Frederikspark
Bestemmingsplan - Haarlem
Vastgesteld op 16-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aanbouw en uitbouw
Een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.2 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid op de verbeelding, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.3 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.4 aan-huis-verbonden-beroep:
Het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met een maximum van 35 procent van het brutovloeroppervlak (bvo) en met een maximum van 50 vierkante meter.
1.5 achtergevelrooilijn:
Bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak.
1.6 ander bouwwerk:
Een bouwwerk geen gebouw zijnde.
1.7 antenne-installatie:
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.8 archeologische waarde:
Vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.
1.9 archeologisch waardevol gebied:
Gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
1.10 archeologisch rapport:
In rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.
1.11 archeologisch onderzoek:
Diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie op het moment van de bouwvergunningaanvraag van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.12 archeologisch deskundige:
Professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie op het moment van de bouwvergunningaanvraag van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en/ of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen.
1.13 bebouwing:
Één of meer gebouwen en/of andere werkene.
1.14 bebouwingspercentage:
Een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.15 bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.16 begane grond:
Een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.
1.17 bestaand bouwwerk:
Bouwwerken welke legaal aanwezig zijn ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp.
1.18 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestaand gebruik:
Legaal gebruik dat bestaat ten tijde van het kracht worden van het bestemmingsplan.
1.20 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0392.BP4080001 met de bijbehorende regels
1.21 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwhoogte:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
1.25 bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond.
1.26 bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.30 brutovloeroppervlak (bvo):
De totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.
1.31 bijgebouw:
Een op zichzelf staand vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat door zijn constructie en afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.32 cultuurhistorische waarde:
De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.33 dakkapel:
Een zich in de kap bevindende uitbouw omringd door dakbedekking.
1.34 dakopbouw
Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst
1.35 dakterras
Een terras dat zich bevindt op een aan- of uitbouw en dat bereikbaar is via de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
1.36 detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.
1.37 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen.
1.38 evenement
Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten.
1.39 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.40 goothoogte
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
1.41 horeca 2
Een horecabedrijf met als hoofdactiviteit het verstrekken van maaltijden en met als nevenactiviteit het verstrekken van (hoofdzakelijk) zwak- en niet-alcoholische dranken zoals een restaurant, cafetaria, snackbar, of gelijkwaardige horecabedrijven, hieronder niet begrepen hotel, herberg of andere logiesverstrekkende functies.
1.42 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.43 horecaschip:
Een zich op het water bevindend object dat (nagenoeg) geheel dient als horecabedrijf.
1.44 hotel:
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies per nacht met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.45 kampeermiddel:
a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, camper of een caravan;
b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen voor recreatief nachtverblijf.
1.46 kantoor:
Een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.
1.47 kantoor met loketfunctie:
Het bedrijfsmatig uitoefenen van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen en waarbij sprake is van rechtstreeks contact met het publiek.
1.48 kantoor zonder loketfunctie:
Het bedrijfsmatig uitoefenen van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen en waarbij geen sprake is van rechtstreeks contact met het publiek.
1.49 kap:
Een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek groter dan 5 graden met het horizontale vlak.
1.50 kiosk:
Plein- of straatgebouwtje waar onder andere kranten en tijdschriften, strips en wegenkaarten verkocht worden.
1.51 maatschappelijke doeleinden:
Educatieve-, sociale-, culturele- en levensbeschouwelijke voorzieningen, (para)medische-, (sociaal)medische voorzieningen en andere maatschappelijke voorzieningen, waaronder woon-zorgvoorzieningen, alle met eventueel bijbehorende praktijkruimte, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, kinderdagverblijven, kinderopvang, peuterzalen, en bijbehorende voorzieningen.
1.52 orde 1 bouwwerken:
orde 1 betreft bouwwerken die beschermd zijn op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke Monumentenverordening.
1.53 orde 2 bouwwerken:
orde 2 betreft bouwwerken van voor 1950 die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn.
1.54 orde 3 bouwwerken:
orde 3 betreft bouwwerken van voor 1950 die qua schaal en detaillering passen in de omgeving, maar geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben.
1.55 overbouwing / onderdoorgang:
Een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
1.56 peil
a.voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van die bouw;
c.indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of het plaatselijk waterpeil.
1.57 plan:
Het bestemmingsplan Frederikspark van de gemeente Haarlem
1.58 plat dak:
Een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.
1.59 prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.60 seksinrichting:
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische- pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.61 specifieke vorm van horeca-viskraam
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van niet-alcoholische dranken.
1.62 standplaats:
Een bouwperceel, in hoofdzaak bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.
1.63 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.
1.64 verkooppunt van motorbrandstoffen:
Een inrichting waar door middel van een of meer pompinstallaties motorbrandstoffen worden verkocht en geleverd.
1.65 voorgevelrooilijn:
De bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.
1.66 voorzieningen voor openbaar nut:
Voorzieningen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer.
1.67 waterberging:
Een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.
1.68 wet:
De Wet ruimtelijke ordening.
1.69 woning:
Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.
1.70 woonschip
Een vaartuig, uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebruikt of tot woning bestemd.
1.71 woonschepenligplaats
De op de verbeelding aangegeven ruimte, waarop een woonschip ligplaats mag hebben.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
- a. afstand tot de bouwperceelsgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
- b. bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen;
- c. dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- d. goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- e. de goothoogte bij dakkapellen en gedeeltelijke geveloptrekkingen:
indien de dakkapel of de gedeeltelijke geveloptrekking breder is dan 50 procent van de gevelbreedte, wordt de bovenzijde (boeiboordhoogte) hiervan gezien als de nieuwe goothoogte. Een dakkapel of een gedeeltelijke geveloptrekking met een breedte van meer dan 50 procent kan niet meer gezien worden als van ondergeschikt belang. Indien er sprake is van meerdere dakkapellen of gedeeltelijke geveloptrekkingen in een dakvlak, worden de breedten van deze bij elkaar opgeteld en geldt de 50 procent regel.
- f. verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
vanaf de onderzijde van de begane grondvloer tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer onder het peil.
- g. inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- h. oppervlakte van een bouwwerk;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
- i. de hoogte van een windmolen:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.2 Overschrijden bouwgrenzen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
- a. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m;
- b. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10 % van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 m. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,2 m boven de rijweg, dan wel 2, 2 m boven een fiets- en/of voetpad;
- c. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 m boven peil.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Bestemmingen
Artikel 3 Bedrijf, Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf, nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor
( ondergrondse) nutsvoorzieningen en bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen en even, ( ondergrondse) kabels- en leidingenstroken, water, voorzieningen voor de waterhuishouding en ondergrondse parkeervoorzieningen ( sv-opg)
3.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Bedrijf, nutsvoorziening' mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden opgericht, onder de volgende voorwaarden:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
- c. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen;
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de monumentale waarden;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
3.4 specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
- d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
3.5 aanlegvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Bedrijf, nutsvoorziening zonder een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het ontgronden, vergraven , afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- b. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
- e. het aanleggen of verwijderen van van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en / of kappen van bos of andere houtgewassen;
- f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- 4. Het verbod als bedoeld in dit artikel is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- a. betrekking hebben op normaal onderhoud, gebruik en beheer;
- b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden ontstaan of kan ontstaan.
Artikel 4 Gemengd - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
begane grond:
- a. wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, zoals aangegeven in artikel 1.4;
- b. kantoor, atelier, praktijkruimte;
- c. ter plaatse van de aanduiding Maatschappelijk, is tevens Maatschappelijk toegestaan;
- d. ter plaatse van de aanduiding Seksinrichting, is tevens een Seksinrichting toegestaan;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. wegen en paden;
- g. tuinen en erven;
- h. bijbehorende voorzieningen;
overige verdiepingen
- i. wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, zoals aangegeven in artikel 1.4;
- j. bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming 'Gemengd 1' mogen gebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere werken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
Gebouwen
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- b. gebouwen mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht;
- c. ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
- d. ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte" is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
- e. ter plaatse van de aanduiding "bouwhoogte" is deze bouwhoogte toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding "goothoogte"is deze goothoogte toegestaan.
Dakkapellen
- g. Dakhellingen mogen worden onderbroken voor het oprichten van dakkapellen voor wat betreft het voordakvlak of op een naar de weg of openbaar groen gekeerd zijdakvlak, onder de volgende voorwaarden:
- 1. de dakkapel mag niet breder zijn dan de helft van de breedte van het betreffende dakvlak en bij meerdere dakkapellen mag de som van de breedte van de dakkapellen die in elkaars verlengde liggen niet meer bedragen dan de helft van de breedte van het betreffende dakvlak;
- 2. de bovenzijde van de dakappel moet ten minste 0,50 meter onder de noklijn zijn gelegen;
- 3. de onderzijde van de dakkapel moet boven de dakvoet geplaatst worden met een minimale afstand van 0,50 meter;
- 4. de zijkanten moeten worden gerealiseerd minimaal 0,5 m van de zijkanten het dakvlak;
- 5. voor het oprichten van meerdere dakkapellen geldt tevens dat er sprake moet zijn van een regelmatige rangschikking en een minimale afstand van 0,50 meter tussen de afzonderlijke kapellen, waarbij de som van breedtes van dakkapellen die naast elkaar gesitueerd zijn niet groter mag zijn dan de helft van de breedte van het betreffende dakvlak.
Andere bouwwerken
- h. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen;
- i. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen;
- j. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
4.4 Ontheffing van de bouwregels
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor:
dakterrassen
dakterrassen zijn toegestaan onder de voorwaarde dat de bouwhoogte van afscheidingen op dakterrassen niet meer mag bedragen dan 1,20 meter.
- 2. Burgemeester en wethouders toetsen bij de toepassing van de ontheffingsbevoegdheid onder sub 1, of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie ter plaatse;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen, m.u.v. het perceel voorzien van een functieaanduiding;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 5 Gemengd - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
begane grond:
- a. wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, zoals aangegeven in artikel 1.4:
- b. Kantoor, praktijkruimte, detailhandel;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. wegen en paden;
- e. tuinen en erven;
- f. bijbehorende voorzieningen;
overige verdiepingen
- g. wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, zoals aangegeven in artikel 1.4. ;
- h. bijbehorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming 'Gemengd 2' mogen gebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere werken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
Gebouwen
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- b. gebouwen mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht;
- c. ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
- d. ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte" is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
- e. ter plaatse van de aanduiding "bouwhoogte"is deze bouwhoogte toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding "goothoogte"is deze goothoogte toegestaan.
Dakkapellen
- g. dakhellingen mogen worden onderbroken voor het oprichten van dakkapellen voor wat betreft het voordakvlak of op een naar de weg of openbaar groen gekeerd zijdakvlak, onder de volgende voorwaarden:
- 1. de dakkapel mag niet breder zijn dan de helft van de breedte van het betreffende dakvlak en bij meerdere dakkapellen mag de som van de breedte van de dakkapellen die in elkaars verlengde liggen niet meer bedragen dan de helft van de breedte van het betreffende dakvlak;
- 2. de bovenzijde van de dakappel moet ten minste 0,50 meter onder de noklijn zijn gelegen;
- 3. de onderzijde van de dakkapel moet boven de dakvoet geplaatst worden met een minimale afstand van 0,50 meter;
- 4. de zijkanten moeten worden gerealiseerd minimaal 0,5 m van de zijkanten het dakvlak;
- 5. voor het oprichten van meerdere dakkapellen geldt tevens dat er sprake moet zijn van een regelmatige rangschikking en een minimale afstand van 0,50 meter tussen de afzonderlijke kapellen, waarbij de som van breedtes van dakkapellen die naast elkaar gesitueerd zijn niet groter mag zijn dan de helft van de breedte van het betreffende dakvlak.
Andere bouwwerken
- h. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen;
- i. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen;
- j. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
5.4 Ontheffing van de bouwregels
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor:
dakterrassen
dakterrassen zijn toegestaan onder de voorwaarde dat de bouwhoogte van afscheidingen op dakterrassen (hier of in ontheffing regelen) niet meer mag bedragen dan 1,20 meter.
- 2. Burgemeester en wethouders toetsen bij de toepassing van de ontheffingsbevoegdheid onder sub 1, of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie ter plaatse;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 6 Gemengd - 4
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
begane grond:
- a. Wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, zoals aangegeven in artikel 1.4;
- b. Kantoor;
- c. Horeca zoals opgenomen onder artikel 1.41 en indien voorzien van een functieaanduiding;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. wegen en paden;
- f. tuinen en erven;
- g. bijbehorende voorzieningen;
overige verdiepingen
- h. wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, zoals aangegeven in artikel 1.4:
- i. Kantoor;
- j. Horeca zoals opgenomen onder artikel 1.41 en indien voorzien van een functieaanduiding;
- k. bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming 'Gemengd 4' mogen gebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere werken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
Gebouwen
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- b. gebouwen mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht;
- c. ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
- d. ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte" is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
- e. ter plaatse van de aanduiding "bouwhoogte"is deze bouwhoogte toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding "goothoogte"is deze goothoogte toegestaan.
Dakkapellen
- g. dakhellingen mogen worden onderbroken voor het oprichten van dakkapellen voor wat betreft het voordakvlak of op een naar de weg of openbaar groen gekeerd zijdakvlak, onder de volgende voorwaarden:
- 1. de dakkapel mag niet breder zijn dan de helft van de breedte van het betreffende dakvlak en bij meerdere dakkapellen mag de som van de breedte van de dakkapellen die in elkaars verlengde liggen niet meer bedragen dan de helft van de breedte van het betreffende dakvlak;
- 2. de bovenzijde van de dakappel moet ten minste 0,50 meter onder de noklijn zijn gelegen;
- 3. de onderzijde van de dakkapel moet boven de dakvoet geplaatst worden met een minimale afstand van 0,50 meter;
- 4. de zijkanten moeten worden gerealiseerd minimaal 0,5 m van de zijkanten het dakvlak;
- 5. voor het oprichten van meerdere dakkapellen geldt tevens dat er sprake moet zijn van een regelmatige rangschikking en een minimale afstand van 0,50 meter tussen de afzonderlijke kapellen, waarbij de som van breedtes van dakkapellen die naast elkaar gesitueerd zijn niet groter mag zijn dan de helft van de breedte van het betreffende dakvlak.
Andere bouwwerken
- h. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen;
- i. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen;
- j. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
6.4 Ontheffing van de bouwregels
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor:
dakterrassen
dakterrassen zijn toegestaan onder de voorwaarde dat de bouwhoogte van afscheidingen op dakterrassen niet meer mag bedragen dan 1,20 meter.
- 2. Burgemeester en wethouders toetsen bij de toepassing van de ontheffingsbevoegdheid onder sub 1, of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie ter plaatse;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, zoals plantsoenen, bermen en beplantingen;
- b. wegen, voet- en fietspaden;
- c. speelvoorzieningen;
- d. waterlopen en waterpartijen;
- e. kunstwerken;
- f. kunstobjecten;
- g. voorzieningen van algemeen nut;
- h. ondergrondse parkeervoorzieningen(sv-opg)inclusief toegang
- i. in- en uitrit van parkeergarage (sv-iupg) met hellingbaan
- j. bijbehorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, (ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval en recyclecontainers, (ondergrondse) bergbezinkbassins en bouwwerken t.b.v. de parkeergarage
- k. tijdelijke evenementen .
- l. nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening"
- m. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte en koudeopslag
- n. fietsenkelder (sv-fk)
7.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming 'Groen' mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
- a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen, met uitzondering van het gebouw t.b.v. de toegang tot de parkeergarage waarvan de hoogte 4 meter mag bedragen;
- b. de oppervlakte van de toegang tot de parkeergarage mag ten hoogste 16 m2 bedragen
- c. de diepte van een (ondergronds) bouwwerk mag niet meer dan 9,0 m bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
Het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen.
Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 8 Kantoor
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. bij de bestemming behorend(e) groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen en erven, fiets- en parkeervoorzieningen en ondergrondse parkeervoorzieningen(sv-opg), (ondergrondse) nutsvoorzieningen, (ondergrondse) kabels- en leidingenstroken, water,voorzieningen voor de waterhuishouding en onderdoorgangen (ond) en fietsenkelder (sv-fk);
- c. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte en koudeopslag
8.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming 'Kantoor' mogen gebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere werken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
Gebouwen
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- b. gebouwen mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht;
- c. ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
- d. ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte" is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
- e. ter plaatse van de aanduiding "bouwhoogte"is deze bouwhoogte toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding "goothoogte"is deze goothoogte toegestaan;
- g. de diepte van een (ondergronds) gebouw mag niet meer dan 9,0 meter bedragen;
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. educatieve, sociale, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, (para)medische, sociaal medische en maatschappelijke voorzieningen, waaronder woon-zorgvoorzieningen, allen met eventueel bijbehorende praktijkruimte, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, kinderdagverblijven, kinderopvang en peuterspeelzalen en voorzieningen ten behoeve van het verenigingsleven;
- b. wegen en paden;
- c. fiets- en parkeervoorzieningen;
- d. bijbehorende voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' mogen gebouwen,en andere werken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
Gebouwen
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- b. gebouwen mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht;
- c. ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
- d. ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte" is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
- e. ter plaatse van de aanduiding "bouwhoogte"is deze bouwhoogte toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding "goothoogte"is deze goothoogte toegestaan.
Andere bouwwerken
- g. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen;
- h. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen;
- i. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 10 Tuin - 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen bebouwing.
- b. ondergrondse parkeervoorzieningen ( sv-opg) en fietsenkelder (sv-fk)
- c. bijbehorende voorzieningen zoals erkers, pergola's, carport
- d. nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening"
- e. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte en koudeopslag.
10.2 Bouwregels
Andere bouwwerken
Op de gronden met de bestemming 'Tuin 1' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
- a. de hoogte van constructies die dienen ter ondersteuning en/of geleiding van beplanting voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
- b. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met uitzondering van de erfafscheiding ter plaatse van de Griffietuin. Deze mag 3 meter bedragen;
- c. de diepte van een (ondergronds) gebouw mag niet meer dan 9 meter bedragen.
Erker
Het realiseren van een erker mag onder de volgende voorwaarden:
1. een erker mag tot maximaal 1,50 meter uit de voorgevel worden gerealiseerd;
2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grond laag vermeerderd met de hoogte van de verdiepingsvloer met een maximale bouwhoogte van 4 meter;
3. erkers mogen worden voorzien van een hekwerk met een maximale hoogte van 1.2 meter.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
- c. het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen, mits voorzien van de aanduiding 'parkeren'(p) in de aangegeven zone.
Artikel 11 Tuin - 2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen, erven en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen bebouwing.
11.2 Bouwregels
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Op de gronden met de bestemming 'Tuin 2' mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
- a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50% met een maximum van 40 m2van het bouwperceel;
- b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de begane grondlaag vermeerderd met 0,50 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil;
- c. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen. tenzij op de verbeelding een andere bouwhoogte is opgenomen;
Andere bouwwerken
- d. de hoogte van constructies die dienen ter ondersteuning en/of geleiding van beplanting voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
- e. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
- f. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. bijgebouwen als zelfstandige woning;
- b. prostitutie en seksinrichtingen;
- c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 12 Tuin - 3
12.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Tuin 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen, erven en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing.
- b. bergingen.
12.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming 'Tuin 3' mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
- a. het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd;
- b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de begane grondlaag vermeerderd met 0,50 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein;
- c. de bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
Andere bouwwerken
- d. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
- e. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. bijgebouwen als zelfstandige woning;
- b. prostitutie en seksinrichtingen;
- c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en voet- en fietspaden;
- b. kiosken;
- c. ondergrondseparkeervoorzieningen( sv-opg);
- d. speel- en groenvoorzieningen;
- e. voorzieningen van algemeen nut;
- f. een viskraam ter plekke van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-viskraam';
- g. waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. bijbehorende voorzieningen, waaronder straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten,abri's, (ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval- en recyclecontainers en (ondergrondse) bergbezinkbassins.
- i. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte en koudeopslag.
13.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming 'Verkeer' mogen gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
Gebouwen
- a. er mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut en kiosken worden gebouwd;Tevens mag een gebouw worden opgericht ter plekke van de aanduiding "specifieke vorm van horeca-viskraam".
- b. de maximale oppervlakte van kiosken bedraagt 20 m2
- c. de bouwhoogte en oppervlakte ter plekke van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-viskraam' mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangegeven;
- d. de diepte van een (ondergronds) gebouw mag maximaal 7 meter bedragen.
Andere bouwwerken
- e. de maximale bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van verkeer en lichtmasten mag 12 m bedragen;
- f. de maximale bouwhoogte van andere werken mag niet meer dan 3 m bedragen.
13.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging en/of waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. waterlopen en waterpartijen;
- c. verkeer te water;
- d. waterstaatkundige voorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. oevers;
- g. ondergrondse parkeervoorzieningen ( sv-opg);
- h. bijbehorende voorzieningen, zoals bruggen, sluizen, stuwen, dammen, steigers, duikers, gemalen,kunstwerken en kunstobjecten.
- i. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte en koudeopslag.
14.2 Bouwregels
Andere bouwwerken
Op de gronden met de bestemming 'Water' mogen uitsluitend andere bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
- a. de bouwhoogte gemalen mag niet meer dan 3 m bedragen en de oppervlakte mag niet meer dan 5 m² bedragen;
- b. de bouwhoogte van meerpalen mag maximaal 1,5 meter bedragen;
- c. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 8 m bedragen;
- d. de lengte van een steiger, gemeten langs de waterlijn, mag niet meer dan 5 meter bedragen;
- e. de breedte van een steiger, gemeten haaks op de waterlijn, mag niet meer dan 1/10 van de breedte van het oppervlaktewater bedragen;
- f. de oppervlakte van een steiger mag maximaal 5 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tot 20 meter, maximaal 10 m2 indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 20 en 50 meter en maximaal 15m² indien gesitueerd in oppervlaktewater breder dan 50 meter;
- g. de bouwhoogte van bijbehorende voorzieningen mag niet meer dan 3 m bedragen;
- h. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 1 m bedragen;
- i. de diepte van een (ondergronds) gebouw mag maximaal 7 meter bedragen.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
- b. als ligplaats voor hotel- en horecaschepen;
- c. als ligplaats voor woonschepen
- d. prostitutie en seksinrichtingen.
Artikel 15 Wonen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonenal dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden-beroep, zoals aangegeven in artikel 1 lid 4;
- b. parkeervoorzieningen en ondergrondse parkeervoorzieningen(sv-opg);
- c. wegen en paden;
- d. tuinen en erven;
- e. bijbehorende voorzieningen;
15.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming 'Wonen' mogen hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere werken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
Gebouwen
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- b. gebouwen mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht;
- c. ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
- d. ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte" is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte staan;
- e. de verticale diepte van een (ondergronds) gebouw mag niet meer dan 8,0 meter bedragen;
Dakkapellen
- f. Dakhellingen mogen worden onderbroken voor het oprichten van dakkapellen voor wat betreft het voordakvlak of op een naar de weg of openbaar groen gekeerd zijdakvlak, onder de volgende voorwaarden:
- 1. de dakkapel mag niet breder zijn dan de helft van de breedte van het betreffende dakvlak en bij meerdere dakkapellen mag de som van de breedte van de dakkapellen die in elkaars verlengde liggen niet meer bedragen dan de helft van de breedte van het betreffende dakvlak;
- 2. de bovenzijde van de dakappel moet ten minste 0,50 meter onder de noklijn zijn gelegen;
- 3. de onderzijde van de dakkapel moet boven de dakvoet geplaatst worden met een minimale afstand van 0,50 meter;
- 4. de zijkanten moeten worden gerealiseerd minimaal 0,5 m van de zijkanten het dakvlak;
- 5. voor het oprichten van meerdere dakkapellen geldt tevens dat er sprake moet zijn van een regelmatige rangschikking en een minimale afstand van 0,50 meter tussen de afzonderlijke kapellen, waarbij de som van breedtes van dakkapellen die naast elkaar gesitueerd zijn niet groter mag zijn dan de helft van de breedte van het betreffende dakvlak.
Andere bouwwerken
- g. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen;
- h. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen;
- i. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
15.3 Afwijken van de bouwregels
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 voor:
dakterrassen
dakterrassen zijn toegestaan onder de voorwaarde dat de bouwhoogte van afscheidingen op dakterrassen (hier of in ontheffing regelen) niet meer mag bedragen dan 1,20 meter.
- 2. Burgemeester en wethouders toetsen bij de toepassing van de ontheffingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 16.3.1 of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie ter plaatse;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
15.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
15.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud;
Artikel 16 Waarde - Archeologie 1
16.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De gronden in het plangebied aangewezen voor 'Waarde-archeologie categorie 1 ' zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
- b. De dubbelbestemming Waarde - archeologie is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
16.2 Bouwregels
- a. De aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, dient, bij werkzaamheden die dieper dan 0,30 meter onder maaiveld plaatsvinden, een archeologisch rapport te overleggen.
- b. Aan de bouwvergunning als bedoeld onder a. kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie categorie 1', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
16.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bebouwings) regels, indien:
- a. naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van de gemeentearcheoloog, geen archeologische waarden te verwachten zijn.
- b. naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk aan de hand van andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
- c. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en de betrokken archeologische waarden gelet op het rapport door de bouwactiviteiten niet worden geschaad.
16.5 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning
- 1. Het is verboden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie categorie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
- b. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
- c. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, met een diepte van 30 cm of meer;
- d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
- e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- 2. Het verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevings- vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
- c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 4 bedoeld, is verleend;
- d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- 3. De aanvrager om een aanlegvergunning als bedoeld onder 1. dient een archeologisch rapport te overleggen.
- 4. Aan de aanlegvergunning als bedoeld onder 1 kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
- a. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- 5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt in ieder geval verleend, indien :
- a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek of een rapport kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
- b. de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan deze omgevingsvergunning regels te verbinden, zoals gesteld onder lid 3
16.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 2, in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 3
17.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De gronden in het plangebied aangewezen voor 'Waarde-archeologie categorie 3 ' zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
- b. De dubbelbestemming Waarde - archeologie is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
17.2 Bouwregels
- a. De aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, dient, in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter onder maaiveld plaatsvinden, een archeologisch rapport te overleggen.
- b. Aan de bouwvergunning als bedoeld onder a. kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie categorie 3', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
17.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bebouwings) regels, indien:
- a. naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van de gemeentearcheoloog, geen archeologische waarden te verwachten zijn.
- b. naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk aan de hand van andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
- c. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en de betrokken archeologische waarden gelet op het rapport door de bouwactiviteiten niet worden geschaad.
17.5 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning
- 1. Het is verboden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie categorie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren bij een oppervlakte groter dan 500 m2:
- a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
- b. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
- c. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, met een diepte van 30 cm of meer;
- d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
- e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- 2. Het verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevings- vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
- c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 4 bedoeld, is verleend;
- d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- 3. De aanvrager om een aanlegvergunning als bedoeld onder 1. dient een archeologisch rapport te overleggen.
- 4. Aan de aanlegvergunning als bedoeld onder 1 kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
- a. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- 5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt in ieder geval verleend, indien :
- a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek of een rapport kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
- b. de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan deze omgevingsvergunning regels te verbinden, zoals gesteld onder lid 3.
17.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 2, in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Artikel 18 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
18.2 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor bouwwerken de volgende regels:
bouwvlak / voorgevelrooilijn
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- b. er moet aangesloten worden op de belendende gebouwen;
- c. gebouwen mogen niet worden samengevoegd;
- d. gebouwen mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht;
goothoogte / bouwhoogte / ondergronds bouwwerk
- e. ter plaatse van de aanduiding 'goothoogte' dient de bestaande goothoogte te worden gehandhaafd;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte'dient de bestaande bouwhoogte te worden gehandhaafd;
- g. ter plaatse van de aanduiding ' maximale goothoogte' dient binnen de aangegeven goothoogten te worden gebouwd;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' dient binnen de aangegeven bouwhoogte te worden gebouwd;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' dient de kap binnen de aangegeven goot- en bouwhoogte te worden gebouwd;
- j. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen;
nokrichting/vorm
- k. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding orde 2 en 3' dient de bestaande nokrichting, de dak- en kapvorm gehandhaafd te blijven.
kapverplichting/bovenste bouwlaag
- l. boven de goothoogte moet worden afgedekt met een kap waarvan:
- 1. de maximale hoogte 4 meter bedraagt, verticaal gemeten vanaf de goothoogte, tenzij op de verbeelding anders staat aangegeven;
- 2. de dakhelling niet minder bedraagt dan 45 en niet meer dan 60 graden;
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 2 onder k. met dien verstande dat de goothoogte mag worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:de hoogte van de extra bouwlaag maximaal 3 meter boven de goothoogte bedraagt waarbij de contour mede gevormd wordt door een dakvlak met een maximale hellingshoek van 70 graden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksverboden in dit plan indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10%;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bouw van andere bouwwerken, geen bouwwerken zijnde voor voorzieningen van algemeen nut, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
- e. het overschrijden van de in het plan aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons en erkers tot een maximum van 1,5 m;
- f. het overschrijden van de in het plan aangegeven hoogten ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw.
- 3. Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in lid 2, sub a tot en met f voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie ter plaatse;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- e. bestaande monumentale waarden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Bouwen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
21.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
21.3 Afwijken overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
21.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
21.6 Verboden hervatten gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 4 na de inwerkingtreding van het plan langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
21.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik
Lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 22 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan Frederikspark.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ……………
De voorzitter, De griffier,
…………… ……………..
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Begrenzing Van Het Plangebied
Het plangebied van het bestemmingsplan “Frederikspark” ligt ten zuiden van de binnenstad van Haarlem en beslaat een oppervlakte van ca. 136.941m2. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Gasthuissingel, aan de oostzijde door de Kleine Houtweg, aan de zuidzijde door de Paviljoenslaan een aan de westzijde door de Dreef en het Houtplein. (zie afbeelding 1).
Afbeelding 1: Ligging van het bestemmingsplangebied
1.2 Aanleiding Tot Actualisering Van Het Bestemmingsplan
Voor het plangebied Frederikspark zijn enkele redenen om een nieuw bestemmingsplan te maken:
- Er is een verouderd bestemmingsplan van kracht.
- Planologisch wordt er ruimte gereserveerd voor de ontwikkeling van het provinciehuis.
- Het hele plangebied valt binnen het beschermd stadsgezicht. De beschermende werking van het “beschermd stadsgezicht” wordt in het nieuwe bestemmingsplan ingepast.
1.3 Doel Van Het Bestemmingsplan
Het doel van het bestemmingsplan is het opstellen van een juridisch kader waarin de veranderingen mogelijk gemaakt worden. Naast het mogelijk maken van de nieuwe plannen dient het plan rechtzekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering.
Het bestemmingsplan Frederikspark bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De regels bevatten juridische regels over het gebruik van de ruimte. Deze regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels. De toelichting, tenslotte, is de onderbouwing van regels en verbeelding. Hierin wordt beschreven wat het doel is van het bestemmingsplan en wat de toekomstige ontwikkeling van het gebied is. Er wordt ingegaan op onderwerpen die voor die ontwikkeling van belang zijn, zoals de stedenbouwkundige structuur, de haalbaarheid van het plan en milieuhygiënische aspecten.
1.4 Geldende Planologische Regelingen
Binnen het plangebied valt het vigerende bestemmingsplan Frederikspark-Houtplein. (vastgesteld 15-01-1986 en goedgekeurd 20-01-1987)
Voor een klein deel geldt “B12” Verordening art. 43 WW 1901, Sectie K
(vastgesteld 24-08-1938 en goedgekeurd 02-11-1938).
Voor de overige gebieden binnen het plangebied geldt geen bestemmingsplan. Hier zijn de stedenbouwkundige bepalingen uit de Haarlemse Bouwverordening van kracht.
Beschermd stadsgezicht
Sinds 5 december 1990 is de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als 'beschermd stadsgezicht' in de zin van de Monumentenwet 1988. Dat betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (ex art 36 van de Monumentenwet). (zie ook de cultuurhistorische paragraaf in hoofdstuk 4)
Binnen het beschermd stadsgezicht kent de wet geen vergunningsvrije bouwwerken. Al de werkzaamheden die normaal gesproken vergunningsvrij zijn, zijn binnen het beschermd stadsgezicht licht vergunningsplichtig.
1.5 Bestemmingsplanprocedure
Het bestemmingsplan Frederikspark doorloopt, de gebruikelijke bestemmingsplanprocedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Het voornemen tot het opstellen van een bestemmingsplan is bekend gemaakt en het concept-ontwerpbestemmingsplan is opgesteld. Dit wordt vervolgens aangeboden aan het college van Burgemeester en Wethouders. Als het college met het plan instemt wordt het concept- ontwerp bestemmingsplan in het kader van het wettelijk vooroverleg ter commentaar aangeboden aan verschillenden (semi-) overheden en belangengroepen . Na deze fase wordt het ontwerpbestemmingsplan opgesteld, waarbij ook de commentaren naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg worden betrokken. Het ontwerp wordt - nadat het college daarmee heeft ingestemd- gedurende zes weken ter inzage gelegd. In die tijd kunnen door een ieder zowel schriftelijk als mondeling zogenoemde zienswijzen (=bezwaren) worden ingediend bij de gemeenteraad. De gemeenteraad beoordeelt deze reacties en betrekt ze bij de besluitvorming inzake het bestemmingplan. Als het bestemmingsplan- al dan niet gewijzigd- is vastgesteld wordt het wederom voor zes weken ter inzage gelegd en bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid om daartegen beroep in te stellen bij de Raad van State. Van de hiervoor beschreven terinzageleggingen en de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen respectievelijk beroep in te stellen wordt vooraf kennis gegeven in de Stadskrant, Staatscourant en op de gemeentelijke website.
1.6 Leeswijzer Plantoelichting
Om een visie te ontwikkelen op een plangebied is het enerzijds van belang om inzicht te krijgen in de verschijningsvorm en het functioneren van een gebied. Anderzijds is een inventarisatie van beleidsdocumenten nodig omdat deze documenten immers het kader vormen voor de toekomstige ontwikkeling van een gebied.
Hoofdstuk 2 gaat in op de bestaande ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. Door eerst in te gaan op de ontstaansgeschiedenis van het gebied wordt de huidige verschijningsvorm voor een belangrijk deel verklaard. In dit hoofdstuk wordt verder aandacht besteed aan de in het plangebied voorkomende functies.
In hoofdstuk 3 passeren de voor het plangebied relevante beleidsdocumenten de revue. Sommige beleidsdocumenten zijn gebiedsgericht zoals het Structuurplan Haarlem 2020 en het Spaarneplan. Andere beleidsdocumenten hebben een meer thematische invalshoek, zoals het Haarlems Verkeers- en Vervoersplan en het Integraal Waterplan Haarlem. Per document wordt kort samengevat welke kaders er voor de inrichting en/of voor de functies in het plangebied zijn vastgelegd.
Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten en de resultaten van de verschillende onderzoeken. Het gaat hierbij om alle zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen.
In hoofdstuk 5 wordt aangegeven hoe de inventarisatie van de bestaande situatie, de beleidsdocumenten, en onderzoeken zoals beschreven in de hoofdstukken 2, 3 en 4 vertaald zijn naar concrete ruimtelijk- functionele uitgangspunten.
In hoofdstuk 6 wordt aangegeven welke bestemmingen in het plan zijn opgenomen en hoe deze de inhoud van het plan regelen.
In hoofdstuk 7 wordt de financieel-economische uitvoerbaarheid beschreven en wordt ingegaan op de inspraak en participatie. De resultaten van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening en van de inspraak zijn opgenomen in dit hoofdstuk.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Korte Historische Schets
De geschiedschrijving van het ontstaan van de stad Haarlem heeft zich over het algemeen beperkt tot de oude stadskern. Over het buitengebied is van de vroege periode weinig bekend. Zo ook met betrekking tot het bestemmingsplangebied Frederikspark, dat bekend stond als de Baan.
De Baan wordt voor het eerst vermeld in de rekening van de grafelijke houtvester in 1346-1347. De hertog Aelbrecht van Beieren schonk dit stuk land in 1389 aan de Haarlemmers als speelveld 'ten ewighen dagen'.
Ondanks een gemeenschappelijke historie valt het plangebied duidelijk uiteen in twee gebieden: het Frederikspark en het gebied tussen de Gasthuissingel en de Baan. Tegenwoordig wordt het noordelijk gedeelte de Baan genoemd. Het betreft het meest bebouwde gedeelte van het plangebied. In het zuidelijk gedeelte van het voormalig speelveld resteert het groene Frederikspark en de groenstrook langs de Baan.
Frederikspark
Het Frederikspark, ontstaan in 1836 naar ontwerp van J.D. Zocher, is bekend als het oudste villapark van Haarlem. In de 17de eeuw ontstond er bebouwing op het dan toe gemeenschappelijke speelveld. Er was een groot aantal kleine percelen met woningen, maar ook theehuisjes en theekoepels die in gebruik waren bij bewoners van de stad. In de 18de eeuw werd de Baan omringd door allerlei buitens, maar het grootste deel, het latere Frederikspark, hield zijn recreatieve functie.
In 1769 verwierf de Amsterdamse bankier Henri Hope een omvangrijk stuk grond met opstallen in dit gebied. Daarop liet hij in 1786-1788 een riante buitenplaats bouwen, bekend als de hofstede Welgelegen. In 1808 werd de hofstede verkocht aan Lodewijk Napoleon die het de naam Paviljoen Welgelegen gaf. Een jaar later kreeg tuinarchitect J.D. Zocher sr. opdracht een ontwerp te maken voor een groot park rondom het Paviljoen. Na de vlucht van Lodewijk Napoleon werden de plannen in vereenvoudigde vorm uitgevoerd. Het noordelijk deel van het park stond vanaf 1813 ook bekend als Princessetuin. De definitieve naam Frederikspark dateert uit 1847.
In 1831 werd het park overgedragen aan de stad Haarlem en werd het opengesteld voor het publiek. Besloten werd een terrein in het midden van het park te omheinen zodat het als weiland verhuurd zou kunnen worden. Het karakteristieke eivormige terrein dat bekend zou worden als “de Koekamp” is zodoende ontstaan. De plannen voor deze wijziging werden gemaakt door J.D. Zocher jr, die zich duidelijk liet inspireren door het ontwerp dat zijn vader bijna 25 eerder maakte.
Naar aanleiding van een bouwplan elders in de stad ontstond langzamerhand het idee om de Koekamp en de Princessetuin te gaan bebouwen. De toenmalige “opzichter over de stedelijke werken en gebouwen” J.E. van Arend maakte in 1862 twee ontwerpen voor een nieuw park met daarin ruimte voor een aantal villa's. Tot uitvoering kwam het echter niet. J.D. Zocher had namelijk kennis genomen van de plannen en wist de gemeenteraad te overtuigen dat het beter was om Zocher zelf (kosteloos!) een plan te laten maken om bebouwing in te passen in het park. In het plan Arend had de bestaande tuin gesloopt moeten worden en was het plan formeler dan het ontwerp van Zocher. Op ruime kavels projecteerde Zocher losjes een achttal villa's rondom een ovaalvormig veld.
Figuur Bebouwingsplan Frederikspark van 1862, J.D. Zocher
Tussen 1864 en 1880 werden zeven villa's gebouwd. Voor de kavel op het centrale veld is evenwel nooit belangstelling getoond. Hoewel bepaald was dat de plannen vooraf door Zocher werden bekeken heeft hij verder geen echte bemoeienis gehad met de ontwerpen. De villa's zijn verschillend, maar vertonen niettemin een sterke samenhang. Karakteristiek is de opbouw met twee lagen onder een flauwe kap, de toepassing van pleisterwerk en de eclectische stijl waarin ze zijn uitgevoerd.
Het eerste grote plan dat geheel afweek van het plan van Zocher was het 'Brongebouw'. Dit kuuroord naar ontwerp van de Haarlemse architecten J.A.G. van der Steur en D.E.L. van den Arend werd in 1894-95 gebouwd. Het gebouw in de stijl van de Hollandse renaissance was gesitueerd op het ovale middenterrein. Het kuuroord functioneerde echter niet naar verwachting. In 1932 besloot de gemeenteraad tot sloop ten behoeve van de situering van een zwembad. Datzelfde jaar werden de eerste plannen voor het nieuwe zwembad ingediend door de architecten J.J. Verspoor en M.J. Muylaert. Deze architecten hadden moeite met de stedenbouwkundige inpassing van het gebouw in het park. Het plan werd derhalve afgewezen door de schoonheidscommissie. Nadat J.B. van Loghem als adviseur werd aangetrokken werden de definitieve plannen gemaakt. In de literatuur wordt het Sportfondsenbad positief gewaardeerd als een goed voorbeeld van Nieuwe-Zakelijkheids-Architectuur van de hand van Van Loghem. De situering in het park was echter zeer ongelukkig. Het zwembad met zijn benodigde buitenvoorzieningen was nadrukkelijk aanwezig in de centrale ruimte zodat er van het park slechts een brede, min of meer verstopt liggende, groene rand resteerde. In de loop der jaren is het zwembadgebouw sterk gewijzigd. Uiteindelijk is het gesloopt.
In de loop der tijd is het karakter aan verscheidene invloeden onderhevig geweest. Ooit was aan de noordzijde van het park een tramtracé gesitueerd. De aanleg hiervan heeft een aanzienlijke invloed gehad op de beeldkwaliteit en structuur van het park. Toen de tram uit Haarlem verdween werd het tramtracé omgevormd tot weg. In feite behoorde het stukje groen tussen het Frederikspark en de Baan dus ook tot het Frederikspark. Naast het aanleggen van de weg aan de noordzijde van het park werd in de jaren dertig de villa Frederikspark 2 gebouwd. Het ontwerp, dat in plaats kwam van negentiende eeuwse villa, heeft een afwijkend karakter ten aanzien van de andere villa's in het park. Tenslotte heeft de uitbreiding van het Provinciehuis in de jaren zestig, waarbij ook de villa op nummer 8 werd gesloopt, de relatie tussen griffietuin en Frederikspark onderbroken.
In 1990 werd de binnenstad en de omgeving van de Haarlemmerhout aangewezen tot beschermd stadsgezicht. Tevens werd in 2000 het Frederikspark aangewezen tot rijksmonument. In 2005 is begonnen met de renovatie van het park en wordt een aantal van de oorspronkelijke karakteristieken hersteld.
Tussen Gasthuissingel en de Baan
Het gebied tussen de Gasthuissingel, de Kleine Houtweg, de Baan en het Houtplein stond vroeger bekend als 'De Baan'. Het gebied, net buiten de Grote Houtpoort gelegen, heeft een geheel eigen karakter.
Het was er groen met veel tuinen en theetuintjes (kleine zomerverblijven). Ook de bedrijvigheid die er in de loop der tijd ontstond had een groen karakter. Dit betrof kwekerijen en bloemisterijen. Deze handel van met name bloembollen ontstond in de 17de eeuw en concentreerde zich in Haarlem ten zuiden de stadsgracht. Daar waren diverse bloemisterijen met bijbehorende bollenschuren, kassen, etc. De grootste in dit gebied was de bloemenkweker Polman Mooij, die zijn luxe woonhuis aan de Kleine Houtweg liet bouwen.
De plek met de meeste dynamiek in dit gebied is het Houtplein. Tot 1953 kortweg Plein genoemd. Net buiten de stadspoort gelegen was het de eerste pleisterplaats buiten de stad. Er waren allerlei herbergen, wagenmakerijen en stalhouderijen te vinden. Een tekening uit de 18de eeuw laat monumentale bomen zien met daartussen stenen paaltjes waar de paarden tijdens de paardenmarkten aangebonden konden worden. Vermaak was hier onder andere te vinden in de schouwburg “Leerzaam Vermaak” die hier van 1779 tot 1879 gevestigd was en die ook wel bekend stond als de “Schouwburg buiten de Houtbarrière”. In de loop van de 19de eeuw werd het karakter steeds minder landelijk, de grote bomen verdwenen en er ontstonden gesloten gevelwanden. Niet alleen het Houtplein, maar ook de Gasthuissingel werd direct beïnvloed door de aanwezigheid van de Grote Houtpoort. In de 18de eeuw werd deze ook wel Wagenmakerspoort genoemd. In het eerste gedeelte van de Gasthuissingel konden de paarden gedrenkt worden in het paardewed. Er waren vele stalhouders in de buurt. Zowel aan het Houtplein, de Gasthuissingel als in de Wagenmakerslaan. De Wagenmakerslaan ontleent zijn naam aan de aanwezigheid van de wagenmakers destijds, die daar net als de stalhouderijen veel voorkwamen. Een uitgelezen plaats naast de stadspoort met de vele rijtuigen die er doorheen moesten. De straat bestaat nog steeds, maar de loop ervan is gewijzigd. Oorspronkelijk liep de laan van de Gasthuissingel met een knik naar het Houtplein, maar in 1990 werd de Wagenmakerslaan een rechte weg van de Gasthuissingel naar de Baan. De Baanlaan, die niet meer bestaat, liep oorspronkelijk van de Baan naar de Gasthuissingel. Dwars door het laantje werd in 1928 een groot gebouw neergezet, de Coöperatieve Haarlemsche Groenten en Bloembollenveiling. Dit grote gebouw heeft later diverse functies gehad.
Een ander intrigerend verdwenen gebouw is de badinrichting aan de Gasthuissingel. Deze zogenaamde Haarlemsche Badinrichting werd opgericht in 1865 en bood omwonenden de gelegenheid tot het nemen van warme baden. In 1896 werd het badhuis ingrijpend verbouwd tot een dubbel woonhuis. Ook aan de singel ontstonden meer gesloten gevelwanden. De plek van de bollenschuren werden ingenomen door statige herenhuizen.
Tot in de 20ste eeuw bleef het dynamische karakter van logementen en paarden rond het Houtplein, vertaald naar de moderne tijd, bestaan. Het werd een plek voor diverse cafés, een bioscoop en auto- en taxibedrijven. Het verkeer werd op deze belangrijke zuidelijke toegang tot Haarlem dominanter. Diverse verkeersaanpassingen waren het gevolg. In Haarlem verscheen in 1878 de eerste tram. Het Houtplein kreeg een belangrijke halte. De laatste tram reed op 31 augustus 1957. Begin jaren tachtig van de 20ste eeuw was er weinig over van het bruisende Houtplein. De bioscoop Lido evenals het hotel Van Aken werden gesloten en de autobedrijven verdwenen. Besloten werd tot een rigoureuze aanpak. Eind jaren tachtig werd bijna de hele gevelwand van het Houtplein vervangen werd door nieuwbouw. Van de N.V. Amsterdamsche Rijtuigmaatschappij, die gevestigd was aan het Houtplein 21, is de gevelsteen in de nieuwbouw herplaatst. In de periode 1990-1995 is de woonbebouwing aan de Zadelmakerslaan en Wagenmakerslaan toegevoegd.
2.2 Beschermd Stadsgezicht
Sinds 5 december 1990 is de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als "beschermd stadsgezicht" in de zin van de Monumentenwet 1988. Doel van de aanwijzing is , de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij verdere ontwikkelingen binnen het gebied. Daarnaast zijn in april 2011 diverse panden aan de Baan en Kleine Houtweg aangewezen als gemeentelijk monument.
De oorspronkelijke betekenis die het gebied tussen de stad en de Haarlemmerhout had als uitgaansplek (Houtplein, uiteinde Dreef), speelveld (de “baan” ter plaatse van het Frederikspark) en wandelallee (Dreef) is grotendeels verdwenen en daarmee een deel van de oude binding tussen stad en Hout. Door de ontwikkeling van het Frederikspark en het Florapark is een nieuwe relatie tussen stad en Hout ontstaan, waarin de brede Dreef ook nu nog een belangrijke ruimtelijke schakel blijft.
De nauwe ruimtelijke relatie tussen de stad en de Hout wordt mede bepaald door de ligging van de Hout tussen beide noord-zuid routes uit de stad, de Wagenweg en de Kleine Houtweg, aan de stadszijde aaneengesloten tweezijdig bebouwde stadsstraten, die ter plaatse van de beide villaparken met een aaneengesloten bebouwing aan één zijde duidelijk front maken en nog zuidelijker langs de Hout ook aan die ene zijde hun gesloten karakter min of meer verliezen. Ook langs de Dreef is de min of meer aaneengesloten bebouwing langs de westzijde voor het Frederikspark als ruimtebegrenzing van belang.
Het overgangsgebied tussen de stad en de Haarlemmerhout bestaat uit een dichtbebouwd gebied direct grenzend aan de stad, de open villaparken en Frederikspark en Florapark ten zuiden daarvan en een weer wat intensiever bebouwd gebied langs de rand van de Hout. Het dicht bebouwde gebied sluit wat ruimtelijke opbouw betreft nauw aan bij een oude stad, alleen de verkaveling is evenals in de zeventiende-eeuwse uitleg wat strakker. De aaneengesloten bebouwing is voornamelijk laat negentiende-eeuws van karakter. De stadssingel (Raam-, Gasthuis-, Kampervest/-singel) heeft in profiel nog reminiscenties aan de oorspronkelijke verdedigingsfunctie, maar heeft overigens door de gelijksoortigheid van de bebouwing ter weerszijden en door het betrekkelijk besloten karakter meer de kenmerken van een stedelijk binnenruimte dan van een stadsgrens.
Een bijzonder ruimtelijk element is het Houtplein, in hoofdvorm als pendant van de driehoekige ruimte voor het Proveniershuis binnen de singel en als overgangselement tussen de besloten stadsstraten en de brede Dreef zeer markant. Door de huidige inrichting van het plein wordt aan de betekenis van het Houtplein als ruimte ernstig afbreuk gedaan.
De oorspronkelijke aanleg van het Frederikspark met losstaande villa's rondom een onbebouwd centraal gedeelte naar een plan van Zocher jr. is als zodanig niet meer aanwezig. Langs de noordrand van het park doet de grote omvang van de verkeersruimte afbreuk aan de vroegere samenhang.
Het Frederikspark is in 2000 bij het Rijksdienst voor het culturele Erfgoed als monument ingeschreven. (registratienummer RM 511392)
2.3 Ruimtelijke Structuur
Het bestemmingsplangebied Frederikspark behoort voor een deel bij de binnenstad van Haarlem. Het is tevens de overgang van de binnenstad naar de Haarlemmerhout. De ruimtelijke opbouw van het bestemmingsplangebied valt uiteen in twee delen: het vrij intensief bebouwde gebied gelegen ten noorden van de Baan en het open gebied ten zuiden van de Baan.
Het gebied ten noorden van de Baan vertoont in zijn aaneengesloten randbebouwing een karakteristiek die mede door de schaal veelal verwantschap heeft met die van de binnenstad. De panden aan de Gasthuissingel, Kleine Houtweg, Baan, Frederikspark en Paviljoenslaan hebben veelal twee lagen en een kap. In het binnengebied is in de jaren negentig gestapelde woonbebouwing toegevoegd. Door de aanwezigheid van de tuinen en de vijver heeft het gebied een groene uitstraling.
Het Houtplein is door de jaren heen een belangrijk verkeerspunt geweest. Het bevat de zuidelijke entree naar de binnenstad van Haarlem. Het Houtpleincomplex is daarin een opvallende verschijning. Qua maatvoering en uiterlijk vertoont het geen relatie meer met de oorspronkelijke bebouwing.
Ten zuiden van de Baan wordt het plangebied meer open van structuur. Het Houtplein vormt samen met het Frederikspark en de Dreef een overgang naar de Haarlemmerhout. Bij het ontwerp van het villapark stond het parkachtige karakter voorop. Het park heeft een open karakter met verschillende parkgedeelten omlijst door de gesloten straatwanden. De villa's in het park dienen als aanvulling en verfraaiing van het park. Bij de laatste renovatie van het park is getracht de oorspronkelijke padenstructuur, zoals om het ei-vormig koekamp, zoveel mogelijk te respecteren.
De Dreef heeft door de brede opzet, klinkerbestrating en boombeplanting een boulevardachtige uitstraling. Ook is in deze setting de provinciale griffie gesitueerd. Het paviljoen Welgelegen kijkt daarbij majestueus uit over het vlooienveld en hertenkamp. De Paviljoenslaan wordt naar het oosten begeleid door villa bebouwing. Deze villabebouwing, de bebouwing aan de Kleine Houtweg en het Paviljoen omsluiten de open binnentuin. Daar de Griffietuin wel zichtbaar is draagt het bij aan de groenbeleving van het bestemmingsplangebied.
Het plangebied Frederikspark heeft een veelzijdig gebouwenbestand. Langs de Gasthuissingel, Kleine Houtweg en Baan zijn veelal herenhuizen gesitueerd. Gestapelde woningbouw is te vinden tussen Gasthuissingel en Baan. Het Frederikspark bevat villa's. De panden zijn in particulier eigendom en twee villa's in eigendom van de RPovincie. Woningcorporatiebezit komt niet in het bestemmingsplangebied voor.
2.4 Functionele Structuur
Ruimtelijk functioneel herbergt het deel tussen Gasthuissingel en Baan diverse functies. Langs Gasthuissingel, Baan, Zadelmakerslaan en Wagenmakerslaan wordt overwegend gewoond. Aan de Kleine Houtweg zijn verschillende maatschappelijk functies gevestigd waaronder een school op nummer 24. De school zal dienen als permanente locatie voor de dependance van de Dreefschool. Aan de Kleine Houtweg 18 is het Noord-Hollands Archief gesitueerd, dit is het historisch informatiecentrum voor de provincie Noord-Holland en de gemeenten Aalsmeer, Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Heemskerk, Heemstede, Uitgeest, Uithoorn, Velsen en Zandvoort.
Stichting Sint Bavo is gevestigd aan de Baan 47 . Bij Stichting Sint Bavo horen tien basisscholen, een school voor Speciaal Basisonderwijs en een SO/VSO school voor zeer moeilijk lerende kinderen. De scholen staan in Haarlem en Spaarndam.
Aan de Baan 17 is ook een seksinrichting gevestigd.
In 2 villa's is de kantoorfunctie gevestigd. In een aantal villa's in het Frederikspark wordt gewoond en één villa aan het Frederikspark 2/2a is een restaurant gevestigd. In het plangebied is ook een plek waar verkooppunt/horeca gesitueerd is. Dit betreft een viskraam aan het Frederikspark.
Aan de Paviljoenslaan domineert de kantoren functie waar de provincie Noord Holland gevestigd is. Net buiten dit bestemmingsplan aan het Houtplein, zijn verschillende kantoren gevestigd waarbinnen het provinciaal bestuur een groot aandeel heeft. Het Houtplein bevat als zuidelijke entree naar de binnenstad ook functies als detailhandel en horeca. Hier is het Hotel Carlton Square met 122 kamers gevestigd.
Het Frederikspark wordt intensief gebruikt door een breed scala van gebruikersgroepen. Behalve de functie als stadspark en buurtpark vinden jaarlijks evenementen plaats zoals bevrijdingspop, kerstsamenzangen, kinderfeesten , filmopnames . Op het Schelpenpad, grenzend aan het Frederikspark vinden themamarkten plaats en spelen de kinderen van de Dreefschool.
2.5 Openbare Ruimte
De geschiedenis van het Frederikspark, die tot in de middeleeuwen terug gaat, laat zien dat het terrein altijd een openbaar en recreatief karakter heeft gekend. Dit veranderde niet toen het terrein voor villabebouwing werd verkaveld. Momenteel heeft het Frederikspark nog steeds een openbaar en recreatief karakter. Het Frederikspark heeft voor heel Haarlem culturele, maatschappelijke en ruimtelijke betekenis.
De Griffietuin bestaat uit een enerzijds meer open binnentuingedeelte en anderzijds uit een meer gesloten bosgebied. De scheiding tussen de twee delen wordt benadrukt door de rododendrons op een kleine terreinverhoging langs de bosrand. Het bos heeft eenvoudige, halfverharde wandelpaden en kent geen opvallende of versierende elementen, behalve de twee historische terreinverhogingen, het smeedijzeren hek langs de Kleine Houtweg en de restanten van de tuinmuur achter een van de aangrenzende villatuinen. Meubilair of verlichting ontbreekt. De vegetatie is in principe vrij gevarieerd en samengesteld uit de restanten van eerdere tuininrichtingen en spontane vestiging van soorten. Het geheel heeft de uitstraling van een verlaten park. De sfeer in de binnentuin daarentegen is tuinachtig door de aanwezigheid van een uitgestrekt gazon, decoratieve bloemperken en tuinbeelden. Het gaat hier om de buitenruimte van het representatieve provinciehuis.
Daarnaast dragen de (voor)tuinen van de panden langs de Baan bij aan de groenbeleving.
De Dreef is een belangrijke verbinding tussen Haarlemmerhout en de Haarlemse binnenstad. Het gaat hierbij behalve om een functionele verbinding tevens om een krachtige ruimtelijke structuur, die door de driedubbele laanbeplanting duidelijk geaccentueerd wordt. Het beeld wordt verstrekt door de brede boulevardachtige uitstraling van de Dreef en de ruime afstand tot de Griffiegebouwen en de villa's van het Frederikspark.
Het plangebied wordt voor het gemotoriseerd verkeer ontsloten door de Gasthuissingel, de Kleine Houtweg, het Frederikspark, de Paviljoenslaan, de Dreef, en het Houtplein.
De Paviljoenslaan maakt deel uit van de hoofdstructuur van Haarlem en is bestemd voor doorgaand verkeer en voor verkeer dat de stad in- en uitgaat (extern verkeer). Er is sprake van vrijliggende fietsvoorzieningen naast de rijbaan.
Er is in het plangebied sprake van betaald parkeren en bewoners van het gebied kunnen gebruik maken van een parkeervignet. Tevens bevat het plangebied een parkeergarage. Dit is de ondergrondse parkeergarage Houtplein. Voor de nieuwbouw van het provinciehuis aan de Dreef is eveneens een ondergrondse parkeergarage gepland. Deze is ingetekend op de plankaart. (zie ook Hoofdstuk 5 van de toelichting)
In het bestemmingsplangebied hebben voetgangers voldoende ruimte en veilige routes. Ook het openbaar vervoer (bus) draagt bij aan een goede ontsluiting van het plangebied. De haltes bevinden zich op het Houtplein , de Dreef en op de nabij gelegen Tempelierstraat.
Het open water dat in het plangebied is opgenomen betreft de Gasthuissingel. dit is een stadsgracht en verbindt het Spaarne met de Leidsevaart. Tevens bevat het plangebied een vijver. Deze is gelegen aan de Wagenmakerslaan.
Er zijn verschillende nutsvoorzieningen in het bestemmingsplangebied gelegen., zowel in het Frederikspark als aan de Wagemakerslaan.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk is voor het plangebied Fredrikspark het relevante gemeentelijke beleid weergegeven. Per thema wordt het beleid beschreven. Het Rijks- en provinciaal beleid is beknopt beschreven in bijlage 1.
3.1 Structuurplan
Het structuurplan legt voor de periode 2005 tot 2020 op hoofdlijnen de ambities en wensen vast die alles te maken hebben met ruimte en de verdeling van ruimte in Haarlem. Daarbij is de samenwerking in de Noordvleugel van de Randstad als stedelijk netwerk vertrekpunt. Het structuurplan vormt de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie Haarlem uit 1999 en laat de mogelijkheden zien voor uitvoering van de stedelijke opgaven.
De speerpunten van beleid zijn profilering op een duurzaam goed woonklimaat, versterking van de zakelijke dienstverlening en versterking van de culturele en toeristische wervingskracht.
Het structuurplan geeft inzicht in de verandergebieden en dynamische knooppunten en de gebieden die consolideren. Het geeft de kaders en bestemmingsplannen zorgen vervolgens voor juridische verankering.Hieronder is een fragment opgenomen uit de structuurplankaart.
Fig. 3.1 Fragment structuurplan
Het bestemmingsplangebied Frederikspark bevat op de structuurplankaart zeven aanduidingen. Dit zijn:
- Centrum-stedelijk gebied (Gasthuissingel tot en met Frederikspark)
- Woongebied/ functiemenging in woonwijk (Gasthuissingel tot en met Frederikspark)
- Versterken relatie binnenstad - De Hout (Houtplein/ Dreef)
- Groen (Frederikspark tot Paviljoenslaan)
- Woonwerk-as (Paviljoenslaan)
- Parkeergarage (Houtplein)
- Stamlijn bus (Frederikspark-Houtplein)
Belangrijkste doelstelling is een effectiever gebruik van de ruimte en bevordering van leefbaarheid en levendigheid in die wijken.
Het centrum-stedelijk gebied is bij uitstek multifunctioneel. Functiemenging wordt hier gestimuleerd. Het woongebied/ functiemenging in woonwijk is op de plankaart ingetekend in de ring rondom de binnenstad waar meer functiemenging beoogd wordt. Het gaat om het toevoegen van kleine voorzieningen en passende, kleinschalige vormen van werkgelegenheid.
Het versterken van de relatie van de binnenstad met de Haarlemmerhout is onderdeel van de 'vergrote binnenstad'. Acties hiertoe liggen in de opzet van duidelijke en aantrekkelijke langzaam verkeersverbindingen, een verzorgde openbare ruimte in het tussengebied en mogelijk meer 'trekkende' gebruiksfuncties grenzend aan het park . Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een parkcafé of museum.
Het gebiedstype groen heeft een groen en niet of beperkt bebouwd karakter als hoofdkenmerk. Het Frederikspark en de tuin van het paviljoen zijn als stadspark als zodanig aangeduid.
De rol van woonwerk-as wordt in het plangebied vervuld door de Paviljoenslaan. De randen langs de meeste wegen met een doorgaande functie en een aantal wegen met een centrale rol voor een buurt of stadsdeel worden gekenmerkt als geschikt voor ontwikkeling tot woonwerk-assen. Vaak is hier al een gemengd karakter.
3.2 Gebiedsvisie Houtplein
B&W heeft 12 april 2011 ingestemd met het opstellen van de gebiedsvisie Houtplein – De Dreef. Deze gebiedsvisie is vooral gericht op de openbare ruimte. Met de provinciale bouwplannen is ook de openbare ruimte in de directe omgeving van de provinciale gebouwen in beeld gekomen. Gemeente en provincie vinden dat de bestaande ruimtelijke kwaliteit beter kan. Een duidelijk verbeterpunt is de verkeersafwikkeling en verknoping van verkeerssoorten, en in het bijzonder het openbaarvervoer. De gemeente enprovincie zullen het onderzoek naar de verbeteringen gezamenlijk uitvoeren.
Dit zal resulteren in twee producten:
1. De gebiedsvisie openbare ruimte Houtplein Dreef;
2. Het inrichtingsplan Houtplein – Wagenmakerslaan – Dreef.
In de gebiedsvisie zullen de volgende thema's onderzocht worden:
- Herstel Houtplein als representatieve entree van Haarlem;
- Verbinden Houtplein met Dreef als recreatieve uitloop naar de Haarlemmerhout;
- Toekomst van het OV-knooppunt op het Houtplein;
- Geleiden verkeerstromen van en naar parkeergarages (Houtplein en de nieuwe garage Dreef);
- Verbetering Frederikspark;
- Mogelijkheid voor andere autocirculatie Houtplein;
- Inpassing huisvesting Provincie in de omgeving.
Het inrichtingsplan zal een concreet ontwerp worden voor het gebied Houtplein – Wagenmakerslaan – Dreef waarin de resultaten van de gebiedsvisie in zijn opgenomen.
3.3 Haarlems- Verkeer En Vervoerplan
De auto
Op het Haarlemse wegennet wordt niet meer autoverkeer toegelaten dan de stad aan kan. Het wegennet wordt gecategoriseerd om binnen de stad grote stadsleefgebieden te creëren. Dit zijn gebieden waarin geen gebiedsvreemd autoverkeer wordt toegelaten.
Onderscheid wordt gemaakt tussen gebiedsontsluitsweg 70 km/h, gebiedsontsluitingsweg type A, gebiedsontsluitingsweg type B en erftoegangswegen.
In het HVVP wordt het wegennet gecategoriseerd met als doel een veiliger en leefbaarder stad. Door de categorisering ontstaan stadsleefgebieden waar gebiedsvreemd verkeer zoveel mogelijk geweerd wordt. Een stadsleefgebied bestaat uit verblijfsgebieden waarbinnen een 30 km/h regime uitgangspunt is. De wegen binnen een verblijfsgebied zijn erftoegangswegen; gewone woonstraten die reeds zijn of worden ingericht als verblijfsgebied. Deze straten zijn geschikt voor fietsen en eventueel voor parkeren. Autoverkeer dat de stadsleefgebieden in- of uit wil wordt via ontsluitingswegen type B naar de randen van het gebied geleid. Ook hier wordt gebiedsvreemd verkeer zoveel mogelijk geweerd. Vervolgens wordt het verkeer via categorie A wegen afgewikkeld. Deze wegen, die deel uitmaken van de hoofdstructuur van de stad, zijn bestemd voor doorgaand verkeer en verkeer dat de stad in- en uitgaat. In het HVVP zijn de Gasthuissingel en het Houtplein aangeduid als gebiedsontsluitingsweg B 50 km/h. Dit type heeft een belangrijke functie voor de ontsluiting van het verblijfsgebied.
Langzaam verkeer
Het HVVP gaat uit van het creëren van stadsleefgebieden, waarbij de rol van de auto geminimaliseerd wordt. De auto is in het plangebied geminimaliseerd door het creëren van een verblijfsgebied (30 km/h). Dit schept voor de fietser een ruimere en veiliger omgeving, maar ook voor de voetganger.
Kinderen verdienen bijzondere aandacht. Deze aandacht richt zich op schoolroutes (met aandacht voor de fiets), de schoolomgeving en de woonomgeving. Maar ook de minder validen en oudere verkeersdeelnemer verdienen extra aandacht. Voor hen worden voorzieningen gerealiseerd op routes en bij inrichting van het openbare gebied.
In het HVVP worden daarnaast drie op de fiets gerichte beleidslijnen uitgezet om het fietsgebruik te stimuleren:
- 1. Verbetering van de bestaande fietsroutes en voorzieningen;
- 2. Uitgangspunt is dat bij kruisingen voorrang wordt gegeven aan fiets boven autoverkeer;
- 3. Uitbreiding van het fietsnet.
De fiets neemt in het Haarlemse verkeersbeleid een belangrijke plaats in. Het bestemmingsplangebied maakt deel uit van het fietsnetwerk en bevat geen knelpunten. Het gebied is goed toegankelijk voor het fietsverkeer.
Openbaar vervoer
Samen met de fiets biedt het OV het alternatief voor autogebruik. In het HVVP worden voor het openbaar vervoer de volgende doelen geformuleerd:
- 1. Verhogen van de gemiddelde trajectsnelheid in de stad;
- 2. Versterken van de regionale bereikbaarheid per openbaar vervoer, vanwege het economisch belang voor de stad en om ten einde het gebruik van de auto naar de regio en verder te beperken;
- 3. Optimalisering van het lokale openbaar vervoer, met grote aandacht voor de toegankelijkheid, alsmede het bieden van een aantrekkelijk alternatief voor de auto, met name in congestiegebieden en in de nauwe binnenstad.
Het openbaar vervoer draagt bij aan een goede ontsluiting van het plangebied. De haltes bevinden zich aan het Houtplein en op de nabij gelegen Tempelierstraat.
3.4 Integraal Waterplan
Centrale doelstelling van het Integraal Waterplan is het creëren van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (toename neerslag) en verstedelijking (toename verhard oppervlak), is ruimte voor oppervlaktewater nodig. Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten.
Doelstelling voor het oppervlaktewater voor de periode tot 2015 is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water. Als streefbeeld heeft de gemeente voor ogen een verbeterd waternetwerk dat uitgebreid is met nieuw water. Voor het bestemmingsplangebied Frederikspark zijn geen nieuwe of te verbeteren watergangen opgenomen.
Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een eventuele toename van verharding. Indien verharding in een gebied toeneemt zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Rijnland stelt als richtlijn dat minimaal 15% van de toename aan verharding gecompenseerd dient te worden in de vorm van open water. Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater.
3.5 Groenstructuurplan (1991)
Eén van de doelstellingen in het Structuurplan is versterking van stedelijke groenwaarden. Het in stand houden en versterken van de bestaande stedelijke hoofd groenstructuur is uitgangspunt voor een duurzame stedelijke ontwikkeling. Onderdeel daarvan vormt de gewenste hoofdbomenstructuur. Tweede uitgangspunt is het vergroten van de gebruiksintensiteit van het bestaande groen, d.m.v. het verbeteren van de inrichting van groengebieden en het vergroten van de bereikbaarheid.
Het Frederikspark maakt onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur van Haarlem. Het zuidelijk gedeelte van het plangebied maakt onderdeel uit van een van de groene dwarsverbanden die in de oost-westrichting door Haarlem loopt. De oost westverbindingen hebben een landschappelijke basis en vormen de groene blauwe aders (de sporten van de ladderstructuur). Het groenstructuurplan is erop gericht om deze ladderstructuur herkenbaar te maken door groengebieden met elkaar te verbinden. De dwarsverbanden worden hiermee versterkt.
De kwantiteit en de kwaliteit van de groenstructuur in het bestemmingsplangebied is goed. In de binnenstad van Haarlem en de buurt het Rozenprieel is een groot tekort aan recreatief groen. Het Frederikspark voorziet hierin.
Monumentale Bomen
In monumentale bomenboek (2004) zijn een aantal bomen aangeduid als monument. Een boom moet aan twee voorwaarden voldoen om opgenomen te worden op de monumentalebomenlijst.
1. De leeftijd van de boom is minimaal 80 jaar
De bomen mogen niet in een onherstelbare slechte conditie verkeren (d.w.z. de bomen in beginsel weer in een redelijke conditie zijn te brengen), volledig verval van de boom mag niet binnen tien jaar te verwachten zijn.
2. De boom is nog niet 80 jaar oud maar heeft ten minste een van de volgende specifieke kenmerken
Beeldbepalend
De boom is door zijn leeftijd en verschijning onvervangbaar voor het karakter van de omgeving en van landelijk belang.
Cultuurhistorische waarde
- a. Herdenkingsboom; geplant ter gelegenheid van een belangrijke gebeurtenis (bijvoorbeeld geboorte, huwelijk van een prins of prinses).
- b. Markeringsboom ; geplant ter markering, zoal grensbomen in het agrarisch gebied, of bakenbomen langs de rivieren.
- c. Kruis / kapelboom; geplant naast een kapel of kruisbeeld om de locatie te benadrukken.
- d. Bijzondere snoeivorm bijvoorbeeld kunstsnoeivorm tweestammig.
Dendrologische waarde
De boom is van een zeldzame soort of variëteit. Of een heeft een bijzondere groeivorm als gevolg van natuurlijke oorzaken bijvoorbeeld tweestammig of meerstammig.
Natuurwaarde
De boom heeft betekenis doordat er zeldzame planten of dieren in leven.
Levensverwachting
De minimale levensverwachting is 10 jaar.
Haarlemse monumentale bomen 2009 B & W-vergadering van 28 april 2009
De bescherming van de bomen wordt niet in het bestemmingsplan geregeld maar in de bomenverordening maart 2008.
Visie voor Frederikspark
In 2003 is een renovatieplan voor het Frederikspark opgesteld en gedeeltelijk uitgevoerd. In 2004 werd dit plan, met instemming van de Rijksdienst voor Monumentenzorg, geactualiseerd en het achterstallig onderhoud en herstel of aanvulling van verharding, meubilair, verlichting en beplanting werd weggewerkt. Voortkomend uit de parkenvisie van 1998 en het renovatieplan van 2004 staan er nog twee fases open voor structurele verbeteringen. De verbetering van de verbinding met de Dreef en de relatie met de Griffietuin en het oplossen van een serie knelpunten om de gebruikswaarde, de ecologische waarde en de beeldkwaliteit te vergroten. Doel is het duurzaam in stand houden van het park als monument met het behoud van monumentale bomen en de historische ruimtelijke structuur. Daarnaast het optimaal geschikt houden van het park voor gebruikers en daarbij het in balans brengen en houden van de gebruiksintensiteit met de duurzame instandhouding.
In de parkenvisie van 1998 staat beschreven dat het wenselijk is om Frederikspark, Vlooienveld en Kleine Hout tot een stadspark samen te smeden.
3.6 Woonvisie Haarlem 2006-2012 (2006)
Haarlem is een gewilde woonstad. Vraag en aanbod op de woningmarkt dienen beter op elkaar te worden afgestemd. Haarlem kiest in de Woonvisie Haarlem 2006-2012 voor: "meer, beter, dynamisch en betaalbaar". In de Woonvisie zijn uiteenlopende maatregelen opgesomd die een bijdrage moeten leveren aan bovengenoemde speerpunten. Daarbij wordt zorgvuldig omgegaan met behoud en versterking van historisch interessante woonwijken en beschermde stadsgezichten. Aan de maatregelen die een ruimtelijke impact hebben, en daarmee relevant zijn voor het bestemmingsplan, wordt in deze paragraaf aandacht besteed.
Op de eerste plaats zet Haarlem in op het opvoeren van de woningbouwproductie. Haarlem wil de woningvoorraad onder andere uitbreiden door het mogelijk maken en stimuleren van meervoudig ruimtegebruik en menging van de woonfunctie met werkfuncties. Het eventueel omzetten van een werkfunctie naar een woonfunctie is ook denkbaar, maar dit mag niet ten koste gaan van de spreiding van de werkfuncties.
Een betere woningvoorraad heeft met name betrekking op herstructurering, duurzaam bouwen en het bevorderen van sociaal-economisch gemengde buurten. Het creëren van een gedifferentieerd woningaanbod, het vernieuwen van de woningvoorraad, het vergroten van de toegankelijkheid en het verbeteren van de leefomgeving (met name de inrichting van de openbare ruimte) zijn hierbij belangrijke aandachtspunten. In het plan is geen ruimte voor grootschalige nieuwbouw of herstructureringsprojecten.
Het bouwen van woningen voor senioren zorgt voor de meeste doorstroming op de Haarlemse woningmarkt. Daarnaast wil Haarlem inspelen op de behoefte van bewoners die weliswaar zorg nodig hebben, maar desondanks zelfstandig willen blijven wonen (dus niet in een instelling). Deze bevolkingsgroepen kunnen vervolgens gebruik maken van zogenaamde zorgsteunpunten in de buurt. Deze woningbehoefte van ouderen en gehandicapten vertaalt zich in het realiseren van gelijkvloerse woningen (met name appartementen) en kleinschalige beschermde woonvormen zoals begeleid wonen en groepswonen. De op dit moment meest zichtbare behoefte betreft veelal een eengezinswoning. Toch wordt door de vergrijzing en nieuwe woonwensen een groeiende acceptatie van en vraag naar meer stedelijk wonen voorspeld en wordt een verschuiving in de behoefte richting appartementen verwacht.
Op de vierde plaats wil Haarlem de betaalbaarheid van woningen waar mogelijk garanderen. Dit kan door goede afspraken te maken met corporaties en een betere spreiding van de kernvoorraad door bouw en herstructurering.
3.7 Detailhandelsnota, Haarlem Winkelstad (2002-2012)
Haarlem is de afgelopen jaren een paar keer verkozen tot de beste winkelstad van Nederland. De aantrekkingskracht op dagjesmensen en toeristen is daarom groot. Tegenover dit positieve beeld staat echter dat het aantal bezoekers daalt. Het beleid van de gemeente heeft tot doel deze positie te verstevigen en hieraan bekendheid te geven binnen en buiten de regio. Daarnaast wil de gemeente het fijnmazige netwerk van winkels handhaven zodat iedere Haarlemmer binnen een redelijke afstand van zijn woning de dagelijkse boodschappen kan doen.
Voor het plangebied is vooral het winkelcentrum Wagenweg interessant. Het gaat hier om een strook winkels langs de Wagenweg met een buurtoverschrijdende aantrekkingskracht door de aanwezigheid van een aantal (zeer) gespecialiseerde winkels. Bovendien vormt de Wagenweg samen met het Houtplein een belangrijke entree naar de binnenstad.
3.8 Recreatienota (1997)
Recreatie speelt tegenwoordig een belangrijke rol in onze samenleving. De gemeente richt zich hierbij op de zorg van voldoende recreatievoorzieningen dicht bij huis en de bereikbaarheid van recreatievoorzieningen voor de gebruikers. In de nota wordt langzame verkeer voor recreatieve doeleinden gestimuleerd.
Hoewel recreatie in de Randstad onder druk staat, is Haarlem omgeven door waardevolle natuur- en recreatiegebieden. De duingebieden, het recreatiegebied Spaarnwoude en het groengebied Haarlemmermeer vervullen een belangrijke functie voor de recreërende Haarlemmer.
De recreatienota sluit in belangrijke mate aan op de uitgangspunten die ook al in het Groenstructuurplan beschreven staan met betrekking tot het ontwikkelen van de recreatieve waarden van het plangebied.
3.9 Sportnota Ruimte Voor Sport (1998)
De maatschappelijke betekenis van sport is de laatste jaren toegenomen. Sport is een voor iedere doelgroep toegankelijke activiteit. Voor de jeugd is het een vorm van alternatieve vrijetijdsbesteding die in de nabije omgeving geboden kan worden. Daarnaast is de trend dat door de individualisering van de samenleving men steeds meer in 'losse verbanden' of individueel is gaan sporten.
Een belangrijke ontwikkeling is dat recreanten steeds vaker de groene ruimte gebruiken om te sporten en dat sport met andere woorden niet langer alleen op specifieke sportcomplexen wordt beoefend. Voorbeelden hiervan zijn skaten, skeeleren, wandelen en fietsen. Het sportbeleid is daarmee in feite voor een deel ook recreatiebeleid.
Zowel sport als groen bevorderen een gezonde leefstijl en nodigen uit tot ontmoetingen. Groen en sport zijn in dit licht allebei aspecten van een leefbare samenleving. Groene ruimte is niet alleen onmisbaar voor de leefbaarheid van de stad, maar ook voor de sporters bij het ontplooien van hun activiteiten. Sportief gebruik van stadsgroen kan daarnaast voorkomen dat groene plekken verworden tot "enge" plekken.
Langs en door het plangebied lopen diverse (verharde) paden waar sporters en recreanten gebruik van kunnen maken.
3.10 Speelruimteplan (1998)
Formele en informele speelvoorzieningen maken een belangrijk deel uit van het woon- en leefmilieu. Ze bieden ruimte voor spel en ontmoeting, soms in samenhang met de natuur. Speelvoorzieningen bepalen voor een deel het karakter en de sfeer van de woonomgeving. Kinderen ontwikkelen er sociaal/emotionele, motorische, cognitieve en sensorische vaardigheden, die belangrijk zijn voor hun ontwikkeling. Het is daarom noodzakelijk speelvoorzieningen op een kwalitatief hoogwaardig niveau te brengen, met een goede spreiding en ze duurzaam in stand te houden.
Tussen Houtplein, Gasthuissingel, Kleine Houtweg en Baan staan grote herenhuizen met aan de Gasthuissingel weinig ruimte voor en achter de woningen. Er is veel informele speelruimte verspreid over de wijk en er is één formele speelplek. Deze speelplek is gesitueerd aan de Dreef. Het Frederikspark biedt ruimte voor sport, spel en ontmoeting.
3.11 Welstandnota (2004)
Een welstandsnota is het beleidsdocument dat moet voorzien in de criteria die burgemeester en wethouders hanteren bij het beoordelen van een bouwaanvraag op welstandsvereisten.
De gemeente heeft verschillende cultuurhistorische waarden toegekend aan de bebouwing in het plangebied. Deze waarden vertalen zich naar de bij de welstandsbeoordeling te hanteren niveaus. De welstandsniveaus uiten zich in meer of minder gedetailleerde criteria. Voor de welstandtoets wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende drie niveaus:
I. De meest gedetaileerde welstandstoets; deze geldt onder meer voor de beschermde stads- en dorpsgezichten. Veel waarde wordt gehecht aan behoud en versterking van het bestaande karakter en kwaliteit.
II. Bijzondere welstandstoets, met extra aandacht voor specifieke bebouwingskenmerken.
III. Reguliere welstandstoets, waar het beleid is gericht op het handhaven of versterken van een basiskwaliteit.
Voor het bestemmingsplangebied geldt het meest gedetailleerde welstandregime.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Geluid
Geluidhinder ten gevolge van wegverkeer
In het kader van de opstelling van de ruimtelijke onderbouwing dient in verband met de relatie tussen de Wet geluidshinder (Wgh) en de Wet op de Ruimtelijke ordening (Wro) een onderzoek plaatsvinden naar de relevante geluidsaspecten.
Per 1 januari 2007 kunnen ontheffingen verleend worden door de gemeente zelf. De voorkeursgrenswaarde die geldt is 48 dB (A). Indien deze grenswaarde overschreden wordt en het niet mogelijk is door maatregelen deze te beperken, dienen hiervoor hogere grenswaarden te worden aangevraagd. Deze ontheffing kan verleend worden tot maximaal 63 dB(A) etmaalwaarde. Voor 30 km/uur wegen is in artikel 74.lid 2 Wgh bepaald dat hiervoor geen akoestisch onderzoek noodzakelijk is.
Voordat ontheffing wordt verleend zal B&W eerst moeten nagaan of er maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting te verlagen. Daarbij verdienen maatregelen aan de bron de voorkeur. Is dat niet mogelijk dan moet men overwegen of maatregelen in de overdrachtsweg van het geluid mogelijk zijn. Het bouwen van een geluidsscherm is een voorbeeld van een maatregel in de overdrachtsweg. Niet alleen technische, maar ook landschappelijke, financiële en stedenbouwkundige overwegingen voor het wel of niet bouwen van geluidsschermen spelen bij deze overwegingen een belangrijke rol. Bij het vaststellen grenswaarden door het college dienen de op 29 oktober 2009 van kracht geworden Beleidsregels Hogere Waarden Wet Geluidhinder te worden toegepast.
Uit de resultaten van de uitgevoerde berekeningen met betrekking tot het akoestisch onderzoek volgens de Wet Geluidhinder blijkt dat de geluidbelasting op de eerstelijns bebouwing varieert van 54 tot 67 dB(A). (gecumuleerde geluidbelasting op de gevel zonder correctie artikel 110 Wgh). Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. (zie bijlage 2 Herziening bestemmingsplan Frederikspark te Haarlem; akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai d.d. 27 augustus 2010 en aanvullende notitie nr 20090030-23 dd 25-12-2010)
Gelet op het gegeven dat het (ontwerp) bestemmingsplan niet in nieuw te projecteren woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluisgevoelige terreinen voorziet zijn de grenswaarden conform de Wgh hierdoor niet van toepassing.
4.2 Milieuzoneringen
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Het gebruik van milieuzonering biedt de mogelijkheid om gevoelige functies te vrijwaren van (zware) bedrijvigheid, maar biedt ook de mogelijkheid bepaalde bedrijvigheid te versterken.
In de milieuzonering staat de typering van (woon)gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde bedrijvigheid in (woon)gebieden is gelet op onder andere de ligging van (potentiële) bedrijven ten opzichte van de omgeving, de mate van eventueel te verwachte hinder en het na te streven karakter van de buurt/wijk.
Door middel van een passende bestemmings- en gebruiksregeling kan het bestemmingsplan een bijdrage leveren aan een afname van overlast binnen het plangebied, door niet passende bedrijvigheid of activiteiten zo veel mogelijk te weren, te reduceren, of door hinder beperkende maatregelen te treffen. In geval van wegbestemming zal een financiële regeling moeten worden getroffen en/of zal er een verplaatsing moeten worden geregeld.
Categorisering van bedrijven in het plangebied
Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones. Deze opdeling is bepaald door de specifieke kenmerken van die gebieden. Het bovenste deel van het plangebied dat is gelegen tussen de wegen Gasthuissingel, Houtplein, Frederikspark en Kleine Houtweg is getypeerd als een gebied met laagbouw in lage dichtheid. De maximaal toegestane milieucategorie is B. Langs het Houtplein wordt een corridor onderscheiden met een maximale milieucategorie C.
Het onderste deel van het plangebied dat is gelegen tussen de wegen Frederikspark, Dreef, Paviljoenslaan en Kleine Houtweg is getypeerd als een gebied met stadsnatuur. Langs de Paviljoenslaan wordt een corridor onderscheiden met een maximale milieucategorie C.
Aan de hand van een lijst met bedrijven, vallend onder de Wet milieubeheer (Wm) , die binnen het plangebied zijn gelegen, is een onderzoek uitgevoerd naar de potentiële hinder daarvan. Per bedrijf is onderzocht welke categorie van toepassing is. Deze categorieën zijn bepaald aan de hand van de zoneringlijst. Uit het onderzoek is gebleken dat alle bedrijven passen binnen het plangebied en positief kunnen worden bestemd.
4.3 Bodemparagraaf
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Haarlemse bodemkwaliteitskaart vastgesteld (zie figuur 1). In de Haarlemse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. Het bestemmingsplangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszone 2. In onderstaande tabel zijn de gemiddelden en de P95-waarden van de bodemkwaliteitszone 2 weergegeven.
toelichting:
- : gehalte kleiner dan streefwaarde (niet verontreinigd
s : gehalte groter dan streefwaarde (licht verontreinigd)
t : gehalte groter dan toetsingswaarde (matig verontreinigd)
i : gehalte groter dan interventiewaarde (ernstig verontreinigd)
In de bodemkwaliteitszone 2 is de bovengrond (0,0 – 0,5 m-mv) gemiddeld matig verontreinigd met lood en zink. Verder is de grond gemiddeld licht verontreinigd met kwik, koper, minerale olie en PAK (teerachtige verbindingen in bijvoorbeeld koolas). Er kunnen uitschieters voorkomen van sterke verontreinigingen met lood en zink. Koper en PAK kunnen plaatselijk als matige verontreiniging voorkomen.
De ondergrond (0,5 – 2,0 m-mv) is gemiddeld licht verontreinigd met kwik, koper, lood, zink, PAK en minerale olie. In de ondergrond kunnen uitschieters voorkomen van sterke verontreinigingen met koper, zink en lood.
Ondergrondse tanks
Binnen het gebied is een aantal ondergrondse tanks aanwezig geweest. In principe dienen niet meer in gebruik zijnde ondergrondse brandstoftanks verwijderd te worden.
Voor zover bekend zijn geen ondergrondse brandstoftanks (buiten gebruik) meer aanwezig binnen het bestemmingsplangebied.
bodemonderzoek
Indien binnen het bestemmingsplangebied sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging zal het meestal een bodemverontreiniging betreffen die ontstaan is door de plaatselijke bedrijfsactiviteiten of door aanwezigheid van olietanks. Indien er geen saneringsurgentie (spoedeisendheid) aanwezig is, zullen dergelijke gevallen gesaneerd moeten worden alvorens ter plaatse grondverzet plaats mag vinden en/of nieuwe functies gerealiseerd worden. Op basis van een op te stellen saneringsplan wordt beoordeeld of na sanering de bodem geschikt is voor de gewenste functie(s). Algemene saneringsdoelstelling in het bestemmingsplangebied is dat na sanering de bodem geschikt is voor de beoogde functie en de kwaliteit van de grond minimaal gelijk is aan de vastgestelde achtergrondwaarden in de bodemkwaliteitszone van het bestemmingsplangebied.
De uitgevoerde bodemonderzoeken bevestigen het beeld van de bodemkwaliteitskaart. In het plangebied zijn twee locaties bekend die in het verleden zijn gesaneerd. Dit zijn het Frederikspark (voormalig sportfondsebad) en een locatie aangeduid met Wagenmakerslaan/Stalhouderslaan. De sanering van het Frederikspark betreft een asbestsanering. In het park is op een diepte van 1,0 meter minus maaiveld een restverontreiniging achtergebleven. De restverontreiniging is afgedekt met een signaleringsdoek. Indien in het Frederikspark grondwerkzaamheden plaatsvinden die dieper gaan dan 1,0 meter minus maaiveld dan moet rekening gehouden worden met de aanwezige asbest verontreiniging.
De locatie Wagemakerslaan/Stalhouderslaan betreft een sanering van een verontreiniging met minerale olie en zware metalen. De sanering is uitgevoerd om ter plaatse nieuwbouw te realiseren. De locatie is voldoende gesaneerd om de gewenste nieuwbouw te realiseren.
Aan de westzijde van het plangebied ter plaatse van het Houtplein is uit onderzoeken naar voren gekomen dat sterk verhoogde waarden van VOCl in het grondwater voorkomen. Vooralsnog is aangenomen dat de bron van deze verontreiniging zich ten westen van het plangebied bevindt. De informatie over deze verontreiniging heeft geen invloed op de aard van het bestemmingsplan. De informatie is volledigheidshalve toegevoegd.
grondverzet
Voor grondverzet in het bodemkwaliteitszone 2 moet op basis van het Grondstromenbeleid van de gemeente Haarlem rekening gehouden worden met een partijkeuring. Voor toepassing van grond van het grondgebied van de gemeente haarlem wordt verwezen naar het grondstromenbeleid van de gemeente Haarlem. Voor 2013 zal op basis van het Besluit Bodemkwaliteit het grondstromenbeleid aangepast worden.
Gebiedsgericht grondwaterbeheer
Binnen de ruimtelijke bestemde eenheid zijn ontwikkeling en implementatie van gebiedsgericht grondwaterbeheer mogelijk.
Het beheer betreft de kwalitatieve en/of kwantitatieve aspecten van grondwater. Beleid hiervoor is in ontwikkeling.
4.4 Waterparagraaf
In de toekomst zal de rol van water belangrijker worden. Door enkele oorzaken (de verhoging van de zeespiegel, de toename van de hoeveelheid neerslag, de inklinking van de bodem en een toename van het bebouwd oppervlak) zal Nederland natter worden. Om dit water op te vangen is een toename van oppervlaktewater noodzakelijk. In bestaande buurten is het niet altijd eenvoudig om tot een vergroting van het percentage water te komen.
Watertoets
Doel van de watertoets is dat waterhuishoudkundige doelstellingen in beschouwing worden genomen in het bestemmingsplan. Het betrekken van de waterbeheerder bij de planvoorbereiding behoort hier toe.
Oppervlaktewater
Het open water dat in het plangebied is opgenomen betreft de Gasthuissingel. Dit is een stadsgracht en verbindt het Spaarne met de Leidsevaart. De singel behoort eveneens tot het boezemstelsel van Rijnland. Het bevat in het plangebied langs de kade een boombeplanting hetgeen het geheel een stedelijk aanzicht geeft. De Gasthuissingel is onderdeel van het boezemstelsel van Rijnland. Het waterpeil in de Gasthuissingel is ca. N.A.P. –0,60 meter.
Tevens bevat het plangebied een vijver. Deze is gelegen aan de Wagenmakerslaan. Het betreffende water is hoger gelegen (dan boezempeil) en bevindt zich in een betonnen bak. Derhalve is het aan te merken als vijver die geen onderdeel uitmaakt van het boezemstelsel van Rijnland.
Grondwater
De grondwaterstanden in Haarlem zijn over het algemeen vrij hoog. Om grondwateroverlast te voorkomen zijn dan ook onder een groot aantal wijken drainagesystemen aangelegd. Deze systemen hebben grote invloed op het functioneren van het lokale grondwatersysteem.
Waterketen
Het bestemmingsplangebied heeft een gemengd rioolstelsel. Hierin wordt zowel het afvalwater als regenwater verzameld en naar de rioolzuivering gevoerd. Het bestemmingsplangebied leent zich door het consoliderende karakter niet voor een grootschalige vervanging van het gemengde stelsel door een verbeterd gescheiden stelsel. Het plangebied is immers geen herstructureringsgebied.
Dit neemt niet weg dat de mogelijkheden voor het afkoppelen van schone verharding goed onderzocht en benut moeten worden.
Ontwikkelingen
Het bestemmingsplan Frederikspark is overwegend consoliderend van aard maar maakt wel de nieuwbouw van het provinciehuis mogelijk. De nieuwbouw heeft een kleiner oppervlak dan de huidige bebouwing.
Gebouw
Het totale verharde oppervlakte van de locatie neemt af, dit komt de hemelwaterafvoer vanaf verhardingen ten goede. Tevens wordt het dak van de vervangende nieuwbouw voor circa de helft voorzien van vegetatie, hierdoor wordt af te voeren hemelwater, afkomstig van het dak, gereduceerd. Hoogheemraadschap Rijnland heeft aangegeven dat compenserende maatregelen niet noodzakelijk zijn. Zie bijlage 3: Watertoets bestemmingsplan Frederikspark te Haarlem d.d. 27 augustus 2010, aanvullende notitie nr. 20090030-23 dd 15-12-2010 en advies Rijnland dd 1-4-2011
Ondergrondse parkeergarage
Aangezien ondergrondse bebouwing niet in de beleidsregels van het Hoogheemraadschap Rijnland genoemd staan, heeft over de te realiseren ondergrondse parkeergarage afstemming plaats gevonden met het Hoogheemraadschap. Hieruit blijkt dat momenteel, ten aanzien van deze situaties, nieuw beleid wordt ontwikkeld door het Hoogheemraadschap. Naar verwachting zal medio februari 2011 het nieuwe beleid van kracht worden. Het nieuwe beleidsvoorstel van Rijnland voor deze situaties is als volgt: Een situatie met een gesloten oppervlak gelegen vanaf 0,6 meter onder het maaiveld, waarbij geen sneldoorlatend materiaal op het gesloten oppervlak is toegepast, maar bijvoorbeeld gewone grond die water vasthoudt, wordt als algemene regel gesteld dat geen compensatie wordt verlangd. Voorstel van het Hoogheemraadschap is alvast aan te sluiten bij het toekomstige beleid. De bovenzijde van de ondergrondse parkeergarage wordt afgedekt met een laag van 0,5 meter grond. Een deel van de nieuw te bouwen ondergrondse parkeergarage wordt gecompenseerd door de afname van het totale verharde oppervlak. Gezien de oppervlakte van de vervangende nieuwbouw afneemt en circa de helft van dit gebouw wordt voorzien van een vegetatiedak. Rondom de ondergrondse parkeergarage en het gebouw is een park gesitueerd. Gezien de omgeving en de plaatselijke samenstelling van de ondergrond (zandgrond en minimale grondwaterstand op 1,0 m-mv) rond de parkeergarage, zal naar alle waarschijnlijkheid infiltratie van het af te voeren hemelwater niet tot problemen leiden. Afwijking van de toekomstige beleidsregel, met 0,1 meter, is derhalve toelaatbaar.
Conclusie
Uit de watertoets blijkt dat er voor de vervangende nieuwbouw van het provinciehuis geen compenserende maatregelen noodzakelijk zijn. De bovenzijde van de ondergrondse parkeergarage wordt afgedekt met een laag van 0,5 meter grond. Een deel van de nieuw te bouwen ondergrondse parkeergarage wordt gecompenseerd door de afname van het totale verharde oppervlak. Gezien de omgeving en de plaatselijke samenstelling van de ondergrond rond de parkeergarage, zal naar alle waarschijnlijkheid infiltratie van het af te voeren hemelwater niet tot problemen leiden. Afwijking van de toekomstige beleidsregel, met 0,1 meter, is derhalve toelaatbaar.
4.5 Luchtkwaliteit
De totale extra verkeersaantrekkende werking voor de ontwikkelingen die in dit plangebied worden mogelijk gemaakt bedraagt (90-90+750) = 750 verkeersbewegingen met ten hoogste 1% zwaar vrachtverkeer.
Uit de ministeriële regeling 'niet in betekenende mate bijdragen' zijn voor verschillende categoriën van projecten grenzen gesteld aan de projectomvang waaronder een project met zekerheid Niet in betekende Mate (NIBM) bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigde stoffen in de buitenlucht. Ook in gevallen waarin op basis van berekeningen aannemelijk is gemaakt dat een ontwikkeling NIBM bijdraagt aan de concentraties hoeft geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden.
Uit de berekeningen volgt dat het extra verkeer door de veranderingen binnen het bestemmingsplan Frederikspark leidt tot een toename van de jaargemiddelde concentraties fijn stof en stikstofdioxide met respectievelijk 0,19 ug/m3 en 0,72ug/m3. Deze toename is ruimschoots lager dan NIBM-grens van 1,2ug/m3. Zie bijlage 4: Herziening bestemmingsplan Fredrikspark te Haarlem; luchtkwaliteitsaspecten d.d. 27 augustus 2010
Conclusie: De 'Wet luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.6 Natuurwaarden
De natuurwetgeving in Nederland richt zich enerzijds op soortenbescherming en anderzijds op gebiedsbescherming. In de Natuurbeschermingswet zijn zogenaamde Natura 2000-gebieden aangewezen. Dit zijn gebieden die op Europees niveau een netwerk van te beschermen natuurgebieden vormen. De Natura 2000-gebieden in Nederland komen overeen met de gebieden volgens de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit valt grotendeels samen met de nationale Ecologische Hoofd Structuur
De soortenbescherming in Nederland is wettelijk geregeld in de Flora- en Faunawet.
Het doel van deze wet is het beschermen van in het wild voorkomende plant- en diersoorten en hun leefgebieden. In de Flora en Faunawet is het soortenbeschermingsdeel van de Habitat- en Vogelrichtlijn geïmplementeerd. In bovengenoemde wet is bepaald dat alle in Nederland van nature voorkomende soorten vallen onder de algemene zorgplicht. Dat wil zeggen, dat een soort in een gunstige staat van voortbestaan moet blijven. Bij menselijk handelen, beheerswerk, nieuwbouw, planologische ontwikkelingen dient een ieder hiermee rekening te houden.
Die zorgplicht houdt ondermeer in dat "een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is (...) alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Daarnaast geldt extra bescherming voor de met name genoemde wettelijke beschermde soorten. Voor deze soorten geldt, dat activiteiten met een schadelijk effect in principe verboden zijn. Onder voorwaarden is echter een ontheffing of een vrijstelling mogelijk. De minister is formeel bevoegd om deze ontheffing of vrijstelling te verlenen. De Flora- en Faunawet is op het gebied van soortenbescherming passief, in die zin dat verslechtering van natuurwaarden wordt voorkomen. Actieve soortenbescherming geschiedt in Nederland door het opstellen van soortenbeschermingsplannen en zogenaamde Rode Lijsten. De status van rode lijst-soort geeft geen extra bescherming. Wel geldt uiteraard de algemene zorgplicht.
Om indruk te krijgen van het voorkomen van beschermde dieren en planten in het plangebied zijn twee veldbezoeken uitgevoerd. Deze veldbezoeken zijn uitgevoerd op 6 en 30 juni 2010. (Zie bijlage 5) Deze veldonderzoeken zijn uitgevoerd om na te gaan welke effecten de nieuwbouwplannen van de Provincie hebben.
Vaatplanten
In het stukje parkbos van de Griffietuin zijn groeiplaatsen van beschermde planten mogelijk aanwezig, en dan wel soorten van een droog bosmilieu. Echter de werkzaamheden ten behoeve van de nieuwbouw van de provincie vinden niet plaats in dit stukje parkbos, zodat directe effecten zijn uit te sluiten. Ook indirecte (verdroging) en externe effecten (geluid, licht) op beschermde plantensoorten zijn niet aan de orde.
Broedvogels
Broedvogels maken met zekerheid gebruik van het plangebied. Voor bepaalde werkzaamheden geldt dat indien niet gewerkt wordt buiten de broedperiode, verstoring van broedvogels op kan treden. Het gaat dan met name om die werkzaamheden die tot meer licht, geluid en aanwezigheid van mensen leiden, dan in de huidige situatie het geval is. Pas wanneer kort voorafgaand aan werkzaamheden aangetoond kan worden dat geen broedvogels nabij de activiteit aanwezig zijn, kunnen negatieve effecten uitgesloten worden. Uiteraard leidt dat wel tot risico’s bij de planning. Negatieve effecten op broedvogels, en dus een overtreding van verbodsbepalingen, kunnen dus optreden als gevolg van de werkzaamheden. Deze effecten kunnen evenwel voorkomen worden door maatwerk of door buiten het vogelbroedseizoen te werken (zie hoofdstuk 7).
Vaste nesten
Er komen geen vaste nesten te verdwijnen als gevolg van de ingreep. Effecten zijn alleen mogelijk door een uitstralende werking van de activiteiten. Deze effecten zijn op dezelfde manier te voorkomen als beschreven is bij de broedvogels, met dien verstande dat een nestlocatie van een jaarrond beschermde soort niet zonder ontheffing ongeschikt gemaakt mag worden.
Vleermuizen
Het veldonderzoekheeft aanvullend onderzoek naar vleermuizen voorgeschreven, omdat aanwezigheid van verblijfplaatsen van deze soortgroep niet kon worden uitgesloten. In bijlage 6 zijn de uitkomsten van dit aanvullende onderzoek opgenomen.
Gebiedsbescherming
In het kader van de natuurtoets is nagegaan of het bestemmingsplangebied binnen een speciale beschermingszone valt.
Op twee kilometer afstand van het bestemmingsplangebied ligt het Natura 2000-gebied Kennermerland-Zuid. Over deze afstand is elke verstoring in het plangebied reeds opgegaan in de achtergrondverstoring, te meer omdat het plangebied van de Natura 2000-gebied gescheiden wordt door grotere wegen en de bebouwing van Haarlem.
Hetzelfde geldt voor de EHS, waarvan het dichtsbijzijnde onderdeel op ca 1,5 kilometer afstand ligt. Het plangebied heeft zodoende geen relatie met omliggende Natura 2000-gebieden, Staatsnatuurmonumenten of de (P)EHS.
4.7 Mer
Er hoeft geen MER uitgevoerd worden voor dit bestemmingsplan omdat binnen het plangebied niet wordt voorzien in de realisatie van mer-plichtige dan wel mer-beoordelingsplichtige activiteiten.
4.8 Cultuurhistorie
Monumenten
Het bestemmingsplan Frederikspark ligt binnen het beschermde stadsgezicht van Haarlem. Het park is sinds het voorjaar 2000 rijksmonument. Het park is een van de oudste villaparken van Nederland. Tevens is het enige stads- en villapark van Zocher in Haarlem. Het deel van de bebouwing heeft de status van rijksmonument of beeldbepalend pand (zie tabel 4.1). De villa's worden gekenmerkt door twee bouwlagen en een kap en zijn over het algemeen uitgevoerd in een sobere architectuur met rechte gootlijsten en zadeldak. Het merendeel van de villa's is gepleisterd.
Tabel 4.1
Het bestemmingsplan heeft geen directe invloed op de bescherming, onderhoud en herstel van het monument. De bescherming zelf is geregeld in de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening. Wel is bij het bestemmen van de betreffende panden en directe omgeving, in het bestemmingsplan waar nodig rekening gehouden met de cultuurhistorische waarde.
Waarde Cultuurhistorie
Op de verbeelding zijn alle panden in het plangebied gewaardeerd. Doel van deze waardering is de beschermende werking van het beschermd stads- en dorpsgezicht in het bestemmingsplan handen en voeten te geven. Gewerkt wordt met drie orden, nieuwbouw en ensembles & seriebouw. De drie orden geven de te behouden onderdelen van het stadsbeeld aan. De waardering heeft tevens een communicatieve waarde naar bewoners en gebruikers van het Frederikspark over de waarde van het Beschermd stadsgezicht op perceelsniveau. Als bijlage is de waarderingskaart opgenomen.
Orde 1 zijn gebouwen die beschermd zijn op grond van de Monumentenwet of de gemeentelijk Monumentenverordening.
Orde 2 betreft gebouwen (ook bruggen) die op grond van hun hoge architectonische kwaliteit en/ of vanwege het feit dat ze zeer bepalend zijn voor het beeld van de straatwand ter plaatse, behoudenswaardig zijn. Het gaat hierbij om panden van voor 1950. Sloop van deze panden is ongewenst. Een vergunning hiervoor wordt in beginsel geweigerd. Alleen in uitzonderingsgevallen kan sloop van deze gebouwen aan de orde zijn. Zie bijlage 7 voor toelichting waardering orde 2 in dit plangebied.
Orde 3 omvat bouwwerken van voor 1950 die vanwege hun wisselende architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/ of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage leveren aan het stadsbeeld. Vervanging van deze bebouwing is in principe mogelijk. In de regels en verbeelding zijn voorwaarden opgenomen waaraan het volume en het uiterlijk van de nieuwbouw moet voldoen. Evenals de bestaande bebouwing dient de nieuwbouw te passen in de gevelwand.
Bij de nieuwbouw aanduiding gaat het om gebouwen van na 1950. Deze zijn niet gewaardeerd. Voor deze gebouwen zijn geen bijzondere regels opgenomen.
Ensembles en seriebouw worden eveneens aangegeven op de kaart. Dit betreft panden die in één bouwstroom zijn neergezet. Als in de vormgeving van de verschillende panden de suggestie wordt gewekt dat het om een groter gebouw gaat, wordt dat een ensemble genoemd. Een aantal panden naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd is seriebouw.
Voor ensembles en seriebouw geldt dat de samenhang tussen de verschillende panden niet mag worden verstoord. Daarom dient een eventuele bouwkundige ingreep aan de kap/gevel van een onderdeel van een ensemble of seriebouw zodanig te gebeuren dat het betreffende ensemble of seriebouw niet in onevenredige mate wordt verstoord. Idem in geval van wijziging aan de gevel.
Een aantal opmerkelijke bouwwerken zonder (potentiële) monumentenstatus zijn noemenswaardig. Voor deze bouwwerken wordt geen aparte regeling in het bestemmingsplan opgenomen. Deze gebouwen fungeren als landmark, dat wil zeggen dat zij door hun verschijningsvorm als herkenningspunt in de stedelijke ruimte fungeren. Zulke herkenningspunten zorgen ervoor dat een stad niet verandert in een onherkenbare, eindeloze huizenzee. Om deze reden is de aanwezigheid van dergelijke opvallende gebouwen belangrijk. In het Frederikspark wordt de dubbele villa aan de Baan als beeldbepalend pand aangemerkt.
4.9 Archeologie
Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als de op een na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de Bronstijd (2000-800 v.Chr.) legden de mensen akkers aan en bouwden ze grote boerderijen. Vele eeuwen later, in de Karolingische tijd (7e-8e eeuw n. Chr.), onstond op deze plek de nederzetting Harulahem. Harulahem, wat huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten.
De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door stuifafzettingen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. De Haarlemse bodem is letterlijk een opeenstapeling van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis in de vorm van archeologische landschappen, opgebouwd uit diverse bodemlagen.
Beleid ten aanzien van archeologie
Rijksbeleid
De drie belangrijkste uitgangspunten van de wetgeving voor de archeologische monumentenzorg zijn:
- 1. Het behoud van archeologische waarden in de bodem;
- 2. De initiatiefnemer van het project dat tot bodemverstoring leidt, betaalt de kosten van archeologisch onderzoek;
- 3. De zorg voor het archeologisch erfgoed wordt vroegtijdig geïntegreerd in de procedures van de ruimtelijke ordening;
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën.
Provinciaal beleid
Het archeologisch beleid van het provinciaal bestuur van Noord-Holland is vastgelegd in het Cultuurconvenant tussen het rijk en de provincie Noord-Holland, de Provinciale Cultuurnota en de Cultuurhistorische Regio-profielen. Het beleid is gebaseerd op wettelijke verplichtingen en autonoom cultuurhistorisch provinciaal beleid.
Een belangrijk instrument voor het provinciaal beleid is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). De CHW heeft een archeologische kaartlaag. De terreinen die op deze kaartlaag staan moeten vanuit cultuurhistorisch oogpunt bescherming krijgen. Daarom moet de gemeente in de ruimtelijke afweging rekening houden met deze terreinen.
Beleid gemeente Haarlem
Gemeenten zijn wettelijk verantwoordelijk voor het behoud van het eigen bodemarchief. Het rijke bodemarchief van Haarlem maakt het niet alleen noodzakelijk, maar ook zeer wenselijk om een gemeentelijk archeologiebeleid te voeren. In de wetgeving is opgenomen dat gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Ook is bepaald dat in een bestemmingsplan regelingen kunnen worden opgenomen ten behoeve van het beschermen van archeologische waarden.
Daarom zijn de uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen in Haarlem vastgelegd in een beleidsnota archeologie. De archeologische verwachtingen die voor het Haarlems grondgebied gelden zijn vertaald naar de voorlopige Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH).
De kaart geeft aan in welke gebieden bodemverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. Dit wordt aangegeven in de vorm van verschillende categorieën. Voor elk van deze categorieën heeft de gemeente bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een archeologisch rapport, het zogenaamde regime.
De regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van plannen waarvoor het vereist is om het volgende aan te vragen:
- een reguliere bouwvergunning;
- een aanlegvergunning;
- een sloopvergunning binnen beschermd stadsgezicht.
De gebieden die zijn weergegeven op de ABH worden in bestemmingsplannen opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie'. In de planregels worden de relevante begrippen gedefinieerd en wordt aangegeven welke archeologische voorwaarden aan een reguliere bouwvergunning of aanlegvergunning kunnen worden verbonden.
Archeologische verwachting plangebied
Rijks- en Provinciale kaarten archeologie
Het plangebied staat op de AMK grotendeels aangegeven als een terrein van archeologische waarde (monumentnummer 13291) Slechts de Kleine Houtweg en omgeving en het Houtplein en omgeving ten noorden van het Frederikspark maken deel uit van een terrein van hoge archeologische waarde (monumentnummer 13913). Voor wat betreft het Houtplein gaat het om een gebied dat zich circa 45 m ten westen en circa 30 m ten oosten van het plein uitstrekt. Bij de Kleine Houtweg gaat het om een gebied dat zich circa 35 m ter weerszijden van de straat uitstrekt. Op de IKAW geldt voor het westelijke deel van het plangebied een hoge trefkans op archeologische waarden. Voor het oostelijke deel geldt een middelhoge trefkans op het aantreffen van archeologische waarden.
Het plangebied wordt op de CHW van de provincie Noord-Holland grotendeels aangegeven als een vlak van archeologische waarde (code KEN354A). Verwacht wordt dat zich hier sporen van bewoning zullen bevinden daterend vanaf het Laat-Neolithicum tot en met de Romeinse tijd. De Kleine Houtweg en omgeving en het Houtplein en omgeving ten noorden van het Frederikspark worden op de CHW aangegeven als onderdeel van een vlak van hoge archeologische waarde (code KEN347A). Hier worden sporen uit de Prehistorie en Middeleeuwen verwacht. Opgemerkt moet worden dat de begrenzing hier overeenkomt met die van het AMK-terrein met monumentnummer 13913.
Voorlopige Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH)
Het plangebied Frederikspark ligt direct buiten de oude binnenstad en is gelegen op de strandwal van Haarlem. Op deze strandwal, die van Heemstede naar Haarlem-Noord loopt, kunnen (bewonings-)sporen vanaf het Laat-Neolithicum verwacht worden. Er worden met name relatief veel sporen van bewoning uit de Prehistorie en Middeleeuwen verwacht. In de periode na het Late Neolithicum tot en met de Romeinse tijd is dit hoger gelegen gebied in een vrij nat landschap uitermate geschikt geweest voor bewoning. Aan de westzijde van het plangebied liep ook de oude noord-zuidweg over de strandwal. Verwacht wordt dat in de Middeleeuwen de bebouwing zich geconcentreerd heeft langs de wegen ten zuiden van de stad. Op de kaart van Jacob van Deventer uit circa 1560 is dit zichtbaar. Uit deze kaart blijkt, evenals uit kaarten uit het begin van de 17e eeuw dat zich ten westen van de Baan, zuidwestelijk van de kruising van het huidige Houtplein, de Wagenweg en de Dreef een korenmolen stond. Op kaarten uit het begin van de 17e eeuw is op te maken dat zich ten zuiden hiervan een kerkhof bevond. Dit kerkhof wordt in 1837 aangeduidt als 'Gewezen Kerkhof”. De resten van het kerkhof bevinden zich waarschijnlijk buiten het huidige plangebied. Het is onduidelijk of dit ook voor de waarschijnlijk in de 18e eeuw verdwenen korenmolen geldt. In de loop van de 17e eeuw verschijnen er tussen de stadsgracht en de Baan, ten zuiden van de Baan en ten westen van de Dreef (en het Houtplein) een groot aantal kleine percelen met woningen, theehuisjes, theekoepeltjes en buitenplaatsen. Ook bevonden zich hier bloemisterijen met bijbehorende bollenschuren, kassen etc. In het gebied tussen de Baan en de stadsgracht bevonden zich ook herbergen, wagenmakerijen en stalhouderijen. Reeds in de 17e eeuw waren hier de Wagenmakerslaan en Baanlaan aanwezig. Van de genoemde structuren vanaf de Middeleeuwen kunnen zich in het plangebied archeologische resten in de bodem bevinden.
Figuur 4.2 Oranje: categorie 3, Roze: categorie 1b
Het plangebied behoort volgens de ABH grotendeels tot categorie 3. Slechts het uiterste noordelijke deel behoort tot categorie 6. Deze voorlopige kaart is opgesteld op basis van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK), de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW), de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Holland, de Vereenvoudigde Geologische Kaart van Haarlem en omgeving (1995) en de archeologische kennis die de gemeentelijke archeologen de afgelopen decennia hebben opgedaan.
Gezien de aard van deze archeologische waarden geldt in categorie 3 een regime, dat door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw-, aanleg-, en/of sloopvergunning bij bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte van 500 m² en groter en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing is.
Categorie 1b betreft water en hierbij geldt dat bij bodemverstorende activiteiten van 0 m dieper dan 30 cm -maaiveld dient een archeologisch rapport te worden overlegd.
Bekende archeologische waarden
In 1985 werden ten oosten van het Houtplein in de bouwput van het kantoor van de provincie, na sloopwerkzaamheden enkele boringen gezet (ARCHIS-waarnemingsnummer 211182). Hierbij werd een tot circa 1 m –Mv dik verstoord pakket aangetroffen met daaronder het onverstoord Oud Duinzand. Prehistorische niveau's werden niet aangetroffen. In 1986 werden op dezelfde plek op enkele niet door kelders verstoorde plekken waarnemingen verricht (ARCHIS-waarnemingsnummer 211183). Nadere gegevens zijn hierover niet bekend. In 1995 werden enkele boringen gezet op een terrein ten oosten van de Wagenmakerslaan en ten zuiden van de Stalhouderslaan er werd geconstateerd dat de top van de strandwal verstoord was. Er werden derhalve geen prehistorische resten aangetroffen. In 1996 werd bij archeologische waarnemingen bij rioolwerkzaamheden in het Frederikspark en op de Baan de overgang van de standwal naar het veengebied waargenomen. Ook werd een prehistorisch niveau aangetroffen. Ten zuidoosten van het plangebied werden bij rioolwerkzaamheden aan de Linnaeuslaan in 1967 aanwijzingen gevonden voor prehistorische bewoning. Ten zuidwesten van het plangebied op de hoek van de Dreef en de Koningin Wilhelminalaan werden in 1973 resten van prehistorische bewoning aangetroffen.
In 1978 werden aan de Kamperstraat, ten oosten van het plangebied, resten uit de Nieuwe Tijd (circa 1500-1850) aangetroffen. Het betreft mogelijk de resten van een boerderij (ARCHIS-waarnemingsnummer 21206).
In de jaren 2007-2008 werden bij restauratiewerken aan het paviljoen Welgelegen, onder de oostzijde van het gebouw aan de Dreef, resten gevonden van de bebouwing daterend van vóór de bouw van het tussen 1786 en 1792 gebouwde huis. Eind 2009 werd er direct onder de hoofdingang van het paviljoen Welgelegen een ovale waterkelder uit de 18e of 19e eeuw aangetroffen (ARCHIS-vondstmeldingsnummer 413093).
4.10 Vliegverkeer
Met ingang van 1 februari 2003 is het zogenoemde Luchthavenindelingbesluit (LIB) van kracht. In het LIB, onderdeel van de gewijzigde Wet Luchtvaart (ofwel de “Schipholwet”), is rond de luchthaven Schiphol een beperkingengebied aangewezen. Hierbinnen gelden regels omtrent beperking van bestemming en gebruik van grond in verband met het externe veiligheidsrisico en de geluidbelasting vanwege het luchthavenverkeer. Daarnaast worden regels gesteld omtrent beperkingen van de maximale hoogte van objecten, en van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik. De hoogtebeperkingen zijn opgelegd om ervoor te zorgen dat vliegtuigen op een veilige manier van en naar de luchthaven Schiphol kunnen vliegen.
De beperkingen voor de vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik zijn opgelegd om te voorkomen dat zich in de nabijheid van de luchthaven concentraties vogels bevinden, die hinderlijk kunnen zijn voor vliegtuigen.
Onder vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik wordt verstaan:
- industrie in de voedselsector met extramurale opslag of overslag;
- viskwekerijen met extramurale bassins;
- opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
- natuurreservaten en vogelreservaten;
- moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare.
Voor het gehele bestemmingsplangebied gelden hoogtebeperkingen, van oost naar west oplopend van 100 tot circa 130 meter. Daarbij moet bedacht worden dat de hoogtematen gerelateerd worden aan de referentiehoogte van de luchthaven:-4.00 N.A.P. Dat betekent dat een hoogtemaat van 130 meter, een hoogtebeperking oplevert van +126.00 N.A.P.
Daarnaast gelden, eveneens voor het gehele plangebied, beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik.
In het bestemmingsplan gebied bevinden zich geen vogelaantrekkendebestemmingen en of vogelaantrekkende gebruiken. Eveneens komen binnen het gebied geen bouwwerken of gebouwen voor, of worden mogelijk gemaakt, die de aangegeven maximale hoogte van 126 meter boven N.A.P. benaderen. Het bestemmingsplan is derhalve niet in strijd met het luchthavenindelingsbesluit.
4.11 Duurzaamheid En Energie
Duurzame stedelijke ontwikkeling
De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota “Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw” bepaald dat alle ruimtelijk relevante plannen vanaf 2006 moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit. De praktijkrichtlijn duurzame stedenbouw bestaat uit uitgangspunten en een checklist duurzame stedenbouw op basis van de ervaringen in Haarlem. Hierbij is gebruik gemaakt van het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw (NPDS, 1999).
Toepassen van maatregelen is afhankelijk van het stedelijk milieutype, bijvoorbeeld een grote waterberging past niet in een hoog stedelijk gebied.
In de checklist zijn naast de wettelijke maatregelen (watertoets) een groot aantal (vrijwillig te nemen) maatregelen beschreven op het gebied van verkeer/vervoer (parkeren ondergronds), afval (het plaatsen van ondergrondse containers), water en energie (zuid gerichte verkaveling zonoriëntering).
De vrijwillig te nemen maatregelen zorgen ervoor dat een ruimtelijk plan aan de streefkwaliteit kan voldoen. Dat is dus een kwaliteit die verder gaat dan wettelijke regelingen ofwel de basiskwaliteit.
Duurzaam bouwen
Het college van B&W heeft op 15 november 2005 het beleid voor duurzame woningbouw vastgesteld. Bij alle nieuwe woningbouwprojecten moet de zogenoemde basiskwaliteit Duurzaam bouwen (Dubo) worden toegepast. Deze basiskwaliteit kan worden bereikt door het toepassen van kostenneutrale duurzame maatregelen. De basiskwaliteit duurzame nieuwbouw binnen het plangebied kan op twee manieren worden bereikt:
- Het toepassen van de voorkeurslijst duurzaam bouwen maatregelen nieuwbouw.
- Door het instrument GPR-gebouwen toe te passen. Met dit rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen.
De gemeente kan het initiatief nemen om samen de projecteigenaar een hogere kwaliteit te bereiken (streefkwaliteit).
Wat is GPR?
Gemeentelijke Praktijk Richtlijn Duurzaam Bouwen (GPR) is het resultaat van praktijkervaringen in de gemeente Tilburg. Met het rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen. GPR Gebouw zet ontwerpgegevens van een gebouw om naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid.
Haarlem Klimaatneutraal
In maart 2007 heeft de Haarlemse gemeenteraad in meerderheid uitgesproken dat Haarlem in 2030 een klimaatneutrale stad moet zijn. Voor de eigen organisatie geldt dit al vanaf 2015. Hiertoe heeft de gemeenteraad op 9 oktober 2008 een plan van aanpak vastgesteld.
Kern van de aanpak is dat bij ieder (nieuw)bouwproject het energieaspect nader aandacht moet krijgen, waarbij in eerste instantie het gebruik van energie zo beperkt mogelijk moet worden gemaakt via bijvoorbeeld isolatie en zuinige apparatuur. Daarnaast dient zo veel mogelijk van duurzame energie gebruik te worden gemaakt, door bijvoorbeeld situering, zonne-energie i.c.m. warmte-koude opslag toe te passen. In de laatste plaats kan eventueel naar compensatiemaatregelen worden gezocht. Deze compensatiemaatregelen kunnen ook bestaan uit investeren in andere energie maatregelen buiten het gebied.
Specifiek
Bij de nieuwbouw binnen het plangebied, dienen minimaal de vaste maatregelen uit de nationale pakketten duurzaam bouwen te worden uitgevoerd. Dit betreft dus zowel utiliteitsbouw, grond- weg- en waterbouw als woningbouw.
Daarbij moet gedacht worden aan gunstige oriëntatie op het zuiden voor het toepassen van zonneboilers en (in de toekomst) zonnecellen, compact bouwen en afkoppelen van regenwaterafvoer. Bij voorkeur wordt nu reeds rekening gehouden met een mogelijke verandering van bestemming in de toekomst. Dit staat ook bekend als flexibel bouwen.
Bij de sloop/nieuwbouw van de kantoorvleugel aan de Dreef zal het aspect duurzaamheid een belangrijke rol spelen. Dit wordt omschreven in Hoofdstuk 5, waar een toelichting op de plannen wordt gegeven.
4.12 Externe Veiligheid
Externe veiligheid inrichtingen
Voor het beschouwen van de Externe veiligheid is een tweetal AMvB's relevant, te weten het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) en het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen. Daarnaast is een AMvB Besluit Transportroutes externe veiligheid in voorbereiding. In deze AMvB's staat beleid waarmee de risico's rondom risicobronnen tot maatschappelijk aanvaardbare proporties kunnen worden beperkt. Risicobronnen kunnen inrichtingen zijn (bedrijven waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen) of transportassen (zoals buisleidingen of wegen waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
De meest effectieve manier om de risico's te beperken is het ruimtelijk scheiden van risicobron en risico-ontvanger. Concreet betekent dit hoe groter de afstand, hoe minder risico. Als de afstand tot de risico-ontvanger groot genoeg is, daalt de invloed van de risicobron voor de ontvanger tot 0: er is dan geen externe veiligheidsrisico meer. De hiervoor bedoelde afstand markeert de grens van het invloedsgebied van de risicobron. Het invloedsgebied is een belangrijk begrip om te beoordelen of externe veiligheid voor een plangebied een te beschouwen aspect is.
Plangebied Frederikspark
Het plangebied Frederikspark (o.a. Provinciehuis) bevindt zich niet binnen het invloedsgebied van een risicobron. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 kan daarmee niet over de planlocatie vallen. Toetsing van grens- en richtwaarden is dan ook niet aan de orde. Het verantwoorden van het groepsrisico is, omdat de planlocatie buiten het invloedsgebied valt, niet nodig.
Voorts is er geen sprake van transport van gevaarlijke stoffen in en rond het plangebied over de weg, het spoort, het water dan wel door buisleidingen. Op het gebied van externe veiligheid zijn er daarom geen risico's binnen dit plangebied
4.13 Kabels, Leidingen, Straalpaden En Andere Belemmeringen
Binnen het plangebied liggen diverse kabels en leidingen. Echter niet van dien aard dat zij een negatieve invloed zouden hebben op de verdere planontwikkeling.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Visie Op Het Plangebied
Het ruimtelijk hoofduitgangspunt voor het bestemmingsplan is behoud en versterking van de huidige situatie. Bestaande bestemmingen worden in het huidige plan overgenomen.
In de wijken rondom de binnenstad wordt meer functiemenging beoogd. Voor wat betreft de begane grond verdieping is flexibiliteit geboden voor functieverandering. Het verruimen van de enkelvoudige woonbestemming op de doorgaande wegen in het plangebied kan bijdragen aan functiemenging. Om deze functiemenging mogelijk te maken is voor de panden aan de doorgaande wegen de bestemming 'Gemengd 1' opgenomen. Dit betreft een lichte vorm van functiemenging. Voor het hoekpand Gasthuissingel/ Kleine Houtweg is de bestemming Gemengd 2' opgenomen, hier is ook detailhandel mogelijk gemaakt. Op de boven de begane grond gelegen verdiepingen van rijwoningen is uitsluitend wonen mogelijk.
De enkelvoudige bestemming Wonen is in het bestemmingsplan Frederikspark opgenomen voor de woningen die niet gelegen zijn aan de doorgaande wegen. Hier is wel 'werken-aan-huis' mogelijk gemaakt. Veel ondernemers zijn op deze manier begonnen. Hierbij moet wel voorkomen worden dat er overlast voor het wonen ontstaat. Het gebruiken en inrichten van woningen en bijgebouwen voor beroepsmatige activiteiten is mogelijk gemaakt mits er aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd dient te blijven. De omvang van de bedrijfsmatige activiteiten wordt daarom in de voorschriften gelimiteerd: 35% van het brutovloeroppervlak (bvo) en met een maximum van 50 m2.
Teneinde eenduidigheid te bewaren is voor alle villa's in het park de Gemengd-4 bestemming opgenomen. Gelet op de omvang van de villa's is ervoor gekozen om de bestemming wonen te wijzigen in Gemengd-4 zodat zowel op de verdieping als begane grond behalve wonen ook kantoren zijn toegestaan.
Ook is de viskraam aan de weg Frederikspark mogelijk gemaakt. In het verlengde van de wens om de weg Frederikspark te vergroenen ligt er ook een wens om de viskraam te verplaatsen. Doel is om het Frederikspark en de Griffietuin met elkaar te verbinden. Omdat de viskraam hier legaal staat en er nog geen concrete plannen zijn om de viskraam te verplaatsen, is het mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.
De gebouwen van de provincie en het gebouw waar het Noord Hollands archief gevestigd is, hebben de kantoorbestemming gekregen.
De onderwijsvoorziening aan de Kleine Houtweg behoudt een maatschappelijk bestemming.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
De bescherming van de bestaande kwaliteiten van het plangebied is het stedenbouwkundig hoofduitgangspunt. Voor het oprichten van gebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden strenge voorwaarden en toetsingscriteria.
In paragraaf 2.2 is beschreven dat het plangebied is aangewezen als genomineerd beschermd stadsgezicht door de Rijksdienst Monumentenzorg. Een deel van het plangebied heeft een hoogwaardig en grotendeels gaaf bewaard gebleven stedenbouwkundig patroon met een karakteristieke architectonische invulling van villa's en geschakelde middenstandswoningen. Van zeer grote betekenis is het deels in dit gebied gelegen Frederikspark. Handhaven, herstellen en versterken van de kwaliteiten van het Frederikspark zijn de uitgangspunten.
Woonbebouwing in het noordelijk deel van het plangebied, ten noorden van de Baan is dan ook opgenomen als bestaand. Dat wil zeggen dat bebouwingshoogtes overgenomen zijn van de huidige situatie en dat bebouwing in de tuinen beperkt is. Voortuinen hebben een bestemming T1 gekregen, waardoor bebouwing hier niet toegestaan is. Achtertuinen hebben een T2 bestemming om huidige legale en beperkte toekomstige bebouwing mogelijk te maken. Garageboxen zijn bestemd als T3, waarvoor geldt dat ze voor 100% bebouwd kunnen worden.
Voor de bebouwing ten zuiden van de Baan is ook opgenomen dat de huidige situatie gehandhaaft blijft. Bouwhoogtes en bouwvlakken zijn nauw om bestaande volumes gelegd. Om het groen open karakter van het Frederikspark te bewaren is het van het grootste belang dat erven niet worden dichtgebouwd met uit- en aanbouwen. Vandaar dat is gekozen voor T1 op de percelen.
De enige grote ontwikkeling binnen het plangebied, verbouw van de Provinciale huisvesting en een ondergrondse parkeergarage zijn mogelijk gemaakt. Uitgangspunt voor deze ontwikkelingen zijn een betere toegang tot de Griffietuin, een kleiner bebouwingsoppervlak en een ondergrondse parkeergarage die het mogelijk maakt bovengrondse parkeerplekken te verwijderen.
Het is de inzet van de gemeente om het groen van het Frederikspark te behouden en waar mogelijk te verbeteren. Onder andere bestaat het streven om de groengebieden ten noorden en ten zuiden van de Frederiksparkweg weer tot een geheel te maken. Mede daarom is er voor gekozen in de bestemming verkeer ruime mogelijkheden op te nemen voor groen.
Om duurzame nieuwbouw en verbouwingen mogelijk te maken is een vrijstelling opgenomen betreft de hoogte van het dakpakket. Deze vrijstelling geeft de ruimte om een duurzaam, energiezuinig dakpakket te bouwen.
5.2 Ontwikkeling
Ontwikkelingen
De ontwikkeling binnen het plangebied Frederikspark betreft het provinciale Dreefcomplex. Het provinciale Dreefcomplex bestond uit paviljoen Welgelegen, de dokterswoning, het A-vleugel langs de Dreef en de B en C vleugel die in de griffietuin waren gebouwd. Onder de C-vleugel bevond zich een commandobunker uit de tijd van de koude oorlog.
Paviljoen Welgelegen is in de jaren 2007 en 2008 volledig gerestaureerd. De B en C vleugels en de commandobunker zijn in 2008 gesloopt. Het renovatieplan dat in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt beperkt zich op de renovatie/nieuwbouw en geringe uitbreiding van de A-vleugel en het opknappen van de dokterwoning. De dokterswoning en het entreegebouw worden wel gerenoveerd maar niet uitgebreid. Bij het opknappen van de dokterswoning is haar status van rijksmonument uitgangspunt. Dit betekent dat oorspronkelijke details zullen worden behouden c.q. zoveel mogelijk zullen worden teruggebracht.
Van de A-vleugel zal alleen het poortje en het trappenhuis worden behouden. De voorgevel langs de Dreef zal worden afgebroken en daarna in dezelfde vorm worden herbouwd, zodat het karakteristieke gezicht behouden blijft. Vervanging van deze gevel is noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de duurzaamheid ambities van de provincie voor nieuwe gebouwen. Tevens zal de vervanging van de gevel het bouwproces aanzienlijk vereenvoudigingen waardoor de overlast voor de buurt beperkt kan blijven. Net als de huidige vleugel zal het nieuwe gebouw bestaan uit 3 bouwlagen.
De aanvang van de sloop van het gebouw zal niet plaatsvinden in de periode half augustus- half oktober aangezien er een kans bestaat dat er een paarverblijf van de gewone dwergvleermuis vernietigd wordt. Er zullen enkele grote vleermuis kasten opgehangen worden nabij het nieuwe gebouw zodat er een nieuwe mogelijkheid voor een paarverblijven geboden wordt.
Op de begane grond zal een multifunctionele ruimte worden gerealiseerd voor bijeenkomsten tot maximum van 150 personen. Op de 1e verdieping komen vergaderfaciliteiten waardoor de faciliteiten in paviljoen Welgelegen ontlast zullen worden. Op de 2e verdieping komen circa 40 werkplekken voor medewerkers die nauw met de dagelijkse werkzaamheden van het provinciaal bestuur verbonden zijn.
De nieuwe achtergevel zal volledig uit glas bestaan en zal in een golfvorm iets verder de griffietuin in komen dan de huidige gevel. Het nieuwe dak zal iets uitsteken richting de griffietuin, zodat een bouwkundige zonneklep ontstaat.
In de griffietuin zal een ondergrondse parkeergarage worden gebouwd in 2 lagen. De toegang tot de parkeergarage loopt onder het Dreefgebouw door. De toegang wordt bereikt via een hellingbaan voor de Dreef vleugel langs vanaf de bestaande rotonde voor het poortje. Aan de Dreef komt tevens de publiekstoegang naar de garage. De parkeergarage zal geheel door de gemeente worden geëxploiteerd. De provincie zal voor werktijden de helft van de parkeerplekken terug huren.
Parkeren
Voor het aantal plekken voor de garage dient er uitgegaan te worden van ca 240. Op 25 plekken zal de provincie alleenrecht/alleengebruik hebben. Op 95 plekken zal er sprake zijn van dubbelgebruik, gedurende 5 werkdagen per week gebruik door de provincie van 0.00 en 24.00 uur behoudens op donderdagavond tussen 18.00 en 0.00 uur en in het weekend gebruik voor de gemeente (dus openbaar gebruik). De overige 120 plaatsen zijn continue voor de gemeente. De parkeerplaatsen van de provincie in de tuin op het maaiveld en aan de Provinciezijde van de Dreef worden opgeheven.
Groen
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Haarlem. De planlocatie sluit aan bij het Frederikspark en ligt in een parkachtige, groene omgeving met bomen en grasvelden. Het Frederikspark en de Griffietuin zijn omsloten door wegen en er zijn verschillende gebouwen aanwezig. Aan de oostzijde van de Griffietuin bevindt zich een stuk parkachtig bos met oudere bomen. Hier vinden geen ingrepen plaats.
Het middendeel van de Griffietuin (half omsloten door de twee gebouwen van de Provincie) bestaat uit goed onderhouden grasveld met verspreid staande (jongere) bomen. Deels onder dit grasveld en deels onder het te renoveren gebouw komt de ondergrondse parkeergarage. Voor de realisatie hiervan is het nodig enkele middelgrote bomen te verplaatsen. De locatie van zowel de parkeergarage in de griffietuin als van de publiekstoegang is zo gekozen dat de waardevolle monumentale bomen behouden blijven dan wel verplant kunnen worden en er verder zo min mogelijk bomen hoeven te verdwijnen. Dit is gedaan op basis van een bomen effect analyse.
De provincie heeft ook een monitoringsplan opgesteld voor de bomen in de griffietuin om inzicht te krijgen in de te verwachten effecten van de parkeerkelder op de bomen. Nagegaan wordt of het nodig is om extra maatregelen toe te passen.
Door de komst van de parkeergarage kunnen de huidige parkeerplekken rond het Dreefcomplex komen te vervallen. Dit zal leiden tot een toename van de groenvoorzieningen op de Dreef en in het Frederikspark. De inrichting van de groenvoorzieningen rond het nieuwe Dreefgebouw zal plaatsvinden op basis van een ontwerp van een landschapsarchitect.
Duurzaamheid
Bij de renovatie zal het aspect duurzaamheid een belangrijke rol spelen. Mede om deze reden zal de bestaande gevel langs de Dreef vervangen worden, waarbij het karakteristieke gezicht van de gevel behouden zal blijven.
Onderdelen van het pakket aan duurzaamheidmaatregelen zijn verder: het toepassen van warmte-koude opslag gecombineerd met betonactivering, toepassen van natuurlijke materialen, toepassen van 3 dubbel glas, het gebruik van natuurlijke isolatie en het toepassen van warmte terugwinning. Ongeveer de helft van het dak van de vervangende nieuwbouw zal met een vegetatiedak worden uitgevoerd, circa 325m2.
Gebiedsvisie
info Mei
5.3 Uitvoeren
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
Algemeen uitgangspunt voor het bestemmingsplan Frederikspark is een bestemmingsregeling voor de bestaande en toekomstige bebouwing en functies, welke zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.
In dit plan heeft een en ander geleid tot de volgende principe opzet:
- 1. Aan de gebruiker van gronden en opstallen worden zo veel mogelijk vrijheden gegeven om zijn eigen beleid te voeren, zonder dat de overheid daarin regels stelt. Deze vrijheden worden zonder beperking als recht in het plan geformuleerd.
- 2. Indien in veel gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht iets beperktere mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan in dat geval wel verruimde mogelijkheden, maar deze zijn voorwaardelijk in het plan opgenomen, in de vorm van nadere eisen, vrijstellingen of, voor zwaardere gevallen, een wijzigingsbevoegdheid.
- 3. In dit soort situaties is het niet goed mogelijk om vooraf te bepalen onder welke voorwaarden en in welke situatie deze extra-mogelijkheid zal kunnen worden toegekend dan wel de extra-beperking noodzakelijk zal zijn. Daarom is maatwerk nodig in de vorm van de genoemde voorwaardelijk opgenomen verruimingsbepalingen.
6.2 Inleidende Bepalingen
De regels zijn genummerd en bevatten (in relatie met de verbeeldingen) het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de toegelaten bebouwing en gebruik van de bebouwing. Omdat dit bestemmingsplan niet alleen op papier in boekvorm te raadplegen is, maar in het bijzonder door iedereen raadpleegbaar is via internet, zijn de regels per bestemming zodanig opgesteld, dat daarbij de volledige op de bestemming van toepassing zijnde regels beschikbaar zijn. Dus zowel de specifieke bouw- en gebruiksregels, maar ook de algemene gebruiksbepalingen, vrijstellingsmogelijkheden en strafbepalingen. Daardoor is het niet nodig te werken met verwijzigingen naar andere van toepassing zijnde regels. De leesbaarheid van het bestemmingsplan wordt daamee bevorderd.
De specifieke bestemmingen zijn opgebouwd uit een bestemmingsomschrijving(waar hebben we het over), bouwregels van het hoofdgebouw (vooral de uiterlijke maatvoering), de bouwregels van aan-, bijgebouwen en opbouwen, de eventuele nadere eisen (extra eisen ten behoeve van bepaalde criteria, zoals bijvoorbeeld de woonsituatie. In de plantoelichting wordt de aanleiding en motivering voor de nadere eisen opgenomen), de vrijstelling van de bouwregels (vrijstellingsbevoegheid van burgemeester en wethouders), de eventuele aanlegvergunningregels (vergunningvereise voor niet bouwwerkzaamheden), de gebruiksregels (hoe mag het erf en de bebouwing gebruikt worden), de strafbepaling (op grond waarvan is iets strafbaar gesteld), de eventuele wijzigingsbevoegdheid en/of uitwerkingsplicht (bevoegdheid van burgemeester en wethouders om de bestemming op de aangegeven punten te wijzigen en/of de plicht om het plan volgens de aangegeven punten uit te werken), de wijzigingsprocedure (de te volgen procedure t.b.v. een goede afweging van alle belangen en tot slot de zgn. toverformule. (een juridische definitie om bij de bestemming het normale gebruik dat in wezen afwijkt van de zuivere bestemming, toe te staan). Voorbeeld is de opslag van huisvuil, afval e.d. Zolang dat qua hoeveelheid past bij een woonbestemming, is er sprake van de vrijstelling. Zodra de hoeveelheid afval ongebruikelijk wordt bij de bestemming wonen, kan tegen dit ongewenste gebruik, op basis van strijd met het bestemmingsplan, handhavend worden opgetreden. Bij de beschrijving van de bestemmingen per artikel wordt, gelet op het vorenstaande, alleen ingegaan op de bij die bestemming specifiek van toepassing zijnde regels.
Ten behoeve van de leesbaarheid en eenduidigheid in interpretatie van de regels, wordt de serie regels begonnen met een drietal inleidende bepalingen. Daarbij wordt aangegeven waar we het over hebben en wat er bedoeld wordt.
Artikel 1 Begripsbepalingen
In het bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van een aantal begrippen waarbij gevoelsmatig wel een beeld aanwezig is wat bedoeld wordt. Omdat het bestemmingsplan vooral een juridisch instrument is, is het wel van belang om begrippen exact af te bakenen. Daar waar een begrip niet juridisch genoeg bekend is in het algemeen spraakgebruik, bijvoorbeeld via de omschrijving in een woordenboek als Van Dale, wordt het begrip in dit artikel nader omschreven.
Artikel 2 Wijze van meten
Daar waar het in het algemeen spraakgebruik wel duidelijk is wat wordt bedoeld met bijvoorbeeld de hoogte van een gebouw, is het in juridische zin toch van belang om aan te geven dat daarbij gemeten moet worden vanaf het 'peil' tot het hoogste punt van het gebouw. Daarbij wordt het begrip 'peil' uitgelegd onder de begripsbepalingen. Over de wijze waarop in algemene zin 'gemeten' moet worden bestaat dus geen verschil van mening.
6.3 Bestemmingsregels
Bestemming Bedrijf, nutsvoorziening (artikel 3 van de regels)
Deze bestemming is bedoeld voor voorzieningen van algemeen nut, zoals een elektriciteitskast of een gasregelstation. Op de gronden met deze bestemming mogen onder voorwaarden gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht.
Specifiek (sv-opg): In de bestemming is een ondergrondse parkeervoorziening mogelijk gemaakt.
Bestemming Gemengd -1 (artikel 4 van de regels)
Binnen deze bestemming is op de begane grond wonen, kantoren, atelier, praktijkruimte mogelijk.
Op de begane grond en de overige verdiepingen van deze panden is wonen toegestaan. Beroepsuitoefening aan huis behoort ook tot de mogelijkheden, zoals ook beschreven is in de toelichting van de bestemming 'Wonen'.
Functieaanduiding Maatschappelijk (m): waar op de verbeelding deze aanduiding is opgenomen is ook een maatschappelijke bestemming toegestaan volgens het bestemmingsplan.
Functieaanduiding Seksinrichting (si): waar op de verbeelding deze aanduiding is opgenomen is een seksinrichting toegestaan volgens het bestemmingsplan.
Bestemming Gemengd -2 (artikel 5 van de regels)
Binnen deze bestemming is op de begane grond wonen, kantoren, praktijkruimte en detailhandel mogelijk.
Op de overige verdiepingen is uitsluitend wonen toegestaan. Beroepsuitoefening aan huis behoort ook tot de mogelijkheden, zoals ook beschreven in de toelichting van de bestemming 'Wonen'.
Bestemming Gemengd -4 (artikel 6 van de regels)
Binnen deze bestemming is op de begane grond wonen en kantoren mogelijk.
Op de overige verdiepingen is wonen en kantoren toegestaan. Beroepsuitoefening aan huis behoort ook tot de mogelijkheden, zoals ook beschreven in de toelichting van de bestemming 'Wonen'.
Functieaanduiding Horeca van categorie 2 (h=2): binnen de bestemming Gemengd 4 is een aanduiding opgenomen op de verbeelding specifiek ten behoeve van een restaurant. Zie 1.41 begripsomschrijving
Bestemming Groen (artikel 7 van de regels)
Binnen deze bestemming vallen: groenvoorzieningen, zoals plantsoenen, bermen en beplantingen, wegen, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen van algemeen nut en bijbehorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, (ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval en recyclecontainers en (ondergrondse) bergbezinkbassins.
Ook bijvoorbeeld parkinfoborden of bebording tegen sluipverkeer is mogelijk gemaakt in deze bestemming.
Binnen de bestemming groen zijn twee aanduidingen opgenomen op de verbeelding specifiek ten behoeve van ondergrondse parkeergarage (sg-opg) en in- en uitrit van de parkeergarage (sv-iupg) .
Bestemming Kantoor (artikel 8 van de regels)
Binnen deze bestemming zijn naast de kantoorfunctie ook detailhandel en horeca toegestaan indien deze voorziening ten dienste staan van de hoofdfunctie. Wonen is niet toegestaan.
In de kantoorbestemming zijn ook gronden opgenomen die buiten het bouwvlak liggen, hier is fietsparkeren, tuin, paden e.d. mogelijk gemaakt. Ook is een ondergrondse warmte/ koude opslag mogelijk gemaakt.
Bestemming Maatschappelijk (artikel 9 van de regels)
Deze bestemming is bedoeld voor de onderwijs voorziening aan de Kleine Houtweg. Binnen deze bestemming zijn naast maatschappelijk ook detailhandel en horeca toegestaan indien deze voorziening ten dienste staan van de maatschappelijke hoofdfunctie.
In de maatschappelijke bestemming zijn ook gronden opgenomen die buiten het bouwvlak liggen, hier zijn parkeermogelijkheden voor de fiets, tuin, paden e.d. mogelijk gemaakt.
Bestemming Tuin - 1 (artikel 10 van de regels)
Binnen deze bestemming zijn slechts tuinen, verhardingen en erfafscheidingen toegestaan bij de op de aangrenzende gronden behorende bebouwing. Op deze gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Binnen deze bestemming zijn onder voorwaarden wel andere werken toegestaan (zoals erfafscheidingen, vlaggenmasten, erkers, pergola's); Een berging kan niet binnen deze bestemming worden gebouwd. Dit is gedaan om binnen de bouwblokken de onbebouwde ruimte te concentreren. Deze bestemming komt ook vaak voor aan de voorzijde van woningen. Bebouwing aan de voorzijde van woningen geeft een rommelig beeld en kan, met name bij hoekwoningen, het uitzicht voor automobilisten verminderen waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Stalling van motorvoertuigen is uitgesloten mits voorzien van een zone met daarin de aanduiding P.
Een ondergrondse warmte/ koude opslag is mogelijk gemaakt.
Specifiek: (sv-opg): in de bestemming is een ondergrondse parkeergarage mogelijk gemaakt.
Bestemming Tuin - 2 (artikel 11 van de regels)
Deze bestemming komt in het plangebied met name voor in tuinen aan de achterkant van gebouwen, de zogenaamde erven.
Op deze gronden mogen onder voorwaarden aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd. Het is niet toegestaan dat de gronden met de bestemming 'Tuin 2' geheel worden volgebouwd, maximaal 50% en tot een maximum van 40 m2. Dit in het belang van de woonkwaliteit in de vorm van voldoende openheid. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de begane grondlaag vermeerderd met 0,5 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein. De bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen.
Bestemming Tuin - 3 (artikel 12 van de regels)
De op de verbeelding voor 'Tuin 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. De gronden die onder deze bestemming vallen mogen voor 100 % mogen worden bebouwd.
De bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de begane grondlaag vermeerderd met 0,5 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein. De bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen.
Bestemming Verkeer (artikel 13 van de regels)
Deze bestemming is bedoeld voor wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, verblijfsgebied, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, bermen en beplantingen, voorzieningen van algemeen nut, kunstwerken, geluidwerende voorzieningen, bijbehorende waterlopen en waterpartijen en bijbehorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, (ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval en recyclecontainers en (ondergrondse) bergbezinkbassins.
Binnen de bestemming Verkeer is het mogelijk om een markt te houden.
Functieaanduiding Horeca - viskraam: binnen de bestemming Verkeer is een aanduiding opgenomen op de verbeelding specifiek ten behoeve van een viskraam.
Bestemming Water (artikel 14 van de regels)
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterberging en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, groenvoorzieningen, oevers, kunstwerken en bijbehorende voorzieningen, zoals bruggen, sluizen, stuwen, dammen, steigers, duikers, gemalen.
Ook ondergrondse voorzieningen zoals een warmte koude opslag is mogelijk binnen deze bestemming.
Specifiek: (sv-opg): in de bestemming is een ondergrondse parkeergarage mogelijk gemaakt.
Bestemming Wonen (artikel 15 van de regels)
Naast wonen zijn ook voor maximaal 35% van het bruto vloeroppervlak van een woning en tot een maximum van 50 m2 zijn beroepsmatige activiteiten aan huis toegestaan.
Bestemming Waarde- Archeologie 1 (artikel 16 van de regels)
De aanwezige archeologische verwachtingswaarden worden opgenomen door middel van de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie'. De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
In het bestemmingsplan komen de categorieën 1 en 3 van deze kaart voor.
Categorie 1 (Waarde Archeologie 1)
Dit is opgenomen voor het Water in de Gasthuissingel. Categorie 1b betreft water en hierbij geldt dat bij bodemverstorende activiteiten van 0 m dieper dan 30 cm -maaiveld dient een archeologisch rapport te worden overlegd.
Bestemming Waarde- Archeologie 3 (artikel 17 van de regels)
De aanwezige archeologische verwachtingswaarden worden opgenomen door middel van de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie'. De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
In het bestemmingsplan komen de categorieën 1 en 3 van deze kaart voor.
Categorie 3 (Waarde Archeologie 3)
Gezien de aard van deze archeologische waarden geldt voor deze categorie een regime dat door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw-, aanleg-, en/of sloopvergunning bij bodemroerende activiteiten met een oppervlakte van 500 m2 en groter en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing is.
Specifieke bouwaanduiding Waarde - beschermd stadsgezicht (artikel 18 van de regels)
De aanwezige cultuurhistorische waarden worden opgenomen door middel van de dubbelbestemming 'Waarde- beschermd stadsgezicht'. De voor 'Waarde-beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van cultuurhistorische waarden.
In het bestemmingsplan komen de orde 1 en 2 voor.
Orde 1 zijn gebouwen die beschermd zijn op grond van de Monumentenwet of de gemeentelijk Monumentenverordening.
Orde 2 betreft gebouwen (ook bruggen) die op grond van hun hoge architectonische kwaliteit en/ of vanwege het feit dat ze zeer bepalend zijn voor het beeld van de straatwand ter plaatse, behoudenswaardig zijn. Het gaat hierbij om panden van voor 1950. Sloop van deze panden is ongewenst. Een vergunning hiervoor wordt in beginsel geweigerd. Alleen in uitzonderingsgevallen kan sloop van deze gebouwen aan de orde zijn.
6.4 Algemene Bepalingen
Bestemming Antidubbeltelregel (artikel 19 van de regels)
Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaren verschillen en wisselen. De regeling is met name van belang met het oog op nieuwbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een bouwvergunning te verkrijgen.
Bestemming Algemene afwijkingsregels (artikel 20 van de regels)
Ten behoeve van de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk is voorzien in bepaalde algemene ontheffingsregels voor het college van burgemeester en wethouders. Zo kan er een ontheffing plaatsvinden voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10 %. Ook is in dit artikel de zogenaamde toverformule opgenomen. Gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan is op grond van de Wet ruimtelijke ordening (artikel 7.10 Wro) strafbaar. In de diverse bestemmingen is opgenomen wat voor die bestemming in elk geval als strijdig gebruik moet worden aangemerkt. De toverformule houdt een ontheffingsmogelijkheid in voor het college voor die specifiek benoemde gebruiksverboden in het plan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Bestemming Overgangsrecht (artikel 21 van de regels)
In dit artikel is het overgangsecht ten aanzien van gebruik en bebouwing opgenomen. Het overgangsrecht houdt in dat gebruik en bebouwing dat in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet. Gebruik dat strijdig was met het vorige bestemmingsplan blijft strijdig. Er is geen sprake van legalisatie van reeds strijdig gebruik door dit bestemmingsplan en er kan ook nog steeds gehandhaafd worden. Ook bouwwerken die op peildatum illegaal zijn, blijven illegaal.
Het overgangsrecht volgt uit het Besluit ruimtelijke ordening 2008 in de artikelen 3.2.1 tot en met 3.2.3 met de verplichting deze op te nemen in het bestemmingsplan.
Bestemming Slotregel (artikel 22 van de regels)
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.
6.5 Handhavingsparagraaf
Met dit plan wordt beoogd een voor de burgers duidelijk en herkenbaar beleid te formuleren. Op grond daarvan mag van de gemeente verwacht worden dat zal worden opgetreden als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. De ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt gevaar als er in strijd met het bestemmingsplan zou kunnen worden gebouwd of als het gebouwde in strijd met het bestemmingsplan zou kunnen worden gebruikt.
Gemeentes zijn verplicht jaarlijks een handhavingsprogramma op te stellen waarin wordt aangegeven hoe de regels omtrent bouwen, wonen en ruimtelijke ordening gehandhaafd worden. Hierover moet gerapporteerd worden aan de gemeenteraad. In Haarlem is het reeds goed gebruik om een dergelijk programma jaarlijks op te stellen. In het handhavingsprogramma hebben calamiteiten met een levensbedreigend of voor de gezondheid gevaarlijk karakter altijd de hoogste prioriteit. Hierbij moet men denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling. Voor meldingen en incidentele constatering van overtredingen wordt onder andere gebruik gemaakt van een (door het college vastgestelde) prioriteitenladder met een bijbehorend puntensysteem. Hierin zijn de criteria verwerkt waarmee een afweging wordt gemaakt of de inzet van handhavingscapaciteit in dat geval gerechtvaardigd is. Daarnaast worden actuele projecten geselecteerd, bijvoorbeeld gebiedsgerichte aanpak in samenwerking met andere disciplines zoals Brandweer en Milieu. De ontwikkeling van een nieuw bestemmingsplan voor een bestaand gebied kan een praktisch moment zijn voor een projectmatige en gebiedsgerichte handhaving van de ruimtelijke regelgeving.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid, Overleg En Inspraak
7.1 Financiële Uitvoerbaarheid
Behoudens de ontwikkelingslokatie van de provincie voorziet het bestemmingsplan niet in grote stedenbouwkundige veranderingen in het plan gebied. De ontwikkeling en invulling van die gebieden vindt - uiteraard binnen de randvoorwaarden die de gemeente in dit plan stelt - plaats voor risico van de marktpartij. Op die manier is de economische uitvoerbaarheid van dit plan gewaarborgd.
7.2 Uitkomst Watertoets
De waterbeheerder voor dit bestemmingsplan is Hoogheemraadschap Rijnland. Met betrekking tot het te realiseren plan heeft er afstemming plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap Rijnland. Tevens heeft Rijnland op 1 april 2011 alsnog advies uitgebracht.Hierbij zijn het te renoveren gebouw en de ondergrondse parkeergarage door Rijnland apart in ogenschouw genomen. De uitkomsten zijn hierna opgenomen en in Bijlage 3.
7.3 Uitkomsten Overleg
Overeenkomstig artikel 3.1.1. van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening is het ontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan:
- - VROM inspectie Noord-West, Haarlem
- LNV Vestiging West, Utrecht
- Rijkswaterstaat directie Noord-Holland, Haarlem
- Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RACM)
- EZ regio Noord-West, Den Haag
- Provincie Noord-Holland, haarlem
- Hoogheemraadschap Rijnland, Leiden
- Luchtverkeersleiding Nederland, Schiphol
- Gasunie West, Waddinxveen
- Horeca Nederland, Haarlem
- Kamer van Koophandel, Amsterdam
- MKB, Haarlem
- Alliander (NUON)
- PWN Noord-Holland, Velserbroek
- VAC - Adviescie voor de woningbouw en woonomgeving (Haarlem)
- Waternet (Amsterdam)
- Brandweer Kennemerland
De volgende instanties hebben schriftelijk hun opmerkingen kenbaar gemaakt:
- VROM-inspectie Noord-West
- Provincie Noord-Holland
- Gasunie West
- Alliander (NUON)
- VAC - Adviescie voor de woningbouw en woonomgeving
- Brandweer Kennemerland
- Hoogheemraadschap van Rijnland
Hieronder volgt een reactie daarop van het gemeentebestuur. De ingezonden reacties zijn samengevat.
VROM-inspectie Noord-West
Vanwege de ligging binnen het beschermde stadsgezicht van Haarlem dient het plan te voldoen aan het beschermingsvereiste conform artikel 36 van de Monumentenwet. Hierbij geef ik aan dat het plan aan dit vereiste voldoet. Met name het gebruik van de waarderingskaart biedt een toegevoegde waarde aan de planologische bescherming van het gebied.
Reactie gemeente:
Wij nemen e.e.a. voor kennisgeving aan.
Ten aanzien van de voorziene nieuwbouw van het Provinciehuis biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid voor vernieuwing zonder de bestaande cultuurhistorische waarden in het gebied aan te tasten. Waardevol voor verbetering van de kwaliteit van de omgeving is ook het verdwijnen van de parkeerfunctie aan de Dreefzijde bij het Provinciehuis door aanleg van de parkeerkelder. Vanwege de monumentenstatus van het Paviljoen Welgelegen, de "dokterswoning"en het Frederikspark, alsmede vanwege het beschermde stadsgezicht en de archeologische verwachtingswaarden in het gebied, zou de Rijksdienst Cultureel Erfgoed( RCE) graag betrokken willen worden bij de totstandkoming van het ontwerp van de vernieuwing van het Provinciehuis. In het bijzonder gaat het hierbij om de aansluiting op de monumenten, de aanleg van de parkeerkelder, het ontwerp voor de Griffietuin en de vormgeving van de entree van de parkeerkelder
Reactie gemeente:
Wij zullen de contactpersoon bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in contact brengen met het projectteam dat zich bezig houdt met de nieuwbouw van het Provinciehuis.
Ten aanzien van de planregels wil ik u verzoeken om voor de bestemming "Groen"een aanlegvergunningvereiste op te nemen zoals dit wel is gedaan bij de bestemming "Bedrijf, Nutsvoorziening"in artikel 3.5.
Reactie gemeente:
Wij hebben een aanlegvergunningstelsel opgenomen in de regels.
Op de waarderingskaart is de begrenzing van het rijksmonument Frederikspark aangeduid. Deze aanduiding komt niet geheel overeen met de begrenzing zoals deze bij de RCE bekend is. Mogelijk heeft dit te maken met de kadastrale aanduiding van de percelen van de overige nabijgelegen rijksmonumenten in het gebied ( villa's en Paviljoen Welgelegen). Hierbij verzoek ik u de juiste begrenzing aan te duiden, eventueel in afstemming met de RCE.
Reactie gemeente:
De grens Frederikspark als rijksmonument is aangegeven op de waarderingskaart. Op de verbeelding zijn ter plaatse van het rijksmonument Frederikspark de bestemmingen Groen en Tuin 1 opgenomen. Deze bestemmingen doen recht aan de bescherming die dit rijksmonument behoeft(nagenoeg geen bebouwing mogelijk, aanlegvergunningenstelsel)
Provincie Noord-Holland
Vanuit het provinciale ruimtelijke beleid is geen aanleiding op het voorontwerpbestemmingsplan te reageren. Het plan legt de bestaande situatie vast en maakt in stedelijk gebied passende ontwikkeling mogelijk. In de structuurvisie is het gebied aangeduid als "metropolitaan stedelijk gebied". In de verordening is het gebied aangeduid als bestaand bebouwd gebied. Invulling van deze aanduidingen is aan het gemeentebestuur.
Onderstaand heeft de provincie Noord-Holland als eigenaar/gebruiker van een perceel gelegen binnen het betreffende bestemmingplan gereageerd:
Geluid ( pag. 26):
Een onderzoek naar de verkeersaantrekkende werking van de nieuwe geplande parkeergarage aan de Dreef wordt gemist. Verder is het niet duidelijk of het verkeer dat wordt aangetrokken door de parkeergarage meegenomen is in het luchtkwaliteitonderzoek en/of andere onderzoeken.
Reactie gemeente:
Uit de onderzoeken die in de bijlagen 2 en 4, behorend bij de toelichting, zijn opgenomen blijkt dat rekening is gehouden met extra verkeersbewegingen in verband met de te realiseren parkeergarage.
Gebouw ( pag. 31):
Ik verzoek u ook in te gaan op de inpasbaarheid van de geplande parkeergarage in het huidige beleid van het Hoogheemraadschap.
Reactie gemeente:
In bijlage 3 van de toelichting is de watertoets opgenomen. Hierin wordt verwoord dat met betrekking tot het te realiseren plan afstemming heeft plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap Rijnland. Uit het beleid van het Hoogheemraadschap blijkt overigens dat geen compenserende maatregelen noodzakelijk zijn.
MER:
Uit een uitspraak van het Europese Hof van Justitie blijkt dat goed gemotiveerd moet worden waarom geen MER nodig is. Die motivering ontbreekt.
Reactie gemeente:
Aangezien onomstotelijk vaststaat dat zich binnen dit plangebied geen van de activiteiten zal voordoen waarop het Besluit Milieueffectrapportage ziet, behoeft dit geen nadere motivering.
Pagina 44:
De "renovatie van het provinciehuis"moet zijn "Bij de sloop, nieuwbouw van de kantoorvleugel aan de Dreef"en de renovatie van het entreegebouw en de dokterswoning.
Reactie gemeente:
De tekst is aangepast.
Paragraaf 5.2, tweede alinea:
De nieuwbouw van het Dreefgebouw omvat een ( geringe) uitbreiding van de bruto vloeroppervlakte. Het is correct dat de dokterswoning en het entreegebouw wel gerenoveerd maar niet uitgebreid worden.
Reactie gemeente:
tekst is aangepast.
Artikel 8, tweede lid "gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd". Op de verbeelding is de bestaande en niet het nieuwe (gering) grotere bouwvlak opgenomen.Op de verbeelding is (nog) niet de voetgangersentree tot de parkeergarage opgenomen.
Reactie gemeente:
De verbeelding is aangepast n.a.v. het definitieve ontwerp
Artikel 8 derde lid nadere eisen: het is voor de eigenaar(provincie Noord-Holland) wenselijk dit lid te schrappen.
Reactie gemeente:
Dit lid wordt geschrapt
Artikel 10 Tuin-1: Binnen deze bestemming zijn zeer beperkte bouwmogelijkheden toegestaan behoudens een parkeergarage. De bebouwing is ingepakt, ook de dokterswoning. Het aangegeven vlak voor de parkeergarage is niet conform de huidige lay-out waarbij rekening is gehouden met de bescherming van de bosrand.
Reactie gemeente:
De verbeelding is aangepast n.a.v. het definitieve ontwerp
Artikel 10.2: erfafscheidingen mogen niet meer dan 1 meter bedragen. De afscheiding tussen de griffietuin en het park bedraagt momenteel 2 meter. Ook in de toekomst moet een afscheiding met een dergelijke hoogte mogelijk zijn.
Reactie gemeente:
De regels zijn aangepast.
Artikel 13 verkeer: er zijn geen bebouwings- en gebruiksvoorschriften mbt de nadere aanduiding parkeergarage. Alleen de diepte wordt aangegeven.
Reactie gemeente:
In de verkeersbestemming bevindt zich ondergronds de parkeergarage aan het Houtplein. In de groenbestemming bevindt zich de ondergrondse parkeergarage aan de Dreef en de in- en uitrit van de parkeergarage.Volstaan kan worden met het aangeven van de diepte.
De eigendommen van de provincie Noord-Holland aan de Dreef en Paviljoenslaan zijn bestemd tot "kantoor". De villa's aan het Frederikspark 10,12 en 12a hebben de bestemming Gemengd-4. Hier is wonen en kantoor zonder begrenzing toegestaan. Beroep aan huis is overigens weer vrij strikt geregeld, hetgeen niet consistent is met de strekking van de rest van de regels en van deze bestemmingen. Ik verzoek u deze regels te laten vervallen.
Reactie gemeente:
De overige eigendommen van de provincie aan de Paviljoenslaan nrs. 3,5,7, en 9 krijgen ook de bestemming Gemengd-4. De beroep-aan-huis regeling is een standaard regeling die in de bestemming wonen en gemengd wordt opgenomen en behoeft niet te leiden tot beperkingen van de onderliggende bestemming.
Het bouwvlak voor het Dreefgebouw en de ondergrondse parkeergarage is niet toereikend. Bij de ondergrondse parkeergarage aan het Houtplein zijn op de verbeelding op de drie hoekpunten vlakjes met de bestemming "Bedrijf nutsvoorziening"opgenomen. Is zoiets ook niet nodig voor de ondergrondse parkeergarage aan de Dreef.
Reactie gemeente:
Bij het opstellen van het conceptontwerpbestemmingsplan waren de exacte contouren van nieuwbouw en parkeergarage nog niet bekend. Inmiddels is het Definitief Ontwerp tot stand gekomen. Deze maten zullen worden overgenomen in het bestemmingsplan. Bij de bestemming "Bedrijf nutsvoorziening"gaat het om nutsgebouwen, niet ten behoeve van de parkeergarage ter plaatse.
De griffietuin heeft welke tuinbestemming?
Reactie gemeente:
Op de verbeelding is ter plaatse van de griffietuin de bestemming T1 opgenomen. Slechts in deze bestemming wordt een ondergrondse parkeergarage mogelijk gemaakt.
Op de verbeelding is het huidige patroon van paden langs de Dreef, in de griffietuin en in het Frederikspark weergegeven. In het kader van bouwactiviteiten en gebiedsvisie zullen deze patronen wijzigen. Dit dient mogelijk te blijven binnen het bestemmingsplan.
Reactie gemeente:
Het gaat hier om de huidige topografische ondergrond. Binnen de regels is de aanleg van wegen, voet- en fietspaden mogelijk gemaakt. M.a.w. het padenpatroon kan wijzigen.
Bijlage 6, natuurwaarden:
In de toelichting staat vermeld dat het gebouw niet wordt gesloopt in de periode augustus-oktober in verband met de aanwezigheid van vleermuizen. Hoe wordt dit verzekerd? Via een overeenkomst met de provincie?
Reactie gemeente:
Dit kan als voorwaarde in de sloopvergunning worden opgenomen. Overigens is het vleermuizenonderzoek uitgevoerd in opdracht van de provincie.
Het is de vraag of de sloopregeling zoals opgenomen in artikel 18 lid 4 in overeenstemming is met de Wabo.
Reactie gemeente:
De sloopregeling wordt geschrapt.
In de toelichting is geen informatie opgenomen met betrekking tot kabels en leidingen. Hiernaar wordt wellicht nog nader onderzoek gedaan.
Reactie gemeente:
Deze informatie is toegevoegd.
Gasunie West
Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het toekomstig externe veiligheidsbeleid van het ministerie van I&M voor onze aardgastransportleidingen, zoals dat naar verwachting begin 2011 in werking zal treden middels de AMvB Buisleidingen. De circulaire "Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen uit 1984"zal dan komen te vervallen.
Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
Reactie gemeente:
Wij nemen e.e.a. voor kennisgeving aan onder dankzegging van uw reactie.
Alliander
Wij verzoeken u ruimte op te nemen voor het stichten van een betreedbaar transformatiestation aan de kant van de Kleine Houtweg
Reactie gemeente:
Wij zijn daartoe bereid en zullen contact opnemen over de exacte locatie.
VAC, Adviescommissie voor de woningbouw en woonomgeving
In het Frederikspark valt mogelijk te denken aan de aanleg van een vijverpartij/fontein. Op deze plek heeft in het verleden een brongebouw en een zwembad gestaan.
Reactie gemeente:
Het bestemmingsplan maakt de aanleg van waterpartijen binnen de bestemming Groen mogelijk. Of daadwerkelijk tot de aanleg daarvan wordt overgegaan wordt niet door het bestemmingsplan geregeld.
Ook valt er voor te pleiten de omsloten Griffietuin wat meer toegankelijk te maken, te denken valt daarbij aan het inrichten van bijvoorbeeld een beeldentuin, het mogelijk maken van kleine openluchtconcerten/toneelvoorstellingen e.d. Een kleine terreinverhoging is al aanwezig.
Reactie gemeente:
De openbare toegankelijkheid wordt niet geregeld middels het bestemmingsplan. De Griffietuin is particulier terrein.
Brandweer Kennemerland
- er zijn geen inrichtingen of andere risicobronnen die van invloed zijn op het plangebied. Ook vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen plaats in en nabij het plangebied.
- er zijn geen plaatsgebonden risicocontouren (PR) of groepsrisicocontouren (GR). Conform het Besluit Externe Veiligheid inrichtingen en de circulaire Risiconormering Vervoer gevaarlijke stoffen is een verantwoording van het groepsrisico niet nodig.
- aangezien de verkeerssituatie niet significant wijzigt heb ik geen opmerkingen met betrekking tot de bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Aangezien er geen significante wijziging is in de bebouwing of het gebruik ervan heb ik geen opmerkingen met betrekking tot de bluswatervoorzieningen.
Reactie gemeente:
Wij nemen e.e.a. voor kennisgeving aan onder dankzegging van uw reactie.
Hoogheemraadschap van Rijnland
Het verhard oppervlak neemt met meer dan 500 m2 toe. Volgens ons beleid moet in beginsel 15% van deze toename verhard worden gecompenseerd door het graven van open water zodat voldoende bergingscapaciteit binnen het watersysteem aanwezig blijft. Wij adviseren u om de hoeveelheid grond op de parkeergarage op te hogen tot 60 centimeter. Hiermee hoeft u niet meer te voldoen aan de compensatieverplichting en aldus bent u niet genoodzaakt elders in het plangebied te compenseren. Wij verzoeken u bij de verdere planontwikkeling duidelijk in beeld te brengen hoe de toename van verharding wordt gecompenseerd per ontwikkeling en voor het plangebied in totaal. U kunt daarbij ook verwijzen naar eerder gemaakte afspraken.
Reactie gemeente:
Aan deze eis kan worden voldaan.
In het plan wordt het beleid van het hoogheemraadschap van Rijnland niet beschreven. Wij verzoeken u een beknopte samenvatting van ons beleid op te nemen.
Reactie gemeente:
In bijlage 1 is reeds een beknopte samenvatting van het beleid opgenomen
7.4 Rapportering Inspraak
De inspraakreactie van de wijkraad Welgelegen is hieronder weergegeven alsmede het commentaar van de gemeente.
ALGEMEEN
Een ambitieus bestemmingsplan is prachtig, maar de beleidsvisies die eraan te grondslag zouden moeten liggen, zijn nauwelijks herkenbaar. Ze worden wel genoemd, maar de directe link met de gevolgen voor het bestemmingsplan zijn niet verwoord. Het beleid moet eenduidig en helder zijn.
Reactie gemeente: Het zijn de algemene beleidsdocumenten die een leidraad vormen bij het maken van bestemmingsplannen. Een bestemmingsplan bevat te allen tijde een weergave van gemeentelijk, provinciaal en rijksbeleid en zo mogelijk de relevantie ten aanzien van het onderhavige bestemmingsplangebied.
De noodzakelijke Gebiedsvisie om de ruimtelijke consequenties van het beleid in beeld te brengen ontbreekt. Ook ontbreekt het aan een onderliggende verkeersanalyse en de verkeerswensen voor dit gebied zijn niet in kaart gebracht. Die zijn dus niet opgenomen in het huidige concept. Groenstructuurplan, HVVP en beheerplan Frederikspark worden genoemd, maar dit leidt niet tot bijstellingen in het bestemmingsplan.
Reactie gemeente: In het onderhavige geval behelst de gebiedsvisie uiteindelijk een gedetailleerde invulling van de reeds bestaande openbare ruimte. De gebiedsvisie volgt haar eigen traject en “bijt” de bestemmingen in het bestemmingsplan niet. De gebiedsvisie beslaat een veel groter gebied dan het bestemmingsplangebied. De gebiedsvisie volgt haar eigen participatietraject. In het kader van de gebiedsvisie vindt gedetailleerd nader onderzoek plaats naar verkeersstromen etc. De algemene beleidsdocumenten zoals Groenstructuurplan en HVVP liggen te allen tijde ten grondslag aan het maken van bestemmingsplannen.
Houtplein,in het centrum en een belangrijk knooppint/herkenningspunt van Welgelegen, wat willen we ermee? De jarenlange hopeloze entree van Haarlem zou eindelijk in een Gebiedsvisie de kans krijgen om te worden ontwikkeld tot wat het werkelijk zou kunnen zijn. Echter, door nu het bestemmingsplan te maken en daarmee de inrichting van de openbare ruimte (wegen/gebouwen) voor langere tijd vast te leggen, is vrijwel geen andere inrichting meer mogelijk. Wij kunnen ons er niet aan onttrekken, dat hiermee het paard achter de wagen wordt gespannen.
Reactie gemeente: Binnen de in het bestemmingsplan opgenomen verkeers- en/of groenbestemming is een volledige hernieuwde inrichting van de openbare ruimte mogelijk. De gebiedsvisie geeft die detaillering aan en niet het bestemmingsplan.
Het resultaat van de beschrijving in relatie tot de plankaart is erg versnipperd en onsamenhangend. Het zou beter zijn als het bestemmingsplan pas wordt geschreven nadat de Gebiedsvisie is vastgesteld. De samenhang tussen Houtplein en Hout komt maar heel mager aan bod. Als je nu een bestemmingsplan vaststelt kom je met een Gebiedsvisie mogelijk behoorlijk in de knel. De provincie heeft toegezegd dat het Frederikspark samen met de provincietuin door de landschapsarchitect zou worden ontworpen. Zij zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dit wordt gemist in het bestemmingsplan.
Reactie gemeente: De gebiedsvisie wordt samen met de provincie ontwikkeld. Zoals reeds gesteld beslaat de gebiedsvisie een groter gebied dan het bestemmingsplangebied. Qua detaillering overstijgt de gebiedsvisie het bestemmingsplan.
Consoliderend, maar op een aantal aspecten, zie boven, wordt bestaande bestemmingsplan niet overgenomen. Vanwege beschermd stadsgebied moesten ook geen tijdelijke bebouwingen of kleinere afwijkingen binnen het bestemmingsplan toegestaan zijn. Dat geldt ook voor het rijksmonument Frederikspark.
Reactie gemeente: Waarschijnlijk wordt gedoeld op de tijdelijke bebouwing van de Dreefschool en de situering van de viskraam. De tijdelijke bebouwing is uitdrukkelijk “wegbestemd” in de bestemming Groen omdat de bebouwing van tijdelijke aard is. Hiervoor is een afzonderlijk vergunningentraject gevolgd. Voor de viskraam is in de tachtiger jaren een bouwvergunning verleend. De houder van de vergunning heeft dus rechten. Wegbestemming is derhalve niet mogelijk. Onderhandeling over verplaatsing behoort tot de mogelijkheden wanneer dit noodzakelijk blijkt bij de gewijzigde invulling van de openbare ruimte.
TOELICHTING
1.4: Er is geen overzicht van de huidige situatie. Graag onderscheid maken in genoemde regimes Vigerend Bestemmingsplan, verordening B12 en Haarlemse Bouwverordening.
Reactie gemeente: de meerwaarde hiervan wordt niet ingezien.
2.1 3e alinea: bewering over de benaming voor het gebied is niet juist. Het was vroeger, niet tegenwoordig. De “Baan” vertegenwoordigt het plantsoen tussen park en bebouwing. Kortom, het is onduidelijk omschreven, wat precies het Frederikspark is en wat haar grenzen zijn.
2.1 1e alinea: verwijzing naar voormalig Wielmakershof benoemen
2e alinea corrigeren: Hertog Aelbrecht…in 1389…ten ewigen dagen
2.2 5e alinea: De verbinding van Het Houtplein via de Wielmakershof staat op verdwijnen door toedoen van gemeente en Provincie …..
2.3 3e alinea: Toevoegen “meer” achter “”Qua maatvoering en uiterlijk vertoont het geen relatie meer …..”
2.3 3e alinea: De doorgang naar de Wagenmakerslaan bestaat niet meer, noch het open plein ….. (tenzij het Bestemmingsplan nietig wordt verklaard )
2.3 4e alinea; de bebouwing aan de noordzijde van de paviljoentuin (vleugels B en C) bestaat niet meer.
Reactie gemeente: Indien bovenstaande gedetailleerde opmerkingen berusten op omissies zal de toelichting hierop worden aangepast.
2.3 6e alinea: Niet alle villa's zijn in particulier eigendom. Villa nr. 10-12 is in bezit van de Provincie. Voor de sociale controle en de beleving zou het beter zijn wanneer alle panden uitsluitend voor bewoning bestemd zouden worden. (N.B.: Overigens is dit pand tot 30 jaar geleden bewoond geweest, en daarna in gebruik genomen als kantoor. Hier is echter nooit een bestemmingsplanwijziging voor aangevraagd).
Reactie gemeente:na bouwblokonderzoek is de huidige functie voor de villa's opgenomen. Voor de overige villa's is deels een ruimere bestemming opgenomen (Gemengd 1 en 4, waarbij wonen en kantoor mogelijk is) en deels een woonbestemming, die recht doet aan het huidig gebruik.
2.4 3e alinea: in het huidige bestemmingsplan is geen seksinrichting opgenomen. Een vaste locatie aanwijzen, bestempeld deze locatie en geeft geen ruimte meer voor andere bestemmingen. Het is niet de bedoeling van een bestemmingsplan om ergens een (vast omschreven) seksinrichting toe te laten, om deze elders te kunnen vermijden. De huidige bedrijfsvoering is OK, maar eventuele toekomstige andere ondernemingen, zijnde geen seksinrichtingen, dienen ook mogelijk te kunnen zijn.
Reactie gemeente: De bestemming van het perceel is Gemengd-1. In de regels wordt aangegeven welke functies hier allemaal mogelijk zijn. Omdat het huidige gebruik van het perceel een seksinrichting is, is tevens een functieaanduiding opgenomen teneinde het huidige gebruik mogelijk te maken. Als het perceel in de toekomst niet meer als seksinrichting wordt gebruikt zijn de functies van artikel 4 mogelijk ( wonen, kantoor, maatschappelijk). Het is niet wenselijk om elders in het gebied seksinrichtingen toe te staan en daarom is het gebruik beperkt tot dit ene perceel.
2.4 6e alinea: De themamarkten worden niet in het Frederikspark gehouden, maar aan de Dreef, op het zgn. Schelpenpad.
Reactie gemeente: tekst wordt aangepast.
2.4 6e alinea: Er vinden geen jaarlijkse evenementen plaats in het Frederikspark, behalve dat in weerwil van eerdere afspraken Bevrijdingspop drie jaar achter elkaar in het Frederikspark heeft plaatsgevonden. Bevrijdingspop hoort niet via bestemmingsplan een vrijbrief te krijgen maar moet gewoon per keer vergunning aanvragen.
Reactie gemeente: Het is ook niet de intentie van het bestemmingsplan om een vrijbrief te verlenen. Voor evenementen moet gewoon een vergunning worden aangevraagd.
2.4 6e alinea: Er is een speelplek voor kinderen van de Dreefschool. Welke is die plek dan? Afgesproken is tussen gemeente en de school dat de kinderen alléén op het Schelpenpad mogen spelen. Dreefschoolkinderen spelen nu zowel op de halfverharde plaats tussen nr. 4 en nr. 6 als ook achter nr. 6 en in het overige deel van het park. De speelplaats tussen nr. 4 en nr. 6 is een openbare speelplek en is niet van- en voor de Dreefschool. Het wordt gedoogd dat de Dreefschool hier gebruik van maakt. De gemeente en de Dreefschool zijn samen overeengekomen dat er door de Dreefschool geen gebruik van het park mag worden gemaakt buiten deze verhoogde stenen banden afgebakende speelplek. Het is geen schoolplein en is ook niet zo bedoeld.
Reactie gemeente: tekst wordt aangepast
2.4 Er wordt geen melding gemaakt van het (afzichtelijke) tijdelijke gebruik van de noodlokalen in het Frederikspark. Na het verwijderen van de noodlokalen, de parkeerplaatsen niet terug brengen, maar groen aanbrengen.
Reactie gemeente: Tijdelijke voorzieningen worden niet in het bestemmingsplan opgenomen. De bestemming is en blijft Groen.
2.5 2e alinea: De Griffietuin wordt deels omsloten door Paviljoen Welgelegen en de kantoorvleugel langs de Dreef. De kantoorvleugels aan de noordzijde van de tuin zijn inmiddels afgebroken, evenals de ondergrondse bunker.
Reactie gemeente: tekst wordt aangepast
2.5 pag. 16, 7e alinea: Het openbaar vervoer zorgt voor een goede ontsluiting, maar tevens voor veel overlast binnen de wijk Welgelegen
Reactie gemeente: e.e.a. wordt voor kennisgeving aangenomen.
2.5 pag. 16, 2e alinea; Er zijn geen voortuinen noch voordeuren aan de Wagenmakerslaan, die bijdragen aan de groenbeleving.
Reactie gemeente: tekst wordt aangepast.
3.1 pag. 18, 1e alinea: er is sprake van parkcafé of museum. Op welke gebouwen rust die bestemming? Wordt hier Dreefzicht bedoeld? Of iets anders? Waar wordt aan gedacht?
Reactie gemeente: Het gaat hier om een beschrijving van de hoofdlijnen van het structuurplan. Dat vindt niet altijd letterlijk een vertaling in het bestemmingsplan.
3.1 pag. 18, 2e alinea: de tuin van het Paviljoen Welgelegen kan niet beschouwd worden als stadspark. De tuin is maar zeer beperkt toegankelijk.
Reactie gemeente: het gaat hier nogmaals om een beschrijving van de hoofdlijnen van het structuurplan.
3.2 Intentie en doelstelling omschrijven van gebiedsvisie. Deze gebiedsvisie kan in de omgeving nog grote wijzigingen aanbrengen. Wat heeft dat voor consequenties voor het bestemmingsplan? Moet dat dan nu eigenlijk wel gemaakt worden of na de totstandkoming van de gebiedsvisie? Of andersom: als het bestemmingsplan leidend is zijn er geen vernieuwingen meer mogelijk. Graag uitleggen.
Reactie gemeente: Onder het hoofdstuk algemeen is hier al uitgebreid op ingegaan.
3.3 Wat is type verkeersontsluiting van de Baan en Frederiksparkweg?
3.3 3e alinea: gebiedsvreemd verkeer wordt zoveel mogelijk geweerd van ontsluitingswegen type B. Op de route Tempeliersstraat/Raamsingel – Houtplein – Frederikspark wordt gebiedsvreemd verkeer geen duimbreed in de weg gelegd.
3.3 pag. 19, 1e alinea: 3.3 spreekt over auto's en fietsen, maar niet over brommers. Brommers die nu richting noorden rijden komen bij het Houtplein bij een fietspad en busbaan. Beide zijn verboden gebied voor brommers. Het gevolg is massale overtreding van de verkeersregels.
3.3 Pag. 19 3e alinea: Dat het bestemmingsplangebied …geen knelpunten voor fietsers bevat is een onjuiste constatering. Het Houtplein is er één van, daar moeten fietsers vanuit het zuiden komend over de weg naar het midden manouvreren en dat is een onlogische verkeersbeweging.
3.3 p.19, 3e alinea: Er is al teveel OV op de route Tempeliersstraat-Houtplein-Fredriksparkweg en v.v.. Het streefbeeld voor het plangebied is hier het aantal lege bussen op die route te verminderen en de route over de tangenten te laten lopen, dus niet meer over de Frederiksparkweg v.v.
Het OV draagt daar juist niet bij aan een goede ontsluiting want er zijn slechts haltes in Tempeliersstraat/Houtplein en Rustenburgerlaan. Het OV jaagt in grote getale over de Frederiksparkweg (in plaats van over de tangenten) en ontsluit niets.
3.3 Waarom wordt hier het beleid voor behoud en versterking van bestaande karakter en kwaliteit genoemd, als dat niet wordt gehanteerd bij de planvorming? Er dient een meer concrete invulling hiervan gemaakt te worden.
Reactie gemeente: In dit hoofdstuk wordt een korte beschrijving gegeven van de bepalingen uit het Haarlems- Verkeer en Vervoerplan die betrekking hebben op het bestemmingsplangebied. Het HVVP zelf vormt geen onderdeel van discussie in de bestemmingsplanprocedure.
3.4 Bij de verharding van het terrein tussen Frederikspark nr. 4 en nr. 6 is geen compensatie van verharding met betrekking tot de waterafvoer toegepast. De verharding, hoewel officieel semi-verharding laat in de praktijk maar heel langzaam water door. Met wateroverlast bij de belendende percelen als gevolg. In opdracht van de gemeente wordt daar binnenkort onderzoek gedaan naar de waterhuishouding.
Reactie gemeente: Wij nemen e.e.a. voor kennisgeving aan.
3.5 Het uitgangspunt van de Groenstructuurnota is het vergroten van de gebruiksintensiteit van het bestaande groen. Maar het Groenstructuurplan is toch verworpen? Wij zijn het hiermee niet eens mbt het Frederikspark.
In het Frederikspark is de gebruiksintensiteit al veel hoger dan het terrein aankan. Beter zou zijn de gebruiksintensiteit beter te spreiden over het aanwezige groen, ook buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.
( Visie Zie het concept-beheerplan Frederikspark- staat hetzelfde)
3.5 1e alinea: In de visie voor Frederikspark (pag 22) staat “het in balans brengen en houden van de gebruiksintensiteit met de duurzame instandhouding”. Hiervan wordt niets teruggevonden in het bestemmingsplan.
2e alinea: Voorstellen mbt het Frederikspark uit het concept-beheerplan”:
Het realiseren van de verbinding met de Griffietuin waardoor de oppervlakte van het toegankelijk groen flink groter wordt en de gebruiksintensiteit dus afneemt had zo opgenomen kunnen worden. Het verwijderen van de parkeerplaats aan de noordelijke rand en dit terrein omzetten in park zou ook deel hebben kunnen uitmaken van het bestemmingsplan. Het alleen maar noemen van een paar voorstellen uit een concept beheerplan is te weinig. Met een bestemmingsplan kan beter richting gegeven worden.
Het vergroenen van de weg Frederikspark…het verwijderen van de doorsteek van auto's. Dit is, naar later wordt geconstateerd onder 5.1, pagina 47, 7e alinea, “het streven”.
Reactie gemeente: Nogmaals in het hoofdstuk Beleidskader gaat het om het schetsen van het huidige gemeentelijke beleid dat van toepassing is op dit bestemmingsplangebied. Waar mogelijk is dat beleid vertaald in de betreffende bestemmingen. Het Groenstructuurplan uit 1991 is betrokken bij het opstellen van het bestemmingsplan. De verwijzing naar het concept beheerplan Frederikspark zal komen te vervallen.
3.7 p.23, 2e alinea: Dit klopt niet. Wagenweg in het plangebied is juist route stad uit. Het lijkt erop dat hier over een ander gedeelte van de Wagenweg wordt gesproken.
Reactie gemeente: Uit verkeerstechnisch oogpunt klopt dit, uit planologisch oogpunt, en daar gaat de toelichting bij een bestemmingsplan over, is de zinsnede juist.
3.8 3e alinea: het Groenstructuurplan is een fiasco geworden, het lijkt misplaatst om hierbij aan te sluiten.
Reactie gemeente: Het Groenstructuurplan uit 1991 is betrokken bij het opstellen van dit bestemmingsplan .
4.1 Waarom kan men zo eenvoudig de wet op de geluidshinder omzeilen door gewoon toe te staan dat men kan ontheffen tot 63 db(A), waar de voorkeurgrenswaarde ligt op 48 db(A).? Er is dan nooit enig verweer mogelijk.
5e alinea: Hoezo zijn de grenswaarden conform…hierdoor niet van toepassing? In het plangebied staat overwegend oudere bebouwing uit 19e en begin 20e eeuw, vaak enkelsteens gebouwd waardoor met geluidshinder ten gevolge van wegverkeer juist rekening dient te worden gehouden.
Reactie gemeente: In dit hoofdstuk worden de wettelijke kaders geschetst. Deze zijn opgesteld door de wetgever en daar heeft de gemeente geen invloed op. De Wet Geluidhinder is alleen van toepassing op nieuw te projecteren woningen.
4.2 Waarom wordt milieuzonering niet gebruikt in relatie tot het wel/niet toestaan van Bevrijdingspop?
Reactie gemeente: Daar voorziet de Wet Geluidhinder niet in.
4.2 p.27, Wat is de betekenis van milieucategorie C mbt Houtplein (3ealinea) en Paviljoenslaan 4e alinea?
Waarom wordt de verkeershinder aan de Frederiksparkweg, die ook aanzienlijk is, niet vermeld onder een categorie?
Reactie gemeente; De tekst is duidelijk:tussen de wegen Frederikspark, Houtplein, Gasthuissingel en Kleine Houtweg geldt Categorie B en het onderste deel vanaf de wegen Frederikspark tot aan de Paviljoenlaan Categorie C . De categorieën verwijzen naar de bedrijvenlijst opgenomen als bijlage bij de regels.
4.4 Waterparagraaf spreekt alleen over infiltratie van regenwater bij de ondergrondse parkeergarage. Er is geen analyse van de invloed van een dubbeldekse ondergrondse garage op de grondwaterstand en grondwaterstroming. Ook wordt met geen woord gerept over de grondwaterbewegingen tijdens de bouw van de garage.
Pag.32, 2e alinea: in conclusie ontbreekt juist het grondwater, essentieel wat de bouwput daarvoor betekent (en voor omgeving/omwonenden).
Reactie gemeente: wij verwijzen naar bijlage 3 bij de toelichting en de aanvullende notitie van 15 december 2010 en het advies van Rijnland van 1 april 2011.
4.5 Wat is de achtergrondwaarde in relatie tot de werkelijke waarde? Als de achtergrondwaarde nu al wordt overschreden is elke mol teveel en vervalt de NIMB-waarde
.Reactie gemeente: Wij verwijzen hiervoor naar bijlage 4 bij de toelichting en de later toegevoegde notitie en het rapport van Wareco.
4.6 pag. 34 3e alinea: Wat is de conclusie van het rapport? Graag hier vermelden.
Reactie gemeente: Wij verwijzen hiervoor naar bijlage 6 bij de toelichting.
4.9 1e alinea: hier is sprake van 2 strandwallen, terwijl op pag 39, 3e alinea gesproken wordt van de strandwal. Corrigeren in de tekst.
Reactie gemeente: de tekst is correct.Haarlem ligt op twee strandwallen. Het Frederiksparkgebied ligt op één strandwal nl. die van Heemstede naar Haarlem-Noord loopt. De oudste, andere strandwal ligt in de Zuiderpolder nabij het Liewegje.
5.1 1e alinea: Bestaande bestemmingen worden in het huidige plan overgenomen'. Dat is zeker niet waar met betrekking tot parkeergarage, uitbreiding van provinciehuis, bouwvlakken van villa's in het park en aanduidingen erf en tuin.
Reactie gemeente:hoofduitgangspunt is en blijft behoud en versterking van de huidige situatie.Onder “stedenbouwkundige uitgangspunten”komen de nieuwe ontwikkelingen aan de orde.
3e alinea: tekst loopt niet. Corrigeren.
Reactie gemeente: wij nemen e.e.a. voor kennisgeving aan.
5.1 4e alinea: De enkelvoudige bestemming Wonen in het bestemmingsplan is opgenomen voor de woningen die niet gelegen zijn aan de doorgaande wegen. Dit is een loze opmerking. Of de bestemming was al Wonen of als de bestemming Kantoor was is deze niet veranderd. Zie bijvoorbeeld Frederikspark nr.10-12.
Reactie gemeente: In de toelichting wordt gedoeld op de woningen in het middengebied ( Zadelmakerslaan en Wagenmakerslaan). Deze hebben een woonbestemming gekregen. In het vigerende bestemmingsplan is dit gebied aangeduid als een uitwerkingsgebied.
5.1 4e alinea: als maar drie villa's de bestemming wonen hebben om de veiligheid in het park te waarborgen, hoe veilig is het dan voor die bewoners in het park? Wij pleiten ervoor dat de bestemming van villa 10-12 wonen wordt (of gemengd wonen werken) om de leefomgeving en sociale veiligheid in het Frederikspark te verbeteren. Nu ligt deze villa in een uithoek waar regelmatig overlast is, waardoor regelmatig de politie moet optreden.
Reactie gemeente: Alvorens dit bestemmingsplan op te stellen is een bouwblokonderzoek gedaan. Daaruit blijkt dat in drie villa's in ieder geval gewoond wordt. De villa nr. 10-12 wordt als kantoor gebruikt maar heeft in het bestemmingsplan een Gemengd-4 bestemming gekregen, hetgeen inhoudt dat hier ook gewoond kan worden.
5.1 4e alinea: bedrijfsmatige activiteiten die toegestaan zijn in de villa's in het park worden door de limiet van 50m2 per villa (ongeveer 10%) vrijwel onmogelijk gemaakt. Deze limiet staat in geen relatie tot de grootte van de villa's. Beter zou zijn uitsluitend de limiet van 35% van het bvo te hanteren. De panden zijn te groot om er op te kunnen vertrouwen dat ze in de toekomst altijd voor 90% bewoond kunnen worden. Zeker omdat vanwege de status van rijksmonument opsplitsing in appartementen vrijwel onmogelijk is.
Reactie gemeente: De woonfunctie dient in overwegende mate te worden gehandhaafd. Daarom zijn bedrijfsmatige activiteiten gelimiteerd tot 50 m2.
5.1 5e alinea: welke is de bestaande bestemming voor villa nr. 10-12? Maakt onderdeel uit van een ander bestemmingsplan uit 1938. Er lijkt een rechtsongelijkheid te bestaan dat in nr. 10-12 een keuze tussen wonen en kantoor is toegestaan en in nrs. 3,4,5 en 6 niet.
Reactie gemeente: In de verordening van 1938 had dit pand de bestemming “bewoning door één gezin”. Zoals gesteld blijkt uit het bouwblokonderzoek dat in het pand niet wordt gewoond maar dat het pand een kantoorfunctie heeft. Omdat wonen wel wenselijk is heeft dit pand een gemengde bestemming gekregen waarin wonen altijd nog mogelijk is.
5.1 7e alinea: onduidelijk is waarom de gebouwen van de provincie allen een kantoorbestemming hebben gekregen. Zeker nu de provincie bij het Houtplein extra openbare ruimte inneemt door het Wielmakershof te onttrekken en zowel aan de Zwiersvleugel als op het Houtplein flink bijgebouwd wordt.
Reactie gemeente: De provincie heeft in haar reactie aangegeven dat deze panden een gemengde bestemming zouden moeten krijgen. Aan die wens is tegemoet gekomen. De panden aan de Paviljoenslaan hebben nu een gemengde bestemming.
5.1 pag. 47, 6e alinea: uitgangspunt voor het toestaan van de verbouw van de provinciale huisvesting en de ondergrondse parkeergarage is een betere toegang tot de griffietuin. Het bestemmingsplan zorgt in niets dat deze daadwerkelijk tot stand komt. Nu staat er een groot hek rond de griffietuin en nergens in het bestemmingsplan staat dat dit moet verdwijnen en dat het terrein vrij toegankelijk wordt. Waarom kan het hek van de provincie zo hoog zijn, terwijl de bewoners van de villa's in het park met hun hek niet hoger dan 1 meter mogen gaan? Misschien kan het hek rond het provincieterrein ook wel deels worden verlegd in het kader van meer groen?
Reactie gemeente: deze materie wordt niet in een bestemmingsplan geregeld. De Griffietuin is particulier terrein.
5.1 pag. 47, 6e alinea: ergens zal een voetgangers in- en uitgang van de parkeergarage moeten worden gemaakt., evenals een vluchtweg. Waar worden die gepland? Omvang en plaatsing staan niet beschreven. Evenmin staat er beschreven waar de luchtverversing /afvoer vuile lucht wordt aangebracht. Waar komen die? Milieu effect?
Reactie gemeente: Ten tijde van de opstelling van dit conceptontwerpbestemmingsplan was de exacte in- en uitgang, zowel qua plek als qua omvang nog niet bekend. Inmiddels is e.e.a. op de verbeelding weergegeven.
5.1 7e alinea: onder andere bestaat het streven…maar is er wel nagedacht over waar dat verkeer dan moet blijven? Maken we het Houtplein weer tot een normale verkeersweg (gezien ook milieuaanduiding C) voor verkeer uit en naar het centrum? Juist dit zou in een Gebiedsvisie duidelijk aan bod moeten komen en concreet moeten worden geanalyseerd in een verkeersstudie: wat zijn de gevolgen van voorgestelde ideeën?
Reactie gemeente: deze materie komt aan de orde in de Gebiedsvisie maar “bijt”de verkeersbestemming zoals opgenomen in het bestemmingsplan niet.
5.1 pag. 47, 6e alinea: waaruit blijkt die betere toegang tot de Griffietuin? Het zijn de openingstijden, alllen door de week op kantooruren, waardoor de tuin slecht toegankelijk is.
Reactie gemeente: Het ligt in de bedoeling dat de Griffietuin, na realisering van de nieuwbouwplannen fysiek beter bereikbaar is.
5.2 3e alinea: gevel zou niet vervangen worden, maar afgebroken en tijdelijk opgeslagen voor herplaatsing Tekst aanpassen .
Reactie gemeente: De tekst is juist.
5.2 p. 49: Waaruit blijkt de noodzaak van een deels openbare parkeergarage met 240 plekken op het provincieterrein? Als het Provinciegebouw aan het Houtplein na de renovatie weer in gebruik is, werken daar waarschijnlijk meer mensen dan voor de renovatie. Blijft het aantal dan resterende openbare parkeerplaatsen in de Houtpleingarage niet voldoende ten opzichte van de behoefte? En als dat zo is, waarom moet er dan nog een tweede openbare parkeerlaag komen in de Dreefparkeergarage? Ons zijn geen berekeningen bekend of voorgelegd van de parkeerbehoefte in de Houtplein garage en de Dreefgarage.
Op dit moment liggen de parkeergarages in Haarlem flink onder vuur. Er is overcapaciteit en er zijn flinke tekorten in exploitatie. Waarom zou één ondergrondse laag van 120 plekken op het provincieterrein niet voldoende zijn om aan de parkeerbehoefte te voldoen, i.p.v. 2 lagen met het dubbele aantal plekken? Het gebied is te kwetsbaar voor 2 lagen en het dubbele aantal plaatsen is nergens aangetoond. Het grondwaterprobleem is bij een aantal villa's in het park opportuun.
Reactie gemeente: Er is onderzoek gedaan naar de parkeerbehoefte. De honderd parkeerplaatsen die nu tijdens kantooruren door de provincie en in het weekend door burgers worden gebruikt zullen verdwijnen en worden in de parkeergarage gerealiseerd.
6.1 De omschrijving over veranderende wensen is in strijd met het consoliderende karakter van het gebied. Graag aanpassen naar een adequatere en toepasselijkere omschrijving.
Reactie gemeente: Het consoliderend karaker van het gebied wil nog niet zeggen dat alle functies zo strak bestemd moeten worden dat totaal geen bebouwing meer mogelijk is.
6.3 2e alinea: waarom staat de parkeergarage bij Nutsvoorzieningen ?6.3 pag. 52, 7e alinea: afvalcontainers staan vermeld onder Bestemming Groen en op pag 54, 2e alinea onder Bestemming Verkeer. Dat is een verwarrende dubbeling.
Reactie gemeente: Omdat op twee lokaties waar nutsgebouwen staan, zich een ondergrondse parkeergarage bevindt ( garage Houtplein)
6.3 pag.52, 1e alinea die bestemming is er nu niet en hoeft ook niet vastgelegd te worden. Er is bij het vorige concept-ontwerpbestemmingsplan sprake van Kantoren en Woondoeleinden (gemengd). Dit is conform de overige bestemmingen op de Baan en moet zo blijven, om ook andere niet-seksinrichtingen toe te kunnen laten.
Reactie gemeente: Zowel in het vigerende bestemmingsplan als in dit conceptontwerpbestemmingsplan is dit perceel voorzien van een extra aanduiding, buiten de opgenomen bestemming ( Gemengd-1). Het huidig gebruik is daarmee vastgelegd.
Bijlage 2 Bij de bijlagen zit een milieurapportage, die aangaf met hoeveel procent de vervuiling zou toenemen. Daarbij is niet duidelijk van welke basissituatie (is huidige vervuiling) is uitgegaan. Dus waar komt die toename bovenop? En hoe kan men dan concluderen dat dat "wel kan"? In het milieurapport van de gemeente uit 2005 of 6 bleek al dat wij hier toen al op een "black spot" wat betreft de vervuiling zaten.
Deze rapportage is duidelijk "naar de provincie toe" geschreven
Kan de gemeente een prognose laten maken op basis van reële cijfers, dus metingen i.p.v. aannames. en dan niet alleen voor het Houtplein en de Dreef, maar ook voor de daar naartoe leidende wegen en straten, want daar rijden die auto's ook! Eventueel kunnen ook de metingen van de wijkraad worden gebruikt (in april 2009 is door het bedrijf Telwerk een uitgebreide verkeersmeting in het gebied van Welgelegen gedaan).
Ook zou een objectief onderzoek gedaan moeten worden naar het verschil in de mate van overlast bij het graven en bouwen van één, resp. twee parkeerlagen.
Pag. 7: Het uitgangspunt van een drukke OV-bezetting over de Frederiksparkweg is contrair met de wens en het streven om het park groener te maken en dichter bij de stad te trekken (die bussen van de lijnen 80, 175, 176, 177, 680) razen nu door het gebied over de Frederiksparkweg. Het HVVP geeft aan het verkeer zoveel mogelijk over de tangenten te leiden, dus niet alleen auto,s maar ook het streekvervoer. Een alternatief om de stad in of uit te komen is evengoed mogelijk over de Dreef en de Paviljoenslaan. Dan kan er van de Frederiksparklaan een 30 km/uur-weg gemaakt worden. Eigenlijk is alleen het tracé van de Dreef naar de parkeergarage nodig (aanzet voor gebiedsvisie?).
De gemeente dient een goede verkeersanalyse te (laten) maken van de gevolgen indien de Frederiksparkweg wordt afgesloten voor auto's. Dit heeft gevolgen voor niet alleen de bewoners van de hele wijk Welgelegen, maar ook op grotere afstand.
Reactie gemeente: In het kader van de Gebiedsvisie zullen onderzoeken plaatsvinden naar verkeersstromen e.d. Nu is nog uitgegaan van de huidige situatie. In het kader van de bestemmingsplanprocedure dient een akoestisch onderzoek gedaan te worden omdat veranderingen plaats zullen vinden aan de bestaande bebouwing ( Dreef). Het gaat echter niet om nieuw te projecteren woningen zodat de grenswaarden conform de Wet geluidhinder niet van toepassing zijn.
Pag 16, Bijlage 1: Merkwaardig dat hier een niet vastgestelde kaart is toegevoegd. Zeer verwarrend en onduidelijk waarom.
Reactie gemeente: In het kader van het onderzoek ging het erom om de contouren van het bestemmingsplan aan te geven. De huidige verbeelding was toen nog niet gereed.
Bijlage IV
Pag. 4: De beredenering, waarom NIBM van toepassing dient nog aangegeven te worden. Er wordt nergens een verband gelegd met de achtergrondwaarden. Indien die hoger zijn dan de grenswaarden is alle toevoeging teveel.
Reactie Gemeente: Dit wordt op pagina 5 van deze bijlage verder uiteengezet en aangevuld in de notitie van 15 december 2010.
Bijlage V
Pag. 20 De aanbeveling is om eind oktober gericht onderzoek te doen naar de vleermuizen.Er is een concept-rapportage toegevoegd. De definitieve rapportage van dit nader onderzoek ontbreekt.
Reactie gemeente:Inmiddels is de definitieve rapportage voorhanden. De concept-rapportage wordt vervangen.
REGELS
Tekst (hoofdstuk en paragraaf), inhoudelijk:
4.1: Seksinrichting is niet opgenomen in vigerende bestemmingsplan. Het is niet de bedoeling om de huidige ondernemer van de seksinrichting te weren, maar het mag ook niet de bedoeling zijn om aan de woning een specifieke functie toe te kennen, zodat dit voor geen enkele andere ondernemer mogelijk is er een bedrijf of kantoor in te huisvesten. De bestemming moet verdwijnen.
Reactie gemeente: Met de extra aanduiding wordt enkel beoogd om naast de bestemming Gemengd-1 ook alléén voor dit perceel het huidige gebruik als seksinrichting vast te leggen.
Bijlage
Zoneringslijst: Waaronder valt de seksinrichting?
Reactie gemeente: Een seksinrichting valt niet onder een inrichting als bedoeld in de Wet Milieubeheer en is derhalve ook niet opgenomen in de zoneringslijst.
PLANKAART
Opmerkingen op de kaart
Op de plankaart staat T1 en T2 voor de achtertuin aan de Baan. Graag terugbrengen naar T2 of eenT2-zone maken aan de noordzijde van de tuinen aan de Baan ivm bezonning.
Er lijkt geen relatie te zijn met het bouwplan van de verbouwing van het Paviljoen, behoudens de garage?
Reactie gemeente: Op het moment van het opstellen van het conceptontwerpbestemmingsplan waren de exacte contouren van het definitief ontwerp nog niet bekend. Dit is nu aangepast.
In het vigerende bestemmingsplan is een deel van het terrein rond de villa's Frederikspark 4 en 6 aangewezen als erf. In het voorontwerp is dit vervallen. Op de als erf aangeduide terreinen staat bebouwing die past binnen de omschrijving erf, maar niet binnen de omschrijving tuin.
Reactie gemeente: in het kader van de digitalisering bestemmingsplannen is tevens de methodiek van bestemmen gewijzigd. De bestemming “erf”bestaat niet meer. Daarvoor in de plaats zijn de bestemmingen Tuin1,2, en 3 gekomen.
gehele tuinen van de villa's in het Frederikspark hebben code T1 gekregen. Dit betekent dat vrijwel niets is toegestaan. Volgens artikel 10 van de toelichting mag er niet geparkeerd worden en mogen er ook geen kampeermiddelen staan. Geen houthok, geen vaste barbecue etc.. Het is niet reeel om aan de ene kant te eisen dat er gewoond wordt en vervolgens in de tuinen vrijwel niets toe te staan.
Reactie gemeente: Er is voor gekozen om de percelen grotendeels te bestemmen als T1. Daar waar reeds bijgebouwen staan is de bestemming T3 opgenomen.
Het voormalige gebouw van de Provincie is afgebroken. Dit hoort niet meer thuis op de waarderingskaart.
Reactie gemeente: kaart is aangepast
Bouwvlakken van villas in het park zijn kleiner dan in het bestaande bestemmingsplan. In geval van Frederikspark nr. 4 zelfs kleiner dan de bestaande bebouwing. Reactie gemeente:
Niet alleen het gas huisje van het NUON, maar ook het KPN huisje dient?verplaatst te worden.
Reactie gemeente: Als onderhandelingen over verplaatsing een succes zijn kunnen de gebouwen van de verbeelding gehaald worden.
De tuinen van de huizen aan de Paviljoenslaan hebben over de volle diepte T2 gekregen. Dit maakt een aaneengesloten rij van bergingen aan de noordzijde van de terreinen, direct grenzend cq middenin het bos van de provincie. Dit lijkt ongewenst.
Reactie gemeente: In de regels is bebouwing gereguleerd.
De viskraam staat als bestemming ingetekend terwijl de wens bestaat deze te verplaatsen. Hoe is dit te rijmen?
Reactie gemeente: de viskraam heeft in 1983 een bouwvergunning gekregen. De eigenaar heeft dus rechten. Niet opnemen zou betekenen dat de viskraam wordt wegbestemd.In het kader van de gebiedsvisie kunnen onderhandelingen worden gestart over verplaatsing indien noodzakelijk.
Bijlage 1 Zoneringslijst
Bijlage 1 Rijks- En Provinciaalbeleid
Bijlage 1 Rijks- en provinciaalbeleid
Bijlage 2 Herziening Bestemmingsplan Frederikspark Te Haarlem;akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai D.d. 27-08-2010 En Aanvullende Notitie Nr. 20090030-23 Dd. 15-12-2010
Bijlage 3 Watertoets Bestemmingsplan Frederikspark Te Haarlem D.d. 27-08-2010 , Aanvullende Notitie Nr. 20090030-23 Dd. 15-12-2010 En Advies Rijnland Dd. 1-4-2011
Bijlage 4 Luchtkwaliteit
Bijlage 5 Ecoscan Provinciehuis Frederikspark En Griffietuin Te Haarlem D.d. 04-11-2010
Bijlage 5 Ecoscan Provinciehuis Frederikspark en Griffietuin te Haarlem d.d. 04-11-2010