KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Sport
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Ontheffingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Plangeschiedenis
1.3 Functie Van Het Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Begrenzing Plangebied En Vigerende Bestemmingsplan
2.1 Vigerende Bestemmingsplan
2.2 Begrenzing Plangebied
Hoofdstuk 3 Karakteristieken Plangebied
3.1 Ruimtelijke Structuur
3.2 Groen, Blauw En Natuur
3.3 Geur
3.4 Geluid
3.5 Luchtkwaliteit
3.6 Cultuurhistorische Waarden
3.7 Bodem
3.8 Water
3.9 Kabels En Leidingen
3.10 Externe Veiligheid
3.11 Volksgezondheid
Hoofdstuk 4 Relevantie Beleidskader
4.1 Rijk
4.2 Provincie Noord-holland
4.3 Goois Natuurreservaat
4.4 Gemeente
Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Plan
5.1 Nieuwe Ontwikkelingen
5.2 Planmer
5.3 Groen, Blauw En Natuur
5.4 Geur
5.5 Geluid
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Cultuurhistorische Waarden
5.8 Bodem
5.9 Water
5.10 Kabels En Leidingen
5.11 Externe Veiligheid
5.12 Volksgezondheid
5.13 Duurzaamheid
5.14 Planning En Fasering
Hoofdstuk 6 Implementatie
6.1 Bestemmingsregeling
6.2 Afstemming Plannen En Procedures
6.3 Economische Uitvoerbaarheid
6.4 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Planmer Anna´s Hoeve Rwzi
Bijlage 2 Car Ii Berekeningen
Bijlage 3 Geluidberekeningen
Bijlage 4 Geurberekeningen
Bijlage 5 Aanvullend Archeologisch Onderzoek
Bijlage 6 Natuuronderzoek Anna´s Hoeve
Bijlage 7 Nader Onderzoek Natuurwaarden
Bijlage 8 Memo Natuuronderzoek
Bijlage 9 Toetsingsadvies Mer Commissie

RWZI Anna´s Hoeve

Bestemmingsplan - Hilversum

Onherroepelijk op 21-09-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Anna´s Hoeve RWZI' van de gemeente Hilversum;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01 met de bijbehorende regels (en bijlagen);

1.3 verbeelding:

de gewaarmerkte kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;

1.4 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning (het (hoofd)gebouw) en daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het (hoofd)gebouw;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van ofwel een bestemmingsvlak ofwel een bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een (hoofd)gebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend (hoofd)gebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop/verhuur, het verkopen en verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen/huren voor gebruik, kopen voor verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijf;

1.20 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet
via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.21 erf:

een aaneengesloten stuk grond behorend bij één of meer (hoofd)gebouwen, dat mede dient als particuliere buitenruimte, dan wel dient als bebouwd en/of onbebouwd gebied ten behoeve van de (hoofd)gebouwen;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is ondergebracht;

1.24 huishouden:

een persoon die alleen woont en alleen in het dagelijks onderhoud voorziet hetzij meerdere personen die samen in een woonruimte wonen en samen in hun dagelijks onderhoud voorzien;

1.25 maaiveld:

De gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;

1.26 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.27 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.28 te bebouwen erf:

de bij het hoofdgebouw behorende gronden gelegen op het bestemmingsvlak, niet zijnde bouwvlak, en dat is gelegen op een bouwperceel;

1.29 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.30 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

1.31 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bedrijfsvloeroppervlakte (bruto vloeroppervlak):

binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten, worden opgeteld;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 peil:

voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg, langzaamverkeersroute of voetpad grenst: de hoogte van die weg, langzaamverkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang. In alle andere gevallen en bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aangrenzende maaiveld;

2.7 toepassing van maten:

De in deze regels opgenomen bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, koekoeken, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt, en dergelijke naar aard en omvang ondergeschikte bouwonderdelen.

Een koekoek mag niet meer dan 1,00 meter uit de gevel gebouwd worden. Gesitueerd aan de voorgevel mag de koekoek niet meer dan een lengte van 60% van de voorgevel hebben.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de zuivering van rioolwater, ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie';
  2. b. de berging van rioolwater;
  3. c. de opslag van (vervuilde) grond;
  4. d. wonen en al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, ter plaatse van de aanduiding 'wonen',
  5. e. dagrecreatie;
  6. f. (weg)verkeer en parkeren;
  7. g. nutsvoorzieningen
  8. h. groen;
  9. i. water en waterberging,

met de daarbij behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

3.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen:

  1. a. van het bepaalde in lid 3.2.1, ten behoeve van bouwen van een gebouw buiten het bouwvlak, mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 100 m2bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 5,00 meter bedraagt;

Artikel 4 Sport

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sporten;
  2. b. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De bepalingen van de Bouwverordening van de gemeente Hilversum (2009) ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven, overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet, buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer;
  2. b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. ruimte tussen bouwwerken;
  4. d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen, tenzij ten aanzien hiervan in deze regels regels zijn opgenomen;

Voor de onder a. tot en met d. genoemde onderwerpen gelden de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Artikel 8 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, met dien verstande dat hoogtematen met niet meer dan 2,00 meter mogen worden overschreden;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, tot maximaal 2,00 meter, voor zover zulks van belang is voor een technisch of stedenbouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken, dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de totale hoeveelheid (volgens de betreffende regel) toegestane m² bruto vloeroppervlak gelijk blijft;
  3. c. de bouw van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen en abri's;
  4. d. de bouw van bouwwerken die noodzakelijk zijn voor waterstaatkundige of verkeerstechnische doeleinden, zoals duikers en verkeerssluizen, mits de inhoud niet meer is dan 60 m³, de goothoogte niet meer dan 3,00 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 4,50 meter bedraagt;
  5. e. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van straatmeubilair, kunstobjecten, informatievoorzieningen en/of reclame, mits de bouwhoogte niet meer dan 5,00 meter bedraagt;
  6. f. de bouw van zend- en ontvangstmasten, mits de bouwhoogte niet meer dan 55,00 meter bedraagt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Bouwovergangsrecht

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd,
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met niet meer dan 10 %.
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreden van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.

9.2 Gebruiksovergangsrecht

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Anna´s Hoeve RWZI' van de gemeente Hilversum.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Er wordt al vele jaren gewerkt aan de plannen voor Anna´s Hoeve. Naast de bodemsanering en de woningbouw is een belangrijk onderdeel van deze plannen de vervangende nieuwbouw van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). In 2006 is het bestemmingsplan Nieuw Anna´s Hoeve vastgesteld. Dit plan ging uit van het bijna volledig ondergronds bouwen van een nieuwe zuivering in de vorm van een Membraan Bio Reactor (MBR). De ruimte die daarmee beschikbaar zou komen, zou het mogelijk maken de historische verontreinigingen te saneren en in totaal 700 nieuwe woningen te bouwen. In de afgelopen jaren is gebleken dat het niet mogelijk is om een MBR te realiseren en is hiervoor een nieuw plan ontwikkeld (zie hierna).

Aanleiding voor het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan is het besluit van de gemeenteraad van 3 februari 2010, waarbij de raad heeft ingestemd met de aanpassing van de plannen. Om de realisering van de aangepaste plannen mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan Nieuw Anna´s Hoeve nodig: het voorliggende bestemmingsplan "Anna´s Hoeve RWZI". Het bestemmingsplan heeft alleen betrekking op de gronden / projecten die met de realisering van de RWZI samenhangen:

  • de bouw van een nieuwe RWZI die gebruik maakt van conventionele actief slib technologie;
  • de locatie van de grondberg;
  • de aanleg van bergbezinkbassins.

1.2 Plangeschiedenis

De ontwikkelingen in het voorliggende bestemmingsplan maken deel uit van de ontwikkelingen op en rond Anna´s Hoeve. Aanleiding voor de plannen van Anna´s Hoeve is de sanering van de vervuilde bodem en waterbodems in Anna´s Hoeve en omgeving (Laarder Wasmeer). Daarnaast is de huidige RWZI sterk verouderd, waarbij gekozen is voor vervangende nieuwbouw in de vorm van een MBR. Omdat MBR veel minder ruimte in beslag neemt dan de bestaande installatie, is het mogelijk om op het vrijkomende terrein woningbouw te realiseren. In het gebied wordt een gronddepot gerealiseerd (de grondberg), waarin een deel van de vervuilde grond wordt opgeslagen. Verder worden er nieuwe bergbezinkbassins gerealiseerd. Ten behoeve van de nieuwe ontwikkelingen heeft de gemeenteraad op 11 januari 2006 het bestemmingsplan Nieuw Anna´s Hoeve vastgesteld (zie hierna in hoofdstuk 2.1: "Vigerendebestemmingsplan" en hoofdstuk 4.4.1: "Bestemmingsplan Nieuw Anna´s Hoeve").

De oorspronkelijke plannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0001.jpg"

In de oorspronkelijke plannen was voor de nieuwe RWZI gekozen voor een MBR. Een dergelijke installatie past geheel in een gebouw, dat grotendeels in de grondberg was geprojecteerd. Omdat deze oplossing niet haalbaar bleek te zijn, is er uiteindelijk voor gekozen om een conventionele installatie te realiseren, die naast de grondberg wordt gesitueerd. De geplande grondberg dient daardoor op te schuiven. Ten noorden van de RWZI zullen de bergbezinkbassins worden gesitueerd. Zoals hiervoor is aangegeven heeft de gemeenteraad op 3 februari 2010 ingestemd met de nieuwe ontwikkelingen. Voor een meer uitvoerige beschrijving van de nieuwe ontwikkelingen wordt verwezen naar hoofdstuk 5: "Ruimtelijk plan".

De nieuwe plannen met de bergbezinkbassins (1), de grondberg (2) en de RWZI (3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0002.jpg"

1.3 Functie Van Het Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan regelt de bestemmingen en het gebruik van de gronden voor het betreffende gebied. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding (vroeger de plankaart) is de 'de geometrische plaatsbepaling van het plangebied en de daarin aangewezen bestemmingen'. Met de planregels (vroeger voorschriften) vormen zij tezamen het juridische plan. Zoals de naam al aangeeft, ligt de toelichting het plan toe. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven.

Een bestemmingsplan wordt, met de daarbij behorende toelichting, langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt ook in die vorm vastgesteld. Een volledige verbeelding op papier van het bestemmingsplan wordt gelijktijdig vastgesteld.

1.4 Leeswijzer

Relatie met de PlanMER

Ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan is een PlanMER opgesteld: de "Plan MER RWZI Hilversum". Omdat in de PlanMER uitgebreid op de plannen en de verschillende onderzoeken wordt ingegaan, wordt in de voorliggende toelichting regelmatig naar de PlanMER verwezen. In hoofdstuk 6.2.1("Relatie procedure PlanMER en bestemmingsplan") wordt ingegaan op de relaties tussen de procedure van het bestemmingsplan en de PlanMER.

Coördinatiebesluit Wro

De Wet op de ruimtelijke ordening biedt de mogelijkheid om de procedure van het bestemmingsplan te combineren met de procedures die in het kader van de vergunningverlening nodig zijn, zoals de bouwvergunning en de milieuvergunning. In hoofdstuk 6.2.2 ("Coördinatieregeling Wro") wordt hier nader op ingegaan.

Opbouw toelichting

De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2ingegaan op de begrenzing van het plangebied en op het vigerende bestemmingsplan. In hoofdstuk 3worden de karakteristieken van het plangebied beschreven. De relevante beleidskaders staan centraal in hoofdstuk 4. De voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen en bijbehorende facetten worden behandeld in hoofdstuk 5. In het zesde en laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de bestemmingsregeling, de economische uitvoerbaarheid en op de inspraak en het vooroverleg. Het juridische bestemmingsplan wordt gevormd door de digitale verbeelding en de planregels.

Hoofdstuk 2 Begrenzing Plangebied En Vigerende Bestemmingsplan

2.1 Vigerende Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt nu het bestemmingsplan Nieuw Anna´s Hoeve. Dit bestemmingsplan is op 11 januari 2006 door de gemeenteraad vastgesteld en op 23 mei van dat jaar door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland goedgekeurd. Zoals ook uit de afbeelding van de plankaart blijkt, heeft het grootste deel van het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan (rode streepjeslijn) een van de volgende bestemmingen:

  • "Woondoeleinden (uit te werken)" (WU; geel). Deze gronden zijn onder andere bestemd voor woningen, woonstraten, openbare nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en waterpartijen. Zoals de naam al aangeeft, dient deze bestemming nog nader uitgewerkt te worden: de verkaveling van de woningen is bijvoorbeeld niet op de plankaart ingetekend. Er mogen maximaal 750 woningen worden gerealiseerd.
  • "Gemengde doeleinden" (GD; oranjebruin). Deze gronden zijn onder andere bestemd voor een grondberg, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, (vuil)waterbergingen, groenvoorzieningen, actieve recreatie en ontsluitingswegen. Daarbij zijn de locaties voor de RWZI, actieve recreatie en waterberging apart op de plankaart aangegeven.
  • "Sport en maatschappelijke doeleinden" (SM; groen). Deze gronden zijn onder andere bestemd voor sport- en dagrecreatieterreinen, maatschappelijke voorzieningen, de grondberg en de verkeersontsluiting. Het maximale bebouwd oppervlak voor sport is 1.300 m2 en voor maatschappelijke voorzieningen 2.550 m2 .

Plankaart bestemmingsplan Nieuw Anna´s Hoeve.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0003.jpg"

De twee gearceerde vlakken in het midden van het plangebied zijn zogenaamde dubbelbestemmingen. Op deze gronden zijn dus steeds twee bestemmingen van toepassing. Er is destijds voor deze dubbelbestemmingen gekozen om bij de verdere uitwerking van de plannen enige vrijheid te hebben bij het situeren van de verschillende functies.

Wat opvalt is dat de grondberg wel in de GD en SM bestemming gerealiseerd kan worden, maar niet in de bestemming "Woondoeleinden (uit te werken)". In het stedenbouwkundige plan voor Anna´s Hoeve is aangegeven dat tussen de woonwijk en de grondberg bijzondere woongebouwen zijn gedacht die deels in de grondberg steken en deels opgaan in het gaccenditeerde terrein. De gemengde bestemming maakt een dergelijke oplossing mogelijk.

2.2 Begrenzing Plangebied

Zoals hiervoor is aangegeven, zijn in het voorliggende bestemmingsplan alleen die gronden en projecten opgenomen waarvoor een herziening van het huidige bestemmingsplan noodzakelijk is. Dit heeft een wat vreemde plangrens tot gevolg:

  • aan de noord- en oostzijde wordt de plangrens gevormd door de gemeentegrens;
  • aan de zuidzijde wordt de plangrens gevormd door de geurcontour van de nieuwe RWZI;
  • aan de westzijde wordt de plangrens bepaald door de nieuwe locatie voor de grondberg.

In het voorliggende bestemmingsplan zijn alle gronden met in het oude bestemmingsplan de bestemming Gemengde doeleinden opgenomen, omdat de situering van de verschillende functies binnen deze bestemming is veranderd.

Begrenzing plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0004.jpg"

Zoals hiervoor is aangegeven mogen op de huidige sportvelden ook maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd worden. Het gaat daarbij onder andere om onderwijs en sociaal-medische voorzieningen. Dergelijke functies kunnen niet in de directe nabijheid van de nieuwe RWZI gerealiseerd worden, vanwege mogelijke geuroverlast. Dat houdt in dat voor het deel van het sportveldencomplex dat binnen de geurcontour van de RWZI valt de vestiging van maatschappelijke voorzieningen uitgesloten moet worden. Dat is de reden om deze gronden in het voorliggende bestemmingsplan op te nemen.

Als gevolg van de keuze om een traditionele RWZI te bouwen, dient de (geplande) grondberg op te schuiven. Daarbij wordt de grens van dubbelbestemming uit het huidige bestemmingsplan overschreden. Voor de nieuwe plangrens is de onderkant van het talud van de "verplaatste" grondberg het uitgangspunt. De plangrens is daarbij 15 meter uit de onderkant van het talud gelegd, zodat er bij de verdere uitwerking van de stedenbouwkundige plannen nog ruimte is voor bijvoorbeeld een geleidelijke overgang tussen grondberg en woongebied (zie ook hoofdstuk 4.4.1: "Bestemmingsplan Nieuw Anna´sHoeve").

Hoofdstuk 3 Karakteristieken Plangebied

3.1 Ruimtelijke Structuur

Ligging in groter verband.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0005.jpg"

Ligging in groter verband

Het plangebied ligt aan de oostrand van Hilversum, in een gebied met de bestaande RWZI en een sportveldencomplex. Het plangebied grenst aan het Laarder Wasmeer, onderdeel van een beschermd natuurgebied.

Ligging plangebied binnen Anna´s Hoeve (bron: PlanMer).

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0006.jpg"

Historie

Als gevolg van de ligging onder aan de helling in een laag gebied, heeft in het plangebied en omgeving altijd de verwerking van afvalwater plaatsgevonden. Aanvankelijk in de vorm van zogenaamde vloeivelden, later door middel van een RWZI. De huidige rioolwaterzuivering dateert van 1976. De vereiste berging voor het gemengd gerioleerde stelsel is in 1975 vorm gegeven in de vorm van bergingsbassins en de accumulatievijver. De functie van het gebied voor de verwerking van afvalstoffen (stortterrein) is inmiddels verdwenen. In er rond het gebied zijn omvangrijke hoeveelheden verontreinigde grond achtergebleven.

Bestaande situatie

De bestaande RWZI ligt aan de Minckelersstraat, op een terrein van circa 11,25 hectare exclusief de accumulatievijver (zie afbeelding). De oorspronkelijke installatie uit 1940 is in 1976 uitgebreid en in 1979 werd het oude gedeelte buiten gebruik gesteld. De installatie heeft capaciteit van 120.000 vuilwater eenheden. De RWZI voldoet momenteel niet meer aan de eisen van deze tijd. Om in de toekomst aan de milieunormen te kunnen voldoen dient de installatie ingrijpend gemoderniseerd te worden. Gezien de andere opgaven in het plangebied (bodemsanering en woningbouw) is er voor gekozen een geheel nieuwe installatie te ontwikkelen elders in het plangebied. De locatie van de huidige installatie komt hierdoor vrij voor andere ontwikkelingen. Voor een meer uitvoerige beschrijving van de RWZI wordt verwezen naar de PlanMER.

Bestaande situatie op luchtfoto.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0007.jpg"

In het gebied ligt aan de oost en zuid-oostzijde een sportpark. In de afgelopen jaren zijn enkele sportvelden opgeheven (de betreffende gronden worden nu gebruikt voor de opslag van vervuilde grond). Het resterende sportveldencomplex is/wordt gereconstrueerd. Direct grenzend aan het plangebied ligt een woongebiedje met elf woningen en enkele bijgebouwen (garages en bergingen).

De RWZI en het sportpark worden vanaf de zuidzijde ontsloten, vanaf de Minckelersstraat / Weg over Anna´s Hoeve. Het woongebiedje wordt ontsloten vanaf de Anton Philipsweg.

3.2 Groen, Blauw En Natuur

Natuur - gebiedsbescherming

Het plangebied grenst aan het beschermde natuurgebied Laarder Wasmeer. Dit natuurbeschermingsgebied maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het Laarder Wasmeer is op dit moment voornamelijk van belang voor algemene broedvogels. De bodemverontreiniging in het gebied wordt op dit moment gesaneerd, waardoor het belang voor broedende watervogels op dit moment gering zal zijn. Binnen vijf kilometer van het plangebied bevinden zich geen habitat- en vogelrichtlijngebieden (Natura 2000).

De ecologische omstandigheden van het terrein direct rondom de RWZI zijn te classificeren als industriegebied. Er zijn wat intensief gemaaide grasvelden die dienst doen als foerageergebied voor vogels. Hetzelfde geldt voor de grasvelden van het nabijgelegen sportterrein. Het terrein is omringd door droog loofbos met een beperkte ondergroei.

Natuur - soortenbescherming

In de planMER wordt geconstateerd dat in het gebied Anna´s Hoeve (dat groter is dan het plangebied van dit bestemmingsplan) geen beschermde plantensoorten voorkomen. De voorkomende beschermde diersoorten vallen over het algemeen onder de algemene ontheffing van de Flora- en Faunawet. Dit is gebaseerd op onderzoeken uit 2004 en 2005.

Voor het gebied Anna´s Hoeve is eind 2010 een quick scan voor flora en fauna uitgevoerd en voor van het onderhavige plangebied heeft vervolgens in 2011 nader onderzoek plaatsgevonden in kader van de Flora- en Faunawet. In paragraaf 5.3. wordt ingegaan op de resultaten van dit natuuronderzoek voor dit plangebied.

Landschap en recreatie

In de huidige situatie is het landschap in het plangebied "in ontwikkeling". Een groot deel van het plangebied wordt nu in beslag genomen voor de opslag van vervuilde grond. De RWZI en de sportvelden zijn omringd door bomen. De RWZI wordt daardoor grotendeels aan het zicht onttrokken.

Het gebied is op dit moment naast de sportvelden niet van belang voor recreatie vanuit Hilversum.

3.3 Geur

De geuremissie in de huidige situatie wordt veroorzaakt door de niet-afgedekte onderdelen van de RWZI en verder door de bergingsbassins en de accumulatievijver. De huidige stankcontour reikt in de huidige situatie tot in de wijk Liebergen. Er wordt voldaan aan de grenswaarden uit de "Nederlandse emissie Richtlijn" (NeR ). Voor een meer uitvoerige beschrijving wordt verwezen naar de PlanMER.

Geurcontour in de huidige situatie (bron: PlanMER).

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0008.jpg"

3.4 Geluid

In en direct rond het plangebied is de RWZI de enige relevante geluidbron. Ten behoeve van de PlanMER is berekend of en in welke mate de bestaande RWZI voldoet aan de richtwaarden uit de "Handreiking industrielawaai en vergunningverlening". Uit het onderzoek blijkt het volgende:

  • Voor de nachtperiode wordt voor de beoordelingspunten O1 tot en met O7 de richtwaarden overschreden. De overschrijding wordt veroorzaakt door de vijzels van de oxidatiebedden, de vijzels van de nabezinktank en voorbezinktank en de besproeiing van het oxidatiebed.
  • Voor de dagperiode wordt voor beoordelingspunt O1 de richtwaarden overschreden. De maximale geluidniveaus worden hoofdzakelijk bepaald door het rijden van zware vrachtwagens (afvoer van ingedikt slib en aanvoer van IJzersulfaat) en middelzware voertuigen (aanvoer van goederen en materialen) op het terrein van de inrichting. In de avond- en nachtperiode vinden geen voertuigbewegingen plaats.

Verder blijkt uit het onderzoek dat wordt voldaan aan de richtwaarden uit de circulaire "Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer" van 29 februari 1996. In de avond- en nachtperiode vinden geen voertuigbewegingen plaats.

3.5 Luchtkwaliteit

In de PlanMER wordt geconstateerd dat de RWZI geen relevante directe emissies veroorzaakt wat betreft luchtkwaliteit. Naast de directe emissies van de RWZI is er ook sprake van emissies door het aan- en afvoerverkeer naar de inrichting. In de PlanMER wordt geconstateerd dat deze emissies in het kader van de Wet luchtkwaliteit niet relevant zijn. Voor een meer uitvoerige beschrijving wordt verwezen naar de PlanMER.

3.6 Cultuurhistorische Waarden

Het gemeentelijk archeologisch beleid geeft voor het plangebied, dat een middelhoge archeologische verwachting heeft, aan dat onderzoek moet plaatsvinden bij een verstoring vanaf 100 m2 en 20 cm diepte. Inmiddels is er een bureauonderzoek uitgevoerd. Het gehele archeologische proces zal voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan plaatsvinden. Het terrein zal dan zijn vrijgegeven voor wat betreft archeologie.

3.7 Bodem

Hiervoor is al opgemerkt dat in en rond het plangebied omvangrijke bodemverontreinigingen aanwezig zijn. Een deel van de bodemverontreinigingen is inmiddels gesaneerd. In de PlanMER wordt beschreven dat de verontreinigingen zijn ontstaan door het storten, verbranden en lozen van afval en rioolwater in de 19e en 20e eeuw:

  • In de 20-er jaren van de vorige eeuw werd even ten noorden van de Minckelersstraat een overlaadstation met een veldspoor aangelegd voor het transport van het afval naar het stortterrein. In de omgeving van het overlaadstation was ook een verbrandingsoven voor de destructie van kadavers in gebruik. Door deze activiteiten word in de grond een laag met veelal puin en verbrandingsresten aangetroffen. Deze laag is overwegend sterk verontreinigd met zware metalen.
  • Direct achter het terrein van de huidige RWZI lag een brandplaats. Hier werd het brandbare industrieafval en het snoeivuil van de gemeentelijke plantsoenen verbrand, te verkleining van het stortvolume. Door de jarenlange verbranding op de brandplaats hoopten de verbrandingsresten zicht op waardoor de verbranding in de openlucht werd bemoeilijkt. De stortplaats werd in 1959 gesloten. Uit bodemonderzoek blijkt dat het gehalte aan afval in de bodem hier veel groter is dan elders in Anna´s Hoeve. Naast zeer sterke verontreinigingen met zware metalen is de bodem vervuild geraakt door de aanwezigheid van teerresten en verbrand, teerhoudend afval.
  • Voor het infiltreren van rioolwater in de bodem is in de omgeving van het gebied reeds in 1875 een kom aangelegd. Van hieruit werd de heide bevloeid en werd het rioolwater geïnfiltreerd in de bodem en toegevoegd aan het grondwater. In 1940 werd het gebruik van vloeivelden voor het zuiveren van rioolwater beëindigd. Toen werd de zuivering met oxidatiebedden in gebruik genomen. Deze zuivering werd in 1975 vervangen door de huidige RWZI, eveneens met oxidatiebedden en een slibverwerking. Door de lozingen is onder het plangebied een omvangrijke grondwaterverontreiniging met onder andere zware metalen ontstaan.

3.8 Water

In het plangebied komt geen oppervlaktewater voor. Bij het aspect water gaat het vooral om de afvoer van het door de RWZI gezuiverde water, het effluent. In de PlanMER wordt geconstateerd dat het stikstofgehalte in het effluent op dit moment niet aan de normen voldoet. Het effluent wordt via een ongeveer 4 km lange leiding afgevoerd naar de Gooiergracht, die uitmondt in het Eemmeer.

3.9 Kabels En Leidingen

In het plangebied komen op dit moment geen bijzondere kabels en leidingen voor. Ten zuiden van het plangebied liggen twee aardgastransportleidingen, die eindigen bij het gasverdeelstation (zie ook hoofdstuk 3.10 ("Externe veiligheid").

3.10 Externe Veiligheid

De afstand tussen enerzijds de aardgastransportleidingen en het gasverdeelstation en anderzijds het plangebied bedraagt ongeveer 200 meter. Dat betekent dat het plangebied buiten de "inventarisatieafstanden" van de leidingen valt. De bedrijfsgebouwen komen in de nieuwe situatie niet dichter dan 300 meter van het gasverdeelstation en de gastransportleidingen te liggen. Ook van het gasverdeelstation zal geen impact op de risico´s in het plangebied uitgaan.

3.11 Volksgezondheid

De RWZI kan invloed uitoefenen op de volksgezondheid door de uitstoot van aërosolen (vloeistofdeeltjes in een gas) die micro-organismen bevatten. In het kader van de PlanMER is overigens geen onderzoek verricht naar de emissie van microbiële aërosolen van de huidige RWZI.

Hoofdstuk 4 Relevantie Beleidskader

Het gemeentelijke beleid voor Anna´s Hoeve is vastgelegd in het bestemmingsplan "Nieuw Anna´s Hoeve", zoals dat op 11 januari 2006 door de gemeenteraad is vastgesteld. In hoofdstuk 2.1 is een beschrijving van de juridische regelingen van dit plan opgenomen. Hieronder (hoofdstuk 4.4.1: "Bestemmingsplan Nieuw Anna´s Hoeve") wordt ingegaan op de belangrijkste elementen uit de toelichting op dit plan. Omdat het geldende bestemmingsplan vrij recent is, is een groot deel van het geldende beleid van rijk en provincie reeds in dit plan beschreven en verwerkt. In de onderstaande paragrafen wordt daarom alleen op de relevantie nieuwe beleidsontwikkelingen ingegaan.

In de PlanMER wordt afzonderlijk ingegaan op het Europees beleid. Voor de RWZI gaat het daarbij zowel om de "Kaderrichtlijn Water" uit 2000, als om de "Europese richtlijn stedelijk afvalwater" uit 1991. In deze richtlijn is de verplichting voor het zuiveren van stedelijk afvalwater opgenomen, waarbij ook normen worden gesteld aan de kwaliteit van het effluent. Daarbij wordt geconstateerd dat de huidige RWZI niet aan deze grenswaarden voldoet.

4.1 Rijk

Nota Ruimte

Hoofddoelen van het nationaal ruimtelijk beleid zijn:

  • om op een duurzame en efficiënte wijze ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies,
  • de leefbaarheid van Nederland te waarborgen en vergroten,
  • de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren, waarbij speciaal aandacht wordt geschonken aan het scheppen van de juiste condities voor het toepassen van ontwikkelingsplanologie.

Deze doelen moeten leiden tot een versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, krachtige steden en een vitaal platteland, behoud en ontwikkeling van belangrijke nationale ruimtelijke waarden en vergroten van de veiligheid.

De gemeente Hilversum ligt binnen het nationaal stedelijk netwerk de Randstad in de economische kerngebieden van Amsterdam en Utrecht. Het hele buitengebied van de gemeente bestaat voor het grootste deel uit natuurgebieden. Het gebied ten westen en zuiden van Hilversum ligt in het Nationaal Landschap Het Groene Hart. Het gebied ten zuiden van Hilversum is tevens aangewezen als Rijksbufferzone waarbij de dagrecreatieve functie moet worden versterkt. Rondom Hilversum liggen verschillende Natuurbeschermingswetgebieden.

Structuurvisie Randstad 2040

In deze concept structuurvisie voor de Randstad geeft het rijk aan hoe hij de problemen van de achteruitgang van leefbaarheid, klimaatverandering, bereikbaarheidsproblemen en de aanhoudend grote ruimtevraag en druk op onze concurrentiepositie wil aanpakken en oplossen. Het rijk heeft hoge ambities en wil dat de Randstad zich ontwikkelt tot een topregio in Europa. De Randstad is in 2040 een veilige, klimaatbestendige groenblauwe delta. Tot 2040 moeten er 500.000 nieuwe woningen in de Randstad bijkomen. Dit o.a. door sterke verdichting, herstructurering van verouderde werk- en woonlocaties en de schaalsprong van Almere. Voor Hilversum wordt een sterke verdichting van de ruimte voorzien. Tevens wordt naar een verbetering gezocht van de openbare vervoersverbinding tussen Almere en Utrecht.

Nationaal Waterplan

In de PlanMER wordt ingegaan op het Nationaal Waterplan, dat is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Bij alle bronnen van verontreiniging worden middels vergunningen of algemene regels de best beschikbare technieken (bbt) voorgeschreven om lozingen en emissies terug te dringen.

4.2 Provincie Noord-holland

Structuurvisie 2040

Op 21 juni 2010 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de "Structuurvisie 2040" aangenomen. In de structuurvisie geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar zou moeten worden ontwikkeld.

In de nieuwe Structuurvisie is Anna´s Hoeve, waar het voorliggende plangebied deel van uitmaakt, aangegeven als "Bestaand Stedelijk Gebied".

Structuurvisie 2040.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0009.jpg"

Waterbeleid

In de PlanMER wordt ingegaan op de provinciale beleidsdocumenten die mede het kader vormen voor de realisering van de nieuwe RWZI.

4.3 Goois Natuurreservaat

Concept Beheervisie en Beheerplan 2010-2019

Voor de instandhouding van de natuur streeft het Goois Natuurreservaat (GNR) naar afronding van het Goois Natuurreservaat in de vorm van verwerving van natuurterreinen en gronden met natuurpotentie. Het recreatiebeleid kent twee speerpunten:

  1. 1. beperken en zoneren, er wordt gekozen voor rustige, routegebonden recreatievormen die recht doen aan het landschap en natuur;
  2. 2. uitbreiden en ontwikkelen, stedelijke randzones worden landschappelijk en qua padenstructuur interessanter gemaakt.

Fietspad Laarder Wasmeer

GNR zal, net buiten het plan, een fietsroute realiseren (zie ook hoofdstuk 5.1: "Nieuwe ontwikkelingen").

4.4 Gemeente

4.4.1 Bestemmingsplan Nieuw Anna´s Hoeve

De (her)ontwikkeling van het gebied Anna´s Hoeve is beschreven en vastgelegd in het bestemmingsplan Nieuw Anna´s Hoeve, zoals dat op 11 januari 2006 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het bestemmingsplan komt voort uit de wens de vervuilde bodem te saneren en de RWZI te vernieuwen. De hoge kosten van de sanering worden deels gefinancierd door de bouw van woningen.

De toekomstige woonwijk Anna´s Hoeve krijgt een karakter dat te typeren is als "Wonen in het landschap". Dit betekent dat de openbare ruimte een essentieel onderdeel vormt voor de opzet van de wijk. De wijk geeft op natuurlijke wijze vorm aan de overgang van stad naar landelijk gebied. De bestaande stedelijke hoofdstructuren zijn daarbij bepalende elementen waarbinnen de woonwijk verder zal worden vormgegeven. Vanwege het nagestreefde groene karakter van de wijk worden parkeeroplossingen nagestreefd die het groene karakter zo weinig mogelijk aantasten. Auto´s dienen daarom zoveel mogelijk uit het zicht te worden geparkeerd.

Doel van het bestemmingsplan

De noodzaak van de planontwikkeling is voor een belangrijk deel gelegen in de wens om te komen tot een grondige sanering van de bodem en waterbodems in het plangebied en zijn directe omgeving. Daarnaast is de huidige RWZI sterk verouderd. Deze dient vernieuwd te worden. Omdat aan het bodemsaneringsproject hoge kosten zijn verbonden die niet volledig opgebracht kunnen worden uit de daarvoor door Rijk en provincie beschikbaar gestelde middelen, is er voor gekozen de sanering deels te financieren door middel van een woningbouwproject.

De bodemsanering en het woningbouwproject vereisen een herschikking van de belangrijkste functies in het plan gebied. Dit bestemmingsplan biedt hiertoe het planologisch juridische ontwikkelingskader.

Uitgangspunt voor de bestemmingsplanregeling vormt de in 2002 gepresenteerde denkrichting waarbij in het gebied de volgende hoofdfuncties zijn te onderscheiden, te weten:

  1. 1. Een rioolwaterzuivering met bijbehorende voorzieningen;
  2. 2. Een sportcomplex met bijbehorende voorzieningen;
  3. 3. Een woongebied voor circa 750 woningen;
  4. 4. Een grondberg met recreatieve functie voor de opslag van de vervuilde grond uit het gebied die voortvloeit uit de saneringsopgave.

Gezien het feit dat het plan is ingegeven vanuit de noodzaak om te komen tot sanering van de verontreinigde bodems in het gebied en dat voorzien dient te worden in een nieuwe rioolwaterzuiveringsinstallatie en gezien de ligging van het plangebied in een grondwaterbeschermingsgebied en in een bodembeschermingsgebied, vormt het aspect milieu een belangrijk richtinggevend kader in de planvorming. Een optimale afstemming tussen het ruimtelijke beleid en het milieubeleid wordt dan ook nagestreefd.

Grondwaterbeschermingsgebied en Aardkundig monument.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0010.jpg"

Bovendien grenst het plangebied aan de oostzijde aan (beschermd) natuurgebied Laarder Wasmeer en vormt het tevens een afronding van de stad. Dit stelt bijzondere eisen aan de landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing. Daarbij vormt de relatie tussen stad en buitengebied een belangrijk thema.

Het plan in hoofdlijnen

De RWZI krijgt vervangende nieuwbouw op een andere plek in het plangebied. Hierdoor komt de locatie van de huidige RWZI, alsmede van de bestaande accumulatievijver vrij. Om de saneringskosten te kunnen dragen zal voor deze locatie een woningbouwplan worden ontwikkeld voor circa 700 woningen. De in het plangebied aanwezige sportvoorzieningen zullen grotendeels gehandhaafd blijven op hun huidige locatie. Het is de bedoeling deze voorzieningen te moderniseren zodat zij intensiever gebruikt kunnen worden.

De verontreinigde grond die zal worden afgegraven bij de sanering dient ook in het plangebied een plek te krijgen. Het vullen van de ene stortplaats met een andere heeft een laag milieuhygiënisch rendement. Omdat de minister de aanwijzing heeft gegeven dat de stortplaats op Anna´s Hoeve niet multifunctioneel mag worden gesaneerd. Dit betekent dat de verontreinigingen ter plaatste dienen te worden geconcentreerd en geïsoleerd. In het plan wordt dan ook voorzien in een berg waarin de verontreinigde grond zal worden opgeslagen en ingepakt. Deze berg zal een centrale positie verkrijgen in het plangebied en zodanig worden ingericht en vormgegeven dat hij een recreatieve en landschappelijke meerwaarde geeft aan het gebied.

Stedenbouwkundig plan

De stedenbouwkundige hoofdstructuur van het plangebied is in ondestaande afbeelding weergegven. Per fase wordt deze basisstructuur uitgewerkt tot een concreet verkavelingsplan en/of een inrichtingsplan.

Toekomstige ruimtelijke structuur Anna´s Hoeve.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0011.jpg"

De hoofdstructuur bestaat uit twee woonvlekken die via een groene zone stedenbouwkundig aansluiten op de naastgelegen wijk.

De beide woonvlekken worden doorsneden door de (verlengde) Minckelersstraat voorzien van laanbomen. Deze weg vormt de hoofdontsluiting van de nieuwe woonwijk. Aan de noordzijde bevindt zich nog een nevenontsluiting richting de Kamerling Onnesweg.

De woonvlekken zullen nader worden uitgewerkt. Gestreefd wordt naar een invulling die recht doet aan de locatie van het plangebied op de rand van stad naar natuur. Groen en water zullen dan ook een belangrijke rol spelen in het toekomstige woongebied.

Het woningbouwprogramma zal bestaan uit grondgebonden woningen maar ook uit middelhoogbouw (bebouwing in 4 tot 5 lagen) en hoogbouw (bebouwing tot 8 lagen). In het plangebied wordt een diversiteit van woonsferen nagestreefd.

Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich de overgangszone naar het omliggende natuurgebied, een zone waarin een drietal functies (wonen, waterzuivering en sport) zijn gegroepeerd rondom de berg waarin de vervuilde grond is opgeslagen. Deze berg vormt de "trait d'union" tussen deze verschillende functies en maakt daar één geheel van uit. De berg heeft een recreatieve functie, is beplant en vormt een uitzichtpunt naar de omgeving. Aandacht verdient de identiteit van de berg ten opzichte van de bestaande "berg van Anna´s Hoeve". In het separaat te maken herinrichtingsplan voor het Laarder Wasmeer en Anna 's Hoeve zal worden aangegeven hoe de wandelroute aansluiting vindt. Er bevinden zich routes over en doorheen, zodat er vanuit de stad een wandelroute loopt naar het ten oosten gelegen natuurgebied. Vanaf deze berg heeft men een prachtig uitzicht (uitzichttoren) op het omringende natuurgebied en op de stad.

De RWZI ligt grotendeels in de berg en daar direct tegenaan.

De sportvelden zijn gesitueerd aan de voet van de berg en vanaf de taluds heeft men uitzicht op de sportvelden. Ten zuiden van de sportvelden zal een gasontvangststation worden gebouwd. Dit station moet van het REGEV-terrein verplaatst worden naar een nieuwe locatie in het plangebied Anna 's Hoeve. Hiermee wordt daarom in de planvorming rekening gehouden.

Als overgang tussen de woonwijk en de berg zijn bijzondere woongebouwen gedacht die deels in de berg steken en deels opgaan in het daar geaccentueerde terrein. Het groene geaccidenteerde terrein loopt tegen de gebouwen aan en loopt daar ook tussendoor, zodat er sprake is van een vloeiende overgang van bebouwing naar de recreatieberg.


Uitwerking fase 1

Het doel van de eerste fase van het plan is sanering van de vervuilde gronden, nieuwbouw van de RWZI + voorzieningen, inpassing grondberg met recreatieve functie en herstructurering sportvelden 2005 - 2007.

Uitwerking fase 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0012.jpg"

Uitgangspunt bij de landschappelijke inpassing van de grondberg met recreatieve functie, RWZI, vuilwaterberging en herstructurering van de sportvelden is het versmelten van de onderdelen met het omringende landschap. Daarbij worden de bestaande waarden van het Goois Natuurreservaat zoveel mogelijk behouden, beschermd en ontwikkeld. Voorts wordt beoogd de gebruikswaarde van de sportterreinen te continueren en te verbeteren. Tegelijkertijd wordt een meerwaarde gecreëerd voor het toekomstig woonmilieu in de vorm van een aantrekkelijk recreatie en uitloopgebied. Er wordt naar gestreefd om de verschillende planonderdelen een symbiose te laten aangaan, waarbij ruimtelijk en functioneel gezien bestaand en nieuw landschap in elkaar overgaan en elkaar aanvullen.

4.4.2 Overig gemeentelijk beleid

Nota aanvullend fietsbeleid

Het gaat goed met het gebruik van de fiets in Hilversum. Naast het continueren van investeringen in nieuwe fietsvoorzieningen en het economische en culturele klimaat van de Hilversum zijn extra impulsen noodzakelijk om het fietsgebruik verder te laten groeien. Niet het fietspad maar de fietser staat hierbij centraal. Hoe kan de Hilversummer worden verleid om te gaan fietsen? De komende vijf jaar zijn hiervoor tientallen miljoenen euro beschikbaar gesteld. Dit bedrag is naar verwachting voldoende om een groot aantal projecten op de korte termijn te realiseren. De grootste investering betreft het completeren van het recreatieve fietspadennetwerk. De nota is 16 oktober 2008 vastgesteld door de raad.

Duurzaamheid in de steigers, Uitvoeringsplan Duurzaam Hilversum 2009-2012

Voorgesteld wordt om voor duurzame stedenbouw en klimaatneutrale gebouwde omgeving de visie verder uit te werken. Dit moet leiden tot een Visie duurzame stedenbouw. De nota is in 2008 door B&W vastgesteld. De gemeente streeft in haar duurzaamheidsplan naar een reductie van het energiegebruik van 3%, daarnaast streeft ze naar een verbetering van de luchtkwaliteit. Ook streeft de gemeente naar duurzaamheid in stedebouwkundige projecten.

Welstandsnota Hilversum 2008

De welstandsnota is op 23 april 2008 door de raad vastgesteld met als doel vooraf helderheid te bieden over de welstandcriteria die door de gemeente worden gehanteerd bij het beoordelen van bouwinitiatieven. Waarbij behoudt van de bestaande kwaliteiten voorop staat. Het is belangrijk dat het bestemmingsplan en de welstandsnota goed op elkaar zijn aangesloten. Daarom is in Hilversum de afspraak gemaakt dat bestemmingsplannen vooraf om advies aan de commissie voor welstand en monumenten worden voorgelegd, waarbij het in eerste instantie gaat om de kwalitatieve paragrafen en de wijzigingsbevoegdheden.

Collegeprogramma 2010-2014

In "De bakens verzetten, collegeprogramma 2010-2014 D66 - VVD - PvdA" hebben burgemeester en wethouders de hoofdlijnen van het beleid voor de komende jaren uiteengezet. Voor de planontwikkeling op Anna´s Hoeve zijn daarbij de volgende passages relevant:

  • Daartoe moeten sportaccommodaties waar nodig op peil gebracht en overal goed gehouden worden. Waar mogelijk (bij nieuwbouw, bijvoorbeeld op Anna’s Hoeve en Da Costa School/Hilfertsheem) worden onderwijs- en sportaccommodaties voor gecombineerd gebruik gerealiseerd (hoofdstuk 12: Sport en recreatie);
  • Het streven naar het Rondje Hilversum (fietsroute om Hilversum) houdt aandacht (hoofdstuk 12: Sport en recreatie);
  • Bouwen blijft beperkt tot binnen de rode contour van de concept structuurvisie van de Provincie Noord-Holland om het kwalitatief hoogwaardige buitengebied te beschermen en te bewaren. Met name aan de randen van deze "groene" grens past ons inziens ook een beperking van de bouwhoogte tot de boomgrens van maximaal 20-25 meter. Het college streeft naar realistische, niet te complexe, en zo nodig te faseren bouwplannen. We zetten in op ruimtelijke kwaliteit door aandacht te geven aan een goede inpassing in de omgeving, voldoende groen en speelplekken (hoofdstuk 15: ruimtelijke ordening).

Archeologie

De zorg voor de archeologische waarden is sinds 2006 wettelijk verankerd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Deze wet is op 1 september 2007 opgenomen in de Monumentenwet.

Uitgangspunt van de wetgeving en het archeologische beleid is bescherming en behoud van het archeologische erfgoed op de plek waar het ligt in de bodem (in situ). De reden hiervoor is dat opgraven ook vernietigen is, omdat de fysieke context niet behouden blijft. Voorwerpen en tekeningen blijven over, de gelaagdheid en de sporen in het landschap verdwijnen. De gemeente is als bevoegd gezag verantwoordelijk voor het waar mogelijk beschermen en behouden van het erfgoed in situ.

De wet eist verder dat erfgoed en ruimtelijke ordening worden gekoppeld. Daarmee wordt gewaarborgd dat het waardevolle archeologische erfgoed een gelijkwaardig belang heeft in het beheer en de ontwikkeling van de ruimte. Als het niet mogelijk is het erfgoed te ontzien, moet het erfgoed worden onderzocht (opgegraven). De gemeente is als bevoegd gezag verantwoordelijk voor het vroegtijdig betrekken van de archeologie in het ruimtelijke ordenings- en planproces, en voor de kwaliteit van het onderzoek.

Naast het voldoen aan bovengenoemde wettelijke verplichtingen, kan de gemeente eigen beleid ontwikkelen. In het beleid wordt bepaald wanneer archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd, aan welke kwaliteitseisen het onderzoek moet voldoen, en wordt bepaald hoe de gemeente met de archeologische waarden omgaat. Voor Hilversum wordt een gemeentelijke archeologienota voorbereid. Onderdeel van deze nota is een "Archeologische verwachtingskaart".

Inmiddels is bekend dat voor de gronden in en rond Anna´s Hoeve rekening moet worden gehouden met een "middelhoge verwachtingswaarde". Ten opzichte van het vigerende beleid, zoals neergelegd in het "Bestemmingsplan Nieuw Anna´s Hoeve", is dat een nieuwe ontwikkeling. Zoals hiervoor is aangegeven zal in de komende maanden onderzocht worden of er in het plangebied rekening moet worden gehouden met archeologische waarden. Indien er uit dit onderzoek blijkt dat er in het plangebied archeologische waarden aanwezig zijn, dient er in het bestemmingsplan een regeling opgenomen te worden om deze waarden te beschermen.

Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Plan

5.1 Nieuwe Ontwikkelingen

In deze paragraaf worden de nieuwe ontwikkelingen beschreven die door middel van het voorliggende bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Raadsbesluit 3 februari 2010

In hoofdstuk 1 ("Inleiding") is al aangegeven dat de plannen om binnen het gebied Anna´s Hoeve vervangende nieuwbouw voor de RWZI te realiseren in de vorm van een MBR-installatie geen doorgang konden vinden en dat uiteindelijk gekozen is voor de realisering van een nieuwe conventionele installatie. Op 3 februari 2010 heeft de gemeenteraad ingestemd met de nieuwe plannen. Het ging daarbij niet alleen om de keuze met betrekking tot de RWZI, maar ook over een herziening van de grondexploitatie en een nieuw Waterinrichtingsplan (zie ook hoofdstuk 6.3: "Economische uitvoerbaarheid").

De oorspronkelijke plannen voor de RWZI.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0013.jpg"

In het raadsvoorstel van 3 februari wordt de voorgestelde oplossing als volgt toegelicht. In het oorspronkelijke ontwerp lag de RWZI in de vervuilde grondberg (zie afbeelding). Toen dit financieel niet haalbaar bleek voor AGV (eind 2006) is vervolgens het ´vijfde ontwerp RWZI´ gemaakt (zie afbeelding). Hierbij was er nog wel sprake van realisatie van een MBR-installatie, maar dan buiten de vervuilde grondberg. Toen eind 2007 ook nog eens bleek dat het MBR-effluent (effluent is het gezuiverde water dat moet worden afgevoerd) niet gedeeltelijk kon worden geïnfiltreerd, terwijl dit wel in het convenant Anna´s Hoeve was afgesproken, is besloten een conventionele RWZI te bouwen. Juist de mogelijkheid om het effluent te infiltreren was voor AGV de verantwoording voor een hoge investering in een compacte innovatieve RWZI in de vorm van de MBR.

De nieuwe plannen voor de RWZI.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0014.jpg"

De conventionele RWZI heeft een groter ruimtebeslag, maar het betreft geen groot massief gebouw meer, zoals bij de MBR installatie. De RWZI bestaat uit een aantal losse gebouwen en bakken die maximaal 6 meter hoog zijn. Wel moet rekening gehouden worden met een geurcontour. Om die reden is de RWZI gesitueerd achter de 25 meter hoge grondberg. Om ruimte te bieden aan de RWZI dient de locatie van de grondberg enigszins naar het westen opgeschoven te worden. Hierdoor wordt het woongebied kleiner, waardoor er geen 700 woningen meer gerealiseerd kunnen worden maar 630. In het linkerdeel van de afbeelding is het volgende te zien te zien:

  1. 1. de contour van de bufferbakken;
  2. 2. de grondberg;
  3. 3. het terrein voor de RWZI.

Rechts is te zien hoe het terrein van de RWZI vervolgens ingevuld zal gaan worden (dit betreft de volumestudie en niet het ruimtelijk ontwerp).

De nieuwe RWZI

De nieuw te bouwen RWZI Hilversum betreft een rioolwaterzuiveringsinstallatie voor het innemen van hoofdzakelijk afvalwater. Het stedelijke afvalwater afkomstig van het oostelijke deel van Hilversum wordt biologisch gezuiverd. Het via het gemeentelijke riolering aangevoerde afvalwater is afkomstig van huishoudens en bedrijven en hemelwater van verhard oppervlak.

De nieuwe RWZI wordt, ten opzichte van de bestaande, enkele honderden meters verplaatst in oostelijke richting, aan de gemeentegrens met Laren. De RWZI wordt gerealiseerd op een terrein van circa 2,7 ha (thans ruim 11 ha). De te bouwen zuiveringscapaciteit bedraagt volgens de laatste verwachtingen 91.000 i.e. à 136g TZV. Deze capaciteit is gebaseerd op de autonome groei van de Gemeente Hilversum (bedrijven en inwoners) tot 2025. De hydraulische capaciteit bedraagt 1800 m3 per uur. De installatie wordt een moderne conventionele zuivering met ambitieniveau dat recht doet aan zijn ligging in de omgeving. Dit betreft zijn ontwerpuitgangspunten, zuiveringstechnologie, effluentkwaliteit en inpassingkenmerken. De kwaliteit van het effluent is zodanig dat kan worden geloosd op oppervlaktewater, het effluent kan via de bestaande effluentleiding worden getransporteerd naar de Gooiergracht.

Voor een meer uitvoerige beschrijving wordt verwezen naar de PlanMER.

Verkeer

De nieuwe RWZI zal worden ontsloten via de bestaande ontsluitingsweg naast het sportveldencomplex. Tussen het sportveldencomplex en het RWZI zal een parkeerterrein gerealiseerd worden.

Waterinrichtingsplan

Een belangrijk onderdeel van het Waterinrichtingsplan is het afkoppelen van de Laarder Wasmeer van het Hilversumse watersysteem. Teneinde aan het uitgangspunt voor de effluentkwaliteit te voldoen die staan verankerd in de Waterwet moeten piekaanvoeren van het influent, door onder meer natuurlijke variaties in de vrachten, dagpieken en rioleringscondities, zo veel mogelijk worden vermeden. Daarom worden de pieken in de regenwaterafvoer (RWA) via bergingsbassins, die door de gemeente worden aangelegd, gebufferd.

Ten noorden van de RWZI wordt, binnen het plangebied, een nieuw bergingssysteem gebouwd. Deze bestaat uit:

  1. 1. Een berging van ongeveer 3.000 m3 in een nieuw aan te leggen stamriool tussen de Anthony Fokkerweg en de nieuwe RWZI. De buizenberging wordt meerdere keren per jaar gevuld en is enkele keren per jaar vol met een overloop naar het 1e bassin.
  2. 2. Het 1e open bassin, uitgevoerd in gewapend beton, een oppervlakte van 6.500 m2 en een inhoud bij maximale vulling van 16.233 m3. Dit bassin wordt enkele keren per jaar gebruikt (nat), staat 2x per jaar vol met een overloop naar 2e bassin.
  3. 3. Het 2e open bassin, opgedeeld in twee compartimenten, uitgevoerd in open ontgraving met grasbodem, een oppervlakte van 17.500 m2 en een inhoud bij maximale vulling van 37.000 m3:
    1. a. het 1e compartiment is 2x per jaar nat en 1x per negen jaar vol met een overloop naar het 2e compartiment;
    2. b. het 2e compartiment is 1x per negen jaar nat en eens per 43 jaar maximaal gevuld (3,50+NAP).

Fietspad

Ten oosten van het plangebied zal een fietspad worden gerealiseerd, net op het grondgebied van de gemeente Laren. Dit is een autonome ontwikkeling, die los staat van de RWZI en de rest van het plangebied. Er wordt gewerkt met brede houtsingels, als buffer tussen het Laarder Wasmeer en de bergbezinkbassins tussen het fietspad en de RWZI. De beleving vanaf het fietspad zal groen zijn, waarbij de RWZI niet of nauwelijks zichtbaar zal zijn vanaf het fietspad (en dus ook niet vanuit het beschermde natuurgebied van de Laarder Wasmeer).

Fietspad in Laarder Wasmeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0015.jpg"

5.2 Planmer

Op basis van het Besluit m.e.r. moet voor plannen en programma's die het kader vormen voor de toekenning van toekomstige vergunningen (zie voor de activiteiten de onderdelen C en D van het Besluit) een milieurapport (het zogenaamde plan-MER) worden opgesteld. Ook voor plannen en programma's in of nabij Natura-2000-gebieden moet een dergelijk rapport worden vervaardigd (is hier niet van toepassing). Het voorliggende bestemmingsplan is het eerste ruimtelijke plan dat (juridisch) voorziet in de realisering van de nu voorliggende plannen voor de RWZI. Een MER is een document waarin zo objectief mogelijk is beschreven welke milieueffecten zijn te verwachten wanneer de betreffende activiteiten worden ondernomen. Op deze wijze zijn eventuele milieugevolgen vroegtijdig te signaleren en zo mogelijk te voorkomen of te verzachten.

In het PlanMER worden de mogelijke milieueffecten van het bestemmingsplan op hoofdlijnen beschreven. Inzet van deze planm.e.r. is heel praktisch: het PlanMER moet het bevoegd gezag optimaal inzicht geven in de milieugevolgen van het voorligggende bestemmingsplan, opdat zij verantwoord hierover kunnen besluiten (met de planm.e.r wordt de procedure bedoeld. Met het PlanMER het uiteindelijke milieueffectrapport). Het uiteindelijke PlanMER zal door het bevoegd gezag (de gemeenteraad van Hilversum ) gezamenlijk met het bestemmingsplan worden vastgesteld. Het voorliggende bestemmingspaln heeft hoofdzakelijk betrekking op de RWZI. De reeds in het vigerende bestemmingsplan opgenomen woningbouw en maatschappelijke doeleinden zijn in het kader van dat bestemmingsplan reeds op milieueffecten getoetst. In de PlanMER worden de milieueffecten van de geplande woningbouw dan ook niet beschreven, wel wordt aandacht besteedt aan de effecten van de RWZI op de geplande woningbouw.

Net als in de voorgaande hoofdstukken wordt ook in dit hoofdstuk veelvuldig verwezen naar de PlanMER. Het is goed om in dat kader te realiseren dat er in de opzet van de voorliggende toelichting en de PlanMER enkele belangrijke verschillen zijn. In de voorliggende toelichting worden de toekomstige situatie en de daarmee samenhangende aspecten beschreven. In de PlanMER wordt de toekomstige situatie niet alleen vergeleken met de huidige situatie, maar ook met de "autonome ontwikkelingen" (het oxidatiebed-plus scenario). In de PlanMER is daarbij bovendien een onderscheid gemaakt in enerzijds een model waarbij de huidige RWZI zodanig wordt verbeterd dat aan de wettelijke normen wordt voldaan en anderzijds de oorspronkelijke plannen in de vorm van vervangende nieuwbouw voor de RWZI in de vorm van een MBR-installatie.


Vergelijking met verbetering bestaande RWZI: het oxidatiebed-plus scenario

Samengevat geldt dat voor verreweg de meeste aspecten die zijn onderzocht er geen noemenswaardig effect is vastgesteld dan wel dat er een verbetering van de situatie wordt verwacht als de bestaande RWZI wordt ontmanteld nadat er een nieuwe installatie is gebouwd. Eigenlijk het enige negatieve effect dat is vastgesteld is het energieverbruik van een nieuwe installatie. Ondanks het gebruik van moderne apparatuur vergt het leveren van schoner effluent netto meer energie dan de huidige installaties.

Vergelijking met de MBR

In de PlanMER zijn de nieuwe ontwikkelingen ook vergeleken met de eerdere plannen om een MBR te realiseren. In de samenvatting wordt daarbij het volgende opgemerkt. In een aantal gevallen is vastgesteld dat het voornemen om een moderne, maar conventionele RWZI te bouwen, in plaats van de oorspronkelijk voorziene grensverleggende techniek van de MBR te gebruiken, de te behalen milieuwinst ten opzichte van de bestaande oxidatiebedden iets minder wordt. Dit betreft met name het ruimtegebruik, de landschappelijke (on)zichtbaarheid en de geurbelasting op de gevels van de nieuw te bouwen woningen in de buurt van het plangebied. Voor wat betreft de berekende geluidsbelasting op de gevels van de nieuw te bouwen kwetsbare objecten (huizen en een school) geldt dat deze voor een deel tussen de 50 en de 55 dB-contour kunnen komen te liggen. Berekeningen hebben vastgesteld dat het nemen van landschappelijk slecht inpasbare overdrachtsmaatregelen de gevelbelasting op een deel van deze nieuw te bouwen objecten tot 50 dB zou kunnen beperken.

Geconstateerde leemtes in kennis

Uit het onderzoek naar de effecten die voortkomen uit de wens om in plaats van een grensverleggende MBR, een moderne, maar conventionele RWZI te bouwen aan de rand van Hilversum is gebleken dat dit hier ter plaatse goed mogelijk lijkt. Om het bestemmingsplan vast te kunnen stellen zijn de relevante gegevens beschikbaar. In het kader van de af te geven operationele vergunningen zullen nog wel een aantal aspecten nader worden onderzocht. Deze hebben echter geen ruimtelijke consequenties en zijn daarom in het kader van dit PlanMER niet nodig.

Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Door de Commissie voor de milieueffectraportage is een MER beoordeling uitgevoerd en heeft op 23 mei 2011 over de planMER een positief toetsingsadvies uitgebracht. De Commissie is van oordeel dat de essentiële informatie voor besluitvorming in het MER aanwezig is. De Commissie adviseert bij het verdere ontwerp van de berg aan de westzijde van de toekomstige RWZI en uitwerking van het stedelijk plan, rekening te houden met het mogelijke ontstaan van gebundelde geurhoudende windstromingen rond de berg.

Het toetsingsadvies is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

5.3 Groen, Blauw En Natuur

Natuur - gebiedsbescherming

In de PlanMER wordt geconstateerd dat er geen fysieke aantasting plaats vindt van natuurbeschermingsgebied Laarder Wasmeer. Verder wordt geconcludeerd dat er door de realisatie van de RWZI geen grotere uitstralingseffecten te verwachten zijn.

Natuur - soortenbescherming

In de planMER is vermeld dat in onderzoeken uit 2004 en 2005 is geconstateerd dat in het gehele gebied Anna´s Hoeve ringslangen voorkomen. Maar zowel de locatie waar de ringslangen waren gesignaleerd, als de locatie waar compenserende maatregelen waren voorzien, liggen buiten het plangebied van de RWZI.

In het kader van dit bestemmingsplan is een quick scan natuur voor het gehele gebied Anna´s Hoeve uitgevoerd (Quick-scan natuur Anna's Hoeve te Hilversum, Grontmij Nederland B.V., projectnummer 299597, 27 september 2010). Uit deze quick scan kwam naar voren dat nader onderzoek noodzakelijk is.

In nadere onderzoeken door bureau Schenkeveld (begin 2011) wordt geconcludeerd dat:

  • er geen verblijfsplaatsen voor de eekhoorn voorkomen;
  • er geen ringslangen zijn aangetroffen;
  • er in het gebied 4 soorten vleermuizen voorkomen, maar er geen verblijfplaatsen van deze soorten in het plangebied zijn aangetroffen;
  • de kwaliteit van het gebied als trekroute en foerageergebied voor vleermuizen door het plan niet verslechterd.

Aangezien er geen negatieve effecten zijn te verwachten is het niet noodzakelijk compensatie te plannen of een ontheffing ex Art. 75 Flora en Faunawet ten behoeve van de beschermde diersoorten aan te vragen.

Door verstorende werkzaamheden, zoals kappen van bomen, buiten het broedseizoen uit te voeren wordt verstoring van broedende vogels voorkomen.

Landschap en recreatie

De nieuwe RWZI komt te liggen tussen de 25 meter hoge grondberg en het Laarder Wasmeer en bestaat uit losse gebouwen en bakken. De grondberg krijgt een recreatieve functie. De berg fungeert op deze manier als een buffer tussen de oostrand van Hilversum en het Laarder Wasmeer. Ten oosten van de RWZI komt een fietspad. Bij de realisatie van het fietspad wordt gewerkt met brede houtsingels als buffer tussen het Laarder Wasmeer aan de ene kant en de bergbezinkbassins en de RWZI aan de andere kant. De beleving vanaf het fietspad zal groen zijn. In de PlanMER wordt geconcludeerd dat het landschap er ten opzichte van de feitelijke situatie op vooruit gaat. Ten opzichte van de MBR gaat het landschap er enigszins op achteruit.

5.4 Geur

In het kader van de PlanMER is een geuronderzoek uitgevoerd voor de nieuw te bouwen RWZI. Doel van het onderzoek was het vaststellen van de geurblootstelling in de omgeving van de RWZI. Het gaat daarbij zowel om de bestaande woningen in de omgeving van het plangebied, als de geplande nieuwbouw. Op basis van de resultaten van de verspreidingsberekeningen kan gesteld worden dat de immissieconcentraties voldoen aan de gestelde eisen voor nieuwe situaties.

De geurcontour in de nieuwe situatie (bron: PlanMER) .

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0016.jpg"

Een bijzondere situatie wordt gevormd door het sportveldencomplex, waar op basis van het geldende bestemmingsplan ook voor geur gevoelige functies zijn toegelaten. De maatgevende geurcontour ligt deels over de sportvelden. De gronden die binnen de geurcontour vallen zijn daarom in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen, waarbij geregeld is dat geen voor geur gevoelige functies gerealiseerd mogen worden (zie ook hoofdstuk 6.1.3: "Toelichting op de regels").

De geplande grondberg is niet meegenomen in de verspreidingsmodellen, omdat deze moeilijk te modelleren is. De verwachting is dat deze berg evenwel een positief effect zal hebben op de verspreiding van de geur.

In de PlanMER wordt geconcludeerd dat, vergeleken met zowel de bestaande situatie, als het oxidatiebed-plus scenario een aanmerkelijke verbetering van de geurhinder zal zijn. Vergeleken met de MBR is de situatie vergelijkbaar.

Naar aanleiding van het advies van de commissie voor de MER zal bij de ontwikkeling van de grondberg en de woningbouw in het gebied Anna´s Hoeve aandacht worden gegeven aan de mogelijkheid tot ontstaan van gebundelde geurhoudende windstromingen rond de berg.

5.5 Geluid

Binnen het plangebied komen geen voor geluid gevoelige functies voor. Omdat de RWZI mogelijk wel geluidhinder voor de omliggende (bestaande en nieuwe) woningen veroorzaakt, is in het kader van de PlanMER akoestisch onderzoek verricht. Bij geluidsberekeningen is het wel mogelijk om rekening te houden met de afschermende werking van de grondberg.

In de PlanMER wordt, op basis van het akoestisch onderzoek, geconcludeerd dat zonder verdere maatregelen de geluidscontour (de 50 dB(A) etmaalwaarde op 5 meter boven maaiveld) van de RWZI gedeeltelijk over het toekomstige woongebied (het gele gebied en de gearceerde gebieden in de afbeelding) zou komen te liggen.

Omdat dit een knelpunt kan vormen voor de gewenste ontwikkeling van het toekomstige woongebied, is onderzocht welke maatregelen toegepast kunnen worden om de 50 dB(A) contour terug te dringen tot (1) de bestemmingsplangrens en mogelijk verder tot (2) de terreingrens van de RWZI.

Ad 1

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de maatgevende geluidsbronnen op het terrein van de RWZI de luchtleidingen van twee beluchtingstanks zijn. Door dit leidingwerk te isoleren zou een geluidsreductie van minimaal 10 dB(A) realiseerbaar moeten zijn. Met realisatie van deze geluidsreductie kan ter plaatse van de toekomstige woningbouw worden voldaan aan de gehanteerde grenswaarden voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveau´s (zie afbeelding).

Geluidscontour na toepassing van geluidreductie op leidingwerk beluchting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0017.jpg"

Ad 2

Een verdere reductie van de 50 dB(A) contour kan worden gerealiseerd door middel van een geluidscherm rondom de RWZI. Het scherm dient een hoogte van 10 meter te hebben om effectief te zijn. De geluidscontour komt dan op de terreingrens van de RWZI te liggen.

Conclusie

De eerste verbetermaatregel vergt een relatief beperkte investering terwijl de voordelen voor de (woon)omgeving relatief groot zijn. Waternet heeft inmiddels ingestemd met het toepassen van geluidreductie op het leidingwerk van de beluchting. De tweede verbetermaatregel (geluidscherm rondom) vergt een dermate grote investering dat wij de realisering hiervan niet op vinden wegen tegen het nog verder terugdringen van het geluid. Binnen het gebied waarvoor deze maatregel een verbetering kan betekenen worden immers geen voor geluid gevoelige bestemmingen gerealiseerd.

5.6 Luchtkwaliteit

In de nieuwe situatie zal net als in de huidige situatie geen vergisting van slib plaatsvinden. Dit betekent dat de RWZI geen directe relevante emissie veroorzaakt wat betreft luchtkwaliteit. In de PlanMER wordt geconcludeerd dat zowel in het oxidatiebed-plus scenario, als ten opzichte van de MBR de ontwikkelingen in het plangebied de directe en indirecte effecten de luchtkwaliteit niet in betekenende mate zullen veranderen.

5.7 Cultuurhistorische Waarden

In de huidige situatie en omstandigheden in het plangebied worden er geen archeologische resten in de grond verwacht. Net als bij elke grondverstoring, is het noodzakelijk bij het afgraven alertheid te betrachten op eventuele oude grondsporen en vondsten. Deze dienen direct gemeld te worden.

Zoals in hoofdstuk 3.6 ("Cultuurhistorische waarden") is vermeld, is er archeologisch onderzoek nodig om meer zekerheid te krijgen over de aanwezigheid van mogelijke archeologische waarden.

Uit dit onderzoek zal blijken wat er zal moeten gebeuren met betrekking tot de archeologische waarden. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek zijn verwerkt in bijlage 5. Als hieraan is voldaan zal het terrein worden vrijgegeven voor wat betreft archeologie. Dit zal plaatsvinden voorafgaand aan de vaststelling van dit bestemmingsplan.

5.8 Bodem

5.8 Bodem

De bodemverontreiniging in het plangebied zal gesaneerd worden op basis van het eerder afgesloten convenant. De sanering bestaat in essentie uit het ontgraven van de vervuilde, afvalhoudende grond in het plangebied Anna´s Hoeve en in het concentreren daarvan in een grondberg. De grondberg wordt aangelegd op en rond de voormalige brandplaats. Het krijgt de vorm van een 25 meter hoge berg en wordt ingericht als recreatiegebied. De grondberg zal circa 300.000 m3 verontreinigde grond kunnen bergen. In de PlanMER wordt geconcludeerd dat, ten opzichte van het oxidatiebed-plus scenario, de ontwikkelingen in het plangebied positief zijn. In het oxidatiebed-plus scenario zou de huidige RWZI immers gehandhaafd worden, waardoor de daaronder liggende bodem niet gesaneerd zou kunnen worden. Het bestemmingsplan is vergelijkbaar met de MBR, omdat in beide gevallen de bodem gesaneerd wordt.

5.9 Water

Waterkwantiteit

Uitgangspunt voor planontwikkeling is dat het hemelwatersurplus binnen het plangebied wordt geïnfiltreerd. Het hemelwater dat valt in het gebied moet lokaal in de bodem gebracht worden. Het lokaal infiltreren van hemelwater draagt bij aan de bestrijding van verdroging. In aansluiting op het beleid van Hilversum en het waterschap wordt bij nieuwe ontwikkelingen het hemelwater lokaal verwerkt zodat een toenemende belasting van het watersysteem wordt voorkomen.

Voor het infiltreren van hemelwater middels voorzieningen is een hoeveelheid bergingscapaciteit vereist. Indicatief komt dit voor een T=10 bui neer op 2506 m3 en voor een T=100 bui op 3843 m3. De plan voor de hemelwaterverwerking dient uitgewerkt te worden en te worden overlegd met de gemeente.

Waterkwaliteit

Er worden maatregelen onderzocht om verontreiniging van grond- of oppervlaktewater te voorkomen In dit kader is in het ontwerp van de RWZI een optie onderzocht om tijdens zeer extreme buien (T>25) het vuilste water (uit de influentbassins) niet ongecontroleerd te laten overstorten, maar gecontroleerd af te voeren naar de Gooijergracht door middel van een pompvoorziening.

Grondwater

Het plangebied ligt onder aan de oostelijke helling van de heuvelrug die door het centrum van Hilversum loopt. Op het maaiveld is de natuurlijke afstroming oostelijk. In de zandige ondergrond stroomt het grondwater in noord-noordwestelijke richting.

De hydrologische situatie van het plangebied heeft grote gevolgen voor het waterbeheer. Het plangebied ligt net buiten grondwaterbeschermingsgebied II van de drinkwaterwinning Laren. Om het grondwater ook in toekomst beschikbaar te kunnen stellen voor drinkwaterwinning worden bijzondere eisen gesteld aan de grondwaterkwaliteit. Behoud van een goede grondwaterkwaliteit vraagt om een zorgvuldige inzameling en verwerking van regenwater, waarbij verontreiniging van het te infiltreren regenwater zoveel mogelijk moet worden voorkomen (zonodig middels zuivering). Uilogende bouwmatreialen zoals PAK, Zink en lood moeten worden voorkomen.

Gezien de grondwaterbelangen in het Gooi kan van bemaling van het gebied geen sprake zijn, nog afgezien van het gegeven dat de lozingsmogelijkheden van drainagewater op het waterinrichtingsplan van Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vechtstreek beperkt zullen zijn.

Een ander punt is de infiltratie van het regenwater. Door de verhoogde effectieve neerslag zal dit in natte tijden een tijdelijke grondwaterstandverhoging te zien geven.

Het maaiveld ligt op ca 4 m+NAP. Het grondwaterniveau is maximaal 2,5 m+NAP. Om noodzaak van bemalingen in de doorlatende zandgrond te voorkomen, bijvoorbeeld bij onderhoud aan kabels en leidingen of bij bouw, streeft Hilversum naar een ontwatering van 1,5 m. Het plangebied voldoet hieraan.

Effluentkwaliteit

De effluentkwaliteit van de nieuwe RWZI verbetert vooral voor Stikstof ten opzichte van de feitelijke situatie en het oxidatiebed-plus scenario. De plaats van de installatie verschuift weliswaar, maar de plaats van het lozingspunt blijft gelijk. Ook zal de hydraulische belasting niet wezenlijk veranderen als gevolg van de voorgenomen activiteit.

5.10 Kabels En Leidingen

Ten behoeve van het nieuwe Waterinrichtingsplan (zie hoofdstuk 3.8: "Water") zal een stamriool worden gerealiseerd tussen de Anthony Fokkerweg en de RWZI. Het stamriool zal onder de grondberg doorlopen. Op het stamriool en in de directe omgeving daarvan kan geen bebouwing worden gerealiseerd. Voor zover het stamriool in het plangebied ligt, dient daarvoor een regeling in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen te worden.

5.11 Externe Veiligheid

De nieuwe RWZI zal geen biogasinstallatie hebben. Daarmee is het geen bron van risico’s voor externe veiligheid. Vanuit de nieuwe installatie, noch vanuit activiteiten in de omgeving, is er sprake van een PR 10-6 grenswaarde contour.

In hoofdstuk 3.10 ("Externe veiligheid") is al geconcludeerd dat het gasverdeelstation en de aanvoerende aardgastransportleidingen ten zuiden van het plangebied geen invloed hebben op de functies die in het plangebied zullen worden gerealiseerd.

5.12 Volksgezondheid

Met uitzondering van een gedeelte van de aëratietanks worden alle procesonderdelen waarbij concentraties micro-organismen in de omgevingslucht voorkomen, in de nieuw te bouwen RWZI afgedekt en afgezogen. De afgezogen lucht wordt behandeld in lavafilters. Uit deze lavafilters komen nauwelijks kiemhoudende aërsolen vrij. De aëratietanks van de RWZI zijn mogelijk een bron voor microbiële aërosolen. In de PlanMER wordt geconcludeerd dat er niet of nauwelijks ziekteverwekkende aërosolen verspreid zullen worden. Ten opzichte van het oxidatiebed-plus scenario zal de kans op verspreiding van microbiële aërosolen sterk verminderen, doordat de oxydatiebedden van de bestaande RWZI Hilversum uit bedrijf worden genomen. Ten opzichte van de bouw van een MBR is de kans op verspreiding van microbiële aërosolen vergelijkbaar.

5.13 Duurzaamheid

In de PlanMER wordt geconcludeerd dat ten opzichte van de feitelijke situatie en het oxidatie-plus scenario er niets veranderd wat betreft het hergebruik van energie. Door de toepassing van de principes van duurzaam bouwen kan de nieuwe situatie als een lichte verbetering worden aangemerkt. Ten opzichte van een MBR is er geen wezenlijk verschil in de besproken duurzaamheidsaspecten.

5.14 Planning En Fasering

In het raadsvoorstel van 3 februari 2010 is het volgende opgenomen ten aanzien van de planning en fasering. Naar verwachting zou de nieuwe RWZI eind 2013 in gebruik genomen kunnen worden, zodat dan ook het terrein van de oude RWZI beschikbaar is voor woningbouw. De woningbouw kan voorbereid worden zodat direct na de sanering en sloop van de oude RWZI ook gestart kan worden met de woningbouw. Dat kan dan begin 2014.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Bestemmingsregeling

In deze paragraaf wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie tussen regels en kaarten en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.

6.1.1 Planmethodiek

De regelgeving, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening, biedt de gemeente de mogelijkheid tot het opstellen van bestemmingsplannen met een grote mate van flexibiliteit en globaliteit. Planvormen kunnen zodanig worden gekozen dat ingespeeld kan worden op zich wijzigende omstandigheden en op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen, zodat in veel gevallen het bestemmingsplan minder vaak behoeft te worden aangepast.

Met de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn het kaartbeeld en de namen van de bestemmingen voor een groot deel gestandaardiseerd. Dat heeft onder andere tot gevolg dat de "dubbelbestemmingen" uit het huidige plan meer toegepast kunnen worden.

Bij de opzet van dit bestemmingsplan is toch zoveel mogelijk aangesloten op de bestemmingen en regelingen zoals die in het huidige bestemmingsplan zijn opgenomen. Ook nu is weer gekozen voor een verzamelbestemming voor de RWZI, de bergbezinkbassins en de grondberg.

6.1.2 Toelichting op de verbeelding

Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn met behulp van kleuren, letteraanduidingen en/of arceringen de verschillende gebieds- en functionele bestemmingen weergegeven. Bij de opzet van de verbeelding is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2008). De verbeelding is opgesteld conform DURP (Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen).

Voor een toelichting op de plangrenzen kan worden verwezen naar hoofdstuk 2.2: Begrenzingplangebied.

Op de verbeelding neemt de bestemming "Gemengd" een centrale plaats in. Binnen deze bestemming kunnen onder andere de RWZI, de bergbezinkbassins en de grondberg gerealiseerd worden. Verder is bijvoorbeeld ook de ontsluiting van het gebied in deze bestemming opgenomen. De locatie van de RWZI is door middel van de aanduiding "waterzuiveringsinstallatie" vastgelegd.

Kopie plankaart, waarbij ook de geplande functies zijn weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.10bp02annarwzi-oh01_0018.jpg"

In de overgangszone tussen grondberg en woongebied wordt mogelijk een deel van de woonbebouwing of gebouwde parkeervoorzieningen als het ware gedeeltelijk de grondberg ingeschoven. Deze overgangszone heeft op de verbeelding de aanduiding "wonen" gekregen.

De precieze locatie van de grondberg en de bergbezinkbassins is niet op de verbeelding vastgelegd.

Verder is voor zowel de RWZI als voor de overgangszone naar het woongebied op de verbeelding een bouwvlak ingetekend.

De in het plangebied opgenomen sportvelden hebben de bestemming "Sport" gekregen. In tegenstelling tot het huidige plan, worden in het nieuwe plan geen maatschappelijke voorzieningen meer toegelaten in verband met de geurcontour van de RWZI. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gerealiseerd.

6.1.3 Toelichting op de regels

De regels bevatten de juridisch regeling voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de toegelaten bebouwing en een regeling over het gebruik van bebouwing. De regels worden hierna (indien nodig) toegelicht. Bij de opzet van de regels is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008) en de bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening. De artikelen bevatten bepalingen over de specifieke bestemmingen in het plan.

Bestemmingsomschrijving

Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, zijn toegekend aan de in het plan begrepen gronden. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Dit hangt af van de ruimtelijke relevantie, ofwel van de mate waarin de bewuste functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies, gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten.

Bouwregels

Samen met de op de verbeelding aangegeven bestemmingen/aanduidingen, bevatten de planregels bepalingen over de situering en de maximale afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken binnen de bewuste bestemming. Soms is op de verbeelding door middel van een bouwvlak aangegeven waar het (hoofd)gebouw mag worden gebouwd. Buiten het bouwvlak mag soms ook worden gebouwd, maar dan gaat het om bijvoorbeeld bijbehorende bouwwerken of terreinafscheidingen.

De bouwregels gaan over bouwwerken en zijn onderverdeeld in bepalingen over:

  1. a. (hoofd)gebouwen;
  2. b. bijbehorende bouwwerken (indien daarvan sprake is);
  3. c. bouwwerken die geen gebouw zijn.

Artikel 1: Begrippen

De in het bestemmingsplan opgenomen maximale hoogten van gebouwen en andere bouwwerken worden gemeten ten opzichte van het maaiveld. In de meeste bestemmingsplannen in Hilversum is het maaiveld gedefinieerd als "De gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan". Bij het voorliggende bestemmingsplan zou dat onwerkbare situaties opleveren, bijvoorbeeld bij het realiseren van bouwwerken op de grondberg. In het voorliggende bestemmingsplan worden de hoogtematen daarom gemeten vanaf "de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw".

Voor de nieuwe RWZI ligt het maaiveld op 4,30 meter boven NAP.

Artikel 3Gemengd

Deze bestemming maakt het mogelijk om de volgende functies en voorzieningen te realiseren:

  • de zuivering van rioolwater in de RWZI;
  • de berging van rioolwater in de bergbezinkbassins;
  • de opslag van (vervuilde) grond in de grondberg;
  • recreatie op de grondberg;
  • wonen aan de voet van de grondberg;
  • (weg)verkeer en parkeren;
  • nutsvoorzieningen
  • de daarbij behorende voorzieningen.

Als bij de bestemming behorende voorzieningen moet in ieder geval gedacht worden aan groenvoorzieningen, water(infiltratievoorzieningen) en voet- en fietspaden.

In de regels is een ontheffing opgenomen, waarmee bijvoorbeeld op de grondberg een informatiecentrum gerealiseerd kan worden.

Artikel 4Sport

In het zuidelijke deel van het plangebied is de bestemming 'Sport' opgenomen. Als bij de bestemming behorende voorzieningen moet in ieder geval gedacht worden aan verkeers- en parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groen en water en voet- en fietspaden.

6.2 Afstemming Plannen En Procedures

6.2.1 Relatie procedure PlanMER en bestemmingsplan

De procedure van de PlanMER en het bestemmingsplan zijn grotendeels gekoppeld. Daarbij zijn drie fasen te onderscheiden:

  1. 1. Over het concept van de PlanMER en het voorontwerp van het bestemmingsplan vindt inspraak en vooroverleg plaats. Het college van burgemeester en wethouders starten deze procedure, waarbij B&W vooraf in De Discussie het advies van de gemeenteraad vragen. Vervolgens worden beide stukken gepubliceerd en ter inzage gelegd. Tegen het concept van de PlanMER kunnen zienswijzen worden ingediend. Bij het bestemmingsplan gaat het om inspraakreacties. Het vooroverleg houdt in dat beide stukken voor advies en commentaar naar de betrokken (overheids)instanties worden gestuurd (zie hierna in hoofdstuk 6.4).
  2. 2. De reacties die tijdens de vorige fase zijn binnengekomen worden in de twee stukken verwerkt. Vervolgens worden beide stukken weer door B&W gepubliceerd en ter inzage gelegd. Daarbij kunnen voor beide stukken zienswijzen bij de gemeenteraad kenbaar worden gemaakt.
  3. 3. Tot slot stelt de gemeenteraad beide stukken vast, waarbij rekening worden gehouden met de ingediende zienswijzen. Het vaststellingsbesluit wordt weer gepubliceerd en ter inzage gelegd. Daarbij staat voor belanghebbenden beroep open bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De eventuele beroepen tegen de PlanMER en/of het bestemmingsplan worden door de Raad van State gezamenlijk behandeld.

6.2.2 Coördinatieregeling Wro

In artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening is onder meer bepaald dat de raad gevallen of categorieën van gevallen kan aanwijzen waarin de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid het wenselijk maakt dat de voorbereiding en bekendmaking van nader aan te duiden besluiten worden gecoördineerd met de voorbereiding en bekendmaking van een bestemmingsplan.

In de normale werkwijze kan een bouwvergunning (nu omgevingsvergunning) pas worden verleend als het bestemmingsplan in werking is getreden. Door het toepassen van de coördinatieregeling ex artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening kan sneller vergunning worden verleend, omdat daarbij de verschillende procedures gecombineerd worden. Inmiddels zijn de plannen voor de nieuwe RWZI zover dat op relatief korte termijn de vergunningaanvragen ingediend kunnen worden. Dat maakt het ook praktisch mogelijk om de coördinatieregeling toe te passen. Bij het coördineren volgen alle vergunningen en besluiten dezelfde procedure. In dit geval is dat de bestemmingsplanprocedure.

Het zal voor Hilversum de eerste keer zijn dat deze coördinatieregeling wordt toegepast. De coördinatieregeling houdt het volgende in.

  • Alle aanvragen worden zoveel mogelijk omstreeks hetzelfde tijdstip ingediend.
  • Van alle te nemen besluiten (vergunningen, beschikkingen) wordt eerst een ontwerp opgesteld.
  • Het bestemmingsplan, de aanvragen en de ontwerpbesluiten worden gelijktijdig gedurende zes weken ter inzage gelegd.
  • Daarbij kan eenieder in die periode zienswijzen inbrengen.
  • De gemeenteraad is beslissingsbevoegd over alle bij het besluit betrokken aanvragen. In dit geval zal uw raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan direct beslissen over bijvoorbeeld de bouwvergunning.
  • De definitieve besluiten worden gebundeld en gelijktijdig ter inzage gelegd.
  • De gecoördineerde besluiten worden ook bij een eventueel bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State als één geheel aangemerkt.

Voor de burger heeft coördinatie tot gevolg dat rechtsbescherming wordt vereenvoudigd en versneld: tegen het pakket van gecoördineerde besluiten kan de belanghebbende burger in één keer beroep instellen bij de Raad van State. De Afdeling dient, in afwijking van de gebruikelijke termijn van de Wet ruimtelijke ordening, binnen zes maanden uitspraak te doen. Er ontstaat daarmee spoedig duidelijkheid omtrent de juridische houdbaarheid van de gecoördineerde besluiten.

Een belangrijk onderdeel van de coördinatieregeling is dat de gemeenteraad vooraf moet besluiten de regeling toe te passen. Dit besluit heeft alleen betrekking op de coördinatie en de procedure.

Op 1 oktober 2010 is de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) in werking getreden. Hierdoor zijn een groot aantal vergunningen gecombineerd in één nieuwe vergunning: de omgevingsvergunning. De Wabo kent echter geen integratie tussen de omgevingsvergunning en het bestemmingsplan. Dat is de reden dat het ook na 1 oktober mogelijk is de coördinatieregeling uit de Wro toe te passen.

6.3 Economische Uitvoerbaarheid

Met inwerkingtreding van de Wet ruimtelijk ordening beschikt de gemeente over meer mogelijkheden voor kostenverhaal. Zijn de kosten van de ontwikkeling niet op een andere manier verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten met grondeigenaren over de kosten van de ontwikkeling) dan dient de gemeente een exploitatieplan vast te stellen, waarin die kosten worden benoemd. Het exploitatieplan loopt mee met de procedure van het bestemmingsplan. De gemeenteraad kan evenwel bij vaststelling van het bestemmingsplan besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen. Dat kan de raad alleen doen, indien de kosten dus op een andere wijze zijn verzekerd en er verder geen extra eisen aan locaties hoeven te worden gesteld.

Voor dit bestemmingsplan is afgezien van een exploitatieplan aangezien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. In het raadsvoorstel en besluit van 3 februari 2010 wordt uitgebreid op de economische uitvoerbaarheid van de plannen ingegaan (zie Bijlage 1: Raadsbesluit 3 februari 2010). De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.

6.4 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.4.1 Inspraak

Op 29 september 2010 is in de Discussie besloten tot het starten van de eerste consultatieronde voor bestemmingsplan Anna´s Hoeve RWZI en de bijbehorende planMER. Naar aanleiding daarvan is het voorontwerp van dit bestemmingsplan en het concept planMER ter inzage gelegd en is op 27 oktober 2010 een inspraakavond gehouden. Dit is bekendgemaakt in de Gooi en Eembode en in de nieuwsbrief voor Anna´s Hoeve. Er zijn tijdens deze avond een aantal belangstellenden geweest, maar er zijn geen inspraakreacties ingediend.

6.4.2 Overleg

Het gemeentebestuur overlegt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan met betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn (artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening). Ook andere instanties kunnen bij het vooroverleg worden betrokken.

Het voorontwerp van het bestemmingsplan is bekendgemaakt aan:

  1. 1. Provincie Noord-Holland
  2. 2. Ministerie VROM, Vrom-Inspectie Noord-West
  3. 3. Gemeente Laren
  4. 4. Waternet
  5. 5. Vitens
  6. 6. Stichting Goois Natuurreservaat
  7. 7. Nederlandse Gasunie
  8. 8. Regionale brandweer

De instanties hebben laten weten geen bezwaren te hebben tegen het plan. Op verzoek van Waternet is wel een uitbreiding van de waterparagraaf opgenomen in de toelichting.

Bijlage 1 Planmer Anna´s Hoeve Rwzi

Bijlage 1 PlanMER Anna´s Hoeve RWZI

Bijlage 2 Car Ii Berekeningen

Bijlage 2 CAR II berekeningen

Bijlage 3 Geluidberekeningen

Bijlage 3 Geluidberekeningen

Bijlage 4 Geurberekeningen

Bijlage 4 Geurberekeningen

Bijlage 5 Aanvullend Archeologisch Onderzoek

Bijlage 5 Aanvullend archeologisch onderzoek

Bijlage 6 Natuuronderzoek Anna´s Hoeve

Bijlage 6 Natuuronderzoek Anna´s Hoeve

Bijlage 7 Nader Onderzoek Natuurwaarden

Bijlage 7 Nader onderzoek natuurwaarden

Bijlage 8 Memo Natuuronderzoek

Bijlage 8 Memo natuuronderzoek

Bijlage 9 Toetsingsadvies Mer Commissie

Bijlage 9 Toetsingsadvies MER commissie