Duin en Vaart 12 Heemstede
Bestemmingsplan - Gemeente Heemstede
Vastgesteld op 04-07-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan:
het bestemmingsplan 'Duin en Vaart 12, van de gemeente Heemstede, met planid NL.IMRO.0397.BPDuinenVaart12-0201;
1.2 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand met de bijbehorende regels;
1.3 Aan-huis-verbonden-beroep:
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied dat door de gebruiker van een woning in die woning of bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 Aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat en waaraan het in architectonisch opzicht ondergeschikt is;
1.5 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 Achtergevel:
gevel aan de achterzijde van een huis of gebouw;
1.8 Archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende cultuurhistorische overblijfselen;
1.9 Atelier:
ruimte bestemd voor de uitoefening van creatieve en artistieke activiteiten op het gebied van beeldende kunst, zoals bijvoorbeeld schilderen, beeldhouwen of fotografie;
1.10 Balustrade:
Afscheiding van een vloer, balkon of dak zoals bijvoorbeeld een hekwerk;
1.11 Bebouwingspercentage:
een in de regels of met een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft, dat ten hoogste mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.12 Bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.13 Beschoeiing:
constructies die een oever of waterkant beschermen tegen afkalven, golfkrachten en andere invloeden die de stabiliteit van de waterkant in gevaar brengen;
1.14 Bestaand:
- bij bebouwing: bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn, zullen of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan en rechtens mogelijk is bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.15 Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 Bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat daaraan ondergeschikt is;
1.18 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 Bouwlaag:
een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 meter in hoogte verschillen, zulks met uitsluiting van kelder, onderbouw en uitsluitend voor berging geschikte zolder;
1.20 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 Bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.22 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 Cultuurhistorie(sche waarden):
de aan een object, gebouw, terrein of structuur toegekende waarde op basis van zijn sociaalhistorische, geschiedkundige, architectuurhistorische, (steden)bouwhistorische, archeologische en/of historisch-geografische karakteristiek;
1.24 Dakhelling:
de hoek van een dakvlak ten opzichte van de horizontale (verdiepings)vloer;
1.25 Dakkapel:
constructie ter vergroting van een gebouw dat tenminste aan de boven- en onderzijde rondom door het dakvlak wordt omsloten;
1.26 Dakopbouw:
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst;
1.27 Dakterras:
een afgescheiden buitenruimte op een plat dak;
1.28 Dakvlak:
een vlak van het dak of de kap;
1.29 Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.30 Dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks, al dan niet via een balie, te woord wordt gestaan en geholpen zoals reisbureaus, kapsalons, pedicures, makelaarskantoren en bankfilialen;
1.31 Erf (woningwet):
al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct hoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst;
1.32 Erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.33 Extensieve recreatief medegebruik
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;
1.34 Garage:
gebouwen ten behoeve van het stallen van vervoermiddelen en andere niet voor de (detail)handel bestemde goederen;
1.35 Gevellijn:
een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende figuur als zodanig aangegeven lijn, welke door bebouwing naar de wegzijde en naar de zijdelingse perceelsgrens toe niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn of kunnen worden toegestaan, welke lijn tevens dient als hoofdoriëntatie voor hoofdgebouwen;
1.36 Haagondersteunende constructie:
perceel- of terreinafscheiding, bestaande uit een gaaswerk aan palen en die bedoeld is om volledig begroeid te zijn met groenblijvende planten;
1.37 Hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.38 Kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;
1.39 Kelder:
(het deel van) een gebouw dat binnen het bouwvlak en volledig onder het peil ligt;
1.40 Landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met zijn verschijningsvorm en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen;
1.41 Maaiveld:
bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.42 Natuurwetenschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met daarin voorkomende geologische, bodemkundige en biologische elementen;
1.43 Nutsvoorziening:
Een gebouw ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;
1.44 Onderbouwing:
(deel van) een bouwwerk dat buiten het bouwvlak en volledig onder het maaiveld ligt;
1.45 Ondergrondse buitenruimte:
Een gebouwde, vanuit een kelder toegankelijke, geheel of grotendeels onoverdekte buitenruimte;
1.46 Overkapping:
een bouwwerk geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en waarvan de oppervlakte groter is dan 1 m²;
1.47 Parkeervoorziening:
Elke, al dan niet overdekte, stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;
1.48 Perceel- en terreinafscheiding:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat bedoeld is om (een gedeelte van) een perceel of een terrein af te scheiden;
1.49 Praktijkruimte:
een gebouw of een deel van een gebouw dat dient voor het uitoefenen van een
beroep dan wel het verlenen van diensten op administratief, maatschappelijk,
juridisch, medisch, therapeutisch of kunstzinnig gebied, alsook op hiermee gelijk
te stellen terrein;
1.50 Perceelsgrens:
de scheidslijn van een perceel met de naastgelegen percelen;
1.51 (Raam)Prostitutie:
het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander;
1.52 Extensief recreatief medegebruik:
beperkt recreatief gebruik op gronden met een dominante niet-recreatieve functie;
1.53 Seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.54 Steiger:
Constructie aan of loodrecht op een oever;
1.55 Topgevel:
een gevel met een in een punt uitlopend geveldeel, doorgaans gesitueerd aan de korte zijde van een gebouw, zoals bijvoorbeeld een halsgevel, een klokgevel, een puntgevel, een tuitgevel of een trapgevel;
1.56 Tuin, terrein:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.57 Uitbouw:
een gebouw dat ter vergroting van een bestaande ruimte zonder scheidende tussenwanden is gebouwd aan een hoofdgebouw en waaraan het in architectonisch opzicht ondergeschikt is;
1.58 Verblijfsgebied:
dat deel van de openbare ruimte, waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie, zoals bijvoorbeeld in woonwijken en winkelgebieden;
1.59 Voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.60 Waterbeheerder:
Het betreffende waterschap verantwoordelijk voor het integrale waterbeheer in
Heemstede;
1.61 Woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;
1.62 Woonschip:
een zich op het water bevindend object, dat bestemd is voor permanente bewoning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen.
1.63 Zijgevel:
een gevel die de voor- en achtergevel met elkaar verbindt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Peil
Bij de toepassing van deze regels wordt onder peil verstaan:
- a. bij ligging op een afstand van minder dan 10 meter uit de as van de weg: de kruin van de weg;
- b. bij aan- of uitbouwen en dakopbouwen: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
- c. bij ligging anderszins: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
- d. indien in of boven het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;
2.2 Wijze van meten en berekenen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- a. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- c. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- d. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- e. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- f. afstanden tussen bouwwerken onderling en tussen bouwwerken en perceelgrenzen: daar waar de betreffende afstand het kleinst is;
- g. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens;
- h. vloeroppervlakte: de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
2.3 Overschrijding bouwgrenzen en hoogtematen
Ondergeschikte bouwdelen
- a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden buiten beschouwing gelaten:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, reclameobjecten, ventilatiekanalen, schoorstenen, (schotel)antennes en daarmee naar hun ruimtelijke invloed gelijk te stellen ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt;
- 2. ondergeschikte bouwdelen als ventilatiekanalen, liftkokers, installaties, schoorstenen en (schotel) antennes op een dakvlak, mits die bouwdelen niet verder dan 2 meter buiten dat dakvlak steken;
- 3. ondergeschikte bouwdelen als lichtstraten, dakramen en zonne(warmte)-collectoren op een dakvlak, mits lichtstraten en zonne(warmte)collectoren niet verder dan 0,6 meter en dakramen niet verder dan 0,2 meter buiten dat dakvlak steken;
- 4. funderingen, stoepen, stoeptreden, hellingbanen, erkers, toegangsportalen, veranda's, balkons, luifels, overstekende daken, verlengde gevels en permanente zonweringen, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 meter bedraagt ;
- 5. topgevels;
- b. Bij de toepassing van deze regels worden dakkapellen, dakopbouwen en dakterrassen niet aangemerkt als ondergeschikte bouwdelen; op deze bouwdelen zijn de bouwregels van de betreffende bestemming van toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologie 5
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waarde - Archeologie 6
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Afwijkings Regels
9.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in dit plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, worden overschreden, indien een meetverschil als gevolg van de inpassing van bouwwerken in het terrein daartoe aanleiding geeft.
9.2 De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1, onder a. wordt alleen verleend indien:
- a. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- b. de afwijking geen onevenredige afbreuk doet aan het straat en bebouwingsbeeld;
- c. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- d. de betreffende woonsituatie niet onevenredig wordt aangetast;
- e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden beperkt;
- f. geen bestemmingsgrenzen worden overschreden.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voorzover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt verkleind of vergroot.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Voor de aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verbonden strafbepaling geldt de volgende regel:
In deze bepaling wordt overtreding van de gebruiksregels en het niet hebben van deze omgevingsvergunning (indien nodig) aangeduid als een strafbaar feit en daarmee als een economisch delict als bedoeld in artikel 1a, onder 2o van de Wet op de economische delicten.
11.2 Voor de werking van de wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, geldt de volgende regel:
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit plan.
11.3 Parkeren:
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.2 Overgangsrecht gebruik
12.3 Hardheidsclausule
Artikel 13 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als “Regels van het bestemmingsplan Duin en Vaart 12”.
Aldus vastgesteld door de gemeenteraad op ...
De voorzitter, De griffier,
Bijlage 1 Voorlopig Ontwerp
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 3 Quickscan Flora en fauna
Bijlage 4 Stikstofberekening
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek
Bijlage 7 M.e.r. Aanmeldnotitie
Bijlage 7 M.e.r. aanmeldnotitie
Bijlage 8 Aanvullend Ecologisch Onderzoek Gierzwaluwen En Huismussen
Bijlage 8 Aanvullend ecologisch onderzoek gierzwaluwen en huismussen
Bijlage 9 Aanvullend Ecologisch Onderzoek Vleermuizen
Bijlage 9 Aanvullend ecologisch onderzoek vleermuizen
Bijlage 10 Participatieverslag
Bijlage 10 Participatieverslag