KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Gemengd - 1
Artikel 6 Gemengd - 2
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Recreatie
Artikel 10 Sport
Artikel 11 Tuin - 1
Artikel 12 Tuin - 2
Artikel 13 Tuin - 3
Artikel 14 Verkeer
Artikel 15 Water
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Leiding - Water
Artikel 18 Waarde - Archeologie
Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 20 Waterstaat - Waterstaatkundige Functies
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Begrenzing Van Het Plangebied
1.2 Aanleiding Tot Actualisering Van Het Bestemmingsplan
1.3 Doel Van Het Bestemmingsplan
1.4 Geldende Planologische Regelingen
1.5 Bestemmingsplanprocedure
1.6 Leeswijzer Plantoelichting
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Korte Historische Schets
2.2 Beschermd Stadsgezicht
2.3 Ruimtelijke Structuur
2.4 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijks- En Provinciaal Ruimtelijk Beleid
3.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Milieuzonering
4.2 Geluid
4.3 Bodem
4.4 Water
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Natuurwaarden
4.7 Cultuurhistorie
4.8 Archeologie
4.9 Duurzaamheid En Energie
4.10 Vliegverkeer
4.11 Molenbiotoop
4.12 Mer-beoordeling
4.13 Externe Veiligheid
4.14 Kabels, Leidingen, Straalpaden En Andere Belemmeringen
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Visie Op Het Plangebied
5.2 Functionele Uitgangspunten
5.3 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
6.2 Juridische Planopzet
6.3 Hoofdstuk 1: Inleidende Regels
6.4 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
6.5 Hoofdstuk 3: Algemene Regels
6.6 Hoofdstuk 4: Overgangs- En Slotregels
6.7 Hoofdopzet Verbeelding
6.8 Hoofdopzet Waarderingskaart
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid, Overleg En Inspraak
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Uitkomst Watertoets
7.3 Uitkomsten Overleg
7.4 Handhaving
Bijlage 1 Zoneringslijst
Bijlage 1 Wm Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Geluidonderzoek
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Bijlage 4 Redengevende Omschrijving Orde 2 Panden
Bijlage 5 Waarderingskaart
Bijlage 6 Trendkaart

Bomenbuurt

Bestemmingsplan - Haarlem

Vastgesteld op 28-05-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aan-huis-verbonden-beroep:

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid op de verbeelding, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 aanlegvergunning:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.5 achtergevelrooilijn:

bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak.

1.6 agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond, door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee.

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk geen gebouw zijnde.

1.8 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 archeologisch deskundige:

professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.

1.10 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.11 archeologisch rapport:

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.

1.12 archeologisch waardevol gebied:

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.13 archeologische waarde:

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

1.15 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.16 bed & breakfast:

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning met behoud van de woonfunctie, waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal 2 kamers en 4 slaapplaatsen met een maximum van 35 procent van het bruto vloeroppervlak (bvo).

1.17 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.18 begane grond:

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.

1.19 begeleid wonen:

vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.20 beschermd stads- of dorpsgezicht:

beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 1, onder g, van deMonumentenwet 1988.

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO0392.BP6080005-003 met de bijbehorende regels.

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.25 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.28 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.30 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.

1.31 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.32 bruto vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.

1.33 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.34 dakhelling:

de hoek die een dakvlak maakt met het horizontale vlak.

1.35 dakkapel:

een zich in een dakvlak bevindende uitbouw.

1.36 dakopbouw:

een extra bouwlaag boven de goot met een platte afdekking.

1.37 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.

1.38 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen.

1.39 ensemble:

twee of meer gebouwen die samen een bouwkundige eenheid vormen, waarbij de suggestie wordt gewekt dat het één gebouw betreft.

1.40 evenement:

periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten.

1.41 gastouderopvang

gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.42 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.43 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.44 horeca 1:

horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen en gelijkwaardige horecabedrijven. Deze horecabedrijven (complementaire daghoreca) hebben openingstijden die meestal gerelateerd zijn aan winkeltijden. Dit wil niet zeggen dat de daghoreca exact ook deze tijden moet hanteren, maar het moet hier wel een relatie mee hebben, het gaat erom dat er geen publiek naar de locatie getrokken wordt specifiek voor de horecafunctie. De locatie is gerelateerd aan detailhandel, er is (vrijwel) geen extra verkeersaantrekkende werking, het beoogd publiek is er al want komt voor andere (detailhandels)functies. Bepalend is de relatie met de winkeltijden c.q. ander functies.

1.45 horeca 2:

horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes en gelijkwaardige horecabedrijven. Deze horecabedrijven (maaltijdverstrekking onafhankelijk van winkeltijden) onderscheiden zich door aard van de functie en openingstijden, hebben in de regel vooral fiets- en voetgangersverkeer en maar een beperkte verkeersaantrekkende werking voor autoverkeer.

1.46 horeca 3:

horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals cafés en eetcafés en gelijkwaardige horecabedrijven. Horecabedrijven zoals cafés (verkoop alcohol als hoofdactiviteit, muziek/dansen en eten bijkomstig) onderscheiden zich door openingstijden (vroeg open en laat dicht), normaliter een geleidelijker instroom en uitstroom van bezoekers dan discotheken, minder verkeersaantrekkende werking (meer fiets/voetgangers verkeer), vaak een beperkte omvang, veel alcoholgebruik, potentieel zware overlast voor directe omgeving doordat alcoholverstrekking hoofddoel is.

1.47 hotel:

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies per nacht met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.48 hoveniersbedrijf:

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.49 kamerverhuurbedrijf:

het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

1.50 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, camper of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen voor recreatief nachtverblijf.

1.51 kantoor:

een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.

1.52 kap

een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek 5 graden of meer met het horizontale vlak.

1.53 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.

1.54 kiosk:

klein gebouw in de openbare ruimte waar goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt.

1.55 kunstwerk:

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.

1.56 lessenaarsdak:

een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild die onder een zekere helling is aangebracht.

1.57 molenbiotoop:

de vrije ruimte rondom een molen in verband met de windvang.

1.58 natuurwaarden:

de aan een landschap toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende geologische, bodemkundige, biologische en ecologische elementen.

1.59 nieuwbouw:

nieuwbouw betreft bouwwerken jonger dan 50 jaar.

1.60 oeverlijn

de scheidingslijn tussen water en land.

1.61 onderdoorgang/overbouwing:

een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.62 orde 1 bouwwerken:

orde 1 betreft bouwwerken die beschermd zijn op grond van de Monumentenwet 1988, de provinciale of gemeentelijke Monumentenverordening.

1.63 orde 2 bouwwerken:

orde 2 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn.

1.64 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van die bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde waterpeil.

1.65 perifere detailhandel:

detailhandel die moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden vanwege de volumineuze aard en de bevoorrading ( zoals auto's, boten, caravans, tuincentra artikelen, bouwmarkt, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en woninginrichting).

1.66 plan:

het bestemmingsplan Bomenbuurt zoals gedefinieerd in artikel 1.23 van de regels.

1.67 plat dak:

een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.

1.68 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.69 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.70 seriebouw:

twee of meer gebouwen naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd.

1.71 sloopvergunning:

omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.72 standplaats:

een plaats in de openbare ruimte waar met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel:

  1. a. bedrijfsmatig goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt;
  2. b. voorlichting wordt gegeven al dan niet met promotionele activiteiten.

1.73 straatmeubilair:

andere bouwwerken die zijn bedoeld als openbare voorziening, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, urinoirs, zitbanken, bloemen- en plantenbakken, prullenbakken, gedenktekens, speelvoorzieningen, straatverlichting, abri's en bouwwerken van beperkte omvang ten dienste van verkeer, waterhuishouding en voorzieningen van

1.74 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.

1.75 verkooppunt van motorbrandstoffen:

een inrichting waar door middel van een of meer pompinstallaties motorbrandstoffen worden verkocht en geleverd.

1.76 verkoopvloeroppervlakte:

het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.77 voorgevelrooilijn:

de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.

1.78 voorzieningen van openbaar nut:

voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.79 waterberging:

een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.

1.80 wet:

1.81 windmolen:

inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht.

1.82 windturbine:

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalinginstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.83 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.

1.84 zorgwoning:

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

  1. a. afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

  1. b. bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.

  1. c. dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. d. goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.

  1. e. verticale diepte van een ondergronds bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer;

  1. f. inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. g. oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  1. h. de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

  1. i. breedte dakvlak bij dakdoorbreking:

de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.

2.2 Overschrijden bouwgrenzen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  1. a. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m;
  2. b. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10 % van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 m. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,2 m boven de rijweg met inbegrip van een strook van 0,6 m breedte ter weerzijde van de rijweg, dan wel 2, 2 m boven een fiets- en/of voetpad;
  3. c. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 m boven peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;
  2. b. grasland waarop vee mag worden geweid en gestald;
  3. c. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, waterstaatkundige bouwwerken, voorzieningen van openbaar nut;
  4. d. ter plaatse van de functieaanduiding bedrijfswoning is een dienstwoning ten behoeve van de molen de Schoterveenpolder toegestaan.

3.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. a. kampeerterrein.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', bestemd voor voorzieningen van openbaar nut.

4.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Bedrijf' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

4.3 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

Artikel 5 Gemengd - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

5.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Gemengd 1' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

5.3 Afwijken van de bouwregels

dakopbouw / gootverhoging

  1. a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 onder k. en l. en toestaan dat:
    1. 1. de hellingshoek van het achterdakvlak wordt vergroot of dat de gevel recht wordt opgetrokken mits:
      • het geen gebouwen betreft die op de verbeelding zijn aangeduid als 'orde 1' of 'orde 2';
    2. 2. de hellingshoek van het voordakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken mits:
      • het geen gebouwen betreft die op de verbeelding zijn aangeduid als 'orde 1' of 'orde 2';
    3. 3. de hellingshoek van het zijdakvlak aan de kopse kant wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken mits:
      • .het geen gebouwen betreft die op de verbeelding zijn aangeduid als 'orde 1' of 'orde 2';
    4. 4. aansluitend op de trend de voorzijde 1 m terug ligt ten opzichte van de voorzijde brede beeldbepalende dakgoot;
    5. 5. aansluitend op de trend 50% mag worden gebouwd op de voorgevelrooilijn ten behoeve van accent en expressie;

dakkapellen

  1. b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub l. en toestaan dat:
    1. 1. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
    2. 2. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;
    3. 3. een dakkapel aan de voor- en achterzijde een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is.

kap

  1. c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder k. en afwijkende kapvormen toestaan, mits ze binnen de daar beschreven contouren blijven.

afwijkingscriteria

  1. d. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in lid 3 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • het historisch daklandschap;
      • cultuurhistorische waarden;
      • de privacy en bezonning van de omwonenden;
      • de verkeerssituatie ter plaatse;
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. a. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. b. Het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en bed & breakfast, mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met eem maximum van 50 m2;

Artikel 6 Gemengd - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

6.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Gemengd 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

6.3 Afwijken van de bouwregels

dakopbouw / gootverhoging

  1. a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 onder k. en l. en toestaan dat:
    1. 1. de hellingshoek van het achterdakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken mits:
      • het geen gebouwen betreft die op de verbeelding zijn aangeduid als 'orde 1' of 'orde 2';
    2. 2. de hellingshoek van het voordakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken mits:
      • het geen gebouwen betreft die op de verbeelding zijn aangeduid als 'orde 1' of 'orde 2';
    3. 3. de hellingshoek van het zijdakvlak aan de kopse kant wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken mits:
      • .het geen gebouwen betreft die op de verbeelding zijn aangeduid als 'orde 1' of 'orde 2';
    4. 4. aansluitend op de trend de voorzijde 1 m terug ligt ten opzichte van de voorzijde brede beeldbepalende dakgoot;
    5. 5. aansluitend op de trend 50% mag worden gebouwd op de voorgevelrooilijn ten behoeve van accent en expressie.

dakkapellen

  1. b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub l. en toestaan dat:
    1. 1. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
    2. 2. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;
    3. 3. een dakkapel aan de voor- en achterzijde een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is.

kap

  1. c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder k. en afwijkende kapvormen toestaan, mits ze binnen de daar beschreven contouren blijven.

afwijkingscriteria

  1. d. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in lid 3 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • het historisch daklandschap;
      • cultuurhistorische waarden;
      • de privacy en bezonning van de omwonenden;
      • de verkeerssituatie ter plaatse;
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. a. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. b. Het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en bed & breakfast, mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met eem maximum van 50 m2;

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. c. Opvang van drugsverslaafden;

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid onder 1, sub b, ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar die naar aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met de toegelaten milieucategorieën.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. Water
  3. c. fiets- en voetpaden;
  4. d. bij de bestemming behorende wegen en inritten, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, (ondergrondse) voorzieningen van openbaar nut;
  5. e. bijbehorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, (ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval en recyclecontainers en (ondergrondse) rioolgemalen en bergbezinkbassins.

7.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Groen' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6,0 meter bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van overige 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 3,0 m bedragen;
  3. c. de diepte van een (ondergronds) bouwwerk mag niet meer dan 7,0 m bedragen.
  4. d. de oppervlakte per ander bouwwerk mag niet meer dan 10m² bedragen;
  5. e. ondergrondse bergbezinkbassins en rioolgemalen mogen afgedekt worden met een verhoogd maaiveld van 0,5 meter;'

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. educatieve-, culturele- en levensbeschouwelijke voorzieningen, (para)medische- en sociaal medische voorzieningen, allen met eventueel bijbehorende praktijkruimte, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, speelvoorzieningen, sportvoorzieningen, ateliers, dierenopvang, duurzaamheidscentrum, begraafplaats ,uitvaartcentrum stadslandbouw, kinderboerderij, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en voorzieningen ten behoeve van het verenigingsleven;
  2. b. kinderdagverblijf ter plaatse van de functieaanduiding 'kinderdagverblijf';
  3. c. dienstwoning ten behoeve van de bestemming, ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning';
  4. d. kas, ter plaatse van de functieaanduiding 'kas';
  5. e. zelfstandige horecavoorziening, met een maximum van 880 m2 (BVO), indien en zoals aangegeven op de verbeelding;
  6. f. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten (cat. 1) ten dienste van deze voorzieningen met niet meer dan 20% van het bruto vloeroppervlak;
  7. g. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  8. h. monumentaal groen, ter plaatse van de functieaanduiding ''specifieke vorm van groen - monumentaal groen''
  9. i. groenvoorzieningen, wegen en inritten, paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding;
  10. j. bijbehorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

8.3 Afwijken van de bouwregels

dakopbouw / gootverhoging

  1. a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder g. en h. en toestaan dat:
    1. 1. de hellingshoek van het achterdakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken mits:
      • het geen gebouwen betreft die op de verbeelding zijn aangeduid als 'orde 1' of 'orde 2';
      • de hoogte van de extra bouwlaag maximaal 3 meter boven de aangegeven goot- of bouwhoogte bedraagt;
    2. 2. de hellingshoek van het voordakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken mits:
      • het geen gebouwen betreft die op de verbeelding zijn aangeduid als 'orde 1' of 'orde 2';
      • de hoogte van de extra bouwlaag maximaal 3 meter boven de aangegeven goot- of bouwhoogte bedraagt;
    3. 3. de hellingshoek van het zijdakvlak aan de kopse kant wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken mits:
      • .het geen gebouwen betreft die op de verbeelding zijn aangeduid als 'orde 1' of 'orde 2';
      • de hoogte van de extra bouwlaag maximaal 3 meter boven de aangegeven goot- of bouwhoogte bedraagt.

dakkapellen

  1. b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub i. en toestaan dat:
    1. 1. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
    2. 2. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;
    3. 3. een dakkapel aan de voor- en achterzijde een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is.

kap

  1. c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder h. en afwijkende kapvormen toestaan, mits ze binnen de daar beschreven contouren blijven.

afwijkingscriteria

  1. d. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in lid 3 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • het historisch daklandschap;
      • cultuurhistorische waarden;
      • de privacy en de bezonning van de omwonenden;
      • de verkeerssituatie ter plaatse;
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. a. opvang van drugsverslaafden;
  2. b. horeca en detailhandel anders dan bedoeld in lid 1 onder e..

Artikel 9 Recreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie, recreatie, verenigingsleven, en volkstuin;
  2. b. speeltuin ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin';
  3. c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten (cat. 1) ten dienste van deze voorzieningen met niet meer dan 20% van het bruto vloeroppervlak;
  4. d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte naschoolse opvang;
  5. e. waterlopen en waterpartijen en groenvoorzieningen;
  6. f. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken' groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport;
  7. g. bijbehorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Recreatie' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

9.3 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. a. permanente bewoning van recreatiewoningen;
  2. b. horeca en detailhandel anders dan bedoeld in lid 1 onder c;
  3. c. stacaravans.

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvelden;
  2. b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten(cat. 1) ten dienste van de bestemming met niet meer dan 10% bruto vloeroppervlak van de bestaande bebouwing;
  3. c. buitenruimte, ten behoeve van de belendende maatschappelijke voorziening met aanduiding 'kinderdagverblijf', met een maximum van 750m2 ;
  4. d. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken' , wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, voorzieningen van openbaar nut, warmte-koudeopslag en warmte-koudetransport;
  5. e. groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding en rioolgemalen;
  6. f. bijbehorende voorzieningen, zoals reclameborden, lichtmasten, fietsenstalling, dug-outs, backstops, slagkooien, vlaggemasten en hekwerken.

10.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Sport' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

10.3 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. a. opvang van drugsverslaafden;
  2. b. horeca en detailhandel, anders dan bedoeld in lid 1, onder b.;

Artikel 11 Tuin - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en verhardingen behorende bij, en ten dienste van, de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  2. b. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  3. c. bijbehorende voorzieningen en bouwwerken ten behoeve van het hoofdgebouw zoals o.a. erkers .

11.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Tuin 1' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

11.3 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. a. opvang van drugsverslaafden;
  2. b. het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen, tenzij deze gronden zijn voorzien van de aanduiding 'parkeerterrein'.

Artikel 12 Tuin - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en verhardingen behorende bij, en ten dienste van, de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  2. b. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  3. c. parkeren binnen de bebouwing;
  4. d. bijbehorende bouwwerken en voorzieningen ten dienste van het hoofdgebouw.

12.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

12.3 Afwijken van de bouwregels

kap op bijgebouw

  1. 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en toestaan dat de goot van bijgebouwen 3 m mag bedragen, waarbij boven de goot mag worden afgedekt met een kap met een maximale hoogte van 2 m.

aan- en uitbouw in twee lagen

  1. 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub 2 voor het verhogen van de bouwhoogte van een aan- en uitbouw achter de achtergevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:
    1. a. de afstand tussen voor- en achtergevelrooilijn bedraagt minder dan 9 m;
    2. b. de extra bouwlaag wordt niet hoger dan de goothoogte van de hoofdbebouwing;
    3. c. de diepte van de extra laag bedraagt niet meer dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevelrooilijn;
    4. d. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevelrooilijnen bedraagt minimaal 18 m.
  1. 3. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3, geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de privacy en bezonning van de omwonenden;
    3. c. de verkeerssituatie ter plaatse;
    4. d. de cultuurhistorische waarden;
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. a. bijgebouwen als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen.

Artikel 13 Tuin - 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  2. b. bijgebouwen ten dienste van de hoofdbestemming.

13.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Tuin - 3' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

13.3 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. a. bijgebouwen als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen.

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en paden;
  2. b. terrassen, kiosken, standplaatsen (voor ambulante handel), uitstallingen, indien en voorzover hier een vergunning voor is verleend op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. garages ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  5. e. bij de bestemming behorend(e) groenvoorzieningen, wegen en paden, kunstwerken, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, (ondergrondse) voorzieningen van openbaar nut, (ondergrondse) kabels- en leidingenstroken, speelvoorzieningen, waterlopen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. bijbehorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, abri's, (ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval- en recyclecontainers en (ondergrondse) bergbezinkbassins en rioolgemalen.

14.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Verkeer' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging, waterbeheer en waterhuishouding;
  2. b. waterlopen en waterpartijen;
  3. c. waterstaatkundige voorzieningen, zoals bruggen, taluds en oevers, sluizen, stuwen, dammen, kademuren, steigers, duikers, gemalen en overige kunstwerken;
  4. d. bij de bestemming behorend(e) groenvoorzieningen, (ondergrondse) nutsvoorzieningen, (ondergrondse) kabels- en leidingenstroken;
  5. e. bijbehorende voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Water' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

bouwhoogte

  1. a. de bouwhoogte van gemalen mag niet meer dan 3 m bedragen en de oppervlakte mag niet meer dan 15 m² bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 1 m bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 8 m bedragen;

steiger

  1. d. de breedte van een steiger, gemeten haaks op de oeverlijn, mag niet meer dan 1/10 van de breedte van het oppervlaktewater bedragen;
  2. e. de oppervlakte van een steiger mag maximaal:
    1. 1. 2,5 bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 3 en 10 m;
    2. 2. 5 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 10 en 20 m,
  3. f. de oppervlakte per overig 'ander bouwwerk' mag niet meer dan 10 m² bedragen;

15.3 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. a. ligplaats voor hotel-, woon- en horecaschepen.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep, gastouderopvang of een bed & breakfast;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, bergingen, tuinen, erven en terreinen.

16.2 Bouwregels

Binnen de bestemming ''Wonen'' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

16.3 Afwijken van de bouwregels

dakopbouw / gootverhoging

  1. a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 onder l. en m. en toestaan dat:
    1. 1. de hellingshoek van het achterdakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken mits:
      • het geen gebouwen betreft die op de verbeelding zijn aangeduid als 'orde 1' of 'orde 2';
    2. 2. de hellingshoek van het voordakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken mits:
      • het geen gebouwen betreft die op de verbeelding zijn aangeduid als 'orde 1' of 'orde 2';
    3. 3. de hellingshoek van het zijdakvlak aan de kopse kant wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken mits:
      • .het geen gebouwen betreft die op de verbeelding zijn aangeduid als 'orde 1' of 'orde 2';
    4. 4. aansluitend op de trend toestaan dat de voorzijde 1 m terug ligt ten opzichte van de voorzijde brede beeldbepalende dakgoot;
    5. 5. aansluitend op de trend toestaan 50% te bouwen op de voorgevelrooilijn ten behoeve van accent en expressie;

dakkapellen

  1. b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub k. en toestaan dat:
    1. 1. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
    2. 2. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;
    3. 3. een dakkapel aan de voor- en achterzijde een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is;
    4. 4. afwijkende dakkapellen aansluitend op de trend zijn toegestaan.

kap

  1. c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2 onder l. en afwijkende kapvormen toestaan, mits ze binnen de daar beschreven contouren blijven.

dakterras

  1. d. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2 sub a. en toestaan dat aansluitend op de trend een terras aan de voorzijde aansluitend op de voorgevelrooilijn is toegestaan.

afwijkingscriteria

  1. e. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in lid 3 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • het historisch daklandschap;
      • cultuurhistorische waarden;
      • de privacy en bezonning van de omwonenden:
      • de verkeerssituatie ter plaatse;
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. a. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. b. Het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en bed & breakfast, mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met eem maximum van 50 m2;

Artikel 17 Leiding - Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. de voor 'Leiding - water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse drinkwaterleiding met een veiligheidsstrook ter breedte van 5 meter aan weerszijde van de hartlijn van de leiding;
  2. b. bij de dubbelbestemming behorende 'andere bouwwerken'.

17.2 Bouwregels

Binnen de dubbelbestemming 'Leiding - water' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de bouwhoogte van 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 3 m bedragen.

17.3 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning

  1. 1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
    1. a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. b. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
    4. d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    5. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    6. f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. g. diepploegen;
    8. h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    9. i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    10. j. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  1. 2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. a. het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
    2. b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
    3. c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  1. 3. De werken of werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, mits:
    1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

Artikel 18 Waarde - Archeologie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde- archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

18.2 Bouwregels

  1. 1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
    1. a. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie' 2 dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
    2. b. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie' 3 dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
    3. c. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie' 5 dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 10.000 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
  1. 2. Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
    1. a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. b. het doen van opgravingen;
    3. c. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
  1. 3. Het bepaalde in lid 2 sub 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

18.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermings- waardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

18.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  1. 2. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    1. a. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van de gemeentearcheoloog, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    2. b. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.

18.5 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning

  1. 1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
    1. a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. b. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    4. d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    5. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    6. f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. g. diepploegen;
    8. h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    9. i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    10. j. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  1. 2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. b. dan wel de oppervlakte- dan wel de dieptemaat niet overschrijdt, behorende bij de categorie 'Waarde - archeologie' genoemd in lid 2 die voor die gronden van toepassing zijn;
    3. c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
    4. d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 4 bedoeld, is verleend;
    5. e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  1. 3. Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
    1. a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek of een waardestellend rapport kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. b. de aanvrager een waardestellend rapport heeft overgelegd waarin de archeologischewaarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op:
      • het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • het doen van opgravingen;
      • begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

18.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 2, in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.

Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde- cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van cultuurhistorische- en landschappelijke waarden.

19.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor bouwwerken de volgende regels:

  1. 1. op de gronden met de bestemming 'Waarde- cultuurhistorie' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van verbouwing of vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande afmetingen van de bouwwerken gehandhaafd dienen te blijven.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de andere bestemming, mits:

  1. a. de cultuurhistorische- en landschappelijke waarden van de gronden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.

19.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de cultuurhistorische waarden;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

19.5 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning

  1. 1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
    1. a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. b. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
    4. d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    5. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    6. f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. g. diepploegen;
    8. h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    9. i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    10. j. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  1. 2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. a. het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
    2. b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
    3. c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  1. 3. De aanlegvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de toelichting weergegeven cultuurhistorische waarden van het gebied.

Artikel 20 Waterstaat - Waterstaatkundige Functies

20.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. de voor 'Waterstaat - waterstaatkundige functies' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de de waterhuishouding, de waterbeheersing en de waterkering;
  2. b. bijbehorende 'andere bouwwerken' zoals duikers, keerwanden en merktekens.

20.2 Bouwregels

Binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterstaatkundige functies' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de bouwhoogte van 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 3 m bedragen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. a. prostitutie en seksinrichtingen;
  2. b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.

Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels

23.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. a. de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10%;
    2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
    3. c. het overschrijden van de in het plan aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons, luifels, erkers en buitentrappen tot een maximum van 1,5 m;
    4. d. het overschrijden van de in het plan aangegeven hoogten ten behoeve van centrale technische voorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw.
  1. 2. Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in lid 1, voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de privacy en bezonning van omwonenden;
    3. c. de verkeerssituatie ter plaatse;
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    5. e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
    6. f. cultuurhistorische waarden.

Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels

25.1 Wro-zone - wijzigingsgebied

Het bevoegd gezag kan de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1', wijzigen naar de bestemming Groen zoals aangegeven in artikel 7 van dit plan.

25.2 Wro -zone - wijzigingsgebied

Het bevoegd gezag kan de maatschappelijke bestemming (artikel 8 van de regels) van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2', wijzigen in die zin dat het begrip ''dierenopvang'' uit de bestemmingsomschrijving niet meer van toepassing is, en tevens bepalen dat er binnen het wijzigingsgebied geen gebouwen mogen worden gerealiseerd, maar slechts ''andere bouwwerken''.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Bouwen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

26.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

26.3 Afwijken overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

26.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

26.6 Verboden hervatten gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

26.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan Bomenbuurt.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ……………

De voorzitter, De griffier,

…………… ……………..

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Begrenzing Van Het Plangebied


Het plangebied van bestemmingsplan Bomenbuurt ligt ten noorden van de binnenstad van Haarlem en beslaat een oppervlakte van circa 75 hectare. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de Delftlaan, aan de noordzijde door de Zaanenlaan, aan de oostzijde door de Schoterweg/Rijksstraatweg en aan de zuidzijde door de Kleverlaan (zie afbeelding 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0002.png"

Afbeelding 1.1: Plangebied

Het bestemmingsplangebied is gelijk aan het vigerende bestemmingsplan Bomenbuurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0003.png"

Afbeelding 1.2 Vigerend bestemmingsplankaart Bomenbuurt

1.2 Aanleiding Tot Actualisering Van Het Bestemmingsplan


Voor het plangebied Bomenbuurt zijn enkele redenen om een nieuw bestemmingsplan te maken:

  1. 1. Er is een verouderd bestemmingsplannen van kracht. Dit biedt onvoldoende rechtszekerheid en onvoldoende bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen. Daarom dienen bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar te worden geactualiseerd.
  2. 2. Er is een gebiedsvisie vastgesteld voor de Kleverlaanzone.
  3. 3. Planologisch wordt ruimte gereserveerd voor ontwikkelingen ter plaatse van Beukenstraat 51.
  4. 4. Voor het plangebied wordt een aanwijzing als beschermd stadgezicht voorzien. Dat betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (ex artikel 36 van de Monumentenwet). De beschermende werking van het 'beschermd stadsgezicht' wordt alvast in het nieuwe bestemmingsplan ingepast. Daartoe is bij het bestemmingsplan een waarderingskaart opgenomen.

1.3 Doel Van Het Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Bomenbuurt bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De regels bevatten juridische regels over het gebruik van de ruimte. Deze regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels. De toelichting, tenslotte, is de onderbouwing van regels en verbeelding. Hierin wordt beschreven wat het doel is van het bestemmingsplan en wat de toekomstige ontwikkeling van het gebied is. Er wordt ingegaan op onderwerpen die voor die ontwikkeling van belang zijn, zoals de stedenbouwkundige structuur, de haalbaarheid van het plan en milieuhygiënische aspecten.

Er is bij dit bestemmingsplan ook een waarderingskaart opgenomen. De waarderingskaart maakt inzichtelijk waar de bestaande waarden van het beschermd stadsgezicht zich bevinden. De bomenbuurt is nog niet aangewezen als beschermd stadsgezicht maar dit gaat waarschijnlijk binnen de planperiode van dit bestemmingsplan gebeuren.

Hoofddoel van het nieuwe bestemmingsplan Bomenbuurt is het opstellen van een actueel juridisch kader, waarbinnen de bestaande situatie adequaat wordt geregeld. Het consoliderende karakter van het plan krijgt juridisch gestalte door de gedetailleerde bestemmingen die op de kaart zijn aangegeven. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur en voortzetting van het huidige gebruik vormen daarbij belangrijke uitgangspunten. De verbeelding en de regels zijn zo opgesteld dat een maximale bescherming ontstaat voor de functies en gebouwen die in het huidige karakter dienen te worden behouden.

Tweede doel van het bestemmingsplan is aan te geven waar ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, zowel wat betreft gebruik als wat betreft bebouwingsmogelijkheden. In het plan wordt bijvoorbeeld, waar mogelijk en wenselijk, ruimte geboden voor niet verstorende functieverandering of uitbreiding van bebouwing, zonder dat daarvoor het bestemmingsplan behoeft te worden aangepast.

Het resultaat van deze wijze van bestemmen is dat inzichtelijk is wat wel en niet kan in het plangebied, maar dat bovenal duidelijk is aangegeven, dat consolideren geen stilstand betekent. Daar waar dit mogelijk en verantwoord is, wordt een bestemmings- of bouwverruiming toegepast.

1.4 Geldende Planologische Regelingen

Binnen het plangebied Bomenbuurt geldt het volgende bestemmingsplan (aangevuld met de zogenaamde 'aanvullende bebouwingsvoorschriften' uit 1974):

nr. Naam van het plan Vastgesteld Goedgekeurd
607bp01 Bomenbuurt 18-12-2002 1-7-2003


Daarnaast zijn diverse bouwinitiatieven met een vrijstelling op basis van art. 19 WRO procedures mogelijk gemaakt.

1.5 Bestemmingsplanprocedure

Het bestemmingsplan Bomenbuurt doorloopt de wettelijk vereiste procedure. Het concept ontwerp bestemmingsplan is voor het wettelijk vooroverleg met verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties besproken. Er is in de Bomenbuurt geen wijkraad.

De reacties die naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg zijn betrokken bij de aanpassing tot het concept ontwerp bestemmingsplan. Vervolgens geeft het college van Burgemeester en Wethouders na bespreking in de commissie Ontwikkeling het ontwerp bestemmingsplan vrij voor ter visie legging conform art 3.8 Wro. Na publicatie wordt het ontwerp dan gedurende zes weken ter inzage gelegd. In die tijd kunnen door een ieder zowel mondelinge als schriftelijke zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad. De gemeente organiseert in deze periode een informatiebijeenkomst over het nieuwe bestemmingsplan waarin het plan wordt toegelicht.

Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtelijke aanpassingen zal de gemeenteraad - binnen 12 weken na afloop van de zienswijzentermijn - besluiten over de vaststelling van het bestemmingsplan. Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom zes weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn). Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.

1.6 Leeswijzer Plantoelichting

Om een visie te ontwikkelen op een plangebied is het enerzijds van belang om inzicht te krijgen in de verschijningsvorm en het functioneren van een gebied. Anderzijds is een inventarisatie van beleidsdocumenten nodig omdat deze documenten immers het kader vormen voor de toekomstige ontwikkeling van een gebied.

Hoofdstuk 2 gaat in op de bestaande ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. Door eerst in te gaan op de ontstaansgeschiedenis van het gebied wordt de huidige verschijningsvorm voor een belangrijk deel verklaard. In dit hoofdstuk wordt verder aandacht besteed aan de in het plangebied voorkomende functies.

In hoofdstuk 3 passeren de voor het plangebied relevante beleidsdocumenten de revue. Sommige beleidsdocumenten zijn gebiedsgericht zoals het Structuurplan Haarlem 2020. Andere beleidsdocumenten hebben een meer thematische invalshoek, zoals het Haarlems Verkeers- en Vervoersplan en het Integraal Waterplan Haarlem. Per document wordt kort samengevat welke kaders er voor de inrichting en/of voor de functies in het plangebied zijn vastgelegd.

Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten en de resultaten van de verschillende onderzoeken. Het gaat hierbij om alle zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen. Het uitvoeren van onderzoeken en het maken van analyses van het plangebied is nodig overeenkomstig art. 3.1.2 van het Besluit op de ruimtelijke ordening.

In hoofdstuk 5 wordt de visie op het plangebied beschreven waarbij ingegaan wordt op de ontwikkelingen die momenteel in het plangebied spelen.

In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de juridische aspecten waarbij een toelichting op de planregels, bedrijvenlijst, verbeelding, waarderingskaart en de regeling voor bebouwing wordt gegeven.

In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de financiële uitvoerbaarheid, uitkomsten van de watertoets, uitkomsten van overleg en inspraak. Het tweede deel van hoofdstuk 7 wordt geschreven na afronding van inspraak en vooroverleg en is daarom pas in het ontwerpbestemmingsplan aanwezig.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

In dit hoofdstuk wordt een historische schets van het bestemmingsplangebied gegeven. Ook komt in dit hoofdstuk aan de orde wat de huidige situatie is met betrekking tot de ruimtelijke en functionele structuur. Projecten die al in uitvoering zijn worden in dit hoofdstuk meegenomen bij de beschrijving van de huidige situatie.

2.1 Korte Historische Schets

Hoofdelementen en kenmerken

De Bomenbuurt is een onderdeel van het gebied Haarlem-Noord, een stadsgebied met een scala aan stedenbouwkundige vormen uit de periode 1880-1940. Het zwaartepunt van de stedenbouw en de architectonische invulling ligt in de periode 1918-1940. Dit geldt ook voor de Bomenbuurt. Aanvankelijk behoorde het plangebied tot de gemeente Schoten. In 1927 werd het door de gemeente Haarlem geannexeerd. Uit historisch-stedenbouwkundig oogpunt is het gebied te typeren als een stedelijk woongebied met onder meer Berlagiaanse en tuinwijkachtige elementen.

Voor het merendeel gaat het om complexmatige bebouwing van aaneengesloten laagbouw, in oorsprong overwegend gebouwd voor arbeiders en middenstand. Bij de woningbouw kan onderscheid worden gemaakt tussen door volkswoningbouwverenigingen gerealiseerde complexen en blokken van eengezinsrijenhuizen, beneden- en bovenwoningen ontwikkeld door particuliere bouwers.

Het straatbeeld is besloten, met poortachtige toegangen tot zijstraten en binnenterreinen. Scholen en andere bijzondere gebouwen vormen herkenbare, maar bescheiden opzette herkenningspunten.

Voorts zijn er enkele overwegend prestedelijke gebieden met een bijzondere cultuurhistorische waarde in de Bomenbuurt aanwezig: de Algemene en de Rooms Katholieke begraafplaats, het Huis ter Kleef met de stadskweektuin en een stuk polder met de molen van de Schoterveenpolder en molenbiotoop.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0004.png"

Afbeelding 2.1 Kastanjestraat rond 1930.

Ontstaan en ontwikkeling

De prestedelijke structuur van de Bomenbuurt (en een groot deel van Haarlem-Noord) wordt bepaald door de onderliggende strandwal. Deze noord-zuid lopende zandrug wordt globaal begrensd door de Marnixstraat (in het zuiden verder lopend in de Velserstraat) aan de westzijde, en de lijn Rijksstraatweg-Schoterweg aan de oostzijde. In de periode van de 8e en 9e eeuw raakte de strandwal in de omgeving van Haarlem bewoond. Haarlem vormde zich eerst als agrarische geestnederzetting. Een geest is een langwerpig akkercomplex, dat doorgaans op het hoogste gedeelte van zo'n strandwal lag. Het gebied van de Bomenbuurt lag buiten het Haarlemse geestgebied. Ten noorden van de geest liepen er via de strandwal routes naar het noorden. In het iets lager gelegen gebied ten westen en oosten van de strandwal werden ter ontwatering parallelle sloten gegraven in oostwestrichting, met als belangrijkste afwatering de noordzuidlopende Delft, die westelijk van de huidige Delftlaan ligt.

De noord-zuidverbinding via de Schoterweg en de Rijksstraatweg is in oorsprong middeleeuws, evenals de oost-westroute via de Kleverlaan. Als verkeersverbindingen zijn deze straten nog steeds structuurbepalende lijnen. Ook de Marnixstraat bevindt zich ter plaatse van een oude sloot in noord-zuidrichting. Een andere nog herkenbare oude structuur is de route Achterweg-Middenweg, een in oorsprong middeleeuwse landweg, die min of meer parallel loopt aan de Schoterweg.

Prestedelijke ontwikkeling

Het polderlandschap ter zijde van de Schoterweg is tot in de tweede helft van de 19de eeuw intact gebleven. In het bestemmingsplangebied zijn restanten ervan behouden gebleven rond de molen van de Schoterveenpolder (weiden, sloten). Eveneens uit de prestedelijke periode is het Huis ter Kleef, oorspronkelijk het Huis te Schoten. Van de middeleeuwse voorburcht zijn resten behouden gebleven, alsmede een ooit tot boerderij verbouwd bouwdeel (de “Kaatsbaan”) met torentje. In 1713 is het complex aan de stad Haarlem verkocht. Sinds 1909 liggen de gebouwen in de Stadskweektuin.

In 1828 is begonnen met de aanleg van de omvangrijke Algemene Begraafplaats Akerdam, die in later tijd in fasen is uitgelegd en gewijzigd.

Historisch gebruik

Toen Haarlem zich in de middeleeuwen ontwikkelde tot een belangrijke en relatief grote stad, werd het gebied ten noorden ervan belangrijk voor de voedselvoorziening. Het agrarische gebruik beperkte zich niet alleen tot de geest, maar strekte zich uit over de hele strandwal en de naastliggende veengebieden. Op de zandgrond van de strandwal vond akkerbouw plaats, in de lagere randzones lagen weiden. In eerste helft van de 20e eeuw kreeg het gebied een woonfunctie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0005.png"

Afbeelding 2.2: Uitsnede uit de “Kaart van Haarlem en omgeving” uit 1921, door Emrik & Binger (collectie kaarten Kennemerland, via Beeldbank Noord-Hollandsarchief, fotonr. 51-001060). Het woningbouwcomplex aan de Kleverlaan (1920) is gereed, evenals een buurtje noordelijk van de begraafplaatsen.

Ontwikkelingen in de 19e en 20e eeuw

In de jaren twintig van de 19e eeuw zijn de verdedigingswerken van Haarlem geslecht en werden delen van de singels tot wandelpark omgevormd. Vanaf het midden van de 19e eeuw kwamen de buiten de singels gelegen gebieden in beeld als bouwterreinen voor de inmiddels sterk groeiende stad. Na lange tijd van economische crisis was er een periode van voorspoed aangebroken. Tussen 1870 en 1900 resulteerde dit in een ruime verdubbeling van het bevolkingsaantal. Rond 1880 ontwikkelde zich in de omgeving van het Frans Halsplein, toen net binnen de gemeentegrenzen van Haarlem, de eerste stadsuitbreiding in Haarlem-Noord. Om de verdere groei te kunnen omvangen werd in 1883 het zuidelijke deel van de gemeente Schoten, ten noorden van de Haarlemse singels, door de stad geannexeerd. Zo kon de stad verder naar het noorden worden uitgebreid.

Rond 1900 werd er volop gebouwd, vooral in de Kleverparkbuurt. Op een groot terrein tegen de Kleverlaan aan verrees vanaf 1882 de imposante Ripperdakazerne. In het begin van de 20e eeuw reikte de Kleverparkbuurt tot aan de Kleverlaan. Vanaf de vroege jaren twintig ontstonden hier omvangrijke woningcomplexen, zoals “Onder dak”(1921-1923) ten zuiden van de Kleverlaan (buiten het plangebied), en er tegenover het complex “Huis ter Cleeff” (1921) naar ontwerp van J.B. van Loghem. Direct ten noorden hiervan werd de Van Dortstraat aangelegd, bestemd voor de bouw van geschakelde middenstandswoningen (1932-1933, architect H. Tuninga). Op dat moment zijn er ook al jaren lang bouwactiviteiten in de Bomenbuurt, in het gebied dat toen nog grotendeels onder de gemeente Schoten viel. In het buurtje ten noorden van de Algemene Begraafplaats, rond de Hogerwoerdstraat, verrezen rond 1900-1910 de eerste complexmatig opgezette delen van de wijk. Op voorstel van de gemeenteraad van de toenmalige gemeente Schoten werd besloten om de buurt verder in te richten als “tuindorp”. De vormgeving daarvan was in dit geval gebaseerd op het gesloten bouwblok met daarin een plein, een hof of een speeltuin. Zo ontstonden in de jaren 1920-1926 forse volkswoningbouwcomplexen voor arbeiders met veelal goedkope woningen van het destijds door het Rijk voorgestane “minimumtype”, gebouwd rond besloten groene binnenpleinen. De besloten woonomgeving moest de gemeenschapszin bevorderen. We vinden deze complexen nog steeds aan het Meidoornplein, het Elzenplein, de Kastanjestraat en de Cederstraat. Volkswoningbouwverenigingen die in de jaren twintig en dertig actief zijn geweest in de Bomenbuurt waren Eigen Haard, St. Bavo en Volkshuisvesting. Een groot deel van de buurt is echter bebouwd met grote en kleine complexen geschakelde woningen op initiatief van particuliere bouwers en maatschappijen. Dat gebeurde met rijkssteun. Eén van de actiefste was de Bouw- en Exploitatiemaatschappij Hogerveka, met als vaste architect Huib Tuninga. De woningen waren veelal bestemd voor de middenstandsklassen.

Deze bouwprojecten, merendeels uit de periode 1925-1935 werden ingepast in het eind jaren twintig vastgestelde stratenplan, dat voortborduurde op het intieme pleinenplan van de vroege jaren twintig. Er is in de ontwerpen een grote eenheid in hoofd- en kapvormen en materialisering. De verscheidenheid zit hem in de details, in de afwisseling van goot- en nokhoogten, erkers en balkons, deuren en portieken. Ook op de uiteinden van de bouwblokken ziet men bijzondere oplossingen, zoals winkelwoningen, uitbouwen, hoekaccenten en dergelijke. Het in een halve achthoek gebouwde complex middenstandswoningen aan de Heussensstraat is te beschouwen als een Hollandse variant op de Engelse crescent. Daarnaast garandeerde deze stedenbouwkundige oplossing de windvang voor de molen van de Schoterveenpolder in de Schoterveenpolder. In bescheidener vorm zien we het motief terugkeren in het Blekenbergerplein.

In het algemeen zijn de wat forsere woningtypen langs de randen en de hoofdstraten van de Bomenbuurt geplaatst, de kleinere woningtypen bevinden zich aan de secundaire straatjes en de hoven. Op veel straathoeken zijn buurtwinkels gevestigd geweest. De omgeving van het Stuyvesantplein met zijn winkelconcentratie fungeerde als een buurtcentrum.

De bebouwing langs de Schoterweg en de Rijksstraatweg had van oudsher weinig relatie met de er achter liggende buurt. Deels behoorde die bebouwing tot de oude begraafplaatsen, deels was deze van oudere datum en onderdeel van de kombebouwing van Schoten (herenhuizen uit de vroege 20e eeuw).

Eind jaren dertig was de Bomenbuurt voltooid. Er volgden later nog incidentele bouwactiviteiten langs de Achterweg en op het terrein van het Sportpark Kleverlaan. Wat betreft de structuur en de bebouwingsopzet is de Bomenbuurt sinds de bouw opvallend gaaf gebleven. Wel zijn veel woningbouwcomplexen door renovaties in detail veranderd. De grootste wijzigingen ondergingen de complexen, waarvan de woningen in particuliere handen zijn overgedragen en op individuele wijze zijn gerenoveerd of vergroot. Zo zijn veel woningen met oorspronkelijke platte daken van een extra verdieping voorzien, hetgeen van grote invloed is op de oorspronkelijke gevelarchitectuur en het profiel van de straten.

Uitgelicht: Algemene Begraafplaats

De Algemene Begraafplaats Akerdam werd in de late jaren twintig van de 19e eeuw aangelegd op een groot terrein westelijk van de Schoterweg in de toenmalige gemeente Schoten. De eerste aanleg is een ontwerp van J.D. Zocher uit 1828. In 1887 en 1916 volgden uitbreidingen door respectievelijk L.P. Zocher en L.A. Springer. De oudste delen kenmerken zich door een landschappelijke aanleg met kunstmatige hoogteverschillen, boomgroepen, slingerende paden en diep liggende, onregelmatig gevormde waterpartijen. Het deel van 1828 is reliëfrijker en onregelmatiger van karakter dan de uitbreiding van 1887. Een opmerkelijk onderdeel wordt hier gevormd door een open plek in de vorm van een gazon aan de rand waarvan zich de houten kapel bevindt. De uitbreiding van Springer toont nauwelijks reliëf. Het geometrische ontwerp kenmerkt zich door een rechte, aan weerszijden met bomen beplante oprijlaan vanaf de ingang aan de Kleverlaan (zuid-noord), met aan de westzijde hiervan een laan in de vorm van een halve cirkel. Deze halve cirkel wordt weer gehalveerd door een van oost naar west lopende laan die bij de oprijlaan in een rotonde samenkomt. Doordat de oprijlaan direct ten westen van het oudste onderdeel van de begraafplaats loopt, vormt de rotonde een centraal punt op de overgang van de landschappelijke naar de geometrische aanleg.

2.2 Beschermd Stadsgezicht

Sinds 5 december 1990 zijn de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als 'beschermd stadsgezicht' in de zin van de Monumentenwet 1988. Per 5 oktober 2011 is via een besluit ex artikel 35 van de Monumentenwet het 'beschermde stadsgezicht' uitgebreid met gebieden in Haarlem Zuid en Haarlem Zuidwest. Voorzien wordt dat ook de Bomenbuurt en andere wijken in Haarlem Noord zullen worden aangewezen als beschermd stadsgezicht. De aanwijzing tot 'beschermd stadsgezicht' betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (ex art 36 van de Monumentenwet). De beschermende werking van het 'beschermd stadsgezicht' is in dit bestemmingsplan ingepast door het consoliderende karakter van het plan en de opname van de waarderingskaart als onderdeel van de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0006.png"

Afbeelding 4.1: (toekomstig)Beschermd stadsgezicht Haarlem na uitbreiding in Haarlem Noord

In het algemeen hebben de volgende waarden aanleiding gegeven om de Bomenbuurt voor te dragen om aan te wijzen als Beschermd Stadsgezicht:

  • Het gebied Haarlem–Noord is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische betekenis van dit overwegend tussen 1880 en 1940 tot stand gekomen woongebied voor middenstand en arbeiders.
  • Het gebied Haarlem-Noord heeft een hoogwaardige en overwegend gaaf bewaard gebleven stedenbouwkundig patroon bestaande uit een grote variatie aan stedenbouwkundige vormen met overwegend tuinwijkachtige kenmerken.
  • Het gebied Haarlem-Noord is representatief voor de ontwikkeling binnen de Nederlandse stedenbouw en architectuur uit de periode 1880-1940, met name op het gebied van complexmatige woningbouw voor middenstand en arbeiders als gevolg van de Woningwet 1901.
  • In het gebied Haarlem-Noord is een aantal prestedelijke elementen uitgangspunt geweest voor de stedenbouwkundige aanleg. Deze elementen zijn het Huis te Zaanen; het Huis ter Kleef; alsmede de molen van de Schoterveenpolder.

De eerste complexmatig opgezette onderdelen van de Bomenbuurt verrezen rond de Eerste Wereldoorlog. Op voorstel van de gemeenteraad van de toenmalige gemeente Schoten werd de buurt ingericht als “tuindorp”. De vormgeving daarvan is geënt op het bouwblok met daarin een plein, een hof of een speeltuin. Zo ontstonden in de jaren 1920-1926 de volkswoningbouwcomplexen voor arbeiders met veelal goedkope woningen van het toentertijd door het Rijk voorgestane “minimumtype”, gebouwd rond besloten groene binnenpleinen. De opzet hiervan had een sociaal nevendoel: de emancipatie van de werkende klasse door het maken van een besloten woonomgeving ter bevordering van de gemeenschapszin. Aan het Meidoornplein, het Elzenplein en rondom de Kastanjestraat zijn deze gesitueerd. De overige bebouwing van de Bomenbuurt, merendeels kleinere woningen met voor- en achtertuin, opgezet door particuliere bouwers met rijkssteun, verrees in de periode tot 1940 aan een verspringend stratenplan met diverse kleinere pleinen. Nabij de Rijksstraatweg is de situering van het symmetrische Raadhuisplein ingegeven door het voormalig raadhuis van Schoten. De in een halve achthoek gebouwde middenstandswoningen aan de Heussensstraat is te beschouwen als eens Holllandse variant op de historisch-stedenbouwkundige oplossing van de Engelse crescent. Bovendien garandeert deze vorm de windvang voor de wipwatermolen van de Schoterveenpolder. De oorspronkelijke maaiveldhoogte bleef rond deze molen en de aangrenzende groengebieden gehandhaafd.

Het zijn deze kenmerken en kwaliteiten die de hoofdmotieven vormen voor het voorstel dit deel van Haarlem-Noord aan te wijzen als beschermd stadsgezicht.

2.3 Ruimtelijke Structuur

Hoofdstructuur

Het bestemmingsplangebied Bomenbuurt kenmerkt zich door een eenheid in verscheidenheid. De hoofdstructuur bevat een grote variatie aan stedenbouwkundige vormen als assen, korte, langere en geknikte straten, radiaalstraten, diagonalen en groene ruimten van diverse vormen en formaten, variërend van hofjesachtige pleinen tot grote plantsoenen, historische begraafplaatsen en een fragment voormalig buitengebied. Het is een structuur die met een aantal hoofdroutes gebruik maakt van eerder gebaande wegen en enkele belangrijke prestedelijke elementen in haar context opneemt. Met name de groene ruimten en de vele kleine pleinen, geheel of half omsloten door complexmatige bebouwing, zijn kenmerkend voor het gebied en vanuit stedenbouwkundig oogpunt van bijzondere betekenis.

Het gebied wordt omsloten door een raamwerk van straten, die belangrijke verbindingswegen vormen in Haarlem-Noord en verschillende wijkdelen aan elkaar koppelen. Hoofdas binnen de Bomenbuurt is de Marnixstraat, die de wijk in noord-zuidrichting doorkruist. Aan weerszijden liggen woonbuurten, die in de eerste helft van de 20ste eeuw zijn ontstaan binnen een deels orthogonaal stratenplan, waarin op diverse plaatsen verbijzonderingen zijn aangebracht, zoals een veelheid aan pleintjes en plantsoenen in diverse vormen en soms sterk verspringende rooilijnen.

Langs de zuid- en oostrand bevinden zich rondom molen 'De molen van de Schoterveenpolder' een relict van het vroegere polderbied (Schoterveenpolder), de restanten van een oude kasteelplaats (Huis ter Kleef) en twee historische begraafplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0007.jpg"

Afbeelding 2.4: 'De molen van de Schoterveenpolder' voor de verstedelijking

Het straatbeeld in de woonbuurten is gesloten en kenmerkt zich op diverse plaatsen door verspringende rooilijnen. Het bevat voornamelijk eengezinsrijenhuizen van verschillende grootte en type, voor de arbeiders- en middenstandsklassen, van een of twee bouwlagen met kap of platte daken. Ook zijn er boven- en benedenwoningen in de vorm van eengezinsrijenhuizen van twee bouwlagen met kap. Op straathoeken en aan pleintjes bevinden zich in de onderbouw (voormalige) buurtwinkels. De bebouwing in gesloten bouwblokken is vooral complexmatig van opzet, variërend van grote rond pleinen of langs verschillende straten gerealiseerde complexen tot bescheiden bouwinitiatieven van vier geschakelde huizen en meer. Langs de Rijksstraatweg en een deel van de Zaanenlaan komen ook grotere villa- en landhuisachtige huizen voor.

De verschillende grotere woningcomplexen zijn door de eenheid in het architectonisch ontwerp als samenhangende ensembles herkenbaar. Voorbeelden hiervan zijn het voor de middenstand gebouwde complex naar ontwerp van J.B. van Loghem aan de Kleverlaan (1920-1921), het middenstandscomplex naar ontwerp van Huib Tuninga aan de Van Dortstraat (1932-1933, het grote woningcomplex aan de Heussensstraat (1931, verm. H. Tuninga) en de volkswoningbouwcomplexen met woningen van het “minimumtype” naar ontwerp van Z. Gulden aan het Meidoornplein en het ontwerp van de gemeente Schoten aan het Elzenplein (circa 1925). Verschillende complexen onderscheiden zich door de toepassing van platte daken.

Het gebied Haarlem-Noord heeft een relatief hoge dichtheid van bebouwing. De oudste stedelijke bebouwing staat in de omgeving van de Hogerwoerdstraat, in een buurtje dat reeds rond 1900-1910 tot ontwikkeling kwam. Het leeuwendeel van de Bomenbuurt is in het interbellum tot stand gekomen.

De bijzondere gebouwen staan over het algemeen op markante punten in het gebied en fungeren daarmee als accenten in de stedenbouwkundige aanleg. Voorbeelden zijn de scholen aan de Wilgenstraat en de Marnixstraat en een complex winkels met bovenwoningen aan het Stuyvesantplein. Ook de oudere, prestedelijke bebouwing ('De molen van de Schoterveenpolder', het Huis ter Kleef op het terrein van de Stadskwekerij) vormt belangrijke accenten in de aanleg, evenals de kapel van de RK-begraafplaats, de entreegebieden van de Algemene Begraafplaats en de historische gebouwen aan het begin van de Kleverlaan.

Groene long langs de Kleverlaan

De groene oost-westlong langs de Kleverlaan is een belangrijk structurerend element tussen de Schoterweg en de Delftlaan, die in het uitbreidingsplan van de gemeente Haarlem in 1928 door L.D. Dumont, directeur Openbare Werken, bewust zo veel mogelijk van stedelijke bebouwing werd vrijgehouden. De groene long geleedt het langgerekte woongebied van Haarlem-Noord en vormt via de open ruimte langs de Kleverlaan in Bloemendaal een verbinding met de binnenduinrand. In de groene long liggen de Algemene Begraafplaats, het Huis ter Kleef met de stadskwekerij en een deel van het westelijk hiervan gelegen open polderland met 'De molen van de Schoterveenpolder' .

2.4 Functionele Structuur

2.4.1 Wonen

In de afbeeldingen 3 t/m 6 worden op basis van gegevens van Onderzoek en Statistiek van de gemeente Haarlem enkele verschillen tussen de Bomenbuurt, Haarlem Noord en Haarlem in 2012 weergegeven. Januari 2012 stonden er in de Bomenbuurt 6.474 inwoners geregistreerd in 2.647 woningen. De gemiddelde woningbezetting komt daarmee op 2,45 personen per woning. Haarlem heeft per januari 2012 151.841 inwoners in 71.606 woningen ofwel 2,12 personen per woning. De bebouwingsdichtheid is 35 woningen per hectare, met gemiddeld 100 inwoners per hectare. Het plangebied Bomenbuurt heeft een vrij eenzijdig opgebouwd woningbestand: in hoofdzaak vrij kleine aaneengesloten woningen met twee verdiepingen, al dan niet met kap of bijgeplaatste derde verdieping (met plat dak of kap). Aan een aantal straten komen grotere woningen voor, bijvoorbeeld aan de Zaanenlaan, Delftlaan, Duinoordstraat en het oostelijk deel van de Pijnboomstraat. Specifieke hoogbouw komt binnen het plangebied niet voor.

Van de woningvoorraad in de Bomenbuurt betreft 68 procent koopwoningen, 11 procent particuliere huurwoningen en 21 procent sociale huurwoningen. In de gemeente Haarlem is het aandeel koopwoningen 53 procent, het aandeel particuliere huurwoningen 15 procent en het aandeel sociale huurwoningen 32 procent. Het aandeel particuliere en sociale huurwoningen is daarmee in de Bomenbuurt lager en het aandeel koopwoningen hoger dan in Haarlem. In de Bomenbuurt is het aandeel eengezinswoningen met 84 procent veel hoger dan in Haarlem waar dit 52 procent betreft. De woningvoorraad in de Bomenbuurt is met 96 procent vrijwel volledig gebouwd tussen 1920 en 1940.

Tabel 2.1 Woningvoorraad naar bouwperiode

Voor 1920 1920- 1940 1940-1960 1960- 1980 1980- 1990 1990-2011 totaal
Haarlem 23% 26% 9% 20% 10% 12% 71.606
Bomenbuurt 2% 96% 0% 0% 1% 1% 2.647

In de Bomenbuurt ligt een iets grotere nadruk op 5 tot 15 jarigen met een aandeel van 14 procent (Haarlem 11 procent) en zijn er naar verhouding minder 25-35 jarigen met een aandeel van 9 procent (Haarlem 14 procent).

Tabel 2.2 Inwoners naar leeftijdscategorie

0-5 5-15 15- 25 25- 35 35- 45 45- 55 55- 65 65-75 75-85 85+ totaal
Haarlem 6% 11% 11% 14% 16% 14% 12% 8% 5% 2% 151.841
Bomenbuurt 8% 14% 11% 9% 17% 15% 13% 7% 4% 2% 6.474

Tabel 2.3: Leeftijdsopbouw in 2012

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0008.jpg"

Tabel 2.4: Eigendom woningen in 2012

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0009.jpg"

Tabel 2.5: Type woningen in 2012

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0010.jpg"

Tabel 2.6: Bouwjaar woningen in 2012

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0011.jpg"

2.4.2 Bedrijven en voorzieningen

In de afbeeldingen 7 en 8 wordt op basis van gegevens van Onderzoek en Statistiek van de gemeente Haarlem (gebaseerd op gegevens van de Kamer van Koophandel) ingegaan op enkele kenmerken van de werkgelegenheid in de Bomenbuurt. In 2012 stonden in het plangebied 360 bedrijven ingeschreven met 801 werknemers (inclusief zelfstandigen). Daarvan betroffen 243 bedrijven eenpersoonsbedrijven (vaak aan huis gevestigd) en waren er 14 ondernemingen ingeschreven met meer dan 10 werknemers. De werkgelegenheid kan (voor zover ingeschreven bij de Kamer van Koophandel) als volgt worden getypeerd naar aantal vestigingen, aantal werknemers en type werkgelegenheid.

Tabel 2.7: Werkgelegenheid in 2012

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0012.jpg"

Tabel 2.8: Werkgelegenheid in 2012 naar type activiteit

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0013.jpg"

In het plangebied overheerst de woonfunctie. Toch is er sprake van enige functiemenging. De meeste voorzieningen zijn geconcentreerd bij enkele kruispunten zoals Marnixstraat- Eikenstraat en Pijnboomstraat- Kastanjestraat en pleinen zoals het Stuyvesantplein. Daarnaast is door de wijk heen een beperkt aantal (hoek)panden als niet-woonfunctie in gebruik. In het plangebied zijn verspreid detailhandelsvestigingen aanwezig in voornamelijk dagelijkse goederen. Aan horecavoorzieningen zijn er enkele vestigingen van cafetaria's (Stuijvesantplein 30 en Kastanjestraat 42b), ijssalon (Soendaplein 33) en restaurant (Rijksstraatweg 23). De maatschappelijke functies betreffen een gezondheidscentrum aan de 't Hoenstraat en Pijnboomstraat en diverse artsenpraktijken en paramedische praktijken. Verder is er een openbare basisschool, een gemeente van Christus, politiebureau, begraafplaatsen, sportscholen, sportvoorzieningen, kinderopvang, een postduivenvereniging en thuiszorg aanwezig in het plangebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het gemeentelijke beleid belicht voor zover dat leidend is voor het bestemmingsplan. Eerst wordt kort ingegaan op de relevante (ruimtelijke) beleidskaders van Rijk en Provincie. Het rijks- en provinciaal beleid ten aanzien van archeologie wordt samen met het gemeentelijk beleid beschreven in de paragraaf archeologie. Het rijks- en provinciaal beleid met betrekking tot water en het beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland wordt samen met het gemeentelijk beleid beschreven in de paragraaf water.

3.1 Rijks- En Provinciaal Ruimtelijk Beleid

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Een belangrijk basisprincipe is het leggen van verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het juiste niveau. Rijk, provincie en gemeente zijn verantwoordelijk voor hun eigen belangen. Er is pas sprake van bemoeienis van rijk of provincie met het gemeentelijk ruimtelijk beleid indien dat noodzakelijk is vanwege onderscheiden 'nationale', respectievelijk 'provinciale' belangen.

In de in maart 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.

De belangen van het nationale ruimtelijke beleid worden geborgd in de AmvB Ruimte, een juridische vertaling van het rijksbeleid. De nationale ruimtelijke belangen omvatten globaal de nationale planologische principes zoals gebundelde verstedelijking, de ontwikkeling van de mainports, het kustfundament, de bescherming en ontwikkeling van een aantal groene en blauwe gebiedscategorieën en ruimtelijke garanties m.b.t. defensiedoeleinden en energieproductie en -voorziening.

Voor onderhavig bestemmingsplan is vooral relevant de bevordering van krachtige steden. Behoud van het stedelijk draagvlak voor voorzieningen en van voldoende stedelijke “massa” en de daarbij horende economische agglomeratievoordelen is van groot belang. In dit bestemmingsplan zijn geen nationale belangen in het geding.

Structuurvisie Noord-Holland 2040

In de provinciale structuurvisie zijn de uitgangspunten van de Nota Ruimte verder uitgewerkt. De provincie zet in op “kwaliteit door veelzijdigheid”. Het Noord-Hollandse landschap is namelijk gevarieerd, open, heeft hoge cultuurhistorische waarden en is over het algemeen goed bereikbaar vanuit de stad. Noord-Holland moet daarom aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. De identiteit van de landschappen in Noord-Holland zijn daarom in 2040 versterkt met behoud door ontwikkeling en door transformatie. De afwisseling tussen stad en open landschap is duidelijk herkenbaar.

Bestaande stedelijke woonmilieus dienen waar mogelijk verder te transformeren tot hoogstedelijke milieus. Bestaande werklocaties dienen waar mogelijk verder te intensiveren en herstructureren om nieuwe ontwikkelingen te accommoderen. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen blijft het landelijk gebied open en dichtbij. De hoogstedelijke milieus kenmerken zich door functiemenging, hoogwaardige culturele voorzieningen en een goede bereikbaarheid. Een belangrijke drager voor de toeristische aantrekkelijkheid, leefbaarheid en economie van Noord-Hollandse steden is detailhandel. De hoofdwinkelstructuur dient daarom beschermd en versterkt te worden.

Om het toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de Provincie Noord-Holland provinciale belangen benoemd. Deze vallen uiteen in drie hoofdbelangen: ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze zijn verankerd in de provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie. De structuurvisie en de provinciale verordening vormen enerzijds het toetsingskader voor de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van Noord-Holland (ruimtelijke kwaliteit) en anderzijds de juridische beleidsuitwerking.

In het kader van het hoofdbelang duurzaam ruimtegebruik worden gemeenten gestimuleerd het bestaand stedelijke gebied beter te benutten door de aanwijzing van het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG). Het BBG vervangt hiermee de rode contouren uit het oude Streekplan. Door te verdichten, stationslocaties en knooppunten optimaal te benutten, ondergronds te bouwen, en door woningbouwprogramma zoveel mogelijk te realiseren binnen het BBG, wordt intensivering en bundeling van stedelijkheid bevorderd. Hierdoor is ook een winst te behalen in het fiets- en OV-gebruik.

Het plangebied behoort tot het BBG. Voor ontwikkelingen binnen bestaand bebouwd gebied gelden geen aanvullende eisen uit de provinciale ruimtelijke verordening. Dit bestemmingsplan is niet in strijd met het provinciale beleid zoals vervat in de structuurvisie en met provinciale belangen zoals verwoord in de verordening.

3.2 Gemeentelijk Beleid

3.2.1 Structuurplan

De gemeenteraad van Haarlem heeft op 20 april 2005 het Structuurplan Haarlem 2020 vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen de ruimtelijke ontwikkeling van de stad voor de komende 15 jaar. Ambities en wensen over gebruik van de (beperkte) ruimte zijn hierin vastgelegd. In de toekomst wil Haarlem de bestaande aantrekkelijkheid behouden en verder uitbouwen. Haarlem wil voor zijn inwoners een levendige en veilige stad zijn met veel aandacht voor een leefbare woonomgeving en voldoende voorzieningen voor alle leeftijdsgroepen. Voor bedrijven moet Haarlem nog interessanter worden als vestigingsplaats. De strategische ligging vlakbij Schiphol, Amsterdam en IJmond, de goede bereikbaarheid over de weg en per openbaar vervoer, en de aanwezigheid van een hoogopgeleide beroepsbevolking spelen daarbij een cruciale rol.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0014.png"

Afbeelding 3.1, Uitsnede Structuurplankaart 2020

Buurtindentiteit

Relevant voor het plangebied Bomenbuurt is het geformuleerde beleid ten aanzien van de woonwijken. In deze gebieden wordt met name ingezet op het speerpunt 'Duurzaam goed wonen'. Voorop staat verschillen tussen wijken te handhaven of sterker tot uiting te laten komen (buurtidentiteit). De nadruk ligt op versterking van de eigen buurtidentiteit. De opgave is een balans te scheppen tussen de gewenste mate van differentiatie binnen de stad en behoud van eigenheid in de buurten. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de knooppunten in de stad vindt hier geen toevoeging van een substantieel programma plaats. Het Structuurplan streeft naar een hoogwaardige leefomgeving door aandacht te besteden aan, en waar mogelijk oplossingen aan te dragen voor ruimte voor ontmoeting, leefbaarheid en levendigheid. In het Structuurplan is het gehele plangebied aangeduid als 'waardevolle bebouwing'.

Woonwerk-assen

De randen langs de meeste wegen met een doorgaande functie en een aantal wegen met een centrale rol voor een buurt of stadsdeel zijn geschikt voor ontwikkeling tot woonwerk-assen. Vaak is hier al een gemengd karakter. Dit kan groeien tot as met een stedelijk karakter en een kenmerkend profiel. Binnen het plangebied is geen woonwerk-as aanwezig.

Groen en water

De doelstelling voor de ontwikkeling van het groen netwerk in Haarlem is tweevoudig: versterking van groen met vooral ecologische waarden en versterking van groen met vooral stedelijke waarden. De Kleverlaanzone maakt deel uit van de bestaande groene dwarsverbanden. Voor deze zone wordt gestreefd naar versterking van de ecologische waarden en aanpassing van de waterverbindingen.

Verkeer

De Delftlaan maakt deel uit van de hoofdstructuur autoverkeer. Voor het fietsverkeer wordt gestreefd naar een nieuwe fietsverbinding binnen de Kleverparkzone. Aan de Rijksstraatweg wordt voorzien in een nieuwe halteplaats HOV.

3.2.2 Nota Ruimtelijke kwaliteit

In de nota Ruimtelijke Kwaliteit (2012) wordt een integrale stadsbrede visie gegeven op ruimtelijke kwaliteit die voor ieder nieuw ruimtelijk plan de basis vormt. Met de visie wil Haarlem kernachtig uitdragen waar haar kracht en haar ambitie ligt. De relatie tussen duurzaamheid, in de zin van toekomstbestendigheid en de kwaliteit van de leefomgeving, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk thema van de visie. Er zijn tien gouden regels geformuleerd die een prioriteit voor ruimtelijke ontwikkeling in Haarlem uitspreken.

Voor het plangebied Bomenbuurt dat naar verwachting de status kan krijgen van beschermd stadsgezicht geldt de beschermende regie. De beschermende regie is gericht op het behouden en versterken van de zichtbare relatie tussen geschiedenis, (inrichting van de) openbare ruimte, architectuur en functie. Die herkenbaarheid maakt de stedelijke ruimte tot een prettige plek om te bezoeken en om in te wonen. De regie is behoudend en gedetailleerd. De bij het beschermd gezicht behorende toelichting vormt de basis van de criteria. Het gebied maakt deel uit van de gebiedstypering '1920-1960': ontworpen, hiërarchisch stratenpatroon waarin stedenbouw, architectuur en openbare ruimte nauw samenhangen. Symmetrische pleinen, gespiegelde straatwanden, wooncomplexen, pleinen en poorten hebben naar één ontwerp gebouwde gevelwanden waarin horizontaliteit overheerst. Overgang privé – openbaar is geleidelijk door erkers, voortuinen met (gemetselde) erfafscheidingen. Ambachtelijk materiaalgebruik, veel siermetselwerk.

Voorts maakt het zuidelijk deel van de Bomenbuurt deel uit van de gebiedstypering 'Stedelijk groen': Grote stadsparken/bossen die als recreatiegebied fungeren, begraafplaatsen, sportcomplexen. Groen gebied met daarin incidentele, solitaire bebouwing. Daarin grote diversiteit in afmeting, vorm en uitwerking. Bebouwing vaak kleinschalig, onopvallend en sober, maar elders representatief en grootschaliger.

Voor de Kleverlaan, Schoterweg, Zaanenlaan en Delftweg en enkele bijzondere plekken en pleinen geldt een bijzondere regie. Voor de openbare ruimte van de lange lijnen betekent bijzondere regie dat ontwikkelingen van een klein stukje van de lijn altijd in het grotere geheel worden bekeken. De opgave is voldoende samenhang in het lengteprofiel te creëren (door bomen, verlichting, detaillering margestroken) zodat afwisseling in het breedte profiel mogelijk is. De beoordelingskaders voor openbare ruimte van de structuurlijnen geven hiervoor concrete criteria. De Kleverlaan, Schoterweg en Zaanenlaan hebben als typering 'Historische route': Het netwerk van historische lange lijnen bevat oude topografische routes en oude toegangswegen tot de stad die nu opgenomen in het stedelijk netwerk de ontstaansgeschiedenis van de stad verbeelden. Vaak samenvallend met de verschillende functionele lijnen door de stad zijn het die routes die door de stadsbewoners (ook nu nog) het meest intensief worden gebruikt. De bijzondere plekken en pleinen vormen stedelijke ruimtes die plek kunnen geven aan ontmoeting, aan sport en spel een verblijf in zijn algemeenheid. Ze vormen ruimtelijke oriëntatiepunten in het stedelijk weefsel en zijn ook vaak functionele knooppunten in het netwerk van routes. Het samenspel tussen bebouwing en ruimte is alles bepalend voor de uiteindelijke beleving en gebruik van de ruimte. Dit alles bij elkaar vormt de gecompliceerde ontwerpopgave die een integrale benadering vanuit alle disciplines. De Delftlaan heeft als gebiedstypering 'Nieuwe routes': De nieuwe lange lijnen zijn van recentere datum. Ontworpen en gedimensioneerd op de verkeersfunctie en vaak gekoppeld aan brede groenstructuren. De nieuwe lijnen liggen veelal in transformatiegebieden en zijn daarmee zelf ook (stedenbouwkundig) aan verandering onderhevig.

In de 'nota dak' is de Bomenbuurt aangegeven als 'Eerste uitbreidingen buiten de vestingsgracht '. "Kleverpark, Bomenbuurt en Planetenwijk:

In de gebieden die van na 1920 dateren, is de bebouwing veelal complexgewijs ontworpen. Dit uit zich in de samenhang van de architectuur, waardoor de panden zichtbaar deel uitmaken van een ensemble op het schaalniveau van het bouwblok. Veelal zijn er op de hoeken van bouwblokken architectonische accenten in de vorm van bijvoorbeeld afwijkende kappen of hogere bebouwing gerealiseerd. Langs hoofdstraten is de bebouwing twee bouwlagen met kap hoog, terwijl in de zijstraten de hoogte beperkt blijft tot één bouwlaag met kap of twee bouwlagen met plat dak. De nokrichting van de kap, een zadel- of een schilddak, loopt evenwijdig aan de as van de straat. Veel daken hebben zowel aan de voor- als achterzijde dakkapellen. Waar de kap ontbreekt wordt vaak per pand een dakopbouw gerealiseerd. De daken worden als zij voorzien zijn van een kap gedekt door matte antraciet kleurige of rode pannen.

3.2.3 Wonen

Haarlem kiest in de Woonvisie Haarlem 2012-2016 (2012) voor behoud en versterking van de aantrekkelijkheid van Haarlem als kwalitatieve goede woonstad. Wonen vormt een belangrijke factor bij de duurzame stedelijke ontwikkeling in Haarlem. Ruimtelijke kwaliteit en behoud groen geldt als uitgangspunt. In de Woonvisie zijn uiteenlopende maatregelen opgesomd die een bijdrage moeten leveren aan de doelstellingen. Daarbij wordt zorgvuldig omgegaan met behoud en versterking van historisch interessante woonwijken en beschermde stadsgezichten.

Haarlem is onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam. In dat verband zijn afspraken gemaakt over de regionale woningbouwopgave in het Regionaal Actie Programma (RAP). Hieraan zal Haarlem ook moeten bijdragen.

De grootste uitdaging ligt binnen de bestaande woningvoorraad. Het gaat om verduurzaming van deze voorraad en van de openbare ruimte, leefbaarheid en mobiliteit. Een kleinschaliger, meer organische aanpak past hierbij, met stapsgewijze, flexibele verbeteringen in plaats van grote masterplannen.

Het gemeentelijk woningbeleid heeft op het plangebied Bomenbuurt maar een beperkt effect omdat er geen ruimte is voor grootschalige nieuwbouw of herstructureringsprojecten en behoud van de huidige hoogwaardige stedenbouwkundige kwaliteit voorop staat.

3.2.4 Winkelen

Het winkelbeleid is vastgelegd in de Detailhandelsnota, Haarlem Winkelstad 2002-2012 (2002). Haarlem is de afgelopen jaren een paar keer verkozen tot de beste winkelstad van Nederland. De aantrekkingskracht op dagjesmensen en toeristen is daarom groot. Het beleid van de gemeente heeft tot doel de positie te verstevigen en hieraan bekendheid te geven binnen en buiten de regio. Daarnaast wil de gemeente het fijnmazige netwerk van winkels handhaven zodat iedere Haarlemmer binnen een redelijke afstand van zijn woning de dagelijkse boodschappen kan doen.

Binnen het plangebied komen maar weinig winkels voor. Omdat het gebied een beperkt draagvlak heeft voor eigen voorzieningen zijn de inwoners van de Bomenbuurt vooral aangewezen op voorzieningen elders zoals de Generaal Cronjéstraat. Behoud van de huidige winkels binnen het plangebied is gewenst.

3.2.5 Maatschappelijk

In het Structuurplan Haarlem 2020 zijn gebieden aangewezen die in potentie geschikt of kansrijk zijn om (nieuwe) sociaal-maatschappelijke voorzieningen te vestigen of te clusteren. Haarlem Maatschappelijk op de Kaart (2010) geeft inzicht in de ontwikkeling van aanbod en spreiding van de sociaal maatschappelijke voorzieningen. Tevens geeft het een handvat voor de ontwikkeling of bijstelling van het eigen gemeentelijk accommodatiebeleid, met aanbevelingen voor nieuwe vormen van gecombineerd gebruik of andere keuzen voor locaties en gebruik.op het gebied van welzijn, onderwijs, zorg, cultuur en sport.

Vanuit diverse invalshoeken worden die met elkaar verbonden en wordt een richting gegeven voor ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren. Daarmee wordt een koppeling tot stand gebracht tussen sociaal en fysiek.

Concrete keuzen moeten worden uitgewerkt in gebiedsvisies. De visie is een instrument om op meer planmatige wijze maatschappelijke voorzieningen plek te geven in de stad en professionele partijen (veelal uitvoerder) te verleiden en te committeren om er invulling aan te geven.

In het kader van duurzaamheid is meervoudig ruimtegebruik uitgangspunt. Zo is er is niet alleen maar sprake van een bouwopgave met uitbreidingsbehoefte. Kansen liggen er om de voorzieningenstructuur anders te organiseren waarbij de inzet van multifunctionele accommodaties een belangrijke rol speelt.

Het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (SHO) geeft richtlijnen voor de verbetering van de onderwijshuisvesting en heeft als doelstelling te komen tot goede voorzieningen op de juiste locaties. Andere doelen zijn verbreding van de functies van de gebouwen en functionele flexibilisering van de gebouwen. Binnen het plangebied wordt uitbreiding voorzien van de openbare basisschool De Wilgenhoek aan de Wilgenstraat 81.Deze uitbreiding wordt mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.

3.2.6 Verkeer en vervoer

Het Haarlems Verkeers- en Vervoersplan (HVVP) beschrijft het beleid op het gebied van verkeer en vervoer voor een periode van 10 jaar. Het HVVP is een plan op hoofdlijnen. In het plan wordt een beschrijving gegeven van de hoofdstructuren voor het autoverkeer, openbaar vervoer en langzaam verkeer.

Het HVVP heeft twee belangrijke doelstellingen: het vergroten van de leefbaarheid en het verbeteren van de bereikbaarheid. Dit betekent het aantrekkelijk maken van het gebruik van alternatieven voor de auto (fietsen en het gebruik van het openbaar vervoer) en geen nieuwe wegen in de wijken.

Langzaam verkeer

Het HVVP gaat uit van het creëren van verblijfsgebieden met een 30 km/uur beperking, waarbij de doorstroming van het verkeer ondergeschikt is. De fiets neemt in het Haarlemse verkeersbeleid een belangrijke plaats in. De fiets moet voor verplaatsingen binnen Haarlem een groter aandeel krijgen en dat moet ertoe leiden dat de auto voor korte afstanden niet behoeft te worden gebruikt. Hiervoor zet het HVVP in op drie beleidspunten: verbetering van bestaande fietsroutes en voorzieningen, bij kruisingen voorrang geven aan de fiets boven het autoverkeer en uitbreiding van het fietsnetwerk.

Uitgangspunt voor voetgangers zijn goede oversteekvoorzieningen en vermindering van de wachttijden bij verkeerslichten met extra aandacht voor kinderen, ouderen en gehandicapten.

Binnen het bestemmingsplangebied maken de Schoterweg/Rijksstraatweg, Kleverlaan, Delftlaan en het oostelijk gedeelte van de Zaanenlaan deel uit van het hoofdfietsnetwerk HVVP en het westelijk deel van de Zaanenlaan, de Marnixstraat, Stuijvesantstraat/Stuijvesantplein/Pijnboomstraat, Duinoordstraat en Altenastraat/Plataanstraat, deel uit van het secundaire fietsnetwerk HVVP.

Openbaar vervoer

Het HVVP gaat uit van verbetering van de bereikbaarheid door versterking van het regionale openbaar vervoernetwerk, een snellere doorstroming van bussen, het waar nodig faciliteren van de bus in wijken, en behoud van de goede multimodale regionale bereikbaarheid (per fiets, openbaar vervoer en auto).

De Schoterweg/Rijksstraatweg is in het OV-net HVVP opgenomen als bustracé stamlijn; de Marnixstraat/Duinoordstraat/Altenastraat/Plataanstraat als een bustracé ontsluitende lijn.

Autoverkeer

Het autoverkeer wordt via ontsluitingswegen zo direct mogelijk vanuit de verblijfsgebieden naar de randen van het gebied geleid. Dit houdt in dat het verkeer zo snel mogelijk uit de 30 km-gebieden richting de 50 km/u wegen wordt geleid. Doorgaand verkeer zal zoveel mogelijk langs de rand van de stad worden afgewikkeld.

De wijk wordt ontsloten via de Delftlaan die in het HVVP (2003) is aangeduid als gebiedsontsluitingsweg 70 km/h. Dit type heeft een belangrijke functie voor de ontsluiting van het verblijfsgebied maar heeft ook een functie voor het doorgaand verkeer. Voorts wordt het gebied ontsloten door de Kleverlaan en Schoterweg/Rijksstraatweg als gebiedsontsluitingsweg B 50 km/u en door de Marnixstraat/Duinoordstraat/Altenastraat/Plataanstraat als 30 km/u straten met bus, met vooral een functie voor de ontsluiting van het verblijfsgebied.

3.2.7 Water

Integraal Waterplan Haarlem

De gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben eind 2004 het Integraal Waterplan Haarlem vastgesteld. Centrale doelstelling van het Integraal Waterplan is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Het plan functioneert als strategisch kader voor gerelateerde beleidsvelden zoals het grondwater-, afvalwater-, en baggerbeleid. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor oppervlaktewater nodig.

Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten. Doelstelling voor het oppervlaktewater is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water. Als streefbeeld heeft de gemeente voor ogen een verbeterd waternetwerk dat uitgebreid is met nieuw water.

Door het Hoogheemraadschap wordt gestreefd naar verbetering van de waterinfrastructuur. Daartoe zijn (concept) streefbeelden 2025 en 2050 opgesteld voor het Waterplan Haarlem. In afbeelding 3.2 wordt een uitsnede van het Streefbeeld 2025 weergegeven. Daarin wordt uitgegaan van nieuwe waterinfrastructuur langs de Heussensstraat/Kweektuinstraat/Achterweg en Ter Spijtstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0016.png"

Afbeelding 3.2 Uitsnede streefbeeld waterstructuur 2050 Integraal Waterplan

Gemeentelijk Rioleringsplan

Het GRP is een beleidsmatig en strategisch plan waarin het verbreed rioleringsbeheer (incl. financiën) en de visie op riolering voor de langere termijn worden beschreven. Met het GRP beschikt de gemeente over een instrument om systematisch inzicht te krijgen in de te beheren en onderhouden rioleringsobjecten en de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de wettelijke (milieu)eisen. Door het opstellen van het GRP wordt het verbreed rioleringsbeleid inzichtelijk en toetsbaar. Er zijn vier doelstellingen voor het GRP van toepassing, te weten:

  • het doelmatig inzamelen van het afvalwater en het hemelwater.
  • het transporteren van het rioolwater naar een geschikt lozingspunt.
  • Het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast.
  • Het beperken van vervuiling door overstorten middels aanleg van randvoorzieningen (o.a. BBB's) en afkoppelen.

Zie verder paragraaf 4.4

3.2.8 Groen

Het Groenstructuurplan (1991) is erop gericht de groenstructuur vast te leggen en te versterken. De hoofdgroenstructuur is tevens vastgelegd in het Structuurplan Haarlem 2020. Doelstelling is zowel versterking van groen met ecologische waarde als van groen met stedelijke waarde. Dit wordt bereikt door het in stand houden en versterken van de bestaande stedelijke hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur; door uitbreiding van (kleinschalig) groen vooral in dichtbebouwde laagbouwwijken met een tekort aan buurtgroen, door het vergroten van de gebruiksintensiteit van het bestaande groen door de inrichting beter af te stemmen op recreatief gebruik en door het verbeteren van de toegankelijkheid en bereikbaarheid voor langzaam verkeer; en door herkenbare, aantrekkelijke en doorgaande recreatieve routes voor langzaam verkeer.

Het plangebied Bomenbuurt heeft met de Kleverlaanzone veel groen langs de Kleverlaan en Schoterweg. Binnen de woonbebouwing liggen diverse groene pleinen.

Bomen vormen een belangrijk tegenwicht voor de verstening van onze leefomgeving, scheppen geborgenheid en maken de stad tot een plek waar mensen willen zijn en elkaar willen ontmoeten. In Haarlem zijn in totaal 58.000 bomen die staan in de plantsoenen, parken en langs straten, begraafplaatsen, kinderboerderijen, sportcomplexen en openbare speelgelegenheden. Het bomenbeleid geeft de visie van de gemeente Haarlem op bomen en schept samenhang in de uitvoering van het bomenbeleid. Doel is te komen tot een gezond, veilig en goed onderhouden bomenbestand. Met het Bomenbeleidsplan 2009-2019 (2010) zijn de hoofdbomenstructuur en de monumentale bomenlijst vastgesteld.

Gezien de tekorten aan stedelijk groen, gerelateerd aan het landelijke gemiddelde dient hoge prioriteit te worden gegeven aan uitbreiding enerzijds en instandhouding anderzijds van het groenareaal. Uitgangspunten voor de bomenstructuur is het maken van een samenhangend structuurbeeld als toetsingskader en als streefbeeld voor een verdere uitbouw en verbetering van het Haarlemse bomenbestand. De kwaliteit van het bomenbestand dient te worden verbeterd. Dit betekent onder meer het toepassen van ecologisch waardevolle soorten met een lange looptijd, het verbeteren van de standplaatsen en het uitbreiden van de onderhoudsintensiteit.

De bomen binnen het plangebied langs de Kleverlaan, Schoterweg, Rijksstraatweg, Zaanenlaan en Delftlaan maken onderdeel uit van de hoofdbomenstructuur op stadsniveau; de bomen langs de Marnixstraat, Duinoordstraat, Altenastraat, Plataanstraat, Stuijvesantstraat, Stuijvesantplein en Pijnboomstraat maken deel uit van de hoofdbomenstructuur op wijkniveau. De hoofdbomenstructuur betreft lijnen die ruimtelijk en functioneel van belang zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0017.png"

Afbeelding 3.3: Hoofdbomenstructuur

Oude en bijzondere bomen zijn zeer beeld- en sfeerbepalend en geven een extra dimensie aan de openbare ruimte. Oude bomen dragen de omgevingsgeschiedenis van vele jaren met zich mee. Daarom wil gemeente Haarlem deze monumentale bomen extra beschermen. Hiervoor zijn alle gemeentelijke monumentale bomen geïnventariseerd en op de Haarlemse Monumentale Bomenlijst (2009) geplaatst. Het betreft bomen van minimaal 80 jaar dan wel herdenkingsbomen of bomen met een grote dendrologische waarde (zeldzame soort of variëteit of bijzondere natuurlijke groeivorm). De bomen zijn beeldbepalend en/of hebben een cultuurhistorische waarde (herdenkingsbomen, markeringsbomen, kruis/kapelbomen, bijzondere snoeivormen) en/of natuurwaarde (er leven zeldzame planten of dieren in), en de minimale levensverwachting is 10 jaar.

Vanwege de waarden van monumentale bomen zal in beginsel geen kapvergunning worden verleend, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of bijzondere situatie (zie artikel 5.1 Bomenverordening Haarlem).

3.2.9 Sport en recreatie

Recreatie speelt een belangrijke rol in onze samenleving. De gemeente richt zich hierbij op de zorg voor voldoende recreatievoorzieningen dicht bij huis en de bereikbaarheid van recreatievoorzieningen voor de gebruikers. In de Recreatienota (1997) wordt langzaam verkeer voor recreatieve doeleinden gestimuleerd. Haarlem is omgeven door waardevolle natuur- en recreatiegebieden. De duingebieden, het recreatiegebied Spaarnwoude en het groengebied Haarlemmermeer vervullen een belangrijke functie voor de recreërende Haarlemmer. Met betrekking tot het ontwikkelen van recreatieve waarden sluit de Recreatienota aan op de uitgangspunten van het Groenstructuurplan.

Haarlem stimuleert een gezonde en verantwoorde sportbeoefening. Sport wordt ingezet als middel om een aanvullende bijdrage te leveren aan de sociaalmaatschappelijke cohesie en op beleidsterreinen als volksgezondheid, jeugd- en jongerenwerk en integratie. De afgelopen jaren heeft de gemeente Haarlem veel geïnvesteerd in haar sportbeleid om sporten voor Haarlemmers toegankelijk, laagdrempelig en uitdagend te maken. De gemeente zal zich op basis van Haarlem Sport! Agenda voor de Sport 2010-2014 (2010) vanuit de volgende invalshoeken inzetten op het vergroten van de sportparticipatie:

  • Breedtesportontwikkeling: Hierbij wordt de nadruk gelegd op specifieke doelgroepen (ouderen, kinderen uit aandachtswijken, allochtone vrouwen, VMBO-scholieren, kinderen op het speciaal onderwijs) en op de ondersteuning van het sportverenigingsleven, de samenwerking met het onderwijs, schoolsporttoernooien en de organisatie van (breedte)sport-evenementen;
  • Topsport en talentontwikkeling;
  • Commerciële sport: Hierbij gaat de aandacht uit naar het stimuleren van het gebruik van sportfaciliteiten binnen de eigen wijk;
  • Sport, recreatie en gezondheid: Hierbij wordt de nadruk gelegd op gezondheid. Zo zal een minimale beweegnorm in het basisonderwijs gehaald moeten worden, en zal de gemeente zorg moeten dragen voor goede en aantrekkelijke (hard)loop-, fiets- en kanoroutes zodat de Haarlemmer op een recreatieve manier kan bewegen;
  • Optimalisering sportaccommodaties: Hierbij geldt dat er aandacht moet zijn voor de kwaliteit en gevarieerdheid van het aanbod, aanbod in de wijk en multifunctionele inzetbaarheid van accommodaties. Zowel spreiding van de accommodaties en faciliteiten over de stad en onder de verenigingen als het gedrag van de gebruikers zijn van belang.

Binnen het plangebied liggen tussen de Heussensstraat, Jan Haringstraat, Kleverlaan en Delftlaan een aantal sportvelden.

Een goed spreiding van speelvoorzieningen zowel op buurt-, wijk- als stadsdeelniveau is gewenst. In het Speelruimteplan Haarlem (2000) wordt in eerste instantie gemikt op bespeelbare open ruimte, in tweede instantie gaat het om speeltoestellen. Formele speelplaatsen zijn vooral gewenst waar de informele speelruimte onvoldoende aanwezig is of de openbare ruimte ongeschikt is om te spelen.

Verspreid over het plangebied zijn er speelvoorzieningen op het Voorbergplein, Elzenplein, Delftlaan, Meidoornplein, Blekenbergplein en Raadhuisplein. Het aantal speelvoorzieningen is niet groot en de speelwaarde is laag. Vijf daarvan liggen ten westen van de Marnixstraat; slechts een aan de oostzijde Raadhuisplein. Gestreefd wordt naar een toevoeging van speelvoorzieningen op bestaande plantsoenen aan de oostzijde van de Marnixstraat (Berkenstraat, Kastanjestraat en Cederstraat).

3.2.10 Archeologie

Rijksbeleid

De belangrijkste uitgangspunten van de wetgeving voor de archeologische monumentenzorg zijn:

  • Het behoud van archeologische waarden in de bodem;
  • De initiatiefnemer van het project dat tot bodemverstoring leidt, betaalt de kosten van archeologisch onderzoek; en
  • De zorg voor het archeologisch erfgoed wordt vroegtijdig geïntegreerd in de procedures van de ruimtelijke ordening.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën: een hoge, matige, lage en zeer lage trefkans.

Provinciaal beleid

Het archeologisch beleid van het provinciaal bestuur van Noord-Holland is vastgelegd in het Cultuurconvenant tussen het rijk en de provincie Noord-Holland, de Provinciale Cultuurnota en de Cultuurhistorische Regio-profielen. Het beleid is gebaseerd op wettelijke verplichtingen en autonoom cultuurhistorisch provinciaal beleid.

Een belangrijk instrument voor het provinciaal beleid is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). De CHW heeft een archeologische kaartlaag. De terreinen die op deze kaartlaag staan moeten vanuit cultuurhistorisch oogpunt bescherming krijgen. Daarom moet de gemeente in de ruimtelijke afweging rekening houden met deze terreinen.

Gemeentelijk beleid

Met de goedkeuring van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg heeft de gemeente er vanaf 1 september 2007 een aantal nieuwe verplichtingen bij gekregen met betrekking tot de zorg voor het archeologische erfgoed. In de wetgeving is opgenomen dat gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Ook is bepaald dat in een bestemmingsplan regelingen kunnen worden opgenomen ten behoeve van het beschermen van archeologische waarden. Aangezien de verantwoordelijkheid voor het archeologische erfgoed wordt gedecentraliseerd dienen de gemeenten hun eigen beleid te ontwikkelen. In dit kader heeft de gemeente Haarlem het initiatief genomen tot de ontwikkeling van diverse maatregelen waardoor archeologie meer onderdeel van het planologische instrumentarium wordt. De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen om op een werkbare en doelmatige manier zorg te dragen voor het Haarlemse bodemarchief zijn vastgelegd in de Beleidsnota Archeologie (2009) met bijbehorende beleidskaart.

3.2.11 Gebiedsvisie Kleverlaanzone

Voor de groene oost-west verbindingszone in zuidelijk deel van het plangebied tussen Kleverlaan en Heussenstraat/Kweektuinstraat/Achterweg en de bebouwing aan de Pijnboomstraat is een Gebiedsvisie Kleverlaanzone vastgesteld. Met de gebiedsvisie worden de ruimtelijke kaders aangegeven voor de herontwikkeling van het perceel van de voormalige stadskweektuin, in samenhang met behoud en versterking van de aanwezige monumentale, groene, recreatieve en educatieve kwaliteiten van de gehele Kleverlaanzone. De Delftlaan vormt samen met de spoorlijn en de aanwezige bebouwing een barrière tussen het duingebied en het Noorder Buiten Spaarne in Haarlem Noord. Ter hoogte van de Kleverlaan is er op de langere termijn de ambitie een 'groene' verbinding te realiseren die meer is dan een zichtrelatie. De in het Structuurplan en Integraal Waterplan gewenste groene waterverbinding tussen Kleverlaanzone en het Spaarne kan op de lange termijn in samenhang met de wens binnen de stenige Indischebuurt en Transvaalbuurt meer openbare ruimte te realiseren, worden meegenomen.

Deelgebied 1: Begraafpark Kleverlaan

Het begraafpark, een rijksmonument, is de oudste begraafplaats van Haarlem (circa 1830) en is ontworpen als een landschappelijk park met kronkelende paden, weelderig groen met vijvers, waterpartijen en een aantal kenmerkende gebouwen. Het is naast een begraafplaats ook een plek om te wandelen. Het begraafpark is alleen toegankelijk vanaf de Kleverlaan en heeft naar buiten toe een gesloten uitstraling door dichte begroeiing, hoge hekwerken, hagen en hoogteverschillen. Dit geeft naast geslotenheid ook intimiteit.

Deelgebied 2: Stadskweektuin

Dit deelgebied wordt gekenmerkt door de ruïne van Huis ter Kleef, een rijksmonument, waarvan alleen een deel van de voorburcht, de voormalige kaatsbaan, nog overeind staat. Er is sprake van een gevarieerde en bijzondere flora in het gebied door de aanwezigheid van een aantal tuinen en een tropische kas. De bebouwing is in gebruik als kantoor voor onder andere het Natuur- en Milieueducatiecentrum (NME). Er is een vogelhospitaal aan de Kweektuinstraat en een kinderboerderij. Door zijn veelheid en verscheidenheid aan functies en activiteiten voor iedereen is het gebied van grote waarde voor Haarlem en verschilt daarin duidelijk van de andere deelgebieden.

Deelgebied 3: Schoterveenpolder

De Schoterveenpolder was oorspronkelijk een polder van circa 205 hectare, bemaald door de aanwezige wipmolen. Door de realisatie van met name woningbouw in de jaren 1920/30 is de polder nog ongeveer 4 hectare groot. Door de open landschappelijke uitstraling met de molen als duidelijk herkenningspunt heeft dit deelgebied een belangrijke functie voor de herkenbaarheid van de Kleverlaanzone. Binnen het gebied bevindt zich naast de polder een school/doetuinencomplex en een speeltuin. De tuinen liggen meer gesloten in het gebied. De bebouwing, het wooncomplex Huis ter Cleeff, behoort tot de uitbreiding van de Kleverparkbuurt en heeft een hoge beeldbepalende waarde.

Deelgebied 4: Sportcomplex

Dit deelgebied bestaat uit een openbaar sport/speelveld, een gezondheidscentrum en twee korfbalverenigingen met speelvelden. Het gebied heeft een open uitstraling en is van (ecologisch) belang door de ligging tegen het buitengebied richting de duinen. De Kleverlaanzone wordt hiervan gescheiden door de Westelijke Randweg en bebouwing. De open structuur biedt een bijzonder zicht richting de Schoterveenpolder, de molen en de randbebouwing uit de jaren 1920/30.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0018.jpg"

Afbeelding 3.5 Gebiedsvisie Kleverlaanzone

Uit analyse en participatie is geconcludeerd dat er voor de Kleverlaanzone gefaseerd vier gewenste ingrepen kunnen worden gerealiseerd die voldoen aan de gestelde randvoorwaarden en die op termijn de gestelde ambities waarmaken.

Langzaam verkeersroute Oost - West

Door het gehele plangebied wordt een recreatieve groene wandel- en gedeeltelijk fietsroute voorgesteld die de verschillende gebieden met elkaar verbindt. Voor het Begraafpark wordt niet uitgegaan van nieuw wandelpaden of fietsroute, maar van een nieuwe (te openen) entree(s). Voor de Stadskweektuin wordt uitgegaan van een nieuwe wandelroute door het gebied. Voor de Schoterveenpolder wordt niet uitgegaan van een nieuwe route; de Van Dortstraat vormt hier de wandel- en fietsroute. Voor het sportcomplex is in de gebiedsvisie uitgegaan van een wandelroute tussen de Van Dortstraat en de Delftlaan met een extra entree voor het sportcomplex.

Waterverbinding De Delft - Ripperda

Door de voormalige Stadskweektuin wordt een nieuwe open waterverbinding aangelegd. Deze loopt vanaf de hoek Ter Spijtstraat - Kleverlaan, waar het water ondergronds aansluit op het water rond de Ripperda, en sluit aan op het water rond de Schoterveenpolder aan de kant van de Kweektuinstraat. Vanaf de Schoterveenpolder tot de Delft wordt op langere termijn een aansluiting gerealiseerd rekening houdend met de verschillende waterpeilen in het gebied.

Entrees Begraafpark

Door de bestaande entree aan de Schoterweg tegenover het Julianapark te openen en een nieuwe entree te realiseren aan de Ter Spijtstraat wordt een rustig wandelgebied beter toegankelijk en verbonden met de Stadskweektuin. De groene oost-westrelatie wordt versterkt. Er verandert niets aan de ligging van de wandelpaden door het gebied. Bij uitwerking worden afspraken gemaakt over de openingstijden en toezicht op het begraafpark en de manier waarop de entrees worden vormgegeven om fietsverkeer tegen te gaan.

Ter Spijtstraat: alleen langzaam verkeer

Uitgegaan wordt van het op termijn afsluiten van de Ter Spijtstraat voor autoverkeer en parkeren. Deze ingreep maakt het mogelijk de ‘groene’ relatie tussen de Stadskweektuin en het begraafpark te versterken. De Ter Spijtstraat wordt een rustige laan ingebed in water en groen. Deze ingreep heeft een directe relatie met de entrees van het begraafpark.

Uitwerking deelgebied Stadskweektuin

Voor de ontwikkeling van het deelgebied Stadskweektuin wordt op basis van de participatie, randvoorwaarden en financiële haalbaarheid voor de korte termijn gekozen voor een openbaar toegankelijk Groenpark met op termijn een ontwikkeling naar Waterpark. Afhankelijk van de groei van het duurzaamheidscentrum worden de ecologische mogelijkheden met water gestaag uitgebreid. Voor het laten functioneren van duurzame items waarbij kringlopen centraal staan, zijn ideeën zoals een grote verscheidenheid aan tuinen mogelijk mits deze een kleinschalig en een openbaar toegankelijk karakter hebben.

Korte termijn (5 jaar)

Uitgegaan wordt van vestiging van een duurzaamheidscentrum in het gebouw waar nu het centrum voor Natuur- en Milieueducatie (NME) is gevestigd, het grote witte gebouw aan de Kleverlaanzijde van het complex. In dit duurzaamheidscentrum zullen voorbeelden worden getoond van kringlopen (water, voedsel, energie) in de hele Kleverlaanzone. De bestaande dienstwoning wordt hét voorbeeld van een duurzame jaren dertig woning in Haarlem-Noord. Ongeveer de helft van de kassen wordt gesloopt voor park- en wateraanleg. Het gedeelte dat blijft staan wordt voorlopig verhuurd ten behoeve van onder andere groenteteelt, (doe-, bloemen-, eco-)tuinen met een verkooppunt en/of expositieruimte in het kader van. duurzaamheid. Verder wordt ruimte geboden aan een zelfstandige (maximaal categorie 2 en maximaal 880 m2 BVO) horecavestiging, in het gebied waar nu kassen staan of in de bestaande bebouwing, van het NME of de voormalige kaatsbaan. Verder is er in het gebied ruimte voor (duurzame) nieuwbouw van het vogelhospitaal, welke (bouw)mogelijkheid middels een wijzigingsbevoegdheid kan worden verwijderd indien er buiten het plangebied een vervangende locatie is gevonden. Uitgangspunt vormt het gegeven dat er sprake is van rood voor rood in plaats van rood voor groen. Het bestaande bebouwde oppervlak in het gebied van de Stadskweektuin zal dus niet toenrmen.

Het gebied wordt als groenpark ingericht met de geplande waterverbinding en herstel van het Arboretum (bomentuin) door derden. De inrichting van het park biedt ruimte aan de ideeën betrekking hebbende op o.a. recreatie, spel, educatie, kunst, waarbij op de lange termijn ruimte wordt geboden voor de ontwikkeling naar het Waterpark. Door het park wordt een recreatieve oost-west wandelroute gerealiseerd met een aansluiting op een nieuwe entree naar het begraafpark. De Ter Spijtstraat wordt autoluw zonder parkeervoorzieningen en groen ingericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0019.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0020.png"

Afbeelding 3.6 Visie Stadskweektuin korte termijn

Langere termijn (20 jaar)

Het duurzaamheidscentrum wordt ontwikkeld tot een themapark waarbij kringlopen, ‘geven’ aan het park en duurzaam bouwen leidend zijn. De oorspronkelijke kassen verdwijnen en worden vervangen door met name water- en groen voorzieningen. De tijdelijk gebruikers worden afhankelijk van hun wensen en mogelijkheden elders of in het park ondergebracht. Er zal in combinatie met de nieuwbouw voor het duurzaamheidscentrum een herschikking plaatsvinden van de openbaar extesieve functies (waaronder de ecotuinen). Het gebied wordt als Water- en Groenpark ingericht met extra water voor experimenten, kringlopen en recreatiemogelijkheden. Het park wordt openbaar toegankelijk waarbij de openingstijden afhankelijk van dag/jaargetijde zijn geregeld. De Ter Spijtstraat wordt autovrij zonder parkeervoorzieningen en groen ingericht. Hierbij wordt het optimaliseren van het gebruik van de Cronjégarage betrokken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0021.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0022.png"

Afbeelding 3.7 Visie Stadskweektuin lange termijn

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten, alsmede resultaten van de verschillende milieuonderzoeken. Daarbij komen aspecten aan de orde zoals geluid, lucht- en bodemkwaliteit, natuurwaarden en externe veiligheid. Het gaat hier om zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen in het plangebied. Gestreefd wordt om voor buurten of straten waar nu te hoge milieuhinder aanwezig is dit te verlagen en voor nieuwe situaties milieuhinder te voorkomen. Door middel van zonering en specifieke (her)bestemmingsregelingen kan hieraan vorm worden gegeven.

Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen of bestaande legale bedrijvigheid, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd, voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen, nieuwe bedrijfsfuncties (al dan niet in een bestaand bedrijfsgebouw) of een nieuwe wegconstructie - kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.

4.1 Milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Het gebruik van milieuzonering biedt de mogelijkheid om gevoelige functies te vrijwaren van (zware) bedrijvigheid, maar biedt ook de mogelijkheid bepaalde bedrijvigheid te versterken.

In de milieuzonering staat de typering van (woon) gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde bedrijvigheid in (woon)gebieden is gelet op onder andere de ligging van (potentiële) bedrijven ten opzichte van de omgeving, de mate van eventueel te verwachten hinder en het na te streven karakter van de buurt/wijk.

Door middel van een passende bestemmings- en gebruiksregeling kan het bestemmingsplan een bijdrage leveren aan een afname van overlast binnen het plangebied door niet passende bedrijvigheid of activiteiten zoveel mogelijk te weren, te reduceren, of door hinder beperkende maatregelen te treffen.

Categorisering van bedrijven in het plangebied

Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones. Deze opdeling is bepaald door specifieke kenmerken van die gebieden ( aanwezige functies, bebouwingsdichtheid, ligging ten opzichte van wegen en stations e.d.).Het plangebied Bomenbuurt is getypeerd als een gebied met laagbouw in lage dichtheid . De maximaal toegestane milieucategorie is B. De Rijksstraatweg is een corridor hier is de maximaal toegestane milieucategorie C.

Toetsing bestaande bedrijven aan beoogde milieuzonering

Aan de hand van een lijst met bedrijven, vallend onder de Wet milieubeheer (Wm) (bijlage 1), die binnen het plangebied zijn gelegen, is een onderzoek uitgevoerd naar de potentiële hinder daarvan. Per bedrijf is onderzocht welke categorie van toepassing is. Deze categorieën zijn bepaald aan de hand van de zoneringlijst welke is bijgevoegd.. Uit het onderzoek is gebleken dat alle bedrijven passen binnen het plangebied en positief kunnen worden bestemd.

De zoneringslijst is opgenomen in bijlage 1 van de regels en geeft – voor zover passend binnen de bestemming – op basis van de hindercategorie aan welk type activiteiten zijn toegestaan. Activiteiten die niet in de lijst omschreven staan kunnen – voor zover passend binnen de bestemming – worden beoordeeld op basis van de hinder die ze (kunnen) veroorzaken. Naast deze planologische toetsing vindt ook altijd een toetsing plaats in het kader van de Wet milieubeheer (onder meer het verlenen van een milieuvergunning) wanneer een nieuw bedrijf (de wet spreekt over een inrichting) gevestigd wordt.

4.2 Geluid

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, spoorwegverkeer en/of industrie het (woon)milieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van gevoelige bestemmingen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde.

Voor dit bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (bijlage 2). Uit de resultaten blijkt dat de geluidsgevoelige bestemmingen binnen het bestemmingsplan een geluidbelasting ondervinden ten gevolge van wegverkeer. Uit de resultaten blijkt dat de geluidsbelasting binnen het plangebied lager is dan de maximale ontheffingswaarde voor bestaande situaties. Voor nieuwe situaties geldt een lagere ontheffingswaarde. De geluidbelasting binnen het plangebied is tevens lager dan de maximale ontheffingswaarde voor nieuwe situaties. Bij nieuwe situaties moet akoestisch onderzoek uitgevoerd worden waarin de afweging tussen bron- en overdrachtsmaatregelen gemaakt wordt. Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde moet een Hogere Waarde worden vastgesteld waarbij de “Beleidsregels Hogere Waarden Wet Geluidhinder” gevolgd moeten worden.

Voor de ontwikkeling aan de Beukenstraat is indicatief de geluidbelasting berekend. Bij een verwachte intensiteit van minder dan 350 motorvoertuigen per etmaal wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden.

4.3 Bodem

In de Wet bodembescherming zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Wanneer (graaf)werkzaamheden worden uitgevoerd is een (verkennend) bodemonderzoek aan de orde om te bepalen of het nodig is om eventuele vervuilde grond te saneren. Dit heeft met name gevolgen voor het bestemmingsplan voor zover nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan.

Er is een bodemonderzoek (zie bijlage 3) uitgevoerd waarin geconcludeerd wordt dat de huidig bekende bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor het huidige gebruik. Indien bestemmingen worden gewijzigd of nieuwe bestemmingen worden toegevoegd moet een onderzoek worden uitgevoerd, dan wel worden gesaneerd.

4.4 Water

Watertoets

Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. Waterbeheerders willen in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken worden bij het proces van ruimtelijke planvorming. De Watertoets is hiervoor het wettelijk geregelde procesinstrument, zie www.dewatertoets.nl.

De resultaten van het doorlopen van dit proces van afstemming zijn weergegeven in onderhavige waterparagraaf van de toelichting bij een bestemmingsplan en van de ruimtelijke onderbouwing van een aanvraag omgevingsvergunning.

In het onderhavig plangebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland de waterbeheerder. In de ontwerpfase van dit bestemmingsplan heeft Rijnland in het kader van de Watertoets opmerkingen gemaakt welke zijn overgenomen en die, ingevolge een bevestigende mail van Rijnland, kunnen worden gezien als een positieve watertoets .

Rijnland zal adviseren en beoordelenop het relevante waterbeleid, de wetgeving en de regelgeving zoals opgenomen in hoofdstuk 3.

Compensatieregeling

Een uitwerking van de watertoets voor de gemeente Haarlem is de compensatieregeling.

Bij een aanwijsbare toename van het verhard oppervlak zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van toename verharding te voorkomen. Indien er gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak, dient 15% van de toename verharding als oppervlaktewater te worden aangebracht.

Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn grasdaken en ontkoppeling van de verharding van het gemengde rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt.

Indien compensatie in het gebied niet gewenst is of niet doelmatig, kan ervoor gekozen worden de Berging Rekening Courant toe te passen. Middels een afkoopbedrag in het Waterfonds, kan elders in Haarlem dan extra waterberging worden gerealiseerd.

In het bestemmingsplan Bomenbuurt wordt nauwelijks voorzien in een toename van extra bouwmogelijkheden met verharding. Er worden dan ook geen compenserende maatregelen opgenomen op het gebied van waterhuishouding.

Oppervlaktewater

Het watersysteem in het plangebied is deels in beheer bij het Hoogheemraadschap van Rijnland Rijnland beheert het boezemwater en is in het gehele gebied verantwoordelijk voor het Kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater.

Het plangebied is in overwegende mate een te consolideren bestaand en verstedelijkt woongebied. Daarmee zijn er in het kader van de waterhuishouding geen ontwikkelingen te verwachten zijn die hierop van invloed zullen zijn. Alle huidige watergangen/partijen in en rondom het plangebied worden in stand gelaten, evenals het reeds aanwezige drainage-systeem op het sportterrein Kleverlaan. De beschermingszone langs watergangen is 5 meter voor primaire en 2 meter voor overige watergangen

De voorgestane ontwikkeling in de Kleverlaanzone voorziet in een positieve wijziging in de waterhuishouding.Door de voormalige Stadskweektuin wordt een nieuwe open waterverbinding aangelegd. Deze loopt vanaf de hoek Ter Spijtstraat- Kleverlaan, waar het water ondergronds aansluit op het water rond de Ripperda, en sluit aan op het water rond de Schoterveenpolder aan de kant van de Kweektuin. Vanaf de Schoterveenpolder tot de Delft wordt op langere termijn een aansluiting gerealiseerd rekening houdend met de verschillende waterpeilen in het gebied.

Grondwater

De grondwaterstanden in Haarlem zijn over het algemeen vrij hoog. Om grondwateroverlast te voorkomen zijn dan ook onder een groot aantal wijken drainagesystemen aangelegd. Deze systemen hebben grote invloed op het functioneren van het lokale grondwatersysteem. Het is binnen het plangebied gewenst om onder de openbare weg een grondwaterniveau aan te houden van gemiddeld 70 centimeter onder de kruin van de weg.

Waterketen

Het bestemmingsplangebied heeft een gemengd rioolstelsel. Hierin wordt zowel het afvalwater als regenwater verzameld en naar de rioolzuivering gevoerd. Het bestemmingsplangebied leent zich door het consoliderende karakter niet voor een grootschalige vervanging van het gemengde stelsel door een verbeterd gescheiden stelsel. Dit betekent dat de mogelijkheden voor het afkoppelen van schone verharding goed onderzocht en benut moeten worden. Bij het afkoppelen van verharding zullen tevens maatregelen ter voorkoming van uitloging door bouwmaterialen (voornamelijk zink en lood) genomen moeten worden. De gemeente neemt afkoppelkansen mee in de uitwerking van het basisrioleringsplan voor het gebied.

Het afkoppelen van hemelwater kan niet in een bestemmingsplan verplicht worden gesteld. De meest geëigende plaats om een scheiding tussen afvalwater en hemelwater te regelen is de gemeentelijke bouwverordening. Op dit moment staat de bouwverordening lozing van hemelwater, anders dan op de openbare riolering, toe voor zover uitsluitend hemelwater wordt geloosd. Indien aan of in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van hemelwater niet aan een openbaar riool worden aangesloten, geldt onder andere de bepaling dat leidingen voor de afvoer van hemelwater zodanig moeten lozen dat geen verontreiniging kan optreden van water, bodem of lucht. De bouwverordening is bindend bij het toetsen van bouwaanvragen, net als een bestemmingsplan en het bouwbesluit

Afkoppeling verhard oppervlak

Enkele malen per jaar treden bij piekbelasting (extreme regenbuien) riooloverstorten in werking. Aangezien dit de waterkwaliteit niet ten goede komt, stimuleert het Hoogheemraadschap van Rijnland het afkoppelen van verharde oppervlakken.

Dit is in lijn met de gezamenlijke doelstelling van het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen om het water eerst vast te houden, dan te bergen en vervolgens af te voeren. Voor het afkoppelen van wegen en overig verhard oppervlak hanteert Rijnland de 'Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakten' van de Werkgroep Riolering West-Nederland als richtlijn. Bij het afkoppelen van schoon hemelwater van dakoppervlakken en bij (nieuw)bouwactiviteiten hanteren Rijnland en de gemeente Haarlem de uitgangspunten van nationale pakketten duurzame stedenbouw en duurzaam bouwen. Van belang is bijvoorbeeld het uitgangspunt dat bij de bouw de toepassing van uitloogbare metalen zoveel mogelijk voorkomen dient te worden zodat minder verontreinigde stoffen in het watersysteem terecht komen.

Waterkwantiteit

Het boezemstelsel heeft op de eerste plaats een belangrijke functie voor het op orde houden van de waterkwantiteit. In een situatie van wateroverschot wordt in het boezemstelsel water afgevoerd via het Spaarne en bij Spaarndam uitgemalen op het Noordzeekanaal. In een situatie van watertekort wordt water via de Ringvaart vanuit de Hollandsche IJssel aangevoerd. Vanwege het zoutgehalte wordt geen water ingelaten vanuit het Noordzeekanaal.

In Rijnlands boezem wordt het waterpeil 0,60m - NAP gehandhaafd.

Waterkwaliteit

De waterbodems van de Haarlemse boezemwateren zijn over het algemeen matig tot zwaar verontreinigd. De kwaliteit valt voor het grootste deel in verontreinigingsklasse 3 en 4. De klassebepalende parameter betreft in de meeste gevallen de gehalten zware metalen, met name zink. De belangrijkste emissies die debet zijn aan de verontreinigingen in de waterbodems zijn de riooloverstorten, directe lozingen, oeverbeschoeiing, uitloging bouwmetalen, afspoeling van verhard oppervlak en inlaatwater.

Watervergunning

Het Hoogheemraadschap van Rijnland is integraal waterbeheerder in haar beheersgebied. Daarbij wordt rekening gehouden met zowel de (interne) relaties tussen kwantiteits- en kwaliteitsaspecten van het oppervlakte- en grondwater (inclusief ecologische kwaliteit en natte natuurwaarden) en de externe relaties tussen waterbeheer en andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, milieu, natuur en landschap, landbouw en recreatie. Voor aanpassing van de waterhuishouding moet bij de waterbeheerder een watervergunning worden aangevraagd op grond van de Keur. De Keur van Rijnland bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot het onderhoud en gebruik van het watersysteem en waterkeringen. In de Keur is opgenomen dat een aantal activiteiten met betrekking tot de aanleg cq. inrichting van oppervlaktewateren en kunstwerken in beginsel verboden is. Onder welke voorwaarden deze activiteiten wel mogen plaatsvinden is beschreven in de Beleidsregels en Algemene Regels Inrichting Watersysteem. Nadere informatie hierover is beschikbaar via de website van Rijnland (www.rijnland.net).

Zie ook paragraaf 3.2.7.

4.5 Luchtkwaliteit

In het kader van dit bestemmingsplan is onderzocht (bijlage 4) in hoeverre de luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht , zoals beschreven in de Wet Luchtkwaliteit (hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer) in acht worden genomen.

Het bestemmingsplan Bomenbuurt is consoliderend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen van kantoren of woningen of anderssoortige ontwikkelingen van enige omvang mogelijk die niet reeds ruimtelijk zijn vastgelegd. Op grond daarvan is evident dat sprake is van een "niet in betekenende mate" invloed op de luchtkwaliteit.

Ook is aannemelijk dat de geldende grenswaarden voor de luchtkwaliteit niet zullen worden overschreden. Noch vanwege de luchtkwaliteit, noch vanwege de te verwachten concentratie niveau's zijn er belemmeringen voor het bestemmingsplan Bomenbuurt.

Conclusie

De luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de vaststelling van bestemmingsplan Bomenbuurt, omdat er geen ontwikkelingen met relevant effect op de luchtkwaliteit worden mogelijk gemaakt en omdat wordt voldaan aan de toepasselijke grenswaarden.

4.6 Natuurwaarden

De natuurwaarden worden in Nederland beschermd via twee sporen: via gebiedsbescherming en via soortenbescherming. De gebiedsbescherming is geregeld via de Natuurbeschermingswet, de soortenbescherming via de Flora- en faunawet.

In de Natuurbeschermingswet zijn zogenaamde Natura 2000-gebieden aangewezen. Dit valt grotendeels samen met de nationale Ecologische Hoofd Structuur. Het plangebied Bomenbuurt maakt geen deel uit van deze beschermingsgebieden en ligt er ook niet in de buurt. Het bestemmingsplan is daarom niet in strijd met het onderdeel van de ecologische gebiedsbescherming.

De soortenbescherming in Nederland is wettelijk geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is bepaald dat alle in Nederland van nature voorkomende soorten vallen onder de algemene zorgplicht. Dat wil zeggen dat een soort in een gunstige staat van voortbestaan moet blijven. Bij menselijk handelen, beheerswerk, nieuwbouw of planologische ontwikkelingen dient iedereen hiermee rekening te houden. Daarnaast geldt extra bescherming voor de met name genoemde wettelijke beschermde soorten in de afzonderlijke lijsten 1 tot en met 4. Onder voorwaarden is echter een ontheffing of een vrijstelling mogelijk.

Voorafgaand aan eventuele toekomstige ruimtelijke ingrepen en bij (ver)bouwactiviteiten zal in opdracht van de initiatiefnemer aan de hand van veldonderzoek nader geïnventariseerd moeten worden of wettelijk beschermde soorten aanwezig zijn in het plangebied. Mocht dat het geval zijn dan zal de initiatiefnemer van de betreffende ruimtelijke ingreep of verbouwing een ontheffing van de Flora- en faunawet moeten aanvragen, waarin onder andere aangegeven wordt welke compenserende maatregelen genomen gaan worden.

Voor het plangebied geldt dat er geen wijzigingen aan de bestaande situatie worden doorgevoerd als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan. Een quick scan onderzoek naar ecologie is daarom niet noodzakelijk. Geconcludeerd wordt dat de ecologische situatie in het plangebied en de natuurwetgeving geen belemmering vormen voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.7 Cultuurhistorie

Beschermd stadsgezicht

Sinds 5 december 1990 zijn de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als 'beschermd stadsgezicht' in de zin van de Monumentenwet 1988. Per 5 oktober 2011 is via een besluit ex artikel 35 van de Monumentenwet het 'beschermde stadsgezicht' uitgebreid met gebieden in Haarlem Zuid en Haarlem Zuidwest. Voorzien wordt dat ook de Bomenbuurt en andere wijken in Haarlem Noord zullen worden aangewezen als beschermd stadsgezicht. De aanwijzing tot 'beschermd stadsgezicht' betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (ex art 36 van de Monumentenwet). De beschermende werking van het 'beschermd stadsgezicht' is in dit bestemmingsplan ingepast door het consoliderende karakter van het plan en de opname van de waarderingskaart (zie bijlage 5)

Waarderingskaart

Anticiperend op de op handen zijnde aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is en waarderingskaart opgesteld. Op de waarderingskaart zijn alle gebouwen in het plangebied gewaardeerd. Doel van deze kaart is de beschermende werking van het beschermd stads- en dorpsgezicht in het bestemmingsplan handen en voeten te geven. Gewerkt wordt met drie orden, nieuwbouw, ensembles & seriebouw.

Bij de nieuwbouw (grijs) aanduiding gaat het om gebouwen die de afgelopen vijftig jaren zijn gebouwd. Omdat bestemmingsplan deze grens steeds opschuift wordt als peilmoment de start van het opstellen van het bestemmingsplan genomen. Het niet-cultuurhistorisch waarderen van panden jonger dan 50 jaar betekent niet dat deze panden geen waarde zouden hebben. Om een goed oordeel te kunnen geven over een gebouwd object wordt ervoor gekozen om een zekere afstand in de tijd te hebben. Door de afstand in tijd is het makkelijker een gebouwd object los te zien van de emoties rondom het ontstaansproces. Ook kan er pas na langere tijd bepaald worden hoe het pand gezien kan worden in zijn tijd; als een typische representant van zijn periode of juist als een uniek en uitzonderlijk object. Tenslotte is het vaak pas na een tijd mogelijk om goed te beoordelen hoe het object zich gedraagt in zijn omgeving en of het bijvoorbeeld mooi veroudert.

Zie verder uitleg over de waarderingskaart in hoofdstuk 5 en hoofdstuk 6.

Monumenten

Het plangebied bevat diverse rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. De bescherming is geregeld in de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening. Het bestemmingsplan heeft geen directe invloed op de bescherming, onderhoud en herstel van het monument. Wel zal bij het bestemmen van de betreffende gebouwen en directe omgeving, in het bestemmingsplan waar nodig rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde. Bestaande maten (omvang en (goot)hoogte bebouwing) worden zoveel mogelijk vastgelegd.

Acaciastraat 22-38 GM 59-0392
Acaciastraat 4-20 GM 59-0392
Akendamstraat 1 en 2 GM 59-0393
Heussensstraat 12 GM 59-0393
Heussensstraat 14 GM 59-0393
Heussensstraat 16 GM 59-0393
Heussensstraat 18 GM 59-0393
Heussensstraat 20 GM 59-0393
Heussensstraat 22 GM 59-0393
Heussensstraat 24 GM 59-0393
Heussensstraat 26 GM 59-0393
Heussensstraat 28 GM 59-0393
Heussensstraat 30 GM 59-0393
Heussensstraat 32 GM 59-0393
Heussensstraat 34 GM 59-0393
Heussensstraat 36 GM 59-0393
Heussensstraat 38 GM 59-0393
Heussensstraat 40 GM 59-0393
Heussensstraat 42 GM 59-0393
Heussensstraat 44 GM 59-0393
Heussensstraat 46 GM 59-0393
Heussensstraat 48 GM 59-0393
Heussensstraat 50 GM 59-0393
Heussensstraat 52 GM 59-0393
Heussensstraat 54 GM 59-0393
Heussensstraat 56 GM 59-0393
Heussensstraat 58 GM 59-0393
Heussensstraat 60 GM 59-0393
Heussensstraat 62 /Sparenbergstraat 2 GM 59-0393
Heussensstraat 64/Sparenbergstraat 1 GM 59-0393
Heussensstraat 66 GM 59-0393
Heussensstraat 68 GM 59-0393
Heussensstraat 70 GM 59-0393
Heussensstraat 72 GM 59-0393
Heussensstraat 74 GM 59-0393
Heussensstraat 76 GM 59-0393
Heussensstraat 78 GM 59-0393
Heussensstraat 80 GM 59-0393
Heussensstraat 82 GM 59-0393
Heussensstraat 84 GM 59-0393
Hogerwoerdstraat 12 GM 59-0401
Jan Haringstraat 1 t/m 23 (behoort bij complex "Huis ter Cleeff) RM/513269
Kleverlaan 0 ong. (complex "Huis ter Cleeff) RM/513266
Kleverlaan 0 ong. (complex Algemene Begraafplaats) RM/513285
Kleverlaan 001 (Hoofdingang - behoort bij complex Alg. Begraafplaats) RM/513286
Kleverlaan 001 bij nr. (Abri - behoort bij complex Alg. Begraafplaats) RM/513289
Kleverlaan 001 bij nr. (Gietijzeren brug - behoort bij complex Alg. Begraafplaats) RM/513297
Kleverlaan 001 bij nr. (Graf C. Outshoorn - behoort bij complex Alg. Begraafplaats) RM/513292
Kleverlaan 001 bij nr. (Graf J. Outshoorn - behoort bij complex Alg. Begraafplaats) RM/513300
Kleverlaan 001 bij nr. (Graf J.D. Zocher jr. - behoort bij complex Alg. Begraafplaats) RM/513295
Kleverlaan 001 bij nr. (Graf Jaap Eden - behoort bij complex Alg. Begraafplaats) RM/513298
Kleverlaan 001 bij nr. (Graf L.P. Zocher - behoort bij complex Alg. Begraafplaats) RM/513296
Kleverlaan 001 bij nr. (Joodse Begraafplaats - behoort bij complex Alg. Begraafplaats) RM/513294
Kleverlaan 001 bij nr. (Kapel - behoort bij complex Alg. Begraafplaats) RM/513293
Kleverlaan 001 bij nr. (Mausoleum - behoort bij complex Alg. Begraafplaats) RM/513290
Kleverlaan 001 bij nr. (Parkaanleg - behoort bij complex Alg. Begraafplaats) RM/513299
Kleverlaan 001 bij nr. (Steenhouwershuisje - behoort bij complex Alg. Begraafplaats) RM/513291
Kleverlaan 005 GM 59-0402
Kleverlaan 007 GM 59-0402
Kleverlaan 007a GM 59-0402
Kleverlaan 009 RM/19449
Kleverlaan 009 (Kasteelruïne) RM/506216
Kleverlaan 091 t/m 137 (behoort bij complex "Huis ter Cleeff") RM/513267
Kleverlaan 139 t/m 181 (behoort bij complex "Huis ter Cleeff") RM/513268
Marnixstraat 2 t/m 24 (behoort bij complex "Huis ter Cleeff") RM/513270
Meidoornplein (plantsoen) GM 59-0392
Meidoornplein 1-23 GM 59-0392
Meidoornplein 2-24 GM 59-0392
Meidoornplein 25-47 GM 59-0392
Meidoornplein 26-48 GM 59-0392
Olmenstraat 37-51 GM 59-0392
Olmenstraat 53-71 GM 59-0392
Schoterveenpolder 1 (Molen) RM/19275
Schoterveenpolder 1a (Molenaarswoning)
Schoterweg 0 ong. (Zij-ingang - behoort bij complex Alg. Begraafplaats Kleverlaan) RM/513287
Schoterweg 0 ong. (Zij-ingang - behoort bij complex Alg. Begraafplaats Kleverlaan) RM/513288
Soendaplein 07 GM 59-0425
Soendaplein 09 GM 59-0137
Soendaplein 27-29 GM 59-0136
Wilgenstraat 13-25 GM 59-0392
Wilgenstraat 27-43 GM 59-0392
Wilgenstraat 81 GM 59-0164

Tabel 4.2 Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten in bestemmingsplangebied Bomenbuurt

4.8 Archeologie

Met de goedkeuring van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg heeft de gemeente er vanaf 1 september 2007 een aantal nieuwe verplichtingen bij gekregen met betrekking tot de zorg voor het archeologische erfgoed. In de wetgeving is opgenomen dat gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Ook is bepaald dat in een bestemmingsplan regelingen kunnen worden opgenomen ten behoeve van het beschermen van archeologische waarden. Aangezien de verantwoordelijkheid voor het archeologische erfgoed wordt gedecentraliseerd dienen de gemeenten hun eigen beleid te ontwikkelen. In dit kader heeft de gemeente Haarlem het initiatief genomen tot de ontwikkeling van diverse maatregelen, waardoor archeologie meer onderdeel van het planologische instrumentarium wordt. De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen om op een werkbare en doelmatige manier zorg te dragen voor het Haarlemse bodemarchief zijn vastgelegd in de Beleidsnota Archeologie met bijbehorende beleidskaart (zie hoofdstuk 4).

Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als de op een na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) legden de mensen akkers aan en bouwden ze boerderijen. Vele eeuwen later, in de Karolingische tijd (7e-8e eeuw n. Chr.), onstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, wat huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.

Beleid ten aanzien van archeologie

Gemeenten zijn wettelijk verantwoordelijk voor het behoud van het eigen bodemarchief. Het rijke bodemarchief van Haarlem maakt het niet alleen noodzakelijk, maar ook zeer wenselijk om een gemeentelijk archeologiebeleid te voeren. De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen zijn vastgelegd in een beleidsnota archeologie. De archeologische verwachtingen die voor het Haarlems grondgebied gelden zijn vertaald naar de Archeologische Beleidskaart Haarlem. De kaart geeft aan in welke gebieden bodemverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. Dit wordt aangegeven in de vorm van verschillende categorieën. Voor elk van deze categorieën heeft de gemeente bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een archeologisch rapport, het zogeheten regime.

De regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van plannen waarvoor het vereist is om het volgende aan te vragen:

  • een reguliere omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen;
  • een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk binnen beschermd stadsgezicht.

De gebieden die zijn weergegeven op de ABH worden in bestemmingsplannen opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie'. In de planregels worden de relevante begrippen gedefinieerd en wordt aangegeven welke archeologische voorwaarden aan een reguliere omgevingsvergunning of aanlegvergunning kunnen worden verbonden.

Archeologische verwachting plangebied

Rijks- en provinciale kaarten archeologie

Het plangebied staat op de Archeologische Monumenten Kaart van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed gedeeltelijk aangegeven als terrein van archeologische waarde en gedeeltelijk als terrein van hoge archeologische waarde (het Huis ter Kleef ) Er zijn diverse waarnemingen geregistreerd van archeologische resten die dateren uit de Middeleewen en de Nieuwe Tijd. Op de Indicatieve Kaart Archeologische waarden van de Rijksdienst heeft het plangebied gedeeltelijk een hoge, en gedeeltelijk een middelhoge verwachtingswaarde, dat wil zeggen dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden hoog en middelhoog wordt geacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0023.jpg"

Afbeelding 4.3 Detail Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH)Rood: categorie 2; oranje: categorie 3; wit: categorie 5

Het plangebied behoort volgens de voorlopige Archeologische Beleidskaart Haarlem tot categorieën 2, 3 en 5.

Categorie 2 (rood)

In de gebieden die tot categorie 2 behoren geldt de regel dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 50 m² (totale oppervlakte) en dieper dan 30 cm onder het maaiveld een archeologisch rapport dient te worden overlegd.

Categorie 3 (oranje)

In de gebieden die tot categorie 3 behoren geldt de regel dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 500 m² (totale oppervlakte) en dieper dan 30 cm onder het maaiveld een archeologisch rapport dient te worden overlegd.

Categorie 5 (grijs)

In de gebieden die tot categorie 5 behoren geldt de regel dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 10.000 m² (totale oppervlakte) en dieper dan 30 cm onder het maaiveld een archeologisch rapport dient te worden overlegd.

Het westelijk deel (het grijs gekleurde deel op de uitsnede ABH) van het plangebied bevindt zich op de strandvlakte van de Haarlemse strandwal. Het oostelijk deel ligt op de Haarlemse strandwal (het oranje gekleurde deel op de ABH) . De rood gekleurde delen geven de locatie aan waar vroeger huisplaatsen en buitenplaatsen gelegen waren.

Voor het westelijk deel van het plangebied (grijs), dat gelegen is op de strandvlakte grenzend aan de Haarlemse strandwal, geldt voor alle perioden tot de Late Middeleeuwen een lage archeologische verwachting. Als gevolg van een relatief lage ligging in het landschap was het een nat gebied en daarmee niet aantrekkelijk voor bewoning en/of landbouw. Vermoedelijk werd de strandvlakte in de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd ontwaterd en ontgonnen. De te verwachten vondsten, met name uit de periode 17e-19e eeuw, kunnen zich reeds binnen enkele decimeters onder de oppervlakte bevinden en bestaan uit fundamenten van huizen, ophogingen, waterputten, beerputten, gemetselde riolering en gebruiksvoorwerpen.

Voor het oostelijk deel (oranje) geldt voor de periode vanaf het Laat Neolithicum tot en met de Vroege Middeleeuwen een hoge archeologische verwachting. Als gevolg van een relatief hoge ligging in het landschap en de gemakkelijk bewerkbare gronden was het gebied aantrekkelijk voor bewoning en landbouw. Op de Haarlemse strandwal zijn overal in Haarlem sporen van nederzettingslocaties en/of akkerarealen gevonden aangetroffen. Ondiepe resten zullen naar verwachting als gevolg bewonings- en landbouwactiviteiten verloren zijn gegaan. Diepere resten kunnen nog wel geheel of gedeeltelijk bewaard zijn gebleven.

De rode vlakken in het plangebied zijn plaatsen van vroegere huis- en buitenplaatsen die op oude kaarten en in geschreven bronnen staan vermeld. Hier kunnen resten worden aangetroffen die behoren bij de bewoning op deze plaatsen. Voorbeelden hiervan zijn het Huis ter Kleef en het Huis te Zaanen. Het Huis ter Kleef was een versterkt huis en is gebouwd rond 1250. In 1573 werd het, gedurende de Tachtigjarige Oorlog, opgeblazen. Momenteel is op het een terrein alleeen nog een ruine. Er bevinden zich nog archeologische resten in de ondergrond. Het terrein levert zowel in wetenschappelijk als cultuurhistorisch opzicht een belangrijke bijdrage aan de bewoningsgeschiedenis van het gebied en dient daarom behouden te blijven. Het Huis te Zaanen is een verstrekt huis van de Heren van Haarlem. En werd vermoedelijk in de 13e eeuw gebouwd. Ondanks historische bronnen is nog weinig bekend over de bouw en ontwikkeling van het huis.

4.9 Duurzaamheid En Energie

Duurzame stedelijke ontwikkeling

De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota “Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw” bepaald dat alle ruimtelijk relevante plannen vanaf 2006 moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit. De praktijkrichtlijn duurzame stedenbouw bestaat uit uitgangspunten en een checklist duurzame stedenbouw op basis van de ervaringen in Haarlem. Hierbij is gebruik gemaakt van het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw (NPDS, 1999).

Toepassen van maatregelen zijn afhankelijk van het stedelijk milieutype, bijvoorbeeld een grote waterberging past in niet in een hoog stedelijk gebied.

In de checklist zijn naast de wettelijke maatregelen (watertoets) een groot aantal (vrijwillig te nemen) maatregelen beschreven op het gebied van verkeer/vervoer (parkeren ondergronds), afval (het plaatsen van ondergrondse containers), water en energie (zuid gerichte verkaveling zonoriëntering).

De vrijwillig te nemen maatregelen zorgen ervoor dat een ruimtelijk plan aan de streefkwaliteit kan voldoen. Dat is dus een kwaliteit die verder gaat dan wettelijke regelingen ofwel de basiskwaliteit.

Duurzaam bouwen

De gemeenteraad heeft op 15 november 2005 het beleid voor duurzame woningbouw vastgesteld. Bij alle nieuwe woningbouwprojecten waar de gemeente direct bij betrokken is moet de zogenoemde basiskwaliteit Duurzaam bouwen (Dubo) worden toegepast. Deze basiskwaliteit kan worden bereikt door het toepassen van kostenneutrale duurzame maatregelen. De basiskwaliteit is gebaseerd op een voortschrijdende normstelling en zal worden aangescherpt.

De basiskwaliteit duurzame nieuwbouw binnen het plangebied kan op twee manieren worden bereikt:

  • Het toepassen van de voorkeurslijst duurzaam bouwen maatregelen nieuwbouw.
  • Door het instrument GPR-gebouwen toe te passen. Met dit rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen.

De gemeente kan het initiatief nemen om samen de projecteigenaar een hogere kwaliteit te bereiken (streefkwaliteit).

De Gemeentelijke Praktijk Richtlijn Duurzaam Bouwen (GPR) is het resultaat van praktijkervaringen in de gemeente Tilburg en andere steden (80 gemeenten). Met het rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen. GPR Gebouw zet ontwerpgegevens van een gebouw om naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid.

Haarlem Klimaatneutraal

In maart 2007 heeft de Haarlemse gemeenteraad in meerderheid uitgesproken dat Haarlem in 2030 een klimaatneutrale stad moet zijn. Voor de eigen organisatie geldt dit al vanaf 2015. Hiertoe heeft de gemeenteraad op 9 oktober 2008 een plan van aanpak vastgesteld.

Kern van de aanpak is dat bij ieder (nieuw)bouwproject het energieaspect nader aandacht moet krijgen, waarbij in eerste instantie het gebruik van energie zo beperkt mogelijk moet worden gemaakt via bijvoorbeeld isolatie en zuinige apparatuur. Daarnaast dient zo veel mogelijk van duurzame energie gebruik te worden gemaakt, door bijvoorbeeld zonne-energie i.c.m. warmte-koude opslag toe te passen. In de laatste plaats kan eventueel naar compensatiemaatregelen worden gezocht. Deze compensatiemaatregelen kunnen ook bestaan uit investeren in andere energie maatregelen buiten het gebied.

In dit bestemmingsplan worden conform de bepalingen in de nota dak duurzame maatregelen op de daken mogelijk gemaakt. De hele opzet van de gebiedsvisie Kleverlaanzone is gebaseerd een integrale gebiedsontwikkeling met duurzaamheid als leidend thema (gebruikswaarde, belevingswaarde, toekomstwaarde).

4.10 Vliegverkeer

Met ingang van 1 februari 2003 is het zogenoemde Luchthavenindelingbesluit (LIB) van kracht. In het LIB, onderdeel van de gewijzigde Wet Luchtvaart (ofwel de 'Schipholwet') is rond de luchthaven Schiphol een beperkingengebied aangewezen. Hierbinnen gelden regels omtrent beperking van bestemming en gebruik van grond in verband met het externe veiligheidsrisico en de geluidbelasting vanwege het luchthavenverkeer. Daarnaast worden regels gesteld omtrent beperkingen van de maximale hoogte van objecten en van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik. De hoogtebeperkingen zijn opgelegd om ervoor te zorgen dat vliegtuigen op een veilige manier van en naar de luchthaven Schiphol kunnen vliegen. De beperkingen voor de vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik zijn opgelegd om te voorkomen dat zich in de nabijheid van de luchthaven concentraties vogels bevinden die hinderlijk kunnen zijn voor vliegtuigen. Onder vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik wordt verstaan:

  • Industrie in de voedselsector met extramurale opslag of overslag;
  • viskwekerijen met extramurale bassins;
  • opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
  • natuurreservaten en vogelreservaten;
  • moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare.

Voor het bestemmingsplangebied geldt voor de uiterste zuidoostpunt een hoogtebeperking van 145 meter. Daarbij moet bedacht worden dat de hoogtematen gerelateerd worden aan de referentiehoogte van de luchthaven:-4.00 meter N.A.P. Dat betekent dat een hoogtemaat van 50 meter een hoogtebeperking oplevert van 46 meter N.A.P.
Daarnaast gelden, eveneens voor het gehele plangebied, beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik.

Voor het bestemmingsplan heeft de hoogtebeperking gezien de gehanteerde maximale bouwhoogten geen gevolgen en is ook geen sprake van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0024.png"

Afbeelding 4.4: Hoogtebeperkingen in verband met vliegverkeer

4.11 Molenbiotoop

Een molenbiotoop is de gehele omgeving van een molen voor zover die omgeving van invloed is op het functioneren van de molen als maalwerktuig (en als monument). Dit houdt in dat binnen 100 meter rondom de molen geen nieuwe bouwwerken en of beplantingen mogen worden geplaatst of aangebracht die de molen kunnen belemmeren in zijn windvang. Voor objecten die verder weg staan dan 100 meter gelden de volgende bebouwingshoogten:

  • 5 m op een afstand van 100 m
  • 7 m op een afstand van 200 m
  • 9 m op een afstand van 300 m
  • 11 m op een afstand van 400 m
  • 13 m op een afstand van 500 m

Binnen het plangebied Bomenbuurt staat de molen Schoterveenpolder aan de Heussensstraat. Deze molen is aan drie kanten inpakt door bebouwing en groen. Het is van belang dat de enige openzijde (Jan Haringstraat en Dortstraat) open blijft. Aandachtspunten bij deze molen zijn het snoeien en kappen rondom de molen en het in bedrijf stellen van voldoende afvoermogelijkheden. Het bemalingssysteem van de molen (scheprad) is nog volledig maalvaardig. Dit systeem kan ingezet worden om het water in de vijver en het poldertjes te verversen en botulisme tegen te gaan.

De bomenverordening verstaat onder kappen: rooien; vellen; verplanten; het snoeien van meer dan 30 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben; het geheel of grotendeels verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de hout-opstand.

Verder verstaat de bomenverordening onder rooien: het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de houtopstand. Tenslotte verstaat de bomenverordening onder kandelaberen: het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen. Het begrip snoeien wordt verder niet gedefinieerd, maar uit de bovengenoemde definities valt af te leiden dat snoeien met name ziet op minder ingrijpende maatregelen dan de bovengenoemde, vooral gebaseerd op dagelijks beheer.

Om de windvang en de belevingswaarde van de molen in de Schoterveenpolder niet onevenredig aan te tasten wordt de molenbiotoop in dit bestemmingsplan gerespecteerd door belemmeringen op het gebied van (nieuwe) bebouwing en hoge begroeiing te voorkomen. De berekening van de molenbiotoop is verricht door de De Hollandse Molen, vereniging voor behoud van molens in Nederland. Uit deze berekening valt onder andere af te leiden dat de bouwhoogte ter plaatse van het sportterrein Kleverlaan niet meer mag bedragen dan 6 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0025.jpg"

Afbeelding 4.6 Molen Schoterveenpolder

4.12 Mer-beoordeling

In dit bestemmingsplan wordt niet voorzien in de realisatie van mer-plichtige dan wel mer-beoordelingsplichte activiteiten.

4.13 Externe Veiligheid

Met betrekking tot externe veiligheid is tot juli 2012 de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke stoffen (RNVGS) van toepassing. Daarna wordt deze naar verwachting opgevolgd door het Besluit Transport Externe Veiligheid (Btev). De Circulaire heeft betrekking op transport van gevaarlijke stoffen. Dat transport brengt immers risico's met zich mee voor personen die zich binnen het invloedsgebied van de weg bevinden. De Circulaire hanteert 2 verschillende waarden die verschillende risico's tot uitdrukking brengen: het groepsrisico en het plaatsgebonden risico.

Het Plaatsgebonden Risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een individu die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Deze grenswaarde resulteert in een afstand die in acht moet worden genomen tussen risicovolle activiteiten, zoals in dit geval het transport van gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten. Onder andere woningen (en kantoren) worden in de regelgeving beschouwd als (beperkt) kwetsbare objecten. De grenswaarde voor het Plaatsgebonden Risico in nieuwe situaties is de contour (afstand vanaf de risicobron) waar een Plaatsgebonden Risico geldt van 1 op de 1.000.000.

Het Groeps Risico (GR) is de kans op gelijktijdig overlijden van een groep mensen als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico bestaat geen harde grenswaarde. Wel bestaat er een referentie (oriëntatiewaarde).

De Circulaire verplicht het bevoegd gezag bij de overschrijding van de oriëntatiewaarde of een toename ervan het groepsrisico expliciet te betrekken bij de vaststelling van het omgevingsbesluit. Dit is in het bijzonder van belang in verband met aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening. Hiervoor dient advies in gewonnen te worden bij de Veiligheidsregio. In dit geval moet het bestuur van de gemeente Haarlem de hoogte en de toename van het groepsrisico verantwoorden.

Binnen het bestemmingsplangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats via de Delftlaan. Recent onderzoek van de Provincie Noord-Holland naar het vervoer van gevaarlijke stoffen heeft aangetoond dat het groepsrisico ter plaatse laag is, minder dan 10 procent van de orientatiewaarde. Het groepsrisico zou kunnen gaan oplopen als gevolg van enerzijds toename van het transport van gevaarlijke stoffen en indien het aantal personen binnen het invloedsgebied zou gaan toenemen.

4.14 Kabels, Leidingen, Straalpaden En Andere Belemmeringen

In bestemmingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van beheer, externe veiligheid of gezondheidsrisico's. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur ofwel de planologisch relevante leidingen. De ligging van de leiding is globaal vastgelegd op provinciale risicokaarten. In elk bestemmingsplangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan opgenomen.

Ter hoogte van de Westelijke Randweg ligt een hoofd- drinkwatertransportleiding van PWN. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij het uitvoeren van werkzaamheden. Verder liggen er volgens de bij het Streekplan Noord-Holland-Zuid behorende kaart “milieubeschermingsgebieden, geluids- en veiligheidszones en technische infrastructuur” geen hoofdgasleidingen of landelijke/regionale leidingstroken in of in de nabijheid van het plangebied. In dit licht zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt eerst de visie op het plangebied beschreven. Hierin worden ook de ontwikkelingen die momenteel in het plangebied spelen meegenomen. Vervolgens wordt een stedenbouwkundige beschrijving toegelicht.

5.1 Visie Op Het Plangebied

De Bomenbuurt is voorgedragen als "beschermd stadsgezicht". Dit betekent dat het beschermen van de bestaande kwaliteiten het stedenbouwkundig hoofduitgangspunt is. Deze kwaliteiten worden met name bepaald door:

  1. a. de historisch gegroeide ruimtelijke hoofdstructuur en de samenhang van de openbare ruimte en de waardering van de kwaliteit van de daaraan gelegen bebouwing;
  2. b. de schaal en verscheidenheid van de bebouwing;
  3. c. de verscheidenheid en vervlechting van functies en activiteiten.

De op hand zijnde aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is niet bedoeld om de bestaande toestand in al zijn facetten te "bevriezen". Het plangebied moet kunnen leven. De opgave van dit bestemmingsplan is om bij nieuwe ontwikkelingen de historisch stedenbouwkundige eenheid zoveel mogelijk te versterken. Algemene stedenbouwkundige uitgangspunten binnen beschermd stadsgezicht zijn:

  • Behoud, bescherming en waar mogelijk versterking van het straat- en bebouwingsbeeld.
  • Instandhouding en/of herstel van de monumenten en beeldbepalende gebouwen. Op de waarderingskaart respectievelijk aangegeven als orde 1 (rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten) en als orde 2 (beeldbepalende gebouwen).
  • Bij beeldbepalende gebouwen (orde 2) dienen specifieke waarden van het pand (zoals opgenomen in de redengevende omschrijving (bijlage 5) binnen de gevelwand behouden te blijven. Bij verbouwing wordt uitgegaan van een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap.
  • Bij bouwwerken die op de waarderingskaart zijn aangeduid als “orde 3” dient de schaal en algemene waarden binnen de gevelwand behouden te blijven. Bij verbouwing moet hiermee rekening worden gehouden.
  • Voor bouwwerken die op de waarderingskaart zijn aangeduid als “nieuwbouw” is vervanging in beginsel mogelijk binnen de kaders van dit plan. Hiervoor gelden tevens criteria voor ruimtelijke kwaliteit, die zijn opgenomen in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
  • Voor ensembles en seriebouw geldt dat de samenhang tussen de verschillende gebouwen moet worden gehandhaafd. Bij verbouwingen waarbij het beeld van gevel en/of kap wordt gewijzigd, dient dat in de afzonderlijke gebouwen zodanig te gebeuren dat de samenhang in het ensemble niet wordt verstoord. Daarom moet een bouwkundige ingreep worden afgestemd met de overige gebouwen in een ensemble of een serie identieke gebouwen.
  • Behoud van stedenbouwkundige accenten. Voor de stedenbouwkundige accenten dient te worden uitgegaan van een restauratieve aanpak.

In het kader van dit bestemmingsplan is een waarderingskaart van de plangebied opgesteld (zie hoofdstuk 6.4 en bijlage 5). De waarderingskaart is een combinatie van de waardering van afzonderlijke gebouwen met de waardering van de stedenbouwkundige structuur. Het behouden van architectonische en stedenbouwkundige waarden heeft concrete gevolgen voor het vastleggen van rooilijnen, dakopbouwen, goot- en bouwhoogtes, erfafscheidingen, overstekken e.d. Daar waar de historische waarden van het beschermd stadsgezicht desondanks in het geding zouden kunnen komen, wordt gedetailleerd bestemd.

De te beschermen waarden van de Bomenbuurt zijn nader te typeren als:

  • een hoofdstructuur die een grote variatie bevat aan stedenbouwkundige vormen als assen,diagonalen, korte en lange straten, gebogen en geknikte straten, radiaalstraten en merendeels groene al dan niet besloten pleinen;
  • de verspringende rooilijnen;
  • de samenhang tussen de complexmatige bebouwing in U-vorm, of in de vorm van een halve veelhoek en de groene openbare ruimte die half door deze bebouwing wordt omsloten;
  • de samenhang tussen de complexmatige bebouwing en binnengebieden die geheel door deze bebouwing worden omsloten;
  • de in het stedenbouwkundig plan opgenomen groenstructuur, met name de groene long langs de Kleverlaan tussen Schoterweg en Delftlaan;
  • de variatie aan eengezinsrijenhuizen en woningbouwcomplexen, in oorsprong zowel voor middenstand als voor arbeiders, verweven in de totale stedenbouwkundige aanleg, maar door de architectonische samenhang als duidelijke eenheid herkenbaar;
  • de herkenbaar gebleven prestedelijke lijnen en elementen, bestaande uit o.a. historische bebouwing, een begraafplaats, een herkenbaar restant van de vroegere veenpolder, een begraafplaats en oude verbindingswegen.

Stedenbouwkundig instrumentarium

Deze visie op het beschermd stadsgezicht heeft geleid tot een bestemmingsplanregeling die het stadsgezicht op een passend wijze beschermt. De hoofdopzet van deze regeling bestaat uit de volgende elementen:

  • een dubbelbestemming 'Waarde - beschermd stadsgezicht' waarin gedetailleerde, strakke bouwregels zijn opgenomen die de bestaande situatie vastleggen met slechts beperkte ontwikkelingsmogelijkheden;
  • strakke bouwvlakken op de verbeelding, waarbinnen de hoofdbebouwing
    moet zijn gesitueerd;
  • om de karakteristieke structuur van de open binnenterreinen en tussen
    panden gelegen tuinen te behouden is voorzien in tuinbestemmingen met
    beperkte bebouwingsmogelijkheden, die doorgaans niet verder reiken dan wat vergunningsvrij op grond van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht is toegestaan;
  • de orde-aanduidingen op de verbeelding en in de planregels. De basis van de orde-aanduidingen is terug te vinden op de waarderingskaart;
  • gelet op de gedetailleerde, strakke bestemmingsregels zijn specifieke
    afwijkingsmogelijkheden opgenomen, die passen bij de aard van het gebied en die tegemoet komen aan karakter van de levende stad.

Werkwijze in dit bestemmingsplan

Het behouden van architectonische en stedenbouwkundige waarden heeft concrete gevolgen voor het vastleggen van rooilijnen, dakopbouwen, goot en bouwhoogteserfafscheidingen, overstekken e.d. Daar waar de historische waarden van het beschermd stadsgezicht desondanks in het geding zouden kunnen komen, is gedetailleerd bestemd. Voor dit bestemmingsplan is de indeling in orden gekoppeld aan de mate van bescherming in de planregels. Zo is voor orde 3 panden een marge van een minimale en een maximale goothoogte aangegeven, terwijl voor orde 1 en 2 panden de bestaande goothoogte gehandhaafd dient te worden. Om aan te geven welke onderdelen van een orde 2 pand cultuurhistorisch waardevol worden geacht is er voor de orde 2 panden een redengevende omschrijving (bijlage 5) opgesteld.

Algemeen zijn voor dit bestemmingsplan ten behoeve van het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het plangebied de volgende stedenbouwkundige uitgangspunten gehanteerd.

Voorgevelrooilijn

De voorgevelrooilijn is de lijn waar de weg de voorgevel raakt. Het is de scheidslijn tussen bebouwd en onbebouwd. De manier waarop de voorgevelrooilijn loopt bepaalt de loop van de gevels en daarmee vaak de vorm van de openbare ruimte. De voorgevelrooilijn is dus een belangrijke vormgever van de historische kenmerken van het plangebied. Uitgangspunt is dat voor bebouwing in het beschermd stadsgezicht de voorgevel in de voorgevelrooilijn dient te zijn gebouwd.

Bouwvlak

Met het bouwvlak worden de gronden aangeduid waar bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten. In het bestemmingsplan zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de historisch bepaalde situatie. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd waarbij moet worden aangesloten op de belendende gebouwen.

Parcellering

Het plangebied Bomenbuurt kenmerkt zich door historische panden. Samenvoegen van panden gaat ten koste van deze structuur en van de bouwhistorische waarden van vooral de historische tussenmuren. Slechts onder bepaalde voorwaarden kan samenvoeging van gebouwen in de hoofdwinkelstraten worden toegestaan.

Hoogtes

Doordat elk pand een individuele goothoogte en dakvorm en nokrichting kent, zit er veel variatie in het daklandschap en gevelaanzichten. De bestaande variatie in goothoogte wordt in het bestemmingsplan gewaarborgd door de bestaande goothoogte gedetailleerd vast te leggen. Onder strikte voorwaarden mag hiervan worden afgeweken.

Monumenten kennen wettelijk al een beschermde status. Orde 2 panden (zie ook bijlage) krijgen bescherming met een te handhaven goothoogte. Bij orde 3 en jonge panden worden over het algemeen minimale en maximale bouwhoogten gehanteerd.

Daklandschap

De kappen van de individuele panden vormen tezamen het daklandschap. Het traditionele zadeldak met de nok haaks op de straat komt daarbij het meeste voor. Het is belangrijk dat de hoofdkarakteristieken gehandhaafd blijven. Uitgangspunt is dan ook dat een gebouw voorzien dient te zijn van een kap en dat de bestaande nokrichting en dakvorm behouden blijven. Waar daken in de loop der tijd verdwenen zijn wordt gepoogd dit weer te herstellen. Dit is een reden om hoogte van bouwwerken in het bestemmingsplan te bepalen aan de hand van de goothoogte, zodat de mogelijkheid open blijft het bouwwerk nog te voorzien van een echte kap. Voorwaarde is de maximale nokhoogte van 4m. en een dakhelling gekoppeld aan een minimale en maximale hellingshoek. Dakkapellen mogen worden opgericht maar hieraan worden stringente eisen gesteld ten aanzien van hoogte, breedte en afstand tot nok en dakvlak. Onder bepaalde voorwaarden mogen op (gedeeltelijk) platte daken ook dakterassen en daktuinen worden toegestaan.

Uitbreidingsmogelijkheden

Bij bestaande woningen neemt in de regel de wens tot veranderingen in en aan de woning toe naarmate de woning ouder is. Aanvragen hebben meestal betrekking op de uitbreiding van de woonruimte, luxer maken van de woning, dan wel een grotere berging/garageruimte in de achter- of zijtuin. Nieuwe wensen hangen voor een groot deel samen met een verandering van levensfase (bijvoorbeeld kinderen krijgen of de deur uit, hoger inkomen, pensionering). Ook maatschappelijke veranderingen, zoals de wens om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen, kunnen een reden zijn voor aanpassing.

In dit plan hebben we hierin voorzien door regels op te nemen voor standaard uitbreidingen waarvan verwacht wordt dat deze geen onevenredige invloed hebben op het straatbeeld, de privacy en de bezonning van de directe omgeving, het daklandschap en de uitstraling van het beschermd stadsgezicht in het algemeen. Te denken valt hierbij aan aan- en uitbouwen, dakkapellen, bijgebouwen en andere ondergeschikte uitbreidingen. Voor niet standaard ingrepen die een grotere impact kunnen hebben op een van deze punten worden binnenplanse afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Met een relatief korte procedure wordt door de gemeente beoordeeld of deze ingrepen acceptabel zijn. Voorbeelden hiervan zijn dakopbouwen, dakterrassen, dakdoorbrekingen, bijzondere (afwijkende) dakkapellen etc.

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is onderzocht of uitbreiding van de woningen in de Bomenbuurt mogelijk en gewenst is. Bij deze afweging spelen diverse aspecten een rol, zoals stedenbouw, architectuur, welstand en cultuur historische waarde.

Per straat of straatdeel zijn trends toegekend in de vorm van dakopbouwen en kappen. Hiermee wordt voorkomen dat een kakofonie van opbouwen ontstaat. Het vastleggen van de aanwezige trends behoudt dan wel bevordert een rustig straatbeeld.

Definitie trends
Trends zijn de binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg identieke dakopbouwen (uitbreiding ten opzichte van de oorspronkelijke woning), kapvormen of dakkapellen welke juridisch, technisch en vanuit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit passend zijn en daardoor de 'blauwdruk' vormen van toekomstige uitbreidingen. In het geval dat er meerdere dakopbouwen zijn gerealiseerd wordt de meest voorkomende vorm als trends benoemd (50% criterium).

Er komen 6 verschillende trends voor in dit bestemmingsplangebied, deze zijn schematisch toegelicht in paragraaf 6.4.2.

Op onderstaande afbeeldingen is aangegeven waar de trends voorkomen. Als er geen trend is aangegeven zijn de standaard uitbreidingen toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0026.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0027.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0028.png"

5.2 Functionele Uitgangspunten

Om de economische functies in de wijk te behouden is het van belang om in het bestemmingsplan, naast het behoud van de historische kwaliteiten, de dynamiek te faciliteren. Dit komt tot uiting door in de Bomenbuurt gebieden te onderscheiden waar op gedifferentieerde wijze tegemoet kan worden gekomen aan die dynamiek.

Rijksstraatweg en Stuijvesantplein en hoekpanden

In het bestemmingsplan worden alleen die bedrijven, (kleine) kantoren, (zakelijke) dienstverlenende en ideële bedrijven bestemd die zich duidelijk onderscheiden van de woonfunctie. In de toekomst blijft handhaving van de huidige karakteristiek (de overwegende woonfunctie met verspreid enige bedrijvigheid) uitgangspunt. In het plan wordt met uitzondering van de Kleverlaanzone geen ruimte geboden voor de vestiging van detailhandel, dienstverlening of horeca op nieuwe locaties.

De bestaande detailhandel-, horeca-, dienstverlening- en/of kantoorfuncties bevinden zijn voornamelijk gevestigd aan het Stuijvesantplein, de Rijksstraatweg of in een hoekpand. De panden worden als gemengde bestemming in het bestemmingsplan zijn opgenomen.Voor wat betreft de begane grondverdieping geeft dat enige flexibiliteit en biedt dit ruimte voor functieverandering in die gebouwen. De gebruiksmogelijkheden behorende bij de 'oude' functie blijven gelden. Op deze wijze wordt voorkomen dat zich ongewenste grootschalige ontwikkelingen zullen voordoen.

Woonwijk

Voor het overgrote deel van het plangebied is sprake van "pure" woonstraten. Binnen de woonfunctie zijn beroepsmatige activiteiten aan huis mogelijk. Ook wordt een Bed&Breakfast en gastouderschap binnen de woonfunctie mogelijk gemaakt.

Werken aan huis kan een bijdrage leveren aan het plaatselijk (met name dienstverlenend) voorzieningenniveau. Het toestaan van beroepsmatige activiteiten aan huis kan een stimulans geven aan de economische ontwikkeling, het starten van een bedrijf is op deze wijze heel laagdrempelig. Veel ondernemers zijn op deze manier begonnen. Binnen de ruimtelijk-functionele opzet van bestaande woonwijken zijn de mogelijkheden van het toestaan van beroepsmatige activiteiten aan huis uiteraard beperkt. Overlast voor het wonen moet voorkomen worden, omdat bijvoorbeeld het verkeerssysteem en de verkaveling niet inspelen op andere functies en de gevolgen van die andere functies. Ook mag het werken de woonfunctie niet verdrijven. Kortom: de gemeente staat in principe positief tegenover deze ontwikkeling zonder de mogelijke nadelen uit het oog te verliezen. De omvang van de beroepsmatige activiteiten wordt daarom in de regels gelimiteerd: 35 procent van het brutovloeroppervlak van een woning tot een maximum van 50 m2 mag voor beroepsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt. Gastouderschap en bed and breakfast behoort ook tot de mogelijkheden.

Maatschappelijke functies

De onderwijsvoorzieningen, begraafplaatsen, de kerk, het politiebureau, gezondheidszorg en sportschool zijn conform het huidige gebruik in het bestemmingsplan opgenomen als Maatschappelijk. Indien een bestaande maatschappelijke voorziening zijn functie verliest is het wenselijk dat in hetzelfde pand een andere maatschappelijke voorziening gevestigd kan worden. In de regels wordt gelimiteerd welke maatschappelijke functies mogelijk zijn. Om die reden hoeven maatschappelijke voorzieningen in de regel niet specifiek benoemd te worden, zodat enige ruimte blijft voor uitwisseling van (maatschappelijke) functies. Uitwisseling met overlastgevende maatschappelijke functies (zoals uni lovatie voor verslaafden) is niet op alle plaatsen gewenst en wordt niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.

5.3 Ontwikkelingen

Kleverlaanzone

Met de gebiedsvisie worden de ruimtelijke kaders aangegeven voor de herontwikkeling van het perceel van de voormalige stadskweektuin, in samenhang met behoud en versterking van de aanwezige monumentale, groene, recreatieve en educatieve kwaliteiten van de gehele Kleverlaanzone.

De gebiedsvisie biedt de rode draad voor een zo duurzaam mogelijke ontwikkeling van een Kleverlaanzone die in hoge mate zelfvoorzienend is. Hiervoor bevat de gebiedsvisie toetsingskaders voor nieuwe initiatieven en ingrepen. Het gaat hierbij om duurzaam bouwen, duurzaam energieverbruik en kringlopen. De mogelijkheden en beperkingen die de gebiedsvisie biedt zijn overgenomen in dit bestemmingsplan.

Voor de locatie Kleverlaanzone zijn de onderstaande voorzieningen mogelijk gemaakt:

  • kaatsbaan
  • water (extra waterverbinding (circa 3000m2) om aan te sluiten op Ripperdagracht
  • groen (waaronder rosarium en/of arboretum)
  • tuinen (waaronder stadslandbouw, doetuinen)
  • speelvoorzieningen en recreatieve voorzieningen
  • kunstobjecten
  • ateliers
  • duurzaamheidscentrum en expositieruimte voor natuur- en milieuverenigingen
  • zelfstandige horeca (bijvoorbeeld restaurant) tot maximaal 880 m2 BVO ter plaatse van de aanduiding kas (ks)
  • ondergeschikte horeca (bijvoorbeeld theehuis) tbv de overige maatschappelijke functies
  • ondergeschikte detailhandel (bijvoorbeeld verkooppunt groenteteelt)
  • de bestaande dienstwoning
  • kassen (uitgangspunt is behoud van tropische kas)
  • educatieve voorzieningen
  • kinderboerderij

Parkeren van autovoertuigen wordt niet mogelijk gemaakt in de kleverlaanzone.

Het bebouwingspercentage (35%) komt overeen met het bebouwingspercentage van de huidige bebouwing binnen de gehele stadskweektuin inclusief de kassen. Uitgangspunt is dat het bestaand bebouwde oppervlak op de stadskweektuin niet zal toenemen. Dit betekent dat een (tijdelijke) vergunning alleen kan worden verleend na sloop van de huidige bebouwing of in de huidige bebouwing. De bouwhoogte van de nieuwe bebouwing mag maximaal 7 meter hoog zijn. Dit is vergelijkbaar met de bouwhoogte van het witte gebouw. De toren is 16 meter hoog. De huidige bouwhoogte van de kaatsbaan en dienstwoning zijn overgenomen.

De zelfstandige horecavoorziening is alleen mogelijk binnen het deel waar nu de kassen gelegen zijn.

Het is mogelijk het vogelhospitaal te vernieuwen en te verplaatsen. De huidige locatie van het vogelhospitaal zal omgezet worden naar de Groenbestemming.

Beukenstraat 51

In het (vastgestelde) Wijzigingsplan Beukenstraat wordt voor het tuincentrum Vriend aan de Beukenstraat 51 (1775 m2 terrein) de bouw mogelijk gemaakt van 11 woningen en wordt de Beukenstraat als doorlopende straat hersteld. De straat wordt voor doorgaand autoverkeer op een nader te bepalen manier afgesloten.' Deze ontwikkeling is overgenomen in dit bestemmingsplan.

Uitbreiding Wilgenhoek

Er is een uitbreiding voorzien van de basisschool De Wilgenhoek. Deze uitbreiding wordt mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan. Op de basisschool wordt ook buitenschoolse opvang aangeboden.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

De beleidsuitgangspunten zijn in de regels vervat en op de verbeelding weergegeven als bestemmingen en aanduidingen. Dit hoofdstuk geeft een verklaring van de regels en geeft aan waarom voor een bepaalde regeling is gekozen. Tot slot wordt een toelichting gegeven op de verbeelding.

6.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van ontheffingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan. Het juridisch bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan Bomenbuurt is te karakteriseren als een overwegend conserverend bestemmingsplan. Dat betekent dat de huidige bouw- en gebruiksmogelijkheden zoveel mogelijk zijn overgenomen.

6.2 Juridische Planopzet

Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, de monitoring van beleid en de handhaving. De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (hierna SVBP) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels.

De regels van het bestemmingsplan vallen conform het SVBP in 4 hoofdstukken uiteen.

  1. 1. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels.
  2. 2. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik.
  3. 3. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels.
  4. 4. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.

6.3 Hoofdstuk 1: Inleidende Regels

Op de artikelen in de regels kan de volgende toelichting worden gegeven:

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen is op grond van de SVBP dwingend voorgeschreven.

6.4 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

6.4.1 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

De bestemming 'Agrarisch met waarden' regelt het bestaande gebruik van de gronden van de bestaande agrarische bedrijven in het plangebied. De gronden mogen worden gebruikt overeenkomstig het huidige gebruik. Ook de bestaande bouwmogelijkheden zijn opgenomen in dit bestemmingsplan. De bestaande gebouwen zoals de molen en de dienstwoning worden op de verbeelding aangegeven. De dienstwoning is binnen de bestemming met de aanduiding ''bedrijfswoning'' aangegeven.

Voor de molen is de aanduiding (sba-01) opgenomen op de verbeelding. Deze bouwaanduiding regelt dat de huidige bebouwing gehandhaafd moet worden. Dit betekent dat enkel een molen op deze locatie is toegestaan. Deze molen is monumentaal en beschermd via de monumentenwetgeving.

Uitbreiding van bebouwing (behoudens andere bouwwerken) wordt niet toegestaan.

Het heeft de bestemming agrarische met waarden gekregen omdat het westelijk deel van de Schoterveenpolder waardevol is door de openheid van het landschap. Het oostelijk deel van de Schoterveenpolder wordt- overeenkomstig de huidige situatie- gebruikt als werktuin (Cornelia Westendorptuin) en speeltuin (zuidelijk deel) en heeft de bestemming Recreatie gekregen.

Artikel 4 Bedrijf

Als bestemming 'Bedrijf' is in dit bestemmingsplan opgenomen voor nutsvoorzieningen groter dan 10m2.

Artikel 5 en 6 Gemengd 1 en 2

De bestemming 'Gemengd' wordt gebruikt voor gebouwen waarin een menging van wonen en werken aanwezig of gewenst is. Waar wonen en werken gemengd voor kunnen komen moeten de werkfuncties die toegestaan worden passen binnen de woonomgeving.

In het plangebied Bomenbuurt komen de typen Gemengd 1 en 2 voor.

GD 1: (wonen en op begane grond beperkt verkeeraantrekkende functies): Deze bestemming wordt vooral gebruikt voor gebouwen in gebieden waar hoofdzakelijk wordt gewoond waar op de begane grond zowel wonen als kleinschalige functies met een beperkte verkeeraantrekkende werking en hinder zijn toegestaan, zoals kantoor (zonder loketfunctie), praktijkruimten, ateliers en kleinschalige bedrijven. Op de overige verdiepingen is uitsluitend wonen toegestaan. Beroepsuitoefening aan huis inclusief bed and breakfast en gastouderschap behoort tot de mogelijkheden.

GD 2: (wonen en op begane grond meer verkeeraantrekkende functies): Deze bestemming wordt vooral gebruikt voor hoekpanden en panden behorend bij het buurtwinkelgebied. In deze panden is op de begane grond zowel wonen als kleinschalige functies zijn toegestaan met beperkte verkeersaantrekkende werking, zoals detailhandel, kantoor, dienstverlening en kleinschalige bedrijven. Op de overige verdiepingen is uitsluitend wonen toegestaan. Beroepsuitoefening inclusief bed and breakfast en gastouderschap aan huis behoort tot de mogelijkheden.

Tabel 6.1 Gebruiksfuncties Bestemming Gemengd

Gemengd 1 Gemengd 2
Begane grond wonen wonen
- detailhandel
- dienstverlening
praktijkruimten praktijkruimten
kantoor kantoor
kleinschalige bedrijven waaronder ateliers kleinschalige bedrijven waaronder ateliers
Verdieping wonen wonen

Functie aanduidingen

Het is mogelijk om binnen Gemengde Doeleinden functies toe te laten dan wel uit te sluiten door middel van een aanduiding. Op deze manier kunnen bestaande of gewenste situaties die niet binnen de systematiek passen wel positief dan wel negatief bestemd worden.

- bij de aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen (vm) is een benzinestation toegestaan, verkoop van lpg is niet toegestaan.

- bij de aanduiding detailhandel (dh) is een garagebedrijf toegestaan. Dit betreft de adressen Sparrenstraat 28 en 30.

- bij de aanduiding praktijkruimte is op de verdieping ook praktijkruimte toegestaan.

Horeca functies worden niet standaard binnen de bestemming gemengd toegestaan, maar altijd met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. Er zijn 2 typen horeca aanwezig in het plangebied.

H1: horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen en gelijkwaardige horecabedrijven. Deze horecabedrijven (complementaire daghoreca) hebben openingstijden die meestal gerelateerd zijn aan winkeltijden. Dit wil niet zeggen dat de daghoreca exact ook deze tijden moet hanteren, maar het moet hier wel een relatie mee hebben. Het gaat erom dat er geen publiek naar de locatie getrokken wordt specifiek voor de horecafunctie.

H<_2: horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes en gelijkwaardige horecabedrijven. Deze horecabedrijven (maaltijdverstrekking onafhankelijk van winkeltijden) onderscheiden zich door aard van de functie en openingstijden, hebben in de regel vooral fiets- en voetgangersverkeer en maar een beperkte verkeersaantrekkende werking voor autoverkeer.

Om binnen de horeca een functiewisseling naar minder overlast gevende typen horeca mogelijk te maken is functiewisseling van Horeca 3 naar Horeca 2 en Horeca 1 toegestaan, en van Horeca 2 naar Horeca 1.

Artikel 7 Groen

De (openbare) groengebieden van structurele aard zijn specifiek bestemd als 'Groen'. Bermen en bomen langs wegen maken onderdeel uit van de bestemming 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Groen' is zijn bouwwerken ten behoeve van de verkeers- en verblijfsfunctie toegestaan, waaronder nutsgebouwtjes, abri's, (ondergrondse) afval- en recyclebakken, lichtmasten, reclameborden en andere bouwwerken zoals fietsenrekken. De oppervlakte van gebouwen mag per gebouw niet meer bedragen dan 10 m2 en de hoogte niet meer dan 3 meter. Binnen de bestemming 'Groen' zijn speelvoorzieningen, kunstobjecten en een openluchttheater toegestaan en is ruimte voor waterlopen, zoals slootjes.

Belangrijk is dat het groen een openbaar karakter behoudt.

Voor zover de bestemming 'Groen' een speciale waarde heeft wordt hieraan een dubbelbestemming gegevens, waaronder Waarde- Cultuurhistorie. Op de gronden met de bestemming 'Waarde- cultuurhistorie' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van verbouwing of vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande afmetingen van de bouwwerken gehandhaafd dienen te blijven.

Artikel 8 Maatschappelijk

De bestemming “Maatschappelijk" is bedoeld voor gebouwen die geheel worden gebruikt ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen.

Bestaande gebouwen of gronden die worden gebruikt ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen zoals een GOEDvoorziening, een begraafplaats, een politiebureau, een school, een sportschool en een jeugdhuis toegestaan.

Per voorziening zijn, voor zover ruimtelijk mogelijk en wenselijk, onder voorwaarden uitbreidingen toegestaan. Binnen deze bestemming bestaat flexibiliteit om andere maatschappelijke functies toe te staan. Het soort maatschappelijke voorzieningen is gelimiteerd in de regels.

Voor de locatie Kleverlaanzone is ook de bestemming Maatschappelijk opgenomen. De onderstaande voorzieningen zijn mogelijk gemaakt:

  • kaatsbaan
  • water (extra waterverbinding (3000m2) om aan te sluiten op Ripperdagracht
  • groen (waaronder rosarium en/of arboretum)
  • tuinen (waaronder stadslandbouw, doetuinen)
  • speelvoorzieningen en recreatieve voorzieningen
  • kunstobjecten
  • ateliers
  • duurzaamheidscentrum en expositieruimte voor natuur- en milieuverenigingen
  • zelfstandige horeca t/m horecacategorie 2 (bijvoorbeeld restaurant) tot maximaal 880 m2 BVO ter plaatse van de aanduiding kas (ks)
  • ondergeschikte horeca (bijvoorbeeld theehuis) tbv de overige maatschappelijke functies
  • ondergeschikte detailhandel (bijvoorbeeld verkooppunt groenteteelt)
  • kinderboerderij
  • dienstwoning ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning

Het is mogelijk om binnen Maatschappelijk functies toe te laten dan wel uit te sluiten door middel van een aanduiding. Op deze manier kunnen bestaande of gewenste situaties die niet binnen de systematiek passen wel positief dan wel negatief bestemd worden.

- bij de aanduiding specifieke vorm van Maatschappelijk - kinderdagverblijf (sm-kdv) is een kinderdagverblijf toegestaan.

- bij de aanduiding bedrijfswoning (bw) is een dienstwoning voor de beheerder van de Kleverlaanzone toegestaan

- bij de aanduiding parkeren (p) is het parkeren van motorvoertuigen toegestaan.

- bij de aanduiding kas (ks) zijn kassen toegestaan. De gebiedsvisie Kleverlaanzone maakt het mogelijk dat een gedeelte van de kassen gesloopt kan worden. Uitgangspunt is dat de tropische kas blijft staan.

Artikel 9 Recreatie

Het oostelijk deel van de Schoterveenpolder heeft de bestemming Recreatie gekregen. Binnen deze bestemming zijn dagrecreatie, volkstuinen, doetuinen speelvoorzieningen, recreatieve voorzieningen mogelijk. Ondergeschikt aan de recreatieve voorziening is daghoreca (h=1) en naschoolse opvang toegestaan.

- bij de aanduiding speeltuin (spt) is een speeltuin toegestaan.

Buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan (zoals overdekte fietsenstallingen), mits deze ten dienste van de bestemming 'Recreatie' worden opgericht en gebruikt.

Artikel 10 Sport

Op de gronden met de bestemming Sport worden sportvelden, voorzieningen tbv de jeugd zoals skatevoorzieningen of een jeugdhonk mogelijk gemaakt.

Op de verbeelding is een bouwvlak met een bebouwingspercentage en bouwhoogte of goothoogte aangegeven zodat binnen de bestemming de flexibiliteit bestaat voor de situering van de bebouwing.

Buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan (zoals overdekte fietsenstallingen, tribunes etc.), mits deze ten dienste van de bestemming 'Sport' worden opgericht en gebruikt.

Het is toegstaan om tot maximaal 10% van de Sportbestemming te gebruiken voor detailhandel en horecaactiviteiten zoals een kantine.

Voorts wordt binnen deze bestemming ook de mogelijkheid geboden om buitenruimte te realiseren tbv van kinderopvang

Artikel 11 Tuin 1

De in het gebied niet voor gebouwen bedoelde gronden behorende bij onder andere woningen en gemengde doeleinden worden bestemd als 'Tuin 1'. Binnen deze bestemming zijn slechts erkers, tuinen en verhardingen toegestaan. Onder voorwaarden kunnen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden toegestaan zoals erfafscheidingen en vlaggenmasten. Een aan- of uitbouw of een bijgebouw zoals een berging kan niet binnen deze bestemming worden gebouwd. Deze bestemming komt vaak voor aan de voorzijde van woningen. Bebouwing aan de voorzijde van woningen geeft een rommelig beeld en kan met name bij hoekwoningen het uitzicht voor automobilisten verminderen waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan.

Parkeren in tuinen met bestemming 'Tuin 1' is slechts toegestaan waar dit met een aanduiding parkeerterrein (p) in de verbeelding is aangegeven.

Artikel 12 Tuin 2

De ondere andere bij de bestemming wonen en gemengde doeleinden behorende gronden waar wel gebouwen zijn toegestaan worden bestemd als 'Tuin 2'. Deze bestemming komt met name voor in tuinen aan de achterkant van gebouwen, de zogeheten erven. Op deze gronden mogen onder voorwaarden aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. Het is niet toegestaan dat de gronden met de bestemming 'Tuin 2' geheel worden volgebouwd. Dit in het belang van de woonkwaliteit in de vorm van voldoende openheid. In de planregels zijn daarom maxima bouwregels opgenomen. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 procent van het bestemmingsvlak met een maximum oppervlakte van 40 m². Dakterrassen zijn toegestaan op aan- en uitbouwen.

Parkeren in tuinen met bestemming 'Tuin 2' is (behalve in gebouwde voorzieningen) slechts toegestaan waar dit met een aanduiding parkeerterrein (p)in de verbeelding is aangegeven.

Bij de aanduiding garage (ga) is een garage hoger dan de standaard bouwhoogte (max 3 meter bouwhoogte) voor bijgebouwen toegestaan. Voor de bebouwing met de aanduiding (ga) is op de verbeelding een maximale goothoogte opgenomen. Deze mag afgedekt worden met een kap.

Sommige garages zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevol, hiervoor is de specifieke bouwaanduiding -orde 2 (sba-02) opgenomen.

Artikel 13 Tuin 3

De op de verbeelding voor 'Tuin 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op aangrenzende gronden gelegenhoofdbebouwing. De gronden die onder deze bestemming vallen mogen voor 100% worden bebouwd. Parkeren op gronden is toegestaan binnen de bebouwing en waar dit met ene aanduiding in de verbeelding is aangegeven.

Artikel 14 Verkeer

De in het plangebied voorkomende wegen, met bijbehorende bermen, parkeerplaatsen, bomen, fiets- en voetpaden en alle andere bijbehorende voorzieningen zijn ondergebracht in de verzamelbestemming 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn groen-, water- en speelvoorzieningen toegestaan evenals bouwwerken ten behoeve van de verkeers- en verblijfsfunctie, waaronder nutsvoorzieningen, abri's, (ondergrondse) afval- en recyclebakken, verkeers- en lichtmasten, reclameborden en andere bouwwerken zoals fietsenrekken. Terrassen, standplaatsen, uitstallingen en kiosken worden mogelijk gemaakt binnen de verkeersbestemming, waar en of deze geplaatst worden, wordt geregeld in de benodigde vergunningen. Er is een bloemenkiosk gelgen aan het Marnixplein.

Tenzij anders aangegeven op de verbeelding mag de hoogte van gebouwen niet meer bedragen dan 3 meter en mag de oppervlakte (met uitzondering van autostalling) niet meer bedragen dan 10 m2.

Binnen de bestemming 'Verkeer' moet ruimte gelaten worden om zonodig veranderingen te kunnen aanbrengen in de inrichting van de openbare ruimte, afgestemd op wijzigende behoeften. Gedacht kan worden aan ruimte voor diverse verkeerstechnische aanpassingen (zoals veiligere inrichtingen), goede inrichting voor fietsers en voetgangers, goede en voldoende parkeervoorzieningen, verkeersremmende maatregelen in woonstraten (drempels, 30-kilometer zones), stallingmogelijkheden voor fietsen en aanleg van kleine groen- en speelvoorzieningen. Bij de inrichting van de openbare ruimte moeten gebruik, veiligheid en beeldkwaliteit samengaan. In de regels wordt de bestemming 'Verkeer' zodanig ruim omschreven dat deze wijzigingen in de openbare ruimte doorgevoerd kunnen worden zonder dat het bestemmingsplan gewijzigd hoeft te worden.

Bij de aanduiding garage (ga) is een garage mogelijk gemaakt.

Artikel 15 Water

De in het plangebied voorkomende waterlopen, waterwegen en waterpartijen, en bijbehorende voorzieningen zijn ondergebracht in de bestemming 'Water'. Deze gronden zijn bestemd voor verkeer over water, waterberging en de waterhuishouding, waterlopen en waterpartijen, groenvoorzieningen, oevers, kunstwerken en bijbehorende voorzieningen, zoals bruggen, sluizen, stuwen, dammen, steigers, duikers, gemalen. Op gronden met de bestemming 'Water' mag niet worden gebouwd, behoudens waar het gaat om het veranderen of vernieuwen van bestaande beschoeiingen, kaden, aanlegplaatsen, remmingen, meerpalen en dukdalven. Woonschepen, hotel- en horecaschepen zijn niet toegestaan.

Voor het oprichten van een steiger groter dan 5 m2 is een omgevingsvergunning van de gemeente én een keurvergunning van het Hoogheemraadschap van Rijnland nodig.

Artikel 16 Wonen

De bestemming 'Wonen' is bedoeld voor gebouwen binnen het plangebied die uitsluitend voor woningen worden gebruikt. Begeleid wonen is toegestaan binnen de bestemming Wonen. Op enkele plaatsen is (beperkte) uitbreiding van de bestaande woningen toegestaan.

Beroepsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan onder de voorwaarde dat deze activiteiten ondergeschikt zijn aan het wonen. Aan huis verbonden dienstverlenende beroepen kunnen bijvoorbeeld zijn: kleine adviesbureaus, kleine financiële instellingen, pedicures en praktijkruimten voor de zogenaamde vrije beroepen zoals arts, tandarts en notaris. Voorts is gastouderopvang en bed and breakfast toegestaan. Om de woonfunctie te te laten domineren is bepaald dat de beroepsmatige activiteiten, gastouderschap en bed en breakfastvoorziening in totaal niet meer ruimte in beslag mag nemen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak van een woning met een maximum van 50 m2 .

6.4.2 Dubbelbestemming

Artikel 17 Leiding – water (dubbelbestemming)

Ondergrondse drinkwatertransportleidingen zijn op de verbeelding aangeduid als dubbelbestemming 'Leiding-water' met een veiligheidsstrook ter breedte van 5 meter aan weerszijde van de hartlijn van de leiding. Deze dubbelbestemming is leidend ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Op deze gronden mag in principe niet worden gebouwd. Voor bepaalde werken is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.

Artikel 18 Waarde – Archeologie (dubbelbestemming)

De aanwezige archeologische verwachtingswaarden worden opgenomen door middel van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie'. De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.

In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de Archeologische Beleidskaart Haarlem. Voor categorie 1a geldt een bouwverbod tenzij ontheffing wordt verleend. Voor categorie 6 (water) gelden geen bestemmingsplanregels ten aanzien van waarde-archeologie. Voor de overige categorieën dient (behalve voor lichte bouwaanvragen) een archeologisch rapport te worden overlegd bij de volgende bodemverstorende activiteiten dieper dan 30 centimeter onder maaiveld:

In het plangebied Bomenbuurt komen de categorieën 2, 3 en 5 voor.

Categorie 2: In de gebieden die tot deze categorie behoren zijn overal in de bodem archeologische resten van het prehistorische als het middelseeuwse dorps- en stedelijk leven te vinden. Deze archeologische sporen leveren een belangrijke bijdrage aan de bewoningsgeschiedenis van het gehele grondgebied van de huidige gemeente Haarlem. Er dient hier gestreefd te worden naar behoud. Gezien de aard van deze archeologische waarden geldt hier een regime dat door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw- en/of aanlegvergunning bij bodemroerende activiteiten met een oppervlak groter dan 50 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld van toepassing is.

Categorie 3: Op de standwallen en de zandopduikingen in de gemeente Haarlem kunnen relatief veel sporen van bewoning uit de prehistorie worden verwacht. In de periode na het Late Neolithicum zijn deze hoger gelegen gebieden in een vrij nat landschap geschikt geweest voor bewoning. Gezien de aard van deze archeologische waarden geldt hier een regime dat door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw- en/of aanlegvergunning bij bodemroerende activiteiten met een oppervlak groter dan 500 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld van toepassing is.

Categorie 5: Dit geldt voor de gedeelten van het grondgebied van Haarlem die relatief laat voor bewoning geschikt gemaakt zijn. Daarom geldt hier een regime dat door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw- en/of aanlegvergunning bij bodemroerende activiteiten met een oppervlak groter dan 10.000 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld van toepassing is.

Artikel 19 Waarde – cultuurhistorie (dubbelbestemming)

De binnen de bestemming 'Waarde-cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de versterking van de cultuurhistorische waarden. Voor deze bestemming geldt een aanleg- en sloopverguning.

Artikel 20 Waterstaat- waterstaatkundige functies

De binnen de bestemming Waterstaat-waterstaatkundige aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterhuishouding, de waterbeheersing en waterkering.

6.4.3 Nadere eisen

Nadere eisen ten aanzien van:
Waarde - archeologie - situering
- de inrichting van de gronden
- het gebruik van de gronden
Waarde - cultuurhistorie - plaats en afmetingen
- kaprichting
- kapvorm
- dakhelling
- indeling en vormgeving van de bebouwing

Binnen de dubbelbestemming Waarde - archeologie is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) nadere eisen te stellen aan de gebruiks- en bouwregels indien uit onderzoek is gebleken dat beschermenswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

Binnen de dubbelbestemming Waarde - cultuurhistorie is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) om nadere eisen te stellen aan de bouwregels. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid wordt aan een aantal criteria getoetst.

  1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. 2. cultuurhistorische waarden;
  3. 3. de privacy en bezonning van de omwonenden;
  4. 4. de verkeerssituatie ter plaatse;
  5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Zie voor de omschrijving van deze criteria hieronder bij paragraaf 6.4.4

6.4.4 Afwijken van bouwregels

Dubbel)bestemming: Afwijking ten behoeve van:
Waarde- cultuurhistorie bouwen
Waarde- archeologie
Gemengd 1, Gemengd 2, Maatschappelijk, Wonen


dakopbouw/ gootverhoging
dakkapellen
kap
dakterras (bij Wonen)

Tuin 2, Kap op bijgebouw
aan- en uitbouw in twee lagen

Afbeelding 6. Overzicht met afwijkingsmogelijkheden

Binnen de (dubbel)bestemmingen is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) om van bepaalde bouwregels af te mogen wijken. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid wordt aan een aantal criteria getoetst:

  1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. 2. cultuurhistorische waarden;
  3. 3. de privacy en bezonning van de omwonenden;
  4. 4. de verkeerssituatie ter plaatse;
  5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

1. Het straat- en bebouwingsbeeld

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het in stand houden dan wel tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  • behoud dan wel versterken van de aanwezige trends.

Trends zijn de binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg identieke dakopbouwen, kapvormen of dakkapellen (die juridisch, technisch en qua ruimtelijke kwaliteit gewenst bevonden zijn.)

2. De cultuurhistorische waarden

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden, waarbij wordt gestreefd naar het in stand houden dan wel versterken van deze waarden. Uit cultuurhistorisch onderzoek, naar het oordeel van de gemeentelijk architectuurhistoricus, dan wel uit andere informatie dient te blijken dat de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.

Voor dit onderwerp zal getoetst worden aan:

  • de Nota Ruimtelijke Kwaliteit;
  • de Nota Dak;
  • de parcellering;
  • de aanwezigheid van ensembles en seriebouw;
  • de bouwhistorische waarderingskaart inclusief redengevende omschrijving

3. De privacy en bezonning van de omwonenden

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden dan wel tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy. Bij privacy wordt gekeken naar het gebruik van het bouwwerk en de invloed daarvan op de omliggende gronden. Naar mate de invloed van het betreffende gebruik op de omgeving toeneemt, dient een grotere afstand tot de omliggende gronden te worden aangehouden. Voor bezonning is momenteel beleid in voorbereiding. Het doel hierbij is om te komen tot een 'Haarlemse bezonningsnorm'. Zodra dit beleid is vastgesteld vormt dit het toetsingskader. Besluitvorming over dit beleid vindt naar verwachting plaats in het derde kwartaal van 2013.

4. De verkeerssituatie ter plaatse

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheid dient rekening te worden gehouden met verkeersveiligheid, toe/afname van parkeren en de doorstroming.

5. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

6.4.5 Tabellen

In onderstaande tabel is schematisch opgenomen welke dakkapellen, kappen, trends dakopbouwen en dakterrassen mogelijk zijn. Dit is gekoppeld aan de verbeelding. De standaardregels gelden voor dakkapellen en kappen. Er is op de verbeelding alleen een goothoogte opgenomen.

'De trends voor dakopbouwen zijn in de verbeelding opgenomen via bouwaanduidingen: (sba-ob), (sba-ob1), (sba-roa), (sba-mk), (sba-ob2) en (sba-nv).'

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0029.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0030.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP6080005-0004_0031.jpg"

Trends

Opbouw (70-70)

Op verbeelding [sba-ob]

Dakopbouw maximaal 3 meter boven maximale goothoogte met aangegeven hellingshoeken.

Indien aanwezig aansluiten op de bestaande kap aan de voorgevelzijde.

Variant met recht optrekken achtergevel mits wordt voldaan aan voldoende afstand ten opzichte van omliggende bebouwing zoals weergegeven in de regels.

Gezien het aantal gerealiseerde opbouwen ontstaat een eenheid qua straatbeeld met behoud van aanwezige schaal. Beoogde straatbeeld voldoet aan gestelde uitgangspunten met betrekking tot straatbeeld, schaal en samenhang. Materialisering aansluitend op bestaande.

Opbouw 1 (recht 1 meter terugliggend)

Op verbeelding [sba-ob1]

Dakopbouw maximaal 3 meter boven maximale goothoogte en minimaal 1 meter terugliggend aan straatzijde.

Variant: recht optrekken achtergevel mits wordt voldaan aan voldoende afstand ten opzichte van omliggende bebouwing.

De toegestane uitbreiding biedt mogelijkheid tot vergroten wooncomfort passend in het straatbeeld en schaal. Beoogde straatbeeld voldoet aan gestelde uitgangspunten met betrekking tot straatbeeld, schaal en samenhang. Materialisering aansluitend op bestaande.

Afwijkingen:

  • 50% bouwen op de voorgevelrooilijn ten behoeve van accent expressie.

Afwijking toegestaan om 50% te bouwen op de voorgevelrooilijn. Beoogde straatbeeld voldoet aan gestelde uitgangspunten met betrekking tot straatbeeld, schaal en samenhang. Materialisering aansluitend op bestaande.

  • Toestaan terrassen aan voorzijde.

Afwijking toegestaan met terras aan de voorzijde en privacyscherm volgens trend. Beoogde straatbeeld voldoet aan gestelde uitgangspunten met betrekking tot straatbeeld, schaal en samenhang. Materialisering aansluitend op bestaande.

Recht optrekken achterzijde

Op verbeelding [sba-roa]

Achtergevel mag recht worden opgetrokken aan achterzijde tot maximaal 5 meter boven de maximale goothoogte. De bestaande nokhoogte mag hierbij niet worden overschreden. Goothoogte varieert van 3 tot 6 meter, één of twee lagen met kap. Laatste is in tabel aangegeven.

De toegestane uitbreiding biedt mogelijkheid tot vergroten wooncomfort passend in het straatbeeld en schaal. Beoogde straatbeeld voldoet aan gestelde uitgangspunten met betrekking tot straatbeeld, schaal en samenhang. Materialisering aansluitend op bestaande.

Mansardekap

Op verbeelding [sba-mk]

Mansardekap met aangegeven hellingshoeken en maximaal 4 meter boven maximale goothoogte (6 meter) toegestaan.

Trend rond een ingezet symmetrisch straatbeeld af. Ondanks deze afwijkende opbouw blijft straatbeeld voldoen aan gestelde uitgangspunten met betrekking tot schaal en samenhang. Er ontstaat een nieuwe maar duidelijke eenheid. Materialisering aansluitend op bestaande.

Opbouw 2

Op verbeelding [sba-ob2]

Kap mag worden doorgetrokken tot maximaal 3 meter boven de maximale goothoogte van 6 meter. Dakkapel aan straatzijde aansluiten op nok.

Gezien het aantal gerealiseerde opbouwen ontstaat een eenheid qua straatbeeld met behoud van aanwezige schaal. Beoogde straatbeeld voldoet aan gestelde uitgangspunten met betrekking tot straatbeeld, schaal en samenhang. Materialisering aansluitend op bestaande.

Nokverhoging

Op verbeelding [sba-nv]

Dakhelling is te flauw om dakkapellen toe te staan (goothoogte 5 meter). Dakhelling volgens aangegeven hellingshoeken waardoor dakkapellen mogelijk zijn welke voldoen aan de basisvorm.

Dakverhoging biedt mogelijkheid tot vergroten wooncomfort passend in het straatbeeld en schaal. Trend sluit aan bij reeds in Bomenbuurt aanwezige trend oa in Olmenstraat gelegen aan vergelijkbaar complex met een vergelijkbaar straatbeeld.

Beoogde straatbeeld voldoet aan gestelde uitgangspunten met betrekking tot straatbeeld, schaal en samenhang. Materialisering aansluitend op bestaande.

6.4.6 Afwijken van gebruiksregels

Bestemming: Afwijking ten behoeve van:
Gemengd 1 en 2 bedrijf dat niet in zoneringslijst, dan wel in een hogere categorie valt.

Binnen bovenstaande bestemmingen is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) om van bepaalde regels binnen bestemmingsomschrijving af te mogen wijken. Bij toepassing van deze bevoegdheid wordt gekeken of de nieuw functie passend is binnen de bestemming en een vergelijkbare invloed op de omgeving heeft als de al toegestane functies.

6.5 Hoofdstuk 3: Algemene Regels


Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling in de regels houdt in dat dezelfde oppervlakte van gronden, die als maatstaf heeft gediend voor het bepalen van de toelaatbare oppervlakte van (bijvoorbeeld) bouwwerk A, niet nog eens mag dienen als maatstaf voor het bepalen van de toelaatbare oppervlakte van bouwwerk B, voor zover daardoor de oppervlakte van bouwwerk A niet meer aan de betreffende planbepaling voldoet. Deze bepaling dient dus om te voorkomen dat door het “verschuiven” van gronden tussen percelen (met name via al of niet tijdelijke eigendomsoverdrachten) op een van de of op alle betrokken percelen uiteindelijk een bebouwde oppervlakte ontstaat, die groter is dan het plan blijkens de regels beoogt toe te staan. Ook de oppervlaktebepaling van bijvoorbeeld de functie “praktijkruimte” als percentage van de oppervlakte van de woning plus bijbehorende bijgebouwen valt binnen het bereik van deze anti-dubbeltelregel.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

Artikel 22 bevat bepalingen die betrekking hebben op het verbod dat alle gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie. En het verbod op opslaan van ongebruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen.

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

Vrijwaringszone - molenbiotoop (gebiedsaanduiding)

De molen in de Schoterveenpolder is als Molen bestemd. Rondom de molen is een zogenaamde 'molenbiotoop' van toepassing is. Dit houdt in dat in een cirkel van 500 meter rondom de molen alleen via vrijstelling nieuwe bouwwerken en of beplantingen mogen worden geplaatst hoger dan is aangegeven in de regels. Zodoende kan nader afgewogen worden of en in hoeverre deze bouwwerken de molen kunnen belemmeren in zijn windvang en/of de belevingswaarde van de molen aantasten. De belevingswaarde van een molen is groter indien de molen vrij in een ruimte staat waarin geen grootschalige objecten voorkomen.

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

Het bestemmingsplan als bindende verordening is opgebouwd uit objectief vastgelegde ruimtelijke begrenzingen. De mogelijkheden en onmogelijkheden voor het bouwen en het gebruik zijn nauwkeurig vastgelegd. Die ruimtelijke begrenzing is een afgeleide van kadastrale gegevens en de lijnen van de grootschalige basiskaart. Die gegevens in combinatie met planontwikkelingen, kunnen in de praktijk maatafwijkingen opleveren. Ook kan, gelet op voortschrijdende ontwikkelingen toch behoefte zijn een aan grotere hoogte van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut. Starheid van bestemmingsregels mag niet de oorzaak zijn van gekunstelde oplossingen, waarmee de kwalitatieve doelstelling van het bestemmingsplan niet gediend is. Binnen een kader van bescherming van belangen, is door middel van dit artikel enigermate van flexibiliteit mogelijk. Vrijstelling verlenen gebeurt altijd met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, zodat belanghebbenden de mogelijkheid tot bezwaar/beroep hebben wanneer op grond van dit artikel van het plan wordt afgeweken. Een aantal van de gegeven maxima kan op grond van dit artikel in beperkte mate worden overschreden.

Artikel 25 Algemene wijzigingsregels

Het vogelhospitaal aan de Kweektuinstraat verkeert bouwkundig in slechte staat en veroorzaakt overlast. Hierdoor is herhuisvesting op een alternatieve locatie noodzakelijk. Bij vaststelling van het bestemmingsplan is echter nog niet duidelijk of het vogel- hospitaal binnen het gebied van de stadskweektuin een nieuwe locatie zal vinden, of daarbuiten. Aangezien het in ieder geval duidelijk is dat het vogelhospitaal binnen de planperiode van 10 jaar zal verdwijnen van de huideige locatie, is over de huidige locatie een wijzigingsbevoegdheid gelegd (wro zone- wijzigingsgebied 1) , welke het bevoegd gezag de mogelijkheid geeft de bestemming Maatschappelijk te wijzigen naar de bestemming Groen. Indien vestiging van het vogelhospitaal buiten het plangebied onherroepelijk is geworden heeft het bevoegd gezag tevens de mogelijkheid om, voor het gebied dat is weergegeven als wro zone- wijzigingsgebied 2, uit de bestemmings- omschrijving voor de bestemming Maatschappelijk, het begrip ''dierenopvang'' te verwijderen evenals de mogelijkheid gebouwen te realiseren. Hierdoor kan een open zone ontstaan tussen de huidige kassenbebouwing en de Marnixstraat.

6.6 Hoofdstuk 4: Overgangs- En Slotregels


Artikel 26 Overgangsregels

Het overgangsrecht is van toepassing op situaties (gebruik) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan van het nieuwe plan afwijken, dan wel op basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden (bouwwerken). Met deze overgangsregels wordt duidelijk dat die afwijking toegestaan is, maar wel begrensd is tot de bestaande afwijking. Dus de bestaande afwijking qua gebruik mag niet vergroot worden en het bouwwerk mag alleen maar goed onderhouden worden en niet volledig worden herbouwd. Het overgangsrecht is nadrukkelijk niet bedoeld voor bouwwerken die een gebruik kennen dat onrechtmatig is op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. Hoewel Haarlem een actief handhavingsbeleid kent, is het onmogelijk om alle eventuele strijdigheden tijdig te ontdekken. Om die strijdigheden uit te sluiten van het legaliserende effect van de overgangsbepalingen, wordt deze categorie nadrukkelijk uitgesloten van overgangsrecht. Ten behoeve van de bestuurlijke zorgvuldigheid en om in te kunnen spelen op praktische situaties, kennen de overgangsbepalingen ook een afwijkingsmogelijkheid.

Artikel 27 Slotregel

Het laatste artikel van de regels geeft aan hoe dit bestemmingsplan kan worden aangehaald, namelijk als de regels van het bestemmingsplan Bomenbuurt.

Bijlage 1 Zoneringslijst

De zoneringslijst is opgenomen in bijlage 1 van de regels en geeft – voor zover passend binnen de bestemming – op basis van de hindercategorie aan welk type activiteiten zijn toegestaan. Activiteiten die niet in de lijst omschreven staan kunnen – voor zover passend binnen de bestemming – worden beoordeeld op basis van de hinder die ze (kunnen) veroorzaken. Vanuit milieuoverwegingen (zoals lawaai en stank) zowel als vanuit ruimtelijke overwegingen (een bedrijf met een vloeroppervlak van 90 m2 ziet er geheel anders uit dan een bedrijf met een vloeroppervlak van 350 m2) is het wenselijk niet alle werkfuncties toe te laten. Daarom is als bijlage achter de regels een zogeheten Bedrijvenlijst opgenomen. Deze lijst vormt het planologische toetsingskader bij het al dan niet toelaten van een nieuw bedrijf. In deze bijlage wordt uiteengezet hoe de lijst is samengesteld en hoe de toetsing aan de Bedrijvenlijst verloopt. Hierbij moet worden opgemerkt dat naast deze planologische toetsing ook altijd een toetsing in het kader van de Wet milieubeheer (onder meer het verlenen van een milieuvergunning) plaatsvindt wanneer een nieuw bedrijf (de wet spreekt over een inrichting) gevestigd wordt. Naast deze planologische toetsing vindt ook altijd een toetsing plaats in het kader van de Wet milieubeheer (onder meer het verlenen van een milieuvergunning) wanneer een nieuw bedrijf (de wet spreekt over een inrichting) gevestigd wordt.

Milieuzonering is het waar nodig ruimtelijk scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies. De in het gebied voorkomende activiteiten zijn overeenkomstig het huidige gebruik en bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan opgenomen. Voor bestaande werkfuncties die een hogere milieucategorie hebben dan het bestemmingsplan toelaat worden geen uitbreidingsmogelijkheden geboden. De milieuhinder van de bedrijfsfuncties moet passen binnen de voor het gebied geldende categorieën van de bedrijvenlijst. Bedrijven met een hogere milieuhindercategorie zijn slechts toegestaan waar dat nader is aangeduid op de verbeelding.

6.7 Hoofdopzet Verbeelding

In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van behoud van de bestaande situatie waarbij vervanging binnen grenzen mogelijk wordt gemaakt. Voor wat betreft de voor- en achtergevelrooilijnen wordt in het bestemmingsplan aangesloten op de bestaande situatie. Dit houdt in dat de contouren van de originele hoofdbebouwing conserverend worden ingetekend op de verbeelding.

De gemeente Haarlem heeft op de volgende wijze onderzoek gedaan om de bestaande situatie goed in beeld te brengen ten behoeve van de totstandkoming van dit bestemmingsplan en de verbeelding in het bijzonder:

  • bouwblokonderzoek,
  • daarnaast zijn er meerdere locatiebezoeken gebracht aan het plangebied door de kerngroep(leden) om specifieke situaties te controleren c.q. in beeld te krijgen;
  • waar nodig is er een analyse gemaakt van de luchtfoto's uit 2011 en de 360° foto's zoals beschikbaar via het gemeentelijke interne informatienetwerk Stroomlijn;
  • waar nodig is ten behoeve van dit bestemmingsplan het gemeentelijke bouwarchief geraadpleegd met bouwvergunningen, omgevingsvergunningen en vrijstellingen/ontheffingen/afwijkingen.

Met de informatie van deze bronnen is een compleet beeld van het plangebied ontstaan op basis waarvan de bestemmingen, de bouw- en gebruiksmogelijkheden en de bouwvlakken op de verbeelding konden worden vastgelegd en in de regels konden worden geregeld.

6.7.1 Bebouwingsgrenzen

De verbeelding is opgebouwd uit verschillende elementen. Dit zijn:

  • de bestemmingen;
  • de dubbelbestemmingen;
  • bouwvlakken;
  • diverse aanduidingen.

Hieronder wordt verder uitgelegd wat deze elementen inhouden.

De bestemmingen

Op de verbeelding zijn in verschillende kleuren de bestemmingen weergegeven. De bestemmingen worden begrensd door bestemmingsgrenzen. In de regels is per bestemming aangegeven wat deze bestemming inhoudt en welke bouw- en gebruiksregels gelden voor die betreffende bestemming. Voorbeelden van veel voorkomende bestemmingen zijn: wonen, groen, verkeer, maatschappelijk. Soms worden ook verzamelbestemmingen toegepast waarbinnen een grotere diversiteit aan functies mogelijk is, zoals gemengd. Ter onderscheid met de dubbelbestemmingen worden de bestemmingen ook wel enkelvoudige bestemmingen genoemd.

De dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn een aparte vorm van bestemmingen. Dubbelbestemmingen beslaan veelal een groter gebied en omvatten vaak meerdere enkelvoudige bestemmingen. Op de verbeelding zijn ze opgenomen door middel van een arcering. De regels van de dubbelbestemmingen gaan vóór ten opzichte van de regels van de enkelvoudige bestemmingen. Dubbelbestemmingen zijn gericht op de bescherming van specifieke sectorale belangen. Zo is de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' op de bescherming van de archeologische waarden in de ondergrond. Een andere dubbelbestemming is die voor diverse typen grotere leidingen, zoals 'Leiding - water', die worden opgenomen ter bescherming van de betreffende (hoofdtransport)leidingen. Voor de dubbelbestemmingen geldt net als voor de enkelvoudige bestemmingen dat in de regels de specifieke bouw- en/of gebruiksregels zijn opgenomen.

Bouwvlakken

Bouwvlakken zijn een essentieel onderdeel van de verbeelding. Bouwvlakken bestaan uit dikke zwarte lijnen, die aangeven waarbinnen hoofdbebouwing is toegestaan. Bouwvlakken bepalen veelal ook de voorgevelrooilijn van gebouwen of clusters van gebouwen, waardoor ze een belangrijk element vormen bij de bescherming van een bepaald straatbeeld. Ook de achtergevelrooilijn wordt vaak al bepaald met een deel van de bouwvlaklijn. Hier geldt echter vaak een vergunningsvrije bouwmogelijkheid, waar er hier minder sprake is van een beschermend karakter in vergelijking met de voorgevelzijde.

In de meeste gevallen laten de bouwvlakken op de verbeelding in combinatie met de bouwregels, verbetering, vernieuwing, bescheiden vergroting of vervanging met gelijkwaardige bouw toe. Daarbij is rekening gehouden met de nodige flexibiliteit, kwaliteitseisen voor de bebouwing, de woonomgeving en bereikbaarheid. Over het algemeen zijn de bebouwingsgrenzen van de vigerende bestemmingsplannen overgenomen. Daar waar met een ontheffing is afgeweken van het vigerend beleid is de nieuw ontstane situatie opgenomen.

6.7.2 Aanduidingen

In dit bestemmingsplan zijn de volgende aanduidingen conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP) opgenomen:

  1. 1. functieaanduidingen
  2. 2. bouwaanduidingen
  3. 3. maatvoeringsaanduidingen
  4. 4. gebiedsaanduidingen

1. functieaanduidingen

Een functieaanduiding wordt gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van het gebruik, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn onder andere horeca-aanduidingen die aangeven tot welke categorie horeca is toegestaan,

2. bouwaanduidingen

Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet – voor zover van toepassing – van deze bouwaanduidingen gebruik worden gemaakt. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening kan het echter nodig zijn om ook met andere dan de daar genoemde bouwaanduidingen te werken. Dit kan door gebruik te maken van een verzamelaanduiding die aangeeft dat het hier om een specifieke bouwaanduiding gaat.

In bestemmingsplan Bomenbuurt worden zaken met betrekking tot verschijningsvorm in de regels beschreven. De enige bouwaanduidingen die op de plankaart voorkomen betreffen de volgende specifieke bouwaanduidingen:

  • Specifieke bouwaanduiding - orde 1 [sba-01]
  • Specifieke bouwaanduiding - orde 2 [sba-02]
  • Specifieke bouwaanduiding - orde 3 [sba-03]

Deze aanduidingen worden overgenomen uit de waarderingskaart. Afhankelijk van welke ordewaardering is toegekend zijn er specifieke bouwregels en maatvoeringsaanduidingen aan een bouwwerk toegekend.

3. Maatvoeringsaanduidingen

Maatvoeringsaanduidingen hebben betrekking op: afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik.

De hoogtes zijn geïnventariseerd middels een bouwblokonderzoek. De opgenomen maten zijn in hele meters en naar boven afgerond.

Afhankelijk van het type bebouwing wordt een hoogte aangegeven met één van de volgende aanduidingen:

  1. a. maximale goothoogte
  2. b. maximale bouwhoogte
  3. c. maximum bebouwingspercentage
  4. d. bouwhoogte
  5. e. goothoogte

Maximale goothoogte

De aanduiding maximale goothoogte is gebruikt in bouwvlakken die maximaal tot een op de verbeelding aangegeven hoogte mogen worden bebouwd en waarbij het niet bezwaarlijk is om lager dan die aangegeven waarde te bouwen. Deze aanduiding wordt binnen beschermd stadsgezicht alleen gebruikt voor orde 3 bouwwerken en nieuwbouw of bij achterbebouwing.

Maximale bouwhoogte

De aanduiding maximale bouwhoogte is gebruikt in bouwvlakken die maximaal tot een bepaalde hoogte mogen worden bebouwd en waarbij het niet bezwaarlijk is om lager dan die aangegeven waarde te bouwen. Deze aanduiding wordt binnen beschermd stadsgezicht alleen gebruikt voor orde 3 bouwwerken, nieuwbouw of bij achterbebouwing.

Maximum bebouwingspercentage

De maximale oppervlakte van het bouwvlak dat bebouwd mag worden uitgedrukt in percentage.

Bouwhoogte

Op de verbeelding is de bouwhoogte van orde 1 en 2 gebouwen aangegeven met de aanduiding 'bouwhoogte'. Dit wil zeggen dat de bestaande bouwhoogte gehandhaafd dient te blijven.

Goothoogte

Op de verbeelding is de goothoogte van orde 1 en 2 gebouwen aangegeven met de aanduiding 'goothoogte'. Dit wil zeggen dat de bestaande goothoogte gehandhaafd dient te blijven. Boven de goot mag worden afgedekt met een kap of dakvorm binnen de in de bouwregels gestelde voorwaarden.

4. Gebiedsaanduidingen

Gebiedsaanduidingen zijn op de verbeelding opgenomen om voor een op de verbeelding afgebakend gebied een specifieke regeling op te kunnen nemen. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om een wijzigingsgebied, waarvoor de bestemming gewijzigd kan worden. Dit wordt op de verbeelding opgenomen met de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied'. Een ander voorbeeld is de gebiedsaanduiding voor een vrijwaringszone, zoals de 'Vrijwaringszone - zichtlijn'. Op de verbeelding zijn de gebiedsaanduidingen herkenbaar door hun schuine roodgekleurde arceringen.

6.8 Hoofdopzet Waarderingskaart

Het bestemmingsplangebied Bomenbuurt is een aanwijzing tot beschermd stadsgezicht in de zin van artikel 35 van de Monumentenwet op handen. Doel van de aanwijzing is de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te behouden en een nadrukkelijke plaats te geven bij de verdere ontwikkeling binnen het gebied. In het geheel als beschermd stadsgezicht aan te wijzen gebied is het patroon van straten en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing van belang. In het grootste deel van het (voorgenomen) beschermd stadsgezicht is het historisch karakter in sterke mate bewaard gebleven. Ook de profilering en inrichting van de openbare ruimten en de structuur van verkaveling en bebouwing is in een groot deel van het gebied nog blijven bestaan.

Gezien de op handen zijnde aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is voor het plangebied een waarderingskaart voor de gebouwde omgeving opgesteld. De waarderingskaart is een combinatie van de afzonderlijke gebouwen met de waardering van de stedenbouwkundige structuur. Doel van deze kaart is de beschermende werking van het beschermd stads- en dorpsgezicht in het bestemmingsplan juridisch en planologisch te regelen. De waarderingskaart vormt een onderdeel van de toelichting. De waarderingskaart is door middel van een indeling in drie verschillende orden (orde 1, 2, 3 en nieuwbouw), ensembles en seriebouw gekoppeld aan een mate van bescherming in de planregels.

Daarnaast heeft de waarderingskaart tevens een informatieve waarde naar bewoners en gebruikers van het plangebied. De waarderingskaart geeft immers inzicht in verschillende aspecten van het beschermd stadsgezicht op perceelniveau.

De verbeelding heeft een indirecte koppeling met de waarderingskaart. Op de verbeelding zijn gebouwen met Orde 1 en Orde 2 strak bestemd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke bebouwing hier is overgenomen. Voor gebouwen met Orde 3 en Nieuwbouw zijn ruimere contouren aangehouden daar waar het stedenbouwkundig ruimtelijk toelaatbaar is. Zo is bijvoorbeeld voor orde 3 gebouwen een maximale goothoogte aangegeven, terwijl voor orde 1 en 2 gebouwen de bestaande goothoogte is vastgelegd op de verbeelding in combinatie met een te handhaven kaprichting of dakvorm.

Objectwaardering (waardering van afzonderlijke gebouwen)

Orde 1 (rood) betreft gebouwen die beschermd zijn op grond van de Monumentenwet of de gemeentelijk monumentenverordening. In de Monumentenwet 1988 is onder meer bepaald dat het verboden is om monumenten af te breken of te wijzigen. De aangewezen beschermde monumenten zijn daarom conserverend opgenomen in het bestemmingsplan. Aangewezen gemeentelijke en rijksmonumenten worden op de waarderingskaart voorzien van de aanduiding 'Orde 1'. Dit heeft voornamelijk een informatieve waarde. De bescherming zelf is geregeld in de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordering. Het bestemmingsplan heeft geen directe invloed op de bescherming, onderhoud en herstel van het monument. Wel zal bij het bestemmen van de betreffende gebouwen en directe omgeving in het bestemmingsplan waar nodig rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde.

De lijst met monumenten is opgenomen in paragraaf 4.7.

Orde 2 (oranje) betreft gebouwen (ook bruggen) die ouder zijn dan vijftig jaar en die op grond van hun hoge architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage leveren aan het stadsbeeld. De toegevoegde waarde van deze bouwwerken heeft niet alleen betrekking op de aanwezigheid binnen het (voorgenomen) beschermd stadsgezicht, maar ook op individuele architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten van de bouwwerken. Behoud van de specifieke waarden van deze gebouwen voor de gevelwand is het uitgangspunt. Bijlage 4 van de Toelichting bevat een omschrijving van de specifieke waarden per orde 2 pand.

Orde 3 (geel) omvat bouwwerken die ouder zijn dan vijftig jaar en die vanwege hun wisselende architectonische kwaliteit, wat schaal en detaillering betreft passen in de gevelwand maar geen archtectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben. Ook bouwwerken die door ingrijpende wijzigingen hun meerwaarde hebben verloren behoren tot deze categorie. Behoud van de schaal en algemene waarden binnen de gevelwand is voor orde 3 gebouwen het uitgangspunt.

Bij de nieuwbouw (grijs) aanduiding gaat het om gebouwen die de afgelopen vijftig jaren zijn gebouwd. Omdat deze grens steeds opschuift wordt als peilmoment de start van het opstellen van het bestemmingsplan genomen. Het niet-cultuurhistorisch waarderen van panden jonger dan 50 jaar betekent niet dat deze panden geen waarde zouden hebben. Om een goed oordeel te kunnen geven over een gebouwd object wordt ervoor gekozen om een zekere afstand in de tijd te hebben. Door de afstand in tijd is het makkelijker een gebouwd object los te zien van de emoties rondom het ontstaansproces. Ook kan er pas na langere tijd bepaald worden hoe het pand gezien kan worden in zijn tijd; als een typische representant van zijn periode of juist als een uniek en uitzonderlijk object. Tenslotte is het vaak pas na een tijd mogelijk om goed te beoordelen hoe het object zich gedraagt in zijn omgeving en of het bijvoorbeeld mooi veroudert.

Ensembles en seriebouw worden aangegeven op de kaart. Dit betreft gebouwen die in één bouwstroom zijn neergezet. Er is sprake van een ensemble als in de vormgeving van de verschillende gebouwen de suggestie wordt gewekt dat het om een groter gebouw gaat. Seriebouw bestaat uit een aantal gebouwen naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd. Voor ensembles en seriebouw geldt als uitgangspunt dat de samenhang tussen de verschillende gebouwen niet mag worden verstoord. Daarom dient een eventuele bouwkundige ingreep aan de kap/gevel van een onderdeel van een ensemble of seriebouw zodanig te gebeuren dat het betreffende ensemble of seriebouw niet in onevenredige mate wordt verstoord. Bij het bestemmingsplan is naast de verbeelding ook een waarderingskaart toegevoegd. Op de waarderingskaart zijn alle gebouwen die vallen onder het genomineerd beschermd stadsgezicht gewaardeerd. Het doel van de waarderingskaart is de beschermende werking van het toekomstige beschermd stadsgezicht vast te leggen in een indeling in drie verschillende orden, welke zijn gekoppeld aan een mate van bescherming in de planregels.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid, Overleg En Inspraak

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Behoudens de Kleverlaanzone voorziet het bestemmingsplan niet in grote stedenbouwkundige veranderingen in het plangebied. In de Kleverlaanzone wordt uitgegaan van ruimtelijke ingrepen op en rond de Stadskweektuin. Deze ingrepen dienen kostenneutraal te worden uitgevoerd. Inkomsten zoals uit verkoop van de kaatsbaan, uitgifte aan horeca en vogelhospitaal worden ingezet als dekking voor investeringen in het kader van de gebiedsvisie. Het onderhoudsbudget van Stadskweektuin en openbare ruimte in het gebied blijft gelijk. Nieuwe en bestaande functies “bedruipen zichzelf” conform de nota Grondprijzen van de gemeente Haarlem. Verhuur van gebouwen (maatschappelijk in witte gebouw en te behouden helft van de kassen) wordt marktconform en minimaal kostendekkend. De economische uitvoerbaarheid van de lange termijnvisie is (mede) afhankelijk van subsidies en investeringen van derden.

7.2 Uitkomst Watertoets

Naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan Bomenbuurt heeft het Hoogheemraadschap van Rijnland 14 maart 2013 een positief wateradvies voor het plangebied gegeven.

7.3 Uitkomsten Overleg

In het kader van het wettelijk vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) is het ontwerp- bestemmingsplan Bomenbuurt om advies toegezonden aan de volgende instanties:

Dienst Vastgoed Defensie, Hoogheemraadschap Rijnland, Luchtverkeersleiding Nederland, Ministerie van EL & I, Provincie Noord-Holland, Rijkswaterstaat Noord-Holland, Alliander, Waternet, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en het MKB Nederland.

De hier genoemde instanties hebben geen opmerkingen op het ontwerpbestemmingsplan naar voren gebracht.

7.4 Handhaving

Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. Immers, de ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier het beleid inzake de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.

Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, hetgeen een uitstralend effect zal hebben. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor deze projectmatige aanpak. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt met name de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.

Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan tevens plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij digitaal op. Aldus draagt het college zorg voor de handhaving van de bestemmingsplanregels.

Bijlage 1 Zoneringslijst

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is milieuzonering een standaardinstrument voor de ruimtelijke ordening. Milieuzonering is bedoeld om indicatief te beoordelen in hoeverre de woon, werk en recreatieve functies, of (indirect) verkeer, belemmeringen voor elkaar opleveren. Het doel is deze eventuele hinder of belemmeringen te voorkomen in nieuwe situaties en teverhelpen of te beperken in bestaande situaties.

Toepassing milieuzonering

Om de afweging of een bestemming ergens wel of niet past te kunnen maken biedt milieuzonering handvatten (een gebiedstypering en een bedrijvenlijst). De kaart van Haarlem is opgedeeld in gebieden die zich van elkaar onderscheiden door de (mate van) aanwezige functies en is gebaseerd op de situatie in 2001.

Gebiedstypering

Het toenemend intensief en doelmatig ruimtegebruik vraagt om een integrale benadering van de kwaliteit van de leefomgeving. Door te weten waar theoretisch welke bedrijfsactiviteiten en welke duurzaamheidmaatregelen mogelijk zijn, wordt het ruimtelijk plannen eenvoudiger. Zodoende is één integrale kaart en typeringsomschrijving ontwikkeld. In de praktijk bevat het plangebied van een bestemmingsplan meestal meer gebiedstypen en is ieder plangebied weer uniek. Dit is van groot belang voor de ruimtelijke indeling van verschillende functies. In de gebiedstypologie is vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Haarlem terug te vinden. De hoofdgroepen wonen, werken en natuur & recreatie geven de belangrijkste functie binnen een gebiedstype weer. (De tabel typeert op hoofdlijnen. De verfijning dient plaats te vinden op bestemmingsplanniveau.)

Typologie Omschrijving Maximaal toegestane bedrijfscategorie
A Wonen
Overwegend laagbouw in een lage dichtheid Dichtheid < 40 w/ha B
Overwegend laagbouw in een hoge dichtheid Dichtheid = 40 w/ha B
Flatwijk = 50% van het aantal woningen zijn flatwoningen B
Stedelijke centra Historisch centrum en moderne C
B Werken
Corridors/ Gemengd gebied Hoofdfunctie is werken. Bedrijven zijn gemengd met woningen. Werkfuncties langs stadsstructuurwegen. C
Bedrijvigheid Bedrijven geconcentreerd in een gebied C of D
C Natuur en recreatie
Stadsnatuur Alle stedelijke parken en plantsoenen n.v.t.
Dagrecreatie Recreatie gericht op ontspanning voor minder dan een dag Recreatie-
gebonden
Buitengebied/ natuurontwikkeling Landelijke gebied met en zonder woningen B (gebieds- gebonden)

Ad A Wonen

Voor de drie eerstgenoemde woontypologieën zijn in principe categorie B bedrijven altijd toegestaan. Wel kan via het bestemmingsplan besloten worden om in afzonderlijke wijkdelen of straten slechts categorie A bedrijven toe te staan. Feitelijke juridische vastlegging van een dergelijke milieuzonering vindt plaats in bestemmingsplannen. Daarom blijft het onderscheid tussen categorie A en B bestaan. Tot de vierde woontypologie “stedelijke centra” worden de vergrote binnenstad gerekend.

Ad B Werken

Wat betreft de typering 'corridors/gemengd gebied' geldt dat corridors doorgaande routes/verkeersassen met openbaar vervoer zijn, die en verbinding vormen met het centrum (of centrum Schalkwijk) met nadruk op de werkfunctie. Hiertoe wordt de direct nabij gelegen bebouwing links en rechts gerekend. Categorie C bedrijven zijn hier toegestaan. Voor deze bedrijven geldt in principe een indicatieve afstand van 50 meter. De typering van het achterliggende gebied en de bijbehorende toegestane bedrijfscategorieën zijn bepalend voor de toegestane milieuhinder aan de achterzijde van bebouwing in een corridor. In het bestemmingsplan zullen de details nader worden bepaald. Tussen woonwijken en corridors kan nog een tussenvorm herkend worden, wijkontsluitingswegen, die om reden van vereenvoudiging niet apart is getypeerd. Langs deze wegen overheerst de woonfunctie, maar de verkeersintensiteit is relatief hoog en ook hier rijdt veelal openbaar vervoer. Categorie C bedrijven zijn niet ondenkbaar langs wijkontsluitingswegen, maar het aantal dient duidelijk lager te liggen dan in corridors.

Ad C Natuur en recreatie

Onder stadsnatuur” worden naast openbare parken ook begraafplaatsen gerekend. Onder 'dagrecreatie' wordt naast groengebied buiten de stad ook sport gerekend. In deze gebiedstypen kunnen gebiedsgebonden activiteiten worden toegestaan en kan eventueel horeca ook een plek krijgen. Voor het “buiten-/ natuurontwikkelingsgebied” geldt dat gebiedsgebonden bedrijfsactiviteiten tot categorie B zijn toegestaan. In sommige gevallen zal categorie C toelaatbaar zijn, afhankelijk van de nabijheid van gevoelige bestemmingen en de verkeersaantrekkende werking.

Bedrijvenlijst

De door bedrijven veroorzaakte mate van hinder is weergegeven in een categorie indeling, daarbij geldt hoe lager het categoriecijfer des te minder hinder een bedrijf oplevert. De categorieën A en B zijn in principe in de hele stad Haarlem toegestaan. Voor een specifieke locatie (zoals een woonwijk in lage dichtheid) kan bepaald worden dat alleen een categorie A of geen bedrijvigheid is toegestaan. Bedrijven van categorie C en D (en in uitzonderlijke gevallen E) dienen per definitie nader beoordeeld te worden op de daadwerkelijke hinder (in relatie tot de geplande locatie) door de afdeling milieu. Dit geldt voor alle nieuwe bestemmingsplannen.

Steeds meer bedrijven vallen onder Algemene Maatregel van Bestuur en zijn niet meer vergunningplichtig. Er zijn dus minder bedrijven waaraan specifieke eisen kunnen worden gesteld via een vergunning. Voor een deel wordt dit ondervangen met de preventieve werking van het instrument milieuzonering. Daarmee is milieuzonering een belangrijk instrument. De bedrijvenlijst (milieuzoneringslijst) garandeert deze preventieve werking voldoende.

Zoneringslijst - staat bedrijfsactiviteiten - functiemenging
SBI-
CODE
OMSCHRIJVING
- Cate-gorie
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B
15
15 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B
1552 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B
1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2500 kg meel/week B
1584 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B
1584 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B
1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider e.d. B
17
17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 Vervaardiging van textielwaren B
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B
18
18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer B
20
20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 B
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B
22
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 Uitgeverijen (kantoren) A
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B
2223 Grafische afwerking A
2223 Binderijen B
2224 Grafische reproduktie en zetten B
2225 Overige grafische aktiviteiten B
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media A
24
24 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2442 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 - verbandmiddelenfabrieken B
26
26 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
2615 Glasbewerkingsbedrijven B
262, 263 Aardewerkfabrieken:
262, 263 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B
267 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 - indien p.o. < 2.000 m² B
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B
28
28 VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 B
284 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 B
2852 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. > 200 m2 C
2852 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 B
287 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 B
30
30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 Kantoormachines- en computerfabrieken B
33
33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. B
36
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 A
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. B
363 Muziekinstrumentenfabrieken B
3661.1 Sociale werkvoorziening B
40
40 PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 - < 10 MVA B
40 Gasdistributiebedrijven:
40 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A A
40 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B
40 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 - blokverwarming B
41
41 WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 - < 1 MW B
45
45 BOUWNIJVERHEID
45 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 B
50
50 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B
5020.4 Autobeklederijen A
5020.5 Autowasserijen B
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B
51
51 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 Handelsbemiddeling (kantoren) A
5134 Grth in dranken C
5135 Grth in tabaksprodukten C
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 Grth in overige consumentenartikelen C
5148.7 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton B
5153 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 - algemeen C
5153 - indien b.o. < 2000 m2 B
5153.4 zand en grind:
5153.4 - indien b.o. < 200 m² B
5154 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 - algemeen C
5154 - indien b.o. <2.000 m² B
5156 Grth in overige intermediaire goederen C
5162 Grth in machines en apparaten, exclusief machines voord de bouwnijverheid C
517 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. C
52
52 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
52 Detailhandel voor zover n.e.g. A
5211/2,5246/9 Supermarkten, warenhuizen B
5222, 5223 Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken A
5224 Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel A
5231, 5232 Apotheken en drogisterijen A
5249 Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt A
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A
55
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5511, 5512 Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra A
553 Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. A
554 Café's, bars A
554 Discotheken, muziekcafé's B
5551 Kantines A
5552 Cateringbedrijven B
60
60 VERVOER OVER LAND
6022 Taxibedrijven B
6024 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² C
603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B
61, 62
61, 62 VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) A
63
63 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6321 Autoparkeerterreinen, parkeergarages C
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) A
633 Reisorganisaties A
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) A
64
64 POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten C
642 Telecommunicatiebedrijven A
642 zendinstallaties:
642 - FM en TV B
642 - GSM en UMTS-steunzenders B
65, 66, 67
65, 66, 67 FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen B
70
70 VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
70 Verhuur van en handel in onroerend goed A
71
71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 Personenautoverhuurbedrijven B
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) C
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. C
72
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. A
72 Switchhouses B
73
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74
74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren A
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. A
75
75 OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
75 Openbaar bestuur (kantoren e.d.) A
7525 Brandweerkazernes C
80
80 ONDERWIJS
801, 802 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs B
803, 804 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs B
85
85 GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8512, 8513 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven A
8514, 8515 Consultatiebureaus A
853 Verpleeghuizen B
853 Kinderopvang B
9001 rioolgemalen B
91
91 DIVERSE ORGANISATIES
9111 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) A
9131 Kerkgebouwen e.d. B
9133.1 Buurt- en clubhuizen B
92
92 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
9213 Bioscopen C
9232 Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen C
9234 Muziek- en balletscholen B
9234.1 Dansscholen B
9251, 9252 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. A
9261.1 Zwembaden: overdekt C
9261.2 Sporthallen B
9261.2 Maneges C
9261.2 Bowlingcentra B
9262 Schietinrichtingen:
9262 - binnenbanen: boogbanen A
9262 Sportscholen, gymnastiekzalen B
9271 Casino's C
9272.1 Amusementshallen B
93
93 OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 Wasverzendinrichtingen B
9301.3 Wasserettes, wassalons A
9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten A
9303 Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra A
9304 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden B
9305 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. A

Bijlage 1 Wm Bedrijvenlijst

Bijlage 1 Wm bedrijvenlijst

Bijlage 2 Geluidonderzoek

Bijlage 2 Geluidonderzoek

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 4 Redengevende Omschrijving Orde 2 Panden

Bijlage 4 Redengevende omschrijving orde 2 panden

Bijlage 5 Waarderingskaart

Bijlage 5 Waarderingskaart

Bijlage 6 Trendkaart

Bijlage 6 Trendkaart