KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - 1
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Maatschappelijk
Artikel 7 Natuur
Artikel 8 Tuin - 1
Artikel 9 Verkeer
Artikel 10 Verkeer - Railverkeer
Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen - 1
Artikel 14 Leiding - Gas
Artikel 15 Leiding - Riool
Artikel 16 Leiding - Water
Artikel 17 Waarde - Archeologie - 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Antidubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 22 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
Artikel 24 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Regelingen
1.4 Planvorm
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsomschrijving
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Inleidende Regels
3.2 Bestemmingsregels
3.3 Algemene Regels
3.4 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Overleg
4.2 Zienswijzen
4.3 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Beleid
5.1 Rijksbeleid
5.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
5.3 Gemeentelijk Beleid
5.4 Conclusie
Hoofdstuk 6 Onderzoek
6.1 Landschap En Cultuurhistorie
6.2 Aardkundige Waarden
6.3 Archeologie
6.4 Bodem
6.5 Water
6.6 Ecologie
6.7 Milieuzonering
6.8 Planologisch Relevante Leidingen
6.9 Externe Veiligheid
6.10 Verkeer En Infrastructuur
6.11 Geluid
6.12 Schiphol
6.13 Luchtkwaliteit
6.14 Duurzaamheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 1 Bureauonderzoek Flora En Fauna
Bijlage 2 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De 'Staat Van Bedrijfsactiviteiten'
Bijlage 3 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 4 Overlegreactie Gasunie

De Trompet en Tolhek

Bestemmingsplan - gemeente Heemskerk

Vastgesteld op 28-03-2013 - geheel in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan De Trompet en Tolhek van de gemeente Heemskerk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0396.BPtrompet2012-VA01 met de bijbehorende regels.

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming zijn. Hieronder worden begrepen: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundige, architect, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, leraar, logopedist, notaris, organisatie-adviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige, webshop en daarmee vergelijkbare beroepen. De bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in bijlage 1 bij deze planregels vallen niet onder aan huis gebonden beroep.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.10 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.12 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.13 bedrijfsmatige activiteit aan huis

een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis die niet valt onder aan-huis-gebonden

beroep, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in bijlage 1 Categorie 1 uit de VNG-bedrijvenlijst van deze planregels.

1.14 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

het bedrijfsmatig exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.

1.15 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.17 begane grond

een bouwlaag waarvan het vloerpeil ten hoogste 1,2 m boven (straat)peil ligt.

1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 Bevi-inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.22 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.23 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.24 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.32 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.33 deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.35 dienstverlening

het beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder kappers, belwinkels, schoonheidssalons, visagiste, stomerijen, wasserettes, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke.

1.36 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.37 eerste verdieping

tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.

1.38 erf

de grond, deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming.

1.39 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.40 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen.

1.42 grootschalige detailhandel

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. grootschalige detailhandelsbedrijven in meubels, keukens en badkamers, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. e. bouwmarkten.

1.43 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarbij de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

1.44 horecabedrijf

het bedrijfsmatig produceren en/ of verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, alsmede het bezorgen dan wel afhalen van deze middelen en/of het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.

1.45 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met – al dan niet – als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.46 kantoor

voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.47 Keur

de Keur is een verordening die het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken.

1.48 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.49 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, die niet vallen onder aan-huis-gebonden beroepen, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in de bijlage van deze regels.

1.50 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.51 mantelzorg

langdurige, niet-professionele en onbetaalde zorg voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, familielid, vriend of kennis.

1.52 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.53 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.54 ondergeschikte nevenactiviteiten

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.

1.55 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.56 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.

1.57 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.58 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.59 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch

pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privéhuis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.60 slopen

het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk.

1.61 souterrain of kelderverdieping

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven (straat)peil ligt.

1.62 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels deel uitmaakt.

1.63 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.

1.64 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouwen en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.65 verdieping

een boven de begane grond gelegen bouwlaag.

1.66 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.67 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.68 voorgevelrooilijn

de langs de weg gelegen bouwgrens waarin zich de voorgevel van het hoofdgebouw bevindt.

1.69 waterbouwkundige bouwwerken

bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals oeverbeschoeiingen, functionele hekwerken, duikers, steigers, bruggen en stuwen, voor zover deze bouwwerken van overheidswege geplaatst worden en ter plaatse noodzakelijk zijn in het kader van de waterbeheersing,

verkeersdoeleinden of recreatief (mede)gebruik.

1.70 webshop

een website die speciaal ingericht is om de bezoeker producten of diensten te laten kopen via on-line transacties.

1.71 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.72 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.73 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats, zoals bedoeld in artikel 1 onder h van de Woningwet, en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.74 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.75 zorgwoning

woning geschikt voor mensen met een intensieve zorgvraag.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bebouwingspercentage

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat ten hoogste bebouwd mag worden.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, dakopbouwen ten behoeve van liften, trappen en/of technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

2.10 verticale diepte

van het peil tot het laagste punt van het bouwwerk, fundering niet meegerekend.

2.11 vloeroppervlakte

totale oppervlakte aan bebouwing binnen een bestemmingsvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' met daarbij behorende ondergeschikte detailhandel;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' met daarbij behorende ondergeschikte detailhandel;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': is tevens detailhandel als ondergeschikte functie toegestaan;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief lpg, met daarbij behorende andere detailhandel en een autowasstraat;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': tevens verkoop van auto's;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen, waterpartijen, bergingsvijvers, blusvijvers, laad- en losvoorzieningen, fietsbergingen, parkeervoorzieningen alsmede openbare nutsvoorzieningen en ontsluitings- en toegangswegen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

  1. a. in lid 3.2.1 sub b, tot verhoging dan wel verlaging van op de verbeelding aangegeven minimum en/of maximum bouwhoogte van gebouwen tot ten hoogste 3 m boven de toegestane bouwhoogte;
  2. b. in lid 3.2.1 sub e, tot verhoging van het bebouwingspercentage met ten hoogste 10%;

onder voorwaarde dat:

    1. 1. aangetoond kan worden dat de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
    2. 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    3. 3. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijdingsmogelijkheden zijn gewaarborgd;
    4. 4. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is c.q. blijft.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijf - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' met daarbij behorende ondergeschikte detailhandel;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine': tevens een windturbine;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens een noodontsluiting;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen, waterpartijen, bergingsvijvers, blusvijvers, laad- en losvoorzieningen, fietsbergingen, parkeervoorzieningen alsmede openbare nutsvoorzieningen en ontsluitings- en toegangswegen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

  1. a. in lid 4.2.1 sub b, tot verhoging dan wel verlaging van op de verbeelding aangegeven minimum en/of maximum hoogte van gebouwen tot ten hoogste 3 m boven de toegestane hoogte;
  2. b. in lid 4.2.1 sub d, tot verhoging van het bebouwingspercentage met ten hoogste 10%.

onder voorwaarde dat:

    1. 1. aangetoond kan worden dat de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
    2. 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    3. 3. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijdingsmogelijkheden zijn gewaarborgd;
    4. 4. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is c.q. blijft.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, voorzieningen van openbaar nut, afschermend groen in de zin van opgaande beplanting en voet- en fietspaden;
  2. b. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van viaducten, de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een afvalbrengstation;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals magazijnen, loodsen, opslag- en werkplaatsen, groen, parkeervoorzieningen, fietsbergingen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.2:

  1. a. voor het bouwen tot een goot- en/of boeideelhoogte van ten hoogte 8 m ten behoeve van wezenzout- en/of zandopslag.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en ontwikkeling van ecologische, natuur- en landschapswaarden;
  2. b. de instandhouding van de waterkering;
  3. c. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en verhardingen, uitsluitend in de vorm van halfverharding (geen asfalt);

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  2. e. waterhuishoudkundige doeleinden;
  3. f. voorzieningen van openbaar nut.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen, met uitzondering van gebouwen van openbaar nut, geen gebouwen worden gebouwd;
  2. b. de oppervlakte van een gebouw van openbaar nut mag niet meer dan 25 m2 bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van een gebouw van openbaar nut mag ten hoogte 3 m mag bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van viaducten, de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van:

  1. a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  2. b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  3. c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  4. d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Tuin - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, waaronder inritten en paden.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  1. a. afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. bergbezinkbassins ten behoeve van regenwater opvang;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, ondergrondse vuilcontainers, straatmeubilair, reclame-uitingen, verharding en water.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van viaducten, de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 10 Verkeer - Railverkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds, spoorwegovergangen en viaducten ten behoeve van overig verkeer;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van portaalconstructies, bovenleidingen, overwegvoorzieningen, viaducten en masten mag niet meer dan 10 m bedragen gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf;
  3. c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorziening, fietsbergingen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen, met uitzondering van fietsenbergingen, geen gebouwen worden gebouwd;
  2. b. de oppervlakte van een fietsenberging mag ten hoogste 15 m2 bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van een fietsenberging mag ten hoogte 3 m mag bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. waterpartijen, oevers en groenvoorzieningen;
  3. c. water ten behoeve van recreatief (mede) gebruik;
  4. d. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 13 Wonen - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, daaronder begrepen aan huis gebonden beroepen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

13.3 Specifieke gebruiksregel

13.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan:

  1. a. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.3.2 onder a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    1. 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is voor mantelzorg;
    2. 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  2. b. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.3.1 om een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis toe te laten, mits:
    1. 1. de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 13.3.1 onder a t/m i;
    2. 2. de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in bijlage 2 Categorie I uit de VNG bedrijvenlijst;
    3. 3. geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
    4. 4. wordt uitgeweken naar een andere locatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving;
  3. c. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.3.1 onder e tot een

oppervlak van ten hoogste 55 m2, mits:

    1. 1. de uitoefening van het aan huis gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 13.3.1, met uitzondering van lid 13.3.1 onder e1;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 14 Leiding - Gas

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 14.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Leiding - Riool

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een rioolleiding en de bijbehorende zakelijk rechtstrook.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Leiding - Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een waterleiding.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 16.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waarde - Archeologie - 4

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn - naast de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m² of dat een uitbreiding betreft van ten hoogte 2.500 m2 ten opzichte van bestaande bebouwing als bedoeld onder 1;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

19.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

19.2 Bestaande maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels

20.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels

21.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 22 Overige Regels

22.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

22.2 Parkeren

  1. a. onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 17 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de volgende regeling, hiertoe dient op tekening te worden aangegeven waar welke functie zich binnen het bouwwerk bevindt:
Wonen
Zorgeenheid/kamerverhuur 0,6 (incl. bezoeknorm 0,3)
Seniorenwoning 1,0 (incl. bezoeknorm 0,3)
Woningen:
- Woning < 80 m2 1,6 (incl. bezoeknorm 0,3)
- Woning 80-110 m2 1,8 (incl. bezoeknorm 0,3)
- Woning > 110 m2 2,0 (incl. bezoeknorm 0,3)
Bedrijven en kantoren per 100 m2 bvo
Loods/opslag 0,9
Industrie, bouw en transport 1,5
Bedrijfsverzamelgebouw 1,4
Garage/servicestation 3,2
Autoshowroom 1,0
Laboratorium (3 à 4 arbeidsplaatsen/100 m2) 2,8
Kantoorfuncties 2,0
Horeca per 100 m2 bvo
Cafe, bar 6,0
Restaurants 13,0
Discotheek 6,0
Hotel 1,3 per kamer
Winkels en detailhandel per 100 m2 bvo
Winkels, detailhandel 4,0
Supermarkt 4,0
Wijkverzorgend winkelcentrum > 2500 m2 3,0
Buurtverzorgend winkelcentrum < 2500 m2 2,5
Doe-het-zelf, bouwmarkt, tuincentrum 2,5
Showroom (meubels, keukens etc..) 1,5
Onderwijs
Kinderdagverblijf 0,8 per arbeidsplaats excl halen/brengen
Basisonderwijs 1,0 per leslokaal excl halen/brengen
Voortgezet onderwijs 1,0 per leslokaal incl halen/brengen
Hoger onderwijs (MBO/HBO) 5,0 per leslokaal incl halen/brengen
Halen/brengen 0,0833 x aantal leerlingen (25% leerlingen per auto, bezettingsgraad 1,5, ongelijktijdigheidsfactor 0,5)
Sociaal Cultureel en Zorg per 100 m2 bvo
Museum, bibliotheek 1,0
Schouwburg, theater, concertzaal 3,0
Arts, maatschap, therapeut 2,0 per behandelkamer
Overig sociaal-medisch 0,6
Sport en recreatie per 100 m2 bvo
Gymnastieklokaal 2,5
Sportschool/-studio 3,5
Sporthal 2,7
Squashbaan 1,5 per baan
Tennisbaan 3,0 per baan
Sportveld 18,0 per hectare + 0,2 per zitplaats
Speel- en ligweide 0,25 per bezoeker
Zwembad 9,0 per 100 m2 bassin + 0,45 per arb.pl
Manege 0,5 per box
Bowlingbaan, biljartzaal 2,0 per baan/tafel
  1. b. bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen volgens lid 22.2 onder a, worden de ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor parkeerplaatsen in gebruik zijnde, of voor parkeerplaatsen geplande gronden, buiten beschouwing gelaten;
  2. c. voor zover er door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van bestaande bouwwerken, parkeerplaatsen verloren gaan, dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd;
  3. d. bij de eindberekening dient het aantal parkeerplaatsen naar boven te worden afgerond op hele parkeerplaatsen;
  4. e. voor niet onder lid 22.2 onder a genoemde functies geldt de parkeernorm zoals opgenomen in Parkeerkencijfers-CROW 2008, publicatie 182, september 2008, 3e gewijzigde druk, blz. 15 tot en met 23. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'; vervolgens dient uitgegaan te worden van de maximum waarde in de kolom;
  5. f. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder a indien:
    1. 1. het gebruik niet wijzigt en
    2. 2. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m² brutovloeroppervlakte dan wel 10% van de totale brutovloeroppervlakte indien dit meer is dan 100 m² en
    3. 3. is aangetoond dat als gevolg van de uitbreiding de parkeerbehoefte niet toeneemt;
  6. g. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien; dit dient te worden aangetoond op de weekmomenten met de hoogste parkeerdruk, waarbij als redelijke afstand 100 meter vanaf de toegang van de bebouwing wordt gehanteerd;
  7. h. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder a, indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is, dan ingevolge lid 22.2 onder a voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist;
  8. i. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 22.2 onder a, indien op grond van de parkeernorm, zoals opgenomen in de parkeerkencijfers CROW 2008, publicatie 182, september 2008, 3e gewijzigde druk, blz. 15 tot en met 23, een minder aantal parkeerplaatsen is vereist. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en de van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven;
  9. j. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 22.2 onder a, indien uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere parkeerbehoefte;
  10. k. voor parkeren bij woningen op eigen terrein worden berekeningsaantallen gehanteerd zoals aangegeven in "Parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering", publicatie 182, CROW september 2008, 3e gewijzigde druk, pagina 27;
  11. l. wanneer bij de berekening van de parkeerbehoefte gebruik wordt gemaakt van balansparkeren, worden de aanwezigheidspercentages gehanteerd zoals aangegeven in "Parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering", publicatie 182, CROW september 2008, 3e gewijzigde druk, pagina 27;
  12. m. bij publieke voorzieningen zoals bioscoop, bibliotheek en gemeentehuis moet minimaal 5% van de parkeerplaatsen algemene gehandicapten parkeerplaatsen zijn. Deze parkeerplaatsen moeten zo dicht mogelijk bij de ingang van het gebouw liggen, op een afstand van maximaal 100 meter;
  13. n. bij openbare parkeerterreinen moet per 50 gewone parkeerplaatsen één voor mindervaliden aangepaste parkeerplaats zijn, dit aantal wordt naar boven afgerond;
  14. o. het bevoegd gezag kan afwijken van de aantallen en oppervlaktematen van lid 22.2 onder a en onder e, indien blijkt dat de genoemde normen niet meer volstaan om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte;
  15. p. het bevoegd gezag kan afwijken van de publicatienummer van de Parkeerkencijfers van het CROW (zoals genoemd in lid 22.2 onder e, i, k en l, indien hiervan een nieuwe vervangende editie is verschenen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

23.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan 'De Trompet en Tolhek'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Heemskerk is bezig de bestaande bestemmingsplannen te actualiseren. Het merendeel van de bestemmingsplannen in Heemskerk is ouder dan 10 jaar en zijn uit dat oogpunt aan actualisatie toe. Met de actualisatie wordt uniformiteit aangebracht in de bestemmingsplanregels. Het aantal bestemmingsplannen wordt gereduceerd tot tien bestemmingsplannen. De toegankelijkheid wordt vergroot door het bestemmingsplan in digitale vorm beschikbaar te stellen, conform de vereisten die voortvloeien uit de op 1 juli 2008 in werking getreden Wro. Het doel van de actualiseringoperatie is vóór 2013 over digitale bestemmingsplannen te beschikken.

De bestemmingsplannen Trompet en Tolhek 1e Herziening worden samengevoegd, dat resulteert in het voorliggende bestemmingsplan 'De Trompet en Tolhek'.

1.2 Ligging Plangebied

In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven. Het plangebied ligt aan de westzijde van de A9 en ten zuidoosten van kern Heemskerk. Het plangebied bestaat uit het bedrijventerrein 'De Trompet', het terrein 'Tolhek' met de directe omgeving en een deel van de A9.

Het bedrijventerrein 'De Trompet' is gelegen in de driehoek tussen de Communicatieweg, de Rijksweg A9 en de T54, de Heemskerkse aansluiting op de A9. Het bedrijventerrein wordt verder doorsneden door de spoorlijn Uitgeest - Beverwijk.

Ten westen van dit bedrijventerrein is het afvalbrengstation 'Tolhek' met een gemeentewerf gelegen. Direct naast dit terrein zijn een tankstation, gebouw van het voormalige AZC en woningen gelegen. Het terrein wordt in het zuiden tevens begrensd door de Communicatieweg. Ten noorden is een open weidegebied gelegen. De Tolweg vormt de westelijke grens van Tolhek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtrompet2012-VA01_0001.png"

1.3 Vigerende Regelingen

Voor het plangebied gelden momenteel de bestemmingsplannen 'Trompet' en 'Tolhek 1e Herziening' en het uitwerkingsplan 'Trompet 2e fase'.

Op 25 juni 1998 is bestemmingsplan 'Trompet' vastgesteld en vervolgens op 22 december 1998 door de Provincie Noord-Holland goedgekeurd. In bestemmingsplan 'Trompet' was voor de gronden ten oosten van de spoorlijn Uitgeest - Beverwijk een uit te werken bestemming opgenomen. Derhalve moest dat gebied worden uitgewerkt conform artikel 11 van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De in het bestemmingsplan 'Trompet' opgenomen uitwerkingsregels zijn leidend geweest voor het uitwerkingsplan bedrijventerrein 'Trompet 2e fase'. Dit uitwerkingsplan 'Trompet 2e fase' is in maart 2006 vastgesteld.

Het andere geldende bestemmingsplan 'Tolhek 1e Herziening' is op 20 mei 1976 vastgesteld en vervolgens op 21 juni 1976 goedgekeurd door de Provincie Noord-Holland.

1.4 Planvorm

Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Op basis van de vigerende bestemmingsplan is wel een aantal bouwmogelijkheden toegestaan (afronding bedrijventerrein Trompet en de realisatie van een deel van het bedrijventerrein in het noorden van het plangebied, bij de afslag van de A9). Deze mogelijkheden zijn overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. De bouw- en gebruiksmogelijkheden die kunnen worden ontleend aan de thans geldende bestemmingsplannen en het uitwerkingsplan zijn in het voorliggende bestemmingsplan gehandhaafd. Beide plannen waren globaal van aard, vanwege het ontwikkelingsgerichte karakter van deze plannen.

De voornaamste aanleiding van het opstellen van dit bestemmingsplan ligt in het feit dat de gemeente wenst te beschikken over een digitaal raadpleegbaar bestemmingsplan. Voor de bestaande delen houdt dit in dat de functie van het bestemmingsplan is gericht op het beheer van het gebied. Daarom is een gedetailleerdere planvorm gekozen. Deze globale bestemmingsregeling is, afgestemd op de feitelijke situatie, vertaald naar de gedetailleerdere bestemmingsregeling. De bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn hierbij zo veel mogelijk overgenomen.

Alle geactualiseerde bestemmingsplannen van de gemeente Heemskerk zullen een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling bieden, met voldoende waarborging voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit, maar ook ruimte bieden voor de (beperkte) gewenste ontwikkelingen.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit twee onderdelen, te weten: de verbeelding met de regels en de toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridische status, maar dient ter motivering en verduidelijking van hetgeen in de verbeelding is geregeld.

In hoofdstuk 2 is een beschrijving opgenomen van het plangebied. Vervolgens wordt de koppeling gemaakt naar het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels (hoofdstuk 3). De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan wordt besproken in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt het plan getoetst aan de verschillende beleidskaders. Hoofdstuk 6 bevat de toetsing van het plan aan de verschillende omgevingsaspecten.

Hoofdstuk 2 Gebiedsomschrijving

Gemeente Heemskerk kent twee bedrijventerreinen: de Houtwegen en de Trompet. Ook zijn er in de gemeente verspreid enkele bedrijven gevestigd. Een van deze bedrijven is het afvalbrengstation op het Tolhek terrein. In deze paragraaf wordt het plangebied beschreven in zijn geheel beschreven. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de twee deelgebieden: Trompet en Tolhek.

Plangebied en directe omgeving

Het plangebied ligt in de groene geledingszone tussen de kernen van Heemskerk en Uitgeest. Het plangebied bestaat uit bedrijventerrein 'De Trompet' en 'Tolhek' (zie figuur 2.1). In het noorden en oosten grenst het plangebied aan open weidegebieden. De noordelijke grens is tevens de grens met gemeente Uitgeest. Aan de zuidzijde van het bedrijventerrein De Trompet ligt de woonwijk De Broekpolder dat recent is ontwikkeld. Ten zuiden van het terrein Tolhek is het gebied Assumburg - Oud Haerlem gelegen. Dit gebied is recent ontwikkeld voor recreatieve doeleinden. Het kasteel Oud Haerlem is tevens gelegen in het gebied Assumburg - Oud Haerlem. Ten westen van het Tolhek is de woonwijk De Die gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtrompet2012-VA01_0002.jpg"

Figuur 2.1 bedrijventerrein 'De Trompet' en 'Tolhek'

Door het plangebied loopt grootschalige infrastructuur. Dit zijn enerzijds de spoorlijn en de A9 als zichtbare elementen. Minder zichtbaar is de nationale leidingenstrook die tussen de reeds gerealiseerde delen van De Trompet en de afrit bij de A9 is gelegen.

De positie noopt tot zorgvuldige landschappelijk en stedenbouwkundig inpassing. Enerzijds dient rekening te worden gehouden met de begrenzing aan de open weidegebieden. Anderszijds grenst het terrein aan (grootschalige) infrastructuur, waardoor sprake is van diverse zichtlocaties.

De Trompet

Eén van de eerste duurzaam ontwikkelde bedrijfsterreinen in Nederland is De Trompet. De Trompet is een duurzaam bedrijfsterrein van 18 hectare, waar circa 100 bedrijven zich kunnen vestigen. Een groot deel van dit terrein is ingevuld. Op dit moment is er als gevolg van de teruggang in de economie weinig vraag naar bedrijfsruimte, waardoor de uitgifte vertraging oploopt en een aantal percelen braak ligt. Hierdoor is het noordelijke deel van De Trompet fase 2 nog niet ontwikkeld. In dit gedeelte staat wel een windmolen.

Het terrein is gefaseerd gerealiseerd. Nadat fase 1 was gerealiseerd is er een uitwerkingsplan voor fase 2 vastgesteld. Op het noordelijke deel van fase 2 is een windturbine gelegen. Deze windturbine heeft een ashoogte van 78 meter en een rotordiameter van 80 meter. De mast van de windturbine heeft een blauwe kleur gekregen. De reden hiervoor was dat de windturbine een duidelijke landmark moest gaan worden langs de A9 om het bedrijventerrein De Trompet te accentueren. Het nog te realiseren noordelijke deel van De Trompet fungeren als duidelijke landmark voor het gehele bedrijventerrein. Van dit gebied wordt daarom een hoge beeldkwaliteit geeist. De bedrijfsgebouwen in dit gebied hebben daarom een bouwhoogte van 15 meter.

Het bedrijventerrein is een combinatie van percelen voor individuele bedrijven (aparte kavels) en geschakelde bedrijfsgebouwen. Alle bedrijfsgebouwen hebben een minimaal bouwhoogte van 6 meter. De bedrijfsgebouwen aan de randen van het terrein hebben een bouwhoogte van 12 meter. De bedrijfsbouwen centraal gelegen op het terrein hebben een bouwhoogte van 9 meter. Dit komt de beeldkwaliteit ten goede.

De ligging van De Trompet maakt het gebied bij uitstek geschikt voor bedrijvigheid. Het terrein is direct aangesloten op het rijkswegennet. Ook zijn Amsterdam en Schiphol door de Wijkertunnel en de Velsertunnel binnen 30 minuten bereikbaar. De havens zijn ook bereikbaar binnen 30 minuten. Het terrein springt letterlijk van alle kanten in het oog, bezien vanuit de bestaande wegen. Vanuit diverse richtingen vormt het bedrijventerrein de entree voor Heemskerk (Amsterdam/Alkmaar, Haarlem en Assendelft). Ook vanaf de spoorlijn Haarlem/Alkmaar is het terrein, dat aan weerszijden is gelegen, zichtbaar. Dat biedt potenties voor het vestigen van bedrijven, maar het geeft ook de kwetsbaarheid van het gebied aan. Een goede inpassing van het bedrijventerrein in de omgeving is essentieel geweest. De spoorlijn doorkruist het bedrijventerrein en vormt in de samenhang van het terrein een belemmering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtrompet2012-VA01_0003.png"

Bij De Trompet wordt de energie geleverd middels warmtepompen. Elk bedrijf is uitgerust met een warmtepomp die dient voor de ruimteverwarming van het bedrijf. Ook is er uit energetisch oogpunt gekozen voor een aantal bedrijfsverzamelgebouwen. De bedrijfspanden zijn gebouwd volgens de principes van duurzaam bouwen, compact en zuid-georiënteerd. Ze zijn extra geïsoleerd en voorzien van een lage temperatuurverwarming via de vloer en ventilatie met een hoog rendement warmteterugwinsysteem. De EPC is op deze manier veel lager dan de wettelijke norm. De gebouwen zijn toegerust met zonnepanelen.

Tolhek

Op Tolhek is een afvalbrengstation gelegen. Daarnaast is er ook een gemeentewerf met afvalopslag voor de uitvoerende dienst aanwezig. Tolhek bestaat uit enkele gebouwen, magazijnen, loodsen en opslag- en werkplaatsen. Tolhek staat enige tijd op de nominatie voor herontwikkeling tot een nieuwe economisch en/of maatschappelijk functie. Er bestonden plannen voor de vestiging van de nieuwbouw van het Rode Kruis Ziekenhuis (RKZ) Brandwondencentrum op deze locatie. Momenteel is nog onduidelijk op welke wijze Tolhek wordt herontwikkeld. Het bestaande terrein Tolhek zal daarom vooralsnog blijven bestaan. Verwacht wordt dat het gebruik van Tolhek de komende decennia wel zal wijzigen.

Eén van de gebouwen direct grenzen aan het gebied is een gebouw van het voormalig asielzoekerscentrum Heemskerk. De gemeente Heemskerk is eigenaar van dit gebouw. Het gebouw staat leeg. Momenteel bestaan er plannen om, via een tijdelijke vergunning, het gebouw te laten gebruiken als kantoor. Naast het afvalbrengstation is een Shell tankstation gelegen. Ten oosten van het tankstation zijn enkele woningen gelegen (zie figuur 2.3)

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtrompet2012-VA01_0004.png"

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een koppeling gemaakt tussen de in hoofdstuk 2 beschreven elementen en de verbeelding met bijbehorende regels. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal en analoog beschikbaar moet zijn. De Wro en de onderliggende regelgeving stellen eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Conform de SVBP bestaat de juridische regeling uit vier hoofdstukken. In de onderstaande paragrafen wordt per hoofdstuk de inhoud van de verschillende artikelen toegelicht.

3.1 Inleidende Regels

Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en de uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten.

3.2 Bestemmingsregels

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de bestemmingsregels zijn eventuele nadere eisen, afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

Begrenzing van de bebouwingsmogelijkheden vindt plaats door het hanteren van bouwvlakken met eventueel bijbehorende bebouwingspercentages, bouwvolumes en/of aanduidingen. Verticale begrenzing van de bouwmogelijkheden geschiedt door het aangeven van de maximale goot- en bouwhoogte.

Onderstaand volgt een toelichting per bestemmingsartikel.

Artikel 3 Bedrijf

Het plangebied is grotendeels bestemd voor bedrijven. De gronden van deze bedrijven zijn bestemd als 'Bedrijf'. Op de verbeelding is aangegeven middels de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie (nummer categorie)' welke bedrijfsactiviteiten uit de Staatvan Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn toegestaan op zijn gronden. Verkoop van auto's is binnen deze bestemming uitgesloten met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus'. Om onnodige confrontaties tussen woningen en minder milieugevoelige bedrijfsvormen te vermijden en de gebruiksmogelijkheden van het bedrijventerrein niet te beperken zijn op het bedrijventerrein zijn geen bedrijfswoningen toegelaten.

Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' is uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief lpg, met daarbij behorende andere detailhandel en een autowasstraat gelegen.

Ten behoeve van de beoordeling van omgevingsvergunningaanvragen zijn in artikel 3.2 bouwregels opgenomen. In het kader van duurzaam ruimte gebruik is, opgenomen dat gebouwen ten minste 6 m hoog dienen te zijn.

Voor de gronden aan de zuidelijke en oostelijke rand van het bedrijventerrein Trompet gelden andere bouwregels dan voor de rest van de gronden. Om het bedrijventerrein een kwalitatief hoogstaande uitstraling (beeldkwaliteit) te geven zijn aan deze gronden extra presentatiekwaliteitseisen gesteld. Zo zijn er gevellijnen opgenomen, waarmee is bepaald wat de ligging van de voorgevels van de gebouwen is. De bouwhoogte van gebouwen op deze gronden bedraagt maximaal 12 meter.

De bouwhoogte van gebouwen gelegen in het midden van het bedrijventerrein bedraagt maximaal 9 meter. De totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak. De bedrijven aan de randen van het bedrijventerrein zijn voorzien van een bebouwingspercentage. Voor de bedrijven in het midden van het bedrijventerrein geldt een bebouwingspercentage van 100%. In deze gebieden is het parkeren centraal geregeld. De openbaar toegankelijke gronden hebben een verkeersbestemming gekregen. In artikel 3.3 zijn regels opgenomen om ten aanzien van afwijken van de gestelde bouwregels.

In artikel 3.4 zijn gebruiksregels opgenomen om het gebruik van de gronden nader te specificeren. Voor de zes kavels gelegen langs de A9 is heirvoor een aanduiding 'detailhandel' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding is detailhandel onder voorwaarde toegestaan. De activiteit mag niet als zelfstandige activiteit worden uitgeoefend en mag de hoofdactiviteit niet verdringen. De totale verkoopvloeroppervlakte van detailhandel mag niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte van een bedrijf. De verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 1500 m2. De activiteit mag geen detailhandel in voedings- en genotsmiddelen betreffen.

De bestemming voorziet in een afwijkingsbevoegdheid om bedrijven toe te staan uit hoogste twee categorie hoger dan algemeen toelaatbaar. Dit kan uitsluitend wanneer blijkt dat het betreffende bedrijf vergelijkbaar is met een bedrijf die algemeen toelaatbaar is door bijvoorbeeld een zeer beperkte omvang of door aanvullende maatregelen om milieuhinder te voorkomen. Daarnaast is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden de verkoop van auto's toe te staan.

Artikel 4 Bedrijf -1

De gronden van het nog te realiseren deel van het bedrijventerrein De Trompet in de directe omgeving van de huidige windmolen zijn bestemd tot 'Bedrijf - 1'. Een deel van de inhoud van de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Bedrijf - 1' komen overeen. De regeling van de bestemming 'Bedrijf - 1' is echter flexibeler, omdat het is gericht op de ontwikkeling van dit deel van het terrein. Daarom is voor het hele terrein één bebouwingspercentage opgenomen. Om bij te dragen aan de ruimtelijke uitstraling (beeldkwaliteit) is de maximale bouwhoogte in deze bestemming ten hoogste 15 meter. In artikel 4.3 zijn regels opgenomen om ten aanzien van afwijken van de gestelde bouwregels.

Op deze gronden zijn bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' met daarbij behorende ondergeschikte detailhandel toegestaan. Verkoop van auto's is binnen deze bestemming uitgesloten. Ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' is tevens een windturbine toegestaan. Om onnodige confrontaties tussen woningen en minder milieugevoelige bedrijfsvormen te vermijden en de gebruiksmogelijkheden van het bedrijventerrein niet te beperken zijn ook op dit deel van het bedrijventerrein ook geen bedrijfswoningen toegelaten.

In artikel 4.4 zijn de gebruiksregels opgenomen. Overeenkomstig met bestemming Bedrijf zijn in artikel 4.5 afwijkingsregels opgenomen.

Artikel 5 Groen

De hoofdgroenstructuren zijn bestemd met de bestemming 'Groen'. De bestemming kent beperkte bouwmogelijkheden. Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van viaducten, de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 6 Maatschappelijk

Deze bestemming is bedoeld voor het afvalbrengstation Tolhek en de gemeentewerf voor opslag. Binnen deze bestemming zijn bijbehorende magazijnen, loodsen, opslag- en werkplaatsen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen toegestaan. Er zijn ook enkele bouwregels gegeven voor bouwwerken.

Artikel 7 Natuur

Deze bestemming heeft betrekking op de gronden tussen het bedrijventerrein en de T54. Op deze gronden mag niet worden gebouwd zodat dit mogelijkheden biedt voor natuurontwikkeling. De natuurbestemming is vooral bedoeld als overgangsgebied tussen de aangrenzende weidegebieden en als buffer voor het oppervlaktewater. Het is toegestaan bouwwerken die in overeenstemming zijn met de doeleinden alsmede kleine gebouwen van openbaar nut op te richten. Natuurontwikkeling krijgt een belangrijke functie in het noordelijk plandeel. Daarbij wordt de openheid van het landschap zoveel mogelijk benut.

Artikel 8 Tuin - 1

De bestemming 'Tuin - 1' is bedoeld voor tuinen, erven en parkeerplaatsen op inritten van garages ten dienste van de bestemming 'Wonen - 1'. Het is, met uitzondering van uitbouwen, niet toegestaan om gebouwen in deze bestemming te plaatsen. Voor de uitbouwen en voor parkeren zijn bouwregels opgenomen.

Artikel 9 Verkeer

De T54 en de Communicatieweg vormen de externe hoofdontsluitingswegen voor het bedrijventerrein. Deze wegen zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer'. Ook de snelweg (A9) is als dusdanig bestemd. De gronden zijn tevens bestemd voor wegen en de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, fietsbergingen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van viaducten, de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 10 Verkeer - Railverkeer

Deze bestemming is bedoeld voor de spoorlijn, dat bedrijventerrein Trompet doorkruist, en bijbehorende bouwwerken en functies, zoals overwegen, geluidwerende en infrastructurele voorzieningen. Ten aanzien van bouwwerken gelden diverse bouwregels.

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

De gronden op de verbeelding aangewezen voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn bestemd voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen (bedrijfsbestemming) en de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, fietsbergingen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.

Artikel 12 Water

Deze bestemming staat water, oevers en groenvoorzieningen toe. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Artikel 13 Wonen -1

De gronden binnen Wonen - 1 zijn bestemd voor de woningen in het plangebied inclusief de mogelijkheid om een aan huis gebonden beroep of bedrijf uit te oefenen, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Ten aanzien van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeren gelden diverse bouwregels. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50% van het zij- en achtererf bedragen met een maximum van 60 m2. Tevens zijn enkele specifieke gebruiksregels opgenomen die bepalen wanneer het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd is met deze bestemming.

Artikel 14 Leiding - Gas

Ter bescherming van de leidingen in het plangebied is de dubbelbestemming 'Leiding -Gas' opgenomen. Ten behoeve van de andere bestemmingen mag worden gebouwd na advies van de gasleidingbeheerder. Hetzelfde geldt voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Artikel 15 Leiding - Riool

Ter bescherming van de aanwezige persleidingen is de dubbelbestemming Leiding - Riool' opgenomen. Ten behoeve van de andere bestemmingen mag worden gebouwd na advies van de rioolleidingbeheerder. Ter bescherming van deze leidingen wordt een zakelijk rechtstrook bestemd van 5 m aan weerszijden van de leidingen.

Artikel 16 Leiding - Water

Ter bescherming van de aanwezige waterleidingen is de dubbelbestemming 'Leiding -Water' opgenomen. Ten behoeve van de andere bestemmingen mag worden gebouwd na advies van de waterleidingbeheerder. Hetzelfde geldt voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Artikel 17 Waarde - Archeologie - 4

Ter bescherming van de archeologische waarden, is de bestemming 'Waarde -Archeologie - 4' opgenomen. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' is gebaseerd op de gemeentelijke archeologische waardenkaart (zie paragraaf 6.3). Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is slechts onder voorwaarden toegestaan. Voor diverse werken en werkzaamheden geldt een aanlegverbod zonder omgevingsvergunning.

3.3 Algemene Regels

In dit hoofdstuk is een aantal algemene regels opgenomen, waaronder een antidubbeltelregeling, een regeling voor bestaande maten en een algemene wijzigingsbevoegdheid om de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 4 te kunnen wijzigen.

3.4 Overgangs- En Slotregels

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Overleg

Het conceptontwerpbestemmingsplan 'De Trompet en Tolhek' is in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro (Besluit ruimtelijke ordening) aan de volgende instanties verzonden:

  1. 1. provincie Noord-Holland;
  2. 2. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;
  3. 3. Rijkswaterstaat;
  4. 4. Gasunie;
  5. 5. Veiligheidsregio Kennemerland;
  6. 6. Prorail;
  7. 7. Kamer van Koophandel;
  8. 8. eventuele overige vooroverlegpartners.

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben op het conceptontwerpbestemmingsplan.

De Veiligheidsregio Kennemerland heeft een advies gegeven in het kader van de externe veiligheid. Het advies is opgenomen in bijlage 3. Mede op basis van het advies is in paragraaf 6.9 de verantwoording van het groepsrisico opgesteld.

De Kamer van Koophandel heeft aangegeven veel waarde te hechten aan flexibele bestemmingsplannen. De Kamer van Koophandel is blij met het feit dat in het bestemmingsplan het bedrijventerrein globaal is bestemd.

De Gasunie heeft een reactie gegevens. De reactie is opgenomen in bijlage 4. Hieronder wordt de zienswijze inhoudelijk behandel.

Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.

Behandeling overlegreactie

Inhoud overlegreactie

  1. a. Op 1 juni 2011 heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu de ontwerp "Structuurvisie buisleidingen" (SVB) terinzage gelegd. De SVB wordt naar verwachting medio 2013 definitief vastgesteld. Gemeenten zullen tezelfdertijd instructies krijgen middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) om gevolg te geven aan de SVB, in concreto om een strook grond vrij te houden voor de aanleg van toekomstige leidingen. Op dit moment zijn alle gastransportleidingen met een dubbelbestemming "Leiding-Gas" bestemd. De Gasunie ziet graag dat de leidingstrook op de verbeelding wordt weergegeven met een separate dubbelbestemming "Leiding-Leidingstrook" en tevens wordt voorzien van eigen specifieke regels. De leidingen in de leidingenstrook kunnen bestemd worden met hun eigen dubbelbestemming.
  2. b. In artikel 14 is een maximale diameter opgenomen voor de gasleidingen. Verzocht wordt hieraan geen maximum te stellen. Mocht het voor de veiligheid en leveringszekerheid nodig zijn een leiding met een diameter aan te leggen/te vervangen, terwijl dit de omgeving niet beïnvloedt en de druk niet toeneemt, dan staat het bestemmingsplan dit wel in de weg.
  3. c. In 14.4.3 wordt bepaald dat werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in 14.4.1, toelaatbaar zijn indien het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad. Op basis van de huidige formulering kan een afweging worden gemaakt, zonder dat de Gasunie hierbij betrokken is. De Gasunie verzoekt daarom de bepaling aan te passen.

Beantwoording

  1. a. De SVB heeft vooralsnog alleen als ontwerp tervisie gelegen. Zoals in de reactie wordt aangegeven, is het nog niet inwerking getreden. Het bestemmingsplan houdt in zoverre rekening mee met de ligging van de buisleidingenstrook, dat ter plaatse geen nieuwe functies of gebouwen worden toegestaan. Een dubbelbestemming voor een leidingenstrook heeft tot nu toe geen inhoudelijke betekenis: het zou slechts een vrijwaringszone zijn, waar geen nieuwe bebouwing of functies zijn toegestaan. Aangezien deze ter plaatse van de leidingenstrook al niet mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan, wordt de verzochte leidingenstrook niet op de verbeelding opgenomen. Tevens kan de ligging nog (enigszins) wijzigingen, waardoor het bestemmingsplan met de inwerkingtreding van de SVB meteen verouderd zou zijn.
  2. b. De maximale diameter wordt geschrapt.
  3. c. De bepaling wordt aangepast. De formulering wordt iets anders vormgegeven dan door de Gasunie is aangegeven, in verband met uniformering van de regels.

Op basis van de overlegreactie wordt artikel 14 op een aantal onderdelen aangepast.

Ambtshalve wijzigingen

Daarnaast zijn de begrippen uit artikel 1 op een paar punten gewijzigd, aangezien is gebleken dat deze niet geheel overeen kwamen met andere bestemmingsplannen. Tevens is in artikel 14 (Leiding - Gas) een wijziging opgenomen, die overeen komt met een wijziging die bij vaststelling in het bestemmingsplan Heemskerk Oost is opgenomen.

4.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan zal zes weken tervisie worden gelegd. Eventuele zienswijzen worden betrokken bij het vaststellen van het bestemmingsplan.

4.3 Economische Uitvoerbaarheid

In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Om deze reden valt het plan niet onder de in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen gevallen waarvoor een exploitatieplan is vereist. Een exploitatieplan hoeft daarom niet opgesteld te worden. De mogelijkheden die er waren onder het geldende bestemmingsplan blijven gehandhaafd. De economische uitvoerbaarheid van ontwikkelingen die binnen de kaders van het bestemmingsplan mogelijk zijn worden door des betreffende initiatiefnemer gedragen.

Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Beleid

In dit hoofdstuk wordt het relevante beleidskader voor de bestemmingslegging binnen de gemeente Heemskerk beschreven. Achtereenvolgens wordt ingegaan op relevant rijksbeleid, provinciaal beleid met regionaal beleid en gemeentelijk beleid.

5.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Op 13 maart 2012 heeft de Minister de SVIR vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.

De SVIR verstevigd het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. In de SVIR wordt het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie en vooral de gemeente. Voor zover relevant, voldoet het onderhavige bestemmingsplan aan de SVIR. Het voorliggende bestemmingsplan tracht bij te dragen aan het vergroten van de concurrentiekracht in Nederland.

Structuurvisie buisleidingen (ontwerp, 2011)

Het nationaal ruimtelijk beleid is gericht op verbetering van de basiskwaliteit van de gehele hoofdinfrastructuur. Daarbij is het van belang, dat het bestaande buisleidingennet goed wordt onderhouden en dat voldoende ruimte open blijft voor uitbreiding van het buisleidingentransport in de toekomst.

In de Structuurvisie buisleidingen van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) wordt een hoofdstructuur vastgelegd van ruimtelijke reserveringen (buisleidingstroken) voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen in Nederland voor de komende 25 á 30 jaar. Uitgangspunt daarbij is een zo beperkt mogelijke aanspraak op de ruimte. In veel leidingstroken liggen nu al één of meerdere buisleidingen. Hierin is bovendien ruimte beschikbaar voor het leggen van nieuwe buisleidingen voor aardgas, olieproducten of chemicaliën. Gemeenten zullen te zijner tijd de plicht krijgen in hun bestemmingsplannen rekening te houden met deze leidingstroken.

De Structuurvisie heeft betrekking op dit bestemmingsplan, in die zin, dat het tracé van een bestaande aardgasbuisleidingstrook door het plangebied loopt. Deze leidingenstrook en de directe omgeving hiervan zijn aangegeven in de structuurvisie. De bestaande leidingen zijn opgenomen in het bestemmingsplan met een dubbelbestemming. De gehele zone die in de ontwerpstructuurvisie is opgenomen, blijft vrij van (nieuwe) bebouwing. In die zin wordt rekening gehouden met deze structuurvisie.

AMvB Ruimte (2012)

De nationale belangen uit de SVIR die juridische borging vragen, worden geborgd in de AMvB Ruimte. Deze AMvB wordt in juridische termen aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de ontwerp AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Gezien de ligging van het plangebied en de aard van het plan (grotendeels conserverend) vormt het rijksbeleid geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Nationale leidingen worden ook gezien als rijksbelang. Gemeenten zullen derhalve te zijner tijd de plicht krijgen in hun bestemmingsplannen rekening te houden met deze leidingstroken. Het voorliggende bestemmingsplan tracht hierop te anticiperen (zie voorgaande paragraaf).

5.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040. Kwaliteit door veelzijdigheid (juni, 2010)

De provincie Noord-Holland heeft op grond van de Wro een structuurvisie voor de gehele provincie opgesteld. In de structuurvisie Noord-Holland 2040 vormen drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie:

  • ruimtelijke kwaliteit: hiervoor wordt vooral gefocust op behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;
  • duurzaam ruimtegebruik: waarbij milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting en voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw, visserij en andere economische activiteiten een belangrijke rol spelen;
  • klimaatbestendigheid: voor voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, schoon drink-, grond- en oppervlaktewater en ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

Door globalisering, klimaatveranderingen en demografische veranderingen kiest de provincie ervoor om mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook om bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Door te kiezen voor hoog stedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de provincie het landelijke gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen speelt ze in op de bevolkingskrimp op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied realiseren van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houden ze de voeten droog. En door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten, blijft de provincie bijzonder aantrekkelijk om in te wonen, in te werken en om te bezoeken.

De Provincie vindt het belangrijk dat de juiste bedrijven op de juiste plek terecht komen, zodat zij optimaal kunnen worden gefaciliteerd. De Provincie onderscheidt daartoe vijf soorten terreinen: droge terreinen, zeehaventerreinen, kantoorlocaties, en specifieke terreinen voor de mainports Noordzeekanaalgebied en Schiphol. Voor deze verschillende soorten terreinen geldt deels verschillend beleid. Bij alle locaties staan efficiënt ruimtegebruik en verbetering van kwaliteit centraal.

In de structuurvisie is het plangebied deels (Tolhek en De Trompet fase 1) aangeduid als een vastgesteld en bestaand bedrijventerrein. Het bestaande bedrijventerrein Trompet betreft een duurzaam bedrijventerrein waar gebruik wordt gemaakt van duurzame energie. Het terrein draagt hierdoor actief bij aan de CO2-reductie dat de provincie als doel heeft gesteld. In het plangebied vinden er geen ontwikkelingen plaats. Het aangrenzende landelijke gebied blijft hierdoor open en beschermd. Verder staat efficiënt ruimtegebruik in het bedrijventerrein centraal. De minimale bouwhoogte dat in het plangebied gehanteerd wordt is hier een voorbeeld van.

Provinciale Ruimtelijke Verordening (juni 2010)

De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vloeit voort uit het Uitvoeringsprogramma van de Provinciale Structuurvisie. In de PRVS worden voor een aantal onderwerpen regels gesteld die door rijksoverheid bij de provincies zijn neergelegd ter verdere uitwerking en/of aanvulling in een provinciale verordening. Op deze wijze komen de rijksregels 'getrapt' in bestemmingsplannen terecht. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:

  • bundeling van verstedelijking en locatiebeleid economische activiteiten;
  • rijksbufferzones;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • nationale landschappen;
  • het kustfundament;
  • het regionale watersysteem.

De regeling die is opgesteld in de PRVS heeft betrekking op de volgende onderwerpen:

  • de aanwijzing van Bestaand Bebouwd Gebied;
  • mogelijkheden, kwaliteitseisen en Ruimte voor Ruimte voor het Landelijk gebied;
  • werkfuncties en grootschalige detailhandel in Bestaand Bebouwd Gebied en Landelijk gebied;
  • de Groene ruimte;
  • de Blauwe ruimte;
  • energie (windturbines).

In de PRVS worden regels gesteld ten aanzien van onder meer nieuwvestiging van volumineuze detailhandel op bedrijventerreinen, grootschalige detailhandel en locaties voor bedrijventerreinen en kantoorlocaties binnen bestaand bebouwd gebied. Het hele plangebied is opgenomen binnen het bestaand bebouwd gebied, waarbij het bestemmingsplan gericht is op voortzetting van de huidige mogelijkheden. In de verordening is het plangebied deels aangeduid als Aardkundig waardevol gebied.

5.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Heemskerk 2020, Kiezen voor Kwaliteit (2011)

De nieuwe structuurvisie is in juni 2011 vastgesteld. De structuurvisie is een actualisatie van de bestaande structuurvisie 'Kiezen voor Kwaliteit' uit 2003, waarin het sinds 2003 opgestelde (sectorale) beleid is verwerkt. Daarnaast sorteert de structuurvisie voort op de in 2009 door de Raad vastgestelde Strategische Toekomstvisie voor 2040, getiteld 'Heemskerk, geheim van de IJmond'. De structuurvisie is een ruimtelijke onderlegger voor

ontwikkelingen op lange termijn (10 jaar). Hiermee wordt een voor de gemeente eigen en heldere koers uitgezet.

Het plangebied is in de structuurvisie aangeduid als bedrijventerrein en herontwikkeling Tolhek (zie figuur 5.1). Momenteel is nog onduidelijk op welke wijze Tolhek wordt herontwikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtrompet2012-VA01_0005.png"

Figuur 5.1 Uitsnede van de Structuurvisie Heemskerk 2020

De Toekomstvisie schetst een toekomstperspectief, waarin Heemskerk zich in economische zin richt op duurzame industrie, dienstverlening en tuinbouw. In 2040 zullen de huidige bedrijventerrein duurzame bedrijventerreinen zijn en het bedrijfsleven kenmerkt zich door energiebewustzijn en duurzaamheid. De opzet van het bedrijventerrein Trompet heeft in lijn met dit beleid de doelstelling zo duurzaam mogelijk te functioneren.

Het economisch beleid voor korte en middellange termijn is op regionaal niveau beschreven in de economische visie voor de regio IJmond "De IJmond op volle kracht vooruit" (2009). Deze economische visie is onderdeel van de structuurvisie. De regio IJmond heeft ambities haar positie als logistiek-industrieel knooppunt te behouden en waar mogelijk te versterken. Tegelijkertijd moeten deze ambities plaatsvinden in een goede wisselwerking met de potenties van de kust, het industrieel- en cultuurhistorisch erfgoed en de natuur. In ruimtelijke zin zijn de volgende speerpunten geformuleerd:

  • ruimte bieden voor duurzame groei van huidige en nieuwe bedrijvigheid;
  • voorrang voor de logistieke sector;
  • complementair aan de rest van het Noordzeekanaalgebied en de Metropoolregio Amsterdam, met een focus op droge logistiek/industriële activiteiten vanaf milieucategorie 3;
  • opstellen van een regionaal uitvoeringsprogramma herstructurering;
  • nieuwe bedrijventerreinen ontwikkelen, met name voor ontwikkeling van niet-havengebonden activiteiten;
  • regionaal afstemmen en profileren;
  • randvoorwaarden scheppen op het gebied van kwaliteit (parkmanagement), bereikbaarheid, milieuruimte en arbeid.

Duurzaamheid

De beleidsmatige inzet voor het gebied is gericht op een duurzaam bedrijventerrein met een bedrijfsleven dat zich kenmerkt door energiebewustzijn en duurzaamheid. Voorafgaand aan het thans geldende bestemmingsplan Trompet was door het College van burgemeester en wethouders de Nota van Uitgangspunten vastgesteld. Deze Nota van Uitgangspunten bevat doelstellingen, randvoorwaarden en uitgangspunten die van belang was voor de inrichting van De Trompet. In de Nota van Uitgangspunten waren vijf hoofddoelstellingen voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein De Trompet geformuleerd:

  1. 1. De inrichting van het bedrijventerrein De Trompet sluit aan bij de economische ontwikkelingen in zowel Heemskerk als binnen de IJmond-regio;
  2. 2. Bij de inrichting van De Trompet wordt zorg besteed aan de inpassing in het landschap;
  3. 3. Ongewenste milieu-effecten op de omgeving worden tegengegaan;
  4. 4. De Trompet krijgt een zo goed mogelijke bereikbaarheid over de weg;
  5. 5. Duurzame ontwikkeling moet leiden tot een bedrijventerrein met een duurzaam karakter.

Regionaal Waterplan Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest (2007)

Het Regionaal Waterplan Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest (2007) is in samenwerking tussen gemeenten en Hoogheemraadschap tot stand gekomen. De in het waterplan geformuleerde doelstellingen voor het watersysteem zijn:

  • het waarborgen van een goed functionerend watersysteem in kwantitatief en kwalitatief opzicht;
  • het streven naar een goed functionerend, veilig en ecologisch gezond watersysteem dat nu en in de toekomst aan de wettenregelgeving voldoet en dat aansluit bij de identiteit van het unieke landschap binnen het plangebied;
  • het vergroten van de belevingswaarde en het creëren van voldoende plaats voor recreatie.

5.4 Conclusie

De huidige functie van het gebied past binnen het vigerend beleid. Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend. De mogelijkheden uit de bestemmingsplannen 'De Trompet' en 'Tolhek 1e herziening' en uitwerkingsplan 'Trompet fase 2' zullen zoveel mogelijk blijven gehandhaafd.

Hoofdstuk 6 Onderzoek

In dit hoofdstuk wordt het voor dit bestemmingsplan relevant onderzoek beschreven.

6.1 Landschap En Cultuurhistorie

Het Rijk heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie.

Het plangebied is gelegen aan de grens van het landschap van IJmond. Het oorspronkelijke landschap van IJmond is ontstaan onder invloed van de zee. Door het geleidelijk terugtrekken van de zee ontstonden steeds nieuwe, zeewaarts gelegen duinzones. De oude, meer binnenlands gelegen duinzones werden afgevlakt tot 'strandwallen'. Deze opbouw is nog steeds terug te vinden in het kernenpatroon. Door de regio ligt een lint van dorpskernen:

  • strandwaldorpen (Castricum, Uitgeest, Heemskerk, Beverwijk en Velsen);
  • zeedorpen (Oud-IJmuiden, en Wijk aan Zee);
  • duindorpen (Santpoort en Driehuis).

In zuidwest-noordoostelijke richting ligt het plangebied tussen twee hogergelegen, besloten strandwallen in, namelijk die van Heemskerk en die van Assum-Uitgeest. In noordwest zuidoostelijke richting ligt het plangebied tussen twee lagergelegen, open weide gebieden. Doordat het plangebied zelf ook laag ligt, scheidt het enerzijds de twee strandwallen en vormt het anderzijds een verbinding tussen de twee weidegebieden. De Uitgeester- en Heemskerkerbroekpolder is ten van de A9 gelegen. In dit gebied heeft recent een ruilverkaveling plaatsgevonden. De twee Broekpolders vormen een (water)rijk natuur- en landbouwgebied met veel slootjes en een gevarieerd weidevogelbestand (meestal meer dan 10 paar grutto's per 100 ha). Rond het Uitgeestermeer (grenzend aan de polder de Uitgeester- en Heemskerkerbroekpolder) komen langs de percelen regelmatig meer of minder brede (veenmos)rietlanden voor, waarvan vele van belang zijn vanwege het voorkomen van (enkele) zeldzame en kwetsbare freatofyten.

Belangrijke natuur- en/of cultuurhistorische waarden zijn verder:

  • de eeuwenoude eendenkooi (1650) ten westen van Uitgeest, in een klein kooibos met wilgen, essen, esdoorns en vlieren, gelegen in een 24 hectare groot reservaat (weelderige graslanden met dotterbloemen, koekoeksbloemen en grote ratelaars);
  • de Vuurlinie ten zuidoosten van de A9 (onderdeel van de Stelling van Amsterdam) met vijf oude karakteristieke militaire forten die het polderlandschap een extra dimensie geven;
  • een groot aantal forten in de directe omgeving, zoals de Eersteling, Sint Aagtendijk, Veldhuis, Aan den Ham en Krommeniedijk;
  • een groot aantal landgoederen in de directe omgeving, waaronder Assumburg en Marquette.

Voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Trompet en opslag terrein Tolhek werd het plangebied gebruikt als weideland. Momenteel wordt het plangebied gebruik voor bedrijfsactiviteiten. In het plangebied zijn verder geen cultuurhistorische waarden aanwezig.

6.2 Aardkundige Waarden

Op verordeningskaart nummer 10 vande provinciale structuurvisie is het plangebied niet aangewezen als aardkundig monument(zie figuur 6.1). Het plangebied is daarom niet beschermd via de Provinciale Milieuverordening. Wel is Tolhek en De Trompet fase 1 aangewezen als aardkundig waardevol gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtrompet2012-VA01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtrompet2012-VA01_0007.png"

Figuur 6.1 Uitsnede van Verordeningskaart 10 Aardkundige waarden, Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie, provincie Noord-Holland (juni 2010)

Dit aardkundig waardevol gebied is aangewezen vanwege de aanwezige getij-afzettingen, zee-erosiegeulen en strandwalletjes. Een aantal activiteiten kunnen deze waarden aantasten, het betreft hier egalisaties, vergravingen, sportparken en zuiveringsinstallaties. Indien sprake is van de eerstgenoemde functies zal een ontheffing van de provinciale milieuverordening aangevraagd moeten worden. De laatstgenoemde functies worden niet mogelijk gemaakt. In die zin staat dit onderdeel de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg: binnen het aardkundig waardevolg gebied worden immers geen nieuw ontwikkelingen toegestaan.

6.3 Archeologie

Regelgeving en beleid

Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis in Nederland. Het Verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van deze archeologische waarden. Het Verdrag is geïmplementeerd via de Wet op de archeologische monumentenzorg. Als gevolg van dit Verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Op grond van de aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Het Rijk heeft de beleidsuitgangspunten ten aanzien van archeologie neergelegd in onder meer de 'Handreiking Erfgoed en Ruimte' van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de Wijziging van de Monumentenwet 1988, Wet op de archeologische monumentenzorg (AMZ) en diverse andere publicaties van het Rijk.

Onderzoek

De gemeente Heemskerk heeft voor de bescherming van de archeologisch waardevolle gebieden eigen beleid ontwikkeld, waarbij de (verwachtings)waarde per locatie inzichtelijk is gemaakt met behulp van een gemeentelijke archeologische waardenkaart. In figuur 6.2 is te zien dat het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan binnen één zone is gelegen. Afhankelijk van de locatie en omvang van de werkzaamheden (oppervlak en diepte) is voorafgaand aan werkzaamheden archeologisch onderzoek en/of een vergunning benodigd. Voor het gehele plangebied geldt de volgende zone:

  • grijze zone, waardevol gebied van de vierde categorie: indien plan groter dan 2.500 m² en dieper dan 40 cm, archeologisch onderzoek benodigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtrompet2012-VA01_0008.jpg"

Figuur 6.2 Uitsnede Gemeentelijke archeologische waardenkaart

Conclusie

De gemeentelijke archeologische waardenkaart dient vertaald te worden naar het voorliggende bestemmingsplan. Voor het gehele plangebied is derhalve een beschermde regeling in het voorliggend bestemmingsplan opgenomen. Dit gebeurt conform de gemeentelijke archeologische waardenkaart. Het gehele plangebied is bestemd met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4'. Het nummer van deze dubbelbestemming komt overeen met de waardecategorie van de gemeentelijke archeologische waardenkaart en overige bestemmingsplannen in gemeente Heemskerk.

6.4 Bodem

Beleid en Normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er vindt dus geen feitelijke functieverandering plaats waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit. Het is dan ook niet nodig om nader bodemonderzoek uit te voeren. Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het project niet in de weg staat.

6.5 Water

6.5.1 Toetsingskader

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De waterbeheerder had geen opmerkingen die verwerkt moesten worden in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheersplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Hiermee wil het hoogheemraadschap anticiperen op de voorspelde extra wateroverlast, droogte en het verhoogde overstromingsrisico en het bewerkstelligen van een betere waterkwaliteit.

De Keur van het Waterschap is een vastgestelde verordening waar gedoogplichten, geboden en verboden in staan. In dit kader is het van belang te weten dat langs hoofd- en overige watergangen een zone ligt van respectievelijk 5 m en 2 m ter bescherming van het profiel en onderhoud. Ook langs waterkeringen ligt een (variabele) zone voor bescherming en onderhoud van de waterkeringen, voor het realiseren van bouwwerken en het uitvoeren van werken binnen deze zone dient ontheffing van de Keur te worden aangevraagd.

Gemeentelijk beleid

In het Waterplan Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest staan maatregelen die wateroverlast beperken en de waterkwaliteit verbeteren. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft het plan samen met de gemeenten Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest opgesteld. De gemeenten en het hoogheemraadschap hebben samengewerkt aan een waterplan waarin het hele watersysteem onderzocht is. Voor de komende tien jaar staan maatregelen in het plan die het systeem moeten verbeteren zodat wateroverlast beperkt wordt, de waterkwaliteit wordt verbeterd, schoon duinwater beter wordt benut en het aanwezige water een natuurlijke inrichting krijgt. Een klankbordgroep met vertegenwoordigers van belangengroepen, agrariërs en natuurorganisaties hebben een rol gespeeld bij het tot stand komen van het plan.

6.5.2 Onderzoek

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen ten oosten van Heemskerk en bestaat uit het terrein Tolhek en het bedrijventerrein Trompet.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zandgrond. Er is sprake van grondwater trap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,4 en 0,8 m beneden maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand op meer dan 1,2 m beneden maaiveld ligt. Het maaiveld ligt op circa NAP -1 m.

In het plangebied zijn met name op het bedrijventerrein Trompet verschillende regionale watergangen gelegen voor de afwatering van het gebied. De watergangen behoren niet tot de KRW-waterlichamen. Het plangebied ligt daarnaast niet in de kern-/beschermingszone van waterkeringen.

Afvalwaterketen en riolering

Tolhek is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Het bedrijventerrein Trompet is aangesloten op een verbeterd gescheiden rioolstelsel.

Waterleidingen

In het plangebied zijn enkele hoofdwaterleidingen en persleidingen gelegen. In paragraaf 6.5 wordt hier nadere aandacht aan besteed.

Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Enkele bouwmogelijkheden op een aantal percelen en het noordelijke deel van fase 2 moet nog worden afgerond. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Eventueel benodigde maatregelen worden in overleg met de waterbeheerder vastgesteld.

6.5.3 Conclusie

De waterhuishoudkundige belangen in het bestemmingsplan zijn in voldoende mate geborgd.

6.6 Ecologie

Samenvatting

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 1.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit bedrijventerrein en infrastructuur. Binnen het plangebied zijn watergangen en groenstroken aanwezig.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan neemt de vigerende bestemmingen over. In het plangebied zijn nog niet alle bouwpercelen daadwerkelijk ingevuld. Deze bouwpercelen zijn echter wel al bouwrijp gemaakt.

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze natuurgebieden liggen op relatief grote afstand van het plangebied. Ten noorden van het plangebied loopt een Ecologische verbindingszone. Gezien de tussenliggende infrastructuur is er geen sprake van verstoring van de EHS en het weidevogelgebied door de ontwikkelingen in het plangebied.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Voor het plangebied is op 3 maart 2006 het onderzoek “Flora- en faunaonderzoek Bedrijventerrein de Trompet 2de fase te Heemskerk” door Arcadis verricht. Ook is er voor het plangebied op 28 juli 2006 een ontheffing verleend op basis van de Flora- en faunawet.

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan voorziet in bouwmogelijkheden. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • Matig en zwaar beschermde soorten komen niet voor in het plangebied. De Ffw staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

6.7 Milieuzonering

6.7.1 Toetsingskader

Voor de milieuzonering van bedrijven in ruimtelijke plannen geldt in het algemeen geen wettelijk kader. Wel is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Met het oog hierop is in het bestemmingsplan gezorgd voor voldoende afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Met behulp van een milieuzonering is in het plangebied aangegeven welke bedrijfsactiviteiten op een locatie kunnen worden uitgeoefend. De milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De milieuzonering en de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

6.7.2 Onderzoek

Gevoelige bestemmingen en gebiedstypen; uitgangspunten milieuzonering

In paragraaf 2.1 is reeds beschreven dat het plangebied bestaat uit het bedrijventerrein 'De Trompet' en 'Tolhek'. Bij de milieuzonering dient rekening te worden gehouden met de milieugevoelige bestemmingen. In dit geval is de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten afgestemd op de woningen aan de Communicatieweg, gelegen in het plangebied, en de woningen in de omgeving van het plangebied. Voor het plangebied geldt dat bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. Dit betrefften bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd- en / of verzamelwegen. Ten opzichte van het gebiedtype 'rustige woonwijk'geldt voor deze activiteiten een richtaftstand van 100 m.

Op terrein 'Tolhek' ligt een maatschappelijke functie. Ter plaatse is specifiek het gebruik van de gronden door een afvalbrengstation mogelijk gemaakt, er zijn geen overige bedrijfsactiviteiten toegestaan. Een afvalbrengstation wordt ingeschaald in categorie 3.1 met een maatgevende richtafstand voor geluid van 50 m. In de huidige situatie wordt niet aan deze richtafstand ten opzichte van de bestemmingsgrens voldaan. Omdat er sprake is van een bestaande situatie wordt aangenomen dat afstemming met de omgeving reeds heeft plaatsgevonden in het milieuspoor. In de huidige sitautie is de kans op milieuhinder gering omdat zich tussen de activiteiten van het afvalbrengstation en de woningen een groenzone bevindt zodat de afstand ten opzichte van de activiteiten circa 100 m bedraagt.

Rustige woonwijken

De gebieden ten zuiden (aan de Waddenlaan), ten noorden (aan de Kruiskamplaan) en ten westen (aan de Boompjesven) van het bedrijventerrein worden als rustige woonwijk beschouwd. In deze woonwijken is geen sprake van functiemenging. Tussen de woonwijk aan de Kruiskamplaan en de bedrijven in het plangebied is een duidelijke ruimtelijke afscheiding van circa 500m en tussen de woonwijk aan de Boompjesven en de bedrijven in het plangebied is een duidelijke ruimtelijke afscheiding van circa 200 m. Ter plaatse van het plangebied zijn op grond van het gemeentelijke beleid ten hoogste bedrijven uit categorie 3.2 toegestaan. Ten opzichte van de omliggende woonwijken wordt aan de richtafstand ten opzichte van het gebiedstype 'rustige woonwijk' voldaan (richtafstand = 100 m).

Verspreid liggende woningen

In de omgeving het plangebied zijn enkele woningen gelegen die eveneens worden getypeerd als 'rustige woonwijk':

  • aan de Communicatieweg nabij het Tolhek afvalbrengstation met gemeentewerf waar de gemeente opslag heeft voor de uitvoerende dienst.
  • Ten noorden van het plangebied aan de Tolweg
  • Ten zuiden van het plangebied aan de Communicatieweg
  • Verspreid liggende woningen aan de Wieringen

De Wieringen maakt deel uit van de woonwijk Broekpolder, deze woonwijk is te typeren als een rustige woonwijk. De afstand tussen de woningen aan de Wieringen en de bedrijven in categorie 3.1 op de Trompet is ongeveer 45 meter. Mede door de aanwezigheid van een geluidswerende voorziening tussen de bedrijven en deze woningen kan er geconcludeerd worden dat categorie 3.1 in dit geval aanvaardbaar is.

Woningen op het bedrijventerrein

Aangrenzens aan de bedrijfsbesemming voor het LPG tankstation aan de Communicatieweg en aan het afvalbrengstation zijn enkele burgerwoningen gelegen. Vanwege de ligging langs een ontsluitingsweg en de nabijheid van de bedrijventerreinen Trompet en Tolhek worden deze woningen niet getypeerd als een rustige woonwijk maar als gemengd gebied. Dit komt echter niet tot uitdrukking in de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten op het terrein Trompet omdat ter plaatse alleen specifieke (bedrijfs)activiteiten of detialhandel mogelijk zijn gemaakt en geen algemene toelaatbaarheid is opgenomen. In de nabijheid zijn enkel een benzineservicestation en een afvalbrengstation toegestaan. Omdat het een bestaande situatie betreft wordt aangenomen dat afstemming reeds in het milieuspoor heeft plaatsgevonden. De burgerwoningen worden in het plan bestemd conform de bestaande situatie.

Uitwerking milieuzonering

Op grond van de eerdergenoemde uitgangspunten is de milieuzonering uitgewerkt. Afhankelijk van de locatie op het bedrijventerrein zijn bedrijven uit categorie 2 tot en met maximaal categorie 3.2 algemeen toelaatbaar.

Afwijken van de gebruiksregels

De toelaatbaarheid, zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal twee categorieën hoger dan de in het plan opgenomen algemene toelaatbaarheid.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bestaande bedrijven niet in hun functioneren beperkt. Het apect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

6.8 Planologisch Relevante Leidingen

Normstelling en beleid

Planologisch relevante leidingen zijn bijvoorbeeld hogedruk aardgastransportleidingen en waterleidingen met een regionale functie. Voor deze leidingen wordt rekening gehouden met een belemmeringenstrook. Door binnen deze strook een bouwverbod op te nemen, wordt beschadiging van de leiding voorkomen. De belemmeringenstrook geldt aan weerszijden van de leiding.

Onderzoek

In het plangebied liggen diverse leidingen die bepalend zijn geweest voor de stedenbouwkundige opzet van het plangebied. Met name de aanwezigheid van de nationale leidingenstrook was sterk structurerend. De leidingen legden beperkingen op ten aanzien van het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Het betreft de volgende leidingen (gelegen in het plangebied):

  • Vier hoofdaardgastransportleidingen (A-550, A-551, A-556, A-562 en A-571) van de Gasunie in de nationale leidingenstrook met verschillende diameters (24", 36", 36" en 42"), waarbij binnen een afstand van 5 meter ter weerszijden niet gebouwd mag worden en slechts niet diep wortelende bomenlstruiken geplant mogen worden;
  • Twee aardgastransportleidingen met verschillende diameters (4" en 12"), waarbij binnen een afstand van 4 meter ter weerszijden niet gebouwd mag worden en slechts niet diep wortelende bomenstruiken geplant mogen worden;
  • Drie hoofdwaterleidingen, waarbij ter weerszijden een afstand van 5 meter gereserveerd moet worden voor mogelijke werkzaamheden (bebouwing niet toegestaan, open verharding wel), te weten:
      • PWN AC 800; gelegen boven de nationale leidingenstrook
      • PWN 1200; ten westen van het spoor, evenwijdig aan het spoor (op 60 meter van het spoor)
      • PWN 50; ten zuiden van het plangebied (tussen de Communicatieweg en de waterloop).
  • Twee persleidingen van het hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen Noord-Holland, waarbij ter weerszijden van deze leidingen 3 meter vrijgehouden moet worden voor onderhoudswerkzaamheden (bebouwing niet toegestaan, open verharding wel), te weten:
      • US 450 (persleiding Uitgeest); komt het gebied vanuit noordwestelijke richting binnen in de nationale leidingenstrook en buigt bij het spoor af in zuidelijke richting (evenwijdig aan het spoor, op 20 meter).
      • US 600 (persleiding Castricum), gelegen aan de zuidzijde van de nationale leidingenstrook.
  • Twee 50 kV-elektriciteitskabels, direct ter weerszijden van het spoor;
  • Diverse kleinere kabels en leidingen langs de Communicatieweg.

Nationale leidingenstrook

De nationale leidingenstrook doorkruist het plangebied en vormt een belangrijke ruimtelijke belemmering in het plangebied. De leidingenstrook komt het plangebied binnen vanuit noordwestelijke richting en verlaat het plangebied in zuidoostelijke richting. Zowel in noordelijke richting als in zuidelijke richting is de gastransportleiding 36" van de Gasunie maatgevend voor de te bewaren minimale bebouwingsafstand. Deze bedraagt 35 meter 'vanuit het hart van de leiding'. Binnen de minimale bebouwingsafstand van 35 meter en de 5 meter leiding-afstand zijn diverse mogelijkheden voor ruimtegebruik.

Voor alle ingrepen geldt de voorwaarde dat de Gasunie ruime mogelijkheden moet behouden om eventuele werkzaamheden te kunnen blijven uitvoeren en de leidingen door de ingrepen niet aangetast worden. Alle mogelijke ingrepen, die binnen de veiligheidszone van de verschillende leidingen gepland worden (voor de 42" is dat 130 meter, voor de 36" is dat 115 meter) moet een advies bij de beheerder van de leiding worden aangevraagd, in dit geval de Gasunie.

In het plangebied is een tracé van de rijksweg gelegen. Bij de aanleg van de nationale leidingenstrook is hiermee rekening gehouden. Dit uit zich in een verdiepte aanleg van de leidingenstrook.

Conclusie

De gasleidingen binnen het plangebied zijn met bijbehorende belemmerde strook opgenomen op de verbeelding. Verder zijn er geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

6.9 Externe Veiligheid

6.9.1 Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

6.9.2 Onderzoek en conclusie

Risicovolle inrichtingen

Volgens de informatie op de provinciale risicokaart zijn binnen het plangebied risicovolle inrichtingen gelegen. Het gaat hierbij allereerst om het Zelftankstation C. Velthuijsen met LPG vulpunt (vergunde jaardoorzeg 1.000 m3) aan de Communicatieweg 7. Deze inrichting heeft 3 punten met een PR 10-6 risicocontour. Het gaat hierbij om het vulpunt met een contour van 45 m, een ondergronds reservoir met een contour van 25 m en een afleverinstallatie met een contour van 15 m. Het invloedsgebied van de inrichting is 150 m. Volgens de risicokaart vindt er geen overschrijding van het groepsrisico plaats. Omdat het bestemmingsplan consoliderend van aard is, zal het groepsrisico ook niet toenemen. Daarnaast zijn binnen de PR 10-6 risicocontouren geen kwetsbare objecten gelegen. De aanwezigheid van de inrichting staat de vaststelling van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg. Wel is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Deze verantwoording is aan het eind van deze paragraaf weergegeven.

Daarnaast is aan De Baandert 3 het Service-station De Baandert BV met LPG vulpunt (vergunde jaardoorzet 1.000 m3) gelegen. Het LPG vulpunt is gelegen in het plangebied. Het Service-station De Baandert BV is daarentegen gelegen buiten het plangebied. Voor deze inrichting gelden dezelfde PR en GR contouren als voor het Zelftankstation. Ook voor deze inrichting vindt er geen overschrijding van het groepsrisico plaats en zijn er geen kwetsbare objecten gelegen binnen de PR 10-6 risicocontour. Ook deze inrichting staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Binnen het plangebied vindt over de rijksweg A9 (wegvak N25 afrit 10 Catricum - knooppunt Beverwijk) vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit de risicokaart blijkt dat de weg geen PR 10-6 contour heeft. De PR 10-8 contour, indicatief voor het invloedsgebied, is 114 m. Uit het nog in ontwikkeling zijnde Basisnet Weg 1.0 blijkt dat er geen sprake is van een plasbrand aandachtsgebied en dat er geen overschrijding van het groepsrisico plaatsvindt. Omdat het plan consoliderend van aard is, zal het groepsrisico ook niet toenemen. De aanwezigheid van de weg staat de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Binnen het plangebied vindt over de communicatieweg vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De route is op 28 juni 2011 door college van B&W vastgesteld. Uit de risicokaart blijkt dat de weg geen PR 10-6 contour heeft. Omdat het plan consoliderend van aard is, zal het groepsrisico ook niet toenemen. De aanwezigheid van de weg staat de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Binnen het plangebied vindt ook vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door buisleidingen. Het gaat hierbij om de gasleidingen A-550, A-551, A-566, A-562 en A-571 (zie paragraaf 6.8). Bij deze leidingen in de nationale leidingenstrook mag binnen een afstand van 5 meter ter weerszijden niet gebouwd mag worden. Geen van deze leidingen heeft een PR 10-6 risicocontour. Gezien de omgeving van de leidingen, met name weilanden en enkele bedrijven, zal er geen overschrijding van het groepsrisico plaatsvinden. Daarnaast is dit bestemmingsplan consoliderend van aard waardoor het groepsrisico ook niet toeneemt. De aanwezigheid van de leidingen staat de vaststelling van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg. In het ontwerpbestemmingsplan wordt een verantwoording van het groepsrisico opgenomen.

In de omgeving van het plangebied zijn verder geen risicovolle inrichtingen aanwezig en vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water, het spoor en door buisleidingen wat risicorelevant is voor het plangebied.

Verantwoording groepsrisico

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de risicovolle inrichtingen, de buisleidingen en de weg. Aangezien de vaststelling van het bestemmingsplan niet tot een toename van het GR leidt en er voor geen van de risicobronnen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR, waarin aandacht wordt besteed aan zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten. Over deze aspecten is advies gevraagd aan de regionale brandweer.

Scenario's

Ten aanzien van de voornoemde risicobronnen zijn er verschillende scenario's, te weten:

  • BLEVE-scenario bij LPG tankstation Velghuijsen;
  • Fakkelbrandscenario bij buisleidingen;
  • Plasbrand-, BLEVE- en/of toxisch scenario bij wegtransort gevaarlijke stoffen over de A9 of de Communicatieweg.

Zelfredzaamheid

Uit het advies van de Brandweer Kennemerland blijkt dat ten aanzien van de zelfredzaamheid van de aanwezigen in het plangebied bij de genoemde scenario's geen beperkingen zijn geconstateerd. De infrastructuur in de omgeving is op een juiste manier ingericht, wat ontvluchting mogelijk maakt en de (nood)uitgangen van de bedrijfsgebouwen zijn in de huidige situatie voldoende van de risicobronnen af gericht (fakkelbrandscenario).

De zelfredzaamheid tijdens een toxische wolk als gevolg van een incident met een tankauto is echter wel lastig omdat het effect door de aanwezigen binnen het plangebied moeilijk kan worden ingeschat, tenzij ze adequaat gealarmeerd worden en binnen schuilen tegen de toxische effecten van dit scenario. Het aantal mogelijke slachtoffers bij dit incident kan dus verminderd worden door een efficiënte en doeltreffende alarmering en door een goede informatievoorziening aan de aanwezige personen, zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit.

Bestrijdbaarheid

In de omgeving van de risicovolle inrichtingen en de Communicatieweg zijn voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig om de calamiteit te bestrijden en escalatie te voorkomen. Voor deze risicovolle objecten is de bestrijdbaarheid dus goed te noemen. Wel kan tijdens een calamiteit de hulpvraag het hulpaanbod overschrijden.

Nabij de buisleidingen en op de A9 zijn momenteel onvoldoende bluswatervoorzieningen aanwezig om escalatie van het fakkelbrand-, plasbrand-, BLEVE- en toxisch scenario te voorkomen.

In het plangebied zijn verschillende objecten aanwezig waar noodplannen voor opgesteld dienen te worden. Door in deze noodplannen rekening te houden met de genoemde externe veiligheidsrisico's en scenario's kunnen de risico's en de effecten worden beperkt.

6.9.3 Conclusie

Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

6.10 Verkeer En Infrastructuur

Verkeersontsluiting

Autoverkeer

Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden, namelijk het noordwestelijk gelegen Tolhek en het zuidwestelijk gelegen Trompet. Beide gebieden worden ontsloten via de Communicatieweg, een gebiedsontsluitingsweg met een maximum snelheid van 50 km/h. Deze maakt deel uit van de hoofdontsluitingsstructuur van de gemeente Heemskerk. De weg beschikt over een vrijliggende (brom)fietsvoorziening. Op Tolhek zijn een gemeentelijk afvalbrengstation, het voormalig AZC, een Shell tankstation en een aantal woningen gelegen. Deze voorzieningen ontsluiten allen op een centrale toegangsweg. Deze toegangsweg heeft geen verblijfsfunctie en kent daarom ook een snelheidslimiet van 50 km/h. Hier zijn geen fietsvoorzieningen aanwezig. Trompet betreft een bedrijventerrein. Dit gebied wordt doorkruist door de spoorlijn tussen Heemskerk en Uitgeest. Beide delen hebben een centrale toegangsweg vanaf de Communicatieweg. Aan de noordzijde van het zuidelijk gelegen deel wordt een noodtoegang gerealiseerd. Deze is alleen in noodgevallen toegankelijk. De wegen binnen Trompet liggen allen binnen een 30 km/h-zone. Tolhek en Trompet zijn van elkaar gescheiden door een aftakking van de Communicatieweg in noordoostelijke richting naar de op- en afritten van de A9 (Alkmaar-Haarlem). Vanaf beide deelgebieden is deze snelweg gemakkelijk te bereiken (binnen 5 minuten).

De Communicatieweg sluit aan de westzijde aan op de Tolweg. Dit is een belangrijke gebiedsontsluitingsweg richting het centrumgebied van Heemskerk. Daarnaast vormt deze weg een verbindingsweg tussen Heemskerk en Uitgeest. In zuidoostelijke richting loopt de weg naar Westzaan (gemeente Zaanstad). De Communicatieweg kruist de aanwezige spoorlijn. Deze beveiligde spoorwegovergang is voorzien van waarschuwingslampen en halve spoorwegbomen.

Langzaam verkeer

De ontsluiting van het plangebied voor fietsverkeer voert via de Communicatieweg. Deze maakt deel uit van het primaire fietsnetwerk binnen de gemeente Heemskerk. Dit fietsnetwerk vormt de hoogwaardige fietsverbindingen tussen belangrijke voorzieningen binnen de gemeente en sluit aan op het sternet, zoals gedefinieerd in het verkeersstructuurplan van de gemeente Heemskerk. Comfort, snelheid en directheid zijn de belangrijke uitgangspunten. De aanwezigheid van een vrijliggend (brom)fietspad biedt hiervoor de gelegenheid. Tevens wordt hiermee voldaan aan de richtlijnen voor gebiedsontsluitingswegen. Binnen de beide deelgebieden zijn geen afzonderlijke fietsvoorzieningen aanwezig. Deze zijn hier ook niet noodzakelijk. Op Tolhek is het aanbod fietsers relatief laag. De woningen ontsluiten op een parallelweg van de Communicatieweg, vanwaar ter hoogte van de toegangsweg naar Tolhek gemakkelijk het fietsnetwerk bereikt kan worden. Op Trompet geldt op alle wegen een snelheidslimiet van 30 km/h, waardoor een gedeelde rijbaan voor gemotoriseerd verkeer en fietsers voldoende is.

Openbaar vervoer

Op ongeveer 2,5 kilometer van het plangebied ligt NS station Heemskerk. Vanuit hier rijden treinen naar de stations Uitgeest en Amsterdam Centraal (sprinters). Deze treinen rijden met een frequentie van twee keer per uur in beide richtingen. De meest dichtbij gelegen bushalte ligt aan De Baandert, ten westen van het plangebied in het verlengde van de Communicatieweg, op 650 meter. Hier stoppen bussen in de richting van Uitgeest en Haarlem (via Beverwijk), met een frequentie van vier keer per uur per richting.

Vanwege de relatief grote afstanden tot het station en de bushalte is de ontsluiting van het plangebied via het openbaar vervoer slecht.

Verkeersveiligheid

Het plangebied is grotendeels ingericht volgens de richtlijnen van Duurzaam Veilig. De Communicatieweg, die voorziet in de ontsluiting van het gebied voor zowel gemotoriseerd verkeer als fietsers, beschikt over een vrijliggende (brom)fietsvoorziening. De toegangsweg naar Tolhek, met een snelheidslimiet van 50 km/h, zou gezien de richtlijnen voor Duurzaam Veilig ook voorzien moeten zijn van een fietsvoorziening. Deze ontbreekt. Het aantal fietsers dat gebruik maakt van deze weg is echter zeer beperkt (beperkte aanwezigheid woningen en voorzieningen, geen doorgaande rijrichting). Op Trompet is een lagere maximum snelheid van kracht. Hierdoor is menging van verkeerssoorten op de rijbaan toegestaan.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is voor gemotoriseerd verkeer en fietsverkeer goed. Aandachtspunt is de ontsluiting van gebied per openbaar vervoer. De afstand tot aan een bushalte of het station is groot. Het verkeersveiligheidsniveau van de wegen in het plangebied is goed.

6.11 Geluid

Inleiding

In het kader van de Wet geluidhinder liggen er zones rond wegen, spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een geluidszone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.

Er worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.

Wegverkeerslawaai

Het plan maakt geen nieuwe wegen of nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk. Onderzoek naar geluidhinder kan daarom achterwege blijven.

Rail verkeerslawaai

Het plan maakt geen nieuwe wegen of nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk. Onderzoek naar geluidhinder van de spoorlijn kan daarom achterwege blijven.

6.12 Schiphol

6.12.1 Toetsingskader

Het rijksbeleid ten aanzien van Schiphol is geformuleerd in de Wet tot wijziging van de Wet Luchtvaart. De gewijzigde Wet Luchtvaart is gericht op het tot stand brengen van een wettelijke grondslag voor het nieuwe regime voor de luchthaven Schiphol. Deze wet vormt de grondslag voor twee uitvoeringsbesluiten: het Luchthavenverkeerbesluit en het Luchthavenindelingbesluit. De ruimtelijke consequenties van de gewijzigde Wet Luchtvaart worden weergegeven in het Luchthavenindelingbesluit (Lib). In dit Besluit wordt een beperkingengebied aangegeven. Hierin worden beperkingengebieden ten aanzien van Schiphol weergegeven met betrekking tot externe veiligheid, geluidsbelasting, hoogtebeperkingen en vogelaantrekkende werking.

6.12.2 Onderzoek en conclusie

Het plangebied ligt niet binnen de diverse beperkingenzones van het Lib Schiphol. De ligging van het plangebied in de omgeving van Schiphol vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtrompet2012-VA01_0009.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPtrompet2012-VA01_0010.png"

Figuur 6.3 beperkingengebied Schiphol (Lib)

6.13 Luchtkwaliteit

6.13.1 Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 6.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van Grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project niet in betekenende mate bijdraagt. Dit is onder andere het geval als een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde stikstofdioxide en fijn stof (= 1,2 µg/m³).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied.

6.13.2 Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Communicatieweg (als maatgevende doorgaande weg in de omgeving van het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse de rest van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de wegen ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

6.13.3 Conclusie

De Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

6.14 Duurzaamheid

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. De ontwikkelingsmogelijkheden uit het thans geldende bestemmingsplan blijven gehandhaafd. De stedenbouwkundige opzet van De Trompet is destijds op een duurzame manier te stand gekomen. Bij de stedenbouwkundige opzet heeft efficiënt ruimtegebruik en energiebesparing centraal gestaan. Er waren vijf hoofddoelstellingen voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein De Trompet geformuleerd:

  1. 1. De inrichting van het bedrijventerrein De Trompet sluit aan bij de economische ontwikkelingen in zowel Heemskerk als binnen de IJmond-regio;
  2. 2. Bij de inrichting van De Trompet wordt zorg besteed aan de inpassing in het landschap;
  3. 3. Ongewenste milieu-effecten op de omgeving worden tegengegaan;
  4. 4. De Trompet krijgt een zo goed mogelijke bereikbaarheid over de weg;
  5. 5. Duurzame ontwikkeling moet leiden tot een bedrijventerrein met een duurzaam karakter.

Om deze doelstellingen te bereiken zijn de volgende actiepunten uitgevoerd. Voor zover er sprake is van afronding van het bedrijventerrein, worden deze actiepunten toegepast.

Gezamenlijk gebruik van utility's en installaties
Er is een collectief bronwaternet ten behoeve van de individuele elektrisch aangedreven waterpompen. Er vindt gezamenlijke inkoop van energie plaats. Verder is er een convenant voor de energievoorziening.

(Nuts) voorzieningen met hoog en/of duurzaam rendement
Op het bedrijventerrein wordt gebruik gemaakt van individuele warmtepompen en fotovoltaïsche zonne-energie systemen. Er is ruim 500 m2 aan zonnepanelen geïnstalleerd. Verder is er een verbeterd gescheiden rioleringssysteem aanwezig en voor een windturbine op de Trompet is een bouwaanvraag ingediend.

Collectieve inzameling en afvoer van afvalstoffen
De afvalinzameling vindt plaatst op het eigen terrein in eigen containers. De Vereniging van Eigenaren heeft een gezamenlijk contract afgesloten met een afvalinzamelaar waardoor een zekere schaalgrootte ontstaat.

Vervoer van goederen en personen
Het terrein is voor het fiets- en autoverkeer goed ontsloten. Het fiets- en personenvervoer is gescheiden van het vracht(goederen)verkeer. Voor laden en lossen zijn er gecombineerde zones aangelegd, waardoor verkeersstromen beter kunnen worden gescheiden. De bedrijfspanden hebben daarvoor aan één kant een personele / bezoekersingang en aan de andere kant laad- en losmogelijkheden.

Intensivering van het gebruik van de ruimte
Het gros van de bedrijven zit in geschakelde bedrijfsbebouwing. De Trompet heeft een zeer hoog bebouwingspercentage (maximaal 90%). Meerlagig bouwen wordt toegepast. Er is een gezamenlijke parkeervoorziening voor auto's. Parkeren gebeurt deels collectief en deels op eigen terrein. Vrachtwagens worden gestald op privé parkeerplaatsen.

De bouwhoogte bedraagt aan de randen van de plandelen minimaal 6 meter en maximaal 12 meter. In de binnengelegen plandelen bedraagt de bouwhoogte minimaal 6 meter en maximaal 9 meter.

Duurzaam bouwen en inrichten
De bebouwing voldoet aan een (lage) Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) van 1,4. Die is onder andere bereikt door ventilatie met warmteterugwinning, een hoge isolatiewaarde, toepassing van HR+ glas en ruimteverwarming met warmtepompen. Alle variabele maatregelen van het Nationaal Pakket Utiliteitsbouw worden in ogenschouw genomen. Bij de inrichting van de buitenruimte wordt rekening gehouden met gebruik van duurzame materialen. Daartoe wordt het gebruik van onder meer schadelijke verduurzamingsmiddelen, niet-gecertificeerd tropisch hardhout en pvc vermeden. Voor nieuwe (utiliteits) gebouwen moet de EPC van 1,1 of de op dat moment geldende EPC aangehouden worden. De ambitie van de gemeente Heemskerk voor nieuwe ontwikkelingen op dit duurzame bedrijventerrein is te streven naar een 20% lagere EPC dan 1,1 of de op dat moment geldende EPC.

Collectieve organisatie bedrijventerrein
De Trompet heeft een Vereniging van Eigenaren (VvE). Er is geen parkmanagementorganisatie aangetrokken omdat veel kennis al aanwezig is bij de bedrijven. Bij de juridische overdracht van het eigendom van de grond wordt bepaald dat de koper verplicht lid wordt van de VvE. De Kennermer Bouwgroep is de trekker van de VvE. De VvE is begonnen zonder leden maar omdat de bedrijven verplicht lid worden zijn die er nu wel. De contributie is oppervlakte afhankelijk en onderverdeeld in categorieën. Er is een beheersstrategie afgesproken rond drie aspecten: functioneel beheer, onderhoud/reparatie en commerciële/collectieve voorzieningen.

Bedrijfsgerichte (commerciële) voorzieningen
Er zijn diverse voorzieningen aanwezig zoals collectieve beveiliging, bewegwijzering, onderhoud, groenbeheer, graffiti verwijdering, gladheidbestrijding, telefonie en afvalinzameling. Er is collectieve beveiliging d.m.v. camera’s en een elektronisch hek bij de toegang dat ’s nachts en in de weekenden dicht gaat.

Interactie met de omgeving en leefbaarheid.
Geluidswerende maatregelen zijn deels ingevuld door te bepalen dat alleen bedrijven van categorie 1 t/m 3 toegestaan zijn. Via een milieuscan worden de bedrijven op milieuhinder geselecteerd. Het terrein wordt goed onderhouden, onder andere door collectief onderhoud, groenbeheer en gladheidbestrijding. Regenwater wordt schoon gehouden door het weren van chemische bestrijdingsmiddelen en door biologische zuivering via helofytenfilters. Gebiedseigen water wordt vastgehouden. Om infiltratie in de grond toe te laten is de hoeveelheid verharding beperkt. Het groen in het gebied is geclusterd en verbonden met de omgeving. Nieuwe watergangen hebben een flauw talud en geven daarmee ruimte aan oevervegetatie.

Energiebesparing bedrijven

Bij renovatie of vervangende nieuwbouw moet worden voldaan aan de Best Beschikbare Techniek; energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder moeten worden uitgevoerd in het kader van de wet Milieubeheer.

GPR Gebouw

Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de Milieudienst IJmond en de gemeente Heemskerk het gebruik van GPR Gebouw 4.0. GPR Gebouw 4.0 is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Dit instrument kijkt breder dan alleen energie. De GPR-lijst kan online ingevuld worden. De ambitie van de gemeente is een 7.0 te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7.0 voor de thema's milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Bijlage 1 Bureauonderzoek Flora En Fauna

Bijlage 1 Bureauonderzoek Flora en Fauna

Bijlage 2 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De 'Staat Van Bedrijfsactiviteiten'

Bijlage 2 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'

Bijlage 3 Advies Veiligheidsregio

Bijlage 3 Advies Veiligheidsregio

Bijlage 4 Overlegreactie Gasunie

Bijlage 4 Overlegreactie Gasunie