.61 kunstwerk:
civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.
1.62 lessenaarsdak
een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild die onder een zekere helling is aangebracht.
1.63 molenbiotoop
de vrije ruimte rondom een molen in verband met de windvang.
1.64 nieuwbouw:
nieuwbouw betreft bouwwerken jonger dan 50 jaar.
1.65 onderdoorgang/overbouwing:
een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
1.66 orde 1 bouwwerken:
orde 1 betreft bouwwerken die beschermd zijn op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke Monumentenverordening.
1.67 orde 2 bouwwerken:
orde 2 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn.
1.68 orde 3 bouwwerken:
orde 3 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die qua schaal en detaillering passen in de omgeving, maar geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben.
1.69 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van die bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde waterpeil.
1.70 plan:
het bestemmingsplan Bakenes van de gemeente Haarlem.
1.71 plat dak:
een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.
1.72 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.73 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.74 seriebouw:
twee of meer gebouwen naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd.
1.75 shortstay:
het structureel verhuren van woonruimte voor korte periodes (van minimaal één week tot maximaal zes maanden).
1.76 sloopvergunning:
omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
1.77 standplaats:
een plaats in de openbare ruimte waar met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel:
- a. bedrijfsmatig goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt;
- b. voorlichting wordt gegeven al dan niet met promotionele activiteiten.
1.78 straatmeubilair:
andere bouwwerken die zijn bedoeld als openbare voorziening, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, urinoirs, zitbanken, bloemen- en plantenbakken, prullenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, abri's en bouwwerken van beperkte omvang ten dienste van verkeer, waterhuishouding en voorzieningen van openbaar nut.
1.79 trend:
binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg identieke dakopbouwen, kapvormen, dakkapellen of dakterrassen en dergelijke (die juridisch, technisch en qua ruimtelijke kwaliteit gewenst bevonden is).
1.80 verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.
1.81 verkooppunt van motorbrandstoffen:
een inrichting waar door middel van een of meer pompinstallaties motorbrandstoffen worden verkocht en geleverd.
1.82 verkoopvloeroppervlakte:
het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.83 voorgevelrooilijn:
de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.
1.84 voorzieningen van openbaar nut:
voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.85 waterberging:
een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.
1.86 wet:
de Wet ruimtelijke ordening.
1.87 windmolen:
inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht.
1.88 windturbine:
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalinginstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.89 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.
1.90 woonschepenligplaats:
de op de verbeelding aangegeven ruimte, waarbinnen een woonschip ligplaats mag hebben.
1.91 woonschip:
een vaartuig , daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als, of is bestemd tot woonverblijf, niet zijnde een object dat valt onder de Woningwet of de wet die in de plaats van deze wet treedt.
1.92 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.93 woonwagenstandplaats:
een kavel, in hoofdzaak bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.
1.94 zorgwoning:
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
- a. afstand tot de bouwperceelsgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
- b. bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.
- c. dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- d. goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.
- e. verticale diepte van een ondergronds bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer;
- f. inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- g. oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- h. de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
- i. breedte dakvlak bij dakdoorbreking:
de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.
2.2 Overschrijden bouwgrenzen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
- a. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m;
- b. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10 % van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 m. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,2 m boven de rijweg dan wel 2,2 m boven een fiets- en/of voetpad;
- c. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 m boven peil.
- d. Het is toegestaan de in dit plan aangegeven maximale goot- en bebouwingshoogten in beperkte mate te overschreiden, uitsluitend ten behoeve van siergevels, waarbij de achterliggende kap wel moet voldoen aan de regels van de betreffende bestemming.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
b. bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot en met categorie B zoals genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst;
c. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken' groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeer- voorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
3.2 Bouwregels
Voor bouwwerken gelden tevens de bouwregels zoals aangegeven inartikel 19
3.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid ten behoeve van een bedrijf dat:
- a. niet in de zoneringslijstlijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorieën.
Artikel 4 Centrum-1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
4.2 Bouwregels
Voor bouwwerken gelden tevens de bouwregels zoals aangegeven artikel 19
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- b. Het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 vierkante meter.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd in de zoneringslijst, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
- b. het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1.2 bepaalde om de begane grond functies op de verdieping toe te staan;
- c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 5 Centrum-2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
5.2 Bouwregels
Voor bouwwerken gelden tevens de bouwregels zoals aangegeven in artikel 19
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- b. Het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 vierkante meter.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd in de zoneringslijst, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. atelier, congrescentrum, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, theater, film, muziek- en concertzaal;
- b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten ( categorie 1,2,3) ten dienste van deze voorzieningen.
- c. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- d. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding.
6.2 Bouwregels
Voor bouwwerken gelden tevens de bouwregels zoals aangegeven in artikel 19
6.3 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 onder a bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd in de zoneringslijst, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
- 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 7 Gemengd - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
7.2 Bouwregels
Voor bouwwerken gelden tevens de bouwregels zoals aangegeven in artikel 19.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- b. Het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 vierkante meter;
- c. Het bepaalde in sub a geldt niet voor een kamerverhuurbedrijf, bed & breakfast.
Artikel 8 Gemengd - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
8.2 Bouwregels
Voor bouwwerken gelden tevens de bouwregels zoals aangegeven in artikel 19.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden.
- b. Het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep; gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 vierkante meter.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 onder a bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd in de zoneringslijst, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
- b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 bepaalde teneinde de functie van hotel toe te staan zoals begrepen onder artikel 1 lid 55;
- c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 9 Gemengd - 4
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
9.2 Bouwregels
Voor bouwwerken gelden tevens de bouwregels zoals aangegeven in artikel 19.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden.
- b. Het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 vierkante meter.
- c. Het bepaalde in sub 1 geldt niet voor een kamerverhuurbedrijf, bed & breakfast.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 onder a bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bij de bestemming behorende wegen en paden, speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, kunstobjecten,(ondergrondse) nutsvoorzieningen;
- c. bijbehorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, (ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval en recyclecontainers , warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport en (ondergrondse) bergbezinkbassins.
10.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Groen' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht, onder de volgende voorwaarden:
- a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
- b. de bouwhoogte van ''overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen;
- c. de diepte van een (ondergronds) bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen.
- d. de oppervlakte van andere bouwwerken mag niet meer dan 10m² bedragen;
- e. ondergrondse rioolgemalen en bergbezinkbassins mogen afgedekt worden met een verhoogd maaiveld van 0,5 meter..
10.3 Afwijken van de bouwregels
- f. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en toestaan dat de bouwhoogte van ''overige andere bouwwerken'' maximaal 6 meter bedraagt, mits geen oneveredige aantasting zal plaatsvinden van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. cultuurhistorische waarden;
- 3. de zichtlijnen vanuit de omgeving naar het Teylers Museum binnen de bufferzone Teylers;
- 4. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- 5. de verkeerssituatie ter plaatse;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheek, buitenschoolse opvang, culturele voorzieningen, educatieve voorzieningen, gezondheidszorg, levensbeschouwelijke voorzieningen, (openbare) dienstverlening, (para)medische voorzieningen, peuterspeelzaalwerk, praktijkruimte, welzijnsinstelling, zorgwoning;
- b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten uit de categorieën 1 en 2, ten dienste van deze voorzieningen met niet meer dan 30 % van het bruto vloeroppervlak;
- c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte sportactiviteiten;
- d. dak- en thuislozenopvang ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van maatschappelijk dak- en thuislozenopvang';
- e. onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' ;
- f. bij de bestemming behorend(e) groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen en erven, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, (ondergrondse) nutsvoorzieningen, (ondergrondse) kabels- en leidingenstroken, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- g. bijbehorende voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Voor bouwwerken gelden tevens de bouwregels zoals aangegeven in artikel 19.
11.3 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 onder a bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd in de zoneringslijst, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 12 Tuin - 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en verhardingen ten dienste van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- b. parkeren van motorvoertuigen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'; bijbehorende voorzieningen.
- c. seksinrichting ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting'.
12.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 1' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
- a. de hoogte van constructies die dienen ter ondersteuning en/of geleiding van beplanting voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
- b. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen voorzover deze gelegen zijn voor de voorgevelrooilijn achter de voorgevelrooilijn mogen afscheidingen een hoogte hebben van 2 meter.
Verticale diepte
De verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen;
12.3 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 onder b bepaalde teneinde parkeren binnen deze bestemming mogelijk te maken, op die plaatsen waar niet de aanduiding "p"op de verbeelding is weergegeven;
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 13 Tuin - 2
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- b. aan-, uit- en bijgebouwen ten dienste van het hoofdgebouw;
- c. ( ondergronds) parkeren van motorvoertuigen binnen bebouwing is toegestaan
- d. bijbehorende voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2 onder b en c:
- a. voor het verhogen van de bouwhoogte van aan- uit en bijgebouwen tot 4 meter;
- b. en toestaan dat de goot van aan-, uitbouwen en bijgebouwen 3 m mag bedragen, waarbij boven de goot mag worden afgedekt met een kap met een maximale hoogte van 2 m.
Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3 of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. cultuurhistorische waarden;
- c. de zichtlijnen vanuit de omgeving naar het Teylers Museum binnen de bufferzone Teylers;
- d. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- e. de verkeerssituatie ter plaatse;
- f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. bijgebouwen als zelfstandige woning.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 onder c bepaalde teneinde parkeren mogelijk te maken op de bestemming buiten bebouwing.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 14 Tuin - 3
14.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- b. bijgebouwen ten dienste van de hoofdbestemming;
- c. seksinrichting ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';
- d. (ondergrondse) parkeervoorzieningen binnen bebouwing is toegestaan.
14.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 3' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 onder c. en e. voor het verhogen van de bouwhoogte van aan- uit en bijgebouwen tot 4 meter.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid 2.1onder b en c en toestaan dat de goot van aan-, uitbouwen en bijgebouwen 3 m mag bedragen, waarbij boven de goot mag worden afgedekt met een kap met een maximale hoogte van 2 m;
Het Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3 of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. cultuurhistorische waarden;
- c. de zichtlijnen vanuit de omgeving naar het Teylers Museum binnen de bufferzone Teylers;
- d. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- e. de verkeerssituatie ter plaatse;
- f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. bijgebouwen als zelfstandige woning.
14.5 Afwijking van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 onder d. bepaalde teneinde parkeren binnen deze bestemming mogelijk te maken buiten bebouwing.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 15 Verkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en paden;
- b. brug ter plaatse van de aanduiding 'brug;
- c. nutsvoorzieningen, kiosken, terrassen, standplaatsen (voor ambulante handel), uitstallingen;
- d. bij de bestemming behorend(e) groenvoorzieningen, kunstwerken,kunstobjecten, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, in- en uitritparkeergarage(sv- iupg),(ondergrondse) nutsvoorzieningen, (ondergrondse) kabels- en leidingenstroken, speelvoorzieningen, fietsvoorzieningen, waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen; brugwachtershuisje, Warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport, kunstobjecten, sanitaire voorzieningen pleziervaart, spelen, voetbalkooi;
- e. bijbehorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, abri's, (ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval- en recyclecontainers en (ondergrondse) bergbezinkbassins.
15.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Verkeer' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
15.3 Afwijken van de bouwregels
- e. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en toestaan dat de bouwhoogte van ''overige andere bouwwerken'' maximaal 6 meter bedraagt, mits geen oneveredige aantasting zal plaatsvinden van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. cultuurhistorische waarden;
- 3. de zichtlijnen vanuit de omgeving naar het Teylers Museum binnen de bufferzone Teylers;
- 4. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- 5. de verkeerssituatie ter plaatse;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging, waterbeheer en waterhuishouding;
- b. waterlopen en waterpartijen;
- c. verkeer te water;
- d. waterstaatkundige voorzieningen, zoals bruggen, taluds en oevers, sluizen, stuwen, dammen, kademuren, steigers, duikers, gemalen en kunstwerken, kunstobjecten;
- e. steiger ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
- f. brug ter plaatse van de aanduiding 'brug';
- g. bij de bestemming behorend(e) groenvoorzieningen, (ondergrondse) nutsvoorzieningen, brugwachtershuisjes, (ondergrondse) kabels- en leidingenstroken;
- h. bijbehorende voorzieningen.
16.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Water' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
- a. de bouwhoogte van gemalen mag niet meer dan 3 m bedragen en de oppervlakte mag niet meer dan 15 m² bedragen;
- b. de bouwhoogte van meerpalen mag maximaal 3,5 meter bedragen;
- c. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 12 m bedragen;
- d. de lengte van een steiger, gemeten langs de waterlijn, mag niet meer dan 5 meter bedragen;
- e. de breedte van een steiger, gemeten haaks op de waterlijn, mag niet meer dan 1/10 van de breedte van het oppervlaktewater bedragen;
- f. de oppervlakte van een steiger mag maximaal 5 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tot 20 meter, maximaal 10 m2 indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 20 en 50 meter en maximaal 15m² indien gesitueerd in oppervlaktewater breder dan 50 meter met uitzondering ter plaatse van de aanduiding steiger (ste);
- g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 1 m bedragen;
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezagkan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder d. t/m g., en steigers toestaan die de genoemde maximum afmetingen overschrijden mits daarvoor toestemming is van het Hoogheemraadschap.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c. Wabo wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
- a. ligplaats voor hotel- en horecaschepen;
- b. woonschepenligplaats, voorzover dit niet specifiek is aangeduid;
- c. ligplaats voor een vaartuig tbv bedrijfsmatige activiteiten.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 onder a bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
- b. het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4 onder c. genoemde gebruik en toestaan dat ligplaats wordt ingenomen voor een vaartuig tbv bedrijfsmatige activiteiten;
- c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, begeleid wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep, bed & breakfast of gastouderopvang;
- b. bijbehorende voorzieningen zoals, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, bergingen, tuinen, erven en terreinen;
- c. seksinrichting ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';
17.2 Bouwregels
Voor bouwwerken gelden tevens de bouwregels zoals aangegeven in artikel 19
17.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden.
- b. Het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 vierkante meter.
- c. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: bijgebouwen als zelfstandige woning.
Artikel 18 Waarde - Archeologie
18.1 Bestemmingsomschrijving
- a. de gronden in het plangebied zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden;
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen.
18.2 Bouwregels
- 1. Ten behoeve van andere, voor de gronden geldende bestemmingen is, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels, het volgende van toepassing:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie' 1B dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken in geval de oppervlakte van het project meer dan 0 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend, archeologisch rapport te overleggen;
- 2. Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
- a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. het doen van opgravingen;
- c. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
- 3. Het bepaalde in lid 2 sub 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
18.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermings- waardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
18.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
- 2. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
- a. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van de gemeentearcheoloog, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
- b. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
18.5 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning
- 1. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder een aanlegvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- b. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
- d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- g. diepploegen;
- h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- j. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- 2. Het verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- b. de oppervlakte- en dieptematen niet overschrijden, behorende bij de categorie 'Waarde - Archeologie' genoemd in lid 2 die voor die gronden van toepassing zijn;
- c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
- d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 4 bedoeld, is verleend;
- e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- 3. Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
- a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek of een waardestellend rapport kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. de aanvrager een waardestellend rapport heeft overgelegd waarin de archeologische van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezagin voldoende mate is vastgesteld;
- c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
18.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 2, in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Artikel 19 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
19.2 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor bouwwerken de volgende regels:
bouwvlak / voorgevelrooilijn / onderdoorgang
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- b. er moet aangesloten worden op de belendende gebouwen;
- c. gebouwen mogen niet worden samengevoegd;
- d. voorgevels mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht
- e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is een onderdoorgang c.q. overbouwing toegestaan;
goothoogte / bouwhoogte / bebouwingspercentage / ondergronds bouwwerk
- f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' dient binnen de aangegeven goothoogte te worden gebouwd;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'minimale - maximale goothoogte' dient binnen de aangegeven goothoogten te worden gebouwd;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' dient binnen de aangegeven bouwhoogte te worden gebouwd;
- i. ter plaatse van de aanduiding'minimale-maximale bouwhoogte'dient binnen de aangegeven bouwhoogte te worden gebouwd;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goot-en bouwhoogte' dient binnen de aangegeven goot- en bouwhoogte te worden gebouwd;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte' dient de bestaande bouwhoogte te worden gehandhaafd;
- l. 'ter plaatse van de aanduiding 'goothoogte' dient de bestaande goothoogte te worden gehandhaafd;
- m. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen;
kap / nokrichting / vorm
- n. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduidingen orde 1 en orde 2' dient de bestaande nokrichting en kapvorm gehandhaafd te blijven m.u.v. ondergeschikte onderdelen zoals dakkapellen, dakdoorbrekingen.
- o. behoudens het bepaalde in sub p mag boven de goothoogte uitsluitend worden afgedekt met een kap waarvan:
- 1. de maximale hoogte 4 m bedraagt, verticaal gemeten vanaf de goothoogte
- 2. de dakhelling niet minder bedraagt dan 45 en niet meer dan 70 graden. bij een samengestelde kap dient de dakhelling van de bovenste dakvlakken minimaal 20 graden te bedragen.
dakkapellen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak
- p. dakkapellen mogen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlakworden opgericht, mits:
- 1. de dakkapel een maximale breedte heeft van 2,5 meter, waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 50% van het dakvlak;
- 2. de onderzijde van de dakkapel minimaal 0,5 meter en maximaal 1,0 meter boven de dakvoet wordt geplaatst;
- 3. de dakkapel in of binnen 0,5 meter van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,5 meter en niet breder is dan een derde van de breedte van het dakvlak;
- 4. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 meter bedraagt;
- 5. de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,9 meter bedraagt.
- 6. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimale afstand van 0,5 meter tussen de afzonderlijke kapellen .
dakkapellen in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak
- q. dakkapellen mogen worden opgericht in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits:
- 1. de dakkapel een maximale breedte heeft van 2,5 meter, waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 60% van het dakvlak;
- 2. de onderzijde van de dakkapel minimaal 0,5 meter en maximaal 1,0 meter boven de dakvoet wordt geplaatst;
- 3. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 meter bedraagt;
- 4. de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,5 meter bedraagt. In geval van een dwarskap bedraagt de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 2,5 meter;
- 5. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimale afstand van 0,5 meter tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 60% van het dakvlak bedraagt.
dakterras
- r. een dakterras is toegestaan, mits:
- 1. gesitueerd op een aan- of uitbouw;
- 2. het dakterras niet binnen 2 m van de erfgrens wordt geplaatst, tenzij de eigenaar van de aangrenzende grond hier schriftelijk toestemming voor heeft verleend;
- 3. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
- 4. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1.5 m en niet dieper dan 2.5 m;
- 5. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15 m bedraagt;
- 6. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
- 7. voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte van 1,2 m;
- 8. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.
Collectoren voor warmteopwekking of panelen voor electriciteitsopwekking
- s. collectoren voor warmteopwekking of panelen voor electriciteitsopwekking zijn toegestaan mits:
- 1. ze niet zichtbaar zijn vanaf het openbaar toegankelijk gebied;
- 2. ze zijn geplaatst op een dak.
- 3. op een schuin dak de zonnecollectoren of de zonnepanelen:
- aan alle kanten binnen het dakvlak blijven;
- in of direct op het dakvlak worden geplaatst;
- dezelfde hellingshoek hebben als het betreffende dakvlak.
- 4. op een plat de zonnecollectoren of de zonnepanelen zover van de dakrand verwijderd blijven als de hoogte van de collector of het paneel.
- 5. ze één geheel vormen met de installatie voor het opslaan van water respectievelijk het opwekken van elektriciteit. Indien dit niet het geval is dient die installatie binnen in het betreffende gebouw te worden geplaatst.
19.3 nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de nokrichting, kap- en dakvormvorm, dakhelling en de indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de privacy en bezonning;
- c. de cultuurhistorische waarden;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
19.4 Afwijken van de bouwregels
kap
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning een afwijkende kapvorm toestaan, mits deze verandering een herstel of verbetering van het historisch daklandschap betreft.
dakopbouw / gootverhoging
- b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder f,g,j,l en toestaan dat de maximale goothoogte van gebouwen wordt overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:
- 1. het gebouwen betreft die op de verbeelding zijn aangeduid als 'orde 3' en bij nieuwbouw;
- 2. de hoogte van de extra bouwlaag boven de maximale goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
- 3. gebouwd wordt binnen de contour mede gevormd door dakvlakken met een maximale hellingshoek van 70 graden;
- 4. de zijgevel gelegen aan openbaar toegankelijk gebied dan wel gelegen op een afstand van minder dan 10 meter tot naastgelegen hoofdbebouwing wordt afgedekt met een dakvlak onder een hoek van maximaal 70 graden of recht wordt opgetrokken binnen de contour.
dakkapellen
- c. Het bevoegd gezagkan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder m. en n. en toestaan dat:
- 1. een dakkapel in of binnen 0,5 meter van de dakvoet geplaatst wordt;
- 2. een dakkapel in of binnen 0,5 meter van de nok geplaatst wordt;
- 3. de afstand tot de dakvoet meer dan 1,0 meter bedraagt;
- 4. een dakkapel in of binnen 0,9 meter van de de zijkant van het dakvlak geplaatst wordt;
- 5. een dakkapel in de goot breder wordt dan 1/3 van het voor- of zijdakvlak, mits de maximale breedte niet meer bedraagt dan de helft van de breedte van het dakvlak met een maximale breedte van 2,5 meter.
dakkapellen/ dakdoorbreking tussen twee aaneengesloten dakvlakken
- d. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub f,g,j,l en n toestaan dat een gootverhoging ten behoeve van een dakdoorbreking of dakkapel tussen twee aaneengesloten gebouwen is toegestaan, mits:
- 1. geplaatst in een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak;
- 2. de bovenzijde van de dakuitbreiding niet hoger is dan de bouw/ nokhoogte van naastgelegen gebouw - 50 cm;
- 3. de breedte niet meer bedraagt dan de helft van de diepte van het hoofdgebouw;
- 4. wordt gebouwd op een afstand van ten minste 2 meter gemeten vanaf de voor- en achtergevel;
- 5. de afstand van de bovenzijde van de dakdoorbreking tot de nok minimaal 0,5 meter bedraagt.
dakterras
- e. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder r. en toestaan dat een dakterras wordt gesitueerd op de hoofdbebouwing met (een gedeeltelijk) plat dak, mits:
- 1. de afscheiding op een afstand van minimaal 2 m van de dakrand aan de voorzijde wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van minder dan 20 m;
- 2. de afscheiding op een afstand van minimaal 4 m van de voorgevel wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van meer dan 20 m;
- 3. indien er een architectonische aanleiding is voor een dakterras zoals een borstwering of een doorgetrokken dakvlak hoeft niet aan het gestelde onder 1. en 2. worden voldaan;
- 4. de afscheiding aan de achterzijde 2 m voor de dakrand aan de achterzijde wordt geplaatst.
- f. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder r. en een dieper dakterras toestaan, mits gesitueerd op een aanbouw in de rooilijn en voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte va 1,5 m aan de zijde van de weg..
samenvoegen (parcelering)
- g. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder c. en toestaan dat twee gebouwen, worden samengevoegd ten behoeve van functies passend binnen de bestemming, mits:
- 1. de gebouwen zijn aangeduid als 'orde 2', 'orde 3', en bij nieuwbouw dan wel als 'herstel stedenbouwkundige structuur op de waarderingskaart ';
- 2. de totale voorgevelbreedte van twee gebouwen maximaal 15 meter is;
- 3. de samenvoeging alleen geldt voor de begane grond;
- 4. de individuele voorgevels van de gebouwen, inclusief eventueel aanwezige winkelpuien intact blijven;
- 5. de samenvoeging omkeerbaar is;
- 6. door het samenvoegen van de gebouwen het aantal opgangen naar bovenwoningen niet afneemt.
onderdoorgang/overbouwing
- h. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder d. en e. en een onderdoorgang/overbouwing toestaan, mits de maximale breedte niet meer bedraagt dan 3 meter.
afwijkingscriteria
- i. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in lid 3 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. cultuurhistorische waarden;
- 3. de zichtlijnen vanuit de omgeving naar het Teylers Museum binnen de bufferzone Teylers;
- 4. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- 5. de verkeerssituatie ter plaatse;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen tenzij op de verbeelding aangegeven;
- b. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
- d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10%;
- 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- 3. de in het plan aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons, luifels, erkers, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van een gebouw tot een maximum van 1,5 m;
- 4. de in het plan aangegeven hoogten ten behoeve van centrale technische voorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw.
- b. Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd onder a., sub 1 tot en met 4 voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. cultuurhistorische waarden;
- 3. de zichtlijnen vanuit de omgeving naar het Teylers Museum binnen de bufferzone Teylers;
- 4. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- 5. de verkeerssituatie ter plaatse;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
23.1 Bouwen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
23.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
23.3 Afwijken overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
23.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
23.6 Verboden hervatten gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
23.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik
Lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 24 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan Bakenes.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Begrenzing En Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied van bestemmingsplan Bakenes ligt in het oostelijk deel van de historische binnenstad van Haarlem direct grenzend aan de Grote Markt.
Bakenes behoort tot één van de oudste gedeelten van Haarlem en wordt omringd door een rijkdom aan cultuurhistorie in Oude Stad, Nieuwstad, Burgwal en Papentorenvest. Het is een bruisend gebied dat tegen het Spaarne aan ligt en ruimte biedt aan vele belangrijke (binnen)stedelijke functies zoals de Philharmonie, de Toneelschuur en de rechtbank De Appelaar.
Het plangebied wordt begrensd door de Jansstraat, de Nieuwe Gracht (noordzijde), het Spaarne (oost- en zuidzijde), de Berkenrodesteeg, Lange Veerstraat, het Klokhuisplein en de Riviervismarkt (westzijde)(zie afbeelding 1.2). De oppervlakte van het plangebied beslaat ongeveer 17,5 ha.
Afbeelding 1.2 plangrenzen
1.2 Aanleiding Tot Actualisering Van Het Bestemmingsplan
Belangrijkste aanleiding voor het maken van een nieuw bestemmingsplan voor Bakenes is dat voor het plangebied een aantal verouderde bestemmingsplannen van kracht is. Door de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 zijn gemeenten verplicht om binnen een periode van 10 jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, opnieuw een bestemmingsplan vast te stellen. Actualisering van de verouderde plannen is daarom gewenst. Het grootste deel van het plangebied valt onder de werking van het 'Stadsvernieuwingsplan Bakenes' dat dateert uit 1988. Dit verouderde bestemmingsplan is zeer gedetailleerd en op pandniveau bestemd. De gemeente streeft ernaar bestemmingsplannen globaler vorm te geven om zo daar waar dit mogelijk is meer uniformiteit en tegelijkertijd flexibiliteit in bestemmingen te krijgen. Nieuwbouwontwikkelingen zoals de Appelaer, het Frans Hals hotel en andere (met vrijstelling of door partiële wijziging in de loop der tijd toegestane) ontwikkelingen worden in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen waardoor in totaal vijf bestemmingsplannen c.q. stadsvernieuwingsplannen vervallen. Dit komt de overzichtelijkheid voor gebruikers van bestemmingsplannen (burgers, bedrijven en overheden) ten goede.
Bovendien valt het plangebied binnen het beschermd stadsgezicht. Sinds 5 december 1990 is de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als 'beschermd stadsgezicht' in de zin van de Monumentenwet 1988. Dat betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (ex artikel 36 van de Monumentenwet). Het plangebied wordt hier eveneens toegerekend. De beschermende werking van 'beschermd stadsgezicht' is in het nieuwe bestemmingsplan ingepast. Er is een waarderingskaart als bijlage bij de toelichting in het bestemmingsplan opgenomen.
1.3 Doel Van Het Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, waarderingskaart, regels en een toelichting. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan en verwijst naar de regels. De waarderingskaart maakt inzichtelijk waar de bestaande waarden van het beschermd stadsgezicht zich bevinden. De regels geven aan of en zo ja hoe ruimte bebouwd mag worden en welk gebruik (bestemming) is toegestaan. De toelichting is de onderbouwing van regels, verbeelding en waarderingskaart. Hierin wordt beschreven wat het doel is van het bestemmingsplan en wat de toekomstige ontwikkeling van het gebied is. Er wordt ingegaan op onderwerpen die voor het plangebied van belang zijn zoals de stedenbouwkundige structuur, de haalbaarheid van de in het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen en milieuaspecten.
Hoofddoel van het nieuwe bestemmingsplan Bakenes is het opstellen van een actueel juridisch kader, waarbinnen de bestaande situatie adequaat wordt geregeld. Behoud van de historische bestaande ruimtelijk-functionele structuur en voortzetting van het huidige legale gebruik vormen daarbij belangrijke uitgangspunten. De verbeelding en de planregels zijn zo opgesteld dat een maximale bescherming ontstaat voor de functies en gebouwen die in het huidige karakter dienen te worden behouden.
Tweede doel van het bestemmingsplan is aan te geven waar (in beperkte mate) ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, zowel wat betreft gebruik als wat betreft bebouwingsmogelijkheden. In het plan wordt bijvoorbeeld waar mogelijk en wenselijk ruimte geboden voor niet verstorende functieverandering of uitbreiding van bebouwing, zonder dat daarvoor het bestemmingsplan behoeft te worden aangepast. Daar waar dit mogelijk en verantwoord is wordt een bestemmings- of bouwverruiming toegepast.
1.4 Geldende Planologische Regelingen
Binnen het plangebied Bakenes gelden de volgende bestemmingsplannen (aangevuld met de zogenaamde "aanvullende bebouwingsregels" uit 1974):
Nr. | Naam van het plan | Vastgesteld | Goedgekeurd | ||
108 | Stadsvernieuwingsplan Bakenes | 22 juni 1988 | 12 februari 1989 | ||
108-2 | Bestemmingsplan omgeving Bakenessertoren | 13 augustus 1986 | 16 december 1986 | ||
108-4 | Stadsvernieuwingsplan Bakenes 1e partiële herziening | 18 oktober 2000 | 5 januari 2001 | ||
108-005 | Bestemmingsplan Appelaar 2000 | 13 december 2000 | 19 juni 2001 | ||
108-007 | Bestemmingsplan de Appelaar 1e partiële herziening | 20 augustus 2003 | 27 januari 2004 |
Afbeelding 1.3 Vigerende bestemmingsplannen op het moment van opstellen bestemmingsplan Bakenes
Daarnaast zijn diverse bouwinitiatieven met een vrijstelling op basis van art. 19 WRO procedures mogelijk gemaakt.
1.5 Bestemmingsplanprocedure
Het bestemmingsplan Bakenes doorloopt de wettelijk vereiste procedure. Het concept ontwerpbestemmingsplan is door het college van burgemeester en wethouders vrijgegeven voor het wettelijk vooroverleg ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. Tevens is in het kader van participatie overleg gevoerd met de betrokken wijkraad in het plangebied . De gemaakte opmerkingen van de wijkraad en de reacties naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg, kunnen leiden tot aanpassing van het concept ontwerpbestemmingsplan Bakenes. Dit is verwerkt in paragraaf 7.4.
Vervolgens geeft het college van burgemeester en wethouders na bespreking in de commissie Ontwikkeling het ontwerpbestemmingsplan vrij voor ter visie legging conform art. 3.8 Wro. Na publicatie, wordt het ontwerp dan gedurende zes weken ter inzage gelegd. In die tijd kan door een ieder zowel mondelinge als schriftelijke zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad. De gemeente organiseert in deze periode een informatiebijeenkomst over het nieuwe bestemmingsplan.
Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtelijke aanpassingen zal de gemeenteraad - binnen 12 weken na afloop van de zienswijzentermijn - besluiten over de vaststelling van het bestemmingsplan.
Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom zes weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn). Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.
1.6 Leeswijzer Plantoelichting
Om een visie te ontwikkelen op een plangebied is het van belang om inzicht te krijgen in de bestaande situatie en het functioneren van een gebied. Daarnaast is een inventarisatie van beleidsdocumenten nodig omdat deze documenten immers het kader vormen voor de toekomstige ontwikkeling van een gebied.
Hoofdstuk 2 gaat in op de bestaande ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. Door eerst in te gaan op de ontstaansgeschiedenis van het gebied wordt de huidige verschijningsvorm voor een belangrijk deel verklaard. In dit hoofdstuk wordt verder aandacht besteed aan de in het plangebied voorkomende functies.
In hoofdstuk 3 passeren de voor het plangebied relevante beleidsdocumenten de revue. Sommige beleidsdocumenten zijn gebiedsgericht zoals het Structuurplan Haarlem 2020. Andere beleidsdocumenten hebben een meer thematische invalshoek, zoals het Haarlems Verkeers- en Vervoersplan en het Integraal Waterplan Haarlem. Per document wordt kort samengevat welke kaders er voor de inrichting en/of voor de functies in het plangebied zijn vastgelegd.
Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten en de resultaten van de verschillende onderzoeken. Het gaat hierbij om alle zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen. Het uitvoeren van onderzoeken en het maken van analyses van het plangebied is nodig overeenkomstig art. 3.1.2 van het Besluit op de ruimtelijke ordening.
In hoofdstuk 5 wordt de visie op het plangebied beschreven waarbij ingegaan wordt op de ontwikkelingen die momenteel in het plangebied spelen.
In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de juridische aspecten waarbij een toelichting op de planregels, bedrijvenlijst, verbeelding, waarderingskaart en de regeling voor bebouwing wordt gegeven.
In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de financiële uitvoerbaarheid, uitkomsten van de watertoets en de uitkomsten van het wettelijk overleg. Het tweede deel van hoofdstuk 7 wordt geschreven na afronding het vooroverleg en is daarom pas in het ontwerpbestemmingsplan aanwezig.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
In dit hoofdstuk wordt een historische schets van het bestemmingsplangebied Bakenes gegeven. Ook komt in dit hoofdstuk aan de orde wat de huidige situatie is met betrekking tot de ruimtelijke structuur en de functionele structuur. Projecten die al in uitvoering zijn worden in dit hoofdstuk meegenomen bij de beschrijving van de huidige situatie.
2.1 Historische Schets
Prestedelijke ontwikkeling
Het bestemmingsplangebied westelijk van de Bakenessergracht maakt deel uit van de langgerekte strandwal die bepalend is geweest voor de ontwikkeling en de ruimtelijke structuur van de stad. Het gebied oostelijk van de Bakenessergracht lag grotendeels net buiten de strandwal. Dit overwegend veenachtige gebied stak als een punt in de bocht van het Spaarne en was al vanouds van strategische betekenis. De Bakenes behoort tot één van de oudste gebieden van Haarlem. Reeds rond 990 na Chr. wordt Bakenes genoemd in historische documentatie. Hier stond volgens de overlevering de eerste vestiging van het Grafelijke hof dat van groot belang was voor het ontstaan van de stad. De aanduiding Oud-Haarlem voor dit gebied is een aanwijzing voor vroege prestedelijke bebouwing. Door een grote stormvloed in de 12de eeuw zal de bebouwing die hier eventueel gestaan heeft echter volledig van de kaart geveegd zijn.
Stedelijke ontwikkeling
Aan het eind van de 13de eeuw krijgt Haarlem een verdedigingsstelsel in de vorm van grachten en wallen. De Bakenessergracht maakt samen met het Spaarne, de Gedempte Oude Gracht en Nassaulaan deel uit van deze stadsvesten. De noordelijke stadsgracht lag even ten zuiden van de huidige Nieuwe Gracht. De Bakenessergracht liep gedeeltelijk door het moerassige veengebied van de Bakenesse en gedeeltelijk door de zandrug van de strandwal. De hoofdwegen westelijk van de Bakenessergracht zoals de Jansstraat lopen noord-zuid, de strandwal volgend. De overige, secundaire wegen en paden sluiten hier min of meer haaks op aan. Het gebied ten oosten van de Bakenessergracht is pas in het eerste kwart van de 14de eeuw definitief geschikt gemaakt voor bewoning. Het is in diezelfde eeuw dat het gebied van de Bakenesse, dat wil zeggen het gebied omgrensd door de Bakenessergracht, het Spaarne en Nieuwe Gracht, binnen de ommuring van Haarlem is getrokken. Het stratenplan in de Bakenesse werd deels bepaald door de loop van de Bakenessergracht, zoals de parallelle loop van de Bakenesserstraat en de straten die hier haaks op staan. Verder duidt het min of meer haaks kruisen van de straten op een zekere schematische indeling bij het bewoonbaar maken. De breedte van de straten was daarbij nooit meer dan 10 meter, voldoende voor het karrevervoer.
Bij de stadsommuring lag de stadsgrens in het verlengde van de Ridderstraat en Korte Jansstraat aansluitend op de oorspronkelijke plaats van de Catharijnebrug. De brug lag in het verlengde van de Papentorenvest, globaal gezien is dat de rechte lijn tussen de hoofdingang van het huidige politiebureau en molen De Adriaan. De noordgrens van de Bakenesse is later verschoven naar de Nieuwe Gracht. Dit vanwege de aanleg van de stadsuitbreiding Nieuwstad in de 17de eeuw (uitbreiding in noordelijke richting) en door de bouw in 1768 van het Grote Diaconiehuis, het huidige hoofdbureau van politie. Deze doorsneed de lijn van de Catharijnebrug naar de Korte Jansstraat/Ridderstraat.
Historische hoofdstructuur
De loop van het Spaarne, grachten, straten en stegen bepalen de hoofdstructuur van het plangebied. In de meeste gevallen is het tracé daarvan al eeuwenlang hetzelfde. Bruggen ontsloten de landwegen op strategische plaatsen over het water. Het verdwijnen van de Nicolaasbrug en het verplaatsen van de Catharijnebrug hebben afbreuk gedaan aan de helderheid van de historische stadsplattegrond. De nieuwe positie van de Catharijnebrug geeft een meer haakse aansluiting op de Koudenhorn.
De drie kerken uit de beginperiode van de Bakenes, de Waalse kerk-, Bakenesserkerk en Grote of St. Bavokerk (net buiten plangebied) zijn gebouwd en verder gevormd in de 13de, 14de en 15de eeuw. Door hun oriëntatie en aanleg zijn deze kerken bepalend voor de beleving van de directe omgeving en de structuur ervan. De Begijnhof- of Waalse kerk was het centrum van het begijnhof. De Bakenesserkerk had oorspronkelijk een voorplein aan de kant van de Bakenessergracht waarlangs men de kerk betrad. De ruimte van de Riviervismarkt en het Klokhuisplein wordt in sterke mate bepaald door de koorpartij van de Grote of St. Bavokerk. In de 19de eeuw is er in de Jansstraat de St. Josephkerk bijgekomen die met zijn terugliggende voorgevel een voorplein aan de straat vormt en ook aan de zuidelijke zijkant een extra breed straatprofiel heeft opengelaten. De kerkgebouwen vormen met hun massa, en vaak ook torens, landmarks in hun directe en wijdere omgeving.
De historische Begijnhof-ommuring is vanaf de reformatie al verdwenen. De plaats die het Begijnhof oorspronkelijk innam wordt thans nog het meest duidelijk gemarkeerd door de Waalse of Begijnhofkerk die het centrum van het hofje vormde. Van de huizen Begijnhof 24 en Goudsmidspleintje 1-2-3 is aantoonbaar dat die geheel of ten dele bij het Begijnhof hoorden. Van de overige bebouwing van het oorspronkelijke Begijnhof is weinig bewaard gebleven. De contouren van de huidige bebouwing zetten de historische situatie voort zonder dat de typische begrenzing nog herkenbaar is, vanwege het verdwijnen van de ommuring van het hof. Tussen het Begijnhof en de Bakenessergracht aan de oostkant en tussen de Jansstraat en het Begijnhof aan de westkant staan dubbele bebouwingsstroken. De grens van het begijnhof heeft hoogstwaarschijnlijk oorspronkelijk tussen de (elkaar soms vrijwel rakende) achterzijden van deze bebouwingsstroken gelopen.
De verschillende hofjes in het plangebied zijn met hun ommuring daarentegen goed herkenbaar maar voegen zich over het algemeen onopvallend en naadloos in het stedenbouwkundig patroon. Ze bewaren hun verrassing van een ruim binnenterrein tot bij het betreden. De nieuwbouw van het Johan Enschedéhof aan de Korte Begijnestraat sluit aan op die structuur. Alleen het Teylershofje vraagt met zijn imposante voorgebouw de aandacht aan de Koudenhorn. Aan de achterzijde, waar oorspronkelijk het bleekveld en de boomgaard van dit hofje was, kwamen omstreeks 1890 de typische huizen van de Teylershofjestraat die de symmetrie van het hofje bij de achteruitgang voortzetten.
Wijzigingen in historische structuur
De meest ingrijpende veranderingen van de middeleeuwse structuur hebben plaatsgevonden op het gebied tussen de Damstraat, Lange Begijnenstraat, Korte Begijnestraat, Bakenessergracht en Spaarne. Een schaalvergroting die al is ingezet in 1780 met de bouw van de ovale zaal van wat later Teylers Museum is gaan heten. Aansluitend op de ovale zaal volgt in 1878-1884 een forse uitbreiding met een nieuwe ingangspartij aan het Spaarne. Bij de laatste uitbreidingen in 1996 en 2000 is ook het bedrijfspand Zegelwaarden betrokken op de hoek van de Bakenessergracht en het Philip Frankplein, dat oorspronkelijk deel uitmaakte van het Enschede-complex. Het Enschede-complex nam met zijn gebouwen een belangrijk deel van het gebied tussen de Nauwe Appelaarsteeg en het Klokhuisplein in beslag, aansluitend op de directeurswoning op de hoek van de Damstraat en het Klokhuisplein. Inmiddels hebben de bedrijfsgebouwen van Enschede plaatsgemaakt voor de nieuwbouw van de rechtbank, die aan de noordzijde aansluit op de deels vernieuwde gebouwen van het concertgebouw. Het nieuwe Simon de Vrieshof, uitkomend op de Klokhuispoort ontsluit dit geheel.
De uitbreiding van het concertgebouw met onder andere een kleine zaal sluit aan op de nieuwbouw van de rechtbank. Met deze nieuwbouw en de Toneelschuur heeft het gebied tussen de Damstraat en de Korte Begijnestraat wat structuur betreft een ingrijpende metamorfose ondergaan. De oorspronkelijke verkaveling werd grotendeels verlaten, maar de grotere contouren van de bouwblokken zijn grotendeels bewaard bleven.
Minder ingrijpend (wat de structuur betreft) was de nieuwbouw van de rechtbank aan de Jansstraat. De verandering was hier al ingezet door de bouw van de rechtbank in 1887. Weliswaar is daar het binnenterrein ook grotendeels ingevuld door uitbreidingen maar die volgen in belangrijke mate de oorspronkelijke verkaveling. Ondanks het feit dat verschillende gebouwen een gezamenlijke functie kregen bleef de hoofdstructuur herkenbaar. De kleinschalige verkaveling werd nog duidelijker gehandhaafd bij de woningbouw aan de Vroonhof en 't Krom, maar daar is wel met een zekere vrijheid met de oorspronkelijke rooilijnen omgesprongen. De lege plaats op de hoek van 't Krom en de Vrouwestraat als gevolg van oorlogsschade is tot op heden niet ingevuld. De nieuwbouw op de hoek van de Jansstraat en de Korte Jansstraat vult met zijn massa de ruimte in van het bankgebouw dat hier tot 2000 stond.
2.2 Beschermd Stadsgezicht
Sinds 5 december 1990 is de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als 'beschermd stadsgezicht' in de zin van de monumentenwet 1988. Dit betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in het bestemmingsplan moet worden beschermd (ex art 36 van de monumentenwet). Het ministerie geeft in het aanwijzingsbesluit de volgende argumenten voor het opnemen van Bakenes als beschermd stadsgezicht,
Volgens het aanwijzingsbesluit hebben in het algemeen de volgende waarden aanleiding gegeven tot de aanwijzing van het gebied als beschermd stadsgezicht :
- de ontstaansgeschiedenis van Haarlem en de Haarlemmerhout op de strandwal aan het Spaarne is in het stratenpatroon herkenbaar bewaard gebleven;
- de ruimtelijke ontwikkeling heeft grotendeels binnen de structuur en schaal van de begin 17de eeuwse stad plaatsgevonden;
- het bebouwingsbeeld is in grote delen van de oude stad nog zeer samenhangend en waardevol;
- het gebied levert een beeld op dat van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid en zijn ruimtelijk structurele samenhang en
- de Bakenessergracht is een nog gave historische gracht.
2.3 Ruimtelijke Structuur
Het plangebied Bakenes is onderdeel van de binnenstad van Haarlem en is het oudste gedeelte van Haarlem. De stad is in de vroege Middeleeuwen ontstaan aan de rand van een strandwal, waar de oude handelsroute tussen Noord- en Zuid-Holland en de rivier het Spaarne elkaar het dichtst naderen.
Het overwegend noord-zuid georiënteerde stratenpatroon loopt parallel aan de strandwal en de hoofdrichting van het Spaarne. De straten hebben een enigszins bochtig verloop en variëren in breedte. Karakteristiek voor de buurt zijn de hofjes die zowel in afmeting als in opzet variëren.
Het plangebied is een zeer dichtbebouwd gebied, waar kleinschalige elementen, voornamelijk winkels, horecapanden en woningen worden afgewisseld door grote, soms solitair geplaatste elementen, zoals kerken, kantoren en musea. Ook de meeste binnenterreinen zijn volgebouwd, hoewel er in het kader van de stadsvernieuwing hier en daar binnenterreinen opengebroken zijn. De aaneengesloten bouwblokken bestaan uit afzonderlijke panden die haaks op de as van de straat gesitueerd zijn en in een strakke rooilijn staan. De verkaveling draait met de bochten in de straat mee. Doordat de panden direct aan de straat gelegen zijn, heeft het gebied, zoals een binnenstad betaamt, een stenig, stedelijk karakter. Voortuinen ontbreken nagenoeg. Bijgebouwen, waaronder achterhuizen en aanbouwen, zijn aan de achterzijde op de binnenterreinen gerealiseerd.
De hoogte van de bebouwing bedraagt over het algemeen 2 à 3 bouwlagen met een kap, langs het Spaarne en de Bakenessergracht soms iets meer, en wat lager in stegen en secundaire straten. De daken van de huizen zijn overwegend steil met hellingen tussen 45 en 60 graden. De nokrichting is voornamelijk loodrecht op de straat. De geveltypen zijn zeer gevarieerd: trapgevels, klokgevels en lijstgevels. De afwisseling hiervan is bepalend voor het ruimtelijk beeld van de straten. Uitzonderingen daarop vormen grotere gebouwen, meestal in een latere fase ontstaan en opgericht met een specifiek doel. Dat geldt voor het Teylers Museum, de voormalige broodfabriek aan de Bakenessergracht, de rechtbankgebouwen aan de Jansstraat en Damstraat, het Concertgebouw, de Toneelschuur en het Rozenkruisersgebouw aan de Zakstraat. Het gevelbeeld van deze gebouwen voegt zich over het algemeen naar de omgeving. Een uitzondering in negatieve zin vormt de nieuwbouw van het politiebureau op het noordelijk einde van de Bakenessergracht. Deze aanbouw aan het voormalige diaconiehuis detoneert in stedenbouwkundige zin en wat betreft ontwerpkwaliteit. De aanwezige zendmast versterkt dit negatieve beeld.
De bebouwing is over een periode van eeuwen tot stand gekomen, waardoor er een complete menging en rijke schakering van detaillering, kleur- en materiaalgebruik is ontstaan. Middeleeuwse panden staan naast recente invullingen en zeventiende-eeuwse panden kunnen een moderne winkelpui op de begane grond hebben. Met uitzondering van de Bakenesserkerk, de St. Jozefskerk, het Teylershof, hofje De Bakenes en het voormalig Diaconiehuis is de historische bebouwing opgebouwd uit afzonderlijk gebouwde smalle panden met een breedte van vier tot zes meter, langs delen van het Spaarne en de Bakenessergracht tot acht meter. Verspreid door het gebied komen bredere panden voor, vaak ontstaan door samenvoeging van twee smalle kavels, soms van duidelijk grotere omvang in relatie met een bijzondere functie. Een voorbeeld daarvan vormen de brouwerijen die vooral aan het Spaarne lagen waar de woning van de brouwer vaak gecombineerd was met het bedrijf.
2.4 Functionele Structuur
Bakenes is een belangrijk binnenstedelijk gebied van Haarlem dat door haar locatie de meest uiteenlopende en interessante functies herbergt. Op relatief maar een klein deel van de stad zijn hier historische kerken, bedrijvigheid en een mooie woonomgeving te vinden, alsook hoogwaardig cultureel aanbod, horeca en een prostitutiezone.
Een aantal belangrijke maatschappelijke functies, zoals de Rechtbank (Appelaar), de Philharmonie (Haarlems concertgebouw), de Toneelschuur en het Teylersmuseum zijn in Bakenes gevestigd en bezitten een (boven)stedelijk en zelfs nationaal bereik. Gezien de ligging aansluitend op de Grote Markt zijn de meeste horecagelegenheden aan de Lange Veerstraat, het Klokhuisplein en de Riviervismarkt gevestigd.
De bedrijvigheid is verspreid over het hele plangebied, vaak gemengd met wonen. De noordkant van het gebied wordt afgesloten door het oost-west georiënteerde voormalige Diaconiehuis, nu in gebruik als het hoofdbureau van de politie.
De sfeer van de binnengebieden wordt bepaald door de overwegend kleinschalige, historische bebouwing en de woonfunctie die daarin overheerst. Deze binnengebieden worden ervaren als rustige binnenstedelijke woonmilieus met een grotendeels kleinschalige en historische bebouwing.
Een nadere toelichting van de verschillende functies wordt hieronder uiteengezet.
Het bestemmingsplangebied Bakenes bestaat uit de deelbuurten Begijnebuurt (1.004) en Bakenes (1.005), alsmede het gedeelte van deelgebied Anegang (1.008) tussen de Berkenrodesteeg en de Damstraat.
Afbeelding 2.1: Deelbuurten
Wonen en bevolking
Gegevens van Onderzoek en Statistiek van de gemeente Haarlem over inwoners en woningen betreffen de deelbuurten Begijnebuurt (1.004) en Bakenes (1.005). Het gedeelte van de deelbuurt Anegang (1.008) ontbreekt in dit overzicht, maar het gaat slechts om een beperkt aantal woningen en inwoners. In 2012 woonden er in de buurten 1004 en 1005 samen 1188 inwoners in 743 woningen. Met name in de kleinschalige binnengebieden is de woonfunctie overheersend. De gemiddelde woningbezetting van 1,60 ligt onder het gemiddelde van 1,73 voor de Oude Stad en 2,12 voor Haarlem.
0- 5 | 5- 15 | 15- 25 | 25- 35 | 35- 45 | 45- 55 | 55- 65 | 65- 75 | 75-85 | 85+ | totaal | |||||||||||
Haarlem | 6% | 11% | 11% | 14% | 16% | 14% | 12% | 9% | 5% | 2% | 151.841 | ||||||||||
Bakenes | 4% | 6% | 10% | 17% | 16% | 16% | 16% | 11% | 3% | 1% | 1.188 |
Afbeelding 2.1 Inwoners naar leeftijdscategorie in 2012
De leeftijdsopbouw in Bakenes wijkt af van de leeftijdsopbouw in Haarlem. In Bakenes komen met 10 procent minder kinderen tot 15 jaar voor dan in Haarlem (17 procent) en iets meer 25-35 en 45-75 jarigen dan in Haarlem.
Eengezins-woning | Flatwoning/apparte- ment | Boven-/ benedenwoning | Woon- eenhe- den | Overige woningen | Totaal | ||||||
Bakenes | 31% | 11% | 30% | 27% | 1% | 743 | |||||
Haarlem | 52% | 30% | 12% | 5% | 1% | 71.606 |
Afbeelding 2.2 Woningvoorraad naar woningtype in 2012
Ten opzichte van Haarlem zijn er in de Bakenesserbuurt naar verhouding veel meer wooneenheden en boven/benedenwoningen en veel minder eengezinswoningen en appartementen. Hierdoor zijn er naar verhouding ook minder gezinnen met kinderen in de buurt dan in Haarlem.
< 1900 | 1900-1939 | 1940-1979 | 1980-1989 | 1990-2008 | onbekend | Totaal | |||||
422 | 158 | 1 | 59 | 91 | 12 | 743 |
Afbeelding 2.3 Woningvoorraad naar bouwperiode in 2012
De historische bebouwing typeert de sfeer van de Bakenesserbuurt. Van de woningen in de Bakenesserbuurt is 57 procent vóór 1900 gebouwd en 21 procent tussen 1900 en 1940. Tussen 1940 en 1980 is slechts één woning gebouwd. De nieuwbouw van de afgelopen twee decennia heeft met name rond 't Krom plaatsgevonden. In de Bakenesserbuurt komen naar verhouding met 47 procent iets minder koopwoningen voor dan in Haarlem waar dit 53 procent is. In de Bakenesserbuurt ligt met 39 procent naar verhouding een veel grotere nadruk op particuliere huurwoningen dan in Haarlem waar dit 15 procent is; en met 14 procent naar verhouding veel minder sociale huurwoningen dan de 32 procent in Haarlem.
Afbeelding 2.4 Leeftijdsopbouw in 2012
Afbeelding 2.5 Eigendom woningen in 2012
Afbeelding 2.6 Type woningen in 2012
Afbeelding 2.7 Bouwjaar woningen in 2012
Werkgelegenheid
Op basis van gegevens van Onderzoek en Statistiek van de gemeente Haarlem (gebaseerd op gegevens van de Kamer van Koophandel) stonden in 2012 binnen de deelgebieden Begijnebuurt (1.004) en Bakenes (1.005) samen 190 ondernemingen ingeschreven met 1.529 werknemers (inclusief zelfstandigen). Dit is exclusief 13 ingeschreven ondernemingen in het gedeelte van de deelbuurt Anegang (1.008). In de Begijnebuurt betrof het 77 ondernemingen met 1029 werknemers; in de Bakenes 113 ondernemingen met 50 werknemers. De grootste werkgevers binnen het plangebied zijn het Politiebureau aan de Koudenhorn, het Arrondissementsparket aan het Simon de Vrieshof en de Rechtbank aan de Jansstraat.
Afbeelding 2.8 Werkgelegenheid in 2012
Afbeelding 2.9 Werkgelegenheid naar type activiteit in 2012
Hoewel het plangebied van oudsher een plangebied is met kleine detailhandel en bedrijvigheid is de kleine bedrijvigheid de laatste decennia sterk teruggelopen. De bedrijven en voorzieningen bevinden zich met name langs de randen van het plangebied en de Bakenessergracht. Bedrijvigheid is vooral langs het Spaarne gesitueerd (Spaarne, Donkere Spaarne en Koudenhorn) en in mindere mate aan de Bakenessergracht en Jansstraat. Functies die voorkomen zijn bijvoorbeeld makelaar, scheepstimmerbedrijf, meubelmakerij en meubelverkoop, kledingreparatie, adviesbureau, kinderopvang, galerie, autoverhuurbedrijf, groenteboer, horeca. De ruime opzet langs het Spaarne met de ventweg maakt deze locatie meer geschikt voor bedrijvigheid dan de smalle binnenstraten in het gebied.
Prostitutie is gesitueerd aan het Begijnhof, de Begijnesteeg en aan de Korte Begijnestraat. Voor onderstaande adressen is een vergunning verleend.
- Janssstraat 63 a zit op begane grond een prostitutiebedrijf
- Jansstraat 67 - seksbioscoop op begane grond + 1e + 2e verdieping
- Korte Beijnestraat 27-29 - raamprostitutie op begane grond
- Begijnehof 4b zwart - raamprostitutiebedrijf met 1 raam
- Begijnehof 23 - raamprostitutiebedrijf op begane grond
- Begijnehof 26 - 2 ramen
- Lange Begijnstraat 1 - poortjesconstructie
Aan het Donkere Spaarne is een zwemschool gesitueerd met een binnenbad. Aan de kop van de Bakenessergracht (nr. 8 en 10) biedt het Leger des Heils dag- en nachtopvang aan dak- en thuislozen (25 slaapplaatsen). En aan de Koudenhorn 58 is een coffeeshop gevestigd.
Grootschalige maatschappelijk/culturele functies
De Toneelschuur
De Philharmonie en Toneelschuur zijn gelegen aan de Lange Begijnestraat. De Toneelschuur is een toonaangevend en eigentijds huis voor de Nederlandse toneel-, dans- en filmwereld. De Toneelschuur is uitgegroeid tot een theater waar vormverkennend en nieuw repertoire gemaakt en gepresenteerd wordt. Jaarlijks wordt een programma van toneel en moderne dans uit binnen- en buitenland gepresenteerd. In de filmzaal is een brede programmering te zien van de belangrijkste films uit het 'filmhuizencircuit'. Begin jaren negentig maakte de overweldigende groei van de publieke belangstelling het noodzakelijk om uit te gaan kijken naar nieuwe behuizing. Dit heeft geleid tot een nieuwbouwlocatie in de binnenstad waarbij de Toneelschuur is ingepast in de historische bebouwing. In 2003 is de nieuwe Toneelschuur geopend.
De Philharmonie
De huidige Philharmonie is het resultaat van de restauratie en nieuwbouw van het uit 1872 stammende concertgebouw van Haarlem. In juli 2001 werd het concertgebouw gesloten waarna de grote zaal volledig gerestaureerd werd, inclusief het internationaal bekende Cavaillé-Coll orgel. De klassieke zaal is teruggebracht met de ornamentiek en ramen. Er is een nieuwe kleine zaal gebouwd met een amfitheaterachtige opstelling van podium en stoelen. De nieuwbouw is verbonden met de oudbouw door de Foyer. In het centrale deel van de Foyer bevindt zich een atrium. Een drietal in grootte variërende salons in de oude bouwstructuur completeren het karakter van de nieuwe Philharmonie. De Philharmonie bied een gevarieerd muziekprogramma van klassiek tot populair. Ook vindt er zaalverhuur plaats voor congressen en evenementen.
Het Teylers museum
Het museum is genoemd naar Pieter Teyler van der Hulst (1702-1778), een vermogende Haarlemse laken- en zijdefabrikant. Als vertegenwoordiger van de Verlichting had hij grote belangstelling voor kunst en wetenschap. Op beide terreinen legde hij verzamelingen aan vanuit de gedachte dat kennis de mensheid kon verrijken. In zijn testament bepaalde hij dan ook dat zijn vermogen moest worden ondergebracht in een stichting, die onder meer de bevordering van kunst en wetenschap tot doel had. De uitvoerders van Teylers testament besloten een speciale ruimte te bouwen waarin voorwerpen van kunst en wetenschap verenigd zouden worden. In eerste instantie waren die voorwerpen niet bedoeld voor expositie. De boeken dienden voor studie, de natuurkundige instrumenten werden gebruikt voor demonstraties, terwijl over de tekeningen werd gediscussieerd tijdens kunstbeschouwingen. Fossielen en mineralen speelden een rol bij de openbare lessen. Al snel besloot men de collecties toch openbaar te maken. In 1779 kreeg Leendert Viervant (1752-1801) de opdracht tot het ontwerpen van een 'boek- en konstzael', achter Teylers woning aan de Damstraat 21. Deze Ovale Zaal werd in 1784 opengesteld voor bezoekers. Teylers Museum is hiermee het oudste openbare museum in Nederland. Vijftig jaar later vonden de eerste uitbreidingen voor de bibliotheek en kunstverzamelingen plaats. Bij het eerste eeuwfeest in 1878 besloot men tot de bouw van een nieuwe entree aan het Spaarne en de twee fossielenzalen en instrumentenzaal, nu de eerste zalen van het museum. Ruim honderd jaar later was het Teylers Museum weer aan uitbreiding toe. In 1996 werd een nieuwe vleugel geopend met een grote tentoonstellingszaal, een educatief paviljoen en een museumcafé. In 2002 werd het Teylers Museums Masterplan voltooid met de opening van een multimediaruimte, een nieuwe museumwinkel en een vernieuwde entreehal. In het museum zijn voorwerpen van kunst en wetenschap te zien: fossielen en mineralen, natuurwetenschappelijke instrumenten, bijzondere boeken en een collectie schilderijen, tekeningen, munten en penningen. De voorwerpen en kunstwerken zijn onderverdeeld in vijf verzamelgebieden. Het Fysisch Kabinet: natuurkundige instrumenten; Paleontologisch-Mineralogisch Kabinet: fossielen en mineralen; Kabinet der Kunstverzamelingen: schilderijen, tekeningen en prenten, beeldhouwwerken; Numismatisch Kabinet: munten en penningen; Natuurwetenschappelijke Bibliotheek: boeken en tijdschriften. Het Teylers museum is aangemeld om te worden opgenomen als UNESCO werelderfgoed.
Duidelijk is dat deze instellingen van grote betekenis zijn voor Haarlem, de regio en voor de toeristische wervingskracht van de stad.
2.5 Verkeer
Vrijwel het hele plangebied wordt gekenmerkt door een kleinschalige openbare ruimte. De straten zijn smal met over het algemeen weinig parkeergelegenheid. De enige uitzondering hierop is de weg langs het Binnen Spaarne (Koudenhorn). Dit is een brede tweerichtingsweg met een ventweg. Aan de ventweg is dwarsparkeren mogelijk. Voor de rest van het gebied geldt dat de historische structuur niet is berekend op het moderne intensieve autogebruik, maar meer geschikt is voor het langzaam verkeer. Sommige functies in het gebied, zoals de prostitutie en de grote maatschappelijke functies die er gevestigd zijn, kunnen ongewenst intensieve verkeersbewegingen aantrekken. Beperking van de toegang voor gemotoriseerd verkeer is daarom reeds toegepast. Bezoekers kunnen auto's parkeren in parkeergarage De Appelaer.
Gemotoriseerd verkeer
In het HVVP (2003) heeft de weg langs het Binnen Spaarne een aanduiding gekregen als gebiedsontsluitingsweg type B 50 km/uur. Dit type heeft een belangrijke functie voor de ontsluiting van het verblijfsgebied. De weg langs het Binnen Spaarne ontsluit het gebied in de noord- en zuidrichting. De overige wegen in het plangebied zijn erftoegangswegen.
Fietsers, voetgangers en openbaar vervoer
Binnen het plangebied maken de Spaarneoever en Damstraat deel uit van het hoofdfietsroutenetwerk en Lange Veerstraat, Klokhuisplein, Jansstraat, Korte Jansstraat en Zakstraat maken deel uit van de secundaire fietsroutes.
Over het algemeen kunnen voetgangers zich goed redden door de fijnmazige structuur van de wijk. Het plangebied is goed ontsloten door openbaar vervoer met het NS-station Haarlem en (bij het NS-station, Turfmarkt, Verwulft en Parklaan) diverse bushaltes op loopafstand. Binnen het plangebied is er een bushalte aan Koudenhorn.
2.6 Openbare Ruimte
Bakenes is een verdichte buurt zonder voortuinen, met nauwelijks openbaar groen en weinig speelruimte. Dit wordt gecompenseerd door de aanwezigheid van het Binnen Spaarne en de Bakenessergracht als kwalitatief zeer hoogwaardige openbaar toegankelijke openbare ruimte. Aan de achterzijde van bebouwing liggen hofjes en binnentuinen; verstilde groene plekken met een belangrijke historische en gebruiksbetekenis.
Aan de rand van het plangebied vormt het vernieuwde Klokhuisplein een hoogwaardige openbare ruimte. Na de recente restauratie van de panden en herinrichting van het plein zijn hier nieuwe horecavestigingen en terrassen gekomen. De combinatie met een verkeersluwe doorgang geeft het plein een passende dynamiek in deze omgeving. De positieve uitstraling van dit gebied waaiert uit naar de Riviervismarkt en het aansluitende deel van de Lange Begijnestraat, waar zich de entrees van de Toneelschuur en de Philharmonie bevinden. De doorgang onder de Klokhuistoren naar het Simon de Vrieshof biedt een nieuw perspectief op de nieuwbouw van de rechtbank en de uitbreiding van de Philharmonie. Het Philip Frankplein, aansluitend op de Nauwe Appelaarsteeg, is een restruimte gebleven met weinig charme. De aansluiting op de achtergevels van de Bakenessergracht is hier niet opgelost.
Historische waarden buitenruimte
Op de Bakenessergracht spelen de particuliere stoepen nog altijd een belangrijke en waardevolle rol in het grachtprofiel. De stoep als overgangselement tussen particulier en openbaar komt ook bij verschillende andere gevelwanden in het plangebied voor en vormt zonder uitzondering een waardevol, vaak ook schilderachtig element. Schilderachtig is ook de openbare ruimte rond de Waalse of Begijnhofkerk.
De brede ruimte van de kade van de Koudenhorn werd eertijds benut als ossenmarkt en houtmarkt, maar wordt thans vooral in beslag genomen door de verkeerswegen en groenvoorzieningen. Markante panden zoals het Teylershof en het huidige politiebureau aan de ene kant en het Spaarne met molen de Adriaan en de Catharijnebrug aan de andere kant bieden een hoogwaardig kader.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het gemeentelijke beleid belicht voor zover dat leidend is voor het bestemmingsplan. Eerst wordt kort ingegaan op de relevante (ruimtelijke) beleidskaders van Rijk en Provincie. Het rijks- en provinciaal beleid ten aanzien van archeologie wordt samen met het gemeentelijk beleid beschreven in de paragraaf archeologie in hoofdstuk 4. Het rijks- en provinciaal beleid met betrekking tot water en het beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland wordt samen met het gemeentelijk beleid beschreven in de paragraaf water.
3.1 Rijks- En Provinciaal Ruimtelijk Beleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het Rijk heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.
De belangen van het nationale ruimtelijke beleid worden geborgd in de AMvB Ruimte, een juridische vertaling van het rijksbeleid. De nationale ruimtelijke belangen omvatten globaal de nationale planologische principes zoals gebundelde verstedelijking, de ontwikkeling van de mainports, het kustfundament, de bescherming en ontwikkeling van een aantal groene en blauwe gebiedscategorieën en ruimtelijke garanties met betrekking tot defensiedoeleinden en energieproductie en -voorziening.
Voor onderhavig bestemmingsplan is vooral relevant de bevordering van krachtige steden. Behoud van het stedelijk draagvlak voor voorzieningen en van voldoende stedelijke “massa” en de daarbij horende economische agglomeratievoordelen is van groot belang.
Structuurvisie Noord-Holland 2040
In de provinciale structuurvisie zijn de uitgangspunten van het Rijk verder uitgewerkt. De provincie zet in op “kwaliteit door veelzijdigheid”. Het Noord-Hollandse landschap is namelijk gevarieerd, open, heeft hoge cultuurhistorische waarden en is over het algemeen goed bereikbaar vanuit de stad. Noord-Holland moet daarom aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. De identiteit van de landschappen in Noord-Holland zijn daarom in 2040 versterkt met behoud door ontwikkeling en door transformatie. De afwisseling tussen stad en open landschap is duidelijk herkenbaar.
Bestaande stedelijke woonmilieus dienen waar mogelijk verder te transformeren tot hoogstedelijke milieus. Bestaande werklocaties dienen waar mogelijk verder te intensiveren en herstructureren om nieuwe ontwikkelingen te accommoderen. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen blijft het landelijk gebied open en dichtbij. De hoogstedelijke milieus kenmerken zich door functiemenging, hoogwaardige culturele voorzieningen en een goede bereikbaarheid. Een belangrijke drager voor de toeristische aantrekkelijkheid, leefbaarheid en economie van Noord-Hollandse steden is detailhandel. De hoofdwinkelstructuur dient daarom beschermd en versterkt te worden.
Om het toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de Provincie Noord-Holland provinciale belangen benoemd. Deze vallen uiteen in drie hoofdbelangen: ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze zijn verankerd in de provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie. De structuurvisie en de provinciale verordening vormen enerzijds het toetsingskader voor de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van Noord-Holland (ruimtelijke kwaliteit) en anderzijds de juridische beleidsuitwerking.
In het kader van het hoofdbelang duurzaam ruimtegebruik worden gemeenten gestimuleerd het bestaand stedelijke gebied beter te benutten door de aanwijzing van het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG). Het BBG vervangt hiermee de rode contouren uit het oude Streekplan. Door te verdichten, stationslocaties en knooppunten optimaal te benutten, ondergronds te bouwen, en door woningbouwprogramma zoveel mogelijk te realiseren binnen het BBG, wordt intensivering en bundeling van stedelijkheid bevorderd. Hierdoor is ook een winst te behalen in het fiets- en OV-gebruik.
Het plangebied behoort tot het BBG. Voor ontwikkelingen binnen bestaand bebouwd gebied gelden geen aanvullende eisen uit de provinciale ruimtelijke verordening. Dit bestemmingsplan is niet in strijd met het provinciale beleid zoals vervat in de structuurvisie en met provinciale belangen zoals verwoord in de verordening.
3.2 Gemeentelijk Beleid
3.2.1 Structuurplan
Structuurplan binnenstad Haarlem
Het structuurplan binnenstad Haarlem (1990) is geldig gebleven bij het in werking treden van het Structuurplan Haarlem 2020. Het primaire beleidsdoel van het Struktuurplan binnenstad Haarlem is versterking van de centrumfunctie van de binnenstad. Dit wordt bereikt door verbreding van het draagvlak van de centrumvoorzieningen en door vergroting van de aantrekkingskracht van de binnenstad. Consolidatie van de bestaande structuur staat daarbij voorop. Kenmerkend voor het gebied is de multifunctionaliteit.
Het zuidwestelijk deel van het plangebied rond de Riviervismarkt, het Klokhuisplein en de Damstraat valt volgens het Struktuurplan binnenstad Haarlem binnen het randcentrumgebied en behoort tot het uitgaanscentrum van Haarlem. De rest van het gebied wordt getypeerd als 'overige binnenstad'. Het beleid binnen de 'overige binnenstad' is erop gericht bestaande concentraties aan kantoren en bedrijven te behouden. Inspanningen ter verbetering van woningen en woonmilieus hebben een zekere prioriteit. Als zich ruimtelijke mogelijkheden voordoen zullen deze worden aangegrepen om de woonfuctie te versterken. Uitbreiding van winkel- en horecafuncties wordt niet gestimuleerd. De nabijheid van het centrum staat borg voor een hoog voorzieningenniveau. De handhaving van bestaande kleine bedrijven en kantoren wordt voorgestaan mits hiervan geen overmatige hinder uitgaat.
Structuurplan Haarlem 2020
De gemeenteraad van Haarlem heeft op 20 april 2005 het Structuurplan Haarlem 2020 vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen de ruimtelijke ontwikkeling van de stad voor de komende 15 jaar. Ambities en wensen over gebruik van de (beperkte) ruimte zijn hierin vastgelegd. In de toekomst wil Haarlem de bestaande aantrekkelijkheid behouden en verder uitbouwen. Haarlem wil voor zijn inwoners een levendige en veilige stad zijn met veel aandacht voor een leefbare woonomgeving en voldoende voorzieningen voor alle leeftijdsgroepen.
Afbeelding 3.1 Uitsnede structuurplan Haarlem 2020
Het bestemmingsplangebied wordt aangeduid als behorend tot het centrumstedelijk gebied. Dit milieu wordt beschouwd als een kansrijk gebied voor functiemenging. De rustige woongebieden in de binnenstad moeten hierbij gerespecteerd worden. Conform deze systematiek kan de Bakenesserbuurt getypeerd worden als een rustig binnenstedelijk woonmilieu met aan de randen (kansen voor) functiemenging op bouwblokniveau. Combinaties van wonen en werken versterken hier het stedelijk klimaat. Bij intensivering van het ruimtegebruik zal ook een ruimtelijk kwalitatieve afweging plaatsvinden, waarbij stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden worden meegenomen.
3.2.2 Wonen
Haarlem kiest in de Woonvisie Haarlem 2012-2020 (2012) voor behoud en versterking van de aantrekkelijkheid van Haarlem als kwalitatieve goede woonstad. Wonen vormt een belangrijke factor bij de duurzame stedelijke ontwikkeling in Haarlem. Ruimtelijke kwaliteit geldt als uitgangspunt. In de Woonvisie zijn uiteenlopende maatregelen opgesomd die een bijdrage moeten leveren aan de doelstellingen. Daarbij wordt zorgvuldig omgegaan met behoud en versterking van historisch interessante woonwijken en beschermde stadsgezichten.
Haarlem is onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam. In dat verband zijn afspraken gemaakt over de regionale woningbouwopgave in het Regionaal Actie Programma (RAP). Hieraan zal Haarlem ook moeten bijdragen.
De grootste uitdaging ligt binnen de bestaande woningvoorraad. Het gaat om verduurzaming van deze voorraad en van de openbare ruimte, leefbaarheid en mobiliteit. Een kleinschaliger, meer organische aanpak past hierbij, met stapsgewijze, flexibele verbeteringen in plaats van grote masterplannen.
Het gemeentelijk woningbeleid heeft op het plangebied Bakenes maar een beperkt effect omdat er geen ruimte is voor grootschalige nieuwbouw of herstructureringsprojecten. Het behoud van de huidige hoogwaardige stedenbouwkundige kwaliteit staat voorop.
3.2.3 Detailhandel
Het winkelbeleid is vastgelegd in de Detailhandelsnota, Haarlem Winkelstad 2002-2012 (2002). Haarlem is de afgelopen jaren een paar keer verkozen tot de beste winkelstad van Nederland. De aantrekkingskracht op dagjesmensen en toeristen is daarom groot. Het beleid van de gemeente heeft tot doel de positie te verstevigen en hieraan bekendheid te geven binnen en buiten de regio. Daarnaast wil de gemeente het fijnmazige netwerk van winkels handhaven zodat iedere Haarlemmer binnen een redelijke afstand van zijn woning de dagelijkse boodschappen kan doen.
Het plangebied Bakenes ligt in het centrum van Haarlem. Het kernwinkelapparaat ligt op loopafstand. Om de positie van het kernwinkelgebied te verstevigen wordt er geen uitbreiding van detailhandelsfunctie voorgesteld in de Bakenes. Binnen het plangebied zijn vooral winkels aanwezig langs het Spaarne en in de Jansstraat.
3.2.4 Maatschappelijk
In het Structuurplan Haarlem 2020 zijn gebieden aangewezen die in potentie geschikt of kansrijk zijn om (nieuwe) sociaal-maatschappelijke voorzieningen te vestigen of te clusteren. Haarlem Maatschappelijk op de Kaart (2010) geeft inzicht in de ontwikkeling van aanbod en spreiding van de sociaal maatschappelijke voorzieningen. Tevens geeft het een handvat voor de ontwikkeling of bijstelling van het eigen gemeentelijk accommodatiebeleid, met aanbevelingen voor nieuwe vormen van gecombineerd gebruik of andere keuzen voor locaties en gebruik op het gebied van welzijn, onderwijs, zorg, cultuur en sport.
Vanuit diverse invalshoeken worden die met elkaar verbonden en wordt een richting gegeven voor ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren. Daarmee wordt een koppeling tot stand gebracht tussen sociaal en fysiek.
In het kader van duurzaamheid is meervoudig ruimtegebruik uitgangspunt. Zo is er is niet alleen maar sprake van een bouwopgave met uitbreidingsbehoefte. Kansen liggen er om de voorzieningenstructuur anders te organiseren waarbij de inzet van multifunctionele accommodaties een belangrijke rol speelt. In de wijk Bakenes ligt de zorgvoorziening Janshof en in directe nabijheid ligt de zorgvoorziening Janskliniek. De slaaphoek van het Leger des Heils is gelegen aan de Bakenessergracht.
Het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (SHO) geeft richtlijnen voor de verbetering van de onderwijshuisvesting en heeft als doelstelling te komen tot goede voorzieningen op de juiste locaties. Andere doelen zijn verbreding van de functies van de gebouwen en functionele flexibilisering van de gebouwen. Voor het vaststellen van de toekomstige investeringsbehoefte voor de schoolgebouwen zijn in het Strategisch Huisvestingsplan – Uitvoeringsplan 2007-2010 acht programmalijnen vastgesteld, waaronder de programmalijn Voortgezet Onderwijs. Binnen het plangebied wordt geen vernieuwing en uitbreiding voorzien van de onderwijsactiviteiten.
3.2.5 Verkeer en Vervoer
Het Haarlems Verkeers- en Vervoersplan (HVVP) beschrijft het beleid op het gebied van verkeer en vervoer voor een periode van 10 jaar. Het HVVP is een plan op hoofdlijnen. In het plan wordt een beschrijving gegeven van de hoofdstructuren voor het autoverkeer, openbaar vervoer en langzaam verkeer. Het HVVP heeft twee belangrijke doelstellingen: het vergroten van de leefbaarheid en het verbeteren van de bereikbaarheid. Dit betekent het aantrekkelijk maken van het gebruik van alternatieven voor de auto (fietsen en het gebruik van het openbaar vervoer) en geen nieuwe wegen in de wijken.
Langzaam verkeer
De fiets neemt in het Haarlemse verkeersbeleid een belangrijke plaats in. De fiets moet voor verplaatsingen binnen Haarlem een groter aandeel krijgen en dat moet ertoe leiden dat de auto voor korte afstanden niet hoeft te worden gebruikt. Hiervoor zet het HVVP in op drie beleidspunten: verbetering van bestaande fietsroutes en voorzieningen, bij kruisingen voorrang geven aan de fiets boven het autoverkeer en uitbreiding van het fietsnetwerk.
Uitgangspunt voor voetgangers zijn goede oversteekvoorzieningen en vermindering van de wachttijden bij verkeerslichten met extra aandacht voor kinderen, ouderen en gehandicapten.
Binnen het plangebied maken de Spaarneoever en Damstraat deel uit van het hoofdfietsroutenetwerk en Lange Veerstraat, Klokhuisplein, Jansstraat, Korte Jansstraat en Zakstraat deel uit van de secundaire fietsroutes. Bromfietsen zijn in het autoluwe binnengebied van het westelijk deel van de Bakenesserbuurt niet toegestaan.
Openbaar vervoer
Het HVVP gaat uit van verbetering van de bereikbaarheid door versterking van het regionale openbaar vervoernetwerk, een snellere doorstroming van bussen, het waar nodig faciliteren van de bus in wijken, en behoud van de goede multimodale regionale bereikbaarheid (per fiets, openbaar vervoer en auto).
Het plangebied is goed ontsloten door openbaar vervoer met het NS-station Haarlem en (bij het NS-station, Turfmarkt, Verwulft en Parklaan) diverse bushaltes op loopafstand. Binnen het plangebied is er een bushalte aan Koudenhorn.
Autoverkeer
In de filosofie van het HVVP wordt fietsgebruik in de stad gestimuleerd en het autoverkeer in de wijken zoveel mogelijk teruggedrongen. De fiets en voetganger krijgen voorrang op de automobilist (behalve op gebiedsontsluitingswegen type A). Geen uitbreiding van wegen in wijken en in de binnenstad. Het op het maaiveld parkeren wordt in de binnenstad beperkt, parkeren in garages wordt gestimuleerd. Het HVVP gaat door op de inzet uit de nota 'Haarlem Centrum Autoluw' dat erop gericht is de kwaliteit van de binnenstad te verbeteren, door onder andere het onmogelijk maken van doorgaand verkeer door de binnenstad. Het autoverkeer wordt via ontsluitingswegen zo direct mogelijk vanuit de verblijfsgebieden naar de randen van het gebied geleid. Dit houdt in dat het verkeer zo snel mogelijk uit de 30 km-gebieden richting de 50 km/u wegen wordt geleid. Het verkeer wordt om de binnenstad heen geleid, zoveel mogelijk over de tangenten. Voorts wordt ingezet op verbetering en uitbreiding van het fietsnet en realiseren van stallingen bij stations.
In het HVVP wordt het wegennet gecategoriseerd met als doel een veiliger en leefbaarder stad. Door de categorisering ontstaan stadsleefgebieden waar gebiedsvreemd verkeer zoveel mogelijk geweerd wordt. Een stadsleefgebied bestaat uit verblijfsgebieden waarbinnen een 30 km/h regime uitgangspunt is. De wegen binnen een verblijfsgebied zijn erftoegangswegen; gewone woonstraten die reeds zijn of worden ingericht als verblijfsgebied. Deze straten zijn geschikt voor fietsen en eventueel voor parkeren. Autoverkeer dat de stadsleefgebieden in- of uit wil wordt via ontsluitingswegen type B naar de randen van het gebied geleid. Ook hier wordt gebiedsvreemd verkeer zoveel mogelijk geweerd. Vervolgens wordt het verkeer via categorie A wegen afgewikkeld. Deze wegen, die deel uitmaken van de hoofdstructuur van de stad, zijn bestemd voor doorgaand verkeer en verkeer dat de stad in- en uitgaat. De wegen binnen het plangebied maken geen deel uit van de hoofdaanrijroutes van de hulpdiensten of van de wegen waar verkeersbeperkende maatregelen ongewenst zijn vanuit het oogpunt van de hulpdiensten.
In het HVVP (2003) heeft de weg langs het Binnen Spaarne een aanduiding gekregen als gebiedsontsluitingsweg type B 50 km/uur. Dit type heeft een belangrijke functie voor de ontsluiting van het verblijfsgebied. De weg langs het Binnen Spaarne ontsluit het gebied in de noord en zuidrichting. De overige wegen in het plangebied zijn erftoegangswegen en maken deel uit van een 30 km/uur gebied. Parkeren bij bouwplannen wordt in beginsel op eigen terrein opgelost conform de geldende parkeernormering. Vanaf de Damstraat en vanuit de parkeergarage de Appelaer mag alleen in de zuidrichting het Spaarne op gereden worden. Vanaf de Bakenessergracht kan het gebied ook in de noordrichting via de Korte Jansstraat en Jansstraat uitgereden worden. In de Jansstraat is autoverkeer alleen in de noordrichting toegestaan. De Riviervismarkt, het Klokhuisplein en de Damstraat zijn autoluwe straten waar alleen laden en lossen is toegestaan. Ook de hierop aansluitende straten en stegen van het binnengebied tussen de Jansstraat en Bakenessergracht zijn autoluw. De Korte Begijnestraat is aan de zijde van de Bakenessergracht eveneens voorzien van dynamische afsluitpalen.
De wegen binnen het plangebied maken deel uit van een 30 km/uur gebied m.u.v. de wegen die langs het Spaarne lopen. In principe wordt er in een 30 km/uur gebied geen asfaltverharding toegepast, waaraan in dit geval reeds voldaan wordt. Verder zijn de wegen binnen het gebied gelijkwaardig; op kruispunten wordt hierom geen voorrangssituatie ingesteld. Verkeer van rechts heeft voorrang. Parkeren bij bouwplannen wordt in beginsel op eigen terrein opgelost conform de geldende parkeernormering.
3.2.6 Water
Vanaf 22 december 2009 de nieuwe Waterwet ingegaan. Deze nieuwe Waterwet regelt het beheer van grond- en oppervlaktewater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op basis van deze wet is in december 2009 het Nationaal Waterplan vastgesteld.
In het Nationaal Waterplan worden antwoorden geformuleerd op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeren in een duurzaam waterbeheer voor Nederland.
Waterbeheerplan Rijnland
In het Waterbeheerplan 2010-2015 geeft het Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna te noemen: Rijnland) zijn ambities aan en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De drie hoofddoelen zijn [1] veiligheid tegen overstromingen, [2] voldoende water en [3] gezond water.
Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen.
Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op www.rijnland.net.
Rijnland's Keur en Beleidsregels
Rijnland dient haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder adequaat te kunnen uitvoeren.
De “Keur” is een verordening van de waterbeheerder met juridisch bindende regels (gebod- en verbodsbepalingen). Zo zijn werken en werkzaamheden in en bij waterkeringen (dijken, kaden, duinen) en watergangen (sloten, vaarten, plassen) zonder of in afwijking van een vergunning op grond van de Keur niet toegestaan. Ook het aanbrengen van verhard oppervlak (bebouwing, bestrating) en het onttrekken van grondwater zijn in veel gevallen vergunningplichtig.
In de “Beleidsregels” die bij de “Keur” horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De “Keur en Beleidsregels” van Rijnland zijn te vinden op www.rijnland.net
Rijnland's beleid Riolering en afvalwaterzuivering
Rijnland geeft de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater. Naast een voorkeursvolgorde voor afvalwater geldt voor de behandeling van hemelwater de zorgplicht. Rijnland geeft daarbij de voorkeur aan brongerichte maatregelen boven 'end-of-pipe' maatregelen. Hierbij geldt de volgende toelichting:
- Hemelwater kan de capaciteit van riolering en zuivering aanzienlijk belasten. Dat is niet wenselijk en vaak ook niet nodig. Zeker bij nieuwbouw ontwikkelingen is het gescheiden aanbieden van hemelwater en afvalwater vaak een doelmatige maatregel. Rijnland volgt hierbij een de voorkeursvolgorde (rijksbeleid), waarbij voorop staat het voorkomen van het ontstaan van afvalwater. Als er afvalwater is het zoveel mogelijk beperken van verontreiniging en waar mogelijk afvalwaterstromen scheiden. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). De uiteindelijke afweging wordt lokaal gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.
- Het te lozen hemelwater mag geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater veroorzaken. Maatregelen om dit te bereiken zijn duurzaam bouwen, infiltratie, het toepassen van berm- of bodempassage en straatkolken met extra voorzieningen. Als ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel.
Integraal Waterplan Haarlem
De gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben eind 2004 het Integraal Waterplan Haarlem vastgesteld. Centrale doelstelling van het Integraal Waterplan is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Het plan functioneert als strategisch kader voor gerelateerde beleidsvelden zoals het grondwater-, afvalwater-, en baggerbeleid. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor oppervlaktewater nodig.
Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten. Doelstelling voor het oppervlaktewater is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water. Als streefbeeld heeft de gemeente voor ogen een verbeterd waternetwerk dat uitgebreid is met nieuw water.
In het plangebied Bakenes zijn geen nieuwe waterverbindingen voorzien.
Gemeentelijk Rioleringsplan
Het GRP is een beleidsmatig en strategisch plan waarin het verbreed rioleringsbeheer (incl. financiën) en de visie op riolering voor de langere termijn worden beschreven. Met het GRP beschikt de gemeente over een instrument om systematisch inzicht te krijgen in de te beheren en onderhouden rioleringsobjecten en de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de wettelijke (milieu)eisen. Door het opstellen van het GRP wordt het verbreed rioleringsbeleid inzichtelijk en toetsbaar. Er zijn vier doelstellingen voor het GRP van toepassing, te weten:
- het doelmatig inzamelen van het afvalwater en het hemelwater;
- het transporteren van het rioolwater naar een geschikt lozingspunt;
- het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast;
- het beperken van vervuiling door overstorten middels aanleg van randvoorzieningen (o.a. BBB's) en afkoppelen.
3.2.7 Groen
Het Groenstructuurplan (1991) is erop gericht de groenstructuur vast te leggen en te versterken. De hoofdgroenstructuur is tevens vastgelegd in het Structuurplan Haarlem 2020. Doelstelling is zowel versterking van groen met ecologische waarde als van groen met stedelijke waarde. Dit wordt bereikt door
- 1. het in stand houden en versterken van de bestaande stedelijke hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur;
- 2. door uitbreiding van (kleinschalig) groen vooral in dichtbebouwde laagbouwwijken met een tekort aan buurtgroen;
- 3. door het vergroten van de gebruiksintensiteit van het bestaande groen door de inrichting beter af te stemmen op recreatief gebruik;
- 4. door het verbeteren van de toegankelijkheid en bereikbaarheid voor langzaam verkeer en
- 5. door herkenbare, aantrekkelijke en doorgaande recreatieve routes voor langzaam verkeer.
Het plangebied is een verdichte buurt zonder voortuinen. Het gebied kent een hoge bebouwingsdichtheid met gesloten bouwblokken en smalle straten. De binnenterreinen zijn klein en veelal volgebouwd. Binnen het gehele plangebied is een tekort aan groen. De straten staan vol met auto's en bieden nauwelijks ruimte voor groen.
Bomen vormen een belangrijk tegenwicht voor de verstening van onze leefomgeving, scheppen geborgenheid en maken de stad tot een plek waar mensen willen zijn en elkaar willen ontmoeten. In Haarlem zijn in totaal 58.000 bomen die staan in de plantsoenen, parken en langs straten, begraafplaatsen, kinderboerderij, sportcomplexen en openbare speelgelegenheden. Het Bomenbeleidsplan 2009-2019 (2010) geeft de visie van de gemeente Haarlem op bomen en schept samenhang in de uitvoering van het bomenbeleid. Doel is te komen tot een gezond, veilig en goed onderhouden bomenbestand. Met het Bomenbeleidsplan is de hoofdbomenstructuur vastgesteld. Daarnaast is de Haarlemse Monumentale Bomenlijst 2009 vastgesteld voor de gemeentelijke,monumentale bomen. Deze wordt in 2012 aangevuld met de particuliere monumentale bomen.
Gezien de tekorten aan stedelijk groen, gerelateerd aan het landelijke gemiddelde dient hoge prioriteit te worden gegeven aan uitbreiding enerzijds en instandhouding anderzijds van het groenareaal. Uitgangspunten voor de bomenstructuur is het maken van een samenhangend structuurbeeld als toetsingskader en als streefbeeld voor een verdere uitbouw en verbetering van het Haarlemse bomenbestand. De kwaliteit van het bomenbestand dient te worden verbeterd. Dit betekent onder meer het toepassen van ecologisch waardevolle soorten met een lange looptijd, het verbeteren van de standplaatsen en het uitbreiden van de onderhoudsintensiteit.
De bomen langs de Spaarneoever maken onderdeel uit van de hoofdbomenstructuur. Dit zijn lijnen die ruimtelijk en functioneel van belang zijn. Gelet op bovenstaande doelstelling is het van belang deze groenstructuur te behouden.
Afbeelding 3.1: Hoofdbomenstructuur
Oude en bijzondere bomen zijn zeer beeld- en sfeerbepalend en geven een extra dimensie aan de openbare ruimte. Oude bomen dragen de omgevingsgeschiedenis van vele jaren met zich mee. Daarom wil gemeente Haarlem deze monumentale bomen extra beschermen. Hiervoor zijn alle gemeentelijke monumentale bomen geïnventariseerd en op de Haarlemse Monumentale Bomenlijst (2009) geplaatst. Het betreft bomen van minimaal 80 jaar dan wel herdenkingsbomen of bomen met een grote dendrologische waarde (zeldzame soort of variëteit of bijzondere natuurlijke groeivorm). De bomen zijn beeldbepalend en/of hebben een cultuurhistorische waarde (herdenkingsbomen, markeringsbomen, kruis/kapelbomen, bijzondere snoeivormen) en/of natuurwaarde (er leven zeldzame planten of dieren in), en de minimale levensverwachting is 10 jaar.
Vanwege de waarden van monumentale bomen zal in beginsel geen omgevingsvergunning voor de activiteit kappen worden verleend, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of bijzondere situatie (zie artikel 5.1 Bomenverordening Haarlem).
Afbeelding 3.2 Monumentale bomen in de openbare ruimte van Bakenes
De Monumentale bomen zijn onderverdeeld in vier categoriën en als zodanig ook op kaarten terug te vinden door middel van gekleurde stippen.
Een landelijk monumentale boom (rood) is een boom van 80 jaar of ouder die op de landelijke lijst van de Bomenstichting staat of daarvoor aangemeld is (landelijk monumentaal). Een plaatselijk monumentale boom (groen) is een boom van 80 jaar of ouder die van Haarlems belang is plus de gedenkbomen. Een aankomend monumentale boom (blauw) is een boom van 50 jaar tot 80 jaar met potentie om monumentaal te worden. Een waardevolle boom (roze) is een boom die aangeplant wordt om minstens 100 jaar te worden. Buitengewone aandacht is hierbij besteed aan groeiplaatsomstandigheden om de boom te helpen oud te worden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt in de praktijk via de verplichte groentoets erg zorgvuldig met monumentale bomen omgegaan.
3.2.8 Sport en recreatie
Recreatie speelt een belangrijke rol in onze samenleving. De gemeente richt zich hierbij op de zorg voor voldoende recreatievoorzieningen dicht bij huis en de bereikbaarheid van recreatievoorzieningen voor de gebruikers. In de Recreatienota (1997) wordt langzaam verkeer voor recreatieve doeleinden gestimuleerd. Haarlem is omgeven door waardevolle natuur- en recreatiegebieden. De duingebieden, het recreatiegebied Spaarnwoude en het groengebied Haarlemmermeer vervullen een belangrijke functie voor de recreërende Haarlemmer. Met betrekking tot het ontwikkelen van recreatieve waarden sluit de Recreatienota aan op de uitgangspunten van het Groenstructuurplan.
Aan het Binnen Spaarne is een botenverhuur gevestigd en aan het Donkere Spaarne is een zwemschool met een binnenbad gevestigd.
Haarlem stimuleert een gezonde en verantwoorde sportbeoefening. Sport wordt ingezet als middel om een aanvullende bijdrage te leveren aan de sociaalmaatschappelijke cohesie en op beleidsterreinen als volksgezondheid, jeugd- en jongerenwerk en integratie. De afgelopen jaren heeft de gemeente Haarlem veel geïnvesteerd in haar sportbeleid om sporten voor Haarlemmers toegankelijk, laagdrempelig en uitdagend te maken. De gemeente zal zich op basis van Haarlem Sport! Agenda voor de Sport 2010-2014 (2010) inzetten op het vergroten van de sportparticipatie.
Een goed spreiding van speelvoorzieningen zowel op buurt-, wijk- als stadsdeelniveau is gewenst. In het Speelruimteplan Haarlem (2000) wordt in eerste instantie gemikt op bespeelbare open ruimte, in tweede instantie gaat het om speeltoestellen. Formele speelplaatsen zijn vooral gewenst waar de informele speelruimte onvoldoende aanwezig is of de openbare ruimte ongeschikt is om te spelen. Het speelaanbod in het plangebied is beperkt.
3.2.9 Prostitutie
In de Bakenesserbuurt is een aantal legale prostitutiebedrijven gevestigd. Op 1 oktober 2000 is de opheffing van het strafrechtelijk bordeelverbod in werking getreden. Hierdoor is prostitutie een legale bedrijfstak geworden. Sinds de legalisering van prostitutie hebben gemeenten de bevoegdheid op grond van de Gemeentewet om prostitutie te reguleren. De gemeente Haarlem heeft dat gedaan met de vaststelling van haar prostitutiebeleid in de Prostitutienota (2000). Doel van deze nota was regulering en beheersing van de exploitatie van seksinrichtingen en escortbedrijven naar aard, omvang en aantal. Dit beleid behelste de invoering van een vergunningstelsel voor seksinrichtingen en escortbedrijven. Hieraan is een maximeringsbeleid van het aantal seksinrichtingen en escortbedrijven gekoppeld om de vestiging van nieuwe bedrijven en de ongewenste uitbreiding van deze bedrijven te voorkomen.
De gemeenteraad heeft ter regulering van de prostitutiebranche algemeen verbindende regels vastgesteld in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Haarlem. Straatprostitutie is in Haarlem verboden. De raamprostitutie, poortjesconstructies en besloten huizen (niet herkenbaar van buitenaf) mogen niet uitgebreid worden ten opzichte van de situatie van 1 juni 2000 die is vastgelegd in de nota. Vergeleken met steden van gelijke grootte is de prostitutiebranche in Haarlem overigens van geringe omvang.
Evaluatie prostitutiebeleid (2006)
Eind 2006 is het Haarlemse prostitutiebeleid geëvalueerd. In deze evaluatie wordt geconcludeerd dat er twee kanten zijn aan het prostitutiebeleid. Het beleid is succesvol daar waar het gaat over beheersbaarheid van de legale prostitutie branche. Vanaf 2003 (toen de handhaving van het beleid daadwerkelijk van start ging) was een kentering waarneembaar en werden steeds minder illegale prostituees en misstanden aangetroffen in de vergunde prostitutiebedrijven. Door het strenge vestigingsbeleid zijn er nauwelijks vestigingsmogelijkheden voor het starten van nieuwe bedrijven. Mogelijk kan dit een prikkel vormen voor bedrijvigheid in de illegale sector. Eindconclusie van de gemeentelijke evaluatie was dat het beleid een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de beheersing en sanering van de prostitutiebranche. De sociaal maatschappelijke situatie van de prostituees in de legale sector geeft geen aanleiding het prostitutiebeleid bij te stellen. Voorts concludeert het college dat er op grond van de evaluatie geen reden is voor zelfgenoegzaamheid. Dit gezien de mogelijke verschuiving van strafbare en gedwongen vormen van prostitutie naar de illegale, verborgen sectoren van de branche en dan met name de escortbranche. De noodzaak van intensief toezicht vanuit de overheid op de prostitutiebranche in brede zin wordt benadrukt. Ook krachtig optreden tegen misstanden teneinde normalisering van deze bedrijfstak te bewerkstelligen wordt benadrukt.
Naar de effecten van de legalisering van de prostitutiebranche is in opdracht het Ministerie van Justitie landelijk deelonderzoek gedaan. Het college heeft met de commissie Beheer afgesproken de uitkomst van dit deelonderzoek af te wachten en op basis daarvan de discussie over het vestigingsbeleid te zijner tijd af te ronden. Het deelonderzoek is in 2007 beschikbaar gekomen. In november 2007 is hierover een brief aan de commissie Beheer gezonden.
Landelijk deelonderzoek en afronding discussie vestigingsbeleid
In opdracht van het Ministerie van Justitie is deelonderzoek uitgevoerd (in het kader van de tweede evaluatie van de wettelijke opheffing van het bordeelverbod) naar de aard en omvang van het illegale segment van de prostitutiebranche. Hieruit is gebleken dat geen vlucht waarneembaar is naar de illegaliteit. In dit deelonderzoek kan niet worden geconcretiseerd wat de aard, omvang en uitingsvormen zijn van het illegale segment van de prostitutiebranche. Er zijn dan ook geen concrete aanwijzingen gevonden voor een verschuiving naar de illegale segmenten van de branche binnen regio's waar de regelgeving stringent wordt gehandhaafd.
Op grond van de uitkomsten van het landelijk evaluatie-onderzoek lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de afname van het aantal legale prostitutiebedrijven niet wordt veroorzaakt door het restrictief vestigingsbeleid voor de prostitutiebedrijven. Het vestigingsbeleid in Haarlem is daarom niet aangepast.
In de prostitutieverordening wordt het algemene woord 'seksinrichtingen' gebruikt om alle prostitutiegerelateerde bedrijven aan te duiden. Dit zijn (raam)prostitutiebedrijven, erotische massagesalons, seksbioscopen, seksautomatenhallen en sekstheaters of parenclubs. In de Bakenesserbuurt zijn aan de westzijde van de Bakenessergracht enkele seksinrichtingen gevestigd rondom en vlakbij het Begijnhof. De vormen van seksinrichtingen die daar voorkomen zijn: raamprostitutie, poortjesconstructie (raamprostitutie met toegang via poortje waarvoor betaald dient te worden) en aan de Jansstraat een seksbioscoop.
Het beleid geeft aan dat uitbreiding van het aantal seksinrichtingen naar aard, omvang en aantal niet is toegestaan. Dit betekent dat bijvoorbeeld een bordeel niet omgezet mag worden naar raamprostitutie.
3.2.10 Ruimtelijke kwaliteit
In het Handboek Inrichting Openbare Ruimte 2007(HIOR) is de uitstraling van de binnenstad voor een groot deel vastgelegd. Opgenomen is een visie op de inrichting van de openbare ruimte (inclusief groen) en richtlijnen voor de toe te passen materialen, profielen, details en objecten, waarmee bij ontwerp, inrichting , uitvoering en beheer rekening moet worden gehouden. Het HIOR kan als instrument gebruikt worden bij kwaliteitsverbetering van met name bestaand groen. Het doel van de HIOR is te komen tot een kaderstellende en samenhangende visie op de openbare ruimte, die bovendien is uitgewerkt in concrete voorschriften voor de inrichtingen van de openbare ruimte van de binnenstad, gericht op een beheerbaar en uitvoerbaar straatbeeld van goede ruimtelijke kwaliteit.
In de nota Ruimtelijke Kwaliteit wordt een integrale stadsbrede visie gegeven op ruimtelijke kwaliteit die voor ieder nieuw ruimtelijk plan de basis vormt. Met de visie wil Haarlem kernachtig uitdragen waar haar kracht en haar ambitie ligt. De relatie tussen duurzaamheid, in de zin van toekomstbestendigheid en de kwaliteit van de leefomgeving, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk thema van de visie. Er zijn tien gouden regels geformuleerd die een prioriteit voor ruimtelijke ontwikkeling in Haarlem uitspreken.
Bakenes behoort als deel van de historische kern tot het gebied waarvoor een "Beschermende Regie" geldt. Deze is gericht op het behouden en versterken van de zichtbare relatie tussen geschiedenis, (inrichting van de) openbare ruimte, architectuur en functie. Nieuwe ontwikkelingen moeten de bestaande kwaliteiten versterken, repareren en verrijken. De samenhang tussen open en bebouwde ruimte, de functionele relaties, de diversiteit en de maat en schaal mogen niet worden verstoord.
Het gebied maakt deel uit van de gebiedstypering "historische kernen" en is als volgt omschreven:
"Ligging van de kern en loop van de hoofdstraten hangt samen met ondergrond en waterlopen. Aaneengesloten straatwanden, bestaande uit onderling sterk verschillende individuele gebouwen, direct aan straat of dijk. Stenige openbare ruimte met een harde overgang tussen openbaar en privé. Veel historische en monumentale gebouwen met bijzondere detaillering."
Elke nieuwe ontwikkeling zal hierop beoordeeld worden, hiervoor zijn beoordelingscriteria opgesteld.
Nota Dak
De gemeenteraad heeft op 28 juni 2012 de nota Dak vastgesteld. Deze nota is een bijlage van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. In de nota Dak is vastgelegd hoe het Haarlemse daklandschap op een duurzame manier kan bijdragen aan enerzijds het behouden en vergroten van de ruimtelijke kwaliteit en anderzijds aan een intensievere ruimtegebruik.
Zonne-energie: Vanuit duurzame overwegingen (o.a. de ambitie Haarlem klimaat Neutraal in 2030) en vanuit het oogpunt van kostenbesparing is de opwekking van zonne-energie van groot belang. In Haarlem zijn veel kansen voor de toepassing van producten om zonne-energie op te wekken. Afhankelijk van het type dak (plat of hellend) en de oriëntatie ervan kan het rendement worden bepaald. In de Nota Dak zijn de kansen en mogelijkheden van de toepassing van zonne-energie uitgewerkt. In het bestemmingsplangebied Bakenes zijn volgens de Nota Dak mogelijkheden voor zonne-energie maar dit is kwetsbaar in verband met ruimtelijke kwaliteit. In de regels van dit bestemmingsplan is de aanleg van zonnepanelen mogelijk gemaakt maar hierbij is rekening gehouden met de zichtbaarheid en de aantasting van de cultuurhistorische waarden.
Windenergie: De interesse in kleinschalige gebouwgebonden windmolens neemt nog steeds toe. De verwachting is dat de aanschafprijs verder omlaag zal gaan en de opbrengst omhoog. Het plaatsen van kleinschalige windmolens heeft uiteraard visueel meer gevolgen dat de toepassing van de minder zichtbare zonne-energiesystemen. Met name hogere gebouwen lenen zich voor het plaatsen van kleinschalige windmolens. Door het toestaan van individuele molens kan echter verrommeling van het gebied ontstaan. Om die reden dienen kleinschalige windmolens ruimtelijk goed ingepast te worden. Dat wil zeggen dat de molen een onderdeel wordt van het ontwerp, zowel van het gebouw als van de omgeving.
Het bestemmingsplangebied Bakenes is geen gunstig windgebied, de voorzieningen zijn enkel mogelijk op hoge niet monumentale bebouwing mits zorgvuldig ontworpen.
Utilitaire voorzieningen: Binnen het beschermd stadsgezicht moeten utilitaire voorzieningen volledig zijn geïntegreerd in het daklandschap en mogen niet zichtbaar zijn vanaf de straat.
Er wordt momenteel een Structuurvisie Openbare Ruimte (SOR) opgesteld. In de eerste fase van de opstelling van deze Structuurvisie is een hoofdlijnennotitie opgesteld. Bij het opstellen van deze verkenning zijn drie ijkpunten gebruikt, die ook terugkomen als uitgangspunten in rijks- en provinciaal beleid. Dat zijn [1] bereikbaarheid, [2] kwaliteit leefomgeving en [3] economische groei. Deze ijkpunten zijn in de hoofdlijnennotitie gebruikt als toetsingscriteria en helpen daarom bij de beargumentatie van expliciete keuzes en het inzichtelijk maken van de verwevenheid van de thema’s.
De uiteindelijke SOR zal kwantitatief aangeven wat en waar bepaalde ingrepen in de openbare ruimte worden gerealiseerd. Datum van vaststelling is nog niet bekend.
3.2.11 Bufferzone Teylers Museum
Bufferzone Teylers Museum
Het Teylers Museum is in april 2011 samen met tien andere Nederlandse erfgoederen op de Voorlopige Lijst Werelderfgoed van UNESCO gezet. Het gaat hierbij om onvervangbaar erfgoed van uitzonderlijke universele waarde. Om de authenticiteit en de integriteit van het erfgoed te beschermen dient het object nationaal beschermd te zijn middels wetgeving, waarbij het niet alleen om het object zelf gaat, maar ook om de ruimtelijke kaders daarvan. De ruimtelijke begrenzing van het object is zodanig gekozen dat de uitzonderlijke kwaliteiten hiervan afdoende wordt beschermd. Rondom het te beschermen object is daarom een zogeheten bufferzone gelegd die bepaald is op basis van de directe omgeving van het museum en de zichtlijnen vanuit de omgeving naar het museum. De bufferzone ligt om het Teylers Museum heen en moet met name het vrije uitzicht garanderen. Dat betekent beperkingen aan het gebruik en de ontwikkeling van het gebied. Het gaat bijvoorbeeld om het voorkomen van belendende nieuwbouw van een geheel andere maat en schaal of karakter, waardoor de visuele integriteit van het erfgoed wordt aangetast.
Afbeelding 3. Bufferzone Teylers
Het beschermingsregime van het Teylers Museum wordt door middel van de monumentenwet, de gemeentelijke monumenten verordening, de Nota Ruimtelijke kwaliteit en de waarderingskaart van het bestemmingsplannen Bakenes, Burgwal en Oude stad geregeld.
- 1. De monumentenwet
Het Teylers Museum zelf en een groot aantal panden in de bufferzone is door het rijk aangewezen als rijksmonument. De monumentenwet bevriest de panden niet, maar zorgt er wel voor dat alle wijzigingen aan het monument vergunningplichtig zijn, waarbij telkens zorgvuldig wordt afgewogen of de plannen geen onevenredige schade toebrengen aan het pand.
- 2. Beschermd stadsgezicht
Een ander belangrijk beschermingsregime in de bufferzone is dat van het beschermde stadsgezicht. De bedoeling van de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is om de eigenheid van het gebied te behouden en nadrukkelijk een plek te geven in ruimtelijke ontwikkelingen. De bescherming van het gebied vindt plaats door middel van beschermende bestemmingsplannen. De bufferzone valt binnen drie verschillende bestemmingsplannen die nu herzien worden, namelijk onderliggend bestemmingsplan Bakenes, bestemmingsplan Burgwal en een klein gedeelte in bestemmingsplan Oude Stad. Voor al deze bestemmingsplannen worden waarderingskaarten opgesteld. De waarderingskaart is door middel van de indeling in drie verschillende orden, ensembles en seriebouw gekoppeld aan een mate van bescherming in de planregels.
De hoofdbebouwing in de bufferzone Teylers bestaat voor het grootste gedeelte uit monumentale bebouwing. Deze bebouwing is op grond van de wetgeving of de gemeentelijke monumentenverordening beschermd en ligt vast qua volume. Door de hoeveelheid hooggewaardeerde panden in de bufferzone (orde 1) is een groot deel van het huidige uiterlijk van de bufferzone gegarandeerd.
Daarnaast bestaat een groot deel van de hoofdbebouwing in de bufferzone uit orde 2 bebouwing (zie ook bijgevoegde Waarderingskaart en paragraaf 6.8) . De hoofdkenmerken van de bebouwing zoals bouw- en goothoogte en dak- en nokvorm, is vastgelegd in het bestemmingsplan. Binnen het beschermd stadsgezicht zijn meer bouwactiviteiten vergunning plichtig dan buiten het beschermd stadsgezicht. Elke bouwaanvraag binnen beschermd stadsgezicht gaat langs de architectuurhistoricus van de gemeente Haarlem. Behoud van specifieke waarden van het pand binnen de gevelwand is uitgangspunt. Door het opnemen van een orde 2 aanduiding voor circa 40 % van de panden in de bufferzone is het straat- en bebouwingsbeeld in de bufferzone beschermd.
Een klein aantal panden in de bufferzone zijn orde 3 en nieuwbouw bebouwing. De bebouwingsregels geven meer flexibiliteit voor deze panden maar behoud van schaal en algemene waarden binnen de gevelwand is uitgangspunt.
Het Teylers Museum is in januari 2012 voorgedragen door de Nederlandse regering voor plaatsing op de UNESCO-Werelderfgoedlijst. Naar verwachting besluit UNESCO in zomer 2013 over deze kandidatuur. Het plaatsen van Teylers op de Werelderfgoedlijst brengt geen nieuwe regels met zich mee. De bestaande regelgeving moet afdoende zijn om het museum en daaromheenliggende bufferzone te vrijwaren van ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten, alsmede resultaten van de verschillende milieuonderzoeken. Daarbij komen aspecten aan de orde zoals geluid, lucht- en bodemkwaliteit, natuurwaarden en externe veiligheid. Het gaat hier om zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen in het plangebied. Gestreefd wordt om voor buurten of straten waar nu te hoge milieuhinder aanwezig is dit te verlagen en voor nieuwe situaties milieuhinder te voorkomen. Door middel van zonering en specifieke (her)bestemmingsregelingen kan hieraan vorm worden gegeven.
Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen of bestaande legale bedrijvigheid, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen, nieuwe bedrijfsfuncties (al dan niet in een bestaand bedrijfsgebouw) of een nieuwe wegconstructie - kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.
4.1 Milieuzoneringen
Inleiding
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Het gebruik van milieuzonering biedt de mogelijkheid om gevoelige functies te vrijwaren van (zware) bedrijvigheid, maar biedt ook de mogelijkheid bepaalde bedrijvigheid te versterken.
In de milieuzonering staat de typering van (woon)gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde bedrijvigheid in (woon)gebieden is gelet op onder andere de ligging van (potentiële) bedrijven ten opzichte van de omgeving, de mate van eventueel te verwachten hinder en het na te streven karakter van de buurt/wijk.
Door middel van een passende bestemmings- en gebruiksregeling kan het bestemmingsplan een bijdrage leveren aan een beperking van overlast binnen het plangebied, door niet passende bedrijvigheid of activiteiten zo veel mogelijk te weren, te reduceren, of door hinder beperkende maatregelen te treffen.
Categorisering van bedrijven in het plangebied
Het grondgebied van Haarlem is in de gemeentelijke nota Milieuzonering (2008) ingedeeld in gebieden of zones. Deze opdeling is bepaald door de specifieke kenmerken van die gebieden. Het plangebied Bakenes is getypeerd als stedelijk centrum. De maximaal toegestane milieucategorie is C (3.1).
Toetsing bestaande bedrijven aan beoogde milieuzonering
Aan de hand van een lijst met bedrijven, vallend onder de Wet milieubeheer (Wm) (bijlage 1), die binnen het plangebied zijn gelegen, is een onderzoek uitgevoerd naar de potentiële hinder daarvan. Per bedrijf is onderzocht welke categorie van toepassing is. Deze categorieën zijn bepaald aan de hand van de zoneringlijst welke is bijgevoegd.
Uit het onderzoek is gebleken dat alle bedrijven passen binnen het plangebied en positief kunnen worden bestemd.
4.2 Geluid
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, spoorwegverkeer en/of industrie het (woon)milieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van gevoelige bestemmingen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde.
Voor dit bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (bijlage 2). Uit de resultaten blijkt dat de geluidsgevoelige bestemmingen binnen het bestemmingsplan een geluidbelasting ondervinden ten gevolge van wegverkeer. Uit de resultaten blijkt dat de geluidsbelasting binnen het plangebied lager is dan de maximale ontheffingswaarde voor bestaande situaties. Voor nieuwe situaties geldt een lagere ontheffingswaarde. De geluidbelasting binnen het plangebied is tevens lager dan de maximale ontheffingswaarde voor nieuwe situaties. Bij nieuwe situaties moet akoestisch onderzoek uitgevoerd worden waarin de afweging tussen bron- en overdrachtsmaatregelen gemaakt wordt. Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde moet een Hogere Waarde worden vastgesteld waarbij de “Beleidsregels Hogere Waarden Wet Geluidhinder” gevolgd moeten worden.
4.3 Bodem
In de Wet bodembescherming zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Wanneer (graaf)werkzaamheden worden uitgevoerd is een (verkennend) bodemonderzoek aan de orde om te bepalen of het nodig is om eventuele vervuilde grond te saneren. Dit heeft met name gevolgen voor het bestemmingsplan voor zover nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan.
Er is een bodemonderzoek (zie bijlage 3) uitgevoerd waarin geconcludeerd wordt dat de huidig bekende bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor het huidige gebruik. Indien bestemmingen worden gewijzigd of nieuwe bestemmingen worden toegevoegd moet een onderzoek worden uitgevoerd, dan wel worden gesaneerd.
4.4 Water
Watertoets
Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. Waterbeheerders willen in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken worden bij het proces van ruimtelijke planvorming. De Watertoets is hiervoor het wettelijk geregelde procesinstrument, zie www.dewatertoets.nl.
De resultaten van het doorlopen van dit proces van afstemming zijn weergegeven in onderhavige waterparagraaf van de toelichting bij een bestemmingsplan en van de ruimtelijke onderbouwing van een aanvraag omgevingsvergunning.
In het onderhavig plangebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland de waterbeheerder. Er heeft met Rijnland in het kader van de Watertoets afstemming plaatsgevonden op 3 oktober 2012 heeft Rijnland een positief wateradvies afgegeven voor dit bestemmingsplan. Rijnland heeft geadviseerd over en beoordeeld op het relevante waterbeleid, de wetgeving en de regelgeving zoals opgenomen in hoofdstuk 3.
Compensatieregeling
Een uitwerking van de watertoets voor de gemeente Haarlem is de compensatieregeling.
Bij een aanwijsbare toename van het verhard oppervlak zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van toename verharding te voorkomen. Indien er gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak, dient 15% van de toename verharding als oppervlaktewater te worden aangebracht.
Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn grasdaken en ontkoppeling van de verharding van het gemengde rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt.
Indien compensatie in het gebied niet gewenst is of niet doelmatig, kan ervoor gekozen worden de Berging Rekening Courant toe te passen. Middels een afkoopbedrag in het Waterfonds, kan elders in Haarlem dan extra waterberging worden gerealiseerd.
In het bestemmingsplan Bakenes wordt nauwelijks voorzien in een toename van extra bouwmogelijkheden met verharding. Er worden dan ook geen compenserende maatregelen opgenomen op het gebied van waterhuishouding.
Oppervlaktewater
Het open water dat in het plangebied is opgenomen betreft het Binnen Spaarne en behoort tot het boezemstelsel van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Naast een bergende functie heeft het water in de buurt ook een esthetische en een ecologische functie. Het Binnen Spaarne is niet van ecologisch groot belang.
Overeenkomstig het Rijnlands Keur moet aan weerszijden van de watergangen een obstakelvrije strook grond aanwezig zijn met een breedte van 2,5 m ten behoeve van het uitvoeren van het onderhoud aan en ter bescherming van het profiel van de watergangen, alsmede voor de inspectie.
Voor het vergroten van de hoeveelheid oppervlaktewater zijn in het bestemmingsplangebied nauwelijks mogelijkheden. Daarbij dient opgemerkt te worden dat op de plaatsen waar nieuwbouw is voorzien al bestaande bebouwing en/of verharding aanwezig is. Er is dus geen sprake van het uitbreiden van verhard oppervlak. Derhalve is aanleg van oppervlaktewater bij wijze van compensatie niet aan de orde.
Grondwater
De grondwaterstanden in Haarlem zijn over het algemeen vrij hoog. Om grondwateroverlast te voorkomen zijn dan ook onder een groot aantal wijken drainagesystemen aangelegd. Deze systemen hebben grote invloed op het functioneren van het lokale grondwatersysteem. Het is binnen het plangebied gewenst om onder de openbare weg een grondwaterniveau aan te houden van gemiddeld 70 centimeter onder de kruin van de weg.
Waterketen
Het bestemmingsplangebied heeft een gemengd rioolstelsel. Hierin wordt zowel het afvalwater als regenwater verzameld en naar de rioolzuivering gevoerd. Het bestemmingsplangebied leent zich door het consoliderende karakter niet voor een grootschalige vervanging van het gemengde stelsel door een verbeterd gescheiden stelsel. Dit betekent dat de mogelijkheden voor het afkoppelen van schone verharding goed onderzocht en benut moeten worden. Bij het afkoppelen van verharding zullen tevens maatregelen ter voorkoming van uitloging door bouwmaterialen (voornamelijk zink en lood) genomen moeten worden. De gemeente neemt afkoppelkansen mee in de uitwerking van het basisrioleringsplan voor het gebied.
Het afkoppelen van hemelwater kan niet in een bestemmingsplan verplicht worden gesteld. De meest geëigende plaats om een scheiding tussen afvalwater en hemelwater te regelen is de gemeentelijke bouwverordening. Op dit moment staat de bouwverordening lozing van hemelwater, anders dan op de openbare riolering, toe voor zover uitsluitend hemelwater wordt geloosd. Indien aan of in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van hemelwater niet aan een openbaar riool worden aangesloten, geldt onder andere de bepaling dat leidingen voor de afvoer van hemelwater zodanig moeten lozen dat geen verontreiniging kan optreden van water, bodem of lucht. De bouwverordening is bindend bij het toetsen van bouwaanvragen, net als een bestemmingsplan en het bouwbesluit.
Voor het afkoppelen van wegen en overig verhard oppervlak hanteert Rijnland de 'Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakten' van de Werkgroep Riolering West-Nederland als richtlijn. Bij het afkoppelen van schoon hemelwater van dakoppervlakken en bij (nieuw)bouwactiviteiten hanteren Rijnland en de gemeente Haarlem de uitgangspunten van nationale pakketten duurzame stedenbouw en duurzaam bouwen. Van belang is bijvoorbeeld het uitgangspunt dat bij de bouw de toepassing van uitloogbare metalen zoveel mogelijk voorkomen dient te worden zodat minder verontreinigde stoffen in het watersysteem terecht komen.
Waterkwantiteit
Het boezemstelsel heeft op de eerste plaats een belangrijke functie voor het op orde houden van de waterkwantiteit. In een situatie van wateroverschot wordt in het boezemstelsel water afgevoerd via het Spaarne en bij Spaarndam uitgemalen op het Noordzeekanaal. In een situatie van watertekort wordt water via de Ringvaart vanuit de Hollandsche IJssel aangevoerd. Vanwege het zoutgehalte wordt geen water ingelaten vanuit het Noordzeekanaal. In Rijnlands boezem wordt het waterpeil 0,60m - NAP gehandhaafd. De Bakenessegracht bevindt zich op boezemniveau (NAP -0,60 m)
Waterkwaliteit
Het Spaarne heeft niet alleen een belangrijke functie voor het op orde houden van de waterkwaliteit. Het water vervult ook een functie voor de recreatie- en beroepsvaart.
De waterbodems van de Haarlemse boezemwateren zijn over het algemeen matig tot zwaar verontreinigd. De kwaliteit valt voor het grootste deel in verontreinigingsklasse 3 en 4. De klassebepalende parameter betreft in de meeste gevallen de gehalten zware metalen, met name zink. De belangrijkste emissies die debet zijn aan de verontreinigingen in de waterbodems zijn de riooloverstorten, directe lozingen, oeverbeschoeiing, uitloging bouwmetalen, afspoeling van verhard oppervlak en inlaatwater.
Watervergunning
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is integraal waterbeheerder in haar beheersgebied. Daarbij wordt rekening gehouden met zowel de (interne) relaties tussen kwantiteits- en kwaliteitsaspecten van het oppervlakte- en grondwater (inclusief ecologische kwaliteit en natte natuurwaarden) en de externe relaties tussen waterbeheer en andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, milieu, natuur en landschap, landbouw en recreatie. Voor aanpassing van de waterhuishouding moet bij de waterbeheerder een watervergunning worden aangevraagd op grond van de Keur. De Keur van Rijnland bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot het onderhoud en gebruik van het watersysteem en waterkeringen. In de Keur is opgenomen dat een aantal activiteiten met betrekking tot de aanleg cq. inrichting van oppervlaktewateren en kunstwerken in beginsel verboden is. Onder welke voorwaarden deze activiteiten wel mogen plaatsvinden is beschreven in de 'Nota integrale inrichtingscriteria oppervlaktewateren en kunstwerken' en de 'Nota dempingen en verhard oppervlak.
4.5 Luchtkwaliteit
In het kader van dit bestemmingsplan is onderzocht (bijlage 4) in hoeverre de luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht , zoals beschreven in de Wet Luchtkwaliteit (hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer) in acht worden genomen.
Het bestemmingsplan Bakenes is consoliderend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen van kantoren of woningen of anderssoortige ontwikkelingen van enige omvang mogelijk die niet reeds ruimtelijk zijn vastgelegd. Op grond daarvan is evident dat sprake is van een "niet in betekenende mate" invloed op de luchtkwaliteit.
Ook is aannemelijk dat de geldende grenswaarden voor de luchtkwaliteit niet zullen worden overschreden. Noch vanwege de luchtkwaliteit, noch vanwege de te verwachten concentratie niveau's zijn er belemmeringen voor het bestemmingsplan Bakenes.
4.6 Natuurwaarden
De natuurwetgeving in Nederland richt zich enerzijds op soortenbescherming en anderzijds op gebiedsbescherming.
Gebiedsbescherming
In het kader van de natuurtoets is nagegaan of het plangebied binnen een speciale beschermingszone volgens de Natuurbeschermingswet valt. Tevens is nagegaan of vanuit het bestemmingsplangebied invloed wordt uitgeoefend op Natura-2000 gebieden in de omgeving.
Het bestemmingsplangebied Bakenes maakt geen deel uit van een Natura-2000 gebied. Het plangebied ligt op minimaal 1500 meter afstand van de duinen van Zuid-Kennemerland en is daarvan gescheiden door stedelijke bebouwing, drukke wegen en twee watergangen. Dat betekent, dat het bestemmingsplangebied geen significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied kan hebben.
Soortenbescherming
In de Flora- en faunawet is bepaald dat alle in Nederland van nature voorkomende soorten vallen onder de algemene zorgplicht. Voor soorten die een wettelijke beschermde status genieten, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. Er is sprake van een consoliderend bestemmingsplan. De instandhouding van de beschermde soorten is vanwege dit bestemmingsplan dan ook niet in het geding.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet in principe altijd worden getoetst of er sprake is van significante negatieve effecten op de aanwezige dier- en plantensoorten. Binnen het plangebied "Bakenes " zijn door de stadsecoloog van de gemeente Haarlem tenminste de volgende wettelijk beschermde en ontheffingsplichtige soorten waargenomen: gierzwaluw, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, steenbreekvaren, zwartsteelvaren, tongvaren en gele helmbloem.
En in de waterwegen kunnen wettelijk beschermde nesten van watervogels aanwezig zijn, met name van meerkoet, en soms ook van wilde eend, fuut en zwaan.
De oude muren in de binnenstad en de kademuren vormen een belangrijk onderdeel van het verspreidingsgebied van beschermde varensoorten. Op basis van de algemene zorgplicht is aandacht nodig om soorten duurzaam te laten voortbestaan
Belangrijk groengebied in de Bakenes is het pleintje bij de Waalse kerk, de bloeiende struikklimop en de liondebladeren zijn de voedselvoorziening voor trekkende dagvlinders in september.
4.7 Cultuurhistorie
Op 31 mei 2011 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel modernisering monumentenzorg (MoMo), waarbij de Monumentenwet 1988 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wijzigen. Met dit wetsvoorstel verandert het volgende:
- Per 1 januari 2012 komt de grens van vijftig jaar voor het aanwijzen van monumenten te vervallen.
- Ook de mogelijkheid voor belanghebbenden om aanwijzigingsverzoeken te doen vervalt per 1 januari 2012.
- De procedure voor het wijzigen van rijksmonumenten zal vereenvoudigen.
- Er komt een subsidieregeling voor het bevorderen van herbestemming . Deze regeling geeft een recht op subsidie voor het wind- en waterdicht houden van monumenten en voor haalbaarheidsstudies naar herbestemming.
De MoMo leidt op 1 januari 2012 tot een wijziging van artikel 3.6.1, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. In de toelichting van een bestemmingsplan moet dan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Dat is in dit bestemmingsplan gebeurd.
Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar deel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen.
De cultuurhistorische waarde van het plangebied Bakenes is groot. In paragraaf 2.2 is ingegaan op (de aanwijzing tot) "beschermd stadsgezicht" en de typering van de te beschermen waarden. Het samenstel van historische structuurlijnen en cultuurhistorische objecten zijn medebepalend voor de identiteit en beleving van dit beschermde stadsgezicht. Het plangebied telt talrijke rijks- en gemeentelijke monumenten. Daarbij voegen zich ook nog de vele beeldbepalende panden.
Voor de bescherming van monumenten geldt het regime van de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening. Daarnaast wordt de beschermende werking van het 'beschermd stadsgezicht' in het onderhavige bestemmingsplan ingepast door het consoliderende karakter van het plan. Ook is de waarderingskaart beschermd stadsgezicht opgenomen. Op de waarderingskaart zijn alle panden in het plangebied Bakenes gewaardeerd. Doel van deze kaart is de beschermende werking van het beschermd stadsgezicht in het bestemmingsplan handen en voeten te geven. Dit gebeurt door middel van een indeling in drie verschillende orden, nieuwbouw en het aangeven van ensembles en seriebouw. De verschillende orden, ensembles en seriebouw worden door de waarderingskaart (zie bijlage 6) gekoppeld aan een mate van bescherming in de planregels (zie paragraaf 5.1 en 6.8). In het bestemmingsplan wordt het historische stratenpatroon vastgelegd, door middel van de afzonderlijke bestemming voor verkeer.
In de nota Ruimtelijke Kwaliteit (2012) behoort de Bakenes tot de beschermde stad. Hiervoor geldt een "beschermende regie". Dit betekent dat er behoudend en gedetailleerd zal worden getoetst bij bouwplannen. Dit is mede noodzakelijk vanwege de grote diversiteit en dynamiek die in de binnenstad heersen.
Toch betekent bovenstaande niet dat de dynamiek binnen het plangebied verloren gaat. Er blijft ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, maar daarbij dient rekening gehouden te worden met het beschermwaardige karakter van de omgeving. Naast de beschermende functie, geeft dit bestemmingsplan dan ook een toetsingsraamwerk ter begeleiding en sturing van nieuwe ontwikkelingen. Bij ingrepen is vrijwel altijd nader bouwhistorisch onderzoek noodzakelijk.
Een deel van het plangebied valt binnen de zogenaamde bufferzone van het buiten het plangebied gelegen Teylersmuseum. Zie paragraaf 3.2.11
4.8 Archeologie
Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als de op een na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) bouwden de mensen boerderijen en legden ze akkers aan. Vele eeuwen later, in de -8e eeuw n. Chr. ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, dat huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten.
De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.
Beleid ten aanzien van archeologie
Rijksbeleid
De drie belangrijkste uitgangspunten van de wetgeving voor de archeologische monumentenzorg zijn:
- Het behoud van archeologische waarden in de bodem;
- De initiatiefnemer van het project dat tot bodemverstoring leidt, betaalt de kosten van archeologisch onderzoek;
- De zorg voor het archeologisch erfgoed wordt vroegtijdig geïntegreerd in de procedures van de ruimtelijke ordening;
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën.
Provinciaal beleid
Het archeologisch beleid van het provinciaal bestuur van Noord-Holland is vastgelegd in het Cultuurconvenant tussen het rijk en de provincie Noord-Holland, de Provinciale Cultuurnota en de Cultuurhistorische Regio-profielen. Het beleid is gebaseerd op wettelijke verplichtingen en autonoom cultuurhistorisch provinciaal beleid.
Een belangrijk instrument voor het provinciaal beleid is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). De CHW heeft een archeologische kaartlaag. De terreinen die op deze kaartlaag staan moeten vanuit cultuurhistorisch oogpunt bescherming krijgen. Daarom moet de gemeente in de ruimtelijke afweging rekening houden met deze terreinen.
Beleid gemeente Haarlem
Gemeenten zijn wettelijk verantwoordelijk voor het behoud van het eigen bodemarchief. Het rijke bodemarchief van Haarlem maakt het niet alleen noodzakelijk, maar ook zeer wenselijk om een gemeentelijk archeologiebeleid te voeren.
De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen in Haarlem zijn vastgelegd in een beleidsnota archeologie. De archeologische verwachtingen die voor het Haarlems grondgebied gelden zijn vertaald naar de voorlopige Archeologische Beleidskaart Haarlem.
De kaart geeft aan in welke gebieden bodemverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. Dit wordt aangegeven in de vorm van verschillende categorieën. Voor elk van deze categorieën heeft de gemeente bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een archeologisch rapport, het zogenaamde regime.
De regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van plannen waarvoor het vereist is om het volgende aan te vragen:
- een reguliere aanvraag voor de activiteit voor bouwen' ;
- een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- een omgevingsvergunning het slopen van een bouwwerk binnen beschermd stadsgezicht.
De gebieden die zijn weergegeven op de ABH worden in bestemmingsplannen opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie'. In de planregels worden de relevante begrippen gedefinieerd en wordt aangegeven welke archeologische voorwaarden aan een vergunning voor de activiteit bouwen, aanleggen of slopen kunnen worden verbonden.
Plangebied Bakenes
Rijks- en Provinciale kaarten archeologie
Het plangbied staat op de AMK als een terrein van hoge archeologische waarde. Er zijn geen wettelijk beschermde terreinen in het plangebied aanwezig. Op de IKAW heeft het plangebied een middelhoge verwachtingswaarde, dat wil zeggen dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden gemiddeld hoog wordt geacht. Er zijn enkele tientallen archeologische waarnemingen en onderszoeksmeldingen geregistreerd.
Het plangebied staat niet vermeld op de CHW als een terrein met archeologische punten, lijnen of vlakken.
Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH)
In het plangebied Bakenes zijn de afgelopen dertig jaar op verschillende locaties archeologisch onderzoeken uitgevoerd. Het betroffen telkens slechts kleine kijkgaatjes in de bodem waarbij deze veelal bemoeilijkt werden doordat ze gelijktijdig met de bouwwerkzaamheden plaatsvonden . De gegevens zijn summier, maar veelbelovend.
Zo zijn er bijvoorbeeld bij onderzoek bij de Kokstraat restanten van een woonterpje gevonden die duiden op bewoning die na 12de-eeuwse overstroming van Bakenes en net vóór de stadswording te dateren is. Bij rioleringswerkzaamheden in de jaren '70 aan 't Krom is een tot nog toe onbekend gebleven 'gracht' waargenomen. Dergelijke aanwijzingen voor een 14de-eeuwse en mogelijk oudere bewoning in het stadsdeel Bakenes zijn zeer bijzonder. Zeker sinds historicus Johan Huizinga (1872-1945) de hypothese opgeworpen heeft dat juist in dit gedeelte van de stad zich de oorsprong van de stad Haarlem moest bevinden. Deze veronderstelling is nog niet bevestigd, de meeste historici nemen aan dat het stadsdeel Bakenes als eerste, dan wel als tweede in een reeks van drie middeleeuwse stadsuitbreiding is gerealiseerd.
Over hoe de bewoning er exact uitzag in dit deel van Haarlem voordat het een stad was zijn nog vele vragen.Vaststaat dat 'ergens in de 14de eeuw' Bakenes is opgehoogd met decimeters grond en stadsafval. Verder is er een hoge kans op het aantreffen van stedelijke industrie uit de 15e tot en met de 17e eeuw langs de Bakenessergracht verwachting.Langs de gracht hebben veel bierbrouwers gewerkt en gewoond. De bierindustrie was naast de lakennijverheid één van de twee bedrijfstakken waar de 17de-eeuwse Haarlemse economie op dreef.
Om vragen omtrent dit stadsdeel te kunnen beantwoorden is het noodzakelijk extra alert te zijn op ingrepen die de bodem dreigen te verstoren. Niet alleen de wat grotere bodemingrepen, maar ook kleinere bodemingrepen, zoals rioleringswerkzaamheden, kunnen hierover nuttige informatie verschaffen.
Afbeelding 4.1Uitsnede ABH, plangebied Bakenes
Het plangebied behoort volgens de ABH tot categorie 1B. Categorie 1B is van toepassing op terreinen die van bijzonder archeologisch belang zijn voor de gemeente Haarlem en terreinen die staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) van de RACM. Op deze plaatsen is de aanwezigheid van belangwekkende archeologische waarden aangetoond.
Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 0 m2 en groter en die dieper gaan dan 30 cm –mv archeologisch rapport te worden overlegd.
4.9 Duurzaamheid En Energie
Duurzame stedelijke ontwikkeling
De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota 'Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw' bepaald dat alle ruimtelijk relevante plannen vanaf 2006 moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit. De praktijkrichtlijn duurzame stedenbouw bestaat uit uitgangspunten en een checklist duurzame stedenbouw op basis van de ervaringen in Haarlem. Hierbij is gebruik gemaakt van het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw (NPDS, 1999). Toepassen van maatregelen is afhankelijk van het stedelijk milieutype, bijvoorbeeld een grote waterberging past niet in een hoog stedelijk gebied. In de checklist zijn naast de wettelijke maatregelen (watertoets) een groot aantal (vrijwillig te nemen) maatregelen beschreven op het gebied van verkeer/vervoer (parkeren ondergronds), afval (het plaatsen van ondergrondse containers), water en energie (zuid gerichte verkaveling zonoriëntering). De vrijwillig te nemen maatregelen zorgen ervoor dat een ruimtelijk plan aan de streefkwaliteit kan voldoen. Dat is dus een kwaliteit die verder gaat dan wettelijke regelingen ofwel de basiskwaliteit. Daarnaast is een checklist energiemaatregelen beschikbaar die toepasbaar is voor gebieden met herontwikkeling en nieuwbouw.
Duurzaam bouwen
De gemeenteraad heeft op 15 november 2005 het beleid voor duurzame woningbouw vastgesteld. Bij alle nieuwe woningbouwprojecten waar de gemeente direct bij betrokken is moet de zogenoemde basiskwaliteit Duurzaam bouwen (Dubo) worden toegepast. Deze basiskwaliteit kan worden bereikt door het toepassen van kostenneutrale duurzame maatregelen. De basiskwaliteit is gebaseerd op een voortschrijdende normstelling en zal worden aangescherpt. De basiskwaliteit duurzame nieuwbouw binnen het plangebied kan op twee manieren worden bereikt:
- Door het toepassen van de voorkeurslijst duurzaam bouwen maatregelen nieuwbouw.
- Door het instrument GPR-gebouwen toe te passen. Met dit rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen.
De gemeente kan het initiatief nemen om samen met de projecteigenaar een hogere kwaliteit te bereiken (streefkwaliteit).
De Gemeentelijke Praktijk Richtlijn Duurzaam Bouwen (GPR) is het resultaat van praktijkervaringen in de gemeente Tilburg en 80 andere gemeenten. Met het rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen. GPR Gebouw zet ontwerpgegevens van een gebouw om naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. Ter toelichting hierop het volgende: Invullen van maatregelen conform het Bouwbesluit levert een score van 5 op. Invullen van de voorkeurslijst levert een 6 op. (Zie voor meer informatie www.gprgebouw.nl)
Haarlem Klimaatneutraal
In maart 2007 heeft de Haarlemse gemeenteraad in meerderheid uitgesproken dat Haarlem in 2030 een klimaatneutrale stad moet zijn. Voor de eigen organisatie geldt dit al vanaf 2015. Hiertoe heeft de gemeenteraad op 9 oktober 2008 een plan van aanpak vastgesteld. Kern van de aanpak is dat bij ieder (nieuw)bouwproject het energieaspect nader aandacht moet krijgen, waarbij in eerste instantie het gebruik van energie zo beperkt mogelijk moet worden gemaakt via bijvoorbeeld isolatie en zuinige apparatuur. Daarnaast dient zo veel mogelijk van duurzame energie gebruik te worden gemaakt, door bijvoorbeeld door situering en door zonne-energie in combinatie met warmte-koude opslag toe te passen. In de laatste plaats kan eventueel naar compensatiemaatregelen worden gezocht. Deze compensatiemaatregelen kunnen ook bestaan uit investeren in andere energiemaatregelen buiten het gebied.
In dit bestemmingsplan worden conform de bepalingen in de nota dak duurzame maatregelen op de daken mogelijk gemaakt.
4.10 Vliegverkeer
Met ingang van 1 februari 2003 is het zogenoemde Luchthavenindelingbesluit (LIB) van kracht. In het LIB, onderdeel van de gewijzigde Wet Luchtvaart (ofwel de 'Schipholwet') is rond de luchthaven Schiphol een beperkingengebied aangewezen. Hierbinnen gelden regels omtrent beperking van bestemming en gebruik van grond in verband met het externe veiligheidsrisico en de geluidbelasting vanwege het luchthavenverkeer. Daarnaast worden regels gesteld omtrent beperkingen van de maximale hoogte van objecten en van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik. De hoogtebeperkingen zijn opgelegd om ervoor te zorgen dat vliegtuigen op een veilige manier van en naar de luchthaven Schiphol kunnen vliegen. De beperkingen voor de vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik zijn opgelegd om te voorkomen dat zich in de nabijheid van de luchthaven concentraties vogels bevinden die hinderlijk kunnen zijn voor vliegtuigen. Onder vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik wordt verstaan:
- Industrie in de voedselsector met extramurale opslag of overslag;
- viskwekerijen met extramurale bassins;
- opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
- natuurreservaten en vogelreservaten;
- moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare.
Voor het bestemmingsplangebied gelden hoogtebeperkingen. Er is een hoogtebeperking die oploopt van 100 meter aan het Spaarne tot 120 meter aan de Jansstraat. Daarbij moet bedacht worden dat de hoogtematen gerelateerd worden aan de referentiehoogte van de luchthaven:-4.00 meter N.A.P. Dat betekent dat een hoogtemaat van 100 meter een hoogtebeperking oplevert van 96 meter N.A.P.
Daarnaast gelden, eveneens voor het gehele plangebied, beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik.
Voor het bestemmingsplan heeft de hoogtebeperking gezien de gehanteerde maximale bouwhoogten geen gevolgen en is ook geen sprake van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik.
4.11 Externe Veiligheid
Voor het beschouwen van de Externe veiligheid is een tweetal AMvB's relevant, te weten het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) en het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen. Daarnaast is een AMvB Besluit Transportroutes externe veiligheid in voorbereiding. In deze AMvB's staat beleid waarmee de risico's rondom risicobronnen tot maatschappelijk aanvaardbare proporties kunnen worden beperkt. Risicobronnen kunnen inrichtingen zijn (bedrijven waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen) of transportassen (zoals buisleidingen of wegen waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
De meest effectieve manier om de risico's te beperken is het ruimtelijk scheiden van risicobron en risico-ontvanger. Concreet betekent dit hoe groter de afstand, hoe minder risico. Als de afstand tot de risico-ontvanger groot genoeg is, daalt de invloed van de risicobron voor de ontvanger tot 0: er is dan geen externe veiligheidsrisico meer. De hiervoor bedoelde afstand markeert de grens van het invloedsgebied van de risicobron. Het invloedsgebied is een belangrijk begrip om te beoordelen of externe veiligheid voor een plangebied een te beschouwen aspect is.
Het plangebied Bakenes bevindt zich niet binnen het invloedsgebied van een risicobron. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 kan daarmee niet over de planlocatie vallen. Toetsing van grens- en richtwaarden is dan ook niet aan de orde. Het verantwoorden van het groepsrisico is, omdat de planlocatie buiten het invloedsgebied valt, niet nodig.
4.12 Kabels, Leidingen, Straalpaden En Andere Belemmeringen
In bestemmingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van beheer, externe veiligheid of gezondheidsrisico's. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur ofwel de planologisch relevante leidingen. De ligging van de leiding is globaal vastgelegd op provinciale risicokaarten. In elk bestemmingsplangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan opgenomen.
Er liggen blijkens de bij het streekplan Noord-Holland-Zuid behorende kaart "milieubeschermingsgebieden, geluids- en veiligheidszones en technische infrastructuur "geen hoofdgasleidingen of landelijke/ regionale leidingstroken in of nabij het plangebied die planologisch relevant zijn.
4.13 Milieu Effect Rapportage
In dit bestemmingsplan wordt niet voorzien in de realisatie van mer-plichtige dan wel mer-beoordelingsplichte activiteiten.
4.14 Molenbiotoop
Een molenbiotoop is de gehele omgeving van een molen voor zover die omgeving van invloed is op het functioneren van de molen als maalwerktuig (en als monument). Dit houdt in dat binnen 100 meter rondom de molen geen nieuwe bouwwerken en of beplantingen mogen worden geplaatst of aangebracht die de molen kunnen belemmeren in zijn windvang. Voor objecten die verder weg staan dan 100 meter gelden de volgende bebouwingshoogten:
- 5 m op een afstand van 100 m
- 7 m op een afstand van 200 m
- 9 m op een afstand van 300 m
- 11 m op een afstand van 400 m
- 13 m op een afstand van 500 m
Binnen het plangebied Bakenes komen geen molens voor. Aan de overkant van het Spaarne staat molen De Adriaan aan de Papentorenvest 1a. De molen staat op meer dan 100 meter van de binnen het plangebied Bakenes gelegen bebouwing. Het molenbiotoop heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan Bakenes. Bij nieuwe bouwwerken en beplantingen in de directe nabijheid van de molen zal de handleiding molenbiotoop moeten worden geraadpleegd. Via een afwijkingsbevoegdheid kan van deze maximale hoogtematen afgeweken worden.
Er wordt in dit bestemmingsplan geen molenbiotoop opgenomen op de verbeelding aangezien:
- het hier een binnenstedelijk gebied betreft waar de huidige situatie niet voldoet aan de bepalingen van de molenbiotoop;
- er in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt die van invloed zijn op de molenbiotoop;
- het bestemmingsplan waar de molen in gelegen is; Papentorenvest ook geen biotoop heeft opgenomen.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt de visie op het plangebied beschreven. Hierin worden ook de ontwikkelingen die momenteel in het plangebied spelen meegenomen.
5.1 Ruimtelijke Aspecten
Stedenbouwkundige uitgangspunten
De binnenstad van Haarlem is aangewezen als "beschermd stadsgezicht". Dit betekent dat het bijzondere ruimtelijke karakter van het plangebied op grond van de Monumentenwet dient te worden beschermd in het bestemmingsplan. Dit houdt in dat het beschermen van de bestaande kwaliteiten het stedenbouwkundig hoofduitgangspunt is.
Deze kwaliteiten worden met name bepaald door:
- de historische ruimtelijke hoofdstructuur en de samenhang van de openbare ruimte en de waardering van de kwaliteit van de daaraan gelegen bebouwing;
- de schaal en verscheidenheid van de bebouwing;
- de verscheidenheid en vervlechting van functies en activiteiten.
De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is niet bedoeld om de bestaande toestand in al zijn facetten te "bevriezen". De binnenstad moet kunnen leven. De opgave van dit bestemmingsplan is om bij nieuwe ontwikkelingen de historisch stedenbouwkundige eenheid zoveel mogelijk te behouden.
In het kader van dit bestemmingsplan is een waarderingskaart van het plangebied opgesteld. De waarderingskaart is een combinatie van de waardering van afzonderlijke gebouwen met de waardering van de stedenbouwkundige structuur. Het behouden van architectonische en stedenbouwkundige waarden heeft concrete gevolgen voor het vastleggen van rooilijnen, dakopbouwen, goot- en bouwhoogtes, erfafscheidingen, overstekken e.d. Daar waar de historische waarden van het beschermd stadsgezicht desondanks in het geding zouden kunnen komen, wordt gedetailleerd bestemd.
Uitgangspunten gehanteerd bij het opstellen van dit beschermende bestemmingsplan zijn:
- Behoud, bescherming en waar mogelijk versterking van het straat- en bebouwingsbeeld.
- Instandhouding en/of herstel van de monumenten en beeldbepalende gebouwen. Op de waarderingskaart respectievelijk aangegeven als orde 1 (rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten) en als orde 2 (beeldbepalende gebouwen).
- Bij beeldbepalende gebouwen (orde 2) dienen specifieke waarden van het pand (zoals opgenomen in de redengevende omschrijving (bijlage 5)) binnen de gevelwand behouden te blijven. Bij verbouwing wordt uitgegaan van een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap.
- Bij bouwwerken die op de waarderingskaart zijn aangeduid als “orde 3” dient de schaal en algemene waarden binnen de gevelwand behouden te blijven. Bij verbouwing moet hiermee rekening worden gehouden.
- Voor bouwwerken die op de waarderingskaart zijn aangeduid als “nieuwbouw” is vervanging in beginsel mogelijk binnen de kaders van dit plan. Hiervoor gelden tevens criteria voor ruimtelijke kwaliteit, die zijn opgenomen in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
- Voor ensembles en seriebouw geldt dat de samenhang tussen de verschillende gebouwen moet worden gehandhaafd. Bij verbouwingen waarbij het beeld van gevel en/of kap wordt gewijzigd, dient dat in de afzonderlijke gebouwen zodanig te gebeuren dat de samenhang in het ensemble niet wordt verstoord. Daarom moet een bouwkundige ingreep worden afgestemd met de overige gebouwen in een ensemble of een serie identieke gebouwen.
Stedenbouwkundig instrumentarium
Deze visie op het beschermd stadsgezicht heeft geleid tot een bestemmingsplanregeling die het stadsgezicht op een passend wijze beschermt. De hoofdopzet van deze regeling bestaat uit de volgende elementen:
- een dubbelbestemming 'Waarde - beschermd stadsgezicht' waarin
gedetailleerde, strakke bouwregels zijn opgenomen die de bestaande situatie vastleggen met slechts beperkte ontwikkelingsmogelijkheden;
- strakke bouwvlakken op de verbeelding, waarbinnen de hoofdbebouwing
moet zijn gesitueerd;
- om de karakteristieke structuur van de open binnenterreinen en tussen
panden gelegen tuinen te behouden is voorzien in tuinbestemmingen met beperkte bebouwingsmogelijkheden, die doorgaans niet verder reiken dan wat vergunningsvrij op grond van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht is toegestaan;
- de orde-aanduidingen op de verbeelding en in de planregels. De basis van
de orde-aanduidingen is terug te vinden op de waarderingskaart;
- gelet op de gedetailleerde, strakke bestemmingsregels zijn specifieke
afwijkingsmogelijkheden opgenomen, die passen bij de aard van het gebied en die tegemoet komen aan karakter van de levende stad.
Werkwijze in dit bestemmingsplan
Het behouden van architectonische en stedenbouwkundige waarden heeft concrete gevolgen voor het vastleggen van rooilijnen, dakopbouwen, goot en bouwhoogteserfafscheidingen, overstekken e.d. Daar waar de historische waarden van het beschermd stadsgezicht desondanks in het geding zouden kunnen komen, is gedetailleerd bestemd. Voor dit bestemmingsplan is de indeling in orden gekoppeld aan de mate van bescherming in de planregels. Zo is voor orde 3 panden een marge van een minimale en een maximale goothoogte aangegeven, terwijl voor orde 1 en 2 panden de bestaande goothoogte gehandhaafd dient te worden. Om aan te geven welke onderdelen van een orde 2 pand cultuurhistorisch waardevol worden geacht is er voor de orde 2 panden een redengevende omschrijving (bijlage 5) opgesteld.
Algemeen zijn voor dit bestemmingsplan ten behoeve van het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het plangebied de volgende stedenbouwkundige uitgangspunten gehanteerd.
Voorgevelrooilijn De voorgevelrooilijn is de lijn waar de weg de voorgevel raakt. Het is de scheidslijn tussen bebouwd en onbebouwd. De manier waarop de voorgevelrooilijn loopt bepaalt de loop van de gevels en daarmee vaak de vorm van de openbare ruimte. Uitgangspunt is dat voor bebouwing in het beschermd stadsgezicht de voorgevel in de voorgevelrooilijn dient te zijn gebouwd.
Bouwvlak Met het bouwvlak worden de gronden aangeduid waar bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten. In het bestemmingsplan zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de historisch bepaalde situatie. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd waarbij moet worden aangesloten op de belendende gebouwen.
Parcellering De historische binnenstad kenmerkt zich door kleinschalige historische panden. Samenvoegen van panden gaat ten koste van deze fijnmazige structuur en van de bouwhistorische waarden van vooral de historische tussenmuren. Slechts onder bepaalde voorwaarden kan samenvoeging van gebouwen worden toegestaan.
Hoogtes Doordat elk pand in de binnenstad een individuele goothoogte en dakvorm en nokrichting kent, zit er veel variatie in het daklandschap en gevelaanzichten. De bestaande variatie in goothoogte wordt in het bestemmingsplan gewaarborgd door de bestaande goothoogte gedetailleerd vast te leggen. Onder strikte voorwaarden mag hiervan worden afgeweken.
Monumenten kennen wettelijk al een beschermde status. Orde 2 panden (zie ook bijlage 5 met de redengevende omschrijvingen) krijgen bescherming met een te handhaven goothoogte. Deze is afgerond naar boven op hele meters. Bij orde 3 en overige panden worden over het algemeen minimale en maximale bouwhoogten gehanteerd. Om daarmee enige flexibiliteit te bieden.
Daklandschap De kappen van de individuele panden vormen tezamen het daklandschap. Het daklandschap in de Bakenes is bijzonder rijk en afwisselend. Het traditionele zadeldak met de nok haaks op de straat komt daarbij het meeste voor. Het is belangrijk dat de hoofdkarakteristieken gehandhaafd blijven. Uitgangspunt is dan ook dat een gebouw voorzien dient te zijn van een kap en dat de bestaande nokrichting en dakvorm behouden blijven. De dakhelling is gekoppeld aan een minimale en maximale hellingshoek. Dakkapellen mogen worden opgericht maar hieraan worden stringente eisen gesteld ten aanzien van hoogte, breedte en afstand tot nok en dakvoet. Onder bepaalde voorwaarden mogen op (gedeeltelijk) platte daken ook dakterassen en daktuinen worden toegestaan.
In de 'nota dak' is de gehele Bakenes aangegeven als 'gebied met een overwegend wisselend straatbeeld'. In deze gebieden kunnen op kleinere schaal per straat of per ensemble, trends in dakopbouwen worden aangewezen. De straten/gebouwen die belang hebben bij het aanwijzen van een trend zijn die bouwwerken die op de waarderingskaart aangeduid zijn als orde 3 en nieuwbouw in combinatie met een aanduiding ensemble. Juist bij deze gebouwen zoals de nieuwbouw langs 't Krom en het Vroonhof is het van belang dat eventuele toekomstige zichtbare (dak)uitbreidingen aansluiten op de eenheid. Dakopbouwen worden in het bestemmingsplan Bakenes met een afwijking mogelijk gemaakt. Aansluiten op de trend is een belangrijk criterium om af te wijken van het direct bouwrecht in het bestemmingsplan
Binnengebieden
De bouwblokken binnen het beschermd stadsgezicht hebben allemaal een formele, beschermde buitenkant waardoor de uitstraling wordt bepaald. Ruimte voor flexibiliteit zit in het informele binnengebied. Het gebied tussen de achtergevelrooilijnen van de (beschermde) hoofdbebouwing.
De grootste krachten van de binnengebieden zijn variëteit en flexibiliteit. De verhoudingen tussen bebouwd en onbebouwd en de hoogteverschillen van de bebouwing spelen een belangrijke rol bij het ontstaan van bijzondere plekken in de binnengebieden. Flexibiliteit vergroot de aanpasbaarheid voor verschillende functies en draagt daardoor ook bij aan een duurzaam gebruik.
Het gebrek aan kwaliteit van sommige binnengebieden ligt niet zo zeer aan de aanwezigheid van bebouwing in de binnengebieden, maar meer aan de vormgeving en het gebruik van de daken van deze "binnenbebouwing".
Binnengebieden kunnen getransformeerd worden tot gebieden met getrapte groene (toegankelijke) terrassen waar ook energie kan worden gewonnen en een begane grond met tuinen en bomen.
De verhouding tussen een strakke, historische rooilijn aan de buitenzijde en een kleinschalige getraptheid van terrassen, daktuinen en open binnentuinen kan de kwaliteit van de binnengebieden verhogen. Uitgangspunt is om de kwaliteiten te versterken door te bestemmen wat er staat met meer ruimte voor flexibiliteit, te vergroenen en te verduurzamen door een beter gebruik van de daken. In dit bestemmingsplan worden dakterrassen, daktuinen en collectoren voor warmteopwekking of panelen voor electriciteitsopwekkingop bebouwing in een binnengebied gefaciliteerd.
5.2 Functionele Aspecten
De economische functies in de Bakenes zijn voor de leefbaarheid van Haarlem van groot belang. Het functioneren van deze functies is onderhevig aan ontwikkelingen aan zowel de aanbod- als de vraagzijde. Een kwalitatief goed aanbod van winkels en horeca, samen met goede voorzieningen op het gebied van cultuur(podia) in een aantrekkelijke historische binnenstad is dan ook een belangrijk uitgangspunt.
Om de economische functies voor de binnenstad te behouden is het van belang om in het bestemmingsplan, naast het behoud van de historische kwaliteiten, de dynamiek te faciliteren. Dit komt tot uiting door in de Bakenes gebieden te onderscheiden waar op gedifferentieerde wijze tegemoet kan worden gekomen aan die dynamiek.
Westzijde Bakennessergracht
De Bakenessergracht deelt het plangebied in tweeën. De westkant van het gebied heeft een ander karakter dan de oostkant. De westzijde wordt gedomineerd door de Toneelschuur, Philharmonie en de oude en nieuwe rechtbank. De Toneelschuur, het Teylersmuseum en de Philharmonie hebben de bestemming Cultuur en Ontspanning gekregen. Binnen deze bestemming zijn ook horeca-achtige activiteiten toegestaan. De aard en omvang van de horeca-achtige activiteiten wordt geregeld in de vergunningen.
Rond de Grote kerk
Rond de Grote Markt/Klokhuisplein/Oude Groenmarkt blijft de nadruk op vermaak(horeca) liggen. Op de begane grond zijn horecagelegenheden en toegestaan maar mag er niet gewoond worden. Op de verdieping wordt de woonfunctie wel mogelijk gemaakt. Ter stimulering van de hotelfunctie in de binnenstad is voor de panden rond de Grote kerk een hotel toegestaan.
Doorgaande straten
Voor de straten aan de randen van het plangebied en de Bakenessergracht wordt functiemenging nagestreefd. In deze gebieden is niet duidelijk sprake van één functie die overheerst. De kwaliteit van dit soort gebieden wordt vooral bepaald door een goede mix van wonen en kleinschalige niet-woonfuncties. Voorkomen moet worden, ook in het kader van sociale veiligheid, dat wonen op de begane grond verdwijnt. Detailhandel komt hier nog wel voor maar in afnemende mate. Het is gewenst dat de winkels in de toekomst vooral gehandhaafd blijven/geconcentreerd worden in de (kern)winkelstraten. In het plan wordt geen ruimte geboden voor de vestiging van detailhandel op geheel nieuwe locaties. Voor de verdiepingen is de woonfunctie uitgangspunt en wordt gestimuleerd. De gemengde gebieden worden gezien als een goed milieu voor Bed&Breakfast.
De beperkingen van de milieuzonering zorgen ervoor dat de functies passend zijn binnen een gemengd woongebied. De veranderingen van functies in rijksmonumenten wordt beperkt doordat deze panden beschermd worden via de wetgeving. Bij verbouwingswensen zal altijd een monumentenvergunning nodig zijn. Functieverandering zal daardoor niet kunnen leiden tot ongewenste gevel- of interieurwijzigingen.
Ten aanzien van horeca is in beginsel gekozen voor een restrictief beleid dat wil zeggen dat bestaande (legale) horeca gelegenheden positief zijn bestemd. Aan de Koudenhorn 58 is een coffeeshop gevestigd, aangezien dit een gedoogsituatie betreft mag dit niet in een bestemmingsplan geregeld worden. Overeenkomstig het recht uit het vigerend bestemmingsplan is een café mogelijk gemaakt op deze locatie. Zolang hier een coffeeshop gevestigd is mag hier geen café gerund worden, dit is geregeld in de vergunning.
Conform het huidige prostitutiebeleid wordt de (legale) situatie zoals deze nu is bevroren. Uitbreiding van prostitutiebedrijven wordt niet toegestaan; er wordt echter ook geen 'uitsterfconstructie' gehanteerd. Daar waar prostitutie is toegestaan blijft dit ook toegestaan. De seksinrichtingen zijn met een aanduiding weergegeven op de verbeelding. De seksinrichtingen mogen niet naar aard, aantal of omvang uitbreiden, dit is geregeld in de vergunningen.
Binnenstedelijk woonmilieu
Meer in de wat perifeer gelegen delen van het plangebied is sprake van "pure" woonstraten. De binnenstad is een zeer aantrekkelijk woonmilieu voor bepaalde bewonersgroepen. Bescherming van de woonfunctie is van groot belang voor de levendigheid en sociale veiligheid in en rond de binnenstad.
Binnen de woonfunctie zijn beroepsmatige activiteiten aan huis mogelijk. Ook wordt een Bed&Breakfast binnen de woonfunctie mogelijk gemaakt. De overheersende woonfunctie in deze gebieden sluit de vestiging niet uit van enige niet-hinderlijke andere activiteiten. Daar waar in de bestaande situatie sprake is van functiemenging wordt volstaan met een "lichte" gemengde bestemming. Binnen deze bestemming zijn kleinschalige vormen van bedrijvigheid en (zakelijke) dienstverlening op de begane grond toegestaan.
Uitbreidingsmogelijkheden
Bij bestaande woningen neemt in de regel de wens tot veranderingen in en aan de woning toe naarmate de woning ouder is. Aanvragen hebben meestal betrekking op de uitbreiding van de woonruimte, luxer maken van de woning, dan wel een grotere berging/garageruimte in de achter- of zijtuin. Nieuwe wensen hangen voor een groot deel samen met een verandering van levensfase (bijvoorbeeld kinderen krijgen of de deur uit, hoger inkomen, pensionering). Ook maatschappelijke veranderingen, zoals de wens om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen, kunnen een reden zijn voor aanpassing.
In dit plan hebben we hierin voorzien door regels op te nemen voor standaard uitbreidingen waarvan verwacht wordt dat deze geen onevenredige invloed hebben op het straatbeeld, de privacy en de bezonning van de directe omgeving, het daklandschap en de uitstraling van het beschermd stadsgezicht in het algemeen. Te denken valt hierbij aan aan- en uitbouwen, dakkapellen, bijgebouwen en andere ondergeschikte uitbreidingen. Voor niet standaard ingrepen die een grotere impact kunnen hebben op een van deze punten worden binnenplanse afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Met een relatief korte procedure wordt door de gemeente beoordeeld of deze ingrepen acceptabel zijn. Voorbeelden hiervan zijn dakopbouwen, dakterrassen, dakdoorbrekingen, bijzondere (afwijkende dakkapellen etc).
Beroepsmatige activiteiten aan huis
Werken aan huis kan een bijdrage leveren aan het plaatselijk (met name dienstverlenend) voorzieningenniveau. Het toestaan van beroepsmatige activiteiten aan huis kan een stimulans geven aan de economische ontwikkeling. Het starten van een bedrijf is op deze wijze heel laagdrempelig.
Veel ondernemers zijn op zo begonnen. Binnen de ruimtelijk-functionele opzet van bestaande woonwijken zijn de mogelijkheden van het toestaan van beroepsmatige activiteiten aan huis uiteraard beperkt. Overlast in relatie tot met name wonen moet voorkomen worden, omdat bijvoorbeeld het verkeerssysteem en de verkaveling in woonwijken niet inspelen op andere functies en de gevolgen van die andere functies. Ook mag het werken de woonfunctie niet verdrijven. Kortom: de gemeente staat in principe positief tegenover deze ontwikkeling zonder de mogelijke nadelen uit het oog te verliezen.
Het gebruiken en inrichten van woningen en bijgebouwen voor beroepsmatige activiteiten aan huis is mogelijk mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
Zo zijn alleen dienstverlenende beroepen mogelijk en mag er geen overlast voor de woonomgeving ontstaan. Bovendien geldt als uitgangspunt dat de woonfunctie gehandhaafd dient te blijven. De omvang van de beroepsmatigeactiviteiten wordt daarom in de regels gelimiteerd: 35 procent van het brutovloeroppervlak van een woning tot een maximum van 50 m 2 mag voor beroepsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt. Gastouderschap en een kleine Bed and Breakfast behoren ook tot de mogelijkheden, een voorwaarde is dat het gekoppeld moet zijn aan de woonfunctie.
5.3 Toekomstige Ontwikkelingen
In het plangebied hebben de afgelopen jaren grootschalige ontwikkelingen plaatsgevonden zoals de uitbreiding/bouw van de Philharmonie, Toneelschuur en de Appelaar. De komende jaren zijn er geen (grootschalige) ontwikkelingen gepland in het gebied die meegenomen kunnen worden in dit bestemmingsplan. Ontwikkelingen die voorzien zijn, maar nog niet concreet genoeg zijn om op te nemen in dit bestemmingsplan betreffen de locaties; Begijnhof/ Lombardsteeg, Koudenhorn 24 (Sloothaak) en het terrein achter Bakenesserstraat 13- 27. Als binnen de planperiode van tien jaar deze ontwikkelingen geconcretiseerd worden, kunnen afzonderlijke ruimtelijke procedures opgestart zullen worden.
Lombardsteeg
Binnen het bouwblok van de Janstraat, Lombardsteeg, Lange Begijnestraat en Begijnensteeg liggen twee kavels braak. In het bestemmingsplan is de bestaande situatie overgenomen (gemeentegrond). De situatie overnemen van het vigerende bestemmingsplan is ongewenst. De kavel langs de Lombardsteeg is in gebruik als tuin en ligt gescheiden door een muur van de straat. De ander kavel ligt open naar het Begijnhof, is geplaveid en doet dienst als parkeerplaats.
Afbeelding 5.1 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Trafolocatie Lombardsteeg & Begijnhof
Voor toekomstige ontwikkelingen is behoud van de onderstaande aanwezige kwaliteiten uitgangspunt.
- het historische stratenpatroon
- het oorspronkelijke verkavelingspatroon van de bouwblokken
- de kleinschalige bebouwing
- de bomen op het binnenterrein die door hun grootte boven de bebouwing uit toornen
- het zicht op de Begijnenkerk
De algemene uitgangspunten voor deze ontwikkelingen zijn:
- Voorkanten van de bebouwing naar de straat, achterkanten naar binnenterrein
- Incorporeren van de aanwezige grote bomen
- Nieuwe volumes qua hoogte en grootte aansluiten op die van de omgeving
- het trafostation en het parkeren inpandig oplossen.
- Geen blinde muren
- Rekening houden met de aanwezige Warmte -koude -opslag
Sloothaak
Aan het Spaarne tegenover molen de Adriaan en de Scheepmakersdijk aan de oostelijke rand van de binnenstadswijk Bakenes ligt de Sloothaaklocatie. Voor deze locatie zijn ontwikkelingen voorzien op gronden die particulier eigendom zijn en gronden die in eigendom zijn bij de gemeente. In het bestemmingsplan is de vigerende situatie overgenomen.
Afbeelding 5.1 Historische rooilijn
Voor de ontwikkelingen zijn in 2009 de onderstaande concept ontwerprichtlijnen opgesteld.
- 1. Terugbouwen in de historische rooilijn. Voor het plaatsen van brandstofpompen t.b.v bedrijf Sloothaak is in het verleden een verbreding gemaakt in de Kokstraat. Om het stratenpatroon in ere te herstellen wordt de nieuwbouw in de Kokstraat in de historische rooilijn geprojecteerd.
- 2. Belending- Naast de locatie Sloothaak staat een monumentaal pand waarvan de hoogte en breedte de schaal van de rest van de panden ontstijgt. Het is van belang dit rijksmonument in zijn waarde te laten. Voorkomen moet worden dat de omvang van het Sloothaak perceel en de hoogte van het monument aanleiding geven voor een te grootschalige ontwikkeling.
- 3. Hoogten- Het bouwblok tussen Kokstraat en Vrouwestraat is de grootste van de vier aan de Koudenhorn. De opbouw van de panden is voornamelijk een hoge bedrijfsruimte aan de begane grond en een woning boven. de hoogte van de panden is een mengsel van 2 lagen en 3 lagen met- en zonder kap. De twee naastliggende monumentale panden hebben een goothoogte van 13 meter.
Terrein achter Bakenesserstraat 13- 27
Het binnenterrein achter de Bakenesserstraat 13-27 is particulier eigendom. De eigenaar wil het binnenterrein gaan ontwikkelen. In een voorstel uit 2005 wordt op het binnenterrein de begane grond ingezet voor parkeren voor bewoners en gebruikers van de gebouwen. Op de verdiepingen is ruimte voor ateliers en eventueel andere culturele functies. Met dit voorstel werd niet voldaan aan de ruimtelijke kwaliteit eisen voor een binnenstadslocatie.
Omdat er tussen de gemeente en de eigenaar nog geen overeenstemming is over de toekomstige ontwikkelingen, is er in dit bestemmingsplan voor gekozen om de vigerende situatie over te nemen.
Indien er binnen de planperiode van dit bestemmingsplan (10 jaar) overeenstemming is tussen de eigenaar en de gemeente over de ontwikkeling van de rest van dit gebied kan er een afzonderlijke ruimtelijke procedure opgestart worden.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
De beleidsuitgangspunten zijn in de regels vervat en op de verbeelding weergegeven als bestemmingen en aanduidingen. Dit hoofdstuk geeft een verklaring van de regels en geeft aan waarom voor een bepaalde regeling is gekozen. Tot slot wordt een toelichting gegeven op de verbeelding.
6.1 Inleiding
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Het juridisch bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.
6.2 Juridische Planopzet
Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, de monitoring van beleid en de handhaving.
De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (hierna SVBP) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels.
De regels van het bestemmingsplan vallen conform het SVBP in 4 hoofdstukken uiteen.
- 1. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels
- 2. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik
- 3. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels
- 4. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.
6.3 Hoofdstuk 1: Inleidende Regels
Op de artikelen in de regels kan de volgende toelichting worden gegeven:
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen zijn op grond van de SVBP 2008 dwingend voorgeschreven. Om misverstanden over de bedoeling van het bestemmingsplan te voorkomen is het nodig voor sommige begrippen aan te geven hoe deze gemeten moeten worden. In het algemeen spraakgebruik is wel duidelijk wat wordt bedoeld met bijvoorbeeld de dakhelling, hoogte, goothoogte en lengte en breedte van een gebouw. Voor iemand die een 'omgevingsvergunning voor bouwen' aanvraagt is het belangrijk dat duidelijk is hoe deze maten bij de toets aan het bestemmingsplan gemeten worden.
6.4 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plan begrepen gronden zijn toegekend. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Of dit zo is, hangt af van de ruimtelijke relevantie, of wel van de mate waarin de betrokken functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak. Lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. De verbeelding van een bestemming bestaat dus nooit uit een lijn of een punt. De bestemmingen worden gescheiden door bestemmingsgrenzen.
Artikel 3 Bedrijf
De bestemming bedrijf is bedoeld voor bestaande bedrijfsgebouwen of gronden die uitsluitend bestemd zijn voor bedrijfsmatige activiteiten en bijbehorende voorzieningen. De bedrijfsbestemming is opgenomen voor de gronden achter de Bakenessestraat. De bedrijfsbebouwing is enkel toegestaan op de gronden waar een bouwvlak is opgenomen. Wanneer er geen bouwvlak is opgenomen heeft het de bestemming bedrijf-onbebouwd. Parkeervoorzieningen zijn toegestaan.
Bestaande nutsgebouwen met een oppervlakte groter dan 10 m2 zijn bestemd als Bedrijf met de aanduiding (nv) nutsvoorziening. Kleinere nutsvoorzieningen zijn mogelijk gemaakt binnen andere bestemmingen. Als bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding nutsvoorziening is in dit bestemmingsplan de nutsvoorziening op de hoek van de Vrouwestraat en 't Krom en het Philip Frankplein opgenomen.
Artikel 4 en 5 Centrum 1 en 2
De bestemming 'Centrum' wordt alleen gebruikt als 'sprake is van een dorps- of stadskern in planologische/stedebouwkundige zin.' (SVBP 2008). Het betreft onder meer het gebied binnen de Haarlemse binnenstad waar het kernwinkelapparaat geconcentreerd is. In dit bestemmingsplan komen de bestemmingen Centrum 1 en Centrum 2 voor.
C1 (hoofdwinkelstraten in kernwinkelgebied):
Kenmerk: aaneengesloten front van winkels en publieksgerichte functies. Op de begane grond komt de woonfunctie niet voor.
Binnen deze bestemming is op de begane grond detailhandel, daghoreca (h=1), hotel (h=4), kantoren en dienstverlening en een galerie toegestaan. Behorend bij de detailhandel zijn ook horeca-activiteiten toegestaan. Verder is horeca toegestaan als dat via een functieaanduiding op de verbeelding is opgenomen. (zie functieaanduidingen)
Op de bovenverdiepingen is wonen en een hotel toegestaan. Via een afwijkingsbevoegdheid kan de begane grondfunctie toegestaan worden op de verdieping.
C2 (aanloopstraten in kernwinkelgebied):
Kenmerk: Onderscheid met C1 is dat in C2 op de bovenverdieping alleen wonen en hotel zijn toegestaan. Op de begane grond komt de woonfunctie beperkt voor.
Binnen deze bestemming zijn op de begane grond detailhandel, kantoren en dienstverlening met loketfunctie, galerie, daghoreca (h=1), hotels (h=4) toegestaan. Op de bovenverdiepingen is alleen wonen en hotel toegestaan. Ondergeschikt aan de woonfunctie is aan-huis-verbonden- beroepen, Bed and Breakfast en gastouderschap toegestaan.
Functieaanduidingen
Binnen de bestemming Centrum-1 en Centrum-2 komen vier typen horeca voor. De daghoreca (h=1) en hotels (h=4) zijn overal mogelijk.
H= 1: horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen en gelijkwaardige horecabedrijven. Deze horecabedrijven (complementaire daghoreca) hebben openingstijden die meestal gerelateerd zijn aan winkeltijden. Dit wil niet zeggen dat de daghoreca exact ook deze tijden moet hanteren, maar het moet hier wel een relatie mee hebben, het gaat erom dat er geen publiek naar de locatie getrokken wordt specifiek voor de horecafunctie. De locatie is gerelateerd aan detailhandel, er is (vrijwel) geen extra verkeersaantrekkende werking, het beoogd publiek is er al want komt voor andere (detaillhandels)functies. Bepalend is de relatie met de winkeltijden c.q. andere functies.
H<_2: horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes en gelijkwaardige horecabedrijven. Deze horecabedrijven (maaltijdverstrekking onafhankelijk van winkeltijden) onderscheiden zich door aard van de functie en openingstijden, hebben in de regel vooral fiets- en voetgangersverkeer en maar een beperkte verkeersaantrekkende werking voor autoverkeer.
H<_3: horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals cafés en eetcafés en gelijkwaardige horecabedrijven. Horecabedrijven zoals cafés (verkoop alcohol als hoofdactiviteit, muziek/dansen en eten bijkomstig) onderscheiden zich door openingstijden (vroeg open en laat dicht), normaliter een geleidelijker instroom en uitstroom van bezoekers dan discotheken, minder verkeersaantrekkende werking (meer fiets/voetgangers verkeer), vaak een beperkte omvang, veel alcoholgebruik, potentieel zware overlast voor directe omgeving doordat alcoholverstrekking hoofddoel is.
H= 4: horecabedrijven die hoofdzakelijk logies per nacht verstrekken met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken en het houden van bijeenkomsten/vergaderingen/congressen. Horecabedrijven zoals hotels en pensions onderscheiden zich door verkeersaantrekking (af en aanrijden van taxi's en/of bussen), gebruik van de hotelfunctie vooral door gasten, verder weinig publiekaantrekking, in de regel minder overlast dan bij cafés of discotheken mede door een beperkter alcoholgebruik ter plaatse en geen grote bezoekersaantallen.
Artikel 6 Cultuur en ontspanning
De bestemming 'Cultuur en ontspanning' wordt gebruikt voor het Teylers museum, de Toneelschuur, de Philharmonie. Binnen deze bestemming zijn ondergeschikte voorzieningen mogelijk zoals (kleinschalige) horeca en (kleinschalige) detailhandel. Dit is geregeld in de vergunningen. Ook de omvang van de horeca-activiteiten is in de vergunningen geregeld, zo zijn op de eerste verdieping van het gebouw van de Philharmonie aan de Lange Begijnestraat 11 ook horeca-activiteiten toegestaan in de Van Beinumzaal, Van Warmerdamzaal en in de aangrenzende foyerruimten
Functieaanduidingen
Enkel waar op de verbeelding de aanduiding Wonen (w) is opgenomen is de woonfunctie toegestaan zowel op de begane grond als de verdieping.
Artikel 7 -9 Gemengd 1,2 en 4
De bestemming 'Gemengd' wordt gebruikt voor gebouwen waarin een menging van wonen en werken aanwezig of gewenst is. De milieuhinder van werkfuncties moet passen binnen de categorie A en B van de bedrijvenlijst.
Binnen de bestemming Gemengd in dit bestemmingsplan worden drie typen onderscheiden.
GD 1: (wonen en op begane grond beperkt verkeeraantrekkende functies): deze bestemming wordt vooral gebruikt voor gebouwen in gebieden waar hoofdzakelijk wordt gewoond waar op de begane grond zowel wonen als kleinschalige functies met een beperkte verkeeraantrekkende werking en hinder zijn toegestaan, zoals kantoor, praktijkruimten, ateliers en kleinschalige bedrijven. Op de overige verdiepingen is uitsluitend wonen toegestaan.
GD 2: (wonen en op begane grond meer verkeeraantrekkende functies): deze bestemming wordt vooral gebruikt voor gebouwen in aanloopstraten naar het centrum waar op de begane grond zowel wonen als (beperkt dan wel meer verkeeraantrekkende) kleinschalige functies zijn toegestaan, zoals detailhandel, kantoor, dienstverlening, kleinschalige bedrijven, praktijkruimte en atelier. Behorend bij de detailhandel zijn ook (ondergeschikte) horeca-activiteiten toegestaan. Op de overige verdiepingen is uitsluitend wonen toegestaan.
GD 4: (wonen en werken): Deze bestemming wordt gebruikt voor gebouwen waar op de begane grond én op de overige verdiepingen zowel wonen als werkfuncties zijn toegestaan zoals kantoor, dienstverlening, praktijkruimte. Vaak gaat het om gebouwen die (onder meer door hun ligging, grootte en/of monumentale status) een bijzonder uitstraling hebben. Detailhandel en bedrijven zijn niet toegestaan.
Gerelateerd aan de woonfunctie is beroepsuitoefening aan huis, bed & breakfast en gastouderschap toegestaan.
Gemengd 1 | Gemengd 2 | Gemengd 4 | |
Begane grond | |||
Wonen | Wonen | Wonen | |
Kantoor (zonder loketfunctie) | Kantoor (eventueel met loketfunctie) | Kantoor (eventueel met loketfunctie) | |
Praktijkruimte/ atelierruimte | Praktijkruimte/ atelierruimte | Praktijkruimte/ atelierruimte | |
Dienst- verlening | Dienst- verlening | ||
Detailhandel | |||
Bedrijven | Bedrijven | ||
Verdieping | |||
Wonen | Wonen | Wonen | |
Kantoor (eventueel met loketfunctie) | |||
Praktijkruimte/ atelierruimte | |||
Dienstverlening | |||
Tabel 7.1 Gemengd
Functieaanduidingen
Het is mogelijk om binnen de bestemming Gemengd functies toe te laten dan wel uit te sluiten door middel van een aanduiding. Op deze manier kunnen bestaande of gewenste situaties die niet binnen de systematiek passen wel positief bestemd worden.
De maatschappelijke instellingen die als activiteit een kantooruitstraling hebben (stichtingen) worden als passend gezien in de bestemming waar ook kantooractiviteiten zijn toegestaan. Binnen de bestemming gemengd zijn praktijkruimten toegestaan zoals tandartspraktijk, dierenartspraktijk, fysiotherapiepraktijk etc. Andere maatschappelijke voorzieningen als een kinderdagverblijf (sm-kdv) en dagopvang(m) zijn via een functieaanduiding mogelijk gemaakt. Onder dagopvang wordt dagbesteding verstaan voor bijvoorbeeld jongeren of gehandicapten verstaan. Hieronder wordt geen nachtopvang voor dak- en thuislozen verstaan.
Horecafuncties worden niet standaard binnen de bestemming gemengd toegestaan, maar altijd met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. Binnen de bestemming Gemengd 1, 2 en 4 komen vier typen horeca voor. Dit is via een functieaanduiding mogelijk gemaakt. Zie daarvoor de bestemming Centrum
Het beleid is gericht op verruiming van de hotelaccommodaties. Dat krijgt in deze bestemming Gemengd-2 gestalte door via een afwijkingsbevoegdheid de hotelfunctie mogelijk te maken.
Voor de panden waar legaal seksinrichtingen gevestigd zijn hebben een hoofdbestemming gekregen die past bij de schaal van de buurt en bij de bestaande omringende functies. De seksinrichtingen zijn vervolgens met een aanduiding (si) weergegeven op de verbeelding. Er is geen onderscheid gemaakt in typen seksinrichting zoals raamprostitutie, bordeel etc..Dit wordt geregeld in de benodigde vergunningen.
Kamerverhuur is mogelijk gemaakt voor de panden die nu als kamerverhuur gebruikt worden. Er is gekozen voor een aanduiding (kv) voor de bestaande kamerverhuurlocaties om daarmee de regie te houden op verder omzetting van grote panden naar kamerverhuur.
Een zwembad is mogelijk gemaakt voor de panden die nu als zwembad gebruikt worden. Er is hiervoor de aanduiding (zb) op de verbeelding opgenomen. Ondergeschikte horeca-activiteiten ( h<- 3) zijn toegestaan.
Artikel 10 Groen
De (openbare) groengebieden van structurele aard zijn specifiek bestemd als 'Groen'; bermen en bomen langs wegen maken onderdeel uit van de bestemming 'Verkeer'.
Binnen de bestemming 'Groen' is de bouw van gebouwen ten behoeve van groenvoorzieningen toegestaan, waaronder nutsgebouwtjes, abri's, (ondergrondse) afval- en recyclebakken, lichtmasten, reclameborden en andere bouwwerken zoals fietsenrekken. De oppervlakte van gebouwen mag per gebouw niet meer bedragen dan 10 m2 en de hoogte niet meer dan 3 meter.
Binnen de bestemming 'Groen' zijn speelvoorzieningen toegestaan.
Artikel 11 Maatschappelijk
Met de bestemming “Maatschappelijk” wordt gedoeld op activiteiten, gebouwen of terreinen met een functie op het gebied van onderwijs, openbaar bestuur, cultuur, welzijn, religie, zorgwoningen, uitvaartcentrum en/of gezondheid(szorg).
Ondergeschikt aan de maatschappelijke voorziening mogen detailhandel- , sport- en niet overlastgevende horeca-activiteiten (uit de categorieën 1 en 2) plaatsvinden.
De maatschappelijke instellingen die als activiteit een kantooruitstraling hebben (stichtingen) en praktijkruimten worden ook als passend gezien in bestemmingen waar ook een kantoor mogelijk is (Centrum 1 en 2 en Gemengd 1, 2, en 4)
Functieaanduiding
Er zijn ook maatschappelijke activiteiten die qua schaal en/of hinder voor de omgeving (geluid, parkeren) meer maatwerk verlangen. Het maatwerk vindt altijd plaats door middel van een aanduiding binnen de bestemming maatschappelijk. Specifieke vorm van maatschappelijk- dak en thuislozenopvang (sm-dto). Op het pand waar deze aanduiding is opgenomen is de dag- en nachtopvang aan dak- en thuislozen van Leger des Heils toegestaan.
Artikel 12-14 Tuin 1, Tuin 2 en Tuin 3
De in het gebied niet voor gebouwen bedoelde gronden behorende bij onder andere woningen en gemengde doeleinden worden bestemd als 'Tuin 1', Tuin 2 of Tuin 3.
Binnen de Tuin 1 bestemming zijn slechts erkers, tuinen en verhardingen toegestaan. Onder voorwaarden kunnen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden toegestaan zoals erfafscheidingen en vlaggenmasten. Een aan- of uitbouw of een bijgebouw zoals een berging kan niet binnen deze bestemming worden gebouwd. Parkeren in tuinen met bestemming 'Tuin 1' is slechts toegestaan waar dit met een aanduiding (p) in de verbeelding is aangegeven.
De op de verbeelding voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. Deze bestemming komt met name voor in tuinen aan de achterkant van gebouwen, de zogeheten erven. Op deze gronden mogen onder voorwaarden aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. Het is niet toegestaan dat de gronden met de bestemming 'Tuin 2' geheel worden volgebouwd. Dit in het belang van de woonkwaliteit in de vorm van voldoende openheid. In de planregels zijn daarom maximale bouwregels opgenomen. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 procent van het bestemmingsvlak met een maximum oppervlakte van 40 m². De hoogte van de aan- en uitbouwen mogen tot 4 meter hoog en losse bijgebouwen tot 3 meter hoog. Legale bebouwing die hoger is dan 3 meter of meer dan 50% bedraagt van het bestemmingsvlak wordt via een aanduiding op de kaart mogelijk gemaakt. Dakterrassen zijn toegestaan op aan- en uitbouwen tenzij er sprake is van privaatrechtelijke belemmeringen.
Parkeren op gronden met de bestemming 'Tuin 2' is toegestaan in gebouwde voorzieningen én waar dit met een aanduiding in de verbeelding is aangegeven.
De op de verbeelding voor 'Tuin 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. De gronden die onder deze bestemming vallen mogen voor 100 procent worden bebouwd. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal 4 meter bedragen; de bouwhoogte van bijgebouwen en van andere bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen. Legale bebouwing die hoger is dan 3 meter wordt via een aanduiding op de kaart mogelijk gemaakt. Dakterrassen zijn toegestaan op aan- en uitbouwen tenzij er sprake is van privaatrechtelijke belemmeringen.
Parkeren op gronden met de bestemming 'Tuin 3' is toegestaan in gebouwde voorzieningen én waar dit met een aanduiding in de verbeelding is aangegeven.
Functieaanduidingen
Parkeren op onbebouwde gronden in tuinen is slechts toegestaan waar dit met een aanduiding (p) op de verbeelding is aangegeven. Dit geldt ook voor verharding ten behoeve van het parkeren van voertuigen. Parkeren binnen de bebouwing is wel toegestaan
Voor de achterbebouwing waar legaal seksinrichtingen gevestigd zijn, is dit met een aanduiding (si) weergegeven op de verbeelding. Er is geen onderscheid gemaakt in typen seksinrichting zoals raamprostitutie, bordeel etc.. Dit wordt geregeld in de benodigde vergunningen.
Artikel 15 Verkeer
De in het plangebied voorkomende wegen, met bijbehorende bermen, parkeerplaatsen, bomen, fiets- en voetpaden en alle andere bijbehorende voorzieningen zijn ondergebracht in de verzamelbestemming 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn groen-, water- en speelvoorzieningen toegestaan evenals bouwwerken ten behoeve van de verkeers- en verblijfsfunctie, waaronder nutsvoorzieningen, abri's, (ondergrondse) afval- en recyclebakken, verkeers- en lichtmasten, reclameborden en andere bouwwerken zoals fietsenrekken. Terrassen, standplaatsen, uitstallingen en kiosken worden mogelijk gemaakt binnen de verkeersbestemming, waar en of deze geplaatst worden, wordt geregeld in de benodigde vergunningen.
Tenzij anders aangegeven op de verbeelding mag de hoogte van gebouwen niet meer bedragen dan 3 meter en mag de oppervlakte (met uitzondering van autostalling) niet meer bedragen dan 10 m2. Uitzondering is een de maximale bouwhoogte voor een brugwachtersvoorziening, deze bedraagt 5 meter.
Binnen de bestemming 'Verkeer' moet ruimte gelaten worden om zonodig veranderingen te kunnen aanbrengen in de inrichting van de openbare ruimte, afgestemd op wijzigende behoeften. Gedacht kan worden aan ruimte voor diverse verkeerstechnische aanpassingen (zoals veiligere inrichtingen), goede inrichting voor fietsers en voetgangers, goede en voldoende parkeervoorzieningen, verkeersremmende maatregelen in woonstraten (drempels, 30-kilometer zones), stallingmogelijkheden voor fietsen en aanleg van kleine groen- en speelvoorzieningen. Bij de inrichting van de openbare ruimte moeten gebruik, veiligheid en beeldkwaliteit samengaan. In de regels wordt de bestemming 'verkeer' zodanig ruim omschreven dat deze wijzigingen in de openbare ruimte doorgevoerd kunnen worden zonder dat het bestemmingsplan gewijzigd hoeft te worden.
Het karakteristieke gebogen stratenpatroon is vastgelegd in de bestemming 'Verkeer'. Daarop mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken voor voorzieningen van openbaar nut, speelvoorzieningen en bouwwerken ten dienste van de bestemming Verkeer. Deze wijze van bestemmen draagt bij aan de bescherming van het beschermd stadsgezicht.
Functieaanduidingen
Binnen de bestemmingen w.o. Centrum, Gemengd, Maatschappelijk zijn ondergrondse parkeervoorzieningen toegestaan, de in- en uitrit van de parkeervoorzieningen is vastgelegd middels een functieaanduiding (sv- iupg).
Er is een aanduiding brug (br) opgenomen op de verbeelding.
Artikel 16 Water
De in het plangebied voorkomende waterlopen, waterwegen en waterpartijen, en bijbehorende voorzieningen zijn ondergebracht in de bestemming 'Water'. Deze gronden zijn bestemd voor verkeer over water, waterberging en de waterhuishouding, waterlopen en waterpartijen, groenvoorzieningen, oevers, kunstwerken en bijbehorende voorzieningen, zoals (voetganger/ fiets bruggen, sluizen, stuwen, dammen, steigers, duikers, gemalen. Op gronden met de bestemming 'Water' mag niet worden gebouwd, behoudens waar het gaat om het veranderen of vernieuwen van bestaande beschoeiingen, kaden, aanlegplaatsen, remmingen, meerpalen en dukdalven.
Fiets-/ voetgangersbruggen zijn mogelijk in de waterbestemming, bruggen voor autoverkeer niet.
Het water is in beheer bij Hoogheemraadschap. Naast een toets aan het bestemmingsplan dient voor alle werkzaamheden op, onder en nabij watergangen ook advies c.q. vergunning aangevraagd worden bij het Hoogheemraadschap. Ook voor het graven, verbreden of dempen van oppervlaktewater is een vergunning nodig. Het bestemmingsplan neemt de toetsingscriteria voor deze voorziening niet over.
Functieaanduidingen
In dit bestemmingsplan wordt via een aanduiding steigers (ste) een zone aangegeven waar steigers mogelijk zijn die afwijken van de maten zoals beschreven in de bouwregels artikel 16.2
De ligplaats voor vaartuig een met bedrijfsmatige activiteit is niet via een aanduiding mogelijk gemaakt omdat het een tijdelijke vergunning betreft. Woonschepen, hotel- en horecaschepen zijn niet toegestaan in dit bestemmingsplangebied.
Artikel 17 Wonen
De bestemming 'Wonen' is bedoeld voor gebouwen binnen het plangebied die voornamelijk voor woningen worden gebruikt.
Het gebruiken en inrichten van woningen en bijgebouwen voor beroepsmatige activiteiten aan huis is mogelijk mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo zijn alleen dienstverlenende beroepen mogelijk en mag er geen overlast voor de woonomgeving ontstaan. Bovendien geldt als uitgangspunt dat de woonfunctie gehandhaafd dient te blijven.
Aan huis verbonden, dienstverlenende beroepen kunnen bijvoorbeeld zijn: kleine adviesbureaus, kleine financiële instellingen, pedicures en praktijkruimten voor de zogenaamde vrije beroepen zoals arts, tandarts en notaris.
Daarnaast is ook mits gekoppeld aan de woonfunctie, Bed & breakfast en gastouderschap toegestaan. Bed & breakfast is toegestaan voor zover het maximaal 4 bedden over maximaal 2 kamers betreft en gastouderopvang is toegestaan voor zover de regels Wet Kinderopvang aangaande gastouders nageleefd worden.
De omvang van de beroepsmatige activiteiten, Bed & breakfast en gastouderschap is gelimiteerd tot maximaal 35 procent van het brutovloeroppervlak van een woning tot een maximum van 50 m2.
Functieaanduidingen.
Voor de bebouwing waar legaal seksinrichtingen gevestigd zijn, is dit met een aanduiding (si) weergegeven op de verbeelding. Er is geen onderscheid gemaakt in typen seksinrichting zoals raamprostitutie, bordeel etc.. Dit wordt geregeld in de benodigde vergunningen.
Artikel 18 Waarde – archeologie (dubbelbestemming)
De aanwezige archeologische verwachtingswaarden worden opgenomen door middel van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie'. De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de Archeologische Beleidskaart Haarlem. Voor categorie 1a geldt een bouwverbod tenzij ontheffing wordt verleend. Voor categorie 6 (water) gelden geen bestemmingsplanregels ten aanzien van waarde-archeologie. Voor de overige categorieën dient (behalve voor lichte bouwaanvragen) een archeologisch rapport te worden overlegd bij de volgende bodemverstorende activiteiten dieper dan 30 centimeter onder maaiveld:
Categorie | bij een oppervlak |
1b | > 0 m2 |
2 | > 50 m2 |
3 | > 500 m2 |
4 | > 2.500 m2 |
5 | > 10.000 m2 |
6 | n.v.t. |
Het plangebied valt onder Categorie 1b. Voor de historische stadskern van Haarlem hebben archeologische waarnemingen en opgravingen aangetoond dat de stadskern vrijwel overal belangrijke archeologische waarden bevat die teruggrijpen op resten van het prehistorische, pre-stedelijke en stedelijk leven. Het betreft onder meer fundamenten van huizen, ophogingen, afvalkuilen, waterputten, slootvullingen, gebruiksvoorwerpen, gereedschappen en beerputten. Gezien de aard van deze archeologische waarden geldt hier een regime dat door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw- en/of aanlegvergunning bij bodemroerende activiteiten met een oppervlak groter dan 0 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld van toepassing is.
Artikel 19 Waarde – beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)
Een dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' ligt over alle andere bestemmingen. Deze dubbelbestemming valt samen met het aangewezen gebied van het Beschermd stadsgezicht Haarlem (zie ook paragraaf 6.8). Het doel van het bestemmingsplan is de essentiële waarden van dit Beschermd stadsgezicht te beschermen. De waarden van het beschermde stadsgezicht zijn in het bestemmingsplan in vrijwel alle bebouwde bestemmingen vastgelegd.
Ten behoeve van de bescherming van het beschermd stadsgezicht zijn bij het opstellen van de regels van dit bestemmingsplan de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- Behoud, bescherming en waar mogelijk versterking van het straat- en bebouwingsbeeld.
- Instandhouding en/of herstel van de monumenten en beeldbepalende gebouwen. Deze zijn op de verbeelding respectievelijk aangegeven als orde 1 (rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten) en als orde 2 (beeldbepalende gebouwen).
- Bij beeldbepalende gebouwen (orde 2) dienen specifieke waarden van het pand (zoals opgenomen in de redengevende omschrijving (bijlage 3) binnen de gevelwand behouden te blijven. Bij verbouwing heeft een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap de voorkeur.
- Bij bouwwerken die op de verbeelding zijn aangeduid als “orde 3” dient de schaal binnen de gevelwand behouden te blijven. Bij verbouwing moet hiermee rekening worden gehouden.
- Voor bouwwerken die op de waarderingskaart zijn aangeduid als “nieuwbouw” is vervanging in beginsel mogelijk binnen de kaders van dit plan. Hiervoor gelden tevens criteria voor ruimtelijke kwaliteit, die zijn opgenomen in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
- Voor ensembles en seriebouw geldt dat de samenhang tussen de verschillende gebouwen moet worden gehandhaafd. Bij verbouwingen waarbij het beeld van gevel en/of kap wordt gewijzigd, dient dat in de afzonderlijke gebouwen zodanig te gebeuren dat de samenhang in het ensemble niet wordt verstoord. Daarom moet een bouwkundige ingreep worden afgestemd met de overige gebouwen in een ensemble of een serie identieke gebouwen.
6.4.1 Nadere eisen
Nadere eisen ten aanzien van: | ||
Waarde - archeologie | - situering - de inrichting van de gronden - het gebruik van de gronden | |
Waarde - beschermd stadsgezicht | - plaats en afmetingen - kaprichting - kapvorm - dakhelling - indeling en vormgeving van de bebouwing |
Binnen de dubbelbestemming Waarde - archeologie is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) nadere eisen te stellen aan de gebruiks- en bouwregels indien uit onderzoek is gebleken dat beschermenswaardige archeologische resten aanwezig zijn.
Binnen de dubbelbestemming Waarde - beschermd stadsgezicht is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) om nadere eisen te stellen aan de bouwregels. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid wordt aan een aantal criteria getoetst.
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. cultuurhistorische waarden;
- 3. de zichtlijnen vanuit de omgeving naar het Teylers Museum binnen de bufferzone Teylers;
- 4. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- 5. de verkeerssituatie ter plaatse;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Zie voor de omschrijving van deze criteria hieronder bij paragraaf 6.4.2
6.4.2 Afwijken van bouwregels
(Dubbel)bestemming: | Afwijking ten behoeve van: |
Groen | verhogen andere bouwwerken |
Tuin 2 | verhogen aan- uit en bijgebouwen |
Tuin 3 | verhogen aan- uit en bijgebouwen |
Verkeer | verhogen andere bouwwerken |
Water | maatvoering steigers |
Waarde- archeologie | |
Waarde - beschermd stadsgezicht | dakkapellen dak/kap/ opbouwen dakterassen samenvoegen onderdoorgangen collectoren voor warmteopwekking of panelen voor electriciteitsopwekking |
Afbeelding 6. Overzicht met afwijkingsmogelijkheden
Binnen de (dubbel)bestemmingen is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) om van bepaalde bouwregels af te mogen wijken. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid wordt aan een aantal criteria getoetst:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. cultuurhistorische waarden;
- 3. de zichtlijnen vanuit de omgeving naar het Teylers Museum binnen de bufferzone Teylers;
- 4. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- 5. de verkeerssituatie ter plaatse;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- 7. brandveiligheid en rampenbestrijding
1. Het straat- en bebouwingsbeeld
Het straat- en bebouwingsbeeld vormt een belangrijk onderdeel van het beschermd stadsgezicht in Haarlem. Het oorspronkelijk patroon van straten en bebouwing is praktisch nog geheel aanwezig. Bij de toetsing van aanvragen tot afwijking wordt gekeken of de aanvraag afbreuk hieraan doet. Hier wordt gekeken naar:
- oriëntatie van panden ten opzichte van de straat;
- samenhang met de belendende panden;
- samenhang met de overige omliggende panden;
- behoud dan wel versterken van de aanwezige trends.
trends zijn de binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg identieke dakopbouwen, kapvormen of dakkapellen (die juridisch, technisch en qua ruimtelijke kwaliteit gewenst bevonden zijn.) Hieronder vallen in ieder geval ensembles en seriebouw.
2. De cultuurhistorische waarden
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden, waarbij wordt gestreefd naar het in stand houden dan wel versterken van deze waarden. Uit cultuurhistorisch onderzoek, naar het oordeel van de gemeentelijke architectuurhistoricus, dan wel uit andere informatie dient te blijken dat de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord. Het historisch daklandschap is hier een onderdeel van.
3. De zichtlijnen vanuit de omgeving naar het Teylers Museum binnen de bufferzone Teylers;
De bufferzone dient als extra bescherming om het zicht op het Teyler's museum binnen deze zone te garanderen.
4. De privacy en bezonning van de omwonenden
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient er rekening mee gehouden te worden dat bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid geen sprake is van een onevenredige afname van de bezonning en de privacy. Bij privacy wordt gekeken naar het gebruik van het bouwwerk en de invloed daarvan op de omliggende gronden. Naar mate de invloed van het betreffende gebruik op de omgeving toeneemt, dient een grotere afstand tot de omliggende gronden te worden aangehouden. Voor bezonning is momenteel beleid in voorbereiding. Het doel hierbij is om te komen tot een 'Haarlemse bezonningsnorm'. Zodra dit beleid is vastgesteld vormt dit het toetsingskader. Besluitvorming over dit beleid vindt naar verwachting plaats in het derde kwartaal van 2013.
5. De verkeerssituatie ter plaatse
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met verkeersveiligheid, toe/afname van parkeren en de doorstroming.
6. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
7. De brandveiligheid en rampenbestrijding
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de brandveiligheid en rampenbestrijding, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
Afwijkingen binnen bestemming 'Waarde - beschermd stadsgezicht'
Binnen de dubbelbestemming Waarde - beschermd stadsgezicht is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om van de bouwregels af te mogen wijken ten behoeve van de volgende onderdelen:
- Wijziging gevelindeling: wanneer is sprake van herstel of verbetering.
Onder herstel wordt verstaan: het herstel van de gevelindeling, zoals deze was ten tijde van de oorspronkelijke bouw.
Van verbetering is sprake indien bij panden, met name winkels en kantoren, waar de begane grond (plint) zich in de loop der tijd heeft getransformeerd zonder zich rekenschap te geven van de bovenliggende gevel de eenheid tussen plint en bovengevel wordt teruggebracht. Ook is sprake van verbetering als bij een in de loop der tijd afgesloten gevel, de blinde gevel wordt opgeheven. Daarnaast zijn de criteria van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit van toepassing.
- Afwijkende kap of dakvorm: herstel of verbetering conform Nota Dak.
Een schilddak (schuine zijden aan alle kanten) of een plat dak met afgeschuind dakschild zijn standaard toegestaan. Afwijkingen daarvan zijn mogelijk bij herstel of verbetering. Iemand die bijvoorbeeld een zadeldak of mansardekap wil realiseren of vervangen, kan dat niet via de direct toegestane bouwregels waarin alleen een schilddak of plat dak met afgeschuind dakschild is toegestaan. Hiervoor is een nadere afweging noodzakelijk. Hierbij wordt getoetst aan de uitgangspunten van de Nota Dak.
Onder herstel van de kapvorm wordt verstaan: het realiseren van een kap of dakvorm zoals deze was ten tijde van de oorspronkelijke bouw.
Van verbetering is sprake indien voldaan wordt aan alle volgende voorwaarden: de bezonningsituatie verslechtert niet onevenredig, installaties en leidingen worden weggewerkt, bouwwerk en kap vormen een eenheid en de kap voldoet aan de criteria uit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit / Nota Dak.
- Dakkapellen: passend in (aanwezige) trend / Nota Dak
Dakkapellen moeten voldoen aan de eisen uit de Nota Dak. Afwijkingen zijn toegestaan indien er sprake is van vervanging van dakkapellen die behoren bij de oorspronkelijke bouw of indien ze aansluiten op een bestaande trend. Daarnaast zijn afwijkingen mogelijk bij enkele specifieke bouwkundige situaties, zoals een afwijkende vloerhoogte ten opzichte van de goot of vanuit het karakter van de kap, die om een afwijkende dakkapel vragen.
- Dakterras op hoofdbebouwing: dubbelgebruik / Nota Dak
De Nota Dak heeft als uitgangspunt dubbelgebruik van elk plat dak. Afwijking is onder voorwaarden mogelijk op hoofdbebouwing. Dat hangt samen met terughoudendheid in de beïnvloeding van het straatbeeld en de privacy van omwonenden.
- Samenvoegen van gebouwen: vanwege cultuurhistorische belangen is het
samenvoegen van panden ongewenst. Uit oogpunt van de stedelijke dynamiek is verandering van parcellering en pandindeling van alle tijden. Daarom kan onder voorwaarden aan het samenvoegen van panden worden meegewerkt. Doel is de invloed op de gevelindeling, de parcellering en het straatbeeld beperkt te houden.
6.4.3 Afbeeldingen bouwmogelijkheden
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de bouwmogelijkheden met afwijkingsmogelijkheden.
6.4.4 Afwijken van gebruiksregels
Bestemming: | Afwijking ten behoeve van: |
Bedrijf, Centrum 1 en 2, Cultuur en Ontspanning, Maatschappelijk, Gemengd 1, 2 en 4, Water | bedrijf dat niet in zoneringslijst, dan wel in een hogere categorie valt. |
Gemengd 2 | Hotel (h=4) |
Tuin 1 | parkeren buiten de aanduiding (p) |
Tuin 2 | parkeren buiten bebouwing |
Binnen bovenstaande bestemmingen is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) om van bepaalde regels binnen bestemmingsomschrijving af te mogen wijken. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid wordt in ieder geval getoetst aan de volgende criteria:
- invloed op de omgeving in vergelijking met de al toegestane functies
- effecten op (bestaande winkelstructuur en) het voorzieningenniveau
- verkeerssituatie ter plaatse
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken
invloed op de omgeving in vergelijking met de al toegestane functies
Het gaat hier vooral om vragen over de mate van overlast bij een concentratie van functies en in hoeverre de afwijkende bestemming naar zijn aard en uitstraling wezenlijk anders is dan de al toegestane functies.
effecten op (bestaande winkelstructuur en) het voorzieningenniveau
Is sprake van een gewenste aanvulling of versterking op de bestaande winkelstructuur en/of overige voorzieningen patroon.
de verkeerssituatie ter plaatse
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met verkeersveiligheid, toe/afname van parkeren en de doorstroming.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
6.5 Algemene Regels
Artikel 20 Anti dubbeltelbepaling
Deze bepaling in de regels houdt in dat dezelfde oppervlakte van gronden, die als maatstaf heeft gediend voor het bepalen van de toelaatbare oppervlakte van (bijvoorbeeld) bouwwerk A, niet nog eens mag dienen als maatstaf voor het bepalen van de toelaatbare oppervlakte van bouwwerk B, voor zover daardoor de oppervlakte van bouwwerk A niet meer aan de betreffende planbepaling voldoet. Deze bepaling dient dus om te voorkomen dat door het “verschuiven” van gronden tussen percelen (met name via al of niet tijdelijke eigendomsoverdrachten) op een van de of op alle betrokken percelen uiteindelijk een bebouwde oppervlakte ontstaat, die groter is dan het plan blijkens de regels beoogt toe te staan. Ook de oppervlaktebepaling van bijvoorbeeld de functie 'praktijkruimte' als percentage van de oppervlakte van de woning plus bijbehorende bijgebouwen valt binnen het bereik van deze anti-dubbeltelregel.
Artikel 21 Algemene gebruiksregels
Deze bepaling geeft algemene regels met betrekking tot ongewenst gebruik van gronden die in alle gevallen opgeld doen, tenzij dit in de specifieke gebruiksregels expliciet alsnog wordt toegestaan. Een dergelijke situatie doet zich binnen de bestemmingsregels niet voor. Wel komen aanvullende specifieke gebruiksregels voor binnen een aantal bestemmingen
Artikel 22 Algemene afwijkingsregels
Het bestemmingsplan als bindende verordening is opgebouwd uit objectief vastgelegde ruimtelijke begrenzingen. De mogelijkheden en onmogelijkheden voor het bouwen en het gebruik zijn nauwkeurig vastgelegd. Die ruimtelijke begrenzing is een afgeleide van kadastrale gegevens en de lijnen van de grootschalige basiskaart. Die gegevens in combinatie met planontwikkelingen, kunnen in de praktijk maatafwijkingen opleveren. Ook kan, gelet op voortschrijdende ontwikkelingen toch behoefte zijn een aan grotere hoogte van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut. Starheid van bestemmingsregels mag niet de oorzaak zijn van gekunstelde oplossingen, waarmee de kwalitatieve doelstelling van het bestemmingsplan niet gediend is. Binnen een kader van bescherming van belangen, is door middel van dit artikel enigermate van flexibiliteit mogelijk. Vrijstelling verlenen gebeurt altijd met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, zodat belanghebbenden de mogelijkheid tot bezwaar/beroep hebben wanneer op grond van dit artikel van het plan wordt afgeweken. Een aantal van de gegeven maxima kan op grond van dit artikel in beperkte mate worden overschreden.
6.6 Overgangs- En Slotrecht
Artikel 23 Overgangsregels
Het overgangsrecht is van toepassing op situaties (gebruik) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan van het nieuwe plan afwijken, dan wel op basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden (bouwwerken). Met deze overgangsregels wordt duidelijk dat die afwijking toegestaan is, maar wel begrensd is tot de bestaande afwijking. Dus de bestaande afwijking qua gebruik mag niet vergroot worden en het bouwwerk mag alleen maar goed onderhouden worden en niet volledig worden herbouwd. Het overgangsrecht is nadrukkelijk niet bedoeld voor bouwwerken die een gebruik kennen dat onrechtmatig is op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. Hoewel Haarlem een actief handhavingsbeleid kent, is het onmogelijk om alle eventuele strijdigheden tijdig te ontdekken. Om die strijdigheden uit te sluiten van het legaliserende effect van de overgangsbepalingen, wordt deze categorie nadrukkelijk uitgesloten van overgangsrecht. Ten behoeve van de bestuurlijke zorgvuldigheid en om in te kunnen spelen op praktische situaties, kennen de overgangsbepalingen ook een afwijkingsmogelijkheid.
Artikel 24 Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke wijze dit bestemmingsplan kan worden aangehaald, namelijk als de regels van bestemmingsplan 'Bakenes'.
Bijlage 1 Zoneringslijst
De zoneringslijst is opgenomen in bijlage 1 van de regels en geeft – voor zover passend binnen de bestemming – op basis van de hindercategorie aan welk type activiteiten zijn toegestaan. Activiteiten die niet in de lijst omschreven staan kunnen – voor zover passend binnen de bestemming – worden beoordeeld op basis van de hinder die ze (kunnen) veroorzaken. Vanuit milieuoverwegingen (zoals lawaai en stank) zowel als vanuit ruimtelijke overwegingen (een bedrijf met een vloeroppervlak van 90 m2 ziet er geheel anders uit dan een bedrijf met een vloeroppervlak van 350 m2) is het wenselijk niet alle werkfuncties toe te laten. Daarom is als bijlage achter de regels een zogeheten Bedrijvenlijst opgenomen. Deze lijst vormt het planologische toetsingskader bij het al dan niet toelaten van een nieuw bedrijf. Hierbij moet worden opgemerkt dat naast deze planologische toetsing ook altijd een toetsing in het kader van de Wet milieubeheer (onder meer het verlenen van een milieuvergunning) plaatsvindt wanneer een nieuw bedrijf (de wet spreekt over een inrichting) gevestigd wordt.
6.7 Hoofdopzet Verbeelding
In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van behoud van de bestaande situatie waarbij vervanging binnen grenzen mogelijk wordt gemaakt. De bestaande bebouwing is daarom uitgangspunt voor het nieuwe bestemmingsplan.
De gemeente Haarlem heeft op de volgende wijze onderzoek gedaan om de bestaande situatie goed in beeld te brengen:
- bouwblokonderzoek;
- nadien zijn er meerdere locatiebezoeken gebracht aan het plangebied om specifieke situaties te controleren c.q. in beeld te krijgen;
- analyse van de luchtfoto's uit 2011 en de 360° foto's zoals beschikbaar via het gemeentelijke interne informatienetwerk Stroomlijn;
- raadplegen van het gemeentelijke bouwarchief met bouwvergunningen, omgevingsvergunningen en vrijstellingen/ontheffingen/afwijkingen.
Met de informatie van deze bronnen is een compleet beeld van het plangebied ontstaan op basis waarvan de bestemmingen, de bouw- en gebruiksmogelijk- heden en de bouwvlakken op de verbeelding konden worden vastgelegd en in de regels konden worden geregeld. In het bestemmingsplan is er voor gekozen alle legale bebouwing die aanwezig was tijdens het opstellen van dit bestemmingsplan positief te bestemmen.
Bestemmingen
Onder een bestemming wordt de bestemming verstaan die ingevolge artikel 3.1 Wro aan gronden wordt toegekend. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plan begrepen gronden zijn toegekend. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Of dit zo is, hangt af van de ruimtelijke relevantie, of wel van de mate waarin de betrokken functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak. Lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. De verbeelding van een bestemming bestaat dus nooit uit een lijn of een punt.
Dubbel bestemmingen
Er is sprake van een dubbelbestemming, indien op een stuk grond twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen voorkomen, waarbij er sprake is van een rangorde tussen de dubbelbestemming en de daarmee samenvallende bestemming. In de bij de dubbelbestemming behorende planregels wordt de verhouding tussen de doeleinden (functies) van de bestemmingen aangegeven. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd. De specifieke kenmerken van dubbelbestemmingen brengen met zich mee dat deze bestemmingen doorgaans een relatief groot gebied beslaan en veelal op meerdere bestemmingen betrekking hebben. Een dubbelbestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak Dubbelbestemmingen in de vorm van een lijn of een punt komen niet voor. In het bestemmingsplan Bakenes komen de volgende dubbelbestemmingen voor:
Waarde - archeologie (WR-A1B)
De dubbelbestemming 'Waarde archeologie 1b, is overgenomen uit het 'Facetbestemmingsplan archeologie'. De regels staan beschreven in artikel 18. Op de analoge verbeelding wordt waarde archeologie aangeduid met WR-A1B.
Waarde - beschermd stadsgezicht
Het gehele bestemmingsplan Bakenes valt binnen de aangewezen gronden voor beschermd stadsgezicht. In de planregels wordt beschreven wat er mag op deze gronden. Omdat het gehele plan beschermd is zijn de bouwregels voor alle gebouwen in dit artikel opgenomen. Op de analoge verbeelding wordt waarde Beschermd stadsgezicht aangeduid met WR-BS .
Bebouwingsgrenzen / Rooilijnen
Uitgaande van de bestaande bebouwing en bestaand gebruik zijn op de plankaart bebouwingsgrenzen en in de regels bebouwingsvoorschriften opgenomen. De bebouwingsgrenzen geven het gebied aan waarbinnen mag worden gebouwd. In de meeste gevallen laten de bebouwingsgrenzen op de plankaart in combinatie met de bouwregels, verbetering, vernieuwing, bescheiden vergroting of vervanging met gelijkwaardige bouw toe. Daarbij is rekening gehouden met de nodige flexibiliteit, kwaliteitseisen voor de bebouwing, de bereikbaarheid en de woonomgeving.
Over het algemeen zijn de bebouwingsgrenzen van de vigerende bestemmingsplannen overgenomen. Daar waar met een afwijking is afgeweken van het vigerend beleid is de nieuw ontstane situatie opgenomen.
De bebouwingsgrens aan de openbare weg wordt de rooilijn genoemd. In bestemmingsplannen binnen het beschermd stadsgezicht is de rooilijn dwingend. Dat wil zeggen dat bebouwing in de rooilijn moet staan.
Bestemmingsgrenzen
Over het algemeen vormen de aaneengesloten bebouwingsgrenzen (gesloten) bouwblokken. Het particulier bezit binnen de bouwvlakken wordt als T1, T2 of T3 bestemd. De tuinbestemmingen worden met een bestemmingsgrens omsloten. In de regels staan bebouwingsregels voor de tuinbestemmingen. Als bestaande bebouwing qua oppervlakte of hoogte niet in deze bouwregels past, maar wel wenselijk is wordt de hoogte met een bouwvlak en een hoogteaanduiding opgenomen. Afwijkingen van de geregelde oppervlakte wordt met een percentage aanduiding op de verbeelding aangegeven.
Ook de verkeers- en de groenbestemming zijn met bestemmingsgrenzen omsloten. Bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemmingen is in de betreffende regels omschreven.
Aanduidingen
In dit bestemmingsplan zijn de volgende aanduidingen conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) opgenomen:
- 1. functieaanduidingen
- 2. bouwaanduidingen (zie ook 6.8 hoofdopzet waarderingskaart)
- 3. maatvoeringsaanduidingen
1. Functieaanduidingen
Functieaanduidingen worden beschreven in het bestemmingsartikel waar de aanduiding in wordt geplaatst. Deze aanduidingen kunnen de mogelijkheden van de bestemming beperken maar ook verruimen.
2. Bouwaanduidingen
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet – voor zover van toepassing – van deze bouwaanduidingen gebruik worden gemaakt. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening kan het echter nodig zijn om ook met andere dan de daar genoemde bouwaanduidingen te werken. Dit kan door gebruik te maken van een verzamelaanduiding die aangeeft dat het hier om een specifieke bouwaanduiding gaat.
In bestemmingsplan Bakenes worden zaken met betrekking tot verschijningsvorm in de regels beschreven. Een bouwaanduiding die bijvoorbeeld op de plankaart voorkomt is de aanduiding onderdoorgang die voor zich spreekt. Tevens zijn er drie specifieke bouwaanduidingen opgenomen, te weten:
- Specifieke bouwaanduiding - orde 1 [sba-01]
- Specifieke bouwaanduiding - orde 2 [sba-02]
- Specifieke bouwaanduiding - orde 3 [sba-03]
Deze ordeaanduidingen worden overgenomen uit de waarderingskaart. De reden om deze aanduiding op de verbeelding aan te geven is de verwijzing in de bouwregels naar de bestemmingen met een orde aanduiding.
3. Maatvoeringsaanduidingen
Maatvoeringsaanduidingen hebben betrekking op: afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik.
In situaties waarbij siergevels dieper zijn dan 2,5 meter wordt dit op de verbeelding aangegeven met twee maatvoeringsaanduidingen met verschillende hoogtes in één bestemming. Indien de diepte minder bedraagt dan 2,5 meter wordt dit ondervangen in de 'Wijze van meten' onder de inleidende regels.
Afhankelijk van de waardering en het type bebouwing wordt een hoogte aangegeven met een van de volgende aanduidingen:
- te handhaven goot/bouwhoogte (orde 1, 2)
- een maximale goot/bouwhoogte (bijgebouwen hoger dan 3 meter)
- minimale- maximale goothoogte (orde 3 en nieuwbouw)
- minimale- maximale goot- en bouwhoogte (orde 3 en nieuwbouw)
De hoogtes zijn geïnventariseerd middels een bouwblokonderzoek. De opgenomen maten zijn in hele meters en naar boven afgerond.
Goothoogte
Voor panden die op de verbeelding zijn aangegeven als orde 1 en orde 2 wordt de aanduiding goothoogte opgenomen. In de regels staat omschreven dat de bestaande goothoogte gehandhaafd dient te blijven. Op de verbeelding worden hoogtematen naar boven afgerond. Dus 5,3 m of 5,8 m wordt allebei 6 m. In het beschermd stadsgezicht is een verspringende bouw/goothoogte een essentieel onderdeel van straat- en bebouwingsbeeld. Het kan zijn dat er 4 panden naast elkaar op de plankaart zijn aangegeven met een goothoogte 6 terwijl in werkelijkheid de hoogtes tot maximaal 0,9 m verspringen.
Bouwhoogte
In enkele gevallen is een orde 1 of 2 pand plat afgedekt en al zo hoog dat een kap niet meer kan worden toegestaan. In die gevallen wordt het bouwvlak voorzien van een maatvoeringsaanduiding Bouwhoogte. In de regels staat omschreven dat de bestaande bouwhoogte gehandhaafd dient te blijven. Op de verbeelding worden hoogtematen naar boven afgerond. Dus 5.3 m of 5.8 m wordt allebei 6 m.
Maximale bouwhoogte
De aanduiding maximale bouwhoogte wordt gebruikt in de tuinbestemmingen wanneer de maximale hoogte van 3 meter wordt overschreden. De daadwerkelijke bouwhoogte is opgenomen.
Minimale en maximale goothoogte
De aanduiding minimale maximale goothoogte wordt gebruikt voor de hoofdbebouwing van orde 3 bebouwing. Bij orde 3 bebouwing is de rooilijn belangrijk voor het straatbeeld. Om meer flexibiliteit te geven is er ook meer marge in de goothoogte mogelijk. De minimale goothoogte is er om een minimale bebouwingswand te garanderen en een maximale bouwhoogte is er om op de plekken waar het kan extra bouwmogelijkheden te geven.
Minimale en maximale bouw- en goothoogte
Net als bij de aanduiding minimale en maximale goothoogte wordt deze aanduiding alleen gebruikt bij orde 3 bebouwing. Deze aanduiding wordt gebruikt bij bebouwing met een hoofdzakelijk platte afdekking. Afdekken met een kap wordt op deze manier ook mogelijk gemaakt.
6.8 Hoofdopzet Waarderingskaart
Bij het bestemmingsplan is naast de verbeelding ook een waarderingskaart toegevoegd. Op de waarderingskaart zijn alle gebouwen die vallen onder het beschermd stadsgezicht gewaardeerd. Het doel van de waarderingskaart is de beschermende werking van het beschermd stadsgezicht vast te leggen in een indeling in drie verschillende orden, welke zijn gekoppeld aan een mate van bescherming in de planregels en de verbeelding.
Deze waardering is uitgevoerd om te komen tot op maat gesneden bestemmingsplanregels die recht doen aan de bestaande cultuurhistorische waarden in een bepaald gebied gelegen binnen het beschermde stadsgezicht. De onderverdeling van de verschillende gebouwde objecten in respectievelijk orde 1, orde 2, orde 3 en nieuwbouw is tot stand gekomen op basis van visuele inspecties en globaal onderzoek.
Bij dat onderzoek is gekeken naar drie hoofdthema's:
1. De stedenbouwkundige waarde: dit blijkt uit situering, markering stadsbeeld, mate van representatie van de vormgeschiedenis van de stad e.d.
2. De architectonische, bouwhistorische en of kunsthistorische waarde: dit blijkt uit kwaliteit gevelcompositie, kwaliteit ruimtelijk concept, bouwgeschiedenis e.d.
3. De cultuurhistorische waarde: dit blijkt uit cultuur- of sociaal-economische waarde, verschijningsvorm, plaats in de geschiedenis van het bouwen, betekenis voor de geschiedenis van de techniek e.d.
Daarbij beperkte de beoordeling zich in de regel tot het exterieur, maar ook op basis van de bouwhistorische verwachtingskaart. Regelmatig is ook gebruik gemaakt van andere bronnen zoals archiefstukken.
De volgende elementen worden onderscheiden op de waarderingskaart:
Orde 1 (rood) betreft gebouwen die beschermd zijn op grond van de Monumentenwet of de gemeentelijk monumentenverordening.
Orde 2 (oranje) betreft gebouwen (ook bruggen) die ouder zijn dan vijftig jaar en die op grond van hun hoge architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage leveren aan het stadsbeeld. De toegevoegde waarde van deze bouwwerken heeft niet alleen betrekking op de aanwezigheid binnen het (voorgenomen) beschermd stadsgezicht, maar ook op individuele architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten van de bouwwerken. Behoud van de specifieke waarden van deze gebouwen voor de gevelwand is het uitgangspunt. Bijlage 3 van de Toelichting bevat een omschrijving van de specifieke waarden per orde 2 pand.In de redengevende beschrijvingen van de orde 2 panden wordt een aantal elementen benoemd die de aanleiding zijn geweest om een bepaald pand aan te merken als beeldbepalend. Deze beschrijving is echter beperkt en niet limitatief en kan daarom niet gezien worden als een alles omvattende beschrijving van de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Orde 3 (geel) omvat bouwwerken die ouder zijn dan vijftig jaar en die vanwege hun wisselende architectonische kwaliteit, die wat schaal en detaillering betreft passen in de gevelwand maar geen archtectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben. Ook bouwwerken die door ingrijpende wijzigingen hun meerwaarde hebben verloren behoren tot deze categorie. Behoud van de schaal en algemene waarden binnen de gevelwand is voor orde 3 gebouwen het uitgangspunt.
Bij de nieuwbouw (grijs) aanduiding gaat het om gebouwen die de afgelopen vijftig jaren zijn gebouwd. Omdat bestemmingsplan deze grens steeds opschuift wordt als peilmoment de start van het opstellen van het bestemmingsplan genomen. Het niet-cultuurhistorisch waarderen van panden jonger dan 50 jaar betekent niet dat deze panden geen waarde zouden hebben. Om een goed oordeel te kunnen geven over een gebouwd object wordt ervoor gekozen om een zekere afstand in de tijd te hebben. Door de afstand in tijd is het makkelijker een gebouwd object los te zien van de emoties rondom het ontstaansproces. Ook kan er pas na langere tijd bepaald worden hoe het pand gezien kan worden in zijn tijd; als een typische representant van zijn periode of juist als een uniek en uitzonderlijk object. Tenslotte is het vaak pas na een tijd mogelijk om goed te beoordelen hoe het object zich gedraagt in zijn omgeving en of het bijvoorbeeld mooi veroudert.
Ensembles en seriebouw worden aangegeven op de kaart. Dit betreft gebouwen die in één bouwstroom zijn neergezet. Er is sprake van een ensemble als in de vormgeving van de verschillende gebouwen de suggestie wordt gewekt dat het om een groter gebouw gaat. Seriebouw bestaat uit een aantal gebouwen naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd. Voor ensembles en seriebouw geldt als uitgangspunt dat de samenhang tussen de verschillende gebouwen niet mag worden verstoord. Daarom dient een eventuele bouwkundige ingreep aan de kap/gevel van een onderdeel van een ensemble of seriebouw zodanig te gebeuren dat het betreffende ensemble of seriebouw niet in onevenredige mate wordt verstoord.
Doel van de waarderingskaart is de beschermende werking van het beschermd stads- en dorpsgezicht in het bestemmingsplan juridisch en planologisch te regelen. De waarderingskaart is gebruikt bij het opstellen van de verbeelding en is als bijlage opgenomen bij het bestemmingsplan.
De waarderingskaart is een combinatie van een stedenbouwkundige waardering en een objectwaardering (waardering van afzonderlijke gebouwen).
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid, Overleg En Inspraak
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Onderhavig bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard. Recente nieuwe ontwikkelingen - bijv. hotel Frans Hals - vinden hun grondslag in andere ruimtelijke besluiten.
Verhaal van kosten
Om gemaakte kosten te verhalen dient de gemeenteraad ingevolge artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan vast te stellen voor de gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voorzien. Van een bouwplan is sprake bij:
- de bouw van een of meer woningen;
- de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m² of met een of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening,kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.000 m² bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².
Een exploitatieplan is niet verplicht als de gemeente de grond in eigendom heeft of als de gemeente met alle eigenaren van de gronden waarop ontwikkeld kan worden, overeenkomsten heeft.
Dit bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid van een nieuw bouwplan, het vaststellen van een exploitatieplan is daarom niet noodzakelijk bij dit bestemmingsplan.
7.2 Uitkomst Watertoets
Op 18 juli 2012 heeft het hoogheemraadschap van Rijnland een negatief advies uitgebracht omdat hun beleid onvoldoende beschreven was in het conceptontwerpbestemmingsplan. In de bijlage bij dit advies geeft Rijnland een beschrijving van dit beleid. Deze omissie is vervolgens hersteld waarna het conceptontwerpbestemmingsplan opnieuw aan het hoogheemraadschap is voorgelegd. Dit heeft ertoe geleid dat het hoogheemraadschap op 3 oktober 2012 een positief advies heeft uitgebracht.
7.3 Uitkomsten Overleg
Het conceptontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan de externe partners, t.w.:
Ministerie EL&I/energie;
Rijkswaterstaat Noord-Holland;
Rijksdienst Cultureel Erfgoed;
Provincie Noord-Holland;
Hoogheemraadschap Rijnland;
Connexxion (Haarlem);
Brandweer Kennemerland;
Gasunie West;
KPN, afdeling projectering Bouw;
Milieufederatie;
VAC, adviescommissie voor de woningbouw en woonomgeving;
Waternet.
De volgende instanties hebben een reactie gegeven:
- Hoogheemraadschap Rijnland: zie het commentaar onder 7.2
- Gasunie
- Brandweer Kennemerland
De Gasunie heeft het voorontwerpbestemmingsplan getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M m.b.t. de aardgastransportleidingen. Op grond van deze toetsing is de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van de dichtst bijzijnde leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
Commentaar gemeente:
Wij nemen deze reactie voor kennisgeving aan.
De brandweer Kennemerland komt na een systematische beoordeling tot de conclusie dat aan het onderhavige plan geen externe veiligheidsaspecten zijn verbonden.
Commentaar gemeente:
Wij nemen deze reactie voor kennisgeving aan.
Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de Wijkraad Binnenstad. Op 3 oktober 2012 heeft overleg plaatsgevonden met de wijkraad.
De reactie van de wijkraad was puntsgewijs samengevat als volgt:
- positief dat het bestemmingsplan niet voorziet in een verruiming van het aantal seksinrichtingen
- positief dat het bestemmingsplan niet voorziet in een verruiming van de overlastgevende maatschappelijke voorzieningen en geeft aan nog liever een afname te zien
- positief dat dit bestemmingsplan geen uitbreiding van horeca-activiteiten bij de cultuurpodia mogelijk maakt
- positief ten aanzien van de bescherming van het historische karakter (inclusief Teylers Museum) dat dit bestemmingsplan biedt.
- akkoord met het vastleggen van de bestaande legale gebruik;
7.4 Handhaving
Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. Immers, de ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid.
Daarom wordt hier het beleid inzake de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.
Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, hetgeen een uitstralend effect zal hebben. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt met name de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.
Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan tevens plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij digitaal op. Aldus draagt het college zorg voor de handhaving van de bestemmingsplanregels.
Bijlage 1 Milieuzonering
Bijlage 2 Geluid
Bijlage 3 Bodem
Bijlage 4 Luchtkwaliteit
Bijlage 5 Redengevende Omschrijving
Bijlage 5 Redengevende omschrijving