KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - 1
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Ontwikkeling
2.1 Historische Ontwikkeling
2.2 Huidige Situatie
2.3 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Gebiedsaspecten
4.1 Geluid
4.2 Luchtkwaliteit
4.3 Bodem
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Flora En Fauna
4.6 Archeologie
4.7 Milieuzonering
4.8 Duurzaam Bouwen
4.9 Kabels En Leidingen
4.10 Besluit Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleidende Regels
6.2 Bestemmingsregels
6.3 Algemene Regels
6.4 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Overleg
8.2 Ontwerp Bestemmingsplan
Bijlage 1 Categorie I Uit De Vng Bedrijvenlijst
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Archeologisch Advies
Bijlage 4 Qra Tankstation De Baandert
Bijlage 5 Verantwoording Externe Veiligheid
Bijlage 6 Natuurtoets

Tolweg 4 Heemskerk

Bestemmingsplan - gemeente Heemskerk

Vastgesteld op 20-12-2012 - geheel in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Tolweg 4 Heemskerk van de gemeente Heemskerk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0396.BPtolweg42012-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.7 aan huis gebonden beroep:

een beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming zijn. Hieronder worden begrepen: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundige, architect, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, leraar, logopedist, notaris, organisatie-adviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige, webshop en daarmee vergelijkbare beroepen. De bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in bijlage Bijlage 1 Categorie I uit de VNG bedrijvenlijst bij deze planregels vallen niet onder aan huis gebonden beroep;

1.8 achtererf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan;

1.9 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.10 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bedrijf aan huis:

een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis die niet valt onder aan huis gebonden beroep, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in Bijlage1 Categorie I uit de VNG bedrijvenlijst van deze planregels;

1.13 begane grond

een bouwlaag waarvan het vloerpeil ten hoogste 1,20 meter boven (straat)peil ligt;

1.14 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

  1. a. bij bouwwerken: zoals die zijn of rechtens mogen zijn op het tijdstip dat het plan rechtskracht krijgt;
  2. b. bij gebruik: zoals dat is of rechtens mag zijn op het tijdstip dat het plan rechtskracht krijgt;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bevoegd gezag:

bevoegd gezag, zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.19 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de functie en vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.29 deskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop/te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop/ten huur, het verkopen, het verhuren en/of leveren aan personen die goederen kopen/huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.32 eerste verdieping;

tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.33 erf:

de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;

1.34 erfbebouwing:

alle bebouwing die op het bebouwbare erf is gelegen;

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 gestapelde woning:

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.37 halfvrijstaande woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;

1.38 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.39 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.40 Keur:

De keur is een verordening die het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken;

1.41 mantelzorg:

de zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden door familie die in de eerste lijn met elkaar verwant zijn;

1.42 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.43 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.44 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.45 praktijkruimte:

ruimte voor het uitoefenen van maatschappelijke functies met een (semi)medisch karakter, zoals een tandarts, huisarts of fysiotherapeut;

1.46 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.47 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.48 souterrain of kelderverdieping:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven (straat)peil ligt;

1.49 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouwen en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.50 verdieping:

een boven de begane grond gelegen bouwlaag;

1.51 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.52 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.53 voorgevellrooiijn:

de langs de weg gelegen bouwgrens waarin zich de voorgevel van het hoofdgebouw bevindt;

1.54 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.55 waterbouwkundige bouwwerken:

bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals oeverbeschoeiingen, functionele hekwerken, duikers, steigers, bruggen en stuwen, voorzover deze bouwwerken van overheidswege geplaatst worden en ter plaatse noodzakelijk zijn in het kader van de waterbeheersing, verkeersdoeleinden of recreatief (mede)gebruik;

1.56 webshop:

een website die speciaal ingericht is om de bezoeker producten of diensten te laten kopen via on-line transacties;

1.57 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.58 zorgwoning:

woning geschikt voor mensen met een intensieve zorgvraag.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn;

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.3 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 hart van de lijn:

bij de toepassing van deze planregels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn;

2.8 hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.9 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.10 lengte, breedte en diepte van gebouwen:

tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren;

2.11 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.12 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;

2.13 verticale diepte:

van het peil tot het laagste punt van het bouwwerk, fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, daaronder begrepen aan huis gebonden beroepen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeervoorzieningen en water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan:

  1. a. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3.1 om een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis toe te laten, mits:
    1. 1. de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 3.3.1 onder a t/m i;
    2. 2. de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in bijlage 'Categorie I uit de VNG bedrijvenlijst';
    3. 3. geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
    4. 4. wordt uitgeweken naar een andere locatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving;
  2. b. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3.1 onder e tot een oppervlak van maximaal 55 m2, mits:
    1. 1. de uitoefening van het aan huis gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 3.3.1, met uitzondering van lid 3.3.1 onder e1;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  3. c. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3.2 onder a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    1. 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is voor mantelzorg;
    2. 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. bergbezinkbassins ten behoeve van regenwater opvang;
  4. d. in- en uitritten;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, (ondergrondse) vuilcontainers, verharding, geluidwerende voorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen en water.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 4

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m2;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
  2. b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het 'Overgangsrecht bouwwerken' als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

7.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. een gebruik van gronden als stort- en / of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. het gebruik van de gronden voor het opslaan van kampeermiddelen, roei-, motor- en zeilboten en al of niet gedemonteerde strandhuisjes.

8.2 Parkeren

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Bevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstobjecten, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  2. b. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

9.2 Toepassingsvoorwaarden

De in lid 9.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. een goede woonsituatie;
  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de sociale veiligheid.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Werking wettelijke regelingen

Waar in dit plan verwezen wordt naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

10.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. 1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. 2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 11.1 eerste sublid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. 3. lid 11.1 eerste sublid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. 1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2 eerste sublid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. 3. indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2 eerste sublid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. 4. lid 11.2 eerste sublid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

11.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen, kan bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Tolweg 4 Heemskerk.

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Heemskerk op 20 december 2012.

griffier, voorzitter,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer C. Nelis Bouw & Ontwikkeling is voornemens veertien woningen te realiseren op het perceel kadastraal bekend Heemskerk, sectie D, nummer 7948, plaatselijk bekend als Tolweg 4 te Heemskerk. De ontwikkeling is in strijd met het geldende bestemmingsplan 'Woongebied I', waarin het perceel de bestemming 'Groen' heeft. Bij brief d.d. 5 juli 2012 heeft de gemeente Heemskerk in principe besloten medewerking te verlenen aan het plan. In de voorliggende toelichting wordt de bestemmingsplanwijziging onderbouwd.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Tolweg 4 te Heemskerk en wordt globaal begrensd door de Tolweg in het zuiden, het perceel Tolweg 4a in het westen, de woningen aan de Anna Renessestraat in het noorden en de watergang parallel aan de Baandert in het oosten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtolweg42012-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Globale ligging en begrenzing

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan 'Woongebied I', (vastgesteld: 18-07-2012). Van toepassing is de bestemming 'Groen'. Deze bestemming laat groenvoorzieningen en speelvoorzieningen toe, maar geen woningen. Het plan is dan ook in strijd met het geldende bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen, te weten: regels, verbeelding en toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridische status, maar dient ter motivering en verduidelijking van hetgeen in de regels en de verbeelding is geregeld.

De toelichting bevat achtereenvolgens een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie ( hoofdstuk 2). Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de ontwikkeling getoetst aan het rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 zijn de resultaten opgenomen van onderzoek op het vlak van milieu- en omgevingskwaliteit. De verplichte waterparagraaf is opgenomen in hoofdstuk 5. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een korte toelichting gegevens op de opzet van de regels. Afgesloten wordt met een beschrijving van de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan (hoofdstukken 7 en 8).

Hoofdstuk 2 De Ontwikkeling

2.1 Historische Ontwikkeling

Ontstaan van Heemskerk

De eerste vermelding van Heemskerk is gevonden in een oorkonde uit 1063, waarin de naam Hemezenkyrica voorkomt in het verband met de overdrachtskwestie van een aantal kerken. De nederzetting is ontstaan op de oostelijke rand van hoger gelegen zandgedeelte waar de kerken het hoogst gelegen land kregen toebedeeld. Heemskerk is vervolgens gegroeid in een eskransdorp. De boerderijen zijn rondom de hogere gronden en de kerk gebouwd. De kerk had een duidelijke centrumfunctie, niet alleen fysiek maar ook sociaal. De opbouw van Heemskerk is sinds jaar en dag gehandhaafd en kan als grondlegger worden gezien van de huidige structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtolweg42012-VA01_0002.jpg"

Figuur 2.1 Heemskerk 1869

Heemskerk tot 1945

Heemskerk was eeuwenlang een dorp met akkerbouw als voornaamste bestaansbron. In de 19de eeuw komt de industrialisatie op gang in de Zaanstreek. In Heemskerk komt geen industrie tot ontwikkeling en al gauw ontstaat een armoedeprobleem. Pas in 1850 brengt de bollenteelt geld en daarmee een verhoogde levensstandaard in het dorp. De bollenvelden bepalen sterk het beeld rond en tot dicht bij het centrum. Er worden grote gebouwen geplaatst zoals het (oude) raadhuis, een katholieke kerk, de meisjesschool en de jongensschool aan de rand van het centrum. Er ontstaat een duidelijk middelpunt in Heemskerk met de bijbehorende centrumfuncties voor de 4.000 inwoners van Heemskerk.

Ontwikkelingen na 1945

In 1955 verschijnt het streekplan IJmond-Noord. Men verwacht een sterke groei voor de regio, zowel fysiek als economisch (door de groei van Hoogovens). In 1956 telde Heemskerk 6.000 inwoners en verdere planvorming en prognoses stonden in het teken van groei en uitbreiding. De eerste nieuwbouw was in het Zaalbergkwartier (1947). Verdere uitbreiding geschiedt met de oude dorpskern als middelpunt.

Het oude centrum werd in de 60'er jaren bijna geheel vervangen door nieuwbouw. Men wilde het centrum een modern uiterlijk geven en het goed functioneren voor de komende jaren waarborgen. De sterke groei bleef nog uit en de opvatting over stadssanering veranderde in de jaren '70. Het centrum is dan reeds vrijwel geheel gesaneerd. Er zijn slechts enkele objecten overgebleven die het oude Heemskerk vertegenwoordigen. Het toenmalige centrum voldeed niet aan de eisen die aan een groter dorp worden gesteld. Een ingrijpende verandering was hoe dan ook nodig. Heemskerk is uitgegroeid tot een woongemeente. Het centrum werd voornamelijk gebruikt voor de dagelijkse boodschappen.

Vanaf de 70'er jaren wordt veel gebouwd om aan de groeiende vraag naar woonruimte te voldoen. Hierbij wordt vrijwel geen rekening gehouden met de historische achtergrond van Heemskerk of de nog aanwezige oude bebouwing. Planning en uitvoering blijken over de volgende jaren fragmentarisch te zijn. Hierdoor is in de loop der tijd een onsamenhangend centrumbeeld ontstaan.

Sanering van de dorpskern is heden ten dage onder de oudere bewoners nog een veel besproken onderwerp. Een groot deel van de karakteristieke bebouwing is verloren gegaan, maar enkele oude kenmerken van Heemskerk zijn nog steeds te vinden. Naast enkele historische panden is ook de wegenstructuur behouden gebleven.

2.2 Huidige Situatie

Omgeving plangebied

Het plangebied maakt onderdeel uit van de na-oorlogse uitbreidingswijken (woongebieden) van Heemskerk. Direct achter het plangebied bevindt zich een ruim opgezet woonerf, met overwegend vrijstaande woningen. In ruimtelijk zin maakt het plangebied hier echter geen deel van uit. Het plangebied ontsluit direct op de Tolweg. De Tolweg maakt onderdeel uit van de zogenaamde 'buitenring' van Heemskerk en heeft daarmee een belangrijke verkeerskundige functie. Ten noorden van het plangebied bevindt zich een tankstation (zonder lpg). Het plangebied en het tankstation worden van elkaar gescheiden door middel van een groenstrook en een watergang. Aan de zuidwestkant van het plangebied bevindt zich een nutsgebouw.

Huidige situatie plangebied

Het plangebied ligt momenteel voor het grootste gedeelte braak. Oorspronkelijk was op het perceel een agrarisch bedrijf gevestigd. Door de verdere verstedelijking van Heemskerk is dit bedrijf ingeklemd komen te liggen tussen woonbebouwing en is het agrarisch gebruik beëindigd. Het zuidwestelijke gedeelte van het perceel was verhard. Het noordoostelijk gedeelte was in gebruik als tuin.

2.3 Toekomstige Situatie

De initiatiefnemer is voornemens 14 woningen te realiseren binnen het plangebied. De verkaveling van de woningen sluit goed aan bij de omgeving. De woningen zijn evenwijdig aan de Tolweg gesitueerd, maar op circa 2/3 van het perceel maakt de bebouwing een knik, zodat de woningen evenwijdig aan de watergang komen te liggen. Hiermee wordt optimaal gebruik gemaakt van de mogelijkheden van het perceel. De maatvoering van de woningen is passend binnen een groen stedelijk woongebied en bestaat uit 2 bouwlagen met een kap. De goot- en bouwhoogte bedragen maximaal 7 meter en 12,5 meter. Aan de voorzijde van de woningen wordt een openbaar terrein gerealiseerd, waar onder meer plaats is voor parkeren. Na realisatie blijft het onderhoud van het terrein bij de initiatiefnemer. Deze verplichting wordt doorgelegd naar toekomstige kopers via de koopovereenkomst.

Ten behoeve van de ontwikkeling worden parkeerplaatsen gerealiseerd. De parkeernorm die bij de ontwikkeling gehanteerd wordt is 2,0 parkeerplaatsen per woning. Het plan voorziet in de realisatie van 28 parkeerplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde eis.

Het plangebied wordt ontsloten door een verbinding op de Tolweg. Aangezien hier eerder een agrarisch bedrijf met woning was gevestigd, wordt geen nieuwe uitrit gerealiseerd. De verkeersproductie van de ontwikkeling bedraagt circa 90 voertuigbewegingen per etmaal. Daarbij is uitgegaan van de gebruikelijke aanname van 6,4 voertuigbewegingen per woning per etmaal. Aangenomen mag worden dat de verkeerssituatie niet onevenredig toeneemt, aangezien deze voertuigbewegingen verspreid over de dag plaatsvinden en op de Tolweg dagelijks enkele duizenden (10.000+) voertuigbewegingen plaatsvinden.

Voor de ontwikkeling heeft de initiatiefnemer eerder een principeverzoek ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk heeft aangegeven medewerking te verlenen aan de ontwikkeling. Hieraan hebben zij enkele voorwaarden gesteld waaraan de initiatiefnemer voldoet.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het relevante beleidskader voor ontwikkelingen binnen de gemeente Heemskerk beschreven. Achtereenvolgens wordt ingegaan op relevant rijksbeleid, provinciaal beleid, regionaal beleid en gemeentelijk beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van kracht geworden. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van nationaal belang. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren en op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

De SVIR richt zich bij de verbetering van het vestigingsklimaat vooral op de regio’s die zorgen voor de meeste economische groei. Dat zijn de haven van Rotterdam en de luchthaven Schiphol (mainports), de toptechnologieregio zuidoost Nederland (brainport) en de greenports (tuinbouwclusters) Westland/Oostland, Venlo, Aalsmeer, Duin- en Bollenstreek en Boskoop.

Het Rijk zet met de ontwerp structuurvisie het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Naast de drie hoofddoelen wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid. In onderstaande afbeelding is de Nationale ruimtelijke hoofdstructuur weergegeven. Op deze kaart is op hoofdlijnen aangegeven welke gebieden en structuren van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen. Op het gebied van leefbaarheid en veiligheid is de ambitie dat Nederland in 2040 zijn inwoners een veilige en gezonde leefomgeving biedt met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als landelijk gebied. Daarnaast is aangegeven dat de ambitie is dat Nederland in 2040 blijvend beschermd is tegen overstromingen met voldoende zoetwater in droge perioden, is Nederland een bepalende speler in de internationale transitie naar duurzame mobiliteit, is de ambitie dat Nederland in 2040 nog steeds de bestaande (inter)nationale unieke cultuurhistorische waarden heeft en een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtolweg42012-VA01_0003.jpg"Figuur 3.1 Structuurvisie Infrastructuur en ruimte

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De "nieuwe" AMvB Ruimte komt in de plaats van de eerdere ontwerp-AMvB Ruimte uit 2009. De "nieuwe" AMvB Ruimte heet ook wel het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en gaat over nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen.

Met de Barro maakt het rijk duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. De Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. In de Barro zijn de volgende nationale belangen vastgelegd:

  • rijksvaarwegen;
  • project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • waddenzee en waddengebied;
  • defensie;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

3.1.3 Conclusie rijksbeleid

Voorliggend plan maakt een ontwikkeling mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied. Dit past binnen het uitgangspunt om eerst naar de mogelijkheden binnen bestaand stedelijk gebied te kijken en vervolgens pas daarbuiten. Het plan is van dien aard dat nationale belangen niet worden geschaad.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040, Kwaliteit door veelzijdigheid

De structuurvisie is in juni 2010 aangenomen door Provinciale Staten. In de visie wordt beschreven dat Noord-Holland een mooie provincie is om in te wonen, te werken en om te bezoeken. De provincie is veelzijdig met een aantal belangrijke economische motoren van Nederland, bruisende steden, natuurparken, het strand en open grasland vol weidevogels. Dit bijzondere karakter wil de provincie bewaken. Tegelijkertijd zijn er ontwikkelingen als globalisering, klimaatverandering en trends zoals vergrijzing en krimp die een grote ruimtelijke impact hebben. In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met deze ontwikkelingen en keuzes omgaat en schetst ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien.

De provincie kiest ervoor vooral de bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap.

Voor het plangebied is het volgende van belang:

  • de provincie gaat voorzichtig om met uitleg buiten bestaande kernen, vanwege de bevolkingskrimp op langere termijn;
  • realiseren duurzame energie op eigen grondgebied ten behoeve van de CO2-reductie;
  • versterken waterkeringen en aanleggen van calamiteitenbergingen tegen wateroverlast.

Het plangebied is door de provincie aangeduid als 'bestaand bebouwd gebied'. Dit betekent dat de provincie mogelijkheden ziet voor:

  • innovatief ruimtegebruik;
  • intensiveren en herstructureren;
  • mengen wonen en werken;
  • kwaliteitsverbetering;
  • kennisintensieve en creatieve milieus.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid staan de provincie, naast de bekende bestuurlijke middelen als subsidies, overleg, convenanten en dergelijke, diverse juridische instrumenten ter beschikking, zoals de provinciale ruimtelijke verordening.

De provinciale verordening is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten. Uiteraard moet altijd het provinciale belang de inzet van de verordening rechtvaardigen.

Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied. De beoogde ontwikkeling voldoet aan de provinciale verordening.

3.2.3 Conclusie provinciaal beleid

Het plan omvat de nieuwbouw van grondgebonden woningen binnen bestaand bebouwd gebied. Het plan zorgt voor een kwaliteitsverbetering binnen de kern Heemskerk en betreft een intensiverings- en herstructureringslocatie. Hiermee past de ontwikkeling binnen het provinciale beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Heemskerk 2020

Conform de Wet ruimtelijke ordening dient de structuurvisie digitaal raadpleegbaar te zijn. Om deze reden en de gewijzigde ruimtelijke inzichten binnen de gemeente is de structuurvisie uit 2003 geactualiseerd. De structuurvisie is op 26 januari 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Ten opzichte van de huidige structuurvisie zijn geen wijzigingen voorzien binnen het plangebied.

Het plangebied is grotendeels aangeduid als bebouwde kom (zie figuur 3.2). Het maakt onderdeel uit van 'van Acker tot Burcht'. De uitbreidingswijken zijn vrijwel voltooid. Woningbouw en de realisatie van voorzieningen zullen in de toekomst vooral binnenstedelijk en op herstructureringslocaties moeten plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtolweg42012-VA01_0004.png"

Figuur 3.2 Integrale structuurvisiekaart Heemskerk

3.3.2 Strategische toekomstvisie 'Heemskerk 2040, het geheim van IJmond'

De strategische toekomstvisie 'Heemskerk 2040, het geheim van IJmond' is door de gemeenteraad vastgesteld op 23 april 2009. De visie is bedoeld als leidraad voor het opstellen van de beleidsagenda voor de komende jaren. Met behulp van drie scenario's, silver, sub-hup en strand geeft de visie een koers voor de korte en middellange termijn.

Deze drie scenario's hebben uiteindelijk geleid tot de volgens visie: 'In het autovrije centrum van Heemskerk zijn gezellige winkeltjes, restaurants, cafeetjes en terrassen. Daardoor heerst er een aantrekkelijke, dorpse sfeer en is het schoon, stil en veilig. Boven de winkels wordt gewoond. Grootschalige winkelgebieden liggen aan de rand van de gemeente en zijn goed bereikbaar met de auto en het openbaar vervoer'.

3.3.3 Welstandsnota Heemskerk 2011

De Welstandsnota Heemskerk 2011 is op 1 juni 2011 in werking getreden. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van Heemskerk.

Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. Het gemeentelijke grondgebied is daartoe onderverdeel in gebied met een grote samenhang en gelijkenis in bebouwing, functie en openbaarheid. Het onderhavige plangebied valt in de nota binnen het welstandsgebied 'Buitenring'.

Conform de welstandsnota behoort het onderhavig plangebied tot het welstandsgebied Buitenring (figuur 3.2). Binnen dit gebied vallen de Mozartstraat, Jonkheer Geverslaan, Jan Ligthartstraat, Tolweg en de Baandert. Deze vormen samen een belangrijke structuurdrager die voornamelijk dienst doet als ontsluitingsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtolweg42012-VA01_0005.jpg"

Figuur 3.3 welstandsgebied Buitenring

Binnen de welstandsnota wordt voor het gebied aangegeven dat het welstandsbeleid is gericht op representativiteit en het bieden van mogelijkheden voor architectonische expressie op de daarvoor geschikte locaties. Daarbij wordt niet alleen rekening gehouden met de uitstraling van bebouwing naar de Buitenring toe, maar ook met de achterzijden, die in veel gevallen aan de omliggende woonwijken grenzen. Daarom dient bij bebouwing aan de Buitenring naast de onderstaande criteria altijd het gebiedsgerichte beleid voor het aansluitende gebied in acht te worden genomen.

Welstandscriteria

Algemeen:

  • de buitenring vraagt representatieve en expressieve architectuur, die niet alleen de aandacht op zichzelf vestigt maar ook op de omgeving;
  • bebouwing moet bijdragen aan de herkenbaarheid van de locatie, een afgewogen mix van samenhang en diversiteit kan dat bewerkstelligen;
  • de functie van het bouwwerk dient in het ontwerp zichtbaar te zijn.

Ligging in de omgeving:

  • oriëntatie op en aansluiting bij de openbare ruimte is een vereiste. De aansluiting bij eventuele achtergelegen woongebieden moet zorgvuldig worden vormgegeven;
  • het is wenselijk hoogbouw/gestapelde woningbouw los in de openbare ruimte te plaatsen met een alzijdige oriëntatie;
  • nieuwbouw afstemmen op de schaal van de openbare ruimte en de betekenis van de locatie langs de Buitenring. Belangrijke plekken (zoals aansluiting met de radialen worden geaccentueerd, eventuele cultuurhistorische betekenis wordt daarbij gerespecteerd.

Massa en vorm van het gebouw:

  • bouwmassa’s afstemmen op het beschikbare profiel ter plaatse. Een breed profiel vraagt grootschalige bebouwing, een smal profiel kleinschalige bebouwing;
  • achterzijdes gelegen aan de openbare ruimte dienen met zorg te worden vormgegeven.

Detaillering

  • Geleding en detaillering zijn afhankelijk van maat en vorm. Bij kleinschalige bebouwing is afstemming met de nabijgelegen bebouwing gewenst. Grootschalige bebouwing kan een meer zelfstandige vormgeving krijgen;
  • bijzondere aandacht voor de vormgeving en detaillering van entreepartijen is noodzakelijk;
  • dichte muren op voetgangersniveau dienen te worden voorkomen;
  • geen felle kleuren toepassen: een gebouw dient op te vallen door bijzondere architectuur, niet door schreeuwende kleuren.

Welstandscriteria (her)ontwikkelingsprojecten

De criteria hebben geen betrekking op grotere projecten. In die situaties wordt per geval geadviseerd en worden relevante criteria vastgesteld.

Conclusie

Het voorgenomen is in hoofdlijnen in overeenstemming met de welstandsnota. Het type woningen sluit aan op de omgeving. Dit geldt ook voor de goot- en bouwhoogte. Bij het aanvragen van de omgevingsvergunning zal het plan in formele zin aan de welstandsnota worden getoetst.

3.3.4 Parkeerbeleidsplan 2010

Het parkeerbeleidsplan gaat onder andere in op de toename van het aantal auto's en de daaraan gekoppelde parkeernormen voor verschillende functies. In paragraaf 2.3 is hier reeds nader op in gegaan. De parkeernota is juridisch verankerd in hoofdstuk 3 van de regels van het bestemmingsplan (artikel 8.2). Per functie (wonen, winkels, kantoren etc) is aangegeven welke parkeernorm in acht moet worden genomen.

3.3.5 Groenbeleidsplan Heemskerk 2009

Het groenbeleidsplan Heemskerk 2009 is door de gemeenteraad van Heemskerk op 28 mei 2008 vastgesteld. Gemeente Heemskerk heeft het credo: 'Heemskerk, mooi groen in de IJmond'. Heemskerk is een groene gemeente. De gemeenteraad heeft dan ook uitgesproken dat ze dit zou willen houden.

Het Rijk heeft gesteld dat in het stedelijk gebied het wenselijk is dat het 'stand-still' principe gehanteerd wordt. Dit houdt in dat er geen achteruitgang mag plaatsvinden van de kwaliteit en kwantiteit van het groen.

De gemeente Heemskerk geeft in haar beleidsplan aan hoe invulling wordt gegeven aan dit 'stand-still principe'. Voor het weghalen van openbaar groen binnen het stedelijk gebied, bijvoorbeeld voor het realiseren van bebouwing, wegen of parkeerplaatsen, is het uitgangspunt dat dit op of in de directe nabijheid van de locatie gecompenseerd moet worden.

Het plangebeid en de omgeving daar rondom heeft binnen de nota geen speciale aandacht gekregen in de nota.

3.3.6 Milieubeleidsplan 2008-2012

De gemeente Heemskerk heeft in samenwerking met Milieudienst IJmond een meerjaren milieubeleidsplan voorbereid. In dit milieubeleidsplan is, voor de periode 2008-2012, het gemeentelijk milieubeleid opgesteld en vertaald in concrete doelstellingen. Er is gekozen voor een indeling in twee thema's met daarbij horende onderwerpen.

Thema één betreft het bevorderen van duurzame ontwikkeling. Hieronder vallen de onderwerpen: voorbeeldfunctie gemeentelijke organisatie, stimuleringsbeleid duurzame ontwikkeling, het nieuwe wonen, maatschappelijk verantwoord ondernemen en natuur en milieueducatie.

Thema twee gaat over leefomgevingkwaliteit. Hieronder vallen de onderwerpen: natuur en biodiversiteit, externe veiligheid, bodem, luchtkwaliteit, geluidhinder, vliegverkeer Schiphol, milieuvergunningen en handhaving. Deze onderwerpen worden nader beschreven in Hoofdstuk 4.

Het integrale beeld van de milieuproblematiek is complex en Heemskerk ligt in een zwaar belaste regio. Om de kwaliteit van de leefomgeving in de gemeente nu en in de toekomst te garanderen, is een extra impuls op het gebied van duurzame ontwikkeling noodzakelijk. Hiervoor wordt in het uitvoeringsprogramma een concreet voorstel gedaan.

3.3.7 Conclusie gemeentelijk beleid

Conclusie

Het plan voorziet in de ontwikkeling van veertien rijwoningen binnen bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling is in strijd met het vigerende bestemmingsplan, maar sluit goed aan op de gebiedskarakterstiek, te weten woonbebouwing. In de Structuurvisie van de gemeente is bepaald dat de regio IJmond een binnenstedelijke woningbouwopgave van 4.000 woningen heeft. De veertien geplande woningen in dit bestemmingsplan dragen hier aan bij. De ontwikkeling past dan ook binnen het gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Gebiedsaspecten

4.1 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder liggen er zones rond wegen en spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een geluidszone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.

Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidgevoelige bestemmingen. Als de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van een geluidsbron overschrijdt moet, gelijktijdig met de planprocedure, een hogere waarden procedure worden gevoerd. Een hogere waarde kan, onder voorwaarden, worden vastgesteld tot de maximale ontheffingswaarde voor de betreffende geluidsbron.

Hierna wordt voor het plan de situatie beschreven voor wegverkeers-, railverkeers-, industrie- en luchtvaartlawaai.

Wegverkeerslawaai

De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB. Bij een geluidsbelasting van 49 tot en met 63 dB op de gevel, is het mogelijk met een hogere waarde-procedure een ontheffing aan te vragen.

Bij een geluidsbelasting boven de voorkeursgrenswaarde moet bij de omgevingsvergunningaanvraag met akoestisch onderzoek worden aangegeven, welke maatregelen aan de gevels worden genomen, om het door het Bouwbesluit voorgeschreven maximale binnengeluidsniveau van 33 dB niet te overschrijden.

De bouwlocatie ligt binnen de geluidszones van de Tolweg en De Baandert / Communicatieweg. In verband hiermee is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek staan beschreven in het rapport 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Bestemmingsplan Tolweg 4 te Heemskerk, Oranjewoud, juli 2012' (zie bijlage 1). In deze paragraaf is een samenvatting van het onderzoek opgenomen.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de Tolweg ten hoogste 61 dB bedraagt en vanwege De Baandert / Communicatieweg ten hoogste 55 dB bedraagt. Deze geluidsbelastingen zijn inclusief aftrek van 5 dB conform artikel 110g uit de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt hiermee overschreden. De maximaal te ontheffen geluidsbelasting van 63 dB wordt echter niet overschreden.

Het treffen van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting tot de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van wegverkeerslawaai, stuit op bezwaren van financiële en stedebouwkundige aard. Gelet hierop zullen hogere grenswaarden worden vastgesteld. Het ontwerp besluit hiervoor zal gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan ter visie worden gelegd. Daarnaast wordt de uitwendige scheidingsconstructie van de woningen op een dergelijke wijze gerealiseerd dat voldaan wordt aan het hoogst toelaatbare binnenniveau voor woningen. Bij dit laatste wordt aangesloten bij het Bouwbesluit.

Railverkeerslawaai

De bouwlocatie ligt niet binnen de geluidszone van een spoorlijn.

Industrielawaai

De bouwlocatie ligt niet in de zone van een in het kader van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein.

Luchtvaartlawaai

De bouwlocatie ligt niet binnen het beperkingengebied van het Luchthaven indelingsbesluit voor de luchthaven Schiphol. De bouwlocatie ligt ook niet binnen de 20 KE contour vanwege Schiphol uit de Nota Ruimte. Binnen de 20 KE contour zijn geen nieuwe uitleglocaties voor woningbouw mogelijk.

Conclusie

In relatie tot de onderhavige ontwikkeling speelt alleen geluid afkomstig van wegverkeer een rol. Uit akoestisch onderzoek is gebleken dat niet wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai. Omdat het vanuit financieel en stedenbouwkundig oogpunt niet efficient/gewenst is om maatregelen te treffen, zullen hogere grenswaarden worden vastgesteld.

4.2 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving voor luchtkwaliteitseisen beschreven in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen. Het verkeer langs drukke wegen bewerkstelligt overschrijdingen van grenswaarden (concentraties) voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2).

Aspecten van de nieuwe regelgeving op grond van de Wm worden in afzonderlijke uitvoeringsregelingen uitgewerkt. De belangrijkste zijn:

  • Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), verder te noemen Besluit NIBM;
  • Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), verder te noemen Regeling NIBM;
  • Besluit gevoelige bestemmingen.

Het Besluit NIBM legt vast wanneer een project met ruimtelijke gevolgen niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Hiervan is sprake als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 1%. De 1 %-grens wordt gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2).

De 3 %-grens is van toepassing sinds 1 augustus 2009 toen de Nederlandse Regering heeft ingestemd met het Nationaal Samenwerkingprogramma Lucht.

In de Regeling NIBM is onder andere voor kantoren en woningen aangegeven bij welke eenheden/aantallen de 3%-grens wordt overschreden en er luchtkwaliteitberekeningen dan wel -onderzoek nodig is.

Voor woningen is in de Regeling NIBM het maximale aantal van 500 nieuwe woningen gesteld uitgaande van de 3%-grens. Als de 3%-grens niet wordt overschreden dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden en hoeft er geen onderzoek (berekeningen) te worden uitgevoerd.

Het Besluit gevoelige bestemmingen legt afstandscriteria op voor het realiseren van gevoelige bestemmingen binnen 300 meter van snelwegen en 50 meter van provinciale wegen. Het Besluit zal het belang van een 'goede ruimtelijke ontwikkeling' benadrukken.

Situatie in het plangebied

De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 14 woning. Hiermee valt deze ontwikkeling binnen de regeling niet in betekenende mate bijdragen. De realisatie van 14 woningen valt ruimschoots binnen het gestelde maximum van 1500 woningen bij één ontsluitingsweg.

Conclusie

Langs de Tolweg kan worden voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. De luchtkwaliteit voor het plangebied voldoet aan de normering op grond van de Wet milieubeheer.

4.3 Bodem

Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voorliggend bestemmingsplan regelt de bestaande situatie. Wanneer ontwikkelingen zich voordoen dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Situatie in het plangebied

In oktober 2006 is een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd .De resultaten van dit onderzoek staan beschreven in het rapport 'verkennend bodemonderzoek Tolweg 4 te Heemskerk, Bakker-Straathof bv, oktober 2006' (zie bijlage 2). In deze paragraaf is een korte samenvatting weergegeven van de bevindingen.

Voor het plangebied geldt de hypothese 'onverdacht'. De onderzoeksstrategie is hierop gebaseerd. In totaal zijn in het plangebied dertien boringen verricht, waarvan er 1 van een peilbuis is voorzien. De boringen zijn verspreid over de onderzoekslocatie verricht. De ligging van de boringen en de peilbuis zijn weergegeven in figuur 4.1. Alle boringen zijn uitgevoerd tot een diepte van 1,0 m-mv (meter minus maaiveld). De boring 5 is doorgezet tot een diepte van 1,8 m-mv en voorzien van een peilbuis in verband met de centrale ligging op het terrein.

Uit de analyseresultaten blijkt dat er in de bodem lichte verontreinigingen zijn aangetoond en dat het grondwater matig is verontreinigd. De waarden zijn echter zodanig, dat het niet nodig is nader onderzoek uit te voeren. De bodem is geschikt voor de beoogde woonfunctie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtolweg42012-VA01_0006.jpg"

Figuur 4.1 Boorpuntenkaart Tolweg 4

Conclusie

De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.4 Externe Veiligheid

Wettelijk kader

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groeprisico (GR)

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.

Verantwoordingsplicht

In het Bevi en de cRvgs is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. In het Bevi en de cRvgs zijn bepalingen opgenomen waaraan deze verantwoording dient te voldoen. Conform de cRvgs dient bij een significante toename van het groepsrisico of een overschrijding van de oriëntatiewaarde verantwoord te worden. De verantwoording van het groepsrisico is conform het Bevi van toepassing indien sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het besluit brengt het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen op dezelfde lijn als het beleid voor inrichtingen en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hier geldt eveneens een grenswaarde en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico alsmede een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico voor het bevoegd gezag voor de ruimtelijke ordening. Voor de verantwoordingsplicht is een onderscheid gemaakt tussen het 100%-letaliteitsgebied en het 1%-letaliteitsgebied. Binnen eerstgenoemd gebied geldt een uitgebreide verantwoordingsplicht, in laatstgenoemd gebied dient alleen bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid beschouwd te worden. Een bestemmingsplan geeft de ligging weer van de in het plangebied aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. De belemmeringenstrook bedraagt ten minste vijf meter aan weerszijden van een buisleiding gemeten vanuit het hart van de buisleiding.

Inventarisatie risicobronnen

Er is geïnventariseerd welke risicobronnen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Daarbij is gekeken naar de aanwezigheid van de volgende risicovolle activiteiten:

  • inrichtingen, welke onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen;
  • transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water;
  • hogedruk aardgasleidingen en K1,K2,K3-vloeistofleidingen.

Voor de inventarisatie van de risicobronnen is gebruik gemaakt van de volgende bronnen:

  • actuele tellingen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, RWS Adviesdienst Verkeer en Vervoer, (2007);
  • bijlage 5 van de wijziging Circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' van 22 december 2009;
  • QRA tankstation de Baandert (zie bijlage 4);
  • adviesmemo milieudienst IJmond;
  • provincie Noord-Holland. Risicokaart via www.risicokaart.nl.

Inrichtingen

In de directe omgeving van het plangebied bevindt zich één risicovolle inrichting, welke onder het Bevi valt. Namelijk een tankstation met LPG aan de Baandert. Het LPG-tankstation is een categoriale inrichting waarvan de doorzet is beperkt tot minder dan 1.000 m3/jaar. Vanuit het Revi wordt hieraan een invloedsgebied van 150 meter toegekend (zie figuur 4.2) en een PR 10-6/jaar van 110 meter (omdat dit volgens Bevi//Revi als een nieuwe situatie wordt beoordeeld). De PR contour overlapt niet met de planlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtolweg42012-VA01_0007.png"

Figuur 4.2: Risicokaart met plangebied (gele vlak) en aangegeven risicobronnen met invloedsgebieden (blauwe cirkel) en 10-6-contouren (gestreepte cirkel). Daarnaast geeft het blauwe vlak de 1% letaliteitcontour weer van de opslag van het Eye Film Instituut met een toxisch scenario.

Het berekende groepsrisico toont aan dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden(zie figuur 4.3). De toevoeging van 13 woningen (netto, vigerend was reeds 1 woning toegestaan) op de rand van het invloedsgebied zal niet leiden tot een dusdanige toename van het groepsrisico dat een overschrijding ontstaat. De planlocatie is gelegen binnen het invloedsgebied van een Bevi inrichting om deze reden zal (conform Revi) de verantwoording van het groepsrisico ingevuld moeten worden. Er vindt geen overlap plaats met PR 10-6/jaar contouren van het tankstation. De basisveiligheid kan geboden worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtolweg42012-VA01_0008.jpg"

Figuur 4.3: oriëntatiewaarde de Baandert (figuur QRA rapportage).

Ten slotte bevindt zich op bijna 4,5 kilometer afstand van de planlocatie de inrichting 'Eye Film Instituut Nederland'. Deze inrichting heeft een toxisch invloedsgebied van 4.500 meter. Dit overlapt met de planlocatie. Gezien de afstand tussen de planlocatie en de inrichting zal de toename van 13 woningen (netto, vigerend was reeds 1 woning toegestaan) geen relevante impact hebben op het groepsrisico. Het toxisch scenario zal meegenomen moeten worden in de verantwoording.

Transportmodaliteiten

Weg

Aan de zuidoost-zijde wordt de planlocatie begrenst door de Tolweg. Conform de opgaaf van de Milieudienst IJmond blijkt dat: "Op 28 juni 2011 heeft het college van B&W van Heemskerk opnieuw de Baandert aangewezen als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen". Het aantal transporten LPG waar rekening mee gehouden moet worden is de bevoorrading van 2 tankstations met vergunde jaardoorzet LPG van 1.000 m3. Dit resulteert in ongeveer 140 transportbewegingen. Daarnaast vindt transport van benzine en Diesel plaats. Deze betrekkelijk lage intensiteit houdt in dat er geen sprake is van een PR 10-6/jaar contour die buiten het wegvak ligt. De wettelijke basisveiligheid kan geboden worden. De planlocatie is gelegen binnen de 200 meter zone van de weg om deze reden zal (conform c-RNVGS) de verantwoording van het groepsrisico ingevuld moeten worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtolweg42012-VA01_0009.jpg"

Figuur 4.4 Routering gevaarlijk stoffen gemeente Heemskerk

Spoor

Uit het Basisnet Spoor blijkt dat er geen spoor in de directe omgeving van het plangebied aanwezig is die een plaatsgebonden risicocontour heeft van 10-6 of een (mogelijk) aandachtspunt vormt voor het groepsrisico.

Water

Uit het Basisnet Water blijkt eveneens dat er geen wateren in de directe omgeving van het plangebied zijn die een plaatsgebonden risicocontour hebben van 10-6 of een (mogelijk) aandachtspunt vormt voor het groepsrisico.

Hogedruk aardgasleidingen en K1,K2,K3-vloeistofleidingen

In de nabijheid van het plangebied lopen geen relevante leidingen.

Verantwoording

In het kader van de ontwikkeling is een verantwoordingsparagraaf opgesteld. Hieronder volgt een korte samenvatting. Het volledige rapport is opgenomen in bijlage 5. Daarbij is aandacht besteed aan de volgende thema:

  1. 1. aanwezige dichtheid van personen;
  2. 2. de omvang van het groepsrisico;
  3. 3. bestrijdbaarheid en hulpverlening;
  4. 4. zelfredzaamheid;

De mogelijkheden voor hulpdiensten om de locatie te bereiken en de beschikbaarheid van bluswater worden als 'voldoende' gekenmerkt. De hulpdiensten kunnen mogelijk het ontstaan van een Bleve voorkomen of vertragen. Hierdoor is het voor personen in het invloedsgebied mogelijk om zich buiten het bereik van de Bleve begeven. Het risico van het ontstaan van een plasbrand is niet uit te sluiten. Op de openbare weg en in de overgang naar de planlocatie bestaan mogelijkheden om uitbreiding van een plasbrand tegen te. gaan. Tegen de effecten van een toxisch scenario is een moderne woningen redelijk goed bestand. Door ramen en deuren te sluiten kan blootstelling effectief tegen gegaan worden. Voor dit laatste punt is een goed functionerende systematiek voor risicocommunicatie van belang.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.5 Flora En Fauna

Wettelijke kader

De bescherming van bijzondere soorten is opgenomen in de Flora- en faunawet. Deze wet omvat ook de bescherming van Habitatrichtlijnsoorten buiten de aangewezen speciale beschermingszones welke zijn vermeld in bijlage IV. Deze bescherming geldt overal in Nederland, ook in de beschermde gebieden. De soortbescherming kent geen externe werking. Projecten worden getoetst aan de directe invloed op beschermde waarden binnen de grenzen van het projectgebied.

In het kader van de Flora- en faunawet wordt een groot scala aan dier- en plantensoorten beschermd. Volgens de Flora- en faunawet mogen beschermde dier- en plantensoorten niet worden verwond, gevangen, opzettelijk worden verontrust of gedood. Voortplantingsplaatsen of vaste rust- en verblijfplaatsen (bijvoorbeeld van uilen, roofvogels, vleermuizen) mogen niet worden beschadigd, vernield of verstoord. Beschermde planten mogen op geen enkele wijze van hun groeiplaatsen worden verwijderd of vernield. Alle beschermde Nederlandse soorten zijn opgenomen in 3 tabellen. Soorten uit tabel 1, zijn licht beschermd, soorten uit tabel 3 zijn strikt beschermd.

Sinds 23 februari 2005 is het Vrijstellingbesluit bij artikel 75 Flora- en faunawet van kracht. Voor de algemene soorten van tabel 1 geldt sindsdien een vrijstelling voor artikelen 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld, mits de zorgplicht in acht wordt genomen. Bij verstoring of negatieve effecten op flora en fauna die op tabel 2 of 3 staan vermeld is een ontheffingsprocedure noodzakelijk. Daarnaast is afhankelijk van de soort en beschermingsregime aanvullende maatregelen noodzakelijk.

Situatie plangebied

In het kader van de beoogde ontwikkeling is een natuurtoets uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in het rapport 'Natuurtoets, postzegelbestemmingsplan Tolweg 4 te Heemskerk', 'Oranjewoud, 27 juli 2012' (zie bijlage 6). In deze paragraaf is een samenvatting van het onderzoek opgenomen.

Op het terrein is in beperkte mate beschermde flora en fauna aanwezig. Het terrein is geschikt leefgebied voor algemeen beschermde zoogdiersoorten (zoals muizen, egel en konijn); daarnaast is het een foerageer- en lokaal mogelijk broedgebied voor een aantal algemene soorten (water)vogels. Vleermuizen kunnen het terrein gebruiken als foerageergebied. In de sloot kan de Kleine modderkruiper aanwezig zijn, echter het betreft een klein stukje van het terrein dat grenst aan de watergang. Dat er verblijfplaatsen van strikt beschermde vleermuizen op het plangebied voorkomen is uit te sluiten. Tijdens de bouw van de woningen zullen er zeer beperkt negatieve effecten optreden op een aantal algemene beschermde soorten. Door een zorgvuldige werkwijze en het nemen van mitigerende maatregelen (zoals het kort maaien van hogere begroeiing voor aanvang met grondverzet) kan schade worden voorkómen en blijven negatieve effecten beperkt. Voor de effecten op de algemene voorkomende, maar beschermde soorten (uit tabel 1 van de Flora- en faunawet) hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Voor deze algemene soorten geldt een vrijstelling. Het ontwikkelen van woningen in dit gebied, dat midden in een woongebied ligt en ingericht is voor menselijk gebruik, heeft geen negatief effect op de gunstige staat van op het plangebied voorkomende algemeen beschermde soorten. Eventueel boven het plangebied foeragerende vleermuizen ondervinden evenmin negatieve effecten als gevolg van de aanlegwerkzaamheden.

Conclusie

Het aspect Flora en Fauna vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Archeologie

In de Monumentenwet 1988 en het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen dat de gemeenteraad bij vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond rekening moet houden met de in de grond aanwezig dan wel te verwachten monumenten. In het bestemmingsplan dient dus de archeologische waarden te worden beschreven.

De gemeente Heemskerk beschikt over een archeologische beleidsnota. De nota en bijbehorende kaart geven aan wat de archeologische verwachtingswaarde van gronden is en wanneer onderzoek nodig is.

Situatie plangebied

Het plangebied is gelegen in een zone met een archeologische waarde van de vierde categorie (zie figuur 4.5). Concreet betekent dit dat archeologisch onderzoek nodig is, indien het plan een oppervlakte heeft van 2.500 m2 of meer en de grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm reiken. Door Cultureel Erfgoed Noord-Holland (thans de Cultuurcompagnie) is in het verleden een archeologisch advies uitgebracht met betrekking tot het plangebied (zie bijlage 3) Geconcludeerd werd dat de bodem in het plangebied reeds verstoord is tot een diepte van ten minste 80 cm. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het deel van het plangebied (gedeelte waar werkzaamheden zijn voorzien) kleiner is dan 2.500 m2 , is nader onderzoek niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtolweg42012-VA01_0010.jpg"

Figuur 4.5 Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart Heemskerk.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen planvorming.

4.7 Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening houdt ook het voorkómen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten in. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (16 april 2007), het zogenaamde 'groene boekje', een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt er enerzijds voor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen. Hierbij wordt dus geredeneerd vanuit de bestaande woningen, zodat deze geen milieuhinder van nieuw te vestigen bedrijven ondervinden. Anderzijds zorgt milieuzonering ervoor dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Hierbij wordt geredeneerd vanuit de bestaande bedrijven, zodat deze niet in hun functioneren belemmerd worden door de bouw van nieuwe woningen. Het groene boekje geeft adviesafstanden die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.

De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden.

Het toetsen van het plan bestaat uit:

  • toetsen van de afstanden van nieuwe milieubelastende activiteiten aan reeds bestaande milieugevoelige functies (woningen, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie);
  • toetsen van de afstanden van de bestaande milieubelastende activiteiten aan te bouwen milieugevoelige functies.

Het onderhavige plan maakt geen hinderveroorzakende functies mogelijk. Wel wordt een nieuwe milieugevoelige functie mogelijk gemaakt, namelijk wonen. Deze milieugevoelige functie ligt binnen de milieuzone van bestaande milieubelastende activiteiten. Vanuit het thema milieuzonering gelden er dan ook geen beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Het onderhavige plan maakt geen hinderveroorzakende functies mogelijk. Wel wordt een nieuwe milieugevoelige functie mogelijk gemaakt, namelijk wonen. Tegenover het plangebied, op de hoek van de Communicatieweg en de Lotweg, bevindt zich een scheepsmodelvereniging (zie figuur 4.6). In verband met het aspect geluid is het wenselijk dat er een ruimtelijke scheiding geraliseerd wordt tussen woningen en een modelbouwvereniging. Voor clubhuizen wordt in dit geval een ruimtelijke scheiding van 50 geadviseerd. Gezien plangebied en scheepsmodelvereniging worden gescheiden door de drukke Tolweg, wordt geen hinder voorzien. De afstand tot de op grotere afstand gelegen sportvelden (zie figuur 4.6) is voldoende. Voor het tanksation aan De Baandert is vooral externe veiligheid relevant. Met betrekking tot geur- en geluidhinder is de afstand voldoende (meer dan 30 meter, zie figuur 4.6).

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtolweg42012-VA01_0011.png"

Figuur 4.6: indicatie ligging tankstation (1), plangebied (2), scheepsmodelbouwvereniging (3) en sportvelden (4).

4.8 Duurzaam Bouwen

Op landelijk niveau gelden met betrekking tot duurzaam bouwen de kabinetsdoelstellingen en hieruit vootvloeiend de gemaakte afspraken. Deze hebben betrekking op duurzame energie, energiebesparing en een reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stellen de gemeente Heemskerk en de milieudienst IJmond het instrument 'GPR Gebouw' gratis ter beschikking aan architecten, projectontwikkelaars en bouwondernemingen. Hiermee kunnen prestaties gemeten en gemonitord worden. De ambitie van de gemeente Heemskerk is om minimaal een 7 (schaal 1-10) te scoren op de verschillende thema's binnen GPR Gebouw. In de toekomst wordt een aanscherping van de ambitie naar 7,5 verwacht.

Vanaf 1 januari 2013 moet bij elke omgevingsvergunningsaanvraag van een woning of kantoorgebouw een berekening van de milieuprestatie worden bijgevoegd. Vooruitlopend daarop is eind augustus GPR Bouwbesluit beschikbaar om kennis te maken met deze berekening.

Overeenkomstig het beleid van de gemeente dient duurzaam te worden gebouwd. Bij bouwaanvragen wordt een GPR berekening verlangd door de gemeente Heemskerk. Bij renovatie en herstructurering moeten kansen voor duurzaamheid worden benut. Daarbij is van belang dat het thema duurzaamheid en de concrete punten daarbinnen (duurzame energie, energiebesparing, reductie van de uitstoot van broeikasgassen) vroeg in het bouwproces worden meegenomen in het bouwproces en dat daarvoor in de realisatiefase budget beschikbaar wordt gesteld. Daarmee worden in de gebruiksfase veelal besparingen bereikt en kan een aantrekkelijker omgeving gerealiseerd worden.

4.9 Kabels En Leidingen

Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig. Hiermee vormt het aspect kabels en leidingen dan ook niet voor belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.10 Besluit Milieueffectrapportage

Wettelijk kader
Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Een belangrijk nieuw element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevals­definities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Vroeger kon worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was. Onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Deze motivering moet op basis van dezelfde criteria als de m.e.r.-beoordeling. De diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Door Infomil wordt dit de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' genoemd.

De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan de m.e.r. Dit kan zijn in de vorm van een motivering dat belangrijk nadelinge milieugevolgen zijn uitgesloten (en er dus geen m.e.r. (beoordeling) is uitgevoerd) of in de vorm van een beschrijving van de resultaten van de m.e.r. (beoordeling) .

Concreet voor deze situatie betekent dit dat allereerst gekeken moet worden of sprake is van een of meerdere activiteiten, zoals genoemd in de D-lijst, die door middel van dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

In casu is sprake van de bouw van woningen. Een dergelijke ontwikkeling wordt genoemd in de D-lijst 11.2 ('De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'). Nu wordt hier een minimum aantal van 2000 woningen genoemd, maar deze zijn, voor het beoordelen van de nadelige milieueffecten niet aan de orde. Een plan met veertien woningen moet ook op nadelige milieueffecten beoordeeld worden.

Beoordeling

Het plangebied is niet in de nabijheid van een Natura-2000 gebied gelegen. Het Noordhollands Duinreservaat4,5 km. Negatieve effecten op het Natura 2000 gebied kunnen hiermee in redelijkheid worden uitgesloten. Voorts is uit de uitgevoerde onderzoeken gebleken dat er op het vlak van natuur, milieu en water geen beperkingen gelden voor de ontwikkeling. Gelet hierop wordt geconcludeerd dat het project geen nadelige effecten heeft voor het milieu. Het is niet nodig aanvullend onderzoek (mer-beoordeling) uit te voeren.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

De initiatiefnemer is voornemens 14 rijwoningen te realiseren op het perceel aan de Tolweg 4 te Heemskerk. Op het perceel was in het verleden een boerderij gevestigd. De bebouwing van de boerderij is reeds gesloopt.

Om de ontwikkeling mogelijk te maken wordt een bestemmingsplanprocedure conform de Wro (Wet ruimtelijke ordening) gevolgd. Sinds 2002 is het verplicht bij een ruimtelijke procedure het proces van de watertoets te doorlopen en de resultaten (middels deze waterparagraaf) op te nemen in het ruimtelijke plan.

Algemeen

Het plangebied ligt in de gemeente Heemskerk, binnen bestaand stedelijk gebied. Het terrein was oorspronkelijk agrarisch in gebruik en voor een groot deel verhard. Recent is de aanwezige bebouwing gedeeltelijk gesloopt. In de onderstaande tabel (tabel 5.1) is de bestaande en toekomstige bebouwing/verharding weergegeven.

Tabel 5.1 Verhardingssituatie bestaand en nieuw

Bestaand Nieuw
Bebouwd oppervlak 1.740 m2 1.067 m2
Verhard oppervlak (parkeren) --- 350 m2
Onverhard oppervlak 1.560 m2 1.883 m2
Totaal oppervlakte perceel 3.300 m2 3.300 m2

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtolweg42012-VA01_0012.jpg"

Figuur 5.1 Ligging plangebied

Beleid

Bij het opstellen van deze paragraaf is rekening gehouden met het vigerende beleid. Het betreft de onderstaande beleidsstukken:

  • Nationaaal Waterplan, 2009;
  • Waterbeheer voor de 21e eeuw (WB21);
  • Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte;
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), geactualiseerd 2008;
  • Europese Kaderrichtlijn Water (KRW);
  • Waterwet 2009;
  • Provinciaal Waterplan 2010-2015;
  • 'Handreiking watertoets 3', 2009;
  • Keur 2009;
  • Watertoetsaspecten van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Inventarisatie knelpunten en aandachtspunten

Bij de ontwikkeling van de waterparagraaf zijn mogelijke knelpunten en aandachtspunten geïnventariseerd ten aanzien van de waterhuishouding en riolering. Conform de relevante thema's uit de 'Watertoetsaspecten Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier' is vervolgens aan de navolgende aspecten invulling gegeven:

  • waterkwantiteit;
  • waterkwaliteit;
  • waterkeringen;
  • afvalwaterketen;
  • beheer en onderhoud nieuw oppervlaktewater.

Waterkwantiteit

Bij de watertoets adviseert het hoogheemraadschap ook over maatregelen die nodig zijn om het watersysteem op orde te houden. Hierbij is het uitgangspunt dat toename van verhard oppervlak en gedempte watergangen worden gecompenseerd.

Binnen de voorgenomen plannen wordt geen oppervlaktewater gedempt of toegevoegd. Daarnaast leidt het plan niet tot een toename van verhard oppervlak. Netto is sprake van een afname van het verhard oppervlak met circa 673 m2. Er behoeft dan ook niet gecompenseerd te worden.

Waterkwaliteit

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater gesitueerd en wordt ook niet toegevoegd. Een bijdrage aan het verbeteren van de waterkwaliteit is derhalve dan ook niet mogelijk door middel van de realisatie van een doorspoelbaar watersysteem of de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Bij de realisatie van het beoogde plan dient wel zoveel mogelijk de toepassing van koperen, loden of zinken dakbedekking, chemische onkruidbestrijdingsmiddelen, verduurzaamd hout als beschoeiing beperkt te worden. Indien dergelijke materialen toch toegepast worden, wordt indien dat mogelijk is uitgegaan van coating of andere technische maatregelen waardoor uitlogen en andere ongewenste effecten zoveel mogelijk worden voorkomen. Het voorgaande is aan de orde bij de uiteindelijke realisatie van de toegestane ruimtelijke ontwikkeling. Het materiaalgebruik valt buiten de strekking van een bestemmingsplan. V

Grondwater

De grondwaterzorgplicht begint bij de perceelseigenaar. De eigenaar is zelf verantwoordelijk voor het in goede staat houden van de in eigendom zijnde percelen en gebouwen. In de Waterwet is de gemeentelijke grondwaterzorgplicht opgenomen. Een nieuwe taak voor gemeenten is het treffen van doelmatige maatregelen indien de grondwaterstand structurele nadelige gevolgen heeft voor de bestemming van het gebied. Deze maatregelen betreffen het verzamelen, bergen, transporteren en nuttig toepassen van het (schone) grondwater. Met deze waterhuishoudkundige maatregelen op of in openbaar terrein kunnen problemen op particuliere percelen worden verholpen of voorkomen. Indien de genoemde waterhuishoudkundige maatregelen niet afdoende of doelmatig zijn, kan verzameld grondwater worden getransporteerd via het rioolwaterstelsel.

Er worden geen problemen met de grondwaterstand in het plangebied verwacht.

Waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen in de directe nabijheid van een waterkering. Dit is voor de planvorming dan ook niet relevant.

Afvalwaterketen

Het verhard oppervlak wordt gekoppeld aan het riool. Daarnaast dient met het oog op toekomstige ontwikkelingen de riolering gescheiden aangelegd te worden. Dit omdat het onderhavige plan in de toekomst dan gemakkelijk op het gescheiden stelsel aangesloten kan worden. In de huidige situatie is de boerderij aangesloten op een gemengd stelsel.

Beheer en onderhoud nieuw oppervlaktewater

Zoals reeds eerder aangegeven wordt er geen nieuw oppervlaktewater gerealiseerd binnen het voorgenomen plan.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een koppeling gemaakt tussen de in de toelichting beschreven elementen en de verbeelding met bijbehorende regels. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal en analoog beschikbaar moet zijn. De Wro en de onderliggende regelgeving stellen eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. Conform de SVBP bestaat de juridische regeling uit vier hoofdstukken. In de onderstaande paragrafen wordt per hoofdstuk de inhoud van de verschillende artikelen toegelicht.

6.1 Inleidende Regels

Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en de uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. Een aantal begrippen en wijzen van meten is in de SVBP2008 voorgeschreven en overeenkomstig overgenomen in dit plan.

6.2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk twee Bestemmingsregels wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan.

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de bestemmingsregels zijn enkele afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Begrenzing van de bebouwingsmogelijkheden vindt plaats door het hanteren van bouwvlakken en aanduidingen (goot- en bouwhoogte).

Onderstaand volgt een toelichting per bestemmingsartikel.

Verkeer - Verblijfsgebied

De gronden op de verbeelding aangewezen voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn bestemd voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen en de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenstroken, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. Er zijn bouwregels opgenomen voor kleine gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Wonen - 1

De gronden binnen 'Wonen - 1' zijn bestemd voor woningen, inclusief de mogelijkheid om een aan-huis-gebonden beroep uit te oefenen. Met betrekking tot hoofdgebouwen, bijbeborende bouwwerken (zoals uitbouwen) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden diverse bouwregels. De bouwregels zijn ontleend aan de standaard die voor andere woongebieden geldt. Daarnaast zijn de stedenbouwkundige randvoorwaarden, zoals vastgesteld door de gemeente, verwerkt.

Waarde - Archeologie - 4

Ter bescherming van de archeologische waarden in het plangebied is de bestemming Waarde - Archeologie - 4 opgenomen. De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 4 is gebaseerd op de gemeentelijke archeologische waardenkaart. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is slechts onder voorwaarden toegestaan. Voor plannen groter dan 2.500 m2 en gepaard gaande met grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm is nader archeologisch onderzoek noodzakelijk. Voor diverse werken en werkzaamheden geldt een omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden.

6.3 Algemene Regels

Ten behoeve van de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk, is in hoofdstuk 3 van de regels voorzien in diverse algemene bouw- en gebruiksregels en afwijkingsregels.

Procedureregels

De procedureregels voor het bestemmingsplan, bevoegdheid tot afwijken en de wijzigingsbevoegdheden zijn in de Wro en de Wabo opgenomen.

Parkeren

Voorts zijn in het bestemmingsplan regels opgenomen ten aanzien van parkeerplaatsen die gerealiseerd moeten worden bij nieuwbouw, wijziging van een functie of bij uitbreiding van gebouwen. Op deze manier wordt voorzien in een parkeerbehoefte om te voorkomen dat een parkeerprobleem ontstaat.

6.4 Overgangs- En Slotregels

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze zijn overeenkomstig opgenomen in Artikel 11.

Ook is een slotregel opgenomen (Artikel 12) overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

De gemeente en de initiatiefnemer van de voorgenomen ontwikkeling zijn een samenwerking aangegaan en hebben in goed overleg de uitgangspunten voor de ontwikkeling voor het onderhavige plangebied opgesteld.

De initiatiefnemer heeft tevens een sluitende exploitatie waarbij een geldbedrag gereserveerd is voor eventuele planschade. In de 'Grondexploitatiewet', welke onderdeel uitmaakt van de Wet ruimtelijke ordening, staat aangegeven dat de gemeente een exploitatieplan moet vaststellen, indien kosten worden gemaakt (bijvoorbeeld voor aanleg van openbare voorzieningen en/of plankosten). Van het opstellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien op vrijwillige basis een overeenkomst worden aangegaan. In dit geval is hiervan sprake. Hiermee wordt het plan economisch uitvoerbaar geacht.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Overleg

Het voorontwerp bestemmingsplan 'Tolweg 4 Heemskerk' is verzonden aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de Milieudienst IJmond. Omdat in dit geval geen provinciale en/of nationale belangen in het geding zijn, is het voorontwerp niet aan de provincie Noord-Holland en diensten van het Rijk verzonden. Dit is in lijn met de sturingsfilosofie van de provincie en het Rijk.

  1. 1. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Het Hoogheemraadschap heeft op 17 augustus 2012 per per email op het voorontwerp gereageerd. Het hoogheemraadschap deelt de conclusie van het bestemmingsplan dat er geen waterhuishoudkundige bezwaren tegen de ontwikkeling zijn.

  1. 2. Milieudienst IJmond

De Milieudienst IJmond heeft op 20 september op het voorontwerp gereageerd. Met betrekking tot de aspecten Geluid en Flora en fauna heeft de Milieudienst geen opmerkingen. Met betrekking tot het aspect Externe veiligheid gaat de Milieudienst akkoord met de tekst. Wel geeft zij nog een kleine tekstuele wijziging en dient een figuur aangepast te worden. Deze veranderingen zijn doorgevoerd. Verder is de Bijlage 5 bij dit bestemmingsplan (Externe veiligheid; verantwoording groepsrisico) aangepast op aanwijzing van de Milieudienst, om tot een betere verantwoording van het groepsrisico te komen. Met betrekking tot het aspect Luchtkwaliteit wordt gevraagd om een kleine tekstuele aanpassing en een uitbreiding van de conclusie. Deze aanpassingen zijn doorgevoerd. Met betrekking tot het aspect Bedrijven en milieuzonering geeft de Milieudienst aan dat deze paragraaf specifieker kan ingaan op de lokale situatie. De paragraaf is hierop uitgebreid. Verder vraagt de Milieudienst om het toevoegen van een paragraaf over Duurzaam Bouwen in het hoofdstuk Milieu- en gebiedsaspecten. Deze paragraaf is toegevoegd. Met betrekking tot het aspect bodem eist de Milieudienst een historisch onderzoek conform NEN 5725, gezien bestaand onderzoek ouder is dan vijf jaar. Het historisch onderzoek heeft tot doel om te bevestigen dat er geen veranderingen zijn opgetreden met betrekking tot het aspect Bodem. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd voor de vaststelling van het bestemmingsplan danwel voor de afgifte van de omgevingsvergunning.

8.2 Ontwerp Bestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan 'Tolweg 4 Heemskerk' heeft conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met ingang van 28 september gedurende 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ontvangen.

Bijlage 1 Categorie I Uit De Vng Bedrijvenlijst

VNG bedrijvenlijst: selectie van bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder categorie 1 van de VNG bedrijvenlijst en in aanmerking komen voor (een omgevingsvergunning voor) het toestaan van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis ingevolge lid 3.1 van deze planregels.

Omschrijving bedrijfsmatige activiteit Onderstaande afstanden in meters
Geur Stof Geluid Gevaar Verkeer Afstand Cat.
Uitgeverijen (kantoren) 0 0 10 0 1 10 1
Grafische afwerking 10 0 10 0 1 10 1
Reproduktiebedrijven opgenomen media 10 0 10 0 1 10 1
Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 1 10 1
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 10 0 10 10 1 10 1
Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 0 0 10 0 2 10 1
Reisorganisaties 0 0 10 0 1 10 1
Verhuur van en handel in onroerend goed 0 0 10 0 1 10 1
Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 0 1 10 1
Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 10 0 10 0 2 10 1
Consultatiebureaus 0 0 10 0 1 10 1
Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. 0 0 10 0 2 10 1
Schoonheidsinstituten en kappers 0 0 10 0 1 10 1

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 3 Archeologisch Advies

Bijlage 3 Archeologisch advies

Bijlage 4 Qra Tankstation De Baandert

Bijlage 4 QRA tankstation De Baandert

Bijlage 5 Verantwoording Externe Veiligheid

Bijlage 5 Verantwoording Externe Veiligheid

Bijlage 6 Natuurtoets

Bijlage 6 Natuurtoets