KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Centrum - 1
Artikel 5 Gemengd - 3
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Horeca
Artikel 8 Kantoor
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Sport
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Begrenzing Van Het Plangebied
1.2 Aanleiding Tot Actualisering Van Het Bestemmingsplan
1.3 Doel Van Het Bestemmingsplan
1.4 Geldende Planologische Regelingen
1.5 Bestemmingsplanprocedure
1.6 Leeswijzer Plantoelichting
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Korte Historische Schets
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.3 Functionele Structuur
2.4 Openbare Ruimte
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijks- En Provinciaal Beleid
3.2 Gemeentelijk Beleid
3.3 Samenvatting Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieuzoneringen
4.3 Geluid
4.4 Bodem
4.5 Water
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Windhinder
4.8 Natuurwaarden
4.9 Archeologie
4.10 Vliegverkeer
4.11 Duurzaamheid En Energie
4.12 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Visie Op Het Plangebied
5.2 Ontwikkeling
5.3 Uitvoeren
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
6.2 Juridische Planopzet
6.3 Hoofdstuk 1: Inleidende Regels
6.4 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
6.5 Hoofdstuk 3: Algemene Regels
6.6 Hoofdstuk 4: Overgangs- En Slotregels
6.7 Hoofdopzet Verbeelding
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid, Overleg En Inspraak
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Uitkomsten Overleg
7.3 Handhaving
Bijlage 1 Bedrijven Vallend Onder Wet Milieubeheer
Bijlage 2 Geluid
Bijlage 3 Wateradvies Hoogheemraadschap Van Rijnland
Bijlage 4 Veiligheidsadvies Brandweer Kennemerland
Bijlage 5 Reacties Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Schalkstad

Bestemmingsplan - Haarlem

Vastgesteld op 26-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aan-huis-verbonden-beroep:

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met een maximum van 35 procent van het bruto vloeroppervlak (bvo) en met een maximum van 50 vierkante meter.

1.2 aanbouw en uitbouw:

een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid op de verbeelding, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanlegvergunning:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk geen gebouw zijnde.

1.7 archeologisch deskundige:

professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.

1.8 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.9 archeologisch rapport:

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.

1.10 archeologisch waardevol gebied:

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.11 archeologische waarde:

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

1.13 bed & breakfast:

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning met behoud van de woonfunctie, waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal 2 kamers en 4 slaapplaatsen.

1.14 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.15 begane grond:

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0392.BP9080002-0003 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.20 bijgebouw:

een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 bruto vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.

1.29 dakhelling:

de hoek die een dakvlak maakt met het horizontale vlak.

1.30 dakkapel:

een zich in een dakvlak bevindende uitbouw.

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.

1.32 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen.

1.33 evenement:

periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten.

1.34 gastouderopvang

gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met een maximum van 35 procent van het bruto vloeroppervlak (bvo) en met een maximum van 50 vierkante meter.

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.37 horeca 1:

horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen en gelijkwaardige horecabedrijven gerelateerd aan openingstijden en detailhandel.

1.38 horeca 2:

horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken, waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes en gelijkwaardige horecabedrijven.

1.39 horeca 3:

horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals cafés en eetcafés en gelijkwaardige horecabedrijven.

1.40 kamerverhuurbedrijf:

het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

1.41 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, camper of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen voor recreatief nachtverblijf.

1.42 kantoor:

een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.

1.43 kiosk:

klein gebouw in de openbare ruimte waar goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt.

1.44 kunstwerk:

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.

1.45 onderdoorgang/overbouwing:

een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.46 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van die bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde waterpeil.

1.47 plan:

het bestemmingsplan Schalkstad van de gemeente Haarlem.

1.48 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.49 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.50 standplaats

een plaats in de openbare ruimte waar met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel:

  1. a. bedrijfsmatig goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt;
  2. b. voorlichting wordt gegeven al dan niet met promotionele activiteiten.

1.51 straatmeubilair:

andere bouwwerken die zijn bedoeld als openbare voorziening, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, urinoirs, zitbanken, bloemen- en plantenbakken, prullenbakken, gedenktekens, speelvoorzieningen, straatverlichting, abri's en bouwwerken van beperkte omvang ten dienste van verkeer, waterhuishouding en voorzieningen van openbaar nut.(vergunningvrij op grond van Besluit omgevingsrecht bijlage II)

1.52 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.

1.53 verkooppunt van motorbrandstoffen:

een inrichting waar door middel van een of meer pompinstallaties motorbrandstoffen worden verkocht en geleverd.

1.54 verkoopvloeroppervlakte:

het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.55 voorgevelrooilijn:

de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.

1.56 voorzieningen van openbaar nut

voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.57 waterberging:

een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.

1.58 wet:

1.59 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

  1. a. afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

  1. b. bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte;

  1. c. dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. d. goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte;

  1. e. verticale diepte van een ondergronds bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer;

  1. f. inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. g. oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  1. h. breedte dakvlak bij dakdoorbreking:

de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.

2.2 Overschrijden bouwgrenzen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  1. a. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m;
  2. b. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10 % van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 m. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,2 m boven de rijweg met inbegrip van een strook van 0,6 m breedte ter weerzijde van de rijweg, dan wel 2, 2 m boven een fiets- en/of voetpad;
  3. c. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 m boven peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. autowasserijen, autoreparatie- en servicebedrijven en verkooppunt voor motorbrandstoffen uitgezonderd LPG;
  2. b. bij deze bestemming behorende bedrijfsgebouwen;
  3. c. uitsluitend voorzieningen van openbaar nut ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  4. d. tevens voor windschermen en luifels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - windschermen en luifels';
  5. e. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

3.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Bedrijf' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

Artikel 4 Centrum - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel met uitzondering van supermarkten, dienstverlening, horeca tot en met categorie 1;
  2. b. tevens voor supermarkten ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  3. c. detailhandel uitgesloten ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten';
  4. d. tevens voor sportschool ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportschool';
  5. e. tevens voor maatschappelijke voorzieningen - zoals genoemd onder artikel 9 - ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  6. f. tevens voor horeca tot en met categorie 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  7. g. uitsluitend voor passages ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - passage';
  8. h. tevens voor onderdoorgangen ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  9. i. bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, waterberging, bergbezinkbassins,voorzieningen van openbaar nut, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, tuinen, erven en terreinen, wegen en paden.

4.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Centrum - 1' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

Artikel 5 Gemengd - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

5.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Gemengd - 3' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

5.3 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 17 Algemenegebruiksregels gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. 1. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. 2. Het bepaalde in sub 1 geldt niet voor een kamerverhuurbedrijf, bed &breakfast:.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. openbare groenvoorzieningen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. bij de bestemming behorende waterlopen en waterpartijen, speelvoorzieningen, straatmeubilair,kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, reclameuitingen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

6.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Groen' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de bouwhoogte van 'speelvoorzieningen' mag niet meer dan 5 m bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 3 m bedragen;
  3. c. de oppervlakte per 'ander bouwwerk' mag niet meer dan 10 m² bedragen;
  4. d. de diepte van een (ondergronds) bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen.

6.3 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en een hogere bouwhoogte voor speelvoorzieningen toestaan;
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in lid 3 sub 1 voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeerssituatie ter plaatse;
    3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    4. d. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca 1 en horeca 2;
  2. b. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden,erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen en (ondergrondse) parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Horeca' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

Artikel 8 Kantoor

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. tevens voor onderdoorgangen ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  3. c. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Kantoor' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

8.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de bestemming van de gronden wijzigen met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. het gebruik van de kantoren kan hetzij geheel hetzij gedeeltelijk gewijzigd worden naar 'dienstverlening' en/of 'maatschappelijk voorzieningen' - als bedoeld in artikel 9 - en/of 'horeca tot en met categorie 3';
  2. b. het te realiseren aantal parkeerplaatsen moet in overeenstemming zijn met de parkeernorm uit de Haarlemse Bouwverordening.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bibliotheek, buurtcentrum, educatieve voorzieningen, gezondheidszorg, openbare dienstverlening, (para)medische voorzieningen, praktijkruimte, verenigingsleven, welzijnsinstelling;
  2. b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden horeca tot en met categorie 1;
  3. c. onderdoorgangen ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  4. d. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. fitnesscentrum, skeelerbaan, speelterrein, sportcentrum, sporthal, sportschool, sportzaal, squashcentrum, tennisbaan;
  2. b. het houden van tijdelijke sportevenementen met een totale omvang van minder dan 250.000 bezoekers per jaar;
  3. c. tevens voor horeca tot en met categorie 3 met dien verstande dat dit gebruik niet meer dan 20% van bruto vloeroppervlak van de bebouwing omvat;
  4. d. tevens voor maatschappelijke voorzieningen - als bedoeld in artikel 9 -, met dien verstande dat dit gebruik niet meer dan 20% bruto vloeroppervlak van de bebouwing omvat;
  5. e. tevens voor wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  6. f. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken' groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

10.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Sport' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. straten en wegen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. terrassen en uitstallingen;
  5. e. tevens voor bruggen ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  6. f. tevens voor openbaar vervoerstation ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation';
  7. g. tevens voor parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  8. h. tevens voor fietsenstalling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling';
  9. i. tevens voor windschermen en luifels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - windschermen en luifels';
  10. j. tevens voor aaneengesloten garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  11. k. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, reclameuitingen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

11.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Verkeer' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

11.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

11.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en toestaan dat een Wmo-voorziening in openbaar toegankelijk gebied wordt geplaatst, mits:

  1. a. er is geen achterom aanwezig bij de woning;
  2. b. de hoogte van de voorziening mag maximaal 1,3 m bedragen;
  3. c. de oppervlakte van de voorziening mag maximaal 4 m² bedragen.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging, waterbeheer en waterhuishouding;
  2. b. waterlopen en waterpartijen;
  3. c. verkeer te water;
  4. d. tevens voor bruggen ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  5. e. waterstaatkundige voorzieningen, zoals bruggen, taluds en oevers, sluizen, stuwen, dammen, kademuren, duikers, gemalen en overige kunstwerken;
  6. f. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, kunstobjecten.

12.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Water' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de bouwhoogte van gemalen mag niet meer dan 3 m bedragen en de oppervlakte mag niet meer dan 15 m² bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 5 m bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 1 m bedragen.

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep, gastouderopvang of bed & breakfast:;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, bergingen, tuinen, erven en terreinen.

13.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Wonen' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

13.3 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 17 Algemenegebruiksregels gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. 1. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. 2. Het bepaalde in sub 1 geldt niet voor een kamerverhuurbedrijf, bed &breakfast:.

Artikel 14 Waarde - Archeologie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde- Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

14.2 Bouwregels

  1. 1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
    1. a. ter plaatse van de aanduiding 'waarde - archeologie 4' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 2.500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen.
  2. 2. Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
    1. a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. b. het doen van opgravingen;
    3. c. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
  3. 3. Het bepaalde in lid 2 sub 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

14.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermings- waardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

14.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  2. 2. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    1. a. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van de gemeentearcheoloog, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    2. b. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.

14.5 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning

  1. 1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
    1. a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. b. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    4. d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    5. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    6. f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. g. diepploegen;
    8. h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    9. i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    10. j. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. 2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. b. dan wel de oppervlakte- dan wel de dieptemaat niet overschrijdt, behorende bij de archeologiecategorie genoemd in lid 2 die voor die gronden van toepassing zijn;
    3. c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
    4. d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 4 bedoeld, is verleend;
    5. e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  3. 3. Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
    1. a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek of een waardestellend rapport kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. b. de aanvrager een waardestellend rapport heeft overgelegd waarin de archeologische van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op:
      • het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • het doen van opgravingen;
      • begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

14.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een andere archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 2, in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. a. de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10%;
    2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
    3. c. het overschrijden van de in het plan aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons, luifels, erkers, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van een gebouw tot een maximum van 1,5 m;
    4. d. het overschrijden van de in het plan aangegeven hoogten ten behoeve van centrale technische voorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in lid 1, sub a. tot en met d. voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeerssituatie ter plaatse;
    3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    4. d. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 17 Algemene Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. a. prostitutie en seksinrichtingen;
  2. b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Bouwen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

18.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

18.3 Afwijken overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

18.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

18.6 Verboden hervatten gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

18.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan Schalkstad.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Begrenzing Van Het Plangebied


Het plangebied van bestemmingsplan Schalkstad ligt centraal in het stadsdeel Schalkwijk en beslaat een oppervlakte van 18,3 hectare (zie afbeelding 1). Aan de westzijde grenst Schalkstad aan de Europawijk. De Europaweg vormt de plangrens aan de westzijde, de Aziëweg aan de noordzijde. Ten noorden van het plangebied bevinden zich de kantorenlocatie van Schalkwijk en de Boerhaavewijk. Aan de oostzijde van Schalkstad ligt Meerwijk. Hier vormt de oostelijke oever van de Amerikavaart de grens van het plangebied. Aan de zuidzijde loopt de plangrens over en langs de Europaweg, over het Roosje Vospad, het Haya van Somerenpad en verder via de zuidzijde van de bibliotheek aan het Fie Carelsenplein en de flat aan de Briandlaan. .

1.2 Aanleiding Tot Actualisering Van Het Bestemmingsplan


Voor het plangebied Schalkstad is de belangrijkste reden om een nieuw bestemmingsplan te maken, dat er verouderde bestemmingsplannen van kracht zijn, die vervangen moeten worden. Gebieden waar verouderde bestemmingsplannen gelden, kennen onvoldoende rechtszekerheid en onvoldoende bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen. Ook zijn verouderde bestemmingsplannen wat betreft regelgeving vaak zeer gedetailleerd en weinig flexibel. Verder mogen bestemmingsplannen op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening uit 2008 niet ouder dan 10 jaar zijn.

Momenteel zijn binnen het plangebied verschillende bouwprojecten als onderdeel van het project Schalkstad in voorbereiding. De gemeente Haarlem heeft de intentie om samen met de Vereniging van Eigenaren het gebied te ontwikkelen tot een multifunctioneel knooppunt. Het is de bedoeling dat de detailhandelsfunctie verder versterkt wordt en er woningen in het plangebied gerealiseerd worden. De huidige planologische regelingen die van toepassing zijn op het plangebied voorzien niet in deze ontwikkelingen. Met dit bestemmingsplan worden de op stapel staande ontwikkelingen echter nog niet mogelijk gemaakt, aangezien de verwezenlijking ervan nog niet zeker genoeg is gesteld.

Zo zijn de stedenbouwkundige programma's nog niet zover ingevuld dat ze in de planologisch-juridische regelingen van een bestemmingsplan gegoten kunnen worden. Ook zijn er nog gesprekken gaande over de financiering van de verschillende deelprojecten van het project Schalkstad. De deelprojecten, waarvoor nu dus nog geen regeling in het bestemmingsplan op te nemen valt, zullen in de komende jaren mogelijk gemaakt worden op basis van afzonderlijke planologische procedures.

1.3 Doel Van Het Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Schalkstad bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De regels bevatten juridische regels over het gebruik van de ruimte. Deze regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels. De toelichting, tenslotte, is de onderbouwing van regels en verbeelding. Hierin wordt beschreven wat het doel is van het bestemmingsplan en wat de toekomstige ontwikkeling van het gebied is. Er wordt ingegaan op onderwerpen die voor die ontwikkeling van belang zijn, zoals de stedenbouwkundige structuur, de haalbaarheid van het plan en milieuhygiënische aspecten.

Hoofddoel van het nieuwe bestemmingsplan Schalkstad is het geven van een actueel planologisch/juridisch kader, waarbinnen de bestaande situatie adequaat wordt geregeld. Het consoliderende karakter van het plan krijgt juridisch gestalte door de gedetailleerde bestemmingen die op de verbeelding zijn aangegeven. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur en voortzetting van het huidige toegelaten gebruik vormen daarbij belangrijke uitgangspunten.

1.4 Geldende Planologische Regelingen

Binnen het plangebied Schalkstad gelden de volgende bestemmingsplannen (aangevuld met de 'aanvullende bebouwingsvoorschriften' uit 1974):

Nummer Naam van het plan Vastgesteld Goedgekeurd
908 Stadsdeelcentrum Schalkwijk, deel 1 14-05-'69 12-05-'70
913A Stadsdeelcentrum II 18-06-'86 21-10-'86
914 Schalkwijk D2 18-06-'86 17-03-'67
905bp004 Zuidtangent fase 2 Europaweg 21-07-'99 21-10-'99
906bp002 Zuidtangent Fase 2 Aziëweg 21-07-'99 21-10-'99
912 Schalkwijk wijk C eerste uitwerking 19-02-'69 07-04-'70
907 Uitbreidingsplan Europawijk zuid 24-06-'64 08-06-'65
801 Facetbestemmingsplan Archeologie 02-07-'09 N.v.t.

Tabel 1 Overzicht planologische regelingen die (deels) vervangen worden

Daarnaast zijn in het verleden enkele bouwinitiatieven met een vrijstelling op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening mogelijk gemaakt. Deze worden nu opgenomen in het bestemmingsplan Schalkstad.

Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Schalkstad zullen de in het schema genoemde plannen voor zover ze binnen het plangebied van bestemmingsplan 'Schalkstad' liggen, hun rechtskracht verliezen. Alleen het bestemmingsplan 'Stadsdeelcentrum Schalkwijk, deel 1' wordt in zijn geheel vervangen door het bestemmingsplan Schalkstad.

1.5 Bestemmingsplanprocedure

Het bestemmingsplan Schalkstad heeft, net als ieder bestemmingsplan, de wettelijke procedure doorlopen. Het concept van het ontwerpbestemmingsplan is voor het wettelijk overleg in de zin van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorgelegd aan verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. Ook is in het kader van participatie overleg gevoerd met de betrokken wijkraad in het plangebied. De gemaakte opmerkingen van de wijkraad en de reacties naar aanleiding van het wettelijk overleg, hebben niet geleid tot een inhoudelijke aanpassing van het concept ontwerp bestemmingsplan Schalkstad.

Vervolgens heeft het college van burgemeester en wethouders na bespreking in de commissie Ontwikkeling het ontwerpbestemmingsplan vrijgegeven voor een terinzagelegging overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Na publicatie heeft het ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegen. In die tijd kon iedereen zowel mondeling als schriftelijk zienswijzen naar voren brengen bij de gemeenteraad. De gemeente heeft in deze periode ook een informatiebijeenkomst georganiseerd over het nieuwe bestemmingsplan.

Na de verwerking van de zienswijzen en ambtshalve aanpassingen besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan.

Na aanpassing van het bestemmingsplan, met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen, wordt het vastgestelde bestemmingsplan opnieuw zes weken ter inzage gelegd en vangt de beroepstermijn aan. Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.

1.6 Leeswijzer Plantoelichting

Om een visie te ontwikkelen op een plangebied is het enerzijds van belang om inzicht te krijgen in de verschijningsvorm en het functioneren van een gebied. Anderzijds is een inventarisatie van beleidsdocumenten nodig omdat deze documenten immers het kader vormen voor de toekomstige ontwikkeling van een gebied.

Hoofdstuk 2 gaat in op de bestaande ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. Door eerst in te gaan op de ontstaansgeschiedenis van het gebied wordt de huidige verschijningsvorm voor een belangrijk deel verklaard. In dit hoofdstuk wordt verder aandacht besteed aan de in het plangebied voorkomende functies.

In hoofdstuk 3 passeren de voor het plangebied relevante beleidsdocumenten de revue. Sommige beleidsdocumenten zijn gebiedsgericht, zoals het Structuurplan Haarlem 2020. Andere beleidsdocumenten hebben een meer thematische invalshoek, zoals het Haarlems Verkeers- en Vervoersplan. Per document wordt kort samengevat welke kaders er voor de inrichting en/of voor de functies in het plangebied zijn vastgelegd.

Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten en de resultaten van de verschillende onderzoeken. Het gaat hierbij om alle zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen.

In hoofdstuk 5 wordt aangegeven hoe de inventarisatie van de bestaande situatie, de beleidsdocumenten, en onderzoeken zoals beschreven in de hoofdstukken 2, 3 en 4 vertaald zijn naar concrete ruimtelijk- functionele uitgangspunten.

In hoofdstuk 6 wordt aangegeven welke bestemmingen in het plan zijn opgenomen en hoe deze de inhoud van het plan regelen.

In hoofdstuk 7 wordt de financieel-economische uitvoerbaarheid beschreven en wordt ingegaan op de participatie. De resultaten van het overleg in de zin van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening zijn opgenomen in bijlage 5 Reacties artikel 3.1.1 Bro-overleg bij de toelichting.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Korte Historische Schets

Het stadsdeel Schalkwijk is hét grote uitbreidingsgebied van Haarlem uit de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw. Hoewel dit vroegere veenweidegebied vrij geïsoleerd lag ten opzichte van de stad, bood het door zijn omvang voldoende mogelijkheden om woningen te bouwen: voorzien werd in de bouw van ongeveer 10.000 woningen. Het huidige Schalkwijk heeft zo'n 35.000 inwoners en is daarmee vergelijkbaar met plaatsen als Wageningen of Gorinchem.

2.2 Ruimtelijke Structuur

Het stadsdeel Schalkwijk is opgebouwd uit vier woonwijken in het patroon van een molenwiek (Europawijk, Boerhaavewijk, Meerwijk en Molenwijk) met het winkelcentrum Schalkstad in het midden. De randen van Schalkwijk worden gevormd door het Spaarne, de Ringvaart met de Meervaartplas en de Molenplas.

De wegenstructuur in het stadsdeel bestaat uit een hiërarchische verkeersstructuur: stadsdeelontsluiting, wijkontsluiting en verkeersluwe gebieden. In Schalkwijk vormen de noord-zuid gerichte Europaweg en Amerikaweg de hoofdassen in de wegenstructuur. Deze wegen verwerken het doorgaande verkeer en vormen de primaire ontsluiting van het stadsdeel en zijn dus van groot belang voor de bereikbaarheid van Schalkstad. Het plangebied is op deze manier goed ontsloten voor het gemotoriseerd verkeer.

Ten noorden van het plangebied rijdt de HOV-buslijn R-Net (voorheen: Zuidtangent) over een eigen vrije busbaan tussen station Haarlem en station Amsterdam Bijlmer ArenA via Hoofddorp en Schiphol.

2.3 Functionele Structuur

Kenmerkend voor de huidige structuur van stadsdeel Schalkwijk is de functionele scheiding.

Commerciële voorzieningen

Het overwegend overdekte winkelcentrum Schalkstad kent circa 25.000 m2 verkoopvloeroppervlak (v.v.o.) aan winkelruimte. Meer dan 125 verschillende winkels zorgen voor een ruim aanbod van producten in de sectoren food (ongeveer 5.000 m2) en non-food (ongeveer 20.000 m2).

Schalkstad heeft met name een verzorgende functie voor het zuidelijk deel van Haarlem, maar op basis van het winkelaanbod vervult dit detailhandelscluster ook een belangrijke rol voor kleinere kernen in de omgeving van Haarlem. Hiermee is het stadsdeelcentrum bovenlokaal verzorgend.

Het winkelcentrum kent als grootschalige winkels - dat wil zeggen winkels met een verkoopvloeroppervlak van 1.500 m2 en groter - in de non-food sector een V&D, Hema en C&A. In de food sector bevinden zich twee supermarkten met een oppervlak groter dan 1.500 m2, te weten een Albert Heijn en een Dekamarkt.

Behalve winkels komen ook aan detailhandel gerelateerde en ondergeschikte functies voor, zoals daghoreca in de vorm van bijvoorbeeld een lunchroom, snackbar, fast food, eethuis, restaurant of pizzeria. Overige commerciële functies in het plangebied betreffen zaken in dienstverlening zoals bankfilialen, reisbureaus, een zelfstandig kantoorgebouw aan de Ceylonpoort en autowasstraat Jordan Carwash aan de Costa Del Sol.

Bij Schalkstad komt ook ambulante handel voor. Wekelijks is er een dagmarkt op het Californiëplein en nabij de entree aan het Floridaplein is er een standplaats voor een kraam.


Kantoren

In de toren aan de Ceylonpoort (voormalig VNU-gebouw) zijn enkele kleine kantoren van bedrijven gevestigd. Het kantoorgebouw huisvestte tot begin 2013 tijdelijk ook onderdelen van de Provincie Noord-Holland.


Maatschappelijke voorzieningen

Aan de zuidzijde van het plangebied bevinden zich enkele maatschappelijke voorzieningen. Het gaat hierbij om bibliotheek Schalkwijk aan het Fie Carelsenplein, een politiebureau aan de Costa Del Sol en een vestiging van Loket Haarlem voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening aan het Rivièraplein. Deze voorzieningen vervullen een functie voor het gehele stadsdeel Schalkwijk.


Wonen

Zoals aangegeven bij de beschrijving van de ruimtelijk-functionele structuur komt de woonfunctie in het plangebied slechts in beperkte mate voor. De hoogbouwflats aan de Costa Del Sol en de Briandlaan zijn in het bezit van een corporatie die de afzonderlijke wooneenheden in deze gebouwen verhuurt. Ook zijn er wooneenheden boven bibliotheek Schalkwijk aan het Fie Carelsenplein.

Recreatie

Aan de zuidzijde van het plangebied bevindt zich aan het Fie Carelsenplein een sporthal, de Spaarnehal. Aan de westzijde van deze sporthal kan in de openbare ruimte gebasketbald worden. Aan het Californiëplein is een fitnesscentrum Jordan Sports gevestigd.

Verkeer en vervoer

Voor de ontsluiting van Schalkstad voor autoverkeer spelen naast de Europaweg ook de Amerikaweg, de Aziëweg en de Briandlaan een belangrijke rol. Via de Briandlaan kan het autoverkeer namelijk zowel het centraal in Schalkstad gelegen parkeerterrein aan het Californiëplein bereiken, als de aan het Floriadeplein gelegen parkeergarage. De Aziëweg zorgt eveneens voor ontsluiting van deze parkeergarage, maar ontsluit ook het langs deze weg gelegen kantoorgebouw. Aan de zuidwestzijde wordt het gebied ontsloten via de Costa Del Sol.

Rond het winkelcentrum Schalkwijk zijn grote parkeervoorzieningen aanwezig met in totaal 1.532 parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen zijn als volgt verdeeld:

  • parkeergarage aan de noordkant (Floriadeplein) met 592 parkeerplaatsen;
  • parkeerterrein middengebied (Californiëplein) met 612 parkeerplaatsen;
  • parkeerterrein westkant (Andalusië) met 106 parkeerplaatsen.

Verder is er een aantal losse parkeerplaatsen: Rivièraplein 55, Ceylonpoort 30, Haverkortplein 15, expeditieterreinen 110, losse plaatsen 12.

R-Net heeft als regionale snelbusverbinding een flinke impuls gegeven aan het openbaar vervoer in Schalkwijk. R-Net rijdt van Amsterdam-Zuidoost via Amstelveen, Schiphol en Hoofddorp naar Haarlem en vice versa. In Schalkwijk rijdt R-Net via de Aziëweg en de Europaweg naar het NS-station Haarlem. Op de Aziëweg en de Europaweg kent het tracé van de Zuid-tangent een exclusieve infrastructuur ten opzichte van het overige snelverkeer. Wel maken andere buslijnen gebruik van de vrije busbaan. Eén van de haltes van deze snelbus bevindt zich aan de Aziëweg ten noorden van het winkelcentrum Schalkwijk.

In Schalkwijk wordt dit netwerk verder aangevuld met bussen die hun route beginnen en eindigen bij de halte Schalkwijk-Centrum van R-Net. Op deze manier ontstaat een overstapmogelijkheid tussen twee typen openbaar vervoer. Om ook een overstap tussen de fiets en het openbaar vervoer te stimuleren bevinden zich in de nabijheid van halte Schalkwijk-Centrum en het busstation verschillende stallingsboxen voor fietsen.

Het fietsnetwerk rondom Schalkstad valt samen met de routes voor de auto. Centraal in het plangebied bevindt zich nabij één van de entrees van het winkelcentrum, een bewaakte fietsenstalling.

2.4 Openbare Ruimte

Kenmerkend voor de openbare ruimte in het stadsdeel Schalkwijk is de grote hoeveelheid groen. De afstand tussen de bebouwing is ruim bemeten. Op veel plaatsen staat groen en staan inmiddels volwassen bomen. Vandaar de indruk van Schalkwijk als open en weids stadsdeel met een groen karakter.

Schalkwijk kent enkele hoofdwegen in een zeer weids opgezette omgeving. Voorbeelden zijn de Europaweg en de Amerikaweg. Het groen dat de wegen begeleidt is over het algemeen weinig uitgesproken. De inrichting van de wegen is gericht op een snelle afwikkeling van het autoverkeer en bijvoorbeeld niet op de wijze waarop fietsers en voetgangers de openbare ruimte beleven. Groenbeplanting is vaak gebruikt om hoofdwegen aan het zicht vanuit de woonbuurten te onttrekken. Daarbij komt nog dat bij de aanleg van Schalkwijk de verkeersstromen en de aan de weg gelegen bebouwing van elkaar zijn losgetrokken. De entrees van de gebouwen liggen niet aan de hoofdweg. Gevolg hiervan is dat de aan de weg gelegen bebouwing weinig contact heeft met het maaiveld. Consequentie van een dergelijke opzet is dat het toezicht op de openbare ruimte (de langs de wegen gesitueerde fiets- en wandelpaden) beperkt is. Dit levert een anonieme omgeving op met een beperkte belevingswaarde.

Binnen de grenzen van het plangebied ligt een belangrijk stuk van de Amerikavaart, begeleid door groenstroken. Deze vaart is visueel en technisch een hoofdelement in het hart van Schalkwijk. Met de rij volwassen essenbomen langs de Briandlaan markeert de vaart een zeer herkenbare route door het stadsdeel. Net ten noorden van het plangebied is er een knik in de watergang. Dat is bij de aanleg van het stadsdeel bewust ontworpen om de totale noord-zuid-lengte niet tot een onafzienbaar en daardoor saai element te maken. Bovendien is de knik een herinnering aan de oorspronkelijk Zomervaart in de vroegere Schalkwijkerpolder, die ook van zo'n knik was voorzien.

Tot de hoofdgroenstructuur van Schalkwijk behoren onder andere de groenstroken die zich langs watergangen bevinden en vanuit de buitenranden van het stadsdeel tot aan Schalkstad lopen. Eén van die oost-weststructuren is de groenstrook langs de Europavaart. Eveneens tot de hoofdgroenstructuur behoren de noord-zuidgerichte groenstroken aan weerszijden van de Amerikavaart en de Sallandvaart.

Aan de noord-, oost-, en zuidzijde van het plangebied bevinden zich watergangen. Aan de zuidzijde liggen de Europavaart en de Sallandvaart (ook wel Meerwijkvaart genoemd), die vervolgens in directe verbinding staan met de aan de oost-, en noordzijde gelegen Amerikavaart. Alle watergangen maken onderdeel uit van de hoofdwaterstructuur van Schalkwijk en behoren tot het regionale boezemstelsel van het hoogheemraadschap van Rijnland.

De Amerikavaart, de Europavaart en de Sallandvaart zorgen voor de ontwatering en afwatering van het bebouwde gebied van Schalkwijk. De Sallandvaart wordt daarnaast in beperkte mate benut voor de kleine recreatievaart.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk is voor het bestemmingsplan Schalkstad het relevante beleidskader weergegeven. In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op het algemene beleid. Vervolgens wordt per thema het relevante gemeentelijke beleid voor het plangebied beschreven. Ten slotte wordt aan de hand hiervan een samenvatting gegeven van de beleidsuitgangspunten voor het bestemmingsplan.

3.1 Rijks- En Provinciaal Beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Een belangrijk basisprincipe van de Wet ruimtelijke ordening is het leggen van verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het juiste niveau. Rijk, provincie en gemeente zijn verantwoordelijk voor hun eigen belangen. Er is pas sprake van bemoeienis van rijk of provincie met het gemeentelijk ruimtelijk beleid als dat noodzakelijk is vanwege onderscheiden 'nationale', dan wel 'provinciale' belangen.

Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor middellange termijn (2028). De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen.

Verstedelijkingsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten.

De regelingen van het bestemmingsplan Schalkstad, zijn in lijn het ruimtelijk beleid van het Rijk.

Structuurvisie Noord-Holland 2040

De Structuurvisie Noord-Holland 2040 geeft de ruimtelijke ambities weer van de Provincie Noord-Holland. Tegelijkertijd zijn er ontwikkelingen als globalisering, klimaatverandering en trends zoals vergrijzing en krimp die een grote ruimtelijke impact hebben. In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met deze ontwikkelingen en keuzes omgaat en schets ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien.

De provincie heeft drie hoofdbelangen die samen de ruimtelijke hoofddoelstelling vormen van de provincie Noord-Holland. Deze drie hoofdbelangen zijn: ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid.

Bestaande stedelijke woonmilieus dienen waar mogelijk verder te transformeren tot hoogstedelijke milieus. Bestaande werklocaties dienen waar mogelijk verder te intensiveren en te herstructureren om nieuwe ontwikkelingen te accommoderen. De hoogstedelijke milieus kenmerken zich door functiemenging, hoogwaardige culturele voorzieningen en een goede bereikbaarheid. Een belangrijke drager voor de toeristische aantrekkelijkheid, leefbaarheid en economie van Noord-Hollandse steden is detailhandel. De hoofdwinkelstructuur dient daarom beschermd en versterkt te worden.

In de structuurvisie is het gehele plangebied gelegen in het gebied dat is aangeduid als 'Bestaand Bebouwd Gebied (BBG)'. Daarbij staan centraal: innovatief ruimtegebruik, intensiveren en herstructureren, mengen wonen en werken, kwaliteitsverbetering, kennisintensieve en creatieve milieus. De kantoortoren aan de Ceylonpoort is aangeduid als 'Vastgestelde of bestaande kantoorlocatie'. Verder is de route van R-Net nog als Zuidtangent over de Aziëweg aangegeven als 'Regionaal HOV', waarbij de halte Schalkwijk-Centrum is aangeduid als 'Station / OV-knooppunt' en 'Verdichting OV-knooppunt'. Dit bestemmingsplan past binnen het provinciale beleid, zoals vervat in de structuurvisie.

Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie

De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen. De verordening vloeit voort uit het Uitvoeringsprogramma van de Provinciale Structuurvisie. In dit uitvoeringsprogramma is aangegeven voor welke onderdelen van beleidsdoelstellingen (provinciale belangen) uit de visie de verordening als algemene regel noodzakelijk is voor de doorwerking van het provinciale ruimtelijke beleid. De locatie is in de verordening aangeduid als gelegen in het gebied dat is aangeduid 'Bestaand Bebouwd Gebied'.

Voor eventuele ontwikkelingen binnen bestaand bebouwd gebied gelden geen aanvullende eisen uit de provinciale ruimtelijke verordening. Dit bestemmingsplan past binnen de provinciale regels zoals verwoord in de verordening.

Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan

'Vlot en veilig door Noord-Holland' is het motto van het Provinciaal Verkeers-en Vervoerplan. In dit plan maakt de provincie haar beleid duidelijk op het gebied van verkeer en vervoer voor de periode 2007-2013.

De provincie kiest er voor om bij het opstellen van haar beleid de lijnen uit te zetten en niet alles tot in de details vast te leggen. De provincie zal maatwerk bieden bij de aanpak van de verschillende mobiliteitsknelpunten. Dit maatwerk wordt geboden door één of meerdere van de speerpunten toe te passen. Uitgangspunt hierbij is gebiedsbenadering, verkeersveiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid. R-Net is hierin nog als Zuidtangent opgenomen op de kaart Regionet 2015. Dit bestemmingsplan past binnen het provinciale beleid, zoals geformuleerd in het PVVP.

Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013

In het Provinciaal Milieubeleidsplan staan de milieudoelen en wordt beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn. Het biedt gemeenten en waterschappen een kader voor hun beleid en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen.

De activiteiten moeten er in ieder geval toe leiden dat eind 2013 overal in Noord-Holland de zogeheten basiskwaliteit is bereikt. De basiskwaliteit is vastgelegd in Europese en nationale milieunormen en regels en hangt samen met de functie van een gebied: wonen, werken of recreëren. Er zijn twee overkoepelende doelen:

  • het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, dier en plant.
  • het stimuleren van duurzame ontwikkeling in Noord-Holland voor nu en in de toekomst, zonder afwenteling van de milieubelasting naar elders.

Dit bestemmingsplan past binnen het provinciale milieubeleid.

3.2 Gemeentelijk Beleid

Structuurplan Haarlem 2020

Het structuurplan Haarlem 2020 legt voor de periode 2005 tot 2020 op hoofdlijnen de ambities en wensen vast die alles te maken hebben met ruimte en de verdeling van ruimte in Haarlem. Daarbij is de samenwerking in de Noordvleugel van de Randstad als stedelijk netwerk vertrekpunt. De speerpunten van beleid zijn profilering op een duurzaam goed woonklimaat, versterking van de zakelijke dienstverlening en versterking van de culturele en toeristische wervingskracht. Het structuurplan geeft inzicht in de verandergebieden en dynamische knooppunten en de gebieden die consolideren. Het geeft de kaders en de bestemmingsplannen zorgen vervolgens voor juridische verankering.

Op de hoofdkaart van het structuurplan Haarlem 2020 is het plangebied van Schalkstad aangegeven als 'multifunctioneel knooppunt HOV' binnen het gebiedstype 'Gemengde dynamische gebieden'. Met een aanduidingen is aangegeven dat er reserveringen zijn voor 'grootschalige detailhandel'.

Verder zijn er met een aanduiding parkeergarages voorzien binnen het verkeersnetwerk. Binnen dit verkeersnetwerk is R-Net nog aangegeven als 'Zuidtangent (vrije baan)' en de halte aan de Aziëweg is aangegeven als 'halteplaasen HOV'. Europaweg en Amerikaweg zijn aangegeven als 'wegverkeer'. Het gebied direct buiten de watergangen is aangeven als 'Zone versterken met sociaal-maatschappelijke functies'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP9080002-0003_0002.png"

Afbeelding 2 Schalkstad in het structuurplan Haarlem 2020

Als één van de Haarlemse ontwikkelings- en consolidatielocaties is Schalkstad aangemerkt als knooppunt, vanwege de relatie tot de ligging van haltes van bestaande of te ontwikkelen HOV-lijnen en de mogelijkheden voor een verdichting met economische en/of maatschappelijke voorzieningen in combinatie met woningbouw. Op alle knooppunten zijn functiemenging en meervoudig grondgebruik kansrijke middelen om tot verdichting te komen.

Het winkelcentrum Schalkwijk zal in de toekomst veranderen in een stedelijk centrum (goed bereikbaar per HOV, auto en fiets, multifunctioneel, meervoudig grondgebruik, hoge dichtheid en een markante hoge toren). Het voorzieningenniveau (winkels, horeca, amusement/bioscoop, sport, maatschappelijk-cultureel) is primair gericht op stadsdeel Schalkwijk en complementair aan de voorzieningen in het stadscentrum.

Het structuurplan gaat bij het ontwikkelen van het gebied uit van het realiseren van 750 tot 900 woningen, 24.000 m2 bruto vloeroppervlak aan kantoren, 12.000 tot 16.000 m2 aan winkels (met een accent op grootschalig) en 15.000 tot 20.000 m2 aan overige voorzieningen. Parkeergelegenheid van in totaal 2.700 parkeerplaatsen wordt voor een belangrijk deel ondergronds gerealiseerd.

Elementen uit het structuurplan Haarlem 2020 zijn vertaald in de structuurvisie Schalkstad 2025. Het bestemmingsplan Schalkstad voorziet echter niet in planologisch-juridische regelingen die ontwikkelingen van het project Schalkstad mogelijk maken, aangezien de uitvoerbaarheid daarvan nog niet geheel zeker gesteld is.

Nota Ruimtelijke kwaliteit

Met de nota Ruimtelijke Kwaliteit wil de gemeente zich uitspreken over de richting waarin de stad zich ontwikkelt. De nota Ruimtelijke Kwaliteit dient als ambitie- en referentiekader voor ruimtelijk beleid. Het belangrijkste doel daarbij is om de stad duurzamer te maken. Er zijn tien gouden regels geformuleerd die een prioriteit voor ruimtelijke ontwikkeling in Haarlem uitspreken.

In het Haarlemse stadslandschap is Schalkwijk aangegeven als stad in transformatie, waarbij de bebouwing van Schalkstad een centrumfunctie kent. In de Beoordelingskaders Ruimtelijke Kwaliteit geldt voor de (relatief jongere) stadsdelen, waar de stedelijke structuur een veranderingsproces meemaakt, zoals Schalkwijk, een 'transformatieregie'. De gemeente stuurt hier door middel van gebiedsvisies, waarin bestaande en nieuwe kwaliteiten van bebouwing en openbare ruimte in samenhang met de bredere context worden verbeeld en toetsbaar gemaakt.

Structuurvisie Openbare Ruimte (SOR)

Er wordt op het moment van schrijven van dit bestemmingsplan een structuurvisie Openbare Ruimte (SOR) door de gemeente voorbereid. In dat kader is in juli 2012 een hoofdlijnennotitie uitgebracht.

In de hoofdlijnennotitie wordt het complexe speelveld verkend aan de hand van diverse thema's:

  • de hoofdstructuur wordt bepaald door de 'lange lijnen'. Ze bieden continuïteit en herkenbaarheid;
  • voor de bereikbaarheid en leefbaarheid wordt in de hoofdlijnennotitie ook het thema 'ringstructuur om de stad' behandeld;
  • andere mobiliteitsthema's uit de hoofdlijnennotitie zijn: auto, openbaar vervoer en fiets;
  • voor het thema groen wordt ingezet op een versterking van de beleving van het groen in Haarlem.

De belangrijkste discussiepunten vormen in de hoofdlijnennotitie zijn:

  • toegankelijkheid en doorstroming;
  • leefbaarheid;
  • ongedeeld Haarlem;
  • verbreding economische scope van Haarlem.

Een aantal van de bovengenoemde thema's heeft ook betrekking op het plangebied van Schalkstad.

De SOR doet met name uitspraken over de wegen die de randen van het plangebied vormen. De Amerikaweg en de Europaweg vormen lange lijnen in de stad welke zorgen voor herkenbaarheid van de stedelijke structuur en de dragers zijn van het stedelijk leven. Onzeker is nog in welke rol deze hoofdwegen gaan spelen in de ontsluitingsring van Haarlem. In de SOR wordt ingezet op een sterkere inzet op openbaar vervoer. In dit netwerk vormt Schalkstad, met al een bestaande HOV halte, een HOV knooppunt.

De SOR gaat uit van een ongedeeld Haarlem en zet in op het opkrikken van de kwaliteit van de openbare ruimte van het oostelijk stadsdeel naar het niveau van het deel van Haarlem ten westen van het Spaarne. Binnen dit oostelijk stadsdeel vormt Schalkstad het tweede centrum van Haarlem en wordt ingezet om de veelzijdigheid en de verblijfsfunctie van dit centrumgebied toe te laten nemen. Binnen de opgenomen bestemmingen voor de openbare ruimte is die beoogde veelzijdigheid en verblijfsfunctie mogelijk.

Structuurvisie Schalkstad 2025

Sinds de ontwikkeling van het winkelcentrum Schalkstad zijn de wensen van bezoekers sterk veranderd. In functioneel opzicht zijn de eisen die gesteld worden aan het winkelen sterk toegenomen. Winkelformules veranderen en een grotere differentiatie is gewenst. Naast winkelen zijn gemak, vermaak en comfort belangrijke factoren geworden.

Wil het winkelcentrum Schalkwijk de transformatie doormaken naar “Schalkstad, het kloppend hart van Schalkwijk”, dan zal een nieuwe combinatie gemaakt moeten worden van winkelen, wonen, werken en verblijven. Het is de bedoeling dat het winkelcentrum uitgroeit tot een multifunctioneel stadshart.

Waar het traditioneel sterk is op het gebied van boodschappen, moet het winkelaanbod worden verbreed met een aanbod dat beter aansluit op de verschillende bezoekmotieven van winkelend publiek. Schalkstad biedt straks een compleet winkelaanbod voor de dagelijkse boodschappen, laagfrequente aankopen en recreatief winkelen. De aanwezige horeca en de meer recreatieve functies moeten hierop aansluiten. Hiermee ontstaat een comfortabele omgeving met een eigen sfeer, die een goed alternatief biedt voor de binnenstad, zonder daarmee in concurrentie te komen. Het centrum moet zich ontwikkelen tot een ontmoetingsplaats, niet alleen ingegeven door het assortiment aan winkels, maar ook de ruimtelijke inrichting en de activiteiten die er plaatsvinden. Het moet daarmee meer een verblijfsgebied worden, in plaats van een functioneel koopcentrum. Het verbeteren van de uitstraling van de buitenkant speelt daarbij ook een rol.

Het winkelcentrum Schalkwijk trekt op dit moment met zijn huidige opzet, invulling en verschijningsvorm verschillende doelgroepen aan die voornamelijk afkomstig zijn uit de omliggende wijken. De ambitie om het gebied te veranderen in het stedelijk centrum van Schalkwijk en een drager te vormen voor het stadsdeel leidt ertoe dat uitbreiding van het winkelaanbod noodzakelijk is.

De Structuurvisie Schalkstad 2025 biedt een kader voor ontwikkeling. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsagenda, waarin aangegeven op welke wijze de beoogde ontwikkelingstrajecten tot realisatie kunnen komen. Daarbij wordt niet alleen uitgegaan van vergroting van het voorzieningenniveau en aanvulling met leisure, maar ook van woningbouw in Schalkstad door toevoeging van 550 woningen.

In de structuurvisie Schalkstad 2025 zijn elementen uit het structuurplan Haarlem 2020 vertaald. Het bestemmingsplan Schalkstad voorziet echter niet in planologisch-juridische regelingen die ontwikkelingen van het project Schalkstad mogelijk maken, aangezien de uitvoerbaarheid daarvan nog niet geheel zekergesteld is.

Detailhandelsnota Haarlem winkelstad 2002-2012

Haarlem is de afgelopen jaren een paar keer verkozen tot de beste winkelstad van Nederland. Tegenover dit positieve beeld staat echter dat het aantal bezoekers daalt. Het beleid van de gemeente heeft tot doel deze positie te verstevigen en hieraan bekendheid te geven binnen en buiten de regio. Daarnaast wil de gemeente het fijnmazige netwerk van winkels handhaven, zodat iedere Haarlemmer binnen een redelijke afstand van zijn woning de dagelijkse boodschappen kan doen. Voor supermarkten is het gemeentelijk beleid erop gericht deze zoveel mogelijk te realiseren in de nabijheid van bestaande winkelcentra.

De binnenstad heeft met 88.000 m2 verkoopvloeroppervlak het grootste winkelaanbod van Haarlem. Het stadsdeelcentrum Schalkwijk is een goede tweede. Meer dan 25.000 m2 winkelruimte en 115 vestigingen zorgen voor een ruim aanbod van producten in de sectoren food en non-food. Het stadsdeelcentrum herbergt tevens aanvullende voorzieningen, zoals banken, horecagelegenheden, reisbureaus en een politiepost. Bekende grootwinkelbedrijven vinden hier een plaats.

Door de goede bereikbaarheid en parkeerfaciliteiten heeft het non-food centrum een duidelijke regionale functie. Het trekt consumenten uit de aangrenzende woonwijken van Haarlem, Heemstede, Bennebroek en de Haarlemmermeer. Uit een koopgedragonderzoek is gebleken dat de klantenkring van het winkelcentrum groeit. Eén op de vijf Haarlemmers koopt niet-dagelijkse artikelen in winkelcentrum Schalkwijk.

Winkelcentrum Schalkwijk is uitstekend met de auto bereikbaar. Van de kopers van niet-dagelijkse artikelen komt 60 procent met de auto naar het winkelcentrum. De parkeergelegenheid is hiervoor één van de belangrijkste redenen. De halte Schalkwijk Centrum van R-Net vergroot de bereikbaarheid voor het openbaar vervoer. Door invoering van betaald parkeren blijven de parkeerplaatsen beschikbaar voor de klanten van het winkelcentrum.

Het winkelcentrum wordt opgewaardeerd tot een multifunctioneel centrum van Schalkwijk. Bij het winkelcentrum komen woningen, diverse maatschappelijke voorzieningen, horeca, grootschalige detailhandel en leisure-activiteiten.

Het beleid in de detailhandelsnota voor het stadsdeelcentrum van Schalkwijk is:

  1. 1. Bij de uitbreiding van winkelcentrum Schalkwijk met 10.000 m2 wordt gestreefd naar vestigingen die qua branchering aanvullend zijn op het huidige aanbod;
  2. 2. Door invoering van betaald parkeren blijven de parkeerplaatsen in het winkelcentrum Schalkwijk beschikbaar voor de klanten van het winkelcentrum ook na realisering van de halte Schalkwijk Centrum.

Om versnippering en ongewenste verkeerssituaties tegen te gaan is het noodzakelijk om gelijkmatig over de stad verdeeld een aantal locaties aan te wijzen die ruimte kunnen bieden aan grootschalige detailhandel. Bereikbaarheid en goede parkeerfaciliteiten zijn voor de locatiekeuze belangrijke aspecten.

Schalkstad wordt als Stadshart Schalkwijk als een van de zes locaties aangemerkt waar beperkte uitbreiding van de grootschalige detailhandel wordt toegestaan. In aansluiting op het terughoudende beleid van Stadsregio Amsterdam (voormalig Regionaal Orgaan Amsterdam) kan geen sprake zijn van een grootschalige detailhandelsconcentratie binnen Schalkwijk.

Wel is er voldoende ruimte in Haarlem om op kleine schaal volumineuze artikelen te verkopen. gestreefd wordt naar een uitbreiding van het verkoopoppervlak met 20.000 m2. Dit is een toevoeging van ongeveer 10%.

Het stadshart Schalkwijk kan de locatie worden voor zaken die in de binnenstad geen plek kunnen vinden of die de huisvestingslasten te hoog vinden.

Ten aanzien van de ambulante handel (markten en individuele standplaatsen) wordt geconstateerd dat deze van belang zijn voor de levendigheid in de stad. Een markt, gevestigde detailhandel en horeca kunnen van elkaars aantrekkingskracht en nabijheid profiteren. Bij de uitgifte van individuele standplaatsen voert de gemeente wel een terughoudend beleid om de concurrentie met reguliere winkel tegen te gaan.

Het bestemmingsplan Schalkstad voorziet echter niet in planologisch-juridische regelingen die ontwikkelingen van het project Schalkstad mogelijk maken. De uitvoerbaarheid van de mogelijke ontwikkelingen is nog niet in voldoende mate in beeld gebracht om te worden opgenomen in het bestemmingsplan.

Hotelbeleid gemeente Haarlem

In het gemeentelijk hotelbeleid wordt ruimte geboden voor nieuwe hotelinitiatieven. Daarbij wordt uitgegaan van marktwerking en het door de gemeente op de hoogte houden van initiatieven en marktruimte. De gemeente is faciliterend richting marktinitiatieven, maar deze worden getoetst op ruimtelijke inpasbaarheid. In het hotelbeleid worden de bijzondere logiesvormen bed & breakfast, slapen boven winkels of horeca, en camperplaatsen gestimuleerd. Om de bed & breakfast functie te stimuleren wordt deze in nieuwe bestemmingsplannen binnen de woonfunctie mogelijk gemaakt.

Woonvisie Haarlem 2012-2016

Haarlem kiest in de Woonvisie Haarlem 2012-2016 voor behoud en versterking van de aantrekkelijkheid van Haarlem als kwalitatief goede woonstad. Wonen vormt een belangrijke factor bij de duurzame stedelijke ontwikkeling in Haarlem. Ruimtelijke kwaliteit geldt als uitgangspunt en aantasting van het groen in en om de stad wordt niet geaccepteerd. In de Woonvisie zijn uiteenlopende maatregelen opgesomd die een bijdrage moeten leveren aan de doelstellingen.

Haarlem is onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam. In dat verband zijn afspraken gemaakt over de regionale woningbouwopgave in het Regionaal Actieprogramma Wonen Zuid-Kennemerland/ IJmond. Hieraan zal Haarlem ook moeten bijdragen. De grootste uitdaging ligt binnen de bestaande woningvoorraad. Het gaat om verduurzaming van deze voorraad en van de openbare ruimte, leefbaarheid en mobiliteit. Een kleinschaliger, meer organische aanpak past hierbij, met stapsgewijze, flexibele verbeteringen in plaats van grote masterplannen.

De toekomstplannen voor Schalkstad omvatten een uitbreiding van de woningvoorraad. Deze plannen waren op het moment van het opstellen van het bestemmingsplan echter onvoldoende concreet, waardoor ze niet in dit bestemmingsplan gefaciliteerd konden worden.

Haarlem Maatschappelijk op de Kaart

Haarlem Maatschappelijk op de Kaart geeft inzicht in de ontwikkeling van aanbod en spreiding van de sociaal maatschappelijke voorzieningen. Ook geeft het een handvat voor de ontwikkeling of bijstelling van het eigen gemeentelijk accommodatiebeleid, met aanbevelingen voor nieuwe vormen van gecombineerd gebruik of andere keuzen voor locaties en gebruik op het gebied van welzijn, onderwijs, zorg, cultuur en sport.

Concrete keuzen moeten worden uitgewerkt in gebiedsvisies. De visie is een instrument om op meer planmatige wijze maatschappelijke voorzieningen een plek te geven in de stad en professionele partijen (veelal uitvoerder) te verleiden en te committeren om er invulling aan te geven.

De opgave voor Schalkwijk ligt in de eerste plaats in het vernieuwen van de woonzorg infrastructuur. Tot 2020 neemt de groep 75-plussers in heel Schalkwijk met bijna 500 personen toe op een totaal van nu van ruim 2.800. Zorggerelateerde voorzieningen zullen op deze vergrijzing moeten inspelen. Ingezet wordt op de realisatie van kleinschalige woonzorgvoorzieningen (verzorgd respectievelijk beschermd wonen). Deze voorzieningen worden beter gespreid over de wijken. Tegelijkertijd kan daarmee de grootschalige intramurale capaciteit gemoderniseerd en verminderd worden. Normatief gezien is er in Schalkwijk buiten de bestaande eerstelijns gezondheidscentra aan de Briandlaan en Frieslandlaan nog ruimte voor een gezondheidscentrum.

In Schalkstad is ruimte gereserveerd voor een clustering van functies op het gebied van cultuur en educatie, zo mogelijk in combinatie met bibliotheek, CCVT, oefenruimten en Teylercollege. Wensen en kansen liggen er voor een nieuw Centrum voor Cultuureducatie en Vrije Tijd.

Haarlems verkeers- en vervoersplan

Het Haarlems Verkeers- en Vervoersplan (HVVP) beschrijft het beleid op het gebied van verkeer en vervoer voor een periode van tien jaar. In het plan wordt een beschrijving gegeven van de hoofdstructuren voor het autoverkeer, openbaar vervoer en langzaam verkeer. Het HVVP heeft twee belangrijke doelstellingen: het vergroten van de leefbaarheid en het verbeteren van de bereikbaarheid. Dit betekent het aantrekkelijk maken van het gebruik van alternatieven voor de auto (fietsen en het gebruik van het openbaar vervoer) in de stad te stimuleren en het autoverkeer in de wijken zoveel mogelijk terug te dringen.

Langzaam verkeer

Het HVVP gaat uit van het creëren van stadsleefgebieden, waarbij de rol van de auto geminimaliseerd wordt. De fiets moet voor verplaatsingen binnen Haarlem een groter aandeel krijgen en dat moet ertoe leiden dat de auto voor korte afstanden niet behoeft te worden gebruikt. Hiervoor zet het HVVP in op drie beleidspunten: verbetering van bestaande fietsroutes en voorzieningen, bij kruisingen voorrang geven aan fiets boven autoverkeer en uitbreiding van het fietsennet. Uitgangspunt voor voetgangers zijn goede oversteekvoorzieningen en vermindering van de wachttijden bij verkeerslichten, met extra aandacht voor kinderen, ouderen en gehandicapten. De Europaweg, Amerikaweg, Aziëweg, Briandlaan en Costa Del Sol zijn onderdeel van het fietsnetwerk.

Openbaar vervoer

Het HVVP gaat uit van verbetering van de bereikbaarheid door versterking van het regionale openbaar vervoernetwerk, een snellere doorstroming van bussen, het waar nodig faciliteren van de bus in wijken, en behoud van de goede multimodale regionale bereikbaarheid (per fiets, openbaar vervoer en auto).

De regionale en stedelijke bereikbaarheid van het plangebied met openbaar vervoer is goed met de halte Schalkwijk Centrum voor de deur. Er is een goed buslijnennet voornamelijk over de grotere ontsluitingswegen. Het tracé van R-Net is nog als Zuidtangent aangegeven als stamlijn. De Briandlaan is aangegeven als bustracé voor ontsluitende lijnen.

Autoverkeer

Het plangebied is via de Amerikaweg aangesloten op Schipholweg, een van de twee belangrijkste invalswegen van Haarlem. Het autoverkeer wordt via ontsluitingswegen zo direct mogelijk vanuit de verblijfsgebieden naar de randen van het gebied geleid. Dit houdt in dat het verkeer zo snel mogelijk uit de 30 km/u-gebieden richting de 50 km/u wegen wordt geleid. Doorgaand verkeer zal zoveel mogelijk langs de rand van de stad worden afgewikkeld.

De Europaweg is als gebiedsontsluitingswegen type A: 50 km/u-wegen aangemerkt. De route Amerikaweg - Aziëweg - Briandlaan is als gebiedsontsluitingswegen type B: 50 km/u-wegen aangemerkt.

Integraal Waterplan

Centrale doelstelling van het Integraal Waterplan is het creëren van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (toename neerslag) en verstedelijking (toename verhard oppervlak), is ruimte voor oppervlaktewater nodig. Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten.

Doelstelling voor het oppervlaktewater voor de periode tot 2015 is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water. Als streefbeeld heeft de gemeente voor ogen een verbeterd waternetwerk dat uitgebreid is met nieuw water.

De belangrijkste boezemwateren in Schalkwijk zijn de Amerikavaart en de Sallandvaart in noord-zuidrichting en de Europavaart en de Boerhaavevaart in oost-westrichting. Er liggen nog kansen voor de aanpak van overstorten in stedelijk gebied en effluentlozing RWZI Waarderpolder en Schalkwijk. Bij herstructurering van wijken wordt het gemengde rioolstelsel vervangen door een verbeterd gescheiden rioolsysteem, waarbij het schone hemelwater van de zuivering is afgekoppeld.

Bomenbeleidsplan 2009-2019

Het Bomenbeleidsplan 2009-2019 geeft de visie van de gemeente Haarlem op bomen en schept samenhang in de uitvoering van het bomenbeleid. Doel is te komen tot een gezond, veilig en goed onderhouden bomenbestand. Met het bomenbeleidsplan zijn de hoofdbomenstructuur en de monumentale bomenlijst vastgesteld.

Gezien de tekorten aan stedelijk groen - gerelateerd aan het landelijke gemiddelde - dient hoge prioriteit te worden gegeven aan uitbreiding enerzijds en instandhouding anderzijds van het groenareaal. Uitgangspunten voor de bomenstructuur zijn het maken van een samenhangend structuurbeeld als toetsingskader en als streefbeeld voor een verdere uitbouw en verbetering van het Haarlemse bomenbestand.

De bomen langs de Europaweg, Amerikaweg, Aziëweg en de Briandlaan maken deel uit van de hoofdbomenstructuur op stadsniveau. Dit zijn lijnen die ruimtelijk en functioneel van belang zijn. Gelet op bovenstaande doelstelling is het van belang deze groenstructuur te behouden.

Haarlem Sport!

De afgelopen jaren heeft de gemeente Haarlem veel geïnvesteerd in haar sportbeleid om sporten voor Haarlemmers toegankelijk, laagdrempelig en uitdagend te maken. Met Haarlem Sport! Agenda voor de Sport 2010-2014 zet de gemeente vanuit onder andere de volgende invalshoeken in op het vergroten van de sportparticipatie:

  • Breedtesportontwikkeling: Hierbij wordt de nadruk gelegd op specifieke doelgroepen (ouderen, kinderen uit aandachtswijken, allochtone vrouwen, VMBO-scholieren, kinderen op het speciaal onderwijs) en op de ondersteuning van het sportverenigingsleven, de samenwerking met het onderwijs, schoolsporttoernooien en de organisatie van (breedte)sportevenementen;
  • Commerciële sport: Hierbij gaat de aandacht uit naar het stimuleren van het gebruik van sportfaciliteiten binnen de eigen wijk;
  • Optimalisering sportaccommodaties: Hierbij geldt dat er aandacht moet zijn voor de kwaliteit en gevarieerdheid van het aanbod, aanbod in de wijk en multifunctionele inzetbaarheid van accommodaties. Zowel spreiding van de accommodaties en faciliteiten over de stad en onder de verenigingen als het gedrag van de gebruikers zijn van belang.

De Spaarnehal aan het Fie Carelsenplein is een van de plaatsen waar activiteiten van Sport in de Wijk en SportSupport plaatsvinden.

Recreatienota Haarlem

In de Recreatienota Haarlem staat winkelcentrum Schalkwijk genoemd als Recreatief Concentratie Gebied (RCG). De hoofdfunctie van dit gebied is winkelen. ook zijn er horeca en sportieve recreatie aanwezig. Door de regiofunctie kan het bestempeld worden als grootstedelijk RCG.

Er zijn kansen voor de ontwikkeling van een multifunctioneel centrum met sociaal culturele voorzieningen en horeca en voor een plein met terrassen. Ook ontwikkeling van de nog als Zuidtangent aangegeven R-Net en fietsroutes worden als kansen benoemd.

Over Schalkwijk wordt opgemerkt dat de recreatieve cirkel rondom Schalkwijk onder druk staat. Van belang is dat de recreatieve verbindingen en voorzieningen (op het gebied van fietsen, wandelen, waterrecreatie en ruiterpaden) niet alleen binnen Schalkwijk, maar ook met de andere recreatieve concentratiegebieden goed en aantrekkelijk moeten zijn.

Beleidsnota Archeologie

Rijksbeleid

De drie belangrijkste uitgangspunten van de wetgeving voor de archeologische monumentenzorg zijn:

  • Het behoud van archeologische waarden in de bodem.
  • De initiatiefnemer van het project dat tot bodemverstoring leidt, betaalt de kosten van archeologisch onderzoek.
  • De zorg voor het archeologisch erfgoed wordt vroegtijdig geïntegreerd in de procedures van de ruimtelijke ordening.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën.

Rijkskaart archeologie

Het plangebied van het bestemmingsplan Schalkstad staat niet op de AMK aangegeven als terrein van archeologische waarde. Op de IKAW heeft het plangebied een middelhoge verwachtingswaarde, dat wil zeggen dat een gemiddelde kans bestaat op het aantreffen van archeologische waarden. Er is een vondstmelding in het plan gebied van middeleeuws aardewerk. Het terrein van het plangebied heeft sinds de middeleeuwen lange tijd buiten de stad Haarlem gelegen. Na de Tweede Wereldoorlog is het gebied ontwikkeld tot stadsdeel.

Gemeenten zijn wettelijk verantwoordelijk voor het behoud van het eigen bodemarchief. Bij haar ruimtelijk beleid dient de gemeente rekening te houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

Gemeentelijk archeologisch beleid

De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen in Haarlem zijn vastgelegd in de beleidsnota archeologie. De archeologische verwachtingen die voor het Haarlems grondgebied gelden zijn vertaald naar de Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH). De kaart geeft aan in welke gebieden bodemverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. Dit wordt aangegeven in de vorm van verschillende categorieën. Voor elk van deze categorieën heeft de gemeente bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een waardestellend archeologisch rapport, het zogenaamde regime.

De regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van plannen waarvoor het vereist is om het volgende aan te vragen:

  • een reguliere omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen;
  • een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk binnen beschermd stadsgezicht.

Bij uitvoering van het gemeentelijk beleid dient tevens rekening gehouden te worden met beschermingsmaatregelen vanuit het Rijk.

3.3 Samenvatting Beleid

Het bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie en legt deze vast. Er zijn geen ontwikkelingen opgenomen en de opgenomen bouw- en gebruiksregels passen binnen het geldende beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten, alsmede de resultaten van de verschillende onderzoeken. Het bestemmingsplan Schalkstad legt de bestaande situatie en de bestaande planologische mogelijkheden vast. De onderzoeken zijn daarom toegespitst op de bestaande situatie en gaan niet in op de beoogde grootschalige nieuwbouwontwikkelingen in het gebied.

4.2 Milieuzoneringen

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Het gebruik van milieuzonering biedt de mogelijkheid om gevoelige functies te vrijwaren van (zware) bedrijvigheid, maar biedt ook de mogelijkheid bepaalde bedrijvigheid te versterken.

In de milieuzonering staat de typering van (woon)gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde bedrijvigheid in (woon)gebieden is gelet op onder andere de ligging van (potentiële) bedrijven ten opzichte van de omgeving, de mate van eventueel te verwachte hinder en het na te streven karakter van de buurt/wijk.

Door middel van een passende bestemmings- en gebruiksregeling kan het bestemmingsplan een bijdrage leveren aan een afname van overlast, door niet passende bedrijvigheid of activiteiten zoveel mogelijk te weren, te reduceren, of door hinder beperkende maatregelen te treffen.

Categorisering van bedrijven in het plangebied

Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones. Deze opdeling is bepaald door specifieke kenmerken van die gebieden. Het overwegende karakter van het plangebied van het bestemmingsplan Schalkstad is 'stedelijk centrum'. De maximaal toegestane milieucategorie is C.

Onderzoek

Aan de hand van een lijst met bedrijven, vallend onder de milieuwetgeving (Wet milieubeheer), die binnen het plangebied zijn gelegen (Bijlage 1 van de Toelichting) is onderzoek uitgevoerd naar de potentiële hinder daarvan. Per bedrijf wordt onderzocht welke categorie van toepassing is. Deze categorieën worden bepaald aan de hand van de zoneringlijst welke is bijgevoegd (Bijlage 1 van de Regels).

Conclusie

Uit bovengenoemd onderzoek komt naar voren dat alle aanwezige bedrijven passen binnen de voorgestane milieuzonering.

4.3 Geluid

Volgens de Wet Geluidhinder gelden zogenaamde zones langs wegen, spoorwegen en rond industrieterreinen, waar grote lawaaimakers zijn gevestigd. Binnen deze zones moet er in het kader van de wet bij nieuwe ontwikkelingen akoestisch onderzoek uitgevoerd worden naar de geluidbelasting van de weg, spoorweg of het industrieterrein. Deze geluidbelasting moet vervolgens getoetst worden aan de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarden voor de verschillende soorten geluid.

Het bestemmingsplan Schalkstad is een consoliderend plan. Het plangebied is binnen de geluidzones van verschillende stedelijke wegen gesitueerd. Binnen het bestemmingsplan is alleen sprake van wegverkeerslawaai. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waardoor er geen verplichting is geluidonderzoek uit te voeren en/of (nogmaals) hogere waarden te verlenen. De onderstaande geluidgegevens zijn daarom slechts ter informatie.

Geluidsnormen

Volgens de Wet geluidhinder geldt voor wegverkeerslawaai een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Hierbij moet opgemerkt worden dat alvorens toetsing plaatsvindt van de berekende waarde 2 of 5 dB mag worden afgetrokken. Deze aftrek heeft betrekking op het redelijkerwijs te verwachten stiller worden van het wegverkeer in de toekomst (artikel 110g Wet geluidhinder). Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde mag het gemeentebestuur een hogere waarde vaststellen. Hierbij zijn specifieke beleidsregels van toepassing. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe situaties in stedelijk gebied bedraagt 63 dB, voor bestaande situaties 68 dB.

Rekenmethode

De berekeningen voor wegverkeerslawaai zijn uitgevoerd conform rekenmethode 1 van het reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. De wegverkeergegevens zijn ontleend aan het model NHZ 1.31 2021. Voor de verkeersgegevens voor het maatgevende peiljaar 2022 is uitgegaan van 1 % autonome groei per jaar vanaf 2021. De verdeling over de verschillende etmaalperioden is afkomstig uit de verkeersmilieukaart (variant 2010HVVP van VMK Haarlem) en de verdeling over de voertuigcategorieën is afgeleid uit tellingen.

Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van het beschikbare digitale kaartmateriaal van de Stroomlijn Applicatie van de gemeente Haarlem. Langs een aantal wegvakken waar geluidgevoelige bestemmingen liggen is op de meest kritische afstand de geluidbelasting berekend. Verkeersgegevens voor het akoestisch maatgevende jaar 2022 zijn aangegeven in Bijlage 2 Geluid.

De gehanteerde busintensiteiten zijn afkomstig uit het busboekje (2011-2012). Voor de intensiteit in 2022 is uitgegaan van dezelfde intensiteiten omdat er in de nieuwe Openbaar Vervoer concessie geen ruimte is voor meer bussen. Per wegvak is in onderstaande tabel de verkeersintensiteit en voertuigverdeling in 2022 aangegeven.

Voor alle relevante wegen geldt een snelheidsbeperking van 50 km/uur en deze wegen hebben een wegdek van DAB (Dicht Asfaltbeton). Het wegdek van de busbaan op de Schipholweg en de Europaweg bestaat uit beton. De overige wegen binnen het plangebied zijn 30 km gebieden zodat de onderzoeksplicht in het kader van de Wet geluidhinder voor deze wegen vervalt.

Resultaten

De voorkeursgrenswaarde (48 dB) wordt ter hoogte van de bestaande situaties overschreden. De maximale ontheffingswaarde voor bestaande situaties (68 dB) wordt evenals de maximale ontheffingswaarde voor nieuwe situaties (63 dB) niet overschreden. In de volgende tabel zijn de resultaten samengevat. De opgenomen geluidbelasting is inclusief aftrek conform artikel 110g van de Wetgeluidhinder.

Tabel 2 Geluidbelasting Lden in dB

Wegvak Aftrek art. 110 Rekenafstand [m] Geluidbelasting [dB]
1. Amerikaweg (t.N.v. Aziëweg) 5 n.v.t. -
2. Amerikaweg (t.O.v. Europaweg) 5 22 62
3. Aziëweg (t.O.v. Amerikaweg) 5 15 56
4. Briandlaan (t.N.v. inrit winkelcentrum) 5 37 57
5. Briandlaan (t.Z.v. inrit winkelcentrum) 5 47 53
6. Briandlaan (t.Z.v. Stresemanlaan 5 15 58
7. Europweg (t.N.v. Gronigenlaan) 5 19 61

Conclusie

Uit de resultaten blijkt dat de geluidsgevoelige bestemmingen binnen het bestemmingsplan een geluidbelasting ondervinden ten gevolge van wegverkeer. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 68 dB voor bestaande situaties wordt niet overschreden. De geluidbelasting inclusief aftrek conform artikel 110 van de wet bedraagt maximaal 62 dB.

4.4 Bodem

Haarlem ligt in een polderland met droogmakerijen, ten oosten van de duinenrij. De wijk Schalkwijk is op een ophooglaag van ongeveer 2 meter gelegen. Schalkwijk ligt daardoor hoger dan de omliggende polders. Onder de ophooglaag ligt een slecht doorlatende deklaag. De deklaag is een complexe eenheid, overwegend bestaande uit lichte tot zware kleien en veenafzettingen, met inschakelingen van fijne slibhoudende zanden. De dikte van deze slecht doorlatende deklaag is 10 - 15 meter.

Uit boorprofielen van de bodem blijkt dat zich op een diepte van circa 3 tot 5 meter onder het maaiveld een veenlaag bevindt. Onder de deklaag bevindt zich het eerste watervoerende pakket, dat bestaat uit fijne tot grove zanden.

In 2002 zijn vier sonderingen uitgevoerd in het plangebied. In iedere sondering komen dezelfde grondlagen voor, echter de dikte en diepte van de grondlagen varieert sterk. Daarnaast zijn in 2004 enkele tientallen milieuboringen tot 6 meter beneden het maaiveld uitgevoerd. De boorstaten van deze boringen bevestigen het beeld van de sonderingen.

Op basis van de vier sonderingen en milieuboringen is de bodemopbouw geschematiseerd weergegeven in onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP9080002-0003_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP9080002-0003_0004.png"

Verder blijkt uit milieuboringen dat in het parkje ten zuidwesten van de Costa Bravabrug geen zandlaag is opgebracht, maar dat de bovenste meters van de ondergrond bestaan uit veen.

Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Haarlemse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Haarlemse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. Het plangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszones 5. In de tabel zijn de gemiddelden en de P95-waarden van het betreffende bodemkwaliteitszone weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP9080002-0003_0005.png"

Afbeelding 3 Haarlemse bodemkwaliteitskaart

Tabel 5 Gemiddelden en P95-waarden van betreffende bodemkwaliteitszone

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP9080002-0003_0006.png"

Toelichting tabel:

- : gehalte kleiner dan streefwaarde (niet verontreinigd

s : gehalte groter dan streefwaarde (licht verontreinigd)

t : gehalte groter dan toetsingswaarde (matig verontreinigd)

i : gehalte groter dan interventiewaarde (ernstig verontreinigd)

Bodemkwaliteitszone 5

In de bodemkwaliteitszone 5 is de bovengrond (0,0 – 0,5 m-mv) gemiddeld licht verontreinigd met minerale olie en PAK (teerachtige stoffen in bijvoorbeeld koolas). Er komen plaatselijk ook lichte verontreinigingen met kwik, koper, lood en zink voor. De ondergrond (0,5 – 2,0 m-mv) is gemiddeld licht verontreinigd met minerale olie en PAK. In de ondergrond komen bovendien plaatselijk lichte verontreinigingen met koper, lood en zink voor.

Algemeen bodemonderzoek

Algemeen geldt dat bij bestemmingswijzigingen of verbouwingen een bodemonderzoek uitgevoerd zal moeten worden. Ingeval een bodemonderzoek bekend is moet getoetst worden of dit onderzoek voldoende is voor een omgevingsvergunnning of een bestemmingswijziging.

Indien binnen het bestemmingsplangebied sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging zal het meestal een bodemverontreiniging betreffen die ontstaan is door de plaatselijke bedrijfsactiviteiten of door aanwezigheid van olietanks. Indien er geen saneringsurgentie (spoedeisendheid) aanwezig is, zullen dergelijke gevallen gesaneerd moeten worden alvorens ter plaatse grondverzet plaats mag vinden en/of nieuwe functies gerealiseerd worden.

Op basis van een op te stellen saneringsplan wordt beoordeeld of na sanering de bodem geschikt is voor de gewenste functie(s). Algemene saneringsdoelstelling in het bestemmingsplangebied is dat na sanering de bodem geschikt is voor de beoogde functie en de kwaliteit van de grond minimaal gelijk is aan de vastgestelde achtergrondwaarden in de bodemkwaliteitszone van het bestemmingsplangebied.

Specifiek bodemonderzoek

Op Floridaplein 14 dat in gebruik is door een chemische wasserij, is een verontreiniging aanwezig met tertrachlooretheen (Per) en de afbraakproducten daarvan. Op deze locatie zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Na het uitvoeren van diverse onderzoeken is in 1993 een sanering van de onverzadigde zone uitgevoerd door middel van bodemluchtextractie om het risico van uitdamping van chloorkoolwaterstoffen naar de binnenlucht weg te nemen. Na de bodemluchtextractie is gestart met het onttrekken van met chloorkoolwaterstoffen verontreinigd grondwater uit de verontreinigingskern. Het doel van de onttrekking is het voorkomen van verdere verspreidingen en het, op termijn, zo goed mogelijk verwijderen van de kern van de verontreiniging. Voor de verontreinigingspluim geldt als doelstelling dat deze op termijn door middel van natuurlijke afbraak verdwijnt.

De laatste onderzoeksgegeven dateren uit 2009. Daaruit werd geconcludeerd dat de verontreinigingen in de grond zich voornamelijk bevinden in de klei-veenlaag onder de stomerij (vanaf 2,5 m -mv.). De grondwaterverontreiniging heeft zich vanuit de bron onder de stomerij in zuidelijke en oostelijke richting verspreid tot onder het Floridaplein. De sterke verontreinigingen in het grondwater bevinden zich op een diepte van 2,0 tot 5,5 meter onder maaiveld.

Mogelijk dat de verontreiniging van Floraplein 14 overlap heeft met de contouren van de eerste fase van het project Schalkstad. Dit geval moet door de veroorzaker nader worden onderzocht en indien nodig gesaneerd. Dit is in behandeling bij het bevoegd gezag. De eigenaar van de gronden heeft het nadere onderzoek uitgesteld totdat er ontwikkelingen gaan plaatsvinden. Bevoegd gezag heeft aangegeven dat het uiterlijk 1 januari 2015 gedaan moet zijn. Op basis van dat onderzoek en eerdere onderzoek wordt een definitieve beschikking opgesteld. De eigenaar heeft de locatie aangemeld bij Bosatex (Convenant Bodemsanerig Textielbranche). Eventuele ontwikkelingen in het bestemmingsplangebied, waarbij grondwater onttrokken wordt moeten in relatie tot deze verontreiniging beoordeeld worden door het bevoegd gezag Wet bodembescherming.

In het overige gebied zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd, hieruit komt nagenoeg hetzelfde beeld naar voren als uit de bodemkwaliteitskaart blijkt. In het winkelcentrum Schalkwijk is mogelijk één ondergrondse tank aanwezig, ter plaatse van Rivièradreef 50. De grond en het grondwater nabij deze tank, zijn tijdens een oriënterend onderzoek onderzocht en blijken niet te zijn verontreinigd.

Gebiedsgericht grondwaterbeheer

In Haarlem vinden geen grondwateronttrekkingen plaats. Wel ligt in de wijk een drainagesysteem om het grondwaterniveau op peil te houden.

Binnen de ruimtelijke bestemde eenheid zijn ontwikkeling en implementatie van gebiedsgericht grondwaterbeheer mogelijk. Het beheer betreft de kwalitatieve en/of kwantitatieve aspecten van grondwater.

Conclusie

De huidig bekende bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het huidige gebruik. Indien bestemmingen worden gewijzigd of nieuwe bestemmingen worden toegevoegd moet een onderzoek worden uitgevoerd, dan wel moet worden gesaneerd.

4.5 Water

Huidige situatie

Het open water dat in het plangebied is opgenomen betreft de Amerikavaart, de Europavaart en de Sallandvaart (ook wel Meerwijkvaart genoemd) die met elkaar in verbinding staan. Alle watergangen maken deel uit van de hoofdwaterstructuur van Schalkwijk en behoren tot het regionale boezemstelsel van het hoogheemraadschap van Rijnland. Deze vaarten zorgen voor de ontwatering en afwatering van het bebouwde gebied van Schalkwijk. Naast een bergende functie heeft het water in de buurt ook een esthetische functie. De Sallandvaart wordt daarnaast in beperkte mate benut voor de kleine recreatievaart.

De extra breedte van de Amerikavaart is nuttig voor de opvang van de toenemende regenval, die door de verandering van het klimaat wordt veroorzaakt. De vaart biedt mogelijkheid voor het afkoppelen van regenwater uit de aangrenzende wijken. Dit schone regenwater verbetert de waterkwaliteit, wat weer zijn positieve effect heeft op de rijkdom aan planten en dierenleven.

Overeenkomstig het Rijnlands Keur moet aan weerszijden van de watergangen een obstakelvrije strook grond aanwezig zijn met een breedte van 2,5 meter ten behoeve van het uitvoeren van het onderhoud aan en ter bescherming van het profiel van de watergangen, alsmede voor de inspectie.

Grondwater

De grondwaterstanden in Haarlem zijn over het algemeen vrij hoog. Om grondwateroverlast te voorkomen, zijn dan ook onder een groot aantal wijken drainagesystemen aangelegd. Deze systemen hebben grote invloed op het functioneren van het lokale grondwatersysteem. Het is binnen het plangebied gewenst om onder de openbare weg een grondwaterniveau aan te houden van gemiddeld 70 centimeter onder de kruin van de weg.

Waterkwantiteit

Het boezemstelsel heeft op de eerste plaats een belangrijke functie voor het op orde houden van de waterkwantiteit. In een situatie van wateroverschot wordt in het boezemstelsel water afgevoerd via het Spaarne en bij Spaarndam uitgemalen op het Noordzeekanaal. In een situatie van watertekort wordt water via de Ringvaart vanuit de Hollandsche IJssel aangevoerd. In Rijnlands boezem wordt het waterpeil 0,60m - NAP gehandhaafd.

Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een toename van verharding (wegen, gebouwen, enzovoorts). In het bestemmingsplan Schalkstad wordt niet voorzien in een toename van verharding. Er worden dan ook geen compenserende maatregelen opgenomen op het gebied van waterhuishouding.

Waterkwaliteit

De kwaliteit van het boezemwater in Haarlem wordt bepaald door lozingen in het achterland (bollenteelt) en door lozingen in Haarlem zelf. Het water is zeer voedselrijk: de stikstof en fosforconcentraties overschrijden op alle meetlocaties in de boezem ruim de norm. De waterbodems van de Haarlemse boezemwateren zijn over het algemeen matig tot zwaar verontreinigd. De kwaliteit valt voor het grootste deel in verontreinigingsklasse 3 en 4. De klassebepalende parameter betreft in de meeste gevallen de gehalten zware metalen, met name zink. De belangrijkste emissies die debet zijn aan de verontreinigingen in de waterbodems zijn de riooloverstorten, directe lozingen, oeverbeschoeiing, uitloging bouwmetalen, afspoeling van verhard oppervlak en inlaatwater.

Afkoppeling verhard oppervlak

Enkele malen per jaar treden bij piekbelasting (extreme regenbuien) riooloverstorten in werking. Aangezien dit de waterkwaliteit niet ten goede komt, stimuleert het Hoogheemraadschap van Rijnland het afkoppelen van verharde oppervlakken. Het overgrote deel van het hemelwater dat van verharde oppervlakken afstroomt wordt via het gemengde rioolsysteem naar de waterzuivering gevoerd. Ten noordoosten van Schalkwijk bevindt zich de rioolwaterzuivering (RWZI) Schalkwijk, die in beheer is bij het hoogheemraadschap.

Beleid

Doelstelling van de Europese Kaderrichtlijn Water is dat het grond- en oppervlaktewater in 2015 van goede kwaliteit zal zijn. Hierbij is de uitdaging om op een duurzame, milieuvriendelijke en energiezuinige manier de kwaliteit van het water zo hoog mogelijk te maken en te houden, en de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water is in 2003 door de rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen ondertekend en geactualiseerd in 2008. Met de ondertekening van het NBW hebben alle partijen het belang van een gezamenlijke en integrale aanpak om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren onderstreept.

De Waterwet uit 2009 regelt het beheer van grond- en oppervlaktewater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op basis van deze wet is toen ook het Nationaal Waterplan vastgesteld. In dat plan worden antwoorden geformuleerd op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeren in een duurzaam waterbeheer. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening.

Het motto van het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is het beschermen, benutten, beleven en beheren van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op de waterveiligheid, het waterbeheer en de ruimtelijke ontwikkeling.

De gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben eind 2004 het Integraal Waterplan Haarlem vastgesteld. Centrale doelstelling van het Integraal Waterplan is het creëren van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor oppervlaktewater nodig. Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen en het graven van nieuwe watergangen. Doelstelling voor het oppervlaktewater voor de periode tot 2015 is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water.

Keurvergunning

Het Hoogheemraadschap van Rijnland is integraal waterbeheerder in zijn beheersgebied. De Keur van Rijnland bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot het onderhoud en gebruik van het watersysteem en waterkeringen. In de Keur is opgenomen dat een aantal activiteiten met betrekking tot de aanleg dan wel inrichting van oppervlaktewateren en kunstwerken in beginsel verboden is. Onder welke voorwaarden deze activiteiten wel mogen plaatsvinden is beschreven in de 'Nota integrale inrichtingscriteria oppervlaktewateren en kunstwerken' en de 'Nota dempingen en verhard oppervlak'.

Watertoets

Doel van de watertoets is dat waterhuishoudkundige doelstellingen in beschouwing worden genomen in het bestemmingsplan. Het betrekken van de waterbeheerder bij de planvoorbereiding behoort hier toe. In de Reactiesartikel 3.1.1 Bro-overleg is het wateradvies dat het hoogheemraadsschap heeft uitgebracht in het kader van de watertoets en het overleg in de zin van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, samengevat en voorzien van een reactie. De brief met het Wateradvies Hoogheemraadschap van Rijnland is ook opgenomen in de bijlagen bij de toelichting.

Conclusie

De watergangen die deel uitmaken van het regionale boezemstelsel van het hoogheemraadschap van Rijnland, zijn bestemd als water. Binnen alle bestemmingen is het mogelijk om water aan te brengen. De waterbeheerder heeft een positief wateradvies uitgebracht.

4.6 Luchtkwaliteit

Algemeen

De luchtkwaliteit is van belang voor de gezondheid van mens en dier en voor de kwaliteit van het milieu. In de Europese Unie zijn daarom grenswaarden afgesproken, waaraan de concentraties van een aantal stoffen vanaf bepaalde ingangsdata moeten voldoen. Die grenswaarden en regelgeving om ze tijdig te bereiken en te handhaven zijn in Nederland opgenomen in de Wet milieubeheer, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen.

Bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan dient vast te staan dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit voldoen aan die eisen (als gevolg van art. 5.16 lid 1 en 2). Die gevolgen worden bepaald door de ontwikkelingen die worden mogelijk gemaakt door het bestemmingsplan, via wijzigingen in gebruik en functies ten opzichte van de bestaande (toegestane) functies. Maatgevend is de met de veranderingen samenhangende groei van het autoverkeer en de daardoor veroorzaakte uitstoot van de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10).

Uit de Wet milieubeheer volgt dat een voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de regels voor de luchtkwaliteit als aannemelijk is dat de in bijlage 2 van de wet genoemde grenswaarden voor de luchtkwaliteit niet overschreden worden (art. 5.16 lid 1 onder a). Een ontwikkeling past ook binnen de regelgeving luchtkwaliteit als zij is opgenomen en omschreven als In Betekenende Mate (IBM) project in een nationaal programma (art. 5.16 lid 1 onder d). Hiermee is bedoeld het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), dat sinds 1 augustus 2009 van kracht is.

Luchtkwaliteit bestemmingsplan Schalkstad

Voor het plangebied Schalkstad en verschillende omringende bestemmingsplangebieden in Schalkwijk tezamen is een groot aantal ontwikkelingen gepland in het Programma Schalkwijk 2000+. Een integraal plan werd reeds in 1999 vastgelegd in het Uitvoeringsplan Schalkwijk 2000+, waarvan een gedeelte reeds is gerealiseerd.

Op dit moment staat nog niet vast voor welk deel en in welk tempo de eerder verwachte ontwikkelingen gerealiseerd zullen worden. In de structuurvisie Schalkstad en de onderliggende vormvrije m.e.r.-beoordeling uit 2012 wordt van een beduidend geringer programma uitgegaan.

In bestemmingsplan Schalkstad wordt vooralsnog uitgegaan van een situatie, waarin geen van deze ontwikkelingen plaatsvinden. Realisatie van delen van het ontwikkelingsprogramma zal via aparte procedures plaatsvinden. Zonder de uitvoering van dit programma is sprake van een consoliderend bestemmingsplan.

Monitoringstool

Om een beeld te krijgen van de bestaande en te verwachten luchtkwaliteit in het gebied is de zogeheten NSL-Monitoringstool geraadpleegd (zie www.nsl-monitoring.nl). In de onderliggende verkeersmodelgegevens van de monitoringtool zijn alle bekende lopende en toekomstige projecten en ontwikkelingen in en rond Haarlem en regio verwerkt, inclusief die in het kader van Schalkwijk 2000+.

De hoogst belaste wegen binnen of nabij het plangebied zijn delen van de Europaweg, Briandlaan, Groningenlaan, Aziëweg, en (indirect) de Amerikaweg. De monitoringtool geeft aan dat van de genoemde wegen de hoogste concentraties in de rekenjaren 2011, 2015 (ingangsjaar grenswaarde NO2) en 2020 optreden langs de Europaweg. De hoogst voorkomende waarden zijn 31 µg/m3 als jaargemiddelde voor NO2 en 26 µg/m3 als jaargemiddelde voor fijnstof PM10. Deze hoogste waarden worden bereikt in 2011 en nemen daarna af. Er is daarmee nergens in of nabij het plangebied sprake van overschrijdingen (of benadering van) de grenswaarden voor NO2 of fijnstof (40 µg/m3 als jaargemiddeld). Met 26 µg/m3 als jaargemiddelde voor fijnstof wordt ook voldaan aan de zogeheten 'dagnorm'. Hieraan wordt immers volgens wettelijk vastgelegde omrekening voldaan beneden 31,2 µg/m3 als jaargemiddelde.

Opgemerkt wordt dat de aangegeven maximale concentraties nog een overschatting vormen voor die in een consoliderende situatie. Dit omdat in de verkeerscijfers onder het monitoringtool wel met ontwikkelingen in Schalkstad rekening is gehouden. Aangezien de concentraties van relevante stoffen voldoen aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer, voldoet bestemmingsplan Schalkstad aan de regelgeving voor de luchtkwaliteit.

Vermelding als IBM-project in het NSL

In het NSL is een aantal omvangrijke ontwikkelingen beschreven die een relevante ('In Betekenende Mate/IBM") invloed op de luchtkwaliteit kunnen hebben. Bij de vaststelling van het NSL is op grond van berekeningen met de monitoringtool vastgesteld dat inclusief deze ontwikkelingen tijdig voldaan zal worden aan de grenswaarden. Uit artikel 5.16 lid 1 d van de Wet milieubeheer volgt dat een dergelijke beschreven ontwikkeling bij de ruimtelijke besluitvorming niet opnieuw getoetst hoeft te worden aan de regelgeving luchtkwaliteit zolang zij de beschreven omvang niet te boven gaat.

Haarlem heeft het totaal van voorziene ontwikkelingen in heel Schalkwijk in het kader van Schalkwijk 2000+ (uitgebreid met Slachthuisbuurt Zuid) in het NSL ingebracht als één IBM-project (nummer 718). Dit omvat ook ontwikkelingen in Schalkstad.

Deze bij opstelling van het NSL voorziene ontwikkelingen binnen dit IBM-project zijn verwerkt in het Monitoringtool via de invoergegevens van het verkeersmodel over arbeidsplaatsen en woningen. Het plan(gebied) Schalkstad maakt deel uit van dit IBM-project. Daarom geldt ook zonder directe, afzonderlijke toetsing aan de grenswaarden dat voldaan wordt aan de regelgeving luchtkwaliteit.

Conclusies

Omdat wordt voldaan aan de grenswaarden luchtkwaliteit en ook omdat het plangebied Schalkstad deel uitmaakt van het IBM-project 718 in het NSL, geldt dat voldaan wordt aan de regelgeving luchtkwaliteit. Uit oogpunt van luchtkwaliteit is er daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.7 Windhinder

Sociale en economische effecten van windhinder zijn vooral voor activiteitengebieden, zoals terrassen, van belang. Recreatieve plekken worden gemeden als het gemiddelde windklimaat er te wensen overlaat. Windhinder treedt op rondom hoge gebouwen. Hier is sprake van verhoogde windsnelheden, die het verblijf in de directe omgeving van deze gebouwen onaangenaam kunnen maken. Ter voorkoming van windhinder kan bijvoorbeeld de openbare ruimte tussen hoge gebouwen worden overkapt. Ook het overdekken van winkelcentra onder hoogbouw is een goede oplossing.

In het geval van de kantoortoren aan Ceylonpoort gaat het om een bestaand hoog gebouw, waarbij het winkelcentrum van Schalkwijk overdekte passages kent. Daarmee wordt windhinder voor winkelend publiek reeds ondervangen. De overdekte passages zijn met dit bestemmingsplan geregeld.

4.8 Natuurwaarden

De natuurwaarden worden in Nederland beschermd via twee sporen: via gebiedsbescherming en via soortenbescherming. De gebiedsbescherming is geregeld via de Natuurbeschermingswet, de soortenbescherming via de Flora- en faunawet.

Gebiedsbescherming

In de Natuurbeschermingswet zijn zogenaamde Natura 2000-gebieden aangewezen. Dit valt grotendeels samen met de nationale Ecologische Hoofd Structuur. Het plangebied Schalkstad maakt geen deel uit van deze beschermingsgebieden en ligt op minimaal 5 kilometer afstand van het dichtstbijzijnde beschermde gebied. Het bestemmingsplan is daarom niet in strijd met het onderdeel van de ecologische gebiedsbescherming.

Soortenbescherming

De soortenbescherming in Nederland is wettelijk geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is bepaald dat alle in Nederland van nature voorkomende soorten vallen onder de algemene zorgplicht. Dat wil zeggen dat een soort in een gunstige staat van voortbestaan moet blijven. Bij menselijk handelen, beheerswerk, nieuwbouw of planologische ontwikkelingen dient iedereen hiermee rekening te houden. Daarnaast geldt extra bescherming voor de met name genoemde wettelijke beschermde soorten in de afzonderlijke lijsten 1 tot en met 4. Onder voorwaarden is echter een ontheffing of een vrijstelling mogelijk.

Binnen het plangebied Schalkstad zijn mogelijk plekken met nestelende gierzwaluwen en vleermuizen aanwezig. Het is praktisch onmogelijk om alle nestlocaties en verblijfsplaatsen op te sporen en op kaart vast te leggen. Dit betreft dan de dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Deze soorten wonen in gebouwen. Wanneer deze soorten aanwezig zijn in een af te breken of te renoveren pand, dient ontheffing van de beschermingsverplichting te worden aangevraagd. Ter wille van foeragerende vleermuizen boven de Amerikavaart moet worden ontraden directe verlichting op het water aan te brengen. Alleen amberkleurige verlichting kan worden toegestaan.

De zwarte roodstaart is een schaarse broedvogel die nestelt in gebouwen in pioniersituaties. De spontane aantalsontwikkeling van deze soort is, dat, zodra de pioniersituatie overgaat in een duurzame situatie, hij na een aantal jaren vertrekt . Deze vogelsoort is dus niet met “in redelijkheid te nemen maatregelen“ te beschermen. Aanwezige broedlocaties dienen in stand te worden gehouden, gezien de bedreigde status van deze soort.

Algemeen voorkomende soorten amfibieën, zoals de bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad kunnen in groenstroken langs de waterpartijen voorkomen. Mogelijk overwinteren deze soorten in de kruipruimten onder aanwezige gebouwen. Deze soorten zijn wel wettelijk beschermd, maar niet meer ontheffingsplichtig. Voor deze soorten geldt nog wel de zwaardere beschermingsverplichting in het kader van de algemene zorgplicht.

In het kader van de algemene zorgplicht, artikel 2 van de Flora- en faunawet, wordt aanbevolen de aanwezige beplanting op de oostoever van de Amerikavaart in stand te houden, in het bijzonder de aanwezige bittere wilg. Deze struiken leveren een aanzienlijk aandeel in de biodiversiteit van het gebied door het grote aantal soorten insecten, dat van de bladeren van deze soort leeft. In ditzelfde kader is de aanwezigheid van oeverbegroeiing langs tenminste eenvijfde deel van de oeverlengte van belang om een gevarieerd dierenleven op en in het water in stand te houden, zulks is ook in het gemeentelijke Integraal Waterplan als doelstelling vastgelegd.

Begin 2007 is door advies- en ingenieursbureau Tauw een inventarisatie naar de flora en fauna in het plangebied uitgevoerd. Geconcludeerd wordt:

  • het plangebied ligt niet in of nabij een beschermd natuurgebied. De locatie is vanwege het stedelijke karakter van geringe ecologische betekenis. De aangetroffen planten- en bomensoorten zijn algemeen. Hierdoor zijn ook de voorkomende insectensoorten algemeen. De locatie is geschikt voor (broed)vogels, zoogdieren, amfibieën, insecten en vissen;
  • de beschermde diersoorten waarvoor het plangebied een functie heeft zijn huisspitsmuis, bosmuis, gewone bosspitsmuis, egel, bruine kikker en gewone pad. Deze soorten betreffen tabel 1-soorten;
  • daarnaast bestaat de mogelijkheid dat de gebouwen verblijfplaatsen bieden aan stedelijke vleermuizen, zoals de gewone dwergvleermuis of de laatvlieger. Ook kunnen de bomenrijen deel uit maken van hun foerageergebied en/of hun vliegroute. Vleermuizen zijn tabel 3-soorten.

Concrete richtlijnen voor activiteiten binnen het bestemmingsplangebied

In het bestemmingsplangebied moet bij het uitvoeren van werkzaamheden aan en het verbouwen van opstallen rekening worden gehouden met het mogelijk voorkomen van gierzwaluwen en vleermuizen. Zwaluwen verdienen als beschermde soort extra aandacht. Deze vogels nestelen onder dakpannen, dakranden of in gebouwen. Ze hebben jaar in jaar uit dezelfde broedplek en weigeren een andere broedplek te accepteren als hun vaste plek is verdwenen. Dit betekent, dat bij verbouwen of afbraak van daken met broedplekken van de gierzwaluw ontheffing moet worden aangevraagd in het kader van de Flora- en faunawet. Er wordt immers een vaste broedplaats vernietigd. Dit geldt ook bij afbraak buiten het broedseizoen. Voor vleermuizen geldt de zelfde soort verplichting als voor de gierzwaluw.

Voorafgaand aan ruimtelijke ingrepen en bij (ver)bouwactiviteiten zal in opdracht van de initiatiefnemer aan de hand van veldonderzoek nader geïnventariseerd moeten worden of zwaluwen en eventueel vleermuizen en andere wettelijk beschermde soorten, als muurvarens, inderdaad aanwezig zijn. Mocht dat het geval zijn dan zal de initiatiefnemer van de betreffende ruimtelijke ingreep of verbouwing een ontheffing van de Flora- en faunawet moeten aanvragen, waarin onder andere aangegeven wordt welke compenserende maatregelen genomen gaan worden.

Voor het plangebied geldt dat er geen wijzigingen aan de bestaande situatie worden mogelijk gemaakt middels het nieuwe bestemmingsplan. Geconcludeerd wordt dat de ecologische situatie in het plangebied en de natuurwetgeving geen belemmering vormen voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.9 Archeologie

Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als de op één na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) legden de mensen akkers aan en bouwden ze boerderijen.

Vele eeuwen later, in de 8e eeuw n. Chr., ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, dat huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten.

De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.

Plangebied Schalkstad

Het plangebied van het bestemmingsplan Schalkstad staat niet op de AMK aangegeven als terrein van archeologische waarde. Op de IKAW heeft het plangebied een middelhoge verwachtingswaarde, dat wil zeggen dat een gemiddelde kans bestaat op het aantreffen van archeologische waarden. Er is een vondstmelding in het plangebied van middeleeuws aardewerk. Het terrein van het plangebied heeft sinds de middeleeuwen lange tijd buiten de stad Haarlem gelegen. Na de Tweede Wereldoorlog is het gebied ontwikkeld tot stadsdeel.

Afbeelding 4 Uitsnede Archeologische Beleidskaart Haarlem

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP9080002-0003_0007.jpg"

Geel: categorie 4

Blauwe lijn: begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen in een gebied waar restanten van de strandwal aanwezig zijn. In de top van de strandwalafzettingen of duinafzettingen zijn resten uit de Late Steentijd te verwachten. In het hierboven liggende veenpakket worden resten verwacht uit de periode vanaf de Bronstijd tot en met de Romeinse tijd. In de top van het veenpakket kunnen resten voorkomen vanaf de Romeinse tijd. Door de aanleg van de wijk heeft (sub) recente bodemverstoring plaatsgevonden, die vermoedelijk gepaard ging met egalisaties van de top van het Oude Duin en de strandwal, evenals verdichting van de grond en opspuiten van zand.

Gezien de aard van deze archeologische waarden geldt hier een regime van categorie 4, dat door middel van het verbinden van voorwaarden aan een omgevingsvergunning bij bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte van 2.500 m2 en groter en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing is. Op grond van dit regime kan het zijn dat er bij de aanvraag van een vergunning een waardestellend archeologisch rapport moet worden bijgevoegd, waarin de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in voldoende mate is vastgesteld.

4.10 Vliegverkeer

Met ingang van 1 februari 2003 is het zogenoemde Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) van kracht. In dit besluit is rond de luchthaven Schiphol een beperkingengebied aangewezen. Hierbinnen gelden regels omtrent beperking van bestemming en gebruik van grond in verband met het externe veiligheidsrisico en de geluidbelasting vanwege het luchthavenverkeer. Daarnaast worden regels gesteld omtrent beperkingen van de maximale hoogte van objecten, en van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik. Schalkwijk ligt binnen het beperkingengebied, zoals aangegeven op in Bijlage 2 van het LIB. Ook ligt Schalkwijk geheel binnen het gebied, zoals aangegeven in Bijlage 5 van het LIB, waarvoor beperkingen gelden ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik. Het bestemmingsplan Schalkstad voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die een vogelaantrekkende werking kunnen hebben.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP9080002-0003_0008.png"

Afbeelding 5 Hoogtebeperkingen uit het LIB

Voor het gehele bestemmingsplangebied gelden hoogtebeperkingen. Het grootste deel kent een hoogtebeperking van 45 meter. Ten wetsen van het winkelcentrum is een hoogtebeperking van toepassing, die in westelijke richting oploopt tot ongeveer 50 meter ter hoogte van de Europaweg. Daarbij moet bedacht worden dat de hoogtematen gerelateerd worden aan de referentie- hoogte van de luchthaven Schiphol, zijnde -4.00 N.A.P. Dat betekent dat een hoogtemaat van 45 meter, een hoogtebeperking oplevert van +41.00 N.A.P.

In het bestemmingsplan Schalkstad is de hoogst toegestane bouwhoogte 49 meter die geldt voor de woontorens in het zuidelijk deel van het plangebied. De kantoortoren aan de Ceylonpoort kent een toegestane bouwhoogte 48 meter. Aangezien het gaat om bebouwing die al bestond voordat het LIB in werking trad, is het bestemmingsplan Schalkstad niet strijdig met het Luchthavenindelingbesluit Schiphol. De toegestane bouwhoogte voor overige bebouwing ligt ruim onder de in het LIB genoemde hoogtebeperking van 45 meter.

4.11 Duurzaamheid En Energie

Duurzame stedelijke ontwikkeling

De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota “Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw” bepaald, dat alle ruimtelijk relevante plannen vanaf 2006 moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit. De praktijkrichtlijn duurzame stedenbouw bestaat uit uitgangspunten en een checklist duurzame stedenbouw op basis van de ervaringen in Haarlem. Hierbij is gebruik gemaakt van het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw uit 1999. Toepassen van maatregelen zijn afhankelijk van het stedelijk milieutype. Een grote waterberging past bijvoorbeeld in niet in een hoog stedelijk gebied.

In de checklist zijn naast de wettelijke maatregelen (watertoets) een groot aantal (vrijwillig te nemen) maatregelen beschreven op het gebied van verkeer en vervoer (parkeren ondergronds), afval (het plaatsen van ondergrondse containers), water en energie (zuidgerichte verkaveling zonoriëntering). De vrijwillig te nemen maatregelen zorgen ervoor dat een ruimtelijk plan aan de streefkwaliteit kan voldoen. Dat is dus een kwaliteit die verder gaat dan wettelijke regelingen ofwel de basiskwaliteit. Daarnaast is een checklist energiemaatregelen voor bestemmingsplannen beschikbaar, die toepasbaar is voor gebieden met herontwikkeling en nieuwbouw.

Duurzaam bouwen

De gemeenteraad heeft op 15 november 2005 het beleid voor duurzame woningbouw vastgesteld. Bij alle nieuwe woningbouwprojecten waar de gemeente direct bij betrokken is moet de zogenoemde basiskwaliteit Duurzaam bouwen (Dubo) worden toegepast. Deze basiskwaliteit kan worden bereikt door het toepassen van kostenneutrale duurzame maatregelen. De basiskwaliteit is gebaseerd op een voortschrijdende normstelling en zal worden aangescherpt.

De basiskwaliteit duurzame nieuwbouw binnen het plangebied kan op twee manieren worden bereikt:

  • Het toepassen van de voorkeurslijst duurzaam bouwen maatregelen nieuwbouw;
  • Door het instrument GPR-gebouwen toe te passen. Met dit rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen.

De gemeente kan het initiatief nemen om samen de projecteigenaar een hogere kwaliteit te bereiken (streefkwaliteit).

Wat is GPR?

De Gemeentelijke Praktijk Richtlijn Duurzaam Bouwen (GPR) is het resultaat van praktijkervaringen in de gemeente Tilburg en andere steden (80 gemeenten). Met het rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen. Ter toelichting hierop het volgende: Invullen van maatregelen conform het Bouwbesluit levert een score van 5 op. Invullen van de voorkeurslijst levert een 6 op. Zie ook www.gprgebouw.nl.

Haarlem Klimaatneutraal

In maart 2007 heeft de Haarlemse gemeenteraad in meerderheid uitgesproken dat Haarlem in 2030 een klimaatneutrale stad moet zijn. Voor de eigen organisatie geldt dit al vanaf 2015. Hiertoe heeft de gemeenteraad op 9 oktober 2008 een plan van aanpak vastgesteld. Kern van de aanpak is dat bij ieder (nieuw)bouwproject het energieaspect nader aandacht moet krijgen, waarbij in eerste instantie het gebruik van energie zo beperkt mogelijk moet worden gemaakt via bijvoorbeeld isolatie en zuinige apparatuur. Daarnaast dient zo veel mogelijk van duurzame energie gebruik te worden gemaakt, door bijvoorbeeld zonne-energie in combinatie met warmte-koude opslag toe te passen. In de laatste plaats kan eventueel naar compensatiemaatregelen worden gezocht. Deze compensatiemaatregelen kunnen ook bestaan uit investeren in andere energiemaatregelen buiten het gebied.

4.12 Externe Veiligheid

Met betrekking tot externe veiligheid is de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke stoffen (RNVGS) van toepassing, aangezien over de Italiëlaan
1 maal per 2 weken doorgaand LPG-transport plaatsvindt. Het invloedsgebied van het maatgevende scenario van dit wegtransport valt over het plangebied. Daarnaast is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Het noordelijke deel van het plangebied valt net binnen de 1% letaliteitscontour van de Hd-aardgasgasleiding (140 meter voor een 12 inch leiding) die eveneens loopt langs de Italiëlaan. De eerste bebouwing staat op ongeveeer 180 meter van de gasleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP9080002-0003_0009.jpg"

Afbeelding 6 Ligging gasleiding ten noorden van het plangebied

Zowel in het Bevb als in de Circulaire RNVGS, is een normering opgenomen. Deze normering wordt uitgedrukt in een groepsrisico (GR) en een plaatsgebonden risico (PR). Het PR is de kans per jaar op overlijden van een individu die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Deze grenswaarde resulteert in een afstand die in acht moet worden genomen tussen risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten. Onder andere woningen (en kantoren) worden in de regelgeving beschouwd als (beperkt) kwetsbare objecten. De grenswaarde voor het PR in nieuwe situaties is de contour (afstand vanaf de risicobron) waar een PR geldt van 1 op de 1.000.000. Het GR is de kans op gelijktijdig overlijden van een groep mensen als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico bestaat geen harde grenswaarde. Wel bestaat er een referentie (oriëntatiewaarde). Naarmate deze oriëntatiewaarde wordt benaderd, bereikt of overschreden vraagt dat bij een bestuurlijke verantwoording meer aandacht. In dat geval moet het bestuur van de gemeente Haarlem de hoogte en de toename van het groepsrisico verantwoorden.

Toetsing aan het plaatsgebonden risico

Het bestemmingsplan Schalkstad voldoet aan de veiligheidseis dat geen kwetsbare objecten aanwezig zijn, dan wel geprojecteerd zijn binnen de vrijwaringzone van de aardgasleiding (Besluit externe veiligheid buisleidingen, artikel 11 (plaatsgebonden risico) en artikel 14 (bouwwerken in de vrijwaringszone). Aangezien de wettelijke grenswaarde van het plaatsgebonden risico binnen de vrijwaringzone ligt, is het basisbeschermingsniveau van de individuele burger hierdoor gewaarborgd.

De plaatsgebonden risicocontour vanwege het LPG-transsport valt op de weg zelf, zodat er zich geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten binnen de contour zullen bevinden.

Verantwoording van het groepsrisico

Overeenkomstig artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen geldt voor het bestemmingsplan Schalkstad ook een verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Daar het groepsrisico groter is dan 0,1 x de oriëntatiewaarde, maar, omdat het een consoliderend plan is zonder toevoeging van functies of gebouwen, niet toeneemt ten opzichte hiervan, moeten bij het plan vermeld worden:

  1. 1. De aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied voor en na de vaststelling van het bestemmingsplan.
  2. 2. Het groepsrisico op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan en de bijdrage van de in het besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico.
  3. 3. De vergelijking van het groepsrisico met de oriëntatiewaarde.
  4. 4. Onderzochte alternatieven voor ruimtelijke ontwikkelingen die resulteren in een lager groepsrisico.
  5. 5. De mogelijkheden een ramp door een ongeluk met de aardgasleiding respectievelijk een BLEVE-scenario vanwege het LPG-transport te bestrijden en de omvang van de ramp te beperken.
  6. 6. De mogelijkheden van personen in het invloedsgebied van de aardgasleiding om zich in veiligheid te brengen als de ramp optreedt. Voor de onderdelen 4 en 5 is conform het Bevb en de Circulaire advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Kennemerland.

Beschouwing van deze elementen levert de volgende gegevens op:

  1. 1. Het aantal personen voor en na het besluit wijzigt niet omdat het een consoliderend plan betreft.
  2. 2. Het bestaande groepsrisico bedraagt net iets meer dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
  3. 3. Thans is het groepsrisico net boven de 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Dit wijzigt niet, omdat er geen toevoeging van bebouwing of functies geprojecteerd is.
  4. 4. Aangezien dit een consoliderend plan betreft zonder significante veranderingen of uitbreidingen, zijn lopende de planvorming geen ruimtelijke alternatieven onderzocht.
  5. 5. De Veiligheidsregio Kennemerland heeft in het Veiligheidsadvies BrandweerKennemerland van 24 augustus 2012 aangegeven de bestrijdbaarheid van een ramp respectievelijk de zelfredzaamheid van de in het plangebied aanwezige personen als “goed” te beoordelen. De planvorming geeft geen aanleiding tot het stellen van nadere eisen.
  6. 6. Idem.

Op basis van bovenstaande elementen moet het bevoegd gezag het groepsrisico vanwege dit bestemmingsplan verantwoorden. Het bestaande groepsrisico is laag te noemen is, en wijzigt niet vanwege het conserverende karakter van dit bestemmingsplan. Het groepsrisico wordt verantwoord geacht, waarmee het bestemmingsplan uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Visie Op Het Plangebied

Zoals aangegeven in paragraaf 3.2 is voor het plangebied van het bestemmingsplan Schalkstad ook een structuurvisie opgesteld. Daarin is aangegeven dat het overwegende monofunctionele winkelcentrum Schalkwijk in de toekomst getransformeerd zal worden tot een dynamisch, multifunctioneel knooppunt. Met name door de aanwezigheid van een halte van R-Net leent het winkelcentrum Schalkwijk zich goed voor verstedelijking binnen bestaand stedelijk gebied.

Het is de bedoeling dat het winkelcentrum uitgroeit tot een multifunctioneel stadshart. Zo zal de economische functie gecombineerd worden met de woonfunctie. Schalkstad zal op termijn een compleet winkelaanbod gaan bieden voor de dagelijkse boodschappen, laagfrequente aankopen en recreatief winkelen. De aanwezige horeca en de meer recreatieve functies zullen hierop moeten aansluiten. Hiermee ontstaat een comfortabele omgeving met een eigen sfeer. Het centrum moet zich ontwikkelen tot een ontmoetingsplaats, niet alleen ingegeven door het assortiment aan winkels, maar ook de ruimtelijke inrichting en de activiteiten die er plaats vinden. Schalkstad zal beter aansluiten op zijn omgeving. Het nu sterk naar binnen gekeerde winkelcentrum zal een representatieve façade aan de buitenkant krijgen. Onderdeel van de betere aansluiting op de omgeving is de verbetering van de langzaamverkeersroutes van en naar het winkelcentrum.

De nieuwe bebouwing zal met name gestalte krijgen op de terreinen die nu als parkeerplaatsen in gebruik zijn. Dit heeft tot gevolg dat het parkeren in de toekomst in gebouwde vorm opgelost zal worden. Naast het toevoegen van nieuwe bouwblokken is uitgangspunt een groot deel van de bebouwing van de huidige winkels te handhaven.

5.2 Ontwikkeling

Het project Schalkstad heeft als belangrijkste doel de metamorfose van het winkelcentrum naar een compleet, levendig stadsdeelcentrum voor Schalkwijk, waarbij het gehele karakter van het gebied wordt veranderd tot een centrumstedelijke omgeving. Dit wordt bereikt door zowel een herstructurering van het bestaande winkelcentrum als nieuwbouw op verschillende locaties in het gebied. Aan het bestaande winkelaanbod zullen nieuwe, met name grootschalige, winkels worden toegevoegd.

De nieuwbouw wordt verweven met het bestaande winkelcentrum. Het totaal moet door een heldere en aansprekende inrichting gemak en comfort uitstralen. De winkelrouting wordt opgezet in de vorm van een '8', waarbij de nieuwe trekkers strategisch worden gepositioneerd.

Belangrijkste dragers voor het centrum zullen zijn de vestiging van een bioscoop en de uitbreiding van de sportfunctie. Leisure en vrijetijdsvoorzieningen kunnen inspelen op de aantrekkende werking die hier vanuit gaat. Voor de winkelfunctie wordt op verschillende plekken de ruimte geboden aan daghorecagelegenheden. Het aanbod van avondhoreca zal worden vergroot, zodat ook na sluitingstijd van de winkels de levendigheid blijft.

De weekmarkt neemt in het geheel een belangrijke plek in. In het nieuwe ontwerp krijgt de markt een prominente plek op het nieuwe marktplein. Het plein komt beter te liggen in de looproutes langs de winkels.

Voor de woningbouw in Schalkstad wordt in het programma uitgegaan van een toevoeging van 550 woningen. De hoge dichtheid en stapeling van functies in het gebied maakt de realisatie van grondgebonden woningen op grote schaal niet mogelijk. Daarom zal het grootste deel van de woningen in de vorm van appartementen gerealiseerd worden. In Schalkwijk, en daarmee ook Schalkstad, wordt ingezet op toevoeging van middeldure en dure huur- en koopwoningen. Van belang is dat de nieuwbouwwoningen van goede kwaliteit gebouwd gaan worden, dit onder andere voor differentiatie van de woningvoorraad en ter stimulering van de doorstroming binnen het stadsdeel.

5.3 Uitvoeren

In de structuurvisie is aan de hand van een fasering aangegeven welke deelprojecten in welke volgorde gerealiseerd zullen worden. De uitvoering van de projecten die in structuurvisie Schalkstad benoemd zijn, hangt verschillende zaken af. Het gaat dan bijvoorbeeld om visie- en planvorming, stedenbouwkundige en ruimtelijke kaders, grondposities, financiering, onderhandelingen en afspraken die de verschillende partijen met elkaar maken.

De structuurvisie Schalkstad bevat een uitvoeringsagenda, waarin aangegeven wordt op welke manier de beoogde ontwikkelingstrajecten tot realisatie kunnen komen. En ook al is de structuurvisie zeer recent vastgesteld, dit betekent niet direct dat de toekomstige ontwikkelingen met het voorliggende bestemmingsplan Schalkstad al mogelijk gemaakt kunnen worden.

De structuurvisie geeft richting aan visie- en planvorming en de stedenbouwkundige en ruimtelijke kaders. Maar omdat voor veel deelprojecten bijvoorbeeld de grondposities en de financiering nog niet zijn vastgelegd in een overeenkomst, is de economische uitvoerbaarheid nog niet gegarandeerd. En omdat voor enkele deelprojecten geldt, dat ze nog niet geheel kunnen voldoen aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden, zijn de ontwerpen nog niet passend te maken.

Om deze redenen zouden in het bestemmingsplan Schalkstad alleen die deelprojecten kunnen worden geregeld, waarvan de uitvoerbaarheid zeker is te stellen. Op dit moment kan echter nog voor geen enkel deelproject een planologisch-juridische regeling worden opgenomen in het bestemmingsplan Schalkstad. Het bestemmingsplan kent dan ook een consoliderend karakter, waarbij de bestaande situatie wordt geregeld. Het bestemmingsplan past binnen alle beleidskaders, zoals beschreven in hoofdstuk 3 en geeft rekenschap aan alle milieu- en omgevingsaspecten, zoals beschreven in hoofdstuk 4.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen.

De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

Het juridische bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor burgers, ondernemers en bestuursorganen bindende gedeelte van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan Schalkstad is te karakteriseren als een conserverend bestemmingsplan. Dat betekent dat de huidige bouw- en gebruiksmogelijkheden zoveel mogelijk zijn overgenomen. Ook al is er een structuurvisie Schalkstad die voorziet in allerlei ruimtelijke ontwikkelingen om het winkelgebied een nieuwe impuls te geven, de voorgenomen ontwikkelingen zijn nog niet concreet genoeg om erin te voorzien met dit bestemmingsplan. Zo spelen er nog onderhandelingen, waardoor de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan niet zeker genoeg zou zijn. Ook zijn er nog enkele gesprekken gaande over de definitieve stedenbouwkundige en programmatische invulling van bepaalde blokken. Daardoor kan nog niet voorzien worden in passende bouwaanduidingen op de verbeelding en kunnen de bestemmingen van deze bouwvlakken nog niet duidelijk genoeg ingevuld worden. De beoogde ontwikkelingen zullen via één of meer aparte ruimtelijke procedures tot stand gebracht moeten worden.

6.2 Juridische Planopzet

Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en ondernemers. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, het monitoren van beleid en de handhaving.

De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (hierna SVBP) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels.

De regels van het bestemmingsplan vallen overeenkomstig de SVBP in vier hoofdstukken uiteen.

  • Hoofdstuk 1: Inleidende regels
  • Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

6.3 Hoofdstuk 1: Inleidende Regels


Begrippen (artikel 1)

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.


Wijze van meten (artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen is op grond van de SVBP dwingend voorgeschreven.

6.4 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Bedrijf (artikel 3)

De bestemming 'Bedrijf' is primair van toepassing op de wasstraat aan de Costa Del Sol. Het gaat om een specifiek op deze locatie toegesnede bestemming, waarbij de toegelaten functies uit het oude bestemmingsplan zijn gehandhaafd.

Secundair is deze bestemming van toepassing op de grote nutsvoorzieningen. Binnen het plangebeid zijn deze voorzien van de aanduiding 'nutsvoorziening'. het gaat om transformatorgebouwen aan de Costa Del Sol en het Madeirapad.

Centrum - 1 (artikel 4)

De bestemming 'Centrum - 1' is van toepassing op het bestaande winkelcentrum en enkele blokken die zuid-oostelijk daarvan zijn gelegen (o.a. voormalige TPG-locatie en Jordan Sportschool). Het is een voortzetting van de bestaande toegelaten functies (detailhandel m.u.v. supermarkten, dienstverlening en horeca-1). Waar nodig zijn specifieke functieaanduidingen toegevoegd, bijvoorbeeld waar supermarkten mogelijk zijn, ter plaatse van de bestaande sportschool en waar detailhandel is uitgesloten omdat dit op grond van het oude bestemmingsplan ook niet mogelijk was. Ook de locaties waar een ruimere horeca functie en/of maatschappelijke functies mogelijk waren, zijn voorzien van een specifiek aanduiding.

Gemengd - 3 (artikel 5)

De bestemming 'Gemengd - 3' is van toepassing op het gebouw aan het Fie Carelsenplein, waarin de bibliotheek van Schalkwijk gevestigd is. De bestemming is een voorzetting van de al toeglaten functies, zoals maatschappelijke voorzoorzieningen. Wonen is ook toegestaan.

Groen (artikel 6)

Binnen de bestemming 'Groen' vallen: groenvoorzieningen, zoals plantsoenen, bermen en beplantingen, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen van algemeen nut en bijbehorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, (ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval en recyclecontainers en (ondergrondse) bergbezinkbassins. Ze is van toepassing op de groenstructuren langs de vaarten.

Horeca (artikel 7)

De bestemming 'Horeca' is van toepassing op de Febo-vestiging op de hoek van het Rivièraplein en de Europaweg. De horecagelegenheid is de enige functie in het gebouw en een uitwisseling in gebruik wordt voor deze locatie niet beoogd.

Kantoor (artikel 8)

De bestemming 'Kantoor' is van toepassing op de kantoortoren aan de Ceylonpoort (voormalig VNU-gebouw), aan de noordzijde van het winkelcentrum. Op grond van het oude bestemmingsplan was uitsluitend kantoor toegelaten en - middels vrijstelling- geheel of gedeeltelijke omzetting naar enkele andere functies mogelijk. De kantoorfunctie is weer overgenomen en de omzetting naar de functies dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en horeca t/m 3 is onder een wijzigingsbepaling gebracht.


Maatschappelijk (artikel 9)

De bestemming 'Maatschappelijk' is van toepassing op het politiebureau aan de Costa Del Sol en op de vestiging van Loket Haarlem aan het Rivièraplein. Deze bestemming is bedoeld voor panden die geheel worden gebruikt ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen. Binnen deze bestemming bestaat flexibiliteit om andere maatschappelijke functies toe te staan. Het soort maatschappelijke voorzieningen is gelimiteerd in de bestemmingsomschrijving. Voor zover er binnen andere bestemmingen maatschappelijke voorzieningen zijn toegelaten, wordt er verwezen naar deze bepaling.


Sport (artikel 10)

De bestemming 'Sport' is van toepassing op de Spaarnehal aan het Fie Carelsenplein en is bedoeld voor de panden die geheel worden gebruikt ten behoeve van sportvoorzieningen. Binnen deze bestemming bestaat flexibiliteit om andere sportfuncties toe te staan, inclusief bijbehorend verenigingsleven. Ook is tot op zekere hoogte horeca mogelijk, zolang dit maar ten dienste van de sportvoorzieningen is. Deze horeca bepaling regelt de aanwezigheid van een sportcafé dat ook open is buiten de openingstijden van Spaarnehal. Een deel van het bestemmingsvlak is voorzien met de aanduiding 'wonen', dit is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan.


Verkeer (artikel 11)

Deze bestemming is bedoeld voor wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, verblijfsgebied, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, bermen en beplantingen, voorzieningen van algemeen nut, kunstwerken, geluidwerende voorzieningen, bijbehorende waterlopen en waterpartijen en bijbehorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, (ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval en recyclecontainers en (ondergrondse) bergbezinkbassins. Bruggen waar ook gemotoriseerd verkeer over gaat, hebben een eigen aanduiding. De parkeergarage aan het Floridaplein en de garageboxen nabij de woontoren aan de Briandlaan kennen ook een eigen bouwvlak en aanduiding die regelen dat er ook gebouwd mag worden binnen de bestemming 'Verkeer'. Hetzelfde geldt voor de fietsenstalling aan het Tenerifpad. Het busstation en de halte voor R-Net Schalkwijk-Centrum aan de Aziëweg zijn geregeld met de aanduiding 'openbaar vervoerstation'. De bestemming is ook van toepassing op een smalle strook ten zuiden van bibliotheek aan het Fie Carelsenplein.

Water (artikel 12)

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterberging en/of waterhuishoudkundig, waterlopen en waterpartijen, groenvoorzieningen, oevers, kunstwerken en bijbehorende voorzieningen, zoals bruggen, sluizen, stuwen, dammen, steigers, duikers, gemalen. De aanwezige bruggen voor langzaamverkeer zijn met een specifieke aanduiding aangeven.

Wonen (artikel 13)

De bestemming 'Wonen' is van toepassing op de twee woontorens in het zuidelijk deel van het plangebied; een aan de Costa Del Sol en een op de hoek van het Fie Carelsenpad en de Briandlaan. Ze biedt naast wonen ook ruimte aan een aan-huis-verbonden-beroep, gastouderopvang of bed & breakfast.

Waarde - Archeologie (artikel 14)

In het 'Facetbestemmingsplan Archeologie' uit 2009 heeft het gehele plangebied de bestemming 'Waarde- archeologie 4'. Deze bestemming regelt dat bij bodemverstorende activiteiten van meer dan 2.500 m2 en dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld een archeologisch rapport overlegd dient te worden. De strekking van deze bestemming is één op één overgenomen in de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' met de aanduiding 'waarde – archeologie 4', met het doel de archeologische waarden worden veiliggesteld.

Er is daarmee ook rekening gehouden met de archeologische monumentenkaart en de indicatieve kaart archeologische waarden van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten en de cultuurhistorische waardenkaart van de Provincie Noord-Holland. Hierbij wordt aangesloten bij de indeling van de beleidskaart van de gemeente door de te verwachten archeologische waarden te beschermen middels de verschillende categorieën.

6.5 Hoofdstuk 3: Algemene Regels


Anti-dubbeltelregel (artikel 15)

Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaren verschillen en wisselen. De regeling is met name van belang met het oog op nieuwbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerder verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk te verkrijgen.

Algemene afwijkingsregels (artikel 16)

Ten behoeve van de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk is voorzien in bepaalde algemene afwijkingsregels voor het college van burgemeester en wethouders. Zo kan er een afwijking verleend worden voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%. Ook is in dit artikel de zogenaamde toverformule opgenomen. Gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) strafbaar. In de verschillende bestemmingen is opgenomen wat voor die bestemming in elk geval als strijdig gebruik moet worden aangemerkt. De toverformule houdt een afwijkingsmogelijkheid in voor het college voor die specifiek benoemde gebruiksverboden in het plan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Algemene gebruiksregels (artikel 17)

In de algemene gebruiksregels zijn gebruiken opgenomen, die niet zijn toegestaan. De regeling is zo geformuleerd, dat ze geldt voor alle bestemmingen. Het gaat dan om het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutie en seksinrichtingen of voor bepaalde vormen van opslag. Dit artikel geldt niet voor opslag van materialen, die noodzakelijk zijn voor de realisering van de bestemming of die voortvloeit uit het normale dagelijkse onderhoud.

6.6 Hoofdstuk 4: Overgangs- En Slotregels

Overgangsregels (artikel 18)

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing opgenomen. Het overgangsrecht houdt in dat gebruik en bebouwing dat in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet. Gebruik dat strijdig was met het vorige bestemmingsplan blijft strijdig. Er is geen sprake van legalisatie van reeds strijdig gebruik door dit bestemmingsplan en er kan ook nog steeds gehandhaafd worden. Ook bouwwerken die op peildatum illegaal zijn, blijven illegaal. Het overgangsrecht volgt uit het Besluit ruimtelijke ordening in de artikelen 3.2.1 tot en met 3.2.3 met de verplichting deze op te nemen in het bestemmingsplan.


Slotregel (artikel 19)

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.

6.7 Hoofdopzet Verbeelding

In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van behoud van de bestaande situatie. De bebouwing is grotendeels overeenkomstig de bestaande situatie in dit nieuwe bestemmingsplan ingetekend. Voor zover mogelijk is aansloten bij de planologisch-juridische regels van het hiervoor vigerende bestemmingsplan. Als gevolg van de landelijke eisen uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) zijn kleinschalige, ondergeschikte afwijkingen ten opzichte van de oude planologische situatie niet uit te sluiten.


Op de verbeelding zijn bouwgrenzen en in de regels bouwregels aangegeven. De bouwgrens geeft het gebied aan waarbinnen mag worden gebouwd. Op de verbeelding bevinden zich ook hoogtescheidingsgrenzen en bestemmingsgrenzen. De bestemmingen worden gescheiden door de bestemmingsgrens. Zowel de bouwgrens als de hoogtescheidingsgrens geven een overgang in goothoogte en/of bouwhoogte aan. Op deze manier kunnen bijvoorbeeld twee verschillende bestemmingen die naast elkaar gesitueerd zijn dezelfde bouwhoogte hebben, die maar één keer wordt weergegeven. Op de verbeelding wordt per bouwvlak aangegeven wat de maximum bouwhoogte is en indien van toepassing de maximale goothoogte.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid, Overleg En Inspraak

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Schalkstad voorziet niet in grote stedenbouwkundige veranderingen in het plangebied. Omdat ontwikkelingen die beschreven staan in de structuurvisie Schalkstad op dit moment nog niet voldoende zeker zijn, worden zij niet mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan. De ontwikkeling en invulling van die gebieden vindt na vaststelling van het bestemmingsplan Schalkstad - uiteraard binnen de randvoorwaarden die de gemeente in dit plan stelt - plaats voor risico van de initiatiefnemer. Naast projecten die zullen voortkomen uit het project Schalkstad zijn er geen initiatieven bekend, die een regeling in dit bestemmingsplan behoeven, en daarmee ook geen kosten met zich meebrengen. Op die manier is de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan gewaarborgd.

7.2 Uitkomsten Overleg

Overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept van het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan instanties wier belangen in het geding kunnen zijn. Het gaat om onderstaande instanties:

  • Provincie Noord-Holland
  • Luchtverkeersleiding Nederland
  • Hoogheemraadschap Rijnland
  • PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland
  • N.V. Nederlandse Gasunie
  • Alliander
  • Connexxion
  • Politie Kennemerland
  • Kamer van Koophandel Amsterdam
  • MKB-Haarlem
  • Horeca Nederland
  • VAC Haarlem - Adviescommissie voor de Woningbouw en Woonomgeving
  • Wijkraad Boerhaavewijk
  • Wijkraad Europawijk
  • Wijkraad Meerwijk

In bijlage 5 Reacties artikel 3.1.1 Bro-overleg van de toelichting is een samenvatting van de binnengekomen reacties gegeven en is het antwoord daarop van de gemeente opgenomen.

Uitkomst watertoets

Aangezien het bestemmingsplan Schalkstad een consoliderend bestemmingsplan betreft, heeft de watertoets zich kunnen beperken tot één reactie van de kant van het Hoogheemraadshap van Rijnland.

Op 31 oktober 2012 heeft het hoogheemraadschap gereageerd met een positief wateradvies (zie bijlage 3), dat ook de reactie is in het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het hoogheemraadschap stemt in met de uitwerking van het conceptontwerpbestemmingsplan.

7.3 Handhaving

Met dit plan wordt beoogd een voor de burgers en ondernemers duidelijk en herkenbaar beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook van de gemeente verwacht worden dat er door haar wordt opgetreden als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Immers, de ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt gevaar als er in strijd met het bestemmingsplan wordt gebouwd of indien het gebouwde in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Het achterwege laten van handhaving of het niet goed uitvoeren ervan kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid.

Daarom dient hier het beleid van de gemeente inzake handhaving uiteen gezet te worden en te worden aangegeven hoe de handhaving van het bestemmingsplan wordt opgepakt. De prioritering van de gemeente laat onverlet dat altijd als eerste prioriteit geldt dat calamiteiten met een levensbedreigend karakter, waarbij men moet denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling worden aangepakt.

De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenladder met een bijbehorend puntensysteem, dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Naast zaken die voldoende capaciteit hebben om het direct inzetten ervan te rechtvaardigen pakt de gemeente zaken projectmatig aan. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.

Handhaving van de bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats middels bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers en ondernemers staat hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie zeer belangrijk en hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. Hierbij zal met name onder de aandacht worden gebracht de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer er gehandhaafd zal worden.

Bijlage 1 Bedrijven Vallend Onder Wet Milieubeheer

Bijlage 1 Bedrijven vallend onder Wet milieubeheer

Bijlage 2 Geluid

Bijlage 2 Geluid

Bijlage 3 Wateradvies Hoogheemraadschap Van Rijnland

Bijlage 3 Wateradvies Hoogheemraadschap van Rijnland

Bijlage 4 Veiligheidsadvies Brandweer Kennemerland

Bijlage 4 Veiligheidsadvies Brandweer Kennemerland

Bijlage 5 Reacties Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Bijlage 5 Reacties artikel 3.1.1 Bro-overleg