Fokkerweg
Bestemmingsplan - Hilversum
Onherroepelijk op 16-04-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Nieuw Anna's Hoeve, herziening benzinestation A. Fokkerweg van de gemeente Hilversum;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0402.10bp01benzineafok-oh01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bebouwingspercentage:
een in de regels of op de plankaart aangegeven percentage dat de grootte van het deel van ofwel een bestemmingsvlak ofwel een bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.7 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.8 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.9 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.10 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.11 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.12 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.13 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.14 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.15 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.16 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.17 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.18 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is ondergebracht;
1.19 maaiveld:
De gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;
1.20 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.21 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.22 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.23 voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
met de daarbij behorende:
- b. wegen en paden;
- c. ondergrondse opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. erven en terreinen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder bedrijven als bedoeld in lid 3.1, zijn niet begrepen:
- a. detailhandelsbedrijven;
- b. bedrijven, die krachtens artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, welke inrichtingen als zodanig zijn genoemd in de van deze regels deel uitmakende bijlage.
3.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.1, ten behoeve van andere bedrijven, mits deze, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kunnen worden gelijkgesteld met het bedrijven die op de betreffende plaats is toegestaan krachtens lid 3.1.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, parken, watergangen en waterpartijen;
- b. nutsvoorzieningen;
- c. paden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen.
4.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming en aangrenzende verkeersbestemmingen behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en beeldende kunstwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
licht- en andere masten, aanwijsborden en verkeerstekens | 15 m |
erf- of perceelafscheidingen | 2 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 6 m |
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegverkeer met daarbij behorende wegen en verkeersvoorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. fiets- en voetpaden;
- d. bermen en andere groenvoorzieningen;
- e. watergangen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. infrastructurele voorzieningen; zoals abri's, reclameuitingen en straatmeubilair.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Leiding - Riool
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Riool" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de daarbij aangegeven rioolpersleiding en de daarbij behorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding, waaronder begrepen gebouwtjes met elk een oppervlakte van ten hoogste 10 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
6.3 Ontheffing bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2 sub b, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:
- a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
- b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
6.4 Aanlegvergunning
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval ook het gebruik van:
- a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
- b. onbebouwde gronden:
- 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
- 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten;
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Artikel 9 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
- c. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- d. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van openbare nutsbedrijven of andere daarmee vergelijkbare gebouwen, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdruk-, regel-en meetstations, telefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten, mits de inhoud daarvan niet groter is dan 60 m³, de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,00 meter en de bouwhoogte niet meer dan 4,50 meter bedraagt;
- e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 5,00 meter;
- f. voor afwijkingen van het bestemmingsplan, inbegrepen bouwgrenzen en oppervlakten, ten einde realisering van bouwwerken en werken mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling en/of situering blijkt dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk is en de afwijking van ondergeschikte aard blijft en niet meer dan 2,00 meter bedraagt.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van besluiten waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 3.6, lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening (ontheffingen) geldt de volgende procedure:
- a. het ontwerpbesluit wordt bekendgemaakt op de gebruikelijke manier (in het huis-aan-huisblad);
- b. na bekendmaking ligt het ontwerpbesluit met de daarbij behorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
- c. binnen de ter inzage termijn kunnen belanghebbende zienswijzen naar voren brengen;
- d. na de ter inzage termijn beslissen burgemeester en wethouders.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 12 Slotbepaling
Het plan kan worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Nieuw Anna's Hoeve, herziening benzinestation A. Fokkerweg'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
Als gevolg van de realisatie van de (voetgangers/fiets)tunnel bij het NS-station aan de zijde van het Oosterspoorplein, was het niet mogelijk om het ter plaatse gevestigde benzineservicestation Wiggerts te handhaven. Door de gemeente is daarom gezocht naar alternatieve locaties voor het benzinestation. Nadat de afgelopen jaren verschillende locaties zijn onderzocht en zijn afgevallen, is de locatie op de hoek van de Anthony Fokkerweg/Minckelersstraat als geschikt aangemerkt voor de vestiging van een onbemand benzinestation. Het benzinestation omvat géén verkooppunt van LPG.
De gemeente acht het wenselijk om medewerking te verlenen aan de hervestiging van een benzinestation voor de heer Wiggerts. De locatie op de hoek van de Anthony Fokkerweg en de Minckelersstraat biedt in dit geval goede mogelijkheden om het benzinestation ruimtelijk in te passen.
Omdat de ontwikkeling niet past binnen het geldende bestemmingsplan is een herziening van een gedeelte van het geldende bestemmingsplan "Nieuw Anna's Hoeve" noodzakelijk conform artikel 3.1 Wro. De herziening voorziet niet enkel in het mogelijk maken van de bouw van het benzinestation op het perceel, maar regelt ook de bestemmingswijziging van 'Woondoeleinden(uit te werken)' naar de bestemming 'Bedrijf'.
1.2 Leeswijzer
De plantoelichting gaat in op de wijzigingen van het plangebied gelegen op de hoek van de A. Fokkerweg en Minckelersstraat. Het nieuwe bestemmingsplan moet het mogelijk maken om in het plangebied een benzinestation te realiseren. De toelichting is als volgt opgezet:
- Hoofdstuk 2 geeft de begrenzing van het plangebied weer
- In hoofdstuk 3 is een beknopte beschrijving van de bestaande situatie te vinden.
- In hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de relevante ruimtelijke beleidskaders. Zij dienen als randvoorwaarden voor een zorgvuldige ruimtelijke ordening.
- De gewenste toekomstige situatie wordt in hoofdstuk 5 beschreven.
- Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de algemene uitvoerbaarheid van het plan en omvat een analyse en afweging van relevante milieuaspecten en toetsing aan de huidige wet- en regelgeving voor zover deze betrekking heeft op de voorgestelde ontwikkeling.
- Een korte toelichting op de gehanteerde juridische plansystematiek wordt in hoofdstuk 7 gegeven.
- Tot slot wordt in de hoofdstukken 8 en 9 respectievelijk ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Begrenzing Plangebied En Geldend Bestemmingsplan
2.1 Begrenzing Plangebied
Het betreffende plangebied ligt aan de oostzijde van de kern Hilversum, naast de wijk Liebergen.
afbeelding - ligging plangebied ten op zichte van Hilversum
Ten noorden van het plangebied is een tijdelijke sporthal gesitueerd. Tussen de sporthal en het benzinestation ligt een stuk grond dat zal worden ingericht als groenvoorziening. Ten oosten van het toekomstige benzinestation is een rioolwaterzuiveringsinstallatie gevestigd, welke in de komende jaren plaats zal maken voor woningen. Aan deze zijde zijn ook drie woningen gelegen. Aan de zuidkant van de locatie ligt de Minckelersstraat. Tot slot ligt aan de westzijde op circa 20 meter de Anthony Fokkerweg met daarachter de woonwijk Liebergen.
afbeelding - globale ligging plangebied en omgeving van het plangebied
2.2 Geldend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan `Nieuw Anna´s Hoeve´ van kracht. Het bestemmingsplan is vastgesteld op 11 januari 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland op 23 mei 2006. In dit bestemmingsplan heeft de onderhavige locatie de bestemming “Woondoeleinden (uit te werken)". De gronden zijn bestemd voor (gestapelde) woningen, eventueel in combinatie met ruimte voor aan huis verbonden beroep en bedrijf. Verder zijn de gronden onder andere bestemd voor ontsluitingswegen en openbare nutsvoorzieningen.
De vestiging van een benzinestation is niet mogelijk volgens de geldende voorschriften van dit bestemmingsplan. Op de afbeelding is een uitsnede van de plankaart van het geldende bestemmingsplan weergegeven.
afbeelding - uitsnede van geldend bestemmingsplan met de globale ligging van het plangebied
Hoofdstuk 3 Karakteristieken Plangebied
3.1 Huidige Situatie
In de huidige situatie zijn er in het plangebied geen gebouwen aanwezig die voor de ontwikkeling van het benzinestation gesloopt dienen te worden. Het plangebied bestaat uit een braakliggend terrein. In het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied zijn diverse soorten van ondergrondse infrastructuur aanwezig. Het gaat hier onder andere om een waterleiding, rioolleiding, lagedrukgasleiding, telecomkabel en een drietal elektriciteitskabels.
Omgeving plangebied
Op enige afstand aan de westzijde van het plangebied ligt de woonwijk Liebergen. Aan de oostzijde ligt het terrein van een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Tevens zijn drie aaneengesloten woningen aan de oostzijde van het plangebied gelegen. Daarnaast ligt aan de overkant van de Minckelersstraat een groot oppervlakte water. Het plangebied is gelegen in een vrij open groene zone langs de Anthony Fokkerweg.
Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskaders
Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het ruimtelijke relevante beleid voor het voorliggende bestemmingsplan op nationaal, provinciaal en gemeentelijk schaalniveau. Het vastgelegde beleid vormt het kader voor dit bestemmingsplan.
4.1 Rijk
4.1.1 Nota Ruimte (2004)
In de Nota Ruimte staan de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Deze nota gaat in op vraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarin 'ontwikkelingsplanologie', de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS), een 'basiskwaliteit' en de lagenbenadering een belangrijke rol spelen. Als onderdeel van de ruimtelijke hoofdstructuur onderscheidt de nota economie, infrastructuur, verstedelijking als belangrijke beleidthema's. Economische kerngebieden en nationale stedelijke netwerken zijn hier onderdeel van. Hilversum valt onder de kerngebieden Noordvleugel met onder andere Amsterdam en het kerngebied regio Utrecht. Het rijk streeft naar economische versterking van deze gebieden.
Een ander onderdeel van de nota geeft een visie op het gebied van water, natuur en landschap. De ecologische hoofdstructuur (EHS). In de EHS zijn ecologische gebieden en verbindingszones opgenomen. De bossen rondom Hilversum maken hier onderdeel van uit. De grens van de ecologische hoofdstructuur is tot vlak ten oosten van het plangebied. Nieuwe projecten die significante gevolgen kunnen hebben voor de te behouden waarden en kenmerken, zijn niet toegestaan tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.
De in de nota genoemde doelstellingen zijn inmiddels vertaald in beleid op provinciaal, regionaal en lokaal niveau. Deze hebben gedeeltelijk een vertaling gekregen in dit bestemmingsplan.
4.1.2 Nota Mobiliteit (2006)
De Nota Mobiliteit is het nationale verkeers- en vervoersplan tot 2020. De nota werkt het ruimtelijke beleid van de Nota Ruimte verder uit, toegespitst op het verkeers- en vervoersbeleid. De Nota Mobiliteit kijkt op een zakelijke manier naar de mobiliteitsproblematiek: “Mobiliteit is een verworvenheid, die mensen de kans biedt zich te ontplooien en te ontspannen. Bestrijden van mobiliteit zou dan ook betekenen: bestrijden van maatschappelijke behoeften“ (p. 16 van de nota). Het beleid is erop gericht om de mobiliteitsvraag in goede banen te leiden, rekening houdend met de belangen van (verkeers)veiligheid, de volksgezondheid, het milieu en de kwaliteit van de leefomgeving. De uitgangspunten uit de Nota Mobiliteit zijn inmiddels verwerkt in provinciale en regionale beleidsstukken.
Op gebiedsniveau benoemen de provincies, WGR-plusregio's en gemeenten, daar waar zij bevoegd zijn, relatief veilige voorkeursroutes voor het transport van gevaarlijke stoffen en voeren een hierop gericht samenhangend verkeersmanagement. Risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen dienen vanaf het begin van de ruimtelijke planvorming meegenomen te worden. Aangezien het verkooppunt geen LPG pomp zal bevatten is een route voor dit pompstation niet nodig. Benzine valt niet onder gevaarlijke stoffen en heeft geen speciale routing nodig.
4.1.3 Vierde Nota waterhuishouding (1998)
Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Hierin is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. In de nota is onder andere aangegeven dat stedelijk water meer aandacht moet krijgen. Volgens de nota Waterbeheer 21e eeuw (WB21) moet aan het watersysteem meer aandacht worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "vasthouden - bergen - afvoeren" staat hierbij centraal.
Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verplicht voor plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Eén van de oorzaken van wateroverlast is de wijze waarop plannen en besluiten kunnen leiden tot wateroverlast, een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden etc.. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor watersystemen te benutten. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij (herziene-) ruimtelijke plannen en besluiten.
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in hoofdstuk 6.8. In deze paragraaf is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.
4.2 Provincie
4.2.1 Streekplan Noord-Holland Zuid (2003)
Het provinciaal ruimtelijk beleid is vastgelegd in het Streekplan Noord-Holland Zuid dat is vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland op 17 november 2003.
Het projectgebied ligt binnen de stedelijke contouren van Hilversum en valt onder de regio Gooi- en Vechtstreek. De belangrijkste ruimtelijke opgaven die binnen deze regio gelden zijn:
- ruimte bieden voor het herstel van het watersysteem, verdere terugdringing van de grondwaterwinning en bieden van voldoende mogelijkheden voor waterberging;
- behouden en versterken van de (provinciale) ecologische hoofdstructuur;
- behoud en ontwikkeling van (nieuwe en cultuurhistorische) landgoederen en buitenplaatsen;
- behoud en zo mogelijk verbetering van de bereikbaarheid van de regio: zowel per openbaar vervoer als over de weg, zowel intern als extern (met overige delen van Noord-Holland Zuid en de Randstad);
- ontwikkeling en behoud van het hoogwaardige woon- en werkklimaat;
- behoud van de Stelling van Amsterdam en de Hollandse Waterlinie.
Belangrijkste opgave die van toepassing is op onderhavig bestemmingsplan is de 'ontwikkeling en behoud van het hoogwaardige woon- en werkklimaat'. Het voorgenomen plan voorziet in de realisatie van een benzinestation, gelegen aan de rand van Hilversum. Nabij het plangebied is volgens het Streekplan een ecologische verbindingszone gelegen. Bij het aspect flora en fauna dient stilgestaan te worden bij eventuele negatieve effecten op deze verbindingszone. In paragraaf 6.4 wordt hier nader op in gegaan.
De ontwikkeling van het voorgenomen plan kan gezien worden als een extra dienst aan de inwoners van Hilversum in met name het oostelijke deel van de stad en levert hiermee onder andere een verbetering van het woon- werkklimaat op. Het plan sluit daarmee aan op het provinciale beleid van Noord-Holland.
4.3 Gemeente
4.3.1 Raadsvoorstel
De gemeente Hilversum heeft in haar raadsvergadering van 11 februari 2009 laten weten positief tegenover de ontwikkeling van het benzinestation op de hoek van de Anthony Fokkerweg/Minckelersstraat te staan. In het raadsvoorstel zijn een aantal randvoorwaarden opgenomen met betrekking tot landschappelijke en stedenbouwkundige aspecten, milieutechnische aspecten en financiële zaken.
Reden voor de ontwikkeling van het benzinestation is de realisatie van een tunnel bij het NS-station aan de zijde van het Oosterspoorplein. Het huidige benzinestation Wiggerts kan hierdoor niet gehandhaafd worden. De gemeente wil daarom meewerken aan de hervestiging van het benzinestation op een nieuwe locatie.
Door de gemeente zijn verschillende alternatieve locaties afgewogen. Uiteindelijk is besloten om de locatie op de hoek van de A.Fokkerweg en de Minckelersstraat nader te onderzoeken. Uit dit nadere onderzoek is gebleken dat de ontwikkeling op deze locatie ruimtelijk inpasbaar en haalbaar is en geen negatieve effecten op de omgeving heeft. Voor de ontwikkeling gelden wel een aantal voorwaarden/uitgangspunten:
- Het benzinestation wordt een onbemand tankstation zonder een verkooppunt van LPG.
- Het is wenselijk dat de ingang van het benzinestation zich bevindt aan de A.Fokkerweg en de uitgang aan de Minckelersstraat.
- De groenstrook langs de A.Fokkerweg blijft gehandhaafd.
- De bebouwing van het tankstation blijft beperkt tot een overkapping en de vulpunten aan de oostkant van de groenstrook.
- Bij het benzinestation is geen ruimte meer voor een garage, autoverkoop, wasboxen en een shop.
- Bodemonderzoek heeft aangetoond dat de bovenlaag van de locatie vervuild is. Voorafgaand aan de ontwikkeling van het benzinestation wordt de locatie gesaneerd.
De voorwaarden/uitgangspunten zijn kaderscheppend voor het opstellen van het bestemmingsplan behorende bij de ontwikkeling van het benzinestation. Het raadsbesluit kan met betrekking tot de ontwikkeling van het benzinestation gezien worden als belangrijkste ruimtelijke beleidskader op gemeentelijk niveau.
4.3.2 Toekomstvisie Hilversum 2015
Eind 1999 is de Toekomstvisie vastgesteld door de gemeenteraad van Hilversum. Het is een integrale toekomstvisie voor Hilversum. Het doel van deze toekomstvisie is de geambieerde toekomst van de stad te kunnen vormgeven aan de hand van een integraal afgewogen richtinggevend beleidskader. Het gaat om zowel de fysieke als de sociale structuur, over gebouwen en mensen.
De visie beschrijft dat bestaande kwaliteiten behouden worden en waar mogelijk versterkt. Dit heeft geleid tot een vijftal beleidsdoelstellingen met daar bijbehorende sleutelprojecten die dat moeten bewerkstelligen. De beleidsdoelstellingen zijn:
- het handhaven en versterken van de positie van Hilversum als centrumgemeente;
- het handhaven en versterken van Hilversum als woongemeente;
- het handhaven en versterken van Hilversum als werkgemeente en multimediastad;
- het handhaven en versterken van de bereikbaarheid van Hilversum;
- het handhaven en versterken van de hoogwaardige stedenbouwkundige, architectonische en landschappelijke kwaliteit Hilversum.
De ontwikkeling van het nieuwe benzinestation kan gezien worden als versterking van het voorzieningenniveau in Hilversum.
4.3.3 Leven in Hilversum, milieunota duurzaamheid & leefomgeving (2002)
Met de nota beoogt de gemeente het milieuveld in kaart te brengen en aanzetten te geven voor het nemen van beleidsinitiatieven voor duurzaamheid en leefomgeving in Hilversum. De nota biedt tevens ondersteuning aan het integratieproces van het milieuveld binnen andere beleidsterreinen. De nota is bedoeld als raamnota, de beleidsvraagstukken zullen in aparte beleidsnotities worden uitgewerkt. De Toekomstvisie Hilversum 2015 en het Ontwikkelingsprogramma Stedelijke Vernieuwing zijn integrale basisstukken voor deze nota.
Het beleid van de gemeente zal er op zijn gericht voor de Hilversumse samenleving een duurzame en aantrekkelijke leefomgeving te ontwikkelen en te behouden.
Het zal er onder andere op gericht zijn:
- Een bijdrage te leveren aan het tegengaan van de klimaatverandering.
- Op het functioneel saneren van de vervuilde bodem en het verbeteren van de kwaliteit van het watersysteem.
- De kwaliteit en het onderhoud van de openbare ruimte te behouden en waar nodig te verbeteren.
- De samenleving te beschermen tegen onveilige situaties.
- Het behoud en waar nodig verbeteren van de natuur en landschappelijke waarden.
- Geluidhinder te voorkomen en waar nodig te reduceren.
- Het ontwikkelen en toepasbaar te maken van een adequaat monitoringsysteem.
- De communicatie met de burgers, de diverse belangengroeperingen en overheidsorganisaties over het milieubeleid te verbeteren.
- Voor de eigen bedrijfsvoering een milieuzorgsysteem vast te stellen inclusief vervoersmanagement.
- Milieuzorgsystemen of bedrijfsmilieuplannen bij bedrijven te stimuleren.
Een groot deel van de hierboven genoemde aspecten komen in hoofdstuk 6 van dit bestemmingsplan nader aan de orde.
4.3.4 Groenstructuurplan (1993)
Doel van het Groenstructuurplan is het veiligstellen en ontwikkelen van de specifieke kwaliteitskenmerken van de onbebouwde ruimte van Hilversum. Het plan is richtinggevend en kaderscheppend. Het plan geeft een integrale visie op de onbebouwde ruimte op hoofdlijnen aan (planmatig en integraal in plaats van ad-hoc). Het Groenstructuurplan spreekt zich niet alleen uit over de groenstructuur, maar ook over de ruimtelijke structuur, de ecologie en de recreatie.
Bij de ontwikkeling van het benzinestation wordt rekening gehouden met de structuurbepalende groenstrook die langs de A. Fokkerweg is gelegen.
Hoofdstuk 5 Stedenbouwkundig Plan
5.1 Toekomstige Situatie
De totale perceelsgrootte van het plangebied bedraagt circa 1.400m2, hiervan zal een deel (circa. 700m2) feitelijk worden ingericht voor het gebruik door het benzinestation. Het betreft een onbemand benzinestation dat in de eindsituatie de beschikking heeft over maximaal zes pompen in de vorm van drie tankeilanden. In beginsel worden vier pompen gerealiseerd en in gebruik genomen. Het benzinestation krijgt niet de beschikking over een garage, autoverkoop, wasboxen en een shop. Daarnaast is er géén verkooppunt van LPG aanwezig. De activiteiten bij het benzinestation bestaan hoofdzakelijk uit het tanken van benzine en gasolie. Daarnaast worden enkele diensten voor het onderhoud van de voertuigen aangeboden. Dit sluit goed aan bij de wens om de omvang en de ruimtelijke impact zo klein mogelijk te houden.
Het benzinestation in deze vorm is een zogenaamde type B-station. Een dergelijk tankstation heeft geen LPG-tankgedeelte en is hierdoor niet vergunningplichtig. Voor dit benzinestation is het Besluit tankstations van toepassing. De van toepassing zijnde voorschriften uit het Besluit tankstations dienen door de exploitant gerespecteerd te worden.
Omdat het benzinestation géén verkooppunt van LPG krijgt, valt het benzinestation volgens de VNG 2009 `Handreiking bedrijven en milieuzonering´ in milieucategorie 2. De richtafstanden voor geur en geluid zijn het grootst en bedragen beiden 30 meter in rustige woongebieden. Aangezien het plangebied gelegen is aan de rand van een woongebied en in de omgeving van het plangebied ook een RWZI en enkele drukke verkeerswegen aanwezig zijn kan de omgeving van het plangebied als gemengd gebied bestempeld worden. Hierdoor kan de in eerste instantie aan te houden richtafstand van 30 meter naar 10 meter teruggebracht worden zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Dit onderwerp komt in hoofdstuk 6.7 nogmaals aan bod. Volgens de handreiking geldt voor het aspect gevaar een richtafstand van 10 meter. Bedrijven uit milieucategorie 2 zijn in het algemeen goed in te passen in gemengde gebieden en in de nabijheid van woongebieden.
afbeelding - ontwerp van toekomstige situatie van het benzinestation
Omdat het benzinestation gepland is in de groenstrook tussen de bestaande wijk Liebergen en de nieuwe wijk Anna's Hoeve is het belangrijk dat de groene buffer langs de Anthony Fokkerweg gehandhaafd blijft. Dit is één van de redenen waarom er bij het benzinestation minimale bebouwing aanwezig is. Daarnaast is dit ook de onderbouwing waarom het station in het oostelijke deel van het plangebied is gesitueerd. Hierdoor wordt namelijk de beoogde zichtlijn over de groenstrook in de lengterichting van de Anthony Fokkerweg opengehouden.
De inrichting van het perceel is zo ontworpen dat de ingang van het benzinestation aan de Anthony Fokkerweg zit, de uitgang bevindt zich aan de Minckelersstraat. Het bezoekende verkeer kan ter hoogte van het kruispunt gebruik maken van de opstelruimte door de aanwezige middenberm, zonder dat het verkeer op de Minckelersstraat geblokkeerd wordt. De bestaande infrastructuur blijft derhalve gehandhaafd, het ontwerp voor de locatie sluit hierop aan door middel van in/uitritconstructies.
Bij de ontwikkeling van het benzinestation wordt circa 975 m2 verhard. Onder deze verharding zullen ook de opslagtanks in de bodem worden geplaatst. De bebouwing bestaande uit een luifel en een technische ruimte zal maximaal 500 m2 beslaan. In verband met de nabijheid van de ten oosten gelegen woningen worden aan deze zijde van het benzinestation bouwkundige maatregelen getroffen. Een mogelijke invulling van deze maatregel is een geluidscherm dat gekoppeld wordt aan de luifel waardoor eventuele geluidhinder voor de ten oosten gelegen woningen wordt voorkomen.
Hoofdstuk 6 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.
6.1 Archeologie
Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Monumentenwet (1988) betekent. De Nederlandse overheid heeft zich er met de ondertekening van het Verdrag van Malta toe verplicht bij ruimtelijke plannen rekening te houden met het archeologische 'bodemarchief'.
De Monumentenwet heeft derhalve als doel de bescherming van het 'bodemarchief'. Het is daarom van belang om in beeld te krijgen welke archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn.
Volgens de provinciale CultuurHistorische Waardekaart zijn in het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Het plangebied ligt echter volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van het KICH (KennisInfrastructuur Cultuurhistorie) deels binnen een zone die is aangegeven als gebied met een middelhoge archeologische trefkans. Het KICH zorgt ervoor dat cultuurhistorische informatie toegankelijker is voor planvormers, beleidsmakers, ontwerpers en andere vakspecialisten. Op de IKAW staan gebieden aangegeven waar de kans op aantreffen van (nog onbekende) vindplaatsen hoog, middelhoog of laag is. Ondanks het feit dat het gebied gelegen is in een zone met middelhoge verwachtingswaarde wordt archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.
afbeelding - uitsnede van de IKAW
Redenen hiervoor zijn dat de grond in het plangebied al min of meer 'geroerd' is. Ter plaatse van het plangebied is namelijk sprake van een verontreinigingssituatie (vloeivelden) de grond is vanuit dit oogpunt al 'geroerd'. De verwachting is dat bij de sanering tot een meter diep dan ook geen archeologische vondsten worden verwacht. Een andere reden waarom archeologisch onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht is het gegeven dat in het gebied en in de omgeving van het plangebied geen archeologische meldingen bekend zijn. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten kan derhalve als nihil beschouwd worden.
Indien bij de realisatie van het benzinestation onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 aanmelding van de desbetreffende vondsten bij het bevoegd gezag verplicht.
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
6.2 Bodem
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om middels een verkennend bodemonderzoek te kijken of de toekomstige functie van het plangebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem. Het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek zorgt er tevens voor dat voldaan wordt aan de eis uit de gemeentelijke bouwverordening die verplicht dat voorafgaand aan het verlenen van een bouwvergunning onderzoek is uitgevoerd naar de kwaliteit van de bodem.
In opdracht van de gemeente Hilversum heeft CSO Adviesbureau een verkennend en nader bodemonderzoek en een verkennend en nader asbestonderzoek uitgevoerd voor het plangebied. Het doel van de onderzoeken is het inzichtelijk maken of de huidige bodemkwaliteit volstaat voor het gebruik van de locatie als benzinestation. Het onderzoek is als Bijlage 1 bij het plan gevoegd.
Uit het verkennend en nader bodemonderzoek is naar voren gekomen dat in de bovengrond van 0,5 tot 1,5 m-mv heterogeen verspreid zintuiglijke afwijkingen voorkomen in de vorm van puin en sintels. Samenhangend met matige en sterke afwijkingen is er sprake van een matig tot sterke verontreiniging met metalen en PAK-totaal. De bodemlagen waarin geen of alleen lichte afwijkingen zijn waargenomen kunnen licht, maar ook matig tot sterk verontreinigd zijn met metalen.
In de zintuiglijk schone grond direct onder de verdachte lagen zijn nog lichte verontreinigingen aanwezig. Vanaf circa 2,0 m-mv is in de zintuiglijk schone grond geen verontreiniging meer aangetroffen. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat de locatie deel uitmaakt van het geval Stortterreinen en vloeivelden te Hilversum.
Uit het asbestonderzoek blijkt dat de concentratie asbest (voor zover aangetoond) in de bodem (ruim) beneden de restconcentratie ligt. Op het terrein is een asbesthoudend plaatje aangetroffen.
De verontreiniging met metalen en PAK is onderdeel van een saneringsplan van de gemeente Hilversum. In dat kader zal voorafgaand aan de realisatie van het tankstation een bodemsanering van het perceel worden uitgevoerd. Voorafgaand aan de sanering wordt een werkplan opgesteld conform het raamsaneringsplan en de aanbevelingen van adviesbureau CSO.
Het aspect bodemkwaliteit vormt gezien het geplande saneringstraject van de groenstrook/ Anna's Hoeve, waarvan het plangebied ook deel uit maakt, geen belemmering voor de ontwikkeling van het benzinestation.
6.3 Externe Veiligheid
Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht geworden. In het besluit zijn richtlijnen opgenomen voor het bouwen en handhaven van gevoelige bestemmingen zoals woningen in de buurt van inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, verkocht en/of opgeslagen.
In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden voor gevoelige bestemmingen:
- inrichtingen;
- transportroutes;
- buisleidingen.
Inrichtingen
Het nieuwe benzinestation krijgt geen verkooppunt voor LPG. Het benzinestation heeft daarom op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geen risicocontour waar bij de ontwikkeling rekening mee gehouden hoeft te worden.
Transportroutes
De realisatie van het benzinestation leidt er niet toe dat de 'Wet vervoer gevaarlijke stoffen' en het gemeentelijke beleid 'Routering gevaarlijke stoffen' van toepassing zijn.
De beperkingen die volgen uit de wet en het gemeentelijk beleid zien op de routering van LPG toe, maar niet op het vervoer van benzine en diesel. De veiligheidsrisico's van een ongeval met laatstgenoemde stoffen wordt vanwege de aard van deze stoffen aangemerkt als beheersbaar door de brandweer, zonder dat hiervoor nadere maatregelen (bijv. een specifieke routering) aan de orde zijn.
Zoals eerder is vermeld, zal op de onderhavige locatie géén LPG worden verkocht. Verder gelden voor de aanvoer van benzine en diesel ten behoeve van de locatie geen specifieke routeringsbeperkingen. Ambtelijk overleg met de brandweer leert daarnaast dat er ook verder geen redenen bestaan om specifieke maatregelen te treffen of beperkingen op te leggen in relatie tot de aanvoer van benzine en diesel naar de onderhavige locatie.
Buisleidingen
In en nabij het plangebied liggen een waterleiding, rioolleiding, telecomkabel en een drietal elektriciteitskabels. Bij de ontwikkeling van het benzinestation worden de leidingen die bij de ontwikkeling een belemmering kunnen vormen zodanig naar het westen verlegd dat bij de aanleg van het benzinestation hier geen hinder van ondervonden wordt.
Daarnaast ligt in het plangebied een gasleiding. Deze zal in het kader van het bouwrijpmaken worden omgelegd.
Alle leidingen en kabels in en in de omgeving van het plangebied zijn voorzover bekend niet planologisch relevant. De leidingen en kabels hebben derhalve ook geen verdere doorwerking gekregen in het bestemmingsplan. Voor de toekomstige rioolleiding die evenwijdig aan de Anthony Fokkerweg komt te liggen is wel een aparte regeling in het bestemmingsplan opgenomen.
6.4 Flora En Fauna
In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.
In de Flora- en faunawet is opgenomen dat bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren het verplicht is om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.
De Natuurbeschermingswet is gericht op het tegengaan van negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen (habitats en soorten) in beschermde gebieden.
Het plangebied ligt buiten de ecologische hoofdstructuur (EHS) en is niet aangewezen als beschermingsgebied in het kader van vogel- of habitatrichtlijn. Daarnaast zijn in de directe omgeving van het plangebied dergelijke natuurgebieden ook niet aanwezig. Voor de ontwikkeling van het voorgenomen hoeft in het kader van de Natuurbeschermingswet geen nader onderzoek te worden uitgevoerd
Voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan is in 2009 door EcoGroen Advies BV een quickscan (Quickscan natuurtoets realisatie benzinestation Wiggerts, Hilversum, mei 2009) uitgevoerd. De quickscan is als Bijlage 2 bij het plan gevoegd.
Uit de quickscan blijkt dat:
- Vaste verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen worden uitgesloten in de aanwezige bomen. De voorgenomen plannen hebben geen nadelige gevolgen op vlieg- en/of jachtroutes en foeragerende vleermuizen.
- Verspreid in het gebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermende zoogdiersoorten aangetoond. Verblijfplaatsen voor zwaarder beschermde soorten zijn niet gevonden en worden ook niet verwacht.
- In het plangebied worden uitsluitend algemene broedvogelsoorten van bos en struweel verwacht, vaste verblijfplaatsen van ontheffingsplichtige broedvogels zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht.
- Laag beschermde amfibieën als Gewone pad, Bruine kikker en Kleine watersalamander zijn (beperkt) overwinterend te verwachten, zwaarder beschermde soorten worden niet verwacht.
- Er zijn geen reptielen of beschermde flora, vissen en ongewervelden aangetoond of te verwachten.
Het aanvragen van een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet is niet aan de orde. Voor laag beschermde zoogdieren en amfibieën geldt in geval van ruimtelijke ontwikkelingen automatisch een vrijstelling;
Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering op te starten in de periode voor 15 maart en na 15 juli. Overigens wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Als in de periode tussen 15 juli en 15 november gestart wordt met de werkzaamheden is het van belang om na te gaan of bewoonde nesten van de Houtduif aanwezig zijn in de invloedsfeer van de plannen. Een soort als de Houtduif kan namelijk broeden tot half november.
Met inachtneming van bovenstaande vormt het aspect flora en fauna geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
6.5 Geluid
Op 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder in werking getreden. Er wordt daarin onderscheid gemaakt tussen geluidsgevoelige en overige gebouwen. In de wet worden woningen als "geluidsgevoelig gebouw" bepaald en zijn "andere geluidsgevoelige gebouwen":
- a. Onderwijsgebouwen;
- b. Ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- c. Bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen dan bedoeld onder 2; een gymnastieklokaal maakt voor de toepassing van de wet geen deel uit van een onderwijsgebouw.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.
De voorgenomen ontwikkeling betreft de aanleg van een onbemand benzinestation, dit is in de Wet geluidhinder niet aangemerkt als geluidsgevoelig gebouw, echter heeft deze functie wel een geluidsemissie door de activiteiten op het terrein. Onderzoek in het kader van de Wet milieubeheer en de bijbehorende AMvB (het Activiteitenbesluit) is derhalve noodzakelijk om te bekijken of de geluidsemissie geen onevenredige geluidsoverlast veroorzaakt voor de in de omgeving liggende volgens de wet geluidsgevoelige gebouwen.
In dit kader is door Milcura een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 3 bij het plan gevoegd. Uit het onderzoek blijkt dat voor de woningen gelegen aan de Minckelersstraat, Ant. Fokkerweg, Rontgenstraat en de drie ten oosten gelegen woningen voldaan wordt aan de langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Het maximaal geluidniveau kan niet overal voldoen aan de gestelde normen. Ter plaatse van de drie woningen oostelijk van het benzinestation is sprake van een overschrijding in de nachtperiode van 9 dB(A). De oorzaak van dit piekgeluid is het komen en gaan van vrachtwagens bij het benzinestation.
Bij een analyse van maatregelen om deze overschrijding ongedaan te maken, blijkt dat bronmaatregelen onvoldoende effectief zijn. Er blijven derhalve twee mogelijkheden over om de overschrijding terug te dringen:
- 1. Een verbod op vrachtwagens in de periode gelegen tussen 21.00 en 07.00 uur;
- 2. Het plaatsen van een geluidscherm die aan de zijde van het tankstation geluidabsorberend is uitgevoerd. Dit scherm kan eventueel worden gerealiseerd door de luifel door te trekken naar de grond.
Omdat een verbod op vrachtwagens in de nachtperiode moeilijk is te handhaven, is de realisatie van het plan alleen mogelijk wanneer tussen het tankstation en de ten oosten gelegen woningen een geluidscherm wordt gerealiseerd. Dit geluidscherm dient een geluidsabsorberende werking te hebben met een minimale hoogte van 4,5 meter.
Naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen is gebleken dat het akoestisch onderzoek moest worden aangevuld met een rekenpunt voor de woning aan de Anthony Fokkerweg 80. Dit aanvullende onderzoek is toegevoegd als Bijlage 4 bij dit bestemmingsplan. Geconcludeerd is dat met inachtneming van de beschreven maatregelen de realisatie van het benzinestation mogelijk is, zonder dat dit hinder veroorzaakt voor de omgeving. Doordat de overschrijding van de normen zal worden opgelost door middel van bouwkundige maatregelen, kan worden vastgesteld dat de realisatie van het benzinestation aanvaardbaar is.
6.6 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005.
In de nieuwe wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.
Het NSL zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen zodat de luchtkwaliteit verbeterd en alsmede de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang kunnen vinden.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
Voor de realisatie van het benzinestation is door BVA in oktober 2009 een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 5 bij het bestemmingsplan gevoegd. Uit de resultaten blijkt dat de grenswaarden ten gevolge van het verkeer op de Minckelersstraat voor zowel de stikstofdioxide als fijnstof niet worden overschreden. Tevens blijkt dat de invloed van het verkeer dat een relatie heeft met het tankstation, op de luchtkwaliteit zeer beperkt is. Op basis van voorgaande kan geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
6.7 Milieuhinder Bedrijvigheid
Algemeen
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de invloed van bestaande (of nieuw te vestigen) bedrijvigheid op de leefomgeving afgewogen te worden. Om milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten al in het ruimtelijke spoor te voorkomen, kunnen in een bestemmingsplan grenzen worden gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten. Het instrument hiervoor is milieuzonering.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Voor een blik op de mogelijke milieuhinder van het benzinestation is door Milcura een advies opgesteld. Dit advies is als Bijlage 6 bij dit plan gevoegd.
Richtafstanden
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt gebruik gemaakt van de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009. In deze uitgave is de potentiële milieubelasting voor een hele reeks van bedrijven bepaald aan de hand van een aantal milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. De milieubelasting is voor die aspecten vertaald in richtlijnen voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Het milieuaspect met de grootste afstand is maatgevend en bepaalt in welke milieucategorie een bedrijfstype wordt ingedeeld.
Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De in de bedrijvenlijst geadviseerde afstanden zijn gericht op het omgevingstype rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk heeft weinig verkeer en er zijn praktisch geen bedrijven en/of winkelcentra; het is daarmee het gevoeligste omgevingstype.
Een benzinestation zonder LPG is volgens de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 een bedrijf dat valt in milieucategorie 2 (SBI-1993 categorie 505; bijlage 1 Bedrijven en milieuzonering). De grootste richtafstand behorende bij deze instelling is 30 meter aangaande de aspecten geur en geluid.
Omdat het tankstation gelegen is aan een drukke verkeersweg en naast de drie woningen ook een waterzuiveringsinstallatie (milieucategorie 4) gelegen is, is de omgeving aan te merken als omgevingstype gemengd gebied. Volgens de VNG-uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ kunnen de richtafstanden uit bijlage 1, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd in het geval sprake is van omgevingstype gemengd gebied. Voor het tankstation, dat tot milieucategorie 2 behoort, houdt dit in dat de richtafstand daarmee van 30 meter naar 10 meter gaat.
Gezien de ligging van het tankstation en de systematiek van de VNG-uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ geldt een afstand van 10 meter voor categorie 2 bedrijven in geval van omgevingstype gemengd gebied. De afstand van het tankstation tot aan de woningen is circa 25 meter en daarmee kan ruimschoots voldaan worden aan de geldende richtafstand.
Dampretoursysteem
Opgemerkt dient te worden dat de vulpistolen van afleverinstallaties uitgevoerd worden met dampretoursystemen stage II, zoals geëist in het Activiteitenbesluit. Dit systeem zorgt er voor dat tijdens het tanken tenminste 75% van de ontwijkende dampen terug worden gebracht in de ondergrondse tank van het tankstation. Met het afvangen van deze benzinedampen wordt ook de geuremissie bij het tanken sterk gereduceerd. Deze reductie zal de geurbelasting op de omgeving direct ten goede komen waardoor het aanhouden van een richtafstand voor geur van 10 meter geen negatieve gevolgen heeft voor de drie nabijgelegen woningen.
6.8 Waterparagraaf
Een belangrijke wettelijke verankering van de relatie tussen het bestemmingsplan en de waterhuishouding vond plaats in 2003, toen de zogenoemde watertoets in het BRO werd opgenomen. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. In het kader van de totstandkoming van een bestemmingsplan houdt de verplichting tot het opstellen van een watertoets in dat in een vroegtijdig stadium van de planvorming overleg plaatsvindt met de waterbeheerder. In een dergelijk overleg wordt stilgestaan bij de consequenties van het nieuwe ruimtelijke plan ten aanzien van de waterhuishouding en de te nemen waterhuishoudkundige maatregelen. De watertoets wordt in de toelichting bij het bestemmingsplan opgenomen in de vorm van een waterparagraaf.
De waterbeheerder van het plangebied is Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.
6.8.1 Bestaand watersysteem
De locatie ligt binnen een gescheiden gerioleerd gebied. Hierbij worden de afvalwaterstroom en de regenwaterstroom, los van elkaar, via verschillende rioolstelsels afgevoerd. De afvalwaterstroom wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Hilversum Oost bij Anna's Hoeve.
6.8.2 Beleidskader algemeen
Afvalwater
De gemeente draagt zorg voor de inzameling van afvalwater. Een aansluiting op het gemeentelijk rioolstelsel dient altijd in overleg met en/of uitgevoerd door de gemeente plaats te vinden.
Regenwater
De landelijke wet- en regelgeving hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het uitgangspunt dat de perceelseigenaar het hemelwater zoveel mogelijk op eigen terrein zelf moet verwerken (bergen/infiltreren). Als het regenwater niet (geheel) zelf kan worden verwerkt, treedt de gemeentelijke zorgplicht in werking. De gemeente kan hiervan afwijken en geeft dan aan hoe het overtollige hemelwater afgevoerd zal worden. Hierbij wordt bij het beoordelen van een situatie bekeken wat de te verwachten kwaliteit van het afstromende regenwater is. In sommige gevallen, zoals bij intensief gebruikte wegen, kan het regenwater alvorens het infiltreert dermate vervuild zijn geraakt dat afvoeren via het gemengde rioolstelsel toch de voorkeur geniet boven ter plekke infiltreren. Afvoer van regenwater via het afvalwaterriool is niet toegestaan.
Eis is dat het afkomend regenwater niet verontreinigd is of verontreinigd kan raken zodat bodemverontreiniging bij de infiltratiepunten wordt voorkomen. Hiervoor is het belangrijk om geen onbehandeld koper, zink, lood en andere uitlogende (bouw)materialen toe te passen op oppervlakken/straatmeubilair die in aanraking komen met regen- en/of grondwater. Daarnaast dient er geen gebruik te worden gemaakt van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen. Het water dat op eigen perceel wordt geïnfiltreerd moet voldoen aan de streefwaarden zoals opgenomen in de Wet bodembescherming. Mochten streefwaarden worden overschreden dan is de aanleg van lokale voorzuiveringsvoorzieningen (zoals wadi's, helofyten, bezinkvoorzieningen, e.d.) noodzakelijk. Eventuele overschrijdingen van streefwaarden moeten aantoonbaar door de voorzuiveringsvoorziening worden teruggebracht tot of onder de streefwaarden. Geadviseerd wordt om afstromend regenwater, in afwachting van infiltratie, tijdelijk te bergen in een bergingsvoorziening (bijvoorbeeld een vijver, een zakput, een bergende en infiltrerende verharding van klinkers, e.d.). Het onderhoud en de aanleg van de berging- en infiltratievoorzieningen is een taak voor de gebouw- of perceelseigenaar.
Ten aanzien van het aanbrengen van verhardingen in nieuw in te richten gebieden geldt dat bij een oppervlakte van meer dan 1.000 m2 ontheffing op de Integrale keur van AGV dient te worden aangevraagd. Zonder ontheffing op de Integrale keur van AGV is het aanbrengen van meer dan 1.000 m2verharding zonder compenserende maatregelen verboden.
Grondwater
Het maaiveld heeft een hoogte van ca 4,20 m + NAP. Het eerste watervoerende pakket heeft haar basis op 160 meter minus maaiveld. In de zandige bodem stroomt het grondwater globaal genomen in westelijke richting. De grondwaterstand is maximaal 2 m + NAP. De grondwaterstandsfluctuatie bedraagt enkele meters. De grondwaterstanden kunnen in de toekomst stijgen onder invloed van het klimaat en activiteiten in de regio zoals afname van grondwaterwinningen. Bij ondergrondse bouw moet rekening worden gehouden met de grondwaterstand. Kelders moeten waterdicht worden uitgevoerd, zodat noodzaak tot het lokaal verlagen van de grondwaterstand wordt voorkomen.
Om grondwateroverlast te voorkomen moet bij het bouwrijp maken van grond worden gestreefd naar een ontwatering van minimaal 1,5 m onder maaiveld, zie ook beleid GRP.
De ondergronds aan te leggen opslagtanks reiken mogelijk tot in het grondwater. Vanwege de grofzandige bodem met een grote doorlatendheid, is opstuwing van grondwater als gevolg ondergrondse bouw niet aan de orde. Wel is verontreiniging van bodem en grondwater als gevolg van de opslag van brandstof een belangrijk punt van zorg.
6.8.3 Specifiek aandachtspunten betreffende de locatie
Met de voorgenomen ontwikkeling van de bouw van het benzinestation neemt het totale verharde oppervlak (bebouwing en bestrating) binnen het projectgebied toe met 1.475 m2 . Hiervoor moet ontheffing worden aangevraagd op de Integrale Keur van AGV.
Het afstromend hemelwater, afkomstig van de daken en van de relatief schone delen van de verharding zoals parkeerplaatsen en de toe- en afrit, moet lokaal worden geïnfiltreerd in de bodem. Geadviseerd wordt het water te infiltreren via een vijver of wadi, eventuele vuile deeltjes worden dan afgevangen door het bodemslib in de vijver/wadi. Om verontreiniging van bodem, grond en oppervlaktewater te voorkomen is het gebruik van niet-uitlogende bouwmaterialen zeer belangrijk. Al het water dat afstroomt via de vloeistofdichte vloer van het tankeiland moet separaat worden afgevoerd, zie de voorschriften van de vergunning Wet Milieubeheer.
Op deze locatie is de ontwateringsdiepte meer dan 2 m, grondwateroverlast wordt afgezien van eventuele toekomstige grondwaterstijging, niet verwacht. Afstromend hemelwater kan goed worden geïnfiltreerd in de bodem.
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
7.1 Algemene Juridische Opzet
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en een verbeelding. De verbeelding of te wel 'de geometrische plaatsbepaling van het plangebied en de daarin aangewezen bestemmingen' en planregels vormen tezamen het juridische plan. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie tussen regels en kaarten en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.
De juridische opzet van een bestemmingsplan moet voldoen aan de volgende uitgangspunten:
- a. De doelstellingen van het plan moeten duidelijk zijn verwoord. Het bestemmingsplan dient mogelijkheden te bieden om hetzij direct hetzij indirect deze doelstellingen te kunnen realiseren.
- b. Het procesmatige- en ontwikkelingsgerichte karakter van de ruimtelijke ordening moet er in tot uitdrukking komen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de bestaande situatie en gevestigde belangen enerzijds en met de gewenste functionele en ruimtelijke ontwikkelingen anderzijds.
Daarnaast moet de planmethodiek voldoen aan:
- a. rechtmatigheid en rechtszekerheid;
- b. doeltreffendheid en doelmatigheid;
- c. uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid;
- d. eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid.
Tevens is het gehele plan digitaal raadpleegbaar. Dit houdt in dat alle onderdelen van het bestemmingsplan, dus ook de afbeeldingen, digitaal beschikbaar zijn.
Bij de opzet van het bestemmingsplan is dan ook aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008). De kaart is conform DURP (Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen) opgesteld.
Opbouw regels
De regels zijn als volgt gestructureerd:
- Hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen, waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd, en de wijze van meten.
- In hoofdstuk 2 zijn de bepalingen opgenomen die horen bij de op de verbeelding voorkomende bestemmingen. Deze worden in de volgende paragraaf toegelicht.
- In hoofdstuk 3 staan ook enkele bepalingen die voor het hele plangebied gelden, zoals de algemene ontheffingsregeling, die burgemeester en wethouders de bevoegdheid geven om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken.
- Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.
7.2 Bestemmingen
7.2.1 Bedrijf
Het verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG heeft in voorliggend bestemmingsplan de bestemming "Bedrijf" gekregen. Binnen deze bestemming is het uitsluitend toegestaan om een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg te vestigen met de daarbij behorende voorzieningen. Voor de bouwwerken op het perceel ten behoeve van het benzinestation zijn maximale hoogten opgenomen in de regels. Voor de locatie van het geluidscherm is een aanduiding (gs) opgenomen. Deze ligt binnen de bouwaanduiding (sba-01) van de luifel om het mogelijk te maken deze op elkaar aan te sluiten. Dit is noodzakelijk in verband met de uitvoerbaarheid van het plan.
Ter plaatse van de aanduiding (op) is het toegestaan om ondergronds opslagtanken aan te leggen. De prijzenzuil is vastgelegd door middel van de functie aanduiding (sb-01). Binnen deze aanduiding is de zuil tot een maximale hoogte toegestaan.
Tevens is binnen de bestemming geregeld dat vlaggenmasten geplaatst mogen worden tot een maximale hoogte.
7.2.2 Groen
De groenstrook langs de Anthony Fokkerweg heeft de bestemming "Groen" gekregen. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen, waterpartijen en paden toegestaan. Door deze strook als groen te bestemmen kan de buffer langs de Anthony Fokkerweg ook als zodanig ingericht en behouden worden.
7.2.3 Verkeer
De toe- en uitrit behorende bij het benzinestation hebben de bestemming "Verkeer" gekregen. De bereikbaarheid van het benzinestation is hiermee gewaarborgd. Daarnaast is de verkeersbestemming bij de uitrit enigszins verruimd in verband met de toekomstige ontwikkeling van de rotonde op het kruispunt Anthony Fokkerweg/Minckelersstraat. Binnen de verkeersbestemming zijn overigens ook groenvoorzieningen, watergangen, nutsvoorzieningen en straatmeubilair toegestaan.
7.2.4 Leiding - Riool
De gronden die gelegen zijn in de dubbelbestemming "Leiding - Riool" zijn naast de zogenaamde hoofdbestemming ook bestemd voor de toekomstige aanleg van een rioolleiding. Met recht mag binnen deze dubbelbestemming alleen gebouwd worden ten behoeve van de rioolleiding. Een aanlegvergunningstelsel zorgt er daarnaast voor dat de veiligheid rondom de toekomstige leiding wordt gewaarborgd.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
De gronden van de locatie zijn in eigendom van de gemeente Hilversum, het is de derhalve niet nodig om grond te verwerven ten behoeve van de ontwikkeling. Indien besloten wordt om tot ontwikkeling van de locatie op de hoek van de Anthony Fokkerweg/Minckelersstraat over te gaan, is het uitgangspunt dat de gronden in bouwrijpe toestand aan de heer Wiggerts worden geleverd, tegen betaling van de grondprijs aan de gemeente. Hiertoe zal te zijner tijd een overeenkomst worden opgesteld, waarin ook de verkoopvoorwaarden worden opgenomen. Hierin zullen tevens randvoorwaarden worden meegegeven aan de exploitant hoe om te gaan met bestaande en toekomstige kabels en leidingen en het vrijhouden van een mogelijk toekomstig traject van de riolering ter plaatse. In de overeenkomst tussen de gemeente en de exploitant is tevens vastgelegd hoe omgegaan wordt met eventuele planschade. Het opstellen van een exploitatieplan wordt vanwege de opgestelde overeenkomst niet noodzakelijk geacht, het verhalen van de kosten is derhalve anderszins geregeld.
Alle aspecten die betrekking hebben op de aanleg en realisatie van de locatie, hieronder begrepen de realisatie van de opstallen (onder andere overkapping en geluidscherm) en het aanleggen van de (interne) infrastructuur komen voor rekening en risico van de exploitant (Wiggerts).
De economische uitvoerbaarheid van de voorgenomen realisatie van het benzinestation is derhalve verzekerd.
Hoofdstuk 9 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Overleg Omwonenden
In november 2008 heeft een buurtpeiling plaatsgevonden over de eventuele komst van het benzinestation op de hoek van de Anthony Fokkerweg/Minckelersstraat. De buurtpeiling behelsde de verspreiding van een informatiebrief en impressies van het toekomstige tankstation onder 180 huishoudens in de omgeving van de locatie. Hierbij is de omwonenden verzocht om aan de gemeente hun meningen kenbaar te maken over de plannen voor een onbemand benzinestation op deze locatie.
Naar aanleiding van de buurtpeiling zijn zes reacties bij de gemeente binnengekomen. Samenvattend kan gesteld worden dat er twee ronduit afwijzende reacties, één gematigd positieve, één zeer positieve en twee instemmende reacties onder voorwaarden bijzitten.
Op basis van de reacties uit de buurpeiling is de verwachting dat er geen sprake is van een brede weerstand in de buurt tegen de komst van het tankstation, of dat dit over het geheel genomen als omstreden wordt ervaren. Een verklaring hiervoor kan worden gevonden in het feit dat de buurt in een eerder stadium al de beoogde locatie aan de Kamerlingh Onnesweg heeft verworpen, en toentertijd mede vanuit de buurt de suggestie na voren kwam om de locatie hoek Anthony Fokkerweg/Minckelersstraat te onderzoeken.
Ook door de bewonersvertegenwoordiging Anthony Fokkerweg/Kamrad wordt over het geheel genomen positief gereageerd op de voorgestelde locatie.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan (voorontwerpbestemmingsplan) kan het gemeentebestuur de bevolking en andere belanghebbenden betrekken dit is niet wettelijk verplicht. Deze inspraak is geregeld in de gemeentelijke inspraakverordening. Omdat er voor de voorgenomen realisatie van het benzinestation al een buurtpeiling heeft plaatsgevonden wordt deze stap overgeslagen. Door het overslaan van de inspraak kan de voortgang van de ontwikkeling gewaarborgd blijven.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Het gemeentebestuur overlegt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan met betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Ook andere instanties kunnen bij het vooroverleg worden betrokken. In het kader van het vooroverleg is het bestemmingsplan op 18 februari 2010 toegestuurd naar de provincie Noord-Holland, Vrom-inspectie en het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. De geraadpleegde instanties hebben met het plan ingestemd.
9.3 Zienswijzen
Het ontwerp van het bestemmingsplan Nieuw Anna's Hoeve, herziening benzinestation A. Fokkerweg, tezamen met de daarbij behorende bijlagen, heeft op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro), juncto afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in de periode van 18 juni 2010 tot en met 29 juli 2010 terinzage gelegen. Gedurende deze periode van terinzagelegging kon eenieder zienswijzen indienen tegen het ontwerpbestemmingsplan. In totaal zijn er tijdens de periode van terinzagelegging drie zienswijzen binnengekomen.