Media Park
Bestemmingsplan - Hilversum
Onherroepelijk op 15-12-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het ´Bestemmingsplan Media Park´ van de gemeente Hilversum;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0402.05bp00mediapark-oh01 met de bijbehorende regels (en bijlagen);
1.3 verbeelding
de gewaarmerkte kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;
1.4 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning (het (hoofd)gebouw) en daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het (hoofd)gebouw;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van ofwel een bestemmingsvlak ofwel een bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.10 beperkt kwetsbaar object
beperkt kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een (hoofd)gebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend (hoofd)gebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 business support centre
een gebouw of verzameling van gebouwen waarin verschillende faciliteiten ten behoeve van het bedrijventerrein (het Media Park) zijn ondergebracht, zoals een kinderdagverblijf, fitness, arbo-instelling, catering en vergadergelegenheid;
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop/verhuur, het verkopen en verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen/huren voor gebruik, kopen voor verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijf;
1.22 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.23 erf:
een aaneengesloten stuk grond behorend bij één of meer (hoofd)gebouwen, dat mede dient als particuliere buitrenruimte, dan wel dient als bebouwd en/of onbebouwd gebied ten behoeve van de (hoofd)gebouwen;
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is ondergebracht;
1.26 horeca(onderneming):
een onderneming, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.27 hotel
een horecaonderneming, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse;
1.28 huishouden:
een persoon die alleen woont en alleen in het dagelijks onderhoud voorziet hetzij meerdere personen die samen in een woonruimte wonen en samen in hun dagelijks onderhoud voorzien;
1.29 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.30 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling;
1.31 kwetsbaar object
object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.32 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.33 maaiveld:
de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;
1.34 maatschappelijke activiteiten
het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder begrepen: gezondheidszorg en/of, zorg- en welzijn en/of, jeugd/kinderopvang en/of, onderwijs en/of, religie en/of, bibliotheken en/of, openbare dienstverlening en/of verenigingsleven;
1.35 multimediabedrijf
een bedrijf dat producten maakt of bedrijfsmatig diensten verleent op het gebied van beeld, geluid en tekst met gebruikmaking van radio, televisie, computer, mobiel, print en evenementen én genoemd is in de Lijst van bedrijven/bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 van deze regels); een bedrijf dat producten maakt of bedrijfsmatig diensten verleend op het gebied van data met gebruikmaking van radio, televisie, computer, mobiel, print en evenementen én is genoemd in de Lijst van Bedrijven/bedrijfsactiviteiten is eveneens een multimediabedrijf indien minimaal 50% van de omzet verkregen wordt uit het maken van producten of het verlenen van diensten ten behoeve van de hiervoor beschreven multimediabedrijven (die producten maken of bedrijfsmatig diensten verlenen op het gebied van beeld, geluid en tekst) of indien minimaal 50% van hun afnemers behoren tot de hiervoor beschreven multimediabedrijven;
1.36 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.37 ondergeschikte detailhandel
detailhandel vanuit vestigingen/voorzieningen die als hoofdactiviteit geen detailhandel hebben en waarvan de detailhandelsfunctie aantoonbaar ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie, waarbij niet meer dan 20% van de totale omzet en/of niet meer dan 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum-verkoopvloeroppervlak van 100 m²;
1.38 ondergeschikte horeca
horeca vanuit vestigingen/voorzieningen (niet zijnde horeca), waarbij deze functie aantoonbaar ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;
1.39 schotelantenne of satelietschotel
een cirkelvormige of ovale reflector in de vorm van een parabolische schotel en een ontvangst-kop, LNB (low noise block) genaamd, die de eigenlijke antenne bevat, die -behalve voor het ontvangen van signalen- ook wordt gebruikt voor het zenden van signalen naar satellieten;
1.40 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.41 te bebouwen erf
de bij het hoofdgebouw behorende gronden gelegen op het bestemmingsvlak, niet zijnde bouwvlak, en dat is gelegen op een bouwperceel;
1.42 traverse
een ongelijkvloerse voetgangersoversteek die over een andere verkeersader (weg, spoor, water etc.) heen kruist;
1.43 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.44 voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
1.45 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
1.46 woning twee-aaneen:
een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;
1.47 woning vrijstaand:
een woning met een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bedrijfsvloeroppervlakte (bruto vloeroppervlak)
binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten, worden opgeteld;
2.2 de verkoopvloeroppervlakte (detailhandel)
binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte van ruimten die rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelactiviteiten en die voor het publiek toegankelijk zijn worden opgeteld; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 peil:
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg, langzaamverkeersroute of voetpad grenst: de hoogte van die weg, langzaamverkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang. In alle andere gevallen en bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aangrenzende maaiveld;
2.9 verticale diepte van een gebouw
vanaf het peil tot aan het laagste punt van het gebouw;
2.10 horizontale diepte van een gebouw
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de direct naar de weg gekeerde gevel;
2.11 toepassing van maten
De in deze regels opgenomen bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, koekoeken, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt, en dergelijke naar aard en omvang ondergeschikte bouwonderdelen.
Een koekoek mag niet meer dan 1,00 meter uit de gevel gebouwd worden. Gesitueerd aan de voorgevel mag de koekoek niet meer dan een lengte van 60% van de voorgevel hebben.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf-multimedia
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ' Bedrijf-multimedia' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. multimediabedrijven;
en tevens voor:
- b. een opleidingsinstituut ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
- c. zelfstandige (niet multimediagerelateerde) kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor',
met de daarbij bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de in artikel 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
3.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen:
- a. van het bepaalde in artikel 3.1 onder a. voor de vestiging van (multimedia)bedrijven die niet op de Lijst van bedrijven/bedrijfsactiviteiten staan, mits deze bedrijven kunnen aantonen dat minimaal 50 % van hun omzet is gericht op het maken van producten of het bedrijfsmatig verlenen van diensten op het gebied van beeld, geluid en data met gebruikmaking van radio, televisie, computer, mobiel, print en evenementen of dat minimaal 50 % van hun afnemers tot de bedrijven behoren als genoemd in de Lijst met bedrijven/bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 van deze regels);
- b. van het bepaalde in 3.2.1 onder d. voor het vergroten van het aantal vierkante meters te bouwen bruto vloeroppervlak tot maximaal 10% (van het in dat artikel toegestane aantal), mits het maximaal toegestane totale aantal vierkante meters bruto vloeroppervlak (op alle gronden met de bestemming Bedrijf-multimedia) niet wordt overschreden.
Artikel 4 Bos
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. water(partijen) met onder andere een waterhuishoudkundige functie;
en tevens voor:
- c. een traverse, ter plaatse van de aanduiding 'infrastructuur',
met de daarbij behorende voorzieningen met inbegrip van ontsluitingswegen ten behoeve van naastgelegen bestemmingen.
4.2 Bouwregels
Op de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
4.3 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden op de in artikel 4.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders:
- 1. het rooien van bomen en opgaand houtgewas;
- 2. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
- 3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, waaronder ontsluitingswegen ten behoeve van de in het bos toegestane gebouwen, met een oppervlakte van meer dan 25 m²;
- 4. het aanleggen van verharde en halfverharde paden en wegen;
- 5. het aanbrengen van drainagevoorzieningen;
- 6. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 7. het aanleggen, dempen, verleggen of vergraven van waterpartijen en waterlopen.
- b. Het bepaalde in artikel 4.3 onder a. is slechts toelaatbaar, indien:
- 1. deze werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met een onherroepelijke bouwvergunning op naastgelegen gronden en de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de ontsluiting en het goed kunnen functioneren van de bebouwing waarvoor de onherroepelijke bouwvergunning is verleend;
- 2. deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor verwerkelijking van de voor het gebied voorgestane natuurontwikkeling;
- 3. de beplanting door ziekte of anderszins ernstig is aangetast, en mits (dit geldt voor al deze werkzaamheden en beplanting):
- 4. de natuurwaarden alsmede het groene karakter van bebouwing in het groen niet in onevenredige mate worden aangetast;
- 5. een rapport van een (op dit gebied gecertificeerde) deskundige is overlegd waarin is vastgesteld dat de natuurwaarden van de gronden naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate kunnen worden behouden.
- c. Het bepaalde in artikel 4.3 onder a. is niet van toepassing:
- 1. op normale onderhoudswerkzaamheden;
- 2. op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de waterhoudkundige functie van de gronden.
- d. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld in artikel 4.3 onder a. als voldaan is aan het bepaalde onder b..
- e. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voorwaarden te verbinden aan de vergunning indien uit het in artikel 4.3onder b. bedoelde rapport blijkt dat de natuurwaarden van de gronden door het verlenen van de vergunning niet kunnen worden gewaarborgd c.q. zullen worden verstoord, zoals:
- 1. de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor natuurwaarden kunnen worden behouden dan wel hersteld;
- 2. de verplichting tot het compenseren van eventueel verlies aan natuurwaarden.
- f. Een vergunning als bedoeld in 4.3 onder a. is niet vereist voor bomen en ander opgaand houtgewas waarvan de stamdoorsnede 20 cm of meer bedraagt.
Artikel 5 Gemengd-1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. multimediabedrijven;
- b. een business support centre met een bedrijfsvloeroppervlak van niet meer dan 3.200 m²;
- c. detailhandel met een verkoopvloeroppervlak van niet meer dan 300 m² per vestiging en niet meer dan 1.500 m² in totaal (binnen het bestemmingvlak);
- d. een hotel met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 4.000 m²; alsmede horeca, behorende tot ten hoogste categorie B van de in de bijlage opgenomen 'Staat van horeca-activiteiten', met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 700 m² per vestiging en niet meer dan 2.500 m² in totaal (binnen het bestemmingvlak);
- e. multimediagerelateerde opleidingsinstituten;
- f. congresruimten;
en tevens voor:
- g. een theater- en evenementenproductiues, ter plaatse van de aanduiding 'theater';
- h. een traverse, ter plaatse van de aanduiding 'infrastructuur',
met de daarbij behorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
5.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen:
- a. van het bepaalde in artikel 5.1 onder a. voor de vestiging van (multimedia)bedrijven die niet op de Lijst van bedrijven/bedrijfsactiviteiten staan, mits deze bedrijven kunnen aantonen dat minimaal 50 % van hun omzet is gericht op het maken van producten of het bedrijfsmatig verlenen van diensten op het gebied van beeld, geluid en data met gebruikmaking van radio, televisie, computer, mobiel, print en evenementen of dat minimaal 50 % van hun afnemers tot de bedrijven behoren als genoemd in de Lijst met bedrijven/bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 van deze regels);
- b. van het bepaalde in 5.2.1 onder f. voor het vergroten van het aantal vierkante meters te bouwen bruto vloeroppervlak tot maximaal 10% (van het in dat artikel toegestane aantal), mits het maximaal toegestane totale aantal vierkante meters bruto vloeroppervlak (op alle gronden met de bestemming Gemengd-1) niet wordt overschreden.
Artikel 6 Gemengd-2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. multimediabedrijven;
- b. maatschappelijke activiteiten;
- c. dienstverlening;
- d. kantoren;
- e. wonen,
met de daarbij bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de in artikel 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
6.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.1 onder a, sub 1 voor de vestiging van multimediabedrijven die niet op de Lijst van bedrijven/bedrijfsactiviteiten staan, mits deze bedrijven kunnen aantonen dat minimaal 50 % van hun omzet is gericht op het maken van producten of het bedrijfsmatig verlenen van diensten op het gebied van beeld, geluid en data met gebruikmaking van radio, televisie, computer, mobiel, print en evenementen of dat minimaal 50 % van hun afnemers tot de bedrijven behoren als genoemd in de Lijst met bedrijven/bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 van deze regels).
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen;
- b. waterpartijen, met onder andere een waterhuishoudkundige functie;
en tevens voor:
- c. een (ondergrondse) parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- d. een onverhard pad, ter plaatste van de aanduiding 'pad',
met de daarbij behorende voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de in artikel 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
7.3 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders:
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
- 2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, waaronder ontsluitingswegen ten behoeve van toegestane gebouwen, met een oppervlakte van meer dan 50 m²;
- 3. het aanleggen van verharde en halfverharde paden en wegen;
- 4. het aanbrengen van drainagevoorzieningen;
- 5. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie, en of communicatie-leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 6. het aanleggen of dempen, verleggen of vergraven van waterpartijen en waterlopen;
- 7. het bergen van regenwater uit omliggend bebouwd gebied;
- 8. het scheuren van grasland;
- 9. het bebossen van gronden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond konden worden aangemerkt;
- b. Het bepaalde in artikel 7.3 onder a. is niet van toepassing:
- 1. op normale onderhoudswerkzaamheden;
- 2. op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de waterhoudkundige functie van de gronden dan wel werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de realisering van bouwwerken die op grond van dit artikel 7 zijn toegestaan.
- c. Een vergunning als bedoeld artikel 7.3 onder a. in kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of cultuurhistorische dan wel archeologische waarden van de gronden.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor horeca behorend tot ten hoogste categorie B van de in de bijlage bij deze regels opgenomen 'Staat van horeca-activiteiten' met de daarbij behorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op de in artikel 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
8.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 8.2.2 onder e. voor een afstand van minder dan 2,00 meter tot de perceelsgrens, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 9 Kantoor
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren (met ruimten voor huiswerkbegeleiding voor studenten/scholieren) en tevens voor:
- a. kinderopvang, ter plaatse van de aanduiding 'jeugdopvang';
- b. naschoolse opvang (buitenschoolse opvang), ter plaatste van de aanduiding 'naschoolse opvang',
met de daarbij behorende voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de in artikel 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
9.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen verlenen:
- a. van het bepaalde in 9.2.1 onder c. en d.. voor een hogere goothoogte teneinde doorbrekingen van de goot te realiseren ten behoeve van samengestelde kappen en een hogere bouwhoogte tot 13 meter;
- b. van het bepaalde in 9.2.2 onder k. voor een afstand van minder dan 2,00 meter tot een perceelsgrens.
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke activiteiten met de daarbij behorende voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de in artikel 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
Artikel 11 Natuur
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. duurzame instandhouding van natuurgebieden;
- b. behoud, versterking en ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde landschappelijke- en natuurwaarden, in samenhang met de waterhuishouding;
- c. water(partijen), met onder andere een waterhuishoudkundige en bluswaterfunctie,
met de daarbij behorende voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op de in artikel 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
11.3 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
- 2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen
- 3. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid;
- 4. het aanbrengen van drainagevoorzieningen;
- 5. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie, en of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 6. het aanleggen of dempen, verleggen of vergraven van waterpartijen en waterlopen;
- 7. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
- 8. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaand houtgewas en beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
- b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
- 1. welke het normale onderhoud of beheer betreffen;
- 2. die noodzakelijk zijn in verband met de waterhuishoudkundige functie van de gronden;
- 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- 4. noodzakelijk zijn in verband met een onherroepelijke bouwvergunning;
- c. De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur en/of landschappelijke waarden van de gronden.
- d. Een vergunning als bedoeld in 11.3 onder a. sub 8 is niet vereist voor bomen en ander opgaand houtgewas waarvan de stamdoorsnede 20 cm of meer bedraagt.
Artikel 12 Recreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatie;
en tevens voor:
- b. een kinderboerderij (waaronder begrepen ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca), ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij',
met de daarbij behorende voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op de in artikel 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
12.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 12.2.1onder e. voor een afstand van minder dan 2,00 meter tot de perceelsgrens mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sporten, met inbegrip van daaraan ondergeschikte detailhandel en horeca, met de daarbij behorende voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op de in artikel 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
13.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 13.2.1 onder d. voor een afstand van minder dan 2,00 meter tot de perceelsgrens mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 14 Tuin
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen met de daarbij behorende voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op de in artikel 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
14.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de voor 'Tuin' aangewezen gronden te gebruiken of te laten gebruiken als parkeerplaats voor meer dan 2 motorvoortuigen per perceel.
Artikel 15 Verkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (weg)verkeer;
en tevens voor:
- b. een traverse, ter plaatse van de aanduiding 'infrastructuur';
- c. een onverharde weg, dan wel een overhard pad, ter plaatste van de aanduiding 'pad',
met de daarbij behorende voorzieningen.
15.2 Bouwregels
Op de in artikel 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
Artikel 16 Verkeer-railverkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer-railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (rail)verkeer;
en tevens voor:
- b. een traverse, ter plaatse van de aanduiding 'infrastructuur',
met de daarbij behorende voorzieningen.
16.2 Bouwregels
Op de in artikel 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
Artikel 17 Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water, al dan niet met waterhuishoudkundige en bluswaterfunctie;
- b. waterberging;
en tevens voor:
- a. een (ondergrondse) parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage',
met de daarbij behorende voorzieningen.
17.2 Bouwregels
Op de in artikel 17.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd.
17.3 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) maatregelen uit te voeren die de oppervlakte, de kwaliteit, het peil en de diepte verkleinen, verlagen of verminderen.
- b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
- 1. welke het normale onderhoud of beheer betreffen;
- 2. die noodzakelijk zijn in verband met de waterhuishoudkundige functie van de gronden;
- 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan
- 4. noodzakelijk zijn in verband met een onherroepelijke bouwvergunning;
- c. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op het verwijderen van harde oeverbeschoeiing en de omvorming naar een natuurvriendelijker oever.
- d. De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of ecologische waarden van de gronden.
Artikel 18 Wonen-3
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Wonen-3´ aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen in twee-aaneen woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit met de daarbij behorende voorzieningen.
18.2 Bouwregels
Op de in artikel 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
18.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 18.2.2 onder k. voor een afstand van minder dan 2,00 meter tot de perceelsgrens mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 19 Wonen-4
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Wonen-4´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in vrijstaande woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
en tevens voor:
- b. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor',
met de daarbij behorende voorzieningen.
19.2 Bouwregels
Op de in artikel 19.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten niet zijn toegestaan in of op de gronden met de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' en voorts dat:
19.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen:
- a. van het bepaalde in 19.2.1 onder d. en e. voor een hogere bouwhoogte tot 13 meter en voor een hogere goothoogte teneinde doorbrekingen van de goot te realiseren ten behoeve van samengestelde kappen;
- b. van het bepaalde in 19.2.2 onder l. voor een afstand van minder dan 2,00 meter tot de perceelsgrens mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 20 Waarde-archeologie-hoog
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Archeologie-Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en het behoud van de aanwezige archeologische waarden of de naar verwachting aan te treffen archeologische waarde welke niet beschermd zijn ingevolge de Monumentenwet 1988.
20.2 Bouwregels
Op de in artikel 20.1 bedoelde gronden zijn geen bouwwerken toegestaan met uitzondering van bouwwerken die daar ten behoeve van de andere aangewezen bestemmingen mogen worden gebouwd en/of uitgevoerd en die bouwwerken in de betreffende grond niet dieper dan 40 cm reiken en de omvang van het bouwwerk niet meer is dan 100 m².
20.3 Ontheffing van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 20.2voor de bouw en/of uitvoering van overige bouwwerken die op de in artikel 20.1 bedoelde gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming indien en voor zover het belang van de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
- b. Bij de onder a. bedoelde belangenafweging wordt advies gevraagd aan een deskundige inzake archeologie.
- c. Voor zover de bouw en/of uitvoering van de overige bouwwerken die op de gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming kunnen leiden tot onevenredige schade aan archeologische waarden (hetgeen is gebleken uit het onder b. bedoelde advies) zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 20.2 voor de bouw en/of uitvoering van die bouwwerken mits aan de ontheffing de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige inzake archeologie.
20.4 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden op de in artikel 20.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders:
- 1. het uitvoeren van grondbewerkingen die dieper reiken dan 40 cm binnen en een omvang van meer dan 100 m² hebben, aanleg of rooien van bos of diepwortelende beplantingen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakte verhardingen, aanlegen van drainage of het verwijderen van funderingen;
- 2. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- 3. het aanleggen van leidingen dieper dan 40 cm onder maaiveld.
- b. Het bepaalde in artikel 20.4 onder a. is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat artikel genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
- c. Het bepaalde in artikel 20.4 onder a. is niet van toepassing:
- 1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
- 2. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
- 3. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
- d. Voor zover de in artikel 20.4 onder a. genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- e. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een aanlegvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
- f. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld in artikel 20.4 onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, waarbij de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie-Hoog' wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht.
- b. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde in 20.5 onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
Artikel 21 Waarde-archeologie-middel
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Archeologie-Middel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en het behoud van de aanwezige archeologische waarden of de naar verwachting aan te treffen archeologische waarde welke niet beschermd zijn ingevolge de Monumentenwet 1988.
21.2 Bouwregels
Op de in artikel 21.1 bedoelde gronden zijn geen bouwwerken toegestaan met uitzondering van bouwwerken die daar ten behoeve van de andere aangewezen bestemmingen mogen worden gebouwd en/of uitgevoerd en die bouwwerken in de betreffende grond niet dieper dan 40 cm reiken en de omvang van het bouwwerk niet meer is dan 500 m².
21.3 Ontheffing van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 21.2voor de bouw en/of uitvoering van overige bouwwerken die op de in artikel 21.1 bedoelde gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming indien en voor zover het belang van de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
- b. Bij de onder a. bedoelde belangenafweging wordt advies gevraagd aan een deskundige inzake archeologie.
- c. Voor zover de bouw en/of uitvoering van de overige bouwwerken die op de gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming kunnen leiden tot onevenredige schade aan archeologische waarden (hetgeen is gebleken uit het onder b. bedoelde advies) zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 21.2 voor de bouw en/of uitvoering van die bouwwerken mits aan de ontheffing de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige inzake archeologie.
21.4 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden op de in artikel 21.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders:
- 1. het uitvoeren van grondbewerkingen die dieper reiken dan 40 cm binnen en een planomvang van meer dan 500 m² hebben, aanleg of rooien van bos of diepwortelende beplantingen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakte verhardingen, aanlegen van drainage of het verwijderen van funderingen;
- 2. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- 3. het aanleggen van leidingen dieper dan 40 cm onder maaiveld.
- b. Het bepaalde in artikel 21.4 onder a. is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat artikel genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
- c. Het bepaalde in artikel 21.4 onder a. is niet van toepassing:
- 1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
- 2. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
- 3. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
- d. Voor zover de in artikel 20.4 onder a. genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- e. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een aanlegvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
- f. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld in artikel 21.4 onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, waarbij de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie - Middel' wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht.
- b. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde in 21.5 onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
Artikel 22 Waarde-cultuurhistorie
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en het herstel van de cultuurhistorische, ruimtelijke en landschappelijke waarden en voor het behoud en herstel van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen.
22.2 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen geldt dat:
22.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen:
- a. van het bepaalde in 22.2.1 onder a. teneinde een flauwere dakhelling dan 45 graden te realiseren;
- b. van het bepaalde in 22.2.1 onder c., d. en e. voor een bredere of kleinere afstand dan 1,00 meter tot de nok of hogere dakkapel of dakraam.
22.4 Sloopvergunning
- a. Het is verboden op de in artikel 22.1 bedoelde gronden bouwwerken te slopen zonder of in afwijking van een schriftelijke sloopvergunning van burgemeester en wethouders.
- b. Burgemeester en wethouders verlenen de sloopvergunning, zoals bedoeld in artikel 22.4 sub a. uitsluitend, indien het slopen:
- 1. noodzakelijk is in verband met een onherroepelijke bouwvergunning;
- 2. delen betreft van een hoofdgebouw die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door het slopen geen aantasting plaatsvindt van de karakteristieke hoofdvorm van het hoofdgebouw;
- 3. de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht niet in onevenredige mate aantast.
- c. Bij het voornemen tot het verlenen van de sloopvergunning als bedoeld in artikel 22.4 sub a. vragen burgemeester en wethouders de monumentencommissie van de gemeente Hilversum om advies.
22.5 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden de in artikel 22.1 bedoelde gronden bomen of andere opgaande houtgewassen te rooien zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders.
- b. Burgemeester en wethouders verlenen de aanlegvergunning, zoals bedoeld in artikel 22.5 sub a. uitsluitend, indien:
- 1. deze werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met een onherroepelijke bouwvergunning;
- 2. de beplanting door ziekte of anderszins ernstig is aangetast;
- 3. de landschappelijke en cultuurhistorische waarden alsmede het groene karakter van bebouwing in het groen niet in onevenredige mate worden aangetast.
- c. Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 22.5 sub a. is niet vereist voor bomen en ander opgaand houtgewas, waarvan de stamdoorsnede 20 cm of meer bedraagt.
- d. Bij het voornemen tot het verlenen van de aanlegvergunning als bedoeld in artikel 22.5 sub a. vragen burgemeester en wethouders de monumentencommissie van de gemeente Hilversum om advies.
Artikel 23 Waarde-natuur En Landschap
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en compensatie door middel van versterking van de natuurlijke- en landschappelijke waarden.
23.2 Bouwregels
Op de in artikel 23.1 genoemde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
23.3 Ontheffing van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 23.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken indien de ter plaatse aanwezige natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.
- b. Burgemeester en wethouders verlenen de ontheffing, zoals bedoeld in artikel 23.3 onder a., uitsluitend indien het bouwwerk:
- 1. noodzakelijk is in verband met de verwezenlijking van de ter plaatse aanwezige bestemming, en;
- 2. niet eerder dan nadat door de aanvrager een rapport is overlegt waarin de natuurwaarden van de gronden waarop gebouwd wordt naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
23.4 Sloopvergunning
- a. Het is verboden op de in artikel 23.1 bedoelde gronden (bestaande) gebouwen te slopen zonder of in afwijking van een schriftelijke sloopvergunning van burgemeester en wethouders.
- b. Burgemeester en wethouders verlenen de sloopvergunning, zoals bedoeld in artikel 23.4 onder a. uitsluitend, indien het slopen:
- 1. noodzakelijk is in verband met een onherroepelijke bouwvergunning waarvoor de gebouwen moeten worden gesloopt;
- 2. een rapport is overlegt waarin de natuurwaarden van de gebouwen die blijkens aanvraag worden gesloopt, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 3. Indien uit het in lid b onder 2, bedoelde rapport blijkt dat natuurwaarden van gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de sloopvergunning:
- de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor natuurwaarden kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het compenseren van eventueel verlies aan natuurwaarden.
- c. Bij het voornemen tot het verlenen van sloopvergunning als bedoeld in artikel 23.4 sub a. vragen burgemeester en wethouders de monumentencommissie van de gemeente Hilversum om advies.
23.5 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden de in artikel 23.1 bedoelde gronden bomen of andere opgaande houtgewassen te rooien zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders.
- b. Burgemeester en wethouders verlenen de aanlegvergunning, zoals bedoeld in artikel 23.5 onder a. uitsluitend, indien:
- 1. deze werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met een onherroepelijke bouwvergunning;
- 2. de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor verwerkelijking van de voor het gebied voorgestane natuurontwikkeling;
- 3. de beplanting door ziekte of anderszins ernstig is aangetast;
- 4. de natuurwaarden alsmede het groene karakter van bebouwing in het groen niet in onevenredige mate worden aangetast;
- 5. een rapport is overlegt waarin de natuurwaarden van de gebouwen die blijkens aanvraag worden gesloopt, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 6. Indien uit het in lid b onder 4, bedoelde rapport blijkt dat natuurwaarden van gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de aanlegvergunning:
- de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor natuurwaarden kunnen worden behouden, dan wel hersteld;
- de verplichting tot het compenseren van eventueel verlies aan natuurwaarden.
- c. Een aanlegvergunning als bedoeld in 23.5 sub a. is niet vereist voor bomen en ander opgaand houtgewas, waarvan de stamdoorsnede 20 cm of meer bedraagt;
- d. Bij het voornemen tot het verlenen van de aanlegvergunning als bedoeld in artikel 23.5 sub a. vragen burgemeester en wethouders de monumentencommissie van de gemeente Hilversum om advies.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene Bouwregels
25.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De bepalingen van de Bouwverordening van de gemeente Hilversum (2009) ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven, overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet, buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer;
- b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. ruimte tussen bouwwerken;
- d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen, tenzij ten aanzien hiervan in deze regels regels zijn opgenomen;
Voor de onder a. tot en met d. genoemde onderwerpen gelden de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening.
25.2 Vervangende maat
De maten (goothoogte, bouwhoogte, vierkante meter, kubieke meter) van bestaande gebouwen (waaronder begrepen herbouw of verbouw van deze gebouwen dan wel uitbreiding van het bestaande gebouw binnen het betreffende bouwvlak) zoals deze bestonden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerp, voor zover deze ruimer zijn dan in deze regels is bepaald, geldt de bestaande maat als vervangende maat. Deze vervangende maat geldt niet als de bestaande gebouwen illegaal zijn gebouwd, dan wel niet in overeenstemming waren met het vorige bestemmingsplan. Deze regel geldt ook voor bestaande afstanden die op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerp meer of minder waren voorgeschreven.
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
26.1 Strijdig gebruik
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
27.1 Veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stroffen
27.2 Wro-zone-ontheffingsgebied 1 en 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatste van de aanduidingen Wro-zone-ontheffingsgebied 1 en 2 ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.1 onder a, sub 1, voor de vestiging van andere bedrijven, met dien verstande dat het gezamenlijk bruto vloeroppervlak (van die bedrijven en binnen de ontheffingsgebieden 1 en 2 samen) niet meer dan 11.000 m² bedraagt en deze bedrijven kunnen aantonen dat minimaal 25 % van hun omzet is gericht op het maken van producten of bedrijfsmatig verlenen van diensten op het gebied van beeld, geluid en data met gebruikmaking van radio, televisie, computer, mobiel, print en evenementen of dat minimaal 25 % van hun afnemers tot de bedrijven behoren als genoemd in de Bijlage 1 Lijst van bedrijven/bedrijfsactiviteiten Lijst van bedrijven/bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 van deze regels);
27.3 Wro-zone-wijzigingsgebied
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied-1' de bestemming 'Groen', genoemd in artikel 7 en 'Water', genoemd in artikel 17, te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf-multimedia', zoals bedoeld in artikel 3 van deze regels ten behoeve van de bouw van niet meer dan 3 gebouwen, met inachtneming van de voorwaarden dat:
- a. het wateroppervlak van de aanwezige vijver gelijk blijft;
- b. het gezamenlijke brutovloeroppervlak niet meer dan 2.800 m² bedraagt;
- c. het brutovloeroppervlak per gebouw niet meer dan 1.000 m² bedraagt;
- d. de bouwhoogte niet meer dan 11,00 meter bedraagt;
- e. de afstand tussen gebouwen ten minste 35,00 meter bedraagt.
Artikel 28 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, met dien verstande dat hoogtematen met niet meer dan 2,00 meter mogen worden overschreden en de overschrijding niet tot gevolg heeft dat hoger dan 30,00 meter wordt gebouwd;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, tot maximaal 2,00 meter, voor zover zulks van belang is voor een technisch of stedenbouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de totale hoeveelheid (volgens de betreffende regel) toegestane m² bruto vloeroppervlak gelijk blijft;
- c. de bouw van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen en abri's;
- d. de bouw van bouwwerken die noodzakelijk zijn voor waterstaatkundige of verkeerstechnische doeleinden, zoals duikers en verkeerssluizen, mits de inhoud niet meer is dan 60 m³, de goothoogte niet meer dan 3,00 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 4,50 meter bedraagt;
- e. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van straatmeubilair, kunstobjecten, informatievoorzieningen en/of reclame, mits de bouwhoogte niet meer dan 5,00 meter bedraagt.
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor:
- a. wat betreft de vorm van een bouwvlak, met dien verstande dat de totale hoeveelheid m² bruto vloeroppervlak die ingevolge de betreffende bestemmingsregels is toegestaan, gelijk blijft en de wijziging bijdraagt aan het gewenste stedenbouwkundige beeld van het Media Park;
- b. wat betreft het uitbreiden met 10% van het toegelaten aantal te bebouwen oppervlakte bvo (m²) met dien verstande dat de totale hoeveelheid m² bruto vloeroppervlak die ingevolge de betreffende bestemmingsregels zijn toegestaan gelijk blijft en de wijziging bijdraagt aan het gewenste stedenbouwkundige beeld van het Media Park;
- c. voor wat betreft de parkeernormen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
30.1 Bouwovergangsrecht
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd,
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met niet meer dan 10 %.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreden van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.
30.2 Gebruiksovergangsrecht
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder d., te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 31 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het ´Bestemmingsplan Media Park' van de gemeente Hilversum.
Hoofdstuk 1 Inleiding
In dit hoofdstuk zijn de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan opgenomen. In dit hoofdstuk staat ook de leeswijzer.
1.1 Algemeen
Aanleiding en doel
Het huidige Media Park in Hilversum vormt het hart van de AV (audio visueel) gerelateerde multimediale bedrijvigheid in Nederland. Vrijwel alle publieke omroepen en vele commerciële omroepen zijn gevestigd in Hilversum, evenals de grote omroepproductiebedrijven en daaraan gelieerde bedrijvigheid. De Hilversumse multimediasector heeft zich ontwikkeld vanuit de omroepen. Sinds 1995 is de ontwikkeling van deze multimediale bedrijvigheid in een stroomversnelling geraakt door de versmelting met ICT en Telecombedrijven. De ontwikkelingen op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie heeft ertoe geleid dat het omroepcluster in de jaren '90 verder is uitgegroeid tot een multimediacluster. De aanwezigheid van die cluster biedt een stimulans en afzetmarkt voor nieuwe ideeën en producten.
Vanaf 2000 is door onder andere de toenemende digitalisering van de samenleving een ontwikkeling te zien waarin de multimedia-industrie doorgroeit naar een 'crossmedia'-industrie. Multimedia producten en diensten worden in toenemende mate toegepast in bedrijfstakken die niet direct tot het (multi)mediacluster gerekend worden, zoals het onderwijs en de zorg. Deze ontwikkeling overstijgt de traditionele (multi)mediasector. Deze ontwikkeling biedt kansen voor bedrijven binnen het mediacluster in Hilversum om hun kennis en kunde op grote schaal te exploiteren.
De aanwezigheid van de multimedia in Hilversum is echter niet vanzelfsprekend. Dat komt onder meer door technologische ontwikkelingen in de multimedia en concurrentie van andere steden op nationaal en internationaal niveau. Om optimaal te kunnen profiteren van de kansen die er liggen voor het multimediacluster in Hilversum en het hoofd te kunnen bieden aan de 'bedreigingen', dienen de juiste randvoorwaarden te worden gecreëerd. Zo is de beschikbaarheid van hoogwaardige fysieke vestigingslocaties op het Media Park van cruciaal belang voor het behoud en de versterking van de positie van Hilversum als multimediastad.
Teneinde de verdere groei van het Media Park te ondersteunen en te clusteren binnen het huidige gebied, is actualisatie van het bestemmingsplan Omroepkwartier uit 1976 nodig.
Het gemeentebestuur wil daarnaast dat het Media Park meer een onderdeel van de stad gaat worden en voor een deel een meer openbaar karakter krijgt. Dat vraagt om nieuwe publiektoegankelijke functies op het park.
In 2006 is een Stedenbouwkundig Programma van Eisen Media Park (SPvE) opgesteld, waarin een toekomstbeeld voor het Media Park wordt geschetst.
Functie
Dit bestemmingsplan regelt de bestemmingen en het gebruik van de gronden voor het Media Park en directe omgeving. Een bestemmingsplan wordt met de daarbij behorende toelichting digitaal vastgelegd. Tegelijkertijd wordt een volledige verbeelding van het bestemmingsplan op papier vastgesteld (de plankaart). Mochten de inhoud van het digitaal vastgelegde bestemmingsplan en die van de papieren verbeelding na de vaststelling ervan aanleiding geven tot een verschillende uitleg, dan is de digitale versie beslissend.
Het bestemmingsplan bestaat (op papier) uit 3 plankaarten (verbeeldingen), regels en een toelichting. De plankaarten en planregels vormen tezamen het juridisch onderdeel van het plan. De plantoelichting heeft geen directe juridische betekenis. De regels bevatten een omschrijving van de in het plan opgenomen bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden en de bebouwingsmogelijkheden worden genoemd. In de toelichting wordt aandacht besteed aan de achtergronden en beweegredenen die hebben geleid tot de bestemmingen.
1.2 Leeswijzer
De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de begrenzing van het plangebied en op de geldende bestemmingsplannen. In het derde hoofdstuk wordt de karakteristiek van het plangebied (de bestaande situatie) beschreven. De relevante beleidskaders staan centraal in hoofdstuk 4, terwijl de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen en bijbehorende facetten worden behandeld in hoofdstuk 5. In het zesde en laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de bestemmingsregeling, de (economische) uitvoerbaarheid en op de inspraak en het overleg.
Hoofdstuk 2 Begrenzing Plangebied En Vigerende Bestemmingsplannen
2.1 Begrenzing Plangebied
Het Media Park is gelegen in het noorden van Hilversum, ingeklemd tussen het Spanderswoud (in eigendom van en in beheer bij het Goois Natuurreservaat) in het noorden, de spoorlijn Amersfoort/Utrecht - Hilversum - Amsterdam/Almere in het oosten van het plangebied. Aan de westkant ligt de villawijk Trompenberg en in het zuiden wordt de begrenzing gevormd door de Godelindelaan en Insulindelaan.
Ook de gronden buiten het Media Park, gelegen op de voormalige locatie van het zwembad Crailo, ten noorden van de Crailoseweg, worden betrokken bij de ontwikkelingen op het Media Park en behoren als zodanig tot het plangebied.
Ligging en begrenzing plangebied
2.2 Vigerende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied zijn de volgende regelingen/bestemmingsplannen van kracht (maart 2009):
Raad | Gedeputeerde Staten | Kroon/ Raad van State | |
1. Kom voorschriften | 30-04-1934 | 18-07-1934 | |
2. 1e /2e plan wijziging plan van uitbreiding | 05-04-1938 | 09-11-1938 | |
3. Plan van uitbreiding 1933 | 05-09-1933 | 25-07-1934 | 15-07-1935 |
4. Bestemmingsplan Omroepkwartier | 12-02-1976 | 24-05-1977 | 03-07-1980 |
5. Bestemmingsplan Noord | 15-08-1991 | 24-03-1992 | 12-10-1992 |
6. Bestemmingsplan Zanderij | 08-11-1979 | 06-01-1981 | 20-06-1986 |
Hoofdstuk 3 Karakteristieken Plangebied
In dit hoofdstuk komt aan de huidige situatie aan de orde. Onder andere wordt aandacht gegeven aan de wegenstructuur (verschillende typen en/of categorieën wegen), groen- en waterstructuur en bebouwingsstructuren.
3.1 Algemeen
3.1.1 Structuur
Het plangebied bestaat grofweg uit drie delen. Het gebied ten noorden van de Witte Kruislaan, het deel daaronder (het Media Park), dat wordt begrensd door de Insulindelaan en het open deel ten westen van de bebouwing langs de Hoge Naarderweg. Aan de oostkant ligt de spoorlijn Amersfoort/Utrecht - Hilversum - Amsterdam/Almere met het station Hilversum Noord. Het gebied wordt vooral voor autoverkeer ontsloten aan de noord- en aan de zuidzijde van het middendeel (het Media Park). Door en langs het plangebied lopen fietsroutes, met name van noord naar zuid en terug.
Het Media Park zelf bestaat uit twee delen, een publiekstoegankelijk deel en een afgesloten deel. Het Park biedt plaats aan multimediabedrijven en daaraan gelieerde functies. Het open deel is voornamelijk recreatief groen met een zekere natuurwaarde. Binnen het plangebied bevinden zich diverse groengebiedjes (aan de noord- en westzijde van het Media Park), ook met waterpartijen.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het noordwestelijke villagebied van Hilversum.
Op bijgaande plaatje is het Media Park schematisch weergegegeven.
3.1.2 Eisen van welstand
Voor de gebouwen op het Media Park geldt een bijzonder welstandniveau. Hieronder een detail van de Welstandsnota.
ligging
- gebouwen zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte;
massa
- gebouwen zijn overwegend vrijstaand, individueel en afwisselend;
- gebouwen hebben architectonische expressie;
- bouwmassa's zijn gevarieerd van opbouw;
detaillering
- de detaillering is zorgvuldig;
- de hoofdmassa is duidelijk geleed;
- ontwerpaandacht voor alle details;
materiaal- en kleurgebruik
- materiaal- en kleurgebruik is terughoudend;
- grote vlakken bestaan uit materialen met een structuur.
3.2 Wonen, Werken En Voorzieningen
3.2.1 Wonen
De woonbebouwing bevindt zich voornamelijk aan de Insulindelaan, de Lage Naarderweg en de Trompenberg. Daarnaast staan aan de Hoge Naarderweg, in het westen van het plangebied, twee woningen. Ook langs de Sumatralaan nabij de hoofdingang van het Media Park zijn woningen.
3.2.2 Werken
In het plangebied wordt voornamelijk gewerkt. Het spitst zich toe op het Media Park, waar diverse multimediabedrijven zijn gevestigd.
In het meest noordelijk deel van het plangebied staan gebouwen van United Broadcast Facilities en Sony BMG. In een klein deel van het noordelijk gelegen bosgebied Spanderswoud zijn het bedrijf KPN en de Wereldomroep gevestigd (aan en ten noorden van de Witte Kruislaan). Direct ten zuiden van de verkeersas Nieuwe Meentweg-Mies Bouwmanboulevard-Witte Kruislaan staan in dit groene gebied de gebouwen van de Nederlandse Omroep Stichting (NOS) (het voormalige herstellingsoord Heideheuvel). In dit deelgebied (in het noordelijke deel) bevindt zich ook de markante KPN-toren met een hoogte van 190 meter. In het centrale deel van het Media Park staan hoofdzakelijk gebouwen van TCN (projectontwikkelaar en beheerder van een groot deel van het Media Park; Media Park Enterprise B.V.) en in mindere mate van de NOS en NPO. Er zijn grotere complexen gesitueerd, bestaande uit multimediagebouwen, die zichtbaar zijn vanaf de Mies Bouwmanboulevard. In dit gebied bevinden zich met name studio's, het film-, video- en reportagecentrum en een centrum voor nieuwe media.
In het zuidelijk deel van het Media Park zijn met name multimediabedrijven te vinden. Hier staan de gebouwen van NET 3, VARA/NPS, VPRO en RVU en een aantal gebouwen van TCN, waaronder het audiocentrum. Verder is hier het gebouw van het Commissariaat voor de Media gevestigd.
Aan de Insulindelaan (zuidelijke plangrens) bevindt zich een strook met vrijstaande panden die voor wonen, maar ook als kantoor of voor multimediabedrijven gebruikt worden. Nabij de hoofdingang aan de Sumatralaan is het markante gebouw van het Instituut voor Beeld en Geluid gerealiseerd. Dit Instituut beheert en conserveert het audiovisueel erfgoed van Nederland. In het gebouw zijn verschillende functies ondergebracht, waaronder een professioneel archief, een publieksgericht informatiecentrum, een servicepunt en een museum.
3.2.3 Voorzieningen
Op het Media Park is een horeca-onderneming (café) gevestigd. Ook in het pand van het Instituut voor Beeld en Geluid is horeca aanwezig. Op de hoek Witte Kruislaan/Mies Bouwmanboulevard staat een restaurant.
In het zuidwestelijk deel is een mengeling van functies aanwezig, zoals de tennisbanen van tennisvereniging HLTC Hoogerheide en een kinderboerderij.
In de zuidoostelijke punt staat een schoolgebouw (van de architect Dudok).
Het westelijk deel van het plangebied bestaat uit groen (het Heksenweitje), dat ook een recreatieve functie heeft.
3.3 Verkeer
3.3.1 Autoverkeer
Ontsluiting
Het gemotoriseerd verkeer bereikt het Media Park via de volgende vier hoofdroutes:
- A1 - Larenseweg - buitenring Noord (Johannes Geradtsweg);
- A27 - buitenring Oost (Kamerlingh Onnesweg/Oostereng/Oostereind) - buitenring Noord (Johannes Geradtsweg);
- N201 - buitenring West (Geert van Mesdagweg - Gijsbrecht van Amstelstraat - Krugerbocht - Insulindelaan);
- A1 / Naarden / Bussum - Centuurbaan - Naarderweg - Mies Bouwmanboulevard.
Voor het Media Park-noord is in 2007 de ontsluiting gewijzigd. Als noordelijke ontsluiting, die eerst verliep via de Witte Kruislaan, is ter hoogte van het gebouw 'Gateway' een nieuwe entree gemaakt. Deze ontsluiting is niet bedoeld voor publiek, maar voor de werknemers op het Media Park. Ook deze kruising is uitgevoerd als turborotonde (waar overigens fietsers en voetgangers voorrang hebben).
In de nieuwe situatie heeft de Witte Kruislaan geen ontsluitende functie meer voor gemotoriseerd verkeer van en naar het Media Park, uitgezonderd de buslijnen en gemotoriseerd verkeer richting KPN en de Wereldomroep. De voordelen hiervan zijn dat er een verkeersluwere situatie is ontstaan en de monumentale bomen langs de Witte Kruislaan kunnen worden gehandhaafd. Tevens heeft het monumentale gebouw (het pandje) in de oksel van de Witte Kruislaan/Lage Naarderweg hierdoor een verkeersluwere omgeving gekregen.
In 2008 is de route A1 - Larenseweg - Johannes Geradtsweg - Media Park geheel gereconstrueerd, dit om de doorstroming voor het gemotoriseerde verkeer te verbeteren. Door het verbreden van de Larenseweg zijn extra rijstroken gecreëerd, waardoor het van verkeerslichten voorziene kruispunt
Kamerlingh Onnesweg/Johannes Geradtsweg/Larenseweg (z.g. Den Uylplein) meer verkeer kan afwikkelen. Op het kruispunt Johannes Geradtsweg/Floris Vosstraat is een z.g. voorrangspleintje aangelegd. Op zo'n pleintje kan verkeer dat linksaf wil slaan (richting Media Park en terug), zich buiten de doorgaande rijbaan opstellen. Dit leidt tot een betere doorstroming. Op het kruispunt Johannes Geradtsweg/Jacob van Campenlaan is één afslaande beweging weggehaald (vanaf het Den Uylplein richting Jan van der Heijdenstraat), waardoor ook op dit kruispunt de doorstroming is verbeterd. Door op het kruispunt Johannes Geradtsweg/
Simon Stevinweg een middengeleider aan te leggen, is er geen linksaf slaand verkeer meer. Ook dit heeft geleid tot een verbetering van de doorstroming. Verder is ook op het kruispunt Johannes Geradtsweg/ Snelliuslaan een voorrangspleintje aangelegd. Tenslotte is het kruispunt Insulindelaan/Sumatralaan aangepast. Bij de hier aanwezige verkeerslichten is het aantal rijstroken uitgebreid en aanzienlijk verlengd. Tevens is op dit kruispunt de linksaf beweging (vanaf het viaduct naar de Sumatralaan-zuid) weggehaald. Aldus is de gehele route A1 - Media Park wat betreft de doorstroming, verkeersveiligheid, oversteekbaarheid en leefbaarheid belangrijk verbeterd.
Snelheid
Op het Media Park geldt een snelheidsregime van 30 km per uur. Op de omliggende wegen mag 50 km per uur worden gereden.
Parkeren
Het parkeren vindt voornamelijk plaats op het Media Park zelf, zowel op de parkeerterreinen als langs de wegen op het Park. In het noordelijk deel van het Media Park wordt ook in het bos geparkeerd.
Het Media Park is opgedeeld in een beveiligd gebied, waar de parkeerplaatsen worden verhuurd, en een openbaar deel waar bezoekers kunnen parkeren. In het beveiligde deel kunnen de bedrijven een parkeerplaats huren (maximaal één parkeerplaats per 70 m² ). Als bedrijven meer parkeerplaatsen willen gebruiken, kunnen zij parkeerrechten voor het openbare parkeerdek afnemen.
Op werkdagen zijn de meeste parkeerplaatsen op het Media Park 's middags bezet. Op dat moment worden circa 2.067 van de 2.487 (de totale capaciteit) parkeerplaatsen bezet (83%). Hiervan liggen 790 parkeerplaatsen in het beveiligde deel; 931 parkeerplaatsen worden bezet door werknemers met parkeerrechten en 346 parkeerplaatsen door bezoekers.
Op het grote parkeerdek (in het bezoekersgedeelte) zijn in principe 1.382 parkeerplaatsen voor bezoekers toegankelijk (inclusief de 975 parkeerrechten). Op deze parkeerplaatsen wordt geparkeerd door automobilisten die niet in het beveiligde deel parkeren.
Op elk moment van de dag zijn op het parkeerdek ten minste 105 parkeerplaatsen beschikbaar. Daarbij is van belang dat de studioactiviteiten en de aanwezigheid bij de kantoren elkaar redelijk in de tijd afwisselen. Dit betekent dat kantoren en studio's, waar met name in de avonduren en in het weekend activiteiten zijn, dezelfde parkeerplaatsen kunnen gebruiken.
Openbaar vervoer
Treinpassagiers bereiken het Media Park vooral via station Hilversum-Noord, dat is gelegen op de lijn Amersfoort/Utrecht - Hilversum - Amsterdam/Almere. Sinds december 2007 zijn de treindiensten verbeterd dankzij een verdubbeling van het aantal stops op het station Hilversum-Noord (tot vier keer per uur in beide richtingen).
Station Hilversum Centraal wordt ook gebruikt door een beperkt aantal reizigers naar het Media Park die vanaf het station gebruik maken van de (huur- of OV-) fiets of de bus. Vanaf 2007 stopt de intercity tussen Amsterdam en Amersfoort op station Hilversum Centraal (tweemaal per uur).
De busroute van station Hilversum Centraal naar het Media Park gaat sinds 2006 via de Naarderstraat, waarvan de rijrichting is omgedraaid. Het kruispunt Naarderstraat - Koninginneweg is voorzien van een verkeersregelinstallatie (VRI), waarbij de bus voorrang en prioriteit krijgt. Om te voorkomen dat de bus vóór het kruispunt Koninginneweg/Schoolstraat (kleine spoorbomen) in een opstopping terecht komt, is het gehele kruispunt met de kleine spoorbomen (dus ook op de Noorderweg) recent voorzien van een VRI. Ook is de linksafstrook op de Koninginneweg richting Noorderweg aanzienlijk verlengd.
In de periode 2006 - 2008 heeft tussen station Hilversum Centraal en het Media Park een pendelbus gereden. Deze pendelbus had een route over het park, waardoor passagiers in de directe omgeving van hun eindbestemming konden in- en uitstappen.
Vanaf december 2008 rijden de bussen volgens een nieuwe dienstregeling. Buslijn 107 rijdt voortaan over het Media Park in plaats van erlangs en buslijn 103 rijdt van/naar NS-station Hilversum de route van de huidige Media Pendel. Bij het station overstappen is dan niet meer nodig.
Met buslijn 107 (Hilversum - Bussum - Naarden - Huizen) kunnen reizigers de gehele dag tweemaal per uur van en naar het Media Park. De snelle spitslijn 103 (Huizen busstation - Hilversum Media Park) rijdt in de ochtendspits viermaal per uur. 's Middags rijdt lijn 103 tweemaal per uur van het Media Park naar NS Station Hilversum en gaat dan als lijn 100 door naar Huizen. Nu de buslijnen 103 en 107, zonder overstap op NS Station Hilversum, een directe verbinding met het Media Park krijgen, is de Media Pendel (lijn 116) overbodig geworden.
Sinds 10 december 2005 biedt de hoogwaardige Stamlijn 100 een snelle en zeer frequente busverbinding tussen Hilversum en Huizen (via de A27). Mede om de doorstroming van deze hoogwaardige buslijn naar Huizen te kunnen garanderen, rijdt de bus parallel aan de Soestdijkerstraatweg over het Arena Park. De Soestdijkerstraatweg heeft mede daarom verkeerslichten met prioriteit voor de bus, zowel bij het Sportpark als op de kruising met de Utrechtseweg/Emmastraat. Tenslotte zijn alle VRI`s uitgevoerd met KAR (Korte Afstand Radio), waardoor bussen op de kruispunten voorrang en de eerste prioriteit krijgen ten opzichte van het overige verkeer.
3.3.2 Langzaam verkeer
Fietser en voetganger
Fietser en voetgangers kunnen gebruik maken van de vrijliggende fiets- en voetpaden langs alle hoofdwegen in Hilversum, dus ook op en rond het Media Park. Op het Media Park bevinden zich door het groen bijzondere wandelroutes, met name in het noordelijke en westelijk deel.
In 2007 is tussen de Witte Kruislaan/Crailosebrug en de Sumatralaan langs de Mies Bouwmanboulevard aan de zijde van het spoor, als uitvloeisel van het IBP (Integraal BereikbaarheidsPlan Hilversum e.o.), een tweezijdig fietspad aangelegd. Hierdoor is aan de kant van het Media Park langs de Mies Bouwmanboulevard ruimte ontstaan voor een exclusief voetpad. Daarnaast is de gehele Mies Bouwmanboulevard voorzien van nieuw, geluidsreducerend asfalt.
Mobiliteitsmanagement
In de periode 2006 - 2009 hebben de provincie Noord-Holland, de gemeente Hilversum en TCN binnen de context van Optimum² samen aan een betere bereikbaarheid van het Media Park gewerkt. Optimum² (Optimal Planning Through Implementation of Mobility Management) was een Europees project, primair bedoeld om de bereikbaarheid van drukbezochte locaties in stedelijke gebieden te verbeteren.
De samenwerking heeft ertoe geleid dat de betrokken partijen samen opdracht hebben gegeven om de mogelijkheden voor mobiliteitsmanagement voor het Media Park te onderzoeken binnen de uitgangspunten van Optimum². Bij dit project is een vraaggerichte aanpak als uitgangspunt genomen. Vraaggericht houdt in dat bij het ontwikkelen en uitwerken van maatregelen de wensen en behoeften van de reizigers centraal staan. De aanbodzijde had in dit project daarom een minder prominente, maar nog steeds belangrijke rol. Bij de selectie van mogelijke maatregelen is nadrukkelijk gekeken naar de haalbaarheid, zowel in technisch, organisatorisch als financieel opzicht.
Eindresultaat van het project is een lijst met randvoorwaarden en maatregelen voor de implementatie van mobiliteitsmanagement op het Media Park. In het volgende overzicht is een samenvatting gegeven van de voorgestelde maatregelen, benodigde financiën en betrokken partijen. Vanuit het IBP is een bedrag van € 300.000,- beschikbaar gesteld en vanuit Optimum² een bedrag circa € 150.000,-. Na ondertekening van de intentie-overeenkomst tussen de betrokken partijen is in 2006 een begin gemaakt met de implementatie van mobiliteitsmanagement.
In de periode 2006 - 2009 is gewerkt aan o.a. de volgende maatregelen:
- de bouw van een bereikbaarheidswebsite MediaParkbereikbaar.nl met zowel voor personeel als bezoekers, naast een reisadvies (voor alle modaliteiten), ook informatie over reistijden, kosten en vervoersalternatieven;
- het opstellen en uitvoeren van een fietsplan met o.a. de situering van een OV-fiets-locatie op het Media Park;
- het aanbrengen van routebegeleiding op het Media Park;
- het invoeren van combinatiekaartjes;
- het promoten van de pendelbus.
Bij de implementatie was een belangrijke rol weggelegd voor een mobiliteitsmanager.
3.4 Groen, Blauw En Natuur
3.4.1 Groen (en landschapswaarde)
In het plangebied is veel groen aanwezig. De groene omgeving rondom de bedrijvigheid van het Media Park is een kwaliteit die bepalend is voor de identiteit van dit deel van Hilversum.
Hilversum is als brinkdorp ontstaan op de rand van de zandige stuwwal naar de lagere gelegen veengronden. Ondanks de sterke verstedelijking vertoont de stad nog altijd de voor de Gooise dorpen kenmerkende radiale structuur in het wegenpatroon. Deze radiale opbouw heeft op een aantal plaatsen geleid tot een 'groene vingerstructuur', waarbij het omliggende bos- en heidegebied tot dicht bij het centrum doordringt. Het plangebied is voor Hilversum een fraai voorbeeld van een dergelijke groene vinger in de stedelijke structuur. Enerzijds kunnen wandelaars via een aantrekkelijke groene route naar de buitengebieden lopen, anderzijds kunnen flora en fauna vanuit de buitengebieden tot in de stad doordringen.
Het plangebied is gelegen op de overgang van de bebouwde kom naar het beboste buitengebied. In tegenstelling tot de andere stadsranden van Hilversum, waar deze grens op de meeste plaatsen opvallend hard en scherp is, is hier sprake van een geleidelijke overgang. De stadsrandzone met het terrein van het Media Park en het groene villagebied Trompenberg gaat geleidelijk over in het bosgebied van het Spanderswoud.
Het plangebied vormt landschappelijk gezien een eenheid met de omgeving. Het grootschalige karakter van het Media Park wordt mede door de verdiepte ligging, de aanwezige daktuinen en het grote aantal bomen rondom de gebouwen niet als storend ervaren. Het groene karakter van het Media Park is in de afgelopen jaren meer onder druk komen te staan door toename van bebouwing en verhardingen, in combinatie met achterstallig onderhoud aan tuinen.
Het Heksenweitje (in het westen van het plangebied) heeft als grote open ruimte in een dicht stedelijk/bosgebied een hoge belevingswaarde. Deze voormalige enk (met mest opgehoogde akkers rondom dorpen op de zandgronden) is zeer kenmerkend voor het Gooi. Omdat het gaat om een van de laatst overgebleven onbebouwde enken, is hier ook sprake van een belangrijke cultuurhistorische betekenis.
Het Dievenpaadje (in het zuidwesten van het plangebied) is, naast een cultuurhistorisch waardevol element (zie paragraaf 3.6), ook een landschapselement dat in zijn huidige vorm als recreatieve route dienst doet. Hoewel een deel van dit onverharde wandelpad in het verleden is verdwenen om bebouwing op het Media Park mogelijk te maken, vormt het resterende Dievenpaadje in de huidige vorm een mooie wandelroute tussen de buitenring (Insulindeweg) en het Heksenweitje. Tussen het Heksenweitje en de Witte Kruislaan ligt een verbindend wandelpad dat aansluit op de padenstructuur in de natuurgebieden van het Goois Natuurreservaat. Deze doorgaande verbinding is van belang, omdat het de enige route is die de gehele 'groene vinger' in het plangebied laat zien. De route kent in de huidige vorm een aantal knelpunten, waardoor deze niet optimaal functioneert. De belangrijkste knelpunten zijn achterstallig onderhoud, de aanwezigheid van landschappelijk mindere mooie hekken en het ontbreken van goede doorgangen tussen het Heksenweitje en de Witte Kruislaan. Het is dan ook gewenst dat de landschappelijke kwaliteit van deze route wordt versterkt.
Binnen de bebouwde kom van Hilversum geldt op basis van de Algemene plaatselijke verordening (APV) een kapvergunningplicht. Dit betekent dat voor het kappen van een of meer bomen met een stamdiameter van minimaal 20 cm een kapvergunning nodig is. Het is mogelijk om aan die vergunning een herplantplicht te verbinden. Als er geen ruimte is voor herplant, kan een betaling van een financiële bijdrage aan het gemeentelijke herplantfonds worden opgelegd.
Buiten de bebouwde kom is de Boswet van toepassing op gebieden die worden beheerd door een bosbouwkundige onderneming. Voor de uitvoering van de Boswet is het provinciaal bestuur het bevoegd gezag.
Binnen het plangebied is de Boswet alleen relevant voor terreinen die in eigendom en beheer zijn bij het Goois Natuurreservaat.
Voor zover buiten de bebouwde kom de Boswet niet van toepassing is, geldt de kapvergunningplicht. Het komt erop neer dat voor het plangebied de kapvergunningplicht geldt voor alle terreinen, met uitzondering van de terreinen die in eigendom en beheer zijn bij het Goois Natuurreservaat.
3.4.2 Blauw
In het plangebied bevindt zich een aantal waterpartijen. Het meest in het oogspringend zijn de vijver ten westen van het middendeel van het Media Park en de waterpartij bij het Instituut voor Beeld en Geluid (direct grenzend aan de rotonde). Verder bevindt zich een vijver ten oosten van het gebouw van de Wereldomroep in het noorden van het plangebied.
De vijvers ten westen van het middendeel van het Media Park zijn aangelegd. Hoofdfunctie is waterberging voor de verwerking van regenwater van het Media Park. Dit heeft tot gevolg dat het waterpeil van deze vijvers sterk kan fluctueren.
3.4.3 Natuur
Ecologische structuur
Het plangebied ligt aan de rand van het Spanderswoud, dat een directe ecologische relatie heeft met de 's-Gravenlandse landgoederenzone en de Bussummer- en Westerheide, dit via de in 2006 gerealiseerde natuurbrug Crailoo. Op het (hoge) schaalniveau van de ecologische hoofdstructuur vormt het plangebied geen belangrijke schakel.
Op een lager schaalniveau zijn binnen het plangebied wel twee belangrijke ecologische relaties te onderscheiden. In oost-west richting ligt in het verlengde van de Nieuwe Crailoseweg (het `Gebed zonder End`) ter hoogte van de Crailose brug een ecologische relatie tussen de heide- en bosgebieden aan weerszijden van de spoorlijn. De spoorlijn vormt samen met de Mies Bouwmanboulevard voor een aantal soorten een barrière in deze relatie.
In noord-zuid richting ligt aan de westzijde van het plangebied een relatie tussen het Spanderswoud en de bebouwde kom van Hilversum in de vorm van een "groene vinger". Deze volgt in grote lijnen het Dievenpaadje.
Een deel van het plangebied is aangewezen (begrensd) als Ecologische hoofdstructuur (EHS). Binnen de EHS wordt gestreefd naar het onderling verbinden van natuurgebieden. Hier zijn stedelijke ontwikkelingen uitgesloten, tenzij er compensatie plaatsvindt via een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de initiatiefnemer en een natuurbeheerorganisatie. In dat kader dient met behulp van ecologische expertise te worden aangetoond dat het compensatieplan leidt tot minimaal een gelijkwaardige ecologische waarde.
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van een beschermd gebied op grond van de Natuurbeschermingswet. Ook liggen er binnen het plangebied geen Natura 2000 gebieden die door Europese regels worden beschermd. Nabij het plangebied bevindt zich het beschermd natuurmonument Bussummerheide-Spanderswoud.
Soortbescherming
In samenhang met de ontwikkelingen op en rond het Media Park (zie hoofdstuk 5) is onderzoek gedaan naar de bestaande flora en fauna.
Flora
Van de onderzochte gebieden heeft de waterpartij en tuin ten westen van het Media Park de hoogste biodiversiteit en ook de hoogste floristische waarde. De som van de natuurwaarden van alle in dit gebied aanwezige plantensoorten is 3 tot 10 keer hoger dan die van de overige gebieden. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat veel soorten als zaad- of plantmateriaal zijn ingebracht bij de aanleg. In de gemaaide bermen van de Randweg en Videoweg komen verschillende karakteristieke schraalgras-landsoorten voor, zoals Akkerhornbloem, Hard zenkgras, Gewone Rolklaver, Veelkleurig vergeet-mij -nietje, Klein vogelpootje, Viltganzerik en Hazenpootje. De grazige vegetatie moet worden gerekend tot de Vogelpootjes-associatie en is soortenrijk goed ontwikkeld met (korst)mossen, zoals Gevorkt Heidestaartje, Ruig Haarmos en Heideklauwtjesmos.
Behalve de waterpartij en tuin ten westen van het Media Park, hebben ook de gebieden rondom Heideheuvel, Spoorzone en de Televisietoren enige floristische waarde. Dit betreft vooral bosplanten. Het vegetatietype van het bos op Heideheuvel is Beuken-/Eikenbos. Het bos langs het spoor en bij de Televisietoren heeft het vegetatietype van Berken-/Eikenbos.
Het Heksenweitje en het Media Park zelf hebben de minste floristische waarde. De vegetatie van het Heksenweitje is te rekenen tot de Rompgemeenschap van Gewoon struisgras en Biggekruid binnen de struisgrasorde. De bovengrond is tamelijk voedselrijk, omdat dit deel van de stuwwal vroeger in gebruik was als akker. De vegetatie is soortenarm, ook omdat de grasmat vervilt is door zeer extensief en onregelmatig maaibeheer.
Fauna
In het plangebied zijn zes soorten vleermuizen aangetroffen. In de oude ijskelder in het noordelijk deel van het NOS-terrein zijn vier soorten aangetroffen, waaronder Grootoorvleermuis en Watervleermuis. Van deze soorten is bekend dat ze hier overwinteren. Deze overwinteringsplaats en de aanwezigheid van een gevarieerd halfopen landschap zijn voor vleermuizen van grote betekenis. Alle vleermuissoorten zijn strikt beschermd in tabel 3 van de Flora- en faunawet.
De Dwerg- en de Watervleermuis gebruiken de vijvers aan de westzijde van het plangebied en op het Crailoo-terrein als fourageergebied. Doordat deze soort gevoelig is voor lichtverstoring, levert vooral de Watervleermuis beperkingen op als het gaat om de bebouwingsmogelijkheden in of direct naast waterpartijen.
Wat betreft de grotere zoogdiersoorten zijn vroegere waarnemingen van de vos en een eenmalige waarneming van een boommarter het vermelden waard. De boommarter die de afgelopen jaren zes tot zeven keer in het nabijgelegen Spanderswoud werd waargenomen, is waarschijnlijk dezelfde die in juni 2006 in Kortenhoef werd doodgereden. Op dit moment is het bos onbewoond door deze soort, maar kan via de natuurbrug bij Crailo opnieuw vanuit het oosten gekoloniseerd worden. De boommarter is streng beschermd (tabel 3 van de Flora- en faunawet).
Ten tijde van het onderzoek (2006) zijn geen nesten gevonden van Eekhoorn (tabel 2 van de Flora- en faunawet). Deze zijn echter wel bekend vanuit het verleden. Ook worden eekhoorns frequent binnen het plangebied waargenomen.
Bij de inventarisatie zijn de volgende holtebroeders waargenomen: Grote Bonte Specht, Groene Specht, Bosuil, Boomklever, Boomkruiper en Kauw. Er zijn geen nestholten gevonden. Alle broedvogels zijn beschermd.
In het plangebied zijn tevens amfibiesoorten waargenomen, en wel Gewone pad en Bruine kikker. Deze diersoorten planten zich voort in de westelijk gelegen vijver (van de NOS-tuin). Beide soorten zijn beschermd (tabel 1 van de Flora- en faunawet). In het noorden van het plangebied zijn waarnemingen bekend van de Wijngaardslak, die ook is beschermd (tabel 1 van de Flora- en faunawet).
3.5 Duurzaamheid En Leefbaarheid
3.5.1 Duurzaamheid
Duurzaamheid is gericht op drie kwaliteitsaspecten: people, planet en profit/prosperity. De pijler 'people' richt zich op aspecten van sociale kwaliteit en proceskwaliteit: de leefbaarheid van de omgeving, sociale veiligheid en de betrokkenheid van bewoners, bedrijven en overheden (sociale duurzaamheid).
De pijler 'planet' is direct gerelateerd aan de milieukwaliteit en thema's als energie, ecologie en water, maar ook aan gezondheid, verkeer en afval, en daarmee aan verschillende grote milieuproblemen zoals verlies aan biodiversiteit, klimaatsverandering, bedreigingen van de gezondheid en aantasting van de leefomgeving (fysieke duurzaamheid). Uitgangspunten zijn een brongerichte benadering, het sluiten van kringlopen en behoud en versterking van de kwaliteit van de leefomgeving.
De pijler 'profit/prosperity' richt zich op de aanwezigheid van voorzieningen, voldoende werkgelegenheid en inkomensdifferentiatie. Hierbij wordt bijgedragen aan het functioneren van de leefomgeving (economische duurzaamheid). De essentie van deze zogenaamde Triple P-benadering is een evenwichtige integrale ontwikkeling van de kwaliteitsaspecten.
In de huidige situatie op voornamelijk het Media Park is duurzaamheid een steeds meer ingeburgerd begrip. Bij de laatste nieuwbouwprojecten is rekening gehouden met duurzaam bouwen.
In de gebouwen op het NOS-terrein is een groot deel van de conventionele verlichting vervangen door hoogfrequent verlichting. Ook zijn de klimaatregelinginstallaties in omvang teruggebracht en is het aantal warmtetappunten aanmerkelijk verminderd.
TCN (Media Park Enterprise B.V.) heeft in het Gateway-complex voor de verlichting in toiletruimtes aanwezigheidsdetectie aangebracht. Daarnaast is in de gebouwen hoogfrequent verlichting toegepast en zijn in een aantal gebouwen waterbesparende kranen en een warmte/koude-bron gerealiseerd.
Het Mediapark ligt voor de afvoer van afvalwater en regenwater geïsoleerd van de gemeentelijke rioolstelsels. Door de ligging op de hogere zandgronden kon in het kader van duurzaamheid van de nood een deugd worden gemaakt door het regenwater, afkomend van de verhardingen, zo schoon mogelijk in de bodem te infiltreren. De verstening van het gebied heeft daardoor geen negatieve invloed op de grondwaterkwantiteit en dus de kwel in de randgebieden van het Gooi.
3.5.2 Leefbaarheid
Geluid
De regelgeving over geluidshinder is te vinden in de Wet geluidhinder (Wgh) en de Wet milieubeheer (Wm). De Wgh voorziet in een zonering van wegen en spoorwegen en stelt eisen aan de geluidsbelasting binnen de zones rond en langs die (spoor)wegen.
In het plangebied liggen (spoor)wegen die volgens de Wgh en/of Wm een geluidszone hebben. Een (geluids)zone is een aandachtsgebied waarbinnen, als er geluidsgevoelige bestemmingen zijn of kunnen worden gerealiseerd, moet worden getoetst aan de grenswaarden van de Wgh. Geluidsgevoelige bestemmingen zijn onder meer woningen, scholen en gebouwen voor de gezondheidszorg. De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen ten gevolge van wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. De voorkeursgrenswaarde ten gevolge van spoorweglawaai bedraagt voor woningen 55 dB en voor andere geluidsgevoelige gebouwen 53 dB. In geval van industrielawaai bedraagt de voorkeursgrenswaarde ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen 50 dB(A).
Zones langs wegen (hoofdstuk VI Wet geluidhinder)
Wegen waarop een 30 km/h-regime van toepassing is en wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied, hebben op basis van artikel 74 van de Wgh geen geluidszone. Voor overige autowegen gelden de volgende zones:
- 350 meter voor een weg bestaande uit drie of meer rijstroken (stedelijk gebied);
- 200 meter voor een weg bestaande uit één of twee rijstroken (stedelijk gebied).
- Naarderweg (200m);
- Witte Kruislaan (200 m);
- Lage Naarderweg (200 m);
- Mies Bouwman Boulevard (200 m);
- Sumatralaan (200 m);
- Insulindelaan (200 m);
- Godelindelaan (200 m).
Binnen die zones liggen geluidgevoelige bestemmingen (woningen). De geluidsbelasting op de gevels bedraagt 60 à 63 dB. Voor woningen langs de Lage Naarderweg, Sumatralaan, Insulindelaan, en Godelindeweg is, in het kader van een saneringsprogramma, een melding gedaan bij het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM). Ook is de school aan de Sumatralaan in het saneringsprogramma opgenomen.
Zones langs spoorwegen (hoofdstuk VII Wet geluidhinder)
Langs een spoorweg bevindt zich een geluidszone waarvan de breedte, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf, is aangegeven op de bij het Besluit geluidhinder (Bgh) behorende kaart.
In het plangebied ligt de spoorlijn Amersfoort/Utrecht - Hilversum - Amsterdam/Almere, waarvan de zone een breedte van 300 meter heeft. Binnen de zone liggen geluidgevoelige bestemmingen. Bestaande woningen waarvan de geluidsbelasting gerekend op 1 juli 1987 op de gevel hoger was dan 65 dB(A), zijn bij het ministerie van VROM als saneringssituatie gemeld. Voor woningen en een school aan de Sumatralaan en de Lage Naarderweg is ook een melding gedaan. De geluidsbelasting op de gevels bedraagt 68 à 74 dB.
Zones rond inrichtingen (hoofdstuk 8 Wet milieubeheer)
Op het Media Park en omgeving komen geen zogenaamde grote lawaaimakers voor. Dat is niet toegestaan op grond van het geldend bestemmingsplan. Dat betekent dat het media Park geen geluidszone heeft op grond van de Wgh.
De geluidsproductie van een inrichting is afhankelijk van de soort inrichting en van de in de milieuvergunning opgenomen regels over geluid.
In het plangebied zijn met name multimediabedrijven gevestigd. Bestaande bedrijven die een milieuvergunning hebben of een melding hebben gedaan in het kader van de op de Wm gebaseerde algemene maatregel van bestuur zijn geïnventariseerd, dit aan de hand van de BIK '95-code (dit is de bedrijfsindeling van de Kamer van Koophandel fabrieken 1995).
Op basis van de VNG-brochure `Bedrijven en Milieuzonering` (2007) is aan de bedrijven een milieucategorie toegekend. Die categorieën zijn als volgt te onderscheiden:
categorie 1 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, toelaatbaar zijn in woonwijken | |||
categorie 2 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies | |||
categorie 3 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken. | |||
Straat | Nr. | Naam | Categorie | BIK-code |
Godelindeweg | 17 | Commissariaat voor de Media | 2 | 92203 |
Naarderweg | 103 | Valkieser | 2 | 922112 |
Sumatralaan | 45 | Intrax | 2 | 92112 |
Sumatralaan | 45 | N.O.S. (Heideheuvel) | 2 | 922201 |
Sumatralaan | 45 | Technicolor | 2 | 922201 |
Sumatralaan | 45 | Net 3 | 2 | 922201 |
Sumatralaan | 45 | V.P.R.O. | 2 | 922201 |
Sumatralaan | 45 | Vara | 2 | 922201 |
Sumatralaan | 45 | RVU-educatieve omroep | 2 | 922201 |
Sumatralaan | 45 | Beeld en Geluid | 2 | 92513/92522 |
Sumatralaan | 45 | RVU | 2 | 922201 |
Sumatralaan | 45 | Holland mediagroep | 2 | 922201 |
Sumatralaan | 45 | Kinderdagverblijf | 2 | 85331 |
Sumatralaan | 45 | Restaurant | 2 | 553011 |
Sumatralaan | 45 | Essent Warmte (EC1 en EC2) | 3.2 | 4001 |
Sumatralaan | 45 | TCN-Media Park | 2 | 92203/701 |
Sumatralaan | 45 | Media Academie | 2 | 80422 |
Witte Kruislaan | 35 | N.P.S. | 2 | 922201 |
Witte Kruislaan | 45 | Sony Music | 2 | 221101/92312 |
Witte Kruislaan | 47 | KPN Telecom (kantoor) | 1 | 6420 |
Witte Kruislaan | 47 | KPN Zendmast | 3.2 | 642002 |
Witte Kruislaan | 55 | Wereldomroep | 2 | 922201 |
Lucht
Op 15 november 2007 is nieuwe wetgeving op het punt van luchtkwaliteit van kracht geworden. Sindsdien zijn de hoofdlijnen voor regelgeving rond luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (Wm), en wel in hoofdstuk 5, titel 2.
Artikel 5.16, lid 1, Wm geeft aan onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (bijvoorbeeld het vaststellen van een bestemmingsplan) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
- een project past binnen het NSL/RSL (Nationaal/Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).
'In betekenende mate' (IBM) wil zeggen dat het project met meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht. Voor de norm van 40 µg/m3 voor NO2 betekent dit dus dat een project IBM is als het leidt tot een toename van de concentraties met meer dan 1,2 µg/m3. Dit geldt ook voor PM10. Als voor één van beide stoffen de 3%-grens wordt overschreden, wordt het project in zijn geheel als IBM aangemerkt. Deze grens van 3% is gekoppeld aan de werking van het NSL. Zolang het NSL nog niet definitief van kracht is, geldt er een grens van 1%. Ook deze 1%-grens is opgenomen in de AMvB NIBM (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen).
In samenhang met de ontwikkelingen op het Media Park, zoals beschreven in hoofdstuk 5, is onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat in de huidige situatie (2008) de grenswaarde van de jaargemiddelde concentratie van NO2 (40 µg/m3) op één onderzoekslocatie wordt overschreden, en wel langs de Larenseweg. De grenswaarde van de jaargemiddelde concentratie PM10 en de norm voor het aantal overschrijdingen van de grenswaarde van de 24-uursgemiddelde concentratie van PM10 worden nergens overschreden.
In hoofdstuk 5.5 wordt hierop teruggekomen.
3.6 Cultuurhistorische Waarden
3.6.1 Historisch-geografische waarden
Het westelijke deel en een gedeelte van het zuidelijke deel van het plangebeid zijn aangewezen als beschermde stads- en dorpsgezicht. Het beschermde stads- en dorpsgezicht is aangewezen door het ministerie van VROM en het ministerie van OCenW. Het betreft groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden.
In het plangebied bevinden zich waardevolle objecten, bouwkundige monumenten, dan wel waardevolle bouwwerken. Hieronder volgt een beschrijving daarvan.
Objecten
Het Dievenpaadje
In het verlengde van de Hoge Naarderweg loopt door het plangebied een historisch voetpad, dat bekend staat als het ´Dievenpaadje´. Een deel van het pad is de afgelopen tijd verloren gegaan als gevolg van de bouw van het Media Park. Het Dievenpaadje komt daarom nu uit bij het Heksenweitje, waar het langs de hekken van het Media Park doorloopt tot de kruising Domeinweg-Hoge Naarderweg. Het Dievenpaadje ontleent zijn naam aan het feit, dat vroeger langs deze route verdachten naar de rechtbank in Naarden werden gebracht.
Monumenten
- Schoolgebouw Sumatralaan 40 (rijksmonument).
- Het hoofdonderdeel van het complex ´De Wegwijzer´, gebouwd in 1930 in expressionistische bouwtrant naar het ontwerp van gemeentearchitect W.M. Dudok, is beeldbepalend gelegen aan de Sumatralaan (op de noordoosthoek bij de kruising van de Insulindelaan en de Sumatralaan). Aan de westzijde, in de stompe hoek vóór het schoolgebouw, ligt een gazon.
- De villa ´Hoogerheide´, Ceintuurbaan 2, een gemeentelijk monument. Deze villa, voorheen ´Sonnenheuvel´, is in 1896 gebouwd naar het ontwerp van H.P. Berlage (1856-1934), in opdracht van mevr. W.H. Hubrecht. Het pand is in gebruik als kantoor.
Potentiële monumenten
Als uitvloeisel van de inventarisatie van gemeentelijke monumenten is een lijst opgesteld van potentiële gemeentelijke monumenten. Hiervoor is de procedure inmiddels gestart (februari 2009).
Het betreft de volgende objecten:
- Heideheuvel, Witte Kruislaan 12.
Dit royale pand, oorspronkelijk het centrale gebouw van herstellingsoord ´Heideheuvel´, is gebouwd tussen 1875 en 1880, naar een ontwerp van de Hilversumse architect J. de Groot. Het herstellingsoord voor (van ziektes herstellende) meisjes en vrouwen werd gebouwd in opdracht van de vereniging Het Witte Kruis, dat in 1875 was opgericht op initiatief van dr. J. Penn en dr. J.F. van Hengel van N.V. Herstellingsoord De Trompenberg. Het huis is gebouwd in een voor de bouwtijd gangbare eclectische bouwstijl. De hoektorentjes en de kantelen, die oorspronkelijk de gevels bekroonden, zijn lang geleden verdwenen en tevens zijn de gevels ontdaan van de meeste andere decoratieve onderdelen. Een grote met het oude gebouw verbonden uitbreiding, ontworpen door C. de Groot, is gerealiseerd in de jaren '20.
Het pand, nu eigendom van de NOS, is in 2006 geheel gerenoveerd. Het biedt onderdak aan de Media Academie.
- Horecapaviljoen, Mies Bouwmanboulevard 131.
Het houten paviljoen is gebouwd in 1929 als lokaal voor het nuttigen van alcoholvrije dranken. Het is gesticht in opdracht van de destijds in Hilversum actieve Volksbond tegen Drankmisbruik. Het paviljoen, gebouwd naar een ontwerp van de Hilversumse architect J. Kuiler, heeft de stilistische kenmerken van de destijds gangbare, aan de Amsterdamse school verwante, expressionistische architectuur. Het aan het kruispunt Mies Bouwman Boulevard - Witte Kruislaan gesitueerde lokaal heeft nog steeds een horecafunctie.
- Gebouw Wereldomroep, Witte Kruislaan 55.
Het gebouw van de Wereldomroep is in feite een samenstelling van bouwdelen met een min of meer eigen karakter en functie. De eerste ontwerptekeningen voor het gebouw dateren al van 1949. Het omroepgebouw verrees uiteindelijk in de jaren 1957-1961 aan de rand van het villapark Trompenberg, een onderdeel van het noordwestelijke villagebied. Het betreft een ontwerp van de architecten J.H. van den Broek en J.B. Bakema en hun medewerker H.B.J. Lops. Het studio-complex, met studio's in een zogenaamde doos-in-doos constructie, is gebouwd in een voor de bouwtijd karakteristieke, zakelijke bouwstijl. De in 1981 door "Architectengemeenschap" Van den Broek en Bakema ontworpen uitbreiding is min of meer een verlenging van het centrale hoofd-volume. Bij het gebouw ligt een rechthoekige koelvijver, die dient voor de koeling van de airconditioning en als bluswaterbassin.
- Muziekpaviljoen (audiocentrum) Sumatralaan 45.
Al in 1952 lagen er de eerste ontwerpen voor een Muziekpaviljoen op het Media Park, dat toen nog de naam Radio-City had. Het Muziekpaviljoen is uiteindelijk gebouwd in de jaren 1962-1966, naar ontwerp van de architect P.J. Elling. Het bestond uit een muziekbibliotheek en een fonotheek die door middel van een tussenlid met elkaar zijn verbonden en aanvankelijk werden vergezeld van een ook door Elling ontworpen energiecentrum. Deze functies zijn inmiddels verhuisd naar het naastgelegen nieuwe gebouw van het Instituut voor Beeld en Geluid. De studio's in de gebouwen waren oorspronkelijk geconstrueerd volgens het zogenaamde doos-in-doos principe en hadden een eigen fundering. Opdrachtgever tot de bouw van het paviljoen was de na de Tweede Wereldoorlog opgerichte Nederlandse Radio Unie.
- Studiocentrum Sumatralaan 45.
Het studiocomplex, naar een ontwerp van architect J. van der Zee, is in de jaren 1961 t/m 1970 in twee fasen tot stand gekomen. In de eindsituatie bevatte dit voor Nederland unieke gebouw zes studio´s, waarvan in 1970 de eerste twee werden omgebouwd voor kleurentelevisie. Het zeer functionalistische ontwerp kenmerkt zich door een sober en grootschalig exterieur en een op het eerste gezicht complex, maar logistiek gezien, ingenieus interieur. De jonge leeftijd van dit object maakt dat een onderzoek naar een eventuele monumentenstatus (nog) niet aan de orde is.
3.6.2 Archeologische waarden
Algemeen
In 1992 is het zogenoemde "Verdrag van Malta" door de Europese lidstaten (waaronder Nederland) aangenomen. Het Verdrag is gericht op bescherming en behoud van het archeologisch erfgoed in de lidstaten. Het Verdrag is in Nederland verwerkt in de Monumentenwet 1988 in het hoofdstuk V.
De kernpunten van die wet zijn:
- Bescherming en behoud van het archeologisch erfgoed op de plek waar het ligt in de bodem (in situ);
- opnemen archeologie in het ruimtelijke ordeningsproces (met name in het bestemmingsplan);
- 'de verstoorder betaalt';
- transparant en helder besluitvormingsproces, informatie verspreiden en kennis van het archeologisch erfgoed vergroten.
De gemeente is bevoegd gezag, en verantwoordelijk voor het opstellen van een zogenaamde archeologische verwachtingskaart. Hierop staat aangegeven welke archeologische beschermde monumenten, bekende waarden, en welke archeologische verwachtingen in Hilversum aanwezig zijn. De kaart is in 2005 vervaardigd door het Archeologisch Centrum van de Vrije Universiteit.
De lichte groene gebieden vertegenwoordigen een middelhooge vewachting. De donkergroene gebeiden een hoge verwachting.
Plangebied Media Park
Volgens de archeologische verwachtingskaart is aan het plangebied een deels hoge, deels middelhoge verwachting toegekend. In het plangebied liggen tevens enkele vindplaatsen.
In hoofdstuk 5.6 wordt nader ingegaan op de gevallen waarin archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd en aan welke eisen het onderzoek moet voldoen.
3.7 Bodem En Watersysteem
3.7.1 Bodem
Het plangebied maakt deel uit van het stuwwallencomplex van het Gooi en ligt in een uitstroomgebied van een vroegere gletsjer. De bodem bestaat overwegend uit grove, voedselarme, droge zandgronden. De meeste gronden zijn podzolgronden; plaatselijk zijn ook eerdgronden aanwezig die als gevolg van menselijk handelen zijn bedekt met een humusbovendek.
Ter plaatse van het Heksenweitje/hertenkamp is sprake van enkeerdgronden. Deze bodem heeft een dik bouwlanddek als gevolg van eeuwenlange ophoging met plaggen en mest, zoals vroeger gebruikelijk was rond dorpen op hoge zandgronden. Enkeerdgronden zijn tegenwoordig zeldzaam in het Gooi. Hoewel dit deelgebied de afgelopen jaren voor verschillende doeleinden is gebruikt (volkstuinen, grond depot, schietbaan), kan nog altijd worden gesproken van een ongestoord bodemprofiel.
Een opvallend kenmerk van het plangebied is het sterke reliëf (de hoogteligging varieert tussen NAP + 6.00 m langs de oostelijke rand tot NAP + 20.00 m in het uiterste zuidwesten van het plangebied). Dit reliëf is mede bepaald door vergraving ten behoeve van de verdiepte ligging van het Media Park. Tussen het Heksenweitje en deze gebouwen is daardoor een sterke helling ontstaan.
Het noordelijk deel van het plangebied wordt in de geomorfologie aangeduid als groeve, beter bekend als Zanderij Crailoo, een voormalige zandafgraving tussen Bussum en Hilversum. De bodemopbouw binnen het plangebied stelt geen bijzondere eisen aan de functies en bestemmingen.
Bodembeschermingsgebieden
Eén van de speerpunten van het provinciale landschaps- en bodembeschermingsbeleid vormt het beschermen van onderdelen in het landschap die iets vertellen over de geologische ontstaanswijze van een gebied. Hiertoe is in 1994 de zogenaamde Bodembeschermingsgebiedenkaart opgesteld. Door middel van een strengere selectie heeft de provincie Noord-Holland op basis hiervan in 2003 een lijst van gebieden met aardkundige waarden (80) vastgesteld. Gesignaleerd wordt dat de waarde van de gebieden dermate hoog is, dat inspanningen voor behoud ervan nodig zijn. Deze gebieden zijn opgenomen in het provinciale streekplan, en genieten als zodanig planologische bescherming.
In 2004 hebben in totaal 17 gebieden met aardkundige waarden een plaats gekregen op de provinciale Aardkundige Monumentenlijst. Deze aardkundige monumenten worden, naast de planologische bescherming, ook beschermd via de provinciale milieuverordening (PMV). De gebieden zijn dermate belangrijk, dat slechts na expliciete toestemming van de provincie, in de vorm van een ontheffing, bodembedreigende activiteiten mogen plaatsvinden.
Het Media Park ligt niet binnen een aardkundig monument, maar ligt wel gedeeltelijk binnen een gebied met aardkundige waarden, genaamd 'Spanderswoud, Schaep en Burgh'. Het betreft het noordwestelijke deel van het plangebied. Dit gedeelte ligt echter binnen de rode contour waarbinnen stedelijke ontwikkeling is toegestaan. Een groot deel van het bewuste gebied is bebouwd of heeft een natuurbestemming.
Chemische bodemkwaliteit
Het bestemmingsplan moet mede voorzien in het realiseren én behouden van een duurzame bodemkwaliteit. Bodem die schoon is, moet schoon blijven en er moet op een juiste manier worden omgegaan met aanwezige verontreinigingen. Als in een gebied verontreiniging aan de orde is, dienen de chemische bodemkwaliteit en het gebruik op elkaar afgestemd te worden. De bodem hoeft daarvoor niet in alle gevallen te worden schoongemaakt; in bepaalde gevallen kan worden volstaan met het geschikt maken voor de huidige (of toekomstige, zie hoofdstuk 5) functie. Voor kwetsbare gebieden, zoals natuurgebieden, streven de provincie en de gemeente echter nog steeds naar een volledige verwijdering van de verontreiniging.
Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Hilversum, vastgesteld op 27 september 2005, blijkt de boven- en ondergrond van het Media Park in het algemeen in het ergste geval licht verontreinigd. Binnen het plangebied is een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. Volgens de onderzoeks-resultaten is de bodem (grond en grondwater) van die locaties over het algemeen licht tot plaatselijk matig verontreinigd.
In bovenstaande figuur zijn de bekende van bodemverontreiniging verdachte locaties indicatief weergegeven. In paragraaf 5.7 wordt hierop teruggekomen als de nieuwe situatie op het media Park wordt toegelicht.
3.7.2 Watersysteem
Algemeen
Het plangebied omvat, behalve het Media Park, delen met een recreatieve bestemming en percelen met woonbebouwing uit de periode van vóór en na de Tweede Wereldoorlog. De kern van het plangebied, het Media Park, werd gevormd door een open gebied dat tot het eind van de jaren `50 een agrarische bestemming had. In dit open gebied stond het Gemeenlandshuis van de Erfgooiers. In de 60er jaren is begonnen met de ontwikkeling van het "Omroepkwartier", het huidige Media Park.
Grondwater
Het plangebied is gelegen op de hogere gronden van de stuwwal en is infiltratiegebied. De maaiveldhoogten variëren van NAP + 6,00 m tot NAP + 20,00 m. In de zandige ondergrond stroomt het grondwater globaal genomen in noordwestelijke richting. Het plangebied ligt niet binnen een grondwaterbeschermingsgebied. De freatische (onafgesloten grondwater) grondwaterstand bevindt zich grofweg rond het NAP.
Regenwater
Het plangebied en de omringende wijken hebben voor de afvoer van water te maken met een waterscheiding. Deze wordt gevormd door een rug van heuvels, die van noord naar zuid door de bebouwde kom van Hilversum loopt. Het plangebied Media Park ligt direct ten oosten en voor een klein deel zelfs op of over de waterscheiding. Het regenwater dat valt binnen het plangebied wordt aan de oostkant van de waterscheiding, voor zover dit op een riool wordt geloosd, afgevoerd via het gemengd gerioleerde stelsel naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) op Anna's Hoeve. Aan de west kant van de waterscheiding wordt het regenwater op een regenwaterriool geloosd en afgevoerd naar de 's Gravelandsepolder.
Bestaand watersysteem en waterketen
Binnen het plangebied kan voor de waterhuishouding grofweg onderscheid worden gemaakt tussen de percelen met woonbebouwing en het deelgebied waarbinnen het Media Park zelf ligt. Hieronder wordt met het oog op het watersysteem ingegaan op de verschillende deelgebieden.
Deelgebied Media Park, afvalwater/riolering
Voor het voormalige Omroepkwartier werd een aanzienlijke toename van het bebouwd oppervlak en een groot aantal werknemers voorzien. De hoeveelheden regen- en afvalwater die daardoor moeten worden verwerkt, zijn relatief groot. In het verleden is bij de ontwikkeling van het huidige Media Park reeds gekeken naar de aansluiting op de rioolsystemen van de omliggende wijken. Hilversum Noord aan de oostkant van de spoorlijn en een groot gedeelte van de wijk Trompenberg ten westen van het plangebied beschikken over een gescheiden rioolstelsel. Bij een dergelijk rioleringssysteem worden de afvalwaterstroom en de regenwaterstroom, los van elkaar, via verschillende rioolstelsels afgevoerd. In delen van de wijk Trompenberg bestaat niet de mogelijkheid voor de afvoer van regenwater via een openbaar regenwaterriool. Om die reden wordt regenwater ter plekke geïnfiltreerd in de bodem of in goten langs de weg afgevoerd naar lage delen. De rioolcapaciteit in Hilversum Noord en in Trompenberg is voldoende voor de verwerking van het aanbod in de deze wijken. Die capaciteit is echter ontoereikend om ook het Media Park te kunnen bedienen.
De overige omliggende wijken hebben een gemengd rioolstelsel. Dit rioleringssysteem houdt in dat de afvalwaterstroom samen met de regenwaterstroom, via één rioolstelsel, wordt afgevoerd naar de RWZI in het oosten van Hilversum op Anna's Hoeve. Door de beperkte verwerkingscapaciteit van het gemengde rioolstelsel was het niet mogelijk het Media Park hierop aan te sluiten.
Voor de afvoer van afvalwater op de gemeentelijke rioolstelsels ligt het Media Park dus min of meer geïsoleerd. Dit geldt ook voor regenwater. De hoogteverschillen binnen en in het omringende gebied vergroten dit probleem. Bij de ontwikkeling van het Omroepkwartier, later het Media Park, is daarom gekozen voor de afvoer van afvalwater met een rioolgemaal. Het afvalwater van de gebouwen wordt verzameld en met kleine ondergemalen gebracht in de pompkelder van het hoofdgemaal op het Media Park. Het hoofdgemaal heeft een grote buffercapaciteit om lozing van afvalwater voor een groot deel gedurende de nachtelijke uren mogelijk te maken. Via een persleiding wordt het afvalwater verpompt naar het afvalwaterriool in de Trompenbergerweg, gelegen buiten het plangebied. Door het grote verval beschikt het afvalwaterriool in de Trompenbergerweg over een relatief grote capaciteit. Dit afvalwaterriool is onderdeel van het gescheiden stelsel dat afvoert via de wijk Boomberg naar het hoofdrioolgemaal Hilversum-West. Dit hoofdgemaal vormt onderdeel van de RWZI Horstermeer, die ten noordwesten van Hilversum ligt.
Als uitzonderingen moeten worden genoemd de afvalwaterafvoeren van het Instituut voor Beeld en Geluid, Net 3 en het Commissariaat voor de Media. In de gebouwen van deze instellingen wordt het afvalwater rechtstreeks op het gemengde riool in de Insulindelaan en de Sumatralaan geloosd. Lozing van het afvalwater van het (voormalige) Heideheuvel-complex vindt rechtstreeks plaats op het afvalwaterriool van de Witte Kruislaan.
Deelgebied Media Park, regenwater
Door de afwezigheid van oppervlaktewater of een regenwaterriool is het nodig dat regenwater en niet-verontreinigd koelwater op het Media Park zelf worden verwerkt. Per gebouw of verhardingseenheid is een infiltratievoorziening gerealiseerd in een bovengrondse of ondergrondse uitvoering of is aangesloten op de centrale vijver. Op deze centraal aangelegde vijver wordt ook niet-verontreinigd koelwater afgevoerd. Deze vijver, die een bergings- en infiltratiefunctie heeft, kan bij calamiteiten voor de brandweer en voor sprinklerinstallaties voorzien in de behoefte aan bluswater. De vijver, met de functie berging en infiltratie, is op de plankaart aangegeven.
Zoals eerder opgemerkt, bestaan binnen het Media Park aanmerkelijke hoogteverschillen van het maaiveld. Omdat een aantal niveaus door regenwaterriolen aan elkaar zijn gekoppeld, kan het regenwater via het regenwaterrioolsysteem naar de laagste delen stromen. Dit kan bij een flinke regen(bui) tot ernstige overlast en schade leiden (water op straat, onderlopende kelders). Als gevolg van de klimaatswijziging en verminderd onderhoud van infiltratiesystemen is de afgelopen jaren enige malen sprake geweest van ernstige wateroverlast. Als tijdelijke (nood)oplossing wordt dan het wateroverschot, voor zover dat niet in de centrale vijver kan worden verwerkt, met bovengrondse leidingen afgevoerd naar een greppel in het "Heksenweitje", even buiten het hek ten westen van het Media Park. Waterafvoer vindt op deze wijze een aantal keren per jaar plaats, wat onwenselijk is.
Deelgebieden met woonbebouwing, afval- en regenwater
Het was nog wel mogelijk om de percelen met de vooroorlogse (woon)bebouwing aan te sluiten op het bestaande gemengde stelsel of het gescheiden stelsel van de wijk Trompenberg. Zowel het afval- als het regenwater wordt via deze rioolstelsels afgevoerd.
3.8 Kabels En Leidingen
3.8.1 Nutsvoorzieningen
In het plangebied bevinden zich in de ondergrond diverse kabels en leidingen. Het Media Park is door middel van drie exclusieve toevoerleidingen aangesloten op het openbare elektriciteitsnetwerk. De aansluitingen bevinden zich in het 50 kV onderstation van netbeheerder Continuon OS Noorder Begraafplaats in Hilversum Noord. Twee van de toevoerleidingen kunnen maximaal worden benut, de derde aansluiting is er voor back up. Op het Media Park is een eigen 10kV-netwerk aanwezig. Dit netwerk voorziet alle gebouwen op het Media Park van elektrische energie. In energie centrum 2 (EC 2) is een energieopwekinstallatie aanwezig, die eigendom is van Essent Warmte. Het 10 kV-netwerk en de energieopwekking worden tevens ingezet als noodstroomvoorziening. Behalve de reguliere energievoorzieningen heeft men op het Media Park de beschikking over een energiezuinige lange termijn energieopslagsysteem (LTEO) in de vorm van een warmte-koude opslag (WKO). De LTEO (WKO) wordt momenteel ook gebruikt voor korte termijn opslag van koude.
Behalve energieleidingen bevinden zich in het plangebied enige waterleidingen.
3.8.2 Straalverbindingen
Voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militair- en burgerluchtverkeer staan verspreid over Nederland militaire radarstations en burgerradarstations. Objecten in een gebied rond een radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld dat de gezamenlijke radarstations opbouwen. Obstakelbeheergebieden van militaire luchtvaartterreinen en radarverstoringsgebieden zijn daarbij van toepassing.
Hilversum ligt in de radarverstoringsgebieden van Soesterberg en Muiden. Bouwwerken hoger dan 45 meter kunnen voor de radar in Soesterberg (militair luchtverkeer) verstoring veroorzaken. Het Media Park ligt in dit verstoringsgebied. Voor het baken Muiden (burgerluchtverkeer) geldt dat bouwwerken hoger dan 10 tot 150 meter (hoogte ten opzichte van NAP) kunnen leiden tot verstoring van de radar. Het Media Park ligt ook in dit verstoringsgebied.
3.9 Veiligheid
3.9.1 Sociale veiligeheid
Sociale veiligheid omvat de bescherming tegen elke vorm van criminaliteit en fysieke bedreiging/gevoelens van onveiligheid.
Het Media Park is aangemerkt als veiligheidsrisicogebied. Veiligheid is daarom een belangrijk thema. In een zogenoemd veiligheidsconvenant zijn afspraken gemaakt tussen de politie, brandweer, Media Park Enterprise B.V. (TCN) en de NOS. Onderdeel van de veiligheidsvoorzieningen op het Media Park vormen de hekken, de hagen en de waterpartijen die een afscheiding vormen tussen het Media Park en de omgeving. In relatie met de beoogde uitbreiding van het Media Park zal aan deze aspecten extra aandacht worden besteed.
In paragraaf 5.9 wordt hier nader op ingegaan.
3.9.2 Fysieke veiligeheid
Fysieke veiligheid betreft de bescherming van mens, dier en milieu tegen daadwerkelijke ongelukken.
Het noordelijke deel van het Media Park is in principe niet toegankelijk voor onbevoegden. Het zuidelijke deel is wel vrij toegankelijk. Die scheiding is niet zo strikt dat hulpdiensten hun werk bij calamiteiten niet kunnen verrichten.
Als zich een calamiteit zou voordoen, wordt in het gebied niet beschikt over voldoende bluswater. Het is zaak dat hierin, in samenhang met de uitbreidingsplannen voor het Media Park, wordt voorzien.
Verwezen wordt naar paragraaf 5.9.
3.9.3 Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen zoals vuurwerk, LPG en munitie over weg, water, spoor en door buisleidingen.
Gevaarlijke stoffen
Aan de oostkant van het plangebied loopt de spoorlijn Amersfoort/Utrecht - Hilversum - Amsterdam/Almere. Over die spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft inzicht in de theoretische kans op overlijden van een individu op een bepaalde horizontale afstand van een risicovolle activiteit. Het PR wordt bepaald door te stellen dat een (fictief) persoon zich 24 uur per dag gedurende een heel jaar onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Het PR, dat wordt bepaald door het aantal transporten van gevaarlijke stoffen en de ongevalfrequentie, wordt uitgedrukt als een kans per jaar.
De PR-contour verbindt alle punten met een gelijk risico met elkaar. Deze punten worden bepaald door de kans van optreden van diverse ongeval scenario's. De grenswaarde voor het PR is 10-6 per jaar en geldt voor nieuwe situaties. Hierbinnen mogen geen kwetsbare objecten worden toegevoegd. Nieuwe, beperkt kwetsbare objecten, zoals gedefinieerd in bijlage 2, zijn in beginsel evenmin toegestaan. Wanneer het PR 10-8 per jaar bedraagt, wordt het als verwaarloosbaar beschouwd.
Groepsrisico (GR)
Afgezien van de ongevalfrequentie en het aantal transporten van gevaarlijke stoffen, wordt het groepsrisico (GR) tevens bepaald door het aantal aanwezige personen in de nabijheid van een mogelijk ongeval. Bij het aangeven van representatieve aantallen personen wordt gewerkt vanuit kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Met het GR wordt aangegeven hoe groot het aantal dodelijke slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van het aantal aanwezige mensen. Naarmate de groep slachtoffers groter wordt, moet de kans op een dergelijk ongeval (kwadratisch) kleiner zijn. Bij het bepalen van het GR wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde.
Als ten opzichte van de bestaande situatie sprake is van een toename van het GR, geldt bij de totstandkoming van een bestemmingsplan een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag dient te beslissen of het GR in een bepaalde situatie al dan niet aanvaardbaar is.
Het aantal transporten van gevaarlijke stoffen dat in de bestaande situatie over het spoor plaatsvindt (2007), is weergegeven in spoorketelwagens (SKW). Voor de dag/nacht-verhouding is volgens RBMII voor overdag 33% aangehouden en voor de nacht 67%.
Aantal transporten van gevaarlijke stoffen over spoor traject Amsterdam - Hilversum, 2006
Stofcategorie | Omschrijving | Aantal transporten | Type trein |
A | Brandbare gassen | 1400 | SKW druk bont |
B2 | Giftige gassen | 400 | SKW druk bont |
B3 | Zeer giftige gassen | 50 | SKW druk blok |
C3 | Zeer brandbare vloeistoffen | 3000 | SKW vloeistof |
D3 | Giftige vloeistoffen | 750 | SKW zeer giftige vloeistof |
D4 | Zeer giftige vloeistoffen | 100 | SKW zeer giftige vloeistof |
Plaatsgebonden risico
Op basis van de huidige transporten en de huidige bebouwing is geen PR 10-6 contour aanwezig.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) laat een overschrijding van de oriëntatiewaarde zien.
In hoofdstuk 5.9 wordt dit onderwerp nader bekeken aan de hand van de nieuwe situatie.
3.10 Toegankelijkheid
Het plangebied is vrij toegankelijk, zij het dat het noordelijk deel van het Media Park niet toegankelijk is voor onbevoegden.
Voor minder validen is het plangebied goed bereikbaar.
Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskader
In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen.
4.1 Rijk
Nota Ruimte (2006)
De Nota Ruimte geeft de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland weer. De Nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. De nota heeft vier algemene doelen, te weten:
- 1. Versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
- 2. Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
- 3. Borging en ontwikkeling belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
- 4. Borging van de veiligheid.
Het Rijk wil verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. De daaruit afgeleide beleidsdoelen zijn, ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaal-economische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.
Daarbij dienen gemeenten en provincies het generieke bundelingbeleid nader uit te werken en toe te spitsen op de lokale en regionale situatie.
Het kabinet streeft naar een basiskwaliteit voor steden en dorpen en de bereikbaarheid daarvan. Bundeling staat daarbij voorop. Bij de uitvoering krijgen decentrale overheden meer ruimte om te bouwen voor eigen bevolkingsaanwas en lokale bedrijvigheid. Deze ruimte dient echter wel zoveel mogelijk (ten minste 40% van de uitbreidingsbehoefte) in- en aansluitend op bestaand bebouwd gebied gevonden te worden. Lokale overheden krijgen meer vrijheid om te bepalen waar bedrijven zich mogen vestigen.
Uitgangspunt is dat een balans wordt gevonden tussen rood en groen. Steden en dorpen dienen meer dan voorheen aandacht te schenken aan groene en blauwe recreatiemogelijkheden in de directe omgeving voor de bewoners.
Bij de bundeling van verstedelijking moet optimaal aansluiting worden gevonden op het watersysteem. Uitgangspunt van het beleid is mee bewegen met water. Dit betekent dat in het algemeen water beschouwd dient te worden als een belangrijk structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van ruimte.
Hilversum maakt onderdeel uit van het stedelijk netwerk Randstad Holland. De Randstad is het politieke, bestuurlijke, sociale en culturele hart en de belangrijkste economische motor van Nederland. Het gebied heeft complexe ruimtelijke en bestuurlijke opgaven en de ruimte druk is hoog. De bereikbaarheid over de weg staat onder druk en er zijn verouderde verstedelijkte gebieden met grote ruimtelijke en sociale vernieuwingsopgaven. Het Rijk wil de internationale concurrentiepositie van de Randstad versterken. Versterking van de economie, vergroting van de kracht en dynamiek van de steden, en ontwikkeling van bijzondere kwaliteiten en de vitaliteit van het Groene Hart dragen daaraan bij. Het is belangrijk dat de schaarse ruimte optimaal gebruikt wordt.
Het ontwikkelingsperspectief is er op gericht om de ruimtelijke, culturele en economische diversiteit van de Randstad te behouden en versterken, en de eigen ruimtevraag binnen de Randstad op te vangen.
Tussen 2010 en 2030 moet rekening gehouden worden met een vraag naar 8000 hectare bedrijven- terreinen en ruimte voor 360.000 tot 440.000 woningen. Een deel van deze woningen kan gebouwd worden binnen bestaand stedelijk gebied. Vooral oudere en achteruitgegane stadswijken kunnen aan aantrekkelijkheid winnen door herstructurering en vernieuwing. Ook bedrijven terreinen voldoen niet altijd meer aan de huidige eisen. Soms is revitalisering een optie maar bij functieverlies kan transformatie naar wonen een reële mogelijkheid zijn. Het streven is ook voor de Randstad om veertig procent van het totale uitbreidingsprogramma te realiseren in bestaand stedelijk gebied. De mogelijkheden voor bouwen in de bestaande stad zullen worden vergroot door een flexibelere hantering van o.a. veiligheidsregels. Daarnaast wordt de stedelijke vernieuwing versneld.
Relevantie voor plangebied
Het Media Park is het hart van de Nederlandse multimedia-industrie. Het Media Park voorziet daardoor in een kennis intensieve hoogwaardige en schone industrie van (boven)nationale betekenis. Op regionale schaal voorziet het Media Park in een belangrijke mate in hoogwaardige werkgelegenheid. De nieuwe functies die op het Media Park worden voorzien (zie hoofdstuk 5), moeten worden ingepast binnen bestaand stedelijk gebied, waardoor in belangrijke mate voldaan wordt aan de uitgangspunten van de Nota Ruimte. Bovendien is het aan te bevelen dat door de intensivering van het ruimtegebruik een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt van het bestaande Media Park. Toevoeging van publieksfuncties, zoals het gerealiseerde Instituut Beeld en Geluid, dragen in belangrijke mate bij aan de culturele diversiteit van de Randstad.
Structuurvisie Randstad 2040
In de 'Structuurvisie Randstad 2040' zet het kabinet de koers uit om de Randstad integraal te ontwikkelen tot een duurzame en concurrerende Europese topregio in 2040. In die visie wordt het Media Park aangehaald als belangrijke mediacluster van Nederland. Het Media Park behoort daardoor tot de identiteitbepalende elementen van Nederland. Versterking van die cluster draagt bij aan de doelstellingen van de visie Randstad 2040.
Nota Mobiliteit en het Nationaal Verkeers- en vervoersplan 2001-2020, Van A naar Beter
Net als in de Nota Ruimte staat in de Nota Mobiliteit het versterken van de economische structuur centraal. De verbetering van de bereikbaarheid van de mainports Schiphol en de Rotterdamse haven is daarom topprioriteit. Van de hoofdwegen krijgen de A2, A4 en A12 hoge prioriteit.
Wegverkeer
In 2020 moet op alle huidige knelpunten sneller worden gereden. De automobilist mag in de spits op de snelwegen maximaal 45 minuten doen over een stuk van 50 kilometer. Dat is anderhalf keer de normale reistijd. Voor de stedelijke ringwegen geldt de doelstelling dat de reistijd in de spits niet meer dan twee keer zo lang is als buiten de spits. Om de knelpunten in het wegennet aan te pakken, wordt na 2010 eerst groot onderhoud gepleegd. Hiervoor is 10 miljard euro beschikbaar. Daarnaast worden voor 19 miljard euro nieuwe en al geplande projecten uitgevoerd. In totaal komt er 1000 tot 1200 kilometer nieuw asfalt bij.
Beprijzing
Volgens de nota is beprijzing van autogebruik in plaats van autobezit onvermijdelijk. De minister van Verkeer en Waterstaat meent dat beprijzing van het autogebruik echter alleen kan worden ingevoerd als hiervoor een breed maatschappelijk draagvlak bestaat.
Spoor
De doelstelling van acceptabele en voorspelbare reistijden geldt ook voor het spoor. Als norm wordt gesteld dat 90% van de treinen op tijd moet rijden. Om deze doelstelling waar te maken, trekt het kabinet 13,4 miljard euro uit voor onderhoud en de vervanging van verouderd spoor. Daarnaast houdt het kabinet vast aan de plannen voor nieuwe projecten als de Hanzelijn, de Zuiderzeelijn en de Rijn-Gouwelijn.
Afstemming
In lijn met de Nota Ruimte geldt ook voor het mobiliteitsbeleid dat het kabinet meer ruimte voor eigen oplossingen wil laten aan provincies en gemeenten: 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Het idee achter de visie is dat verkeersproblemen overal anders zijn. In de Randstad staan de files in de spits en in Zeeland vooral bij mooi strandmeer. Tot 2020 investeert het rijk 20 miljard euro in regionale en lokale plannen. De plannen moeten dan wel voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen en aansluiten bij landelijke belangen.
Verkeersveiligheid
Het kabinet heeft als doelstelling dat het verkeer twee keer zo veilig wordt als nu. Het aantal verkeersslachtoffers moet terug van 1.088 in 2003 naar 640 in 2020. Het budget voor verkeersveiligheid wordt verdubbeld naar 80 miljoen euro per jaar.
De Nota Mobiliteit is het nationale verkeers- en vervoersplan dat doelen en kaders voor het verkeers- en vervoersbeleid voor de middellange termijn (tot 2010) en lange termijn (tot 2020) beschrijft. De nota heeft een geldigheidsduur van 15 jaar. Alle overheden (het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen) ontwikkelen in gezamenlijk overleg de koers van het verkeers- en vervoersbeleid. De Nota Mobiliteit bevat maatregelen die zijn gericht op een sterke economie, een veilige samenleving, een goed leefmilieu en een aantrekkelijk Nederland.
Deze nota geeft de volgende beleidsdoelen aan:
- 1. Het verbeteren van de internationale bereikbaarheid.Het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden.
- 2. Een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling.
- 3. Het inzetten op proces - en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen.
De uitgangspunten voor het realiseren van deze beleidsdoelen zijn betrouwbare reistijden, vlotte en veilige verkeersafwikkeling binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van milieu en leefomgeving.
Relevantie voor het plangebied
Aan de ontwikkeling van het Media Park (zie hoofdstuk 5) is en wordt een grote inspanning verbonden op het gebied van mobiliteit en bereikbaarheid. De uitbreiding van het Media Park is alleen mogelijk als tegelijk de bereikbaarheid per fiets, auto en openbaar vervoer verbetert. Daarom hebben de gemeenten Hilversum, Laren, Bussum, de provincie Noord-Holland en TCN (eigenaar van een deel van het Media Park) in 2005 het ´Integraal Bereikbaarheidsplan Hilversum e.o.´ (verder IBP) vastgesteld en kwam hiervoor 50 miljoen euro beschikbaar. Op 1 maart 2006 hebben diverse partijen in een overeenkomst afgesproken om in een periode van vijf jaar (2006 - 2011) de doorstroming op 40 kruispunten te verbeteren, files op de buitenring terug te dringen en de leefbaarheid van aangrenzende wijken te vergroten. Daarnaast worden voorzieningen getroffen ten behoeve van het fietsverkeer, is er beter openbaar vervoer van en naar het Media Park en is vervoersmanagement ten behoeve van het Media Park ontwikkeld. Het bestemmingsplan moet dit mogelijk maken.
Vierde nota waterhuishouding (PKB NW4; 1998)
Het streef beeld van de NW4 is een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen. In de derde nota is onder de noemer integraal waterbeheer een nieuwe strategie uitgezet, die als uitgangspunt neemt dat de na te streven doelen voor het waterbeheer alleen door een integrale benadering kunnen worden bereikt. In de vierde nota wordt de ingezette beleidslijn voortgezet en aangepast vanwege nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen (recente wateroverlast), de voortgaande bodem daling, de verwachte klimaat verandering en andere factoren. Men pleit daarom voor meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu, gericht op verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij.
Watertoets
Het Besluit ruimtelijke ordening verplicht om in de plantoelichting van een bestemmingsplan aan te geven, hoe wordt omgegaan met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. De "watertoets" geeft de inbreng van water een plaats in de procedures over ruimtelijke plannen en besluiten, zoals het bestemmingsplan, en vormt als het ware een verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. De toets fungeert als een instrument ter beheersing van het proces. Onderdeel van de toets is het vragen van advies aan de waterbeheerder.
Nota Belvedère (1999)
Deze nota heeft als centrale doelstelling dat de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend wordt voor de inrichting van de ruimte. Het behoud en benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de culturele dimensie van de ruimtelijke inrichting. De nota geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan en geeft aan welke maatregelen daartoe worden getroffen. Een ontwikkelingsgerichte benadering staat daarbij centraal.
In de nota is Hilversum aangewezen als een cultuurhistorisch belangrijke stad. Dit betekent dat bij de ontwikkeling van nieuwe ruimtelijke plannen zorgvuldig wordt gekeken naar de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden. Uitgangspunt is dat die waarden worden gerespecteerd dan wel dienen als inspiratiebron voor de ontwikkelingen.
Relevantie voor het plangebied
In het plangebied is een aantal monumentale panden aanwezig. De cultuurhistorisch waardevolle bebouwing op het Media Park vormt een belangrijke identiteitsdrager van Hilversum als mediastad. Het bestemmingsplan moet voorzien in een beschermend kader voor deze gebouwen, waarmee rekening gehouden dient te worden bij nieuwe ontwikkelingen. Het is van belang dat voor het deel van het plangebied dat is gelegen in het beschermd stads- en dorpsgezicht Noord Westelijk Villagebied, een conserverend en beschermend planologisch kader wordt opgenomenn.
Nota Natuur, Bos en Landschap in de 21e eeuw (2000)
In de Nota Natuur, Bos en Landschap in de 21e eeuw (Natuur voor mensen, mensen voor natuur) wordt het beleidskader geschetst voor natuur, bos, landschap en biodiversiteit voor de periode tot 2010. Natuur en landschap moeten een essentiële bijdrage leveren aan een leefbare en duurzame samenleving. De nota vervangt integraal de vier 'groene' nota's (Natuurbeleidsplan, Nota Landschap, Bosbeleidsplan en Strategisch Plan van Aanpak Biodiversiteit) en bouwt voort op de Startnota Ruimtelijke Ordening, de vierde Nota Waterhuishouding en de nota Belvedère. De nota vormt samen met de nota Voedsel en Groen het beleidskader voor het landelijk gebied en vormde een bouwsteen voor de Nota Ruimte, het Tweede Structuurschema Groene Ruimte en het Vierde Nationaal Milieubeleidsplan. In 'Natuur voor mensen, mensen voor natuur' heeft het kabinet het beleid voor natuur, bos en landschap uitgewerkt binnen de bredere kwaliteitsopgave. Hierbij spelen de volgende motieven een rol:
- een mooi land om te wonen en te werken (beleefbaarheid);
- een goede bescherming van planten, dieren en karakteristieke gebieden (diversiteit);
- een duurzaam gebruik van essentiële voorraden als water, ruimte en biodiversiteit (bruikbaarheid).
De hoofddoelstelling voor het natuurbeleid is: behoud, herstel, ontwikkeling en duurzaam gebruik van natuur en landschap als essentiële bijdrage aan een leefbare en duurzame samenleving. Deze hoofddoelstelling moet gelezen worden in een internationale context en nadrukkelijk gezien worden als een culturele opgave. Het gaat om natuur en landschap voor en door mensen. Dit komt in essentie neer op:
- het realiseren van de ecologische hoofdstructuur (EHS) en het op onderdelen versterken hiervan met een accent op 'natte onderdelen' en op verbetering van de ruimtelijke samenhang en de milieukwaliteit:
- het versterken van de landschappelijke identiteit en kwaliteit;
- het voortzetten/uitbouwen van het beleid met betrekking tot groen rond de stad met het oog op meervoudig ruimtegebruik en ontwikkelingsgerichte landschapsaanpak;
- het inzetten op behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit, zowel nationaal als internationaal.
Relevantie voor het plangebied
In het plangebied is natuur en bos aanwezig. Deze functies zijn van waarde voor het gebied. Het bestemmingsplan moet er in voorzien dat deze waarden zo veel mogelijk worden behouden.
Waterbeleid 21e eeuw (2000)
Het kabinet heeft in december 2000 zijn standpunt over het waterbeleid voor de 21e eeuw geformuleerd. Dit is verwoord in de nota 'Anders omgaan met water': de veiligheid moet worden gewaarborgd en de kans op overstromingen mag niet toenemen. Wateroverlast moet worden teruggedrongen. Meer ruimte voor water naast technische maatregelen en taakstellende afspraken tussen verschillende overheden zijn essentieel voor het slagen van dit beleid. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), dat op 2 juli 2003 is ondertekend, zijn tussen de verschillen de bestuursniveaus afspraken gemaakt voor de implementatie van WB21. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en daarna op orde te houden.
4.2 Provincie En Regio
Streekplan Noord-Holland Zuid (2003)
Op 17 februari 2003 hebben Provinciale Staten het streekplan Noord-Holland Zuid vastgesteld. Dit streekplan is de opvolger van de streekplannen Gooi- en Vechtstreek, Amstel- en Meerlanden, Zuid-Kennemerland, IJmond, Zaanstreek, Waterland en het grondgebied van Amsterdam. Het streekplan gaat uit van de lagenbenadering en doet ruimtelijke uitspraken voor de periode tot 2020.
De regionale behoefte voor wonen en werken wordt binnen stedelijk opgevangen en anders, bij voorkeur in hogere dichtheden dan tot nog toe gebruikelijk, in stedelijke knooppunten. Daarbij wordt er voorzien in een beperkt aantal uitleg locaties. De provincie heeft in het streekplan rode contouren rond de steden en dorpen in Noord Holland aangegeven, waarbinnen de stedelijke ontwikkeling dient plaats te vinden. Verder wordt er gestreefd naar meervoudig ruimte gebruik, zodat er verbeteringsmogelijkheden zijn voor zowel het stedelijk gebied als de groene omgeving om de stad.
Het streekplan noemt zeven belangrijke opgaven, te weten:
- 1. Ruimte voor water
- 2. Ontwikkelen van waardevolle landschappen
- 3. Een bereikbare netwerk stad
- 4. Ruimte voor wonen
- 5. Ruimte voor werken
- 6. Een economische bestaansbasis voor de landbouw
- 7. Behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden.
Geconstateerd wordt dat het Media Park het centrum van de multi-mediasector (inclusief telecommunicatie) van de Randstad is. In deze wereld vindt momenteel, o.m. door digitalisering, een ingrijpend en onomkeerbaar veranderingsproces plaats. Het Media Park biedt een uitstekende en in Nederland unieke uitgangspositie voor de ontwikkeling van audiovisueel gerelateerde multimedia in de regio.
Onder de opgave 'Ruimte voor werken' in de regio Gooi- en Vechtstreek heeft de provincie gesteld dat de regio zich met name een sterke positie heeft verworven op het vlak van o.m. de multimedia (Hilversum). De laatste jaren is vooral in Hilversum fors ingezet op uitbreiding van de vestigingsmogelijkheden voor zakelijke dienstverlening (kantoor ontwikkeling Arenapark en stations omgeving) en de mediasector en de daaraan gerelateerde bedrijven (Media Park).
De kansen voor de regio liggen voor stuwende werkgelegenheid in de multimediasector, met alle dienstverlenende branches die daarbij horen. Deze sector wordt maximaal ruimte geboden op het Media Park. Het Media Park kan verder uitbreiden met maximaal 170.000 m² bruto vloeroppervlakte (bvo).
Uitsnede streekplankaart
In het Streekplan (2003) werd wel de voorwaarde gesteld dat de bereikbaarheid van Hilversum Noord in zijn algemeenheid en het Media Park in het bijzonder moet worden verbeterd. Voor de korte termijn (tot 2010) zullen enige snel te realiseren maatregelen genomen moeten worden om de bereikbaarheid per auto en per openbaar vervoer te verbeteren. Zowel de gemeente als de bedrijven op het Media Park zullen hier invulling aan moeten geven.
Voor de verbetering van de bereikbaarheid van Hilversum en het Media Park is in 2005 het Integraal Bereikbaarheidsplan opgesteld. Daarin wordt een groot aantal concrete maatregelen opgesomd om de bereikbaarheid van het Media Park te verbeteren. Voor de uitvoering van de maatregelen heeft het provinciaal bestuur van Noord-Holland 50 miljoen euro beschikbaar gesteld. Vanaf 2006 zijn diverse maatregelen ter verbetering van de bereikbaarheid van het Media Park uitgevoerd. In hoofdstuk 3 van deze plantoelichting is ingegaan op de reeds uitgevoerde bereikbaarheidsmaatregelen, terwijl in hoofdstuk 5 aandacht wordt besteed aan de nog geplande maatregelen voor het Media Park.
Ook op het punt van verbetering van recreatie en toerisme is volgens het provinciaal bestuur een rol weggelegd voor het Media Park. Met name het gerealiseerde Instituut voor Beeld en Geluid, in het bijzonder het museumgedeelte, heeft hieraan bijgedragen.
Welke bereikbaarheidsmaatregelen op de langere termijn (na 2010) noodzakelijk zijn, zal - in overleg met de diverse partijen in de Gooi - en Vechtstreek- nader worden onderzocht.
Cultuurhistorische waardenkaart Noord-Holland (2000)
In het kader van de beschrijving van de kenmerkende cultuurhistorische waarden van de provincie Noord-Holland is in 2000 de Cultuurhistorie van de Gooi- en Vechtstreek verschenen. Het bevat een beschrijving en kaarten waarmee de kenmerkende archeologische, historisch stedenbouwkundige en historisch geografische elementen en structuren worden beschreven. Deze zijn van een waardering voorzien in 3 schaalniveaus. De kaart moet geen belemmering vormen voor ruimtelijke ontwikkelingen maar wil eerder een bron van inspiratie zijn.
De cultuurhistorische waardenkaart is opgedeeld in drie kaarten, te weten archeologie, historische geografie en historische bouwkunde.
Een deel van het bestemmingsplangebied is op de provinciale Cultuurhistorische waardenkaart aangewezen als gebied met geografische waarden en een deel van het plangebied is aangewezen als een gebied met zeer hoge architectonische waarden. Het laatste gebied betreft een klein deel van het Noordwestelijk Villagebied dat is aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht. Op de plankaart is aangegeven welk deel van het plangebied dit betreft. Voor de bestaande woningen (veelal in de vorm van villa's ) in dit gebied moet een beschermend planologisch regiem worden opgenomen.
Op de provinciale archeologische kaart komt het plangebied niet voor als gebied met hoge verwachtingswaarde. Dat wil zeggen dat er op provinciaal niveau geen onderzoek is gedaan naar de verwachtingswaarde van het plangebied.
Provinciaal waterplan
Het provinciaal waterplan stelt dat er ruimte dient te worden geboden voor grondwater- onttrekkingen en -infiltratie, maar dat moet worden voorkomen dat dit negatieve gevolgen heeft. Bij het grondwaterbeheer wordt ingestoken op duurzame beschikbaarheid van grondwater voor gebruiksdoeleinden, zoals drinkwatervoorziening en koeling en verwarming van gebouwen. Tevens wordt beoogd het voorkomen van negatieve gevolgen, zoals verdroging, grondwateroverlast en achteruitgang van de grondwaterkwaliteit.
Expliciet:
- Verslechtering van de kwaliteit van het grondwater, bijvoorbeeld door verspreiding van verontreiniging, mag niet plaatsvinden.
- Water dat in kwetsbaar gebied ('t Gooi) wordt opgepompt en niet wordt gebruikt voor hoogwaardige doeleinden, zoals bij onttrekkingen om bouwputten droog te houden, dient te worden teruggebracht in de bodem.
- De provincie wil de toepassing van warmte en koude opslag bevorderen en zorgen voor afstemming tussen eigenaren en gebruikers van systemen bij intensief gebruik van de ondergrond.
Stroomgebiedvisie Amstelland
De Stroomgebiedvisie Amstelland geeft voor de lange termijn (2050) het streefbeeld voor het regionale watersysteem aan, welke oplossingrichtingen nodig zijn en hoe deze in de tijd gefaseerd kunnen worden. Behalve voor het Nationaal Bestuursakkoord is de stroomgebiedvisie ook input voor het Utrechtse en Noord-Hollandse streekplan en andere ruimtelijke plannen.
In het streefbeeld 2050 staat voor het deelgebied Lommer & kwel (waarvan Hilversum deel uitmaakt) centraal het streven naar een herstel en behoud van het natuurlijk watersysteem, gericht op de aanwezige en potentiële natuur- en landschapswaarden.
Vanuit het streefbeeld zijn de volgende watervoorwaarden geformuleerd, die van belang zijn voor het Media Park:
- Niet verlagen van de grondwaterstand door drainage (stedelijk gebied en infrastructuur) en het vergroten van infiltratie van schoon water naar de bodem.
- Het minimaliseren van emissies naar bodem- en grondwater (bij voorkeur geen milieubelastende activiteiten).
In 2007 hebben de negen gewestgemeenten van Gooi en Vechtstreek, in samenwerking met de Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland en de provincie Noord-Holland, het programma Innovatieve Verbindingen in de Noordvleugel opgesteld. De essentie van het programma is dat in deze regio gekozen wordt om te focussen op drie sectoren, te weten media, zorg en toerisme, in combinatie met het bieden van voldoende ruimte om groei in deze sectoren te kunnen accommoderen ("Werklandschappen"). Van de drie speerpuntsectoren wordt het grootste groeiperspectief verwacht. Stimulering wordt gericht op het creëren van innovatieplatforms van waaruit initiatieven worden genomen voor projecten in en ten behoeve van de sectoren, voor kennisdeling/verspreiding en netwerkvorming. Dit model is voor de media al succesvol ingevuld door de stichting iMMovator.
4.3 Gemeente
Toekomstvisie Hilversum 2015
De Toekomstvisie Hilversum 2015 (vastgesteld in november 1999) geeft onder meer een beeld van de rol van de multimedia stad Hilversum. De vaststelling ven de visie ging gepaard met het aanvaarden van een motie over het handhaven en versterken van de bereikbaarheid van Hilversum als integraal onderdeel van de Toekomstvisie Hilversum 2015. Hilversum wordt gezien als het centrum van de multimedia-industrie van Nederland. In totaal werken er in de gemeente ongeveer 15.000 mensen in de multi-mediasector. Aanvankelijk was Hilversum de radiostad als gevolg van de aanwezigheid van de seintoestellenfabriek van Philips. De komst van de televisie zorgde ervoor dat naast de radio de audiovisuele industrie een belangrijke bedrijfstak werd. In de jaren '90 zorgde de groei van de informatietechnologie en de telecommunicatie tot een nieuwe fase, waarbij in samenhang met de radio- en audiovisuele industrie een multimedia-industrie ontstond.
De multimedia-industrie vormt, naast de dienstverlening en het topsegment van de kantorenmarkt en de lichte industriële en verzorgende bedrijvigheid met lokale en regionale binding, de belangrijkste bedrijfssector. Tevens beschikt Hilversum over belangrijke kennis- en opleidingsinstituten, zoals de Media Academie en de Faculteit Kunst, Media en Technologie van de Hoge School voor de Kunsten Utrecht. Ook beschikt Hilversum over een nieuw bedrijvenpark (Arenapark), met hierin een verzameling van kantoren, ICT-bedrijven, telecom- en sport- en recreatiebedrijven.
Hoofduitgangspunt van de visie is het behouden en waar mogelijk versterken van bestaande kwaliteiten. Dit mondt uit in vijf beleidsdoelstellingen met daarbij behorende sleutelprojecten die dat moeten bewerkstelligen. Die beleidsdoelstellingen zijn:
- 1. Het handhaven en versterken van de positie van Hilversum als centrumgemeente
- 2. Het handhaven en versterken van Hilversum als woongemeente
- 3. Het handhaven en versterken van Hilversum als werkgemeente en multimedia stad
- 4. Het handhaven en versterken van de bereikbaarheid van Hilversum
- 5. Het handhaven en versterken van de hoogwaardige stedenbouwkundige, architectonische en landschappelijke kwaliteiten van Hilversum.
Economische Visie 2007-2020
Op 9 mei 2007 heeft de gemeenteraad van Hilversum de economische visie `Kenniscentrum Hilversum` vastgesteld. Samen met bedrijven, bewoners, de regio Gooi- en Vechtstreek en andere gemeenten uit de Noordvleugel, wenst Hilversum de economische ontwikkeling te stimuleren en te begeleiden. In de komende jaren biedt Hilversum met name de multimedia, de zorg en het toerisme ruimte om zich verder te ontwikkelen. Deze sectoren en hun schone werkgelegenheid passen goed bij het karakter en de fysieke eigenschappen van de stad en zijn daarom speerpunten van het economisch beleid. Bovendien kunnen zij elkaar versterken. De multimedia is en blijft de belangrijkste economische sector van Hilversum. De sector bevat enkele zeer grote bedrijven (zoals omroepen), maar ook vele zelfstandige ondernemers zonder personeel. Daarnaast is in Hilversum de HKU/KMT gevestigd: een Europees topinstituut op het gebied van kunst, media en technologie. Deze krachtige multimediasector is ook de motor voor verdere versterking van de innovatie in de gemeente en de regio.
Niet alleen de traditionele media maar ook de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van multi- en crossmedia dienen in Hilversum een plaats te krijgen. Om de ontwikkeling van de multimediasector in Hilversum te faciliteren, is het zaak dat het Media Park de komende jaren wordt getransformeerd en uitgebreid tot een modern, hoogwaardig terrein voor multimediabedrijven.
De economische visie richt zich (dus) ook op toerisme en recreatie. In het kader van de visie en de uitwerkingen daarvan is gebleken dat Hilversum een groot aandeel heeft in de totale hotelcapaciteit in de Gooi- en Vechtstreek, maar dat in verhouding met het aantal inwoners het aantal hotelbedden juist gering is. Doestelling van het gemeentelijke én regionale beleid is om de toeristische bestedingen in zowel Hilversum als in de regio fors te laten groeien. In regionaal verband is het doel gesteld op een groei van 6% á 10% per jaar. Dat kan door verbindingen aan te gaan met andere sectoren als zorg en media.
Multimedia landt
De gemeenteraad van Hilversum heeft op 15 maart 2006 de gemeentelijke visie ´Multimedia Landt` vastgesteld. In die visie wordt de multimedia sector gedefinieerd als de sector die producten en diensten levert op het gebied van beeld, geluid en data met gebruikmaking van radio, televisie, internet, mobiel, print en events in cross sectoraal verband. Hilversum heeft de mogelijkheden en de kansen om zich te ontwikkelen tot het kristallisatiepunt van de multimedia-industrie in Nederland en daar buiten. Door de aanwezigheid van in eerste instantie de publieke omroepen en later de commerciële omroepen vindt de productie van content al decennia lang in Hilversum plaats. Deze aanwezigheid biedt een stimulans en afzetmarkt voor nieuwe ideeën en producten. Er zijn echter bedreigingen binnen de traditionele AV-media. In de eerste plaats zijn dit de negatieve financiële ontwikkelingen binnen de publieke omroepen. Ten tweede zijn de ontwikkelingen op het gebied van de integratie van televisie en computer en de mogelijkheden die dat biedt, onzekerheden voor zowel de commerciële als publieke omroepen.
Toch zijn er door de sterke aanwezigheid van de content productie en distributie veel kansen voor een sterke toekomst voor de multimedia sector in de gemeente Hilversum. De aanwezigheid van creativiteit met bijbehorende productie biedt veel mogelijkheden. Op dit moment zien we nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan met als doel de ontwikkeling van kansrijke en innovatieve producten en diensten door een cross sectorale aanpak, waar ook voor de omroepen kansen liggen.
In Hilversum komen ideeën en productie samen, waardoor er voor de aanwezige industrie mogelijkheden worden geboden voor ontwikkelingen op het gebied van de multimedia industrie en Hilversum het kristallisatiepunt hiervan te maken. De gemeente zal hierbij een faciliterende, stimulerende en regisserende rol spelen.
Infraplanning 2000-2010
De uit het verkeersplan voortvloeiende infrastructurele projecten zijn geïntegreerd met overeenkomstige projecten, gerelateerd aan ontwikkelingen van gebieden zoals het Media Park, in de Infraplanning 2000-2010. Deze planning, waarin de fasering en financiering van de projecten is opgenomen, is in 2001 vastgesteld. In deze planning is onder andere de nieuwe aansluiting van het Media Park op de Sumatralaan/Mies Bouwman Boulevard opgenomen en verbetering van de aansluiting van het Media Park aan de noordzijde.
Integraal BereikbaarheidsPlan Hilversum e.o. (7 december 2005)
De huidige infrastructuur van Hilversum was niet (meer) toegerust op de bestaande mobiliteit en de toekomstige groei (zie hoofdstuk 5) daarvan. Verkeersmodellen lieten zien dat (zonder het nemen van maatregelen) de huidige situatie zal verslechteren, zodat zowel de bereikbaarheid van belangrijke bestemmingen als het Media Park, als de leefbaarheid langs de routes en aanpalende wijken onacceptabel wordt.
Na een lange periode van overleg, onderzoek etc. is op 7 december 2005 het Integraal Bereikbaarheidsplan (IBP) vastgesteld. Het doel van het IBP is te komen tot een zodanig uitgebalanceerd pakket van maatregelen, dat op het totale stelsel van lokale hoofdwegen een redelijke (zo goed mogelijke) doorstroming van het verkeer kan worden bereikt. Daarmee wordt niet alleen de bereikbaarheid van de stad verbeterd, maar ook de milieukwaliteit. Het maatregelenpakket zoals voorgesteld in het IBP, beperkt zich niet tot de bereikbaarheid per auto, maar is ook gericht op het verbeteren van de mogelijkheden voor openbaar vervoer en fiets.
Stedenbouwkundig Programma van Eisen Media Park (SPvE 4 oktober 2006)
In opdracht van TCN, de NOS en de gemeente Hilversum heeft het stedenbouwkundig adviesbureau KCAP het Stedenbouwkundig Programma van Eisen Media Park (SPvE) opgesteld. In het rapport wordt richting gegeven aan de gewenste uitbreidingsopgave en worden inrichtingsschetsen gepresenteerd van de beoogde situatie na uitbreiding van het Media Park.
In het SPvE wordt de ontsluiting van het plangebied als centraal te verbeteren uitgangspunt voor het Media Park gezien. Vervolgens is ingezoomd op de voorgestane aanzichten van het Media Park vanuit diverse richtingen. In de visie wordt per deelgebied in stedenbouwkundig opzicht een vernieuwde presentatie van het gebied gegeven. Hierbij wordt uitvoerig ingegaan op de mogelijkheden van intensief ruimtegebruik. Voor de toegankelijkheid van het totale gebied is een verbeteringsplan opgenomen, inclusief een overzicht van de parkeervoorzieningen.
In hoofdstuk 5 wordt het SPvE verder toegelicht.
Monumenten van zorg tot kans (30 oktober 2007)
Om monumenten voor de lange termijn te behouden en te behoeden voor verval en aantasting, is beleid op gemeentelijk niveau noodzakelijk. Dit beleid is recent verwoord in de nota `Van zorg tot kans, Hilversums erfgoed bron van dynamiek'. In de nota wordt aangegeven dat Hilversum streeft naar een gemeentelijk dekkend beleid voor cultuurhistorie, van bestemmingsplan tot objectniveau. In de nota worden criteria voor monumenten benoemd; bovendien geeft de nota een aanzet tot het project 'Aanwijzingen gemeentelijke monumenten'.
Het uitgangspunt van het Hilversumse monumentenbeleid is: 'gebruik is sleutel tot behoud'. Volgens de Monumentenverordening 2001 dient rekening te worden gehouden met het gebruik. In deze verordening staan de regels over onder andere de aanwijzing en de monumentenvergunning die gelden voor de gemeentelijke monumenten. Voor Rijksmonumenten geldt de Monumentenwet 1988.
In Hilversum is het inmiddels gemeengoed dat bij gebiedsontwikkelingen de cultuurhistorie in een vroeg stadium wordt meegewogen. Ook in dit bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden. Door het afstemmen van ontwikkelingsmogelijkheden op de te behouden structuren en gebouwen wordt bereikt dat de ontwikkelingen komen te liggen in het verlengde van behoud van de benoemde cultuurhistorische waarden.
Gemeentelijk Waterbeleid
Afvalwater
De gemeente draagt zorg voor de inzameling van afvalwater. Een aansluiting op het gemeentelijk rioolstelsel dient altijd in overleg met en/of uitgevoerd door de gemeente plaats te vinden.
Regenwater
De landelijke wet- en regelgeving hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het uitgangspunt dat de perceelseigenaar het hemelwater zoveel mogelijk zelf moet verwerken (bergen/infiltreren). De gemeente bepaalt in welke situaties de perceelseigenaar het regenwater zelf moet verwerken. Als het regenwater niet (geheel) zelf kan worden verwerkt, treedt de gemeentelijke zorgplicht in werking. De gemeente kan hiervan afwijken en geeft dan aan hoe het overtollige hemelwater afgevoerd zal worden.
Voor gescheiden gerioleerde gebieden, zonder regenwaterriool, voert de gemeente Hilversum het beleid dat het hemelwater op de locatie zelf geborgen en geïnfiltreerd moet worden. Het mag nooit worden aangesloten op het gemeentelijk vuilwaterriool.
Ten aanzien van het aanbrengen van verhardingen in nieuw in te richten gebieden geldt dat bij een oppervlakte van meer dan 1.000 m2 ontheffing van de Integrale Keur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) moet worden aangevraagd. Zonder ontheffing van de Keur is het aanbrengen van meer dan 1.000 m2 verharding verboden. Bij de ontheffing kunnen compenserende maatregelen worden voorgeschreven.
Op het Mediapark is het zeer wenselijk dat regenwater in de bodem van eigen terrein wordt geïnfiltreerd. Het is in deze verstandig dat het afstromend regenwater, in afwachting van infiltratie, tijdelijk te bergen in een bergingsvoorziening (bijvoorbeeld een vijver, een zakput, een bergende en infiltrerende verharding van klinkers, e.d.). Het onderhoud en de aanleg van de berging- en infiltratievoorzieningen is een taak voor de gebouw- of terreineigenaar.
Om bodemverontreiniging bij de infiltratiepunten op het eigen terrein te voorkomen is het beleid er op gericht geen onbehandeld koper, zink, lood, teerhoudende dakbedekking (PAK) en andere uitlogende (bouw)materialen toe te passen op oppervlakken/straatmeubilair die in aanraking komen met het regenwater. Daarnaast dient er geen gebruik te worden gemaakt van (chemische) onkruidbestrijdingsmiddelen en moeten verharde oppervlakken schoon worden gehouden (vroegtijdig verwijderen van organisch materiaal, zoals bladafval etc.). Een zeer zinvolle maatregel vormt tevens het aanleggen van lokale zuiveringsvoorzieningen (zoals wadi's, helofyten, bezinkvoorzieningen, e.d.). Verontreinigingen welke naar de bodem zouden kunnen worden verspreid, worden op deze manier terugneembaar.
Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Plan
In dit hoofdstuk komt aan de toekomstige situatie aan de orde.
5.1 Ruimtelijk Concept
5.1.1 Structuur en stedenbouwkundige randvoorwaarden
Algemeen
Sinds 2000 wordt nagedacht over een uitbreiding van het Media Park. Veranderende inzichten en technieken (multimedia) en de concurrentie van andere vestigingsplaatsen voor mediabedrijven hebben geleid tot een masterplan Media Park in 2002 (een visie voor de toekomst van het Media Park). Over die visie is in de daarop volgende jaren veel gesproken. Dat heeft geleid tot een aangepaste visie, die is verwoord in het Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE).
In het programma wordt voorzien in een uitbreiding van de multimediasector op en in de directe omgeving van het Media Park. De visie gaat uit van een uitbreiding met 170.000 m² .
Milieubeoordeling
Nagegaan is of het ten behoeve van de uitbreiding van het Media Park nodig is om een milieu-effectrapportage (mer) op te stellen. Uit het onderzoek blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling op deelaspecten zowel positieve als negatieve effecten heeft. De positieve effecten dragen bij aan een verbetering van het milieu in het plangebied. De negatieve effecten zijn niet van dien aard dat gesproken kan worden van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in de zin van de wet. Volgens de eindconclusie van onderzoek is naar voren gekomen dat een (plan)mer achterwege kan blijven.
De gesignaleerde negatieve effecten van de voorgenomen ontwikkeling geven aanleiding om aanbevelingen te doen waar bij de realisatie van het bestemmingsplan en de uitvoering van de werkzaamheden rekening mee zou moeten worden gehouden. De aanbevelingen zijn in dit bewstemmingsplan overgenomen. In bijlage 4 (van deze toelichting) zijn de aanbevelingen nader beschouwd.
Structuur (en stedenbouwkundige randvoorwaarden)
De uitbreiding van het Media Park vindt voornamelijk plaats op het terrein van het park zelf. De bebouwing wordt intensiever en soms hoger, en er komen meer parkeerplaatsen. De uitbreiding maakt niettemin gebruik van de structuur van de huidige situatie, zoals de ontsluiting van het terrein voor autoverkeer, die sinds een paar jaar geleden geheel is vernieuwd (mede naar aanleiding van de uitbreidingsplannen).
In het noordelijk deel van het plangebied, ten noorden van de rotonde en in de bocht van de Mies Bouwmanboulevard, komt een markant gebouw. Dit deel kenmerkt zich door het aanwezige groen. Dat blijft zo. De oostzijde van het Media Park (het zicht vanaf de Mies Bouwmanboulevard en het spoor) krijgt een facelift. Op het Media Park zelf wordt een meer zichtbaardere scheiding aangebracht tussen het publieke deel (zuidelijke gedeelte) en het niet-publieke deel (noordelijke gedeelte). Het publieke deel (het bezoekerspark) krijgt daarom extra voorzieningen (horeca, congrescentrum en hotelfaciliteit). Aan de westzijde van het Media Park komen enkele nieuwe vrijstaande gebouwen, die een overgang naar het open gebied (Heksenweitje) markeren. Het open gebied blijft zoals het is en behoudt zijn kwaliteit.
De uitbreidingsplannen leiden niet tot een wijziging van de algemene structuur van het gebied.
Eisen van welstand
Het gewenste welstandsniveau (toekomstige situatie) wijkt niet af van het welstandsniveau zoals dat in de Welstandsnota voor het gebied is weergegeven. Zie ook paragraaf 3.1.
De opzet van de openbare ruimte verdient aandacht, maar vooral de architectuur. Voor dit gebied geldt dat het gewenste ruimtelijk beeld in hoofdlijnen is geschetst in het stedenbouwkundig programma (SPvE) Media Park. Hiervoor is een bureau kwaliteitsbewaking ingesteld, waarin zitting hebben een architect/stedenbouwkundige vanuit het Media Park en een stedenbouwkundige vanuit de gemeente. Uitgangspunt is dat nieuwbouw, in lijn met de Hilversumse traditie, vernieuwend is als monumenten van de toekomst.
Nieuwe situatie
Het voert te ver om het stedenbouwkundig programma (SPvE) hier woordelijk op te nemen, verwezen wordt naar het SPvE (Bijlage 8). Wel worden hieronder de belangrijkste uitbreidingen toegelicht, vergezeld van enkele impressies.
Mediaboulevard
De Mediaboulevard in het zuidelijke deel vormt (nu al) het entreegebied voor bezoekers van het Media Park. Het krijgt een hoogwaardige uitstraling. Er worden gebouwen toegevoegd en er worden mogelijkheden geschapen om dit gebied eventueel ook alternatief te gebruiken voor evenementen. Er komen ruime voetgangerszones, kleurrijke verlichting van het toegangsplein, en stationeerzones voor bussen, taxi's en organisatie van de toegang naar de parkeergarage voor bezoekers.
Referentiebeelden Media boulevard
Het centrale wandelgebied in het publieke deel: de 'Studioboulevard'
Dit gebied vormt straks een levendige voetgangerszone (Walk of fame) tussen de entree vanaf het station en de Media-boulevard. Daartoe zal een traverse worden gebouwd. Het voetgangersgebied is het belangrijkste deel van het bezoekersgedeelte. Langs deze route komen verschillende gebouwen met hun entrees langs deze Studioboulevard. De gebouwen verschillen in omvang en staan niet strak in een rechte lijn. Op de begane grond komen voorzieningen, zoals detailhandel (gericht op de multimedia-functies), horeca, studio-entrees en multimediabedrijven.
Referentiebeelden Studioboulevard
Het centrale bedrijven- en studiogebied: 'Mediacity'
In dit centrale gebied worden de bestaande grotere gebouwen, waaronder de grotere studio's, uitgebreid, zowel langs de 'Middenstraat' (Main Street) in een strakke lijn (straatwand), als langs de Mies Bouwmanboulevard (zicht vanaf spoor).
De Main Street (de huidige Middenweg) wordt de centrale as van het noordelijke deel (Businesspark). De bestaande weg wordt omgevormd tot een profiel met ruime voet- en fietspaden langs de rijweg, gecombineerd met waterpartijen. De weg krijgt daardoor een ander karakter (en niet een van een 'dienstweg'). De gebouwen tussen Main Street en Mies Bouwmanboulevard staan dicht op elkaar en kunnen eventueel door luchtbruggen met elkaar worden verbonden. Ook is hier ruimte voor nieuwe parkeervoorzieningen.
Referentiebeelden Middenweg/Mainstreet
Het front van het Media Park langs de Mies Bouwmanboulevard
In deze zone toont het Media Park zich straks naar de Mies Bouwmanboulevard en het spoor met een reeks van gebouwen, die direct aan of op bestaande gebouwen kunnen worden gesitueerd. De gebouwen vormen aan deze weg een front, waar ook de entrees zijn gesitueerd. De gevels van deze gebouwen krijgen wat betreft de onder- en de bovenbouw een verschillende uitstraling.
Ongeveer in het midden komt de nieuwe voetgangerstraverse (van station naar bezoekerspark).
De bouwhoogte varieert hier van 14 tot 25 en op één locatie (net ten noorden van de traverse) tot 30 meter.
De westelijke zone langs de bestaande westelijke rondweg met hoogteverschillen: 'Hilversum Hills'
Hier komen diverse gebouwen te staan, haaks op het aan de westkant aan het Media Park grenzende landschap. Die gebouwen zijn geprojecteerd op en tegen de bestaande zuidelijke parkeergarage, alsook op de bestaande noordelijke parkeergarage.
De bebouwing wordt afgewisseld met groene tuinen die terrasvormig aflopen naar het (hoger gelegen) landschap. Hiermee wordt bereikt dat tussen de bebouwing van het Media Park en het landschap, door middel van 'groene vingers', een harmonieuze overgang ontstaat.
De bouwhoogte varieert hier van 14 tot 25 meter.
De westelijke geaccidenteerde park- en boszone: 'World between the Trees'
Op bescheiden schaal worden hier kantoorvilla's in de omgeving ingepast, als overgang tussen het Media Park en het omringende en aansluitende groen.
'Watervilla's' worden gebouwd langs de rand van de vijvers aan de Randweg West.
'Heuvelvilla's' worden gebouwd op het tracé van het op te heffen deel van de Randweg West en op het dak van een nieuw te bouwen parkeergarage. Aldus ontstaat een vloeiende overgang vanuit het Media Park naar de 'steilrand' richting Heksenweitje.
De bouwhoogte varieert hier van 12 tot 25 meter.
Referentiebeelden geaccidenteerde park- en boszone
Rondom een nieuw entreeplein worden hier geconcentreerd bijzondere gebouwenclusters gerealiseerd, zoveel mogelijk op plekken van een bestaand gebouw, een (voormalig) voetbalveldje en het grote noordelijke parkeerterrein. Het bos blijft grotendeels behouden.
Pixel Plaza wordt doorsneden door de hoofdweg tussen Main Street en de nieuwe weg naar de rotonde. Het krijgt een krachtige belevingswaarde. Uiteraard wordt rekening gehouden met verkeerskundige eisen, maar ook met de natuurwaarden, de verblijfskwaliteit en de uitstraling van Media Park. Een deel van Pixel Plaza is geprojecteerd op een bestaand bosperceel. Dit perceel behoudt zijn bosbestemming, waardoor een groen karakter op het plein wordt behouden.
Referentiebeelden Pixel Plaza
In het oog springende nieuwe gebouwen en plekken
Naast de al bestaande in het oog springende gebouwen van de VPRO en het Instituut voor Beeld en Geluid wordt een aantal nieuwe markante gebouwen toegevoegd.
'De 'Portier'
Bij het kruispunt Naarderweg-Mies Bouwmanboulevard-Witte Kruislaan-Crailose Brug zal - gezien vanuit de noordelijke stadsentree - een eerste gebouw van het Media Park te zien zijn: 'De Portier', een gebouw dat de identiteit van het Media Park moet uitstralen. Dit gebouw zal inspelen op de zicht-assen vanaf de Naarderweg en de Mies Bouwman Boulevard. Het gebouw zal de kromming van de weg volgen en accentueren. Er wordt naar gestreefd doorzichten door en/of onder het gebouw naar het achterliggende bosgebied 'in te bouwen'. Dit gebouw krijgt zijn entree aan de noordelijke toegangsweg, die aansluit op de Witte Kruislaan. De 'achterkant' van dit gebouw komt hierdoor aan de Mies Bouwman Boulevard te liggen. Hier zullen de hekken die hier nu nog staan verdwijnen en worden vervangen voor een natuurlijke afbakening van het gebouw, bijvoorbeeld in de vorm van een waterpartij.
De 'Traverse'
Dit wordt een belangrijke hoofdentree van het Media Park vanaf het station Hilversum Noord (zowel voor bezoekers als voor werknemers). Het wordt een transparant vormgegeven traverse.
De'Spil'
Dit 'spil'-gebouw bevindt zich op het raakvlak van verschillende (deel)gebieden en staat bovendien in het overgangsgebied tussen het publieke deel en het meer besloten business deel. Tevens vormt dit gebouw een overgang tussen het stedelijke deel en het landschappelijke deel, ligt het op een kruising van (loop)routes en zorgt het voor een begeleiding van het hoogteverschil. Hier geldt dat in afwijking van het SPvE de hoogte begrensd is tot maximaal 30 meter.
Het 'Entreegebouw'
Op de hoek van de zuidelijke hoofdentree, tegenover het Instituut voor Beeld en Geluid, is een hoekgebouw geprojecteerd. Dit pand speelt in op het gevelfront langs de Mies Bouwmanboulevard en op de gebouwen langs de Mediaboulevard.
De 'Mediatoren'
Ter beëindiging van de verschillende gebouwen aan de noordzijde van de Mediaboulevard wordt een bijzonder gebouw gerealiseerd. Hier geldt ook dat in afwijking van het SPvE de hoogte is begrensd tot maximaal 30 meter.
Aanvullend op het stedenbouwkundig programma
Het stedenbouwkundig programma gaat over de uitbreiding van het Media Park zelf. Het belangrijkste deel van het plangebied. Maar het plangebied is groter dan dat. Hieronder enkele aspecten van het overige gebied.
Het Heksenweitje
De 'steilrand' vormt de buffer tussen de villawijk Trompenberg en de (bestaande) bebouwing van het Media Park. Het Heksenweitje blijft onbebouwd. De huidige groenfunctie die van een zekere waarde is, wordt gehandhaafd.
Voor de zone tussen het Heksenweitje en het Media Park wordt een natuurlijke, harmonieuze overgang nagestreefd. Er wordt gedacht aan een ´hekvrije´ overgang naar de tuin aan de westzijde van het Media Park.
Het noordelijk deel van het plangebied
Bij de noordelijke entree van Hilversum worden, als een soort aankondiging van het Media Park, twee nieuwe gebouwen gerealiseerd ten behoeve van multimediabedrijven. Deze panden zijn geprojecteerd op enige afstand van de Mies Bouwmanboulevard, dicht tegen de spoorlijn aan. Het is de bedoeling om de gebouwen 'alzijdig' vorm te geven. Het aanwezige groen zal zoveel mogelijk worden gehandhaafd.
Ten noorden van het Media Park worden de bestaande complexen van de Wereldomroep en het KPN-complex met markante toren als vrijstaande, grotere complexen in een bosachtige omgeving gehandhaafd.
De Insulindelaan en het villagebied
Langs de Insulindelaan wordt het bestaande beeld van villa's gehandhaafd, in westelijke richting overgaand in het villagebied. Hier wordt de karakteristiek van vrij liggende villa-achtige bebouwing op ruime groene kavels gehandhaafd. Achter de villa's Insulindelaan 28a en 30 bevindt zich een groot achterterrein, dat grenst aan een parkeerterrein van het Media Park. In dit overgangsgebied tussen het villagebied langs de Insulindelaan en het Media Park is het mogelijk gemaakt kleinschalige bebouwing te realiseren die de overgang tussen deze gebieden begeleidt. De bebouwing zal deel uitmaken van het ensemble met bijzondere gebouwen, zoals die van de RVU, het Commissariaat van de Media en de Villa VPRO. De locatie zal worden ontsloten vanaf het Media Park.
5.2 Wonen, Werken En Voorzieningen
5.2.1 Wonen
De bestaande woningen in het gebied zijn alle opgenomen in het bestemmingsplan. Aan de zuidwestzijde is op het huidige tenniscomplexje (ten zuiden van het clubgebouw) een woonbestemming toegevoegd (mogelijkheid voor de bouw van twee woningen).
5.2.2 Werken en voorzieningen
Het grootste deel van het plangebied wordt gevormd door het Media Park, dat in de huidige vorm in dit bestemmingsplan is opgenomen. Op het Media Park wordt gewerkt. Dat blijft zo. In het noordelijke deel (Businesspark) komt meer ruimte voor multimediabedrijven. Dat is ook het geval in het zuidelijke deel (het bezoekerspark), maar hier is ook sprake van een intensivering van publieksvoorzieningen. Daar ligt de nadruk op de bezoekers aan het Media Park. Voorbeeld van die intensivering is het Instituut voor Beeld en geluid. In het bezoekerspark worden de volgende nieuwe voorzieningen mogelijk gemaakt:
- detailhandel;
- business support centre (ondersteunende dienstverlening);
- horeca;
- hotel/congrescentrum;
- mediagerelateerde opleidingsinstituten;
- theater;
Met name de detailhandel en de horeca is gebonden aan een bepaalde maat.
Dit bestemming maakt het ook mogelijk dat een hotel wordt gebouwd. Dat is mede mogelijk gemaakt (in aanvulling op hetgeen is gezegd in hoofdstuk 4; gemeentelijk beleid bij Economische Visie) omdat is gebleken dat in de regio Amsterdam de beschikbaarheid van voldoende hotelcapaciteit problematisch is (er is een tekort van ongeveer 13.000 hotelbedden tot 2015). Voldoende hotelcapaciteit is belangrijk voor de groei van het regionaal toerisme. Hilversum kan en wil hierop met het opnemen van hotelcapaciteit inspelen.
Verwezen wordt naar paragraaf 5.1, waarin de nieuwe situatie op basis van het stedenbouwkundig programma is beschreven.
5.3 Verkeer
De uitbreiding van het Media Park is alleen mogelijk als tegelijk de bereikbaarheid per fiets, auto en openbaar vervoer verbetert. Daarom hebben de gemeenten Hilversum, Laren en Bussum samen met de provincie Noord-Holland en de eigenaar van een deel van het Media Park (TCN) in 2005 het ´Integraal Bereikbaarheidsplan Hilversum e.o.´ (IBP) vastgesteld (bijlage 5 en bijlage 6 geeft de stand van zaken van medio 2010). In dat kader kwam 50 miljoen euro beschikbaar voor verbeteringen. Op 1 maart 2006 hebben de betrokken partijen in een overeenkomst afgesproken om in een periode van vijf jaar (2006 - 2011) maatregelen te nemen om de doorstroming op circa 40 kruispunten in (heel) Hilversum te verbeteren, files op de buitenring terug te dringen en de leefbaarheid van aangrenzende wijken te vergroten. Daarnaast voorzien de plannen in het treffen van voorzieningen voor het fietsverkeer, het verbeteren van het openbaar vervoer van en naar het Media Park en het ontwikkelen van vervoersmanagement ten behoeve van het Media Park. Zie ook bijlage 7.
5.3.1 Autoverkeer
In samenwerking met de gemeente Bussum, Laren, Rijkswaterstaat en de provincie Noord-Holland heeft de gemeente Hilversum in 2005 een nieuw verkeersprognosemodel voor het gemotoriseerde verkeer opgesteld. In dat model zijn alle verkeersbeïnvloedende activiteiten tot 2020 geïntegreerd, zoals bouwplannen en uitbreidingen in de gehele regio, waaronder de maximale toevoeging van 170.000 m² bvo op het Media Park. Het aantal autoverplaatsingen in 2020 van en naar het Media Park is geprognosticeerd op ruim 20.000 voertuigen per etmaal. In het IBP werd de conclusie getrokken dat zonder het treffen van maatregelen het verkeer in een groot deel van Hilversum zou komen vast te staan. Die verkeersmaatregelen zijn dus opgenomen in het IBP.
Het IBP voorziet in een zodanig uitgebalanceerd pakket aan verkeersmaatregelen, dat op het totale stelsel van lokale hoofdwegen een redelijke (zo goed mogelijk) doorstroming van het verkeer wordt bereikt. Daarmee wordt niet alleen de bereikbaarheid in de stad verbeterd, maar ook de milieukwaliteit. Het maatregelenpakket richt zich niet alleen op de bereikbaarheid per auto, maar verbetert ook de mogelijkheden voor het openbaar vervoer en de fiets (zie hierna). Hiermee heeft het IBP dezelfde doelstellingen als het rijks- en provinciaal beleid (bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid). Het blijkt mogelijk om met een slim gebruik van moderne technieken de mobiliteit aanzienlijk te bevorderen binnen het beschikbare budget. Na het treffen van die maatregelen, zo verwacht de gemeente, zal het probleem van de doorstroming op het Hilversumse wegennet grotendeels zijn opgelost, op een beperkte congestie op drie toegangswegen naar Hilversum na.
Maatregelen IBP voor gemotoriseerd verkeer
Ontsluiting
Reeds uitgevoerd zijn de routes A1 - Media Park (buitenring Noord), de nieuwe entree van het Media Park-zuid en de maatregelen op het punt van openbaar vervoer (zie hoofdstuk 3.3).
In 2009 is/wordt de buitenring west gereconstrueerd. Op het kruispunt Hoge Naarderweg - Insulindelaan wordt een z.g. voorrangspleintje aangelegd. In de Krugerbocht komen vrijliggende fietsvoorzieningen. De verkeerslichten op het kruispunt 's-Gravelandseweg - Geert van Mesdagweg - Bussumergrintweg (Quatre Bras) blijven intact, waarbij alle opstelstroken aanmerkelijk worden verlengd. De kruispunten Vaartweg - Geert van Mesdagweg - Beresteinseweg en Gijsbrecht van Amstelstraat - Nieuwe Havenweg worden samengevoegd tot één geregeld kruispunt. Hiertoe dient de brug over de Gooise Vaart te worden verbreed. Al deze maatregelen zorgen voor een flinke verbetering van de doorstroming van het gemotoriseerde verkeer op de buitenring west forst, wat ook geldt voor de leefkwaliteit, verkeersveiligheid en de oversteekbaarheid.
In 2010 wordt de buitenring zuid gereconstrueerd. Op vijf kruispunten worden z.g. voorrangspleintjes gesitueerd. Alle rotondes worden omgebouwd tot meerbaans turborotondes. Tevens wordt er een bypass aangelegd van de Diependaalselaan-west naar de Kerkelandenlaan en wordt een aparte rijstrook bij voor de linksafbeweging van de Diependaalselaan -oost naar de Hilvertsweg-zuid. Al deze maatregelen zorgen ervoor dat de doorstroming voor het gemotoriseerde verkeer op de buitenring zuid fors verbetert, alsmede de leefkwaliteit, verkeersveiligheid en de oversteekbaarheid.
In 2011 wordt het laatste deel van het IBP ten uitvoer gebracht. Het gaat om het maken van een ongelijkvloerse oplossing voor het kruispunt Soestdijkerstraatweg - Oostereind. De buitenring west wordt onder dit kruispunt in een tunnel afgewikkeld, terwijl bovenop de tunnel een meerbaans turbo rotonde wordt aangelegd. Vanaf deze rotonde naar het ArenaPark komt een extra rechtsafstrook. Daarbij wordt de hoofdontsluiting van het Monnikenbergterrein verplaatst naar de Soestdijker-straatweg, ongeveer ter hoogte van de Surinamelaan. Er komen extra rijstroken bij op de Van Riebeeckweg vóór het kruispunt met de Oosterengweg. Op het kruispunt Kamerling Onnesweg / Jan van der Heijdenstraat wordt een voorrangspleintje aangelegd. Verwacht wordt dat de aan te leggen voorzieningen, samen met het reeds in 2007 gerealiseerde voorrangspleintje op het kruispunt Kamerling Onnesweg / Minckelersstraat, leiden tot een verbeterde doorstroming op de buitenring oost, met een positief effect op de leefbaarheid, de verkeersveiligheid en de oversteekbaarheid.
In 2011 wordt een begin gemaakt met het verdubbelen van de op- en afritten van de A1 naar de Hilversumseweg. Dit speelt zich af op grond van Rijkswaterstaat en Domeinen, op grondgebied van de gemeente Laren. De provincie Noord-Holland is te trekker van dit project, als onderdeel van het IBP.
Snelheid
Er bestaat geen aanleiding om in de nieuwe situatie verandering te brengen in de snelheden die zijn toegestaan voor autoverkeer.
Parkeren
In samenhang met de ontwikkelingen op het Media Park is onderzoek gedaan naar de benodigde parkeerbehoefte op het park (bijlage 14).
Op het Media Park zijn voornamelijk mediagerelateerde bedrijven en studio's gevestigd. Voor deze functies wordt momenteel beschikt over 2.487 parkeerplaatsen, waarvan er 889 zijn verhuurd en 1.382 beschikbaar zijn als openbare parkeerplaatsen op het parkeerdek. Het onderzoek heeft uitgewezen dat de meeste parkeerplaatsen thans op werkdagen (overdag) in gebruik zijn. Uit recente tellingen blijkt dat 83% van het aantal parkeerplaatsen bezet is. De lege parkeerplaatsen liggen deels in het beveiligde gedeelte, die worden verhuurd aan bijvoorbeeld de studio's, en deels op het openbare parkeerdek. Het parkeerdek heeft nu een restcapaciteit van 105 parkeerplaatsen. Zie ook paragraaf 3.3.
In de periode tot 2020 is voorzien in een toevoeging aan het Media Park van ca. 150.000 m² bvo, voornamelijk kantoorachtige ruimten. Voor deze functies zijn 1.533 parkeerplaatsen benodigd (1.070 plaatsen in het beveiligde deel en 463 plaatsen in het openbare deel op het parkeerdek). De beoogde nieuwbouw gaat gepaard met het vervallen van een deel van de bestaande parkeercapaciteit. Dit heeft tot gevolg dat in de periode tot 2020 in totaal 1.599 parkeerplaatsen dienen te worden gerealiseerd (1.241 parkeerplaatsen in het beveiligde deel en 358 parkeerplaatsen in het openbare deel op het parkeerdek). Het aantal toe te voegen parkeerplaatsen kan echter worden beperkt door het optimaliseren van het gebruik van de bestaande parkeerplaatsen. Als 'kantoren' gebruik gaan maken van de (verhuurde) parkeerplaatsen bij de studio's, behoeven 170 plaatsen minder te worden gerealiseerd. In dat geval kan het aantal toe te voegen plaatsen worden beperkt tot 1.429 (1.071 plaatsen in het beveiligde deel en 358 plaatsen op het parkeerdek).
Daarmee wordt voldaan aan de door de gemeente gehanteerde parkeernormen.
Openbaar vervoer
In paragraaf 3.3 is aangegeven, welke verbeteringen al in verband met de voorgenomen uitbreiding van het Media Park zijn doorgevoerd. Voor de toekomst staan nog meer verbeteringen op het programma.
Om voor medewerkers en bezoekers van het Media Park het reizen per trein aantrekkelijker te maken, zal de bestaande loopbrug over de sporen op station Hilversum Noord worden vervangen door een traverse voor langzaam verkeer (voetgangers) tussen de wijk Hilversum Noord, het station Hilversum Noord en het Media Park. Aldus wordt het mogelijk om vanaf de perrons, via de nieuwe traverse over de Mies Bouwmanboulevard, direct naar het hart van o.a. het publieksdeel van het Media Park te lopen. Naast looptrappen zal deze traverse tevens worden voorzien van liften voor minder mobiele werknemers en bezoekers van het Media Park.
5.3.2 Langzaam verkeer
Fietser en voetganger
Het plan is om het bestaande tweerichtingenfietspad langs de Mies Bouwmanboulevard / Lage Naarderweg (tussen de Witte Kruislaan en de Sumatralaan) te verlengen tot aan station Hilversum Centraal. Met deze werkzaamheden zal eind 2009 worden begonnen. Door dit fietspad, dat de naam 'langs de lijn' heeft gekregen, ontstaat een rechtstreekse, hoogwaardige fietsroute tussen het station Hilversum Centraal en het Media Park.
Verder wordt in 2010 een begin gemaakt met de aanleg van een vrije, ongelijkvloerse kruising voor fietsers, voetgangers en schapen bij het St. Jans Kerkhof, onder de Hilversumseweg, op het grondgebied van de gemeente Laren.
Voor een overzicht van reeds gerealiseerde en nog uit te voeren verkeersmaatregelen wordt verwezen naar de bijlagen.
Het Dievenpaadje is een onverhard pad. Het is wenselijk dit pad op termijn onderdeel te laten uitmaken van een recreatieve fietsroute. Het pad dient dan wel te worden verhard.
Mobiliteitsmanagement
In de periode na 2009 zullen de NOS (als grote mede-eigenaar op het Media Park) en TCN, als uitvloeisel van de "samenwerkingsovereenkomst Media Park" het mobiliteitsmanagement voortzetten en betalen. Het gaat om de volgende voorzieningen resp. maatregelen:
- mobiliteitspas (in combinatie met lease auto);
- persoonsgebonden mobiliteitsbudget;
- thuis-, tele- en flexwerken of een andere regeling die leidt tot minder reisdagen en minder reizen in de spits;
- gelijke aandacht voor auto en openbaar vervoer in interne en externe communicatie van bedrijven;
- thuiskomgarantie (verder vorm te geven);
- videoconferenties;
- uitbreiding routebegeleiding op het Media Park;
- dynamische reisinformatie op Media Park, proactief communiceren. 'Nu 15 minuten verliestijd tot snelweg. Verliestijd om 18.00 uur 5 minuten';
- fiets van de zaak;
- onderhoudsregeling voor fietsen;
- fietskilometervergoeding;
- zuilen met fietsrouteplanner en routekaarten;
- het creëren van Park and Bike transferia;
- P+B-locatie: Park en Bike locatie waar de auto kan worden geparkeerd en een fiets kan worden meegenomen voor het laatste gedeelte van de route.
- fietskluizen op P+B-locaties;
- douche-en kleedruimtes;
- Van pools (busjes);
- zuiniger en schoner wagenpark;
- aangeven milieueffect van reis op website;
- vergoeden autokosten tot maximaal 30 km;
- stimuleren carpoolen, aanleg speciale carpoolparkeerplaatsen;
- cursus 'het nieuwe rijden';
- verhuiskostenregeling als je dichterbij werk gaat wonen;
- aannamebeleid gericht op bevorderen van werken in woonplaats of wonen in buurt van OV-locatie;
- verstrekken OV-abonnement door werkgevers;
- bij het verlenen van nieuwe concessies rekening houden met overstaptijden naar Media Park;
- het onderweg geven van reisadvies (zoals 'Eileen');
5.4 Groen, Blauw En Natuur
5.4.1 Groen
De plannen hebben geen consequenties voor het bestaande groene karakter en uitstraling van het plangebied. Naast de regeling in dit bestemmingsplan, zijn afspraken gemaakt met eigenaren van het terrein over o.a. het wegwerken van achterstallig beheer, het verplaatsen en waar mogelijk verwijderen van hekken en het openstellen van delen van het plangebied. Doel is het vergroten van de openbaar toegankelijke groene ruimte en het verminderen van het aantal veelal storende, minder fraaie hekken. In het streven naar het vergroten van de aantrekkelijkheid van de groene openbare ruimte staan het Dievenpaadje (onderdeel recreatieve route) en het Heksenweitje. Waar mogelijk worden ook de tuinen en de bosgebieden op het Media Park toegevoegd aan dit gebied.
Voor het Media Park en het terrein van Crailoo geldt, dat bij alle ontwikkelingen speciaal aandacht wordt besteed aan de groene uitstraling, zowel van individuele gebouwen als van het Media Park als geheel. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande kwaliteiten in het gebied. Bomen en waterpartijen vormen in principe een gegeven bij het inpassen van de plannen. Waar mogelijk wordt de groene uitstraling van het Media Park verder versterkt. Met name daar waar het Media Park zichtbaar is vanaf de Mies Bouwmanboulevard, is het streven erop gericht om bijzondere architectuur te laten samengaan met de buitenruimte (tuinen, waterpartijen en bomen). Als ondergronds of op terrein met hoogteverschillen wordt gebouwd, liggen er mogelijkheden om het landschap te laten doorlopen op vegetatiedaken.
5.4.2 Blauw
Het oppervlaktewater in het plangebied dient als berging voor regenwater en blusvoorzieningen. Het in het plangebied aanwezige wateroppervlak blijft intact. Voor zover water in verband met de realisering van watervilla's verdwijnt, zal dit worden gecompenseerd op het Media Park zelf.
5.4.3 Natuur
Ecologische structuur
In het plan wordt de ecologische structuur, zoals aangegeven in hoofdstuk 3.4, gerespecteerd. Dit geldt met name voor de aandachtsgebieden I en II. Daarop wordt hieronder nader ingegaan.
Gebiedsbescherming
De Bussummerheide-Spanderswoud is natuurmonument in het kader van de Natuurbeschermingswet.
Het bestemmingsplan voorziet niet in bebouwing op het Media Park hoger dan de algemeen toegestane 25 meter (op 3 plekken is 30 meter toegestaan). Gebouwen van 25 meter zijn niet zichtbaar vanaf de Bussummer- en Westerheide. Gebouwen van 30 meter hoog net wel. Daarom is bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geïnformeerd of de zichtbaarheid van bebouwing vanuit het beschermd natuurmonument, in relatie tot de externe werking van artikel 12 van de Natuurbeschermingswet 1998, vergunningplichtig is. Bij brief van 17 maart 2005 heeft het ministerie de gestelde vraag ontkennend beantwoord.
Soortbescherming
In samenhang met de beoogde ontwikkelingen in het plangebied is onderzoek (bijlage 15) gedaan naar de gevolgen daarvan voor de flora en fauna. Hieronder zijn de onderzoeksresultaten weergegeven, met afsluitend een conclusie.
Flora
Mogelijk hebben de beoogde ontwikkelingen in het plangebied tot gevolg dat groeiplaatsen verloren gaan van een algemeen beschermde plantensoort, Brede Wespenorgis. Van belang is dat vanaf maart 2005 bij ruimtelijke ingrepen voor deze soorten geen ontheffing meer behoeft te worden aangevraagd. Sindsdien geldt een vrijstelling voor de artikelen 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet.
In het plangebied zijn geen groeiplaatsen aangetroffen van planten die beschermd worden op grond van de Flora- en faunawet en waarvoor ontheffing van die wet nodig is.
Fauna
Door toedoen van het bebouwen van open plekken langs de Naarderweg, bij Heideheuvel en de waterpartij en tuin ten westen van het Media Park gaat jachtgebied van vleermuizen verloren. Sommige vleermuissoorten zijn verstoringsgevoelig. Van de Gewone dwergvleermuis is bekend dat deze weinig gevoelig is voor verlichting. Voor de Watervleermuis, die verlichte plekken mijdt, is een toename van verlichting echter ongewenst. Dit betekent dat de verlichting rondom de waterpartijen niet mag toenemen.
Binnen het plangebied zijn geen bomen aangetroffen die een geschikte holte hebben voor vleermuizen. De bebouwing op Heideheuvel vormt een potentiële verblijfplaats voor vleermuizen die in gebouwen huizen, zoals de Gewone dwergvleermuis en de Laatvlieger. In de ijskelder op Heideheuvel overwinteren verschillende soorten vleermuizen. De ijskelder is als permanente verblijfplaats te beschouwen en dient als zodanig strikt beschermd te worden. Als aan of in de nabijheid van een overwinteringsplek sprake is van activiteiten (bouwwerkzaamheden of toename van verlichting), treedt er verstoring en mogelijk schade op. De Gewone dwergvleermuis is niet kritisch in haar jachtgebied en omvat bovendien een grote populatie. Gelet daarop heeft een eventuele verminderde omvang van het jachtgebied slechts een marginaal effect op de populatie (niet bedreigend).
Voor de Eekhoorn geldt dat schade vanwege de lage dichtheid van de soort beperkt blijft. Deze schade zal waarschijnlijk nooit 'de gunstige staat van instandhouding' (van de lokale populatie) aantasten. De andere in het gebied aanwezige zoogdiersoorten zijn algemeen beschermd. Hiervoor behoeft, in tegelstelling tot de Eekhoorn, geen ontheffing te worden aangevraagd.
Alle broedvogels zijn streng beschermd. Het is daarom verboden om in het broedseizoen struiken of andere broedplekken te vernietigen, weg te halen of te verstoren. Nestplaatsen die elk jaar gebruikt worden, zijn ook buiten het broedseizoen beschermd.
Al met al kan worden gesteld dat vernietiging van vaste broedplekken niet aan de orde is. Hiervoor behoeft dus geen ontheffing te worden aangevraagd, mits de sloop-, kap- en grondactiviteiten buiten het broedseizoen worden uitgevoerd.
Conclusie flora
Volgens het onderzoek hebben de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied mogelijk tot gevolg dat groeiplaatsen van de Brede wespenorchis verloren gaan. Dit is een algemeen beschermde plantensoort; voor deze soorten hoeft sinds maart 2005 geen ontheffing meer te worden aangevraagd, dit gelet op de (algemene) ontheffing voor artikel 8 van de Flora- en fauna wet.
Voor het overige blijken de voorgenomen ontwikkelingen geen noemenswaardige nadelige effecten op de aanwezige flora te hebben.
Conclusie fauna
Realisering van de voorgenomen plannen voor het Media Park heeft mogelijke enige nadelige effecten voor vleermuizen.
Anders dan de aangetroffen Dwergvleermuis, is de eveneens aangetroffen watervleermuis lichtgevoelig. Dit heeft als consequentie dat bebouwing in de nabijheid van het jachtgebied van de watervleermuis beperkt moet worden en dat de verlichting in dit gebied niet mag toenemen.
De voorgestane ontwikkelingen maken het nodig een ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet aan te vragen en te voorzien in compensatie van het jachtgebied. De compensatie bestaat uit een (uitbreiding van de) vijver met geschikte begroeiing er omheen op een hiervoor geschikte plek.
Het is ongewenst dat deze vijver wordt aangelegd op het Heksenweitje. Dit zou namelijk gepaard gaan met een aantasting van de historische enkgrond en van de hier aanwezige landschappelijke waarden en recreatieve gebruiksmogelijkheden. Gelet daarop zal de vijver op het Media Park zelf moeten worden aangelegd. Voordat kan worden begonnen met de bouw van de watervilla's, dient het compensatieplan te worden goedgekeurd door het ministerie van landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Een beperkte aantasting van de jachtgebieden van de Dwergvleermuis wordt niet als bedreigend voor de aanwezige populatie beoordeeld. Dit vanwege de grote aanwezige populatie en vanwege het feit dat de Dwergvleermuis niet kritisch is in de keuze van haar jachtgebied.
De in het plangebied aanwezige oude ijskelder fungeert als overwinterplaats voor verschillende soorten vleermuizen. Deze overwinterplaats is streng beschermd op basis van de Flora- en fauna wet. Om een nadelig effect op deze overwinterplek te voorkomen, is het noodzakelijk dat verstoring van deze plaats of van de nabije omgeving wordt voorkomen. De verstoring kan bestaan in bouwactiviteiten en/of toename van de verlichting. De voorgenomen activiteiten in de nabijheid van deze ijskelder zullen in overleg met een ecoloog moeten plaatsvinden om potentiële schade aan de verblijfplaats zo veel mogelijk te voorkomen en/of beperken. Mogelijk zijn compenserende maatregelen vereist.
Tot slot is het mogelijk dat in de bestaande bebouwing op de Heideheuvel kraamkolonies van Gewone dwergvleermuis en/of Laatvlieger voorkomen. Mocht blijken dat kraamkolonies aanwezig zijn, en de betrokken locatie in de voorgenomen ontwikkeling gesloopt wordt, dan is ontheffing op basis van de Flora en faunawet noodzakelijk. Bij de sloop zullen dan aanvullende maatregelen moeten worden genomen om te voorkomen dat ten tijde van de sloop vleermuizen aanwezig zijn. Ook dient de verwijdering van de betrokken verblijfplaats te worden gecompenseerd.
Ontheffingen van de Flora en faunawet worden aangevraagd bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Onderdeel van de aanvraag is een projectplan waarin wordt aangegeven hoe met de beschermde soorten wordt omgegaan. De aanvraag resulteert dan naar alle waarschijnlijkheid in een ontheffing met bindende voorschriften. De voorschriften kunnen onder andere leiden tot planaanpassing. Een ontheffing is niet nodig indien (bouw)activiteiten alleen van invloed zijn op algemeen voorkomende beschermde soorten welke onder de vrijstellingsregeling vallen (tabel 1 van de flora en faunawet). welke sinds 1 februari 2005 van kracht is.
5.5 Duurzaamheid En Leefbaarheid
5.5.1 Duurzaamheid
Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu, en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids- en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik (inclusief sloop) aandacht dienen te krijgen. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik/lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud/versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen.
Bij duurzaam bouwen vormt energiebesparing een belangrijk item. Hierbij valt te denken aan compacte bouwvormen, gunstige lichttoetreding en een zongerichte verkaveling. Ook belangrijk is waterbesparing, die bijvoorbeeld kan worden bereikt door het installeren van waterbesparende voorzieningen.
In paragraaf 3.5 is al aangegeven hoe in de bestaande situatie rekening gehouden wordt met duurzaamheid. Dat wordt in de nieuwe situatie gecontinueerd en waar mogelijk uitgebreid. Ook in de waterparagraaf (in bijlage) wordt ingegaan op duurzaamheid (waterbesparing e.d.).
5.5.2 Leefbaarheid
Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder dient te worden voldaan aan bepaalde geluidsnormen als het plangebied is gelegen binnen een zone van een weg, een spoorweg of een industrieterrein waarop grote geluidsproducenten zijn gevestigd dan wel gevestigd kunnen worden.
Voor de geluidonderzoeken (en ook de luchtkwalitetisonderzoeken; zie bij luchtkwaliteit) is gebruik gemaakt van het verkeersprognosemodel (zie paragraaf 5.3). Dit model geeft een beeld van de verkeerssituatie in de bestaande situatie en biedt ook een plausibele doorkijk naar het prognosejaar 2020. Het state-of-the-art model is opgesteld op basis van de huidige kennis en inzichten en is gevalideerd aan de hand van tellingen, volgens de gebruikelijke en in Nederland geaccepteerde methoden. Voor de toekomstige situatie (2020) is uitgangspunt geweest de uitvoering van de maatregelen zoals genoemd in het Integraal Bereikbaarheidsplan Hilversum e.o. (IBP). Tevens is rekening gehouden met alle bekende beleidsontwikkelingen en bouwplannen, in Hilversum en in de buurgemeentes.
In het model wordt voor de jaren tussen 2004 en 2020 uitgegaan van een groei van circa 1,5% per jaar. Deze groei is de som van autonome groei en de groei die het gevolg is van landelijke ruimtelijke ontwikkelingen, maar exclusief de lokale ruimtelijke ontwikkelingen. De mate van de autonome groei is afgeleid van in Nederland gangbare, door Rijkswaterstaat geaccepteerde modellen. Daarnaast wordt in het prognosemodel rekening gehouden met 10% doorgaand verkeer. Aanvullend zijn de lokale ruimtelijke ontwikkelingen in het model verwerkt.
Ook voor de milieuonderzoeken is gebruik gemaakt van verkeerstellingen. Daarbij is per wegtype een percentage vrachtverkeer bepaald, dit op basis van een groot aantal telpunten. Voor de buitenring (inclusief de Johannes Geradtsweg) is hiervoor een percentage van 6% vastgesteld. Dit percentage is afgeleid uit tellingen van het daadwerkelijk gemeten aandeel vrachtverkeer op verschillende locaties op de ring. Voor de modelbenadering voldoet deze aanpak.
Extra verkeer door uitbreiding Media Park.
In het uitgevoerde onderzoek is uitgegaan van een uitbreiding van het Media Park met 170.000 m² bvo, zoals opgenomen in het SPvE. Die uitbreiding genereert ongeveer 12.200 motorvoertuigen per werkdag, wat is weergegeven in onderstaande tabel.
2004 | 2020 | Verschil | |
Ingang noord | 700 | 6.200 | + 5.500 |
Ingang zuid | 6.900 | 13.600 | + 6.700 |
Totaal | 7.800 | 19.900 | +12.200 |
Op grond van de Wet geluidhinder dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan te worden voldaan aan bepaalde geluidsnormen als het plangebied is gelegen binnen een zone van een weg, een spoorweg of een industrieterrein waarop grote geluidsproducenten zijn gevestigd dan wel gevestigd kunnen worden. Omdat het bestemmingsplan Media Park niet de gelegenheid biedt tot het vestigen van grote geluidsproducenten, zijn de regels voor een gezoneerd industrieterrein niet aan de orde. Binnen het plangebied zijn wel zoneplichtige wegen en een zoneplichtige spoorweg gelegen.
Wegverkeerslawaai
In de Wet geluidhinder wordt onderscheid gemaakt tussen zogeheten nieuwe situaties, bestaande situaties en reconstructies. Van een nieuwe situatie wordt gesproken als er binnen een zone van een weg nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (woningen, scholen en zorginrichtingen) mogelijk worden gemaakt. Van een bestaande situatie is sprake als er een weg en woningen aanwezig zijn en de geluidsbelasting, gerekend in 1986, hoger was dan 60 dB(A). De wet schrijft voor dat deze situaties, in de vorm van een saneringsprogramma, worden aangemeld bij de minister van VROM. Van een reconstructie wordt gesproken als er een verandering aan de weg plaatsvindt waardoor de geluidsbelasting toeneemt met 2 dB of meer. Hieronder worden deze verschillende situaties toegespitst op het plangebied van dit bestemmingsplan.
De Wet geluidhinder gaat ervan uit dat langs alle wegen zones liggen waarbij getoetst moet worden aan de in de wet genoemde normen. Hiervan zijn uitgezonderd wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximum-snelheid van 30 km per uur geldt. Binnen bedoelde zones dienen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, tenzij -op basis van een door burgemeester en wethouders verleende ontheffing- een hogere geluidsbelasting is toegelaten (tot een maximum van 68 dB). Deze ontheffing dient verkregen te zijn op het moment dat het bestemmingsplan door de gemeenteraad wordt vastgesteld (dit geldt met name voor de geprojecteerde woningen aan de Hoge Naarderweg).
In het gebied van het bestemmingsplan Media Park liggen de volgende gezoneerde wegen:
- Witte Kruislaan;
- Lage Naarderweg;
- Mies Bouwmanboulevard;
- Sumatralaan;
- Insulindelaan;
- Godelindeweg.
Gevolgen uitbreiding Media Park op bestaande woningen
Langs de toegangswegen van en naar het Media Park zijn met akoestisch rekenmodellen (Standaardrekenmethoden I en II) op 12 waarneempunten (gelegen op de gevels van woningen) de geluidsbelastingen bepaald (bijlage 12).
Figuur Waarneempunten toegangswegen Media Park (uit: akoestisch onderzoek Goudapp
Blijkens het onderzoek neemt de geluidsbelasting op alle wegen in de toekomstige situatie toe met maximaal 1 dB (afgerond) ten opzichte van de autonome situatie. Dit houdt in dat voor deze wegen het begrip "gevolgen elders" in de zin van de Wet geluidhinder niet aan de orde is. Nader onderzoek naar geluidbeperkende maatregelen bij bestaande woningen kan daarom achterwege blijven.
Reconstructies
In het belang van een betere ontsluiting van het plangebied zijn de kruispunten Mies Bouwmanboulevard/Witte Kruislaan, Insulindelaan/Sumatralaan en de rotonde Joost den Draaier reeds aangepast.
Een reconstructie is in het kader van de Wet geluidhinder pas relevant als door de reconstructie de geluidsbelasting op de gevels van woningen met meer dan 2 dB toeneemt. Is dat het geval, dan is de reconstructie alleen toegestaan als burgemeester en wethouders hiervoor een ontheffing verlenen. De toename mag op een enkele uitzondering na niet meer dan 5 dB bedragen. Om te kunnen bepalen of de toename niet meer dan 2 dB bedraagt, is het nodig dat eerst wordt vastgesteld wat de hoogst toelaatbare geluidsbelasting is in de bestaande situatie. Voor de aanleg en veranderingen van de kruispunten en wegen zijn, voor de reconstructies in het kader van de Wet geluidhinder, reeds de benodigde akoestische onderzoeken uitgevoerd. Het bestemmingsplan voorziet verder niet in het veranderen of aanleggen van "nieuwe" wegen.
Spoorweglawaai
Geluidszones zijn ook vastgesteld voor het bepalen van de invloed van spoorweglawaai. Volgens het Besluit geluidhinder heeft de zone langs de spoorlijn Hilversum - Amsterdam een breedte van 300 meter. Binnen deze zone dienen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen getoetst te worden aan de in voormeld besluit genoemde normen. De voorkeursgrenswaarde voor woningen bedraagt 55 dB en de maximale ontheffingswaarde 68 dB. Het bestemmingsplan Media Park voorziet in twee nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. De (twee) langs de Hoge Naarderweg geprojecteerde woningen vallen niet binnen de zone van 300 meter. Gelet daarop is het Besluit geluidhinder hierop niet van toepassing en is een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting door railverkeer niet aan de orde.
Lucht
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in de Wet Luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regeling zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De regelgeving is uitgewerkt in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en Ministeriële Regelingen. Daarmee zijn het Besluit Luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005), de Regeling Saldering luchtkwaliteit, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit vervallen.
In juni 2008 is de nieuwe Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (2008/50/EG) van kracht geworden. Deze richtlijn biedt de mogelijkheid om uitstel en vrijstelling aan te vragen voor zover (nog) niet wordt voldaan aan bepaalde normen. Dit wordt derogatie genoemd. Voor PM10 (fijn stof) is onder voorwaarden vrijstelling mogelijk tot medio 2011 en voor NO2 uitstel tot 1 januari 2015. Om voor derogatie in aanmerking te komen, moet de lidstaat bij de Europese Commissie een luchtkwaliteitsplan indienen. Dat plan moet duidelijk maken op welke manier alsnog, binnen de derogatietermijnen, aan de normen zal worden voldaan. Nederland heeft dat gedaan via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Per 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. Het NSL is erop gericht dat in 2010, maar uiterlijk medio 2011, wordt voldaan aan de PM10-norm. Voor NO2 is uitgegaan van uitstel tot 1 januari 2015, waarbij relevant is dat de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie NO2 (40 µg/m³) pas in 2010 van kracht wordt.
In relatie tot de beoogde uitbreiding van het Media Park heeft het bureau Goudappel Coffeng onderzoek gedaan naar de gevolgen hiervan voor de luchtkwaliteit (bijlage 13). In het onderzoek is uitgegaan van een uitbreiding van het Media Park met 170.000 m² bvo.
De uitbreiding van het Media Park is in het kader van het NSL aangemeld als IBM (In betekenende mate)-project (IB-nr. 728). Omdat het Media Park is aangemeld is als IBM-project is, is een afzonderlijk onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de beoogde ontwikkeling van het Media Park op de luchtkwaliteit. In het onderzoek is getoetst aan de grenswaarden zoals vermeld in de Wet luchtkwaliteit.
In het luchtkwaliteitsonderzoek is nagegaan, wat de gevolgen zijn van het uitbreiden van het Media Park op de luchtkwaliteit in de omgeving. Daartoe zijn langs de toegangswegen van en naar het Media Park 12 waarneempunten opgesteld. De resultaten hiervan zijn berekend met behulp van het door het ministerie van VROM beschikbaar gestelde CAR-II-model.
In het onderzoek zijn de volgende zes situaties in beeld gebracht:
- huidige situatie 2007;
- faseringssituatie 2010;
- plansituatie 2013;
- plansituatie 2015;
- autonome situatie 2020;
- plansituatie 2020.
Op wegvakniveau is de luchtkwaliteit getoetst aan de volgende drie normen:
- grenswaarde jaargemiddelde concentratie NO2 (40 µg/m3);
- grenswaarde jaargemiddelde concentratie PM10 (40 µg/m3);
- aantal dagen overschrijding grenswaarde 24-uursgemiddelde concentratie PM10 (maximaal 35 dagen).
De overige in de Wet luchtkwaliteit genoemde stoffen benaderen in Hilversum nergens de grens-waarden, laat staan dat die grenswaarden worden overschreden. Om die reden zijn deze stoffen niet nader geanalyseerd, zij het dat de onderzoeksresultaten wel zijn te vinden in de bijlage van de rapportage.
Conclusies luchtkwaliteit
Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat in de bestaande situatie de grenswaarde van de jaargemiddelde concentratie van NO2 (40 µg/m3) op één onderzoekslocatie wordt overschreden, en wel langs de Larenseweg. De grenswaarde van de jaargemiddelde concentratie PM10 en de norm voor het aantal overschrijdingen van de grenswaarde van de 24-uurs gemiddelde concentratie van PM10 blijkt nergens te worden overschreden. Met name als gevolg van reeds ingezet en voorgenomen Europees en nationaal beleid zijn in de prognosesituaties de concentraties lager dan in de bestaande situatie. Gelet daarop zal in de toekomstige situaties geen sprake zijn van overschrijding van de grenswaarden.
In de prognoses voor 2020 liggen de concentraties ver beneden de grenswaarden. De bijdrage van de ontwikkeling van het Media Park is voor de situatie 2020 onderzocht. Daaruit blijkt dat de beoogde ontwikkelingen ertoe leiden dat de concentraties NO2 tussen de 0,1 µg/m3 en 1,7 µg/m3 toenemen. De totale concentraties liggen echter beneden de grenswaarden. De toename van de concentraties PM10 die het gevolg is van de ontwikkeling van het Media Park zijn kleiner en bedragen maximaal 0,4 µg/m3. Het aantal dagen met een overschrijding van de 24-uursgemiddelde concentratie van PM10 neemt met ten hoogste één dag toe. Voor NO2 ligt de toename boven de (tijdelijke) grens van 1% (0,4 µg/m3), zodat het niet als een NIBM-project kan worden gekwalificeerd. Omdat overschrijding van de grenswaarden niet aan de orde is, is dit echter niet van belang.
De toename van de ontwikkeling van het Media Park zijn voor de concentraties van PM10 kleiner en bedragen maximaal 0,5 µg/m3. Het aantal dagen met een overschrijding van de grenswaarde van PM10 neemt met ten hoogste één dag toe.
De concentraties van benzeen, zwaveldioxide, koolmonoxide en benzo(a)pyreen liggen ruim beneden de grens- en richtwaarden.
Al met al kan worden gesteld dat, blijkens de onderzoeksresultaten, de beoogde ontwikkeling van het Media Park niet tot gevolg heeft dat in de onderzochte jaren de grenswaarden zoals genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) worden overschreden. Dit betekent dat de ontwikkeling van het Media Park voldoet aan het gestelde in artikel 5.16, lid 1, onder a, van de Wet milieubeheer.
5.6 Cultuurhistorische Waarden
5.6.1 Historisch-geografische waarden
Het westelijk deel en een gedeelte van het zuidelijke deel van het plangebied is beschermd stads- of dorpsgezicht. Het als zodanig aangewezen gebied heeft in het bestemmingsplan een dubbelbestemming gekregen. Het gebied is daarmee beschermd. De regeling is gericht op het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden. Slopen van waardevolle bouwwerken is alleen mogelijk met een in dit bestemmingsplan opgenomen sloopvergunningvereiste.
De bestaande cultuurhistorische elementen en gebouwen, alsmede de potentieel aangewezen monumenten in het plangebeid worden bij de ontwikkeling zo veel mogelijk beschermd. Dat wil zeggen dat bij de bouw rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van deze bijzondere elementen en zijn omgeving.
5.6.2 Archeologische waarden
Om vast te stellen in hoeverre sprake is van archeologische vindplaatsen en -zo ja- of deze al dan niet behoudenswaardig zijn, is het nodig om inventariserend archeologisch vooronderzoek uit te voeren. Dit inventariserende onderzoek bestaat uit bureauonderzoek en veldwerk. Het uitvoeren van inventariserend archeologisch vooronderzoek is in principe verplicht als het gaat om plannen die gepaard gaan met bodemingrepen, zoals bouwen, heien, graven, ophogen, plaveien of ontwateren. Vooronderzoek kan achterwege blijven in delen van een plangebied waar de bestaande inrichting intact blijft.
In hoofdstuk 3.6 is aangegeven dat in het plangebeid verwacht wordt archeologische waarden aan te treffen. Deels is een hoge, en deels een middelhoge verwachting toegekend. Voor de gebieden met een hoge en middelhoge trefkans, is een aanlegvergunningstelsel in het bestemmingsplan opgenomen. Die gebieden zijn als "Archeologisch waardevol gebied-hoog dan wel -middel" aangeduid. Archeologisch onderzoek in het gebied met een hoge trefkans is vereist voor alle grondroerende werkzaamheden die een omvang hebben van meer dan 100 m², en die dieper reiken dan 40 cm. In het gebied met een middelhoge trefkans is archeologisch onderzoek vereist voor alle grondroerende werkzaamheden die een omvang hebben van meer dan 500 m², en die dieper reiken dan 40 cm.
Voor het Media Park (zelf) is in september 2008 een archeologisch bureauonderzoek1 afgerond (bijlage 11) om de archeologische verwachtingen nader te toetsen. Het betrof een archeologisch bureauonderzoek met betrekking tot zes deelprojecten binnen het Media Park waar de voorgenomen ontwikkelingen plaats zullen vinden. Deze zes deelprojecten (zoals aangegevn in het SPvE) zijn: Portiersgebouw, Matrix, Middenweg, Watervilla, Media Machine en Hotel Media Park. Daarnaast is een inventariserend veldonderzoek (IVO), door middel van boringen, voor het projectgebied Hotel Media Park uitgevoerd.
In dit bureauonderzoek wordt geconcludeerd dat voor de noordoostelijke helft van het Media Park een middelhoge trefkans geldt op behoudenswaardige archeologische resten. Voor de zuidwestelijke helft van het Media Park geldt een hoge trefkans. De verwachting geldt ten aanzien van voornamelijk losse vuursteenvondsten uit de periode Midden Paleolithicum tot en met Mesolithicum, nederzettingen, grafvelden en grafheuvels uit de periode Neolithicum tot en met de IJzertijd en sporen uit de Middeleeuwen.
Voor vijf van de zes deelgebieden, te weten Portiersgebouw, Matrix, Middenweg, Watervilla en Media Machine is vastgesteld dat op basis van oude of recente verstoringen, de omvang van de deelgebieden en de aard van de plannen, de verwachting voor het aantreffen van archeologisch behoudenswaardige resten laag is. In het onderzoek wordt voorgesteld om voor de locaties Portiersgebouw en Matrix ter plaatse enkele (minder dan vijf) verkennende boringen uit te voeren om te controleren of sprake is geweest van zandophoging en/of een intact bodemprofiel. Voor de locaties Middenweg, Watervilla en Media Machine wordt aanbevolen om verder geen archeologisch onderzoek te laten uitvoeren
Voor het gebied 'Hotel Media Park' geldt dat het aanwezige talud eventueel aanwezige archeologie kan hebben afgedekt. De archeologisch hoge verwachting blijft voor dit deelgebied dan ook staan. Aanbevolen wordt om na de sloop van Gebouw 11 aanvullende boringen te laten verrichten, ter plaatse van de te verstoren delen.
In verband met overige nieuwe ontwikkelingen is het nodig nader onderzoek te verrichten, met achtereenvolgens de volgende stappen:
- een bureauonderzoek;
- als het bureauonderzoek daartoe aanleiding geeft: een inventariserend veldonderzoek (geofysisch onderzoek, proefboringen);
- als het inventariserend veldonderzoek daartoe aanleiding geeft: een vervolgonderzoek (proefsleuven);
- naar aanleiding van de resultaten neemt het bevoegd gezag een selectiebesluit besluit over de noodzaak van het fysiek beschermen van het archeologische erfgoed of, als beschermen niet mogelijk is, het uitvoeren van een definitief onderzoek (archeologische opgraving). Andere mogelijke uitkomsten zijn het vrijgeven van het plangebied, en het stellen van nadere eisen, zoals het archeologisch laten begeleiden van werkzaamheden of het aanpassen van de plannen om verstoring van het archeologische erfgoed te voorkomen.
De verschillende onderdelen van het onderzoek dienen plaats te vinden op basis van een op te stellen programma van eisen. Het bevoegd gezag (gemeente Hilversum) dient de programma´s van eisen goed te keuren, de onderzoeksrapporten te beoordelen en het selectiebesluit te nemen.
In het bestemmingsplan is aan de delen waarvoor een (middel)hoge archeologische verwachtingswaarde geldt, de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' (met aanlegvergunningstelsel) toegekend. Daarbij zijn in de planregels, op grond van artikel 39 van de Monumentenwet 1988, voorwaarden gesteld ter bescherming van de archeologische waarden in het plangebied. Deze voorwaarden waarborgen dat het bovenomschreven onderzoek daadwerkelijk wordt uitgevoerd en, als daaruit blijkt dat op de bouwlocatie inderdaad sprake is van archeologische waarden, het college van burgemeester en wethouders maatregelen kan voorschrijven ter bescherming van die waarden.
Afgezien van het voorgaande is het van belang om bij elke grondverstoring alert te zijn op eventuele oude grondsporen en vondsten. Deze dienen direct bij de gemeente Hilversum gemeld te worden.
- 1. Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek ten behoeve van de uitbreiding van het Media Park, Hilversum. ©ACVU-HBS Amsterdam, september 2008.
5.7 Bodem En Watersysteem
5.7.1 Bodem
In paragraaf 3.7 is aangegeven waar in de huidige situatie sprake is verdachte locaties op bodemverontreiniging. Daarnaast is aangegeven dat uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Hilversum, vastgesteld op 27 september 2005, de boven- en ondergrond van het Media Park over het algemeen maximaal licht verontreinigd blijkt. Uit bij de gemeente bekende bodemonderzoeken blijkt verder dat de bodem (grond en grondwater) van de betreffende onderzoeklocaties over het algemeen licht tot plaatselijk matig verontreinigd is. Nader onderzoek heeft nog niet plaatsgevonden.
Wanneer er op deze of een andere willekeurige locatie binnen het plangebied daadwerkelijk gerealiseerd gaat worden, dient er bij het aanvragen van een bouwvergunning (mogelijk) bodemonderzoek gedaan te worden naar de kwaliteit van de bodem van de betreffende locatie. De op dat moment geldende landelijke normen geven aan wanneer dit het geval is. Deze normen waarborgen ook dat de provincie en de gemeente worden geraadpleegd voor bekende bodeminformatie, dat er aandacht is voor asbest, dat de juiste plekken en parameters worden onderzocht, e.d.. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw wordt door de gemeente een geschiktheidsverklaring afgegeven. Dit is overigens niet per definitie een 'schone grondverklaring', aangezien deze grond nog wel licht verontreinigd kan zijn. Ook bij uitgifte is bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven.
In het bestemmingsplan worden maar zeer beperkt nieuwe woningen voorzien (2).
5.7.2 Watersysteem
In paragraaf 3.7 is aangegeven, hoe het bestaande watersysteem er op het Media Park uitziet. In deze paragraaf wordt belicht, wat de gevolgen van de ontwikkelingen op het watersysteem zijn en of dit systeem daardoor wijziging ondergaat.
Afvalwater - algemeen
Ook bij nieuwe ontwikkelingen draagt de gemeente zorg voor de inzameling van afvalwater. De aansluiting van afvalwater op het gemeentelijk afvalwaterriool dient altijd op aanwijzing van de gemeente plaats te vinden.
Regenwater - algemeen
Zowel de gemeente als het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) hanteert bij nieuwe ontwikkelingen binnen bestemmingsplangebied Media Park het uitgangspunt dat de perceelseigenaar het hemelwater zoveel mogelijk zelf op eigen terrein moet verwerken (bergen/infiltreren). De gemeente bepaalt in welke situaties de perceelseigenaar het regenwater zelf moet verwerken. Als het regenwater niet (geheel) zelf kan worden verwerkt op eigen terrein, treedt de gemeentelijke zorgplicht in werking. De gemeente moet dan besluiten hoe het overtollig hemelwater afgevoerd wordt. Hierbij wordt bij het beoordelen van een situatie bekeken wat de te verwachten kwaliteit van het afstromende regenwater is.
In nieuw in te richten gebieden is het verboden om zonder ontheffing van de Integrale keur van AVG meer dan 1.000 m² verharding aan te leggen. Aan die ontheffing wordt de voorwaarde verbonden dat compenserende maatregelen worden getroffen.
Deelgebied Media Park, afvalwater/riolering
Voor het deelgebied Media Park zijn de bestaande voorzieningen voor de inzameling van afvalwater toereikend. Ook de voorgenomen ontwikkelingen (nieuwe bebouwing) kunnen op deze voorzieningen worden aangesloten. De aansluiting van afvalwater op het gemeentelijk afvalwaterriool vindt plaats op aanwijzing van de gemeente.
Deelgebied Media Park, regenwater/riolering
Kwantitatief
Op het Media Park ontstaat wateroverlast tijdens een hevige regenbui. Hiervoor zijn twee oorzaken te noemen:
- gekoppelde regenwaterriolen;
- te weinig beschikbare berging- en infiltratiecapaciteit.
Het plangebied kent sterk wisselende maaiveldhoogtes. Bij de koppeling van regenwaterriolen kan regenwater van een hoger gelegen gebied in het riool van een lager gelegen gebied stromen. Daarom is het van belang dat het gebied van het Media Park wordt opgesplitst in waterhuishoudkundige eenheden, waarbij die eenheden in hydraulisch opzicht van elkaar worden losgekoppeld. Per waterhuishoudkundige eenheid zal één maximaal toelaatbare waterstand worden vastgesteld, bijvoorbeeld een zodanige stand dat sprake is van een volledig opgevuld systeem door een regenbui met een intensiteit die eens in de 25 jaar voorkomt (T = 25). De maximaal toelaatbare waterstand is afhankelijk van de gevoeligheid voor schade van de functies binnen een waterhuishoudkundige eenheid. Dit is een afweging/keuze van de perceelseigenaar/beheerder zelf.
In de nieuwe situatie zal het tekort aan berging- en infiltratiecapaciteit zich nog meer gaan wreken, met wateroverlast op het Media Park tot gevolg. Er komt nu al te veel water in de centrale vijver en er werd verschillende malen per jaar op de greppel in het "Heksenweitje" water geloosd. Volgens de Wet op de waterhuishouding is elke perceelseigenaar echter verplicht om het hemelwater zoveel mogelijk zelf te verwerken (bergen/infiltreren).
Elke perceelseigenaar is hoofdelijk verantwoordelijk voor het beheer van de infiltratiesystemen van zijn eigendom(men). Per functie dienen de eigenaren of beheerders vast te stellen wat de toelaatbare frequentie van hinder (water op straat of op parkeerterrein) of wateroverlast (met schade) mag zijn. Dit is een afweging/keuze van de perceelseigenaar zelf en niet van de gemeente, omdat de perceelseigenaar verantwoordelijk is voor de verwerking van regenwater. Gebaseerd op de gekozen frequentie of periodiciteit kan de te verwachten neerslaghoeveelheid worden vastgesteld en daarmee de vereiste bergingscapaciteit binnen de bewuste waterhuishoudkundige eenheid. Mocht binnen zo'n eenheid de vereiste bergingscapaciteit niet gehaald kunnen worden, bijvoorbeeld door een gebrek aan ruimte, dan kan het wateroverschot in overleg met de beheerder worden geloosd op de centrale bergings- en infiltratievijver.
Bij het dimensioneren van de berging- en infiltratievoorzieningen dient rekening te worden gehouden met het zwaarste klimaatscenario voor de toekomst (uitgangspunt WB 21e eeuw voor 2050).
De gemeente staat tijdelijk toe dat in een zeer extreme situatie, te weten vanaf een regenbui met een herhalingstijd of periodiciteit van meer dan 25 jaar (> T=25)),het overlast veroorzakende wateroverschot wordt afgevoerd naar het "Heksenweitje".
Nu en in de toekomst zullen plannen moeten worden ontwikkeld en uitgevoerd ter verhoging van de berging- en infiltratiecapaciteit.
Voor het tijdelijke gebruik van het "Heksenweitje", de inrichting van de greppel en het maken van een uitstroomwerk, is ten tijde van het schrijven van dit bestemmingsplan een aanlegvergunning aangevraagd en verleend.
Effecten op het grondwater
Oorspronkelijk werden binnen het plangebied cultuurgewassen geteeld. Door de bebouwing en de verwerking van regenwater afkomstig van deze bebouwing op het terrein, zal de "effectieve neerslag" welke het grondwater voedt, toenemen. Hierdoor mag een lichte stijging van het grondwater worden verwacht.
Kwalitatief
Door de aanwezigheid van een zandige ondergrond is infiltratie van schoon regenwater voor het Media Park duurzaam en goed realiseerbaar. Dit past in het gemeentelijk- en provinciaal beleid, dat is gericht op het tegengaan van verdroging.
Ook de aard van het gebruik van het Media Park maakt het infiltreren van schoon regenwater goed mogelijk. Ter voorkoming van bodemverontreiniging bij infiltratiepunten is het belangrijk dat geen uitlogende (bouw)materialen, zoals onbehandeld koper, zink, lood en teerhoudende dakbedekking (PAK's), worden toegepast bij oppervlakken/straatmeubilair die in aanraking komen met regenwater. Daarnaast is het van belang dat geen gebruik wordt gemaakt van chemische onkruidbestrijdings-middelen en dat verharde oppervlakken schoon worden gehouden (tijdig vegen, scheiden van organisch materiaal, zoals bladafval, uit regenwater). Een andere zinvolle maatregel vormt het aanleggen van lokale zuiveringsvoorzieningen (wadi's, helofyten, bezinkvoorzieningen, e.d.). Bij het treffen van onvoldoende maatregelen bestaat het risico dat op eigen terrein een bodemverontreiniging ontstaat. Het is zaak dat verontreiniging in de vorm van zwevende stof door filtratie of bezinking zoveel mogelijk wordt tegengegaan, dit om te voorkomen dat de infiltratiecapaciteit negatief wordt beïnvloed.
Het is van belang dat infiltratievoorzieningen voor onderhoudswerkzaamheden controleerbaar en beheerbaar zijn. Voorkomen moet worden dat bij een calamiteit verontreinigende stoffen in de bodem terecht komen, bijvoorbeeld door het afsluiten van een infiltratievoorziening. Mochten dergelijke stoffen toch door infiltratie in de bodem geraken, dan moet verwijdering ervan mogelijk zijn.
Het onderhoud van de berging- en infiltratievoorzieningen is een taak voor de grondeigenaar, pachter of terreinbeheerder.
Deelgebieden met woonbebouwing, afvalwater/riolering
De bestaande voorzieningen voor de inzameling van afvalwater zijn voor aanwezige percelen met woonbebouwing toereikend. Ook de voorgenomen ontwikkelingen (nieuwbouw) kunnen op deze voorziening worden aangesloten. De aansluiting van afvalwater op het gemeentelijk afvalwaterriool
vindt altijd door of op aanwijzing van de gemeente plaats.
Deelgebieden met woonbebouwing, regenwater/riolering
Kwantitatief
In de gemengd gerioleerde gebieden (Sumatralaan, Insulindelaan, Lage Naarderweg) is het zeer gewenst dat de afvoeren van schoon regenwater worden aangesloten op een infiltrerende voorziening, zoals zakputten. Hiermee wordt bereikt dat het gemengde rioolstelsel en de RWZI worden ontlast en dat wordt voldaan aan het gemeentelijke antiverdrogingsbeleid. Bij herontwikkeling is het afkoppelen van regenwater de beleidslijn.
In het gescheiden gerioleerde gedeelte van het plangebied is het afkoppelen van het regenwaterriool minder urgent. Dit neemt niet weg dat het afkoppelen van het regenwater valt toe te juichen, omdat dit een positief effect op de waterhuishouding van de 's-Gravelandsepolder zal hebben (minder aanvoer van water). In gedeelten van het gescheiden gebied waar een regenwaterriool ontbreekt, is infiltratie van regenwater op eigen terrein hoe dan ook vereist; regenwater mag onder geen voorwaarde op het afvalwaterriool worden geloosd.
Kwalitatief
Bij het infiltreren van regenwater zijn alle kwalitatieve maatregelen, zoals hierboven voor het Media Park beschreven, van toepassing. Als niet voldoende maatregelen worden getroffen, bestaat het risico van bodemverontreiniging op eigen terrein.
De 'Waterparagraaf', zowel betrekking hebbend op de bestaande als de nieuwe situatie, zoals die tot stand is gekomen in nauw overleg met Waternet, is een integraal onderdeel van de bijlagen van deze toelichting.
5.8 Kabels En Leidingen
5.8.1 Nutsvoorzieningen
De beoogde ontwikkelingen in het plangebied hebben tot gevolg dat de vraag naar energie zal stijgen. Naar verwachting zal de toekomstige energiebehoefte binnen het plangebied dusdanig omvangrijk zijn, dat het net zal moeten worden uitgebreid om te kunnen voldoen aan de vraag. Uit een oogpunt van duurzaam energieverbruik is het van belang om te streven naar uitbreiding van de duurzame manier van opwekken van energie, onder meer door toepassing van warmte- en koudeopslag (WKO-opslag) in de bodem. De bestaande WKO-voorziening heeft aangetoond dat de bodemgesteldheid hiervoor geschikt is.
In het plangebied bevinden zich enige waterleidingen, waaronder een hoofdleiding. Bij de uitbreiding van het Media Park in met name het noordelijk deel dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van de hoofdwaterleiding. Bij het maken van de aansluiting van de Randweg West met de Middenweg is de aanwezigheid van het hoofdgemaal van de riolering naast het Mediacentrum een aandachtspunt. Bij de (her)aanleg van infrastructuur, de (her)inrichting van de open ruimte of bij nieuwbouw is uitgangspunt dat de bestaande kabels en leidingen zoveel mogelijk worden ontzien.
5.8.2 Straalverbindingen
Zoals is vermeld in paragraaf 3.8, ligt Hilversum in het radarverstoringsgebied van Soesterberg en Muiden. Dat heeft consequenties voor de bouwhoogte van bouwwerken.
In het plangebied worden bouwhoogtes tot 30 meter mogelijk gemaakt (behalve de bestaande 'TV-toren'). Dit blijft dus onder de hoogte van 45 meter (relevant voor mogelijke verstoring radar Soesterberg) en 100 meter (relevant voor mogelijke verstoring radar Muiden), zodat er uit een oogpunt van radarverstoring geen sprake is van belemmeringen. De bestaande TV-toren geeft overigens geen verstoringen.
5.9 Veiligheid
5.9.1 Sociale veiligeheid
In paragraaf 3.9 is uiteengezet dat voor het Media Park een veiligheidsconvenant is gesloten tussen politie, brandweer en de grote eigenaren van het Media Park. In het verlengde daarvan is ook een calamiteitenplan opgesteld, waarbij rekening is gehouden met de beoogde uitbreiding van het Media Park.
5.9.2 Fysieke veiligheid
Ook de fysieke veiligheid in de toekomstige situatie krijgt de nodige aandacht. De te treffen maatregelen zijn gericht op het verbeteren van de bestaande voorzieningen op dat punt, zoals hekken, hagen en de waterpartijen die een afscheiding vormen tussen het Media Park en de omgeving (met name het niet toegankelijke gedeelte).
5.9.3 Externe veiligheid
Zoals is aangegeven in paragraaf 3.9, vindt in het plangebied over het spoor transport van gevaarlijke stoffen plaats. Omdat de beoogde ontwikkeling van het Media Park een toename van activiteiten met zich brengen, heeft dit gevolgen voor de externe veiligheid.
Autonome ontwikkeling
In onderstaande tabel is de marktverwachting voor het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor in Hilversum in 2020 weergegeven.
Tabel: Aantal transporten van gevaarlijke stoffen over spoor traject Amsterdam - Hilversum, 2020
Stofcategorie | Omschrijving | Aantal transporten | Type trein |
A.... | Brandbare gassen | 2600 | SKW druk bont |
B2 | Giftige gassen | 180 | SKW druk bont |
B3 | Zeer giftige gassen | 200 | SKW druk blok |
C3 | Zeer brandbare vloeistoffen | 1120 | SKW vloeistof |
D3 | Giftige vloeistoffen | 180 | SKW zeer giftige vloeistof |
D4 | Zeer giftige vloeistoffen | 100 | SKW zeer giftige vloeistof |
Beoordeling externe veiligheid
Om de effecten van de ontwikkelingen op het Media Park in kaart te brengen, zijn twee situaties onderzocht. In de eerste plaats is de toekomstige ruimtelijke situatie in combinatie met het huidige vervoer in beeld gebracht. Daarnaast is de toekomstige ruimtelijke situatie met het toekomstige vervoer in de beschouwingen betrokken.
Toekomstige ruimtelijke situatie en huidig vervoer
In deze situatie ondergaat het plaatsgebonden risico (PR) geen wijziging, omdat de mate van het vervoer niet verandert. Het PR wordt immers bepaald door de vervoersintensiteit.
Na realisatie van de nieuwe gebouwen neemt het groepsrisico (GR) ten opzichte van de huidige situatie licht toe.
Uitgaande van de toekomstige transporten en de toekomstige bebouwing is geen PR 10-6 contour gevonden. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat hieruit voor de ruimtelijke ontwikkelingen
op het Media Park geen beperkingen voortvloeien.
Toekomstige ruimtelijke situatie en toekomstig vervoer
Realisatie van de in het plan voorziene bebouwing zal -met inachtneming van het toekomstig vervoer van gevaarlijke stoffen- leiden tot een grotere overschrijding van de oriëntatiewaarde en daarmee van een toename van het GR.
Uitgaande van de toekomstige transporten en de toekomstige bebouwing is er geen PR 10-6 contour te verwachten. Gelet daarop vloeien hieruit voor de ruimtelijke ontwikkelingen op het Media Park geen beperkingen voort.
Conclusie
Het bestemmingsplan Media Park voorziet in het toevoegen van bebouwing op open gedeelten en in vervanging van bestaande bebouwing door grotere gebouwen. Dit leidt tot een aanmerkelijke toename van het aantal personen in het gebied.
Plaatsgebonden risico (PR)
De norm voor het PR blijkt in geen enkele situatie te worden overschreden, er is geen PR10-6 contour gevonden. Gelet daarop vloeien uit het PR voor de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen geen beperkingen voort.
Groepsrisico (GR)
Zowel in de huidige situatie als na realisering van de plannen is er sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het GR. De verwachte ontwikkelingen van het vervoer in 2020 hebben een aanmerkelijke stijging van het GR tot gevolg. De grootste toename wordt veroorzaakt door de verwachte groei in het vervoer per spoor, voor met name brandbare gassen. De uitbreidingsplannen voor het plangebied gaan gepaard met een kleine verhoging ten opzichte van bedoelde stijging door toedoen van de verwachte toename van de vervoersintensiteit voor het spoor.
Door het treffen van maatregelen kan het GR worden beperkt, waarbij valt te denken aan:
- maatregelen aan gebouwen;
- verlaging bouwdichtheid in de nabijheid van het spoor;
- realisering centrale afsluitmogelijkheid voor de ventilatiesystemen van de gebouwen;
- maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid.
Bij de totstandkoming van een bestemmingsplan is de gemeente verplicht om expliciet aan te geven, hoe de diverse veiligheidsaspecten zijn beoordeeld en het nemen van eventuele maatregelen is afgewogen. Dit is gebeurd. Een uitgebreide beschrijving hiervan is opgenomen in bijlage 3. In deze paragraaf wordt volstaan met de gemeentelijke 'verantwoording' van de risico's die, in relatie met de beoogde uitbreiding van het Media Park, samenhangen met de externe veiligheid.
In het kader van bedoelde verantwoording is het volgende overwogen:
- Het Media Park is van landelijk belang en vertegenwoordigt een direct economisch belang voor de gemeente en de directe omgeving (spin off - effecten).
- Op het moment van het van kracht worden van de nieuwe regelgeving bevond de planvorming zich al in een stadium waarin heroverweging van de locatie en/of van wijzigingen in de positionering en omvang van de bebouwing niet meer aan de orde is, mede gelet op de reeds aangelegde, specifiek op de het Media Park gerichte, infrastructuren.
- Wat betreft de overschrijding van de oriënterende waarde van het Groepsrisico verkeert het Media Park in een soortgelijke positie als alle andere woonbebouwing in Hilversum.
- In de vervoers- en LPG-branche zijn autonome ontwikkelingen gaande die een reductie van het Groepsrisico tot gevolg hebben (andere routes, aanbrengen van coatings e.d.).
- De gemeente ziet erop toe dat bij de verdere realisering van het plan en bij de (te ontwerpen) gebouwen risicoreducerende maatregelen en voorzieningen worden toegepast, conform het ALARA -principe.
- Zodra een gebouw in gebruik wordt genomen, wordt in overleg met de brandweer een ontruimingsplan opgesteld en worden regelmatig ontruimingsoefeningen gehouden;
- Het alarmeringssysteem wordt aangepast (zie advies brandweer).
- Voor het spoorbaantraject Amsterdam - Amersfoort wordt het rampenbestrijdingsplan aangepast.
- Samen met het Gewest Gooi & Vechtstreek formuleert de gemeente een totaalvisie op de ontwikkeling en gebruiksmogelijkheden van de spoorzone. In die visie wordt mede een uitspraak gedaan over het vestigingsbeleid en de aanvaardbaar niveaus van het Groepsrisico.
- In het noordelijke gedeelte van het plangebied wordt ruimte gereserveerd voor het aanleggen van een blusvoorziening van voldoende omvang (zie advies brandweer).
- Er wordt gewerkt aan het creëren van opstelplaatsen voor brandweervoertuigen aan weerszijden van de spoorlijn.
Het gemeentebestuur van Hilversum is gekend in de risico's en onderschrijft het belang van het treffen van de bovengenoemde risico- en effectreducerende maatregelen. Het bestuur is zich bewust van de resterende risico's, maar acht deze voor de bevolking verantwoord, mede gezien in het licht van nut en noodzaak van het realiseren van het bestemmingsplan.
Vanwege de aanwezigheid van risicoreducerende omstandigheden (infrastructuur) en de mogelijkheid tot het treffen van effectgerichte maatregelen, is de gemeente van mening dat, ondanks de toename van het groepsrisico en een overschrijding van de oriëntatiewaarde, de voorziene ontwikkelingen in het plangebied toelaatbaar zijn, dit onder de volgende voorwaarden:
- voor de (verdere) realisering van het plan ziet de gemeente erop toe dat tijdens de bouw risicoreducerende maatregelen en voorzieningen worden toegepast conform het ALARA-beginsel;
- zodra binnen de Veiligheidszone transport gevaarlijke stoffen gebouwen in gebruik worden genomen, wordt -in overleg met de brandweer- een ontruimingsplan opgesteld en worden regelmatig ontruimingsoefeningen gehouden;
- het alarmeringssysteem wordt conform het advies van de brandweer aangepast;
- voor zover trajecten binnen de gemeente Hilversum een knelpunt vormen voor externe veiligheid, stelt de gemeente een rampenbestrijdingsplan op;
- in samenspraak met het Gewest formuleert de gemeente een totaalvisie op de ontwikkelings- en gebruiksmogelijkheden van de spoorzone in relatie tot externe veiligheid. In deze visie wordt een uitspraak gedaan over vestigingsbeleid en het aanvaardbare niveau van het Groepsrisico.
Blusvoorzieningen ten behoeve van de externe veiligheid
Het is nodig dat op het gebied van externe veiligheid maatregelen worden genomen, onder meer op het punt van bluswatervoorzieningen, opstelplaatsen, aanrijroutes, vluchtroutes en gebouwontwerpen. Dergelijke maatregelen, zoals het voorzien in bluswater, vijvers en bluswaterriolen, zijn binnen het plangebied vormgegeven.
Een doeltreffende bluswatervoorzieningen voor het bestrijden van spoorincidenten dient te voldoen aan bepaalde eisen. Voor het voorkomen van een warme BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion, maatgevend scenario) is een watervoorziening nodig met een capaciteit van minimaal 360 m³/uur gedurende vier uur. Daarbij dient het bluswater snel beschikbaar te zijn. De waterleiding kan slechts een fractie van de vereiste capaciteit leveren en biedt daarom geen soelaas.
De bluswatervoorziening dient in de directe omgeving van het spoor beschikbaar te zijn, omdat aanvoer van bluswater over een afstand van meer dan 160 meter ten koste gaat van snelheid en capaciteit. Bij het aanleggen van een adequate bluswatervoorziening valt te denken aan de volgende (combinaties van) mogelijkheden:
- open water (vijvers met een totale capaciteit van ten minste 1500 m³);
- een droge blusleiding, te voeden door een andere "onuitputtelijke" bluswaterbron, zoals de eerder genoemde vijver of ander oppervlaktewater;
- een bluswaterriool, te voeden door een vijver, die tevens kan dienen als regenwaterriool voor de afvoer van het regenwateroverschot naar de bergings- en infiltratievijver;
- open water dat als "beveiliging" voor het Media Park wordt gebruikt;
- qua locatie de voorziening te realiseren langs de Mies Bouwmanboulevard.
De bereikbaarheid van de incidentlocatie en de directe omgeving ervan moet zijn gegarandeerd, waarbij rekening moet worden gehouden met vluchtende mensen. Daarnaast is het nodig dat de bluswatervoorzieningen goed bereikbaar zijn. Kortom, er dienen garanties te zijn voor zowel de toegankelijkheid van het gebied als de opstelplaatsen voor de hulpdiensten.
5.10 Toegankelijkheid
Het plangebied is ook in de nieuwe situatie vrij toegankelijk, zij het dat het noordelijk deel van het Media Park niet toegankelijk is voor onbevoegden.
Voor minder validen is het plangebied goed bereikbaar.
Hoofdstuk 6 Implementatie
6.1 Bestemmingsregeling
Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en een of meerdere verbeeldingen. De verbeelding en de daarin aangewezen bestemmingen en planregels vormen tezamen het juridische plan. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie tussen regels en kaarten en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.
6.1.1 Toelichting op de verbeelding
De verbeelding van het analoge bestemmingsplan bestaat uit drie bladen. Met behulp van kleuren, letteraanduidingen en/of arceringen zijn de verschillende gebieds- en functionele bestemmingen weergegeven. De bestemmingsbegrenzingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. Bij de opzet van de verbeelding is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008). De verbeelding is opgesteld conform DURP (Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen).
6.1.2 Toelichting op de regels
De regels bevatten de juridisch regeling voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de toegelaten bebouwing en een regeling over het gebruik van bebouwing. De regels, die zijn onderverdeeld in paragrafen, worden hierna (indien nodig) toegelicht. Bij de opzet van de regels is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008) en de bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening. De artikelen bevatten bepalingen over de specifieke bestemmingen in het plan. De opbouw van deze artikelen is steeds gelijk, conform de eisen van de SVBP 2008. Voor een nadere uitleg wordt verwezen naar de SVBP, te raadplegen via de website van het ministerie van VROM, onderdeel.
De regels houden geen rekening met de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het ontwerpbestemmingsplan is voor de inwerkingtreding van de Wabo ter inzage gelegd. Op dit bestemmingsplan is het recht zoals dat gold voor 1 oktober 2010 van toepassing. Als evenwel in dit bestemmingsplan gesproken wordt over een bouwvergunning, aanlegvergunning of ontheffing dan wordt daarmee een omgevingsvergunning bedoeld als bedoeld in de Wabo.
6.2 Handhaving
Het bestemmingsplan is bindend voor burgers, bedrijven, maatschappelijke instellingen en voor de (gemeentelijke) overheid zelf. Het afdwingen van het naleven van het bestemmingsplan is, met behoud van ieders verantwoordelijkheid, in eerste instantie een taak van de gemeentelijke overheid. Er is veel aandacht besteed aan voorlichting met betrekking tot de consequenties die een gevolg zijn van het vaststellen van dit bestemmingsplan. Daarnaast is er veel aandacht voor een effectieve en doelgerichte controle op zaken die in het bestemmingsplan zijn geregeld. Voor de controle en handhaving van het bestemmingsplan is samenwerking in brede zin een noodzaak. In het plangebied is een scala aan regelgeving van toepassing, zoals de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet milieubeheer, de Provinciale Milieuverordening, de Algemene Plaatselijke Verordening, die samenwerking binnen de overheid noodzakelijk maakt. Op die manier kan het hoge ambitieniveau gestalte krijgen. Het zich niet houden aan de regels doet afbreuk aan de kwaliteit van het plangebied; daadwerkelijke handhaving heeft voor de samenleving een belangrijke waarde. Tegen illegale situaties zal worden opgetreden.
6.2.1 Preventief en repressief toezicht
Handhaving van het bestemmingsplan gebeurt bij de beoordelingen van bouwaanvragen, verzoeken om ontheffing van het bestemmingsplan en aanvragen om aanlegvergunning (preventieve handhaving) en vervolgens bij controle van verleende bouw- en aanlegvergunningen en ontheffingen, maar ook aan de hand van geconstateerde illegale situaties, klachten e.d. (repressieve handhaving).
6.2.2 De instrumenten
Een overtreder riskeert:
- dat publiekrechtelijke sancties plaatsvinden (dwangsom of bestuursdwang). Een last onder dwangsom is een veel toegepast middel om te zorgen, dat de overtreder door middel van het verbeuren van een bepaald bedrag ertoe moet weerhouden de overtreding voort te zetten. Mocht een dwangsom niet het gewenste effect hebben dan kan de gemeente bestuursdwang toepassen hetgeen er op neer komt dat de gemeente datgene doet wat de overtreder behoort te doen of verhindert dat hij/zij doet wat niet mag. Een en ander op kosten van de overtreder;
- dat strafrechtelijke vervolging plaatsvindt. Overtreding van bepaalde bestemmingsplan-regels zijn strafbare feiten. De bevoegdheid tot het instellen van vervolging op grond van het strafrecht berust bij het Openbaar Ministerie. Daartoe wordt een proces-verbaal tegen de overtreder opgemaakt en vindt vervolgens strafrechtelijke vervolging plaats. Strafrechtelijke vervolging kan plaatshebben in combinatie met de onder 1 genoemde bestuursrechtelijke dwangmiddelen. Bijzonderheid hierbij is dat de Wet Economische Delicten op overtredingen van het bestemmingsplan van toepassing is, wat inhoudt dat de strafmaat aanzienlijk is verzwaard;
- de bestuurlijke boete. Door de uitbreiding van de bestuurlijke handhaving met de bestuurlijke boete kan de handhaving verder worden geïntensiveerd. De gemeente krijgt daardoor extra mogelijkheden om daadkrachtig en snel op te treden tegen overtredingen.
Aan de hand van recente luchtfoto's kan achterhaald worden wat er aan bebouwing aanwezig is op alle percelen in het plangebied. Eventuele bebouwing die illegaal (zonder vergunning) gebouwd is, en waartegen wordt, of alsnog kan worden opgetreden, wordt niet automatisch gelegaliseerd met het nieuwe bestemmingsplan. Dit geldt ook voor een eventueel gewijzigd gebruik van opstallen waarvoor geen toestemming is gevraagd cq. verleend. Van geval tot geval zal bezien moeten worden of sprake is van een situatie die alsnog voor legalisatie in aanmerking komt of niet.
6.2.3 Prioriteiten in de handhaving
Voor de handhaving van illegale situaties op het gebied van ruimtelijke ordening, Woningwet, Bouwbesluit, Bouwverordening en Monumentenwet zijn beleidsregels vastgesteld. Het college moet jaarlijks haar beleidsvoornemens in het kader van handhaving van de bouwregelgeving bekend maken. Ook moet jaarlijks verslag worden gedaan over de uitvoering van het handhavingsbeleid. Het handhavingsbeleid vormt het kader voor een jaarlijks vast te stellen handhavingsprogramma.
In de beleidsregels zijn prioriteiten gesteld (hoog, middelhoog en laag). De hoogste prioriteit richt zich tot onveilige situaties in zijn algemeenheid en tot veranderingen van percelen en gebouwen zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Tegen overtredingen met een hoge prioriteit zal onmiddellijk handhavend worden opgetreden. Overtredingen uit de categorie met een middelhoge prioriteit, zoals erfafscheidingen, bijgebouwen en uitbreidingen aan de achterzijde zullen op de gebruikelijk wijze binnen de werkvoorraad worden afgehandeld.
Bovenstaande wil niet zeggen dat tegen geconstateerde illegale situaties met een lage prioriteit bijvoorbeeld aan de achterzijde niet zal worden opgetreden. Te denken valt om jaarlijks thematisch overtredingen met een lage prioriteit in het handhavingsprogramma op te nemen.
6.2.4 Planinformatie
Het bestemmingsplan komt niet zomaar tot stand, maar is met veel publiciteit omgeven. Het bestemmingsplan is altijd in te zien. Daarnaast zijn er ook folders over de bouwregelgeving verkrijgbaar. De gemeentelijke organisatie is er bovendien op ingesteld nadere uitleg te geven. Velen maken daarvan gebruik. Niemand hoeft dus het risico te lopen om als gevolg van een gebrek aan kennis verkeerde beslissingen te nemen.
6.3 Economische Uitvoerbaarheid
Met inwerkingtreding van de Wet ruimtelijk ordening (per 1 juli 2008) beschikt de gemeente over meer mogelijkheden voor kostenverhaal op particuliere ontwikkelaars in een plangebied. Zijn de kosten van de ontwikkeling niet op een andere manier verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten met grondeigenaren over de kosten van de ontwikkelign) dan kan de gemeente een exploitatieplan vaststellen, waarin die kosten worden benoemd. Het exploitatieplan loopt mee met de procedure van het bestemmingsplan.
In dit geval is het niet verplicht en ook niet nodig gebleken een exploitatieplan vast te stellen. Met de twee grondeigenaren op het Media Park is een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst voorziet er onder andere in dat de kosten van de ontwikkeling gedeeltelijk op deze particulieren rusten.
De aan de grondeigenaren buiten het Media Park toe te rekenen plankosten zijn beperkt. Deze bestaan uitsluitend uit (een toerekenbaar deel van) de bestemmingsplankosten en wat kleine aanpassingen aan de infrastructuur ten behoeve van de ontsluiting van de bouwkavel. De wetgever heeft onlangs besloten dat indien de kosten voor het vaststellen van een exploitatieplan te hoog zijn in verhouding tot het te verhalen bedrag, het kostenverhaal achterwege kan blijven.
De grondeigenaren in het plangebied ontwikkelen geheel zelf de uitbreidingsmogelijkheden. Het bestemmingsplan wordt economisch uitvoerbaar geacht. De twee grote eigenaren van het Media Park TCN en NOS) hebben aannemelijk gemaakt dat de uitbreiding de komende 10 jaar zal worden gerealiseerd. TCN geeft aan dat gedurende 2006-2008 een toename van het aantal huurders (gebruikers van het Media Park) is opgetreden. Men verwacht dat, ondanks (of misschien wel dankzij) een dip in de economie, de komende periode deze trend zich zal doortrekken. De NOS/NPO geeft aan dat de Publieke Omroep al geruime tijd in beweging is als gevolg van de komst van Nieuwe Media, digitalisering van het productie- en uitzendproces, verzelfstandigingen, wijzigingen in programma- en zenderaanbod en de groei van het aantal landelijke omroepen. NOS/NPO voorziet (en heeft dat al eerder aangegeven) dat deze nieuwe huisvestingsvragen niet binnen de bestaande bebouwing ingevuld kan worden. Men verwacht dat deze ruimtevraag de komende 10 jaar zal worden geëffectueerd.
6.4 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.4.1 Inspraak
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan kan het gemeentebestuur de bevolking en andere belanghebbenden betrekken, bijvoorbeeld door het presenteren van een voorontwerp-bestemmingsplan. Deze inspraak is geregeld in de gemeentelijke inspraakverordening.
Met betrekking tot dit bestemmingsplan is in december 2001/januari 2002 inspraak gehouden. Het voorontwerp van het plan is op 9 december 2001 op een inspraakavond toegelicht.
De resultaten van de inspraak zijn opgenomen in een 'Nota van aanpassingen'. Gemakshalve wordt daar naar verwezen. Zie ook onder 6.4.2
6.4.2 Overleg
Het gemeentebestuur overlegt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan met betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Ook andere instanties kunnen bij het vooroverleg worden betrokken.
Het gemeentebestuur is verplicht om bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met belanghebbende gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Bij dit vooroverleg kunnen ook andere instanties worden betrokken.
In het kader van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met:
- 1. N.V. Nederlandse Gasunie
- 2. N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord Holland
- 3. Ministerie van Defensie, DGW&T, directie West ROM
- 4. Dienst Waterbeheer en Riolering
- 5. Gemeente Bussum
- 6. NS Railinfrabeheer
- 7. Kamer van Koophandel Gooi- en Eemland
- 8. KPN OVN OAS Rayon Midden
- 9. Rijksdienst voor de Monumentenzorg
- 10. Ministerie van LNV, directie Noord West
- 11. Hydron Midden Nederland
- 12. NS Vastgoed
- 13. Ministerie van Economische Zaken, regio Noord West
- 14. Hilversumse Ondernemersvereniging STRO
- 15. Goois Natuurreservaat
- 16. Gewest Gooi- en Vechtstreek
- 17. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, directie Noord-Holland
- 18. Provincie Noord-Holland
- 19. VROM Inspectie, regio Noord West
- In haar reactie heeft de provincie laten weten, alleen te kunnen instemmen met het ambitieniveau voor het Media Park, als duidelijk wordt welke oplossingen worden opgevoerd om de bereikbaarheid van het Media Park in de toekomst te garanderen. Een lange periode van overleg, onderzoek, etc. heeft in december 2005 geleid tot de vaststelling van het Integraal Bereikbaarheidsplan Hilversum e.o. (IBP), waarin infrastructurele maatregelen zijn opgenomen met een totale waarde van € 50 miljoen. De in het IBP aangegeven maatregelen zijn bijna allemaal tot uitvoering gekomen. Ten tijde van de inspraakperiode over het voorontwerp-plan is de eigendom van een groot deel van het Media Park overgegaan van de NOB naar TCN Property Projects BV. De door TCN gegeven reactie op het voorontwerpplan is, met de gemeentelijke beantwoording daarvan, reactie opgenomen in hoofdstuk 3 van de Nota van aanpassingen. Tevens heeft TCN zelf een masterplan opgesteld waarin een functionele toekomstvisie voor het Media Park is ontvouwd. Omdat de visie van TCN niet op alle punten strookte met het gemeentelijke Masterplan Media Park, heeft veel overleg plaatsgevonden over de toekomstige functies op het Media Park. Overigens geldt dat ook voor de NOS, de tweede grote eigenaar op het Media Park.
- Gewijzigde regelgeving, met name op het gebied van natuurbeschermingswetgeving (Flora- en faunawet), heeft geleid tot het uitvoeren van actuele onderzoeken naar de ecologische waarden. In samenhang hiermee hebben TCN en NOS gezamenlijk het Rotterdamse stedenbouwkundig adviesbureau KCAP gevraagd om een stedenbouwkundige visie voor hun eigendom op te stellen, onder regie van de gemeente Hilversum. Belangrijk uitgangspunt van deze visie is het gegeven dat optimaal rekening dient te worden gehouden met de ecologische en landschappelijke waarden. In het plan is concreet aangegeven hoe de gewenste uitbreidingen over het Media Park verdeeld kunnen worden.
De Nota van aanpassingen bevat een samenvatting van de inspraak- en overlegreacties, als ook de gemeentelijke beantwoording daarvan. Voor zover ten aanzien van bepaalde onderwerpen meerdere reacties zijn binnengekomen, zijn deze apart beantwoord.
Ten opzichte van het voorontwerp is het ontwerpbestemmingsplan gewijzigd, niet in de laatste plaats vanwege de diverse reacties. Aanvullend op Nota van aanpassingen (die al in 2007 is vastgesteld) moet hier worden gezegd dat de raad, naar aanleiding van het collegeprogramma 2010-2014, in april 2010 heeft besloten de algemene maximale bouwhoogte in het gebied te beperken tot maximaal 25 meter. Daarop zijn in lijn met het SPvE en in de geest van het collegeprogramma 3 uitzonderingen gemaakt. Voor de Mediatoren, de Spil en het gebouw bij de traverse over de Mies Bouwmanboulevard is de maximale bouwhoogte beperkt tot 30 meter.
6.4.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 16 juli 2010 tot en met 30 augustus 2010 ter inzage gelegen. Naar aanleiding daarvan zijn 9 zienswijzen ingediend. Op één na zijn de zienswijzen binnen de termijn van ter inzage legging ingediend. Één zienswijze is op 31 augustus 2010 aangevuld en één is ontvangen op 8 september 2010 (maar ingediend op 30 augustus 2010). Mede gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, dat zienswijzegeschiften in een redelijke termijn van 2 weken na de zes wekentermijn kunnen worden aangevuld met nadere gronden, kan de zienswijze die op 31 augustus 2010 is aangevuld in behandeling worden genomen. Eén zienswijze is niet op tijd ingediend en kan dus niet worden ontvangen en in behandeling genomen.
De zienswijzen zijn gebundeld in een Zienswijzennota. Zienswijzen hebben geleid tot enkele aanpassingen van het ontwerpbestemmingsplan. Die zijn opgenomen in de Wijzigingennota. Die nota's zijn als bijlage bij deze toelichting bijgevoegd. Daar naar wordt verwezen.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven/bedrijfsactiviteiten
SBI93 – klasse | Omschrijving |
2211 | Uitgeverijen van boeken e.d. (m.u.v. drukactiviteiten) |
2212 | Uitgeverijen van dagbladen (m.u.v. drukactiviteiten) |
2213 | Uitgeverijen van tijdschriften (m.u.v. drukactiviteiten) |
2214 | Uitgeverijen van geluidsopnames |
2215 | Overige uitgeverijen (m.u.v. drukactiviteiten) |
2231 | Reproductie van geluidsopnames |
2232 | Reproductie van video-opnames |
2233 | Reproductie van computermedia |
6420 | Telecommunicatie en tv- en radiozendstation |
722 | Systeemontwikkeling en programmeerdiensten |
7230 | Computercentra en data service |
7240 | Exploitatie van databanken, zoek machines, startpagina´s, informatieve web sites e.d. |
7440 | Reclamebureaus e.d |
74811 | Fotografie |
8042.1 | Afstandsonderwijs (o.a. radio- en tv-onderwijs, e-learning) |
9211 | Productie van (video)films |
9212 | Distributie van (video)films |
9220 | Radio en televisie |
9240 | Pers- en nieuwsbureaus; journalisten |
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
A | B | C | |
Automatiek | 0 | ||
Bar | 0 | ||
Bar-dancing | 0 | ||
Bistro | 0 | ||
Broodjeszaak | 0 | ||
Café | 0 | ||
Café-restaurant | 0 | ||
Cafetaria | 0 | ||
Catering | 0 | ||
Coffeeshop | 0 | ||
Dancing | 0 | ||
Dansschool | 0 | ||
Discotheek | 0 | ||
Drive-in restaurant | 0 | ||
Eetcafé | 0 | ||
Grill-room | 0 | ||
Hotel | 0 | ||
Hotel-café | 0 | ||
Hotel-café-restaurant | 0 | ||
Konditorei | 0 | ||
Lunchroom | 0 | ||
Nachtclub | 0 | ||
Pannenkoeken huis | 0 | ||
Petit-restaurant | 0 | ||
Pizzeria | 0 | ||
Poffertjes zaak | 0 | ||
Restaurant | 0 | ||
Shoarma zaak | 0 | ||
Snackbar | 0 | ||
Sociëteit | 0 | ||
Theehuis | 0 | ||
Ijssalon | 0 | ||
Zalen exploitatie | 0 |
Bijlage 1 Watertoets
Vooraf
In artikel 3.1.6 lid b van het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven dat voor een (ontwerp)bestemmingsplan een beschrijving wordt gegeven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Daartoe is het nodig het proces van de zogenaamde watertoets, zoals beschreven in de Bestuurlijke Notitie Watertoets (bijlage bij Kamerstukken II 2001/02, 27 625, nr. 4). Dat zal in veel gevallen leiden tot overleg met de waterbeheerder in het betrokken gebied.
Waterhuishoudkundige aspecten zijn in dit bestemmingsplan intergraal betrokken en rechtstreeks vertaald in de subparagrafen 'blauw', 'duurzaamheid' (watergebruik), 'watersysteem' en 'riolering'. De inhoud van die subparagrafen vormen samen met de bedoelde beschrijving de watertoets.
In de watertoets is opgenomen:
- een beschrijving van het proces hoe is omgegaan met het advies van het waterschap;
- een beschrijving van het aan water gerelateerde beleid (doelen en randvoorwaarden);
- een beschrijving van het plangebied met daarbij de toegekende waterfuncties en de huidige toestand van het watersysteem;
- een beschrijving van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding;
- de wateropgave die voortvloeit uit Waterbeheer 21e eeuw en de Europese Kaderrichtlijn Water (zowel kwalitatief als kwantitatief), inclusief mitigerende en compenserende maatregelen;
- eventuele overwegingen die hebben geleid tot bijstelling van het plan;
- de vertaling van de waterfuncties naar plankaart en regels;
- een overzicht van afspraken op het gebied van het watersysteem met het oog op het verdere verloop van het ontwikkelingsproces.
Deze waterparagraaf is tot stand gekomen na overleg met Waternet in maart 2006.
- 1. algemeen
Het plangebied Media Park omvat naast dat het Media Park zelf delen met een recreatieve bestemming en percelen met woonbebouwing uit de periode van voor en na de oorlog. De kern van het plangebied Media Park, het huidige Media Park, werd gevormd door een open gebied dat tot het eind van de jaren 50 een agrarische bestemming had. In dit open gebied stond het Gemeenlandshuis van de Erfgooiers. In de 60er jaren is gestart met de ontwikkeling van het "Omroepkwartier", het huidige Media Park.
- 2. Grondwater
Het plangebied Media Park is gelegen op de hogere gronden van de stuwwal en is infiltratiegebied. De maaiveldhoogten variëren van NAP + 6,00 m tot NAP + 20,00 m. In de zandige ondergrond stroomt het grondwater globaal genomen in noordwestelijke richting. Het plangebied Media Park ligt niet binnen een grondwaterbeschermingsgebied. De freatische grondwaterstand bevindt zich grofweg rond het NAP. De randen van het Gooi zijn droogte gevoelig. De stedelijke ontwikkelingen in het gebied zullen een verhoging geven van de hoeveelheden neerslag die het grondwater bereiken. De grondwaterhoeveelheden zullen licht toenemen, met als gevolg een toename van de kwel in de droogte gevoelige gebieden.
- 3. Regenwater
Het plangebied Media Park en de omringende wijken hebben voor de afvoer van water te maken met een waterscheiding. Deze wordt gevormd door een rug van heuvels, die van noord naar zuid door de bebouwde kom van Hilversum loopt. Het plangebied Media Park ligt direct ten oosten en voor een klein deel zelfs op of over de waterscheiding.
- 4. Bestaand watersysteem en waterketen gehele plangebied
Binnen het plangebied Media Park kan voor de waterhuishouding grofweg onderscheid worden gemaakt tussen de percelen met woonbebouwing en het deelgebied waarbinnen het Media Park zelf ligt. Hieronder wordt met het oog op het watersysteem ingegaan op de verschillende deelgebieden.
Voor het voormalige Omroepkwartier, het huidige Media Park, werd een aanzienlijke toename van het bebouwd oppervlak en een groot aantal werknemers voorzien. De hoeveelheden regenwater en afvalwater die daardoor moeten worden verwerkt zijn relatief groot. Er is bij de ontwikkeling van het Media Park in het verleden reeds gekeken naar de aansluiting op de rioolsystemen van de omliggende wijken. Binnen het Media Park wordt een toename van de hoeveelheden afvalwater verwacht.
De wijk Hilversum Noord aan de oostkant van de spoorlijn en een groot gedeelte van de wijk Trompenberg ten westen van het plangebied zijn gescheiden gerioleerd. Binnen gescheiden gerioleerde gebieden worden de afvalwaterstroom en de regenwaterstroom, los van elkaar, via verschillende rioolstelsels afgevoerd. In delen van de wijk Trompenberg is geen mogelijkheid voor de afvoer van regenwater via een openbaar regenwaterriool. Regenwater wordt dan ter plekke geïnfiltreerd of in goten langs de weg afgevoerd naar lage delen. De rioolcapaciteit in de wijk Hilversum Noord en Trompenberg is voldoende voor de verwerking van het aanbod in de betreffende wijken. Echter, onvoldoende om ook het Media Park te kunnen bedienen.
De overige omliggende wijken zijn gemengd gerioleerd. Hierbij wordt de afvalwaterstroom samen met de regenwaterstroom, via één rioolstelsel, afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) in het oosten van Hilversum op Anna's Hoeve. Door de beperkte verwerkingscapaciteit van het gemengde stelsel was het niet mogelijk het Media Park hierop aan te sluiten.
Deelgebied Mediapark afvalwater
Voor de afvoer van afvalwater op de gemeentelijke rioolstelsels ligt het Media Park dus min of meer geïsoleerd. Dit geldt ook voor regenwater (zie volgende paragraaf). De hoogteverschillen binnen en in het omringende gebied vergroten dit probleem. Bij de ontwikkeling van het Omroepkwartier, later het Media Park, is daarom gekozen voor de afvoer van afvalwater met een rioolgemaal. Het afvalwater van kantoren en studio's wordt verzameld en met kleine ondergemalen gebracht in de pompkelder van het hoofdgemaal op het Media Park. Het hoofdgemaal heeft een grote buffercapaciteit om lozing van afvalwater voor een groot deel gedurende de nachtelijke uren mogelijk te maken. Via een persleiding wordt het afvalwater verpompt naar het afvalwaterriool in de Trompenbergerweg, gelegen buiten het plangebied. Door het grote verval heeft het afvalwaterriool in de Trompenbergerweg een relatief grote capaciteit. Dit afvalwaterriool is onderdeel van het gescheiden stelsel dat afvoert via de wijk Boomberg naar het hoofdrioolgemaal Hilversum-West. Dit hoofdgemaal vormt onderdeel van de RWZI Horstermeer, welke ten noordwesten van Hilversum ligt.
Als uitzonderingen moeten worden genoemd de afvalwaterafvoeren van Beeld en Geluid, Net 3 en het Commissariaat voor de Media. Deze instellingen lozen het afvalwater rechtstreeks op het gemengde riool in de Insulindelaan en de Sumatralaan. Het afvalwater van het H-complex wordt rechtstreeks op het afvalwaterriool van de Wittekruislaan geloosd.
Deelgebied Media Park, regenwater
Het regenwater en niet-verontreinigd koelwater moet, door de afwezigheid van oppervlaktewater of een regenwaterriool, op het Media Park zelf worden verwerkt. Per gebouw of verhardingseenheid is een infiltratievoorziening gerealiseerd in een bovengrondse of ondergrondse uitvoering of is aangesloten op de centrale bergings- en infiltratievijver. Op deze centraal aangelegde vijver wordt ook niet-verontreinigd koelwater afgevoerd. Deze vijver heeft de functie berging en infiltratie en kan bij calamiteiten bluswater voor de brandweer en sprinklerinstallaties leveren. De vijver, met de functie berging en infiltratie, is op de plankaart aangegeven.
Zoals al eerder opgemerkt zijn binnen het Media Park aanmerkelijke hoogteverschillen van het maaiveld. Omdat een aantal niveaus door regenwaterriolen aan elkaar zijn gekoppeld, heeft het regenwater de mogelijkheid om via het regenwaterrioolsysteem naar de laagste delen te stromen. Dit kan bij een flinke regen tot ernstige schade leiden (water op straat, onderlopende kelders). Als gevolg van de klimaatswijziging en verminderd onderhoud van infiltratiesystemen is er de afgelopen jaren een aantal malen ernstige wateroverlast geweest. Als tijdelijke (nood)oplossing wordt dan een gedeelte van het wateroverschot, dat niet in de centrale vijver kan worden verwerkt, met bovengrondse leidingen afgevoerd naar een greppel in het "Heksenweitje", even buiten het hek ten westen van het Media Park. Van deze noodoplossing werd een aantal keren per jaar gebruik gemaakt. Dit is een onwenselijke situatie en is niet conform de afspraken die destijds rond het waterbeheer op het Media Park zijn gemaakt.
Deelgebieden met woonbebouwing, afval- en regenwater
De percelen met de vooroorlogse (woon)bebouwing konden nog wel worden aangesloten op het bestaande gemengde stelsel of het gescheiden stelsel van de wijk Trompenberg. Zowel het afvalwater als het regenwater wordt via deze stelsels afgevoerd.
- 5. Nieuwe situatie (ontwikkelingen)
Aafvalwater (algemeen)
De gemeente draagt, ook bij nieuwe ontwikkelingen, zorg voor de inzameling van afvalwater. De aansluiting van afvalwater op het gemeentelijk afvalwaterriool dient altijd op aan wijzing van of door de gemeente plaats te vinden.
Regenwater (algemeen)
Zowel de gemeente als het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) hanteren bij nieuwe ontwikkelingen binnen bestemmingsplangebied Media Park het uitgangspunt dat de perceelseigenaar het hemelwater zoveel mogelijk zelf moet verwerken (bergen/infiltreren). De gemeente bepaalt in welke situaties de perceelseigenaar het regenwater zelf moet verwerken. Als het regenwater niet (geheel) zelf kan worden verwerkt, treedt de gemeentelijke zorgplicht in werking. De gemeente moet dan besluiten hoe het overtollig hemelwater afgevoerd wordt. Hierbij wordt bij het beoordelen van een situatie bekeken wat de te verwachten kwaliteit van het afstromende regenwater is.
Ten aanzien van het aanbrengen van verhardingen in nieuw in te richten gebieden geldt dat bij een oppervlakte van meer dan 1.000 m² ontheffing op de Integrale keur van AGV dient te worden aangevraagd. Zonder ontheffing op de keur is het aanbrengen van meer dan 1.000 m² verharding zonder compenserende maatregelen verboden.
Deelgebied Media Park, afvalwater
Het deelgebied Mediapark voer al het afvalwater af via het hoofd rioolgemaal op het park. De huidige voorzieningen voor de inzameling van afvalwater zijn voor het deelgebied met het Media Park toereikend. Ook de voorgenomen ontwikkelingen kunnen op deze voorziening worden aangesloten. Al zullen de hoeveelheden afvalwater in belangrijke mate kunnen toenemen.
Deelgebied Media Park, regenwater
Kwantitatief
Binnen het Media Park is overlast door regenwater. Hiervoor zijn twee oorzaken te noemen:
- Gekoppelde regenwaterriolen;
- Te weinig beschikbare berging- en infiltratiecapaciteit.
Het plangebied kent sterk wisselende maaiveldhoogtes. Door gekoppelde regenwaterriolen kan regenwater van een hoger gelegen gebied in het riool van een lager gelegen gebied stromen. Daarom zal het Media Park in waterhuishoudkundige eenheden moeten worden opgesplitst. Deze waterhuishoudkundige eenheden zullen in hydraulisch opzicht van elkaar losgekoppeld moeten worden. Per waterhuishoudkundige eenheid zal één maximaal toelaatbare waterstand moeten worden vastgesteld (bijvoorbeeld een volledig opgevuld systeem door een regenbui met een intensiteit die eens in de 25 jaar voorkomt (T = 25)). De maximaal toelaatbare waterstand is afhankelijk van de gevoeligheid voor schade van de functies binnen een waterhuishoudkundige eenheid. Dit is een afweging/keuze van de perceelseigenaar/beheerder zelf.
In de huidige situatie is er eveneens te weinig berging en infiltratiecapaciteit beschikbaar. Nu en in de toekomst zullen plannen moeten worden uitgevoerd ter verhoging van de berging- en infiltratiecapaciteit. Bij nieuwe ontwikkelingen zal, conform de Wet op de waterhuishouding, elke perceelseigenaar het hemelwater echter zoveel mogelijk zelf moeten verwerken (bergen/infiltreren) op eigen terrein.
Elke perceelseigenaar is hoofdelijk verantwoordelijk voor het beheer van de infiltratiesystemen van zijn eigendom(men). Per functie zal door de eigenaren of beheerders moeten worden vastgesteld wat de toelaatbare frequentie van hinder (water op straat of parkeerterrein) of wateroverlast (met schade) mag zijn. Dit is een afweging/keuze van de perceelseigenaar en niet van de gemeente, aangezien bij de perceelseigenaar de verantwoordelijkheid voor de verwerking van regenwater ligt. Gebaseerd op de gekozen frequentie of periodiciteit kan de neerslaghoeveelheid worden vastgesteld welke mag worden verwacht en daarmee de vereiste bergingscapaciteit binnen de betreffende waterhuishoudkundige eenheid.
Bij het dimensioneren van de berging en infiltratievoorzieningen dient rekening te worden gehouden met het zwaarste klimaatscenario voor de toekomst (uitgangspunt WB 21e eeuw voor 2050).
Voor het deelgebied Media Park is er tijd nodig om het gewenste waterhuishoudingsplan vorm te geven. De gemeente heeft tijdelijk toegestaan dat in een zeer extreme situatie (vanaf een regenbui met een herhalingstijd of periodiciteit van meer dan 25 jaar (> T=25)) het wateroverlast veroorzakende wateroverschot mag worden afgevoerd naar het "Heksenweitje".
Kwalitatief
Voor het Media Park is infiltratie van schoon regenwater in de zandige ondergrond duurzaam en goed realiseerbaar. Dit past in het gemeentelijk- en provinciaalbeleid gericht op de verdrogingbestrijding.
Ook de aard van het gebruik van het Media Park maakt het infiltreren van schoon regenwater goed mogelijk. Om bodemverontreiniging bij infiltratiepunten te voorkomen is het belangrijk om geen onbehandeld koper, zink, lood, teerhoudende dakbedekking (PAK's) en andere uitlogende (bouw)materialen toe te passen op oppervlakken/straatmeubilair die in aanraking komen met regenwater. Daarnaast dient er geen gebruik te worden gemaakt van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen en moeten verharde oppervlakken schoon worden gehouden (tijdig vegen; scheiden van organisch materiaal, zoals bladafval, uit regenwater). Een zeer zinvolle maatregel vormt tevens het aanleggen van lokale zuiveringsvoorzieningen (wadi's, helofyten, bezinkvoorzieningen, e.d.). Bij onvoldoende maatregelen kan een bodemverontreiniging op eigen terrein ontstaan. Verontreinigingen in de vorm van zwevende stof zullen door filtratie of bezinking zoveel mogelijk moeten worden tegen gehouden, daar deze ook de infiltratiecapaciteit negatief beïnvloeden.
Het is zaak dat infiltratievoorzieningen controleerbaar en beheerbaar voor onderhoudswerkzaamheden zijn. Verontreinigingen die bij een calamiteit in de bodem dreigen te raken, zullen zoveel mogelijk moeten worden tegen gehouden (afsluiten infiltratievoorziening). Eventuele verontreinigingen die door infiltratie toch in de bodem geraken moeten terugneembaar kunnen zijn. Het onderhoud van de berging- en infiltratievoorzieningen is een taak voor de terreineigenaar, pachter of terreinbeheerder.
Deelgebieden met woonbebouwing, afvalwater
De gemeente draagt, ook bij nieuwe ontwikkelingen, zorg voor de inzameling van afvalwater. De huidige voorzieningen voor de inzameling van afvalwater zijn voor de percelen met woonbebouwing toereikend. Ook de voorgenomen ontwikkelingen kunnen op deze voorziening worden aangesloten. De aansluiting van afvalwater op het gemeentelijk afvalwaterriool dient altijd op aanwijzing van of door de gemeente plaats te vinden.
Deelgebieden met woonbebouwing, regenwater
Kwantitatief
In de gemengd gerioleerde gebieden (Sumatralaan, Insulindelaan, Lage Naarderweg) is het zeer gewenst dat de afvoeren van schoon regenwater op een infiltrerende voorziening, zoals zakputten, worden aangesloten. Hierdoor wordt het gemengde rioolstelsel en de RWZI ontlast en wordt voldaan aan het antiverdrogingsbeleid. Bij herontwikkeling is dit afkoppelen van regenwater dan ook de beleidslijn.
In het gescheiden gerioleerde gedeelte van het plangebied is het afkoppelen van het regenwaterriool minder urgent. Echter, door het regenwater af te koppelen is wel een positief effect op de waterhuishouding van de 's Gravelandsepolder te verwachten (minder aanvoer van water). In gedeelten van het gescheiden gebied waar geen regenwaterriool aanwezig is, is infiltratie van regenwater op eigen terrein hoe dan ook vereist. Regenwater mag onder geen voorwaarde op het afvalwaterriool worden geloosd.
Kwalitatief
Bij het infiltreren van regenwater zijn alle kwalitatieve maatregelen, zoals hierboven voor het Media Park beschreven, van toepassing. Bij onvoldoende maatregelen kan een bodemverontreiniging op eigen terrein ontstaan en waar de perceelseigenaar voor verantwoordelijk is.
Resume m.b.t. het watersysteem en de waterketen
Door de aanpak van het verwerken van het regenwater zal geen invloed worden uitgeoefend op het bestaande watersysteem in de 's Gravelandsepolder. Door de toename van arbeidsplaatsen binnen het Media Park zal wel de hoeveelheid te verwerken afvalwater toenemen.
- 6. Blusvoorzieningen ten behoeve van de externe veiligheid
Externe veiligheid omvat de bestuurlijke afweging of, als gevolg van de effectuering van het bestemmingsplan, het groepsrisico ontoelaatbaar zal toenemen door bedreigingen vanuit de spoorlijn.
Door ervoor te zorgen dat in het plangebied voldoende bluswatervoorzieningen voorhanden zijn, kan een ramp worden voorkomen respectievelijk de kans daarop worden geminimaliseerd.
Blijkens door TNO voor plandelen uitgevoerd onderzoek hebben de te treffen maatregen op het gebied van externe veiligheid mede betrekking op bluswatervoorzieningen, opstelplaatsen, aanrijroutes, vluchtroutes, gebouwontwerpen e.d. Bepaalde in het TNO-rapport genoemde maatregelen, zoals bluswatervijvers en -riolen, moeten nog worden vormgegeven. Hiermee wordt de overschrijding van het groepsrisico voor het gemeentebestuur aanvaardbaar gemaakt en vormt dit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen binnen het plangebied.
Een doeltreffende bluswatervoorzieningen voor het bestrijden van spoorincidenten dient te voldoen aan bepaalde eisen. Voor het voorkomen van een warme BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion, maatgevend scenario) is een watervoorziening nodig met een capaciteit van minimaal 360 m³/uur gedurende vier uur. Daarbij dient het bluswater snel beschikbaar te zijn. De waterleiding kan slechts een fractie van de vereiste capaciteit leveren en biedt daarom geen soelaas.
De bluswatervoorziening dient in de directe omgeving van het spoor beschikbaar te zijn, omdat aanvoer van bluswater over een afstand van meer dan 160 meter ten koste gaat van snelheid en capaciteit. Bij het aanleggen van een adequate bluswatervoorziening valt te denken aan de volgende (combinaties van) mogelijkheden:
- open water (vijvers met een totale capaciteit van ten minste 1500 m³);
- een droge blusleiding, te voeden door een andere "onuitputtelijke" bluswaterbron, zoals de eerder genoemde vijver of ander oppervlaktewater;
- een bluswaterriool, te voeden door een vijver, die tevens kan dienen als regenwaterriool voor de afvoer van het regenwateroverschot naar de bergings- en infiltratievijver;
- open water dat als "beveiliging" voor het Media Park wordt gebruikt;
- qua locatie de voorziening te realiseren langs de Mies Bouwmanboulevard.
De bereikbaarheid van de incidentlocatie en de directe omgeving ervan moet zijn gegarandeerd, waarbij rekening moet worden gehouden met vluchtende mensen. Daarnaast is het nodig dat de bluswatervoorzieningen goed bereikbaar zijn. Kortom, er dienen garanties te zijn voor zowel de toegankelijkheid van het gebied als de opstelplaatsen voor de hulpdiensten (zie ook het gestelde over externe veiligheid in paragraaf 7.5).
Bijlage 2 Onderzoek Hemelwater (Afvoer)
Bijlage 2 Onderzoek Hemelwater (afvoer)
Bijlage 3 Verantwoording Externe Veiligheid
- 1. Aanleiding
Ten behoeve van het ontwerp bestemmingsplan Media is een onderzoek naar de externe veiligheid, veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort, uitgevoerd door Arcadis Nederland b.v. (18 september 2008 nr. D01011/EA8/0S1/000046/jd:073956703 0.3). Er is daarbij geconstateerd dat er sprake is van een toename van het groepsrisico én een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Door deze toename moet het bevoegd gezag ingevolge regelgeving een besluit nemen, waarin een afweging wordt gemaakt van bij deze overschrijding betrokken aspecten. Tevens moet in het geval van toename van het groepsrisico en/of overschrijding het advies van de regionale brandweer worden betrokken.
- 2. Bestaand beleid / kader
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment gebaseerd op de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS). Omdat de nota RNVGS niet of niet in alle gevallen eenduidig kon worden uitgelegd en toegepast, is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen uitgebracht. Het gaat hier om een nota die de verdere operationalisering van het externe veiligheidsbeleid uitwerkt. Tevens is voor zover mogelijke rekening gehouden met de landelijke ontwikkelingen rondom het Basisnet (hier voor de spoorweg) en het ontwerp Besluit Transport Externe Veiligheid. Met name geldt het laatste ten aanzien voor wat wordt genoemd het "plasbrand aandachtsgebied" (= een 30 m. brede strook ten weerszijde van de rails waar een brandende vloeistof voor aanstraling van een LPG wagon zorgt). Verder zijn de richtlijnen voor verantwoording van het Groepsrisico gevolgd zowel vanuit Rijkszijde als vanuit de regionale brandweer en het toetsingskader verantwoording groepsrisico bij ruimtelijke plannen van de provincie Noord-Holland. Het maatgevende risico is een explosie van een LPG tankwagon ook wel ketelwagen genoemd. Men spreekt dan van een warme BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion). Hierbij wordt een explosie veroorzaakt door stralingswarmte van een andere brandbare vloeistof lekkende wagon.
- 3. Relevante informatie t.b.v. advies
Feitelijke situatie
Het Media Park is op korte afstand (plm. 50 meter) van genoemde spoorlijn gelegen. Laatstgenoemde zal in het Basisnet spoor worden aangewezen als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen waarbij ten aanzien van de planologie rekening gehouden moet worden met dit vervoer. Derhalve dienen de risico´s ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), te worden berekend en vervolgens getoetst aan de normen. Voor nadere uitleg over deze normen wordt verwezen naar bijgevoegde rapportage van Arcadis. Het Media Park in de huidige omvang bestaat sinds jaren zestig terwijl het woongebied aan de overzijde (oostelijk van het Media Park) grotendeels direct na WO II is gerealiseerd. Het villapark aan de westzijde is (gedeeltelijk) van nog oudere datum. Dit conflicteert met de huidige ontwikkelingen ten aanzien van het vraagstuk van de externe veiligheid, dat eerst na 2000 aan de orde is gekomen en dat door zijn ingewikkeldheid nog steeds niet tot concrete wetgeving heeft geleid. Het is daarom ondoenlijk en niet realistisch dat de gemeente in staat zou zijn om op basis van het gelijkheidsbeginsel, de veiligheid door het treffen van maatregelen over een strook ter breedte van 400 m door de totale stad te waarborgen. Reden waarom zij bij de betrokken ministeries maar ook landelijk politici op dit probleem heeft gewezen. Daarnaast gelden er bestaande afspraken voor de invulling van het Media Park vastgelegd in de streekplannen: Gooi & vechtstreek (1998) en Noord-Holland zuid (2003), die de nu voorgestelde invulling van het terrein mogelijk hebben gemaakt. Voorts is het Media Park niet alleen economisch van belang voor de gemeente maar er bestaat ook landelijk belang. Complicerend is verder dat ook gebruik wordt gemaakt van bestaande gebouwen.
Resultaten van het onderzoek
Uit de resultaten van het onderzoek naar externe veiligheid komt het volgende beeld naar voren. Het plangebied voldoet aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico.
Gevolgen nieuw beleid
Ingevolge de ´Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen´ dient de risicobenadering te worden toegepast bij omgevingsbesluiten, waaronder een bestemmingsplan als bedoeld in Wet Ruimtelijke Ordening. Bij een toename van het groepsrisico en/of een overschrijding van het groepsrisico, zoals hier het geval is, geldt een verantwoordingsplicht voor het bevoegde gezag. De gemeente neemt daarin het initiatief en betrekt in haar besluitvorming het advies van de regionale brandweer.
Het bevoegde gezag moet, in verband met de totstandkoming van een besluit, expliciet aangeven hoe de diverse factoren zijn beoordeeld en eventuele, in aanmerking komende maatregelen zijn afgewogen. De volgende factoren dienen in overweging genomen te worden:
- e. De mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico zowel nu als in de toekomst, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen brongerichte en effectgerichte maatregelen.
- f. De mogelijkheden van voorbereiding op en bestrijding van een ramp.
- g. De mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de route om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp voordoet.
- h. De mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico in relatie tot toekomstige ontwikkelingen.
Ad a.
Door het treffen van maatregelen kan het groepsrisico worden gereduceerd. Op een deel van de maatregelen heeft de gemeente echter geen invloed. Het gaat hier om maatregelen, die vanuit de branche worden ontwikkeld (hittewerende coating LPG-ketelwagens), het instellen van zogeheten bloktreinen (in feite vervoer per specifieke stof zodat geen aanstraling kan ontstaan) en brand detectie apparatuur. Maatregelen, die wel binnen de invloedssfeer van de gemeente liggen en ook bestemmingsplan technisch gerealiseerd kunnen worden zijn de positionering van gebouwen, de ligging van de vluchtwegen (infra structuur), beschikbaarheid van bluswatervoorzieningen in de vorm van open water e.d. Het huidige plan voorziet in een optimale positionering gegeven de beschikbare ruimte. De gemeente dient er op toe te zien, dat in de verdere realisering van het plan en tijdens de bouw genoemde maatregelen en voorzieningen aan het gebouw zoveel mogelijk worden toegepast Ook wel het ALARA-principe genoemd wat staat voor "As Low As Reasonable Achievable" (= zo laag als redelijk bereikbaar is).
Ad b..
De mogelijkheden van voorbereiding op en bestrijding van een ramp ten gevolge van een ongeval met transport van gevaarlijke stoffen zijn beperkt. Tot op heden zijn geen rampenbestrijdingsplannen voor spoorwegen ontwikkeld. Door de verdere bebouwing van het Media Park neemt het risico van ongevallen, waarbij grote aantallen slachtoffers mee zijn gemoeid toe. Deze aantallen overstijgen de operationele mogelijkheden van de hulpdiensten. Derhalve is een rampenbestrijdingsplan voor dit traject van de spoorlijn gewenst. Voordeel is wel dat het Media Park goed ontsloten is voor de hulpdiensten zo kan naast de huidige aanrij route via de ringweg het park vanuit het noorden (gemeente Bussum) worden benaderd, hetgeen de slagkracht vergroot.
Ad c.
Er is een hoge mate van zelfredzaamheid van de aanwezigen in het gebouw en directe omgeving. De kenmerken van de infrastructuur zijn met het oog op evacuatie ook als goed te kwalificeren. Er zijn goede wegen beschikbaar die direct en loodrecht vanaf de spoorbaan een verplaatsing van aanwezigen mogelijk maken. Wel dient een alarmeringssysteem te worden toegepast. Zodra een gebouw wordt ontworpen is het zaak extra aandacht aan interne vluchtwegen (van het spoor af) te besteden,. Er wordt van de zijde van de brandweer aangedrongen op een goede Bedrijfshulpverlening. zodat regelmatig ontruimingsoefeningen worden gehouden.
Ad d.
Het Media Park kan niet los worden gezien van overige bebouwing in Hilversum langs deze spoorlijn. Deze kent een zeer hoge dichtheid gekoppeld aan het feit dat hier om bewoners gaat die juist in de avonduren (waarop het transport het dichtst is) aanwezig zijn. Op het Media Park is strek fluctuerend en afhankelijk van de inhuur en gebruik van de studio's. Gelet hierop dient een totaalvisie te worden geformuleerd op de ontwikkeling en gebruiksmogelijkheden van de spoor-zone met betrekking tot de externe veiligheid. Deze is momenteel in voorbereiding bij het Gewest Gooi & Vechtstreek. Uiteindelijk zal dit dienen te resulteren in maatregelen die ook die gebieden meer veiligheid bieden.
Advisering regionale brandweer
De regionale brandweer heeft op 6 november 2007 en op advies uitgebracht. Geadviseerd wordt
Zelfredzaamheid
Men moet in staat worden gesteld het bedreigde gebied snel en adequaat te ontvluchten;
Ten behoeve van de snelheid moet er een alarmeringssysteem zijn voor gebied dat onmiddellijk ontruimd moet worden:
- in gebouwen zelf (ontruimingsalarminstallatie),
- omroepinstallaties langs het spoor,
- cell-broadcasting/sms-alert (ook geschikt voor doven).
Mogelijkheden van alarmering moeten met de gemeenschappelijke meldkamer Gooi en Vechtstreek worden afgestemd.
Men moet in staat zijn adequaat en effectief te vluchten:
- door robuuste vluchtwegen in gebouwen,
- van het spoor af,
- snelle uitstroom uit bedreigde gebied mogelijk (infrastructuur),
- Met bijzondere aandacht en indien nodig voorzieningen voor verminderd zelfredzame groepen.
Bluswatervoorziening
Voor het voorkomen van een warme BLEVE (het maatgevene scenario) is een watervoorziening nodig met tenminste een capaciteit van 360 m3/uur gedurende 4 uur. Bovendien dient het bluswater snel beschikbaar te zijn.
De waterleiding kan hiervan slechts een fractie van bovengenoemde capaciteit leveren. Er is dus een aanvullende bluswatervoorziening nodig. Deze voorziening dient in de directe omgeving van het spoor beschikbaar te zijn, omdat aanvoer van bluswater over een afstand van meer dan 160 meter ten koste gaat van snelheid en capaciteit. Bij het aanleggen van een adequate bluswatervoorziening kan worden gedacht aan de volgende (combinaties van) mogelijkheden:
Open water (vijvers/kanalen die in verbinding staan met een doorgaande watergang)
Geboorde putten (meerdere putten, want per put is de capaciteit ca. 90 m3/uur)
Een droge blusleiding (die gevoed wordt door een andere onuitputtelijke bluswaterbron zoals bij de andere punten beschreven)
Bluswaterriool (wordt gevoed door een doorgaande watergang)
Voor het voorkomen van een warme BLEVE (het maatgevene scenario) is een watervoorziening nodig met tenminste een capaciteit van 360 m3/uur gedurende 4 uur. Bovendien dient het bluswater snel beschikbaar te zijn.
De waterleiding kan hiervan slechts een fractie van bovengenoemde capaciteit leveren. Er is dus een aanvullende bluswatervoorziening nodig. Deze voorziening dient in de directe omgeving van het spoor beschikbaar te zijn, omdat aanvoer van bluswater over een afstand van meer dan 160 meter ten koste gaat van snelheid en capaciteit. Bij het aanleggen van een adequate bluswatervoorziening kan worden gedacht aan de volgende (combinaties van) mogelijkheden:
- Open water (vijvers/kanalen die in verbinding staan met een doorgaande watergang)
- Geboorde putten (meerdere putten, want per put is de capaciteit ca. 90 m3/uur)
- Een droge blusleiding (die gevoed wordt door een andere onuitputtelijke bluswaterbron zoals bij de andere punten beschreven)
- Bluswaterriool (wordt gevoed door een doorgaande watergang)
Bereikbaarheid
De bereikbaarheid van de incidentlocatie en van de directe omgeving moet aan beide zijden van het spoor gegarandeerd zijn, daarbij rekening houdend met vluchtende mensen. Ook moeten de bluswatervoorzieningen goed bereikbaar zijn. Dus zowel de toegankelijkheid van het gebied als de opstelplaatsen voor de hulpdiensten moeten gegarandeerd zijn.
Voorts wordt geadviseerd in specifieke situatie om met de regionale/gemeentelijke Brandweer af te stemmen alvorens besloten wordt tot de aanleg van voorzieningen of maatregelen. Hiermee wordt verschil van inzicht achteraf voorkomen.
Vervolgadvies d.d. 6 februari 2008:
Aanvullende secundaire bluswatervoorzieningen voor het Mediapark zijn zeer wenselijk, aangezien op dit moment alleen de sprinklervijver(kleine vijver die zich aan de westzijde van Media Park bevindt) beschikbaar is (en die hier eigenlijk niet voor bedoeld is). Verder zijn er op dit moment geen secundaire voorzieningen, zoals geboorde putten, beschikbaar.
Voorlopige gedachten gaan bij realisatie van een singel uit naar opstelplaatsen voor de brandweer aan weerszijden van het Mediapark (bij de twee rotondes) en, vanwege de maximale afstand van 320 meter tot een secundaire bluswatervoorziening, nog een aanvullende opstelplaats in het midden van de Mies Bouwmanboulevard (met terreintoegang voor brandweer).
Het advies van de regionale brandweer en de notitie van de brandweer Hilversum is verwerkt in onderstaand advies.
- 4. Advies met betrekking tot verantwoording voor de toename van het groepsrisico en overschrijding van de orientatiewaarde (zie voor nadere toelichting bijgevoegde
Nu is gebleken, dat door de verdere invulling van de bebouwingsoppervlakten op het Media Park het groepsrisico zal toenemen en de orientatiewaarde wordt overschreden, dient het college van B&W in zijn besluit al dan niet akkoord te gaan met deze overschrijding.
- Wat is het maatschappelijk belang van het Media Park,
- Is de toename van het groepsrisico en de overschrijding van de orienterende waarde ten gevolge van de verdere invulling van het Media Park aanvaardbaar,
- Zijn er maatregelen te treffen, die het groepsrisico reduceren.
Overwegende, dat
het Media Park van landelijk belang is en een direct economisch belang vertegenwoordigt voor de gemeente en de directe omgeving (spin off effecten).
De planvorming zich, op het moment van het van kracht worden van de nieuwe regelgeving, al in een stadium bevond, waarin heroverweging van de locatie en/of wijzigingen in de positionering en grootte van het gebouw niet meer aan de orde zijn, mede gelet op de reeds aangelegde, specifiek op de media gerichte, infrastructuren.
Dat het Media Park in een soortgelijke positie verkeert als alle andere woonbebouwing in Hilversum voor wat betreft de overschrijding van de oriënterende waarde van het Groepsrisico
Er autonome ontwikkelingen gaande zijn in de vervoers- en LPG-branche, die een reductie van het groepsrisico tot gevolg hebben (andere routes, aanbrengen van coatings e.d
De gemeente er op toe zal zien, dat bij de verdere realisering van het plan en bij de (te ontwerpen) gebouwen risicoreducerende maatregelen en voorzieningen worden toegepast conform het ALARA principe.
Zodra het gebouw in gebruik wordt genomen, in overleg met de brandweer een ontruimingsplan wordt opgesteld, en dat er regelmatig ontruimingsoefeningen worden gehouden.
Het alarmeringssysteem wordt aangepast (zie advies brandweer)
Voor het spoorbaan traject Amsterdam - Amersfoort het rampenbestrijdingsplan wordt aangepast.
De gemeente samen met het Gewest Gooi & Vechtstreek een totaalvisie op de ontwikkeling en gebruiksmogelijkheden van de spoorzone formuleert. In deze visie wordt een uitspraak gedaan over het vestigingsbeleid en de aanvaardbaar niveaus van het Groepsrisico.
In het noordelijke gedeelte van het plangebied ruimte wordt gereserveerd voor het aanleggen van een blusvoorziening van voldoende omvang (zie advies brandweer)
Er wordt gewerkt aan het creëren van opstelplaatsen voor de brandweer aan weerszijden van de spoorlijn
Samenvattend advies / beslispunt(en)
Geadviseerd wordt om:
- a. Vanwege de aanwezigheid van risicoreducerende omstandigheden (infrastructuur) en de mogelijkheid tot het treffen van effectgerichte maatregelen, ondanks de toename van het groepsrisico en een overschrijding van de oriëntatiewaarde de bouw van het voorziene kantoor op de voorgestelde locatie toe te laten.
- b. Voorwaarde is daarbij dat voor de verdere realisering van het plan de gemeente er op toeziet,
- 1. dat tijdens de bouw risicoreducerende maatregelen en voorzieningen worden toegepast conform het ALARA-beginsel;
- 2. dat, zodra het gebouw in gebruik wordt genomen, in overleg met de brandweer een ontruimingsplan wordt opgesteld, en regelmatig ontruimingsoefeningen worden gehouden;
- 3. dat het alarmeringssysteem conform het advies van de brandweer wordt aangepast.
- c. voorwaarde is eveneens dat:
- 1. de gemeente voor trajecten binnen de gemeente Hilversum, die een knelpunt vormen voor externe veiligheid, een rampenbestrijdingsplan opstelt;
- 2. de gemeente in samenwerking met het Gewest een totaalvisie formuleert op de ontwikkeling en gebruiksmogelijkheden van de spoorzone in relatie tot externe veiligheid. In deze visie dient een uitspraak te worden gedaan over vestigingsbeleid en het aanvaardbare niveau van het Groepsrisico.
3.1 Rapport
Bijlage 4 Aanbevelingen Merbeoordeling
Natuur
Voor het aspect natuur zijn van de voorgenomen ontwikkeling enkel mogelijk nadelige effecten voor vleermuizen te verwachten. Dit in verband met lichtgevoeligheid van de aangetroffen watervleermuis en de voorgenomen bebouwing in de nabijheid van het jachtgebied van de watervleermuis, te weten de deelgebieden van de vijver in de tuin van het Media Park aan de westzijde van parkeergarage A en de nabije omgeving hiervan en het deelgebied Crailo. Nu de voorgenomen ontwikkeling uitgaat van bebouwing aan de rand van deze vijver, zal er een ontheffing ex artikel 75 Ffwet en compensatie van het jachtgebied noodzakelijk zijn. De compensatie dient er in te bestaan dat een vijver dient te worden ontwikkeld met geschikte begroeiing er omheen op een hiervoor geschikte plek.
In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de voorgenomen nieuwbouw bij de vijver te koppelen aan de benodigde goedkeuring van het compensatieplan door LNV. Dit in verband met de compensatie van het jachtgebied van de watervleermuis.
Bij mogelijke werkzaamheden in de buurt van de ijskelder op de heideheuvel die als overwinteringplaats door vleermuizen wordt gebruikt, zullen onder begeleiding van of na consultatie van een ecoloog gaan plaatsvinden, om mogelijke verstoring tegen te gaan.
De kosten van de compenserende maatregelen komen voor rekening van de aanvrager (in casu TCN).
Archeologie
Voor het aspect archeologie geldt dat voor de noordoostelijke helft van het deelgebied Media Park een middelhoge trefkans geldt op behoudenswaardige archeologische resten. Voor de zuidwestelijke helft van het deelgebied Media Park geldt een hoge trefkans. De verwachting geldt ten aanzien van voornamelijk losse vuursteenvondsten uit de periode Midden Paleolithicum tot en met Mesolithicum, nederzettingen, grafvelden en grafheuvels uit de periode Neolithicum tot en met de IJzertijd en sporen uit de Middeleeuwen.
In het bestemmingsplan zijn regels opgenomen om het archeologisch belang te waarborgen. In de regels is opgenomen om voor die plandelen waar een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde aanwezig is en waarvoor nog geen archeologisch onderzoek is uitgevoerd, voorafgaand aan bouwwerkzaamheden dit onderzoek te verrichten (gekoppeld aan een ontheffing van de bouwregels).
De kosten van het onderzoek komen voor rekening van de aanvrager (door of vanwege NOS of TCN).
Water
Voor het aspect water kan gesteld worden dat de huidige regenwater problematiek wordt meegenomen in de voorgenomen ontwikkeling. Sinds 1 januari 2008 verplicht de Wet op de Waterhuishouding, welke wet per 22 december 2009 is opgegaan in de Waterwet, om al het regenwater op eigen terrein te verwerken.
De kosten van de te ontwikkelen berging- en infiltratiecapaciteit komen voor rekening van de aanvrager (door of vanwege TCN)
Duurzaamheid
In de 'Samenwerkingsovereenkomst Media Park' is een artikel opgenomen die de ambities met betrekking tot duurzaamheid concreet maken. De contractanten hebben de inspanningsverplichting om bij de planontwikkeling zoveel mogelijk het beperken van het energieverbruik en het minimaliseren van de belasting van het milieu na te streven.
De kosten van duurzaamheidsmaatregelen komen voor rekening van de aanvrager.
Externe veiligheid
Voor het aspect externe veiligheid wordt enkel een noemenswaardig effect verwacht op het groepsrisico. De verwachte ontwikkeling van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor zorgt voor een significante stijging van het groepsrisico. De uitbreidingsplannen voor het plangebied zal een stijging bovenop de bovengenoemd stijging laten zien. Door het nemen van maatregelen conform het advies van de brandweer kan het groepsrisico echter worden beperkt.
In de Samenwerkingsovereenkomst Media Park is een artikel opgenomen waarin mitigerende maatregelen staan genoemd om de benodigde capaciteit bluswater te verbeteren. TCN zal in overleg zorg dragen voor het aanleggen van een adequate bluswatervoorziening.
De kosten van deze maatregelen komen voor rekening van TCN
4.1 Aanmeldingsnotitie (M.e.r.-beoordeling)
Bijlage 5 Intergraal Bereikbaarheidsplan (Ibp)
5.1 Hoofdrapport
5.2 Bijlagen Bij Hoofdrapport
Bijlage 6 Stand Van Zaken Ibp (Medio 2010)
Bijlage 6 Stand van zaken IBP (medio 2010)
Bijlage 7 Verkeerskundige Aspecten Van 'Spve'
- 1. Het noordelijke deel van Media Park, het businesspark, heeft in 2007 een nieuwe toegang met rotonde gekregen. Deze toegang kent/krijgt toegangscontrole en is enkel voor werknemers van het Media Park.
- 2. De bezoekerstoegang blijft op de huidige locatie aan de Sumatralaan maakt gebruik van de nieuwe (recent aangelegd) rotonde.
- 3. De toegangscontrole voor gemotoriseerd verkeer naar het businesspark, komende van de zuidelijke toegang, wordt verschoven naar de Middenweg.
- 4. Voor het openbaar vervoer wordt Media Park ontsloten via station Hilversum Noord (en een nieuwe buslijn).
- 5. Het Media Park wordt voor voetgangers via een traverse en een gelijkvloerse voetgangersoversteekplaats aan de zuidelijke rotonde verbonden met Station Hilversum Noord.
- 6. De hoofdroute voor het gemotoriseerde verkeer tussen het zuidelijk deel en het noordelijk deel van het plangebied wordt verlegd van de Randweg West naar de Middenweg. Langs deze verkeersader komt een doorlopend fietspad en voetpaden.
- 7. De Randweg West vervalt ter plaatse van de Videoweg: de weg wordt opgebroken en vervangen door het dak van een parkeergarage waarop het landschap doorloopt en kleinschalige kantoor villa's worden gerealiseerd.
- 8. De Middenweg naar de Witte Kruislaan, wordt gereduceerd tot een eenrichtingsweg voor lokaal verkeer en de busverbinding met de Wereldomroep. Er wordt ruimte gegeven aan fietsers en voetgangers in beide richtingen.
- 9. De Randweg Oost krijgt een eenrichtingsuitvoegstrook naar de Mies Bouwmanboulevard, deze vervangt de verbinding met de Randweg Oost.
- 10. De gebouwen op Heideheuvel krijgen een nieuwe aansluiting op de nieuwe hoofdroute, de aansluiting met de Randweg West vervalt.
- 11. De verbinding tussen de Randweg West, de V
Bijlage 8 Stedenbouwkundig Programma Van Eisen
Bijlage 8 Stedenbouwkundig programma van eisen
Bijlage 9 Kaart Beschermd Stadsgezicht
Bijlage 9 Kaart beschermd stadsgezicht
Bijlage 10 Toelichting Beschermd Stadsgezicht
Bijlage 10 Toelichting beschermd stadsgezicht
Bijlage 11 Archeologie
Bijlage 12 Geluidsonderzoek
Bijlage 13 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 13 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 14 Parkeerbalans
Bijlage 15 Natuuronderzoeken
15.1 Onderzoek 1
15.2 Onderzoek 2
15.3 Onderzoek 3
15.4 Onderzoek 4
15.1 Onderzoek 1
15.2 Onderzoek 2
15.3 Onderzoek 3
15.4 Onderzoek 4
Bijlage 16 Verkennend Onderzoek Bodem
Bijlage 16 Verkennend onderzoek Bodem
Bijlage 17 Zienswijzennota Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 17 Zienswijzennota ontwerpbestemmingsplan