Spaarndamseweg e.o.
Bestemmingsplan - Haarlem
Vastgesteld op 06-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aan-huis-verbonden-beroep:
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.2 aanbouw en uitbouw:
een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid op de verbeelding, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanlegvergunning:
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.6 achtergevelrooilijn:
bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak.
1.7 agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond, door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee.
1.8 ander bouwwerk:
een bouwwerk geen gebouw zijnde.
1.9 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 archeologisch deskundige:
professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.
1.11 archeologisch onderzoek:
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.12 archeologisch rapport:
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.
1.13 archeologisch waardevol gebied:
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
1.14 archeologische waarde:
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.
1.15 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.
1.16 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.17 bed & breakfast:
het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning met behoud van de woonfunctie, waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal 2 kamers en 4 slaapplaatsen.
1.18 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.19 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.20 begane grond:
een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.
1.21 begeleid wonen:
vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
1.22 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.23 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO 0392.BP5080003-0003 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.24 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.25 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.26 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.27 bijgebouw:
een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.
1.28 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.29 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.30 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.31 bouwmarkt:
een detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak (VVO) van minimaal 1000 meter, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.
1.32 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.33 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.34 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.
1.35 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.36 bruto vloeroppervlak (bvo):
de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.
1.37 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.38 dakhelling:
de hoek die een dakvlak maakt met het horizontale vlak.
1.39 dakkapel:
een zich in een dakvlak bevindende uitbouw.
1.40 dakopbouw:
een extra bouwlaag boven de goot met een platte afdekking.
1.41 dakterras:
een met een omheining afgezette buitenruimte op een gebouw.
1.42 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.
1.43 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen.
1.44 evenement:
periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten.
1.45 gastouderopvang
gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.46 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.47 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.48 horeca 1:
horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen en gelijkwaardige horecabedrijven gerelateerd aan openingstijden en detailhandel.
1.49 horeca 2:
horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken, waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes en gelijkwaardige horecabedrijven.
1.50 horeca 3:
horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals cafés en eetcafés en gelijkwaardige horecabedrijven.
1.51 horeca 4:
horecabedrijven die hoofdzakelijk logies per nacht verstrekken met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken en het houden van bijeenkomsten/vergaderingen/congressen.
1.52 jachthaven:
lig- en bergplaats van pleziervaartuigen.
1.53 jachtwerf:
lig- en bergplaats voor pleziervaartuigen waar tevens de mogelijkheid is voor het bouwen en herstellen van deze vaartuigen.
1.54 kampeermiddel:
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, camper of een caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen voor recreatief nachtverblijf.
1.55 kantoor:
een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.
1.56 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.
1.57 kiosk:
klein gebouw in de openbare ruimte waar goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt.
1.58 kunstwerk:
civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.
1.59 natuurwaarden:
de aan een landschap toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende geologische, bodemkundige, biologische en ecologische elementen.
1.60 oeverlijn:
de scheidingslijn tussen water en land.
1.61 onderdoorgang/overbouwing:
een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
1.62 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van die bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde waterpeil.
1.63 perifere detailhandel:
detailhandel die moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden vanwege de volumineuze aard en de bevoorrading ( zoals auto's, boten, caravans, tuincentra-artikelen, bouwmarkt, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en woninginrichting).
1.64 plan:
het bestemmingsplan Spaarndamseweg e.o. van de gemeente Haarlem.
1.65 plat dak:
een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.
1.66 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.67 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.68 standplaats
een plaats in de openbare ruimte waar met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel:
- a. bedrijfsmatig goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt;
- b. voorlichting wordt gegeven al dan niet met promotionele activiteiten.
1.69 straatmeubilair:
andere bouwwerken die zijn bedoeld als openbare voorziening, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, urinoirs, zitbanken, bloemen- en plantenbakken, prullenbakken, gedenktekens, speelvoorziening, straatverlichting, abri's en bouwwerken van beperkte omvang ten dienste van verkeer, waterhuishouding en voorzieningen van openbaar nut.
1.70 trend:
binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg identieke dakopbouwen, kapvormen of dakkapellen (die juridisch, technisch en qua ruimtelijke kwaliteit gewenst bevonden zijn).
1.71 verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.
1.72 verkooppunt van motorbrandstoffen:
een inrichting waar door middel van een of meer pompinstallaties motorbrandstoffen worden verkocht en geleverd.
1.73 verkoopvloeroppervlakte:
het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.74 voorgevelrooilijn:
de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.
1.75 voorzieningen van openbaar nut:
voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.76 waterberging:
een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.
1.77 wet:
1.78 windmolen:
inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht.
1.79 windturbine:
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalinginstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.80 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.
1.81 woonschepenligplaats:
de op de verbeelding aangegeven ruimte, waarop een woonschip ligplaats mag hebben.
1.82 woonschip:
een vaartuig, uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebruikt of tot woning bestemd.
1.83 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.84 woonwagenstandplaats:
een kavel, in hoofdzaak bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.
1.85 zorgwoning
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
- a. afstand tot de bouwperceelsgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
- b. bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte;
- c. dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- d. goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- e. verticale diepte van een ondergronds bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer;
- f. inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- g. oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- h. de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
- i. breedte dakvlak bij dakdoorbreking:
de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.
2.2 Overschrijden bouwgrenzen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
- a. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m;
- b. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10 % van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 m. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,2 m boven de rijweg met inbegrip van een strook van 0,6 m breedte ter weerzijde van de rijweg, dan wel 2, 2 m boven een fiets- en/of voetpad;
- c. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 m boven peil.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven of bedrijfsactiviteiten van categorie A, B en C, zoals genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst.
- b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen uitgezonderd LPG, met aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen';
- c. nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
- d. bedrijfskantoren;
- e. bedrijfsgebouwen;
- f. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken' groenvoorzieningen, reclameobjecten, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
3.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Bedrijf' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 23 gelden betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- a. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen, anders dan in lid 1 sub b.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar die naar aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met de toegelaten milieucategorieën.
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. speeltuin ter plaatse van de aanduiding speeltuin;
- b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten van categorie 1 ten dienste van deze voorzieningen met niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlak;
- c. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
4.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de kaprichting, kapvorm en dakhelling, indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en een hogere bouwhoogte voor speelvoorzieningen toestaan tot een maximum van 8 m;
- 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie ter plaatse;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. perifere detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
- b. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Detailhandel' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
5.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
Artikel 6 Gemengd - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
6.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd 1' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
6.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de kaprichting, kapvorm en dakhelling, indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 23 gelden betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- a. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- b. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 vierkante meter.
Artikel 7 Gemengd - 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
7.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd 3' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de kaprichting, kapvorm en dakhelling, indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 23 gelden betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- a. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden.
- b. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 vierkante meter.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijstdan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorieën.
Artikel 8 Gemengd - 5
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. perifere detailhandel, dienstverlening, kantoor, praktijkruimte;
- b. maximaal twee supermarkten ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', waarbij geldt dat het bestaande bvo per supermarkt niet mag worden uitgebreid;
- c. bedrijven of bedrijfsactiviteiten van categorie A en B, genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst;
- d. sport ter plaatse van de aanduiding 'sport';
- e. horeca van categorie 1 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' met een maximum bvo van 200 m2;
- f. verenigingsleven ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
- g. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' op maaiveld en op gebouwen gelegen parkeerdek;
- h. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd 5' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
8.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorieën.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. doetuinen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. bij de bestemming behorende waterlopen en waterpartijen,, speelvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, reclameuitingen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
9.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Groen' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht, onder de volgende voorwaarden:
- a. de maximale bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
- b. de bouwhoogte van 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 3 m bedragen;
- c. de diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen.
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. buitenschoolse opvang, educatieve voorzieningen, kinderdagverblijf, levens beschouwelijke voorzieningen, openbare dienstverlening, (para)medische voorzieningen, peuterspeelzaalwerk, praktijkruimte, verenigingsleven;
- b. buurtcentrum ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - buurtcentrum';
- c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten uit categorie 1, ten dienste van deze voorzieningen met niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlak;
- d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte sportactiviteiten;
- e. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
10.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
10.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 onder c en toestaan dat de maximale bouwhoogte wordt overschreden ten behoeve van een tweede bouwlaag aan de Spaarndamseweg 23.
- 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de bezonningssituatie;
- c. de privacy van omwonenden;
- d. de cultuurhistorische waarden;
- e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid en andere maatschappelijke voorzieningen toestaan, mits vermeld in de zoneringslijst onder categorie a of b en die naar aard en invloed op de omgeving zijn gelijk te stellen aan de maatschappelijke voorzieningen genoemd in het eerste lid onder a.
Artikel 11 Natuur
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden en ecologische waarden;
- b. waterlopen en waterpartijen;
- c. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden.
11.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Natuur' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
- a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
- b. de maximale bouwhoogte van overige 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 3 m bedragen;
- c. de oppervlakte per overig 'ander bouwwerk' mag niet meer dan 5 m² bedragen.
11.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. natuurwaardenen/of ecologische waarden;
- b. het bebouwingsbeeld;
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
11.4 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning
- 1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder een aanlegvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het ontgronden, vergraven , afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- b. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
- e. het aanleggen of verwijderen van van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en kappen van bos of andere houtgewassen;
- f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- 2. Het verbod als bedoeld in dit artikel is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- a. betrekking hebben op normaal onderhoud, gebruik en beheer;
- b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden ontstaan of kan ontstaan.
Artikel 12 Recreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatie, openluchtrecreatie, volkstuinen;
- b. jachthaven met bijbehorende nevenvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
- c. beheerderswoning ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' op de locatie schoteroog;
- d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca-activiteiten van categorie 1, ten dienste van deze voorzieningen met niet meer dan 30% van het bruto;
- e. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- f. waterlopen en waterpartijen;
- g. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken' groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
12.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Recreatie' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
12.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 onder g en parkeren toestaan op plaatsen waar geen aanduiding 'parkeerterrein' is weergegeven, mits geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 13 Tuin - 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- b. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- c. bijbehorende voorzieningen, zoals, fietsenberging, erkers.
13.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 1' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
- a. de gronden mogen voor niet meer dan 10% bebouwd worden;
verticale diepte
- b. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen;
fietsenberging
- c. het realiseren van een fietsenberging in de voor- of zijtuin mag onder de volgende voorwaarden:
- 1. er is geen achterom aanwezig bij de woning;
- 2. de diepte van de voor- of zijtuin is minimaal 2,5 m;
- 3. de hoogte van de berging mag maximaal 1,3 m bedragen;
- 4. de verticale diepte van een berging mag maximaal 1 meter bedragen ten opzichte van het maaiveld;
- 5. de oppervlakte van de berging mag maximaal 20% van de oppervlakte van de voor- of zijtuin bedragen met een maximum van 4 m²;
- 6. de gevels van de berging evenwijdig aan de voorgevel, mogen maximaal 30% van de breedte van die voorgevel beslaan.
Artikel 14 Tuin - 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeergarage' is een ondergrondse parkeergarage toegestaan;
- c. bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw.
14.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
14.3 Afwijken van de bouwregels
kap op bijgebouw
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2 sub b en toestaan dat de maximale bouwhoogte van bijgebouwen wordt overschreden ten behoeve van een kap met een maximale hoogte van 2 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub b voor het verhogen van de bouwhoogte van een aan- en uitbouw achter de achtergevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:
- a. de afstand tussen voor- en achtergevelrooilijn bedraagt minder dan 9 m;
- b. de extra bouwlaag wordt niet hoger dan de goothoogte van de hoofdbebouwing;
- c. de diepte van de extra laag bedraagt niet meer dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevelrooilijn;
- d. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevelrooilijnen bedraagt minimaal 18 m.
dakterrassen
- 3. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.3 sub c en toestaan dat een dakterras dieper dan 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd.
- 4. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de bezonningssituatie;
- c. de privacy van omwonenden;
- d. de cultuurhistorische waarden;
- e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 23 gelden betrekking tot het gebruik de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruikenvoor:
- a. bijgebouwen als zelfstandige woning;
- b. het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen.
Artikel 15 Tuin - 3
15.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- b. bijgebouwen ten dienste van de hoofdbestemming.
15.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 3' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
15.3 Afwijken van de bouwregels
bouwhoogte aan- of uitbouw
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub c en toestaan dat de bouwhoogte van de aan- of uitbouw wordt verhoogd naar 4 meter.
dakterrassen
- 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2 sub b onder 6 en toestaan dat een dakterras dieper dan 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd.
- 3. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- c. cultuurhistorische waarden;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 23 gelden betrekking tot het gebruik de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruikenvoor:
- a. bijgebouwen als zelfstandige woning;
- b. het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen.
Artikel 16 Tuin - 4
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonschepenligplaatsen;
- b. bijbehorende voorzieningen zoals bergingen.
16.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 4' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
16.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 23 gelden betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- a. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen.
Artikel 17 Verkeer
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. straten en wegen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. brug ter plaatse van de aanduiding 'brug';
- e. terrassen, standplaatsen;
- f. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, kunstobjecten, speelvoorzieningen, reclameuitingen, waterberging, bergbezinkbassins, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
17.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Verkeer' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
17.3 Afwijken van de bouwregels
voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en toestaan dat een Wmo-voorziening in openbaar toegankelijk gebied wordt geplaatst, mits:
- 1. er is geen achterom aanwezig bij de woning;
- 2. de hoogte van de voorziening mag maximaal 1,3 m bedragen;
- 3. de oppervlakte van de voorziening mag maximaal 4 m² bedragen.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in lid 3 voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie ter plaatse;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging, waterbeheer en waterhuishouding;
- b. waterlopen en waterpartijen;
- c. verkeer te water;
- d. waterstaatkundige voorzieningen, zoals bruggen, taluds en oevers, sluizen, dammen, kademuren, duikers, en gemalen;
- e. jachthaven ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
- f. verenigingsleven ter plaatse van de aanduiding ' verenigingsleven';
- g. riviercruiseschepen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water riviercruiseligplaats';
- h. woonschepen ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
- i. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen,aanmeervoorzieningen, aanlegsteigers, (passanten)ligplaatsen, kunstobjecten.
18.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Water' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
bouwhoogte
- a. de bouwhoogte van meerpalen mag maximaal 4 m bedragen;
- b. de bouwhoogte van 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 3 m bedragen;
steiger
- c. de breedte van een steiger, gemeten haaks op de oeverlijn, mag niet meer dan 1/10 van de breedte van het oppervlaktewater bedragen;
- d. de oppervlakte van een steiger mag maximaal:
- 1. 2,5 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 3 en 10 m;
- 2. 5 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 10 en 20 m;
- 3. 10 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 20 en 50 m;
- 4. 15 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater breder dan 50 m;
woonschepenligplaats
- e. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' mogen woonschepen worden aangelegd, mits:
- 1. de lengte niet meer bedraagt dan 18,5 m;
- 2. de breedte niet meer bedraagt dan 7 m gemeten haaks op de oeverlijn, inclusief gangboorden en dakoverstekken;
- 3. de hoogte niet meer bedraagt dan 4 m gemeten vanaf het peil.
18.3 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub a t/m d en een afwijkende maatvoering toestaan.
- 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het (straat- en) bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie ter plaatse;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- d. de cultuurhistorische waarden.
18.4 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 en een ligplaats toestaan ten behoeve van een riviercruiseschip of woonschip buiten de op de verbeelding aangegeven zone(s).
- 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het (straat- en) bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie ter plaatse;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- d. de cultuurhistorische waarden.
Artikel 19 Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast;
- b. bijbehorende voorzieningen zoals, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, bergingen, tuinen, erven en terreinen.
19.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Wonen' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
19.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de kaprichting, kapvorm en dakhelling, de indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
19.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en toestaan dat:
- a. boven de goot een alternatieve dakvorm wordt gebouwd;
- b. de dakhelling minder dan 35 graden dan wel meer dan 70 graden bedraagt.
- 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2 en toestaan dat een dakterras op de hoofdbebouwing wordt gebouwd, waarbij de maximale bouwhoogte met ten hoogste 1,2 m mag worden overschreden, mits;
- a. de afscheiding op een afstand van minimaal 2 m van de dakrand aan de voorzijde wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van minder dan 20 m;
- b. de afscheiding op een afstand van minimaal 4 m van de voorgevel wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van meer dan 20 m;
- c. de afscheiding aan de achterzijde 2 m voor de dakrand aan de achterzijde wordt geplaatst.
- 3. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de bezonningssituatie;
- c. de privacy van omwonenden;
- d. de cultuurhistorische waarden;
- e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
19.5 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 23 gelden betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- a. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- b. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 vierkante meter;
- c. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- 1. het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen;
- 2. bijgebouwen als zelfstandige woning.
Artikel 20 Gemengd - Uit Te Werken
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd- uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijf, wonen, tuin, maatschappelijk, kantoren, groen, verkeer en speelvoorzieningen.
20.2 Uitwerkingsregels
Het bevoegd gezag werkt de in lid 1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de hierna volgende regels.
- a. de te bebouwen oppervlakte van het gebied mag niet meer bedragen dan 40%;
- b. het bvo van de voor bedrijven en/of kantoren te gebruiken gronden mag niet meer dan 1600 m2 bedragen;
- c. voor 50% van de te bebouwen oppervlakte mag de hoogte van de te realiseren bebouwing niet meer dan 22 m bedragen;
- d. voor de overige 50% van de te bebouwen oppervlakte mag de hoogte van de te realiseren bebouwing niet meer dan 19 m bedragen, met uitzondering van de bebouwing op de hoek van de Transvaalstraat en de Spaarndamseweg, waarvan de hoogte niet meer dan 13 m mag bedragen;
- e. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
- f. de afstand van de gevels van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen tot de as van de Spaarndamseweg mag niet meer bedragen dan 19 m;
- g. er wordt een voetgangersverbinding in oost-westrichting vanaf de Spaarndamseweg naar de Delistraat gerealiseerd.
20.3 Bouwregels
Er mag slechts worden gebouwd overeenkomstig het in werking getreden uitwerkingsplan.
20.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3 voor het bouwen van bouwwerken vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan, indien het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerpuitwerkingsplan of een vastgesteld uitwerkingsplan.
Artikel 21 Waarde - Archeologie
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde- Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
21.2 Bouwregels
- 1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie' 2 dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie' 3 dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch te overleggen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie' 4 dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 2500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch te overleggen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie' 6 gelden geen bijzondere regels betreffende 'Waarde – Archeologie'.
- 2. Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
- a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. het doen van opgravingen;
- c. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
- 3. Het bepaalde in lid 2 sub 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
21.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermings- waardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
21.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
- 2. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van hetbevoegd gezagde aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
- a. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van de gemeentearcheoloog, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
- b. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
21.5 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning
- 1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
- a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- b. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- g. diepploegen;
- h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- j. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- 2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- b. dan wel de oppervlakte- dan wel de dieptemaat niet overschrijdt, behorende bij de categorie 'Waarde - archeologie' genoemd in lid 2 die voor die gronden van toepassing zijn;
- c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
- d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 4 bedoeld, is verleend;
- e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- 3. Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
- a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek of een waardestellend rapport kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. de aanvrager een waardestellend rapport heeft overgelegd waarin de archeologische van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
21.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 2, in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- 1. prostitutie en seksinrichtingen;
- 2. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10%;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. het overschrijden van de in het plan aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons, luifels, erkers,buitentrappen of andere ondergeschikte delen van een gebouw tot een maximum van 1,5 m;
- d. het overschrijden van de in het plan aangegeven hoogten ten behoeve van centrale technische voorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in lid 1 voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie ter plaatse;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- e. cultuurhistorische waarden.
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
- 1. Het bevoegd gezag kan de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied1', wijzigen met in achtneming van de volgende regels:
- a. op de begane grond Kantoor', 'Dienstverlening', 'Maatschappelijk- praktijkruimte', 'bedrijven of bedrijfsactiviteiten van categorie A en B parkeervoorzieningen, bergruimte ten behoeve van wonen;
- b. op de overige verdiepingen wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast;
- c. de bouwhoogte aan de zijde van de Spaarndamseweg mag niet meer dan drie lagen bedragen;
- d. de bouwhoogte achter de Spaarndamseweg mag niet meer dan twee lagen bedragen, waarbij een overstek op de derde laag is toegestaan;
- e. de verticale diepte van een (ondergronds) gebouw mag niet meer dan 7 m bedragen;
- f. het te realiseren aantal parkeerplaatsen moet in overeenstemming zijn met de parkeernorm uit de Haarlemse Bouwverordening.
- 2. Het bevoegd gezag kan nadere eisen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de cultuurhistorische waarden;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
26.1 Bouwen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
26.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
26.3 Afwijken overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
26.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
26.6 Verboden hervatten gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
26.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik
Lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 27 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan Spaarndamseweg e.o.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Begrenzing Van Het Plangebied
Het plangebied van bestemmingsplan Spaarndamseweg e.o. ligt ten noorden van de binnenstad van Haarlem en beslaat een oppervlakte van 46,2 ha. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door het Nelson Mandelapark, aan de noordzijde door de Jan Gijzenkade, aan de oostzijde door het Spaarne en aan de zuidzijde door de Rozenhagenstraat. Ook het noordelijk deel van Schoteroog, inclusief een deel van het Spaarne en de Mooie Nel, maakt onderdeel uit van het plangebied.
Afbeelding 1: ligging van het plangebied Spaarndamseweg e.o.
1.2 Aanleiding Tot Actualisering Van Het Bestemmingsplan
Voor het plangebied Spaarndamseweg e.o. zijn enkele redenen om een nieuw bestemmingsplan te maken:
- 1. Binnen het plangebied zijn verouderde bestemmingsplannen van kracht. Deze bestemmingsplannen sluiten niet voldoende aan op de actuele situatie en bieden daarmee onvoldoende rechtszekerheid voor de bewoners en gebruikers van het gebied. Enerzijds bestaat de kans dat door de verouderde voorschriften onvoldoende bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen kan worden geboden. Anderzijds zijn de voorschriften in de oudere bestemmingsplannen vaak weinig flexibel. Voor kleine' ingrepen aan of bij een woning, zoals de bouw van een dakkapel of berging, moeten in dat geval relatief zware procedures worden doorlopen.
- 2. Daarnaast geldt op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de verplichting dat bestemmingsplannen binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, opnieuw moeten worden vastgesteld. Vanaf 1 juli 2009 dienen alle nieuwe ruimtelijke plannen ook digitaal beschikbaar gesteld te worden.
1.3 Doel Van Het Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Spaarndamseweg e.o. bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De regels bevatten juridische regels over het gebruik van de ruimte. Deze regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels. De toelichting, tenslotte, is de onderbouwing van regels en verbeelding. Hierin wordt beschreven wat het doel is van het bestemmingsplan en wat de toekomstige ontwikkeling van het gebied is. Er wordt ingegaan op onderwerpen die voor die ontwikkeling van belang zijn, zoals de stedenbouwkundige structuur, de haalbaarheid van het plan en milieu aspecten.
Hoofddoel van het nieuwe bestemmingsplan Spaarndamseweg e.o. is het opstellen van een actueel juridisch kader, waarbinnen de bestaande situatie adequaat wordt geregeld. Het consoliderend karakter van het plan krijgt juridisch gestalte door de gedetailleerde bestemmingen die op de kaart zijn aangegeven. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur en voortzetting van het huidige gebruik vormen daarbij belangrijke uitgangspunten. De verbeelding en de regels zijn zo opgesteld dat een maximale bescherming ontstaat voor de functies en gebouwen die in het huidige karakter dienen te worden behouden.
Tweede doel van het bestemmingsplan is aan te geven waar (in beperkte mate) ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, zowel wat betreft gebruik als wat betreft bebouwingsmogelijkheden. In het plan wordt bijvoorbeeld, waar mogelijk en wenselijk, ruimte geboden voor niet verstorende functieverandering of uitbreiding van bebouwing, zonder dat daarvoor het bestemmingsplan behoeft te worden aangepast.
Het resultaat van deze wijze van bestemmen is dat inzichtelijk is wat wel en niet kan in het plangebied, maar dat bovenal duidelijk is aangegeven, dat consolideren geen stilstand betekent. Daar waar dit mogelijk en verantwoord is, wordt een bestemmings- of bouw verruiming toegepast.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met een set bijbehorende regels. Deze wordt ondersteund door een toelichting waarin staat beschreven wat bij het opstellen van het plan de leidende gedachten zijn geweest.
1.4 Geldende Planologische Regelingen
In het plangebied zijn de volgende tien planologische documenten van kracht:
Nr. | Naam van het plan | Vastgesteld | goedgekeurd | ||
301-5 | Uitbreidingsplan in hoofdzaak Penningsveer | 6-5-1959 | 8-6-1960 | ||
301-14A | Bestemmingsplan Waarderpolder | 28-8-1991 | 14-4-1992 | ||
30802 | Bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder | 18-2-2010 | 14-9-2010 | ||
501-1 | Uitbreidingsplan Noord wijziging 9A | 6 -9-1950 | 26-9-1951 | ||
501bp001 | Bestemmingsplan Indische buurt Noord | 8-5-2002 | 14-8-2002 | ||
503-3 | Stadsvernieuwingsplan Indische buurt zuid | 19-8-1987 | 26-9-1989 | ||
504-2 | Uitbreidingsplan Holland Nautic | 27-8-1958 | 15-7-1959 | ||
504-3 | Bestemmingsplan Transvaalbuurt | 26-2-1981 | 14-2-1987 | ||
706-5 | Uitbreidingsplan Noord Wijziging 6 | 14-11-1934 | 9-1-1935 | ||
707-2 | Uitbreidingsplan in hoofdzaak recreatiegebied Haarlem Noord | 13-10-1965 | 26-3-1968 | ||
00801 | Facetbestemmingsplan Archeologie | 25-06-2009 | n.v.t. |
tabel 1.1: vigerende bestemmingsplannen binnen het plangebied
1.5 Bestemmingsplanprocedure
Het bestemmingsplan Spaarndamseweg e.o. doorloopt de wettelijk vereiste procedure. Het conceptontwerpbestemmingsplan is door burgemeester en wethouders vrijgegeven voor het wettelijk vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. Tevens is in het kader van participatie overleg gevoerd met de betrokken wijkraad in het plangebied.
Vervolgens hebben burgemeester en wethouders na bespreking in de commissie Ontwikkeling het ontwerpbestemmingsplan vrijgegeven voor terinzagelegging conform art 3.8 Wro. Na publicatie is het ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn kon door eenieder zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad. De gemeente heeft in deze periode een informatiebijeenkomst georganiseerd over het ontwerpbestemmingsplan.
Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtelijke aanpassingen wordt door de gemeenteraad besloten over de vaststelling van het bestemmingsplan.
Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom gedurende zes weken ter inzage gelegd, waarbij belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend de mogelijkheid wordt geboden om beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden tegen die onderdelen die door de gemeenteraad gewijzigd zijn vastgesteld beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
1.6 Leeswijzer Plantoelichting
Om een visie te ontwikkelen op een plangebied is het enerzijds van belang om inzicht te krijgen in de verschijningsvorm en het functioneren van een gebied. Anderzijds is een inventarisatie van beleidsdocumenten nodig omdat deze documenten immers het kader vormen voor de toekomstige ontwikkeling van een gebied.
Hoofdstuk 2 gaat in op de bestaande ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. Door eerst in te gaan op de ontstaansgeschiedenis van het gebied wordt de huidige ruimtelijke verschijningsvorm voor een belangrijk deel verklaard. In dit hoofdstuk wordt verder aandacht besteed aan de in het plangebied voorkomende functies.
In hoofdstuk 3 passeren de voor het plangebied relevante beleidsdocumenten de revue. Sommige beleidsdocumenten zijn gebiedsgericht zoals het Structuurplan Haarlem 2020 (2005), het Spaarneplan (1995) en de Gebiedsvisie Spaarndamseweg e.o. (2008). Andere beleidsdocumenten hebben een meer thematische invalshoek, zoals het Haarlems Verkeers- en Vervoersplan en het Integraal Waterplan Haarlem. Per document wordt kort samengevat welke kaders er voor de inrichting en/of voor de functies in het plangebied zijn vastgelegd.
Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten en de resultaten van de verschillende onderzoeken. Het gaat hierbij om alle zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen.
In hoofdstuk 5 wordt aangegeven hoe de inventarisatie van de bestaande situatie, de beleidsdocumenten, en onderzoeken zoals beschreven in de hoofdstukken 2, 3 en 4 vertaald zijn naar concrete ruimtelijk- functionele uitgangspunten. De planbeschrijving omvat de visie op het plangebied. De recente en toekomstige ontwikkelingen binnen het plangebied en de betekenis van het groen komen daarbij aan de orde.
In hoofdstuk 6 gaat over de juridische aspecten. Er wordt in aangegeven welke bestemmingen in het plan zijn opgenomen en hoe deze de inhoud van het plan regelen.
In hoofdstuk 7 wordt de financieel-economische uitvoerbaarheid beschreven en wordt ingegaan op de inspraak en participatie. De resultaten van de inspraak en het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening zijn opgenomen in bijlage 7 resp. 8.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Korte Historische Schets
Het gebied Spaarndamseweg en omgeving kent een grote verscheidenheid aan functies, en heeft qua bebouwing een tamelijk grillige inrichting. Deze ruimtelijk-functionele opbouw heeft zijn oorsprong in de late 19e eeuw toen nieuwe industriële bedrijvigheid niet meer in de oude stad terecht kon en zich daarom langs de oevers van het Noorder Buiten Spaarne vestigde. Zo was er destijds ook aan de westkant een haven arm met scheepswerven; de namen Paul Krugerkade en de Werfstraat herinneren aan de toenmalige situatie met de werf Conrad en het latere Holland Nautic.
Pre stedelijke ontwikkeling
De westelijke oever van het Spaarne loopt parallel met de zandrug van het oude duingebied waarop vooral de oudere delen van Haarlem gebouwd zijn. Bij de oever van het Spaarne gaat het over in het veengebied van het Hollandveen.
Van ouds her is die zandrug doorsneden door waterlopen. Natuurlijke beken en kunstmatig gegraven sloten en kanalen die dienden om het water van het duingebied af te laten wateren, of om een verbinding over het water mogelijk te maken o.a. voor bepaalde transporten. De Jan Gijzenvaart is een voorbeeld van laatstgenoemde, uitgegraven in 1537, om een verbinding te maken voor de bezittingen van Jan Gijzen onder Velsen met die aan het Spaarne.
Dergelijke waterlopen vormden vaak ook de grenzen van de bestuurlijke eenheden waarin het land was opgedeeld. Tot de Franse tijd was het gebied van Schoten opgedeeld in districten of ambachten. Enkele voorname huizen en een klooster vormden de belangrijkste bebouwing van de Schoter ambachten.
Onder invloed van de stad ontwikkelden zich op de Spaarne-oever al vroeg bepaalde economische activiteiten. Diverse molens verschenen er hier voor het zagen van hout en voor de productie van olie en van mout voor de bierbrouwerijen. De eerste molens verschenen hier al aan het eind van de 15de eeuw. Alleen al op de oever tussen de huidige Kloppersingel en Herzogstraat waren na het beleg van Haarlem een oliemolen, een houtzaagmolen, en vier moutmolens. In hoeverre deze molens de eerste industrie en andere economische activiteiten in de 19de eeuw bevorderden is onduidelijk. Maar daarvan is zeker dat die door de onmiddellijke nabijheid van de stad bevorderd werd. Ook de vestiging van enkele buitenplaatsen op de Spaarne-oever is aan de nabijheid van de stad te danken.
Stedelijke ontwikkeling
Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw ontstaat mede door de komst van de eerste Nederlandse spoorlijn een steeds gunstiger vestigingsklimaat voor bedrijven en industrie. De ontwikkeling van deze vroege industrie loopt parallel met die van het gebied aan de overkant van het Spaarne, in de Waarderpolder. De koppeling van beide Spaarne-oevers komt definitief tot stand wanneer in 1970 de Waarderbrug gerealiseerd is. Tot die tijd hadden de bedrijven verschillende pontjes over het Spaarne.
Aan het eind van de negentiende eeuw was de aarzelende economische groei omgeslagen in een snelle industriële expansie van o.a. de metaalnijverheid. Zo kon in Haarlem een zware industrie ontstaan van internationale betekenis. De werf van Conrad had daar een belangrijk aandeel in.
In 1880 werd de scheepswerf van Conrad gevestigd. Voor de vestiging daarvan vonden ook belangrijke ontgravingen plaats zodat het terrein van Conrad, tussen de huidige Paul Krugerkade, de Werfstraat en het Nelson Mandelapark, een eiland vormde. Bij de Werfstraat was een dubbele ophaalbrug in de Spaarndamseweg, zodat de gebouwde schepen vanaf de werf van Conrad gemakkelijk het Spaarne op konden.
Tussen de Floresstraat en de Obistraat verrees in 1912 een raffinaderij van petroleumproducten, dat later zou transformeren tot Sonneborn en Witco, om uiteindelijk in 2010 te verdwijnen.
Omstreeks 1900 werden - ook buiten de oude stad - op verschillende plaatsen nieuwe woon buurten gebouwd. In Haarlem-Noord begon men daarmee nabij de Schoterweg, maar deze woongebieden groeiden hier uit in de richting van het Spaarne; daar raakten de verschillende industriële complexen gaandeweg ingesloten door woonbebouwing. Vooral in het stratenpatroon van de Transvaalbuurt is die ontwikkeling goed af te lezen: de regelmaat die we aan de westkant en centraal in het gebied vinden verdwijnt waar we in de buurt van het Spaarne komen. De bedrijven die daar lagen waren immers zeer verschillend van afmetingen.
In de loop van de 20e eeuw is een aantal bedrijven verdwenen om ook weer plaats te maken voor woningbouw (de huizen van de Tafelbergstraat bijvoorbeeld zijn veel nieuwer dan die in de omgeving). Zo is de situatie die we op dit moment aantreffen ontstaan. Aan de Spaarndamseweg is op een enkele plaats nog bedrijvigheid aanwezig (Witco is de meest in het oog springende), maar de meeste bedrijven zijn vervangen door woningbouw en detailhandel.
2.2 Ruimtelijke Structuur
In de ruimtelijke structuur van het gebied is de in 2.1 geschetste ontwikkeling zichtbaar. Op de plekken waar bedrijven gevestigd waren – of nog steeds zijn – is sprake van relatief grootschalige bebouwing en ook grotere bouw blokken. Alle omliggende ruimte die geen bedrijfsbestemming had werd gaandeweg – vooral in de periode 1920-1940 – ingevuld met kleinschaligere woonbebouwing.
Belangrijke veranderingen die gedurende de laatste eeuw hebben plaatsgevonden en de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied hebben bepaald:
- Voor de tweede wereldoorlog heeft is een groot bedrijfscomplex ten noorden van de Reitzstraat vervangen door woningbouw (Tafelbergstraat en Pieter Maritzstraat);
- in de tweede helft van de 20e eeuw werd een aantal bedrijven vervangen door flatgebouwen: de Henda-flat, de flat Heeremans & Van Leuven, en later de studentenflat op de plek van Visno;
- naoorlogse flatblokken in de omgeving van het Nieuw Guineaplein werden in de jaren 90 vervangen door eengezinshuizen;
- ten zuiden van de Paul Krugerkade is de industriële bebouwing vervangen door een grootschalig complex voor detailhandel, de Spaarneboog;
- op een aantal locaties is zijn de bedrijven verplaatst, maar zijn de herontwikkelingsplannen nog niet uitgevoerd.
Al met al is aan de Spaarndamseweg een grillig bebouwingsbeeld ontstaan, waarbij door de individuele ontwikkelingen grote verschillen in de structuur van de bebouwing zijn ontstaan.
2.3 Functionele Structuur
Wonen
Hoofdzakelijk komen in het plangebied vrij kleine aaneengesloten woningen met twee verdiepingen voor. Soms hebben deze woningen een kap of bijgeplaatste derde verdieping (met plat dak of kap). De woningen zijn in redelijke staat en er is sprake van veel particulier bezit.
In het plangebied bevinden zich een hoge studentenflat en een klein complex voor ouderenhuisvesting “De Goede Hoop” genaamd. In het Spaarne liggen ter hoogte van de Obistraat en de Zaanenstraat enkele woonschepen. In het uiterste noorden van het plangebied liggen meerdere woonschepen.
Detailhandel
De meeste detailhandelsvoorzieningen zijn geconcentreerd aan de zuidzijde van het plangebied. Vooral in het carré van Spaarndamseweg, Werfstraat en Paul Krugerkade, winkelcentrum 'Spaarneboog', zijn diverse grotere winkels gevestigd in de branches woninginrichting en doe-het-zelf. Deze winkels hebben een wijk overstijgend verzorgingsgebied en vormen daarmee geen concurrentie voor de winkelgebieden in de binnenstad en de Generaal Cronjéstraat.
Ook zijn enkele winkels gericht op dagelijkse boodschappen (voedings- en genotsmiddelen en persoonlijke verzorging) in het winkelcentrum aanwezig
Dienstverlening en kantoren
Binnen het plangebied zijn ook verschillende bedrijven gevestigd die een dienstverlenings- of kantoorfunctie hebben. In het carré Spaarneboog is een kleine cluster van bedrijven met een kantoorfunctie.
Bedrijven
In het plangebied zijn verschillende bedrijven aanwezig die bepalend zijn voor de mogelijke planontwikkeling. Vanuit het oogpunt van milieuhinder en externe veiligheid zijn deze bedrijven van invloed op hun omgeving. Belangrijke aspecten die hierin meespelen zijn onder andere geur, fijnstof of geluid, maar ook de mogelijke verkeersaantrekkende werking van een bedrijf kan consequenties hebben. In tabel 2 zijn de in het plangebied gelegen gezoneerde bedrijven opgenomen. Bij nieuwe ontwikkelingen in het gebied moet rekening gehouden worden met deze bestaande bedrijven en dienen de nieuwe functies op een verantwoorde wijze ingepast te worden.
adres | type bedrijf | categorie | |
Paul Krugerkade 45 | Smelting en vorming van chocolade Union (bedrijfsvoering beëindigd) | C | |
Paul Krugerkade 51 | warenhuizen | B | |
Spaarndamseweg 214 | Bouwmarkt Filippo | C | |
Spaarndamseweg 302 | benzine servicestation | B | |
Spaarndamseweg 380 | handel in auto's, reparatie- en servicebedrijf >300 m2 | B |
tabel 2.1: bedrijven met milieuzonering binnen het plangebied
Maatschappelijke voorzieningen
In het plangebied Spaarndamseweg e.o. is een aantal specifieke maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Het betreft functies die hun doelstelling(en) verbonden hebben aan de samenleving ( zie tabel 2.2).
locatie | omschrijving |
Obistraat (Zaanenoord) | peuterspeelzaal 't Cirkeltje |
Obistraat (Zaanenoord) | naschoolse opvang Maraboe |
Nieuwe Landstraat | speciaal voortgezet onderwijs 'De Schelp' |
Nelson Mandelapark | buurtcentrum De Fjord |
Paul Krugerkade 4 | Stichting Kinderopvang Spaarne (SKOS) |
Molukkenstraat 46 | kinderdagverblijf Dikke Maatjes |
tabel 2.2: maatschappelijke voorzieningen binnen het plangebied
Daarnaast zijn er verspreid door de buurt diverse aan huis gebonden praktijken, zoals onder anderen huisartsen, fysiotherapeuten, pedicures. De aanwezige maatschappelijke voorzieningen hebben een belangrijke functie binnen de wijk en hebben meestal zelfs een wijk overstijgend verzorgingsgebied.
Recreatie-, sport- en speelvoorzieningen
In het plangebied is een klim muur en een fitnesscentrum gevestigd. Op de hoek Zaanenstraat/Spaarndamseweg is de speelplaats Zaanenoord gelegen. Deze grenst direct aan een drukke weg. Voor de jongste kinderen ligt deze speeltuin niet bepaald gunstig. Voor een deel van de Transvaalbuurt heeft speeltuin Elba aan de Lucas Meijerstraat een belangrijke functie. Het Nelson Mandelapark biedt met name voor het zuidelijk deel van de Transvaalbuurt speelmogelijkheden in de openbare sfeer (groen en verhard). De Paul Krugerkade vormt wel een barrière tussen het grootste deel van de Transvaalbuurt en het park.
Naast de speelmogelijkheden zijn in het Nelson Mandelapark ook zogeheten Doe-tuinen gelegen.
Verder biedt het Spaarne met de daaraan gelegen stadshaven en de jachthaven van de Haarlemse Jachtclub mogelijkheden voor verschillende vormen van aan het water gebonden recreatie.
2.4 Bevolking En Woningen
- a. In de afgelopen decennia is aan de Spaarndamseweg een transformatieproces te zien waarbij industriële complexen zijn vervangen door woningbouw in uiteenlopende gedaanten, en door een detailhandelsconcentratie met een supermarkt en winkels met volumineuze goederen. Dit transformatieproces is nog steeds gaande.
- b. In het plangebied is de woonfunctie dominant. Aan de Spaarndamseweg resteren nog enkele grotere bedrijfseenheden, waarvan ten tijde van het opstellen van dit plan voor een aantal gebieden een transformatie traject op gang is gekomen. Voor het overige vinden we in het gebied, behalve het winkelcentrum Spaarneboog, slechts een beperkt aantal verspreid gelegen kleinschalige bedrijven en andere niet-woonfuncties.
- c. Parallel met het onder a bedoelde transformatieproces heeft de Spaarndamseweg zich, vooral door de algemene toename van het autoverkeer, ontwikkeld tot een stuk openbare ruimte waarin het autoverkeer tot voor kort zeer dominant aanwezig is. Door de aanleg van de Schoterbrug is het autoverkeer sterk verminderd.
- d. Het gebied rond de Spaarndamseweg is één van de meest groenarme delen van Haarlem. Het Nelson Mandelapark is hier de enige groene openbare ruimte van enige omvang; voor het overige is er slechts een beperkt aantal kleine pleintjes en plantsoentjes in dit gebied te vinden.
- e. Het onder a genoemde transformatieproces heeft aan de Spaarndamseweg geleid tot een op dit moment rommelig en onevenwichtig bebouwingsbeeld. Door de verminderde verkeersdruk op de Spaarndamseweg heeft het plangebied binnen Haarlem aan kwaliteit gewonnen en is dit deel van de Spaarne-oevers voor recreatie geschikter dan voorheen.
2.5 Openbare Ruimte
Al vaker is betoogd dat het Spaarne in de stad de grootste aaneengesloten openbare ruimte is. Hoe dan ook is het Spaarne, samen met de Spaarndamseweg, een gegeven dat zeer bepalend is in het beeld van het plangebied en de positie daarvan in de stad.
Het Spaarne is in het zuidelijke gedeelte recht en relatief smal. Door de stenen oevers heeft de rivier hier een gekanaliseerd en industrieel karakter. Vanaf de Waarderbrug verbreedt het Spaarne zich wel richting het noorden, maar pas voorbij de Schoterbrug is er ook een meer groene omlijsting waardoor het hier ook meer als echte rivier overkomt.
Ook de Spaarndamseweg zelf toont over de loop van de twee kilometer tussen Prinsenbrug en jachthaven verschillende gezichten. Dat heeft niet alleen te maken met de flankerende bebouwing, maar vooral met de breedte en de inrichting.
Ten zuiden van de Waarderbrug is de beschikbare ruimte tussen walmuur en bebouwing relatief klein. Deze ruimte wordt bijna geheel gebruikt voor de rijweg, met daarnaast beperkte ruimte voor voetgangers, fietsers en parkeren. Ten noorden van de Waarderbrug neemt het aantal verkeersbewegingen aanmerkelijk toe. Doordat hier wel meer ruimte is tussen de Spaarne en de bebouwing en noordelijk van de Zaanenstraat al een reconstructie van de weg heeft plaatsgevonden, ervaart men het verkeer hier als minder dominant. De overgebleven ruimte biedt mogelijkheden voor andere (meer recreatieve) activiteiten.
Kenmerkend voor de Spaarndamseweg is dat het een lange weg is met haaks daarop vele zijwegen die voor de ontsluiting van de achterliggende buurten zorgen. een aantal zijwegen is éénrichtingverkeer, om de verkeersstromen door de wijken beter te kunnen regelen. Ook kunnen in deze straten meer parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Omschrijving Relevant Beleid
Het gemeentelijk beleid is neergelegd in tal van beleidsstukken die de basis vormen voor het bestemmingsplan Spaarndamseweg e.o. De documenten die van belang zijn staan in deze paragraaf kort beschreven.
1) Het structuurplan Haarlem 2020 (2005)
Het Structuurplan Haarlem 2020 geeft voor het bestemmingsplangebied Spaarndamseweg e.o. op hoofdlijnen de ruimtelijke randvoorwaarden. Op de hoofd kaart van het Structuurplan staat voor Spaarne Noord, waar het plangebied binnenvalt, het volgende aangegeven:
- Herstel van het zicht op het Spaarne
- Woongebied respectievelijk functiemenging in woonwijken
- Wijkgerichte verbeteringen van het buurtgroen, speelvoorzieningen en meer voorzieningen voor jongeren
- Grootschalige detailhandel op de locatie Spaarneboog
- Wonen op het water mogelijk maken
De detailkaart van het Structuurplan geeft voor de Spaarndamseweg als beeld een hoogwaardige openbare ruimte inclusief verkeersstructuur waarlangs functiemenging met een vijftal markante punten voorkomt. Vanuit de woongebieden die achter het lint met functiemenging liggen moeten de zichtlijnen/het doorzicht op het Spaarne in takt blijven en waar nodig versterkt worden. Langs het Spaarne is voorzien in een boomstructuur die de loop van het Spaarne extra accentueert.
De themakaarten uit het Structuurplan laten zien dat de Spaarndamseweg e.o. voor wat betreft dynamiek een verandergebied is en qua stedelijke waarde tot de categorie stedelijk gebied behoort. Op de themakaart groenstructuur staat aangegeven dat het plangebied een bijdrage levert aan versterking van de ecologische waarden (nat en droog) in de stad (bijvoorbeeld groene oevers).
Verbeteren buurtgroen: doelstelling voor het verbeteren van het buurtgroen is de gebruikswaarde te verhogen door herinrichting. In Vondelkwartier, Dietsveld, Indische buurt Noord, Transvaalbuurt, Burgwal, Amsterdamse buurten en Leidsebuurt is bovendien het doel ook toevoegen van (kleinschalig) buurtgroen. Op verzoek van de raad wordt er vanaf eind 2007 gewerkt aan het opstellen van een nieuw Groenstructuurplan. In opdracht van het college van B&W zal het plan worden opgesteld door Bureau Allehosper en DG-groep. Het proces wordt begeleid door een ambtelijke projectgroep en een klankbordgroep waarin de Haarlemse wijkraden en diverse belangengroeperingen vertegenwoordigd zijn. Planning voor behandeling van het groenstructuurplan staat voor medio 2009 gepland.
De gemeente Haarlem heeft in 2009 de groenfolder "Groen in de wijk" uitgebracht. Deze folder geeft tips en trucs om de straat/ openbare ruimte op te fleuren door middel van adopteren van groen, het plaatsen van plantenbakken en het realiseren van geveltuintjes. De folder is te verkrijgen bij de gemeente of te downloaden van de gemeentelijke website.
Meer speelvoorzieningen: Voor jongere kinderen is de aanwezigheid van speelvoorzieningen in de buurt belangrijk. Een groot aantal speelvoorzieningen wordt opgeknapt. Na deze inhaalslag zijn er nog te weinig speelplaatsen. Bij bouw- of herstructureringsprojecten in deze buurten moet speelruimte worden toegevoegd. Op dit moment wordt, in het kader van het Wijkcontract Leidsebuurt, een voorstel gemaakt om te inventariseren waar speelplekken in de wijk moeten komen. Het bestemmingsplan maakt nieuwe speelvoorzieningen mogelijk in de openbare ruimte.
2) Gebiedsvisie Spaarndamseweg e.o. (2008)
Conform de gebiedsvisie Spaarndamseweg e.o. zijn de volgende uitgangspunten van belang voor het gebied en het bestemmingsplan:
- Versterken van de woonfunctie met tevens ruimte voor bedrijven, verzorgende functies en vrijetijds voorzieningen;
- Versterken van de sociaal-maatschappelijke functies;
- Zo veel mogelijk intensiveren van het ruimtegebruik;
- De grootschalige detailhandelsconcentratie tussen de Paul Krugerkade en de Werfstraat kan beperkt worden uitgebreid;
- bestemmen van de beganegrond laag van nieuwbouwontwikkelingen aan de Spaarndamseweg voor niet-woonfuncties;
- de Spaarndamseweg onderdeel maken van de aangrenzende woonwijken;
- Verbeteren beeldkwaliteit van de Spaarndamseweg als boulevard met stedelijke wanden. Wezenlijk onderdeel daarvan is op verscheidene plaatsen de bestaande woningbouw uit het interbellum.
- Toestaan van verschillende architectonische accenten (hoger dan 10 bouwlagen) aan de Spaarndamseweg
- Bevorderen groene en recreatieve invulling van de Spaarneoever (parkfunctie, ontmoetingsfunctie, recreatie)
- Verharde oever (kade) ten zuiden van de Waarderbrug en groene oever ten noorden van de Waarderbrug
- Nieuwe ontwikkelingen op de westelijke Spaarneoever moeten gelijk op gestalte krijgen met de oostelijke Spaarneoever.
3) Spaarneplan (1995)
Bij het opstellen van het structuurplan is onder meer gebruik gemaakt van het Spaarneplan. Het Spaarneplan is een structuurvisie voor het Spaarne, opgesteld door de gemeenten Haarlem en Heemstede. Daarin komen – na algemene beleidsintenties – ambities per deelgebied aan de orde.
Het plangebied Spaarndamseweg e.o. valt in Deelgebied 9 - Spaarndamseweg en Waarderpolder. De ambitie van het Spaarneplan voor dit deelgebied is vierledig:
- A. Nieuwe ontwikkelingen moeten voor beide oevers in samenhang worden gezien en gelijk op gestalte krijgen.
- B. De Spaarndamseweg moet wezenlijk onderdeel worden van de aangrenzende woonbuurten.
- C. De bedrijven in de Waarderpolder moeten gericht zijn op het Spaarne.
- D. Het wordt gewenst geacht om bij nieuwbouw aan de Spaarndamseweg uit te gaan van het bouwen op een 'plint'.
Bij de vaststelling van het Spaarneplan is gekozen voor een scenario waarin de nadruk ligt op de versterking van de woonfunctie maar waarin tevens ruimte is voor bedrijven, verzorgende en recreatieve functies. Bedrijvigheid en commerciële functies worden in de eerste twee bouwlagen toegestaan.
4) Haarlems Verkeers- en vervoerplan (HVVP) (2003)
In het HVVP is een categorisering van het wegennet aangegeven om binnen de stad grote stadsleefgebieden te maken. Dit zijn gebieden waarin, ter bevordering van het leefgenot, geen gebiedsvreemd autoverkeer wordt toegelaten. Deze gebieden worden ontsloten door zgn. gebiedsontsluitingswegen, type A en type B. De Spaarndamseweg – op dit moment gebiedsontsluitingsweg type A – kan met de komst van de Schoterbrug worden ingericht als een wijkontsluitingsweg type B. Door de hieraan gekoppelde lagere verkeersintensiteit ontstaat ruimte voor een kwaliteitsimpuls van de Spaarne-oevers en biedt dit kansen voor het fietsverkeer. De Zaanenstraat en de Jan Gijzenkade behoren ook tot de categorie B wegen. Spaarndamseweg, Hertzogstraat, Transvaalstraat, Zaanenstraat, Spaarnhovenstraat en de Jan Gijzenkade maken deel uit van het fietsnetwerk.
5) Integraal Waterplan Haarlem (2004)
Centrale doelstelling van het Integraal Waterplan is het creëren van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (toename neerslag) en verstedelijking (toename verhard oppervlak), is ruimte voor oppervlaktewater nodig. Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten.
Het Integraal Waterplan geeft voor 2015 en 2050 streefbeelden voor het waternetwerk van Haarlem aan. Doelstelling voor het oppervlaktewater voor de periode tot 2015 is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen en maximale benutting van gebiedseigen water. Het streefbeeld is een verbeterd waternetwerk dat uitgebreid is met nieuw water.
In de vervolgperiode tot 2050 is ter hoogte van de Transvaalstraat en ter hoogte van de Paul Krugerkade een nieuwe watergang opgenomen. De verwachting is dat deze ontwikkeling niet binnen de planperiode van dit bestemmingsplan zal vallen.
Ter voorkoming van wateroverlast door water zullen, indien het verhard oppervlak in een gebied toeneemt waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden. Het Hoogheemraadschap van Rijnland hanteert als richtlijn, bij toenemende verharding dat minimaal 15% van het toegevoegde oppervlak gecompenseerd dient te worden in de vorm van open water. Het uiteindelijk te compenseren oppervlak wordt mede bepaald van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede komen, zoals het vertraagd afvoeren en infiltreren van hemelwater.
Om de waterkwaliteit te verbeteren worden in het Integraal Waterplan de maatregelen afkoppelen van hemelwater, toepassen van duurzame bouwmaterialen en het baggeren van Haarlemse watergangen voorgesteld.
Wat de gebruiksmogelijkheden van het Spaarne betreft liggen er kansen om de waterrecreatie te stimuleren. Het Spaarne is een hoofdvaarroute in Haarlem en wordt aangeduid als zone voor watergebonden recreatie.
Een waterverbinding tussen de Kleverlaanzone en het Spaarne is vanwege de hoge kosten alleen op de lange termijn te realiseren.
6) Groenstructuurplan (1991)
Het groenstructuurplan is opgesteld met als uitgangspunt; het tot stand brengen en in stand houden van een kwalitatief hoogwaardig buitenmilieu dat voorziet in de maatschappelijke behoeften. Het beleid voor het groen is erop gericht dat grote groengebieden met elkaar verbonden zijn. In dit verband wordt het Spaarne gezien als centrale ruimtelijke 'drager' van Haarlem. De specifieke kwaliteit van het Spaarne wordt gevormd door het grote oppervlak en de continuïteit van het water. Door de unieke functionaliteit van het water is een duurzame openheid gewaarborgd.
Het Groenstructuurplan beoogt een groene invulling en reconstructie van de Spaarneoevers. Deze groene invulling kan compensatie bieden aan de grote tekorten aan groen in de aangrenzende buurten en tevens de recreatieve mogelijkheden bevorderen.
De woonbuurten Patrimoniumbuurt, Transvaalbuurt, Indische buurt zuid en Indische buurt noord kennen tekorten op alle groen niveaus d.w.z. stadsdeelgroen, wijkgroen, buurtgroen en blokgroen. Wat betreft het buurtgroen, is het Nelson Mandelapark het buurtpark voor de Transvaalbuurt.
Door de dichte bebouwing en het vrijwel ontbreken van privétuinen (voortuinen) is de behoefte aan buurt- en blokgroen in de Patrimoniumbuurt, Indischebuurt Zuid en Indischebuurt Noord groot. Voor wijkgroen zijn de buurten aangewezen op het Schoterbos en het Kenaupark.
Het groenstructuurplan beoogt een groene invulling en reconstructie van de Spaarneoevers. Deze groene invulling kan compensatie bieden aan de tekorten aan groen in de omliggende buurten en de recreatieve mogelijkheden bevorderen.
Er wordt momenteel gewerkt aan een Groenstructuurplan 2020 Haarlem. In het concept groenstructuurplan wordt overeenkomstig het huidige Groenstructuurplan uitgegaan van een groene invulling voor de Spaarndamseweg. Daarbij wordt een duidelijke toegang naar het Nelson Mandelapark ter hoogte van de Nieuwe Landstraat voorgesteld.
7) Bomenbeleidsplan 2009-2019 (2010)
Bomen vormen een belangrijk tegenwicht voor de verstening van onze leefomgeving, scheppen geborgenheid en maken de stad tot een plek waar mensen willen zijn en elkaar willen ontmoeten. In Haarlem zijn in totaal 58.000 bomen die staan in de plantsoenen, parken en langs straten, begraafplaatsen, kinderboerderij, sportcomplexen en openbare speel gelegenheden. Het bomenbeleid geeft de visie van de gemeente Haarlem op bomen en schept samenhang in de uitvoering van het bomenbeleid. Doel is te komen tot een gezond, veilig en goed onderhouden bomenbestand. Met het Bomenbeleidsplan zijn de hoofdbomenstructuur en de monumentale bomenlijst vastgesteld.
Gezien de tekorten aan stedelijk groen, gerelateerd aan het landelijke gemiddelde dient hoge prioriteit te worden gegeven aan uitbreiding enerzijds en instandhouding anderzijds van het groen areaal. Uitgangspunten voor de bomen structuur is het maken van een samenhangend structuur beeld als toetsingskader en als streefbeeld voor een verdere uitbouw en verbetering van het Haarlemse bomenbestand. De kwaliteit van het bomenbestand dient te worden verbeterd. Dit betekent onder meer het toepassen van ecologisch waardevolle soorten met een lange levensduur, het verbeteren van de standplaatsen en het uitbreiden van de onderhoudsintensiteit.
De bomen langs de Spaarndamseweg maken onderdeel uit van de hoofdbomenstructuur. Dit zijn lijnen die ruimtelijk en functioneel van belang zijn. Gelet op bovenstaande doelstelling is het van belang deze groenstructuur te behouden.
Afbeelding 3.1: Hoofdbomenstructuur
8) Detailhandelsnota, Haarlem Winkelstad 2002-2012 (2002)
In de detailhandelsnota wordt onderscheid gemaakt in vier deelgebieden van de detailhandel:
- De binnenstad; waar het accent ligt op het recreatieve winkelen
- De stadsdeelcentra; met name gericht op verkoop van niet-dagelijkse goederen
- De kleinere winkelcentra; waar met name dagelijkse goederen worden aangeboden
- De grootschalige detailhandel; voor doelgerichte aankopen.
In het centrum Spaarneboog is grootschalige, detailhandel gevestigd. De beleidsvoornemens, zoals deze in de detailhandelsnota worden genoemd gaan uit van een terughoudende opstelling voor wat betreft de uitbreiding van grootschalige detailhandelsconcentraties.
Op de locaties waar uitbreiding van detailhandel in volumineuze goederen plaats kan vinden zal de gemeente selectief zijn ten aanzien van de branchering. Thematisering heeft daarbij de voorkeur.
de afgelopen jaren zijn door de eigenaar verzoeken tot wijziging van de volumineuze detailhandelsbestemming naar reguliere detailhandel ingediend. Deze verzoeken zijn tot nu toe steeds door de gemeente afgewezen, omdat in de bestaande detailhandelstructuur van Haarlem geen behoefte is aan toevoeging van reguliere detailhandel.
Om langdurige leegstand te voorkomen is in de afgelopen jaren wel toestemming gegeven voor een recreatieve functie op de eerste verdieping, waaronder het huidige fitnesscentrum. Deze lijn kan ook voor de huidige leeg staande winkelruimte op de eerste verdieping worden gevolgd. Daarbij valt te denken aan maatschappelijke functies die zorg gerelateerd zijn, dienstverlening en kleinschalige flexibele kantoorunits.
9) Recreatienota (1997)
Recreatie speelt een belangrijke rol in onze samenleving. De gemeente richt zich hierbij op de zorg voor voldoende recreatie voorzieningen dicht bij huis en de bereikbaarheid van recreatie voorzieningen voor de gebruikers. In de Recreatienota wordt de oever van het Spaarne als een belangrijke recreatieve route voor langzaam verkeer gezien. Deze route stuit op de nodige verkeerskundige aandachtspunten in het gebied. Het verbeteren van de routes en het uitbreiden van de recreatieve mogelijkheden langs het Spaarne zijn dan ook belangrijke doelstellingen van het beleid.
10) Kansenkaart Watertoerisme (2008)
Deze kansenkaart, die op hoofdlijnen in 2008 door gemeenteraad is vastgesteld, geeft de mogelijkheden aan om kansen te benutten voor het watertoerisme.
In het Plan van aanpak Kansenkaart watertoerisme (vastgesteld in 2011), speelt de Spaarndamseweg een belangrijke rol. De riviercruisevaart ter hoogte van de Floresstraat is een nieuwe doelgroep, die Haarlem graag wil ontvangen. Horeca op en aan het water speelt een belangrijke rol in de kansenkaart. Haarlem kan hier veel sterker in worden. Afhankelijk van de gevolgen voor het parkeren, is in het plangebied horeca op het water een mogelijkheid. Ook zullen er faciliteiten voor passanten, kanoërs en sloepvaarders aan de Spaarndamseweg gerealiseerd worden.
11) Haarlem Sport! Agenda voor de Sport 2010-2014 (2010)
Haarlem stimuleert een gezonde en verantwoorde sportbeoefening. Sport wordt ingezet als middel om een aanvullende bijdrage te leveren aan de sociaalmaatschappelijke cohesie en op beleidsterreinen als volksgezondheid, jeugd- en jongerenwerk en integratie. De afgelopen jaren heeft de gemeente Haarlem veel geïnvesteerd in haar sportbeleid om sporten voor Haarlemmers toegankelijk, laagdrempelig en uitdagend te maken. De gemeente zal zich vanuit de volgende invalshoeken inzetten op het vergroten van de sport participatie:
- Breedtesport ontwikkeling: Hierbij wordt de nadruk gelegd op specifieke doelgroepen (ouderen, kinderen uit aandachtswijken, allochtone vrouwen, VMBO-scholieren, kinderen op het speciaal onderwijs) en op de ondersteuning van het sport verenigingsleven, de samenwerking met het onderwijs, school sporttoernooien en de organisatie van (breedte)sportevenementen;
- Topsport en talentontwikkeling;
- Commerciële sport: Hierbij gaat de aandacht uit naar het stimuleren van het gebruik van sportfaciliteiten binnen de eigen wijk;
- Sport, recreatie en gezondheid: Hierbij wordt de nadruk gelegd op gezondheid. Zo zal een minimale beweeg norm in het basisonderwijs gehaald moeten worden, en zal de gemeente zorg moeten dragen voor goede en aantrekkelijke (hard)loop-, fiets- en kanoroutes zodat de Haarlemmer op een recreatieve manier kan bewegen;
- Optimalisering sport accommodaties: Hierbij geldt dat er aandacht moet zijn voor de kwaliteit en gevarieerdheid van het aanbod, aanbod in de wijk en multifunctionele inzetbaarheid van accommodaties. Zowel spreiding van de accommodaties en faciliteiten over de stad en onder de verenigingen als het gedrag van de gebruikers zijn van belang.
12) Speelruimteplan Haarlem (2000) zie 15
Een goed spreiding van speelvoorzieningen zowel op buurt-, wijk- als stadsdeel niveau is gewenst. In eerste instantie wordt gemikt op bespeelbare open ruimte, in tweede instantie gaat het om speeltoestellen. Formele speelplaatsen zijn vooral gewenst waar de informele speelruimte onvoldoende aanwezig is of de openbare ruimte ongeschikt is om te spelen.
Door de ruime opzet van de wijk en het ruime aanbod van informele speelruimte is een vergaande uitbreiding van de formele speelvoorzieningen niet nodig.
13) Woonvisie Haarlem 2012-2020 (2012)
Haarlem kiest in de Woonvisie voor behoud en versterking van de aantrekkelijkheid van Haarlem als kwalitatieve goede woonstad. Wonen vormt een belangrijke factor bij de duurzame stedelijke ontwikkeling in Haarlem. Ruimtelijke kwaliteit geldt als uitgangspunt en aantasting van het groen in en om de stad wordt niet geaccepteerd. In de Woonvisie zijn uiteenlopende maatregelen opgesomd die een bijdrage moeten leveren aan de doelstellingen. Daarbij wordt zorgvuldig omgegaan met behoud en versterking van historisch interessante woonwijken en beschermde stadsgezichten.
Haarlem is onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam. In dat verband zijn afspraken gemaakt over de regionale woningbouwopgave in het Regionaal Actie Programma (RAP). Hieraan zal Haarlem ook moeten bijdragen.
De grootste uitdaging ligt binnen de bestaande woningvoorraad. Het gaat om verduurzaming van deze voorraad en van de openbare ruimte, leefbaarheid en mobiliteit. Een kleinschaliger, meer organische aanpak past hierbij, met stapsgewijze, flexibele verbeteringen in plaats van grote masterplannen.
14) Haarlem Maatschappelijk op de Kaart (2010)
De in 2010 vastgestelde nota Haarlem Maatschappelijk op de Kaart geeft een beschrijving van de gewenste maatschappelijke voorzieningen structuur in Haarlem tot 2020. De nota geeft diverse locaties aan waar kansen liggen om de sociaal-maatschappelijke voorzieningen naar een hoger plan te tillen. Samenhang, multifunctionaliteit en clustering zijn daarbij uitgangspunten.
Voor het plangebied geldt dat de locatie Kruger/Werf een goede mogelijkheid biedt voor de clustering van voorzieningen. In deze zone liggen al het winkelcentrum, de school De Schelp en het wijkcentrum De Fjord. Er zijn mogelijkheden voor een steunpunt welzijn en kinderopvang. Het gebied biedt tal van mogelijkheden voor de ontwikkeling van een woonservicezorgzone en het realiseren van de brede school gedachte.
Elders in het plangebied vormen kinderopvang, onderwijs voorzieningen en een steunpunt van het Leger des Heils onderdeel van het totale aanbod aan maatschappelijke voorzieningen.
In de nota staan een aantal wensen en kansen voor Haarlem Noord vermeld waarvan een deel in het programma voor plangebied opgenomen zou kunnen worden.
15) Nota Ruimtelijke Kwaliteit (2012)
In de nota Ruimtelijke Kwaliteit (2012) wordt een integrale stadsbrede visie gegeven op ruimtelijke kwaliteit die voor ieder nieuw ruimtelijk plan de basis vormt. Met de visie wil Haarlem kernachtig uitdragen waar haar kracht en haar ambitie ligt. De relatie tussen duurzaamheid, in de zin van toekomstbestendigheid en de kwaliteit van de leefomgeving, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk thema van de visie. Er zijn tien gouden regels geformuleerd die een prioriteit voor ruimtelijke ontwikkeling in Haarlem uitspreken.
Voor het zuidelijk deel van het plangebied, tot aan de Schoterbrug, geldt een consolidatie regie. Plannen en ontwikkelingen moeten zich voegen naar de stedenbouwkundige context: naar het stratenpatroon, het bouwbloktype en de bestaande massa- en gevelopbouw. Er is vrijheid mogelijk in architectonische expressie en materialisering op pandniveau. In het algemeen geldt hier: hoe meer een plan zich voegt naar zijn context, hoe groter de vrijheid op pandniveau. Bij panden die deel uitmaken van een serie (vrijwel) identieke gebouwen kunnen ingrepen afwijken van de buurpanden, zolang het verbouwde pand blijft passen binnen de maat- en schaalverhoudingen van de wand als geheel. In de openbare ruimte is de opgave een samenhangende inrichting te ontwerpen, waarbij de parkeerdruk in combinatie met de behoefte aan groen en speelruimte wordt aangepakt.
Voor het noordelijk deel van het plangebied geldt een bijzondere regie in het kader van het landschappelijk groen.
De aandacht ligt in deze gebieden voornamelijk op het open karakter en het aanwezige groen. Ontwikkelingen in deze gebieden worden slechts zeer beperkt toegestaan en dienen kleinschalig en gevarieerd in volumeopbouw te zijn. Zichtrelaties tussen het Spaarne en het landschappelijk gebied dienen gehandhaafd en waar mogelijk versterkt te worden.
16) Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (2004)
Het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (SHO) geeft richtlijnen voor de verbetering van de onderwijshuisvesting en heeft als doelstelling te komen tot goede voorzieningen op de juiste locaties. Andere doelen zijn verbreding van de functies van de gebouwen en functionele flexibilisering van de gebouwen. Voor het vaststellen van de toekomstige investeringsbehoefte voor de schoolgebouwen zijn in het Strategisch Huisvestingsplan – Uitvoeringsplan 2007-2010 acht programma lijnen vastgesteld, waaronder de programmalijn Voortgezet Onderwijs.
17) Beleidsnota Archeologie
Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als de op een na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) bouwden de mensen boerderijen en legden ze akkers aan. Vele eeuwen later, in de 8e eeuw na Chr. ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, dat huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten.
De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt. Zo is de Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.
De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen in Haarlem zijn vastgelegd in de beleidsnota archeologie. De archeologische verwachtingen die voor het Haarlems grondgebied gelden zijn vertaald naar de voorlopige Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH).
De kaart geeft aan in welke gebieden bodem verstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunning plichtig zijn. Dit wordt aangegeven in de vorm van verschillende categorieën. Voor elk van deze categorieën heeft de gemeente bepaald vanaf welke plan omvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een waardestellend archeologisch rapport, het zogenaamde regime.
Voor archeologisch waardevolle terreinen van categorie 1A geldt een bouwverbod. Terreinen van categorie 1B en terreinen van de tweede tot en met vijfde categorie kennen hun eigen beschermend regime.
De regimes gelden voor bodem roerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van plannen waarvoor het vereist is om het volgende aan te vragen:
- een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk;
- een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk binnen beschermd stadsgezicht.
In bijlage 1 is het relevante rijks- en provinciaal beleid kort beschreven.
3.2 Samenvatting Beleid
Het beleidskader voor het plangebied Spaarndamseweg e.o. leidt tot de volgende uitgangspunten:
- Versterken van de woonfunctie met tevens ruimte voor bedrijven, verzorgende functies en vrije tijdsvoorzieningen.
- Zoveel mogelijk intensiveren van het ruimtegebruik.
- De grootschalige detailhandelsconcentratie tussen Paul Krugerkade en Werfstraat kan beperkt worden uitgebreid.
- Aan de Spaarndamseweg wordt bij nieuwbouw de beganegrondlaag bestemd voor niet-woonfuncties.
- Versterken van de sociaal-maatschappelijke functies.
- Bevorderen dat de Spaarndamseweg wezenlijk onderdeel wordt van de aangrenzende woonwijken.
- De bouw van de Schoterbrug en de aanleg van de Oostweg worden als gegeven beschouwd.
- Bevorderen groene en recreatieve invulling van de Spaarneoever (parkfunctie, ontmoetingsfunctie, recreatie).
- Verbeteren beeldkwaliteit van de Spaarndamseweg als boulevard met stedelijke wanden. Wezenlijk onderdeel daarvan is op verscheidene plaatsen de bestaande woningbouw uit het interbellum.
- Toestaan van verschillende architectonische accenten (hoger dan 10 bouwlagen) aan de Spaarndamseweg.
- Verharde oever (kade) ten zuiden van de Waarderbrug en groene oever ten noorden van de Waarderbrug.
- Nieuwe ontwikkelingen op de westelijke Spaarneoever moeten gelijk op gestalte krijgen met de oostelijke Spaarneoever.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. Daarbij komen de resultaten van de verschillende milieuonderzoeken aan de orde zoals geluid, lucht- en bodemkwaliteit, natuurwaarden en externe veiligheid. Het gaat hier om zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen in het plangebied. Gestreefd wordt om voor buurten of straten waar nu te hoge milieuhinder aanwezig is dit te verlagen en voor nieuwe situaties milieuhinder te voorkomen. Door middel van zonering en specifieke (her)bestemmingsregelingen kan hieraan vorm worden gegeven. Voor zover noodzakelijk zijn de onderzoeken zelf in de bijlagen opgenomen.
4.1 Milieuzoneringen
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Het gebruik van milieuzonering biedt de mogelijkheid om gevoelige functies te vrijwaren van (zware) bedrijvigheid, maar biedt ook de mogelijkheid bepaalde bedrijvigheid te versterken.
In de milieuzonering staat de typering van (woon)gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde bedrijvigheid in (woon)gebieden is gelet op onder andere de ligging van (potentiële) bedrijven ten opzichte van de omgeving, de mate van eventueel te verwachte hinder en het na te streven karakter van de buurt/wijk.
Door middel van een passende bestemmings- en gebruiksregeling kan het bestemmingsplan een bijdrage leveren aan een afname van overlast binnen het plangebied, door niet passende bedrijvigheid of activiteiten zoveel mogelijk te weren, te reduceren, of door hinder beperkende maatregelen te treffen. In geval van wegbestemming moet een financiële regeling worden getroffen en/of moet er een verplaatsing worden geregeld.
Categorisering van bedrijven in het plangebied
Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones. Deze opdeling is bepaald door de specifieke kenmerken van die gebieden.
Het overwegende karakter van het plangebied is wonen, gemengd met diverse bedrijfsvestigingen. In het gebied kunnen twee gebiedstypen onderscheiden worden:
- Het gebiedstype corridor/gemengd gebied (Spaarndamseweg, Werfstraat en Paul Krugerkade ter hoogte van de Werfstraat). De maximaal toegestane milieucategorie is C (3.1).
- Het overige plangebied is laagbouw in hoge en lage dichtheden. De maximaal toegestane milieucategorie is B
Toetsing bestaande bedrijven aan beoogde milieuzonering
Aan de hand van een lijst met bedrijven vallend onder de Wet milieubeheer (Wm) (zie tabel 2.1) die binnen het plangebied zijn gelegen is een onderzoek uitgevoerd naar de potentiële hinder daarvan. Per bedrijf is onderzocht welke categorie van toepassing is. Deze categorieën zijn bepaald aan de hand van de zoneringlijst, zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels.
Conclusie
Uit bovengenoemd onderzoek is gebleken dat alle bedrijven passen binnen het plangebied en positief kunnen worden bestemd.
4.2 Geluid
Het bestemmingsplan Spaarndamseweg e.o. is een consoliderend bestemmingsplan en wordt in dit onderzoek ook als zodanig beoordeeld. De benodigde onderzoeken voor zogenaamde "nieuwe situaties" worden behandeld in paragraaf 5.2 Ontwikkelingen.
Geluidbelasting t.g.v. wegverkeer
Door en langs het plangebied lopen een aantal wegen die een relevante geluidbelasting op het plangebied hebben. In onderstaande tabel is per weg(vak) de berekende geluidbelasting op de rooilijn van de woningen binnen het bestemmingsplan aangegeven. De genoemde geluidbelasting heeft steeds betrekking op het akoestisch maatgevende jaar 2021 en is inclusief correctie volgens artikel 110 van de wet. De geluidbelasting bedraagt maximaal 62 dB en de maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden.
Wegvak | Rekenafstand [m] | Geluidbelasting [dB] | |
Paul Krugerkade | 7,5 | 62 | |
Spaarndamseweg ten zuiden van P. Krugerkade | 15 | 60 | |
Spaarndamseweg ten zuiden van Waarderbrug | 12 | 61 | |
Spaarndamseweg tussen Waarderbrug en Schoterbrug | 15,5 | 60 | |
Zaanenstraat | 16 | 58 |
Tabel 4.1: Geluidbelasting t.g.v. wegverkeer
De voorkeursgrenswaarde (48 dB) wordt ter hoogte van de bestaande situaties overschreden. De maximale ontheffingswaarde voor bestaande situaties (68 dB) wordt net als de maximale ontheffingswaarde voor nieuwe situaties (63 dB) niet overschreden. Bij het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen het bestemmingsplangebied, dient de geluidbelasting op deze locaties te worden berekend.
Conclusie:
Langs de beschouwde wegen wordt de voorkeursgrenswaarde (48 dB) wel maar de maximale ontheffingswaarde voor bestaande situaties (68 dB) niet overschreden.
Geluidbelasting t.g.v. railverkeer
Het plangebied ligt niet binnen een zone van een spoorweg zodat onderzoek niet nodig is. Vanwege de afstand en de afscherming mag er vanuit gegaan worden dat de geluidbelasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB.
Geluidbelasting t.g.v. Industrie
Het bedrijventerrein Waarderpolder, grenst aan het plangebied Spaarndamseweg e.o. binnen de Waarderpolder zijn twee bedrijven die worden aangemerkt als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. Het bedrijventerrein Waarderpolder is door de aanwezigheid van deze bedrijven een gezoneerd industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh); Buiten deze zone mag de geluidbelasting de grens van 50 dB(A) niet overschrijden.
De geluidzone voor de Waarderpolder is vastgesteld door de provincie (1987). Onderstaande kaart maakt deel uit van dit vaststellingsbesluit van de provincie.
Afbeelding 4.1: zonering industrieterrein Waarderpolder
Een groot deel van het bestemmingsplangebied ligt binnen de geluidzone. Voor een aantal punten langs de Spaarndamseweg zijn berekeningen uitgevoerd. De geluidbelastingen zijn vastgesteld op basis van de vergunde situatie in het zonebeheersmodel volgens de Handleiding Meet- en Rekenvoorschrift Industrielawaai (HMRI 1999).
Conclusie
Gebleken is dat de geluidbelasting ten gevolge van het industrieterrein niet hoger is dan de maximale ontheffingswaarde. Op het moment dat in het gebied nieuwe ontwikkelingen plaats vinden moet, indien nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd.
4.3 Bodemparagraaf
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Haarlemse bodemkwaliteitskaart vastgesteld, waarin bodemkwaliteitszones worden onderscheiden. Per zone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. Het bestemmingsplangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszones 3, 4 en 7.
In bijlage 4 is de bodemkwaliteitskaart opgenomen en zijn de tabellen weergegeven, waarin de gemiddelden en de P95-waarden van desbetreffende bodemkwaliteitszones zijn aangegeven.
Bodemonderzoek
Algemeen geldt dat bij bestemmingswijzigingen of verbouwingen een bodemonderzoek uitgevoerd moet worden. Ingeval een bodemonderzoek bekend is moet getoetst worden of dit onderzoek voldoende is voor een omgevingsvergunning voor bouwen van een bouwwerk of voor een bestemmingswijziging.
Indien binnen het bestemmingsplangebied sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging betreft het meestal een bodemverontreiniging die ontstaan is door de plaatselijke bedrijfsactiviteiten of door aanwezigheid van olietanks.
Voor wat betreft nieuwbouwplannen is in het algemeen een bodemtoets nodig om te bepalen of de bodem geschikt is voor de beoogde functies en de kwaliteit van de grond minimaal gelijk is aan de vastgestelde achtergrondwaarden in de betreffende bodemkwaliteitszone. Zo nodig moet een saneringsplan opgesteld en uitgevoerd worden.
Bekende verontreinigingen (al dan niet gesaneerd)
Uit de inventarisatie van de ondergrondse brandstoftanks blijkt dat de in onbruik zijnde ondergrondse tanks zijn gesaneerd. De eventuele bodemverontreiniging in het gebied Spaarndamseweg als gevolg van deze ondergrondse tanks is in voldoende mate gesaneerd.
Binnen het gebied is een aantal gevallen van ernstige verontreiniging bekend. Enkele daarvan zijn gesaneerd, zodat ze geschikt zijn voor het beoogde gebruik.
Op dit moment wordt er gesaneerd op de locatie Transvaalstraat 10 (langdurende in situ sanering) en Spaarndamseweg 466, het voormalige terrein van Sonneborn dat geschikt wordt gemaakt voor de functie wonen. Het terrein van de voormalige gasfabriek Deli is gesaneerd en wordt geschikt gemaakt voor woningbouw. Het aangrenzende terrein van Shell aan de Spaarndamseweg is gesaneerd om de functie wonen mogelijk te maken.
In de omgeving van het Mandelapark, het terrein van de voormalige scheepswerf Conrad zijn verscheidene saneringen uitgevoerd in verband met bouwwerkzaamheden. Plaatselijk zijn gevallen van ernstige verontreiniging aangetoond, die gesaneerd kunnen worden in samenloop met ontwikkelingsplannen. Vooralsnog zijn er op het voormalige terrein van de scheepswerf Conrad geen gevallen bekend die een risico voor de omgeving vormen.
Jachthaven
In dit deel van het plangebied, grenzend aan de voormalige stortplaats Schoteroog, hebben in het verleden geen bedrijfsactiviteiten plaats gevonden. In relatie met deze voormalige stortplaats heeft in het plangebied zeer waarschijnlijk grondverzet plaatsgevonden. De afdeklaag van de voormalige stortplaats bestaat mogelijk voor een deel uit bodemmateriaal afkomstig uit het plangebied.
Uit bodemonderzoek is gebleken dat In het plangebied tot een diepte van 3 meter minus maaiveld puinmateriaal aanwezig is. De aanwezigheid van dit materiaal geeft aan dat de oorspronkelijke bodem bewerkt is.
Verder is uit het onderzoek gebleken dat sprake is van een geval van ernstige verontreiniging met zware metalen. Voor de aanleg van de jachthaven heeft nader onderzoek plaatsgevonden, waarbij eveneens aandacht is besteed aan de mogelijke aanwezigheid van asbest. In het gebied is geen asbest boven de interventiewaarde aangetoond. De vervuiling met zware metalen is gesaneerd. een saneringsplan opgesteld en is een sanering uitgevoerd
Overige bodemonderzoeken die zijn uitgevoerd, laten resultaten zien die passen binnen het beeld van de bodemkwaliteitskaart, de aangetoonde verontreinigingen uit deze onderzoeken vormen geen belemmering voor het beoogde gebruik in het gebied.
Conclusie
De bodemkwaliteit en de gevallen van bodemverontreiniging vormen geen belemmering voor het huidige gebruik.
Indien bestemmingen worden gewijzigd of nieuwe bestemming worden toegevoegd zal een bodemtoets uitgevoerd moeten worden. Uit de bodemtoets zal moeten blijken of verder bodemonderzoek nodig is.
4.4 Waterparagraaf
In de toekomst wordt de rol van water belangrijker. Door verschillende oorzaken (de verhoging van de zeespiegel, de toename van de hoeveelheid neerslag, de inklinking van de bodem en een toename van het bebouwd oppervlak) wordt Nederland natter. Om dit water op te vangen is een toename van oppervlaktewater noodzakelijk. In bestaande buurten is het niet altijd eenvoudig om tot een vergroting van het percentage water te komen.
Watervergunning
Voor aanpassing van de waterhuishouding moet bij de waterbeheerder, het hoogheemraadschap van Rijnland, een watervergunning worden aangevraagd op grond van de Keur. De Keur van Rijnland bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot het onderhoud en gebruik van het watersysteem en waterkeringen. In de Keur is opgenomen dat een aantal activiteiten met betrekking tot de aanleg dan wel inrichting van oppervlaktewateren en kunstwerken in beginsel verboden is. Onder welke voorwaarden deze activiteiten wel mogen plaatsvinden is beschreven in de Beleidsregels en Algemene Regels Inrichting Watersysteem.
Watertoets
Doel van de watertoets is dat waterhuishoudkundige doelstellingen in beschouwing worden genomen in het bestemmingsplan. Het betrekken van de waterbeheerder bij de planvoorbereiding behoort hier toe.
Het plangebied valt binnen het beheergebied van het hoogheemraadschap van Rijnland. In samenwerking met het hoogheemraadschap van Rijnland is het Integraal Waterplan Haarlem (IWP) opgesteld. Het waterplan dient als beleidskader bij het opstellen van o.a. bestemmingsplannen. Centrale doelstelling van het waterplan is het creëren van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem.
In het kader van de watertoets is onderstaande tekst in overleg met het hoogheemraadschap opgesteld. In paragraaf 7.2 van de toelichting zijn de uitkomsten van het overleg in het kader van de watertoets beschreven.
Integraal waterbeheer
De gemeente Haarlem en het hoogheemraadschap van Rijnland hebben eind 2004 het Integraal Waterplan Haarlem (IWP) vastgesteld. Het Waterplan anticipeert op een toenemende vernatting als gevolg van de verwachte klimaatsverandering, verdergaande bodemdaling en toename van het bebouwde oppervlak. Om de kans op wateroverlast klein te houden, streeft het plan naar een uitbreiding van het bestaande Haarlemse waternetwerk.
In het Integraal Waterplan Haarlem wordt in de visie voor 2050 voorgesteld om de vijvers van de Algemene Begraafplaats en de ringgracht rond het Ripperda terrein via nieuwe in het bestemmingsplangebied aan te leggen waterverbindingen op het Spaarne aan te laten sluiten. De haalbaarheid van deze watergangen is nog niet onderzocht.
Compensatieregeling
Bij een aanwijsbare toename van het verhard oppervlak moeten waterhuishoudkundige maatregelen getroffen worden om waterbezwaar als gevolg van toename verharding te voorkomen. Indien er gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak, dient 15% van de toename verharding als oppervlaktewater te worden aangebracht. Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn grasdaken en ontkoppeling van de verharding van het gemengde rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt.
Oppervlaktewater
Het plangebied wordt in het oosten begrensd door het Spaarne. Het Spaarne vormt een hoofdwatergang in het boezemstelsel van het hoogheemraadschap van Rijnland en is een belangrijke route voor de beroeps- en recreatievaart. Verder zorgt het Spaarne voor de afvoer van water richting het gemaal Spaarndam. In een situatie van wateroverschot wordt het water via het gemaal Spaarndam uitgemalen op het Noordzeekanaal. In een situatie van watertekort wordt water via de Ringvaart vanuit de Hollandsche IJssel aangevoerd. Vanwege het zoutgehalte wordt geen water ingelaten vanuit het Noordzeekanaal. In Rijnlands boezem wordt het waterpeil 0,60m - NAP gehandhaafd.
De kwaliteit van het Spaarnewater wordt bepaald door lozingen in het achterland (bollenteelt) en door lozingen in Haarlem zelf. Het water is zeer voedselrijk; de stikstof en fosforconcentraties overschrijden ruim de norm.
In de ecologische beoordeling scoort het Spaarne voor wat betreft de kwaliteit en de belevingswaarde matig tot slecht. Dit vanwege de afwezigheid van oever- of watervegetatie. in het plangebied zijn de oevers bijna geheel voorzien van een harde oeverconstructie. Tevens heeft de grote waterdiepte, de scheepvaart (golfslag) en het beheer een grote invloed op de ontwikkeling van water- en oevervegetatie.
De waterbodem van het Spaarne is matig tot zwaar verontreinigd. De kwaliteit valt voor het grootste deel in verontreinigingsklasse 3 en 4. De klassebepalende parameter betreft in de meeste gevallen de gehalten zware metalen, met name zink. De belangrijkste emissies die debet zijn aan de verontreinigingen in de waterbodems zijn de riool overstorten, directe lozingen, oeverbeschoeiing, uitloging bouwmaterialen, afspoeling van verhard oppervlak en inlaatwater. In 2006 en 2007 zijn grote delen van het Spaarne gebaggerd.
Kansenkaart watertoerisme
De gemeenteraad heeft op 20 januari 2011 ingestemd met het Plan van aanpak Kansenkaart watertoerisme en hiervoor krediet beschikbaar gesteld.
Een van de te realiseren voorzieningen betreft de riviercruisevaartlocatie ter hoogte van de Floresstraat. De voorzieningen bestaan uit kadevoorzieningen (o.a. Electra, water, vuilwatervoorziening, ruimte voor bussen) en aanmeervoorzieningen voor maximaal vier boten.
De riviercruisemarkt is een groeiende markt. Voor Haarlem is dit een nieuwe doelgroep.
Mochten ervaringscijfers uitwijzen dat in de toekomst zes aanlegplaatsen nodig zijn, dan kunnen de aanmeervoorzieningen uitgebreid worden.
De Kansenkaart watertoerisme heeft aangegeven dat Haarlem te weinig horeca op en aan het water heeft. Horeca op en aan het water geeft een extra impuls aan de levendigheid van de stad en komt ten goede aan de economie.
In 2001 is reeds besloten dat na reconstructie van de kade aan de Spaarndamseweg maximaal 3 horecaschepen kunnen liggen tussen de Rozenhagenstraat en Paul Krugerkade.
Het Plan van Aanpak Kansenkaart Watertoerisme vervangt het besluit uit 2001 en geeft 2 locaties voor horeca aan ter hoogte van de Paul Krugerkade (net ten zuiden hiervan) en aan de steiger van de riviercruiselocatie.
Woonboten
Aan de Spaarndamseweg ter hoogte van de Zaanenstraat en ter hoogte van de Jan Gijzenvaart liggen woonschepen in het Spaarne.
Deze woonschepen hebben een vergunning op basis van de Woonschepenverordening of de verordening welke deze vervangt.
Grondwater en drainage
Het gemeentelijk grondwaterbeleid richt zich op het opheffen dan wel voorkomen van grondwateroverlast op openbaar terrein. Dat gebeurt vooral door de aanleg en beheer van drainagesystemen. In het plangebied zijn de wegen, voet- en fietspaden grotendeels voorzien van drainagesystemen die op het Spaarne lozen. De ontwateringsdiepte is over het algemeen voldoende en levert geen aanleiding tot verdergaande maatregelen.
Afvalwatersysteem
Het plangebied heeft een gemengd rioolstelsel. Hierin wordt zowel het afvalwater als regenwater verzameld en naar de rioolzuivering gevoerd. Bij hevige regenval kan het gemengd stelsel niet al het regen/afvalwater verwerken en wordt een deel van het water via overstorten naar het oppervlaktewater geloosd. Waterschappen en gemeenten hebben afspraken gemaakt om de vuilemissie van gemengde stelsels naar het oppervlaktewater te halveren: de zogenaamde basisinspanning. Die kan bereikt worden met verschillende maatregelen. Haarlem heeft de afgelopen 5 jaar in overleg met Rijnland vooral geïnvesteerd in de aanleg van bergbezinkbassins (BBB's). Daarnaast zet de gemeente meer in op het afkoppelen van hemelwater door de aanleg van gescheiden stelsels als vervanging van de gemengde stelsels.
In het plangebied heeft Haarlem in 2010/2011 onder de Spaarndamseweg een bergbezinkbassin gerealiseerd. Hiermee is een aantal van de in het plangebied aanwezige overstorten op het Spaarne lozende overstorten gesaneerd. Verder bieden herontwikkelingen in het plangebied kansen om de schone oppervlakken (daken, voet/fietspaden en wijkstraten) van het gemengde stelsel af te koppelen en naar het Spaarne te leiden – mits de Spaarndamseweg en de kademuur ter plekke geen onoverkomelijke barrière vormen.
Waterplein
Wegens de klimaatverandering wil Haarlem de komende jaren in extra waterberging voorzien. De gemeente wil in samenwerking met andere partijen maatregelen hiertoe nemen. Hiertoe behoren maatregelen zoals meer open water en wateropvang onder de grond. In dat kader bestaat de mogelijkheid om in het Nelson Mandelapark een waterplein aan te leggen.
Het waterplein vangt bij hevige regenbuien water op, zodat de wateroverlast in de omgeving wordt verminderd. Daarnaast kan het plein als een ontmoetingsplaats fungeren. Bij een regenbui loopt het fasegewijs onder door de kleine hoogteverschillen. Verder kan het waterplein een groene uitstraling krijgen door beplanting of een grote bak met bloemen.
4.5 Luchtkwaliteit
Wettelijk kader
De luchtkwaliteit is van belang voor de gezondheid van mens en dier en voor de kwaliteit van het milieu. In de Europese Unie zijn daarom grenswaarden afgesproken waaraan de concentraties van een aantal stoffen vanaf bepaalde ingangsdatums moeten voldoen. Die grenswaarden, en regelgeving om ze tijdig te bereiken, zijn in Nederland opgenomen in de Wet milieubeheer, (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen). Indien een bestemmingsplan vastgesteld of gewijzigd wordt, dient vast te staan dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit passen binnen die regels. Die gevolgen worden bepaald door de verandering in gebruik en functies die door het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt ten opzichte van de bestaande (toegestane) functies. Maatgevend is de door de veranderingen veroorzaakte groei van het autoverkeer en de bijbehorende uitstoot van de stoffen stikstofdioxide (NO2 ) en Fijn stof (PM10 ).
Spaarndamseweg en omgeving
Binnen het bestemmingsplangebied bevinden zich een aantal gebieden waar ontwikkelingen in gang gezet zijn of worden voorzien. Een nauwkeurige toetsing of beoordeling van de door dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte uitbreidingen is pas mogelijk wanneer de functies nader uitgewerkt zijn. Op dit moment wordt daarom volstaan met een globale beoordeling aan de hand van beschikbare onderzoekgegevens. Het bestemmingsplangebied wordt daartoe in drie delen onderverdeeld.
- 1. Jachthaven Schoteroog en omgeving
Het meest noordelijke gebied is het gebied waar nu de Jachthaven van de HJC is gevestigd. Ten behoeve van planvorming voor een niet gerealiseerde jachthaven op Schoteroog zijn de effecten van de Jachthaven op de luchtkwaliteit nader onderzocht (Royal Haskoning, november 2009, 9V2921.01/R0001/Nijm, zie bijlage 3) In het onderzoek is zowel met de emissie door het wegverkeer (naar en van de Jachthaven) als met de emissie van het gegenereerde waterverkeer (gemotoriseerde boten) rekening gehouden. Het onderzoek toont aan dat de luchtkwaliteit geen belemmeringen oplevert voor het bestemmingsplan voor wat betreft het plangebiedsdeel omgeving Jachthaven Schoteroog.
- 2. Spaarndamseweg noordelijk van de Jan Gijzenkade
Voor wat betreft dit deel zijn geen afzonderlijke onderzoeksresultaten beschikbaar. De verkeersintensiteit in dit deel van het plangebied is dermate gering dat voldaan wordt aan de wettelijke normen.
- 3. Spaarndamseweg ten zuiden van de Jan Gijzenkade
Voor de rest van het plangebied vormt de Spaarndamseweg de maatgevende locatie voor een beoordeling van de luchtkwaliteit. Op de andere wegen in dit gebied zijn de intensiteiten en lokale omstandigheden dusdanig dat de concentraties lager zijn dan langs de Spaarndamseweg.
De huidige en te verwachten concentraties langs de Spaarndamseweg zijn onderzocht in het kader van de vaststelling van Bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder. In het onderzoek (zie bijlage 4) zijn, voor zover bekend, de te verwachten ontwikkelingen tot en met 2020 verwerkt, inclusief de herstructurering van de Waarderpolder en projecten nabij de Spaarndamseweg (waaronder Deli, Sonneborn en Land in Zicht).
Uit het onderzoek blijkt dat ook in dit plandeel de luchtkwaliteit binnen de wettelijke normen blijft.
Conclusie
De conclusie op basis van deze voorlopige beoordeling is daarom dat overal in het plangebied wordt voldaan en ruim zal worden voldaan aan de grenswaarden luchtkwaliteit uit de Wet milieubeheer. De luchtkwaliteit zal dus naar verwachting geen belemmeringen opleveren voor de vaststelling van bestemmingsplan Spaarndamseweg e.o. (inclusief Schoteroog).
Voor de gebieden waar een uitwerkingsbevoegdheid wordt opgenomen in het bestemmingsplan geldt dat ten tijde van het concretiseren van de uitwerking onderzocht zal moeten worden of voldaan wordt aan de grenswaarden.
In bijlage 3 en 4 zijn de technische gegevens aangaande de luchtkwaliteit weergegeven.
4.6 Natuurwaarden
De natuurwetgeving in Nederland richt zich enerzijds op soortenbescherming en anderzijds op gebiedsbescherming.
Gebiedsbescherming
Op basis van de Natuurbeschermingswet van 1998 zijn zogenaamde Natura 2000 gebieden aangewezen. Dit zijn gebieden die op Europees niveau een netwerk van te beschermen natuurgebieden vormen. Het plangebied maakt geen deel uit van de Natura 2000 gebieden; en ligt niet in de nabijheid van zo'n gebied. Het plangebied heeft noch direct noch indirect negatieve invloeden op deze gebieden en evenmin voor gebieden van de Provinciale Ecologische Hoofd Structuur.
Soortenbescherming
De soorten bescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet. In het genoemde plangebied is de afgelopen jaren door de stadsecoloog van de gemeente Haarlem regelmatig gezocht naar wettelijk beschermde, ontheffingsplichtige soorten. Bij waarnemingen zijn huismussen, koolmees, pimpelmees, groenling, spreeuw, merel, kauw, ekster, gaai daadwerkelijk waargenomen bij herhaalde bezoeken overdag, in de avondschemering en bij zonsopgang. Er is een slaapplaats van huismussen in de klimop aan de gevel aan de noordzijde van de Reitzstraat, vlakbij de hoek van de Spaarndamseweg.
In de kademuur van het Spaarne zijn beschermde varensoorten aanwezig: steenbreekvaren, tongvaren, zwartsteel. Op de kade is een groeiplaats van kleine zandkool, een schaars voorkomende soort in de gemeente Haarlem, die landelijk ook vrij zeldzaam is, maar niet (extra) beschermd.
Het gebied is potentieel geschikt voor gierzwaluw, gewone dwergvleermuis en plantensoorten op oude muren. Afhankelijk van het type nieuwe bebouwing en de inrichting van de omgeving kunnen zwarte roodstaart, witte kwikstaart en grauwe vliegenvanger gekoppeld aan nieuwbouw en bestaande hoogbouw gaan voorkomen. Het is mogelijk dat deze soorten bij volledige inventarisatie al aanwezig blijken te zijn. Daarom zal bij toekomstige projecten moeten worden onderzocht of genoemde soorten dan wel aanwezig zijn. Dat zou met name kunnen als gevolg van een afname van verstorende invloeden van bouwactiviteiten of bij blijvende afname van verkeersdrukte op de Spaarndamseweg.
Het plangebied van bestemmingsplan Spaarndamseweg e.o. valt mogelijk onder de verspreidingscontour van vleermuizen. Vleermuizen worden door de gehele provincie aangetroffen.
Het is niet bekend of zich in de uitwerkingsgebieden en in het wijzigingsgebied vleermuizen bevinden. Dit betekent dat bij het opstellen van een uitwerkings- en/of wijzigingsplan, de in bijlage 2 genoemde richtlijnen gehanteerd zullen moeten worden.
Schoteroog
Door de stadsecoloog van de gemeente Haarlem is op 30 juli 2012 een ecologische inventarisatie op hoofdlijnen opgesteld, naar aanleiding van veldbezoeken op 21 en 28 juli 2012, en voorgaande globale terreinverkenningen van Schoteroog sinds 2000.
Het betreffende gebied Schoteroog is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur in Noord-Holland. De natuurwaarden in dit gebied worden in hoofdzaak gevormd door drie op zichzelf staande kwaliteiten:
1. Mogelijk foerageergebied en overwinteringsgebied van rugstreeppadden, die direct ten westen van de oude vuilstort een grote voortplantingslocatie hebben met tientallen exemplaren. Als gevolg van ontwikkeling van bedrijventerrein is met ontheffing van ministerie EL&I een kunstmatig vervangende voortplantingslocatie aangelegd. Door de afname van leefgebied wordt de strikt beschermde rugstreeppad meer afhankelijk van het Schoteroog-terrein.
2. De bloem- en zaadrijke hoge kruidenbegroeiingen op de vroegere vuilstort is historisch de duurzame bestaanszekerheid van de plaatselijke populatie distelvinken = putters. Deze vogelsoort is sinds 1945 aan het uitbreiden.
Door het niet optimale beheer van de hellingen van de vroegere vuilstort is de bloem- en zaadproductie sterk afgenomen, hierdoor is er minder voedsel waardoor het aantal distelvinken sterk is afgenomen en in de tweede helft van de winter al [moet] uitwijkt [uitwijken] naar de Indische buurt aan de overzijde van het Spaarne. De ruigere delen van de rietgordel, is nu een onmisbare aanvulling ivm de afgenomen voedselproductie op de heuvel van Schoteroog.
3. De kernkwaliteit van dit deel van de EHS is, dat langs de oostrand van Haarlem een doorlopende oeverbegroeiing bestaat van Spaarndam – Schoteroog – Waarderpolder – Veerpolder – Zuiderpolder – Poelpolder – zuidrand Schalkwijk tot de gemeentegrens met Heemstede. Een afsplitsing van deze drassige corridor gaat via het Fort bij Vijfhuizen langs de Hoofdvaart door de Haarlemmermeer.
- Op dit moment is door de aanleg van de jachthaven op het Schoteroog onvermijdelijk een gat gekomen in de doorlopende rietgordel op de oostoever van Schoteroog.
- Door de bestaande aanleg van botenhelling en aangrenzend werkterrein is de onderbreking van de gewenste rietgordel verder vergroot. Door de aanplant van jong [knot]bomen is de open rietbiotoop ook nog structureel verzwakt.
- Verdere inkrimping en functionele verzwakking van de noodzakelijke rietgordel is niet aanvaardbaar uit oogpunt van behoud van broedvogels en andere vormen van biodiversiteit.
- De bestaande aanleg van het boten-bewerkingsterrein ten zuiden van de eigenlijke jachthaven is ten koste gegaan van een grote groeiplaats van Paddenrus = Juncus subnodulosus, een indicator van bodem met bewegend grondwater, en een voorstadium van een vegetatie met riet-orchis en andere schaars geworden soorten van vochtige bloemrijke begroeiing.
In het Noordoostelijk deel van het gebied Schoteroog zijn zingende kleine karekiet, foeragerende boerenzwaluwen en een vliegvlugge jonge koekoek waargenomen. Bij sterke westenwinden zullen watervogels in de luwte van het riet schuilen en zullen kleine zangvogels in de rietgordel voedsel en beschutting vinden.
Indien in de toekomst ontwikkelingen in het gebied plaats vinden zullen vanuit de ecologische waarde van het gebied voorwaarden gesteld moeten worden ter bescherming en behoud van deze waarden.
4.7 Cultuurhistorie
Schoteroog
De noordoostpunt van de Waarderpolder, ook Schoteroog genoemd, is jarenlang gebruikt als vuilstortplaats. Oorspronkelijk was het een wat onbeduidend buitendijks gebied, grenzend aan de Noorddijk van wat oorspronkelijk polder 'De Waert' heette. Tegenwoordig wordt het gebeid gebruikt voor extensieve recreatie met meer intensief gebruik op de locatie van de Jachthaven in het noordelijk deel. Het meest noordelijke gebeid is niet toegankelijk voor personen en bestaat uit natuur.
Stedelijke ontwikkeling
De verstedelijking van de westelijke oever van het Spaarne is vanaf 1910-1920 ter hand genomen. Tot stand komen de Transvaalbuurt en de Indische Buurt. Buurten die worden gekenmerkt door arbeiderswoningen in gesloten bouwblokken van meestal twee bouwlagen met een kap. Met daarbij aan de Spaarne-oever enkele terreinen met industrie, waarvan de ontwikkeling al voor de verstedelijking was begonnen. Juist aan de Spaarndamseweg zien we een mengeling ontstaan van eenvoudige woningbouw en vroege industrie waarbij beide elkaar gaandeweg in de weg lijken te zitten.
Het verdwijnen van bepaalde industrieën had tot gevolg dat andere bedrijven hun plaats innamen. Soms is dat min of meer een voortzetting van de oorspronkelijke bedrijfstak maar een ingrijpende verandering was wel het verdwijnen van de Conradwerf, wat ook tot gevolg had dat de bijbehorende havens gedempt werden in 1960 en de dubbele ophaalbrug verdween uit de Spaarndamseweg. De huidige stedenbouwkundige invulling met de nieuwbouw van Spaarneboog, de klimmuur naar ontwerp van Cees den Heyer en het Nelson Mandelapark laat zien dat een duidelijke visie voor de toekomst hier niet aan de orde was. In een aantal gevallen is het verdwijnen van de industrie aanleiding voor grootschaliger woonprojecten. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de studentenflat Steve Biko uit 1996/1998 op de hoek van de Reitzstraat.
Hoofdstructuur
Het Spaarne met haar westelijke oever is de bepalende factor voor dit gebied. De ruimtelijke opbouw van het gehele gebied eromheen vloeit voort uit de hiervoor geschetste ontwikkeling, grootschalig waar het om bedrijven gaat en kleinschaliger wanneer het woningbouw betreft. Een bijzondere plek wordt ingenomen door het Nelson Mandelapark op de plaats van de vroegere Conradwerf.
Zoals ook in de gebiedsvisie van oktober 2008 is geconstateerd heeft de vestiging van bedrijven en het gefaseerd verdwijnen van deze bedrijven ervoor gezorgd dat de structuur langs de Spaarndamseweg een rommelig karakter heeft.
Kenmerkend voor de structuur is de soms abrupte overgang in schaal van de bebouwing aan het Spaarne en die van het binnengebied, een contrast dat van meet af aan is gegroeid doordat de prestedelijke industriële bebouwing en de stedelijke woningbouw zo kort na elkaar zijn gerealiseerd.
Waardering van afzonderlijke gebouwen
De gebouwen die in het gebied als Gemeentelijk monument zijn aangemerkt zijn:
- Paul Krugerkade 45
- Paul Krugerkade 47
- Spaarndamseweg 404 tot en met 422
Conclusie en aanbevelingen
Gezien het transformatieproces dat het plangebied thans ondergaat is het vooral aan te bevelen om dit proces goed aan te sturen. Dat geldt niet alleen voor het profiel van de Spaarndamseweg zelf maar zeker ook voor de dwarsprofielen. Daarbij wordt er in het bijzonder aandacht gevraagd voor de omgeving van de genoemde gemeentelijke monumenten omdat die ieder op hun eigen manier vertegenwoordiger zijn van de bijzondere ontwikkelingsgang van dit gebied.
4.8 Archeologie
Archeologische verwachting in het plangebied
De door het rijk en de provincie uitgegeven archeologische kaarten zijn vertaald in de voorlopige Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH). Onderstaande uitsnede geeft aan welke categorieën van archeologische verwachtingswaarde in het plangebied aanwezig zijn. De voorwaarden die aan de categorieën verbonden zijn worden daaronder nader toegelicht.
In het bestemmingsplan worden deze categorieën opgenomen onder de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie'. In de planregels worden de relevante begrippen gedefinieerd en wordt aangegeven welke archeologische voorwaarden aan een reguliere bouwvergunning of aanlegvergunning moeten worden verbonden.
afbeelding 4.2: Archeologische Beleidskaart Haarlem
Aanduidingen: Rood: categorie 2; Oranje: categorie 3; Geel: categorie 4; Blauw: categorie 6
Categorie 2
Een heel klein deel in het zuidelijkste puntje van het plangebied behoort tot categorie 2. Categorie 2 is van toepassing op terreinen die van bijzonder archeologisch belang zijn voor de gemeente Haarlem en terreinen die staan aangegeven op de AMK. Overal in deze gebieden zijn resten van zowel het prehistorische als het middeleeuwse dorps- en stedelijk leven te vinden.
Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodem verstorende activiteiten plaatsvinden van 50 m2 en groter, en die dieper gaan dan 30 cm –mv, een waardestellend archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.
Categorie 3
Een klein deel van het plangebied behoort tot categorie 3. Deze categorie is onder meer van toepassing op terreinen die op de Haarlemse strandwal gelegen zijn. De begrenzing van deze strandwal in detail is complex. Onderzoek nabij het noordelijk deel van het plangebied heeft aangetoond dat de Haarlemse strandwal en omgeving een intensieve bewoning heeft gekend. Op verschillende locaties in de buurt van het plangebied zijn sporen uit de steentijd tot en met de Romeinse tijd gevonden.
Voor categorie 3 geldt dat bij plannen waarbij bodem verstorende activiteiten plaatsvinden van 500 m2 en groter en die dieper gaan dan 30 cm onder maaiveld waardestellend archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.
Categorie 4
Het plangebied behoort voor het grootste deel volgens de ABH tot categorie 4
Het betreft hier de oostelijk gelegen strandvlakte die grenst aan de Haarlemse strandwal. De vondsten zijn, blijkens onderzoek in de nabije omgeving van het plangebied, aanwezig in een relatief lagere dichtheid.
Om die reden geldt voor deze categorie een minder strikt regime en dient waardestellend archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden bij bodem verstorende activiteiten met een oppervlakte groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld.
Categorie 6:
Deze categorie is alleen van toepassing op het water. Hier gelden geen bestemmingsplanregels ten aanzien van waarde-archeologie.
4.9 Vliegverkeer
In het Luchthavenindelingbesluit (Lib), onderdeel van de gewijzigde Wet Luchtvaart, is rond de luchthaven Schiphol een beperkingengebied aangewezen. Hierbinnen gelden regels omtrent beperkingen van de maximale hoogte van objecten om ervoor te zorgen dat vliegtuigen op een veilige manier van en naar de luchthaven Schiphol kunnen vliegen.
Voor het plangebied gelden grotendeels hoogtebeperkingen, die variëren van 120 tot 145 meter. De noordwesthoek van het gebied valt buiten deze beperkingen. binnen het bestemmingsplan worden geen bouwwerken toegestaan die de hoogtebeperking doorbreken. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de bepalingen uit het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
4.10 Duurzaamheid En Energie
Duurzame stedelijke ontwikkeling
De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota “Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw” bepaald dat alle ruimtelijk relevante plannen vanaf 2006 moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit. De praktijkrichtlijn duurzame stedenbouw bestaat uit uitgangspunten en een checklist duurzame stedenbouw op basis van de ervaringen in Haarlem. Hierbij is gebruik gemaakt van het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw (NPDS, 1999).
Toepassen van maatregelen zijn afhankelijk van het stedelijk milieutype, bijvoorbeeld een grote waterberging past niet in een hoog stedelijk gebied.
In de checklist zijn naast de wettelijke maatregelen (watertoets) een groot aantal vrijwillig te nemen maatregelen beschreven op het gebied van verkeer/vervoer (parkeren ondergronds), afval (het plaatsen van ondergrondse containers), water en energie (zuid gerichte verkaveling zonoriëntering).
De vrijwillig te nemen maatregelen zorgen ervoor dat een ruimtelijk plan aan de streefkwaliteit kan voldoen. Dat is dus een kwaliteit die verder gaat dan wettelijke regelingen ofwel de basiskwaliteit.
Duurzaam bouwen
De gemeenteraad heeft op 15 november 2005 het beleid voor duurzame woningbouw vastgesteld. Bij alle nieuwe woningbouwprojecten waar de gemeente direct bij betrokken is moet de zogenoemde basiskwaliteit Duurzaam bouwen (Dubo) worden toegepast. Deze basiskwaliteit kan worden bereikt door het toepassen van kostenneutrale duurzame maatregelen. De basiskwaliteit is gebaseerd op een voortschrijdende normstelling en zal worden aangescherpt.
De basiskwaliteit duurzame nieuwbouw binnen het plangebied kan op twee manieren worden bereikt:
- Het toepassen van de voorkeurslijst duurzaam bouwen maatregelen nieuwbouw.
- Door het instrument GPR-gebouwen toe te passen. Met dit rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen.
De gemeente kan het initiatief nemen om samen de projecteigenaar een hogere kwaliteit te bereiken (streefkwaliteit).
Wat is GPR?
De Gemeentelijke Praktijk Richtlijn Duurzaam Bouwen (GPR) is het resultaat van praktijkervaringen in de gemeente Tilburg en andere steden (80 gemeenten). Met het rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen. Ter toelichting hierop het volgende: Invullen van maatregelen conform het Bouwbesluit levert een score van 5 op. Invullen van de voorkeurslijst levert een 6 op. (Zie voor meer informatie www.gprgebouw.nl)
Haarlem Klimaatneutraal
In maart 2007 heeft de Haarlemse gemeenteraad in meerderheid uitgesproken dat Haarlem in 2030 een klimaat-neutrale stad moet zijn. Voor de eigen organisatie geldt dit al vanaf 2015. Hiertoe heeft de gemeenteraad op 9 oktober 2008 een plan van aanpak vastgesteld.
Kern van de aanpak is dat bij ieder (nieuw)bouwproject het energieaspect nader aandacht moet krijgen, waarbij in eerste instantie het gebruik van energie zo beperkt mogelijk moet worden gemaakt via bijvoorbeeld isolatie en zuinige apparatuur. Daarnaast dient zo veel mogelijk van duurzame energie gebruik te worden gemaakt, door bijvoorbeeld zonne-energie i.c.m. warmte-koude opslag toe te passen. In de laatste plaats kan eventueel naar compensatiemaatregelen worden gezocht. Deze compensatiemaatregelen kunnen ook bestaan uit investeren in andere energie maatregelen buiten het gebied.
4.11 Mer-beoordeling
In de Wet milieubeheer en het op grond van deze wet vastgestelde Besluit milieueffectrapportage 1994 is bepaald dat voor bepaalde activiteiten, plannen of besluiten een milieueffectrapportage (mer) moet worden opgesteld.
Het Besluit mer maakt onderscheid tussen drie groepen:
- activiteiten, plannen en besluiten genoemd in de C-lijst van het Besluit, waarvoor een milieueffectrapportage dient te worden opgesteld;
- activiteiten, plannen en besluiten genoemd in de D-lijst van het Besluit, die boven de in de lijst genoemde drempelwaarde vallen. Hiervoor dient en mer-beoordeling uitgevoerd te worden;
- activiteiten, plannen en besluiten genoemd in de D-lijst van het Besluit, die onder de in de lijst genoemde drempelwaarde vallen. Hiervoor dient een vormvrije mer-beoordeling uitgevoerd te worden;
afbeelding 4.3 schematische weergave mer-procedures
In het bestemmingsplan Spaarndamseweg e.o. worden geen ontwikkelingen uit de eerste twee groepen opgenomen.
Voor twee plannen (Deliterrein en Sonneborn) wordt in het bestemmingsplan een uitwerkingsverplichting opgenomen en voor één plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Voor deze ontwikkelingen moet een vormvrije mer-beoordeling worden uitgevoerd op het moment dat concreet invulling wordt gegeven aan de uitwerking of wijziging en de mogelijke milieueffecten beter in beeld kunnen worden gebracht.
De overige relevante ontwikkelingen in het plangebied, zijn:
- 1. De mogelijke uitbreiding van het aantal ligplaatsen voor rivier cruiseschepen
- 2. De vervanging jachthaven Weterwille door de Stadsjachthaven (98 plaatsen)
Voor de eerste ontwikkeling (activiteit) hoeft geen vormvrije m.e.r.-beoordeling plaats te vinden, omdat deze niet voor komt op de D-lijst van het Besluit mer.
De aanleg van een jachthaven komt wel voor op de D-lijst (D 10 De aanleg, wijziging of uitbreiding van: b. jachthavens). Echter gaat het hier om de herinrichting van de bestaande jachthaven, waarbij het aantal ligplaatsen in de nieuwe situatie gelijk blijft aan het aantal plaatsen in de oude situatie. De te verwachten milieueffecten zullen niet anders zijn dan de milieueffecten in de bestaande situatie. Om die reden is ook voor deze activiteit geen vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk.
4.12 Externe Veiligheid
Externe veiligheid inrichtingen
Voor het beschouwen van de Externe veiligheid is een tweetal AMvB's relevant, te weten het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) en het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen). Daarnaast is een AMvB Besluit Transportroutes externe veiligheid in voorbereiding. In deze AMvB's staat beleid waarmee de risico's rondom risicobronnen tot maatschappelijk aanvaardbare proporties kunnen worden beperkt. Risicobronnen kunnen inrichtingen zijn (bedrijven waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen) of transportassen, zoals buisleidingen of wegen waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
De meest effectieve manier om de risico's te beperken is het ruimtelijk scheiden van risicobron en risico-ontvanger. Concreet betekent dit hoe groter de afstand, hoe minder risico. Als de afstand tot de risico-ontvanger groot genoeg is, daalt de invloed van de risicobron voor de ontvanger tot 0: er is dan geen externe veiligheidsrisico meer. De hiervoor bedoelde afstand markeert de grens van het invloedsgebied van de risicobron. Het invloedsgebied is een belangrijk begrip om te beoordelen of externe veiligheid voor een plangebied een te beschouwen aspect is.
Het plangebied Spaarndamseweg e.o. bevindt zich niet binnen het invloedsgebied van een risicobron. Er is dan ook geen sprake van enig plaatsgebonden risico. Toetsing van grens- en richtwaarden is dan ook niet aan de orde. Het verantwoorden van het groepsrisico is, omdat de planlocatie buiten het invloedsgebied valt, niet nodig.
4.13 Kabels, Leidingen, Straalpaden En Andere Belemmeringen
Naast de uit het oogpunt van externe veiligheid relevante invloedsgebieden, zoals behandeld in paragraaf 4.13, kan ook de ligging van overige kabels of leidingen zoals rioolpersleidingen of drinkwatertransportleidingen relevant zijn voor het bestemmingsplan. Er liggen binnen het plangebied geen hoofdgasleidingen of landelijke/regionale leidingstroken.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
Uitgangspunt van het bestemmingsplan is dat de bestaande functies, zoals deze voor het grootste deel al zijn opgenomen in de voorgaande plannen worden overgenomen in dit bestemmingsplan. De bouw- en gebruiksmogelijkheden blijven voor zover mogelijk hetzelfde.
Als er sprake van een verandering is, dan gaat het meestal om ruimere mogelijkheden, conform de in de vastgestelde Gebiedsvisie opgenomen kaders voor het plangebied Spaarndamseweg. De gebieden met een volledig nieuwe ontwikkeling worden apart bestemd en krijgen een uitwerkingsbevoegdheid.
5.1 Visie Op Het Plangebied
Algemeen uitgangspunt voor het bestemmingsplan Spaarndamseweg e.o. is dat de gronden en de bestaande bebouwing die passen binnen de beoogde ontwikkeling van het gebied conform het huidige gebruik bestemd worden. Voor dergelijke bestaande bebouwing en functies is het van belang een bestemmingsregeling te ontwerpen, die niet alleen mogelijkheden biedt voor het voortzetten van het huidige gebruik en de huidige verschijningsvorm, maar die waar mogelijk ook ruimte biedt voor bouwkundige aanpassingen en/of functieverbreding.
Het plangebied Spaarndamseweg e.o. is in het in 2005 vastgestelde Structuurplan Haarlem 2020 aangewezen als verandergebied. Vervolgens is in 2008 de Gebiedsvisie Spaarndamseweg e.o. vastgesteld, met een nadere uitwerking hiervan. Het gebied is onderdeel van Haarlem Noord en kan uitgroeien tot een hoogwaardig stedelijk gebied met functiemenging. Het aanbod van werkgelegenheid in de directe omgeving is goed en door een goede ontsluiting en de gunstige ligging in de stad is het gebied een prima woon- en werkomgeving. Daarnaast bieden het Spaarne en het gebied Schoteroog tal van mogelijkheden voor nieuwe recreatieve voorzieningen.
Een doelstelling van het Haarlemse beleid is een intensiever gebruik van de beschikbare ruimte te bereiken door meer te richten op functiemenging van voornamelijk wonen en werken. In dit bestemmingsplan wordt speciale aandacht gegeven aan functiemenging met kleinschalige voorzieningen en passende bedrijvigheid voortkomend uit het gemeentelijke Structuurplan Haarlem 2020 (zie paragraaf 3.1). Ook in de Gebiedsvisie wordt dit onderschreven. Functiemenging heeft – vooral in de gebieden grenzend aan de binnenstad – een positief effect op de levendigheid, sociale veiligheid en gebruiksintensiteit van gebouwen en de openbare ruimte. Het bevorderen van een gemengde woon-werk omgeving is dan ook uitgangspunt. Hieronder valt onder andere het behouden van kleinschalige bedrijfs-, kantoor-, atelier- en winkelruimten die zowel lokale voorzieningen zijn als broedplaatsen voor nieuwe bedrijven. Vaak zitten deze ruimten op de begane grond, met op de bovengelegen verdiepingen een woonfunctie. Met het toepassen van een gemengde bestemming is het goed mogelijk om op pandniveau deze functies boven elkaar toe te laten.
Binnen de gemengde bestemmingen zijn naast de genoemde bedrijven ook andere functies toegestaan. Op deze manier bestaat er de mogelijkheid functies te wisselen en gebruiksintensiteit en bijbehorende voordelen te vergroten.
De bedrijven die in het gebied al aanwezig waren, zijn in principe opgenomen onder de bestemming 'bedrijf' overeenkomstig het huidige gebruik en de huidige bouwmogelijkheden. Daar waar in de bestaande situatie of in de oude bestemmingsplannen al rekening werd gehouden met functiemenging al dan niet op de begane grond, is een gemengde bestemming opgenomen. De gemengde bestemmingen zijn in categorieën ingedeeld, die specifiek zijn toegespitst op de meest voorkomende situaties.
De transformatie van de oevers langs het Spaarne is een ruimtelijke beweging die al enige tijd gaande is. Voor de Spaarndamseweg en de directe omgeving heeft dit al geleid tot verschillende transformatieprojecten. De aanleg van de Schoterbrug en de herontwikkeling van de bedrijven aan de Spaarndamseweg naar (multifunctionele) woningbouw vormen een klassiek voorbeeld van de aanwezige dynamiek.
In de Gebiedsvisie Spaarndamseweg e.o. komt aan de orde op welke wijze de ingezette transformatie de komende jaren verder gestalte kan krijgen. Daarbij wordt aangegeven wat de kansen zijn om de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied te behouden en waar mogelijk te versterken.
Alvorens tot een planbeschrijving te komen worden voor de bestemmingen wonen, werken, recreatie en verkeer op hoofdlijnen de uitgangspunten en punten van vernieuwing schematisch weergegeven.
Bestemmingen | Uitgangspunten | Punten van vernieuwing | |
Wonen | Bouw van voldoende betaalbare en middeldure koop- en huurwoningen voor jong en oud | Gedifferentieerde woningbouw langs de Spaarndamseweg met horizontale en verticale functiemenging | |
Werken | Behoud van werkgelegenheid in onder andere de (perifere-)detailhandel en de (creatieve) zakelijke dienstverlening | Uitbreidingsruimte voor de detailhandel in de Spaarneboog, ruimte voor woon-werk- woningen | |
Recreatie | Het benutten van de Spaarneoever, het Spaarne en Schoteroog voor recreatieve functies teneinde het bestaande tekort op te heffen | Aanlegsteigers voor cruiseschepen, groene Spaarneoever, Vervanging steigers tbv stadshaven | |
Verkeer en vervoer | Verbetering van het ruimtegebruik en verblijfsklimaat; bruggen over het Spaarne, minder verkeer over de Spaarndamseweg | Volledige herprofilering van de Spaarndamseweg |
A. Wonen
De gemeente Haarlem zet al jaren in op voldoende betaalbare koop- en huurwoningen voor alle leeftijdsgroepen, naast een gevarieerd aanbod van middeldure en dure huur- en koopwoningen. De gemeente streeft naar betaalbare woningen speciaal voor jongeren. Bij nieuwbouw en transformatieprojecten is de inzet om 30% sociale koop en huur te realiseren. Ook is het belangrijk dat er levensloopbestendig wordt gebouwd en ingericht, zodat ouderen lang zelfstandig (in de eigen buurt) kunnen blijven wonen. Weerbare wijken zijn gebaat bij een gevarieerd woningaanbod, waarbij koop- en huurwoningen, en goedkopere en duurdere woningen met elkaar de wijk vormen.
De nieuwe Woonvisie Haarlem 2012 - 2020 zet onder meer in op kwaliteit, duurzaamheid en doorstroming en verbetering van de bestaande woningvoorraad. In de woonbuurten die verder van het Spaarne zijn gelegen is hoofdzakelijk sprake van bestaande grondgebonden woningen. Naast de in moderne bestemmingsplannen gebruikelijke mogelijkheden om de woonruimte, al dan niet met een afwijkingsprocedure, uit te breiden, is het plan hier vooral behoudend.
Op basis van de uitgangspunten komt bij nieuwbouw in het plangebied, die voornamelijk op voormalige bedrijfslocaties aan de Spaarndamseweg plaats zal vinden, het accent te liggen op gestapeld wonen met voldoende differentiatie qua grootte en prijs. In de plint is ruimte voor niet-woonfuncties, waarmee door functiemenging de levendigheid van de openbare ruimte wordt bevorderd.
B. Werken
Economische functies
De economische functies liggen in het plangebied voornamelijk geconcentreerd rond het carré Werfstraat / Paul Krugerkade. De focus voor dit gebied ligt bij perifere detailhandel en minder op de woonfunctie. Multifunctionaliteit wordt hier vooral bereikt door een diversiteit aan zakelijke en commerciële functies toe te staan.
Verspreid door het gebied bevinden zich enkele locaties waar bedrijven gevestigd zijn. deze bedrijven worden positief bestemd.
Zoals ook eerder aangegeven wordt in nieuwbouwprojecten veelal de begane grond ingericht voor detailhandel, dienstverlening en andere niet-woonfuncties. Waarmee de multifunctionaliteit van het gebied wordt bevorderd. In het kader van de milieuzonering worden alleen bedrijven uit de lichte categorie toegestaan, zodat deze een goede aanvulling vormen op het woonmilieu.
In het bestemmingsplan is voor één locatie een uitwerkingsbevoegdheid opgenomen, omdat daar geen bedrijf meer is gevestigd en de nieuwe ontwikkelingen nog niet concreet genoeg zijn om direct in het bestemmingsplan op te nemen.
Een meer algemene, maar zeker voor de woonwijken achter de Spaarndamseweg goede mogelijkheid voor functiemenging is het planbreed toestaan van aan-huis-verbonden beroepen en gastouderopvang. Op deze manier wordt ook binnen de woonwijk een verdere ontwikkeling van economische functies mogelijk gemaakt.
Aan-huis-verbonden, dienstverlenende beroepen kunnen bijvoorbeeld zijn: kleine adviesbureaus, creatieve dienstverlening (ontwerp- en architectenbureaus), pedicures en praktijkruimten voor de zogenaamde vrije beroepen, zoals arts, tandarts en notaris.
Maatschappelijke voorzieningen
In het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (SHO) is onder meer 'het verbreden van een onderwijsvoorziening tot multifunctionele accommodatie' als speerpunt opgenomen. De realisatie van brede scholen en multifunctionele accommodaties in samenwerking met kinderopvangorganisaties wordt gestimuleerd in het beleid rondom 'Scholen in de Wijk'. Het stimuleren van kinderopvang in sportaccommodaties past ook binnen de gemeentelijke doelstellingen. Binnen de maatschappelijke bestemming wordt daarom een breed scala aan activiteiten toegestaan.
C. Recreatie
Het Spaarne, één van de centrale ruimtelijke dragers van Haarlem, is op te vatten als “recreatieve as”. de aantrekkelijke oevers en de stadshaven bieden faciliteiten voor de watersport, cruise schepen en een horeca op het water. Ook de op het Schoteroog aanwezige jachthaven en de toekomstige vestiging van de zeilvereniging dragen hieraan bij. Een belangrijke kwaliteit van het Spaarne is het grote oppervlak dat door het water in beslag wordt genomen, waardoor een duurzame openheid wordt gewaarborgd.
Met het Spaarne als basis streeft de gemeente binnen het plan Spaarndamseweg naar het tot stand brengen en in stand houden van een kwalitatief hoogwaardig buitenmilieu dat voorziet in maatschappelijke en recreatieve behoeften. Het beleid is erop gericht dat de Spaarneoevers voor een breed bereik aan gebruikers aantrekkelijk zijn.
Door de dichte bebouwing en het vrijwel ontbreken van privé-voortuinen is de behoefte aan buurt- en blokgroen in de Patrimoniumbuurt, Indische buurt-zuid en Indische buurt-noord groot. Voor wijkgroen zijn de buurten momenteel primair aangewezen op het Schoterbos.
Het Groenstructuurplan (1991) en het Spaarneplan (1995) beogen een groene invulling en reconstructie van de Spaarneoevers. Deze reconstructie is al gedeeltelijk uitgevoerd. De groene invulling biedt kansen voor de ontwikkelingen en biedt compensatie voor het tekort aan groen in de aangrenzende buurten.
Binnen de bestemming Groen is de groenstructuur beschermd. Binnen de bestemmingen Verkeer, Water en Tuin 2 bestaat de mogelijkheid om het groen uit te breiden. Voorts worden de bomen in het plangebied kwantitatief en kwalitatief geïnventariseerd, waarop een bomenbeplantingsplan voor het gebied wordt gemaakt.
D. Verkeer en vervoer
Ontsluiting
Als gevolg van de aanleg van de Schoterbrug is de hoeveelheid verkeer die gebruik maakt van de Spaarndamseweg afgenomen, omdat meer doorgaand verkeer rond het gebied geleid wordt. Door de lagere verkeersintensiteit ontstaat ruimte voor een kwaliteitsimpuls. De herinrichting is op dit moment voor een groot deel uitgevoerd. Belangrijkste uitgangspunt is een goede inrichting voor fietsers en voetgangers, en de aanleg van kleine groen- en/of speelvoorzieningen rond de Spaarndamseweg.
Voor omwonenden en overige gebruikers is een goede relatie tussen de Spaarne-oever en de woonstraten in de buurt belangrijk. Concreet betekent dit dat op ten minste één plek een voetgangersverbinding in oostwestrichting tussen Delistraat en Spaarndamseweg wordt gerealiseerd.
Parkeren en verkeerscirculatie
Het streven is enerzijds gericht op het realiseren van voldoende parkeerplaatsen in het plangebied en anderzijds op het zoveel mogelijk beperken van het aantal noodzakelijke verkeersbewegingen.
In diverse straten in het plangebied (zoals de Werfstraat, Paul Krugerkade, Gedempte Schalkburgergracht, Lucas Meijerstraat, Ben Viljoenstraat, Herzogstraat, Pieter Maritzstraat, Tafelbergstraat, Transvaalstraat en de Delistraat) zijn parkeervlakken aangelegd, zijn kruispunten voorzien van drempels en wordt verkeersregulatie toegepast door middel van eenrichtingsverkeer. Qua verkeerstechnische ingrepen lijkt in deze straten het maximaal haalbare reeds toegepast. Bij nieuwbouwprojecten in het plangebied verdient het aanbeveling te onderzoeken of extra (ondergrondse) parkeervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd, zodat de eerder genoemde straten ontlast kunnen worden.
Rond de stadshaven worden 53 parkeerplaatsen aangelegd. Dit ter vervanging van de parkeerplaatsen die verdwijnen door de bouw van de woningen en appartementen in het kader van het aan het plangebied grenzende project "Land in Zicht". Bij de nieuwbouw wordt het parkeren op eigen terrein of onder de woonappartementen gerealiseerd. De parkeerplaatsen rond de stadshaven zijn voor de verenigingen en de stadshaven en voor de bezoekers van de nieuwe woningen.
Kwaliteits impuls
Samenhang bebouwing
De bebouwing aan de Spaarndamseweg vertoont met de reeds gerealiseerde nieuwbouw steeds meer samenhang. Dit kan echter nog verder worden verbeterd. Door bij nieuwbouw, die ook grootschalige, hoge elementen mag hebben, de bestaande kleinschalige bebouwing te respecteren waardoor deze herkenbaar blijft, wordt de samenhang versterkt.
De bebouwing kan in hoogte variëren van 6 tot 10 bouwlagen. Door zorgvuldig om te gaan met kleur- en materiaalkeuze bij nieuwbouw en straatmeubilair kan de samenhang verder versterkt worden. Voorts is van belang om de hoogbouw van meer dan 10 bouwlagen zo langs de Spaarndamseweg te situeren, dat de verschijningsvorm herkenbaar is en kan bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit.
Van zuid naar noord ontstaat dan als ritme: (1) laagbouw van Prinsenbrug tot voorbij de Rozenhagenstraat, (2) gevarieerde, hogere bebouwing en onbebouwde terreinen tot aan de Reitzstraat, (3) tussen Reitzstraat en Transvaalstraat laagbouw uit het interbellum, (4) van de Transvaalstraat tot de Orbistraat hogere bebouwing en onbebouwde terreinen, (5) noordelijk van de Orbistraat laagbouw met een torentje op de hoek van de Zaanenstraat. In deel 2, 4 en 5 zal sprake zijn van meer omvangrijke (hoge) nieuwbouw.
Voor de beeldvorming is de kwaliteit van de architectuur belangrijk. De Welstandsverordening vormt momenteel nog de basis voor het beoordelen van de architectonische kwaliteit. De Spaarndamseweg is conform deze verordening gelegen in een zone met welstandsniveau 1, dat wil zeggen dat aan de architectuur van nieuwe bouwwerken de hoogste eisen worden gesteld. De verordening geeft ook aan dat bij wezenlijke nieuwe ruimtelijke inrichting aanvullende welstandscriteria kunnen gelden.
Uitbreiding/aanpassing van de woning
Bij bestaande woningen neemt in de regel de wens tot veranderingen in en aan de woning toe naarmate de woning ouder is. Aanvragen hebben meestal betrekking op de uitbreiding van de woonruimte, luxer maken van de woning, dan wel een grotere berging/garageruimte in de achter- of zijtuin. Nieuwe wensen hangen voor een groot deel samen met een verandering van levensfase (bijvoorbeeld kinderen krijgen of de deur uit, hoger inkomen, pensionering). Ook maatschappelijke veranderingen, zoals de wens om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen, kunnen een reden zijn voor aanpassing.
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is onderzocht of uitbreiding van de woningen in het plangebied Spaarndamseweg e.o. mogelijk en gewenst is. Bij deze afweging spelen diverse aspecten een rol, zoals stedenbouw, architectuur, welstand en cultuur historische waarde.
In principe kan in het plangebied Spaarndamseweg e.o. overal toegestaan worden om een opbouw te plaatsen waar een bebouwing staat van twee lagen. Maar om meer rust en uniformiteit terug te brengen in deze buurt wordt in dit bestemmingsplan gewerkt met het toekennen van trends in de vorm van dakopbouwen en kappen.
Trends zijn de binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg identieke dakopbouwen (uitbreiding ten opzichte van de oorspronkelijke woning), kapvormen of dakkapellen welke juridisch, technisch en vanuit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit passend zijn en daardoor de 'blauwdruk' vormen van toekomstige uitbreidingen. In het geval dat er meerdere dakopbouwen zijn gerealiseerd wordt de meest voorkomende vorm als trends benoemd (50% criterium).
Voor dit bestemmingsplan zijn per straat of straatdeel, trends toegekend in de vorm van dakopbouwen en kappen waarmee wordt voorkomen dat een kakofonie van opbouwen ontstaat.
5.2 Ontwikkeling
Aanleiding tot actualisering van het bestemmingsplan is onder andere dat er binnen het plangebied een aantal (bouw)projecten in voorbereiding is. Om aan te geven hoe dynamisch het bestemmingsplangebied is staan hieronder de (bijna) voltooide ontwikkelingen en de ontwikkelingen op de korte en lange termijn weergegeven.
- A. Ontwikkelingen (bijna) voltooid
- 1. Spaarndamseweg 524-608 ('Archipel')
- 2. Herprofilering Spaarndamseweg
- 3. Stadshaven
- 4. Riviercruiseschepen in het Spaarne
- B. Ontwikkelingen op de korte termijn (<10 jaar)
- 1. Deliterrein
- 2. Spaarndamseweg 214 (bouwmaterialenhandel Filippo)
- 3. Zone Kruger/Werf:
- Spaarndamseweg 120 (kantoor, Vomar e.o.)
- Paul Krugerkade 8 (bakkerij Quality Bakers)
- Werfstraat + Nelson Mandelapark (speeltuin + basisschool De Schelp)
- 4. Recreatieve ontwikkelingen Schoteroog waaronder:
- accommodatie voor roei- en zeilvereniging Het Spaarne;
- accommodatie voor de Haarlemse reddingsbrigade.
- 5. Ligplaats horecaboot
- 6. Spaarndamseweg nabij Floresstraat (Sonneborn)
- C. Ontwikkelingen/kansen op de lange termijn (>10 jaar)
- 1. Spaarndamseweg 74-80 (CarpetRight + autohandel Alting)
- 2. Spaarndamseweg 380 (Top Cars)
- 3. Spaarndamseweg 410-422 (bedrijfscomplex)
Van de korte- en lange termijn projecten is de stand van zaken als volgt.
Ad B
1 Deliterrein
Het plan dat bekend staat als het plan voor het Deliterrein heeft niet alleen betrekking op de het eigenlijke Deliterrein – de voormalige gemeentewerf – maar ook op het aangrenzende voormalige Shell-terrein op de hoek van de Spaarndamseweg en de Transvaalstraat. Op dit moment ligt het terrein nog braak. Er zijn saneringsmaatregelen op het gemeentelijk terrein uitgevoerd. Een aangepast stedenbouwkundig programma van eisen is in 2007 politiek bekrachtigd. Het programma bestaat voornamelijk uit woningen met aan de zijde van de Spaarndamseweg op de begane grond een aantal ruimten voor commerciële of maatschappelijke doeleinden.
Voor 34 grondgebonden woningen aan de Delistraat is met toepassing van vrijstelling op grond van art 19 lid 2 WRO een bouwvergunning verleend. De vrijstelling is in het bestemmingsplan verwerkt.
Omdat de invulling van het programma voor de overige gronden van het Deliterrein nog onvoldoende concreet is, zijn deze gronden gedeeltelijk in het plangebied opgenomen met een uitwerkingsverplichting.
De ontwikkelingen op de gronden die niet in het plangebied zijn opgenomen worden, zodra daarvoor aanleiding is, met toepassing van andere ruimtelijke procedures verder mogelijk gemaakt.
2 Filippo Bouwcenter
Filippo heeft een bidboek opgesteld voor nieuwbouw. Zij willen hun bouwbedrijf verplaatsen naar de Waarderpolder. Aangezien nog geen concrete plannen zijn uitgewerkt wordt de bestaande situatie in het bestemmingsplan opgenomen
3 Zone Kruger/Werf
Al geruime tijd zijn er gesprekken gaande tussen marktpartijen en de gemeente over dit gebied. Ondanks de vele ideeën die er zijn voor de ontwikkeling van het gebied, hebben de gesprekken tot op heden nog niet tot concrete plannen geleid.
Wel zijn vanuit de gebiedsvisie Spaarndamseweg e.o. een aantal uitgangspunten geformuleerd, aan de hand waarvan de toekomstige ontwikkeling kan worden uitgewerkt:
- er moet aansluiting gezocht worden bij de omliggende gebieden;
- een aantrekkelijke openbare ruimte die sociaal, veilig en overzichtelijk is;
- het gebied moet versterkt worden als multifunctioneel voorzieningencluster met de nadruk op detailhandel in volumineuze artikelen, maatschappelijke functies en (zorg-)wonen;
- de totale omvang van het groen van het Nelson Mandelapark en het groen aan de Werfstraat mag niet verminderen;
- Efficiënt en zuinig omgaan met vrijkomende ruimte;
- Toename parkeren binnen het gebied zelf oplossen;
De uitgangspunten uit de gebiedsvisie kunnen niet zonder meer in het bestemmingsplan worden opgenomen. Daarom is op dit moment ervoor gekozen de bestaande bestemming op te nemen. In de toekomst kan alsnog besloten worden voor dit deelgebied een aparte ruimtelijke procedure te doorlopen, zodra concreet zicht is op de nieuwe ontwikkelingen.
4 Het Spaarne, roei- en zeilvereniging
De roei- en zeilvereniging Het Spaarne heeft voor de zeiltak haar onderkomen gehad bij de voormalige particuliere jachthaven de Drijver, die aan de Spaarndamseweg was gehuisvest. Door de komst van de Schoterbrug en het project Land in Zicht is jachthaven De Drijver verdwenen. Sinds die tijd opteert De roei- en zeilvereniging voor een kleinschalige voorziening op Schoteroog voor circa 10 zeilschepen.
Vereniging Het Spaarne is in samenwerking met de Reddingsbrigade bezig een plan uit te werken voor de locatie Schoteroog. In overleg met de gemeente is er door initiatiefnemers voor gekozen om voor deze ontwikkeling een aparte ruimtelijke procedure te doorlopen.
5 Horecaboot
De Kansenkaart Watertoerisme (2008) gaf aan dat in Haarlem nog te weinig horeca op en aan het water is gevestigd. Een horecaboot draagt bij aan de economie en zorgt voor een stuk levendigheid dat past in het multifunctionele karakter van het gebied rond de werf en aan de oever van het Spaarne.
Bij de vaststelling van het Plan van aanpak Kansenkaart Watertoerisme heeft de gemeenteraad opdracht gegeven de haalbaarheid van horecaboten aan de Spaarndamseweg te onderzoeken, waarbij onder andere de parkeerproblematiek in beeld moest worden gebracht. Burgemeester en wethouders hebben in hun vergadering van 18 december 2012 aan de hand van de gedane onderzoeken besloten dat de locatie aan het Spaarne ter hoogte van winkelcentrum Spaarneboog zich het beste leent voor een ligplaats voor een horecaboot. De (financiële) uitvoerbaarheid van een horecaboot op deze locatie vergt nog nader onderzoek. Om die reden wordt pas bij concrete interesse vanuit de markt meegewerkt aan een nadere ruimtelijke procedure.
6 Sonneborn
Het terrein waar het bedrijf Sonneborn gevestigd was is eigendom van de ontwikkelaars Principaal en G&S vastgoed. Dit terrein is niet in het bestemmingsplan Spaarndamseweg e.o. opgenomen, omdat geen zicht is op een concrete ontwikkeling van het gebied. De mogelijke ontwikkeling die hier plaats kan vinden is wel van invloed op de omgeving en is daarmee relevant om in dit kader te benoemen.
In de gebiedsvisie Spaarndamseweg e.o. is voor het Sonneborn terrein een programma opgenomen, waarbij uitgegaan wordt van een gemengd programma met circa 100 woningen met een ruime differentiatie aan woningtypen en ruimten ten behoeve van dienstverlening, maatschappelijke functies, bedrijven en dergelijken.
Het stedenbouwkundig kader gaat uit van een variërende bouwhoogte tussen de drie en zes bouwlagen. Aan de Spaarndamseweg wordt onderscheid gemaakt tussen de onderste twee à drie bouwlagen, die aansluiten op de bestaande rooilijn van de Spaarndamseweg en de hogere bouwlagen, die in gevelopbouw, kleur en materialisering afwijkend zijn en een iets teruggelegde positie moeten hebben.
De grondgebonden woningen mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter. Voor de achtergevels geldt dat de afstand tussen de nieuwe en de bestaande gevels minimaal 16 meter moet bedragen.
Op dit moment wordt door de eigenaren van het terrein gewerkt aan de verdere ontwikkeling. Naar verwachting zal dit plan deels afwijken van het kader zoals dit in de gebiedsvisie is opgenomen. Te zijner tijd zal deze ontwikkeling een aparte ruimtelijke procedure te doorlopen, waarin zowel het programma als de stedenbouwkundige vormgeving opnieuw beoordeeld worden.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden van de regels, wijzigings- bevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Het juridisch bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels en de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.
6.2 Juridische Planopzet
Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, de monitoring van beleid en de handhaving.
De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (hierna SVBP) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels. De regels van het bestemmingsplan vallen conform het SVBP in de volgende 4 hoofdstukken uiteen:
6.3 Inleidende Regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Wijze van meten (artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen is op grond van de SVBP dwingend voorgeschreven.
6.4 Bestemmingsregels
6.4.1 Bestemmingen
Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plan begrepen gronden zijn toegekend. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Of dit zo is, hangt af van de ruimtelijke relevantie, of wel van de mate waarin de betrokken functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak. Lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. De verbeelding van een bestemming bestaat dus nooit uit een lijn of een punt.
De volgende bestemmingen zijn aan de gronden in het plangebied toegekend.
Bedrijf (artikel 3)
De bestemming 'Bedrijf' is bedoeld voor bestaande bedrijfsgebouwen of gronden die uitsluitend zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten en bijbehorende voorzieningen.
De verkoop van motorbrandstoffen is slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'verkoop motorbrandstoffen' (VM). De verkoop van LPG is nergens binnen het plangebied toegestaan. Bij het tankstation behorende en daaraan ondergeschikte detailhandel is toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' (nv) zijn geen andere bedrijfsmatige activiteiten dan die ten behoeve van nutsvoorzieningen toegestaan.
Binnen de bestemming zijn onder voorwaarden dakterrassen mogelijk.
Met een afwijking van de gebruiksregels kunnen bedrijven die niet in de zoneringslijst zijn opgenomen dan wel in een hogere milieucategorie zitten, maar wel passend zijn in de omgeving alsnog mogelijk gemaakt worden.
Cultuur en ontspanning (artikel 4)
De bestemming 'Cultuur en ontspanning' is bedoeld voor gebouwen en gronden die worden gebruikt ten behoeve van een speeltuin. Bij de speeltuin behorende en daaraan ondergeschikte horeca is toegestaan. Ten behoeve van de speelvoorzieningen is een afwijkingsmogelijkheid van de maximale bouwhoogte opgenomen tot maximaal 6 meter.
Detailhandel (artikel 5)
Binnen de bestemming detailhandel is uitsluitend perifere detailhandel, zoals auto's, boten, caravans, tuincentra-artikelen, bouwmarkt, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en woninginrichting toegestaan.
Gemengd (artikel 6, 7, 8)
De bestemming 'Gemengd' heeft tot doel de beperkte ruimte in het plangebied optimaal te gebruiken waar mogelijk. Deze bestemming bevordert dubbel ruimtegebruik, maar staat ook een monofunctioneel gebruik toe in de vorm van wonen. Uitgangspunt is echter functiemenging te stimuleren ter bevordering van de leefbaarheid van de buurt. De milieuhinder van werkfuncties moet passen binnen de categorie A en B van de zoneringslijst.
In het plangebied komen de volgende categorieën voor:
GD-1 (niet publieksaantrekkende functies): Binnen deze bestemming gaat het om (woon)gebouwen waar op de begane grond naast wonen met aan-huis-verbonden-beroep of gastouderopvang ook kleinschalige functies zoals kantoor (zonder loketfunctie) zijn toegestaan. Op de overige verdiepingen is wonen met aan-huis-verbonden-beroep of gastouderopvang toegestaan.
GD-3 (geen wonen op de begane grond): Binnen deze bestemming gaat het om gebouwen waar op de begane grond niet gewoond wordt en alleen werkfuncties zijn toegestaan. Op de overige verdiepingen is alleen wonen met aan-huis-verbonden-beroep of gastouderopvang toegestaan. Behalve de werkfuncties die onder GD2 mogelijk zijn, worden hier ook bedrijfsfuncties in categorie A en B toegelaten.
GD-5 (geen wonen): Binnen deze bestemming gaat het om gebouwen waar niet gewoond wordt. De volgende functies zijn toegelaten: detailhandel, detailhandel-perifeer, dienstverlening, kantoor, praktijkruimte. Uitsluitend ter plaatse van de van de aanduiding 'horeca van categorie 1' is een lichte vorm van horeca toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' is verenigingsleven toegestaan.
Met een afwijking van de gebruiksregels kunnen bedrijven die niet in de zoneringslijst zijn opgenomen dan wel in een hogere milieucategorie zitten, maar wel passend zijn in de omgeving alsnog mogelijk gemaakt worden.
In alle gemengde bestemmingen zijn onder voorwaarden dakterrassen toegestaan.
Groen (artikel 9)
Binnen deze bestemming vallen groenvoorzieningen, zoals plantsoenen, bermen en beplantingen, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen van algemeen nut en bijbehorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, (ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval en recyclecontainers en (ondergrondse) bergbezinkbassins.
Maatschappelijk (artikel 10)
De bestemming 'Maatschappelijk' is bedoeld voor gebouwen en gronden die geheel worden gebruikt ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen. De volgende maatschappelijke functies zijn toegestaan: buitenschoolse opvang, educatieve voorzieningen, kinderdagverblijf, levensbeschouwelijke voorzieningen, openbare dienstverlening, (para)medische voorzieningen, peuterspeelzaalwerk, praktijkruimte, verenigingsleven;
De aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - buurtcentrum' is opgenomen ten behoeve van het aanwezige buurthuis. Ter plaatse van deze aanduiding zijn tevens de bovengenoemde functies toegestaan.
Bij de hoofdfunctie behorende en daaraan ondergeschikte sport- en lichte horecavoorzieningen zijn toegestaan.
Natuur (artikel 11)
De bestemming 'Natuur' is bedoeld om de aanwezige natuur- en ecologische waarden te behouden en te versterken. Deze gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken geen gebouw zijnde tot een hoogte van 3 meter en een maximum oppervlakte van 15 m². Hiermee wordt aangesloten bij het vergunningsvrij bouwen zoals geregeld in bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (BOR) in art 2 onder 18 sub a. Gedacht kan worden aan bouwwerken die noodzakelijk zijn voor beheer van de natuurgebieden of ten behoeve van de bebording voor de regulering van het scheepvaartverkeer. Er kunnen nadere eisen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing rekening houdend met de aanwezige belangen. Voor bepaalde werkzaamheden is een omgevingsvergunning noodzakelijk als extra bescherming van de landschappelijke en/of natuurwaarden.
Recreatie (artikel 12)
De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor dagrecreatie, openluchtrecreatie en volkstuinen (Doe-tuinen).
Ter plaatse van de aanduiding 'Jachthaven' is een jachthaven met bijbehorende voorzieningen toegestaan, waaronder aan de hoofdfunctie verbonden ondergeschikte lichte horeca. Alleen bij de jachthaven op Schoteroog is een beheerderswoning toegestaan met een bruto vloeroppervlak van 100 m².
Ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' is verenigingsleven toegestaan, met aan de hoofdfunctie verbonden ondergeschikte lichte horeca.
Parkeren is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeren' (p) op de verbeelding.
Bij de jachthaven (Schoteroog) is een dakterras toegestaan op de hoofdbebouwing.
Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Er is een bebouwingspercentage voor andere bouwwerken opgenomen en de oppervlakte per andere bouwwerk is gemaximeerd in het belang van de openheid van het recreatiegebied.
Tuin - 1 (artikel 13)
De in het gebied niet voor gebouwen bedoelde gronden behorende bij onder andere woningen en gemengde doeleinden worden bestemd als 'Tuin - 1'. In de bestemming zijn tuinen en verhardingen toegestaan. Onder voorwaarden kunnen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden toegestaan zoals erfafscheidingen, pergola's en vlaggenmasten. Uitzondering hierop is de fietsenberging in gevallen dat geen achterom bij de woning aanwezig is. Bebouwing aan de voorzijde van woningen geeft een rommelig beeld en kan met name bij hoekwoningen het uitzicht voor automobilisten verminderen waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Om die reden is ook een maximaal bebouwingspercentage opgenomen.
Parkeren in tuinen met bestemming 'Tuin - 1' is slechts toegestaan waar dit met een aanduiding in de verbeelding is aangegeven.
Tuin - 2 (artikel 14)
De onder andere bij de bestemming wonen en gemengde doeleinden behorende gronden waar wel gebouwen zijn toegestaan worden bestemd als 'Tuin - 2'. Deze bestemming komt met name voor in tuinen aan de achterkant van gebouwen, de zogenaamde erven.
Op deze gronden mogen onder voorwaarden aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. Het is niet toegestaan dat de gronden met de bestemming 'Tuin - 2' geheel worden volgebouwd. Dit in het belang van de woonkwaliteit in de vorm van voldoende openheid. In de planregels zijn daarom bouwregels opgenomen. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 procent van het bestemmingsvlak met een maximum oppervlakte van 40 m².
Dakterrassen zijn onder voorwaarden toegestaan op aan- en uitbouwen.
In de regels zijn twee afwijkingsmogelijkheden opgenomen ten behoeve van het verlengen van een aan- en uitbouw dan wel het bouwen in twee lagen op een aan- en uitbouw.
Tuin - 3 (artikel 15)
De voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. De gronden die onder deze bestemming vallen mogen voor 100 % worden bebouwd. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal 4 meter bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen. Dakterrassen zijn onder voorwaarden toegestaan.
Tuin - 4 (artikel 16)
De 'Tuin - 4' bestemming ziet op de tuinen/erven behorende bij de woonschepenligplaatsen. Op deze gronden mag maximaal 1 berging met een maximale oppervlakte van 12 m² worden gebouwd. Wonen op deze gronden is niet toegestaan.
Verkeer (artikel 17)
Deze bestemming is bedoeld voor wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, verblijfsgebied, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, bermen en beplantingen, voorzieningen van algemeen nut, kunstwerken, geluidwerende voorzieningen, bijbehorende waterlopen en waterpartijen en bijbehorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, (ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval en recyclecontainers, (ondergrondse) bergbezinkbassins, warmte-koudeopslag en warmte-koudetransport.
In de regels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om voorzieningen vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in de verkeersbestemming te kunnen plaatsen in de directe nabijheid van de woning. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld een beperkte berging ten behoeve van een scootmobiel in gevallen dat geen achterom aanwezig is. Het gaat hierbij altijd om een tijdelijke voorziening.
Water (artikel 18)
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterberging en/of waterhuishoudkundig, waterlopen en waterpartijen, groenvoorzieningen, oevers, kunstwerken en bijbehorende voorzieningen, zoals bruggen, sluizen, stuwen, dammen, steigers, duikers, gemalen.
Op gronden met de bestemming 'Water' mag niet worden gebouwd, behoudens waar het gaat om het veranderen of vernieuwen van bestaande beschoeiingen, kaden, aanlegplaatsen, remmingen, meerpalen en dukdalven.
Ter plaatse van de aanduiding Jachthaven (jh) zijn steigers en ligplaatsen toegestaan behorende deze functie.
Ter plaatse van de aanduiding Verenigingsleven (vl) zijn steigers en ligplaatsen toegestaan behorende deze functie.
Ter plaatse van de aanduiding Riviercruiseschepen (swa - rcs) zijn aanmeervoorzieningen en ligplaatsen toegestaan behorende deze functie.
Woonschepen mogen uitsluitend voorkomen op ligplaatsen waar deze specifiek op de verbeelding zijn aangeduid (wl).
Voor het oprichten van een steiger is naast een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag (doorgaans burgemeester en wethouders) ook een keurvergunning van het Hoogheemraadschap van Rijnland nodig. Grotere steigers dan de standaard afmetingen van de Keur kunnen worden mogelijk gemaakt door af te wijken van de bouwregels zoals verwoord in het lid 3 van dit artikel.
In de regels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen waarmee het gebruik kan worden omgezet ter plaatse de genoemde aanduiding of de oppervlakte van de aanduiding gewijzigd kan worden.
Wonen (artikel 19)
De bestemming 'Wonen' is bedoeld voor gebouwen binnen het plangebied die uitsluitend voor woningen worden gebruikt. Op enkele plaatsen is (beperkte) uitbreiding van de bestaande woningen toegestaan. Beroepsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan onder de voorwaarde dat deze activiteiten ondergeschikt zijn aan het wonen en niet meer ruimte in beslag nemen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak van een woning met een maximum van 50 m2.
6.4.2 Dubbelbestemmingen
Er is sprake van een dubbelbestemming, indien op een stuk grond twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen voorkomen, waarbij er sprake is van een rangorde tussen de dubbelbestemming en de daarmee samenvallende bestemming. In de bij de dubbelbestemming behorende planregels wordt de verhouding tussen de doeleinden (functies) van de bestemmingen aangegeven. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/ gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd. De specifieke kenmerken van dubbelbestemmingen brengen met zich mee dat deze bestemmingen doorgaans een relatief groot gebied beslaan en veelal op meerdere bestemmingen betrekking hebben. Een dubbelbestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak. Dubbelbestemmingen in de vorm van een lijn of een punt komen niet voor.
Gemengd - uit te werken (artikel 20)
In de regels is een uitwerkingsverplichting opgenomen voor een deel van het Deliterrein op de hoek van de Spaarndamseweg en de Transvaalstraat (voormalig Shell-terrein en de gemeentewerf). De te verwachten ontwikkeling was als uit te werken bestemming opgenomen in het bestemmingsplan Indische buurt Noord. Aangezien de planvorming nog niet afgerond is, is in deze bestemming het kader opgenomen waarbinnen de bestemming dient te worden uitgewerkt. Zowel functioneel als stedenbouwkundig zijn voorwaarden gesteld.
Waarde - Archeologie (artikel 21)
De aanwezige archeologische verwachtingswaarden worden opgenomen door middel van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie'. De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de Archeologische Beleidskaart Haarlem. Voor de aangeduide categorieën dient een waardestellend archeologisch rapport te worden overlegd bij de volgende bodem verstorende activiteiten dieper dan 30 centimeter onder maaiveld:
categorie | bij een oppervlak |
1a | = 0 m2 |
1b | = 0 m2 |
2 | > 50 m2 |
3 | > 500 m2 |
4 | > 2.500 m2 |
5 | > 10.000 m2 |
6 | n.v.t. |
In het plangebied komen alleen de categorieën 2, 3, 4 en 6 voor. Voor een nadere omschrijving van de categorieën wordt verwezen naar paragraaf 4.9.
6.5 Algemene Regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 22)
Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaren verschillen en wisselen. De regeling is met name van belang met het oog op nieuwbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit te verkrijgen.
Algemene afwijkingsregels (artikel 23)
Ten behoeve van de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk is voorzien in bepaalde algemene afwijkingsregels voor het bevoegd gezag. Zo kan er een afwijking plaatsvinden voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%. Ook is in dit artikel de zogenaamde toverformule opgenomen. Gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan is op grond van artikel 2.1lid 1onder c Wabo strafbaar. In de diverse bestemmingen is opgenomen wat voor die bestemming in elk geval als strijdig gebruik moet worden aangemerkt. De toverformule houdt een afwijkingsmogelijkheid in voor het bevoegd gezag voor specifiek benoemde gebruiksverboden in het plan. Strikte toepassing zou anders leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Algemene wijzigingsregels (artikel 24)
Wro - wijzigingsgebied 1
In dit artikel zijn regels opgenomen om de aan de Spaarndamseweg 258 gelegen bedrijfsloods te kunnen wijzigen naar gemengde functies op de begane grond en wonen op de eerste en tweede verdieping. De Wro-zone- wijzigingsgebied 1 loopt ook over de bij het perceel behorende tuin.
Overgangsrecht (artikel 25)
Overgangsregels zijn van toepassing op situaties (gebruik) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan van het nieuwe plan afwijken, dan wel op basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden (bouwwerken). Met deze overgangsregels wordt duidelijk dat die afwijking toegestaan is, maar wel begrensd is tot de bestaande afwijking. Dus de bestaande afwijking qua gebruik mag niet vergroot worden en het bouwwerk mag alleen maar goed onderhouden worden en niet volledig worden herbouwd. Het overgangsrecht is nadrukkelijk niet bedoeld voor bouwwerken die een gebruik kennen dat onrechtmatig is op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. Hoewel Haarlem een actief handhavingsbeleid kent, is het onmogelijk alle eventuele strijdigheden tijdig te ontdekken. Om die strijdigheden uit te sluiten van het legaliserende effect van de overgangsbepalingen, wordt deze categorie nadrukkelijk uitgesloten van overgangsrecht. Ten behoeve van de bestuurlijke zorgvuldigheid en om in te kunnen spelen op praktische situaties, kennen de overgangsbepalingen ook een mogelijkheid om van het overgangsrecht af te wijken.
Slotbepaling (artikel 26)
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.
Bijlage 1 Zoneringslijst
In bijlage 1 van de planregels is vastgelegd welke soorten bedrijven toegestaan zijn, indien volgens de gebruiksregels onder een bepaalde bestemming het vestigen van bedrijven is toegelaten. Vanuit milieuoverwegingen (lawaai, stank, etcetera) zowel als vanuit ruimtelijke overwegingen ( een bedrijf met een vloeroppervlak van 90 m2 ziet er geheel anders uit dan een bedrijf met een vloeroppervlak van 350 m2) is het wenselijk niet alle bedrijven toe te laten. Daarom is als bijlage achter de regels een zogenaamde zoneringslijst opgenomen. Deze lijst vormt het planologische toetsingskader bij het al dan niet toelaten van een nieuw bedrijf.
In deze bijlage wordt uiteengezet hoe de lijst is samengesteld en hoe de toetsing aan de zoneringslijst verloopt. Hierbij moet worden opgemerkt dat naast deze planologische toetsing ook altijd een toetsing in het kader van de Wet milieubeheer (onder meer het verlenen van een milieuvergunning) plaatsvindt wanneer een nieuw bedrijf (de wet spreekt over een inrichting) gevestigd wordt.
6.6 Hoofdopzet Verbeelding
6.6.1 Bebouwingsgrenzen
Uitgaande van de bestaande bebouwing en bestaand gebruik zijn op de verbeelding bebouwingsgrenzen opgenomen. De bebouwingsgrenzen geven het gebied aan waarbinnen mag worden gebouwd. In de meeste gevallen laten de bebouwingsgrenzen op de verbeelding in combinatie met de bouwregels, verbetering, vernieuwing, bescheiden vergroting of vervanging met gelijkwaardige bouw toe. Daarbij is rekening gehouden met de nodige flexibiliteit en kwaliteitseisen voor de bebouwing.
Over het algemeen zijn de bebouwingsgrenzen van de vigerende bestemmingsplannen overgenomen. Daar waar met een ontheffing is afgeweken van het vigerend beleid is de nieuw ontstane situatie opgenomen.
De bebouwingsgrens aan de openbare weg wordt de rooilijn genoemd.
De bestemmingen worden gescheiden door de bestemmingsgrens.
6.6.2 Aanduidingen
In dit bestemmingsplan zijn de volgende aanduidingen conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP) opgenomen:
- 1. gebiedsaanduidingen
- 2. functieaanduidingen
- 3. bouwaanduidingen
- 4. maatvoeringsaanduidingen
1. gebiedsaanduidingen
Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt, hetzij ter beperking van de gebruiksmogelijkheden, hetzij ter verruiming daarvan. Een specifiek voorbeeld hiervan is het Wro-zone -wijzigingsgebied1 ter plaatse van Spaarndamseweg 258.
2. functieaanduidingen
Een functieaanduiding wordt gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van het gebruik, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Zo wordt bijvoorbeeld op het adres Spaarndamseweg 74 binnen de bestemming detailhandel met een functieaanduiding alleen perifere detailhandel toegestaan.
3. bouwaanduidingen
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet – voor zover van toepassing – van deze bouwaanduidingen gebruik worden gemaakt. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening kan het echter nodig zijn om ook met andere dan de daar genoemde bouwaanduidingen te werken. Dit kan door gebruik te maken van een verzamelaanduiding die aangeeft dat het hier om een specifieke bouwaanduiding gaat. De bouwaanduidingen die op de verbeelding voorkomen zijn de aanduiding onderdoorgang "ond" ter hoogte van Zaanenstraat 147/207 en de specifieke bouwaanduiding opbouw "sba-ob".
4. Maatvoeringsaanduidingen
Maatvoeringsaanduidingen hebben betrekking op: afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik.
De hoogtes zijn geïnventariseerd middels een bouwblokonderzoek. De opgenomen maten zijn in hele meters en naar boven afgerond.
Afhankelijk van het type bebouwing wordt een hoogte aangegeven met één van de volgende aanduidingen:
- a. maximale goothoogte
- b. minimale-maximale goothoogte
- c. maximale bouwhoogte
- d. maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage
- e. bouwhoogte
Maximale goothoogte
Gebouwen met een plat dak krijgen de aanduiding maximale goothoogte. Boven de goothoogte mag worden afgedekt met een kap of is in bepaalde gevallen, zoals in de bestemming Wonen, een dakopbouw toegestaan. In één geval is een minimale-maximale goothoogte aangegeven omdat het dak in casu twee goothoogtes kent.
Maximale bouwhoogte
Gebouwen met een plat dak dat al zo hoog is dat een kap niet gewenst is, krijgen de aanduiding maximale bouwhoogte. In twee gevallen (basisschool De Schelp, tankstation) is tevens in het bouwvlak een maximum bebouwingspercentage opgenomen. Hiermee wordt binnen het bouwvlak enige flexibiliteit gecreëerd.
Bouwhoogte
Op de verbeelding is de bouwhoogte van monumentale gebouwen aangegeven met de aanduiding 'bouwhoogte'. In de regels is opgenomen dat voor deze panden de bestaande bouwhoogte gehandhaafd dient te blijven. De op opgenomen hoogtematen zijn naar boven afgerond op hele meters.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid, Overleg En Inspraak
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan Spaarndamseweg e.o. is hoofdzakelijk conserverend van aard. In het plan worden geen nieuwe bouwplannen mogelijk gemaakt, als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Er is dus geen plicht tot het vaststellen van een exploitatieplan. Zoals in elk bestemmingsplan is het mogelijk om binnen bestaande bebouwingscontouren sloop-nieuwbouwplannen te ontwikkelen. In die gevallen, voor zover zij zich zullen voordoen, zijn er geen kosten voor de gemeente, waardoor kostenverhaal niet aan de orde is.
Op de locatie van het Deliterrein is een uitwerkingsverplichting opgenomen. Deze uitwerkingsverplichting was al opgenomen in het bestemmingsplan Indische buurt zuid en is daarmee als vigerende planologische situatie overgenomen. Hiervoor hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld.
In het plan is op de locatie Spaarndamseweg 258 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (wro-zone - wijzigingsgebied 1). De hoofdlijnen van de te verwachten ontwikkeling zijn in de wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Aangezien een detailuitwerking ontbreekt, kan geen exploitatieplan worden opgesteld. Op het moment dat daadwerkelijk een wijziging plaats zal vinden op deze locatie zal, tenzij het verhaal van kosten anderszins is verzekerd, een exploitatieplan moeten worden opgesteld.
7.2 Uitkomst Watertoets
Bij het opstellen van het conceptontwerpbestemmingsplan heeft op 20 september 2011 overleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap van Rijnland. In het plangebied zijn geen bijzonderheden geconstateerd. Het Hoogheemraadschap heeft positief geadviseerd op het bestemmingsplan.
7.3 Uitkomsten Overleg
Overeenkomstig artikel 3.1.1 Bro is het conceptontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:
- VROM-insp. Noord-West
- LNV Vestiging West (Utrecht)
- Rijkswaterstaat dir. Noord-Holland
- Provincie Noord-Holland
- Hoogheemraadschap Rijnland
- Gasunie West
- Recreatie Noord-Holland NV (Recreatieschap Spaarnwoude)
- Wijkraad Dietsveld/Vogelbuurt
- Wijkraad Indische Buurt Noord
- Wijkraad Indische Buurt Zuid en Transvaalbuurt (Schoten)
De volgende instanties hebben schriftelijk hun opmerkingen kenbaar gemaakt:
- Provincie Noord Holland
- Brandweer Kennemerland
- De Gasunie West
- Recreatie Noord-Holland NV
In bijlage 6 van de toelichting is de beantwoording van de gemeente op de binnengekomen reacties opgenomen.
In bijlage 7 zijn de artikel 3.1.1 Bro reacties toegevoegd.
7.4 Handhaving
Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. Immers, de ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid.
Daarom wordt hier het beleid inzake de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.
Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, hetgeen een uitstralend effect zal hebben. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor deze projectmatige aanpak. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt met name de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.
Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan tevens plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij digitaal op. Aldus draagt het college zorg voor de handhaving van de bestemmingsplanregels.
Bijlage 1 Zoneringslijst
Bijlage 1 Rijks- En Provinciaal Beleid
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor verschillende ruimte vragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Het ruimtelijk beleid van het rijk, vastgelegd in de Nota “Ruimte voor ontwikkeling”, richt zich vervolgens op vier algemene doelen:
- 1. de versterking van de internationale concurrentiepositie;
- 2. het bevorderen van krachtige steden en vitaal platteland;
- 3. het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter-)nationale ruimtelijke waarden;
- 4. het borgen van de veiligheid.
Ten aanzien van de steden stimuleert het rijk revitalisering, herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen in het algemeen. Door het intensiveren en transformeren van stedelijk gebied en de combinaties van functies kan het gebruik van bestaand stedelijk gebied worden geoptimaliseerd.
Een goede waterkwaliteit vinden we belangrijk in Nederland. Omdat water zich weinig aantrekt van landsgrenzen, zijn internationale afspraken nodig.
Daarom is sinds eind 2000 de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Die moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. In Nederland vertaalt de rijksoverheid de KRW in landelijke beleidsuitgangspunten, kaders en instrumenten.
De KRW heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen om:
- 1. van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren;
- 2. de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen;
- 3. het aquatisch milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging;
- 4. de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.
Het beleid van de kaderrichtlijn wordt momenteel geïmplementeerd in de Waterwet (medio 2009).
Het nationale waterbeleid is vastgelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4, 1988). De hoofddoelstelling van de NW4 luidt “het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd.”
In de NW4 wordt een integraal waterbeheer nagestreefd met meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu.
Ten aanzien van de watersystemen moet schade worden voorkomen, het goede worden behouden en zo mogelijk ruimte worden geschapen voor nieuwe kansen. Verder moet de veerkracht worden vergroot, waterconservering en waterbuffering worden bevorderd.
Dit beleid vormt ook de basis voor de watertoets, die het Besluit ruimtelijke ordening voor alle ruimtelijke plannen voorschrijft.
Daarnaast heeft de rijksoverheid, samen met provincies, gemeenten en waterschappen, het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003) ondertekend. Met de ondertekening van het NBW onderstreepten alle partijen het belang van een gezamenlijke en integrale aanpak. Op 25 juni 2008 hebben alle partijen het Nationaal Bestuursakkoord Water –Actueel (NBW-actueel) ondertekend. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren.
Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat. Nederland krijgt als gevolg hiervan namelijk steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.
De Nota Mobiliteit, een verkeerskundige uitwerking van de Nota Ruimte, geeft de volgende beleidsdoelen aan:
- 1. het verbeteren van de internationale bereikbaarheid;
- 2. het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden;
- 3. een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling;
- 4. het inzetten van proces- en technologie-innovatie ter realisering van beleidsdoelen.
de provinciale Structuurvisie 2040 (2010).
De optimalisering van het bestaand stedelijk gebied en het beschermen van de waardevolle landschappelijke gebieden zijn de belangrijkste uitgangspunten in
Om gemeenten te stimuleren het bestaand stedelijk gebied beter te benutten, heeft de provincie de grenzen van het bestaande bebouwde gebied (BBG) vastgelegd. In Haarlem valt deze grens samen met het stedelijk gebied. Het zuidelijk deel Het bestemmingsplangebied tot aan de Schoterbrug valt in het BBG (zie afbeelding B1.1).
Afbeelding B1.1 Uitsnede Bestaand Bebouwd Gebied provinciale structuurvisie
Binnen het verstedelijkte gebied hanteert de provincie het compacte-stadbeleid, wat zeggen wil dat voor alle stedelijke functies, inclusief stedelijke groenstructuren, in eerste instantie ruimte wordt gezocht binnen bestaand stedelijk gebied. Tevens wordt ingezet op zuinig en efficiënt ruimtegebruik door het ruimtebeslag te beperken en in de steden, waar mogelijk te verdichten door ICT (Intensiveren, Combineren en Transformeren).
Bouwen buiten BBG
Het bouwen met identiteit op basis van landschap en cultuurhistorie buiten Bestaand Bebouwd Gebied gaat uit van een samenhangende, integrale ontwikkeling en één sluitende financiële constructie. Dit houdt in dat bijvoorbeeld woningbouw, natuur en recreatie in samenhang worden ontworpen, ontwikkeld en gefinancierd. Dit betekent dat plangrenzen zorgvuldig moeten worden vastgesteld met alle betrokken partijen. De Provincie Noord-Holland biedt het instrument Ruimte voor Ruimte aan en wil hiervoor ook het instrument gebiedsontwikkeling inzetten.
Nieuwe ontwikkelingen buiten Bestaand Bebouwd Gebied beoordeelt de Provincie Noord-Holland op grond van het aantonen nut en noodzaak, de mogelijkheden of onmogelijkheden voor verdichting of transformatie en de provinciale eisen aan ruimtelijke kwaliteit (onder andere de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie), en op de (on)mogelijkheden van het faciliteren van de ontwikkeling vanuit het watersysteem.
Stelling van Amsterdam
"Behoud en ontwikkeling van groen om de stad" maakt ook onderdeel uit van het hoofd belang Ruimtelijke Kwaliteit. Schoteroog is voor een groot deel aangewezen tot het Nationale Landschap: Stelling van Amsterdam (zie afbeelding). De definitie van Nationale Landschap komt uit de Nota Ruimte: gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De Stellingzone is aangewezen tot te beschermen cultuurhistorisch ruimtelijke hoofdstructuur van de Stelling van Amsterdam, met als doel de herkenbaarheid en de aantrekkingskracht van het gebied te vergroten.
De kernkwaltiteiten van de Stelling zijn: een groene en relatief stille ring rond Amsterdam, een samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen, en een relatief grote openheid. Deze kernkwaliteiten moeten beschermd worden. Hierbij moet er ruimtelijk gezien aandacht zijn voor het vergroten van publieke toegankelijkheid (ten behoeve van recreatie en toerisme) en het behouden c.q. versterken van de ruimtelijke samenhang en landschappelijke herkenbaarheid.
Het ruimtelijk beleidsregime met betrekking tot de Stelling van Amsterdam is vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) en de Beleidsnota Landschap en Cultuurhistorie. Ontwikkelingen binnen een Nationaal Landschap en UNESCO-Werelderfgoed is uitsluitend toegestaan voor zover deze geen significant negatieve effecten kunnen hebben op de kernkwaliteiten. Voor de toevoeging van woningbouw wordt aangesloten op de regels ten aanzien van nieuwbouw buiten het BBG. Hierbij geldt dat ten minste nut en noodzaak van de toevoeging moet worden aangetoond.
Daarnaast gelden voor de Stelling de regels die voortvloeien uit de Convention Concerning the Protection of the World Cultural and Natural Heritage en de Operational Guidelines for the Implementation of the World Heritage Convention.
Vanuit bovengenoemde beleidslijnen wordt door de provincie Noord-Holland regie gevoerd op de volgende hiervan afgeleide doelen:
- Restauratie en behoud van de Stelling van Amsterdam;
- Vergroten publieke toegankelijkheid voor recreatie en toerisme;
- Het behouden c.q. versterken van de ruimtelijke samenhang en landschappelijke herkenbaarheid;
- Het zorgdragen voor economische benutting van de forten;
- Een op de recreant/toerist/burger gerichte communicatie en marketing over het Nationaal Landschap en Unesco werelderfgoed Stelling van Amsterdam.
Recreatie om de Stad
"Behoud en ontwikkeling van groen om de stad" raakt behalve het Nationale Landschap Stelling van Amsterdam ook de zogenaamde Metropolitane landschappen. Ten eerste draait het om "Recreatie om de Stad" (RodS; zie afbeelding B1.2), waarbij de Provincie voor de metropoolregio een extra ambitie zich tot doel heeft gesteld voor de ontwikkeling van recreatie mogelijkheden en het gebruik van het landschap voor stedelijke functies. Het idee achter RodS is het streven naar meer samenhang in de totale recreatieve structuur: verbindingen tussen bestaande recreatiegebieden en het recreatief medegebruik van natuur- en landbouw gebieden. Opgave is om het landschap beter 'beleefbaar' te maken. Een deel van Schoteroog is aangewezen tot (zoek)gebied ten behoeve van het metropolitane landschap RodS.
Afbeelding B1.2 Uitsnede Nationale en Metropolitane Landschappen provinciale structuurvisie
Rijksbufferzone
Het gebied tussen Haarlem en Amsterdam is ook aangewezen als één van de vier Rijksbufferzones in de provincie. Doel van de Rijksbufferzones is dat zij gevrijwaard blijven van verdere verstedelijking en dat ze zich verder kunnen ontwikkelen tot relatief grootschalige groene gebieden. De mogelijkheid van dagrecreatie voor de bewoners van stedelijke netwerken dient vergroot en verbeterd te worden. De bufferzone ligt over een groot deel van het gebied Schoteroog (zie afbeelding B1.2).
Ecologische Hoofdstructuur
De EHS bestaat voor een groot deel uit reeds bestaande natuurgebieden en grote wateren (zie afbeelding B1.3). Daarnaast worden nieuwe natuurgebieden gerealiseerd, doorgaans op agrarische gronden. De Provincie Noord-Holland zorgt dat in deze gebieden geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn die strijdig zijn met de bijzondere kenmerken en waarden van het natuurgebied. Het kan zijn dat ruimtelijke ontwikkelingen die een negatief effect hebben op natuurgebieden, toch moeten doorgaan vanwege het grote belang ervan. In dat geval wordt de schade aan de natuur gecompenseerd op een manier die bijdraagt aan het creëren van een robuuste EHS.
Afbeelding B1.3 Uitsnede Ecologie provinciale structuurvisie
Bij ontwikkelingen in het gebied Schoteroog is vooral het samengaan van recreatie en ecologie belangrijk. Beide moeten worden gestimuleerd en verder ontwikkeld maar tevens moeten ze elkaar versterken. Het gaat erom een goede balans te vinden tussen het ontwikkelen van recreatieve functies en ecologische waarden.
In het Verkeers- en Vervoersplan Noord-Holland geeft de provincie haar visie op het tegengaan van knelpunten ten aanzien van bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Daar waar sprake is van een onevenwichtige woon-werkbalans en een achterstand in investeringen in het infrastructuurnetwerk wil de provincie deze tegen gaan. Ook is aandacht nodig voor geluidsoverlast, uitstoot van schadelijke stoffen, ruimtebeslag en het aantal dodelijke ongelukken in het verkeer.
Een belangrijk uitgangspunt voor mobiliteit is deze te accommoderen. De provincie richt zich daarbij met name op het stimuleren van ketenverplaatsingen. Ruimtelijke ordening is daarbij een belangrijk principe: door een goede afstemming tussen ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer kan een gunstiger woon-werkbalans bewerkstelligd worden, is milieuwinst te behalen door het terugdringen van de reisafstanden en kunnen vervoerswijzen zoals de fiets en het openbaar vervoer op een efficiënte wijze ingezet worden.
Ten aanzien van verstedelijking acht de provincie het gezien het bovenstaande van belang dat verdichting (en functiemenging) in bestaand bebouwd gebied plaatsvindt. Verstedelijking bij stations biedt perspectief voor het verkeer- en vervoersbeleid. Fiets- en OV-gebruik kan daardoor gestimuleerd worden.
In het Provinciaal Milieubeleidsplan geeft de provincie aan extra aandacht te besteden aan de waterkwaliteit, toenemende geluidsoverlast, veiligheid en gezondheid. Duurzaamheid is daarbij de rode draad in het provinciale milieubeleid. Belangrijke opgaven zijn, mede in relatie tot ruimtelijke ordening, het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid en het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving.
Door het verdichten binnen bestaand stedelijk gebied blijven natuur- en landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied behouden. Dit is van belang voor de kwaliteit van de leefomgeving van de stedeling.
In het Provinciale Waterplan constateert de provincie dat intensiever gebruik van de ruimte en daarmee samenhangend de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden leidt tot hogere eisen aan het watersysteem.
Voor het op orde houden van de waterberging is uitgangspunt om problemen op te lossen waar deze zich voordoen. Dit betekent dus ook dat waar nodig ruimte voor water in bestaand stedelijk gebied gevonden dient te worden.
Wat waterkwaliteit betreft is het de bedoeling dat deze niet slechter mag worden. Duurzame maatregelen, zoals afkoppelen van hemelwater kunnen de waterkwaliteit ten goede komen.
Archeologie
Een van de belangrijkste uitgangspunten in het rijksbeleid, zoals vastgelegd in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) (vastgesteld september 2007), is het streven naar behoud en bescherming van archeologische waarden. Om dit te bewerkstelligen dient archeologie tijdig bij de besluitvorming rond ruimtelijke ordeningsaspecten te worden meegewogen. De initiatiefnemer van de bodemroerende activiteiten is verantwoordelijk voor de kosten van het archeologische (voor)onderzoek.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in categorieën met archeologische waarde, hoge archeologische waarde en zeer hoge archeologische waarde (o.a. de beschermde monumenten). Complement op de AMK is de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden. De IKAW geeft voor heel Nederland inclusief de bodems van grote wateren en het Nederlandse deel van de Noordzee de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën: een hoge, matige, lage en zeer lage trefkans.
Het plangebied staat voor een klein deel (westelijke rand) vermeld op de AMK als een terrein van archeologische waarde. op de IKAW heeft het plangebied grotendeels een middelhoge verwachtingswaarde. In het plangebied zijn vondsten van keramiek geregistreerd uit de periode 1500-1850. Een deel van het plangebied (westelijke rand) is vermeld op de Cultuur Historische Waardenkaart (CHW) als een vlak van archeologische waarde. Verwacht wordt dat zich hier sporen van bewoning bevinden daterend vanaf het Laat-Neolithicum tot en met de Romeinse tijd.
Vanuit de rijks- en provinciale overheid worden extra impulsen gegeven om het cultuurhistorisch en archeologisch potentieel beter te benutten. Opgraven dient alleen plaats te vinden indien behoud in situ, niet mogelijk blijkt te zijn. Daarnaast heeft versterking van de relatie archeologie en ruimtelijke ordening de aandacht, onder andere, door de mogelijkheid tot aanwijzing door de provincie van archeologiegevoelige gebieden (de zgn. attentiegebieden) binnen en buiten de bebouwde kom.
Bijlage 2 Gegevens En Concrete Richtlijnen Natuurwaarden
In het bestemmingsplangebied moet bij het uitvoeren van werken en van beheer en verbouwen van opstallen rekening worden gehouden met het mogelijk voorkomen van gierzwaluwen en vleermuizen.
Gierzwaluwen verdienen als beschermde soort extra aandacht. Deze vogels nestelen onder dakpannen of dakranden of in gebouwen Zij hebben jaar in jaar uit dezelfde broedplek en weigeren een andere broedplek te accepteren wanneer hun vaste plek is verdwenen. Dit betekent, dat bij verbouwen of afbraak van daken met broedplekken van de gierzwaluw ontheffing moet worden aangevraagd in het kader van de Flora- en faunawet. Er wordt immers een vaste broedplaats vernietigd. Dit geldt ook bij afbraak buiten het broedseizoen. Voor de gierzwaluw geldt de zelfde soort verplichtingen als voor vleermuizen.
De dwergvleermuis kan als streng beschermde en ontheffingsplichtige soort in principe overal kan voorkomen in bebouwing. Wanneer deze soort aanwezig is in een af te breken of een te renoveren pand, dient ontheffing van de beschermings- verplichting te worden aangevraagd bij het ministerie LNV. Aan de ontheffing worden vaak voorwaarden gesteld in de vorm van te nemen compenserende en beschermende maatregelen.
In de wijk komen wettelijk beschermde plantensoorten voor, die fraaie bloemen hebben en in het algemeen niet in Haarlem en omgeving van nature voorkomen. Van de andere soortengroepen zijn te weinig gegevens bekend om een betrouwbare inschatting te maken van het eventueel voorkomen van wettelijke beschermde en ontheffingsplichtige soorten.
Voor zover bekend betreffen de aangetroffen beschermde planten in alle of bijna alle gevallen exemplaren, die uit tuinen ontsnapt zijn. Uitzondering zijn mogelijk exemplaren van tongvaren, die in de gemeente Haarlem duurzaam spontaan op muren voorkomt naast het kunstmatig als tuinplant aanwezig zijn.
Op basis van waarnemingen van de stadsecoloog is bekend dat in het Zaanenpark éénmaal een Harkwesp is waargenomen. Vermoedelijk was dit een zwervend exemplaar. De harkwesp is een rode lijstsoort, die eventueel in het kader van de algemene zorgplicht aandacht verdient. De af en toe in Nederland optredende overwinterende 'invasievogel' pestvogel is ook in dit plangebied waargenomen.
De egel en andere algemeen voorkomende kleine zoogdieren en de bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad komen voor in binnentuincomplexen. Deze soorten zijn wel wettelijk beschermd, maar niet meer ontheffingsplichtig. Voor deze soorten geldt nog wel de zwaardere beschermingsverplichtingen dan de algemene zorgplicht. Zij mogen niet worden gedood of verstoord in hun winterslaap en hun voortplantingsplekken mogen niet worden vernietigd, voor zover die in redelijkheid bekend (kunnen) zijn en voor zover het in redelijkheid uitvoerbaar is om schade te voorkomen. Men is wel verplicht bij de vernietiging van een leefgebied de dieren door iemand met een daartoe strekkende vergunning te laten verplaatsen naar een ander geschikt leefgebied.
Voorafgaand aan ruimtelijke ingrepen en bij (ver)bouwactiviteiten moet in opdracht van de initiatiefnemer aan de hand van veldonderzoek nader geïnventariseerd worden of zwaluwen en eventueel vleermuizen en andere wettelijk beschermde soorten inderdaad aanwezig zijn. Mocht dat het geval zijn dan moet de initiatiefnemer van de betreffende ruimtelijke ingreep of verbouwing een ontheffing van de Flora- en faunawet aanvragen, waarin onder andere aangegeven wordt welke compenserende maatregelen genomen gaan worden.
Geraadpleegde bronnen
Ten behoeve van het bestemmingsplan zijn geraadpleegd de brochure van de provincie Noord-Holland 'Rekening houden met Habitatrichtlijnsoorten in Noord-Holland' de gegevens van het Natuurloket en het voorkomen van soorten in de database van www.waarneming.nl
Daarnaast zijn de waarnemingen van de stadsecoloog en de resultaten van de quickscan verwerkt.
Uit het abonnement op detailgegevens van het Natuurloket (2008) zijn de volgende feiten bekend: Het grootste deel van het plangebied Spaarndamseweg e.o. ligt in kilometerhok 104; 491. verder ligt het gebied voor een klein gedeelte in de kilometerhokken 103; 490, 104; 490 en 103; 491.
Het natuurloket meldt van dit gebied dat alleen de vaatplanten en de watervogels goed zijn onderzocht en de broedvogels redelijk goed zijn onderzocht. Gegevens over andere groepen zijn niet of onvolledig bekend.
Bijlage 3 Rapport Luchtkwaliteit Schoteroog
Bijlage 3 Rapport luchtkwaliteit Schoteroog
Bijlage 4 Rapport Luchtkwaliteit Waarderpolder
Bijlage 4 Rapport luchtkwaliteit Waarderpolder
Bijlage 5 Natuurwaarden Onderzoek Waarderpolder
Bijlage 5 Natuurwaarden onderzoek Waarderpolder
Bijlage 6 Verwerking 3.1.1. Bro Overleg
De reactie kan een samenvatting zijn van de werkelijke reactie.
Provincie Noord-Holland
Reactie | Antwoord |
Wij hebben geconstateerd dat bij het voorontwerp provinciale belangen in het geding zijn. Het gaat hierbij om het onderstaande. Stelling van Amsterdam Een deel van het plangebied, het noordelijk deel van het Schoteroog, ligt binnen de begrenzing van de Stelling van Amsterdam (hierna: Stelling). Conform artikel 22 van de verordening dient u in de toelichting bij het bestemmingsplan aan te geven in hoeverre de nieuwe functies en/of uitbreiding de kernkwaliteiten van de Stelling behouden of versterken. De kernkwaliteiten en de hieruit volgende beleidslijn staan beschreven in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. In de toelichting op het bestemmingplan dient u onder meer in te gaan op zaken zoals de zichtlijnen en schootcirkels. | De ontwikkelingen in het Noordlijk deel van Schoteroog zijn wegens veranderingen in de plannen niet in voldoende mate uitgewerkt om in het bestemmingsplan meegenomen te kunnen worden. Er is daarom voor gekozen om de ontwikkelingen niet in het bestemmingsplan Spaarndamseweg e.o. op te nemen. De provinciale belangen komen hiermee te vervallen |
Rijksbufferzone Het noordelijk deel van het Schoteroog is tevens begrensd als Rijksbufferzone (artikel 24 van de verordening). Zodoende dient u in de toelichting aan te geven op welke wijze de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de bufferzone passen. Hierbij moet u aangeven of/hoe de open en groene ruimte en de ruimtelijke kwaliteit wordt beschermd en de dagrecreatie functie wordt versterkt. | idem. |
Overige verstedelijking Gebouwen ten behoeve van de zeilvereniging en HRB vallen onder het begrip ‘overige verstedelijking’. Voor deze voorziene nieuwe verstedelijking dient u een ontheffing aan te vragen op basis van artikel 14 van de verordening. In de ruimtelijke onderbouwing bij de aanvraag dient u in te gaan op de in artikel 14, lid 3 genoemde aspecten. | idem. |
Ecologische Hoofdstructuur Schoteroog ligt binnen de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS), zodoende is artikel 19, lid 1 en 2 van toepassing. Voor de EHS geldt dat een bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt die de natuurfunctie onomkeerbaar belemmeren en de kernmerken en waarden van de EHS significant aantasten. Tevens dienen de regels van het bestemmingsplan de natuurfunctie mogelijk te maken. In het bestemmingsplan heeft u de omvang en impact van de nieuwe verstedelijking op de EHS niet inzichtelijk gemaakt. Conform artikel 19 van de verordening is ontheffing noodzakelijk indien er significante gevolgen zijn. Ontheffing kan slechts afgegeven worden als er voldaan wordt aan de criteria genoemd in artikel 19, lid 3 en de daarop volgende leden. | idem. |
Voor de ontheffingen geldt dat deze alleen mogelijk zijn als het plan voldoet aan ruimtelijke kwaliteit zoals bepaald in artikel 15 van de verordening en Leidraad. Daarnaast kunt u pas overgaan tot het vaststellen van het bestemmingplan op het moment dat de benodigde ontheffingen zijn verleend. | idem. |
Gasunie West
Reactie | Antwoord |
Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling. | Akkoord. |
Brandweer Kennemerland
Reactie | Antwoord |
Een systematische beoordeling van de aangereikte gegevens toont dat er aan het onderhavige plan geen externe veiligheidsaspecten zijn verbonden. | Akkoord. |
Recreatie Noord-Holland NV
Reactie | Antwoord |
Wij zijn gelukkig met de actualisatie en het bijeenvoegen van de verouderde bestemmingsplannen. | Wij nemen hier met instemming kennis van. |
Het bevorderen van de recreatieve invulling van de Spaarne-oevers, het Spaarne zelf en Schoteroog door groene, landschappelijke en langzaam verkeerfuncties te stimuleren en watersportfaciliteiten | idem. |