Haarlem Zuid
Beheersverordening - gemeente Haarlem
Vastgesteld op 17-12-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 De Beheersverordening
Het op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan Haarlem Zuid is verouderd en voldoet aan de huidige eisen van (digitale) raadpleegbaarheid. In de startnotitie van 5 december 2017 (kenmerk: 2017/534212) is besloten om voor dit gebied een beheersverordening op te stellen. Door vaststelling van de beheersverordening Haarlem Zuid beschikt de gemeente Haarlem voor dit deel van haar grondgebied over een actueel, digitaal ontsloten, juridisch planologisch kader, dat voor de bewoners op eenvoudige wijze raadpleegbaar is.
Een beheersverordening vormt, net als het bestemmingsplan, het kader waaraan onder andere omgevingsaanvragen worden getoetst. Ook kan op basis van een beheersverordening handhavend opgetreden worden op het moment dat in strijd met de verordening wordt gehandeld (illegaal gebruik of illegale bebouwing).
De beheersverordening treedt in werking op de dag na publicatie in het gemeenteblad. Daardoor geldt in het verordeningsgebied vanaf die datum een actueel ruimtelijk plan.
1.2 Ligging Verordeningsgebied
Het verordeningsgebied Haarlem Zuid ligt ten zuiden van de binnenstad van Haarlem en beslaat een oppervlakte van circa 101 ha. Het verordeningsgebied wordt aan de noordzijde begrensd door het Frederikspark, de Dreef, de Fonteinlaan en door de Koningin Wilhelminalaan. Aan de westzijde is de Wagenweg de begrenzing. Aan de zuidzijde door de grens met de gemeente Heemstede en aan de oostzijde door het Spaarne, de Oosterhoutlaan en Kleine Houtweg aansluitend op het Frederikspark (zie afbeelding 1.1).
Afbeelding 1.1: ligging verordeningsgebied
1.3 Geldende Planologische Regelingen
In tabel 1.1 staan de binnen het verordeningsgebied 'Haarlem Zuid' geldende bestemmingsplannen.
Nummer | Naam van het plan | Vastgesteld | |
410-7 | Zuiderhout | 13 april 1988 | |
40801 | Haarlem Zuid | 28 mei 2009 | |
00801 | Facetbestemmingsplan Archeologie | 25 juni 2009 | |
BP0120001-va01 | Parapluplan Parkeernormen 2018 | 17 mei 2018 | |
BP0120003-va01 | Reparatieplan B Haarlem 2019 | 21 november 2019 |
Tabel 1.1: Geldende bestemmingsplannen tijdens opstellen Beheersverordening
In het verordeningsgebied is momenteel geen sprake van concrete ontwikkelingen die niet zouden passen binnen de regels van bovengenoemde plannen. Het instrument van de beheersverordening is daarom geschikt om te dienen als actueel ruimtelijk kader.
In het verordeningsgebied zijn dezelfde gebruiks- en bouwregels van toepassing als op grond van het geldende bestemmingsplan. Vergunde bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn ook in de beheersverordening opgenomen. Wijzigingsbevoegdheden zijn niet opgenomen in de beheersverordening.
Bij het kracht worden van de beheersverordening Haarlem Zuid verliezen de in tabel 1.1 genoemde plannen hun rechtskracht voor het deel dat binnen het verordeningsgebied ligt.
NB. De navolgende bestemmingsplannen maken geen onderdeel uit van deze beheersbverordening:
- Het bestemmingsplan Kinderopvang Hildebrandlaan 2, uit 2017 (NL.IMRO.0392.BP4120015-va01) ;
- Het bestemmingsplan Jacob Catslaan 7, wat ter vaststelling in procedure is (besproken in vergadering commissie Ontwikkeling van 24 september 2020) ( NL.IMRO.0392.BP4120017--va01).
Op 9 maart 2011 heeft de Raad van State uirspraak gedaan inzake de beroepen die waren ingediend tegen het bestemmingsplan Haarlem Zuid. Als gevolg van die uitspraak is voor enkele locaties het BP Zuiderhout weer van kracht geworden. Voor twee andere locaties - te weten de Van Oldenbarneveltlaan 15/17 en een heel klein deel van de Crayenestersingel 65 - werd het Uitbreidingsplan Zuid West (1931) weer van kracht werd. Als gevolg van landelijke wetgeving zijn Uitbreidingsplannen medio 2013 van rechtswege komen te vervallen. Voor genoemde locaties was sindsdien geen bestemmingsplan meer van kracht. Met het vaststellen van deze beheersverordening wordt ook voor die delen weer voorzien in een actueel ruimtelijk kader.
1.4 Juridische Systematiek
De bestaande rechten, inclusief bouwmogelijkheden (gebruik in ruime zin), op grond van het vigerende bestemmingsplan vormen het uitgangspunt voor deze beheersverordening. Het vigerende bestemmingsplan 'Haarlem Zuid' kent overwegend gebiedsgerichte bestemmingen. Daarbij zijn de in de verbeelding aan te geven juridisch harde begrenzingen tussen de verschillende functies beperkt tot een aantal essentiële onderdelen. Ten aanzien van de bebouwing is sprake van een vrij grote mate van detaillering in de regels. Deze systematiek wordt gecontinueerd in deze beheersverordening waarbij gelijk ook zoveel als mogelijk is aangesloten bij de huidige Haarlemse standaard regels.
Verder wordt aangesloten bij de systematiek van bestemmen conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. In onderstaande transponeringstabel 1.2 wordt de bestemming volgens het vigerende bestemmingsplan vertaald naar de SVBP-systematiek zoals die is opgenomen in deze beheersverordening.
Bestemmingsplan Haarlem Zuid | Beheersverordening Haarlem Zuid | |
Bestemming | Bestemming | |
Bedrijf-Nutsvoorziening (B-NV) | Bedrijf | |
Gemengd (GD) | Gemengd - 4 | |
Gemengd 4 (GD 4) | Gemengd - 4 | |
Groen 1 (G-1) | Groen - 1 | |
Groen 2 (G-2) | Groen - 2 | |
Maatschappelijk (M) | Maatschappelijk | |
Sport (S) | Sport | |
Tuin 1 (T-1) | Tuin - 1 | |
Tuin 2 (T-2) | Tuin - 2 | |
Tuin 3 (T-3) | Tuin - 3 | |
Verkeer (V) | Verkeer | |
Water (WA) | Water | |
Wonen (W) | Wonen | |
Leiding - Leidingstrook (L-L) | ||
Waarde- Archeologie (WR-A)_ | Waarde - Archeologie | |
Waarde- Beschemd stadsgezicht |
Tabel 1.2: transponeringstabel
1.5 Procedure
De beheersverordening wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Tegen deze vaststelling staat geen bezwaar of beroep open. Het vaststellen van een beheersverordening betreft namelijk de vaststelling van algemeen verbindende voorschriften. Op een dergelijk besluit is hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
1.6 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit zes hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat een aantal algemene planaspecten, geeft een toelichting op het instrument ‘beheersverordening’ en beschrijft de procedure. In hoofdstuk 2 is een beschrijving van de bestaande situatie opgenomen. Hoofdstuk 3 beschrijft de relevante beleidsaspecten, hoofdstuk 4 de omgevingsaspecten en in hoofdstuk 5 staat een toelichting op de regels. In hoofdstuk 6 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van de verordening aangetoond.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Bestaande Situatie
Haarlem Zuid, is een buurt gelegen ten zuiden van het centrum. Een groot deel van het plangebied is middels aanwijzingsbesluit op 5 oktober 2011 aangewezen als beschermd stadsgezicht. De beheersverordening legt de geldende situatie vast. De uitspraak van de Raad van State van 9 maart 2011 ten aanzien van de in hst 5 genoemde adressen in het plangebied is ook in de beheersverordening opgenomen.
2.2 Beschermd Stadsgezicht
Een groot deel van het plangebied Haarlem Zuid ligt binnen het gebied dat op 5 oktober 2011 - besluitnummer 221 - is aangewezen tot beschermd stadsgezicht op grond van de Monumentenwet 1988.
In dat besluit is verklaard dat het vigerende bestemmingsplan Haarlem Zuid, vastgesteld op 28 mei 2009, voldoet aan de beschermingsvereiste.
In de beheersverordening zijn die beschermingsvereisten gehandhaafd.
Afbeelding 2.1: uitsnede kaart beschemd stadsgezicht Haarlem
Bron:https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/bronnen-en-kaarten/overzicht/kaart-van-beschermde-stads--en-dorpsgezichten
2.3 Ruimtelijke Structuur
In de villawijken is wonen de hoofdfunctie. Daarnaast komen enkele aanverwante voorzieningen voor, zoals scholen, kerken en een verzorgingstehuis. Van noord naar zuid loopt dwars door het verordeningsgebied een belangrijke verkeersroute.De Haarlemmerhout functioneert als openbaar stedelijk recreatiegebied en kent een drievoudige functie van natuur, recreatie en cultuur. De educatieve waarde van het bos is een onderdeel van zowel de natuur als de cultuurfunctie. De recreatieve functie van het stadsbos is voor een groot deel passief, daarnaast zijn er een aantal verblijfsplekken met een voorziening zoals het pannenkoekenhuis en het Hertenkamp met kinderboerderij. De culturele waarde is divers. Er zijn restanten van baroklanen en landschappelijke inrichting van Zocher. In het bos staat een aantal kunstwerken en monumenten, er zijn muziekuitvoeringen en festivals en het park is altijd een inspiratiebron voor schrijvers geweest. Met het sportcomplex Emauslaan is ook de functie sport goed vertegenwoordigd in het verordeningsgebied. Tot slot staat aan de Kleine Houtweg een trafostation.
2.3.1 Bebouwingsstructuur
Het verordeningsgebied bestaat in grote lijnen uit twee delen. Het noordwestelijke deel bestaat uit groengebied in de vorm van een bosachtig park (de Haarlemmerhout) en het sportpark Emauslaan aan de zuidwestzijde. Het zuidoostelijke deel is voor het grootste deel bebouwd met een ruim opgezette, groene villa- en middenstandswijk (Oosterhout-Zuiderhout) met vrijstaande huizen, twee-onder-een-kap-woningen en een aantal grotere projecten (zoals Tuinwijk-Zuid en Parkflat Zuiderhout), steeds omgeven door ruime tuinen. Dit woongebied valt weer op te delen in een oostelijk deel met een samenhangende aanleg met merendeels licht gebogen straten in een structuur die lijkt op een half spinnenweb en een klein westelijk deel dat meer aansluit bij de luxe woonwijk in de gemeente Heemstede dan bij Haarlem (Joh. de Wittlaan e.o.). Deze twee delen worden gescheiden door het terrein van verpleeghuis St. Jacob in het Hout en liggen daardoor vrij geïsoleerd ten opzichte van elkaar.
2.3.2 Verkeer en parkeren
Autoverkeer dat de stadsleefgebieden in- of uit wil wordt via ontsluitingswegen type B naar de randen van het gebied geleid. Vervolgens wordt het verkeer via categorie A wegen afgewikkeld. Deze wegen, die deel uitmaken van de hoofdstructuur van de stad, zijn bestemd voor doorgaand verkeer en verkeer dat de stad in- en uitgaat. Voor het verordeningsgebied houdt de wegencategorisering het volgende in: de Paviljoenslaan, Dreef, Fonteinlaan, Zuiderhoutlaan en Spanjaardslaan zijn aangewezen als gebiedsontsluitingsweg A (50 km/h) en de Wagenweg is aangewezen als een gebiedsontsluitingsweg B (50 km/h). Deze wegen hebben een belangrijke functie voor de ontsluiting van het verblijfsgebied. De overige straten in het verordeningsgebied zijn daarmee erftoegangswegen. Tevens is er een aantal fietsroutes die dwars door de Haarlemmerhout lopen. De fietspaden functioneren goed en vormen een onderdeel van een samenhangend fietsnetwerk van de gemeente Haarlem.
2.3.3 Water
In het verordeningsgebied bevindt zich open water bij het Spaarne, de Crayenestersingel, twee vijvers gelegen in de villawijken en er is een smalle sloot om het hertenkamp. Al het water in het verordeningsgebied behoort tot het boezemstelsel van het Hoogheemraadschap Rijnland. Naast een bergingsfunctie, heeft het water ook een esthetische en een ecologische functie. De Crayenestersingel, de twee vijvers en de smalle sloot in het park hebben tevens een bergingsfunctie voor het hemelwater, een ecologische en esthetische functie. Zie verder paragraaf Water
2.3.4 Groen
De Haarlemmerhout is het oudste groene Rijksmonument van Nederland. Het ligt aan de zuidkant van Haarlem. 'De Hout' zoals het groengebied in de volksmond heet, heeft een oppervlakte van zo'n zestig hectare en kent verschillende karakters. De Kleine Hout, rondom de kinderboerderij, het pannenkoekenhuisje en het Hildebrandmonument, heeft een parkachtig karakter.
De Grote Hout, het deel ten zuiden van Dreefzicht dat ingeklemd ligt tussen de Fonteinlaan, Spanjaardslaan en Wagenweg, is een stadsbos. Eindenhout, het gedeelte bij het tempeltje tussen Wagenweg en Leidsevaart, is slechts beperkt toegankelijk en heeft veel meer het karakter van een nat natuurgebied. Bijzondere natuurwaarden & evenementen In de Hout komen bijzondere natuurwaarden voor. Het bos kent relatief veel oude bomen en er komen zeldzame planten voor. De Hout is bijvoorbeeld beroemd om zijn stinsenflora en blauwe boshyacinten. Naast deze natuurwaarden vinden in de Hout ook evenementen plaats. Het is bijvoorbeeld jaarlijks het decor voor Bevrijdingspop en het Haarlemmerhout festival. Zie verder Groen.
2.3.5 Spelen
Uitgangspunt is om, waar mogelijk, speelvoorzieningen toe voegen. In de villawijken Ooster- en Zuiderhout zijn weinig plekken met speeltoestellen aanwezig. Aangezien in deze wijken wel genoeg openbare ruimte aanwezig is om te spelen en het feit dat voor bijna iedere woning een - vaak royale - tuin ter beschikking staat, leidt dit niet tot een ruimteclaim.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het verordeningsgebied. Op rijks- en provinciaal niveau zijn dit onder andere de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)' en de 'Structuurvisie Noord-Holland 2040', die verder zijn uitgewerkt in respectievelijk het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)' en de 'Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV)'. Deze beleidsnota's geven geen specifieke uitgangspunten voor het verordeningsgebied, omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Dit geldt dan ook voor het verordeningsgebied.
Op gemeentelijk niveau zijn dit onder andere de 'Structuurplan Haarlem 2020', 'Woonvisie Haarlem 2017-2020', 'Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/Ijmond: Haarlem 2017 (versie 1 mei 2019)', 'Hotelbeleid Haarlem 2019 (vastgesteld januari 2020)', de nota 'Haarlem Maatschappelijk op de Kaart 2010-2020' en de 'Nota Ruimtelijke Kwaliteit'. De gemeentelijke beleidsnota's geven voor het verordeningsgebied geen ontwikkelingen aan die voor de beheersverordening van belang zijn. Wanneer wel sprake is van ontwikkelingen, zijn deze buiten het verordeningsgebied gehouden. Net als op rijks- en provinciaal niveau wordt gestreefd naar voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Algemeen
De beheersverordening legt de bestaande situatie vast en maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Vanuit dit oogpunt zijn de relevante omgevingsaspecten beoordeeld. Dit hoofdstuk beschrijft de omgevingsaspecten in hoofdlijnen en daar waar er sprake is van niet actuele informatie ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan, wordt de tekst geactualiseerd. Per onderdeel wordt de relatie met het verordeningsgebied beschreven. Monumentale bomen en parkeren zijn nieuw toegevoegde onderwerpen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.
4.2 Water
Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. In het onderhavig plangebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland de waterbeheerder en het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater.
Goed waterbeheer is van groot belang voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van het hoogheemraadschap van Rijnland. Rijnland stelt elke zes jaar in een Waterbeheerplan vast welke maatregelen nodig zijn om de taken voor droge voeten en schoon water zo goed mogelijk uit te voeren.
Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het Waterbeheerplan (WBP5) vastgesteld.
In het Waterbeheerplan 5 (WBP5) staan de ambities van Rijnland voor de periode 2016 -2021 en werkt deze uit in doelstellingen en maatregelen.
Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt.
Het hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het watersysteem in haar beheersgebied dat zich uitstrekt van Gouda tot Spaarndam. Het verordeningsgebied is daar onderdeel van.
4.2.1 Integraal Waterplan Haarlem
De gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland stelden in 2014 de geactualiseerde versie van het Integraal Waterplan (IWP) Haarlem vast. Centrale doelstelling van het IWP is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Het plan functioneert als strategisch kader voor gerelateerde beleidsvelden zoals het grondwater-, afvalwater-, en baggerbeleid. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor extra oppervlaktewater nodig.
Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten.
Binnen het verordeningsgebied ligt aan de oostzijde een watergang.
4.2.2 Verbreed Gemeentelijk Riolerings Plan 2018-2023
Het Verbreed Gemeentelijk Riolerings Plan (VGRP) 2018-2023 van de gemeente Haarlem (vastgesteld door de raad op 21 december 2017) is een beleidsmatig en strategisch plan dat het verbreed rioleringsbeheer (inclusief grondwaterbeheer) en de visie op riolering (en grondwater) voor de langere termijn beschrijft.
Met het VGRP beschikt de gemeente over een instrument om systematisch inzicht te krijgen in de te beheren en onderhouden rioleringsobjecten en de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de wettelijke (milieu)eisen. Door het opstellen van het VGRP wordt het verbreed rioleringsbeleid inzichtelijk en toetsbaar. De nadruk in het VGRP 2018-2023 ligt de onderbouwde keuzes voor de noodzakelijke investeringen, om zo te kunnen blijven voldoen aan de gemeentelijke zorgplicht.
Omdat de riolering veel samenhang heeft met rioolwaterzuiveringen en oppervlaktewater door bijvoorbeeld overstorten, is ook het hoogheemraadschap van Rijnland betrokken bij het opstellen van het VGRP.
Met het nieuwe VGRP staan o.a. de volgende zaken ingepland:
- Het renoveren en vervangen van de riolering waar dat dat nodig is. Gemiddeld gaat het jaarlijks om 8 kilometer vrijvervalriool, 4 kilometer drainage en onderdelen van verschillende gemalen.
- Het uitbreiden van bestaande drainage stelsels.
- De gemeente zet een transitie in naar risico gestuurd beheer, waarmee de kosten voor het rioolbeheer naar beneden kunnen zónder onaanvaardbare risico's te lopen.
- Het uitvoeren van aanpassingen om de kans op wateroverlast te verminderen.
- Het verder afkoppelen van hemelwater in bestaande situaties. Bij nieuwbouw zal het regenwater worden verwerkt op eigen terrein of rechtstreeks geloosd worden op het open water.
- Bij alle rioolwerkzaamheden wordt gezocht naar de mogelijkheden om met slimme aanpassingen een meer klimaat adaptieve leefomgeving te creëren.
Onderzoek naar koppelingen met energietransitie via riothermie.
4.2.3 Keur van Rijnland
Om initiatieven van burgers, bedrijven en organisaties die het watersysteem kunnen beïnvloeden te kunnen reguleren, maakt het Hoogheemraadschap van Rijnland gebruik van de Keur en bijbehorende uitvoeringsregels. Hierin staat waaraan werkzaamheden die invloed hebben op het watersysteem moeten voldoen. In de Keur 2015 gaat Rijnland niet langer uit van een 'nee, tenzij' aanpak maar van een 'ja, mits' en geeft daarmee verantwoordelijkheid en flexibiliteit aan de initiatiefnemers waar dat kan en stelt regels waar dat moet. Deze aanpak zorgt voor minder regeldruk en daarmee voor minder vergunningen en meldingen.
4.2.4 Compensatie
Een belangrijke beleidsregel is dat een toename van verharding gecompenseerd moet worden. Bij een aanwijsbare toename van het verharde oppervlak zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van toename van verharding te voorkomen. Indien er gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak, dient 15% van de toename van verharding als oppervlaktewater te worden aangebracht. Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn het realiseren van grasdaken en ontkoppeling van de verharding van het gemengde rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt. Indien compensatie in het gebied niet gewenst is of niet doelmatig, kan ervoor gekozen worden de Berging Rekening Courant toe te passen. Middels een afkoopbedrag in het Waterfonds, kan elders in Haarlem dan extra waterberging worden gerealiseerd.
4.2.5 Relatie met het verordeningsgebied
In de beheersverordening worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, daardoor is geen compensatie nodig. De toekomstige situatie wijkt niet af van de bouw- en gebruiksmogelijkheden die gelden op basis van het bestemmingsplan dat vervangen wordt door deze beheersverordening. Dit betekent dat er door de vaststelling van deze beheersverordening geen veranderingen in de waterhuishouding optreden (behoudens afkoppelen) en dat de kansen voor verbetermaatregelen aan het oppervlaktewatersysteem en de riolering zich beperkt voordoen. Het onderwerp water vormt geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
4.3 Groen
De groenparagraaf biedt inzicht in de kwaliteit en de kwantiteit van het aanwezige groen binnen het verordeningsgebied.
Bomen zijn van invloed op de kwaliteit van de leefomgeving en hebben meerdere betekenissen. Zowel in de belevingssfeer als ruimtelijk, milieutechnisch, ecologisch cultuurhistorisch als educatief zijn bomen van belang. Het is van belang om zorgvuldig om te gaan met groen.
4.3.1 Relatie met verordeningsgebied
De Haarlemmerhout is het oudste groene Rijksmonument van Nederland. Het ligt aan de zuidkant van Haarlem. 'De Hout' zoals het groengebied in de volksmond heet, heeft een oppervlakte van zo'n zestig hectare en kent verschillende karakters. De Kleine Hout, rondom de kinderboerderij, het pannenkoekenhuisje en het Hildebrandmonument, heeft een parkachtig karakter.
De Grote Hout, het deel ten zuiden van Dreefzicht dat ingeklemd ligt tussen de Fonteinlaan, Spanjaardslaan en Wagenweg, is een stadsbos. Eindenhout, het gedeelte bij het tempeltje tussen Wagenweg en Leidsevaart, is slechts beperkt toegankelijk en heeft veel meer het karakter van een nat natuurgebied. Bijzondere natuurwaarden & evenementen In de Hout komen bijzondere natuurwaarden voor. Het bos kent relatief veel oude bomen en er komen zeldzame planten voor. De Hout is bijvoorbeeld beroemd om zijn stinsenflora en blauwe boshyacinten. Naast deze natuurwaarden vinden in de Hout ook evenementen plaats. Het is bijvoorbeeld jaarlijks het decor voor Bevrijdingspop en het Haarlemmerhout festival.
Het onderwerp groen vormt geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
4.3.2 Monumentale bomen
Vanaf 2015 bieden de Haarlemse bestemmingsplannen bescherming aan de groeiplaatsen van monumentale en waardevolle bomen. Als er in deze beheersverordening gesproken wordt over monumentale bomen worden daarmee monumentale én waardevolle bomen bedoeld. De bescherming van de monumentale boom zelf is geregeld in een gemeentelijke verordening. Voor deze beheersverordening zijn alle monumentale en waardevolle bomen in het verordeningsgebied geïnventariseerd. Een boom kan als monumentaal zijn aangewezen als deze voldoet aan één of meer van de volgende criteria: de boom is minimaal 50 jaar oud, van cultuurhistorisch belang, het is een bijzondere soort of een herdenkingsboom. De vastgestelde monumentale bomen staan op de monumentale bomenlijst van Haarlem. Deze beheersverordening legt groeiplaatsen voor monumentale bomen vast die in de openbare ruimte staan. Bomen op particuliere terreinen die voldoen aan de criteria om monumentaal te worden, zijn niet opgenomen. Hiervoor geldt dat er nog geen beleid is vastgesteld en dat er ook (nog) geen afspraken zijn gemaakt met de eigenaren van de gronden waar deze monumentale bomen staan.
Om de groeiplaats te kunnen bepalen is voor alle monumentale bomen in de openbare ruimte de te verwachten maximale kroonprojectie onderzocht. Dit is de maximale oppervlakte van de kroon gemeten in het horizontale vlak van een volgroeide boom op een locatie. Deze is bepaald door onderzoek naar maximale groeiverwachting en afhankelijk van het type boom, de huidige leeftijd en de groeiomstandigheden. In de beheersverordening is voor deze groeiplaatsen de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod en is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden (aanlegvergunning). Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het verbod om te bouwen wanneer de aanvrager met een groentoets aantoont dat de groeiplaats van de monumentale boom niet onevenredig wordt aangetast.
Opname van de monumentale bomen in bestemmingsplannen of beheersverordening is maatwerk. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden op particuliere gronden. De dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' valt daarom niet over particuliere gronden heen.
4.3.3 Relatie met het verordeningsgebied
Aangezien de beheersverordening geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen faciliteert, maar uitsluitend de bestaande planologische rechten regelt, zijn de monumentale bomen voldoende beschermd.
Het onderwerp monumentale bomen vormt geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
4.4 Parkeren
Op grond van de op 29 november 2014 in werking getreden 'Reparatiewet BZK' zijn de stedenbouwkundige voorschriften uit de 'Haarlemse bouwverordening' op 1 juli 2018 vervallen. Eén van die voorschriften betreft het realiseren van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Om dat te kunnen blijven borgen moeten voortaan ruimtelijke plannen een parkeerregeling bevatten. Dit geldt per direct voor ruimtelijke plannen die zijn vastgesteld na de datum van inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK. Voor oudere ruimtelijke plannen blijven de voorschriften van stedenbouwkundige aard uit de Haarlemse bouwverordening op basis van overgangsrecht gelden tot 1 juli 2018.
4.4.1 Relatie met het verordeningsgebied
Overeenkomstig het bestemmingsplan Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018 is in de regels een parkeerregeling opgenomen. Het ontwerp parkeren vormt geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
4.5 Vliegverkeer
Volgens het Luchthavenindelingbesluit (Lib), onderdeel van de Wet Luchtvaart is rond de luchthaven Schiphol een beperkingsgebied aangewezen. Hierbinnen gelden regels omtrent beperking van bestemming en gebruik van grond in verband met het externe veiligheidsrisico en de geluidbelasting vanwege het luchthavenverkeer. Daarnaast worden regels gesteld omtrent beperkingen van de maximale hoogte van objecten en van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik. De hoogtebeperkingen zijn opgelegd om ervoor te zorgen dat vliegtuigen op een veilige manier van en naar de luchthaven Schiphol kunnen vliegen. De beperkingen voor de vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik zijn opgelegd om te voorkomen dat zich in de nabijheid van de luchthaven concentraties vogels bevinden, die hinderlijk kunnen zijn voor vliegtuigen.
4.5.1 Relatie met het verordeningsgebied
Voor een groot deel van het verordeningsgebied gelden hoogtebeperkingen, die variëren van 90 tot 145 meter, alsmede beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik. In het verordeningsgebied bevinden zich geen vogelaantrekkende bestemmingen of vogelaantrekkende gebruiken. Evenmin komen in het verordeningsgebied bouwwerken of gebouwen voor die de maximale bouwhoogte van 90 tot 145 meter benaderen. Het verordeningsgebied valt buiten de in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol aangewezen zone waarbinnen geen geluidsgevoelige functies (zoals woningen) zijn toegestaan. Geconcludeerd kan worden dat de beheersverordening in overeenstemming is met de bepalingen uit het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
Het onderwerp vliegverkeer vormt geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
4.6 Geluid
Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone waarbinnen akoestisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Voordat geluidgevoelige objecten - zoals woningen of scholen - kunnen worden gerealiseerd, dient te worden onderzocht of aan de normen van de Wgh wordt voldaan. De zonebreedte is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk gebied).
Als er nieuwe geluidgevoelige objecten binnen de onderzoekszone van een weg worden gerealiseerd, dan mag de geluidsbelasting van het wegverkeer niet meer bedragen dan de voorkeurswaarde. Indien de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde moeten er maatregelen worden getroffen om hieraan alsnog te kunnen voldoen. Blijkt dat niet mogelijk of stuit het op overwegende bezwaren dan is het college van burgemeester en wethouders bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde. Deze hogere waarde mag de maximale ontheffingswaarde niet overschrijden.
4.6.1 Relatie met het verordeningsgebied
Voor woonerven en voor wegen waarop de maximum snelheid 30 km/h bedraagt, geldt geen onderzoekszone, waardoor deze - strikt formeel gezien - niet hoeven te worden getoetst aan de normen van de Wgh. Daarnaast worden er geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarvoor onderzoek is vereist. Wel wordt de berekende geluidbelasting in sommige gevallen getoetst aan “een goede ruimtelijke ordening”, met name in de gevallen waarbij er veel verkeer rijdt over een weg met betonstraatstenen. Ook bij een snelheid van 30 km/uur kan toch een relevante geluidbelasting optreden.
Het onderwerp geluid vormt geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
4.7 Natuurwaarden
Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Wet natuurbescherming. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het NNN bestaat uit kerngebieden: grote aan elkaar verbonden natuurgebieden met een hoge kwaliteit. De gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland worden door de provincie vastgesteld. De provincie kan ook gebieden aanwijzen die buiten het NNN liggen, maar wel belangrijk zijn vanwege hun natuur of landschap. Dit zijn 'bijzondere provinciale natuurgebieden' of bijzondere provinciale landschappen'.
Ook de soortenbescherming in Nederland ligt wettelijk vast in de Wet natuurbescherming. Het doel is het beschermen van in het wild voorkomende plant- en diersoorten. De Wet natuurbescherming deelt soorten in drie beschermingsregimes in. Dit zijn het beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn, het beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn en het beschermingsregime andere soorten. Voor alle regimes geldt dat de beschermde soorten niet verstoord mogen worden. Sommige soorten genieten een striktere bescherming dan andere soorten. Als uit de voorgenomen ingreep blijkt dat verstoring aan de orde is, dan is het aanvragen van een ontheffing bij het bevoegd gezag noodzakelijk.
4.7.1 Relatie met het verordeningsgebied
Voor het verordeningsgebied geldt dat er geen wijzigingen aan de bestaande situatie worden doorgevoerd. Er zijn daardoor geen nadelige effecten voor plant- en diersoorten. Een quick scan onderzoek naar ecologie is niet noodzakelijk. De ecologische situatie in het verordeningsgebied en de natuurwetgeving vormen daarom geen belemmering.Voorafgaand aan eventuele toekomstige ruimtelijke ingrepen en bij (ver)bouwactiviteiten zal in opdracht van de initiatiefnemer door veldonderzoek geïnventariseerd moeten worden of wettelijk beschermde soorten aanwezig zijn in het plangebied. Is dat het geval dan zal de initiatiefnemer van die ruimtelijke ingreep of verbouwing een ontheffing van de Wet natuurbescherming moeten aanvragen, waarin onder andere aangegeven wordt welke compenserende of mitigerende maatregelen genomen gaan worden.
Het onderwerp natuurwaarden vormt geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
4.8 Mer
Het voorkomen van aantasting van het milieu als gevolg van grootschalige projecten is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang bij dat soort projecten volwaardig bij de besluitvorming te betrekken. Hiervoor gelden twee Europese richtlijnen te weten de Europese richtlijn betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten van 13 december 2011 en de Europese richtlijn betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's van 27 juni 2001. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage ontwikkeld, dat is vastgelegd in de wet milieubeheer.
4.8.1 Relatie met verordeningsgebied
Met de beheersverordening wordt de planologische situatie consoliderend vastgelegd, zonder nieuwe (planologische) ontwikkelingen. In deze beheersverordening wordt dan ook niet voorzien in de realisatie van m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten.
Het onderwerp MER vormt geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
4.9 Archeologie En Cultuurhistorie
Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als de op één na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) legden de mensen akkers aan en bouwden ze boerderijen. Vele eeuwen later, vanaf de Karolingische tijd (7e-8e eeuw n. Chr.), ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, wat huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is de Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.
Rijksbeleid Arceologie
De drie belangrijkste uitgangspunten van de Wet op de archeologische monumentenzorg zijn:
- het behoud van archeologische waarden in de bodem;
- de initiatiefnemer van het project dat tot bodemverstoring leidt, betaalt de kosten van archeologisch onderzoek;
- het vroegtijdig integreren van de zorg voor het archeologisch erfgoed in de procedures van de ruimtelijke ordening.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem.
Provinciaal beleid
De provincie heeft een wettelijke taak op het gebied van archeologie. De Provincie heeft de bevoegdheid om, als zij daartoe de noodzaak ziet, via een aanwijzing gemeenten te dwingen terreinen van archeologische waarden in hun bestemmingplannen op te nemen met planregels gericht op behoud en bescherming. Het archeologische beleid van het provinciaal bestuur van Noord-Holland ligt vast in de Provinciale Cultuurnota. Verder geeft de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie informatie over onder andere archeologische verwachtingen.
Gemeentelijk beleid
Gemeenten zijn wettelijk verantwoordelijk voor het behoud van het eigen bodemarchief. Het rijke bodemarchief van Haarlem maakt het niet alleen noodzakelijk, maar ook zeer wenselijk om een gemeentelijk archeologiebeleid te voeren.
Het gemeentelijke beleid voor de archeologische monumentenzorg richt zich er in de eerste plaats op waardevolle archeologische vindplaatsen te behouden in de bodem (in situ). De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen in Haarlem liggen vast in een beleidsnota archeologie. De archeologische verwachtingen die voor het Haarlemse grondgebied gelden zijn vertaald naar de Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH).
De ABH geeft aan in welke gebieden bodemverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. Dit is aangegeven in de vorm van verschillende categorieën. Voor elk van deze categorieën heeft de gemeente bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een waardestellend archeologisch rapport, het zogenaamde regime.
De regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van plannen waarvoor in elk geval één van de volgende vergunningen vereist is:
- een reguliere omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen;
- een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk binnen beschermd stadsgezicht.
De beheersverordening kent aan de gebieden die zijn weergegeven op de ABH de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe. De planregels definiëren de relevante begrippen en bepalen welke archeologische voorwaarden aan een omgevingsvergunning kunnen worden verbonden.
Verwachtingswaarde plangebied
Het verordeningsgebied staat vermeld op de AMK als een terrein van archeologische waarde. Op de IKAW geeft het verordeningsgebied grotendeels een hoge verwachtingswaarde, dat wil zeggen dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden gemiddeld hoog wordt geacht. Een klein deel, aan de oostkant van het verordeningsgebied, heeft een middelhoge verwachting.
De Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH) deelt het verordeningsgebied onder in een aantal categorieën op basis van de archeologische verwachtingswaarde, zie afbeelding 4.1.
Afbeelding 4.1: Uitsnede Archeologische Beleidskaart Haarlem
Categorie 3 (oranje)
Het grootste deel van het verordeningsgebied behoort tot categorie 3. Het ligt op de Haarlemse strandwal. De bewoningsgeschiedenis van de Haarlemse strandwal begint in de bronstijd. Ploegsporen, stenen werktuigen en aardewerk getuigen van de leefwijze van de vroege boeren die hier woonden. De noord-zuidlopende strandwal van Haarlem, waarop deze sporen te vinden zijn, ligt ook onder de historische stadskern. Er kunnen hier relatief veel sporen van bewoning uit de prehistorie en middeleeuwen worden verwacht. In de periode na de steentijd zijn deze hoger gelegen gebieden namelijk in een vrij nat landschap uitermate geschikt geweest voor bewoning.
Voor categorie 3 geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 500 m2 en groter en die dieper gaan dan 30 cm –mv een waardestellend archeologisch rapport moet worden opgesteld en ingediend bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. In een waardestellend archeologisch rapport is de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in voldoende mate vastgesteld.
Categorie 4 (geel)
Een klein deel in het oosten van het verordeningsgebied tot aan het Spaarne ligt op de flank van de Haarlemse strandwal en heeft op de Archeologische Beleidskaart een verwachting op het aantreffen van archeologische waarden in categorie 4. Voor deze categorie geldt een regime dat door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw- , aanleg- , en/of sloopvergunning bij bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte van 2500 m2 en groter en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing is. Op grond van dit regime kan het zijn dat er bij de aanvraag van een vergunning een waardestellend archeologisch rapport moet worden bijgevoegd waarin de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in voldoende mate is vastgesteld.
Categorie 6 (blauw)
Voor bodemroerende activiteiten in het gebied "water" geldt geen archeologieregime. Dit betekent dat er geen archeologische verplichtingen aan bodemroerende activiteiten binnen het plangebied gekoppeld zijn. Er dient rekening te houden met de 'gewone' archeologische regelgeving. Dat wil zeggen dat als er bij graafwerkzaamheden voorwerpen gevonden worden waarvan wordt vermoed dat ze 50 jaar of ouder zijn, de bevoegde archeologische instantie hiervan binnen drie dagen op de hoogte moet worden gesteld.
De gevonden archeologica zijn eigendom van de gemeente Haarlem. Aan het ophalen en verwerken van deze vondsten of eventueel nader onderzoek ter plaatse zijn voor de initiatiefnemer geen kosten verbonden noch mogen zij de voortgang van de bouwactiviteiten nadelig beïnvloeden.
4.9.1 Relatie met het verordeningsgebied
Voor het deel van het verordeningsgebied met een middellage of middelhoge archeologische verwachtingswaarde wordt in de regels een dubbelbestemming opgenomen. Het onderwerp archelologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
4.9.2 Cultuurhistorie
Inleiding
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat gemeenten bij het opstellen van een bestemmingsplan rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar deel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. In het kader van het bestemmingsplan Haarlem Zuid (2009) is hiermee rekening gehouden en is er voor de inventarisatie van cultuurhistorische waarden ook een onderzoek gedaan. Het betreft de redengevende omschrijvingen orde 2 panden. Dit onderzoek is als Bijlage 1 bij de toelichting gevoegd (voormalig bijlage 3).
4.9.3 Relatie met verordeningsgebied
Beschermd stadsgezicht
Sinds 5 december 1990 is de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als "beschermd stadsgezicht" in de zin van de Monumentenwet 1988. Per 5 oktober 2011 is via een besluit ex artikel 35 van de Monumentenwet 1988 het "beschermde stadsgezicht" uitgebreid met gebieden in Haarlem Zuid, Haarlem Zuidwest en Haarlem Noord. De aanwijzing tot "beschermd stadsgezicht" betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (op grond van artikel 36 van de Monumentenwet 1988 dat van kracht blijft tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet).
In de beheersverordening is de beschermende werking van het 'beschermd stadsgezicht' ingepast door het consoliderende karakter van het plan, het ziet toe op het behoud van de kwaliteiten van de het stadsgezicht Haarlem Zuid. In de huidige systematiek wordt er niet meer gewerkt met waarderingskaarten, vandaar dat In de beheersverordening daarom de dubbelbestemming 'Waarde - beschermd stadsgezicht' is opgenomen. Naast deze bestemming vindt bescherming plaats via de (algemene) bouwregels m.b.t. orde-1 en orde-2 panden. Het borgen van cultuurhistorische waarden betekent niet dat er niets meer mag gebeuren. Wel dient rekening gehouden te worden met het beschermwaardige karakter van de omgeving en/of pand. Naast de beschermende functie, geeft deze beheersverordening dan ook een toetsingsraamwerk ter begeleiding en sturing van nieuwe ontwikkelingen (voorzover die binnen het kader van de verordening mogelijk zijn).
Monumenten
De gemeentelijke en rijksmonumenten zijn op de verbeelding weergegeven als orde 1. Deze aanduiding heeft voornamelijk een informatieve waarde. De bescherming zelf is geregeld in de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Het bestemmingsplan heeft geen directe invloed op de bescherming, onderhoud en herstel van het monument. Wel zal bij het bestemmen van deze gebouwen en directe omgeving, in het bestemmingsplan waar nodig rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarden.
Beeldbepalende bouwwerken
Het plangebied telt diverse beeldbepalende bouwwerken, de zogenaamde orde 2 panden en/of ensembles. Deze zijn als orde 2 panden op de verbeelding weergegeven. De panden(adressen) die samen een ensembles/seriebouw vormen, zijn opgenomen in de lijst bij de Regels.
Conclusie
Het onderwerp cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
4.10 Bodem
Op grond van de Wet bodembescherming wordt getoetst of de aanwezige bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de beoogde functies in het verordeningsgebied. Voor het verordeningsgebied wordt beoordeeld op basis van de bodemkwaliteitskaart en op de aan/afwezigheid van locaties verdacht van bodemverontreiniging en uitgevoerde onderzoeken in het plangebied.
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Haarlemse bodemkwaliteitskaart vastgesteld (d.d. 30-10-2018). In de Haarlemse bodemkwaliteitskaart worden acht bodemkwaliteitszones onderscheiden (zie Figuur 4.1). Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. De bodemkwaliteitskaart bevat geen grondwatergegevens.
Zeven zones zijn op de kaart zichtbaar als geografische eenheden. Zone 8 heeft betrekking op openbare gebieden. Het bestaansrecht van deze zone bestaat in het feit dat ter plaatse van wegen een afwijkende kwaliteit wordt aangetoond dan de kwaliteit van het omliggende gebied. De bovengrond en ondergrond van het openbare gebied van het verordeningsplangebied zijn onderdeel van deze zone.
Figuur 4.1: Haarlemse bodemkwaliteitskaart
Het verordeningsgebied is gelegen in de bodemkwaliteitszones 2, 3 en 8.
Bodemkwaliteitszone 2
In deze bodemkwaliteitszone is de bovengrond (0,0 – 0,5 m-mv) gemiddeld licht verontreinigd met koper, kwik, lood, zink, PCB en PAK (teerachtige verbindingen in bijvoorbeeld koolas). Plaatselijk komen sterke verontreinigingen voor met lood en zink, matige verontreinigingen met PAK en lichte verontreinigingen met cadmium, kobalt, nikkel en minerale olie.
De ondergrond (0,5 – 2,0 m-mv) is gemiddeld licht verontreinigd met koper, kwik, lood, zink en PAK. In de ondergrond komen plaatselijk sterke verontreinigingen voor met lood. Koper en zink komen plaatselijk als matige verontreiniging voor. Cadmium, kobalt, molybdeen, nikkel, PCB en minerale olie komen plaatselijk als lichte verontreiniging voor.
Bodemkwaliteitszone 3
In deze bodemkwaliteitszone is de bovengrond (0,0 – 0,5 m-mv) gemiddeld licht verontreinigd met koper, kwik, lood, zink, PCB en PAK (teerachtige verbindingen in bijvoorbeeld koolas). Plaatselijk komen sterke verontreinigingen voor met zink, matige verontreinigingen met koper, lood en PAK en lichte verontreinigingen met cadmium, kobalt, nikkel en minerale olie.
De ondergrond (0,5 – 2,0 m-mv) is gemiddeld licht verontreinigd met koper, kwik, lood en PAK. In de ondergrond komen plaatselijk matige verontreinigingen voor met koper, lood, zink en PAK. Cadmium, kobalt, nikkel, PCB en minerale olie komen plaatselijk als lichte verontreiniging voor.
Bodemkwaliteitszone 8
In deze bodemkwaliteitszone is de bovengrond (0,0 – 0,5 m-mv) gemiddeld licht verontreinigd met kwik, lood, zink, PCB en PAK (teerachtige verbindingen in bijvoorbeeld koolas). Plaatselijk komen matige verontreinigingen voor met lood en zink en lichte verontreinigingen met cadmium, kobalt, koper en minerale olie.
De ondergrond (0,5 – 2,0 m-mv) is gemiddeld licht verontreinigd met koper, kwik, lood, zink en PAK. In de ondergrond komen plaatselijk sterke verontreinigingen voor met koper en lood en matige verontreiniging met zink. Arseen, cadmium, kobalt, nikkel, PCB en minerale olie komen plaatselijk als lichte verontreiniging voor.
Grondverzet
De gemeente Haarlem heeft voor haar beheergebied gebieds-specifiek beleid vastgesteld (Nota bodembeheer 5-9-2013, BBV nr: STZ/MIL 2013/232071). Voor het toepassen van grond in bodemkwaliteitszones 2, 3 en 8 zijn Lokale Maximale Waarden vastgesteld. Op basis van de Nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart is vrij grondverzet op de locatie of binnen de bodemkwaliteitszones zelf toegestaan, mits het gaat om grond van een onverdachte locatie.
Voor het toepassen van de grond uit bodemkwaliteitszones 2, 3 en 8 in andere bodemkwaliteitszones is een partijkeuring nodig.
4.10.1 Relatie met het verordeningsgebied
Het aspect bodem bodemkwaliteit levert geen belemmering op voor de vaststelling van de beheersverordening. In het kader van de omgevingsvergunning moet een technisch bodemonderzoek worden uitgevoerd naar de bodemkwaliteit ter plaatse.
4.11 Milieuzonering
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende functies enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds, ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Het gebruik van een milieuzonering biedt de mogelijkheid om gevoelige functies te vrijwaren van (zware) bedrijvigheid, of bepaalde bedrijvigheid te versterken.
Sinds 2008 ( 2008016922 B&W Nota_ Nota milieuzonering) past Haarlem de aanpak en richtlijnen in zijn milieuzonering de aanpak en richtlijnen uit de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (laatste editie 2009) toe, behoudens te benoemen afwijkingen. De publicatie geeft onder meer richtafstanden aan tussen bedrijvigheid en woningen voor verschillende milieufactoren (geluid, stof, geur, bodem, verkeer, externe veiligheid).
In de milieuzonering staat de typering van (woon)gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde bedrijvigheid in (woon)gebieden is gelet op onder andere de ligging van (potentiële) bedrijven ten opzichte van de omgeving, de mate van eventueel te verwachte hinder en het na te streven karakter van de buurt/wijk. Voor deze gebiedstypering van het Haarlemse grondgebied, en met name de wenselijkheid van functiemenging, is in voornoemde nota de eerder al in Haarlem gehanteerde indeling overgenomen
Haarlem-Zuid is in hoofdzaak te typeren als een woonwijk. In deze wijk zijn geen (industriële) bedrijven gelegen die bij regulier functioneren een grote milieubelasting hebben (geluid, geur, stof, gevaar e.d.).
Binnen dit plangebied zijn vier verschillende gebiedstypes te onderscheiden:
- Gebieden die aangemerkt kunnen worden als “corridors/ gemengd gebied”. Het gaat hier om doorgaande routes of verkeersassen met openbaar vervoer, die een verbinding vormen met het centrum ( o.a. Fonteinlaan en Wagenweg). De nadruk ligt op de werkfunctie, menging met de woonfunctie is mogelijk en hier zijn maximaal categorie C bedrijven toegestaan aan weerszijden van wegen.
- In het plangebied komen gebieden voor waar de woonfunctie overheerst, het woongebied wordt getypeerd als 'Laagbouw in lage dichtheden'. Hier wordt uitgegaan van een maximaal toegestane bedrijfscategorie B.
- Een deel van het gebied is aangemerkt als 'Stadspark'. In het park zijn geen bedrijven toegestaan behalve de reeds aanwezige recreatieve voorzieningen zoals het hertenkamp en een pannenkoekenhuis.
- Het sportcomplex is getypeerd als 'Dagrecreatie Sportterrein'. Op het sportterrein zijn recreatiegebonden bedrijven toegestaan.
4.11.1 Relatie met het verordeningsgebied
Deze beheersverordening legt de bestaande situatie vast, waarin voldaan werd aan de geschetste zonering. De bestaande milieuhygiënische situatie is en blijft gehandhaafd, een planologische verslechtering is niet mogelijk.
Het onderwerp milieuzonering vormt geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
4.12 Luchtkwaliteit
De luchtkwaliteit is van belang voor de gezondheid van mens en dier en voor de kwaliteit van het milieu. In de Europese Unie zijn daarom grenswaarden afgesproken waaraan de concentraties van een aantal stoffen vanaf bepaalde ingangsdata moeten voldoen. Die grenswaarden en regelgeving om ze tijdig te bereiken en te handhaven zijn in Nederland opgenomen in de Wet milieubeheer, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. De belangrijkste regels over de luchtkwaliteit staan in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm)en het 'Besluit Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'.
Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit hoeven niet afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Een project is 'niet in betekenende mate' als de bijdrage van het project maximaal 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes (PM10) of stikstofdioxide (NO2) is. In de praktijk vertaalt dit naar een jaargemiddelde bijdrage van maximaal 1,2 µg/m3.
4.12.1 Relatie met het verordeningsgebied
Deze beheersverordening maakt ten opzichte van de vigerende (bestemmings)plannen die worden vervangen geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Er is derhalve sprake van een 'NIBM'-situatie waardoor onderzoek achterwege kan blijven. Het onderwerp luchtkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
4.13 Stikstof
Beoordeling stikstofdepositie
Achtergrond en wettelijk kader.
De Wet Natuurbescherming (Wnb) regelt de bescherming van onder meer zogenoemde Natura 2000 gebieden. Deze gebieden vormen een samenhangend netwerk van natuurgebieden binnen de Europese Unie, die beschermd worden op grond van Europese richtlijnen (de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn). De richtlijnen geven aan welke natuur, soorten dieren en planten beschermd dienen te worden, en zijn verwerkt in de nationale wetgeving van de lidstaten zoals in Nederland de Wnb.
Stikstofverbindingen, waaronder stikstofoxiden en ammoniak, kunnen als gevolg van activiteiten vrijkomen en na transport door de atmosfeer weer in bodem, water en vegetatie in de natuurgebieden worden opgenomen (depositie). De toename van de stikstofbelasting van daarvoor gevoelige gebieden leidt via vermesting (teveel voedingsstoffen) en verzuring (via processen in bodem en water) tot verdringing en verzwakking van kenmerkende soorten dieren en planten, en tast zo de kwaliteit van de natura-2000 gebieden aan. Het overgrote deel van de Natura2000 gebieden is al hoog- of overbelast met stikstof.
Uit de Wnb volgt dat activiteiten en ontwikkelingen alleen kunnen plaatsvinden indien vaststaat dat daardoor de kwaliteit van de Natura 2000 gebieden niet wordt aangetast. Dat is onder meer het geval indien de activiteiten niet leiden tot stikstofdepositie op de gevoelige gebieden; rekenkundig betekent dit dat de depositie kleiner moet zijn dan 0,00 mol N/Ha/jr. Voor woningbouw geldt dit zowel in de bouwfase (aanlegfase) waarin machines en voertuigen nodig voor de bouw kunnen zorgen voor uitstoot van stikstofverbindingen, als in de gebruiksfase waarin huisverwarming en verkeer van de bewoners zorgen voor terugkerende uitstoot van stikstof. De hierdoor veroorzaakte depositie op de omringende natuurgebieden kan berekend worden met het door het Rijk hiervoor verstrekte rekenprograma Aerius. Indien blijkt dat de stikstofdepositie wel groter is dan 0,00 mol/ha, jr is in principe een vergunning Wnb nodig en in elk geval nader onderzoek naar de effecten en hoe deze voorkomen kunnen worden.
Haarlem ligt op een afstand variërend tussen <1 km en 4 km afstand van het Natura2000 gebied Kennemerland-Zuid. Voor de meeste ontwikkelingen in Haarlem betekent dit dat stikstofdepositie op dit Natura 2000 gebied niet op voorhand uitgesloten kan worden en een Aeriusberekening nodig is om dit vast te stellen.
4.13.1 Relatie met verordeningsgebied
In het geval van beheersverordening Haarlem Zuid worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er is daarom geen vergunning op grond van de Wnb nodig. Het onderwerp stikstof vormt geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
4.14 Kabels En Leidingen
Er liggen geen hoofdgasleidingen of landelijke/regionale leidingstroken in of in de nabijheid van het verordeningsgebied.
De watertransportleiding wordt niet meer in het bestemmingsplan opgenomen. Sinds 2008 is namelijk de Grondroerdersregeling van kracht, laatstelijk vastgelegd in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (en het daarbij behorend Besluit en Regeling), die op 1 januari 2019 in werking is getreden. Op basis van de grondroerdersregeling moeten partijen een 'klic-melding (graafmelding) doen bij het kadaster, waarmee de kans op beschadiging van de leiding wordt uitgesloten. Het opnemen van een regeling voor deze leiding is daarmee niet langer nodig. In dit licht zijn er geen belemmeringen voor de beheersverordening.
Het onderwerp kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
4.15 Externe Veiligheid
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van productie, opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan zowel betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) als op transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing.
Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEV-i, 2004), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in het besluit Externe Veiligheid Transportroutes (BEV-t, 2015) en het beleid met betrekking tot buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEV-b, 2011).
Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan vier kernbegrippen centraal: kwetsbaar object en beperkt kwetsbaar object, plaatsgebonden risico (afgekort als PR) en groepsrisico (afgekort als GR). De exacte definities van deze begrippen zijn opgenomen in bovengenoemde besluiten.
Het vaststellen van een beheersverordening is het moment waarop de ruimtelijke ordening van een gebied met vaak zowel kwetsbare - en beperkt kwetsbare objecten als risicobronnen getoetst wordt en waarbij beoordeeld wordt of het voorliggende plan voldoet aan gestelde in het BEV-i, BEV-b en BEV-t.
Kwetsbare objecten zijn naast woningen, woonboten en woonwagens ook gebouwen waarin groepen mensen verblijven die extra bescherming nodig hebben: minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten. Daarnaast zijn kwetsbare objecten ook gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn. Hierbij kun je denken aan hotels of kantoren en grote winkels met een supermarkten of warenhuis erin. Sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen zijn daarentegen beperkt kwetsbare objecten.
Risicobronnen zijn:
- BEVI-inrichtingen (bedrijven) waar handelingen en activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden
- Wegen, spoorwegen of waterwegen waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden.
- Buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen getransporteerd worden, voornamelijk ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen.
Voor het verordeningsgebied zijn naast kwetsbare - en beperkt kwetsbare objecten (groen) ook EV-relevante risicobronnen (rood) aanwezig, zie figuur 4.2.
Figuur 4.2: uitsnede risicokaart en plangebied vlgs. ruimtelijke plannen.nl
In het plangebied zijn geen BEVI-inrichtingen aanwezig.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg: N205
De gemeente Haarlem heeft geen route vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door de gemeente. Doorgaand verkeer is op grond van verplicht de bebouwde kom van de gemeente zoveel mogelijk te mijden.
Door het verordeningsgebied lopen gemeentelijke wegen die de oost-west verbinding vormen tussen de Schipholweg en de Westelijke randweg. Over deze wegen vindt transport van gevaarlijke stoffen zoals propaan en LPG plaats. De intensiteit van deze transporten is laag, gelet op het geringe aantal afleveradressen in de regio.
Figuur 4.3:
Het Besluit externe veiligheid Transportroutes (Bev-T, 2015) is het wettelijke kader waaraan het ruimtelijk plan getoetst is. Artikel 4 geeft invulling aan het plaatsgebonden risico voor kwetsbare- en beperkt kwetsbare objecten. Artikel 7 en 8 geven regels voor de verantwoording van het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
De weg bevindt zich direct ten westen van het plangebied. Aan de hand van de vuistregels in de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART, 2017) is bepaald dat de weg geen 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour heeft. Het aantal transporten per jaar in de stofcategorie GF3 is daarvoor te laag.
Groepsrisico
Aan de hand van eerder genoemde vuistregels is bepaald dat in de bestaande situatie het groepsrisico lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde.
Vanwege de ligging van het verordeningsgebied in het invloedsgebied (355 m) van de weg is een advies van de veiligheidsregio Kennemerland (VRK) raadzaam t.a.v. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg een ramp voordoet. Het advies van de VRK is bijgevoegd in bijlage 1.
Vanwege de ligging van het verordeningsgebied in de toetsingszone ruimtelijke maatregelen (200 m) van de weg is een beperkte verantwoording van het groepsrisico verplicht. Aangezien het groepsrisico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N205 in de huidige situatie lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde kan worden volstaan met het advies van de veiligheidsregio (VRK).
Overige risicobronnen
In en rond het plangebied bevinden zich geen andere EV-relevante risicobronnen (spoor, water, buis-leidingen) waarbij vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
4.15.1 Relatie met het verordeningsgebied
De beheersverordening Haarlem Zuid is getoetst aan het BEV-i, BEV-b en BEV-t.
De N205 is een EV-relevante risicobron in het verordeningsgebied. Over de N205 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats in een lage intensiteit. De weg heeft geen plaatsgebonden risico 10-6/jaar en het groepsrisico door de weg is lager dan 0,1*oriënterende waarde.
De beheersverordening voldoet aan het gestelde in genoemde besluiten.
Het onderwerp externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
4.16 Duurzaamheid
Duurzame stedelijke ontwikkeling
De gemeente Haarlem geeft in de beleidsnota Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw aan dat alle ruimtelijk relevante plannen vanaf 2006 moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit. Deze praktijkrichtlijn bestaat uit uitgangspunten en een checklist duurzame stedenbouw op basis van de ervaringen in Haarlem. Hierbij is gebruik gemaakt van het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw, één van de vier modules van het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen (NPDB). Toepassen van maatregelen is afhankelijk van het stedelijke milieutype. Een grote waterberging past bijvoorbeeld niet in een hoog stedelijk gebied. De checklist beschrijft naast de wettelijke maatregelen (watertoets) een groot aantal (vrijwillig te nemen) maatregelen op het gebied van verkeer/vervoer (parkeren ondergronds), afval (het plaatsen van ondergrondse containers), water en energie (zuid gerichte verkaveling, zonoriëntering). De vrijwillig te nemen maatregelen zorgen ervoor dat een ruimtelijk plan aan de streefkwaliteit kan voldoen. Dat is dus een kwaliteit die verder gaat dan wettelijke regelingen ofwel de basiskwaliteit.
Haarlem Klimaatneutraal
In maart 2007 sprak de Haarlemse gemeenteraad in meerderheid uit dat Haarlem in 2030 een klimaatneutrale stad moet zijn. Voor de eigen organisatie gold dit al vanaf 2015 waaraan inmiddels is voldaan. Hiertoe stelde de gemeenteraad op 9 oktober 2008 een plan van aanpak vast. Kern van de aanpak is dat bij ieder (nieuw)bouwproject het energieaspect verder aandacht moet krijgen, waarbij in eerste instantie het gebruik van energie zo beperkt mogelijk moet worden gemaakt via bijvoorbeeld isolatie en zuinige apparatuur. Daarnaast dient zoveel mogelijk van duurzame energie gebruik te worden gemaakt door bijvoorbeeld situering en door zonne-energie in combinatie met warmte-koude opslag toe te passen. In de laatste plaats kan eventueel naar compensatiemaatregelen worden gezocht. Deze compensatiemaatregelen kunnen ook bestaan uit het investeren in andere energiebesparende maatregelen op een andere locatie.
4.16.1 Relatie met verordeningsgebied
De beheersverordening is behoudend (consoliderend) van aard: er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Daarom vindt geen toetsing plaats aan dit milieuaspect. Het onderwerp duurzaamheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
Zoals hiervoor al is vermeld, is het uitgangspunt van deze beheersverordening het overnemen van de regelingen uit ter plaatse van het verordeningsgebied vigerende bestemmingsplannnen.
Voor de locaties met het besluitvlak (=bestemming) is de bestaande situatie in ruime zin uitgangspunt. Onder de bestaande situatie moet de legale bestaande en/of vergunde situatie worden verstaan. Illegaal gebruik of illegale bebouwing valt daar niet onder.
De regels in deze beheersverordening bestaande volgende hoofdstukken:
- Inleidende regels (hoofdstuk 1)
- Gebiedsregels (hoofdstuk 2)
- Algemene regels (hoofdstuk 3)
- Overgang- en slotregels (hoofdstuk 4)
Aanvullend is in dit hoofstuk het volgende opgenomen:
- Criteria bij afwijken van bouwregels en/of toepassing nadere eisen
- Verwerking uitspraak Raad van State in de beheersverordening
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk is in artikel 1 een aantal begrippen opgenomen die van toepassing zijn op de regels van de beheersverordening. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Ook is de wijze van meten omschreven.
Hoofdstuk 2 Gebiedsregels
In dit hoofdstuk zijn de bouw- en gebruiksregels opgenomen, waarbij moet worden opgemerkt dat vaak ook de algemene bouw- en gebruiksregels uit hst. 3 van toepassing zijn. Voor alle besluitvlakken geldt dat de bestemmingen en aanduidingen zoals opgenomen op de aldaar vigerende bestemmingsplannen van toepassing zijn evenals de regels uit die bestemmingsplannen. Het betreft alle regels (inclusief begripsbepalingen en algemene regels), met uitzondering van wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen.
In de beheersverordening zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
Bedrijf (artikel 3)
Deze bestemming is enkel bedoeld voor (bestaande) nutsvoorzieningen, zoals electriciteitshuisjes.
Gemengd - 4 (artikel 4)
Dit besluitvlak is bedoeld voor gebouwen waar op de begane grond én op de overige verdiepingen zowel wonen als werkfuncties zijn toegestaan zoals kantoor, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, voor zover de betreffende aanduiding voor die functie ter plaatse is opgenomen.
Detailhandel en bedrijven zijn niet toegestaan. Beroepsuitoefening aan huis behoort tot de mogelijkheden.
Groen - 1 (artikel 5)
Dit betreft de Haarlemmerhout en de naastgelegen goenstroken. In lid 1 is bepaald welk gebruik is toegestaan, zoals groenvoorzieningen, park en plantsoenen met speelweiden. Ook de regeling voor tijdelijke evenementen ( t.b.v. o.a. Bevrijdingspop) is gehandhaafd.
Voor behoud van de zichtlijnen is een 'specifieke bouwaanduiding bebouwing uitgesloten' opgenomen (ook op de verbeelding).
Groen - 2 (artikel 6)
De (openbare) groenvoorzieningen van structurele aard zijn specifiek bestemd als 'Groen'. Ook de bermen en bomen langs wegen maken deel uit van deze bestemming. Binnen de bestemming 'Groen' zijn ook waterlopen en waterpartijen, speelvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, (ondergrondse) afval- en recyclecontainers, warmte-koudeopslag en warmte-koudetransport toegestaan.
Maatschappelijk (artikel 7)
Dit besluitvlak is bedoeld voor bestaande panden die geheel worden gebruikt ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen of als zodanig waren bestemd in het bestemmingsplan Haarlem Zuid.
Sport (artikel 8)
De sportvelden en het sportcomplex hebben het besluitvlak 'Sport' gekregen. Op de verbeelding is een bebouwingsvlak aangegeven waarbinnen alle bebouwing moet worden geconcentreerd. Daarnaast zijn ook bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan. Ten behoeve van aan sport ondergeschikte en daarmee verbonden eventuele horeca en detailhandelactiviteiten is het toegestaan tot een maximum van 20% van de bruto vloeroppervlakte te gebruiken ten behoeve van deze activiteiten. Verder wordt ook de mogelijkheid geboden om maatschappelijke voorzieningen te realiseren, zoals bijvoorbeeld kinderopvang. Verder zijn parkeervoorzieningen onder de bestemming Sport toegestaan.
Tuin -1 (artikel 9)
De voor gebouwen bedoelde gronden behorende bij onder andere de besluitvlakken 'Wonen' en 'Gemengd-4' worden bestemd als 'Tuin -1'. Binnen dit besluitvlak zijn slechts tuinen en verhardingen toegestaan. Een aan- of uitbouw of een bijgebouw, zoals een berging kan niet binnen dit besluitvlak worden gerealiseerd. Uitzondering hierop vormen garagebozen en bergingen ter plaatse van de aanduiding 'garag''.
Dit besluitvlak komt vaak voor aan de voorzijde van woningen. Het is bedoeld om de openheid en het groen in het plangebied te behouden, Bebouwing aan de voorzijde van woningen geeft ook een rommelig beeld en kan, met name bij hoekwoningen, het uitzicht voor automobilisten verminderen waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Daarom zijn alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.
Parkeren in tuinen met bestemming 'Tuin - 1' is alleen toegestaan waar dit met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven.
Tuin -2 (artikel 10)
De bij onder andere woningen behorende gronden waar wel gebouwen zijn toegestaan, worden bestemd als zijnde 'Tuin - 2'. Op deze gronden mogen onder voorwaarden aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. Garagaboxen zijn mogelijk ter plaatse van de specifieke aanduiding. Het is niet toegestaan dat de gronden met het besluitvlak 'Tuin 2' geheel worden volgebouwd. Dit in belang van voldoende woonkwaliteit in de vorm van voldoende openheid en groen. In de planregels zijn daarom maximale bouwregels opgenomen. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40 procent van het bestemmingsvlak met een maximum oppervlakte van 50 m².
Tuin - 3 (artikel 11)
Het besluitvlak 'Tuin - 3' is bedoeld voor tuinen die 100% bebouwd mogen worden.
Verkeer (aritkel12 )
Dit besluitvlak is bedoeld voor alle rijwegen binnen het verordeningsgebied inclusief de bijbehorende bermen en verhardingen, openbare parkeerplaatsen, openbare ruimte met bijbehorende voorzieningen, waaronder straatmeubilair, abri's en (ondergrondse) afval- recyclebakken en bergbezinkbassins.
Water (artikel 13)
De in het verordeningsgebied voorkomende waterwegen en waterpartijen zijn ondergebracht in het besluitvlak ' Water'.
Wonen (artikel 14)
Dit besluitvlak is bedoeld voor alle panden binnen Haarlem Zuid die voor wonen worden gebruikt. Naast wonen is ook beroepsuitoefening aan huis toegestaan, alsmede gastouderopvang en/of bed & breakfast. Binnen de ruimtelijk-functionele opzet van woonwijken is het toegestaan woningen te gebruiken en in te richten voor beroepsmatige activiteiten aan huis. Wel is het van belang dat de woningen die hiervoor gebruikt worden in overwegende mate de uitstraling behouden van een woning en dat de verkeersaantrekkende werking beperkt blijft. Om die reden zijn beroepsmatige activiteiten aan huis in de beheersverordening niet onbeperkt toegestaan: maximaal 35% van het bruto vloeroppervlak van een woning mag gebruikt worden voor beroepsmatige activiteiten aan huis, tot een maximum van 50 m².
- Begeleid wonen wordt als passend binnen de woonfunctie gezien. Onder begeleid wonen wordt verstaan: vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
- Zorgwoningen worden niet als passend binnen de woonfunctie gezien. Dit kan wel binnen de bestemming Maatschappelijk worden opgenomen. Onder een zorgwoning wordt verstaan: een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van één of meer personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan een afzonderlijke ruimte voor de verzorging aanwezig zijn.
Waarde - Archeologie (artikel 15)
De aanwezige archeologische verwachtingswaarden krijgen bescherming door het toekennen van het besluitvlak 'Waarde - Archeologie'. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
De beheersverordening houdt rekening met de Archeologische Beleidskaart Haarlem. In het verordeningsgebied komen de categorieën 3, 4 en 6 voor.
Waarde - Beschermd stadsgezicht (artikel 16)
De dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' is in een aantal gevallen van toepassing. Deze dubbelbestemming valt samen met de begrenzing van het formele aanwijzingsbesluit van het Beschermd Stadsgezicht Haarlem. Het doel van het bestemmingsplan is de essentiële waarden van dit Beschermd Stadsgezicht te beschermen. De waarden van het beschermde stadsgezicht zijn in het bestemmingsplan in vrijwel alle bestemmingen vastgelegd.
Voor de bescherming van het beschermd stadsgezicht zijn bij het opstellen van de regels van dit bestemmingsplan de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- Behoud, bescherming en waar mogelijk versterking van het straat- en bebouwingsbeeld.
- Instandhouding en/of herstel van de monumenten en beeldbepalende gebouwen. Deze zijn op de verbeelding respectievelijk aangegeven als orde 1 (rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten) en als orde 2 (beeldbepalende gebouwen).
- Bij beeldbepalende gebouwen (orde 2) moeten specifieke waarden van het pand binnen de gevelwand behouden blijven. Bij verbouwing heeft een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap de voorkeur.
- Voor ensembles en seriebouw geldt dat de samenhang tussen de verschillende gebouwen moet worden gehandhaafd. Bij verbouwingen waarbij het beeld van gevel en/of kap wordt gewijzigd, dient dat in de afzonderlijke gebouwen zodanig te gebeuren dat de samenhang in het ensemble niet wordt verstoord. Daarom moet een bouwkundige ingreep worden afgestemd met de overige gebouwen in een ensemble of een serie identieke gebouwen.
Waarde - Groeiplaats monumentale boom (artikel 17)
In de beheersverordening is het besluitvlak 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' inclusief een bouwverbod en een aanlegvergunningstelsel opgenomen.
Binnen dit besluitvlak is geen nieuwe bebouwing mogelijk. Er kan met een omgevingsvergunning afgeweken worden van het verbod om te bouwen als uit een zogenaamde groentoets blijkt dat de groeiplaats van de boom niet onevenredig wordt aangetast.
Daarnaast is voor een aantal werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden (aanlegvergunning) vereist.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
In de algemene regels zijn de anti-dubbeltelregeling en de algemene afwijkingsregels opgenomen.
Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen - al dan niet tijdelijk - van eigenaren wisselen. De regeling is vooral van belang met het oog op nieuwbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden al meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit te verkrijgen.
Artikel 19 Algemene bouwregels
In dit artikel zijn de regels voor het bouwen van onder andere gebouwen, dakopbouwen en aan- en uitbouwen gedetailleerd vastgelegd. Een groot aantal percelen ligt binnen het beschermd stadsgezicht en zijn daarnaast archeologisch gezien van waarde. Voor deze percelen zijn de bouwregels van artikel 15 en 16 ook van toepassing.
Er zijn algemene bouwregels opgenomen voor het bouwvlak, de voorgevelrooilijn en de gevelindeling voor orde-1 en orde-2 panden. Op basis van de bouwregels voor gebouwen geldt dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding orde-1' en 'specifieke bouwaanduiding orde-2' de bestaande gevelindeling van gevels, voor zover gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied, gehandhaafd dient te blijven.
Voor ordepanden geldt een strenger welstandsregime. Voor monumenten geldt daarbij dat voor aanpassingen aan, ontsieringen van of het in gevaar brengen van een monument een omgevingsvergunning is vereist. Zo kan er, ondanks het aanpassen van de gevel, toch enige invloed op de uiterlijke verschijningsvorm van het pand worden uitgeoefend. Gelet hierop zal naar verwachting het risico op grootschalige inbreuk op de cultuurhistorische waarden gering zijn.
Voor ordepanden geldt eveneens dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding orde-1' de bestaande nokrichting, kap- of dakvorm gehandhaafd dient te blijven. Op deze regel wordt een uitzondering gemaakt indien gebouwd wordt overeenkomstig de op de verbeelding aangeduide trend. Of bij ondergeschikte onderdelen zoals dakkapellen en/of dakdoorbrekingen. Voor monumenten geldt daarbij dat voor aanpassingen aan, ontsieringen van of het in gevaar brengen van een monument een omgevingsvergunning is vereist. Verder bevat dit artikel met name bepalingen over hoogtes, bebouwingspercentages en dakopbouwen.
Artikel 20 Algemene gebruiksregels
De algemene gebruiksregels geven een opsomming van activiteiten die in strijd zijn met de bestemmingen van de gronden en de bouwwerken.
Artikel 21 Algemene afwijkingsregels
De beheersverordening als bindende document is opgebouwd uit objectief vastgelegde ruimtelijke begrenzingen. De mogelijkheden en onmogelijkheden voor het bouwen en het gebruik zijn nauwkeurig vastgelegd. Die ruimtelijke en functionele begrenzing is een afgeleide van de basisgegevens van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), stedenbouwkundige afwegingen en het bestaande gebruik. In de praktijk kunnen afwijkingen voorkomen. Ook kan, bij nieuwe ontwikkelingen, veranderde wetgeving of voorschreidend inzicht, toch behoefte zijn aan een andere maatvoering oif een andere functie van bouwwerken.
Starheid van de regels mag niet de oorzaak zijn van gekunstelde oplossingen, waarmee de kwalitatieve doelstelling van de beheersverordening niet gediend is. Door middel van dit artikel is enige mate van flexibiliteit mogelijk. Zo kan er een afwijking plaatsvinden voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%.
Het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid gebeurt altijd met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, zodat belanghebbenden de mogelijkheid tot bezwaar/beroep hebben wanneer op grond van dit artikel van het plan wordt afgeweken.
Artikel 22 Overige regels
Dit artikel legt een koppeling tussen de regels van de beheersverordening en de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren. De normen voor parkeren, stallen, laden en lossen zelf liggen namelijk niet vast in deze beheersverordening, maar in gemeentelijke beleidsregels. Die beleidsregels geven aan wanneer er sprake is van voldoende ruimte voor parkeren, stallen, laden en lossen. Uitgegaan wordt altijd van de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren zoals die gelden op het moment van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Artikel 20.1 geeft ook aan wat als strijdig gebruik van gronden en bouwwerken is aangemerkt. Strijdig gebruik is het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor parkeren, stallen, laden en lossen overeenkomstig het gemeentelijke beleid.
Tot slot bepaalt artikel 22.1 dat er afgeweken kan worden onder de voorwaarden zoals die zijn genoemd in de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren. Ook hiervoor geldt dat uitgegaan dient te worden van de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren zoals die gelden op het moment van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning. De gemeentelijke beleidsregels zijn overigens ook vastgelegd in het Parapluplan Parkeernormen Haarlem 2018.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In de overgangs- en slotregel is de overgangsregeling opgenomen. In de slotregel is de officiële naam van de verordening bepaald. Onder deze naam kan de beheersverordening worden aangehaald.
Criteria bij afwijken van bouwregels en/of toepassing nadere eisen
Bij de uitoefening van deze bevoegdheid wordt aan een aantal criteria getoetst.
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeerssituatie ter plaatse;
- de privacy en bezonning van de omwonenden;
- de cultuurhistorische waarden;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
Het straat- en bebouwingsbeeld
Het straat- en bebouwingsbeeld vormt een belangrijk onderdeel van het beschermd stadsgezicht in Haarlem. Het oorspronkelijk patroon van straten en bebouwing is praktisch nog geheel aanwezig. Bij de toetsing van aanvragen tot afwijking wordt gekeken of de aanvraag afbreuk hieraan doet. Hier wordt gekeken naar:
- oriëntatie van panden ten opzichte van de straat;
- samenhang met de belendende panden;
- samenhang met de overige omliggende panden;
- behoud dan wel versterken van de aanwezige trends.
Trends zijn de binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg identieke dakopbouwen, kapvormen, dakkapellen en dergelijke (die juridisch, technisch en qua ruimtelijke kwaliteit gewenst bevonden zijn). Hieronder vallen in ieder geval ensembles en seriebouw.
Voor dit onderwerp zal getoetst worden aan:
- de Nota Ruimtelijke Kwaliteit;
- de Nota Dak;
- de parcellering;
- de aanwezigheid van ensembles en seriebouw.
De verkeerssituatie ter plaatse
Voor de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met verkeersveiligheid, toe- of afname van parkeren en de doorstroming.
De privacy en bezonning van de omwonenden
Voor de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden of tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding en de aanwezigheid van voldoende privacy. Bij privacy wordt gekeken naar het gebruik van het bouwwerk en de invloed daarvan op de omliggende gronden. Naarmate de invloed van het gebruik op de omgeving toeneemt, dient een grotere afstand tot de omliggende gronden te worden aangehouden.
De cultuurhistorische waarden
Voor de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden, waarbij wordt gestreefd naar het in stand houden of versterken van deze waarden. Uit cultuurhistorisch onderzoek, naar het oordeel van de gemeentelijk architectuurhistoricus, of uit andere informatie dient te blijken dat de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.
Voor dit onderwerp zal getoetst worden aan:
- de Nota Ruimtelijke Kwaliteit;
- de Nota Dak;
- de parcellering;
- de aanwezigheid van ensembles en seriebouw;
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
Voor de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, als deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
Verwerking uitspraak Raad van State in de beheersverordening
De Raad van State heeft d.d. 9 maart 2011 (200904585/1/R1) uitspraak gedaan ten aanzien van de volgende adressen:
- Crayenestersingel 65;
- Scheltemakade 15;
- Scheltemakade 1;
- Crayenesterlaan 81-83 (vormt 1 geheel);
- Churchilllaan 69 (beroep door nr. 71);
- Van Oldenbarneveltlaan 15 en 17.
NB: Voor de adressen Hildebrandlaan 2 en Jacob Catslaan 7 is ook uitspraak gedaan, voor deze adressen zijn afzonderlijke bestemmingsplannen vatsgesteld.
De uitspraak van de Raad van State is als volgt verwerkt in de beheersverordening:
- Crayenestersingel 65
Toelichting | Regels | Verbeelding |
n.v.t. | n.v.t. | De aanbouw bij de voordeur aan de oostzijde van de woning is binnen het bouwvlak opgenomen op de verbeelding binnen de bestemming Wonen. |
- Scheltemakade 15
Toelichting | Regels | Verbeelding |
n.v.t. | n.v.t. | De aanbouw is opgenomen bij de bestemming Wonen |
- Scheltemakade 1
Toelichting | Regels | Verbeelding |
n.v.t. | n.v.t. | De aanbouwen zijn opgenomen bij de bestemming Wonen |
- Crayenesterlaan 81-83 (vormt 1 geheel)
Toelichting | Regels | Verbeelding |
n.v.t. | n.v.t. | Op basis van bouwtekeningen zijn de verschillende bouwhoogtes bepaald. Zodoende zijn wij uitgekomen op een maximum bouwhoogte van 6 meter voor de balkons aan de voorzijde. Een bouwhoogte van 9 meter voor het centrale deel. En een bouwhoogte van 6 meter voor de balkons / terrassen aan de achterzijde. Daarnaast hebben wij een bouwhoogte van 3 meter opgenomen voor de bebouwing aan de zijkant. Vanaf ter hoogte van het begin van deze bebouwing tot achter is Tuin-2 bestemming geworden. Dat betekent dat de bestaande bebouwing die aan de hoofdbebouwing is vastgebouwd nu onder de Tuin-2 bestemming valt. In Haarlem Zuid zijn de voorschriften voor Tuin-2 bebouwing: max 40% bebouwing en maximaal 50 m2. In de huidige situatie zit de bebouwing nu onder de 50 m2. |
- Churchilllaan 69 (beroep door nr. 71)
Toelichting | Regels | Verbeelding |
n.v.t. | Zie voor de aanpassing de tabel in Hst 6.2 | De hoogte van de hoofdbebouwing Churchilllaan 69 is aangepast. Voor nadere aanpassingen n.a.v. de ingekomen reactie op het concept: zie de tabel in Hst 6.2 |
- Van Oldenbarneveltlaan 15 en 17
Toelichting | Regels | Verbeelding |
n.v.t. | Onder de GD-4 bestemming zijn ter plaatse van deze locatie, naast wonen, de functies maatschappelijk, theater, horeca t/m cat 2, opgenomen. Voor de aanvullende aanpassingen n.a.v. de ingekomen reactie op het concept: zie Hst 6.2 | De locaties zijn bestemd als Gemengd-4 bestemming. Met aanduiding horea tm categorie 2 voor de ondergeschikte horeca , er is een aanduiding maatschappelijk opgenomen, er is een aanduiding parkeren opgenomen in de T1 bestemming ivm huidig gebruik als parkeerplaats. Voor de aanvullende aanpassingen n.a.v. de ingekomen reactie op het concept: zie Hst 6.2 |
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De beheersverordening is een planologisch instrument dat conserverend van aard is. Gezien het karakter van de beheersverordening zullen er aan de uitvoerbaarheid daarvan dan ook geen kosten verbonden zijn. De economische uitvoerbaarheid van de beheersverordening is dan ook verzekerd.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De voorliggende beheersverordening legt de bestaande situatie vast en continueert de vigerende (bestemmings)planregeling. Derhalve is er bij het opstellen van een beheersverordening geen verplichting tot inspraak en kunnen er geen zienswijzen en beroepschriften worden ingediend.
Vooroverleg
Op 6 augustus 2019 is de wijkraad Welgelegen geinformeerd over de beheersverordening. De informatie gaf geen aanleiding tot reactie van de wijkraad.
Vervolgens is de informatie ook breder gedeeld door op 23 september 2019 een toelichting geven op de beheersverordening tijdens de vergadering van de Adviescommissie Haarlemmerhout. In deze commissie zijn meerdere wijkraden vertegenwoordigd, o.a. de wijkraad Zuiderhout & Vredenhof en wijkraad Welgelegen. De tijdens deze vergadering gestelde vragen zijn middels email beantwoord.
Reactiemogelijkheid voor betrokkenen Raad van State uitspraak
Gelet op de bijzondere processuele betrokkenheid en ten behoeve van een zorgvuldige belangenafweging, is het concept ter reactie gezonden aan de betrokkenen bij de percelen waarvoor het bestemmingsplan was vernietigd door de Raad van State (uitspraak van 9 maart 2011). Voor de locaties: zie hoofdstuk 5, onder "verwerking uitspraak Raad van State in de beheersverordening"
Van vier van hen is een reactie ontvangen. Twee daarvan waren textueel van aard. De opmerkingen van de andere twee waren meer inhoudelijk van aard. Voor zover betrekking hebbend op de beheersverordening, volgt hieronder de samenvatting en de gemeentelijke reactie daarop:
- Churchilllaan 69 (opmerkingen afkomstig van bewoner nr. 71)
Opmerkingen | Reactie | Toelichting | Regels | Verbeelding |
Bezwaar tegen de toegelaten bouwhoogte van de bestaande garage van nr. 69. Deze is niet juist en een hogere bouwhoogte vormt nog steeds een belemmering voor het bestaande raam in mijn zijgevel. | Gelet op de uitspraak van de Raad van State en gezien de feitelijke situatie is de maximale bouwhoogte aangepast naar 2,6 meter. | n.v.t. | n.v.t. | Op de verbeelding is ter plaatse van de bestaande garage (van nr. 69) een besluitvlak maximale bouwhoogte van 2,6 meter opgenomen. |
Bezwaar tegen de toegelaten bouwhoogte in de T-2 bij nr. 69, direct grenzend aan het perceel 71. | Gelet op de uitspraak van de Raad van State en de feitelijke situatie, is de maximaal toegelaten bouwhoogte in de T-2 (van nr. 69) deels aangepast naar 2,6 meter. | n.v.t. | Aanvulling op artikel Tuin-2, onder lid 2.2. sub c: de maximale bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt 5 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven | Voor dit deel van het perceel van nr. 69 - gelegen achter de garage en in het verlengde van de hoofd bebouwing van nr.69 en grenzend aan nr. 71 - op de verbeelding een besluitsubvlak maximale bouwhoogte (=2,6 m) opgenomen. |
Het bouwvlak komt niet helemaal overeen met de footprint van de bestaande woning nr. 71 | Klopt, dit is aangepast op de verbeelding. | n.v.t. | n.v.t. | Bouwvlak is aangepast conform de bestaande situatie. |
- Van Oldenbarneveltlaan 15-17 (opmerkingen afkomstig van de eigenaar)
Opmerkingen | Reactie | Toelichting | Regels | Verbeelding |
Betrokkene geeft aan blij te zijn met de bestemming zoals in het concept- ontwerp is opgenomen | De bestemming voor deze locatie is opgesteld met enerzijds als uitgangspunt het handhaven van de eerder - in het BP Haarlem Zuid - gekozen Maatschappelijke bestemming. Dit in lijn met het gemeentelijke beleid dat is gericht op verbeteringen in ruimte voor sociale en maatschappelijke voorzieningen en behouden van deze voorziening -en in de wijken. Welk standpunt ook is uitgedragen in het besluit tot vaststelling van het BP Haarlem Zuid en ook tijdens de destijds gevoerde beroepsprocedureNB: die bestemming was voor de Raad van State niet de aanleiding voor het vernietigen van het BP. Anderzijds is ook rekening gehouden met de belangen van de (huidige) eigenaar, met name door het ook bestemmen van het bestaande gebruik en de verleende vergunningen. (wonen, theater, horeca). Vandaar dat de Gemengd-4 bestemming is toegepast. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Daarnaast wil betrokkene weten of enkele specifiek genoemde functies onder deze bestemming mogelijk zijn (zoals webwinkel, verhuur kostuums, uitvaartcentrum en creativiteitscentrum). Ook wordt aangegeven dat de voortuin ter plaatse van nr. 17 mede wordt gebruikt voor parkeren. | Binnen de bestemming Maatschappelijk is - in beginsel - een uitvaartcentrum mogelijk. Kostuum- en ook zaalverhuur vinden feitelijk plaats en worden zodoende als activiteit bij de theater-functie opgenomen. Webwinkels - voor zover de activiteiten slechts bestaan uit het tot stand komen van elektronische/online transacties, met (beperkte)opslag en verzendfunctie, zonder dat er (mede) sprake is van afhaal-/afreken/ruil- en/of bezichtigingsmogelijkheid (m.a.w. zonder klantcontact ter plaatse) - valt in beginsel onder de woonfunctie. Mits deze activiteit naar aard en omvang vergelijkbaar is met de voorwaarden die gelden voor aan huis verbonden beroepen (art. 20.1 sub d). Tot slot hebben wij vastgesteld dat het gebouw ook voor een balletschool in gebruik was. Vandaar dat creativiteitscentrum als functie is toegevoegd. E.e.a. daargelaten het feit dat het gaat om een gemeentelijk monument. Of er in een concreet geval ook kan worden meegewerkt aan een specifieke invulling, zal in het kader van een aanvraag omgevingsvergunning nader worden beoordeeld. | n.v.t. | kostuum- en zaalverhuur opgenomen als toegelaten activiteit bij de theater functie; creativiteitscentrum als toegelaten functie opgenomen. | aanduiding creativiteitscentrum toegevoegd; parkeren [p]- aanduiding opgenomen ter plaatse van de Tuin-1 van nr. 17 (nr. 15 was al voorzien van deze aanduiding) |
Tot slot heeft betrokkene ook ideeën voor eventuele andere toekomstige functies, zoals bedrijf, praktijkruimte dienstverlening en short-stay. | Het gaat om nog niet bestaande/ontplooide functies, waarvoor ook geen concrete aanvraag bij de gemeente is ingediend. Nog daargelaten de vraag of deze functies uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening/het gemeentelijk beleid hier gewenst zijn, is het opnemen van nieuwe - nog niet uitgeoefende c.q. nog niet vergunde functies - in een Beheersverordening niet mogelijk. Dit is ook vermeld in Hst .1 van de Toelichting en volgt ook uit de begeleidende brief bij het concept-ontwerp die aan betrokkene is gezonden. Voor zover betrokkene heeft verwezen naar de wethoudersbrief (wethouder mw. Langenacker) d.d. 13 april 2017 (2017/72891) aan de commissie Ontwikkeling inzake "Ontwikkeling en handhaving particuliere vakantieverhuur/toeristische verhuur", kan worden opgemerkt dat het beleid dienaangaande sindsdien is gewijzijgd. Meer in het bijzonder wordt gewezen op het op 30 januari 2020 door de raad vastgestelde Hotelbeleid (blz. 18) , waarin is opgenomen dat "de bestemming short stay niet wordt uitgebreid m.u.v. reeds gemaakte privaatrechtelijke afspraken, omdat er voldoende mogelijkheden zijn voortijdelijke huurcontracten (wonen) en extended stay (logies)." NB: short stay is (ook) niet opgenomen in het BP Haarlem Zuid. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
De maatschappelijke uitvoerbaarheid van de beheersverordening is, gezien het voorgaande, verzekerd.
Bijlage 1 Redengevende Omschrijving Orde 2 Uit Bp Haarlem Zuid
bijlage 1 Redengevende omschrijving Orde 2 uit BP Haarlem Zuid
Bijlage 2 Advies Veiligheidsregio
bijlage 2 Advies Veiligheidsregio
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Beheersverordening:
de beheersverordening Haarlem Zuid van de gemeente Haarlem;
1.2 verordeningsgebied/ plangebied:
het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0392.BV4120001- va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aan-huis-verbonden beroep:
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig of technisch vlak of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.4 aanbouw en uitbouw:
een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.5 aanlegvergunning:
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.6 achterdakvlak
het dakvlak dat gelegen is aan de zijde van het achtererf.
1.7 achtergevelrooilijn:
bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak.
1.8 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 archeologisch deskundige:
professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.
1.10 archeologisch onderzoek:
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.11 archeologisch rapport:
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid en de waarde van archeologische resten.
1.12 archeologisch waardevol gebied:
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
1.13 archeologische waarde:
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.
1.14 bed & breakfast:
het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning of woonschip met behoud van de woonfunctie.
1.15 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.16 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.17 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.18 begane grond:
een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.
1.19 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden.
1.20 bergbezinkbassin
vuilreducerende randvoorziening in de riolering met zowel een bergings- als een bezinkfunctie in de vorm van een bak.
1.21 beschermd stads- en dorpsgezicht:
stads- of dorpsgezicht dat door het daartoe bevoegde gezag, ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 is aangewezen.
1.22 besluitsubvlak / aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.23 besluitsubvlakgrens / aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.24 bestaande (situatie)
onder “bestaande” goot- of bouwhoogte, kap- en dakvorm, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte wordt verstaan de goot-/bouwhoogte, kap- en dakvorm, nokrichting, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte zoals die op het tijdstip van vaststelling van de beheersverordening rechtens bestaat of rechtens mag bestaan.
1.25 bestaande bouwwerken:
bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening legaal aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen.
1.26 bestaand gebruik:
het gebruik van gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van de beheersverordening.
1.27 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.28 bijgebouw:
een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.
1.29 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.30 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.31 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.32 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.33 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.34 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten.
1.35 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.36 bruto vloeroppervlak (bvo):
de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen, trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.
1.37 creativiteitscentrum:
een instelling waar cursussen gegeven en/of activiteiten georganiseerd worden als dans, koken, beeldende kunst, audiovisuele, dramatische en/of literaire vorming.
1.38 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.39 dakhelling:
de hoek die een dakvlak maakt met het horizontale vlak.
1.40 dakkapel:
een zich in een dakvlak bevindende uitbouw.
1.41 dakopbouw:
een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of dakrand van het dak, waardoor het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.
1.42 dakterras:
een met een omheining afgezette buitenruimte op een gebouw.
1.43 dakvlak
elk hellend en snijdend vlak van een dak
1.44 dakvoet
het laagste punt van een dak
1.45 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.
1.46 dienstverlening:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en seksinrichting.
1.47 ensemble:
twee of meer gebouwen die samen een bouwkundige eenheid vormen, waarbij de suggestie wordt gewekt dat het één gebouw betreft.
1.48 evenement:
het geheel van activiteiten dat plaatsvindt bij een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak in openbare ruimte zoals een braderie, herdenkingsplechtigheid, feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg, met uitzondering van:
- kleine straatfeesten en barbecues;
- evenementen waarbij het aantal bezoekers niet meer bedraagt dan 2.500 personen;
- een manifestatie in de zin van de Wet openbare manifestaties;
- wedstrijden van internationale sporten waarbij de organisator is aangesloten bij de koepel van sportfederaties, N.O.C. *N.S.F.;
- markten als bedoeld in artikel 160 Gemeentewet.
1.49 gastouderopvang:
gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.50 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.51 gestapelde woning
een uit één of meer bouwlagen bestaande woning die deel uitmaakt van een gebouw waarin meer woningen zodanig zijn ondergebracht dat deze elk met een zelfstandige toegang, boven en/of naast elkaar zijn gesitueerd.
1.52 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.53 horeca 1:
horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen, broodjeszaken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.54 horeca 2:
horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes, snackbars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.55 horeca 3:
horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals (eet)cafés en bars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.56 horeca 4:
horecabedrijven die hoofdzakelijk logies per nacht verstrekken met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken en het houden van bijeenkomsten/vergaderingen/congressen.
1.57 horeca 5:
horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken verstrekken en gericht zijn op dansen en beluisteren van muziek, zoals dancings en discotheken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.58 horecaschip:
een zich op het water bevindend object dat (nagenoeg) geheel dient als horecabedrijf.
1.59 kamerverhuurbedrijf:
het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.
1.60 kantoor:
een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.
1.61 kap:
een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek met het horizontale vlak.
1.62 kunstwerk:
civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.
1.63 muziekkoepel:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat bestemd is voor het musiceren, niet zijnde een feesttent.
1.64 natuurwaarden:
de aan een landschap toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende geologische, bodemkundige, biologische en ecologische elementen.
1.65 niet-publieksgerichte dienstverlening:
het verlenen van diensten zonder rechtstreeks fysiek contact met het publiek.
1.66 nieuwbouw:
nieuwbouw betreft bouwwerken jonger dan 50 jaar.
1.67 oeverlijn:
de scheidingslijn tussen water en land.
1.68 onderdoorgang/overbouwing:
een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
1.69 orde 1 bouwwerken:
orde 1 betreft bouwwerken die beschermd zijn op grond van de Erfgoedwet, de provinciale of gemeentelijke Monumentenverordening.
1.70 orde 2 bouwwerken:
orde 2 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn.
1.71 peil:
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde waterpeil.
1.72 plat dak:
een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.
1.73 publieksgerichte dienstverlening:
het verlenen van diensten met rechtstreeks contact met het publiek in de vorm van zakelijke, consumentverzorgende, openbare en (para)medische dienstverlening inclusief ondergeschikte nevenfuncties.
1.74 praktijkruimte
een gebouw, dat door zijn indeling uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is om te worden gebruikt ten behoeve van beoefenaars van vrije beroepen, zoals advocaten, architecten, artsen, therapeuten, assuradeurs en notarissen.
1.75 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.76 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.77 seriebouw:
twee of meer gebouwen naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd.
1.78 sloopvergunning:
omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid , onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.79 standplaats:
een plaats in de openbare ruimte waar met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel:
- bedrijfsmatig goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt;
- voorlichting wordt gegeven al dan niet met promotionele activiteiten.
1.80 vakantiedag:
reguliere schoolvakantiedag, vastgesteld door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, regio Noord.
1.81 verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in de beheersverordening opgenomen ruimtelijke informatie.
1.82 verkooppunt van motorbrandstoffen:
een inrichting waar door middel van een of meer pompinstallaties motorbrandstoffen worden verkocht en geleverd.
1.83 verkoopvloeroppervlakte:
het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.84 voorgevelrooilijn:
de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.
1.85 voorzieningen van openbaar nut:
voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.86 waterberging:
een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.
1.87 werkdag:
een dag die in de werkweek valt: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag, beginnend vanaf 7:00 uur - tot 19:00 uur.
1.88 wet:
1.89 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.
1.90 woonschepenplaats:
de op de verbeelding aangegeven ruimte, waarop een woonschip ligplaats mag hebben.
1.91 woonschip:
een drijvend bouwwerk, uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebruikt of tot woning bestemd.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer.
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
breedte dakvlak bij dakdoorbreking
de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.
2.2 Overschrijden bouwgrenzen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
- stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter;
- gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10 % van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 meter. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,2 meter boven de rijweg met inbegrip van een strook van 0,6 meter breedte ter weerzijde van de rijweg, dan wel 2,2 meter boven een fiets- en/of voetpad;
- hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 meter boven peil.
Hoofdstuk 2 Gebiedsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Omschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn enkel bestemd voor:
- nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
- groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, (ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval en recyclecontainers, warmte-koudeopslag en warmte-koudetransport.
3.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Bedrijf' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel Algemene bouwregels.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 20 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de wordt in elk geval ook gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- detailhandel en dienstverlening;
- tijdelijke of permanente bewoning.
Artikel 4 Gemengd - 4
4.1 Omschrijving
De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
4.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd-4' gelden naast de bouwregels zoals aangegeven in artikel 19 de volgende bepalingen:
- de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 4 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 20 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk;
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsgrecht wordt in elk geval ook gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- horeca, anders dan bedoeld in 4.1.1 onder f.
Artikel 5 Groen - 1
5.1 Omschrijving
De voor 'Groen -1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- openbare groenvoorzieningen;
- voet- en fietspaden;
- bij de bestemming behorende waterlopen en waterpartijen, speel- en sportvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, reclameuitingen, straatmeubilair, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport;
- water en oevervoorzieningen;
- een muziekkoepel, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'muziekkoepel';
- een ondersteunende horecavoorziening, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'horeca categorie 1';
- een kinderboerderij, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'kinderboerderij';
- een midgetbaan, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'midgetbaan';
- parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'parkeerterrein';
- tijdelijke evenementen met een omvang van minder dan 250.000 bezoekers per jaar.
5.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Groen-1' gelden naast de bouwregels zoals aangegeven in artikel 19 de volgende bepalingen:
- de maximale bouwhoogte van de muziekkoepel ter plaatse van het besluitsubvlak 'muziekkoepel' bedraagt 9 meter;
- de gronden met de de 'specifieke bouwaanduiding bebouwing uitgesloten' dienen vrij te worden gehouden van bebouwing, opgaande beplanting of andere zichtonderbrekingen, met uitzondering van de monumentale bomen, zoals aangegeven op de verbeelding;
- de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 6 meter;
- de maximale bouwhoogte van overige bouwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt 2 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 20 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval ook gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- horeca, anders dan bedoeld in lid 5.1 onder f;
- parkeren, anders dan bedoeld in lid 5.1 onder i.
Artikel 6 Groen - 2
6.1 Omschrijving
De voor 'Groen -2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- openbare groenvoorzieningen;
- voet- en fietspaden;
- bij de bestemming behorende waterlopen, waterpartijen en overvoorzieningen, in- en uitritten, speelvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, reclameuitingen, straatmeubilar, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport;
- ondergrondse vuilcontainers met bijbehorende bovengrondsevoorzieningen;
- bergbezinkbassins.
6.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Groen -2' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht, onder de volgende voorwaarden:
- de gronden met de de 'specifieke bouwaanduiding bebouwing uitgesloten' dienen vrij te worden gehouden van bebouwing, opgaande beplanting of andere zichtonderbrekingen, met uitzondering van de monumentale bomen, zoals aangegeven op de verbeelding;
- de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 6 meter;
- de maximale bouwhoogte van overige bouwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt 3 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 20 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval ook gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- horeca;
- parkeren.
Artikel 7 Maatschappelijk
7.1 Omschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maatschappelijke voorzieningen waarmee uitsluitend wordt bedoeld: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, kinderdagverblijven, kinderopvang en peuterspeelzalen;
- praktijkruimte, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'praktijkruimte';
- bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' gelden naast de bouwregels zoals aangegeven in artikel 19 de volgende bepalingen:
7.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' gelden de algemene gebruiksregels zoals aangegeven in artikel 20.
Artikel 8 Sport
8.1 Omschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- sportvelden;
- aan de hoofdbestemming ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten met niet meer dan 20% van het totale bruto vloeroppervlakte;
- maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 7.1 onder a , met dien verstande dat deze functie, samen met het gebruik zoals genoemd onder 9.1 onder b, in totaal niet meer mag bedragen dan 40% van het totale bruto vloeroppervlakte;
- bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, water, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
- bijbehorende voorzieningen, zoals lichtmasten, ballenvangers, dug-outs, hekwerken.
8.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Sport' gelden naast de bouwregels zoals aangegeven in artikel 19 de volgende bepalingen:
8.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 20 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval ook gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- horeca, anders dan bedoeld in 8.1, onder b;
- detailhandel, anders dan bedoeld in 8.1, onder b.
Artikel 9 Tuin - 1
9.1 Omschrijving
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- parkeren, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'parkeerterrein';
- garageboxen, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'garage';
- bergingen, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'bijgebouwen'.
9.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 1' mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
9.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 20 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsgrecht wordt in elk geval ook gerekend het gebruiken of laten gebruiken van:
- onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen, met uitzondering van parkeerterreinen en garageboxen als bedoeld in 9.1 onder b en c.
- het gebruik als opslag-, laad-, en/of losplaats van handelsdoeleinden.
Artikel 10 Tuin - 2
10.1 Omschrijving
De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen, erven, verhardingen, water en parkeervoorzieningen ten dienste van de daarbij behorende hoofdbebouwing en de op hetzelfde bouwperceel toegelaten bestemming;
- garageboxen, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'garage'.
- bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw;
- bijbehorende voorzieningen zoals speeltoestellen en erfafscheidingen.
10.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen aan-, uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
10.3 Afwijken van de bouwregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van van het bepaalde in lid 10.2 voor de bouw van open zwembaden tot een maximale oppervlakte van 70 m2 per woning, met dien verstande dat;
- de maximale bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, 5 meter bedraagt;
- het maximale bebouwingspercentage van de gezamelijke oppervlakte genoemd onder lid 10.2.1 onder a niet mag worden overschreden.
- Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- bestaande monumentale waarden;
- de bezonningssituatie op aangrenzende percelen;
- de privacy van omwonenden;
- de archeologische waarden ter plaatse.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 20 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval ook gerekend het gebruiken of laten gebruiken van:
- detailhandel;
- het gebruik als opslag-, laad-, en/of losplaats van handelsdoeleinden.
Artikel 11 Tuin - 3
11.1 Omschrijving
De op de verbeelding voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen, erven en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw.
11.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 3' mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijde worden worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
- de maximale bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 meter, gemeten vanaf het aansluitend peil;
- de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
- de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5 meter bedragen
- de maximale diepte van een ondergronds bouwwerk bedraagt 4 meter.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 20 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval ook gerekend het gebruiken of laten gebruiken van:
- detailhandel;
- het gebruik als opslag-, laad-, en/of losplaats van handelsdoeleinden.
Artikel 12 Verkeer
12.1 Omschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- straten en wegen;
- voet- en fietspaden;
- parkeervoorzieningen;
- water, oevervoorzieningen, landhoofden en bruggen;
- tijdelijke evenementen met een omvang minder dan 250.000 bezoekers per jaar;
- bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen van openbaar nut:, speelvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, ondergrondse vuilcontainers met bijbehorende bovensgrondse voorzieningen; warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
12.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Verkeer' mogen gebouwen en 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
- er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
- de maximale bouwhoogte van gebouwen bedraagt 3 meter;
- de maximale oppervlakte per gebouw bedraagt 15 m2 ;
- de gronden met de 'specifieke bouwaanduiding bebouwing uitgesloten'dienen vrij te worden gehouden van bebouwing, opgaande beplanting of andere zichtonderbrekingen, met uitzondering van de monumentale bomen zoasl aangegeven op de verbeelding;
- de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6 metere bedragen;
- de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
12.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 20 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de wordt in elk geval ook gerekend het gebruiken of laten gebruiken van:
- detailhandel;
- benzineverkooppunten.
Artikel 13 Water
13.1 Omschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- waterberging, waterbeheer en waterhuishouding;
- waterlopen en waterpartijen;
- verkeer te water;
- tijdelijke ligplaatsen;
- waterstaatkundige voorzieningen, zoals bruggen, taluds en oevers, sluizen, stuwen, dammen, kademuren, duikers, gemalen en overige kunstwerken;
- bij de bestemming behorende groenvoorzieningen en kunstobjecten.
13.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Water' mogen uitsluitend 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
bouwhoogte
- de maximale bouwhoogte van meerpalen bedraagt 4 meter;
- de maximale bouwhoogte van gemalen bedraagt 3 meter en de maximale oppervlakte 15 m²;
- de maximale bouwhoogte van bruggen bedraagt 5 meter;
- de gronden met de 'specifieke bouwaanduiding bebouwing uitgesloten'dienen vrij te worden gehouden van bebouwing, opgaande beplanting of andere zichtonderbrekingen, met uitzondering van de monumentale bomen zoasl aangegeven op de verbeelding;
- de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt 1 meter;
steiger
- de breedte van een steiger, gemeten haaks op de oeverlijn, mag niet meer dan 1/10 van de breedte van het oppervlakte water bedragen;
- de maximale lengte van een steiger, gemeten langs de waterlijn, bedraagt 5 meter;
- de oppervlakte van een steiger mag maximaal:
- 2,5 bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 3 en 10 m;
- 5 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 10 en 20 m,
- 10 m2 bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 20 en 50 m,
- 15 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater breder dan 50 m.
13.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 20 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- Meerpalen en aanlegsteigers mogen uitsluitend gebruikt worden voor waterrecreatie en beroepsvaart, waaronder ook veerdienst.
- Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval ook gerekend het gebruiken of laten gebruiken:
- als ligplaats voor hotel- en horecaschepen;
- als ligplaats voor woon-, hotel- en horecaschepen.
Artikel 14 Wonen
14.1 Omschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, in woningen als bedoeld in artikel 1.88, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast:;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'maatschappelijk' tevens voor maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 7.1sub a;
- inpandige parkeervoorzieningen voor wat betreft de begane grond;
- onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'onderdoorgang;
- bijbehorende voorzieningen zoals, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, bergingen, tuinen, erven en terreinen.
14.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Wonen' gelden naast de bouwregels zoals aangegeven in artikel 19 de volgende bepalingen:
- uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'onderdoorgang', mag op de begane grond een onderdoorgang worden gerealiseerd;
- ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' dienen uitsluitend gestapelde woningen te worden gebouwd;
- de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 4 meter bedragen.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 20 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval ook gerekend het gebruiken of laten gebruiken van:
- detailhandel;
- het gebruik als opslag-, laad-, en/of losplaats van handelsdoeleinden.
Artikel 15 Waarde - Archeologie
15.1 Omschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
15.2 Bouwregels
- In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
- ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch te overleggen;
- ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 2.500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' gelden geen bijzondere regels betreffende 'Waarde - Archeologie'.
- Indien uit een waardestellend archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden worden verstoord door het bouwen van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, kunnen aan een omgevingsvergunning zoals bedoeld in 15.2 onder 1 de volgende voorschriften worden verbonden;
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bodemverstorende activiteiten door een archeologisch deskundige.
- Het bepaalde in 15.2 onder 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
15.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermings- waardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
15.4 Afwijken van de bouwregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2 onder 1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
- Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 15.4, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
- nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van het bevoegd gezag, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
- andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
- aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- diepploegen;
- het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- de oppervlakte- en de dieptemaat niet overschrijden, behorende bij de categorie 'Waarde - Archeologie' genoemd in 15.2 die voor die gronden van toepassing zijn;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 15.4 bedoeld, is verleend;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
- de aanvrager aan de hand van een waardestellend archeologisch aantoont dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de aanwezige archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- Ter bescherming van betrokken archeologische waarden kunnen aan de aanlegvergunning voorwaarden worden verbonden gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bodemverstorende activiteiten door een archeologisch deskundige.
15.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 15.2 in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Artikel 16 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
16.1 Bestemmingsomschrijving
Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
16.2 Bouwregels
In aanvulling en met voorrang op het bepaalde bij de andere voorkomende bestemming(en) en in aanvulling op de algemene bouwregels genoemd in artikel 19, gelden voor bouwwerken de volgende regels:
- Voor bouwwerken die zijn opgenomen in de bij deze regels behorende lijst geldt dat tegen de belendende gebouwen moet worden aangebouwd, voor zover ze onderdeel zijn van hetzelfde cluster.
16.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen voor gebouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'orde 1' of 'orde 2' aan de plaats en afmetingen, de nokrichting, kap- en dakvorm, dakhelling en de indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de cultuurhistorische waarden.
16.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing ter plaatse van een besluitsubvlak 'orde -2' geheel of gedeeltelijk te slopen of te veranderen (sloopvergunning); het aantasten of vernietigen van cultuurhistorische en/of beeldbepalende elementen van de orde-2 gebouwen wordt gelijkgesteld met het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken;
- voor bouwwerken die zijn opgenomen in de bij deze regels behorende lijst geldt dat voor sloop van slechts één tot een ensemble of serie behorend pand in beginsel geen vergunning wordt verleend;
- de onder a en b bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit een bouwhistorisch onderzoek blijkt dat de cultuurhistorische en/ of beeldbepalende waarden van het bouwwerk c.q het ter plaatse aanwezige essemble/seriebouw niet op een onaanvaardbare wijze worden verstoord, mede in relatie tot het straatbeeld en de omgeving;
- alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint het bevoegd gezag advies in bij de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (of diens opvolger) omtrent de mogelijke aantasting van de cultuurhistorische en/ of beeldbepalende waarden van de bebouwing c.q. het ter plaatse aanwezige essemble/seriebouw;
- het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
- sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
- sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden die op het tijdstip waarop de beheersverordening rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
Artikel 17 Waarde - Groeiplaats Monumentale Boom
17.1 Omschrijving
De voor 'Waarde- Groeiplaats monumentale boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de groeiplaats van monumentale bomen.
17.2 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat het verboden is om op deze gronden te bouwen.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2, mits de groeiplaats van de monumentale boom niet onevenredig wordt geschaad. Dit dient door de aanvrager te worden aangetoond door een groentoets.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
- aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- het wijzigen van de grondwaterstand en/of waterhuishouding door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze.
- Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- plaatsvinden op het moment dat de monumentale boom niet meer aanwezig is;
- werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of het herstel van de monumentale waarden van de boom.
- Een aanlegvergunning wordt verleend indien:
- de waarde die de boom monumentaal of waardevol maakt niet langer aanwezig is en deze niet kan worden hersteld;
- de boom niet in onevenredige mate worden aangetast; waarbij de gemeente desgewenst aan de aanvrager kan verzoeken een onderzoek aan te leveren waarin dit aangetoond wordt;
- de mogelijkheden voor het behoud van de boom niet worden verkleind.
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom':
- geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien:
- bescherming van de betreffende monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat:
- de boom niet meer aanwezig is;
- de levensverwachting van de betreffende monumentale boom minder dan 10 jaar bedraagt;
- zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.
- bescherming van de betreffende monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat:
- toe te voegen voor bomen in het plangebied die een monumentale status hebben verkregen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Tenzij in de bouwregels van de betreffende bestemming anderszins is bepaald gelden voor het bouwen de volgende regels:
19.1 Bouwregels
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
20.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- prostitutie en seksinrichtingen;
- het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud;
- bijgebouwen als zelfstandige woning.
- het gebruik meer dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak en of meer dan 50m2 van een woning voor aan-huis-verbonden beroep,
Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels
21.1 Afwijken van de regels algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10%;
- de in de beheersverordening aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons, luifels, erkers, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van een gebouw tot een maximum van 1,5 m;
- van de in de beheersverordening aangegeven hoogten ten behoeve van centrale technische voorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat een Wmo-voorziening in openbaar toegankelijk gebied wordt geplaatst, mits:
- er geen achterom aanwezig is bij de woning;
- de maximale hoogte van de voorziening 1,3 meter bedraagt;
- de maximale oppervlakte van de voorziening 4 m² bedraagt.
21.2 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in lid 1, sub a tot en met d voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeerssituatie ter plaatse;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- cultuurhistorische waarden.
Artikel 22 Overige Regels
22.1 Parkeren, laden en lossen
22.2 Beleidsregels
Het bevoegd gezag past de in dit artikel genoemde regels toe met inachtneming van de 'Beleidsregels parkeernormen 2015' met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
22.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor het parkeren van auto's en het laden of lossen van goederen overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in sublid 22.2 met inbegrip van eventuele wijzigingen van die beleidsregels.
22.4 Afwijken
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit artikel overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregels als bedoeld in sublid 22.2 met inbegrip van eventuele wijzigingen van die beleidsregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
23.1 Bouwen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
23.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 23.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
23.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken
Lid 23.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
23.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in lid 23.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
23.6 Verboden hervatten gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 23.4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
23.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik
Lid 23.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 24 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van de beheersverordening Haarlem Zuid.
Bijlage 1 Lijst Met Adressen 'Ensembles En Seriebouw' Als Bedoeld In Artikel 16
bijlage 1 Lijst met adressen 'ensembles en seriebouw' als bedoeld in artikel 16