Woongebied I
Bestemmingsplan - gemeente Heemskerk
Vastgesteld op 18-07-2012 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Woongebied I van de gemeente Heemskerk.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0396.BPwoongebiedI2010-VA01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aan-huis-gebonden beroep
een beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming zijn. Hieronder worden begrepen: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundige, architect, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, leraar, logopedist, notaris, organisatie-adviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tolk/vertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundig, webshop en daarmee vergelijkbare beroepen. De bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in de bijlage bij deze planregels vallen niet onder aan-huis-gebonden beroep.
1.6 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.7 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.8 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.9 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.11 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.12 bedrijfsmatige activiteit aan huis
een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis die niet valt onder aan-huis-gebonden beroep, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in bijlage 1 Categorie 1 uit de VNG-bedrijvenlijst van deze planregels.
1.13 begane grond
een bouwlaag waarvan het vloerpeil ten hoogste 1,2 m boven (straat)peil ligt.
1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.18 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.26 deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 dienstverlening
het beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (als dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder kappers, belwinkels, schoonheidssalons, stomerijen, wasserettes, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureau's en dergelijke.
1.29 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
1.30 eerste verdieping
tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.
1.31 erf
de grond, deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming.
1.32 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.33 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 gestapelde woning
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen.
1.35 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarbij de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.
1.36 horecabedrijf
het bedrijfsmatig produceren en/ of verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, alsmede het bezorgen dan wel afhalen van deze middelen en/of het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.
1.37 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met – al dan niet – als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.38 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder advocatenkantoren, notarissenkantoren, adviesbureau's, administratiekantoren, bankwezen en congres- en vergaderaccommodaties.
1.39 Keur
de Keur is een verordening die het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken.
1.40 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, die niet vallen onder aan-huis-gebonden beroepen, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in de bijlage van deze regels.
1.41 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.42 mantelzorg
langdurige, niet-professionele en onbetaalde zorg voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, familielid, vriend of kennis.
1.43 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties,
gebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.44 ondergeschikte nevenactiviteiten
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
1.45 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.46 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.47 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.48 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privéhuis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.49 souterrain of kelderverdieping
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven (straat)peil ligt.
1.50 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.51 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.52 standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.
1.53 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouwen en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.54 verdieping
een boven de begane grond gelegen bouwlaag.
1.55 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.56 voorgevelrooilijn
de langs de weg gelegen bouwgrens waarin zich de voorgevel van het hoofdgebouw bevindt.
1.57 waterbouwkundige bouwwerken
bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals oeverbeschoeiingen, functionele hekwerken, duikers, steigers, bruggen en stuwen, voor zover deze bouwwerken van overheidswege geplaatst worden en ter plaatse noodzakelijk zijn in het kader van de waterbeheersing, verkeersdoeleinden of recreatief (mede)gebruik.
1.58 webshop
een website die speciaal ingericht is om de bezoeker producten of diensten te laten kopen via on-line transacties.
1.59 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats, zoals bedoeld in artikel 1 onder h van de Woningwet, en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.60 zorgwoning
woning geschikt voor mensen met een intensieve zorgvraag.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bebouwingspercentage
het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat ten hoogste bebouwd mag worden.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, dakopbouwen ten behoeve van liften, trappen en/of technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
2.10 verticale diepte
van het peil tot het laagste punt van het bouwwerk, fundering niet meegerekend.
2.11 vloeroppervlakte
totale oppervlakte aan bebouwing binnen een bestemmingsvlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden veehouderij;
- b. het wonen;
- c. aan-huis-gebonden beroepen;
- d. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten als bedoeld in bijlage 1 van deze regels;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, groen, water, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de teelt van ruwvoeder is toegestaan, voor zover deze teelt overwegend voorziet in de behoefte van het eigen bedrijf;
- b. wonen is uitsluitend toegestaan indien het om een bedrijfswoning gaat;
- c. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt met een maximum van 60 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horecabedrijf en detailhandel toegestaan.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uit ten hoogste categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen':tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende andere detailhandel en een autowasstraat;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen, met lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief lpg, met daarbij behorende andere detailhandel en een autowasstraat;
- d. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf-1': tevens een autoschade/herstelbedrijf;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitsluitend op de begane grond:
- 1. een supermarkt, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt uitgesloten';
- 2. overige detailhandel;
- 3. horeca-activiteiten uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. dienstverlening
- c. kantoor;
- d. bibliotheek;
- e. uitsluitend op de verdieping: wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, nutsvoorzieningen en kunstobjecten;
met dien verstande dat:
- i. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen woningen zijn toegestaan.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.2.1 Gebouwen
- a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
- c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
- d. de bouwhoogte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 3 m;
- e. de oppervlakte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 15 m²;
- f. onder gebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van niet meer dan 4 m beneden het peil.
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
- a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m;
- b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 2 m;
- c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1. De uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het wonen:
- a. mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
- b. mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
- c. dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
- d. mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
- e. dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten, met een maximum van 45 m²;
- 2. het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen;
- f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
- g. er mag geen horecabedrijf plaatsvinden;
- h. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.
5.3.2. Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het gebruik van bijgebouwen als woonruimte is niet toegestaan;
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- d. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
- a. het bepaalde in lid 5.1 om een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis toe te laten, mits:
- 1. de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 5.3.1 onder a t/m h;
- 2. de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in de bijlage van deze planregels;
- 3. geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
- 4. wordt uitgeweken naar een andere locatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving;
- b. het bepaalde in lid 5.3.1 onder e tot een oppervlak van ten hoogste 55 m², mits:
- 1. de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 5.3.1, met uitzondering van lid 5.3.1 onder e1;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 5.1 onder a:
- 1. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 5.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 genoemd;
- 2. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 genoemd.
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een kinderboerderij;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, groen, parkeervoorzieningen, water en wegen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
Artikel 7 Detailhandel
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': verkoop van keukens en sanitair;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
7.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- c. detailhandel in volumineuze goederen, anders dan genoemd in lid 7.1 onder b, is niet toegestaan.
Artikel 8 Dienstverlening
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 9 Gemengd
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een atelier;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals terreinen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
9.2 Bouwregels
Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
- b. het aantal bouwlagen bedraagt ten hoogste 1;
- c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water, speelvoorzieningen, parkeren, in- en uitritten en voet- en fietspaden;
- b. extensieve dagrecreatie;
- c. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
- d. geluidswerende voorzieningen;
- e. bergbezinkbassins ten behoeve van regenwateropvang;
- f. verhardingen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': parkeervoorzieningen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': evenementen;
- i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en kunstobjecten.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
10.3 Specifieke gebruiksregel
Op de in artikel 10.1 onder h bedoelde gronden bedraagt het aantal evenementen per jaar maximaal 3 en de maximale duur van een evenement bedraagt 7 dagen.
Artikel 11 Horeca
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': horeca-activiteiten uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3': horeca-activiteiten uit ten hoogste categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum': tevens een sport- en fitnesscentrum;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, nutsvoorzieningen, groen en parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
11.3 Afwijken van de gebruiksregels
Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.1:
- a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 11.1, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in lid 11.1 genoemd;
- b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in lid 11.1 genoemd.
Artikel 12 Kantoor
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 13 Maatschappelijk - 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. onderwijs, peuterspeelzalen, sport- en gymzalen, jeugdopvang en kinderopvang;
- b. verenigingsleven;
- c. geluidswerende voorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, groen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
13.2.1 Gebouwen
- a. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak; het bestaand oppervlak mag met ten hoogste 1.000 m² worden uitgebreid;
- b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
- c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
- d. de bouwhoogte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 3 m;
- e. de oppervlakte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 15 m².
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en kunstobjecten zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 14 Maatschappelijk - 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sociale en welzijnsvoorzieningen;
- b. (semi)overheidsinstellingen;
- c. gezondheidszorg;
- d. bibliotheek;
- e. verenigingsleven;
- f. religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;
- g. zorgwoningen;
- h. uitsluitend op de verdieping: wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen;
- i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3': zalenverhuur;
- j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'uitvaartcentrum': een mortuarium en een rouwcentrum of een daarmee vergelijkbare instelling;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'religie': uitsluitend religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': naast het wonen op de verdiepingen tevens wonen op de begane grond;
- m. geluidswerende voorzieningen;
- n. speelvoorzieningen;
- o. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, groen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
14.2.1 Gebouwen
- a. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak; het bestaand oppervlak mag met ten hoogste 1.000 m² worden uitgebreid;
- b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
- c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
- d. de bouwhoogte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 3 m;
- e. de oppervlakte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 15 m².
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen kunstobjecten zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, mag niet meer dan 3 m bedragen.
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1. De uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het wonen:
- a. mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
- b. mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
- c. dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
- d. mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
- e. dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten, met een maximum van 45 m²;
- 2. het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen;
- f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
- g. er mag geen horecabedrijf plaatsvinden;
- h. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.
14.3.2. Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:
- het gebruik van bijgebouwen als woonruimte is niet toegestaan.
14.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
- a. het bepaalde in lid 14.1 om een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis toe te laten, mits:
- 1. de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 14.3.1 onder a t/m h;
- 2. de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in de bijlage van deze planregels;
- 3. geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
- 4. wordt uitgeweken naar een andere locatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving;
- b. het bepaalde in lid 14.3.1 onder e tot een oppervlak van ten hoogste 55 m², mits:
- 1. de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 14.3.1, met uitzondering van lid 14.3.1 onder e1;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 14.1 onder i:
- 1. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 14.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 14.1 genoemd;
- 2. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 14.1 genoemd.
Artikel 15 Recreatie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. extensieve dagrecreatie;
- b. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
- c. verenigingsleven;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 16 Sport
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvelden;
- b. verenigingsleven;
- c. een sport- en fitnesscentrum;
- d. sporthal en gymzalen;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 17 Tuin - 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, waaronder inritten, uitritten en paden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend parkeerplaatsen;
- c. uitsluitend op inritten voor garages: parkeerplaatsen, mits de inrit voldoende lang is om de auto op eigen erf te kunnen parkeren.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
17.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1 onder b ten behoeve van het aanleggen van (een) parkeerplaats(en) op eigen erf, mits:
- a. de tuin voldoende diep en breed is om deze parkeerplaats(en) te realiseren;
- b. dit niet ten koste gaat van (een) parkeerplaats(en) in het openbare gebied;
- c. ontsluiting op het openbare gebied mogelijk is in relatie tot:
- 1. de inrichting en het gebruik van het aangrenzende openbare gebied;
- 2. de verkeersveiligheid;
- d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 18 Verkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- b. voet- en fietspaden;
- c. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- d. bergbezinkbassins ten behoeve van regenwater opvang;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, ondergrondse vuilcontainers, straatmeubilair, verharding en water.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- b. bergbezinkbassins ten behoeve van regenwater opvang;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, ondergrondse vuilcontainers, voet- en fietspaden, in- en uitritten, verharding en water.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 20 Water
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
- b. waterpartijen, oevers en groenvoorzieningen;
- c. water ten behoeve van recreatief (mede) gebruik.
20.2 Bouwregels
20.2.1. Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. waterbouwkundige bouwwerken;
- b. steigers voor het gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemming;
- c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- d. werken, geen bouwwerken zijnde, zoals bermen.
20.2.2 Voor het bouwen als bedoeld in lid 20.2.1 sub b en c gelden de volgende regels:
- a. steigers als bedoeld in lid 20.2.1 sub b dienen in overeenstemming te zijn met de ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning geldende bepalingen van de Keur;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van oevers:
- a. het ophogen van gronden;
- b. het wijzigen van het profiel van de gronden;
- c. het plaatsen van oeverbeschoeiingen hoger dan 0,2 m gemeten vanaf het (gemiddelde) waterpeil, voor zover dit geen bouwwerken zijn;
- d. het ontgronden of het afgraven van de gronden.
20.3.2 Het in lid 20.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. het normale onderhoud betreffen;
- b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- c. noodzakelijk zijn in verband met het normale beheer van de gronden.
20.3.3 De in lid 20.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige en landschappelijke functie van de gronden.
Artikel 21 Wonen - 1
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen;
- b. aan-huis-gebonden beroepen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de woningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': garages en bergplaatsen ten behoeve van de woningen, sociale voorzieningen, welzijnsvoorzieningen en verenigingsleven;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': detailhandel en bergplaatsen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': parkeervoorzieningen in het souterrain;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeervoorzieningen en water.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1', met dien verstande dat:
- a. de goothoogte ten hoogste 6 m bedraagt;
- b. afwijking is toegestaan aan ten hoogste één zijde van het hoofdgebouw;
- c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
21.4 Specifieke gebruiksregels
21.3.1. De uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het wonen:
- a. mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
- b. mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
- c. dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
- d. mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
- e. dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten, met een maximum van 45 m²;
- 2. het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen;
- f. er mag geen reclame gemaakt worden aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximum oppervlak van 0,5 m2, voor de mededeling van het beroep, de openingstijden e.d.;
- g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
- h. er mag geen horecabedrijf plaatsvinden;
- i. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.
21.3.2. Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van:
- a. bijgebouwen voor wonen;
- b. garages anders dan voor opslag ten behoeve van wonen en parkeren van auto's;
- c. vlaggenmasten ten behoeve van reclameuitingen;
- d. bouwwerken voor opslag of verkoop van consumentenvuurwerk;
- e. bouwwerken voor opslag of verkoop van motorbrandstoffen.
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan:
- a. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.4.1 om een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis toe te laten, mits:
- 1. de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 21.4.1 onder a t/m i;
- 2. de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in de bijlage van deze planregels;
- 3. geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
- 4. wordt uitgeweken naar een andere locatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving;
- b. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.4.1 onder e tot een oppervlak van ten hoogste 55 m², mits:
- 1. de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 21.4.1 , met uitzondering van lid 21.4.1 onder e1;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- c. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.4.2, en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
- 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is voor mantelzorg;
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.
Artikel 22 Wonen - 2
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonwagens;
- b. aan-huis-gebonden beroepen;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, wegen, paden, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
22.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
22.3 Specifieke gebruiksregels
22.3.1. De uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het wonen:
- a. mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
- b. mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
- c. dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
- d. mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
- e. dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten, met een maximum van 45 m²;
- 2. het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen;
- f. er mag geen reclame gemaakt worden aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximum oppervlak van 0,5 m2, voor de mededeling van het beroep, de openingstijden e.d.;
- g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
- h. er mag geen horecabedrijf plaatsvinden;
- i. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.
22.3.2. Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van bijgebouwen voor wonen.
22.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan:
- a. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.3.1 om een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis toe te laten, mits :
- 1. de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 22.3.1 onder a t/m i;
- 2. de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in de bijlage van deze planregels;
- 3. geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
- 4. wordt uitgeweken naar een andere locatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving.
- b. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.3.1 onder e tot een oppervlak van maximaal 55 m², mits:
- 1. de uitoefening van het aan huis gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 22.3.1, met uitzondering van 22.3.1 onder e1;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- c. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.3.2, en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
- 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is voor mantelzorg;
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.
Artikel 23 Leiding - Riool
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolleiding met een diameter van ten hoogste 100 cm en de bijbehorende belemmeringenstrook.
23.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 23.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Archeologie - 2
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn – naast de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
24.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 60 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Waarde - Archeologie - 3
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn – naast de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
25.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Waarde - Archeologie - 4
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn – naast de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
26.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 27 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 28 Algemene Bouwregels
28.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het 'Overgangsrecht bouwwerken' als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
28.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 29 Algemene Gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting;
- b. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. het gebruik van de gronden voor het opslaan van kampeermiddelen, roei-, motor- en zeilboten en al of niet gedemonteerde strandhuisjes.
Artikel 30 Algemene Afwijkingsregels
30.1 Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
- a. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstobjecten, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
- b. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
30.2 De in lid 30.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen afbreuk wordt gedaan aan:
- a. een goede woonsituatie;
- b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- d. de milieusituatie;
- e. de verkeersveiligheid;
- f. de sociale veiligheid.
Artikel 31 Algemene Wijzigingsregels
31.1 Waarde - Archeologie
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Waarde - Archeologie - 2, Waarde- Archeologie - 3 en Waarde - Archeologie - 4 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
- c. de terreinen als archeologisch monument zijn aangewezen.
Artikel 32 Overige Regels
32.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening zoals deze gelden ten tijde van de terinzagelegging van dit plan, ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behalve voor de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor de verlening van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. laad- en losmogelijkheden;
- e. de ruimte tussen bouwwerken.
32.2 Werking wettelijke regelingen
Waar in dit plan verwezen wordt naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
32.3 Parkeren
- a. onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 26 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de volgende regeling, hiertoe dient op tekening te worden aangegeven waar welke functie zich binnen het bouwwerk bevindt:
Wonen | |
Zorgeenheid/kamerverhuur | 0,6 (incl. bezoeknorm 0,3) |
Seniorenwoning | 1,0 (incl. bezoeknorm 0,3) |
Woningen: | |
- Woning < 80 m2 | 1,6 (incl. bezoeknorm 0,3) |
- Woning 80-110 m2 | 1,8 (incl. bezoeknorm 0,3) |
- Woning > 110 m2 | 2,0 (incl. bezoeknorm 0,3) |
Bedrijven en kantoren per 100 m2 bvo | |
Loods/opslag | 0,9 |
Industrie, bouw en transport | 1,5 |
Bedrijfsverzamelgebouw | 1,4 |
Garage/servicestation | 3,2 |
Autoshowroom | 1,0 |
Laboratorium (3 à 4 arbeidsplaatsen/100 m2) | 2,8 |
Kantoorfuncties | 2,0 |
Horeca per 100 m2 bvo | |
Cafe, bar | 6,0 |
Restaurants | 13,0 |
Discotheek | 6,0 |
Hotel | 1,3 per kamer |
Winkels en detailhandel per 100 m2 bvo | |
Winkels, detailhandel | 4,0 |
Supermarkt | 4,0 |
Wijkverzorgend winkelcentrum > 2500 m2 | 3,0 |
Buurtverzorgend winkelcentrum < 2500 m2 | 2,5 |
Doe-het-zelf, bouwmarkt, tuincentrum | 2,5 |
Showroom (meubels, keukens etc..) | 1,5 |
Onderwijs | |
Kinderdagverblijf | 0,8 per arbeidsplaats excl halen/brengen |
Basisonderwijs | 1,0 per leslokaal excl halen/brengen |
Voortgezet onderwijs | 1,0 per leslokaal incl halen/brengen |
Hoger onderwijs (MBO/HBO) | 5,0 per leslokaal incl halen/brengen |
Halen/brengen | 0,0833 x aantal leerlingen (25% leerlingen per auto, bezettingsgraad 1,5, ongelijktijdigheidsfactor 0,5) |
Sociaal Cultureel en Zorg per 100 m2 bvo | |
Museum, bibliotheek | 1,0 |
Schouwburg, theater, concertzaal | 3,0 |
Arts, maatschap, therapeut | 2,0 per behandelkamer |
Overig sociaal-medisch | 0,6 |
Sport en recreatie per 100 m2 bvo | |
Gymnastieklokaal | 2,5 |
Sportschool/-studio | 3,5 |
Sporthal | 2,7 |
Squashbaan | 1,5 per baan |
Tennisbaan | 3,0 per baan |
Sportveld | 18,0 per hectare + 0,2 per zitplaats |
Speel- en ligweide | 0,25 per bezoeker |
Zwembad | 9,0 per 100 m2 bassin + 0,45 per arb.pl |
Manege | 0,5 per box |
Bowlingbaan, biljartzaal | 2,0 per baan/tafel |
- b. bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen volgens lid 32.3 onder a, worden de ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor parkeerplaatsen in gebruik zijnde, of voor parkeerplaatsen geplande gronden, buiten beschouwing gelaten;
- c. voor zover er door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van bestaande bouwwerken, parkeerplaatsen verloren gaan, dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd;
- d. bij de eindberekening dient het aantal parkeerplaatsen naar boven te worden afgerond op hele parkeerplaatsen;
- e. voor niet onder lid 32.3 onder a genoemde functies geldt de parkeernorm zoals opgenomen in Parkeerkencijfers-CROW 2008, publicatie 182, september 2008, 3e gewijzigde druk, blz. 15 tot en met 23. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'; vervolgens dient uitgegaan te worden van de maximum waarde in de kolom;
- f. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.3 onder a indien:
- 1. het gebruik niet wijzigt en
- 2. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m² brutovloeroppervlakte dan wel 10% van de totale brutovloeroppervlakte indien dit meer is dan 100 m² en
- 3. is aangetoond dat als gevolg van de uitbreiding de parkeerbehoefte niet toeneemt;
- g. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.3 onder a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien; dit dient te worden aangetoond op de weekmomenten met de hoogste parkeerdruk, waarbij als redelijke afstand 100 meter vanaf de toegang van de bebouwing wordt gehanteerd;
- h. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.3 onder a, indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is, dan ingevolge lid 32.3 onder a voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist;
- i. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 32.3 onder a, indien op grond van de parkeernorm, zoals opgenomen in de parkeerkencijfers CROW 2008, publicatie 182, september 2008, 3e gewijzigde druk, blz. 15 tot en met 23, een minder aantal parkeerplaatsen is vereist. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en de van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven;
- j. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 32.3 onder a, indien uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere parkeerbehoefte;
- k. voor parkeren bij woningen op eigen terrein worden berekeningsaantallen gehanteerd zoals aangegeven in "Parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering", publicatie 182, CROW september 2008, 3e gewijzigde druk, pagina 27;
- l. wanneer bij de berekening van de parkeerbehoefte gebruik wordt gemaakt van balansparkeren, worden de aanwezigheidspercentages gehanteerd zoals aangegeven in "Parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering", publicatie 182, CROW september 2008, 3e gewijzigde druk, pagina 27;
- m. bij publieke voorzieningen zoals bioscoop, bibliotheek en gemeentehuis moet minimaal 5% van de parkeerplaatsen algemene gehandicapten parkeerplaatsen zijn. Deze parkeerplaatsen moeten zo dicht mogelijk bij de ingang van het gebouw liggen, op een afstand van maximaal 100 meter;
- n. bij openbare parkeerterreinen moet per 50 gewone parkeerplaatsen één voor mindervaliden aangepaste parkeerplaats zijn, dit aantal wordt naar boven afgerond;
- o. het bevoegd gezag kan afwijken van de aantallen en oppervlaktematen van lid 32.3 onder a en onder e, indien blijkt dat de genoemde normen niet meer volstaan om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte;
- p. het bevoegd gezak kan afwijken van de publicatienummer van de Parkeerkencijfers van het CROW (zoals genoemd in lid 32.3 onder e, i, k en l, indien hiervan een nieuwe vervangende editie is verschenen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 33 Overgangsrecht
33.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
33.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
33.3 Hardheidsclausule
Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen, kan bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 34 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Woongebied I.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Heemskerk gaat de bestaande bestemmingsplannen voor de kern Heemskerk in vier tranches actualiseren. Het merendeel van de bestemmingsplannen in Heemskerk is ouder dan 10 jaar en zijn uit dat oogpunt aan actualisatie toe. Met de actualisatie wordt uniformiteit aangebracht in de bestemmingsplanregels. Het aantal bestemmingsplannen wordt gereduceerd tot tien. De toegankelijkheid wordt vergroot door het bestemmingsplan in digitale vorm beschikbaar te stellen, conform de vereisten die voortvloeien uit de op 1 juli 2008 in werking getreden Wro. Het doel van de actualiseringoperatie is vóór 2013 over digitale bestemmingsplannen te beschikken.
Het voorliggende bestemmingsplan Woongebied I maakt onderdeel uit van de tweede tranche: bestemmingsplan Woongebied I, bestemmingsplan De Trompet/Tolhek en het inmiddels vastgestelde bestemmingsplan Assumburg - Oud Haerlem.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied bestaat uit de woonwijken rondom het centrum van Heemskerk. Het plangebied wordt globaal begrensd door: de Heemskerker Noordbroekpolder en Landgoed Marquette in het noordwesten, de watergang de Dye in het noordoosten, de watergang de Tolvaart in het oosten, de spoorlijn Haarlem-Uitgeest, de gemeentegrens met Beverwijk en de Jan Ligthartstraat in het zuidwesten. De ligging en de begrenzing van het plangebied zijn weergegeven in figuur 1.1. Zoals aangegeven in dit figuur, valt het centrumgebied buiten het plangebied van Woongebied I. Voor dit centrumgebied is het bestemmingsplan 'Heemskerk Centrum' opgesteld.
Figuur 1.1 Ligging en begrenzing van het plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied gelden momenteel de bestemmingsregels zoals opgenomen in de onderstaande bestemmingsplannen.
- Heemskerk Dorp (1961);
- Heemskerk Dorp, 4e Wijziging (1965);
- Neksloot (1975);
- Neksloot, 1e Wijziging (1981);
- Heemskerkdorp, 1e Wijziging (1962);
- Heemskerkdorp, 2e Wijziging (1964);
- Assumburg 1 (1972);
- Assumburg, 1e Wijziging (1977);
- Floris van Alkemadestraat (1978);
- De Kleine Hoevens-Beierlust (1978);
- De Kleine Hoevens-Beierlust, 1e Wijziging (1982);
- De Maer, Uitgewerkt (1966);
- De Maer, 1e Wijziging (1980);
- De Die, 1e Wijziging (1982);
- Meerestein Hoogdorp (1978);
- Meerestein Hoogdorp, 1e Wijziging (1979);
- Meerestein-Sandenburg, Uitwerking 1 (1981);
- Meerestein-Sandenburg, Uitwerking 2 (1982);
- Beierlust (1998);
- Oosterwijk-Zuidbroek (1974);
- Europaplein (1979);
- Kasteel-Assumburg Oud-Haerlem (1977);
- Tolweg-Hoflaan (1990);
- Marquette, 1e Wijziging (1982);
- Plan in Hoofdzaak (1964);
- Breedweer, 1e fase (1984);
- Breedweer, Uitwerking 2e fase (1985);
- Breedweer, Uitwerking 3e fase (1986);
- Dirk van der Leckstraat (vastgesteld op 29-06-2010);
- Vijverpartijen Maerten van Heemskerckstraat (vastgesteld op 16-12-2010);
- Smitco-terrein (vastgesteld op 27-09-2011);
- Coornhertstraat (vastgesteld op 27-10-2011).
1.4 Planvorm
Het op te stellen bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. Nieuwe ontwikkelingen worden alleen in de regels en verbeelding opgenomen wanneer de planologische, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid in voldoende mate zijn aangetoond en hierover bestuurlijke besluitvorming heeft plaatsgevonden. Andere mogelijke of gewenste ontwikkelingen worden enkel in de toelichting beschreven. In hoofdstuk 2 wordt het plan nader afgebakend.
De geactualiseerde bestemmingsplannen van de gemeente Heemskerk zullen een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling bieden, met voldoende waarborging voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit.
1.5 Leeswijzer
Het bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen: regels, verbeelding en toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridische status, maar dient ter motivering en verduidelijking van hetgeen in de verbeelding en regels is geregeld.
In de toelichting is een beschrijving van het plangebied opgenomen (hoofdstuk 2). Vervolgens wordt de koppeling gemaakt naar het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan, de verbeelding en de regels (hoofdstuk 3). De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan wordt besproken in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt het plan getoetst aan de verschillende beleidskaders. Hoofdstuk 6 bevat de toetsing van het plan aan de verschillende omgevingsaspecten, zoals bodem, archeologie en ecologie.
Hoofdstuk 2 Plangebied
2.1 Afbakening Plangebied
Het doel van het voorliggend bestemmingsplan is om vóór 2013 over een digitaal bestemmingsplan te beschikken. Het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan omvat het woongebied rondom het centrum van Heemskerk. Voor het centrum van Heemskerk is een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld.
Ontwikkelingslocaties
In het voorliggende bestemmingsplan worden de volgende ontwikkelingen mogelijk gemaakt:
- 1. Bergbezinkbassins: om overtollig regenwater te kunnen opvangen zijn nieuwe ondergrondse 'bergbezinkbassins' gewenst. De exacte locaties van deze bassins zijn nog niet bepaald. De bassins zullen enkel onder openbaar gebied worden gerealiseerd. In het bestemmingsplan is een flexibele regeling opgenomen, zodat deze bassins in principe overal in het openbaar gebied kunnen worden geplaatst.
- 2. Basisscholen: in het bestemmingsplan wordt ter plaatse van de huidige basisscholen een flexibele bestemmingsregeling (qua bouwen en gebruik) opgenomen om ook ruimte te bieden aan het Brede School-concept. Het Brede School-concept voor primair onderwijs is een samenwerkingsverband tussen partijen die zich bezighouden met opgroeiende kinderen. Door het opnemen van een flexibele bestemmingsregeling kunnen de schoollocaties in de toekomst ook gebruikt worden voor kinderopvang, voor- en vroegschoolse educatie, peuterspeelzalen, voor- en naschoolse opvang en tienerwerk.
Separate plannen
Basisschool De Vlinder is in april 2010 verhuist naar de Frankrijklaan 2. Het nieuwe schoolgebouw is opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Het oude schoolgebouw aan de Duitslandlaan maakt straks plaats voor woningbouw. Voor de ontwikkeling van de woningbouw wordt een postzegelbestemmingsplan opgesteld en volgt op deze wijze haar eigen juridisch-planologische procedure. Voorlopig wordt deze locatie bestemd conform de huidige situatie.
De supermarkt aan de Beethovenstraat verhuist naar de overzijde van de straat en krijgt daar een uitbreiding van circa 720 m² wvo. In de distributieve analyse, zoals opgenomen in bijlage 3 (GoudappelCoffeng, 25-01-2011), is onderbouwd dat de gewenste uitbreiding markttechnisch verantwoord is. De cijfers ten aanzien van het feitelijke aanbod en de economische ruimte laten tevens zien dat vestiging van een extra supermarkt markttechnisch niet verantwoord is. Ter plaatse van de oude locatie zijn de gronden bestemd tot Centrumdoeleinden en is de functie 'supermarkt' uitgesloten. De nieuwe locatie, aan de overzijde van de straat, valt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.
Het plan voor de ontwikkellocatie aan de Pieter Breughelstraat heeft als ontwerp ter inzage gelegen (ontwerp d.d. 06-10-2011). Totdat dit (separate) plan is vastgesteld, wordt deze locatie (voorlopig) bestemd conform de huidige juridisch-planologische situatie.
Daarnaast bevinden zich in het plangebied enkele herstructureringslocaties. Het gaat hier om de locaties aan de Westerweelstraat, Carel van Manderstraat, De Velst en Duitslandlaan. Ook deze locaties worden middels separate plannen herontwikkeld en zijn voorlopig bestemd conform de huidige situatie.
2.2 Ontstaansgeschiedenis Van Heemskerk
De nederzetting Heemskerk is ontstaan op een oude strandwal achter de duinen, in het huidige Kennemerland. De strandwallen vormden van oudsher de meest aantrekkelijke vestigingsplaatsen, gezien de hogere ligging ten opzichte van de omgeving. De voornaamste inkomstenbron voor de Heemskerker bevolking was akkerbouw. Toen in de 19e eeuw de industrialisatie op gang kwam, vond in Heemskerk de omslag plaats naar de bloembollen- en aardbeienteelt. In de 20e eeuw wordt de oorspronkelijke ambachtelijke wijze van telen vervangen door de grootschaligere, meer industriële glastuinbouw.
De ontwikkeling van Heemskerk en omgeving is sterk beïnvloed door de aanleg van het Noordzeekanaal (tussen 1865 en 1872) en de spoorweg tussen Amsterdam en Alkmaar. Het station van Heemskerk komt echter buiten het centrum te liggen. Rondom het Noordzeekanaal bij Beverwijk en IJmuiden ontwikkelt zich het groot industrieterrein het huidige Corus. Door de grote groei van het Hoogoventerrein groeit in eerste instantie vooral Beverwijk. Later breidt ook Heemskerk zich behoorlijk uit, vooral in oostelijke richting, de richting naar het station. Heemskerk en Beverwijk groeien al snel aan elkaar, en zijn wat betreft voorzieningen niet meer los van elkaar te zien.
Eind jaren '90 wordt de snelweg verlegd in oostelijke richting zodat er ruimte ontstaat voor een nieuwe uitbreidingswijk; Broekpolder. Na de voltooiing van Broekpolder ligt het station Heemskerk niet meer aan de rand van, maar binnen de bebouwde kom van Heemskerk.
2.3 Ruimtelijke Opzet
De bebouwde kom van Heemskerk wordt omringd door vier verschillende landschappen: het duinlandschap, het open polderlandschap, de stedelijke kern Heemskerk/Beverwijk en het tuinbouwgebied.
Het plangebied is gelegen rondom het centrum en de binnenste bebouwingsring. Het bestaat voornamelijk uit naoorlogse planmatig opgezette woonwijken. Binnen deze wijken is sprake van grote samenhang in architectonische kenmerken en een sterke samenhang tussen architectuur en stedenbouw. Grofweg kunnen de planmatig opgezette naoorlogse wijken onderverdeeld worden in vier hoofdgroepen:
- a. de gestempelde woningbouw: woonwijken met veel herhaling van patronen en bouwblokken; bouwperiode circa 1950-1975;
- b. de introverte woningbouw: woonwijken met een kenmerkende hofjesstructuur en veel naar binnen gekeerde bebouwing; bouwperiode circa 1970-1985;
- c. de themagerichte woningbouw: woonwijken met een ruime variatie in woningtypes; bouwperiode 1985-huidig;
- d. de individuele woningbouw: hoofdzakelijk vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen.
Ad a. Gestempelde woningbouw
Deze woonwijken zijn voor een belangrijk deel geïnspireerd op de ideeën van het nieuwe bouwen. Er is een duidelijke scheiding van ontsluitingswegen en woonstraten. De bebouwing is meestal in een blokverkaveling opgezet. Daarnaast komen stroken- en hofverkaveling voor. De woonbebouwing bestaat vaak uit eenvoudige rechthoekige bouwblokken. Er is veel herhaling van deze bouwblokken; ook wel stempels genoemd.
De architectuur van deze bebouwing heeft weinig details en afwisseling. De rijwoningen zijn vaak van beperkte omvang waardoor er veel aan- en uitbouwen en dakkapellen voorkomen.
De volgende woonwijken in het plangebied voldoen aan deze criteria:
- Poelenburg (jaren '50 van de vorige eeuw);
- Neksloot-Oosterzij (jaren '60 en '70 van de vorige eeuw);
- Kerkbeek (jaren '50 en '60 van de vorige eeuw);
- De Kleine Hoevens (jaren '60 van de vorige eeuw);
- Assumburg (jaren '60 van de vorige eeuw);
- De Die (jaren '70 van de vorige eeuw);
- De Maer (jaren '60 en '70 van de vorige eeuw);
- Oosterwijk-Zuidbroek (jaren '70 en '80 van de vorige eeuw).
Ad b. Introverte woningbouw
Als reactie op gestempelde woningbouw, worden er vanaf de jaren '70 van de vorige eeuw woonwijken ontwikkeld die meer naar binnen gericht zijn. Het stratenpatroon is meer besloten en kleinschaliger. De woningen staan vaak rond een (autoluw) woonerf. Het onderscheid tussen voor- en achterkant is minder duidelijk zichtbaar. Achterzijdes grenzen vaak aan het openbaar gebied en dienen in dat geval als voorzijde beschouwd te worden. In deze woonwijken komen relatief veel groene openbare ruimten voor. Vaak ingericht met dichte begroeiing.
De bebouwing bestond vaak uit baksteen en er werd veelvuldig van donker hout gebruikgemaakt. Daarnaast bepalen vaak grote dakvlakken het beeld.
De volgende woonwijken in het plangebied voldoen aan deze criteria:
- Meerestein-Sandenburg (jaren '80 van de vorige eeuw);
- Breedweer (jaren '80 en '90 van de vorige eeuw).
Ad c. Themagerichte woningbouw
Vanaf de jaren '80 van de vorige eeuw vindt een omslag plaats in het ontwerp van nieuwe woongebieden. Omdat de woningnood zover is opgelost, wordt er meer ingespeeld op de vraag vanuit de woningmarkt. Nieuwe woonwijken krijgen een duidelijker concept mee met een meer uitgesproken architectuur.
Per straat, blok of buurt komen diverse woningtypen voor en is er vaak een architectuurthema gebruikt. De verschillende buurten worden met elkaar verbonden door grote structurerende lijnen zoals wegen, water of historische structuren. Er is een duidelijk onderscheid in openbaar en privé.
De volgende woonwijk in het plangebied voldoet aan deze criteria:
- Beierlust (jaren '90 van de vorige eeuw).
Ad d. Individuele woningbouw
Deze woonwijken bestaan voornamelijk uit vrijstaande woningen. Het wegprofiel is zo opgezet dat voortuinen of eventueel een groenstrook grenst aan de rijbaan. De woningen bestaan overwegend uit één bouwlaag met kap, waarin een verdieping is opgenomen. De situering van de woning op het kavel is wisselend. Naarmate de woningen minder oud zijn is de ruimte tussen de woningen minder groot. Omdat de meeste woningen door de bewoners zelf zijn gerealiseerd, is er een grote diversiteit in architectuur, kapvormen en richtingen en kleur- en materiaalgebruik.
De volgende woonwijken in het plangebied voldoen aan deze criteria:
- Rendorppark (jaren '70 van de vorige eeuw);
- Steenstrapark (jaren '60 en '70 van de vorige eeuw);
- Anna de Renessestraat (jaren '90 van de vorige eeuw).
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt een koppeling gemaakt tussen de in hoofdstuk 2 beschreven elementen en de verbeelding met bijbehorende regels. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal en analoog beschikbaar moet zijn. De Wro en de onderliggende regelgeving stellen eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Conform de SVBP bestaat de juridische regeling uit vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels, hoofdstuk 2 de bestemmingsregels, hoofdstuk 3 de algemene regels en hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregel. In de onderstaande paragrafen wordt per hoofdstuk de inhoud van de verschillende artikelen toegelicht.
3.2 Inleidende Regels
Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en de uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten.
3.3 Bestemmingsregels
In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren.
Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de bestemmingsregels zijn eventuele specifieke gebruiksregels, nadere eisen en afwijkingsregels opgenomen.
Begrenzing van de bebouwingsmogelijkheden vindt plaats door het hanteren van bouwvlakken met eventueel bijbehorende bebouwingspercentages, bouwvolumes en/of aanduidingen. Verticale begrenzing van de bouwmogelijkheden geschiedt door het aangeven van de maximale goot- en bouwhoogte.
Onderstaand volgt een toelichting per bestemmingsartikel.
Agrarisch
Ter plaatse van het rundveebedrijf aan de Hoflaan is een Agrarische bestemming opgenomen. Alle gebouwen (inclusief de schuren) zijn voorzien van een bouwvlak.
Bedrijf
Ter plaatse van de bestemming Bedrijf zijn bedrijven uit ten hoogte categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan (zie bijlage 2 van de regels). De twee bezineservicestations en het autoschade- en herstelbedrijf aan de Tolweg 27 zijn niet opgenomen in deze Staat. Daarom krijgen deze bedrijven naast de algemene toelaatbaarheid (categorie B) ook een specifieke functieaanduiding.
Gebouwen (ook bijgebouwen) moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maximaal toegestane goot- en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven.
Centrum
Voor de winkelcentra is de bestemming Centrum opgenomen. Binnen deze bestemming zijn de in het eerste lid genoemde functies uitwisselbaar. Wonen is enkel op de verdiepingen, dus niet op de begane grond, toegestaan. De toegestane goot- en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven.
Cultuur en Ontspanning
Ten behoeve van de kinderboerderij is de bestemming Cultuur en Ontspanning opgenomen. Ten hoogste 10% van de gronden mag worden bebouwd. De goothoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
Detailhandel
Detailhandel die niet in de winkelcentra zijn gelegen, zijn bestemd als Detailhandel. Ter plaatse van de bestemming Detailhandel zijn geen supermarkten toegestaan. Daarnaast is de verkoop van keukens en sanitair enkel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' toegestaan. De verkoop van andere volumineuze goederen is niet toegestaan (zie lid 7.3 onder c).
Dienstverlening
Ter plaatse van de bestemming Dienstverlening is dienstverlening zoals beschreven in artikel 1 lid 1.28 toegestaan. Gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd en kennen een maximum goot- en bouwhoogte zoals opgenomen op de verbeelding.
Gemengd
Het voormalige rioolgemaal Poelenburg aan de Coornhertstraat, dat sinds 1984 wordt gebruikt als atelier, is opgenomen binnen de bestemming Gemengd. De gronden binnen deze bestemming mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen en een atelier. Met deze bestemming mag het gebouw en het bijbehorende stelsel onder het gebouw ten behoeve van de afwatering van het rioolwater in stand worden gehouden. Ook het aanwezige atelier kan gehandhaafd blijven.
Op de verbeelding is een maximale bouwhoogte aangegeven. Daarnaast is in de regels opgenomen dat het gebouw ten hoogste 1 bouwlaag kent. De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Groen
Enkel de hoofdgroenstructuren zijn bestemd met de bestemming Groen. Deze bestemmingslegging sluit aan bij het gemeentelijk beleid omtrent snippergroen, zoals beschreven in paragraaf 5.4.
Horeca
Het grootste deel van de in Woongebied I voorkomende horecabedrijven valt binnen de bestemming Centrum. De overige horecabedrijven, de horecabedrijven die buiten de winkelcentra zijn gelegen, zijn ondergebracht binnen de bestemming Horeca. De horeca-activiteiten zijn met behulp van een aanduiding op de verbeelding begrensd. In de bijlage 'Staat van Horeca-activiteiten', zoals opgenomen in de regels, is aangegeven wat precies onder de toegestane horecacategorieën wordt verstaan.
Er kan ontheffing verleend worden voor horeca-activiteiten die hoger zijn ingeschaald dan de toelaatbaarheid of die in het geheel niet zijn ingeschaald, voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de toegestane horeca-activiteiten.
Kantoor
Voor de bestaande kantoren is de bestemming Kantoor in de regels en verbeelding opgenomen. De gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd en de maximaal toegestane goot- en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven.
Maatschappelijk - 1
Deze bestemming is opgenomen voor alle onderwijs- en daaraan gerelateerde functies zoals sport- en gymzalen, jeugdopvang en kinderopvang en daarnaast ook voor verenigingsleven.
Maatschappelijk - 2
De bestemming Maatschappelijk - 2 is opgenomen voor de maatschappelijke functies, met uitzondering van onderwijs en daaraan gerelateerde functies zoals sport- en gymzalen, jeugdopvang en kinderopvang. Op de verdiepingen is tevens wonen toegestaan. Zalenverhuur is enkel ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3' toegestaan. Het uitvaartcentrum is ook met een aanduiding op de verbeelding aangegeven. Waar de aanduiding 'religie' is opgenomen, zijn enkel religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten gewenst. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is ook het wonen op de begane grond toegestaan.
De gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd en de maximaal toegestane goot- en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven.
Recreatie
Ter plaatse van de bestemming Recreatie zijn exentensieve dagrecreatie (zoals beschreven in artikel 1 lid 1.32), kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen en verenigingsleven toegestaan.
Sport
De sportvelden, sporthallen, sportcentra en fitnesscentra zijn bestemd als Sport. Daarnaast is binnen de bestemming Sport ook verenigingsleven toegestaan. De gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd en de maximaal toegestane goot- en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven.
Tuin - 1
De voortuinen van de woningen in het plangebied zijn bestemd als 'Tuin - 1'. Ter plaatse van deze bestemming zijn uitbouwen, luifels, erfafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Voor deze bouwwerken zijn regels opgenomen met betrekking tot de maximum hoogte, diepte en/of de afdekking.
Verkeer
Deze bestemming is opgenomen voor de 50 km/h-wegen. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Verkeer - Verblijfsgebied
De gronden op de verbeelding aangewezen voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn bestemd voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen en de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenstroken, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. Ten behoeve van de bestemming zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 3 m toegestaan. Voor de geluidswerende voorzieningen is een maximum hoogte van 4,5 m opgenomen.
Water
Deze bestemming staat water, oevers en groenvoorzieningen toe. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Wonen - 1
De gronden binnen Wonen - 1 zijn bestemd voor diverse type woningen inclusief de mogelijkheid om een aan-huis-gebonden beroep uit te oefenen. Ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de woningen toegestaan. Een aantal hoeksituaties zijn bestemd als 'maatschappelijk'. Deze ruimten mogen, naast garages en bergplaatsen, ook gebruikt worden voor sociale voorzieningen, welzijnsvoorzieningen en het verenigingsleven. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is ook detailhandel als bedoeld in artikel 1, lid 1.27 toegestaan.
Een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis en mantelzorg is enkel na verlening van een omgevingsvergunning toegestaan. Ten aanzien van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden diverse bouwregels zoals genoemd in lid 21.2.
Wonen - 2
Deze bestemming is opgenomen ter plaatse van de woonwagens. Ook de (voor)tuinen vallen binnen deze bestemmingsregeling. Per bestemmingsvlak is het maximum toegestane aantal woonwagens aangegeven. Daarnaast gelden de bouwregels zoals opgenomen in lid 22.2. De goothoogte van een woonwagen bedraagt ten hoogste 4 m en de bouwhoogte van een woonwagen bedraagt ten hoogste 6 m. Een woonwagen bestaat uit ten hoogste één bouwlaag (zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.21).
Leiding - Riool
Ter bescherming van de rioolpersleidingen wordt een belemmeringenstrook bestemd van 5 m aan weerszijden van de leidingen.
Waarde - Archeologie
Ter bescherming van de archeologische waarden in het plangebied is de bestemming Waarde - Archeologie opgenomen. In hoofdstuk 6, paragraaf 6.4, wordt uitgelegd waarom voor bepaalde gronden een beschermingsregeling is opgenomen. De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 3' en 'Waarde - Archeologie - 4' zijn gebaseerd op de gemeentelijke archeologische waardenkaart. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is slechts onder voorwaarden toegestaan. Voor diverse werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig.
De bestemming 'Waarde - Archeologie' maakt, evenals het gemeentelijk archeologisch beleid, onderscheid in verschillende categorieën: 'Waarde - Archeologie - 2' (voor de blauwe zone), 'Waarde - Archeologie - 3' (voor de donkergroene zone) en 'Waarde - Archeologie - 4' (voor de grijze zone).
3.4 Algemene Regels
Flexibiliteit
Ten behoeve van de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk, is in hoofdstuk 3 van de regels voorzien in algemene afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden.
Procedureregels
De procedureregels voor het bestemmingsplan, bevoegdheid tot afwijken en de wijzigingsbevoegdheden zijn in de Wro en de Wabo opgenomen.
Parkeren
Voorts zijn in het bestemmingsplan regels opgenomen ten aanzien van parkeerplaatsen die gerealiseerd moeten worden bij nieuwbouw, wijziging van een functie of bij uitbreiding van gebouwen. Op deze manier wordt voorzien in een parkeerbehoefte om te voorkomen dat een parkeerprobleem ontstaat. In bijlage 2 zijn de parkeernormen waarmee rekening moet worden gehouden opgenomen. In de regels zijn alleen de normen opgenomen die van toepassing zijn: voor zover er sprake is van functies in een centrum, zijn deze niet opgenomen.
3.5 Overgangsrecht En Slotregels
In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
In de slotregel is opgenomen onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Overleg
Het conceptontwerpbestemmingsplan 'Woongebied I' is in het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro (Besluit ruimtelijke ordening) verzonden en besproken met heet Hoogheemraadschap Hollandse Noorderkwartier. De opmerkingen zijn verwerkt.
4.2 Economische Uitvoerbaarheid
In het bestemmingsplan worden enkele ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Om overtollig regenwater te kunnen opvangen is de aanleg van een aantal nieuwe ondergrondse 'bergbezinkbassins' onder openbaar gebied toegestaan. Daarnaast is in het bestemmingsplan ter plaatse van de huidige basisscholen een flexibele bestemmingsregeling (qua bouwen en gebruik) opgenomen om ook ruimte te bieden aan het Brede School-concept. De uitbreidingsmogelijkheden zijn via het op de verbeelding opgenomen bebouwingspercentage beperkt en zal nooit hoger zijn dan 1.000 m². Om deze reden is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk en zal de gemeente bij een dergelijke ontwikkeling anterieure afspraken maken met de initiatiefnemer.
Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Beleid
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het relevante beleidskader voor ontwikkelingen binnen de gemeente Heemskerk beschreven. Achtereenvolgens wordt ingegaan op relevant rijksbeleid, provinciaal beleid, regionaal beleid en gemeentelijk beleid.
5.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Barro (2012)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren en militaire terreinen. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het ontwerp AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Nationale belangen
Voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar onderstaande nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het ontwerp AMvB ruimtelijke ordening, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen.
- 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief.
- 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor duurzame energievoorziening en de energietransitie.
- 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
- 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond. De bodemgesteldheid en (grond)water zijn van grote invloed op de eisen aan bovengrondse functies. Daarom doet het Rijk richtinggevende uitspraken over de gebruiksmogelijkheden van een beperkt aantal locaties.
- 5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
- 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor- en vaarwegen.
- 7. Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
- 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
- 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
- 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
- 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
- 12. Ruimte voor militaire activiteiten.
- 13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
5.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
Structuurvisie Noord-Holland 2040. Kwaliteit door veelzijdigheid (juni, 2010)
In de structuurvisie geeft de provincie Noord-Holland de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijke beleid aan. Het bevat de provinciale belangen die met dat beleid worden behartigd.
Visie
Noord-Holland is een mooie provincie om in te wonen, te werken en om te bezoeken. De provincie is veelzijdig met een aantal belangrijke economische motoren van Nederland, bruisende steden, natuurparken, het strand en open grasland vol weidevogels. Dit bijzondere karakter wil de provincie bewaken. Tegelijkertijd zijn er ontwikkelingen als globalisering, klimaatverandering en trends zoals vergrijzing en krimp die een grote ruimtelijke impact hebben. In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met deze ontwikkelingen en keuzes omgaat en schets ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien.
De provincie kiest ervoor vooral de bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap.
Voor het plangebied is het volgende van belang:
- de provincie gaat voorzichtig om met uitleg buiten bestaande kernen, vanwege de bevolkingskrimp op langere termijn;
- realiseren duurzame energie op eigen grondgebied ten behoeve van de CO2-reductie;
- versterken waterkeringen en aanleggen van calamiteitenbergingen tegen wateroverlast.
Bestaand bebouwd gebied
Het plangebied is door de provincie aangeduid als 'bestaand bebouwd gebied'. Dit betekent dat de provincie mogelijkheden ziet voor:
- innovatief ruimtegebruik;
- intensiveren en herstructureren;
- mengen wonen en werken;
- kwaliteitsverbetering;
- kennisintensieve en creatieve milieus.
Provinciale Ruimtelijke Verordening (juni 2010)
Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid staan de provincie – naast de bekende bestuurlijke middelen als subsidies, overleg, convenanten en dergelijke – diverse juridische instrumenten ter beschikking, zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten. Uiteraard moet altijd het provinciale belang de inzet van de verordening rechtvaardigen. Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied.
Het beoogde bestemmingsplan voldoet aan de provinciale verordening.
Figuur 5.1 Uitsnede kaart verordening ruimte, provincie Noord-Holland (juni 2010)
Stelling van Amsterdam
Conform de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie maakt het plangebied geen onderdeel uit van het Nationale Landschap Stelling van Amsterdam. De provincie Noord-Holland is beheerder van de Stelling van Amsterdam en heeft het streefbeeld toetsingskader voor de ruimtelijke en landschappelijke vormgeving van de Stelling opgenomen in het provinciaal Beeldkwaliteitsplan Stelling van Amsterdam. De gemeente volgt het provinciale beleid.
5.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Heemskerk 2020, Kiezen voor Kwaliteit (2011)
De nieuwe structuurvisie is in juni 2011 vastgesteld. De structuurvisie is een actualisatie van de bestaande structuurvisie 'Kiezen voor Kwaliteit' uit 2003, waarin het sinds 2003 opgestelde (sectorale) beleid is verwerkt. Daarnaast sorteert de structuurvisie voort op de in 2009 door de Raad vastgestelde Strategische Toekomstvisie voor 2040, getiteld 'Heemskerk, geheim van de IJmond'.
Het plangebied is grotendeels aangeduid als bebouwde kom. Binnen het gebied zijn enkele herstructureringslocaties aangegeven. De uitbreidingswijken zijn vrijwel voltooid. Woningbouw en de realisatie van voorzieningen zullen in de toekomst vooral binnenstedelijk en op herstructureringslocaties moeten plaatsvinden.
Figuur 5.2 Uitsnede van de Structuurvisiekaart (juni 2011)
Groenbeleidsplan Heemskerk 2009, Mooi groen in de IJmond (2009)
Heemskerk is een groene gemeente en wil een groene gemeente blijven. Om te 'houden wat we nu hebben' en dus 'mooi groen in de IJmond' te blijven, is het uitgangspunt dat de totale oppervlakte groen en de kwaliteit van het groen binnen het bestaand stedelijk gebied zoveel mogelijk gelijk moeten blijven.
Beleidsuitgangspunten grote parken en groenstructuren
Park Assumburg/Oud Haerlem behoort tot Heemskerks grootste parken. Deze parken zijn, net als de bovenwijkse groenstructuren, niet enkel van belang voor de groene uitstraling, sport, spel en recreatie, maar ook voor de natuur en de ecologie.
De bovenwijkse groenstructuren zijn van grote waarde voor Heemskerk. Niet alleen geven ze Heemskerk zijn groene uitstraling en bieden ze mogelijkheden tot recreatief gebruik, ze verbinden ook diverse groengebieden en zones met elkaar en met het buitengebied, en zijn daarmee van grote waarde voor de natuur en ecologie. Het zijn als het ware de 'groene aders' van Heemskerk. De groenstructuren hebben ieder een eigen karakter waar het gaat om openheid en dichte begroeiing.
Vanwege de grote waarde voor het stedelijk gebied van deze groene zones moeten deze zoveel mogelijk gerespecteerd en behouden blijven. Genoemde groenstructuren mogen dan ook enkel gebruikt worden voor de doelen waarvoor ze bedoeld zijn: groen, natuur, ecologie, sport, spelen en recreatie. Ontwikkelingen moeten zorgvuldig in de groenstructuur worden ingepast, waarbij het groen er niet op achteruit mag gaan. Ook het specifieke karakter van de verschillende groenstructuren moet behouden blijven.
Op onderstaande luchtfoto zijn de bovenwijkse groenstructuren en de grote groene elementen weergegeven.
Figuur 5.3 Bovenwijkse groenstructuren
Kwantiteit groen
Voor het weghalen van openbaar groen binnen het stedelijk gebied, bijvoorbeeld voor het realiseren van bebouwing, wegen of parkeerplaatsen, is het uitgangspunt dat dit op of in de directe nabijheid van de locatie gecompenseerd moet worden.
Bij inbreidingen is het uitgangspunt dat de hoeveelheid openbaar groen in de nieuwe situatie minimaal gelijk moet zijn aan de hoeveelheid openbaar groen in de oude situatie. Daarnaast moet het bestaande groen (inclusief bomen) zoveel mogelijk gehandhaafd blijven. Indien de gewenste hoeveelheid groen op de planlocatie niet behouden of gerealiseerd kan worden, kan besloten worden dit op een alternatieve locatie te doen. Uitgangspunt hierbij is dat de alternatieve locatie op een zodanige afstand van de planlocatie ligt, dat het aan te leggen groen daarop van invloed is en indien van toepassing voldoende bereikbaar is voor de bewoners en omwonenden van de planlocatie. Mocht ook dit niet mogelijk zijn, dan is een andere mogelijkheid om aan het resterende groen of het bestaande openbaar groen rondom of in de buurt van de planlocatie een kwaliteitsimpuls te geven.
Kwaliteit groen
Bij het aanleggen van nieuw groen in uitleglocaties of inbreidingen, is het uitgangspunt dat het groen een toegevoegde waarde of functie moet hebben voor de recreatie, ecologie en/of esthetiek en/of beleving. Het moet onderdeel uitmaken van een groenstructuur. Dit zorgt niet alleen voor een goede invulling van groen met een meerwaarde voor omwonenden, gebruikers en/of de natuur, het zorgt er ook voor dat er bij nieuwe projecten niet onnodig snippergroen wordt gecreëerd.
De beeldkwaliteit van het bestaande groen is op locatieniveau vastgelegd in het vastgestelde 'Beeldkwaliteitsplan, januari 2006'. In het beeldkwaliteitsplan zijn een aantal kwaliteitsniveaus vastgesteld, lopend van A+ (hoogste niveau) tot D (laagste niveau). In dit plan is vervolgens vastgelegd dat het kwaliteitsniveau van het bestaande groen minimaal gelijk moet blijven aan het niveau dat tijdens de inventarisatie is vastgesteld.
Compensatie bomen
Ook voor bomen is het uitgangspunt 'Houden wat we nu hebben'. Om de achteruitgang van het bomenbestand tegen te gaan en om het groenniveau, c.q. het aantal bomen zoveel mogelijk gelijk te houden, geldt er voor het verwijderen van gemeentelijke bomen binnen het bebouwd gebied een compensatieplicht. Dit houdt in dat voor elke gemeentelijke boom die verwijderd wordt er een boom moet worden teruggeplant. Indien mogelijk op dezelfde locatie of in hetzelfde gebied. Indien beide niet mogelijk blijkt, kan dit in overleg met de betrokken disciplines ook elders binnen het stedelijk gebied plaatsvinden.
Afweging groen met andere functies
De ruimte in het stedelijk gebied is beperkt. Binnen deze openbare ruimte moet plaats worden geboden aan diverse functies en gebruiken, waaronder: verkeer, parkeren, recreatie, spelen, natuur, water en niet op de laatste plaats ook aan groen. Uitgangspunt is dat groen niet zomaar vervangen mag worden door andere functies.
Snippergroen
Snippergroen is groen dat géén relatie heeft met omliggend groen of de omliggende (woon)omgeving, géén onderdeel uitmaakt van de groenstructuur van een plan of wijk en geen esthetische, ecologische, of recreatieve functie heeft. Of groen onder 'snippergroen' valt en dus uitgegeven kan worden, wordt bepaald in overleg met de (technisch) beleidsmedewerkers groen van Buurtzaken en Stadszaken. Voor de uitgifte van snippergroen zijn in het groenbeleidsplan uitgangspunten opgenomen.
Voor een aantal wijken in Heemskerk is een overzicht gemaakt van groen dat als snippergroen kan worden aangemerkt en dus kan worden uitgegeven. Bij nieuwe woningbouwprojecten en herstructureringen moet het groen zo ingericht worden dat het een relatie heeft met en een functie heeft voor de omgeving. Dit zodat er geen nieuw snippergroen ontstaat.
Tussen vloedlijn en vuurlinie, Toeristisch-recreatieve nota gemeente Heemskerk 2008-2012 (2008)
Missie
De gemeente Heemskerk heeft zichzelf de volgende missie gesteld voor het te voeren toeristisch-recreatieve beleid: Het bevorderen van recreatie en toerisme met oog voor het behoud van het karakter van het dorp en het vasthouden van de diversiteit aan landschappelijke en authentieke gebieden.
De gemeente streeft naar het aanbieden van een breed assortiment voor verschillende doelgroepen binnen de opgestelde kaders van met name rust en ruimte. Daarnaast dient het toeristisch-recreatieve beleid als input voor bestemmingsplannen.
Beleidsstrategieën
Heemskerk wil zich op toeristisch en recreatief gebied op gepaste wijze verder ontwikkelen en heeft de volgende beleidsstrategieën om dit te bereiken:
- 1. respecteren van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het Noord-Hollands Duinreservaat;
- 2. stimuleren van kleinschalige duurzame verblijfsaccommodaties;
- 3. stimuleren van kwaliteitsverbetering van bestaande accommodaties en voorzieningen;
- 4. opstellen uniforme kampeerregelgeving;
- 5. uitbreiden dagrecreatieve mogelijkheden;
- 6. optimaliseren van de toeristische promotie en marketing;
- 7. verbeteren van de toeristische organisatie en samenwerking.
Zonering
De gemeente ziet ruimte voor nieuwe recreatieve ontwikkelingen binnen de mogelijkheden die het bestaande landschap biedt en met respect voor de ecologische waarden en het cultuurhistorische erfgoed. Om ongebreidelde groei te voorkomen, heeft de gemeente drie zones aangewezen waarvan één restrictieve zone en een tweetal zones waar de toeristische ontwikkelingen in meer of mindere mate kunnen plaatsvinden. Het plangebied ligt in zone 2: 'Beperkt ontwikkelingsgebied'.
Zone 2 wordt gevormd door met name de dorpskern inclusief het tuindersgebied en het noordelijk gebied van Heemskerk. Ook de bestaande campings vallen binnen deze zone. Diverse recreatieve ontwikkelingen zijn mogelijk. Een beperkte uitbreiding is mogelijk.
Figuur 5.4 De drie ontwikkelingszones in kaart (Tussen vloedlijn en vuurlinie, 2008)
Regionaal Waterplan Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest (2007)
Het Regionaal Waterplan Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest (2007) is in samenwerking tussen gemeenten en Hoogheemraadschap tot stand gekomen. De in het waterplan geformuleerde doelstellingen voor het watersysteem zijn:
- het waarborgen van een goed functionerend watersysteem in kwantitatief en kwalitatief opzicht;
- het streven naar een goed functionerend, veilig en ecologisch gezond watersysteem dat nu en in de toekomst aan de wettenregelgeving voldoet en dat aansluit bij de identiteit van het unieke landschap binnen het plangebied;
- het vergroten van de belevingswaarde en het creëren van voldoende plaats voor recreatie.
Hierdoor krijgt het water de aandacht die het verdient.
5.5 Conclusie
De huidige functie van het gebied past binnen het vigerend beleid. Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend. De beleidsmatige inzet richt zich op herstructurering, innovatief en intensief ruimtegebruik. Het Brede School-concept geeft hier onder andere invulling aan.
Hoofdstuk 6 Onderzoek
6.1 Inleiding
Voor het ontwikkelen en in stand houden van een prettig leefklimaat dient bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden te worden met de milieuhygiënische aspecten die door het plangebied en/of de omgeving hiervan worden opgelegd. Door rekening te houden met deze aspecten kan een goed leefklimaat worden ontwikkeld, waar mensen graag wonen, werken en recreëren. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieuhygiënische aspecten die van belang zijn voor het plangebied nader toegelicht.
6.2 Verkeer
Verkeersstructuur
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
Heemskerk ligt aan de A9 (Amstelveen - Alkmaar). Deze autosnelweg is vormt de hoofdontsluiting van Heemskerk. Binnen de gemeente Heemkerk zijn de Communicatieweg en de Rijksstraatweg de belangrijkste gebiedsontsluitingswegen. Vanuit het centrum van Heemskerk is het gemotoriseerd verkeer binnen 3 á 4 kilometer aangesloten op de A9.
Vanaf de gebiedsontsluitingswegen zijn diverse invalswegen richting het centrum van Heemskerk beschikbaar. Deze invalswegen sluiten in eerste instantie aan op de twee ringen rondom het centrum van Heemskerk. Het gemotoriseerd verkeer kan door de ringen te kruisen en de route in het verlengde van de invalswegen te vervolgen naar het centrum. Op deze manier is het centrum rechtstreeks bereikbaar voor het gemotoriseerd. Woongebied I ligt grotendeels tussen beide ringen in.
De wegen in de verblijfsgebieden zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/h. De ontsluitende wegen zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen met een maximumsnelheid van 50 km/h, waaronder de ringwegen en de invalswegen tot aan de binnenring.
Ontsluiting langzaam verkeer
Heemskerk heeft een groot fietsnetwerk. Door middel van regionale, lokale en recreatieve fietsroutes is Heemskerk met de omgeving verbonden. De regionale fietsroutes verbinden Heemskerk met de omliggende gemeenten, de lokale hoofdfietsroutes verbinden belangrijke voorzieningen in Heemskerk en de recreatieve fietsroutes verzorgen de aansluiting met het strand en het omringende poldergebied.
Op korte termijn wordt de fietsverbinding over de A9 aangelegd. Deze brug verzorgt een verbinding tussen de nieuwe wijk Broekpolder en het oostelijke poldergebied.
Ontsluiting Openbaar Vervoer
Heemskerk heeft een treinstation aan de zuidoostelijke rand van Heemskerk. Vanaf het station Heemskerk kan gereisd worden richting Uitgeest, Haarlem en Amsterdam Centraal. Door de ligging van het station wordt met name het zuidelijke deel van Heemskerk en het noordelijk deel van Beverwijk door het station ontsloten. Ook vervult het station voor de nieuwe uitbreidingswijk Broekpolder een belangrijke ontsluitende functie. Wel ontbreekt een goede busverbinding tussen het centrum van Heemskerk en station Heemskerk. Het overige deel van Heemskerk is meer georiënteerd op stations Beverwijk, Castricum en Uitgeest. Door de hoge bedieningsfrequentie van de busverbindingen naar de treinstations Beverwijk, Castricum en Uitgeest, is de ontsluiting per openbaar vervoer goed.
Verkeersveiligheid
Op een groot deel van de gebiedsontsluitingswegen, zoals op de binnenring (Jan van Kuikweg, Koningin Wilhelminastraat, Carel van Manderstraat, Ridder Arnoudlaan, Bachstraat, Beethovenstraat en Laan van Assumburg) wordt het gemotoriseerd verkeer en het fietsverkeer gemengd afgewikkeld. Dit is niet geheel conform Duurzaam Veilig. Voor het fietsverkeer zijn echter in veel gevallen wel suggestiestroken aanwezig, waardoor de fietser wel een eigen plaats op de weg heeft. Op de erftoegangswegen wordt conform verkeer conform Duurzaam Veilig gemengd afgewikkeld.
Conclusie
De ontsluiting van het woongebied is voor gemotoriseerd verkeer, fietsverkeer en openbaar vervoer goed. Aandachtspunt ten aanzien van de verkeersveiligheid is de gemengde verkeersafwikkeling op gebiedsontsluitingswegen. Op veel wegen zijn echter wel suggestiestroken aanwezig, waardoor de verkeersveiligheid voldoende gewaarborgd is.
6.3 Bodem
Normstelling en beleid
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.
Onderzoek en conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in functiewijzigingen. Ter plaatse van de basisscholen worden weliswaar ruimere mogelijkheden geboden dan het vigerend bestemmingsplan biedt, maar de gronden waarop deze mogelijkheden worden geboden zijn in de huidige situatie al bestemd voor dergelijke maatschappelijke doeleinden. Om deze redenen is een historisch of verkennend bodemonderzoek in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk. Bij concrete plannen zal in de toekomst in het kader van de bouwvergunning een actueel bodemonderzoek moeten worden overlegd. Geconcludeerd wordt dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
6.4 Water
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan 2010-2015.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheersplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Hiermee wil het Hoogheemraadschap anticiperen op de voorspelde extra wateroverlast, droogte en het verhoogde overstromingsrisico en het bewerkstelligen van een betere waterkwaliteit.
De Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009 is een speciale verordening van het Hoogheemraadschap waarin de regels voor het beheer, gebruik en onderhoud van waterstaatswerken zijn opgenomen. Particulieren, bedrijven en andere overheden zijn verplicht zich aan de Keur te houden. Meer informatie over de Keur is te vinden op de website van het Hoogheemraadschap. De huidige Keur is in december 2009 vastgesteld.
Een nieuw artikel dat relevant is voor ruimtelijke plannen is artikel 4.2 Verbod versnelde afvoer door verhard oppervlak.
Gemeentelijk beleid
In het Waterplan Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest staan maatregelen die wateroverlast beperken en de waterkwaliteit verbeteren. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft het plan samen met de gemeenten Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest opgesteld. De gemeenten en het Hoogheemraadschap hebben samengewerkt aan een waterplan waarin het hele watersysteem onderzocht is. Voor de komende tien jaar staan maatregelen in het plan die het systeem moeten verbeteren zodat wateroverlast beperkt wordt, de waterkwaliteit wordt verbeterd, schoon duinwater beter wordt benut en het aanwezige water een natuurlijke inrichting krijgt. Een klankbordgroep met vertegenwoordigers van belangengroepen, agrariërs en natuurorganisaties hebben een rol gespeeld bij het tot stand komen van het plan.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied omvat een groot deel van de kern van Heemskerk en bestaat voornamelijk uit bebouwing, verharding en groen.
Bodem en grondwater
Conform de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit klei op fijnzand. Binnen het plangebied komen verschillende grondwatertrappen voor. Er is lokaal sprake van grondwatertrap III, IV, V en VI. In de onderstaande tabel zijn de bijbehorende grondwaterstanden weergegeven. De maaiveldhoogte varieert van globaal NAP + 1,4 m in het zuidwesten van het plangebied tot globaal NAP -0,4 m in het noordoosten van het plangebied.
Tabel 6.1 Grondwaterstanden
grondwatertrap | gemiddeld hoogste grondwaterstand | gemiddeld laagste grondwaterstand |
III | minder dan 0,4 m beneden maaiveld | tussen 0,8 m en 1,2 m beneden maaiveld |
IV | meer dan 0,4 m beneden maaiveld | tussen 0,8 m en 1,2 m beneden maaiveld |
V | minder dan 0,4 m beneden maaiveld | meer dan 1,2 m beneden maaiveld |
VI | tussen 0,4 m en 0,8 m beneden maaiveld | meer dan 1,2 m beneden maaiveld |
In een groot deel van het plangebied komt grondwateroverlast voor (bron: Waterplan Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest). Dit uit zich in natte kruipruimtes en vochtige huizen.
Waterkwantiteit
Het plangebied is gelegen binnen de (polder) Uitgeester- en Heemskerkerbroek en strekt zich uit over 8 peilgebieden. Elk van deze peilgebieden kent zijn eigen peil-regime met bijbehorende karakteristieken.
Het grote aantal peilgebieden wordt verklaard uit de ligging van het plangebied aan de rand van een strandwallen en duinsysteem. Deze peilgebieden liggen met name aan de zuidwest zijde van het plangebied. De noord-oostzijde langs de Baandert heeft een vast streefpeil. Binnen de verschillende peilgebieden zijn (hoofd)waterlopen aanwezig die globaal in oostelijke richting afvoeren naar het gemaal aan de Meldijk in Uitgeest.
In het plangebied is één peilgebied dat niet voldoet aan de gestelde werknormen voor het voorkomen van wateroverlast (Raamplan Bescherming tegen Wateroverlast, 2005), te weten de omgeving van het Euratomplein (peilgebied 04310-13). In het waterplan is een maatregel opgenomen om deze situatie te verbeteren.
De extra waterberging (0,4 ha) in het park nabij het nieuwe gemeentehuis is inmiddels gerealiseerd. Ook in het landelijk gebied ten noorden van Het Rendorppark (Noorderveldt, buiten het plangebied) is recent door het hoogheemraadschap een waterberging van circa 10 ha. gerealiseerd. Door deze ingrepen wordt meer water vastgehouden in het landelijk gebied en wordt het plangebied ontlast.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
De watergang tussen de Neksloot en de Tolvaart is aangewezen als KRW-waterlichaam. In het Waterbeheerplan 4 van het Hoogheemraadschap zijn maatregelen opgenomen om de waterkwaliteit te verbeteren. De gemeente bereidt momenteel een plan voor om natuurvriendelijke oevers aan te leggen langs de Neksloot. Het hoogheemraadschap draagt bij in de kosten.
Veiligheid en waterkeringen
Binnen het plangebied zijn geen waterkeringen gelegen.
Afvalwaterketen en riolering
Binnen het plangebied is een gemengd rioleringsstelsel aanwezig en in beperkte mate een verbeterd gescheiden stelstel. Binnen het plangebied is een rioolpersleiding aanwezig. Deze krijgt de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' toebedeeld.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden slechts twee ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Bergbezinkbassins
Om wateroverlast binnen het stedelijk gebied terug te dringen zullen bergbezinkbassins gerealiseerd worden. Deze zullen enkel onder openbaar gebied gerealiseerd worden.
Basisscholen
In het bestemmingsplan wordt een flexibele regeling opgenomen met betrekking tot basisscholen. Binnen dit kader kan eenvoudiger uitgebreid worden.
Waterkwantiteit
Bij deze, en eventuele toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent dat toename van het verharde oppervlak binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Hiervoor hanteert het hoogheemraadschap een ondergrens van 800 m2. In een maatwerktraject wordt vervolgens het compensatiepercentage bepaald en adviseert het hoogheemraadschap over de wijze van compensatie (infitratie, uitbreiden open water). De compensatie wordt bij voorkeur gerealiseerd binnen de planlocatie maar zeker in het peilgebied waar ook de ontwikkeling plaatsvindt. Dempingen die noodzakelijk zijn voor bepaalde ontwikkelingen dienen altijd één op één te worden gecompenseerd.
Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd.
Waterkwaliteit
Daarnaast dient er aandacht te zijn voor waterkwaliteitsaspecten van ruimtelijke ontwikkelingen. Ook hiervoor geldt dat deze ontwikkelingen “waterneutraal” moet plaatsvinden.
De waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van hemelwater dat valt op een schoon verhard oppervlak. Bijvoorbeeld het regenwater dat op het dak valt afvoeren naar een sloot in plaats van via het gemengde rioolstelsel afvoeren naar de zuivering.
In de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid wordt geadviseerd voor nieuwbouw een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater (in de toekomst) niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terechtkomt. In het gemeentelijk rioleringsplan is vastgelegd dat de gemeente een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel wil aanleggen.
Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting;
- (in)filtratie van afstromend hemelwater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Daarnaast is het van belang om bij een ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen, in de regels van de woonbestemmingen is opgenomen dat de afstand tussen de bestemming 'Water' en aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten minste 1 m dient te bedragen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.
Conclusie
Met inachtneming van de bovengenoemde randvoorwaarden hebben de ontwikkelingen geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Door het realiseren van de bergbezinkbassins verbetert de waterkwaliteit binnen het plangebied, er vinden immers geen (of in ieder geval minder) vervuilde overstorten meer plaats.
6.5 Ecologie
Huidige situatie
Het plangebied bestaat voornamelijk uit bebouwing, verharding en tuinen. In het plangebied zijn echter ook enkele parken aanwezig. In de deze parken zijn de meeste ecologische waarden aanwezig.
Beoogde ontwikkelingen
Het plangebied is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Op de schoollocaties in het plangebied wordt echter de mogelijkheid tot uitbreiding gegeven. Als van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt worden, afhankelijk van de locatie, naar verwachting de volgende werkzaamheden uitgevoerd:
- sloopwerkzaamheden;
- verwijderen beplanting en bomen;
- bouwrijp maken;
- bouwwerkzaamheden.
Resultaten onderzoek
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 1.
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De EHS grenst wel aan de noordwestzijde van het plangebied. Het Natura 2000-gebied Noord-Hollands Duinreservaat, tevens EHS, ligt ongeveer 1,2 km ten noordwesten van het plangebied. Deze natuurgebieden worden, gezien de afstand en tussenliggende bebouwing, niet beïnvloed door de relatief kleinschalige ingrepen in het plangebied. De Natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Flora- en faunawet (Ffw) niet optreden.
In het plangebied komen naar verwachting de volgende beschermde soorten voor:
Tabel 6.2 Beschermde soorten
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | dotterbloem, zwanenbloem, brede wespenorchis en grote kaardenbol bosmuis, bunzing, wezel, egel, konijn, mol, rosse woelmuis, huisspitsmuis, veldmuis en woelrat bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker | |
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | bittervoorn | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | huismus, steenuil, buizerd, grote gele kwikstaart |
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Op de basisschoollocaties binnen het plangebied wordt uitbreiding mogelijk gemaakt. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
- Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt.
- De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
- Indien er sprake is van sloop van gebouwen of van de kap van bomen is nader onderzoek naar vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) en vogels met een vaste nestplaats noodzakelijk (zie punt 1). Bij werkzaamheden in of aan een watergang is nader onderzoek naar vissen noodzakelijk (zie punt 2).
- 1. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van vleermuizen en/of vogels aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
- 2. Indien in de watergangen beschermde vissen voorkomen dient aantasting voorkomen te worden door de soorten voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen voor de kleine modderkruiper zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden. Voor de bittervoorn moet altijd een ontheffing aangevraagd worden. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal overtreding van de Ffw niet plaatsvinden. De Ffw zal in dat geval de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.
- In de omgeving van het plangebied is het voorkomen van de rugstreeppad bekend. Vestiging van de rugstreeppad (tabel 3-soort) op te ontwikkelen locaties in het plangebied dient te worden voorkomen (en daarmee een ontheffingprocedure). De locaties dienen daarom (voorafgaand aan het uitvoeren van mogelijke grondwerkzaamheden) volledig afgeschermd te worden met antiworteldoek. De antiworteldoek dient een hoogte van 40/50 cm te hebben en dient 5 cm in de grond te worden geplaatst. Bovendien wordt aanbevolen de werkzaamheden op elkaar te laten aansluiten, zodat exemplaren van de rugstreeppad geen kans krijgen zich te vestigen in het gebied. Dit dient dan niet in het najaar of de winter te gebeuren, maar in het late voorjaar en de zomer, omdat anders de padden al op zoek zijn naar winterverblijfplaatsen in de grond.
6.6 Archeologie
6.6.1 Regelgeving en beleid
Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis in Nederland. Het Verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van deze archeologische waarden. Het Verdrag is geïmplementeerd via de Wet op de Archeologische monumentenzorg. Als gevolg van dit Verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Op grond van de aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Het Rijk heeft de beleidsuitgangspunten ten aanzien van archeologie neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie van OC&W.
6.6.2 Onderzoek
Op verordeningskaart nummer 8 vande provinciale (ontwerp)structuurvisie is een klein deel van het plangebied aangewezen als aardkundig waardevol gebied (zie figuur 6.1).
Figuur 6.1 Uitsnede van Verordeningskaart 8, Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie, provincie Noord-Holland (juni 2010)
De gemeente Heemskerk heeft voor de bescherming van de archeologisch waardevolle gebieden eigen beleid ontwikkeld, waarbij de (verwachtings)waarde per locatie inzichtelijk is gemaakt met behulp van een gemeentelijke archeologische waardenkaart. In figuur 6.2 is te zien dat het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan binnen drie verschillende zones is gelegen. Afhankelijk van de locatie (in een blauwe, donker groene of grijze zone) en omvang van de werkzaamheden (oppervlak en diepte) is voorafgaand aan werkzaamheden archeologisch onderzoek en/of een vergunning benodigd:
- blauwe zone, waardevol gebied van de tweede categorie: indien plan groter dan 60 m² en dieper dan 40 cm, archeologisch onderzoek benodigd;
- donker groene zone, waardevol gebied van de derde categorie: indien plan groter dan 500 m²en dieper dan 40 cm, archeologisch onderzoek benodigd;
- grijze zone, waardevol gebied van de vierde categorie: indien plan groter dan 2.500 m² en dieper dan 40 cm, archeologisch onderzoek benodigd.
Figuur 6.2 Gemeentelijke archeologische waardenkaart
6.6.3 Conclusie
Voor het gehele plangebied is een beschermde regeling in het voorliggend bestemmingsplan opgenomen. De verbeelding en regels maken onderscheid in de volgende dubbelbestemmingen:
- 'Waarde - Archeologie - 2' voor de blauwe zones;
- 'Waarde - Archeologie - 3' voor de donker groene zones;
- 'Waarde - Archeologie - 4' voor de met grijs aangegeven gronden.
De nummers van deze dubbelbestemmingen komen overeen met de waardecategorie van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.
6.7 Bedrijven En Milieuhinder
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Onderzoek
Milieuzonering bedrijven
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Omdat de bedrijfsbestemmingen verspreid over het plangebied in de omgeving van woningen en maatschappelijke voorzieningen liggen, wordt de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' toegepast (hierna: SvB 'functiemenging'). In deze Staat wordt niet gewerkt met richtafstanden, maar met de bouwkundige situatie ten opzichte van milieugevoelige functies in het plangebied en de directe omgeving.
In dit bestemmingsplan blijven de huidige bedrijfsactiviteiten gehandhaafd. De bedrijven liggen in de directe omgeving van maatschappelijke voorzieningen en woningen. De bedrijfsbestemmingen grenzen direct aan de woonbestemmingen. De bouwvlakken binnen deze bestemmingen grenzen echter niet aan elkaar. Daarom worden ter plaatse van de bedrijfsbestemmingen bedrijven uit maximaal categorie B van de SvB 'functiemenging' algemeen toelaatbaar geacht.
Inventarisatie bedrijven binnen het plangebied
In het plangebied zijn een beperkt aantal bedrijven aanwezig. Het Autoschade- en herstelbedrijf aan de Tolweg 27 en de twee bezineservicestations zijn qua bedrijfsactiviteiten niet opgenomen in de SvB 'functiemenging'. Omdat het hier om een bestaande situatie gaat en in de huidige situatie geen sprake is van overlast, krijgen deze bedrijven naast de algemene toelaatbaarheid (categorie B) een eigen specifieke functieaanduiding. Hierdoor zijn de betreffende activiteiten volgens het bestemmingsplan toegestaan.
Uitbreiding basisscholen
Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van reeds bestaande basisscholen mogelijk. Basisscholen, en dan met name de speelpleinen bij deze scholen, zijn te beschouwen als een milieuhinderlijke functie. Basisscholen vallen op grond van de SvB 'functiemenging' in categorie B. Dit houdt in dat deze functies in de directe omgeving van woningen toelaatbaar zijn. Wel moeten zij bouwkundig van woningen zijn afgescheiden. Momenteel zijn er nog geen concrete bouwplannen voor de uitbreiding van deze scholen. Wanneer deze bouwplannen worden opgesteld, moet rekening worden gehouden met een dergelijke bouwkundige afscheiding. Op deze manier wordt onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van woningen voorkomen.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van woningen binnen het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Tevens worden bedrijven door het voorliggende bestemmingsplan niet in hun bedrijfsvoering beperkt. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de vaststelling van dit bestemmingsplan daarom niet in de weg.
6.8 Horeca
In het plangebied ligt een aantal horecagelegenheden. Deze kunnen worden ingeschaald volgens de Staat van Horeca-activiteiten (zie bijlage 3 van de regels). Hierin wordt met behulp van verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht.
Inschaling en toelaatbaarheid
In het plangebied is een aantal horecavoorzieningen aanwezig. Het merendeel van deze voorzieningen liggen binnen de bestemming 'Centrum'. Gelet op de aard van de omgeving waar de horecavoorzieningen in liggen (gemengd) en de omvang van de voorzieningen, zijn hier horeca-activiteiten uit categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. Dit is lichte horeca die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend hoeven te zijn. De aanwezige horeca-activiteiten passen binnen deze algemene toelaatbaarheid.
De horeca-activiteiten op de overige locaties zijn ingeschaald conform de aanwezige activiteiten.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering voor horeca, die in de bestemmingsplanregeling en op de verbeelding is opgenomen, zorg gedragen voor een goede afstemming tussen gevoelige functies (zoals woningen) en horeca-activiteiten.
6.9 Externe Veiligheid
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (24 uur per dag en gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan, om gewichtige redenen, worden afgeweken. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn woningen, ziekenhuizen en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn (zoals kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object).
Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object. Ook een bedrijf is een beperkt kwetsbaar object.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde geldt de in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR, namelijk:
- 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
- 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
- 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
- enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).
Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water
In december 2009 is de aangepast Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen
Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd waren de volgende circulaires van toepassing:
- a. de circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen (1984);
- b. de circulaire Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie (1991).
Op grond van de circulaires golden voor nieuw te bouwen objecten toetsings- en bebouwingsafstanden. Momenteel (eind 2010) is echter een nieuwe AMvB voor buisleidingen in voorbereiding (Staatsblad 2010, nr. 686). Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Bevi. Daarbij worden de huidige toetsings- en bebouwingsafstand vervangen door een afstand voor het PR en een afstand voor het invloedsgebied van het GR. Het Ministerie van VROM adviseert met deze nieuwe normstelling rekening te houden. In dit bestemmingsplan is daarom van deze nieuwe normstelling uitgegaan.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Binnen het plangebied ligt één risicovolle inrichting, namelijk een tankstation met lpg-installatie aan De Baandert 3. Deze inrichting valt onder het Bevi. Voor een dergelijke installatie gelden verschillende PR 10-6-risicocontouren. De grootste is die rond het vulpunt. Hoewel het tankstation zelf binnen het plangebied is gelegen, ligt het vulpunt volgens de informatie op de provinciale risicokaart buiten het plangebied. De PR 10-6-risicocontour van 110 m reikt tot de grens van het plangebied. Voor het lpg-reservoir dat wel binnen het plangebied ligt, geldt een PR 10-6-risicocontour van 25 m. Binnen deze contour liggen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Het invloedsgebied voor het GR bedraagt 150 m. Een deel van het plangebied ligt dus binnen dit invloedsgebied. Gezien de aard van de functies en het aantal objecten binnen het invloedsgebied, zal het GR ruim onder de oriënterende waarde zijn gelegen. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk binnen het invloedsgebied en heeft daarmee geen gevolgen voor de hoogte van het GR.
Ten oosten van het plangebied ligt, aan de Communicatieweg 7 een lpg-installatie. Ook voor deze installatie geldt een PR 10-6-risicocontour van 110 m rond het vulpunt en een invloedsgebied voor het GR. Gezien de afstand tot het plangebied (> 150 m) vormt deze lpg-installatie geen belemmeringen voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water
Ten oosten van het plangebied ligt de A9. Uit de bovengenoemde circulaire blijkt dat over deze weg gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Tevens blijkt uit deze circulaire dat de PR 10-6-contour niet buiten de weg ligt. Uit de rapportage behorende bij het Basisnet weg blijkt dat het GR in de huidige situatie kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde is. Aangezien de kortste afstand tussen deze weg en het plangebied ongeveer 700 m is, staat het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
In het zuidoosten grenst het plangebied aan de spoorlijn Alkmaar-Haarlem. Zowel uit de Risicoatlas Spoor als uit de door Prorail opgestelde marktprognose vervoer gevaarlijke stoffen per spoor (Prorail Spoorontwikkeling, 26 september 2007) blijkt dat ter hoogte van het plangebied over het spoor geen gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Binnen het plangebied of in de omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen over het water vervoerd.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen
Ten noordoosten van het plangebied loopt een aantal hogedruk aardgastransportleidingen. De PR 10-6-risicocontouren liggen niet buiten de leidingen. Afhankelijk van de druk en diameter van deze leidingen gelden verschillende invloedsgebieden voor het GR. Het grootste invloedsgebied bedraagt 490 m. Omdat de kleinste afstand tussen het plangebied en deze leidingen ongeveer 70 m bedraagt, ligt een deel van het plangebied binnen het invloedsgebied voor het GR. Ook één ontwikkelingslocatie, namelijk basisschool de Regenboog, ligt binnen het invloedsgebied. Aangezien het bestemmingsplan slechts op beperkte schaal ruimere bouwmogelijkheden aan deze reeds bestaande basisschool biedt, zal de toename van het GR zeer gering (minder dan 10% zijn). Gezien de aard van het invloedsgebied (overwegend agrarisch met een lage bebouwingsdichtheid) wordt in de huidige situatie ruimschoots aan de oriëntatiewaarde voldaan. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
6.10 Planologisch Relevante Leidingen
In de directe omgeving van het plangebied ligt een aantal hogedruk aardgastransportleidingen. Hier is in de paragraaf externe veiligheid aandacht aan besteed. Overige planologisch relevante leidingen zijn binnen het plangebied niet aanwezig. Ook zijn er geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen in de omgeving van het plangebied aanwezig. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
6.11 Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 6.3 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 6.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 48 µg/m³ | tot en met 10 juni 2011 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg/m³ | tot en met 10 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a) of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.
Onderzoek en conclusie
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en biedt alleen een beperkte uitbreidingsmogelijkheid aan de reeds bestaande basisscholen. Deze ontwikkeling heeft slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking. Hierdoor kan zonder verdere berekening worden geconcludeerd dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk kan daarom achterwege blijven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 in het plangebied de jaargemiddelde achtergrondconcentratie stikstofdioxide tussen de 20 en 22,5 µg/m³ ligt. In datzelfde jaar ligt de jaargemiddelde achtergrondconcentratie fijn stof hier tussen de 22,5 en 24,5 µg/m³. De concentraties liggen ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wlk.
Er wordt geconcludeerd dat de Wlk de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu.
6.12 Luchtvaartcontour
Normstelling en beleid
Luchthavenindelingbesluit (Lib)
De ruimtelijke consequenties van de gewijzigde Wet Luchtvaart worden weergegeven in het Luchthavenindelingbesluit. In dit Besluit wordt een beperkingengebied aangegeven. Hierin worden beperkingengebieden ten aanzien van Schiphol weergegeven met betrekking tot externe veiligheid, geluidsbelasting, hoogtebeperkingen en vogelaantrekkende werking.
Nota Ruimte
In de Nota Ruimte wordt aangegeven dat Schiphol voor de toekomst ruimte nodig heeft om uit te breiden. Derhalve is op een PKB-kaart de zogenoemde 20 Ke-contour opgenomen. Binnen deze contouren mogen geen nieuwe uitleglocaties ten behoeve van woningbouw worden ontwikkeld. Herstructurering en intensivering in bestaand gebouwd gebied zijn binnen de 20 Ke-contour nu en in de toekomst wel mogelijk. Revitalisering, herstructurering en transformatie van bestaande woon- en werkgebieden is volgens de Nota cruciaal om de gestelde ruimtelijke doelen te kunnen bereiken.
Onderzoek en conclusie
Uit de overzichtskaarten bij het Lib en de PKB-kaart blijkt dat het plangebied buiten het beperkingsgebied en de 20 Ke-contour valt. De ligging nabij Schiphol staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Bijlage 1 Categorie I Uit De Vng Bedrijvenlijst
VNG bedrijvenlijst: selectie van bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder categorie 1 van de VNG bedrijvenlijst en in aanmerking komen voor afwijken van de gebruiksregels als kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis ingevolge van artikel 5.4 lid a, artikel 11.3.2 lid a, artikel 21.5 lid a en artikel 22.4 lid a van deze regels.
Omschrijving bedrijfsmatige activiteit | Onderstaande afstanden in meters | ||||||
Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Verkeer | Afstand | Cat. | |
Uitgeverijen (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 10 | 1 |
Grafische afwerking | 10 | 0 | 10 | 0 | 1 | 10 | 1 |
Reproduktiebedrijven opgenomen media | 10 | 0 | 10 | 0 | 1 | 10 | 1 |
Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 10 | 1 |
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 10 | 0 | 10 | 10 | 1 | 10 | 1 |
Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 2 | 10 | 1 |
Reisorganisaties | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 10 | 1 |
Verhuur van en handel in onroerend goed | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 10 | 1 |
Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 10 | 1 |
Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 10 | 0 | 10 | 0 | 2 | 10 | 1 |
Consultatiebureaus | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 10 | 1 |
Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 2 | 10 | 1 |
Schoonheidsinstituten en kappers | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 10 | 1 |
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Bureauonderzoek Flora En Fauna
Ecologie
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat voornamelijk uit bebouwing, verharding en tuinen. In het plangebied zijn echter ook enkele parken aanwezig. In de deze parken zijn de meeste ecologische waarden aanwezig.
Beoogde ontwikkelingen
Het plangebied is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Op de basisschoollocaties in het plangebied wordt echter de mogelijkheid tot uitbreiding gegeven. Als van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt worden, afhankelijk van de locatie, naar verwachting de volgende werkzaamheden uitgevoerd:
- sloopwerkzaamheden;
- verwijderen beplanting en bomen;
- bouwrijp maken;
- bouwwerkzaamheden.
Toetsingskader
Beleid
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- a. er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
- b. er geen alternatief is;
- c. geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert EL&I de volgende interpretatie van artikel 11 Ffw:
De verbodsbepalingen van artikel 11 Ffw beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd:
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
- 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
- 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
- 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
- 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd:
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
- 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- a. door de minister van EL&I aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- b. door de minister van EL&I aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS grenst wel aan de noordwestzijde van het plangebied. Het Natura 2000-gebied Noord-Hollands Duinreservaat, tevens EHS, ligt ongeveer 1,2 km ten noordwesten van het plangebied. Deze natuurgebieden worden gezien de afstand en tussenliggende bebouwing niet beïnvloed door de relatief kleinschalige ingrepen in het plangebied. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.
Figuur B1.1 Ligging EHS (bron: provincie Noord-Holland)
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997; www.ravon.nl; FLORON, 2002 en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven.
Planten
De meest gevarieerde vegetaties zijn aanwezig langs de oevers en in sloten en op boomrijke percelen. Mogelijk aanwezige soorten zijn de licht beschermde dotterbloem, zwanenbloem, brede wespenorchis en grote kaardenbol.
Vogels
In het plangebied komen naar verwachting huismus, fitis, tjiftjaf, braamsluiper, merel, winterkoning, ekster, buizerd, boerenzwaluw, ijsvogel, spotvogel, steenuil, kievit, scholekster, graspieper en grote gele kwikstaart voor. De diverse biotopen in het plangebied bieden voldoende mogelijkheden voor vaste rust-, verblijf- en broedplaatsen voor al deze soorten. De opgaande begroeiing biedt mogelijk ook leefgebied aan kraaiachtigen en spechten. Binnen de watergangen in het plangebied komen naar verwachting algemene watervogels voor zoals wilde eend, knobbelzwaan, meerkoet, blauwe reiger en waterhoen.
Zoogdieren
De Atlas van de Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) laat zien dat in het plangebied soorten als bosmuis, bunzing, wezel, egel, konijn, mol, rosse woelmuis, huisspitsmuis, veldmuis en woelrat voorkomen.
De in het plangebied aanwezige gebouwen en bomen (diameter > 30 cm) zijn mogelijk geschikt als vaste verblijfplaats voor vleermuizen, zoals de gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Met name de parken zullen naar verwachting een belangrijke functie hebben als foerageergebied voor vleermuizen. Ook de tuinen in het plangebied zijn mogelijk onderdeel van het foerageergebied. Lijnvormige elementen als watergangen en bomenrijen vormen mogelijk vaste vliegroutes.
Amfibieën
Gezien de voorkomende biotopen zijn algemene soorten als bruine kikker, groene kikker en gewone pad te verwachten in het plangebied. In de omgeving van Heemskerk is het voorkomen van de zwaar beschermde rugstreeppad bekend. Zo is de rugstreeppad op het crossterrein, dat deel uitmaakt van park Assumburg, waargenomen. De rugstreeppad komt met name voor op zandige locaties in de buurt van water. In het plangebied ontbreekt het aan dit biotoop, maar door het uitvoeren van grondwerkzaamheden zou de rugstreeppad wel aangetrokken kunnen worden.
Vissen
In het plangebied zijn algemene soorten als brasem, blankvoorn, snoek en snoekbaars te verwachten. Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied, is de kans dat zwaar beschermde soorten als de bittervoorn en kleine modderkruiper hier voorkomen, niet geheel uit te sluiten. Andere beschermde vissen worden niet verwacht, deze stellen hoge eisen aan hun leefgebied en daar voldoet het plangebied niet aan.
Overige soorten
Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). De genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel B1.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel B1.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | dotterbloem, zwanenbloem, brede wespenorchis en grote kaardenbol bosmuis, bunzing, wezel, egel, konijn, mol, rosse woelmuis, huisspitsmuis, veldmuis en woelrat bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker | |
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | bittervoorn | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | huismus, steenuil, buizerd, grote gele kwikstaart |
Toetsing en conclusie
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Op de basisschoollocaties binnen het plangebied wordt uitbreiding mogelijk gemaakt. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
- Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt.
- De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
- Indien er sprake is van sloop van gebouwen of van de kap van bomen is nader onderzoek naar vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) en vogels met een vaste nestplaats noodzakelijk (zie punt 1). Bij werkzaamheden in of aan een watergang is nader onderzoek naar vissen noodzakelijk (zie punt 2).
- 1. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van vleermuizen en/of vogels aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van EL&I bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
- 2. Indien in de watergangen beschermde vissen voorkomen dient aantasting voorkomen te worden door de soorten voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen voor de kleine modderkruiper zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden. Voor de bittervoorn moet altijd een ontheffing aangevraagd worden. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal overtreding van de Ffw niet plaatsvinden. De Ffw zal in dat geval de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.
- In de omgeving van het plangebied is het voorkomen van de rugstreeppad bekend. Vestiging van de rugstreeppad (tabel 3-soort) op te ontwikkelen locaties in het plangebied dient te worden voorkomen (en daarmee een ontheffingprocedure). De locaties dienen daarom (voorafgaand aan het uitvoeren van mogelijke grondwerkzaamheden) volledig afgeschermd te worden met antiworteldoek. De antiworteldoek dient een hoogte van 40/50 cm te hebben en dient 5 cm in de grond te worden geplaatst. Bovendien wordt aanbevolen de werkzaamheden op elkaar te laten aansluiten, zodat exemplaren van de rugstreeppad geen kans krijgen zich te vestigen in het gebied. Dit dient dan niet in het najaar of de winter te gebeuren, maar in het late voorjaar en de zomer, omdat anders de padden al op zoek zijn naar winterverblijfplaatsen in de grond.
Bijlage 2 Parkeernormen
Wonen | |
Zorgeenheid/kamerverhuur | 0,6 (incl. bezoeknorm 0,3) |
Seniorenwoning | 1,0 (incl. bezoeknorm 0,3) |
Woningen in het centrum | 1,3 (geen bezoeknorm) |
Woningen buiten het centrum | |
- Woning < 80 m2 | 1,6 (incl. bezoeknorm 0,3) |
- Woning 80-110 m2 | 1,8 (incl. bezoeknorm 0,3) |
- Woning > 110 m2 | 2,0 (incl. bezoeknorm 0,3) |
Bedrijven en kantoren per 100 m2 bvo | |
Loods/opslag | 0,9 |
Industrie, bouw en transport | 1,5 |
Bedrijfsverzamelgebouw | 1,4 |
Garage/servicestation | 3,2 |
Autoshowroom | 1,0 |
Laboratorium (3 à 4 arbeidsplaatsen/100 m2) | 2,8 |
Kantoorfuncties | 2,0 |
Horeca per 100 m2 bvo | |
Cafe, bar | |
- in het centrum | 5,0 |
- buiten het centrum | 6,0 |
Restaurants | |
- in het centrum | 9,0 |
- buiten het centrum | 13,0 |
Discotheek | 6,0 |
Hotel | 1,3 per kamer |
Winkels en detailhandel per 100 m2 bvo | |
Winkels, detailhandel | 4,0 |
Supermarkt | 4,0 |
Wijkverzorgend winkelcentrum > 2500 m2 | 3,0 |
Buurtverzorgend winkelcentrum < 2500 m2 | 2,5 |
Grootschalig detailhandel in centrum ( vloeropp > 1500 m2) | 6,0 |
Doe-het-zelf, bouwmarkt, tuincentrum | 2,5 |
Showroom (meubels, keukens etc..) | 1,5 |
Onderwijs | |
Kinderdagverblijf | 0,8 per arbeidsplaats excl halen/brengen |
Basisonderwijs | 1,0 per leslokaal excl halen/brengen |
Voortgezet onderwijs | 1,0 per leslokaal incl halen/brengen |
Hoger onderwijs (MBO/HBO) | 5,0 per leslokaal incl halen/brengen |
Halen/brengen | 0,0833 x aantal leerlingen (25% leerlingen per auto, bezettingsgraad 1,5, ongelijktijdigheidsfactor 0,5) |
Sociaal Cultureel en Zorg per 100 m2 bvo | |
Museum, bibliotheek | 1,0 |
Schouwburg, theater, concertzaal | 3,0 |
Arts, maatschap, therapeut | 2,0 per behandelkamer |
Overig sociaal-medisch | 0,6 |
Sport en recreatie per 100 m2 bvo | |
Gymnastieklokaal | 2,5 |
Sportschool/-studio | 3,5 |
Sporthal | 2,7 |
Squashbaan | 1,5 per baan |
Tennisbaan | 3,0 per baan |
Sportveld | 18,0 per hectare + 0,2 per zitplaats |
Speel- en ligweide | 0,25 per bezoeker |
Zwembad | 9,0 per 100 m2 bassin + 0,45 per arb.pl |
Manege | 0,5 per box |
Bowlingbaan, biljartzaal | 2,0 per baan/tafel |
Bijlage 3 Distributieve Analyse Uitbreiding Supermarkt Beethovenstraat Heemskerk
Bijlage 3 Distributieve analyse uitbreiding supermarkt Beethovenstraat Heemskerk