Binnenstad 2013
Bestemmingsplan - Hilversum
Vastgesteld op 12-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0402.11bp00binnenstad-va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.2 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk inclusief bed & breakfast, dat door zijn beperkte omvang in een woning en in voorkomende gevallen daarbij functioneel ondergeschikte bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 afgewerkt bouwterrein:
de gemiddelde hoogte van de grond die gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde omringt;
1.6 ambacht:
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen bewerken of herstellen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;
1.7 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen;
1.8 archeologisch onderzoek:
inventariserend veldonderzoek uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
1.9 archeologische waarde:
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende verblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van ofwel een bouwperceel ofwel een bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.12 bebouwingstypologie:
bouwwijze van hoofdgebouwen en bijgebouwen samen;
1.13 bed & breakfast:
bed & breakfast is een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur. De toeristisch recreatieve overnachtingsmogelijkheid mag niet als zelfstandige wooneenheid functioneren. Dit betekent dat realisatie van een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan. Daarnaast dient het authentieke uiterlijk of de verschijningsvorm van de woning te worden gehandhaafd. Tot slot is het maximaal aantal slaapplaatsen ten dienste van de toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid vijf;
1.14 bedrijf:
een onderneming of instelling gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;
1.15 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of balklagen) is begrensd, met uitzondering van bijzondere bouwlagen.
1.21 bouwmassa:
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;
1.22 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.26 brutovloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels, horecabedrijven en/of andere bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende opslag- en overige dienstruimten;
1.27 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.28 bijzondere bouwlaag:
Kelders, souterrains, onderbouw, kappen, zolders en dakopbouwen;
1.29 centrumvoorzieningen:
Detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening, kantoren met baliefunctie en bedrijven;
1.30 detailhandel:
een onderneming of instelling gericht op het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
1.31 dienstverlening:
een onderneming of instelling gericht op het verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel, reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen, maar met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.32 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.33 evenement:
publiek toegankelijke, speciaal georganiseerde gebeurtenissen gericht op vermaak, van tijdelijke aard, die van lokale, regionale of nationale betekenis zijn en die georganiseerd worden voor een relatief groot aantal bezoekers;
1.34 functioneel ondergeschikt:
gebruik dat in planologisch opzicht ondergeschikt en ondersteunend is aan het gebruik van het hoofdgebouw;
1.35 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.36 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.37 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie en een bed & breakfast;
1.38 huishouden:
een persoon die alleen woont en alleen in het dagelijks onderhoud voorziet hetzij meerdere personen die samen in een woonruimte wonen en samen in hun dagelijks onderhoud voorzien;
1.39 kamerbewoning:
het gebruik van een woning voor onzelfstandige woonruimte;
1.40 kantoor:
een onderneming die bedrijfsmatig diensten verleent of een instelling, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congressen, vergaderaccommodatie;
1.41 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling;
1.42 koekoek:
een uit keerwanden bestaand deel van een bouwwerk ter plaatse van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn;
1.43 maaiveld:
de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;
1.44 maatschappelijke activiteiten:
het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder begrepen: gezondheidszorg en/of, zorg- en welzijn en/of, jeugd/kinderopvang en/of, onderwijs en/of, religie en/of, bibliotheken en/of, openbare dienstverlening en/of, verenigingsleven;
1.45 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.46 omzetting:
het omzetten van een zelfstandige woning ten behoeve van meerdere onzelfstandige woningen (kamerverhuur);
1.47 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;
1.48 ondergeschikte horeca:
niet zelfstandige horeca die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie detailhandel ter plaatse, bestaande uit ten hoogste 20% van de totale oppervlakte van de inrichting met een maximum van 40 m2;
1.49 onderneming in de creatieve industrie:
een onderneming die gericht is op het voortbrengen en exploiteren van kunstzinnigheid, creativiteit en intellectueel eigendom via goederen, diensten of activiteiten, zoals media en entertainment, creatieve zakelijke dienstverlening en kunsten;
1.50 onzelfstandige woonruimte:
alle woonruimte die niet voldoet aan de definitie van zelfstandige woonruimte;
1.51 parkeersouterrain:
parkeerkelder of deels verdiepte parkeerkelder waarvan het dak maximaal 1 meter boven het aangrenzende maaiveld uitsteekt;
1.52 postcodegebied:
verzameling adressen met een postcode met dezelfde letter- en cijfercombinatie;
1.53 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.54 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.55 terras:
een zitgelegenheid in de onmiddellijke nabijheid van een horecabedrijf gelegen, alwaar in het kader van de uitoefening van dat horecabedrijf aan de bezoekers dranken en/of eetwaren ten behoeve van het gebruik ter plaatse worden verstrekt. Van een terras is eveneens sprake indien hiervoor een vergunning kan worden afgegeven op basis van artikel 7 lid 3 Drank en Horecawet;
1.56 verbeelding:
de gewaarmerkte kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;
1.57 verbouwen zelfstandige woonruimten:
verbouwen van bestaande panden tot één of meer zelfstandige woonruimten;
1.58 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.59 voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
1.60 woning aaneengebouwd:
een woning dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
1.61 woning gestapeld:
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen, indien de bestemming dat toelaat, met één of meer andere functies;
1.62 woning twee-aaneen:
een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;
1.63 woning vrijstaand:
een woning met een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
1.64 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;
1.65 zelfstandige woning:
woonruimte die door één huishouden wordt bewoond zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals keuken, douche en toilet, buiten de woonruimte en beschikt over een eigen afsluitbare toegang, al dan niet bereikbaar via een gemeenschappelijk trappenhuis of galerij;
1.66 zorgunit:
een onzelfstandige woning gericht op het verlenen van zorg;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 peil:
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg, langzaamverkeersroute of voetpad grenst: de hoogte van die weg, langzaamverkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang. In alle andere gevallen en bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aangrenzende maaiveld;
2.7 verticale diepte van een gebouw
vanaf het peil tot aan het laagste punt van het gebouw;
2.8 horizontale diepte van een gebouw
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de direct naar de weg gekeerde gevel;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uit categorie 1 en 2 zoals genoemd in Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijfsactiviteiten met de SBI-2008 code 016, 451, 452, 454, 45205, 473, 46499, 493, 5221, 7711 en 96012;
- b. een onderneming in de creatieve sector;
en tevens voor:
- c. bedrijven voorzover opgenomen in Bijlage 6 Lijst van toegelaten bedrijven ter plaatse van de in de bijlage genoemde locatie,
- d. een kantoor ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor';
- e. wonen ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen',
met de daarbij behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de in artikel 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 sub b en c teneinde bouwwerken, geen gebouwen toe te staan, niet zijnde erfafscheidingen, tot een maximale bouwhoogte van 6,00 meter. Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag is, na horing van de milieudeskundige, bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3.1 sub a ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 5 Staat vanBedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn toegestaan;
- b. Het bevoegd gezag is, na horing van de milieudeskundige, bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3.1 sub a ten behoeve van bedrijven met een hogere milieucategorie volgens Bijlage 5 Staatvan Bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn toegestaan;
3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 3' (bestaande) bouwwerken te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van het bevoegd gezag;
- b. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning voor het slopen, zoals bedoeld in artikel 3.7sub a uitsluitend, indien:
- 1. een rapport is overlegt waarin de natuurwaarden van de gebouwen die blijkens de aanvraag worden gesloopt, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 2. uit het in artikel 3.7 sub b onder 1, bedoelde rapport blijkt dat natuurwaarden van gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het slopen verbinden:
- de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor natuurwaarden kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het compenseren van eventueel verlies aan natuurwaarden.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn, na horing van de milieudeskundige, bevoegd de categorale indeling van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten volgens 3.1 sub a te wijzigen door het opnemen danwel afvoeren van een bedrijf, indien de ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel de technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of indien het door de raad vastgestelde economisch beleid daartoe aanleiding geeft;
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bedrijfsfuncties bedoeld in artikel 3.1 sub c te verwijderen (c.q. te schrappen uit Bijlage 6 Lijst van toegelaten bedrijven) indien de bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf is beëindigd.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel op de begane grond;
- b. detailhandel op de verdieping voor zover bestaand;
- c. horeca op de begane grond voor zover opgenomen in Bijlage 4 Lijst van toegelatenHoreca-inrichtingen;
- d. kantoren ter plaatse van de functie functieaanduiding 'kantoor';
- e. dienstverlening op de begane grond voor zover bestaand;
- f. een onderneming in de creatieve sector;
- g. bedrijven op de begane grond uit categorie 1 en 2 zoals genoemd in Bijlage 5 Staat vanBedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijfsactiviteiten met de SBI-2008 code 016, 451, 452, 454, 45205, 473, 46499, 493, 5221, 7711 en 96012, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf';
- h. bedrijven op de begane grond voorzover opgenomen in Bijlage 6 Lijst van toegelaten bedrijven ter plaatse van de in de bijlage genoemde locatie;
- i. wonen op de verdieping, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
en tevens voor:
- j. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeergarage';
- k. bioscoopvoorzieningen inclusief horeca ten dienste van deze voorzieningen, ter plaatse van de functieaanduiding 'bioscoop';
- l. horeca ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca';
- m. een verkeersontsluiting/oprit ter plaatse van de functieaanduiding 'infrastructuur';
- n. dienstverlening ter plaatse van de functieaanduiding 'dienstverlening';
met de daarbij behorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde onder artikel 5.2.1 sub b ter plaatse van 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte' om ten behoeve van een accent in de bebouwing een grotere bouwhoogte toe te staan, met dien verstande dat de bouwhoogte met maximaal 3,00 meter mag worden verhoogd.
Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn, na horing van de milieudeskundige, bevoegd de categorale indeling van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten volgens 5.1 sub g te wijzigen door het opnemen danwel afvoeren van een bedrijf, indien de ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel de technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of indien het door de raad vastgestelde economisch beleid daartoe aanleiding geeft;
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bedrijfsfuncties bedoeld in artikel 5.1 sub h te verwijderen (c.q. te schrappen uit Bijlage 6 Lijst van toegelaten bedrijven) indien de bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf is beëindigd.
- c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'horeca' zoals bedoeld in artikel 5.1 sub l te verwijderen, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd en voortzetting op korte termijn niet is te verwachten;
Artikel 6 Centrum - Randgebied - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - Randgebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel op de begane grond;
- b. dienstverlening op de begane grond;
- c. maatschappelijke activiteiten op de begane grond;
- d. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
- e. een onderneming in de creatieve sector;
en tevens voor:
- f. bedrijven op de begane grond voor zover opgenomen in Bijlage 6 Lijst van toegelaten bedrijven ter plaatse van de daarin genoemde locatie;
- g. bedrijven op de begane grond uit categorie 1 en 2 zoals genoemd in Bijlage 5 Staat vanBedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijfsactiviteiten met de SBI-2008 code 016, 451, 452, 454, 45205, 473, 46499, 493, 5221, 7711 en 96012, ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf';
- h. horeca op de begane grond ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca';
- i. horeca op de begane grond voor zover opgenomen in Bijlage 4 Lijst van toegelatenHoreca-inrichtingen;
- j. een bioscoopvoorziening inclusief horeca ten dienste van deze voorziening ter plaatse van de specifieke functieaanduiding 'bioscoop';
- k. evenementen ter plaatse van de functieaanduiding 'evenemententerrein';
- l. bestaande detailhandel, horeca en kantoren op de verdieping;
- m. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeergarage':
- n. een verkeersontsluiting/oprit ter plaatse van de functieaanduiding 'infrastructuur',
met de daarbij behorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de in artikel 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
6.4 Specifieke bouwregels
- a. Op de in artikel 6.1 bedoelde gronden, mag in afwijking van artikel 6.2, ter plekke van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' niet worden gebouwd tot een hoogte van 3 meter, behoudens ten behoeve van ondersteuningsconstructies;
- b. in afwijking van artikel 6.2.2 zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'evenemententerrein'.
6.5 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde onder artikel 6.2.1 sub b ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte' om ten behoeve van een accent in de bebouwing een grotere bouwhoogte toe te staan, met dien verstande dat de bouwhoogte met maximaal 3,00 meter mag worden verhoogd.
Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen.
6.6 Specifieke gebruiksregels
6.7 Afwijken van de gebruiksregels
6.8 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bedrijfsfuncties bedoeld in artikel 6.1 sub f te verwijderen (c.q. te schrappen uit Bijlage 6 Lijst van toegelaten bedrijven) indien de bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf is beëindigd.
- b. Burgemeester en wethouders zijn, na horing van de milieudeskundige, bevoegd de categorale indeling van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten volgens 6.1 sub g te wijzigen door het opnemen danwel afvoeren van een bedrijf, indien de ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel de technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of indien het door de raad vastgestelde economisch beleid daartoe aanleiding geeft.
- c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'horeca' zoals bedoeld in artikel 6.1 sub h te verwijderen, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd en voortzetting op korte termijn niet is te verwachten;
- d. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de Bijlage 4 Lijst van toegelaten Horeca-inrichtingen te wijzigen, zoals bedoeld in artikel 6.1 sub i, door toepassing van artikel 54.4, artikel 55.4 danwel artikel 56.4.
Artikel 7 Centrum - Randgebied - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - Randgebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
- b. centrumvoorzieningen, alleen op de begane grond;
- c. de centrumvoorzieningen, genoemd onder sub b, voor wat betreft 'bedrijven' beperkt zijn tot categorie 1 en 2 zoals genoemd in Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijfsactiviteiten met de SBI-2008 code 016, 451, 452, 454, 45205, 473, 46499, 493, 5221, 7711 en 96012,
en tevens voor:
- d. een parkeersouterrain, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeersouterrain';
- e. een horecavoorziening op de begane grond uit categorie A of B van Bijlage 3 Staat vanHoreca-activiteiten, een hotel en pension uitgezonderd, ter plaatse van de specifieke functieaanduiding 'horeca';
- f. kantoorvestigingen zijn niet toegestaan, ter plaatse van de specifieke functieaanduiding 'kantoor uitgesloten';
- g. een onderneming in de creatieve sector;
met de daarbij behorende voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de in artikel 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
7.3 Specifieke bouwregels
Op de in artikel 7.1 bedoelde gronden, mag in afwijking van artikel 7.2, ter plekke van de aanduiding 'onderdoorgang' niet worden gebouwd tot een hoogte van 3 meter, behoudens ten behoeve van ondersteuningsconstructies;
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn, na horing van de milieudeskundige, bevoegd de categorale indeling van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten volgens 7.1 sub c te wijzigen door het opnemen danwel afvoeren van een bedrijf, indien de ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel de technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of indien het door de raad vastgestelde economisch beleid daartoe aanleiding geeft.
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'horeca' als bedoeld in artikel 7.1 sub e te verwijderen als de betreffende functie is beeindigd.
Artikel 8 Centrum - Stationsgebied - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - Stationsgebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegstation;
- b. railverkeer;
- c. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- d. horeca behorend tot ten hoogste categorie A en B van zoals genoemd in Bijlage 3 Staat vanHoreca-activiteiten;
- e. kantoren;
- f. een onderneming in de creatieve sector;
- g. woondoeleinden, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
- h. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
- i. maatschappelijke activiteiten;
en tevens voor:
- j. openbaar vervoer en verkeersdoeleinden, waaronder een tunnel ter plaatse van de functieaanduiding 'tunnel';
- k. milieudoeleinden;
met de daarbij behorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op de in artikel 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 8.3.1 sub d voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 8.3.1 sub d bedoelde parkeernorm te wijzigen.
Artikel 9 Centrum - Stationsgebied - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - Stationsgebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. een onderneming in de creatieve sector;
- c. wonen op de verdieping, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
- d. maatschappelijke activiteiten op de begane grond;
- e. dienstverlening op de begane grond;
- f. detailhandel op de begane grond;
en tevens voor:
- g. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeergarage':
met de daarbij behorende voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de in artikel 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde onder artikel 9.2.1 sub b ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte' ten behoeve van een accent in de bebouwing om een grotere bouwhoogte toe te staan, met dien verstande dat de bouwhoogte met maximaal 3,00 meter mag worden verhoogd.
Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen.
9.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Detailhandel
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, consument verzorgende dienstverlening, kantoren met baliefunctie, horeca en bedrijven in de eerste twee bouwlagen;
- b. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit voor wat betreft de tweede bouwlaag en hoger,
en tevens voor:
- c. een onderneming in de creatieve sector;
- d. een openbare parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- e. een ontsluitingsfunctie (passage) voor langzaam verkeer, ter plaatse van de aanduiding 'infrastructuur';
- f. parkeren, ontsluitings- en bevoorradingswegen, verblijfsruimte, tuinen en erven op de niet te bebouwen gronden,
met de daarbij behorende voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de in artikel 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
10.3 Specifieke bouwregels
Op de in artikel 10.1 bedoelde gronden, mogen in afwijking van artikel 10.2, ter plekke van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' in de onderstaande gevallen niet worden gebouwd:
- a. aan de zijde van de Herenstraat en de Kerkbrink over een breedte van minimaal 1,50 meter;
- b. tot een hoogte van 3 meter, behoudens ten behoeve van ondersteuningsconstructies.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, na horing van de milieudeskundige, bevoegd de categorale indeling van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten volgens 10.4.1 sub b te wijzigen door het opnemen danwel afvoeren van een bedrijf, indien de ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel de technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of indien het door de raad vastgestelde economisch beleid daartoe aanleiding geeft.
Artikel 11 Dienstverlening
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. winkels, consument verzorgende dienstverlening, kantoren met baliefunctie, horeca en bedrijven, in de eerste bouwlaag;
- b. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, in de tweede bouwlaag en hoger;
en tevens voor:
- c. een onderneming in de creatieve sector;
- d. ongebouwde parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op de in artikel 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, na horing van de milieudeskundige, bevoegd de categorale indeling van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten volgens 11.3.1 sub a te wijzigen door het opnemen danwel afvoeren van een bedrijf, indien de ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel de technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of indien het door de raad vastgestelde economisch beleid daartoe aanleiding geeft.
Artikel 12 Gemengd - 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel op de begane grond;
- b. woondoeleinden op de verdiepingen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
- c. woondoeleinden op de begane grond, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen';
- d. een bedrijf voor zover opgenomen in Bijlage 6 Lijst van toegelaten bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
- e. bedrijven uit categorie 1 en 2 zoals genoemd in Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten op de gronden bedoeld in sub d, met uitzondering van bedrijfsactiviteiten met de SBI-2008 code 016, 451, 452, 454, 45205, 473, 46499, 493, 5221, 7711 en 96012;
en tevens voor:
- f. een verkeersontsluitingsroute, ter plaatse van de aanduiding 'infrastructuur';
- g. een ondergrondse parkeergarage;
- h. horeca uitsluitend op de begane grond, voor zover opgenomen in Bijlage 4 Lijst van toegelatenHoreca-inrichtingen;
- i. een onderneming in de creatieve sector;
met de daarbij behorende voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op de in artikel 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
12.3 Nadere eisen:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van (en in relevante gevallen het aantal):
- a. verkeersontsluitingen;
- b. voetgangers- in- en uitgangen;
- c. bebouwing,
ten einde de functionele, ruimtelijke en verkeerskundige karakteristiek te kunnen waarborgen.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bedrijfsfuncties bedoeld in artikel 12.1 sub d te verwijderen (c.q. te schrappen uit Bijlage 6 Lijst van toegelaten bedrijven) indien de bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf is beëindigd.
- b. Burgemeester en wethouders zijn, na horing van de milieudeskundige, bevoegd de categorale indeling van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten volgens 12.1 sub e te wijzigen door het opnemen danwel afvoeren van een bedrijf, indien de ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel de technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of indien het door de raad vastgestelde economisch beleid daartoe aanleiding geeft.
Artikel 13 Gemengd - 2
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woondoeleinden, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
- b. sociaal-culturele activiteiten;
- c. bedrijven uit categorie 1 en 2 zoals genoemd in Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten met uitzondering van bedrijfsactiviteiten met de SBI-2008 code 016, 451, 452, 454, 45205, 473, 46499, 493, 5221, 7711 en 96012;
en tevens voor:
- d. een ondergrondse parkeergarage;
- e. een onderneming in de creatieve sector;
met de daarbij behorende voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op de in artikel 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
13.3 Nadere eisen:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van (en in relevante gevallen het aantal):
- a. verkeersontsluitingen;
- b. voetgangers- in- en uitgangen;
- c. bebouwing,
ten einde de functionele, ruimtelijke en verkeerskundige karakteristiek te kunnen waarborgen.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, na horing van de milieudeskundige, bevoegd de categorale indeling van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten volgens 13.1 sub c te wijzigen door het opnemen danwel afvoeren van een bedrijf, indien de ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel de technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of indien het door de raad vastgestelde economisch beleid daartoe aanleiding geeft.
Artikel 14 Gemengd - 3
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening op de begane grond;
- b. een onderneming in de creatieve sector;
- c. maatschappelijke activiteiten op de begane grond;
- d. detailhandel op de begane grond;
- e. kantoren op de begane grond;
- f. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
- g. horeca op de begane grond voor zover opgenomen in Bijlage 4 Lijst van toegelatenHoreca-inrichtingen;
en tevens voor:
- h. horeca op de begane grond ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca';
- i. bedrijven op de begane grond uit categorie 1 en 2 zoals genoemd in Bijlage 5 Staat vanBedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijfsactiviteiten met de SBI-2008 code 016, 451, 452, 454, 45205, 473, 46499, 493, 5221, 7711 en 96012, ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf';
- j. bedrijven op de begane grond voor zover opgenomen in Bijlage 6 Lijst van toegelaten bedrijven;
- k. garages ten behoeve van het stallen van auto's ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox',
met de daarbij behorende voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op de in artikel 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
14.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde onder artikel 14.2.1 sub b ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte' om ten behoeve van een accent in de bebouwing een grotere bouwhoogte toe te staan, met dien verstande dat de bouwhoogte met maximaal 3,00 meter mag worden verhoogd. Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen;
- b. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 14.2.1 sub c en d teneinde een maximale bouwdiepte van 25,00 meter toe te staan. Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen.
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
14.7 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'horeca' zoals bedoeld in artikel 14.1 sub h te verwijderen, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd en voortzetting op korte termijn niet is te verwachten;
- b. Burgemeester en wethouders zijn, na horing van de milieudeskundige, bevoegd de categorale indeling van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten volgens 14.1 sub i te wijzigen door het opnemen danwel afvoeren van een bedrijf, indien de ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel de technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of indien het door de raad vastgestelde economisch beleid daartoe aanleiding geeft.
Artikel 15 Gemengd - 4
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. hotel;
- b. maatschappelijke activiteiten,
met de daarbij behorende voorzieningen.
15.2 Bouwregels
Op de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
Artikel 16 Groen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen;
- b. waterpartijen, met onder andere een waterhuishoudkundige functie;
- c. speelvoorzeningen;
- d. fiets- en voetpaden
met de daarbij behorende voorzieningen.
16.2 Bouwregels
Op de in artikel 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
Artikel 17 Historische Buurt - 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Historische buurt - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. horeca ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca'
- c. horeca voor zover opgenomen in Bijlage 4 Lijst van toegelaten Horeca-inrichtingen;
- d. kantoren;
- e. dienstverlening;
- f. een onderneming in de creatieve sector;
- g. maatschappelijke activiteiten;
- h. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
en tevens voor:
- i. ambachtelijke bedrijven uit categorie 1 en 2 zoals genoemd in Bijlage 5 Staat vanBedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijfsactiviteiten met de SBI-2008 code 016, 451, 452, 454, 45205, 473, 46499, 493, 5221, 7711 en 96012,
met de daarbij behorende voorzieningen.
17.2 Bouwregels
Op de in artikel 17.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
17.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde onder artikel 17.2.1 sub a teneinde delen van gebouwen te situeren buiten de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen. De overige bepaling van artikel 17.2.1 blijven toepassing. Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen;
- b. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde onder artikel 17.2.1 sub a teneinde vrijstaande bijbehorende bouwwerken buiten de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen te situeren, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:
- de bebouwde oppervlakte per vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 10,00 m2;
- per hoofdgebouw is niet meer dan één vrijstaand bijbehorend bouwwerk toegestaan.
Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen;
- c. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde onder artikel 17.2.2 teneinde bouwwerken geen gebouwen zijnde en erfafscheidingen toe te staan met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte met maximaal 5,00 meter mag worden verhoogd. Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
17.6 Bijzondere gebruiksregels
17.7 Afwijken van de gebruiksregels
17.8 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de functieaanduiding 'horeca' zoals bedoeld in artikel 17.1 sub b te verwijderen, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd en voortzetting op korte termijn niet is te verwachten;
- b. Burgemeester en wethouders zijn, na horing van de milieudeskundige, bevoegd de categorale indeling van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten volgens 17.1 sub i te wijzigen door het opnemen danwel afvoeren van een bedrijf, indien de ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel de technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of indien het door de raad vastgestelde economisch beleid daartoe aanleiding geeft.
Artikel 18 Historische Buurt - 2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Historische buurt - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel op de begane grond;
- b. horeca voor zover opgenomen in Bijlage 4 Lijst van toegelaten Horeca-inrichtingen;
- c. wonen op de verdieping, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
en tevens voor:
- d. behoud en versterking van bestaande cultuurhistorische waarden zoals beschreven in Artikel 46Waarde - Stedenbouwkundige karakteristiek - Dorp,
met de daarbij behorende voorzieningen.
18.2 Bouwregels
Op de in artikel 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
18.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde onder artikel 18.2.1 sub b en c teneinde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte' om ten behoeve van een accent in de bebouwing ter plaatse een grotere bouwhoogte toe te staan, met dien verstande dat de genoemde hoogten met maximaal 3,00 meter mag worden verhoogd. Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen;
- b. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde onder artikel 18.2.2 teneinde bouwwerken geen gebouwen zijnde en erfafscheidingen toe te staan met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte met maximaal 5,00 meter mag worden verhoogd. Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen.
18.5 Specifieke gebruiksregels
18.6 Bijzondere gebruiksregels
Artikel 19 Kantoor - 1
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. een onderneming in de creatieve sector;
en tevens voor:
- c. maatschappelijke activiteiten, ter plaatse van de functieaanduiding 'maatschappelijk':
- d. horeca ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca';
- e. wonen, ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen', al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
- f. een zendmast ter plaatse van de functieaanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie',
met de daarbij behorende voorzieningen.
19.2 Bouwregels
Op de in artikel 19.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
19.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 19.2.2 teneinde bouwwerken, geen gebouwen zijnde toe te staan met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat de hoogte met maximaal 5,00 meter mag worden verhoogd. Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen.
19.5 Specifieke gebruiksregels
19.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'horeca' zoals bedoeld in artikel 19.1 sub d te verwijderen, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd en voortzetting op korte termijn niet is te verwachten;
Artikel 20 Kantoor - 2
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. bedrijven uit categorie 1 en 2 zoals genoemd in Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijfsactiviteiten met de SBI-2008 code 016, 451, 452, 454, 45205, 473, 46499, 493, 5221, 7711 en 96012;
en tevens voor:
- c. een onderneming in de creatieve sector;
- d. ongebouwde parkeervoorzieningen;
- e. dienstverlening ter plaatse van de functieaanduiding 'dienstverlening';
met de daarbij behorende voorzieningen.
20.2 Bouwregels
Op de in artikel 20.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
20.3 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag is, na horing van de milieudeskundige, bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 20.1 sub b ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 5 Staat vanBedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn toegestaan;
- b. Het bevoegd gezag is, na horing van de milieudeskundige, bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 20.1 sub b ten behoeve van bedrijven met een hogere milieucategorie volgens Bijlage 5 Staatvan Bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn toegestaan;
- c. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde onder artikel 20.1 sub d voor het aanleggen van ondergrondse parkeervoorzieningen en bijbehorende bovengrondse toegangen;
20.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, na horing van de milieudeskundige, bevoegd de categorale indeling van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten volgens 20.1 sub b te wijzigen door het opnemen danwel afvoeren van een bedrijf, indien de ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel de technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of indien het door de raad vastgestelde economisch beleid daartoe aanleiding geeft.
Artikel 21 Kantoor - 3
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren,
en tevens voor:
- b. ondernemingen in de creatieve sector;
- c. een parkeersouterrain, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeersouterrain';
met de daarbij behorende voorzieningen.
21.2 Bouwregels
Op de in artikel 21.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
Artikel 22 Maatschappelijk - 1
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke activiteiten;
- b. sociaal-culturele doeleinden;
- c. sportieve doeleinden;
- d. recreatieve doeleinden;
en tevens voor:
- e. horeca voor zover opgenomen in Bijlage 4 Lijst van toegelaten Horeca-inrichtingen;
met de daarbij behorende voorzieningen.
22.2 Bouwregels
Op de in artikel 22.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
22.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
22.4 Specifieke gebruiksregels
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorgunit' zijn uitsluitend zorgunits toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen.
22.5 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 22.2.2 sub b en c teneinde bouwwerken, geen gebouwen zijnde toe te staan met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat de hoogte met maximaal 5,00 meter mag worden verhoogd. Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen.
22.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 3' (bestaande) bouwwerken te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van het bevoegd gezag;
- b. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning voor het slopen, zoals bedoeld in artikel 22.6sub a uitsluitend, indien:
- 1. een rapport is overlegt waarin de natuurwaarden van de gebouwen die blijkens de aanvraag worden gesloopt, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 2. uit het in artikel 22.6 sub b onder 1, bedoelde rapport blijkt dat natuurwaarden van gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het slopen verbinden:
- de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor natuurwaarden kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het compenseren van eventueel verlies aan natuurwaarden.
Artikel 23 Maatschappelijk - 2
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke activiteiten
en tevens voor:
- b. één dienstwoning, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit,
met de daarbij behorende voorzieningen.
23.2 Bouwregels
Op de in artikel 23.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
23.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 24 Tuin
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met de daarbij behorende voorzieningen.
24.2 Bouwregels
Op de in artikel 24.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
Artikel 25 Verkeer
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (weg)verkeer;
en tevens voor:
- b. terrassen behorende bij een (horeca)onderneming gelegen in een aangrenzende bestemming;
- c. bebouwing ten behoeve van de naastgelegen bestemming, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - overbouwing';
- d. een muziektent, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - muziektent';
- e. kiosken;
- f. een fietsenstalling inclusief kantoor ten behoeve van de fietsenstalling, ter plaatse van de 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling';
- g. een nutsvoorziening, ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsvoorziening';
- h. speelvoorzieningen, ter plaatse van de functieaanduiding 'speelvoorziening';
- i. een parkeersouterrain, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeersouterrain';
- j. een tunnel ter plaatse van de functieaanduiding 'tunnel';
- k. garages ten behoeve van het stallen van auto's ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox',
met de daarbij behorende voorzieningen.
25.2 Bouwregels
Op de in artikel 25.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
25.3 Specifieke bouwregels
- a. Op de in artikel 25.1 lid c bedoelde gronden, mag in afwijking van artikel 25.2, ter plekke van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - overbouwing' tot een hoogte van 3,00 meter niet worden gebouwd, behoudens ten behoeve van ondersteuningsconstructies;
- b. Op de in artikel 25.1 bedoelde gronden, mag in afwijking van artikel 25.2, ter plekke van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' tot een hoogte van 3,00 meter niet worden gebouwd, behoudens ten behoeve van ondersteuningsconstructies;
- c. In aanvulling en (eventueel) afwijking op het bepaalde in artikel 25.2 is ter plaatse van de functieaanduiding 'tunnel' bebouwing toegestaan ten behoeve van deze functie;
25.4 Afwijken bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.2.3 sub c met betrekking tot de bouwhoogte van verwijzingsborden en lichtmasten.
Artikel 26 Verkeer - Railverkeer
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor railverkeer en overig verkeer, met de daarbij behorende voorzieningen.
26.2 Bouwregels
Op de in artikel 30.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
Artikel 27 Wonen - 1 - Binnenstad
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1 - Binnenstad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in aaneengebouwde woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
en tevens voor:
- b. bedrijven uit categorie 1 en 2 zoals genoemd in Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijfsactiviteiten met de SBI-2008 code 016, 451, 452, 454, 45205, 473, 46499, 493, 5221, 7711 en 96012, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
- c. horeca ter plaatse van de aanduiding 'horeca;
- d. kantoren op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- e. detailhandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
met de daarbij behorende voorzieningen.
27.2 Bouwregels
Op de in artikel 27.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
27.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
27.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 27.2.1 sub c ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte', om ten behoeve van een accent in de bebouwing een grotere bouwhoogte toe te staan, met dien verstande dat de bouwhoogte met maximaal 3,00 meter mag worden verhoogd.
Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen.
- b. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 27.2.1 sub d om een maximale diepte toe te staan van 15,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van het deel waarvoor wordt afgeweken ten hoogste 3,00 meter mag bedragen. Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen.
27.5 Specifieke gebruiksregels
27.6 Afwijken van de gebruiksregels
27.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 3' (bestaande) bouwwerken te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van het bevoegd gezag;
- b. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning voor het slopen, zoals bedoeld in artikel 27.7sub a uitsluitend, indien:
- 1. een rapport is overlegt waarin de natuurwaarden van de gebouwen die blijkens de aanvraag worden gesloopt, naar oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 2. uit het in artikel 27.7 sub b onder 1, bedoelde rapport blijkt dat natuurwaarden van gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegde gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het slopen verbinden:
- de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor natuurwaarden kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het compenseren van eventueel verlies aan natuurwaarden.
27.8 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn, na horing van de milieudeskundige, bevoegd de categorale indeling van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten volgens 27.1 sub b te wijzigen door het opnemen danwel afvoeren van een bedrijf, indien de ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel de technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of indien het door de raad vastgestelde economisch beleid daartoe aanleiding geeft.
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'horeca' zoals bedoeld in artikel 27.1 sub c te verwijderen, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd en voortzetting op korte termijn niet is te verwachten;
Artikel 28 Wonen - 1 - Kerkbrink
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1 - Kerkbrink' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in aaneengebouwde woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
met de daarbij behorende voorzieningen.
28.2 Bouwregels
Op de in artikel 28.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
28.3 Specifieke gebruiksregels
28.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 29 Wonen - 1 - Langestraat Koningsstraat
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1 - Langestraat Koningsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in aaneengebouwde woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
met de daarbij behorende voorzieningen.
29.2 Bouwregels
Op de in artikel 29.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
29.3 Specifieke gebruiksregels
29.4 Afwijken van de gebruiksregels
29.5 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in 29.2.1 tot een maximale diepte van 12,50 meter, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte van het deel waarvoor wordt afgeweken ten hoogste 3,00 meter bedraagt;
- b. het woongenot op en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig mag worden aangetast.
Artikel 30 Wonen - 1 - Spoorstraat Kampstraat
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1 - Spoorstraat Kampstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in aaneengebouwde woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
en tevens voor:
- b. ambachten alleen op de begane grond, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ambachten';
- c. een parkeersouterrain, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeersouterrain';
- d. sociaal culturele doeleinden ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - sociaal culturele doeleinden';
met de daarbij behorende voorzieningen.
30.2 Bouwregels
Op de in artikel 30.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
30.3 Specifieke gebruiksregels
30.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 31 Wonen - 2 - Binnenstad
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2 - Binnenstad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
en tevens voor:
- b. bedrijven uit categorie 1 en 2 zoals genoemd in Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijfsactiviteiten met de SBI-2008 code 016, 451, 452, 454, 45205, 473, 46499, 493, 5221, 7711 en 96012, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
- c. maatschappelijke activiteiten, ter plaatse van de de aanduiding 'maatschappelijk';
- d. kantoren op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
met de daarbij behorende voorzieningen.
31.2 Bouwregels
Op de in artikel 31.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
31.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
31.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 31.2.1 sub c ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte' 'bebouwingsaccent om ten behoeve van een accent in de bebouwing een grotere bouwhoogte toe te staan, met dien verstande dat de bouwhoogte met maximaal 3,00 meter mag worden verhoogd.
Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen;
- b. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 31.2.1 sub d om een maximale diepte toe te staan van 15,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van het deel waarvoor wordt afgeweken ten hoogste 3,00 meter mag bedragen. Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen.
31.5 Specifieke gebruiksregels
31.6 Afwijken van de gebruiksregels
31.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, na horing van de milieudeskundige, bevoegd de categorale indeling van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten volgens 31.1 sub b te wijzigen door het opnemen danwel afvoeren van een bedrijf, indien de ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel de technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of indien het door de raad vastgestelde economisch beleid daartoe aanleiding geeft.
Artikel 32 Wonen - 2 - Kerkbrink
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2 - Kerkbrink' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
met de daarbij behorende voorzieningen.
32.2 Bouwregels
Op de in artikel 32.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
32.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 33 Wonen - 2 - Langestraat Koningsstraat
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2 - Langestraat Koningsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
- b. detailhandel op de begane grond;
- c. een ondergrondse parkeergarage,
met de daarbij behorende voorzieningen.
33.2 Bouwregels
Op de in artikel 33.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
33.3 Nadere eisen:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van (en in relevante gevallen het aantal):
- a. verkeersontsluitingen;
- b. voetgangers- in- en uitgangen;
- c. bebouwing,
ten einde de functionele, ruimtelijke en verkeerskundige karakteristiek te kunnen waarborgen.
33.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 34 Wonen - 2 - Spoorstraat Kampstraat
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2 - Spoorstraat Kampstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
en tevens voor:
- b. een parkeersouterrain, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeersouterrain';
- c. centrumvoorzieningen, alleen op de begane grond, ter plaatse van de functieaanduiding 'centrum', met uitsluiting van kantoren;
met de daarbij behorende voorzieningen.
34.2 Bouwregels
Op de in artikel 34.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
34.3 Specifieke gebruiksregels
34.4 Afwijken van de gebruiksregels
34.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, na horing van de milieudeskundige, bevoegd de categorale indeling van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten volgens 34.3.2 sub a te wijzigen door het opnemen danwel afvoeren van een bedrijf, indien de ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel de technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of indien het door de raad vastgestelde economisch beleid daartoe aanleiding geeft.
Artikel 35 Wonen - 3 - Binnenstad
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3 - Binnenstad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in twee-aaneen woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit,
en tevens voor:
- b. bedrijven uit categorie 1 en 2 zoals genoemd in Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijfsactiviteiten met de SBI-2008 code 016, 451, 452, 454, 45205, 473, 46499, 493, 5221, 7711 en 96012, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
- c. kantoren op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- d. garages ten behoeve van het stallen van auto's ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox',
met de daarbij behorende voorzieningen.
35.2 Bouwregels
Op de in artikel 35.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
35.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
35.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 35.2.1 sub d om een maximale diepte toe te staan van 15,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van het deel waarvoor wordt afgeweken ten hoogste 3,00 meter mag bedragen. Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in 60.2 in acht te worden genomen.
35.5 Specifieke gebruiksregels
35.6 Afwijken van de gebruiksregels
35.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 3' (bestaande) bouwwerken te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van het bevoegd gezag;
- b. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning voor het slopen, zoals bedoeld in artikel 35.7sub a uitsluitend, indien:
- 1. een rapport is overlegt waarin de natuurwaarden van de gebouwen die blijkens de aanvraag worden gesloopt, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 2. uit het in artikel 35.7 sub b onder 1, bedoelde rapport blijkt dat natuurwaarden van gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het slopen verbinden:
- de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor natuurwaarden kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het compenseren van eventueel verlies aan natuurwaarden.
35.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, na horing van de milieudeskundige, bevoegd de categorale indeling van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten volgens 35.1 sub b te wijzigen door het opnemen danwel afvoeren van een bedrijf, indien de ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel de technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of indien het door de raad vastgestelde economisch beleid daartoe aanleiding geeft;
Artikel 36 Wonen - 3 - Langestraat Koningsstraat
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3 - Langestraat Koningsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in twee-aaneen woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit,
met de daarbij behorende voorzieningen.
36.2 Bouwregels
Op de in artikel 36.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
36.3 Specifieke gebruiksregels
36.4 Afwijken van de gebruiksregels
36.5 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in 36.2.1 tot een maximale diepte van 12,50 meter, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte van het deel waarvoor wordt afgeweken ten hoogste 3,00 meter bedraagt;
- b. het woongenot op en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig mag worden aangetast.
Artikel 37 Wonen - 4 - Binnenstad
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 4 - Binnenstad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in vrijstaande woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
en tevens voor:
- b. bedrijven uit categorie 1 en 2 zoals genoemd in Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijfsactiviteiten met de SBI-2008 code 016, 451, 452, 454, 45205, 473, 46499, 493, 5221, 7711 en 96012, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
- c. maatschappelijke activiteiten, ter plaatse van de de aanduiding 'maatschappelijk';
met de daarbij behorende voorzieningen.
37.2 Bouwregels
Op de in artikel 37.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
37.3 Specifieke bouwregels
In afwijking van het bepaalde in artikel 37.2 zijn onderstaande bouwregels van toepassing voor de gronden ter plaatse van de aanduiding Waarde - Stedenbouwkundige karakteristiek - Uitloper noordelijkvillagebied:
- a. er is een hoofdgebouw toegestaan dat uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak mag worden gebouwd;
- b. de gezamenlijke grondoppervlakte aan hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet bedragen dan 20% van het bouwperceel met een minimum van 150,00 m2;
- c. de gezamenlijke grondoppervlakte aan bijbehorende bouwwrken en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan 20% van de onder sub b genoemde bouwmogelijkheid;
- d. de afstand tussen hoofdgebouwen dient ten minste 10,00 meter te bedragen. Daar waar de afstand ten tijde van de ter visie legging van het ontwerp van dit plan minder bedraagt, mag deze afstand worden aangehouden, ook bij uitbouw van het hoofdgebouw op het achtererf;
- e. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van tenminste 3,00 meter achter de voorgevellijn of het verlengde daarvan;
- f. de goothoogte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 7,50 meter bedragen, de bouwhoogte ten hoogste 12,00 meter;
- g. binnen de maximale goothoogte mogen ten hoogste twee bouwlagen gerealiseerd worden. In de kap ten hoogste 1 bouwlaag;
- h. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3,00 meter bedragen, de bouwhoogte ten hoogste 5,00 meter;
- i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 2,50 meter bedragen;
- j. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen voor zover deze zijn gelegen voor (het verlengde van) de voorgevellijn;
- k. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag in overige gevallen maximaal 2,00 meter bedragen;
- l. artikel 37.4 is van overeenkomstige toepassing.
37.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
37.5 Afwijken bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 37.2.1 sub d om een maximale diepte toe te staan van 15,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van het deel waarvoor wordt afgeweken ten hoogste 3,00 meter mag bedragen. Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen.
37.6 Specifieke gebruiksregels
37.7 Afwijken van de gebruiksregels
37.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, na horing van de milieudeskundige, bevoegd de categorale indeling van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten volgens 37.1 sub b te wijzigen door het opnemen danwel afvoeren van een bedrijf, indien de ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel de technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of indien het door de raad vastgestelde economisch beleid daartoe aanleiding geeft.
Artikel 38 Wonen - 4 - Langestraat Koningsstraat
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 4 - Langestraat Koningsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in vrijstaande woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
met de daarbij behorende voorzieningen.
38.2 Bouwregels
Op de in artikel 38.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
38.3 Specifieke gebruiksregels
38.4 Afwijken van de gebruiksregels
38.5 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in 38.2.1 tot een maximale diepte van 12,50 meter, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte van het deel waarvoor wordt afgeweken ten hoogste 3,00 meter bedraagt;
- b. het woongenot op en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig mag worden aangetast.
Artikel 39 Woongebied
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
- b. uitsluitend op de begane grond tevens voor kantoren, dienstverlening, ondernemingen in de creatieve sector, maatschappelijke activiteiten, detailhandel en horecabedrijven, voor zover deze voorkomen in de categorieën A en B zoals opgenomen in Bijlage 4 Lijst van toegelaten Horeca-inrichtingen,
met de daarbij behorende voorzieningen.
39.2 Bouwregels
Op de in artikel 39.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
39.3 Specifieke gebruiksregels
39.4 Afwijken gebruiksregels
Artikel 40 Wonen - Uit Te Werken
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
en tevens voor:
- b. bedrijven uit categorie 1 en 2 zoals genoemd in Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijfsactiviteiten met de SBI-2008 code 016, 451, 452, 454, 45205, 473, 46499, 493, 5221, 7711 en 96012, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf';
met de daarbij behorende voorzieningen.
40.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in artikel 40.1 omschreven bestemming uit met in achtneming van de volgende regels:
- a. bij het uitwerken dient het bepaalde in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, in acht te worden genomen;
- b. het beleid is er op gericht de straatwand langs de Langestraat en de Kapelstraat aan te helen met een woongebouw met een eigen identiteit, waarbij de bebouwing de monumentale waarde van het Gooilandcomplex dient te respecteren;
- c. de bouwhoogte mag maximaal 17,00 meter bedragen;
- d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 80;
- e. het percentage bedoeld in sub d geeft het totaal toegestane grondoppervlak aan bebouwing binnen de bouwgrenzen aan, uitgedrukt in procenten van het bouwperceel;
- f. voor wonen zijn tevens de standaard specifieke gebruiksbepalingen ten aanzien van 'aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit' van toepassing zoals genoemd in artikel 31.5.2.
- g. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde zullen in het uit te werken plan nadere regels worden gesteld.
40.3 Voorlopig bouwverbod
40.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden op de in artikel 40.1 bedoelde gronden (bestaande) bouwwerken te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van het bevoegd gezag;
- b. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning voor het slopen, zoals bedoeld in artikel 40.4sub a uitsluitend, indien:
- 1. een rapport is overlegt waarin de natuurwaarden van de gebouwen die blijkens de aanvraag worden gesloopt, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 2. uit het in sub b onder 1, bedoelde rapport blijkt dat natuurwaarden van gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het slopen verbinden:
- de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor natuurwaarden kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het compenseren van eventueel verlies aan natuurwaarden.
40.5 Afwijken gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag is, na horing van de milieudeskundige, bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 40.1 sub b ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 5 Staat vanBedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn toegestaan;
- b. Het bevoegd gezag is, na horing van de milieudeskundige, bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 40.1 sub b ten behoeve van bedrijven met een hogere milieucategorie volgens Bijlage 5 Staatvan Bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn toegestaan;
40.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, na horing van de milieudeskundige, bevoegd de categorale indeling van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten volgens 40.1 sub b te wijzigen door het opnemen danwel afvoeren van een bedrijf, indien de ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel de technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven of indien het door de raad vastgestelde economisch beleid daartoe aanleiding geeft.
Artikel 41 Waarde - Archeologie - Oude Dorpskern - Hoog
41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - Oude Dorpskern - Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en het behoud van de aanwezige archeologische waarden of de naar verwachting aan te treffen archeologische waarde welke niet beschermd zijn ingevolge de Monumentenwet 1988.
41.2 Bouwregels
Op de in artikel 41.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd. Dat verbod geldt niet als de omvang van die bouwwerken kleiner is dan 25 m² en deze ook niet dieper in de grond reiken dan 30 cm. De bovenbeschreven uitzondering geldt niet voor onderkelderingen. Onderkeldering is ongeacht de oppervlakte en diepte niet toegestaan.
41.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 41.2 voor de bouw en/of uitvoering van overige bouwwerken (inclusief onderkelderingen) die op de in artikel 41.1 bedoelde gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming indien en voor zover het belang van de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
- b. Bij de onder sub a bedoelde belangenafweging wordt advies gevraagd aan een deskundige inzake archeologie.
- c. Voor zover de bouw en/of uitvoering van de overige bouwwerken die op de gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming kunnen leiden tot onevenredige schade aan archeologische waarden (hetgeen is gebleken uit het onder sub b bedoelde advies) is het bevoegd gezag bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 41.2 voor de bouw en/of uitvoering van die bouwwerken mits aan de ontheffing de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige inzake archeologie.
41.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Vergunningplichtige werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
- a. Het is verboden op de in artikel 41.1 bedoelde gronden grondbewerkingen uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, die dieper reiken dan 30 cm en een planomvang hebben van meer dan 25 m² zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.
Uitzondering
- b. Het bepaalde in artikel 41.4 sub a is niet van toepassing:
- 1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
- 2. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
Voorwaarden omgevingsvergunning
- c. Voor zover de in artikel 41.4 sub a genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek, waaronder opgravingen, of
- 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Rapportage-/onderzoeksplicht
- d. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Beoordelingscriteria
- e. Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 41.4 sub a uitsluitend na schriftelijk advies van een deskundige inzake archeologie.
- f. Grondbewerkingen, zoals bedoeld in artikel 41.4 sub a zijn slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat deze niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
41.5 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden op de in artikel 41.1 bedoelde gronden bouwwerken en/of funderingen te slopen onder maaiveldniveau zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van het bevoegd gezag.
- b. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, zoals bedoeld in artikel 41.5 sub a uitsluitend, indien het slopen:
- 1. noodzakelijk is in verband met een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen;
- 2. het belang van de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
- c. Bij het voornemen tot het verlenen van de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 41.5 sub a vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies van een deskundige inzake archeologie/bouwhistorie.
41.6 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, waarbij de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - Oude Dorpskern - Hoog' wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht.
- b. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde in 41.6 sub a na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
Artikel 42 Waarde - Archeologie - Oude Dorpskern - Laag
42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - Oude Dorpskern - Laag' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en het behoud van de aanwezige archeologische waarden of de naar verwachting aan te treffen archeologische waarde welke niet beschermd zijn ingevolge de Monumentenwet 1988.
42.2 Bouwregels
Op de in artikel 42.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd. Dat verbod geldt niet als de omvang van die bouwwerken kleiner is dan 2.500 m² en deze ook niet dieper in de grond reiken dan 40 cm.
42.3 Afwijken van de bouwregels
- a. He bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 42.2 voor de bouw en/of uitvoering van overige bouwwerken die op de in artikel 42.1 bedoelde gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming indien en voor zover het belang van de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
- b. Bij de onder sub a bedoelde belangenafweging wordt advies gevraagd aan een deskundige inzake archeologie.
- c. Voor zover de bouw en/of uitvoering van de overige bouwwerken die op de gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming kunnen leiden tot onevenredige schade aan archeologische waarden (hetgeen is gebleken uit het onder sub b bedoelde advies) is het bevoegd gezag bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 42.2 voor de bouw en/of uitvoering van die bouwwerken mits aan de ontheffing de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige inzake archeologie.
42.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Vergunningplichtige werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
- a. Het is verboden op de in artikel 42.1 bedoelde gronden grondbewerkingen uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, die dieper reiken dan 40 cm en een planomvang hebben van meer dan 2.500 m² zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.
Uitzondering
- b. Het bepaalde in artikel 42.4 sub a is niet van toepassing:
- 1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
- 2. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
Voorwaarden omgevingsvergunning
- c. Voor zover de in artikel 42.4 sub a genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek, waaronder opgravingen, of
- 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Rapportage-/onderzoeksplicht
- d. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Beoordelingscriteria
- e. Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 42.4 sub a uitsluitend na schriftelijk advies van een deskundige inzake archeologie.
- f. Grondbewerkingen, zoals bedoeld in artikel 42.4 sub a zijn slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat deze niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
42.5 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, waarbij de dubbelbestemming ' Waarde - Archeologie - Oude Dorpskern - Laag' wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht.
- b. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde in 42.5 sub a na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
Artikel 43 Waarde - Archeologie - Oude Dorpskern - Verstoord
43.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - Oude Dorpskern - Verstoord' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en het behoud van de aanwezige archeologische waarden of de naar verwachting aan te treffen archeologische waarde welke niet beschermd zijn ingevolge de Monumentenwet 1988.
In dit geval zijn de gronden van betreffende locaties verstoord, waardoor geen archeologische waarden aanwezig, of te verwachten, zijn. Er gelden vanuit archeologisch oogpunt geen aanvullende regels.
Artikel 44 Waarde - Archeologie - Na 1850 Bebouwd Gebied - Hoog/middelhoog
44.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - Na 1850 bebouwd gebied - Hoog/Middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en het behoud van de aanwezige archeologische waarden of de naar verwachting aan te treffen archeologische waarde welke niet beschermd zijn ingevolge de Monumentenwet 1988.
44.2 Bouwregels
Op de in artikel 44.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd. Dat verbod geldt niet als de omvang van die bouwwerken kleiner is dan 100 m² en deze ook niet dieper in de grond reiken dan 40 cm.
44.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 44.2 voor de bouw en/of uitvoering van overige bouwwerken die op de in artikel 44.1 bedoelde gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming indien en voor zover het belang van de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
- b. Bij de onder sub a bedoelde belangenafweging wordt advies gevraagd aan een deskundige inzake archeologie.
- c. Voor zover de bouw en/of uitvoering van de overige bouwwerken die op de gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming kunnen leiden tot onevenredige schade aan archeologische waarden (hetgeen is gebleken uit het onder sub b bedoelde advies) is het bevoegd gezag bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 44.2 voor de bouw en/of uitvoering van die bouwwerken mits aan de ontheffing de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige inzake archeologie.
44.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Vergunningplichtige werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
- a. Het is verboden op de in artikel 44.1 bedoelde gronden grondbewerkingen uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, die dieper reiken dan 40 cm en een planomvang hebben van meer dan 100 m² zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.
Uitzondering
- b. Het bepaalde in artikel 44.4 sub a is niet van toepassing:
- 1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
- 2. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
Voorwaarden omgevingsvergunning
- c. Voor zover de in artikel 44.4 sub a genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek, waaronder opgravingen, of
- 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Rapportage-/onderzoeksplicht
- d. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Beoordelingscriteria
- e. Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 44.4 sub a uitsluitend na schriftelijk advies van een deskundige inzake archeologie.
- f. Grondbewerkingen, zoals bedoeld in artikel 44.4 sub a zijn slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat deze niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
44.5 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, waarbij de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - Na 1850 bebouwd gebied - Hoog/Middelhoog' wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht.
- b. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde in 44.5 sub a na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
Artikel 45 Waarde - Stedenbouwkundige Karakteristiek - Aanloopgebieden
45.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Stedenbouwkundige karakteristiek - Aanloopgebieden' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en realisatie van de stedenbouwkundige karakteristiek behorende bij de 'Aanloopgebieden' zoals beschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken.
45.2 Bouwregels
De bouwregels zoals opgenomen bij de andere daar aangewezen bestemmingen zijn onverkort van toepassing.
45.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
45.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de bouwregels zoals opgenomen bij de andere daar aangewezen bestemmingen, hierbij dienen de criteria genoemd in 60.2 in acht te worden genomen.
Artikel 46 Waarde - Stedenbouwkundige Karakteristiek - Dorp
46.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Stedenbouwkundige karakteristiek - Dorp' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en realisatie van de stedenbouwkundige karakteristiek en tevens voor behoud en versterking van de bestaande cultuurhistorische waarden behorende bij het 'Dorp' zoals beschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundigekarakteristieken.
46.2 Bouwregels
De bouwregels zoals opgenomen bij de andere daar aangewezen bestemmingen zijn onverkort van toepassing.
46.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
46.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de bouwregels zoals opgenomen bij de andere daar aangewezen bestemmingen, hierbij dienen de criteria genoemd in 60.2 in acht te worden genomen.
Artikel 47 Waarde - Stedenbouwkundige Karakteristiek - Stad
47.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Stedenbouwkundige karakteristiek - Stad' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en realisatie van de stedenbouwkundige karakteristiek behorende bij de 'Stad' zoals beschreven in Bijlage 1Stedenbouwkundige karakteristieken.
47.2 Bouwregels
De bouwregels zoals opgenomen bij de andere daar aangewezen bestemmingen zijn onverkort van toepassing.
47.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
47.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de bouwregels zoals opgenomen bij de andere daar aangewezen bestemmingen, hierbij dienen de criteria genoemd in 60.2 in acht te worden genomen.
Artikel 48 Waarde - Stedenbouwkundige Karakteristiek - Stadshart
48.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Stedenbouwkundige karakteristiek - Stadshart' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en realisatie van de stedenbouwkundige karakteristiek behorende bij het 'Stadshart' zoals beschreven in Bijlage 1Stedenbouwkundige karakteristieken.
48.2 Bouwregels
De bouwregels zoals opgenomen bij de andere daar aangewezen bestemmingen zijn onverkort van toepassing.
48.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
48.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de bouwregels zoals opgenomen bij de andere daar aangewezen bestemmingen, hierbij dienen de criteria genoemd in 60.2 in acht te worden genomen.
Artikel 49 Waarde - Stedenbouwkundige Karakteristiek - Uitloper Noordelijk Villagebied
49.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Stedenbouwkundige karakteristiek - Uitloper noordelijk villagebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en realisatie van de stedenbouwkundige karakteristiek behorende bij 'Uitloper noordelijk villagebied' zoals beschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken.
49.2 Bouwregels
De bouwregels zoals opgenomen bij de andere daar aangewezen bestemmingen zijn onverkort van toepassing.
49.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
Artikel 50 Waarde - Stedenbouwkundige Karakteristiek - Veranderende Dorp
50.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Stedenbouwkundige karakteristiek - Veranderende dorp' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en realisatie van de stedenbouwkundige karakteristiek behorende bij het 'veranderende Dorp' zoals beschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken.
50.2 Bouwregels
De bouwregels zoals opgenomen bij de andere daar aangewezen bestemmingen zijn onverkort van toepassing.
50.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, om de stedebouwkundige karakteristieken te waarborgen zoals deze zijn omschreven in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte, goothoogte, situering bouwwerken op een perceel, bouwmassa, oppervlakte, kapvorm, uiterlijk van gebouwen alsmede aan de bebouwingstypologie.
50.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de bouwregels zoals opgenomen bij de andere daar aangewezen bestemmingen, hierbij dienen de criteria genoemd in 60.2 in acht te worden genomen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 51 Anti-dubbeltelregeling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 52 Algemene Bouwregels
52.1 Ondergeschikte bouwdelen
- a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, glazenwasinstallatie en overstekende daken buiten beschouwing gelaten;
- b. Een koekoek mag maximaal 1,00 meter uit de gevel worden gebouwd. Gesitueerd aan de voorgevel mag de koekoek een maximale lengte van 60% van de voorgevel hebben.
52.2 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties
Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 meter en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw waarop zij worden geplaatst.
52.3 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De bepalingen van de Bouwverordening van de gemeente Hilversum ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven, overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet, buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer;
- b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. ruimte tussen bouwwerken;
- d. erf- en terreinafscheidingen, tenzij ten aanzien hiervan regels zijn opgenomen.
52.4 Vervangende maat
Voor de maten (goothoogte, bouwhoogte, vierkante meter, kubieke meter) van bestaande gebouwen (waaronder begrepen herbouw of verbouw van deze gebouwen dan wel uitbreiding van het bestaande gebouw binnen het betreffende bouwvlak) zoals deze bestonden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerp, voor zover deze ruimer zijn dan in deze regels is bepaald, geldt de bestaande maat als vervangende maat. Deze vervangende maat geldt niet als de bestaande gebouwen illegaal zijn gebouwd, dan wel niet in overeenstemming waren met het vorige bestemmingsplan. Deze regel geldt ook voor bestaande afstanden die op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerp meer of minder waren voorgeschreven.
52.5 Waardevolle bebouwing
Artikel 53 Algemene Gebruiksregels
53.1 Algemeen
53.2 Parkeren
53.3 Seksinrichting
53.4 Ondergeschikte horeca
- a. op de gronden met de gebiedsaanduiding 'Kernwinkelgebied' zijn maximaal 5 detailhandelsfuncties toegestaan met ondergeschikte horeca;
- b. op de gronden gelegen buiten de gebiedsaanduiding 'Kernwinkelgebied' zijn maximaal 5 detailhandelsfuncties toegestaan met ondergeschikte horeca.
Artikel 54 Gebiedsaanduiding - Groestkwartier
54.1 Omschrijving gebiedsaanduiding
De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Groestkwartier' zijn, in aanvulling op de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor de concentratie van horecabedrijven.
54.2 Regels
- a. horecabedrijven zijn naar aard slechts toegestaan voor zover deze voorkomen in de categorieën A en B van Bijlage 3 Staat van Horeca-activiteiten;
- b. voor zover typen horecabedrijven aanwezig zijn, die niet vallen in categorieën A en B van Bijlage 3Staat van Horeca-activiteiten zijn deze genoemd in Bijlage 4 Lijst van toegelatenHoreca-inrichtingen. Deze specifieke horeca-activiteiten mogen worden voortgezet. Wijziging van horeca-activiteit (i.c. categorie) is uitsluitend toegestaan naar één van de onder sub a genoemde horeca-activiteiten;
- c. in aanvulling op het gestelde onder sub a zijn in de Leeuwenstraat maximaal 9 horecabedrijven toegestaan;
- d. in aanvulling op het gestelde onder sub a zijn horecabedrijven gelegen in de bestemming Artikel 5Centrum alleen op de begane grond toegestaan en op de verdieping alleen voor zover bestaand;
- e. in aanvulling op het gestelde onder sub a zijn horecabedrijven gelegen in de bestemming Artikel 7Centrum - Randgebied - 2 alleen op de begane grond toegestaan;
- f. de oppervlakte van de horecabedrijven op de begane grond zoals genoemd in sub e en de oppervlakte van de centrumvoorzieningen op de begane grond zoals genoemd in 7.4.1 sub a, gezamenlijk maximaal 250 m2 bedraagt;
- g. in aanvulling op het gestelde onder sub e is een horecabedrijf aan de zijde van de Kampstraat tevens toegestaan in de tweede bouwlaag ten behoeve van één horecavestiging;
- h. de oppervlakte van het horecabedrijf op de tweede bouwlaag zoals genoemd onder sub g maximaal 100 m2 bedraagt;
- i. in aanvulling op het gestelde onder sub a zijn horecabedrijven gelegen in de bestemming Artikel 9Centrum - Stationsgebied - 2 alleen op de begane grond toegestaan;
54.3 Afwijken
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in 54.2 sub b om op de gronden met de aanduiding 'Groestkwartier' horeca toe te staan uit categorie C van de Staat van Horeca-activiteiten. Het bepaalde in 54.2 sub c blijft van toepassing. Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid toetst het bevoegd gezag de aanvraag tevens aan de criteria beschreven in artikel 60.2:
54.4 Wijzigen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in 54.2 sub b genoemde Bijlage 4 Lijst van toegelatenHoreca-inrichtingen te wijzigen door een daar genoemde bedrijfsactiviteit te schrappen in het geval die specifieke bedrijfsvoering is beëindigd en voortzetting in redelijkheid niet te verwachten is.
Artikel 55 Gebiedsaanduiding - Kernwinkelgebied
55.1 Omschrijving gebiedsaanduiding
De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Kernwinkelgebied' zijn, in aanvulling op de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor de concentratie van horecabedrijven.
55.2 Regels
- a. horecabedrijven zijn naar aard slechts toegestaan voor zover deze voorkomen in de categorieën A en B van Bijlage 3 Staat van Horeca-activiteiten;
- b. voor zover typen horecabedrijven aanwezig zijn, die niet vallen in categorieën A en B van Bijlage 3Staat van Horeca-activiteiten zijn deze genoemd in Bijlage 4 Lijst van toegelatenHoreca-inrichtingen. Deze specifieke horeca-activiteiten mogen worden voortgezet. Wijziging van horeca-activiteit (i.c. categorie) is uitsluitend toegestaan naar één van de onder sub a genoemde horeca-activiteiten;
- c. in aanvulling op het gestelde onder sub a zijn horecabedrijven gelegen in de bestemming Artikel 5Centrum alleen op de begane grond toegestaan en op de verdieping alleen voor zover bestaand;
- d. in aanvulling op het gestelde onder sub a zijn horecabedrijven gelegen in de bestemming Artikel 10Detailhandel alleen in de eerste 2 bouwlagen toegestaan;
55.3 Afwijken
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in 55.2 sub d om de horecafunctie uit te breiden naar alle bouwlagen.
55.4 Wijzigen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in 55.2 sub b genoemde Bijlage 4 Lijst van toegelatenHoreca-inrichtingen te wijzigen door een daar genoemde bedrijfsactiviteit te schrappen in het geval die specifieke bedrijfsvoering is beëindigd en voortzetting in redelijkheid niet te verwachten is.
Artikel 56 Gebiedsaanduiding - Restaurantzone
56.1 Omschrijving gebiedsaanduiding
De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Restaurantzone' zijn, in aanvulling op de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor de concentratie van horecabedrijven.
56.2 Regels
- a. horecabedrijven zijn naar aard slechts toegestaan voor zover deze voorkomen in de categorieën A en B van Bijlage 3 Staat van Horeca-activiteiten;
- b. voor zover typen horecabedrijven aanwezig zijn, die niet vallen in categorieën A en B van Bijlage 3Staat van Horeca-activiteiten zijn deze genoemd in Bijlage 4 Lijst van toegelatenHoreca-inrichtingen. Deze specifieke horeca-activiteiten mogen worden voortgezet. Wijziging van horeca-activiteit (i.c. categorie) is uitsluitend toegestaan naar één van de onder sub a genoemde horeca-activiteiten;
- c. in aanvulling op het gestelde onder sub a zijn horecabedrijven gelegen in de bestemming Artikel 5Centrum alleen op de begane grond toegestaan en op de verdieping alleen voor zover bestaand;
- d. in aanvulling op het gestelde onder sub a zijn horecabedrijven gelegen in de bestemming Artikel 10Detailhandel alleen in de eerste 2 bouwlagen toegestaan;
- e. in aanvulling op het gestelde onder sub a zijn horecabedrijven gelegen in de bestemming Artikel 11Dienstverlening alleen in de eerste bouwlaag toegestaan;
- f. in aanvulling op het gestelde onder sub a zijn horecabedrijven gelegen in de bestemming Artikel 12Gemengd - 1 toegestaan op maximaal 20% van de gronden binnen deze bestemming met de aanduiding 'restaurantzone';
56.3 Afwijken
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in 56.2 sub d om de horecafunctie uit te breiden naar alle bouwlagen.
56.4 Wijzigen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in 56.2 sub b genoemde Bijlage 4 Lijst van toegelatenHoreca-inrichtingen te wijzigen door een daar genoemde bedrijfsactiviteit te schrappen in het geval die specifieke bedrijfsvoering is beëindigd en voortzetting in redelijkheid niet te verwachten is.
Artikel 57 Gebiedsaanduiding - Uitgesloten - Verbouwen Tot Één Of Meer Zelfstandige Woningen
57.1 Omschrijving gebiedsaanduiding
Indien in de onderliggende bestemming ‘wonen’ mogelijk is dan geldt aanvullend: op de gronden ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'uitgesloten - verbouwen tot één of meer zelfstandige woonruimten' is het verbouwen van bestaande panden tot één of meer zelfstandige woonruimten niet toegestaan.
57.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 57.1 mits:
- a. dit niet leidt tot een ontoelaatbare inbreuk op het woon- en leefklimaat in het gebouw zelf of de omgeving;
- b. voorzien is in voldoende parkeergelegenheid zoals bepaald in artikel 53.2 van dit bestemmingsplan;
- c. het maximum aantal verbouwingen tot één of meer zelfstandige woonruimten van één per postcodegebied nog niet is bereikt.
Artikel 58 Gebiedsaanduiding - Veiligheidszone Vuurwerk
58.1 Algemeen verbod
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk.
58.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 58.1 is niet van toepassing ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vuurwerk', met dien verstande dat:
- a. de veiligheidsafstanden tot een kwetsbaar object uit bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit (artikel 4.2) in acht worden genomen;
- b. maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk wordt opgeslagen.
58.3 Afwijken
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 58.1 voor het opslaan en verkopen van consumentenvuurwerk indien er vanuit brandveiligheid en milieu geen bezwaren bestaan.
Artikel 59 Gebiedsaanduiding - Wonen Boven Winkels
59.1 Omschrijving gebiedsaanduiding
Indien in de onderliggende bestemming een ‘winkel’ mogelijk is dan geldt aanvullend dat de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Wonen boven winkels' tevens zijn bestemd voor ontwikkelingen die wonen-boven-winkels stimuleert.
59.2 Bouwregels dakopbouwen
Het bevoegd gezag is, voor de in artikel 59.1 bedoelde gronden, bevoegd af te wijken van de bouwregels voor goot- en bouwhoogte in de onderliggende bestemmingen ten behoeve van het realiseren van een dakopbouw, zijnde een bouwwerk op een plat dak in de vorm van een overkapping van de bovenbeëindiging van de toegangstrap voor de bereikbaarheid van een zelfstandige bovenwoning, mits:
- a. er een relatie is tussen de aanvraag om op de verdieping wonen-boven-winkels te realiseren en het maken van een op dit specifieke geval gerichte dakopbouw;
- b. de extra bouwhoogte van de dakopbouw maximaal 3,00 m bedraagt;
- c. de diepte van de dakopbouw maximaal 3,50 m bedraagt;
- d. de breedte van de dakopbouw maximaal 2,00 m bedraagt.
59.3 Bouwregels dakterrassen
Het bevoegd gezag is, voor de in artikel 59.1 bedoelde gronden, bevoegd af te wijken van de bouwregels in de onderliggende bestemmingen ten behoeve van het realiseren van een dakterras bij een zelfstandige woning, mits:
- 1. de betreffende woning nog geen buitenruimte heeft;
- 2. voldaan wordt aan het bepaalde in het Burgerlijk Wetboek, Boek 5, artikel 50;
- 3. de terrasafscheiding niet zichtbaar is vanuit de publieke ruimte;
- 4. de maximale hoogte de hoogte is die bepaald is in het Bouwbesluit voor vloerafscheidingen (1,00 meter – 1,20 meter);
- 5. de maximale oppervlakte van het dakterras niet meer van 20,00 m² bedraagt;
- 6. het dakterras is gelegen binnen de contouren van het erf, tot maximaal 5,00 m buiten het bouwvlak.
Artikel 60 Algemene Afwijkingsregels
60.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, met dien verstande dat hoogtematen met niet meer dan 2,00 meter mogen worden overschreden;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, tot maximaal 2,00 meter, voor zover zulks van belang is voor een technisch of stedenbouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de totale hoeveelheid (volgens de betreffende regel) toegestane m² bruto vloeroppervlak gelijk blijft;
- c. de bouw van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen en abri's;
- d. de bouw van bouwwerken die ten behoeve van waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en verkeerssluizen, mits de inhoud niet groter is dan 60 m³, de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,50 meter;
- e. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van straatmeubilair, kunstobjecten, informatievoorzieningen en/of reclame, mits de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,00 meter;
60.2 Bijzonder
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de bouwregels zoals opgenomen in de artikelen 3.4, 5.4, 5.6.1 sub a, 6.5, 6.7.1 sub c, 9.4, 14.4, 17.3, 17.6.2, 18.4, 18.6.2, 19.4, 22.5, 27.4, 31.4, 35.4, 37.5, 46.4, 47.4, 45.4, 48.4, 50.4, 52.5.3 sub d en 54.3 sub a. Hierbij dienen de onderstaande criteria in acht te worden genomen:
- a. Straat- en bebouwingsbeeld
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, zoals in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken is omschreven.
- b. Woonsituatie
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. garanderen van een goede woonsituatie alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.
- c. Verkeersveiligheid
Ten aanzien van een binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.
- d. Sociale veiligheid
Ten aanzien van een binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient voorkomen te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en sociaal niet controleerbaar is.
- e. Milieusituatie
Ten aanzien van een binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking.
- f. Gebruiksmogelijkheden
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
- g. Verkeersaantrekkende werking en parkeerdruk
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de verkeersaantrekkende werking van de betreffende gebruiksvorm alsmede de te verwachten parkeerdruk, welke in het concrete geval kunnen optreden. Deze mogen geen onevenredige druk leggen op het omringende gebied.
60.3 wro-zone - ontheffingsgebied
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 22.2.1 sub b ter plaatse van de gebiedsaanduiding wro-zone - ontheffingsgebied teneinde een hogere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 6,60 meter met dien verstande dat de hogere bouwhoogte afgedekt wordt met een kap. Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dienen de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 60.2 in acht te worden genomen;
Artikel 61 Algemene Wijzigingsregels
61.1 wro-zone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de aanduiding wro-zone - wijzigingsgebied 1te wijziging naar woondoeleinden, inclusief de standaard specifieke gebruiksbepalingen ten aanzien van 'aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit' zoals genoemd in artikel 32.3.
61.2 wro-zone - wijzigingsgebied 2
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding wro-zone -wijzigingsgebied 2 voor zover gelegen op de bestemming Verkeer, met in achtneming van het bepaalde in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, de bestemming te wijzigen teneinde ter plaatse woningen al dan niet in combinatie met maatschappelijke activiteiten toe te staan. Tevens dienen de onderstaande hoofdlijn en bepalingen in acht te worden genomen:
- 1. het beleid is er op gericht ter plaatse bebouwing te realiseren, welke de bestaande open ruimten opvult. De bestaande voetgangersverbinding tussen de 's-Gravelandseweg (Keiplein) en Noordse Bosje dient behouden te blijven;
- 2. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 13,00 meter bedragen;
- 3. het bouwvlak mag 100% bebouwd worden;
- 4. voor wonen zijn tevens de standaard specifieke gebruiksbepalingen ten aanzien van 'aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit' van toepassing zoals genoemd in artikel 6.6.2;
- 5. voor het overige dient te worden voldaan aan de bepalingen zoals beschreven in Artikel 6Centrum - Randgebied - 1.
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding wro-zone -wijzigingsgebied 2, voor zover gelegen op de bestemming Centrum - Randgebied - 1, met in acht neming van het bepaalde in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, de bestemming te wijzigen teneinde bebouwing toe te staan overeenkomstig te volgende bepalingen:
- 1. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 13,00 meter bedragen;
- 2. het bouwvlak mag 100% bebouwd worden;
- 3. voor het overige dient te worden voldaan aan de bepalingen zoals opgenomen in Artikel 6Centrum - Randgebied - 1.
61.3 wro-zone - wijzigingsgebied 3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding wro-zone - wijzigingsgebied 3en met in achtneming van het bepaalde in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, de bestemming te wijzigen teneinde woningen al dan niet in combinatie met maatschappelijke activiteiten toe te staan, alsmede ter verbreding van de Prins Bernhardstraat.
Daarbij dient rekening te worden gehouden met de volgende hoofdlijnen:
De bestaande schoolfunctie kan ter plaatse worden gehandhaafd dan wel geheel worden verplaatst naar een andere locatie. De vrijkomende ruimte is bestemd voor woningen, met op de begane grond langs de geluidgevoelige zijden van de locatie een beperkte mogelijkheid voor kantoren, ondernemingen in de creatieve sector, maatschappelijke activiteiten of dienstverlening. Bij handhaving van de school zal de locatie zo worden ingericht dat onderlinge hinder zoveel mogelijk wordt vermeden. De bebouwing langs de Schapenkamp zal een duidelijke wand verkrijgen, waardoor aan de binnenzijde een geluidsluw gebied ontstaat.
De bebouwing wordt aan de zijde van de Prins Bernhardstraat teruggelegd, zodat het profiel van de Prins Bernhardstraat kan worden verbreed ten behoeve van een verbeterde verkeersdoorstroming.
Tevens dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
- het aantal woningen mag maximaal ca. 250 bedragen;
- de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 35,00 meter bedragen;
- het bebouwingspercentage (inhoudende het totaal toegestane grondoppervlak aan bebouwing binnen de bouwgrenzen aan, uitgedrukt in procenten van het bouwperceel) mag maximaal 70 bedragen;
- de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 6,00 meter met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 1,00 meter voor zover deze zijn gelegen voor (het verlengde van) de voorgevellijn en 2,00 meter voor de overige;
- voor wonen zijn tevens de standaard specifieke gebruiksbepalingen ten aanzien van 'aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit' van toepassing zoals genoemd in artikel 31.5.2.
61.4 wro-zone - wijzigingsgebied 4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming ter plaatse van de aanduiding wro-zone -wijzigingsgebied 4 te wijzigen ten einde een hotel en daarbij behorende voorzieningen toe te staan. Voor het overige blijven de bepalingen van Artikel 9 Centrum - Stationsgebied - 2 van toepassing.
61.5 wro-zone - wijzigingsgebied 5
- a. Burgemeester en wethouders zijn, ter plaatse van de aanduiding wro-zone - wijzigingsgebied 5 en met in achtneming van het bepaalde in Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken, bevoegd om de bestemming te wijzigen teneinde de volgende doeleinden toe te staan:
- 1. woondoeleinden;
- 2. sociaal-culturele voorzieningen;
- 3. bioscoopvoorzieningen inclusief horeca ten dienste van deze voorzieningen;
- 4. horecabedrijven als bedoeld in de categorieën A en B van Bijlage 3 Staat vanHoreca-activiteiten, alsmede zalenexploitatie;
- 5. hotelbedrijf;
- 6. recreatieve doeleinden;
- 7. verkeersdoeleinden;
- 8. parkeervoorzieningen;
- 9. groenvoorzieningen.
Daarbij dient rekening te worden gehouden met de volgende hoofdlijnen:
Er wordt gestreefd naar een oriëntatie van de geplande bioscoopvoorziening op de Langestraat, de capaciteit mag circa 1.400 zitplaatsen bedragen. Bij de wijziging dient rekening te worden gehouden met de privacy van omliggende bestaande panden en percelen.
Laden en lossen dient zoveel mogelijk binnen de bestemming gerealiseerd te worden.
Tevens dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
- de bouwhoogte mag voor ten hoogste 30% van de gronden van deze bestemming maximaal 25,00 meter bedragen, en voor de overige gronden maximaal 20,00 meter bedragen;
- de oppervlakte aan horecabedrijven alsmede zalenexploitatie mag ten hoogste 3.500 m2 brutovloeroppervlak bedragen;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6,00 meter met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1,00 meter, en 2,00 meter voor het overige;
- voor wonen zijn tevens de standaard specifieke gebruiksbepalingen ten aanzien van 'aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit' van toepassing zoals genoemd in artikel 31.5.2.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 62 Overgangsrecht
62.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig, in afwijking van sub 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub 1 met maximaal 10%;
- 3. Sub 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
62.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- 3. indien het gebruik, bedoeld onder sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- 4. het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 63 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Binnenstad 2013' van de gemeente Hilversum.
Hoofdstuk 1 Inleiding
In dit hoofdstuk zijn de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan beschreven. Tevens is een leeswijzer opgenomen.
1.1 Aanleiding
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van kracht geworden. Volgens deze wet is een gemeente verplicht om éénmaal in de 10 jaar het bestemmingsplan te herzien. Indien een bestemmingsplan binnen deze termijn niet is geactualiseerd dan mogen geen leges meer worden geheven voor 'diensten' die verband houden met het bestemmingsplan. De Invoeringswet Wro stelt dat vóór 1 juli 2013 alle bestemmingsplannen jonger dienen te zijn dan de gestelde 10 jaar.
De gemeenteraad van Hilversum heeft op 24 juni 2009 het Integraal Uitvoeringsplan Wet ruimtelijke ordening vastgesteld. In het Uitvoeringsplan is geconcludeerd dat de gemeente Hilversum een groot aantal bestemmingsplannen vóór 1 juli 2013 moet actualiseren en digitaliseren.
Het 'Integraal Uitvoeringplan' gaat met betrekking tot de herziening van 'Binnenstad 2013' uit van een actualisatie als beheerbestemmingsplan. Ontwikkelingslocaties worden buiten de actualisatie gelaten. Ontwikkelingslocaties kunnen door middel van een zelfstandige procedure (omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan) of (postzegel)bestemmingsplan (op basis waarvan een omgevingsvergunningaanvraag kan worden ingediend) worden gerealiseerd. De ervaring heeft namelijk geleerd dat het opnemen van ontwikkelingslocaties het proces van de herziening van bestemmingsplannen sterk vertraagt.
De bestemmingsplannen 'Binnenstad', 'Kerkbrink e.o.', 'Spoorstraat - Kampstraat' en 'Langestraat - Koningsstraat' zijn allen ouder als 10 jaar. Conform de Wet ruimtelijke ordening moet een bestemmingsplan binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw worden vastgesteld. Het bestemmingsplan moet actueel zijn. De bovengenoemde bestemmingsplannen dienen daarom geactualiseerd te worden.
1.2 Doelstelling
Het doel van het bestemmingsplan 'Binnenstad 2013' is het herzien van de verouderde bestemmingsplannen waarbij rekening wordt gehouden met nieuwe wet- en regelgeving en dit vast te leggen in een nieuwe planologische regeling. Het bestemmingsplan dient een toetsingskader op te leveren voor alle bewoners en gebruikers van het plangebied. Het bestemmingsplan heeft een hoofdzakelijk conserverend karakter, dat wil zeggen dat het plan hoofdzakelijk alle bestaande functies in kaart brengt en alleen de mogelijkheden uit het geldende bestemmingsplannen zijn overgenomen.
Het doel van het bestemmingsplan is het tot stand brengen van een actueel planologische regeling. Het bestemmingsplan is een toetsingskader voor omgevingsvergunningaanvragen.
1.3 Functie Van Het Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan 'Binnenstad 2013' regelt de bestemmingen en het gebruik van de gronden in het plangebied. Het bestemmingsplan bestaat uit een of meer verbeeldingen (kaarten), regels en een toelichting. De verbeelding en de daarop aangewezen bestemmingen en regels vormen tezamen het juridische plan. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen.
Een bestemmingsplan wordt met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm vastgesteld. Een volledige papieren versie van het bestemmingsplan wordt gelijktijdig vastgesteld. Indien de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan na vaststelling en die van de papieren versie daarvan tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, is de eerstbedoelde inhoud beslissend.
1.4 Leeswijzer
De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. In het inleidende hoofdstuk is ingegaan op de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven waar het plangebied ligt en wat de plangrenzen zijn. In hoofdstuk 2 wordt ook aangegeven welke bestemmingsplannen voor het plangebied gelden tot het verkrijgen van rechtskracht van het nieuwe bestemmingsplan. De hoofdstukken 3 - 5 vormen de kern van de toelichting. In hoofdstuk 3 worden de karakteristieken van het plangebied beschreven. Dit is een beschrijving van de bestaande situatie. Relevante beleidskaders van Rijk, provincie/regio/waterschap en gemeente staan centraal in hoofdstuk 4. De toekomstige situatie wordt behandeld in hoofdstuk 5. Per planaspect wordt hierbij gemotiveerd aangegeven wat er komt. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de bestemmingsregeling, de (economische) uitvoerbaarheid, het ambtelijk overleg, en op de externe communicatie. Er wordt aangegeven hoe de regels gelet op de toelichting gelezen moeten worden en hoe bij de formulering van de bestemming en de regels rekening wordt gehouden met de handhaafbaarheid daarvan. Deze paragraaf vormt de relatie tussen het juridische plan en de toelichting. De ten behoeve van het bestemmingsplan verrichte onderzoeken zijn als bijlage opgenomen.
Hoofdstuk 2 Begrenzing Plangebied En Vigerende Bestemmingsplannen
2.1 Begrenzing Plangebied
Het plangebied (zie figuur 1) is gelegen in het centrum van Hilversum en wordt globaal begrensd door de spoorlijn, Koninginneweg, Naarderstraat, Melkpad, Noordse Bosje, Oude Enghweg, Albertus Perkstraat, Burgemeester Andriessenstraat, Torenlaan, Vaartweg, Elleboogstraat, Ruitersweg, Neuweg, Koningsstraat, Achterom, Schapenkamp en de Beatrixtunnel.
Het bestemmingsplan sluit aan op de plangrenzen van de bestemmingsplannen 'Noordwestelijk Villagebied', 'Over 't Spoor', 'Utrechtseweg' en 'Bosdrift'. Het gebied 'Langgewenst' maakt geen deel uit van het plangebied, voor deze locatie wordt een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld.
Figuur 1: Begrenzing plangebied
2.2 Vigerende Bestemmingsplannen
Vóór vaststelling van het voorliggende plan zijn de onderstaande bestemmingsplannen vigerend in het plangebied:
- 1. Binnenstad (vastgesteld 13 maart 2002, goedgekeurd 20 augustus 2002);
- 2. Binnenstad, Eerste wijziging, Horeca Havenstraat 1-3 (vastgesteld 14 januari 2003);
- 3. Binnenstad, Tweede wijziging, onttrekking aan horecabestemming van de panden Veerstraat 3 en Noordse Bosje 11, vastgesteld 22 april 2003;
- 4. Binnenstad, Tweede uitwerkingsplan, Noordse Bosje (vastgesteld 24 mei 2005, goedgekeurd 2 november 2005);
- 5. Binnenstad, Derde Uitwerkingsplan, filmtheater Herenstraat (vastgesteld 2 mei 2006, goedgekeurd 30 juni 2006);
- 6. Binnenstad, Vierde Uitwerkingsplan, Veerstraat (vastgesteld 21 december 2010);
- 7. Kerkbrink en omgeving (vastgesteld 9 maart 1995, gedeeltelijk goedgekeurd 11 juli 1995);
- 8. Kerkbrink en omgeving, Eerste herziening (vastgesteld 1 oktober 2003, goedgekeurd 6 april 2004);
- 9. Spoorstraat - Kampstraat (vastgesteld 12 april 1995, goedgekeurd 1 december 1995);
- 10. Langestraat - Koningsstraat (vastgesteld 7 april 1999, goedgekeurd 19 oktober 1999);
- 11. Parapluherziening seksinrichtingen (vastgesteld 23 januari 2001, goedgekeurd 8 mei 2001);
- 12. Honingstraat / Schoolstraat (vastgesteld 7 maart 2012).
Aan het bestemmingsplan 'Binnenstad, Eerste uitwerkingsplan, verlegging oprit parkeergarage Hilvertshof' is na een uitspraak van de Raad van State uiteindelijk door Gedeputeerde Staten goedkeuring onthouden (GS-besluit van 12 september 2006). Er is voor deze locatie geen nieuw uitwerkingsplan opgesteld, omdat het doel van het uitwerkingsplan, het verleggen van de oprit, was bereikt door de inmiddels onherroepelijk geworden bouwvergunning. In voorliggende herziening is de vergunde situatie opgenomen.
Het bestemmingsplan 'ontwerp-uitwerkingsplan Stationsgebied Zuid' is in 2009 ter inzage gelegd ten behoeve van de realisatie van de 5 stationstorens. De procedure is niet afgerond omdat de bouwvergunning voor de stationstorens intussen onherroepelijk was geworden, waarna de afronding van de uitwerkingsplanprocedure geen prioriteit meer heeft gekregen. In deze actualisatie is eveneens de vergunde situatie meegenomen.
Daarnaast is bestemmingsplan 'Binnenstad' onderdeel geweest van de parapluherziening die een aantal jaren geleden is gestart. In deze parapluherziening zijn voor diverse plangebieden aanpassingen voorgesteld. Het parapluplan is evenwel nooit vastgesteld. De beoogde relevante aanpassingen zijn daarom in dit plan verwerkt.
Zoals hierboven beschreven wordt voor het aangrenzende plangebied 'Langgewenst' een aparte procedure doorlopen. De onderlinge plangrenzen zijn afgestemd.
Hoofdstuk 3 Karakteristieken Plangebied
In dit hoofdstuk komt de huidige situatie aan de orde. Onder andere wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke structuur, de functies in het plangebied en de cultuurhistorische waarden.
3.1 Ruimtelijke Structuur
3.1.1 Historie
In de negende eeuw ontstaat Hilversum op de permanente plek rond de Kerkbrink. Van oorsprong is Hilversum net als de andere Gooise dorpen een agrarisch brinkdorp, omringd door kleinschalig akkerland (engen) en woeste gronden (heide en stuifzand). Een aaneenschakeling van brinken (openbare driehoekige, zandige terreinen), verbonden door wegen die uitmondden in de driften (veepaden) naar de omliggende akker- en weilanden en naar de omliggende dorpen. De Kerkbrink vormde het centrum van handel, religie en bestuur. De sporen van het oude boeren brinkdorp en het dorp dat zich richtte op huisnijverheid en ambacht zijn hier en daar nog aanwezig. De gekromde wegen en brinken vormen de onderlegger, de structuur, van de huidige binnenstad.
3.1.2 Stedenbouwkundige structuur
De binnenstad heeft een grote diversiteit in stijl, maat, schaal en structuur. Naast grootschalige bebouwing, grotere en kleinere complexen is de bebouwing overwegend pandsgewijs gebouwd met een verticale geleding. De basis van de structuur van de binnenstad is een radiaalsgericht stratenpatroon met een afwisselende bebouwing. Het stratenpatroon is gebaseerd op de gekromde oude schaapsdriften die van Kerkbrink en Groest van en naar de heidevelden liepen. Voorbeelden hiervan zijn de 's-Gravelandseweg, de Herenstraat - Veerstraat, Kerkstraat en de Havenstraat.
In de jaren '70 hebben er grootschalige doorbraken in de historische structuur plaatsgevonden, zoals de Schapenkamp en de Prins Bernhardstraat. Hierna zijn verspreid door de binnenstad op verscheidene plaatsen grootschalige complexen en gebouwen gerealiseerd, zoals de Hilvertshof met oprit, de parkeergarage en het kantorencomplex aan het Noordse Bosje, het voormalige GAK-kantoor, een wooncomplex met winkels aan de Kerkbrink, bankgebouwen aan de 's-Gravelandseweg en de Oude Torenstraat, Silverpoint en later de Stations(kantoor)gebouwen en de woontorens Entrada.
De huidige binnenstad wordt gekenmerkt door fragmenten uit verschillende ontwikkelingsstadia en kent daardoor een grote diversiteit aan bebouwing en schaal. De binnenstad is derhalve geen harmonieus en samenhangend geheel met bebouwing in één stijl en vormt eigenlijk het beeld van 'de stad in de stad'.
De kracht van de binnestad is dat er bij ontwikkelingen geen nivellering of eenvormigheid qua bebouwing heeft plaatsgevonden over de hele binnenstad, maar dat juist per deelgebied in de binnenstad de verschillende karakteristieken en (deel)gebieden zoveel mogelijk in tact zijn gebleven, waaruit de ontwikkeling in de loop van de tijd nog is af te lezen. Hierdoor zijn er in verschillende delen van de binnenstad verrassende plekken met samenhangende bebouwing en inrichting van de openbare ruimten aanwezig, zoals oude dorpsbebouwing (Laanstraat e.o., Biersteeg e.o.), dertiger jaren buurtjes, compact villagebied, winkelstraten, maar ook stedelijke bebouwing met grote openbare ruimten. De binnenstad heeft daarom nog steeds het beeld van zowel 'dorp als stad'.
De huidige hoofdstructuur van de binnenstad wordt gevormd door het kernwinkelgebied: de Kerkstraat en de Groest met zijn sterke bomenstructuur en terrasfuncties. Aan de uiteinden bevinden zich vier belangrijke openbare ruimten met ieder zijn eigen functie en karakteristiek: de Kerkbrink, het Marktplein (Langgewenst), het Stationsplein en het Gooilandplein.
De twee assen, de Groest en de Kerkstraat, zijn de dragers van de binnenstad. De vier pleinen hebben ieder een eigen karakteristiek, functie en sfeer. Daar omheen bevindt zich een overgangsgebied met smalle straten en zowel oude kleinschalige dorpsachtige bebouwing en enkele grootschalige complexen (o.a. Hilvertshof, Gooische Brink).
Figuur 2: Stedebouwkundige karakteristieken
Onderstaand worden de stedenbouwkundige karakteristieken van de in figuur 2 aangeduide gebieden nader beschreven.
Het 'Stadshart' (gebied 1)
De bebouwing in dit gebied is over het algemeen pandsgewijs gebouwd, vooral in de Kerkstraat. De straatwanden zijn veelal gesloten met slechts hier en daar een kleine opening. De typologie is over het algemeen die van winkel-woonpanden, die in bouwhoogten variëren van twee tot drie bouwlagen, met verschillende kapvormen. Dit deelgebied vormt ondanks enkele dissonanten een harmonieus en samenhangend geheel, met panden in verschillende bouwstijlen. De hoekpanden en de panden ter plaatse van brinken zijn veelal verbijzonderd (in architectuur, schaal of hoogte). De begane grond van de winkelpanden vormt in veel gevallen geen eenheid meer met het pand, zodat in de winkelstraten eerder sprake is van een horizontaal doorlopende winkelplint met daarboven de afzonderlijke panden.
De bebouwing aan de Groest kent een grote diversiteit aan typologie en schaal. Contrasten tussen de verschillende bebouwing is hier eerder regel dan uitzondering. De Groest als krachtige en heldere openbare ruimte, de flaneerzone met terrassen en de groene sfeer, die gevormd wordt door de rijen met kastanjebomen, zorgt voor de ruimtelijke samenhang. De bebouwing, met verschillende kwaliteiten, is hieraan ondergeschikt.
Bijzondere gebouwen in het Stadshart zijn het Oude Raadhuis en de Grote Kerk en de nieuwe bebouwing van de Gooische Brink. Aan de Kerkbrink staat de kenmerkende Gooise combinatie van een brink met het oude raadhuis (museum) en de kerk.
Aan het 'C&A' plein bevindt zicht het bijzondere gebouw van C&A van architect Dudok. In de Kerkstraat bevindt zich op de kruising bij de Zeedijk het architectonisch bijzondere 'Douglas' hoekpand. Aan de Groest staan bijzondere gebouwen, zoals de voormalige Rex bioscoop, het voormalige kantoor van dagblad De Gooi en Eemlander en een woonwinkelcomplex op de hoek met de Prins Bernhardstraat van architect Koen van Velsen.
Het 'Dorp' (gebied 2)
In de twee deelgebieden 'Het Dorp' is de oude dorpsbebouwing terug te vinden. Het zijn twee kleine gebieden, rond de Biersteeg en bij de Laanstraat-Kruissteeg-Langestraat, die als eilanden in de binnenstad liggen. In de omgeving van de Laanstraat bevindt zich nieuwbouw in de vorm van herbouwde dorpspanden, met kleine voortuintjes. Dit 'Historisch Buurtje' is auto luw en er zijn geen parkeerplaatsen op eigen terrein.
De bebouwing bestaat uit afwisselend vrijstaande en aaneen gebouwde woonhuizen en voormalige boerderijen. De panden zijn individueel en afwisselend. Ze zijn met de voorgevel gericht naar de straat, waarbij de rooilijnen verspringen ten opzichte van elkaar. Ze hebben een traditionele en dorpsachtige opbouw. De panden hebben een individuele karakteristiek die in het algemeen bestaat uit een opbouw van één tot twee lagen met kap. De nokrichting is afwisselend.
Het 'Veranderende Dorp' (gebied 3)
Met name in deze deelgebieden is het veranderingsproces van de binnenstad uit de aanwezige diversiteit aan bebouwing afleesbaar. Zo bevinden zich in dit gebied nog fragmenten van de oude dorpsbebouwing (Veerstraat zuidzijde, Langestraat), kleine complexen uit het begin van de 20e eeuw (Bussumerstraat, Veerstraat-noord, Spoorstraat), 30-er jaren complexen (brink Veerstraat - Herenstraat), grootschalige nieuwbouw (Veerstraat - Fabrikeursstraat, Brinkweg Zuid) en recente nieuwbouwcomplexen met een beperkte schaalvergroting in de Bussumerstraat, Kampstraat - Spoorstraat en Naarderstraat - Diepeweg. In deze gebieden is hier en daar sprake van enige functiemenging. De dichtheid varieert. De panden zijn vrijstaand of vormen korte rijtjes of complexen. Ze zijn met de voorgevel gericht op de belangrijkste openbare ruimte.
De stedenbouwkundige structuur van deze gebieden wordt in belangrijke mate bepaald door de licht gekromde, relatief smalle straten. De bebouwing heeft afwisselend een plat dak of een kap. De nokrichting is afwisselend haaks op of evenwijdig aan de weg. De voorgevellijn verspringt op tal van plekken en is bij rijen in samenhang. De bebouwing is over het algemeen individueel en afwisselend. Bij rijen en complexen is herhaling van de woning als basiseenheid het uitgangspunt, soms in combinatie met accenten in de opbouw als verbijzonderde hoeken. De bebouwing is een afwisseling van pandsgewijze verticaal gelede bebouwing en complexen van bebouwing die meer horizontaal zijn geleed.
Winkels, voorzieningen en bedrijven hebben meestal een afwijkende begane grondlaag.
De 'Stad' (gebied 4)
De zone Stad is het deel van de binnenstad dat wordt gekenmerkt door een hoge dynamiek met veel grootschalige ingrepen vanuit de jaren 70 en 80 uit de vorige eeuw (Schapenkamp, voormalig UWV pand, Silverpoint, wooncomplexen Anthonius Brouwerstraat en omgeving).
De zone 'Stad' ligt aan de (oost)rand van het centrum en vormt met de stationsgebouwen, het busstation, de stationstunnel en het stationsplein de toegangspoort vanaf het station naar de binnenstad. De structuur van dit gebied wordt hoofdzakelijk bepaald door de langgerekte grootschalige ruimtes van de Schapenkamp, het busstation en de taxistandplaats met kiss & ride plek. Tussen deze gebouwen en het Schapenkamp bevindt zich grootschalige bebouwing in de vorm van vijf woongebouwen en het voormalig UWV pand. Op de hoek Schapenkamp - Stationsstraat is een Stationstoren mogelijk (hoogste gebouw in de binnenstad op de kerktorens na) ter accentuering van het totale stationsgebied (deze mogelijkheid zat al in bestemmingsplan 'Binnenstad' uit 2002). Vanaf de Schapenkamp blijven de langgerekte stationsgebouwen zichtbaar tussen de losse objecten door. Het beeld is dat van 'spelers' (de losse verticaal vormgegeven gebouwen) voor een 'decor' (de meer horizontaal gelede gebouwen langs het spoor).
Naar het zuiden toe wordt de Schapenkamp visueel langzaam smaller door de aanwezigheid van het nieuwe St. Aloysius College en de monumentale Vituskerk met toren en schip aan de zuidzijde.
Het beeld langs het Schapenkamp is divers: vrijstaande grootschalige gebouwen aan de oostzijde van het Schapenkamp en gesloten bebouwing in wisselende vormen, materialen en hoogtes aan de westzijde. In deze zone bevinden zich ook grootschalige gebouwen die cultuurhistorisch waardevol zijn zoals de Vituskerk en het Gooilandcomplex. Deze gebouwen bepalen het silhouet van de binnenstad en vormen accenten door hun ligging in de stedelijk structuur en de afwijking in massa, opbouw, vorm en architectuur.
De toren van de Vituskerk met een hoogte van bijna 100 meter is een landmark voor de stad en de wijde omgeving. Het Grand Hotel Gooiland is op het Gooilandplein georiënteerd en bestaat uit een samengesteld volume.
Het oostelijke deel van de Langestraat heeft een stedelijke karakteristiek met aaneengesloten straatwanden en bouwhoogten van vier à vijf bouwlagen met hoogteaccenten tot 25 meter op de hoeken.
Aanloopgebieden (gebied 5)
In het bestemmingsplangebied bevindt zich aan de rand van de binnenstad een aantal overgangsgebieden. Dit zijn de winkel-aanloopgebieden in de Koninginneweg, de Emmastraat en de Vaartweg - Havenstraat.
Ten aanzien van de drie winkel-aanloopgebieden wordt gestreefd naar het handhaven van de bestaande bebouwingskarakteristieken. In de Koninginneweg en in de Emmastraat-zuidzijde betekent dit het handhaven van de complexgewijze bebouwing en in de Emmastraat noordzijde het handhaven van de vrijstaande bebouwing met ruime voortuinen. In de Vaartweg - Havenstraat is het beleid gericht op het handhaven van de bestaande pandsgewijze bebouwing.
In het gebied Koninginneweg-noord, Naarderstraat-noord, Honingstraat, Schoolstraat wordt ernaar gestreefd om de karakteristiek van de bestaande afwisseling van vrijstaande gebouwen, vrijstaande en geschakelde woningen te handhaven. De O.L.V. Onbevlekt Ontvangen Kerk aan de Koninginneweg wordt als monument en beeldbepalend pand met zijn omringende tuin gehandhaafd. Deze neogotische kerk heeft een compacte hoofdvorm met zeskantige toren. Uitbreiding van bebouwing is hier niet gewenst.
Uitloper noordelijk villagebied (gebied 6)
Ten aanzien van het aan de noordzijde van de binnenstad gelegen uitloper van het noordelijk villagebied langs het Melkpad en de Minister Hartsenlaan wordt gestreefd naar het in stand houden van de karakteristiek van het villagebied met bebouwing die bestaat uit vrijstaande villabebouwing in het groen. Teneinde het groene en open karakter van het gebied te waarborgen zijn aan parkeren op het voorterrein regels gesteld.
3.1.3 Groenstructuur
Het spaarzame groen in het plangebied van 'Binnenstad 2013' bevindt zich op strategische plekken zoals brinken en pleinen en langs de hoofdwegen. In de laatste decennia is er een sterke tendens om openbare ruimte in de winkelgebieden en stationsomgeving in te richten als verblijfsruimte en voor langzaam verkeer.
3.1.4 Waterstructuur
Het plangebied kent, door het ontbreken van enige waterlopen, geen waterstructuur. In deze toeliching worden wel de wateraspecten in het projectgebied beschreven, bestaande uit grondwater, oppervlaktewater, afvalwater en hemelwater.
3.1.5 Verkeersstructuur
De verkeersstructuur in en rond de binnenstad kan onderverdeeld worden in drie elementen: de centrumring, een verblijfsgebied en de radialen.
De ontwikkeling van de centrumring komt voort uit het verkeersplan 'Wegen' uit 1996. De centrumring wordt gevormd door de 's-Gravelandseweg, Oude Torenstraat, Brinkweg, Langestraat, Schapenkamp, Stationsstraat en het Melkpad. Binnen deze ring van straten ontstaat een gebied, waar betrekkelijk weinig auto`s zullen komen. Alleen bewoners, eigenaren en bevoorraders hebben normaal gesproken de mogelijkheid het verblijfsgebied van de binnenstad met een auto te bereiken. Zij zullen zich moeten legitimeren via de controleposten van het afsluitbare systeem. Vrij passeren is slechts mogelijk tijdens het los- en laadvenster, dat op de werkdagen tijdens de ochtenduren wordt ingesteld.
De afsluiting van de binnenstad is er in eerste instantie op gericht het stadshart van autoverkeer te vrijwaren. Het verkeersregime, dat in dit deel van de binnenstad heerst, wordt aangemerkt als 'erf' met de daarbij behorende juridische maatregelen. De voetganger is hier dominant. Buiten het stadshart, maar binnen de centrumring bestaat de mogelijkheid het verblijfsgebied als 30 km-zone aan te merken. Als uitzondering hierop geldt in elk geval de Prins Bernhardstraat. Deze weg dient parkeergarage Hilvertshof bereikbaar te houden. En verder maakt ze deel uit van de hoofdroute voor het openbaar vervoer.
Buiten de centrumring, maar binnen het plangebied, komen enkele straten voor, die niet als verblijfsgebied kunnen worden aangemerkt. Het zijn straten, die in het 'Plan Wegen' zijn aangemerkt als radialen. Met name gaat het om het Langgewenst, de Naarderstraat, de Koninginneweg, de Vaartweg, de Havenstraat, de Emmastraat en het Achterom.
Resteert het stationsgebied. De openbare ruimte binnen dit gebied wordt vooral benut door bussen en fietsers en voetgangers, die gebruik maken van bus en/of trein. Autoverkeer in dit gebied komt relatief sporadisch voor en is voornamelijk gericht op lossen en laden van goederen en personen. Onder het gebied bevinden zich parkeergarages, die vanaf de Schapenkamp bereikbaar zijn.
3.2 Wonen, Werken En Voorzieningen
3.2.1 Wonen
De woningen in de binnenstad kennen een grote diversiteit in stijl, maat, schaal en structuur. Het varieert van oude dorpse bebouwing, kleine complexen uit het begin van de 20e eeuw (bijvoorbeeld Bussumerstraat, Veerstraat-noord, Spoorstraat), eengezinswoningen (Prins Bernhardstraat, Mgr. V.d. Weteringstraat), 30-er jaren gestapelde woningen (brink Veerstraat - Herenstraat), grootschalige complexen (Veerstraat - Fabrikeursstraat, Brinkweg-zuid, Entrada) en complexen met een beperkte schaalvergroting in de Bussumerstraat, Kampstraat - Spoorstraat, Naarderstraat - Diepeweg en Herenstraat.
3.2.2 Werken
In het plangebied zijn ten aanzien van bedrijven en hun milieubelasting 3 gebieden te onderscheiden:
- een kern-winkelgebied met aanvullende horeca-functie rondom Groest, Leeuwenstraat, Kerkstraat, Zeedijk en Schoutenstraat;
- zogenaamde 'aanloopgebieden' met detailhandel, kantoren en horeca in de Langestraat, Stationsstraat, Emmastraat en Havenstraat;
- woongebieden rondom de Ruitersweg, Laanstraat, Emmastraat, Honingstraat en Noordse Bosje met enkele kleine bedrijven, horeca en gemengde detailhandel.
In het kern-winkelgebied bevinden zich een grote diversiteit aan winkels en horecafunctie. Hierbij kan gedacht worden aan kledinghandel, wit -en bruingoed zaken, meubelzaken, broodjeszaken, cafetaria's en café's. Boven een groot aantal winkels met name in de Kerkstraat, Leeuwenstraat en Schoutenstraat is een woonfunctie aanwezig. De horecabedrijven in het kern-winkelgebied zijn veelal gesitueerd rondom Spoorstraat, Groest-noord en Biersteeg.
De 'aanloopgebieden' nabij Langestraat, Havenstraat en Stationsstraat kenmerken zich door kleinschalige detailhandel, kantoren en horecabedrijven met daarboven een woonfunctie.
De woongebieden omvatten grote appartementencomplexen, woonblokken met 'bedrijven aan huis'. Meestal zijn dit kleine garagebedrijven, aannemers en schildersbedrijven. Ook zijn enkele detailhandels- en horecafuncties in deze gebieden te vinden.
Binnen het plangebied zijn geen duidelijke bedrijfsterreinen aanwezig met uitzondering van clustering op een aantal binnenterreinen. De bedrijven, niet zijnde detailhandel, kantoren en horeca, zijn sterk verspreid in het plangebied.
De binnenstad bevat geen grootschalige kantorenlocaties. Kantoren zijn verspreid over het plangebied aanwezig. Het gebied rondom de Schapenkamp en de Stationsstraat kenmerkt zich door een clustering van kantoorlocaties.
3.2.3 Voorzieningen
Detailhandel
Het winkel- en uitgaansdeel van de binnenstad bevindt zich in het stadshart. Het is hèt winkel- en uitgaanscentrum van de stad en de regio. De kern van het stadshart wordt gevormd door de assen Kerkstraat en Groest. Als bronpunten bevinden zich aan de uiteinden de Kerkbrink en het Langgewenst (geen onderdeel van dit bestemmingsplan). Daarnaast horen ook de Leeuwenstraat, Zeedijk, Schoutenstraat en een deel van de 's-Gravelandseweg tot het stadshart. In het stadshart kan rustig gewinkeld worden en is er (dag) horeca aanwezig. Om het winkelen verder te veraangenamen en het stadshart duidelijk herkenbaar te laten zijn bestaat het stadshart voor een groot deel uit voetgangersgebied.
De detailhandel en horecafuncties zijn voornamelijk op de begane grond gesitueerd, woonfuncties zijn aanwezig op de verdieping. Op de verdieping komt ook detailhandel en opslag voor. De woonfunctie op de verdieping draagt ertoe bij dat ook na sluitingstijd er nog mensen in het stadshart aanwezig zijn. Dit is van belang voor de levendigheid en de sociale controle. Er ontstaat een steeds grotere druk van baliefuncties om zich in dit gebied te vestigen. Op enkele plekken is dat ook al gebeurd zoals langs de 's-Gravelandseweg en op de Groest.
Horeca
Het Groestkwartier (de Groest en diverse zijstraten) heeft zich ontwikkeld tot een gevarieerd en hoogwaardig uitgaansgebied. Het Gooisch Kwartier, oftewel de restaurantzone, strekt zich uit van de 's-Gravelandseweg, Havenstraat, Kerkbrink, Langestraat tot aan het eerste gedeelte van de Vaartweg. Deze zone is aangewezen als zone voor de (betere) restaurants. In het kernwinkelgebied (de Kerkstraat, Schoutenstraat en een deel van de Groest) bevindt zich vooral horeca ondersteunend aan de winkelfunctie. De begrenzing van de gebieden is afgelopen jaren op een aantal plaatsen bijgesteld.
Zakelijke dienstverlening
Verspreid over de binnenstad bevinden zich ondernemingen of instellingen die gericht zijn op (zakelijke) dienstverlening. Een concentratie van dergelijke ondernemingen bevindt zich aan de 's-Gravelandseweg. Hier zijn diverse uitzendbureaus, makelaars en wasserettes gevestigd.
Onderwijs, zorg en welzijn
Het plangebied kent een aantal onderwijsvoorzieningen. Aan de Schapenkamp zit de Aloysius Mavo, een school voor voortgezet onderwijs. Aan de Koninginneweg zit een vestiging van het Luzac college. Aan de Emmastraat zit een vestiging van de business school Notenboom.
In het plangebied liggen verschillende zorgvoorzieningen, zoals huisartsen, fysiotherapiepraktijken en apotheken.
Cultuur
De gemeente Hilversum beschikt over een groot cultureel potentieel. Een groot deel van de culturele voorzieningen bevinden zich in de (nabijheid van de) binnenstad. In het centrum zijn onder andere het Filmtheater, poppodium de Vorstin, Theater Gooiland, de Eurobioscoop en de Citybioscoop en het Museum Hilversum gevestigd. De muziektent op de Kerkbrink (ontstaan uit particulier initiatief) is in april 2008 met financiële hulp van de gemeente in gebruik genomen.
Sport, recreatie en toerisme
De binnenstad kent verschillende voorzieningen op het gebied van recreatie en toerisme. Op de Kerkbrink bevinden zich het Museum Hilversum en de VVV.
Overige voorzieningen
Het politiebureau van Hilversum is gevestigd op de Groest. In het plangebied bevinden zich drie kerken: de Oude kerk aan de Kerkbrink, de Vituskerk en de O.L.V. Onbevlekt Ontvangen kerk aan de Naarderstraat.
3.3 Verkeer
3.3.1 Autoverkeer
In Hilversum wordt gestreefd naar het inrichten van wegen volgens de principes van Duurzaam Veilig. Concreet betekent dit dat alle wegen in Hilversum zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. Alle doorgaande wegen in het plangebied zijn ingedeeld als gebiedsontsluitingsweg waar de verkeersfunctie belangrijker is dan de verblijfsfunctie en waar een wettelijke snelheid geldt van maximaal 50 km/uur. De kruispunten maken uitwisseling van verkeer mogelijk met wegen van een lagere orde. De wegen in de wijken van het plangebied zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen, met als functie het rechtstreeks ontsluiten van woningen, winkels en bedrijven. De verblijfsfunctie is belangrijker dan de verkeersfunctie en de wettelijke toegestane maximale snelheid bedraagt 30 km/uur of 15 km/uur (in woonerven).
In het plangebied zijn de onderstaande wegen gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen.
De wegen die tot de binnenring behoren:
- 's-Gravelandseweg;
- Oude Torenstraat;
- Brinkweg;
- Langestraat;
- Schapenkamp;
- Stationsstraat;
- Melkpad.
De wegen die tot de radialen behoren:
- Achterom;
- Emmastraat;
- Havenstraat;
- Koninginneweg;
- Langgewenst;
- Naarderstraat;
- Neuweg;
- Prins Bernhardstraat;
- Schoolstraat;
- Vaartweg.
Alle overige wegen zijn aangemerkt als erftoegangsweg.
Door de herkenbaarheid van deze wegcategorieën te versterken neemt de functionaliteit, vindbaarheid en herkenbaarheid in de wijk en daarmee ook de voorspelbaarheid van het autoverkeer toe.
Integraal BereikbaarheidsPlan Hilversum e.o. (IBP)
In 2005 is door de gemeenteraad van Hilversum het 'Integraal BereikbaarheidsPlan Hilversum e.o.' vastgesteld. Het doel van het IBP is te komen tot een uitgebalanceerd pakket verkeersmaatregelen waarmee op het totale stelsel van lokale hoofdwegen een redelijke (zo optimaal mogelijke) doorstroming van het verkeer kan worden behaald. Daarmee verbetert niet alleen de bereikbaarheid in de stad, maar ook de milieukwaliteit. Het maatregelenpakket van het IBP richt zich niet alleen op de bereikbaarheid per auto, maar verbetert ook de mogelijkheden voor openbaar vervoer en fiets. In het kader van het IBP heeft de gemeenteraad in 2005 besloten om langs de spoorlijn Hilversum - Bussum een fietspad aan te leggen.
3.3.2 Parkeren
In de binnenstad geldt het regime van betaald parkeren. In het plangebied zijn betaalde parkeerplaatsen op maaiveld, parkeergelegenheid op eigen terrein en vijfparkeergarages (met in totaal ruim 2.100 parkeerplaatsen) aanwezig. De parkeergarages zijn rechtstreeks vanaf de centrumring bereikbaar. De bezoeker van de binnenstad wordt met een dynamisch verwijssysteem naar vrije plaatsen in de garages geholpen.
3.3.3 Openbaar vervoer
In het plangebied ligt NS-station Hilversum CS met een busstation. Het stationsgebied is een regionaal openbaar vervoersknooppunt.
3.3.4 Langzaam verkeer
Fietser
Langs de gebiedsontsluitingswegen (o.a. Schapenkamp, Melkpad, Naarderstraat) liggen vrijliggende fietspaden. Op de erftoegangswegen is verkeer gemengd. In de binnenstad en bij station Hilversum CS aan de Schapenkamp zijn fietsparkeerplaatsen op maaiveld aanwezig. Onder station Hilversum is een bewaakte fietsenstalling gevestigd.
Voetganger
Een deel van het centrum (o.a. Kerkstraat, Zeedijk) is aangewezen als voetgangersgebied. Op de Groest en de Kerkbrink gebruiken voetgangers en fietsers samen de buitenruimte (Shared Space). Verder kunnen voetgangers gebruik maken van de vele voetpaden in het gebied.
3.4 Groen, Blauw En Natuur
3.4.1 Groen
Het plangebied bestaat grotendeels uit bebouwd gebied. De groenstructuur in het plangebied beperkt zich tot twee grote groengebieden aan weerszijde van de Schapenkamp. De oude begraafplaats achter de oude Aloysius-mavo en de tuin van de Vituskerk aan de overzijde van de Schapenkamp.
Aan de Prins Bernhardstraat, tussen de school en de woningen staat een monumentale beuk die zeer beeldbepalend is voor de, verder stenige, Prins Bernhardstraat.
Overig groen in de binnenstad beperkt zich tot bomen langs bijvoorbeeld de Groest en op de Kerkbrink.
3.4.2 Blauw
In 2009 is het Gemeentelijk Riolerings Plan (GRP) opgesteld voor de periode 2009 - 2014. Dit plan geeft het beleid betreffende het afvalwater, hemelwater en grondwater.
De gemeente heeft met het waterschap Waternet standaardregels geformuleerd waar het waterbeheer in de gemeente aan moet voldoen. Deze regels zijn verwerkt in (water)paragraaf 3.7.2.
Verder gelden de waterbeleidsplannen van Rijk, Provincie en Waterschap die zijn samengevat in hoofdstuk 4 van het bestemmingsplan. Voor de binnenstad van Hilversum, waar geen oppervlaktewateren of waterkeringen aanwezig zijn, geldt als belangrijkste aandachtspunt dat hemelwaterwater zoveel mogelijk lokaal in de bodem wordt geïnfiltreerd.
3.4.3 Natuur
Vogel- & Habitatrichtlijn
Ter bescherming van natuurwaarden zijn er door de Europese Unie richtlijnen opgesteld: de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Europa heeft tevens een netwerk van speciale beschermingszones aangewezen onder de naam Natura 2000. De richtlijnen zijn in Nederland ondermeer verankerd in de Natuurbeschermingswet. De Nederlandse Natura-2000-gebieden worden op basis van de Natuurbeschermingswet vastgelegd, waarbij de bescherming gericht is op beheer en instandhouding van natuurlijke habitats en leefgebieden van plant- en diersoorten. Kaders hiervoor zijn uitgewerkt in het Natura-2000-doelendocument. Dit document is eind 2005 besproken met alle provincies, betrokken gemeenten, waterschappen en maatschappelijke organisaties. Op basis van de Natuurbeschermingswet worden speciale beschermingszones en zogenaamde beschermde natuurmonumenten aangewezen. Voor deze gebieden worden instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd.
Soortbescherming
De Europese regels (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn) zijn onder meer vertaald in de Flora- en Faunawet.
De bescherming bestaat met name uit de volgende verboden:
- het verbod om beschermde dieren opzettelijk te verontrusten
- het verbod tot het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van nesten, holen, etc.
- het verbod tot het verwijderen van beschermde planten van hun groeiplaats
Om te kunnen bepalen of er in het plangebied beschermde soorten aanwezig zijn, is onderzoek nodig. Het onderzoek moet plaatsvinden in de zomerperiode van april tot en met september. De inventarisatie mag bovendien niet ouder zijn dan vijf jaar.
Ten aanzien van dit bestemmingsplan
Het groen in de binnenstad maakt geen onderdeel uit van een ecologische structuur. Ook de natuurbeschermingswet is niet van toepassing. Het groene park achter de oude Aloysius ligt geïsoleerd ten opzichte van de natuurgebieden rondom Hilversum. Oude bomen en oude gebouwen zoals bijvoorbeeld op het terrein van de voormalige Aloysiusmavo zijn potentiële nestplaatsen voor vogels en vleermuizen. In geval van aanwezigheid van beschermde planten- of diersoorten is de Flora- en Faunawet van toepassing.
3.5 Duurzaamheid En Leefbaarheid
3.5.1 Duurzaamheid
Duurzaamheid is gericht op drie kwaliteitsaspecten: people, planet en profit/prosperity. De pijler 'people' richt zich op aspecten van sociale kwaliteit en proceskwaliteit: de leefbaarheid van de omgeving, sociale veiligheid en de betrokkenheid van bewoners, bedrijven en overheden (sociale duurzaamheid). De pijler 'planet' is direct gerelateerd aan de milieukwaliteit en thema's als energie, ecologie en water, maar ook aan gezondheid, verkeer en afval, en daarmee aan verschillende grote milieuproblemen zoals verlies aan biodiversiteit, klimaatsverandering, bedreigingen van de gezondheid en aantasting van de leefomgeving (fysieke duurzaamheid). Uitgangspunten zijn een brongerichte benadering, het sluiten van kringlopen en behoud en versterking van de kwaliteit van de leefomgeving. De pijler 'profit/prosperity' richt zich op de aanwezigheid van voorzieningen, voldoende werkgelegenheid en inkomensdifferentiatie en dragen bij aan het functioneren van de leefomgeving (economische duurzaamheid). De essentie van deze zogenaamde Triple P-benadering is een evenwichtige integrale ontwikkeling van de kwaliteitsaspecten.
3.5.2 Leefbaarheid
3.6 Cultuurhistorische Waarden
3.6.1 Historisch-geografische waarden
Beschermde stads- en dorpsgezichten zijn aangewezen door het ministerie van IenM en het ministerie van OCenW. Het betreft objecten in gebieden die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, en in welke zich één of meerdere monumenten bevinden. Als een gebied is aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht, dan dient dit in het bestemmingsplan opgenomen te zijn. Informatie over beschermde stads- en dorpsgezichten is te verkrijgen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
In het plangebied 'Binnenstad 2013' liggen geen beschermde stads- en dorpsgezichten.
3.6.2 (Steden)bouwkundige waarden
In het plangebied 'Binnenstad 2013' bevinden zich monumentale en waardevolle panden en ensembles. Voor monumentale panden kan in dit plangebied onderscheid gemaakt worden in Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Rijksmonumenten staan ingeschreven in het Monumentenregister van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, gemeentelijke monumenten zijn opgenomen in de gemeentelijke monumentenlijst.
In Bijlage 4 is een lijst opgenomen van Rijks en gemeentelijke monumentale panden in het plangebied.
3.6.3 Archeologische waarden
In 1992 is het zogenoemde 'Verdrag van Malta' gesloten, een Europees verdrag dat is gericht op de bescherming van het archeologisch erfgoed. Sinds de officiële bekrachtiging van het verdrag door Nederland in 1998 is gewerkt 'in de geest van Malta' en is de Monumentenwet 1988 herzien, op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), om de archeologie wettelijk te verankeren. Op 1 september 2007 is de herziene Monumentenwet 1988 in werking getreden.
De kernpunten, geregeld in de Monumentenwet, zijn:
- behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed op de plek waar het ligt in de bodem (in situ);
- opnemen archeologie in het ruimtelijke ordeningsproces;
- 'de verstoorder betaalt';
- transparant en helder besluitvormingsproces, informatie verspreiden en kennis van het archeologisch erfgoed vergroten.
De gemeente is het bevoegde gezag, en verantwoordelijk voor het opstellen van een archeologische verwachtings - en beleidskaart. Op de verwachtingskaart staat aangegeven welke archeologische beschermde monumenten, bekende waarden, en welke archeologische verwachtingen in Hilversum aanwezig zijn. Voor het te voeren beleid ten aanzien van de archeologische waarden en verwachtingen in de gemeente, heeft de gemeente een beleidsnota en de daarbij behorende beleidskaart opgesteld. De beleidskaart, moet volgens de nieuwe Wro in het bestemmingsplan worden opgenomen, zodat voor de aanvrager van een vergunning duidelijk is in welke gevallen een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Deze gevallen worden voornamelijk bepaald door een maximale verstoringsoppervlakte en -diepte.
Het archeologische onderzoek is een getrapt proces. Elke stap in het proces wordt afgesloten met een besluit van het bevoegd gezag omtrent het archeologische erfgoed: of het plangebied wordt vrijgegeven, of een vervolgonderzoek wordt gevraagd, of een planaanpassing, of bescherming van het archeologisch erfgoed in situ. Eerst moet de aanvrager een inventariserend onderzoek overleggen. In dat inventariserend onderzoek wordt vastgesteld of er archeologisch erfgoed in de bodem aanwezig is en of er nader onderzoek nodig is. De volgende stap is het verrichten van een verkennend veldonderzoek (proefsleuven) om de aard, omvang en kwaliteit van het archeologisch erfgoed te onderzoeken. Het plangebied kan hierna op grond van een selectiebesluit worden vrijgegeven, beschermd, of, als bescherming niet mogelijk is, kan een opgraving worden gevraagd. Elke fase wordt uitgevoerd op grond van een programma van eisen. Behalve de eisen die aan het onderzoek worden gesteld in het kader van de Kwaliteitseisen Nederlandse Archeologie (KNA) kan de gemeente aanvullende eisen stellen.
Binnen de gemeente Hilversum wordt gebruik gemaakt van de Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'. In deze structuurvisie is al het mogelijk aanwezige archeologisch erfgoed beschreven. Hiervan is een kaart gemaakt welke is gebruikt voor de bestemmingslegging van de archeologische dubbelbestemmingen (zie figuren 3 en 4).
Figuur 3: Archeologische beleidskaart gemeente Hilversum
In figuur 3 is te zien dat op de Kerkbrink een vondstlocatie is aangeduid. Het betreft een vondst gedaan tijdens opgravingen naast de 15de eeuwse toren van de Oude kerk waar een fundament uit 13de eeuws baksteen is gevonden. Dergelijke fundamenten zijn kenmerkend voor kerken en zware verdedigbare bouwcontstructies. Uit schriftelijke bronnen is bekend dat op de Kerkbrink in de Middeleeuwen een kapel en mogelijk ook een versterkte woontoren heeft gestaan. Boerderijen werden destijds nog van hout gemaakt. Deze archeologische resten én het gegeven dat alle oude wegen op de Kerkbrink samenkomen, maken duidelijk dat hier het centrum van het middeleeuwse dorp moet hebben gelegen.
Figuur 4: Beleidskaart oude dorpskern
De kleuren in figuur 4 geven de verstoringswaarde aan binnen het gebied 'Oude Dorpskern'. Hoe lichter de kleur des te meer verstoring er heeft plaatsgevonden. De donkerste kleur heeft daarmee de hoogste archeologische verwachtingswaarde.
3.7 Bodem En Watersysteem
3.7.1 Bodem
De provincie Noord-Holland heeft een bodemtoets ontwikkeld voor de afweging van bodemaspecten in bestemmingsplannen. Het gaat om de aspecten bodemopbouw, bodemkwaliteit, milieubeschermingsgebieden en archeologie. Deze aspecten zijn met uitzondering van archeologie opgenomen in deze bodemparagraaf. Archeologie is toegelicht in de voorgaande paragraaf 3.6.3 In deze paragraaf wordt ook het grondwatersysteem en daarin eventueel voorkomende verontreinigingen meegenomen.
Bodem
De gemeente Hilversum maakt onderdeel uit van de geografische eenheid het Gooise stuwwallencomplex met onder andere fysisch geografische eenheden zoals stuwwallen. De bodem van Hilversum bestaat hoofdzakelijk uit matig fijne tot zeer grove zanden. De zanden maken deel uit van het water voerende pakket, dat haar basis heeft op een diepte van N.A.P. -160 meter. Naast de genoemde zanden bevat de bodem grindbestanddelen. Tot een diepte van 50 meter onder het maaiveld is gestuwd materiaal aanwezig. Hierin kunnen plaatselijk fijnzandige, lemige en slib houdende lagen voorkomen. De stuwwal is een inzijgingsgebied. Dit plangebied bestaat geheel uit zandige ondergrond.
Functies en bestemmingen moeten afgestemd worden op de bodemopbouw. De bodemopbouw binnen het plangebied stelt echter geen bijzondere eisen aan de functies en bestemmingen.
Aardkundige waarden
De grote verscheidenheid en gaafheid van geografische verschijnselen maakt het stuwwallencomplex van het Gooi bijzonder. Eén van de speerpunten van het provinciale landschaps- en bodembeschermingsbeleid is het beschermen van onderdelen in het landschap, die iets vertellen over de geologische ontstaanswijze van een gebied. Hiervoor heeft de provincie Noord-Holland een lijst met 80 gebieden met aardkundige waarden (aardkundig waardevol gebied) vastgesteld en vervolgens hieruit 17 gebieden geselecteerd als aardkundig monument. De 80 aardkundige waardevolle gebieden zijn nu opgenomen in de provinciale structuurvisie en bijbehorende verordening en genieten als zodanig planologische bescherming. Een groot deel van het bijzondere stuwwallengebied is daarom door de provincie aangewezen als gebied met aardkundige waarden en de ongeroerde delen zijn zelfs aangewezen als aardkundig monument. Binnen het plangebied zijn evenwel geen aardkundige monumenten en aardkundig waardevolle gebieden aangewezen.
3.7.2 Watersysteem
Grondwaterbeschermingsgebied
Ten zuidwesten van het plangebied is de grondwaterwinning Loosdrecht gelegen en ten noordoosten ligt de drinkwaterwinning Laren. Het grondbeschermingsgebied van deze grondwaterwinningen, waarvoor regels vastgelegd zijn in de Provinciale milieuverordening, liggen in zijn geheel buiten het plangebied. Dit betekent dat binnen het gebied ten opzichte van de gebruikelijke zorgvuldigheid geen extra restricties gelden om de drinkwaterwinning te beschermen.
Bodem- en grondwaterverontreiniging
In de oudere wijken is naast de woonbestemming veel bedrijvigheid geweest, ook in de binnenstad. Als gevolg van het langdurige intensieve gebruik is de bovengrond in het plangebieden over het algemeen licht verontreinigd met PAK en zware metalen (en oplosmiddelen). Plaatselijk komen ernstige verontreinigingen voor. In het verleden zijn een aantal verontreinigingen reeds gesaneerd.
De gemeente heeft in 2008 een bodemfunctieklassekaart opgesteld. Op de bodemfunctieklassekaart wordt de gewenste bodemkwaliteit voor nu en toekomst binnen de gemeentegrenzen van Hilversum aangegeven. Uitgangspunt is dat de klasse die aan een bepaald gebied wordt toegekend, overeenkomt met de gevoeligste bodemfunctie binnen het gebied. Het hele gebied is geclassificeerd als functie wonen.
Grondwater
Hilversum ligt op een stuwwal van het Gooi en is infiltratiegebied. Het maaiveld varieert in de binnenstad van 4,30 meter +NAP in het oosten (stationsgebied) tot circa 11,00 meter +NAP in het westen (begin 's-Gravelandseweg en Vaartweg). Het eerste watervoerende pakket heeft haar basis op 160 meter minus maaiveld. In de zandige bodem stroomt het grondwater globaal genomen in westelijke richting. De minimale grondwaterstandsdiepte is 3,15 m onder het maaiveld bij het stationsgebied. De grondwaterstandsfluctuatie bedraagt enkele meters. De grondwaterstanden kunnen in de toekomst stijgen door invloed van het klimaat en activiteiten in de regio zoals afname van drinkwaterwinningen en opzetten van polderpeilen (de laatste aan de westkant van Hilversum).
Bij ondergrondse bouw moet rekening worden gehouden met de grondwaterstand. Kelders moeten waterdicht worden uitgevoerd, zodat de noodzaak tot het lokaal verlagen van de grondwaterstand wordt voorkomen. Bij de bepaling van de maximale grondwaterstand ten behoeve van ondergrondse bouw moet rekening worden gehouden met een marge als gevolg van toekomstige regionale grondwaterstandstijgingen.
In de binnenstad is het grondwater op enkele plaatsen verontreinigd met zware metalen en VOCL (vluchtige organische chloorverbindingen). De verontreinigingen zitten bij het Stationsgebied Zuid, de Herenstraat en het begin van de 's-Gravelandseweg. Bij nieuwe ontwikkelingen waarbij wordt ontwikkeld tot of in het grondwater moet hiermee rekening worden gehouden.
Oppervlaktewater
In de binnenstad is geen oppervlaktewater aanwezig. Om het lokaal verwerken van hemelwater te bevorderen zal bij nieuwe ontwikkelingen gestreefd moeten worden naar ruimte voor water, bijvoorbeeld wadi's in groenstructuren. Dit zullen geen permanente oppervlaktewateren zijn, deze wadi's lopen onder water bij veel regenval.
Bestaand afwateringssysteem
De binnenstad ligt in een gemengd gerioleerd gebied. Dit houdt in dat het afvalwater en het hemelwater via het hetzelfde rioolsysteem wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Hilversum-oost. Voor nieuw aan te sluiten bebouwing moet contact worden opgenomen met de gemeente. In de toekomst zal het afkoppelen van hemelwater van dit systeem worden bevorderd door bij nieuwe ontwikkelingen het hemelwater lokaal in de bodem te infiltreren. De druk op de binnenstad is groot en ruimte voor water kan een knelpunt zijn bij nieuwe plannen. In dit geval kan samen met de gemeente naar een oplossing worden gezocht.
Infiltratie kan plaatsvinden via diverse infiltratiemiddelen als vijvers, wadi's, doorlatende verharding, etc. Hierbij moet voldoende bergend vermogen worden gecreëerd om het waterbezwaar te kunnen verwerken. De infiltreerbaarheid van de infiltratievoorzieningen moet goed worden bewaakt. Onderhoud aan de infiltratievoorzieningen is voor de perceelseigenaar.
Bij de aanleg van parkeergarages moet bij de ingang een drempel worden aangelegd zodat tijdens heftige regenval het water niet direct de kelders in kan stromen.
Hemelwater kwaliteit
Om bodem- en grondwaterverontreiniging bij de infiltratiepunten op het eigen terrein te voorkomen is het belangrijk om geen onbehandeld koper, zink, lood, teerhoudende dakbedekking (PAK) en andere uitlogende (bouw)materialen toe te passen op oppervlakken/straatmeubilair die in aanraking komen met het regenwater. Daarnaast dient er géén gebruik te worden gemaakt van (chemische) onkruidbestrijdingsmiddelen. De perceelseigenaar is verantwoordelijk voor de grondwaterkwaliteit onder het perceel en dus voor de kwaliteit van het infiltrerende hemelwater.
3.8 Kabels En Leidingen
3.8.1 Kabels, leidingen en straalpaden
In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels, leidingen of straalpaden gelegen.
3.8.2 Radarverstoringsgebied
Voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militair- en burgerluchtverkeer staan militaire radarstations en burgerradarstations verspreid over Nederland. Objecten in een gebied rond een radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld dat de gezamenlijk radarstations opbouwen. Hilversum ligt in het radarverstoringsgebied van Soesterberg en Muiden. Bouwwerken hoger dan 45 meter kunnen voor de radar in Soesterberg verstoring veroorzaken. Voor het baken Muiden (burgerluchtvaartverkeer) geldt dat bouwwerken hoger dan 100 meter (t.o.v. NAP) kunnen leiden tot verstoring van de radar.
Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard. De bestaande situatie is overgenomen. Alleen de toren van de Sint Vituskerk en de antennemast op het binnenterrein van het politiebureau zijn hoger dan 45 meter. Daarnaast is er een bouwmogelijkheid voor een gebouw op het Stationsplein van maximaal 45 meter hoog. Deze hoogte was al opgenomen in het bestemmingsplan 'Binnenstad' uit 2002 voor deze locatie en is in de herziening overgenomen. Aangezien met dit bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing hoger dan 45 meter mogelijk is, zijn geen nadere regels opgenomen in dit plan.
3.9 Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Ook de risico's van het gebruik van luchthavens valt onder externe veiligheid. VROM coördineert het overheidsbeleid voor externe veiligheid. Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
- 1. inrichtingen;
- 2. vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- 3. vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Wettelijk kader
Het beleid ten aanzien van externe veiligheid is voor een groot deel ingevuld door landelijke wet- en regelgeving. De belangrijkste onderdelen die het wettelijk kader voor externe veiligheid bepalen, zijn:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi): hierin zijn de normen vastgelegd die het bevoegd gezag in de ruimtelijke ordening en in de vergunningverlening moet hanteren met betrekking tot bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen. Het besluit heeft als doel burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen.
- het Besluit risico's zware ongevallen (Brzo): dit besluit stelt eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland ten aanzien van de preventie en de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.
De wet- en regelgeving op het gebied van het transport van gevaarlijke stoffen is op dit moment volop in ontwikkeling. Vanwege de invoering van het Basisnet (Weg, Spoor en Water) zal de Wet vervoer gevaarlijke stoffen worden aangepast. Daarnaast zal het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) worden ingevoerd, waarin de normen zijn vastgelegd die het bevoegd gezag in de ruimtelijke ordening moet hanteren vanwege het Basisnet. Verder is per 1 januari 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Hierin zijn de normen vastgelegd die het bevoegd gezag in de ruimtelijke ordening moet hanteren vanwege het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen.
Onderzoek, risico´s en verantwoordingsplicht
Uit het rapport 'Onderzoek externe veiligheid Hilversum Binnenstad, Risico-inventarisatie en kwantitatieve risicoanalyse spoorlijn' (zie Bijlage 5 Externe veiligheid risicoanalyse) is gebleken dat het groepsrisico van de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort ter hoogte van het plangebied boven de oriëntatiewaarde ligt, uitgaande van de beleidsvrije marktprognose van ProRail uit 2007.
In het plangebied zijn 2 vuurwerkopslaglocaties aanwezig. De hoeveelheden vuurwerk zijn gemaximaliseerd en betreffen winkel Giant op de Groest 3 waar ten hoogste 2.000 kg vuurwerk aanwezig mag zijn. Daarnaast gaat het om Witbaard, Stationsstraat 26, met maximaal 10.000 kg vuurwerk. De bijbehorende veiligheidsafstanden gaan de eigen winkelpanden niet te buiten.
Omdat de orientatiewaarde van het groepsrisico wordt overschreden dient de verantwoordingsplicht ingevuld te worden voor deze risicobron. In de verantwoordingsplicht komt een aantal keuzes en aandachtspunten naar voren, gericht op het zoveel mogelijk beperken van het groepsrisico voor het plangebied.
De elementen voor de verantwoording zijn weergegeven in het bijbehorende rapport 'Externe veiligheid Binnenstad Hilversum, Elementen ter verantwoording van het groepsrisico' (zie Bijlage 6 Externeveiligheid verantwoording). Ondanks de voorgestelde maatregelen ter verhoging van de veiligheid kunnen risico's nooit volledig weggenomen worden. Ook na het nemen van veiligheidsverhogende maatregelen zal een restrisico blijven bestaan.
Het gemeentebestuur van Hilversum is gekend in de risico's en onderschrijft het belang van het risico- en effectreducerende maatregelen, waar dat mogelijk is. Het bestuur is zich bewust van de resterende risico's, maar acht deze voor de bevolking verantwoord, mede gezien het feit dat het hier gaat om de actualisering van een bestemmingsplan dat conserverend van aard is.
Deze keuzes en aandachtspunten in verband met de verantwoordingsplicht worden hieronder benoemd.
Hoogte van het groepsrisico
Het groepsrisico van de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort is gelegen boven de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico neemt niet toe als gevolg van het ruimtelijke besluit (i.c. de vaststelling van het bestemmingsplan).
Bronmaatregelen
Bronmaatregelen zijn niet te treffen in het kader van onderhavige ruimtelijke procedure en worden door de gemeente om die reden dan ook niet nader beschouwd. Uit navraag bij ProRail is gebleken dat in het kader van het Basisnet het spoor bij Hilversum niet verandert, maar wel wordt rondom het emplacement Hilversum extra ATBvv (Automatisch TreinBeveiligingssysteem verbeterde versie) aangelegd. Deze maatregel wordt naar verwachting in 2013 gerealiseerd, zodat voor de gehele plantermijn deze maatregel is meegenomen.
Maatregelen in ruimtelijk besluit
Vanwege het conserverende karakter van deze planherziening is het praktisch onmogelijk om te schuiven met de aanwezige ruimtelijke elementen. Voor de wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden geldt dat de meeste op relatief grote afstand zijn gelegen van de spoorlijn en dat schuiven met deze ontwikkelingen weinig soelaas biedt.
Bestrijdbaarheid
Bluswatervoorziening en opstelplaatsen: Voor de bestrijding bij de spoorlijn zelf geldt dat opstelplaatsen binnen deze ruimtelijke procedure geregeld kunnen worden (bijvoorbeeld binnen de bestemming Verkeer), bluswatervoorzieningen echter niet. De Veiligheidsregio geeft het volgende aan: 'Op basis van de nieuwe handreiking van de NVBR zal er regionaal beleid voor bluswater worden opgesteld voor de gehele regio. Op basis van dit beleid zal gekeken worden of er voldoende bluswater beschikbaar is binnen de plangebieden. Op dit moment is in ieder geval de primaire bluswatervoorziening op orde.'
Opkomsttijden en aanrijdroutes: De opkomsttijd is de tijd die de brandweer nodig heeft vanaf de melding tot het ter plaatse komen bij een incident. In de Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid zijn normen voor maximale opkomsttijden gesteld. De brandweerpost in Hilversum is gevestigd aan de Kamerlingh Onnesweg en vanaf deze post is het mogelijk om binnen 8 minuten bij het plangebied te arriveren.
Zelfredzaamheid
Vluchtwegen/ vluchtmogelijkheden: er zijn voldoende vluchtwegen die uit het plangebied leiden. Een aandachtspunt vormt wel de toegankelijkheid en breedte van de wegen binnen het plangebied zelf.
Bij bestaande bouwwerken worden geen aanvullende maatregelen geadviseerd om mogelijke indringing van toxisch gas te verminderen. Bij nieuwe bouwwerken is sprake van een goede bescherming tegen het binnendringen van toxisch gas. Voor nieuwe gebouwen die voorzien zijn van een luchtbehandelinginstallatie wordt geadviseerd dit systeem met één druk op de knop -zo mogelijk centraal- uitschakelbaar te maken. Dit kan met behulp van een private overeenkomst worden geborgd.
Geadviseerd wordt om bij nieuwbouw met de ontwikkelende partij afspraken te maken over eventuele risicoreducerende maatregelen. Voor nader inzicht over de (kosten)effectiviteit van bouwkundige maatregelen wordt verwezen naar de 'Catalogus Bouwkundige Maatregelen' (Oranjewoud, 2010). Maatregelen kunnen niet worden afgedwongen via dit ruimtelijk besluit.
Het gebruik van een W.A.S. (waarschuwing- en alarmeringsysteem) moet personen waarschuwen om personen te laten schuilen. Het plangebied is met dit systeem volledig afgedekt.
Toekomstige maatregelen
In de nabije toekomst zullen de uitgangspunten van het Basisnet Spoor in de wetgeving geïmplementeerd worden. Dit betekent dat het groepsrisico af zal nemen voor de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort, aangezien de transportintensiteiten op dit traject omlaag gaan. De in het Basisnet vastgelegde maatregelen brengen het groepsrisico tot onder de oriëntatiewaarde.
Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskader
In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen.
4.1 Rijk
4.1.1 Structuurvisie en Ruimte
In de beleidsbrief Infrastructuur en Milieu (32 500 XII, nr. 55) heeft de Minister aangegeven voor de zomer van 2011 te komen met een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt in ieder geval de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte, de Mobiliteitsaanpak en Randstad 2040.
Deze actualisatie van het beleid zal worden opgenomen in een rijksstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Met deze brief overleg ik u een beschrijving van de inrichting van deze voorgenomen structuurvisie, conform artikel 2.3, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening. Conform de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage wordt er bij de structuurvisie een Milieueffectrapportage voor plannen, kortweg plan-MER opgesteld. De aankondiging van de voorbereiding van de rijksstructuurvisie en het uitvoeren van de plan-MER zal binnenkort worden gepubliceerd in de Staatscourant en in een selectie van landelijke dagbladen. Hierin wordt aangegeven wanneer en waar de stukken ter inzage worden gelegd en wie, op welke wijze en binnen welke termijn de mogelijkheid zal krijgen om zijn zienswijze over het voornemen naar voren te brengen.
Inrichting rijksstructuurvisie
Zoals aangegeven in de beleidsbrief zal de rijksstructuurvisie Infra-structuur en Ruimte, als uitwerking van het regeerakkoord, een actualisatie van het beleid op het terrein van mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid bevatten. De structuurvisie definieert de beleidsverantwoordelijkheid van het rijk inzake de ruimtelijke ordening en mobiliteit. Deze verantwoordelijkheid zal betrekking hebben op basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden; (inter)nationale hoofdnetten en ruimtelijke voorwaarden voor versterking van de economische structuur.
4.1.2 Kaderrichtlijn Water
Door de Europese Kaderrichtlijn Water heeft Nederland een resultaatverplichting voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit en ecologie van grond- en oppervlaktewatersystemen. Voor grote wateren of watersystemen, de zogenaamde waterlichamen, zijn hiertoe bindende doelen opgesteld. De maatregelen om de doelen te bereiken worden uitgewerkt in de stroomgebiedprocessen. Voor de overige wateren geldt het stand-still principe. Waterbeheerders mogen hiervoor zelf aanvullende doelen opstellen.
In onderhavig bestemmingsplan is (water)paragrafen (3.4.2 en 3.7.2) opgenomen waarin is beschreven wat de gevolgen voor de waterhuishouding zijn en hoe water is vastgelegd in dit bestemmingsplan. Hiermee wordt voldaan aan de eisen uit de Kaderrichtlijn Water.
4.1.3 Structuurvisie Randstad 2040
Op 5 september 2008 heeft het kabinet de structuurvisie Randstad 2040 vastgesteld. In deze structuurvisie voor de Randstad geeft het rijk aan hoe hij de problemen van de achteruitgang van leefbaarheid, klimaatverandering, bereikbaarheidsproblemen en de aanhoudend grote ruimtevraag en druk op onze concurrentiepositie wil aanpakken en oplossen. Het rijk heeft hoge ambities en wil dat de Randstad zich ontwikkelt tot een topregio in Europa. De Randstad is in 2040 een veilige, klimaatbestendige groenblauwe delta. Tot 2040 moeten er 500.000 nieuwe woningen in de Randstad bijkomen. Dit o.a. door sterke verdichting, herstructurering van verouderde werk- en woonlocaties en de schaalsprong van Almere. Voor Hilversum wordt een sterke verdichting van de ruimte voorzien. Tevens wordt naar een verbetering gezocht van de openbare vervoersverbinding tussen Almere en Utrecht.
4.2 Provincie
4.2.1 Provinciale Structuurvisie 2040 'Kwaliteit door veelzijdigheid'
De structuurvisie is 21 juni 2010 vastgesteld door Provinciale Staten. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 is elke overheidslaag verplicht een structuurvisie op te stellen en haar ruimtelijke belangen te benoemen. Op basis van deze belangen kan elke overheid bepalen welke rol zij voor zichzelf ziet weggelegd en welke instrumenten zij toe wil passen om dit ruimtelijke belang te waarborgen of te bereiken
De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op:
- 1. Klimaat bestendigheid;
- 2. Ruimtelijke kwaliteit;
- 3. Duurzaam ruimtegebruik.
Ad 1. klimaat bestendigheid
De provincie Noord-Holland wil zoveel mogelijk bijdragen aan de afname van de oorzaken van klimaatverandering. Daarom wil de provincie het energieverbruik in het stedelijk gebied en op bedrijventerreinen zoveel mogelijk beperken en de resterende vraag met duurzame energie invullen. De provincie reserveert ruimte voor het opwekken en distribueren van grootschalige duurzame energie. Tegelijk stimuleert en ondersteunt de provincie Noord-Holland kleinschalige vormen van duurzame energie zoals de benutting van restwarmte en de vergisting van biomassa. Daarnaast wil de provincie gemeenten stimuleren om waar mogelijk warmte-koude opslag toe te passen.
Ad 2. ruimtelijke kwaliteit
De provincie Noord-Holland wil (cultuur)landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerken te koesteren en te benutten bij nieuwe ontwikkelingen. De provincie zorgt dat ontwikkelingen die buiten bestaand bebouwd gebied tot stand moeten komen, plaatsvinden op basis van de karakteristieke eigenschappen, het zogenaamde Landschaps-DNA, van de verschillende landschappen. Ten behoeve van het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden is de kern van het natuurbeleid de veiligstelling en de ontwikkeling van een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) inclusief de verbindingszones en nationale parken en Natura 2000 gebieden. De provincie Noord-Holland vindt het belangrijk dat zoveel mogelijk natuur wordt gerealiseerd. Daarom zoekt de provincie actief naar mogelijkheden om aanleg en financiering van natuur mee te koppelen met andere ontwikkelingen.
Ad 3. Duurzaam ruimtegebruik
Onder duurzaam ruimtegebruik verstaat de provincie Noord-Holland het plaatsen van de juiste functies op de juiste plek. De provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland ondersteunt gemeenten door de inzet van de Taskforce Ruimtewinst, Ruimte voor Ruimte-regeling, Herstructurering en Intensivering van Regionale Bedrijventerreinen en Culturele Planologie die zowel binnen als buiten Bestaand Bebouwd Gebied kunnen worden toegepast. In de structuurvisie worden vier voor Hilversum relevante speerpunten genoemd op het gebied van duurzaam ruimtegebruik:
- 1. Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten;
- 2. Behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoersnetwerken;
- 3. Voldoende en op behoefte aansluitende huisvesting;
- 4. Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor recreatie en toerisme.
Vanuit de structuurvisie worden er geen specifieke eisen gesteld aan onderdelen in het plangebied.
4.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie
Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 bovengenoemde Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de bijbehorende Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. De PRVS is op 1 november 2010 in werking getreden. In deze verordening worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaande bebouwde gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. In de verordening worden algemene regels gegeven voor de Provinciale Planologische Commissie, de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling, bedrijventerreinen en detailhandel, de mogelijkheden voor woningbouw in het landelijk gebied, de vereiste ruimtelijke kwaliteit verbonden met stedelijke en niet-stedelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied, de Groene en Blauwe Ruimte, energie en landbouw. De regels van de PRVS vloeien direct voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040.
4.2.3 Provinciaal Milieubeleidsplan 2009 - 2013
In het Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP) staan de milieudoelen van de provincie. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn. Leven in een gezonde, schone en veilige omgeving is het uitgangspunt dat ten grondslag ligt aan dit PMP. De activiteiten beschreven in het PMP moeten er in ieder geval toe leiden dat eind 2013 overal in Noord-Holland de zogeheten basiskwaliteit is bereikt. De basiskwaliteit is vastgelegd in Europese en nationale milieunormen en regels en hangt samen met de functie van een gebied: wonen, werken of recreëren.
Er zijn twee overkoepelende doelen:
- het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, dier en plant.
- het stimuleren van duurzame ontwikkeling in Noord-Holland voor nu en in de toekomst, zonder afwenteling van de milieubelasting naar elders.
Om de doelen te bereiken worden activiteiten uitgevoerd op de de thema's afval, bodem, externe veiligheid, geluid, geur, licht en donkerte, lucht en klimaat en energie.
Het PMP biedt gemeenten en waterschappen een kader voor hun beleid en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen. Voor de provincie is het de basis voor de vergunningverlening en handhaving. Daarnaast gebruikt de provincie het milieubeleidsplan om te kijken welke rol het milieu moet spelen in andere beleidsplannen. Voor het Gooi geldt dat in het kader van de PMP de grote grondwaterverontreinigingen worden aangepakt.
Voor de uitvoering van dit milieubeleidsplan maakt de provincie tweejaarlijkse uitvoerings- en monitoringprogramma's.
Ondanks dat onderhavig bestemmingsplan conserverend van aard is en derhalve geen ontwikkelingen mogelijk maakt is wel een onderzoek gedaan naar diverse deelaspecten. Hiermee wordt aangesloten op de eisen vanuit de verschillende wetgeving. De eisen vanuit het PMP komen uit deze wetgeving.
Met onderhavig bestemmingsplan wordt aangesloten op de eisen vanuit het PMP.
4.2.4 Waterplan 2010 - 2015
De provincie heeft haar waterbeleid samengevat in het Waterplan 2010 - 2015. In dit plan worden vier uitgangspunten gehanteerd:
- Klimaatbestendig waterbeheer.
- Water medesturend in de ruimte.
- Centraal wat moet, decentraal wat kan.
- Gebiedsgerichte en resultaatgerichte benadering.
Voor het plangebied betekent dit met name dat rekening moet worden gehouden met extremere klimaatscenario's en dat om verdroging tegen te gaan zoveel mogelijk water in de bodem moet worden teruggebracht. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met intensievere neerslaggebeurtenissen om overlast in extreme situaties te voorkomen.
Onderdeel van het proces van onderhavig bestemmingsplan is de watertoets. Hiervoor is een waterparagraaf (3.4.2 en 3.7.2) opgesteld welke is overlegd met de waterbeheerder Waternet.
4.2.5 Waterbeheerplan AGV 2010 - 2015
Het Algemeen Bestuur keurde het Waterbeheerplan AGV 2010 - 2015 op 17 juni 2010 goed. Dit is het eerste waterbeheerplan van het waterschap in de nieuwe zesjarige waterplancyclus van rijk, provincie en waterschap. Het waterbeheerplan heeft als titel: 'Werken aan water, in en met de omgeving'.
Het waterbeheerplan gaat in op de hoofdtaken van het waterschap: veiligheid, voldoende water, schoon water. Ook wordt aandacht gegeven aan de maatschappelijke (neven)taken: nautisch en vaarwegbeheer, recreatief medegebruik, natuurbeheer en cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waarden.
Voor elk van deze thema's is aangegeven wat het wensbeeld is op de middellange termijn, wat de doelen zijn, wat de aanpak op hoofdlijnen en op welke indicatoren de resultaten van dat taakveld zullen worden beoordeeld. Voor de gemeente Hilversum is in het plan een aanpassing van de RWZI opgenomen voor 2013. Het nautisch en vaarwegbeheer voor het Hilversums Kanaal ligt bij de gemeente Hilversum.
4.2.6 Keur AGV 2011
Het waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft regels en richtlijnen opgesteld voor het beheer en onderhoud van alle oppervlaktewateren. Ook wordt in de Keur beschreven hoe er omgegaan moet worden met grondwateronttrekkingen waarvoor AGV bevoegd gezag is. Er gelden diverse geboden en verboden bij werken aan of bij oppervlaktewateren, oevers en beschoeiingen.
4.2.7 Economische Agenda 2008 - 2011
Het economische beleid van de provincie Noord-Holland voor de komende jaren is verwoord in de Economische Agenda 2008 - 2011. Deze nota is in 2008 vastgesteld.
Belangrijk uitgangspunt van deze agenda is het benutten van kansen en het bundelen van krachten. Want hoewel de economische resultaten binnen de provincie zeer verdienstelijk zijn, moeten de sterke punten niet als vanzelfsprekend worden beschouwd. Daarnaast geldt als uitgangspunt voor deze Economische Agenda 'krachten bundelen door samenwerking'. Bij de uitvoering van de Economische Agenda zoekt de provincie nadrukkelijk de samenwerking met partners in de regio. Voor Noord-Holland Zuid is het versterken van de internationale concurrentiepositie de economische opgave. Om de doelstellingen voor Noord-Holland Zuid te bereiken richt de provincie zich op de volgende thema's:
- regionale samenwerking;
- werklocaties;
- innovatie en ondernemerschap.
4.2.8 Agenda Recreatie en Toerisme 2008 - 2011
Het provinciaal beleid op het gebied van recreatie en toerisme is verwoord in de Agenda Recreatie en Toerisme 2008 - 2011: 'Stad en land, in balans'. Verwijzend naar de grote bevolkingsdichtheid van Noord-Holland, betekent dit dat stad en platteland in Noord-Holland meer van elkaars aanwezigheid moeten kunnen profiteren en elkaars kracht en kwaliteit moeten benutten.
Een goede balans is belangrijk voor de leefbaarheid en de beleving van Noord-Holland. Het doel van het recreatiebeleid is 'het tot stand brengen van (openbaar toegankelijke basis)voorzieningen voor recreatie op regionale en bovenregionale schaal.'
Het doel van het toerismebeleid is 'het bevorderen van het (binnenlands en buitenlands) toeristisch bezoek naar en binnen de provincie met als achterliggend doel de bestedingen te maximaliseren om daarmee de werkgelegenheid in de toeristisch-recreatieve sector optimaal te kunnen ontwikkelen'.
De Agenda is onderverdeeld in twee thema's met elk vier agendapunten:
- 1. recreatie dicht bij huis, in 10 minuten lopen of fietsen in het groen voor inwoners van Noord-Holland:
- a. Inrichting van regionaal groen;
- b. Duurzaam beheren van het regionaal groen;
- c. Realiseren van regionale recreatieve verbindingen;
- d. Onderzoeken van recreatiebehoeftes van specifieke doelgroepen;
- 2. Waterrijk van zee en meer
- a. Promotie van het toeristisch potentieel van de provincie Noord-Holland;
- b. Sterker neerzetten van Noord-Holland als watersportprovincie;
- c. Toegankelijk en beleefbaar maken van het waterrijke cultuurlandschap;
Bij al deze punten is duurzaamheid leidend. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de grote inzet voor het duurzaam beheer van de recreatiegebieden en voor de ontwikkeling van meer recreatiegebieden dicht bij huis. Bovendien wordt bij de inrichting van recreatiegebieden actief gekeken naar combinaties met klimaatmaatregelingen en wordt aangestuurd op duurzaam (kust)toerisme. De nota is vastgesteld in januari 2008.
4.2.9 Detailhandels- en Leisurebeleid Noord Holland
De ambitie van de provincie Noord-Holland voor de detailhandel en leisure in de provincie is om toe te werken naar een vitaal, aantrekkelijk en evenwichtig winkel- en leisureaanbod, dat goed aansluit op de behoeftes van de bewoners van en de bezoekers aan Noord-Holland. De provincie Noord-Holland heeft een positieve grondhouding voor nieuwe ontwikkelingen, innovatieve concepten, schaalvergroting, enzovoort, die versterkend kunnen zijn voor detailhandelstructuur in het algemeen, en kunnen bijdragen aan de vitaliteit en aantrekkingskracht. Hierbij geldt dat nieuwe detailhandels-ontwikkelingen of uitbreidingen mogen niet leiden tot ernstige verstoring en duurzame ontwrichting van de bestaandewinkelstructuur in de regio. De regionale afstemming vindt plaats in regionale adviescommissies. Gemeenten moeten grootschalige plannen ter advisering aan de commissie voorleggen. De nota is in mei 2009 vastgesteld.
4.2.10 Mobiliteit in Noord-Holland: Verkeer en Vervoerplan Noord-Holland 'Ruimte voor Mobiliteit'
Uitgangspunt van dit plan is de vrije mobiliteitskeuze van burgers. De behoefte aan mobiliteit blijft toenemen. Dat wordt onder meer veroorzaakt doordat de afstanden tussen de plaatsen waar mensen wonen, werken, recreëren, winkelen en zorgvoorzieningen gebruik maken steeds groter worden en tegelijk de verplaatsingspatronen steeds complexer worden. Dat veroorzaakt bereikbaarheidsvraagstukken. Daarom zet de provincie niet alleen in op wegen en openbaar vervoer en flankerend beleid maar tevens op een verantwoorde locatiekeuze van deze activiteiten. Het verkeer en vervoerplan is in 2003 vastgesteld.
In het voorliggende bestemmingsplan wordt de bestaande situatie van de infrastructuur mogelijk gemaakt. Aan deze infrastructuur hebben, in het kader van het IBP, reeds veranderingen plaatsgevonden. Dit beleid heeft derhalve geen consequenties voor dit bestemmingsplan.
4.2.11 Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, actualisatie PVVP 2007 - 2013
Een goede bereikbaarheid is cruciaal voor de provincie, zowel voor de economie, maar ook voor de leefkwaliteit voor de burgers. De provincie zet zich in op de drie fronten benutten, beprijzen en bouwen om die bereikbaarheid te kunnen waarborgen. Dit betekent blijvende inzet om de wegcapaciteit te vergroten daar waar nodig, maar ook inzetten op het gebruik van de alternatieven en optimalisatie van de verplaatsing in de 'keten'. De provincie wil een betere balans brengen in het gebruik van de verschillende vervoersmogelijkheden onder andere door gebruik te maken van het prijsinstrument.
In dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie van de infrastructuur vastgelegd. Aan deze infrastructuur hebben, in het kader van de IBP, reeds veranderingen plaatsgevonden. Het PVVP heeft derhalve geen consequenties voor de bestemmingsplanherziening.
4.2.12 Een goede plek voor ieder bedrijf, naar een nieuw locatiebeleid in Noord-Holland
De beleidsnota 'Een goede plek voor ieder Bedrijf' geeft voor de provincie Noord-Holland vorm aan het locatiebeleid. De kern van het (nieuwe) locatiebeleid is samen te vatten als 'het bieden van een geschikte vestigingsplaats voor iedere activiteit met economische gevolgen, te weten bedrijvigheid (in ruime zin) en grootschalige voorzieningen'. Daarbij gaat het niet meer louter om mobiliteitsaspecten die dergelijke activiteiten oproepen, maar wordt het (oude; tot de vaststelling van deze beleidsnota gevoerde) locatiebeleid verbreed tot:
- Economische ontwikkelingsmogelijkheden (en daarmee de versterking van de regionale economie) in de vorm van het bieden van voldoende geschikte vestigingsplaatsen voor de activiteiten waarop het locatiebeleid van toepassing is;
- Bereikbaarheidsaspecten in de vorm van een doelmatig gebruik van alle (op regionaal niveau en voor de regio) voor personen en goederen over weg, spoor en water beschikbare vervoersmogelijkheden;
- Het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit in zijn algemeenheid in de vorm van efficiënt ruimtegebruik, van kwaliteit en variatie in vestigingsmilieus (op de vraag afgestemd) met voldoende aandacht voor functiemenging, van kwaliteit van de leefomgeving en het voorzien in op de locatie afgestemde parkeerfaciliteiten;
- Bedrijven en voorzieningen, die uit een oogpunt van veiligheid, hinder en verkeersaantrekkende werking niet inpasbaar zijn, ruimte te bieden op daarvoor te bestemmen (bedrijven)terreinen;
Het bieden van ruimte aan bedrijven en voorzieningen, die omvangrijke goederenstromen oproepen en/of een sterke verkeersaantrekkende werking hebben, op locaties met een goede aansluiting op (verschillende) verkeers- en vervoersverbindingen. Het voordeel van het locatiebeleid is dat bedrijven en voorzieningen in het voor hun geschikte vestigingsmilieu zowel economisch als vanuit het oogpunt van bereikbaarheid optimaal kunnen functioneren. Daardoor draagt het locatiebeleid bij aan de ruimtelijke kwaliteit van Noord-Holland als geheel en brengt het de beginselen van een goede ruimtelijke ordening in de praktijk. Uitgangspunten zijn daarbij selectiviteit, bundeling en differentiatie. Het locatiebeleid is 26 april 2005 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord Holland.
Deze actualisatie is conserverend van aard. Hierdoor verandert niets op het gebied van het locatiebeleid. De toegestane bedrijvigheid in de vigerende situatie is overgenomen. Dit beleid heeft geen inhoudelijke gevolgen voor dit bestemmingsplan.
4.2.13 Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie
Noord-Holland is een provincie met prachtige, uiteenlopende landschappen en met een rijke cultuurhistorie. De herkenbaarheid van elementen en structuren uit het verleden maakt dat de ontwikkelingsgeschiedenis aan het landschap afleesbaar is. In het beleidskader Landschap en Cultuurhistorie uit 2006 staat in teksten en op kaarten aangegeven waarmee op het gebied van landschap en cultuurhistorie rekening is te houden bij nieuwe ontwikkelingen en wat aangrijpingspunten kunnen zijn voor meer kwaliteit bij de planvorming. De provincie staat een ontwikkelingsgerichte benadering voor (behoud door ontwikkeling), met behoud van kwaliteit en het ontwikkelen van nieuwe kwaliteit. De ontwikkelingen moeten zodanig worden uitgewerkt dat de geschiedenis van het landschap leesbaar blijft. Het beleidskader is een vertrekpunt bij ruimtelijke ontwikkelingen.
4.2.14 Provinciale Woonvisie 2010 - 2020
De provinciale woonvisie 'Goed wonen in Noord-Holland' heeft als doelstelling dat in 2020 de inwoners van Noord-Holland over voldoende woningen beschikken met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu. De doelstelling is uitgewerkt in drie speerpunten:
- Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning.
- Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners.
- Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.
Door samen met de regio's Regionale actieprogramma's (RAP's) te ontwikkelen met duidelijke afspraken over de regionale woningbouwprogramma's en deze uit te voeren, wil de provincie deze doelstelling en speerpunten behalen. De provinciale woonvisie is op 27 september 2010 vastgesteld.
4.3 Regio
4.3.1 Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht 2015 - 2030
De Noordvleugel vormt weliswaar geen bestuurlijk geheel, maar in ruimtelijk-economisch opzicht wel een sterk eenheid. Daarom hebben de betrokken overheden waaronder de gemeente Hilversum op verzoek van de rijksoverheid een visie opgesteld die een samenhangend antwoord moet geven op de complexe ruimtelijke vraagstukken waarvoor het gebied is gesteld.
Essentie van deze ontwikkelingsvisie is het vinden van een oplossing voor de spanning tussen twee waarden: ten eerste de behoefte aan ruimte om te wonen en te werken voor het nog steeds groeiende aantal huishoudens van de Noordvleugel, ten tweede, de net zo dringende behoefte aan bescherming van natuur en landschap en de duurzaamheid in de ruimtelijk-economische ontwikkeling.
Uit de ontwikkelingsvisie blijkt dat de spanning weliswaar blijft bestaan, maar dat het mogelijk is er op een verantwoorde manier mee om te gaan. Verantwoord wil zeggen: het huidige bebouwde gebied optimaal benutten voor nieuwe woningbouw, het waar mogelijk met elkaar mengen van de functies wonen en werken, en het creëren van voldoende recreatieaanbod in en rondom de steden. Verder wordt in de ontwikkelingsvisie voorgesteld een spoorverbinding tussen Almere via Hilversum naar Utrecht aan te leggen. Het concept is bestuurlijk nog niet geaccordeerd.
4.3.2 Metropoolregio Amsterdam, ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 2040
De nota vormt het gemeenschappelijke vertrekpunt voor de raden voor het opstellen van de structuurvisies en is een uitwerking van de Structuurvisie Randstad 2040 van het rijk. De kern van de strategie is het ontwikkelen van wervende grootstedelijke vestigingsmilieus, die internationaal kunnen wedijveren met concurrerende metropolen. Kernwaarden intensiteit, bereikbaarheid en duurzaamheid. Voor het stedelijk gebied wordt gestreefd naar intensiveren en transformeren. Doel is niet zozeer verdichting maar vooral efficiënter ruimtegebruik, transformatie van verouderde gebieden naar moderne, gespecialiseerde of gemengde gebieden, behoud van sociale en culturele menging in de stedelijke gebieden, concentratie van regionale voorzieningen, publieke diensten en economische functies bij knooppunten van regionaal openbaar vervoer.
Voor het door ontwikkelen van de netwerkstad Noordvleugel tot een Europese metropool is vereist dat de internationale en interregionale bereikbaarheid gegarandeerd is. Hierbij zijn betere verbindingen nodig tussen Almere en Utrecht en Amersfoort. Er moet geïnvesteerd worden in een metropolitaan landschap. Het bestaande landschap voegt een onmisbare en onderscheidende kwaliteit toe aan de metropool. Met name de positie van de agrarische bedrijvigheid, de wateropgave en natuurontwikkeling vereisen een langjarige regionale strategie met forse investeringen. Dit alles moet bovenal duurzaam zijn.
De nota is vastgesteld op 14 december 2007.
4.3.3 Regionale woonvisie 2007 - 2020
In de visie worden afspraken gemaakt om te gaan samenwerken in de regio en staat het regionale woonbeleid verwoord. Dit beleid is gericht op een economisch en sociaal vitale regio die recht doet aan de lokale en subregionale diversiteit. Dit betekent vitale steden, dorpen en buurten waar ook mensen met een dunnere portemonnee kunnen wonen en werken. Het lokale beleid zal worden aangepast aan dit regionale woonbeleid. Gestreefd wordt naar een gevarieerd palet van woonzorgvormen en zorgaanbod. Hilversum heeft een herstructureringsopgave. Nadruk bij herstructurering ligt op het creëren van betaalbaar aanbod voor ouderen (levensloopbestendige/ nultreden woningen) en jongeren en jonge gezinnen (sociale huur en betaalbare koop).
De Hilversumse gemeenteraad heeft de Regionale Woonvisie op 23 april 2008 vastgesteld.
4.4 Gemeente
4.4.1 Toekomstvisie Hilversum 2015
In de toekomstvisie kiest de gemeente voor een stabilisatie van het inwonersaantal rond 80.000 inwoners en een stabilisatie en versterking van de werkgelegenheid. In de nota zijn hoofdlijnen uitgezet ten behoeve van komende beleidsontwikkelingen en zijn binnen die hoofdlijnen speerpunten en sleutelprojecten aangegeven die kunnen worden geconcretiseerd. Onevenwichtigheden aanpakken en tegelijk de bestaande kwaliteiten die Hilversum heeft, behouden en versterken is daarbij de leidraad. Doelgericht, maar ook zorgvuldig en behoedzaam toewerken naar een compacte en tegelijk complete stad die duurzaam in evenwicht zal zijn. Waar sprake is en blijft van hoogwaardig wonen en werken in het groen, voor jong en oud en alles daartussenin. De toekomstvisie Hilversum 2015 is op 10 november 1999 door de gemeenteraad vastgesteld
4.4.2 Ontwikkelingsprogramma stedelijke vernieuwing 2010 - 2014
Algemene doelstelling luidt 'het creëren en in stand houden van duurzame en evenwichtige wijken, waar het prettig wonen is voor iedereen, ongeacht leeftijd, afkomst en eventuele beperkingen'.
Het investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV) wordt onder meer aangewend voor het invoeren en stimuleren van woondienstenzones, voor verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving en voor het uitvoeren van milieusaneringen. In het ISV programma zijn investeringsgebieden en aandachtsgebieden aangewezen.
Het ISV programma is 21 april 2010 door de gemeenteraad vastgesteld.
4.4.3 Kenniscentrum Hilversum, Economische visie 2007 - 2020
De Economische visie 2007 - 2020 is een meerjarenvisie met een kader waaraan economische besluitvorming moet worden getoetst. De raad heeft deze visie 9 mei 2007 vastgesteld. Daarbij is gekozen voor de scenario's:
- 'Hilversum werkstad' om voldoende werkgelegenheid binnen de gemeentegrenzen te houden;
- 'focus' op bepaalde vormen van bedrijvigheid.
De speerpunten van bedrijvigheid zijn:
- 1. multimedia;
In regionaal verband gaat de gemeente een programma ontwikkelen voor transformatie van werklocaties. Het Mediapark zal de komende jaren verder worden getransformeerd en uitgebreid tot een modern hoogwaardig terrein voor multimediabedrijven. Op het Mediapark bevindt zich de grootste concentratie aan multimediabedrijven. In aanvulling op de uitbreiding van het Mediapark kan de locatie Mussenstraat/Arendstraat zich ontwikkelen tot een kleinschalig terrein voor mediabedrijven die qua uitstraling, imago een ander vestigingsklimaat wensen dan wordt aangeboden op het Mediapark. Creativiteit en jong ondernemerschap vinden hier hun plek. Daarnaast is de wijk Over 't Spoor aangewezen als creatieve wijk en wordt kleinschalige creatieve bedrijvigheid hier bevorderd. De gemeente wil in samenwerking met investeerders ruimte vinden voor creatieve bedrijvigheid met de nadruk op creatieve werk- en broedplaatsen.
- 2. zorg;
De visie richt zich op het verder ontwikkelen van de tweede- en derdelijnszorg van zowel commerciële als reguliere zorginstellingen. Daarnaast vallen onder deze visie het verder verstevigen van economische activiteiten in de zorg zoals research en development van medische industrie, preventieve/ontspannende verzorging in de vorm van gezondheidsvoorzieningen, het ontwikkelen van gemaksdiensten zoals domotica. Hilversum wil de zorg concentreren op en rond bestaande voorzieningen. Ziekenhuislocatie/Heideheuvel biedt ruimte voor een hoogwaardige locatie voor zorgfuncties, zoals een zorghotel, bedrijvigheid op het gebied van medische technologie of klantgerichte bedrijvigheid op het gebied van de zorg. Ook de uitbreiding van het ziekenhuis en Heideheuvel krijgt hier een plek. Een tweede locatie voor zorg is landgoed Zonnestraal.
- 3. toerisme.
Er liggen vooral kansen voor dagrecreatie. Vooral de natuurgebieden rondom Hilversum zijn trekkers. De economische potentie van het buitengebied kan beter worden benut door op beperkte schaal laagdrempelige horecavoorzieningen aan de rand van het buitengebied toe te staan en de bereikbaarheid van de natuurgebieden per fiets te verbeteren. Daarnaast wordt het ontwikkelen van innovatieve dag- en verblijfsrecreatieve arrangementen en activiteiten door het regionaal expertisecentrum aangemoedigd.
In de onderstaande tabel staat de ontwikkelingsrichting aangegeven. Waarbij de uitgangspunten zijn:
- behoud van bestaande werklocaties;
- benutting van alle economische ruimte in de stad;
- gevestigde bedrijfsleven koesteren binnen de randvoorwaarden.
4.4.4 Van app tot z@pp
De nota 'Van app tot Z@pp', werkprogramma voor versterking van het creatieve bedrijfsleven in Hilversum (november 2011) vervangt het Uitvoeringsprogramma versterking positie Hilversum Mediastad, die in 2010 door de Raad werd vastgesteld. De beleidslijnen voor versterking van de mediasector (scheppen van klimaat van innovatie, netwerkvorming en profilering als Hilversum Mediastad) zijn in deze nota opgenomen maar hebben daarmee een bredere doelgroep gekregen, te weten de gehele creatieve sector.
Dit sluit ook aan bij de behoefte van de creatieve sector om niet afzonderlijke creatieve disciplines te ondersteunen maar juist de crossovers en interdisciplinariteit waaraan de creatieve sector haar bestaansrecht ontleent.
De activiteiten die zijn opgenomen in deze nota ondersteunen primair de versterking van de creatieve sector als economisch relevante sector voor Hilversum. De creatieve sector is bij uitstek een sector die niet alleen waarde hecht aan ‘harde’ vestigingsplaatsfactoren zoals bedrijfshuisvesting maar juist aan ‘zachte’ vestigingsplaatsfactoren zoals kwaliteit van het woon- en leefklimaat, culturele diversiteit en imago van de locatie. Die ‘zachte’ vestigingsplaatsfactoren worden in deze nota besproken als relevant flankerend beleid.
Beleid voor versterking van de creatieve sector vraagt om een bredere benadering, die niet alleen tegemoet komt aan de behoeften vanuit het mediabedrijfsleven maar ook vanuit bedrijven in de creatieve zakelijke dienstverlening, de kunsten, het cultureel erfgoed en de entertainmentsector. Vanuit het economisch perspectief richt beleid voor de creatieve sector zich op verbetering van het vestigings- en ontwikkelingsklimaat voor creatieve ondernemers. Het vraagt echter ook een nauwe samenwerking op het terrein van cultuurbeleid: kunst, cultuur en cultureel erfgoed (waaronder monumenten) vertegenwoordigen een maatschappelijke waarde en vormen de humuslaag voor Hilversums creatieve ondernemingen.
Hilversum en de regio herbergen een schat aan human capital, creatieve bedrijvigheid en creatief talent. De rol van de overheid is om deze elementen te verbinden en te faciliteren en (soms financieel) te ondersteunen in hun ontwikkeling waar dat nodig is.
Een groot deel van de activiteiten die zijn gestart onder het Uitvoeringsprogramma Versterking positie Mediastad levert ook een bijdrage aan de versterking van de creatieve sector in brede zin. Het investeringsprogramma voor de creatieve sector omvat drie hoofdlijnen:
- 1. verbetering vestigings- en ontwikkelingsklimaat creatieve bedrijven;
- 2. versterking innovatieklimaat;
- 3. versterking communicatie.
Creatieve ondernemers waarderen Hilversum om zijn ‘harde’ vestigingsplaatsfactoren: dichtbij opdrachtgevers in de omroepsector, met een breed spectrum aan toeleverende bedrijven die nodig zijn voor audiovisuele en digitale productie van content (= nieuws, entertainment, games etc). Dat is Hilversums ‘unique selling point’ en dat vestigingsklimaat moet op peil worden gehouden om Hilversum aantrekkelijk te houden. Investeringen zijn nodig in kennis en innovatie, en in uitstraling van Hilversumals mediastad of Hilversum als creatieve stad.
Creativiteit is een containerbegrip en betekent niets meer en niets minder dan het vermogen om te vernieuwen. Creativiteit is daarom niet louter voorbehouden aan creatieve klasse of creatieve sector maar kan in alle sectoren van de economie voorkomen, sterker: is zelfs een vereiste om -als bedrijf of organisatie- duurzaam te overleven.
Ook de creatieve sector is een containerbegrip, en omvat bedrijfstakken met zeer uiteenlopende kenmerken.
Een onderneming in de creatieve industrie is gericht op het voortbrengen en exploiteren van kunstzinnigheid, creativiteit en intellectueel eigendom. Hieronder worden ondernemingen en organisaties verstaan die actief zijn in sectoren media- en entertainmentindustrie (inclusief gameontwikkeling en -exploitatie), creatieve zakelijke dienstverlening (bijvoorbeeld vormgeving, reclame en softwareontwikkeling), en kunsten en cultureel erfgoed (inclusief beeldende kunst). De creatieve industrie is een verzameling van culturele en economische sectoren waarin creativiteit centraal staat.
De creatieve industrie is onderverdeeld in 3 categorieën:
- 1. Media en entertainment
De media- en entertainmentindustrie is een consumentenmarkt. Technologische ontwikkelingen maken verspreiding en exploitatie op grote schaal mogelijk. Door de oriëntatie op de markt en de wereldwijde verspreiding is de media- en entertainmentindustrie onderdeel van het dagelijks leven. Hieronder vallen creatieve beroepen zoals schrijver, journalist, uitgever, boekhandelaar, boekdrukker, game-ontwerper en film-, radio- en televisie-industrie;
- 2. Creatieve zakelijke dienstverlening
De creatieve zakelijke dienstverlening is een zakelijke markt. Deze bedrijven leveren creativiteit en symbolische waarde aan andere bedrijven. Hieronder vallen creatieve beroepen zoals modeontwerper, grafisch ontwerper, (landschap) architect en (industrieel) vormgever;
- 3. Kunsten
In de kunsten staan doorgaans artistieke motieven centraal. Economische motieven komen op de tweede plaats. Hieronder vallen de creatieve beroepen in de sectoren podiumkunsten (theater, muziek, dans), de museumsector en de cd- en dvd-industrie.
4.4.5 Integraal Horecabeleid
De raad heeft op 25 maart 1998 de nota Integraal Horecabeleid vastgesteld. Doelstelling van het horecabeleid is het stimuleren en kwalitatief versterken van de horecasector als integraal onderdeel van de Hilversumse binnenstad. In de nota is een ruimtelijke hoofdstructuur aangegeven bestaande uit:
- het Groestkwartier bestaande uit De Groest en enkele omliggende straten, het horecaconcentratiegebied gericht op uitgaan op de dag, in de avond en de nacht. Het gaat hierbij om een horeca-aanbod voor een breed publiek voor zowel drank-, maaltijd- als spijsverstrekkende bedrijven;
- het kernwinkelgebied bestaande uit Kerkstraat, Schoutenstraat, Gooische Brink en een deel van De Groest waarin horeca een beperkte plaats heeft ter ondersteuning van de winkelfunctie. Het gaat hierbij vooral om spijsverstrekkende daghoreca in de vorm van lunchrooms, snackbars en fastfoodzaken;
- het Gooisch kwartier omvat de 's Gravelandseweg, Havenstraat, Kerkbrink, Langestraat en het eerste gedeelte van de Vaartstraat. Binnen deze restaurantzone kan zich horeca vestigen, die zich richt op horecabezoek overdag en 's avonds. Het gaat hier primair om restaurants die gericht worden bezocht.
4.4.6 Aanpassing Integraal Horecabeleid
De raad heeft op 26 september 2006 de nota Aanpassing Integraal Horecabeleid vastgesteld. In deze nota zijn t.o.v. het Integraal Horecabeleid de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1. Het horecaconcentratiegebied uit 6te breiden en de Spoorstraat vanaf de Kampstraat tot Schapenkamp toe te voegen aan het Groestkwartier.
- 2. Horeca in woondienstenzone in beginsel mogelijk te maken, mits de horeca ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie en paracommerciële voorschriften (artikel 4 Drank- en Horecawet) van toepassing zijn.
- 3. Horeca op bedrijventerreinen mogelijk te maken, mits de functie ondergeschikt is en blijft ten behoeve van en aan de kernactiviteit/hoofdfunctie.
- 4. Op het MediaPark de horecafunctie die bij de activiteiten hoort in beginsel toe te aten, voor zover de vloeroppervlakte horeca niet meer bedraagt dan 1.250 m2.
- 5. Horeca toe te staan als ondergeschikt onderdeel van detailhandel voor zover het service aan de klanten betreft en slechts een klein deel van de bedrijfsvoering uitmaakt en niet als zelfstandige functie geëxploiteerd mag worden. Ter voorkoming van ongewenste uitbreiding:
- a. het aantal winkel met ondergeschikte horeca in het kernwinkelgebied op maximaal 5 omschreven winkels vast te stellen;
- b. het aantal winkels met ondergeschikte horeca buiten het kernwinkelgebied op maximaal 5 omschreven winkels vast te stellen.
- 6. Medewerking te verlenen aan horecafunctie voor bezoekerscentra met paracommerciële voorschriften (artikel 4 Drank- en Horecawet).
- 7. Voor Zonnestraal horecafunctie toe te staan zonder paracommerciële beperkingen.
- 8. Horeca toe te staan in het filmtheater, Herenstraat 5.
- 9. Bij de vestiging van een nieuwe bioscoop horeca toe te staan.
- 10. Vestiging van een grand-café toe te staan op het Stationsplein.
- 11. Een horecavoorziening (met terras) toe te staan op of rond het Oosterplein.
- 12. Een grand-café toe te staan op het Regev-terrein.
- 13. In de Vorstin (Tagrijn) horeca toe te staan.
De bovengenoemde wijzigingen zijn, voorzover relevant voor het plangebied, in deze herziening verwerkt.
4.4.7 Van Kerkstraat tot Biersteeg, Economische Visie Hilversum 2008 - 2020, Uitwerkingsnota Detailhandel en Horeca
Op 16 oktober 2008 heeft de raad de Uitwerkingsnota Detailhandel en Horeca vastgesteld. De nota is een uitwerking van de Economische Visie 2007 - 2020. Voor detailhandel wordt het volgende voorgesteld:
- 1. Bundeling van detailhandel in centra, waarbij de bestaande winkelgebieden het uitgangspunt vormen. Het gaat om de binnenstad, de Gijsbrecht, de buurt- en wijkvoorzieningen (Kerkelanden, Seinhorst, De Meent, Riebeeckgalerij, Stephensonlaan, Larenseweg, Heigalerij en Chatham) en de beide clusters van autobedrijven (Kerkelanden en Zeverijnstraat).
- 2. Verruiming van de vestigingsmogelijkheden op een deel van het Havenkwartier worden mogelijkheden geboden voor de realisatie van een lokaal tot regionaal verzorgend cluster voor perifere detailhandelsvestigingen.
- 3. Binnen de winkelgebieden is het streven er op gericht te komen tot optimalisatie van het aanbod, een aantrekkelijk verblijfsklimaat en goede randvoorwaarden passend bij het profiel van het winkelgebied.
- 4. Het is ongewenst dat op de locaties buiten de detailhandelstructuur nieuw aanbod wordt gerealiseerd dat het functioneren van de winkelgebieden onder druk zet. Het gaat dan om bijvoorbeeld (grootschalig) supermarktaanbod en grootschalige detailhandel. Aanbod buiten de detailhandelstructuur bijvoorbeeld op het Mediapark, is niet concurrerend voor de detailhandelstructuur en ondersteunend aan de hoofdfunctie.
Met betrekking tot Horeca zijn de onderstaande beleidskeuzes zijn gemaakt:
- 1. Om de verblijfsduur van bezoekers in het centrum te vergroten is een compleet en attractief horeca-aanbod noodzakelijk, dat ook voldoende onderscheidend is om zelfstandig als trekker te fungeren.
- 2. Uitgangspunt is (en blijft) concentratie van horeca binnen de (aangepaste) concentratiegebieden Groestkwartier, de restaurantzone en het kernwinkelgebied. Elk van deze gebieden heeft een eigen profiel. Deze profielen worden waar mogelijk verder geoptimaliseerd. Het vervallen van het maximumstelsel in de drie concentratiegebieden zal zorgen voor een belangrijke impuls.
- 3. Beperkt en onder voorwaarden wordt ruimte geboden aan horecabedrijven buiten de concentratiegebieden.
De relevante wijzgingen zijn in deze herziening verwerkt.
4.4.8 Werklocaties in Hilversum, inventarisatie ten behoeve van een visie op bedrijventerreinen
In deze nota gaat het over de mogelijkheden voor behoud van de werkgelegenheid in de lichte industrie en verzorgende bedrijvigheid met lokale en regionale binding op de bestaande bedrijventerreinen. De visie is als volgt:
- MediaPark, ArenaPark en Monnikenberg ontwikkelen volgens de huidige plannen;
- Kerkelanden, Havenkwartier, Oude Loswal en Zeverijnstraat behouden als traditioneel bedrijventerrein. Mogelijkheden voor intensiveren en dubbel grondgebruik zo veel mogelijk benutten om de noodzakelijke uitbreiding van de Hilversumse bedrijven mogelijk te maken. Wonen is niet mogelijk op deze locaties;
- Bedrijventerreinen aan de Oude Amersfoortseweg, Liebergerweg en Mussenstraat kunnen bij vertrek van grote bedrijven worden geherstructureerd, waarbij intensivering van het grondgebruik wordt nagestreefd. Functieverandering ligt, gelet op de ligging langs het spoor, niet voor de hand;
- Laapersveld blijft een zeer geschikte locatie voor scholen en kantoren;
- Larenseweg en Regev worden gekenmerkt als gemengd milieu, waarin alle functies mogelijk zijn;
- Achterom verandert in een werken aan huis milieu, war wonen en werken elkaar niet in de weg zitten;
- Korte Noorderweg is een centrummilieu, waar voorzieningen en bedrijvigheid de boventoon voeren;
- Voor de Diependaalselaan wordt voorgesteld het terrein op te knippen in 2 delen. De noordwestzijde woningbouw in combinatie met maatschappelijk functies, en aan de zuidoostzijde bedrijventerrein als toevoeging aan het bedrijventerrein Kerkelanden;
- Crailo zal in samenwerking met de gemeente Laren, Bussum en de provincie Noord-Holland worden ontwikkeld;
- In verschillende woonwijken is een keur aan bedrijven actief. Zij zorgen daarmee voor levendigheid en leefbaarheid van deze wijken.
4.4.9 Leegstand te lijf
De nota 'Leegstand te lijf' is in 2012 door de raad vastgesteld. Waar ruimte in Hilversum altijd schaars is geweest, kenmerken diverse locaties in de stad zich nu door (deels structurele) leegstand. De gemeente heeft een aantal motieven om in te grijpen.
- Een goede ruimtelijke ordening. Door herontwikkeling en herbestemming van panden komt ruimte beschikbaar voor andere functies. Ook wordt bouwen voor de leegstand voorkomen.
- Hilversum heeft een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven. Leegstand schaadt het imago van de gemeente heeft een negatief effect op uitstraling van gebieden.
- De openbare orde en veiligheid kan door leegstand in het geding komen. Verloedering, sociale onveiligheid, verkrotting en criminaliteit liggen op de loer.
- Leegstand treft de gemeente ook in de portemonnee, door misgelopen inkomsten van gebruikersdeel van de OZB (onroerende zaakbelasting) (een grove raming gaat (bij een aanname van ca. 10% leegstand voor alle niet-woningen) uit van een totaal aan misgelopen inkomsten door leegstand van circa € 234.000 per jaar. Gelet op een frictieleegstand van minimaal 5% gaat het feitelijk om een verlies aan inkomsten van circa € 117.000 per jaar) door niet-inbare heffingen van het eigenaardeel van de OZB en door het negatieve effect van (structureel) leegstaande panden op de waardeontwikkeling van omliggend vastgoed en gronden.
Kantoren
De kantorenleegstand bedraagt ca. 17% van het totaal. Een goed functionerende kantorenmarkt kent een leegstand van circa 5 tot 8% (frictieniveau) (ABN-AMRO, Kansen voor kwaliteit, 2011. http://www.abnamro.nl/nl/zakelijk/sectoren/real-estate/sectorinformatie.html). De oorzaak van de leegstaande kantoren wordt grotendeels veroorzaakt door een afnemende vraag en een veranderende behoefte (door het Nieuwe Werken) en bezuinigingen vanuit het Rijk. De opgave voor Hilversum de komende jaren is het aanpakken van de bestaande voorraad en het selectief toevoegen van nieuwe kantoormeters.
Winkels
In Hilversum staat circa 7% van het totaal winkelvloeroppervlak (wvo) leeg. De oorzaken van de winkelleegstand zijn wijzigingen in omvang en samenstelling van de bevolking; het opvolgingsprobleem van retailers en veranderingen in koopgedrag (onder andere internet). Dit wordt nog eens versterkt door de huidige economische crisis. De opgave voor Hilversum de komende jaren is in te zetten op versterking van bestaande winkelgebieden. Terughoudendheid bij het faciliteren van nieuwe plannen en initiatieven gericht op uitbreiding van het detailhandelsaanbod in Hilversum is gewenst. Net als op de kantorenmarkt geldt een 'nee, tenzij' beleid.
Bedrijven
De bedrijfsruimteleegstand in Hilversum bedraagt circa 3% (gemeente Hilversum januari 2012). Hiermee is de leegstand aanzienlijk lager dan gemiddeld (5 tot 8%). Hilversum en omliggende regio kampt met een structureel tekort aan bedrijfsruimte. Er is vooral behoefte aan extra hoogwaardig en gemengd bedrijventerrein en aan behoud en kwaliteitsversterking van de bestaande voorraad. De opgave ligt in het behouden en vernieuwen (herstructureren, intensiveren) van bedrijventerreinen en bedrijfsruimte op solitaire locaties.
Als drager van het maatschappelijk probleem 'leegstand' heeft de gemeente automatisch een rol. De rolopvatting is breed en varieert afhankelijk van locatie, pand en gebruiker en door de tijd heen. De gemeente kan verbinden, verleiden, versnellen, vernieuwen en vertellen. De daadwerkelijke uitvoer ligt bij de markt. De mogelijkheden voor herbestemming worden in basis bepaald door de karakteristieken van plek, pand en de positie van de vastgoedeigenaar. (Een groot aantal studies gaat in op herbestemmingsmogelijkheden van kantoorpanden naar bijvoorbeeld wonen en zorg. Zie BNA, Zorg voor leegstand, herbestemmen van leegstaande kantoren naar zorgfuncties, 2011. http://www.vng.nl/Documenten/Extranet/Wonen/leegstand_te_lijf/Rapport_Zorg_voor_leegstand_web-print.pdf. SBR, Transformatiewijzer: van kantoor naar woonruimte, 2010. http://www.sbr.nl/producten/publicaties/transformatiewijzer-van-kantoor-naar-woonruimte.)Herbestemming (en sloop/nieuwbouw) komen alleen binnen bereik wanneer sprake is van ruimtebehoefte in andere sectoren.
4.4.10 Uitwerkingsnotitie toerisme en recreatie, binnenpret en buitenkansen
Toerisme is een speerpunt van het economisch beleid. De kern van de visie is er daarom op gericht om ervoor te zorgen dat Hilversum samen met de regiogemeenten en het bedrijfsleven gebruik maken van deze kansen. De notitie is 9 januari 2008 vastgesteld door de raad. Het benutten ervan kan door aan te sluiten bij de unieke kwaliteiten die stad Hilversum heeft op de gebieden van multimedia, zorg, cultuurhistorie, natuur en winkelen. Er zijn vooral kansen in het dagtoerisme, waaronder ook zakelijk dagtoerisme. De gemeente kiest bewust niet voor het ontwikkelen van nieuwe grootschalige attracties. De hoofdredenen hiervoor zijn het gebrek aan uitbreidingsruimte en de verkeersaantrekkende werking.
Voor de volgende kansen (speerpunten) is door de gemeente in samenwerking met het bedrijfsleven gekozen:
- het leggen van regionale en lokale verbindingen tussen attracties; Om het verblijfsrecreatieve aanbod in de gemeente Hilversum te verbreden wil de gemeente onderzoeken of er in de gemeente ruimte is voor het vestigen van enkele kleinschalige, onderscheidende hotels in een ander marktsegment dan de nu veel voorkomende klasse (4 sterren). Ook zal de gemeente onderzoeken of er in de stad Bed & Breakfast gevestigd kunnen worden.
- ontwikkeling en profilering van Mediastad Hilversum als attractieve (dag)bestemming; Om de bezoekers op het MediaPark zelf langer vast te kunnen houden wordt daarom door de gemeente de ontwikkeling van een beperkt aantal aanvullende voorzieningen (in zijn totaliteit maximaal 7.500 m2) mogelijk gemaakt, zoals de ontwikkeling van een hotel, detailhandel, horeca en een businesscentrum. Daarnaast kan de link tussen media en binnenstad worden versterkt door samen met het reguliere bedrijfsleven actief acquisitie beleid te richten op innovatieve detailhandel- en horecaconcepten gericht op de multimediasector.
- het ontwikkelen van nieuwe product-markt-combinaties tussen zorg en toerisme in regionaal verband; Door de schone lucht en groene ruimte kunnen patiënten beter herstellen. Zorg en toerisme zijn dus al decennia lang vervlochten met elkaar. De regio en de gemeente Hilversum hebben gekozen voor de verdere uitbouw van zowel de zorgsector als de toeristische sector.
- het versterken van de centrumpositie van de binnenstad voor de regio; De Hilversumse binnenstad vervult binnen de regio een centrumpositie op het gebied van winkelen en uitgaan. Een groot deel van de regionale bestedingen op deze terreinen vindt plaats in de Hilversumse binnenstad. Het is voor de Hilversumse binnenstadondernemer van belang dat Hilversum deze positie behoudt en waar mogelijk uitbouwt.
- het beter bereiken van de internationale toerist die komt voor dejonge monumenten.
Hilversum staat nationaal en internationaal bekend als stad van jonge monumenten van architectuur en stedenbouw. In samenwerking met het bedrijfsleven wil de gemeente deze aantrekkelijke kant van Hilversum bij de (internationale) doelgroep meer voor het voetlicht brengen.
4.4.11 Nota Evenementenbeleid
In de nota Evenementenbeleid is de ambitie voor Hilversum op het gebied van evenementen omschreven. Daarnaast worden er aanbevelingen gedaan om evenementen ordelijk en veilig te laten verlopen en overlast te voorkomen. Zeventien locaties in en om de binnenstad zijn beoordeeld op geschiktheid en type evenement wat er kan plaatsvinden.
Het gaat om de locaties:
- 1. Kop Groest,
- 2. Midden Groest,
- 3. Groest Zuid,
- 4. Leeuwenstraat (geheel),
- 5. Kerkbrink,
- 6. 's-Gravelandseweg (Keiplein),
- 7. Kerkstraat (plein C&A),
- 8. Wagenmakersplein,
- 9. Kerkstraat (geheel),
- 10. Zeedijk (geheel),
- 11. Herenstraat (oprit Hilvertshof),
- 12. Herenstraat/Koornstraat,
- 13. Stationsplein,
- 14. Laanstraat,
- 15. Biersteeg,
- 16. Stationsstraat /Langgewenst (markt),
- 17. Gooilandplein.
De nota Evenementenbeleid is in het voorjaar van 2003 door de gemeenteraad vastgesteld.
4.4.12 Integraal BereikbaarheidsPlan Hilversum e.o.
In het plan worden de verkeersstromen in de Hilversum en omgeving zo georganiseerd dat enerzijds het MediaPark zijn economische functie goed kan uitoefenen en anderzijds de effecten van de verkeerstromen evenwichtig worden verdeeld over alle toegangswegen.
Binnen het totaal beschikbare bedrag van 50 miljoen Euro is het voornemen erop gericht om vanaf de aansluitingen van de A1 en de A27 en de N201 naar Hilversum op ongeveer 40 kruispunten op de buitenring verbeteringen aan te brengen op een zodanige wijze dat de doorstroming van het autoverkeer verbeterd wordt, de filevorming teruggedrongen en de leefbaarheid van de aangrenzende wijken groter wordt. Daarnaast worden voorzieningen voor fietsverkeer aangebracht en hoogwaardig openbaar vervoer van en naar het MediaPark gerealiseerd.
Op 7 december 2005 is het Integraal BereikbaarheidsPlan vastgesteld door de gemeenteraad.
4.4.13 Nota Geïntegreerd parkeerbeleid in Hilversum (2009)
Het behoud van karakteristieke waarden van de stad stelt grenzen aan de opnamecapaciteit van het autoverkeer. Tegelijkertijd is voor een duurzame maatschappelijke en economische ontwikkeling van de stad een goede bereikbaarheid met de auto, het openbaar vervoer en langzaam verkeer een voorwaarde. De grenzen van de opnamecapaciteit voor de auto komen langzamerhand in zicht. Dat vraagt om ruimtelijk maatwerk en stevig flankerend verkeersbeleid.
De visie in deze nota is er een van gecontroleerde groei. Geïntegreerd parkeerbeleid is inhoudelijk, organisatorisch en financieel stevig verankerd in het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid van Hilversum.
De doelen van het geïntegreerde parkeerbeleid zijn:
- 1. Effectief gebruik van de beschikbare parkeerruimte (te meten in bezettingsgraden van parkeergarages en maaiveldparkeerplaatsen).
- 2. Minder overlast in woonwijken door geparkeerde auto´s van woon-werkverkeer en bezoekers van het centrum (te meten met de Omnibusenquête).
- 3. Mobiliteitsgroei wordt niet meer voornamelijk opgevangen met de auto. Er wordt tot 2010 flankerend verkeersbeleid voor fiets, OV en mobiliteitsmanagement vastgesteld en in uitvoering gebracht. In de programmabegroting staat de ambitieuze doelstelling ´vasthouden van de aandelen van fiets en OV in de totale mobiliteit´ (fiets en OV samen is 48%, te meten door de modal split uit het Mobiliteitsonderzoek Nederland). Dat betekent een verandering met voorbije jaren, waarin de groei van de totale mobiliteit in Hilversum vooral met de auto werd opgevangen.
- 4. Een evenwichtige parkeerbalans (vraag en aanbod zijn ook op termijn, rekening houdend met autonome mobiliteitsgroei en toevoegen programma, in evenwicht) en meer kwaliteit in parkeren.
Het parkeervraagstuk spitst zich toe op het centrum en omliggende buurten. Deze nota biedt mogelijkheden tot maatwerk voor deze gebieden, maar is van toepassing op de totale stad. Door de vraag beter te sturen, stevig flankerend beleid te voeren en aanhaken op plannen en plaatsen waar al beweging is in de bestaande stad, willen wij een integrale en positieve bijdrage aan de ontwikkeling van de stad leveren. Tegelijkertijd volgen wij ontwikkelingen en vernieuwing op het gebied van technologie en wetgeving nauwlettend.
Met name in het centrum is de parkeerdruk hoger dan wenselijk. De gemeente heeft daarom in het parkeerbeleid diverse sturingsmechanismen opgenomen om het parkeren in het centrum te reguleren. Dit betreft onder andere een maximale parkeerduur van één uur in het centrum, prijsdifferentiatie tussen straat- en garageparkeren en hantering van bepaalde tarieven voor parkeren om autogebruik en -bezit in het centrum te ontmoedigen.
De nota 'Geïntregreerd parkeerbeleid in Hilversum' is in 2009 vastgesteld.
4.4.14 Beleidsregels Parkeernormen Hilversum
Deze beleidsregels hebben betrekking op het stellen van een eis tot het aanbrengen van parkeer-/stallingsruimte voor auto’s op ‘eigen terrein’, alsmede de wijze van bepalen van de hoeveelheid benodigde parkeerplaatsen, in verband met aanvragen betrekking hebbend op bouwen en/of gebruik.
Ook wordt een eis gesteld aan de afmetingen van de parkeer-/stallingsruimte en wordt een verplichtinggeformuleerd inzake laad- of losruimte.
Het doel van dit beleid is dat in parkeer-/stallingsruimte voor auto’s, dan wel laad- of losruimte, op eigen terrein moet worden voorzien als daartoe behoefte ontstaat ten gevolge van bouwen, waarvoor een vergunning is vereist, en/of gebruik, waarvoor een ontheffing nodig is op grond van de Wro. Op deze wijze wordt in het bijzonder de parkeerdruk in de openbare ruimte beperkt, en wordt de verantwoordelijkheid voor het realiseren van de benodigde parkeerplaatsen primair bij de ‘veroorzaker’ van de parkeervraag gelegd.
De lijst parkeernormen differentieert globaal naar functies en stedelijkheidsgraad, waarvoor Hilversum is opgedeeld in drie gebieden: ‘centrum’, ‘schil’ en ‘buitenschil/rest bebouwde kom/buiten bebouwde kom’. De beleidregels zijn als bijlage onderdeel van de planregels.
4.4.15 Nota aanvullend fietsbeleid
In 2008 is de nota 'Aanvullend fietsbeleid' vastgesteld door de raad en in juli 2012 het 'Uitvoeringsprogramma fiets', met maatregelen voor het uitbreiden van fietsparkeerplaatsen en aanleg van ontbrekende fietsverbindingen.
In deze herziening word de bestaande situatie vastgelegd. Indien nieuwe ontwikkelingen worden gestart op basis van het fietspadenbeleid dan zullen deze (indien noodzakelijk) een aparte ruimtelijke procedure doorlopen.
4.4.16 Visie op eerstelijnszorg Hilversum 2011 - 2020
Deze visie geeft de ontwikkelingsrichting voor de eerstelijns gezondheidszorg in Hilversum voor de komende tien jaar. Deze visie is opgesteld door (vertegenwoordigers van) de huisartsen in Hilversum, Tergooiziekenhuizen en de gemeente Hilversum.
De verantwoordelijkheden van genoemde partijen zijn (van elkaar) verschillend. Daarom is bij het opstellen van de visie nadrukkelijk benoemd welke specifieke bijdrage elk van de partijen kan of zal moeten leveren aan het bereiken van de geformuleerde gemeenschappelijke doelen. Die bijdragen zijn dus ook verschillend.
Voor de gemeente Hilversum gaat het om de volgende punten:
- Hilversum faciliteert de komst van gezondheidscentra in de ruimtelijke ordening waar mogelijk door gerichte aanpassingen van de betreffende bestemmingsplannen.
- Hilversum voert ten behoeve van ontwikkelingen in de eerstelijnszorg accountmanagement in, zodat de zorgaanbieders één aanspreekpunt bij de gemeente krijgen voor alle voorkomende vragen.
- Hilversum bespreekt in concrete gevallen met de woningcorporaties de mogelijkheden van de corporaties om gezondheidscentra in fysieke zin te faciliteren (bouwen, verhuren)
- Hilversum zal een halfjaarlijks overleg (onder voorzitterschap van de wethouder zorg) tussen gemeente en vertegenwoordigers van GGD, huisartsen en Tergooiziekenhuizen instellen. In dit overleg zal de voortgang van de activiteiten worden gemonitord en zal worden beoordeeld of en zo ja welke interventies nodig zijn. In dit overleg zal worden bezien hoe een relatie kan worden gelegd met regionale ontwikkelingen.
De 'Visie op eerstelijnszorg Hilversum' is gericht op een tweetal zaken, te weten:
- 1. wijkgerichte gezondheidscentra;
- 2. toegang tot acute huisartsenzorg.
De Visie op eerstelijnszorg Hilversum 2011 - 2020 is 1 juni 2011 vastgesteld.
4.4.17 Opgroeien en Meedoen, Jeugdbeleid in Hilversum, Kadernota en uitvoeringsprogramma 2008 - 2011
Speerpunt van het jeugdbeleid is het aanleggen van meer centraal gelegen hoogwaardige speelplekken met buurt- en wijkkarakter en het realiseren van voldoende openbare speelplekken in heel Hilversum voor de jeugd. Het beleid is op 13 februari 2008 vastgesteld door de raad.
4.4.18 Buitenschoolse opvang in Hilversum
B&W hebben op 29 april 2008 de nota Buitenschoolse opvang in Hilversum vastgesteld. Sinds 1 augustus 2007 zijn de scholen verantwoordelijk voor de organisatie van de voor- en naschoolse opvang. Een groot probleem is het vinden van geschikte ruimte voor buitenschoolse opvang. De gemeente heeft een makelaarsrol op zich genomen en denkt mee bij het vinden van alternatieve locaties en als vastgoedeigenaar, dit vanuit de mogelijkheden van ruimtelijke ordening.
Gemeentelijke panden die na invulling van de taak van onderhuisvesting beschikbaar komen, zullen tot 2011 met voorrang worden beschikbaar gesteld voor buitenschoolse opvang.
Verder zal bij het herbestemmen van gemeentelijke panden nadrukkelijk het belang van uitbreiding van de buitenschoolse opvang worden meegewogen.
4.4.19 Nota Speelruimtebeleid 'Geef ze de ruimte' 2008 - 2015
De gemeente Hilversum wil de openbare ruimte zodanig inrichten dat de leefbaarheid van de buurten goed is en alle kinderen en jongeren plezierig buiten kunnen spelen. Belangrijk hierbij is dat de openbare ruimte zelf bespeelbaar is (informele speelruimte) en dat waar dit niet het geval is, een veilige, goed bereikbare, hoogwaardige en centraal gelegen speelplek aanwezig is (formele speelruimte). Op die speelplekken moeten de kinderen voldoende speelaanleidingen aangeboden krijgen die afgestemd zijn op hun behoeften. De hoeveelheid informele speelruimte verschilt per wijk. In verschillende wijken zoals in Zuid en Oost is hieraan een tekort.
Het huidige aanbod van formele speelvoorzieningen (met uitzondering van sommige trapvelden van natuurgras) is veilig en kwalitatief en bovendien redelijk verspreid. In verschillende wijken zijn hoogwaardige speelplekken met een grote speelwaarde. Er bestaan echter ook 'witte vlekken' op de speelruimtekaart en de speelwaarde van verschillende speelvoorzieningen is beperkt. Het is wenselijk het tekort aan informele en formele speelruimte te verkleinen. Om voldoende openbare speelruimte in Hilversum te hebben, is het beleid om:
- 3% van de openbare ruimte bestemd voor bebouwing (woningen met eventuele tuinen, winkels, kantoren, enz., met uitzondering van terreinen speciaal bedoeld voor bedrijven) als speelruimte te reserveren in gebieden van stedelijke vernieuwing;
- de openbare ruimte beter bespeelbaar in te richten;
- waar mogelijk huidige speelplekken een meer hoogwaardige invulling te geven;
- te zoeken naar nieuwe speelruimte.
De nota is door de raad op 16 oktober 2008 vastgesteld.
4.4.20 Sportieve tijd, beleidsnota sport- en beweegbeleidet sport- en beweegbeleid 2008 - 2015
Ambities voor het sport- en beweegbeleid zijn in deze analyse uitgewerkt in een aantal speerpunten en maatregelen. Dit maakt duidelijk dat deze nota voor het sport- en beweegbeleid meer dan voorheen richting zal moeten geven aan bewegen in het algemeen en aan het vergroten van de sportiviteit in het bijzonder. Deze analyse gaat uit van een situatie waarbij het gevoerde beleid grotendeels kan waarborgen dat er in Hilversum voldoende sportvoorzieningen zijn en voldoende spreiding daarvan. Als gevolg waarvan aan het einde van deze periode:
- nieuwe kunstvelden voor hockey en kunstgrasvelden voor voetbal zijn aangelegd;
- voldoende sporthalruimte beschikbaar is;
- en het aantal sportevenementen (met grote publieke belangstelling) toeneemt. De nota is op 24 september 2008 door de raad vastgesteld.
4.4.21 Breder dan school, plan van aanpak brede school ontwikkeling
Hilversum werkt aan de ontwikkeling van de Brede School aanpak: een vraaggestuurd, structureel samenwerkingsverband tussen (scho(o)l(en) en andere instellingen, gericht op het bevorderen van de ontwikkelingskansen van kinderen (en hun ouders). De brede school is een netwerk van onderwijs, welzijn en zorg voor kinderen en hun ouders, met als doel de actieve deelname van kinderen aan de samenleving te bevorderen, mogelijke achterstanden van kinderen te voorkomen en weg te nemen, kinderen een goede dagindeling te bieden en/of hun sociale competentie te vergroten. Wat betreft huisvesting kan de Brede School gehuisvest zijn in één gebouw, maar ook als netwerk (op loopafstand). Alhoewel niet iedere Brede School meteen in aanmerking komt voor uitbreiding huisvesting of voor nieuwbouw, is het wel reëel dat als er sprake is van nieuwbouw en/of vervangende nieuwbouw van een school, de gemeente de Brede School ontwikkelingen hierbij betrekt. Hierbij hoeft het niet alleen te gaan over huisvesting onderwijs. De nota is 11 februari 2009 door de raad vastgesteld.
4.4.22 Nota Cultuurbeleid 2009 - 2012, Passie voor cultuur
De missie is het culturele vermogen van Hilversum zichtbaar te maken en daarmee alle inwoners en bezoekers de kans te bieden van het cultuuraanbod te genieten en actief mee te doen. Op het vlak van cultureel ondernemerschap is samenwerking en afstemming nodig. De culturele ondernemer combineert zijn kunstzinnige activiteiten met de verkoopbaarheid, toegankelijkheid en publieksvoorkeuren. Hij maakt daarbij gebruik van zakelijke methodes, zoals marketing en richt zicht op een product van hoge kwaliteit voor een zo groot mogelijk publiek. De gemeente heeft een faciliterende en sturende rol, onder andere op het terrein van de accommodaties.
In Hilversum moet een beter samenspel van culturele voorzieningen en uitgaansleven moeten ontstaan. Voorgesteld wordt de mogelijkheden van een culturele as te onderzoeken.
Andere ideeën met mogelijk ruimtelijke gevolgen zijn:
- Haalbaarheidstudie naar de mogelijkheden voor cultuur in de hal van de voormalige Melkfabriek aan de Larenseweg;
- Het tijdelijk gebruiken van leegstaande panden door kunstenaar.
De nota is 5 januari 2009 vastgesteld door de gemeenteraad.
4.4.23 Visie op cultuur in Hilversum
De missie voor cultuurbeleid in Hilversum is het versterken van veelzijdig cultureel aanbod en verbinden van media en cultuur als bijdragen aan een vitale samenleving en aan de profilering van de identiteit van Hilversum.
De kern van deze visie ligt besloten in de volgende vier punten.
- 1. Strategische doelen
De gemeente Hilversum werkt toe naar gezamenlijke sturing op strategische doelen met alle daarvoor in aanmerking komende bedrijven, instellingen en organisaties.
2. Concentratie en verbinding
De gemeente Hilversum werkt toe naar een concentratie en verbinding van voorzieningen en activiteiten in het centrumgebied om daarmee gemakkelijker synergie te krijgen tussen cultuur en media en economie en daarmee een betere zichtbaarheid en profilering van de cultuursector als proeftuin voor experiment en talentontwikkeling.
3. Sturing op programma´s
De verhouding tussen gemeente en gesubsidieerde instelling zal het karakter krijgen van een zakelijk relatie tussen opdrachtgever (inkoper) en opdrachtnemer (leverancier).
4. Ondernemerschap
Bezuinigingen leiden tot ingrijpende bijstelling van het financiële perspectief. Subsidies worden beëindigd waar een terugtredende lokale overheid op zijn plaats is. De instellingen ontwikkelen hun cultureel ondernemerschap waar dat nog onvoldoende het geval is.
De nota is vastgesteld door de gemeenteraad op 18 oktober 2011.
4.4.24 Impuls, masterplan beeldende kunst in de openbare ruimte en bij gemeentelijke gebouwen
Het doel van dit masterplan dat in maart 2004 is vastgesteld door de raad, is het vastleggen van een breed gedragen actuele visie op beeldende kunst in de openbare ruimte en bij gemeentelijke gebouwen. Het gaat in de meeste gevallen om ruimtelijke werken van enige omvang. Zo kan de identiteit van de stad worden vergroot door kunstwerken bij de stadsentrees. Niet alleen kunst die in dienst staat van de openbare ruimte is belangrijk. Ook autonome kunst waarbij de openbare ruimte in dienst staat van de kunst is op sommige locaties gewenst. Culturele planologie, als inbreng van kunst en cultuur bij ruimtelijke ontwikkeling wordt uitgangspunt bij nieuwe ontwikkelingen in de stad (spoorzone, Regevterrein, Anna's Hoeve). Op enkele plekken kunnen kunstwerken tijdelijk tentoon gesteld worden. Voordeel zijn meer afwisseling en het meer zichtbaar maken van ontwikkelingen welke zich in de kunst voordoen. En met lossere regels bijzondere kunstprojecten stimuleren in wijken die zich daarvoor lenen zoals de Hilversumse Meent en Kerkelanden.
4.4.25 Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'
De gemeente Hilversum heeft het archeologisch erfgoed en mogelijke verstoringen daarvan in kaart gebracht. Op 11 mei 2011 heeft de gemeenteraad de met Structuurvisie Archeologie ‘De ondergrondse stad’ ingestemd. Een belangrijk uitgangspunt wordt daarbij dat de verstoorder betaalt.
‘De ondergrondse stad’ is een logisch gevolg van internationale afspraken over behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed die al in 1992 in het Europese Verdrag van Malta werden gemaakt en in 2006 zijn verankerd in nationale wetgeving. Als gevolg van deze afspraken gaat de gemeente de kennis over de ontwikkeling van het landschap en de bewoningsgeschiedenis gebruiken om vindplaatsen van archeologisch erfgoed in kaart te brengen. Inmiddels is een archeologische beleidskaart ontwikkeld die het mogelijk maakt archeologisch onderzoek in te plannen.
Wanneer sprake is van verstoring van de bodem (bijvoorbeeld bij bebouwing) dan stelt de archeologische beleidskaart (en bijbehorende regels) de initiatiefnemer in staat om te beoordelen waar onderzoek moet plaatsvinden. Allereerst wordt onderzocht of erfgoed aanwezig is, vervolgens om welk erfgoed uit welke periode het gaat. Uiteindelijk wordt het erfgoed opgegraven, worden de sporen van bewoning en gebruik vastgelegd en dienen de voorwerpen als illustratiemateriaal voor de geschiedenis van Hilversum.
In paragraaf 5.6.3 van deze toelichting is opgenomen op welke wijze is omgegaan met archeologie in het plangebied.
4.4.26 Groenbeleidsplan Hilversum 2030
Het Groenbeleidsplan Hilversum 2030, de groene structuurvisie van Hilversum (vastgesteld door de raad op 9 januari 2013) is een sectoraal plan met een integrale, samenhangende en geactualiseerde visie op het groen in de gehele gemeente Hilversum. Het groen in en rondom Hilversum staat onder druk en de verwachting is dat deze druk de komende jaren verder zal toenemen. Bijvoorbeeld door de toenemende verstedelijkingsdruk, decentralisatie van groenbeleid en bezuinigingen. Dit maakt het noodzakelijk om actief groenbeleid te voeren. Het groenbeleidsplan heeft onder andere aandacht voor: versterking van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS), het veiligstellen van de groenstructuur die het groene imago van Hilversum bepaalt, groen in bouwplannen, de aanpak van de stadranden, versterking van groen in het centrum, kleine groenplannen op buurtniveau en spelen in het groen.
4.4.27 Velbeleid Hilversum 2013 - 2030
Hilversum is trots op haar bomen. Bomen in de openbare ruimte en in particuliere tuinen zijn mede bepalend voor de groene kwaliteiten van de stad. De grote diversiteit van boomsoorten is daarbij een belangrijke factor. Behoud en stimulering van deze groene kwaliteiten en het versterken van Hilversum als Mediastad in het groen zijn kernpunten van het collegeprogramma 'De bakens verzetten' en speerpunt in het Groenbeleidsplan Hilversum 2030. Het Groenbeleidsplan Hilversum 2030 is maatgevend voor het nieuwe velbeleid (voorheen kapvergunningenbeleid), vastgesteld door de raad op 15 mei 2013. Deze nota is dus een uitwerking van het Groenbeleidsplan Hilversum 2030. Het nieuwe velbeleid is opgesteld vanuit bescherming van bomen in het algemeen en in de uitzonderingsgebieden en de hoofdgroenstructuur in het bijzonder. Naast instandhouding van bomen zijn herplant en handhaving prominente onderdelen van het nieuwe beleid. Herplant en handhaving zorgen ervoor dat de kwaliteit van het groen blijft gehandhaafd en waar mogelijk versterkt worden. Het beleid heeft als tweede doel om inwoners, bedrijven en instanties meer bewust te maken van de grote bijdrage van bomen aan de beleving en betekenis van Hilversum als Mediastad in het groen. Uitgangspunt bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van bomen is het behoud van bomen. Alleen wanneer het verwijderingsbelang zwaarder weegt dan het boombelang wordt een omgevingsvergunning verleend.
4.4.28 Visie Hilversum Buiten
In 2004 heeft de gemeenteraad de Visie Hilversum Buiten vastgesteld, waarin op hoofdlijnen beschreven is wat Hilversum verstaat onder een goede inrichting en een goed beheer van de openbare ruimte, nu en in de toekomst. Samengevat is de visie op de inrichting en het beheer van de openbare ruimte gestoeld op drie gedachten :
- aansluiten en versterken van de specifieke Hilversumse karakteristieken;
- uitwerking van die karakteristieken naar deelgebieden;
- eenduidige afspraken over kwaliteit in inrichting en beheer.
Tevens was in de visie aangegeven dat de kwaliteit van de openbare ruimte in orde is als :
- de inrichting duurzaam, mooi, functioneel en veilig is;
- beheer en inrichting op elkaar zijn afgestemd;
- het beheer leidt tot een schone, hele, veilige en juist gebruikte openbare ruimte.
De visie is uitgewerkt in een handboek, te weten 'Inrichting Hilversum buiten'(2009).
4.4.29 Leven in Hilversum, milieunota duurzaamheid en leefomgeving
Om duurzaamheid en leefomgeving op lokaal vorm te geven en te verbeteren is het beleid van de gemeente Hilversum op de volgende doelstellingen gericht:
- een bijdrage leveren aan de klimaatverbetering door beteugeling van de bestaande luchtemissies en door het gebruik van alternatieve bronnen te stimuleren;
- duurzaamheid en leefomgevingsaspecten prioriteit geven in de planvorming zoals duurzaam bouwen, duurzame stedenbouw en watertoets;
- de samenleving beschermen tegen onveilige situaties;
- de vervuilde bodem functioneel saneren en de kwaliteit van het watersysteem verbeteren;
- kwaliteit en onderhoud van de openbare ruimte op peil houden en waar mogelijk verbeteren;
- het behouden en waar mogelijk verbeteren van de natuur- en landschapswaarden;
- geluidshinder voorkomen en waar mogelijk reduceren.
De raad heeft deze nota in 2002 vastgesteld.
4.4.30 Duurzaamheid en de gebouwde omgeving
Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu, en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids- en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik (inclusief sloop) betrokken dienen te worden. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik / lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen. Energiebesparing vormt bij duurzaam bouwen een belangrijk item. Hierbij kan gedacht worden aan compacte bouwvormen, gunstige lichttoetreding en zongerichte verkaveling. Ook waterbesparing is een belangrijk aspect. Het installeren van waterbesparende voorzieningen is hiervan een voorbeeld. De gemeente Hilversum is voornemens om toekomstige nieuwbouw te toetsen met duurzaam bouwen-meetinstrument 'GPR-gebouwen'. Hierbij is het halen van de gemiddelde score van een 7 of 8 de ambitie. Dit is echter nog geen vastgesteld beleid.
Tevens is de gemeente Hilversum voornemens om in de toekomst te gaan werken met het meetinstrument DPL (duurzaamheids Profiel van een Lokatie) en dit te gaan hanteren voor het integreren van duurzaamheid in de ruimtelijke planning. DPL is een computerprogramma dat de duurzaamheid van een wijk meet op de verschillende duurzame aspecten als: materialen, energie, groen in de wijk, sociale cohesie, duurzame bedrijven, milieukwaliteit, etc. Dit DPL-instrument kan worden ingezet bij gebiedontwikkeling en hierin kunnen de ambities voor duurzaamheid tijdens het planproces worden gevoerd gezamenlijk met de verschillende planscenario´s, en een sterkte-zwakte analyse.
4.4.31 Duurzaamheid in de steigers, Uitvoeringsplan Duurzaam Hilversum 2009 - 2012
Het uitvoeringsplan Duurzaam Hilversum 2009 - 2012 (vastgesteld oktober 2008) vormt de basis voor een meer duurzame ontwikkeling van Hilversum. De gemeente geeft daarbij niet alleen het voorbeeld maar vraagt aan project ontwikkelaars, woningbouwcorporaties eenzelfde inspanning te verrichten. In aktiepunt 32 wordt dit als volgt verwoord: duurzaamheid in projecten en activiteiten worden steeds vanaf de start meegenomen. Wat speelt er: energie, materiaalgebruik, giftige stoffen, sociale aspecten en hoe kan daarmee worden omgegaan. Over het algemeen zal de extra inspanning gedefinieerd kunnen worden als 'boven de wettelijke norm'.
Voorgesteld wordt om voor duurzame stedenbouw en klimaatneutrale gebouwde omgeving de visie verder uit te werken. Dit moet leiden tot een Visie duurzame stedenbouw.
4.4.32 Gemeentelijk Rioleringsplan 2009 - 2014
In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2009 - 2014 is dan ook deels het van belang zijnde waterbeleid voor de gemeente opgenomen. De gemeente stelt als eis dat een maximale inspanning wordt gedaan om het hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Waar infiltratie mogelijk is moet zoveel mogelijk water worden afgevoerd naar de bodem.
Onderdeel van het proces van onderhavig bestemmingsplan is de watertoets. Hiervoor is een waterparagraaf opgesteld, zoals opgenomen in paragraaf 3.4.2 en 3.7.2, welke is overlegd met AGV (Waternet), de waterbeheerder binnen het plangebied.
4.4.33 Welstandsnota Hilversum 2008
De welstandsnota is op 23 april 2008 door de raad vastgesteld met als doel vooraf helderheid te bieden over de welstandcriteria die door de gemeente worden gehanteerd bij het beoordelen van bouwinitiatieven. Het behoudt van de bestaande kwaliteiten staat voorop. Het is belangrijk dat het bestemmingsplan en de welstandsnota goed op elkaar zijn aangesloten. Daarom is in Hilversum de afspraak gemaakt dat nieuwe bestemmingsplannen om advies aan de commissie voor welstand en monumenten worden voorgelegd, waarbij het in eerste instantie gaat om de kwalitatieve paragrafen en de wijzigingsbevoegdheden.
Omdat in een bestemmingsplan de bestemming aan de grond wordt gegeven met de daarbij behorende bebouwings- en gebruiksmogelijkheden, behoren welstandscriteria niet via het bestemmingsplan, maar via de welstandsnota geregeld en eventueel gewijzigd te worden.
Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. Op de gebiedsindelingskaart (zie figuur 5) zijn de verschillende gebieden voor welstand aangegeven. De meeste gebieden hebben verschillende deelgebieden.
Figuur 5: Fragment gebiedsindelingkaart
Per gebied is een samenhangend beoordelingskader opgesteld. Voor elk welstandsgebied is het gewenste welstandsniveau aangegeven (zie figuur 6). Het welstandsniveau moet aansluiten bij het gehanteerde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen.
Figuur 6: Fragment kaart welstandsniveau's
In de uitgewerkte gebiedsbeschrijvingen zijn steeds per gebied een structuurkaart (figuur 7), een deelgebiedenkaart (figuur 8) en een beeldaspectenkaart (figuur 9) opgenomen. Hierop worden de belangrijke onderdelen van de stedenbouwkundige structuur van het gebied, de grenzen van deelgebieden en samenhang en accenten van de bebouwing aangegeven. De kaarten geven de plekken, lijnen en punten aan waar extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk wordt geacht.
Figuur 7: Structuurkaart binnenstad
De structuurkaart geeft de belangrijke onderdelen van de stedenbouwkundige hoofdstructuur van het gebied aan. Op de deelgebiedenkaart geeft een overzicht van het gebied en de indeling in deelgebieden. Op de beeldaspectenkaart wordt de samenhang van bebouwing aangegeven en tevens welke accenten hierin zijn.
Figuur 8: Deelgebiedenkaart binnenstad
Figuur 9: Beeldaspectenkaart binnenstad
Inmiddels is een herziening van de Welstandsnota in voorbereiding. Het College heeft begin 2013 een nieuw ontwerp-welstandsnota ter visie gelegd met de mogelijkheid reacties in te dienen.
4.4.34 Uitvoeringsbeleid handhaving bestaande bouw
Dit beleid is opgesteld om het handhavend optreden bij bestaande bouw transparanter te maken voor zowel de organisatie en het bestuur enerzijds en de burgers anderzijds. Ook zal dit leiden tot een positieve beïnvloeding van burgers,bedrijven en instellingen ter verhoging van het nalevingsgedrag. Het leidt tevens tot risicobeperking van gebruik van bouwwerken. Door het zodanig prioriteren en inrichten van de wijze waarop handhavend opgetreden zal worden bij de bestaande bouw, sluit deze zoveel mogelijk aan bij de haalbaarheid van het handhavend optreden, de capaciteit en middelen van het handhavingapparaat. De handhavinginstrumenten zullen beter, efficiënter en gerichter worden ingezet.
In de nota staat op welk wijze er uitvoering wordt gegeven aan het handhavend optreden bij bestaande bouw. De nota heeft uitsluitend betrekking op de bestaande bouw en het gebruik hiervan. De wet- en regelgeving die hieraan ten grondslag liggen zijn de Wet ruimtelijke ordening, het Bouwbesluit, de Bouwverordening, de Monumentenwet en de Woningwet. Hethandhavingsbeleid heeft geen betrekking op illegale bouwwerken en illegaal gebruik in het buitengebied. Dit gebied is anders van karakter en vereist een andere aanpak. Voor dit gebied zal separaat eenhandhavingsbeleid worden vastgesteld.
De nota is op 27 februari 2007 vastgesteld door B&W.
4.4.35 Programmatisch handhaven, visie en plan van aanpak
B&W hebben op 24 september 2002 de nota Programmatisch handhaven vastgesteld. Doel is dat ernstige overtredingen van de voorschriften uit de Woningwet, Wet Milieubeheer en Wet ruimtelijke ordening en/of Bouwverordening worden voorkomen of zo snel worden aangepakt met toepassing van het strafrecht en bestuursrecht. Daarbij wordt nauw samengewerkt met instanties als politie en brandweer.
Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Plan
In dit hoofdstuk komt de toekomstige situatie aan de orde.
5.1 Ruimtelijk Structuur
Algemeen
Het onderhavig bestemmingsplan heeft een grotendeels consoliderend karakter. Hierbij zijn de bestaande planologische mogelijkheden, zoals de vigerende planologische regelingen en verleende vrijstellingen of ontheffingen, als uitgangspunt gehanteerd. De ontwikkelmogelijkheden binnen dit bestemmingsplan beperken zich op hoofdlijnen tot vijf locaties. Deze locaties hebben een uitwerkingsplicht of een wijzigingsbevoegheid waarmee er ontwikkelingen mogelijk zijn die nog niet zijn benut. Deze locaties betreffen:
- 1. Kerkbrink, deel achterterrein voormalig postkantoor
- 2. Noordse Bosje
- 3. Prins Bernhardstraat - Schapenkamp, Aloysiusterrein
- 4. hoek Schapenkamp - Leeuwenstraat
- 5. Kapelstraat - Langestraat
5.1.1 Stedenbouwkundige structuur
Onderstaand wordt de stedenbouwkundige structuur van de verschillende deellocaties nader beschreven. De locaties zijn in figuur 10 zijn aangeduid.
Figuur 10: Stedenbouwkundige karakteristieken
Het 'Stadshart' (gebied 1)
De typologie is over het algemeen die van winkel-woonpanden, die in bouwhoogten variëren van twee tot drie bouwlagen, met verschillende kapvormen. Dit deelgebied vormt ondanks enkele dissonanten een harmonieus en samenhangend geheel, met panden in verschillende bouwstijlen. De hoekpanden en de panden ter plaatse van brinken zijn veelal verbijzonderd (in architectuur, schaal of hoogte). De begane grond van de winkelpanden vormt in veel gevallen geen eenheid meer met het pand, zodat in de winkelstraten eerder sprake is van een horizontaal doorlopende winkelplint met daarboven de afzonderlijke panden. Bijzondere gebouwen in het Stadshart zijn het Oude Raadhuis en de Oude Kerk en de nieuwe bebouwing van de Gooische Brink. Aan de Kerkbrink staat de kenmerkende Gooise combinatie van een brink met het oude raadhuis (museum) en de kerk.
Het 'Dorp' (gebied 2)
In de twee deelgebieden 'Het Dorp' is de oude dorpsbebouwing terug te vinden. Het zijn twee kleine gebieden, rond de Biersteeg en bij de Laanstraat - Kruissteeg - Langestraat, die als eilanden in de binnenstad liggen. In de omgeving van de Laanstraat bevindt zich nieuwbouw in de vorm van herbouwde dorpspanden, met kleine voortuintjes. Dit 'Historisch Buurtje' is autoluw en er zijn geen parkeerplaatsen op eigen terrein.
Het 'Veranderende Dorp' (gebied 3)
Met name in deze deelgebieden is het veranderingsproces van de binnenstad uit de aanwezige diversiteit aan bebouwing afleesbaar. Zo bevinden zich in dit gebied nog fragmenten van de oude dorpsbebouwing (Veerstraat-zuidzijde, Langestraat), kleine complexen uit het begin van de 20e eeuw (Bussumerstraat, Veerstraat-noord, Spoorstraat), 30-er jaren complexen (brink Veerstraat - Herenstraat), grootschalige nieuwbouw (Veerstraat - Fabrikeursstraat, Brinkweg-zuid) en recente nieuwbouwcomplexen met een beperkte schaalvergroting in de Bussumerstraat, Kampstraat - Spoorstraat en Naarderstraat - Diepeweg. In deze gebieden is hier en daar sprake van enige functiemenging. De dichtheid varieert. De panden zijn vrijstaand of vormen korte rijtjes of complexen. Ze zijn met de voorgevel gericht op de belangrijkste openbare ruimte.
De 'Stad' (gebied 4)
De zone Stad is het deel van de binnenstad dat wordt gekenmerkt door een hoge dynamiek met veel grootschalige ingrepen vanuit de jaren '70 en '80 uit de vorige eeuw (Schapenkamp, voormalig UWV pand, Silverpoint, wooncomplexen Anthonius Brouwerstraat en omgeving). Op de hoek Schapenkamp - Stationsstraat zijn ontwikkelingsmogelijkheden voor een Stationstoren (het hoogste gebouw in de binnenstad op de kerktorens na) ter accentuering van het totale stationsgebied. Vanaf de Schapenkamp blijven de langgerekte stationsgebouwen zichtbaar tussen de losse objecten door. Het beeld is dat van 'spelers' (de losse verticaal vormgegeven gebouwen) voor een 'decor' (de meer horizontaal gelede gebouwen langs het spoor).
Aanloopgebieden (gebied 5)
In het bestemmingsplangebied bevindt zich aan de rand van de binnenstad een aantal overgangsgebieden. Dit zijn de winkel-aanloopgebieden in de Koninginneweg, de Emmastraat en de Vaartweg - Havenstraat.
Ten aanzien van de drie winkel-aanloopgebieden wordt gestreefd naar het handhaven van de bestaande bebouwingskarakteristieken. In de Koninginneweg en in de Emmastraat-zuidzijde betekent dit het handhaven van de complexgewijze bebouwing en in de Emmastraat noordzijde het handhaven van de vrijstaande bebouwing met ruime voortuinen. In de Vaartweg - Havenstraat is het beleid gericht op het handhaven van de bestaande pandsgewijze bebouwing.
In het gebied Koninginneweg-noord, Naarderstraat-noord, Honingstraat, Schoolstraat wordt ernaar gestreefd om de karakteristiek van de bestaande afwisseling van vrijstaande gebouwen, vrijstaande en geschakelde woningen te handhaven. De O.L.V. Kerk aan de Koninginneweg wordt als monument en beeldbepalend pand met zijn omringende tuin gehandhaafd. Uitbreiding van bebouwing is hier niet gewenst.
Uitloper noordelijk villagebied (gebied 6)
Ten aanzien van het aan de noordzijde van de binnenstad gelegen uitloper van het noordelijk villagebied langs het Melkpad en de Minister Hartsenlaan wordt gestreefd naar het in stand houden van de karakteristiek van het villagebied met bebouwing die bestaat uit vrijstaande villabebouwing in het groen. In het plangebied is overigens alleen het perceel van Van Vuure onderdeel van dit aanduidingsgebied. Teneinde het groene en open karakter van het gebied te waarborgen zijn aan parkeren op het voorterrein regels gesteld.
Eisen van welstand
In een bestemmingsplan wordt de bestemming aan de grond gegeven met de daarbij behorende bebouwings- en gebruiksmogelijkheden. Welstandscriteria behoren daarom niet via het bestemmingsplan, maar via aanpassing van de welstandsnota gewijzigd te worden.
Randvoorwaarden
Het bestemmingsplan regelt de bestemmingen en het gebruik van de gronden voor het betreffende gebied. Bouwgrenzen, bouwhoogtes, goothoogtes en bebouwingspercentages zijn bebouwingsbepalingen die in het bestemmingsplan opgenomen kunnen worden.
5.2 Wonen, Werken En Voorzieningen
5.2.1 Wonen
Het plan bevat enkele flexibiliteitsbepalingen, i.c. wijzigingsbevoegdheden en een uitwerkingsplicht, waarmee onder andere woonfuncties zijn te realiseren. Deze flexibiliteitsbepalingen zijn overgenomen uit de voorheen geldende bestemmingsplannen. Ondanks het conserverende karakter van deze herziening is het daarom mogelijk om woningen aan de voorraad toe te voegen. Hiervoor dient dan wel een aparte procedure te worden doorlopen.
De aanwezige woningen zijn mogelijk in de verschillende woonbestemmingen. Hierin is een onderscheid gemaakt in het type van de woning, waardoor in totaal vijf verschillende woonbestemmingen zijn opgenomen (aaneengebouwd, gestapeld, twee-aaneen, vrijstaand). De woontorens van Vesteda bij het station zijn in de bestemming 'Woongebied' ondergebracht. Met deze woonbestemmingen wordt inhoud gegeven aan het behoud en versterking van de woonfunctie. Naast een specifieke woonbestemming is wonen ook mogelijk in de gemengde bestemmingen.
5.2.2 Werken
Het plangebied kenmerkt zich ten aanzien van bedrijven en hun milieubelasting door:
- een kern-winkelgebied met aanvullende horeca-functie rondom Groest, Leeuwenstraat - Kerkstraat, Zeedijk en Schoutenstraat;
- zogenaamde 'aanloopgebieden' met detailhandel, kantoren en horeca in de Langestraat, Stationsstraat, Emmastraat en Havenstraat;
- woongebieden rondom de Ruitersweg, Laanstraat, Emmastraat, Honingstraat en Noordse Bosje met enkele kleine bedrijven, horeca en gemengde detailhandel.
In het kern-winkelgebied bevindt zich een grote diversiteit aan winkels en horecafuncties. Hierbij kan gedacht worden aan kledinghandel, wit- en bruingoed zaken, meubelzaken, broodjeszaken, cafetaria's en café's. Boven een groot aantal winkels met name in de Kerkstraat, Leeuwenstraat en Schoutenstraat is een woonfunctie aanwezig. De horecabedrijven in het kern-winkelgebied zijn veelal gesitueerd rondom Spoorstraat, Groest-noord en de Biersteeg.
De 'aanloopgebieden' nabij Langestraat, Havenstraat en Stationsstraat kenmerken zich door kleinschalige detailhandel, kantoren en horecabedrijven met daarboven een woonfunctie.
De woongebieden omvatten grote appartementencomplex, woonblokken met 'bedrijven-aan-huis'. Meestal zijn dit kleine garagebedrijven, aannemers en schildersbedrijven. Ook zijn enkele detailhandels- en horecafuncties in deze gebieden aanwezig.
Binnen het plangebied zijn geen duidelijke bedrijfsterreinen of clustering aanwezig met uitzondering van clustering op een aantal binnenterreinen. De bedrijven, niet zijnde detailhandel, kantoren en horeca, zijn sterk verspreid in het plangebied. Tot slot kenmerkt het gebied rondom de Schapenkamp - Stationsstraat zich met name door openbaar vervoer en aanverwante functie's alsmede (grootschalige) kantoren en de combinatie detailhandel en wonen.
5.2.3 Voorzieningen
Detailhandel
Het winkel- en uitgaansdeel van de binnenstad bevindt zich in het stadshart. Het is hèt winkel- en uitgaanscentrum van de stad en de regio. Om het winkelen te veraangenamen en het stadshart duidelijk herkenbaar te laten zijn, bestaat het stadshart voor een groot deel uit voetgangersgebied.
De detailhandel en horecafuncties bevinden zich voornamelijk op de begane grond, de woonfunctie is aanwezig op de verdieping. Op de verdieping komt ook detailhandel en voorraad voor. Versterking van de woonfunctie is wenselijk omdat dit bijdraagt aan de levendigheid en sociale controle in het centrum, ook na sluitingstijd van de winkels.
Horeca
In het 'Intergraal Horecabeleid' zijn 3 horecaconcentratiegebied benoemd, met elk hun eigen karakter. Deze gebieden zijn opgenomen in bestemmingsplan Binnenstad dat in 2002 door de raad is vastgesteld. In 2006 is de nota Aanpassing Integraal Horecabeleid vastgesteld. Ten opzichte van het Integraal Horecabeleid zijn een aantal voor het plangebied relevante wijzigingen aangebracht:
- 1. Het horecaconcentratiegebied is uitgebreid waarbij de Spoorstraat vanaf de Kampstraat tot aan de Schapenkamp is toegevoegd aan het Groestkwartier;
- 2. Ondergeschikte horeca wordt toegestaan als ondergeschikt onderdeel van detailhandel voor zover het service aan de klanten betreft en slechts een klein deel van de bedrijfsvoering uitmaakt en niet als zelfstandige functie geëxploiteerd wordt. Ter voorkoming van ongewenste uitbreiding is het aantal winkels met ondergeschikte horeca in het kernwinkelgebied vastgesteld op maximaal 5. Buiten het kernwinkelgebied zijn eveneens maximaal 5 winkels met ondergeschikte horeca toegestaan.
- 3. Horeca toe te staan in het filmtheater, Herenstraat 5.
- 4. Bij de vestiging van een nieuwe bioscoop horeca toe te staan.
- 5. Vestiging van een grand-café toe te staan op het Stationsplein.
- 6. In de Vorstin horeca toe te staan.
Ten aanzien van punt 2 kan worden opgemerkt dat er in toenemende mate bedrijven zijn die aan hun normale activiteit horeca willen koppelen. Bijvoorbeeld een winkel waarin men een zitje wil creëren zodat de klanten een kopje koffie en een broodje kunnen eten. In deze opzet is alcoholverstrekking uitgesloten omdat de Drank- en Horecawet niet toestaat dat er in alcoholverstrekkende bedrijven goederen of diensten worden aangeboden.
Hierbij wordt uitgegaan van marktconforme prijzen en niet 'van buiten af zichtbare horeca'. Het gaat alleen om winkels waar sprake is van bedrijfsmatige verstrekking aan klanten van alcoholvrije drank (zoals koffie, thee en limonade) en zeer beperkte eetwaren zoals een koek of saucijzenbroodje. In ieder geval geen verstrekking van etenswaren op basis van brood en/of fastfood en/of shoarma/grillproducten en dergelijke. Het moet gaan om daghoreca, de openingstijden dienen gelijk te lopen met de openingstijden van de winkel.
Ondergeschikte horeca is daarom toegestaan voor zover het een service aan de klanten betreft en slechts een klein deel van de bedrijfsvoering uitmaakt en niet als zelfstandige functie wordt geëxploiteerd mag worden. Als operationalisering van de norm ‘ondergeschikte horeca’ is (daarom) in de begripsbepalingen opgenomen dat de horecalokaliteit maximaal 20% van de oppervlakte van de inrichting in beslag mag nemen, met een maximale oppervlakte van 40 m². Ter voorkoming van ongewenste uitbreiding zijn hieraan maxima verbonden (maximaal 5 detailhandelsfuncties met ondergeschikte horeca zijn toegestaan op de gronden met de gebiedsaanduiding 'Kernwinkelgebied', buiten dit gebied eveneens maximaal 5), waardoor enerzijds enige ruimte wordt geboden aan deze ontwikkeling, terwijl anderzijds niet winkels op dit punt ongebreideld kunnen gaan concurreren met horecabedrijven in het kernwinkelgebied.
In de uitwerkingsnota 'Detailhandel & Horeca' uit 2008 is de afbakening van de horecaconcentratiegebieden gewijzigd. In de nota is bepaald dat de nieuwe begrenzingen in te actualiseren bestemmingsplannen worden aangepast. In figuur 13 is de nieuwe afbakening weergegeven. Tevens is in de nota bepaald dat het maximum aantal horecavergunningen in horecaconcentratiegebieden wordt afgeschaft, behalve in de Leeuwenstraat. Voor de Leeuwenstraat wordt gelet op de functie van deze straat als verbindende schakel tussen station en binnenstad een uitzondering gemaakt. Het aantal van negen horecazaken geldt hier als maximaal.
Figuur 13: Horecaconcentratiegebied
Tenslotte is ten aanzien van 'horeca' nog relevant dat in het plan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen waarmee burgemeester & wethouders op de hoek van de Schapenkamp met de Leeuwenstraat de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro - zone wijzigingsbevoegdheid 4' kunnen wijzigen om een hotel en daarbij behorende voorzieningen toe te staan. Deze wijzigingsbevoegdheid was al opgenomen in het bestemmingsplan 'Binnenstad' uit 2002.
Onderwijs
In het plangebied zijn drie scholen gevestigd: Luzac (vestiging aan Koninginneweg en Stationsstraat); Aloysius (Schapenkamp), business school Notenboom (Emmastraat). Een vierde school is volgens het bestemmingsplan mogelijk op de locatie van de oude Aloysius.
5.3 Verkeer
In de planperiode zijn er vooralsnog geen ontwikkelingen gepland op verkeersgebied. De aanpassingen ten behoeve van het IBP zijn in uitvoering en voor zover nodig opgenomen in het bestemmingsplan. De verwachting is dat de projecten van het IBP op Hilversums grondgebied in 2013 zijn gerealiseerd.
Parkeren
In het plangebied is voornamelijk sprake van betaald parkeren op het maaiveld of parkeren in parkeergarages. Bij elk toekomstig bouwplan wordt verplicht gesteld dat er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn. Daarnaast is op verschillende terreinen sprake van autoboxen/garages. In het geldende bestemmingsplan is hiervoor de bestemming 'Autoboxen' opgenomen. Deze autoboxen zijn in dit plan verwerkt binnen de diverse aangrenzende bestemmingen. De boxen zijn ten behoeve van het stallen van auto's. Het gebruik ten behoeve van bedrijfsactiviteiten is niet toegestaan.
5.4 Natuur
In het kader van de herziening heeft ingenieursbureau Oranjewoud voor de locaties met een Uitwerkings- en/of wijzigingsbevoegdheid een natuurtoets onderzoek uitgevoerd. De Natuurtoets is als Bijlage 7Natuurtoets onderdeel van deze toelichting. Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies samengevat voor de locaties met een flexibiliteitsbepaling.
Wijzigingsbevoegdheid Kerkbrink, achterterrein voormalig postkantoor
Situatie: het betreft een groot bakstenen gebouw dat dienst deed als postkantoor. Het heeft een plat dak en geen stootvoegen of andere kieren of openingen naar een inpandige ruimte. Er is geen sprake van groen van betekenis binnen de plangrens. Er is geen open water aanwezig.
Potenties: er zijn geen beschermde soorten of sporen daarvan waargenomen. Er zijn geen potenties gevonden voor eventuele verblijfplaatsen van beschermde vogels of vleermuizen, dan wel groeiplaatsen van beschermde planten.
Externe werking: eventuele activiteiten binnen de plangrens zullen naar verwachting geen effect hebben op individuen, verblijfplaatsen of populaties van beschermde soorten in de omgeving. Buiten de plangrens ligt een kerkhof met oude bomen, eventuele vogels of vleermuizen die hier verblijven, bevinden zich op een 'veilige' afstand van de bebouwing in kwestie.
Conclusie: met betrekking tot de locatie Kerkbrink hoeven geen specifieke maatregelen in het kader van de vigerende natuurwetgeving te worden genomen.
Wijzigingsbevoegdheid Noordse Bosje
Situatie: het gaat hier om het pand van de Aldi-supermarkt plus aangrenzend terrein, dat volledig is verhard. Het gebouw is voorzien van een plat dak en grenst direct aan een grote parkeergarage (zie voorgaande locatie). Er is geen groen of open water aanwezig.
Potenties: er zijn geen beschermde soorten of sporen daarvan waargenomen. Er zijn geen potenties gevonden voor eventuele verblijfplaatsen van beschermde vogels of vleermuizen, dan wel groeiplaatsen van beschermde planten.
Externe werking: eventuele activiteiten binnen de plangrens zullen naar verwachting geen effect hebben op individuen, verblijfplaatsen of populaties van beschermde soorten in de omgeving.
Conclusie: met betrekking tot de locatie aan het Noordse Bosje hoeven met betrekking tot de wijzigingsbevoegdheid geen specifieke maatregelen in het kader van de vigerende natuurwetgeving te worden genomen.
Wijzigingsbevoegdheid Prins Bernhardstraat - Schapenkamp, Aloysiusterrein
Situatie: het Aloysiusterrein heeft betrekking op een oud (maar in gebruik zijnde) schoolgebouw met aangrenzende bebouwing, alsmede ten tijde van het onderzoek in uitvoering zijnde nieuwbouw van de school op het bijbehorende perceel. Binnen de plangrens ligt een smalle groenstrook met enkele bomen en verspreid over het terrein staan eveneens enkele bomen, waaronder een oude eik. Er is geen sprake van open water.
Potenties: er zijn geen beschermde soorten of sporen daarvan waargenomen. Technisch gezien biedt de oude bebouwing mogelijkheden voor Huismus en Gierzwaluw. Huismus is echter niet waargenomen binnen de plangrens. De kans dat zich vaste rust- of verblijfplaatsen van deze soort in de bebouwing bevinden wordt daarom klein geacht; de datum en omstandigheden van het bezoek waren optimaal om deze soort vast te stellen. Er is een kleine kans dat zich ook Gierzwaluwen vestigen in de bebouwing.
Hoewel er geen spouwmuur aanwezig lijkt, biedt de constructie op enkele plaatsen wel mogelijkheden achter het dakbeschot voor Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger. Het betreft hier dezelfde openingen waar ook Gierzwaluw gebruik van zou kunnen maken. Gezien de ligging aan de rand van een wijk met zicht op enkele groengebiedjes met oude bomen, is de aanwezigheid van een of meerdere verblijfplaatsen van een klein aantal vleermuizen hier dan ook zeer wel mogelijk.
Externe werking: eventuele activiteiten binnen de plangrens zullen naar verwachting geen effect hebben op individuen, verblijfplaatsen of populaties van beschermde soorten in de omgeving.
Conclusie: bij sloop van de bebouwing binnen het deelgebied, dient vooraf onderzoek plaats te vinden naar de aanwezigheid van natuurwaarden. In de regels is daarom een sloopvergunningstelsel opgenomen voor de betreffende bestemmingen.
Wijzigingsbevoegdheid hoek Schapenkamp - Leeuwenstraat
Situatie: de locatie heeft betrekking op een hoog appartementencomplex en een aangrenzende parkeergarage. De voorzijde is gericht op een drukke weg. Aan de achterzijde bevindt zich laagbouw in de vorm van oude panden met dakpannen. Er is geen groen van betekenis aanwezig. Er is geen open water aanwezig.
Potenties: er zijn geen beschermde soorten of sporen hiervan waargenomen. De bebouwing binnen de plangrens is ongeschikt voor de vestiging van beschermde plantensoorten, Huismus of Gierzwaluw. Voorts zijn er bouwtechnisch gezien nauwelijks mogelijkheden aanwezig voor Gewone dwergvleermuis of andere gebouwbewonende vleermuissoorten om deze bebouwing te gebruiken als vaste rust- of verblijfplaats. Vanwege het ontbreken van groen en water in de directe nabijheid van de bebouwing, de vele verlichting en de beperkte beschutting, wordt de kans dat de bebouwing dienst doet als verblijfplaats voor vleermuizen eveneens zeer klein geacht.
Externe werking: eventuele activiteiten binnen de plangrens zullen naar verwachting geen effect hebben op individuen, verblijfplaatsen of populaties van beschermde soorten in de omgeving.
Conclusie: de potenties voor de aanwezigheid van groeiplaatsen of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde soorten op locatie 'hoek Schapenkamp - Leeuwenstraat' zijn minimaal. Vervolgonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet is derhalve niet nodig.
Uitwerkings- en wijzigingingsbevoegdheid Kapelstraat - Langestraat
Situatie: het betreft hier een groot parkeerterrein, enkele losse woningblokken van wisselende ouderdom en een bedrijfspand. Er is nauwelijks groen van betekenis aanwezig, op een enkele boom in de achtertuinen na. Er is geen open water aanwezig. Meer details over deze locatie zijn te vinden in een rapport van Schenkeveld (2007).
Potenties: er zijn geen beschermde soorten of sporen daarvan waargenomen. Het centraal gelegen oude woningblok heeft onder de dakpannen mogelijkheden voor broedende vogels: Huismus, Spreeuw en wellicht Gierzwaluw. Er zijn noch Huismussen, noch Spreeuwen waargenomen. Voor Gierzwaluw was de bezoekdatum te vroeg, echter, gelet op het ontbreken van eerdergenoemde soorten wordt de kans op aanwezigheid van een nestlocatie van Gierzwaluw klein geacht. De woningen bieden mogelijkheden als verblijfplaats voor Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis, twee soorten waarvan in vergelijkbare situaties in stedelijk gebied elders regelmatig verblijfplaatsen worden gevonden. Met name het centraal gelegen, tamelijk vervallen woningblok, heeft openingen onder de dakrand die vleermuizen toegang verschaffen. Vanwege het ontbreken van een spouw worden hoogstens kleine aantallen verwacht, in de zomer (zomerverblijfplaats) en het najaar (paarverblijfplaats).
Externe werking: eventuele activiteiten binnen de plangrens zullen naar verwachting geen effect hebben op individuen, verblijfplaatsen of populaties van beschermde soorten in de omgeving.
Conclusie: bij sloop van de bebouwing binnen het deelgebied, dient vooraf onderzoek plaats te vinden naar de aanwezigheid van natuurwaarden. In de regels is daarom een sloopvergunningstelsel opgenomen voor de betreffende bestemmingen.
5.5 Duurzaamheid En Leefbaarheid
5.5.1 Duurzaamheid
Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu, en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids- en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik (inclusief sloop) betrokken dienen te worden. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik / lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen.
Energiebesparing vormt bij duurzaam bouwen een belangrijk item. Hierbij kan gedacht worden aan compacte bouwvormen, gunstige lichttoetreding en zongerichte verkaveling. Ook waterbesparing is een belangrijk aspect. Het installeren van waterbesparende voorzieningen is hiervan een voorbeeld.
Voor een bestemmingsplan geldt de verplichting tot het maken van een 'waterparagraaf' (zie 3.4.2 en 3.7.2). Tevens moet worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met het advies van de waterbeheerder. Waterhuishoudkundige aspecten worden in dit bestemmingsplan integraal betrokken en rechtstreeks vertaald. Deze onderwerpen vormen tezamen met de beschrijving hoe is omgegaan met het advies van de waterbeheerder de watertoets.
Duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de ‘Ladder voor duurzame stedelijk ontwikkeling’ geïntroduceerd, zie http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2012/12/03/handreiking-bij-de-ladder-voorduurzame-verstedelijking.html. De ladder is per 1 oktober 2012 als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren moeten gemeenten (en provincies) sinds deze datum de benutting van ruimte motiveren in alle categorieën ruimtelijke besluiten, waaronder bestemmingsplannen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.
De voorliggende herziening is conserverend van aard. Nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. Dat betekent dat de stappen van de ladder verder geen beschrijving behoeven.
5.5.2 Leefbaarheid
5.6 Cultuurhistorische Waarden
5.6.1 Historisch-geografische waarden
In het plangebied is geen sprake van een beschermd stads- of dorpsgezicht. Ook is er geen sprake van een gebied met aardkundige waarden.
5.6.2 (Steden)Bouwkundige waarden
De bescherming van de in het plangebied voorkomende rijksmonumenten is geregeld in de Monumentenwet en de gemeentelijke monumenten in de monumentenverordening. Ondanks dat de bescherming van deze monumenten is geregeld in separate wet- en regelgeving zijn hier extra regels in het bestemmingsplan voor opgenomen. Is sprake van een monument dan wordt een aanduiding 'monument' op het betreffende object gelegd. Hiermee worden de bestaande maten (hoogte, goothoogte en oppervlak) vastgelegd. Daarnaast zijn 'waardevolle panden' aangeduid.
5.6.3 Archeologische waarden
Voor de in het plangebied voorkomende gebieden met een archeologische verwachtingswaarde zijn in dit bestemmingsplan beschermende regels opgenomen. Voor de gebieden met een hoge, middelhoge en lage verwachtingswaarde, zijn specifieke dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan opgenomen. Deze gebieden zijn op de verbeelding aangeduid. Bouw- en graafwerkzaamheden zijn in principe niet toegestaan indien deze de archeologische waarden kunnen worden verstoord.
Tot slot zijn in het plangebied ook gronden aanwezig waar geen archeologische waarden aanwezig, of te verwachten, zijn. Er gelden vanuit archeologisch oogpunt geen aanvullende regels. Deze gebieden zijn aangeduid als 'verstoord'.
5.7 Bodem
Het plan moet voorzien in het realiseren én behouden van een duurzame bodemkwaliteit. Bodem die schoon is, moet schoon blijven en er moet op een juiste manier worden omgegaan met aanwezige verontreinigingen. In geval van gebieden met verontreiniging dient de chemische bodemkwaliteit en het gebruik op elkaar afgestemd te worden. De bodem hoeft daarvoor niet in alle gevallen te worden schoongemaakt, maar wordt dan alleen geschikt gemaakt voor de huidige of toekomstige functie.
Wanneer er op een willekeurige locatie binnen het plangebied (her)ontwikkeling gaat plaatsvinden, dient er onderzoek gedaan te worden naar de kwaliteit van de bodem van de betreffende locatie. Hierbij dienen de op dat moment geldende landelijke normen te worden gehanteerd. Deze normen waarborgen onder andere dat bij (her)ontwikkeling op een locatie altijd de provincie en de gemeente worden geraadpleegd voor bodeminformatie. Omdat de gemeente heeft besloten (nog) geen nieuwe bodemkwaliteitskaart op te stellen zal de actuele bodemkwaliteit in de meeste gevallen bepaald moeten worden door het uitvoeren van een (verkennend) bodemonderzoek.
Daarnaast geldt dat vrijwel alle riolen in Hilversum (met uitzondering van de riolen in de wijk Kerkelanden en de Hilversumse Meent) boven het grondwater liggen. Dit heeft tot gevolg dat uit eventuele lekke riolen rioolwater uittreedt en verontreiniging van de bodem en grondwater kan veroorzaken. Deze lekke riolen worden met voorrang vervangen.
5.8 Veiligheid
Wettelijk kader
Het beleid ten aanzien van externe veiligheid is voor een groot deel ingevuld door landelijke wet- en regelgeving. De belangrijkste onderdelen die het wettelijk kader voor externe veiligheid bepalen, zijn:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi): hierin zijn de normen vastgelegd die het bevoegd gezag in de ruimtelijke ordening en in de vergunningverlening moet hanteren met betrekking tot bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen. Het besluit heeft als doel burgers en een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen.
- het Besluit risico's zware ongevallen (Brzo): dit besluit stelt eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland ten aanzien van de preventie en de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.
De wet- en regelgeving op het gebied van het transport van gevaarlijke stoffen is op dit moment volop in ontwikkeling. Vanwege de invoering van het Basisnet (Weg, Spoor en Water) zal de Wet vervoer gevaarlijke stoffen worden aangepast. Daarnaast zal het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) worden ingevoerd, waarin de normen zijn vastgelegd die het bevoegd gezag in de ruimtelijke ordening moet hanteren vanwege het Basisnet. Verder is per 1 januari 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Hierin zijn de normen vastgelegd die het bevoegd gezag in de ruimtelijke ordening moet hanteren vanwege het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen.
PAG
In de wetgeving die vanwege de invoering van het Basisnet wordt doorgevoerd is het begrip plasbrandaandachtsgebied (PAG) opgenomen. Dit heeft betrekking op de 30 meter als het invloedsgebied van brandbare vloeistoffen en het gebied waarbinnen personen verwondingen op kunnen lopen. Ter hoogte van het plangebied geldt in Hilversum een PAG en deze zone reikt tot 30 meter aan weerszijden van de spoorlijn. Daardoor vallen ook bestaande functies binnen het PAG. De eisen die binnen het PAG gelden, worden in het Bouwbesluit 2012 verder uitgewerkt. Hierin is het volgende te lezen:
"Een te bouwen bouwwerk in een veiligheidszone of plasbrand-aandachtsgebied of boven de volle breedte van een basisnetroute indien de veiligheidszone slechts een deel van de breedte van die basisnetroute betreft is zodanig dat het risico dat voortvloeit uit het vervoer van gevaarlijke stoffen voor personen in het bouwwerk beperkt is." Uit de zinsnede 'een te bouwen bouwwerk' is af te leiden dat de eisen alleen betrekking hebben op nieuwe bouwwerken en niet op bestaande objecten. Echter, in de laatste conceptversie van de Ministeriele regeling die bij het Bouwbesluit hoort, wordt ook gesproken over het van toepassing zijn van de bouwkundige eisen op "het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk".
Dit zou betekenen dat ook bij bestaande bouwwerken die veranderingen ondergaan de eisen gaan gelden. Dit zijn zware brandwerende eisen en vergen een grote investering. Binnen dit bestemmingsplan kan geen rekening worden gehouden met de eisen uit het Bouwbesluit, omdat ze niet ruimtelijk relevant zijn (ook het implementeren van ruimtelijke maatregelen als de aanleg van een greppel om effecten te verminderen, doen niets af aan de noodzaak om te toetsen aan de eisen uit het bouwbesluit). Pas bij toetsing aan het Bouwbesluit dient rekening ermee te worden gehouden. Wel wordt geadviseerd om de ontwikkelingen rondom het Bouwbesluit en de onderliggende regeling te volgen (met name of de eisen alleen bij nieuwe bouwwerken zullen gelden of niet) en te beseffen dat nieuwe bouwwerken binnen een PAG aan zware bouwkundige eisen onderhevig zijn.
Onderzoek, risico´s en verantwoordingsplicht
Uit het rapport 'Onderzoek externe veiligheid Hilversum Binnenstad, Risico-inventarisatie en kwantitatieve risicoanalyse spoorlijn' (Bijlage 5) is gebleken dat het groepsrisico van de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort ter hoogte van het plangebied boven de oriëntatiewaarde ligt, uitgaande van de beleidsvrije marktprognose van ProRail uit 2007.
Omdat de orientatiewaarde van het groepsrisico wordt overschreden dient de verantwoordingsplicht ingevuld te worden voor deze risicobron. In de verantwoordingsplicht komt een aantal keuzes en aandachtspunten naar voren, gericht op het zoveel mogelijk beperken van het groepsrisico voor het plangebied.
De elementen voor de verantwoording zijn weergegeven in het bijbehorende rapport 'Externe veiligheid Binnenstad Hilversum, Elementen ter verantwoording van het groepsrisico' (Bijlage 6). Ondanks de voorgestelde maatregelen ter verhoging van de veiligheid kunnen risico's nooit volledig weggenomen worden. Ook na het nemen van veiligheidsverhogende maatregelen zal een restrisico blijven bestaan.
Het gemeentebestuur van Hilversum is gekend in de risico's en onderschrijft het belang van het risico- en effectreducerende maatregelen, waar dat mogelijk is. Het bestuur is zich bewust van de resterende risico's, maar acht deze voor de bevolking verantwoord, mede gezien het feit dat het hier gaat om de actualisering van een bestemmingsplan dat conserverend van aard is.
Deze keuzes en aandachtspunten in verband met de verantwoordingsplicht worden hieronder benoemd.
Hoogte van het groepsrisico
Het groepsrisico van de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort is gelegen boven de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico neemt niet toe als gevolg van het ruimtelijke besluit (i.c. de vaststelling van het bestemmingsplan).
Bronmaatregelen
Bronmaatregelen zijn niet te treffen in het kader van onderhavige ruimtelijke procedure en worden door de gemeente om die reden dan ook niet nader beschouwd. Uit navraag bij ProRail is gebleken dat in het kader van het Basisnet het spoor bij Hilversum niet verandert, maar wel wordt rondom het emplacement Hilversum extra ATBvv (Automatisch TreinBeveiligingssysteem verbeterde versie) aangelegd. Deze maatregel wordt naar verwachting voor het einde van 2012 gerealiseerd, zodat voor de gehele plantermijn deze maatregel is meegenomen.
Maatregelen in ruimtelijk besluit
Vanwege het conserverende karakter van deze planherziening is het praktisch onmogelijk om te schuiven met de aanwezige ruimtelijke elementen. Voor de wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden geldt dat de meeste op relatief grote afstand zijn gelegen van de spoorlijn en dat schuiven met deze ontwikkelingen weinig soelaas biedt.
Bestrijdbaarheid
Bluswatervoorziening en opstelplaatsen: Voor de bestrijding bij de spoorlijn zelf geldt dat opstelplaatsen binnen deze ruimtelijke procedure geregeld kunnen worden (bijvoorbeeld binnen de bestemming Verkeer), bluswatervoorzieningen echter niet. De Veiligheidsregio geeft het volgende aan: 'Op basis van de nieuwe handreiking van de NVBR zal er regionaal beleid voor bluswater worden opgesteld voor de gehele regio. Op basis van dit beleid zal gekeken worden of er voldoende bluswater beschikbaar is binnen de plangebieden. Op dit moment is in ieder geval de primaire bluswatervoorziening op orde.'
Opkomsttijden en aanrijdroutes: De opkomsttijd is de tijd die de brandweer nodig heeft vanaf de melding tot het ter plaatse komen bij een incident. In de Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid zijn normen voor maximale opkomsttijden gesteld. De brandweerpost in Hilversum is gevestigd aan de Kamerlingh Onnesweg en vanaf deze post is het mogelijk om binnen 8 minuten bij het plangebied te arriveren.
Zelfredzaamheid
Vluchtwegen/ vluchtmogelijkheden: er zijn voldoende vluchtwegen die uit het plangebied leiden. Een aandachtspunt vormt wel de toegankelijkheid en breedte van de wegen binnen het plangebied zelf.
Bij bestaande bouwwerken worden geen aanvullende maatregelen geadviseerd om mogelijke indringing van toxisch gas te verminderen. Bij nieuwe bouwwerken is sprake van een goede bescherming tegen het binnendringen van toxisch gas. Voor nieuwe gebouwen die voorzien zijn van een luchtbehandelinginstallatie wordt geadviseerd dit systeem met één druk op de knop -zo mogelijk centraal- uitschakelbaar te maken. Dit kan met behulp van een private overeenkomst worden geborgd.
Geadviseerd wordt om bij nieuwbouw met de ontwikkelende partij afspraken te maken over eventuele risicoreducerende maatregelen. Voor nader inzicht over de (kosten)effectiviteit van bouwkundige maatregelen wordt verwezen naar de 'Catalogus Bouwkundige Maatregelen' (Oranjewoud, 2010). Maatregelen kunnen niet worden afgedwongen via dit ruimtelijk besluit.
Het gebruik van een W.A.S. (waarschuwing- en alarmeringsysteem) moet personen waarschuwen om personen te laten schuilen. Het plangebied is met dit systeem volledig afgedekt.
Toekomstige maatregelen
In de nabije toekomst zullen de uitgangspunten van het Basisnet Spoor in de wetgeving geïmplementeerd worden. Dit betekent dat het groepsrisico af zal nemen voor de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort, aangezien de transportintensiteiten op dit traject omlaag gaan. De in het Basisnet vastgelegde maatregelen brengen het groepsrisico tot onder de oriëntatiewaarde.
5.9 Structuurvisie Hilversum 2030
Een structuurvisie is een visie op de toekomst. De gemeente beschrijft hierin wat ze met de beschikbare ruimte doet om in de toekomst te voldoen aan de behoeften van iedereen die in Hilversum woont, werkt en recreëert. Het gaat bijvoorbeeld om de beste plek voor huizen, bedrijven, parken en recreatiemogelijkheden. Een structuurvisie opstellen betekent nu keuzes maken voor later. De Hilversumse gemeenteraad heeft ervoor gekozen om voor Hilversum als geheel één structuurvisie op te stellen, met een looptijd tot 2030.
Op 15 mei 2013 heeft de raad de Structuurvisie Hilversum 2030 vastgesteld. De voorbereiding van de structuur heeft een aantal fasen doorlopen:
- Fase 1 inventariseren bestaand beleid, resulterend in de kenschets, vastgesteld door de raad maart 2011;
- Fase 2 participatieproces, resulterend in contourennota, vastgesteld door de raad mei 2012;
- Fase 3 ontwerp structuurvisie, vrijgeven voor inspraak door de raad in oktober 2012;
- Fase 4 uitvoeringsprogramma, opgenomen in ontwerp, vrijgeven voor inspraak in oktober 2012;
- Fase 5 inspraak en vaststellen structuurvisie, wordt afgerond in tweede kwartaal 2013.
De Structuurvisie Hilversum 2030 heeft betrekking op het gehele grondgebied van Hilversum en bevat de integrale visie op de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in de gemeente op (middel)lange termijn. In dit geval ligt de planhorizon omstreeks 2030. De structuurvisie is een strategisch beleidsdocument en is geen concreet plan of uitwerking van een thema. Het is een visie op een hoger abstractieniveau.
In de structuurvisie staan vijf speerpunten:
- Goede woongemeente;
- Groene buitengebieden;
- Mediastad en creatieve industrie;
- Centrumgemeente;
- Stedenbouw en architectuur.
Daarnaast is een elftal dynamische gebieden benoemd waar een grotere dynamiek en ontwikkelingen te verwachten zijn. Dit in tegenstelling tot de overige gebieden, zoals de woonwijken en het buitengebied, waar sprake is van minder dynamiek.
In het algemeen wordt voorzien dat er als gevolg van de digitale ontwikkelingen belangrijke veranderingen zullen optreden in het ruimtegebruik. Functies als wonen, werken en ontspannen zijn minder gebonden aan vaste locaties en zullen meer met elkaar verweven zijn. Werken en zorg aan huis, voorzieningen op bedrijventerrein, wonen in combinatie met creatieve bedrijven, enzovoort.
In het uitvoeringsprogramma staan de activiteiten die de gemeente denkt te ondernemen om de in de structuurvisie genoemde ontwikkelingen te realiseren. Hierbij wordt er een onderscheid gemaakt in korte termijn (2013 - 2018), middellange termijn (2019 - 2024) en lange termijn (2025 - 2030).
Centrum
Een van de dynamische gebieden in de structuurvisie Hilversum 2030 is het centrum. In de structuurvisie zijn contouren voor een visie op het centrum weergegeven. Deze ontwikkelingsrichting moet in een aparte centrumvisie worden getoetst en verder uitgewerkt. Een verkeersonderzoek, lucht- en geluidsonderzoeken en brancheringstudie maken ook onderdeel uit van het proces naar deze centrumvisie. De voorbereiding hiervan is gepland in 2013. In de Structuurvisie Hilversum 2030 zijn de volgende hoofdlijnen opgenomen met betrekking tot het centrum:
Hilversum heeft in 2030 een bruisend centrum.
Het centrum is aantrekkelijk voor de inwoners van de stad zelf, van 't Gooi en daarbuiten. Het is compact en er zijn aan meerdere kanten trekkers of bronpunten gevestigd. In en rondom het compacte centrum is de woonfunctie versterkt. Boven de winkels zijn allerlei andere functies aanwezig: zoals wonen, werken, leisure, onderwijs. Het centrum kent verschillende deelgebieden met elk een eigen sfeer en karakter. De horeca bevindt zich in drie verschillende zones: een restaurantzone, het uitgaansgebied en horeca in het kernwinkelgebied.
Ook de wegenstructuur rond het centrum is in 2030 aangepast. De toegangswegen naar het centrum zijn voor auto, fiets en voetganger verbeterd. De centrumring-oost (Emmastraat, Schapenkamp en Koninginneweg) is in 2030 weer tweerichtingsverkeer geworden. De centrumring loopt in 2030 om het Langgewenst heen. De Stationsstraat is autovrij en biedt in 2030 meer ruimte voor fietsparkeren. De Groest loopt door in het Langgewenst zonder dat er een weg wordt overgestoken. Tot slot is de oversteek vanuit het station naar de Leeuwenstraat voetgangersvriendelijk geworden.
Bij herbestemming en herontwikkeling van locaties in het centrum is de verplichting vervallen om altijd parkeerplaatsen op de locatie zelf te maken. De parkeergarages in het centrum worden behalve voor bezoekers ook voor werknemers- en bewonersparkeren gebruikt. Bezoekers van het centrum van Hilversum ervaren in 2030 de openbare ruimte als groen. De pleinen in het centrum en de parken daaromheen zijn levendige plekken, die uitnodigen voor ontmoeting en verblijf.
In 2030 is het centrum van Hilversum dé ontmoetingsplek van de stad.
Hoofdstuk 6 Implementatie
6.1 Planmethodiek
De regelgeving, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening, biedt de gemeente de mogelijkheid tot het opstellen van bestemmingsplannen met een grote mate van flexibiliteit en globaliteit. Planvormen kunnen zodanig worden gekozen dat ingespeeld kan worden op zich wijzigende omstandigheden en op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen, zodat in veel gevallen het bestemmingsplan minder vaak behoeft te worden aangepast.
In dit bestemmingsplan zijn de bestaande en te handhaven functies voorzien van een gedetailleerde eindbestemming.
6.2 Bestemmingsregeling
Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en een of meerdere verbeeldingen. De verbeelding en de daarin aangewezen bestemmingen en regels vormen tezamen het juridische plan. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie tussen regels en kaarten en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.
6.2.1 Toelichting op de verbeelding
Met behulp van kleuren, letteraanduidingen en/of arceringen zijn de verschillende gebieds- en functionele bestemmingen op de verbeelding weergegeven. De bestemmingsbegrenzingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. Bij de opzet van de verbeelding is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2008). De verbeelding is opgesteld conform DURP (Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen).
6.2.2 Toelichting op de regels
De regels bevatten de juridisch regeling voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de toegelaten bebouwing en een regeling over het gebruik van bebouwing. De regels, die zijn onderverdeeld in paragrafen, worden hierna (indien nodig) toegelicht. Bij de opzet van de regels is aangesloten bij de SVBP2008 en de bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening. De artikelen bevatten bepalingen over de specifieke bestemmingen in het plan. De opbouw van deze artikelen is steeds gelijk, conform de eisen van de SVBP2008. Voor een nadere uitleg wordt verwezen naar de SVBP2008, te raadplegen via de website van het ministerie van IenM, onderdeel standaarden. Hier kan men ook terecht voor een uitgebreidere uitleg over dubbelbestemmingen en aanduidingen.
6.3 Handhaving
Het bestemmingsplan is bindend voor burgers, bedrijven, maatschappelijke instellingen en voor de overheid zelf. Het afdwingen van het naleven van het bestemmingsplan is, met behoud van ieders verantwoordelijkheid, in eerste instantie een taak van de gemeentelijke overheid. Er is veel aandacht besteed aan voorlichting met betrekking tot de consequenties die een gevolg zijn van het vaststellen van dit bestemmingsplan. Daarnaast is er veel aandacht voor een effectieve en doelgerichte controle op zaken die in het bestemmingsplan zijn geregeld. Voor de controle en handhaving van het bestemmingsplan is samenwerking in brede zin een noodzaak. In het plangebied is een scala aan regelgeving van toepassing, zoals de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet milieubeheer, de Monumentenwet, de Provinciale Milieuverordening, de Algemene Plaatselijke Verordening, etc., die samenwerking binnen de overheid noodzakelijk maakt. Op die manier kan het hoge ambitieniveau gestalte krijgen. Het zich niet houden aan de regels doet afbreuk aan de kwaliteit van het plangebied; daadwerkelijke handhaving heeft voor de samenleving een belangrijke waarde. Tegen illegale situaties zal worden opgetreden.
6.3.1 Preventief en repressief toezicht
Handhaving van het bestemmingsplan gebeurt bij de beoordelingen van aanvragen om een omgevingsvergunning (preventieve handhaving) en vervolgens bij controle van de verleende omgevingsvergunning, maar ook aan de hand van geconstateerde illegale situaties, klachten e.d. (repressieve handhaving).
6.3.2 De instrumenten
Een overtreder riskeert:
- a. dat publiekrechtelijke sancties plaatsvinden (dwangsom of bestuursdwang). Een last onder dwangsom is een veel toegepast middel om te zorgen dat de overtreder, door middel van het verbeuren van een bepaald bedrag, ertoe wordt weerhouden de overtreding voort te zetten. Mocht een dwangsom niet het gewenste effect hebben dan kan de gemeente bestuursdwang toepassen hetgeen er op neer komt dat de gemeente datgene doet wat de overtreder behoort te doen of verhindert dat hij/zij doet wat niet mag. Een en ander op kosten van de overtreder;
- b. dat strafrechtelijke vervolging plaatsvindt. Overtreding van bepaalde bestemmingsplanregels zijn strafbare feiten. De bevoegdheid tot het instellen van vervolging op grond van het strafrecht berust bij het Openbaar Ministerie. Daartoe wordt een proces-verbaal tegen de overtreder opgemaakt en vindt vervolgens strafrechtelijke vervolging plaats. Strafrechtelijke vervolging kan plaatshebben in combinatie met de onder 1 genoemde bestuursrechtelijke dwangmiddelen. Bijzonderheid hierbij is dat de Wet Economische Delicten op overtredingen van het bestemmingsplan van toepassing is, wat inhoudt dat de strafmaat aanzienlijk is;
- c. de bestuurlijke boete. Door de uitbreiding van de bestuurlijke handhaving met de bestuurlijke boete kan de handhaving verder worden geïntensiveerd. De gemeente krijgt daardoor extra mogelijkheden om daadkrachtig en snel op te treden tegen overtredingen.
Aan de hand van recente luchtfoto's kan achterhaald worden wat er aan bebouwing aanwezig is op alle percelen in het plangebied. Eventuele bebouwing die illegaal (zonder omgevingsvergunning) gebouwd is, en waartegen wordt, of alsnog kan worden opgetreden, wordt niet automatisch gelegaliseerd met het nieuwe bestemmingsplan. Dit geldt ook voor een eventueel gewijzigd gebruik van opstallen waarvoor geen toestemming is gevraagd cq. verleend. Van geval tot geval zal bezien moeten worden of sprake is van een situatie die alsnog voor legalisatie in aanmerking komt of niet.
6.3.3 Prioriteiten in de handhaving
Voor de handhaving van illegale situaties op het gebied van ruimtelijke ordening, Woningwet, Bouwbesluit, Bouwverordening en Monumentenwet zijn beleidsregels vastgesteld. Het college moet jaarlijks haar beleidsvoornemens in het kader van handhaving van de bouwregelgeving bekend maken. Ook moet jaarlijks verslag worden gedaan over de uitvoering van het handhavingsbeleid. Het handhavingsbeleid vormt het kader voor een jaarlijks vast te stellen handhavingsprogramma.
In de beleidsregels zijn prioriteiten gesteld (hoog, middelhoog en laag). De hoogste prioriteit richt zich tot onveilige situaties in zijn algemeenheid en tot veranderingen van percelen en gebouwen zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Tegen overtredingen met een hoge prioriteit zal onmiddellijk handhavend worden opgetreden. Overtredingen uit de categorie met een middelhoge prioriteit, zoals erfafscheidingen, bijgebouwen en uitbreidingen aan de achterzijde zullen op de gebruikelijk wijze binnen de werkvoorraad worden afgehandeld.
Bovenstaande wil niet zeggen dat tegen geconstateerde illegale situaties met een lage prioriteit bijvoorbeeld aan de achterzijde niet zal worden opgetreden. Te denken valt om jaarlijks thematisch overtredingen met een lage prioriteit in het handhavingsprogramma op te nemen.
6.3.4 Planinformatie
Het bestemmingsplan komt niet zomaar tot stand, maar is met veel publiciteit omgeven. Het bestemmingsplan is altijd in te zien. Daarnaast zijn er ook folders over de bouwregelgeving verkrijgbaar. De gemeentelijke organisatie is er bovendien op ingesteld nadere uitleg te geven. Velen maken daarvan gebruik. Niemand hoeft dus het risico te lopen om als gevolg van een gebrek aan kennis verkeerde beslissingen te nemen.
6.4 Economische Uitvoerbaarheid
Met inwerkingtreding van de Wet ruimtelijk ordening (1 juli 2008) beschikt de gemeente over meer mogelijkheden voor kostenverhaal op particuiere ontwikkelaars in een plangebied. Zijn de kosten van de ontwikkeling niet op een andere manier verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten met grondeigenaren over de kosten van de ontwikkeling) dan kan de gemeente een exploitatieplan vaststellen, waarin die kosten worden benoemd. Het exploitatieplan loopt mee met de procedure van het bestemmingsplan.
Daarmee wordt een exploitatieplan mede een toetsingsgrond bij omgevingsvergunningen. De gemeenteraad kan evenwel bij vaststelling van het bestemmingsplan besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen. Dat kan de raad alleen doen, indien de kosten dus op een andere wijze zijn verzekerd en er verder geen extra eisen aan locaties hoeven te worden gesteld.
Kostenverhaal
Met voorliggend bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor het kostenverhaal inzichtelijk dient te worden gemaakt. Voor dit bestemmingsplan is daarom afgezien van een exploitatieplan. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.
6.5 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De gemeente Hilversum streeft naar draagvlak bij belanghebbenden en maatschappelijke organisaties voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. Daarom hecht de gemeente als bevoegd gezag veel belang aan de dialoog over dit bestemmingsplan. Deze paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid gaat nader in op de afweging van belangen van derden bij het opstellen van het bestemmingsplan en de onderliggende documenten, de maatschappelijke dialoog en het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Bro.
6.5.1 Overleg
Het gemeentebestuur overlegt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan met betrokken gemeenten en waterschappen en met die overheidsdiensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Ook andere instanties kunnen bij het vooroverleg worden betrokken.
Met de Brandweer Gooi- en Vechtstreek en Waternet is afgestemd over respectievelijk de externe veiligheid- en wateraspecten. De opmerkingen van beide instanties zijn in het plan verwerkt.
6.5.2 Zienswijzen
In het kader van de zienswijzenprocedure is het ontwerpbestemmingsplan met de bijbehorende stukken van 11 januari tot en met 21 februari 2013 voor een periode van zes weken ter inzage gelegd op het gemeentehuis en raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl. Deze terinzagelegging is van tevoren aangekondigd in de lokale krant (Gooi en Eembode) en in de Staatscourant. Daarnaast is het voornemen elektronisch gepubliceerd door middel van plaatsing op de gemeentelijke website. Gedurende de periode van tervisielegging bestond voor een ieder de mogelijkheid om zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen. Er zijn 12 zienswijzen ingediend. In de Zienswijzennota die onderdeel is van de stukken behorende bij het raadsvoorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan is de beantwoording van de zienswijzen opgenomen.
6.5.3 Raadsvaststelling
Op 23 mei 2013 is het raadsvoorstel om het bestemmingsplan vast te stellen, besproken in de commissie Ruimte. Vaststelling van het plan vindt hierna plaats.
Bijlage 1 Stedenbouwkundige Karakteristieken
Bijlage 1 Stedenbouwkundige karakteristieken
Bijlage 2 Beleidsregels Parkeernormen Hilversum 2009
Bijlage 2 Beleidsregels Parkeernormen Hilversum 2009
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Categorie A = horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel uit functioneel als uit milieu-overwegingen niet of nauwelijks storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven.
Categorie B = horecabedrijven die, gelet op de aard en de omvang ervan, zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven.
Categorie C = horecabedrijven die, gelet op de aard en omvang ervan, zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in min of meer ernstige mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven.
Categorie | |||
Horeca bedrijf | A | B | C |
automatiek | x | ||
bar | x | ||
bardancing | x | ||
bistro | x | ||
broodjeszaak | x | ||
café | x | ||
café-restaurant | x | ||
cafetaria | x | ||
coffeeshop | x | ||
crêperie | x | ||
croissanterie | x | ||
dancing | x | ||
dansschool | x | ||
discotheek | x | ||
eetcafé | x | ||
grill-room | x | ||
hotel | x | ||
hotel-café | x | ||
hotel-café-restaurant | x | ||
konditorei | x | ||
lunchroom | x | ||
nachtclub | x | ||
pannenkoekenhuis | x | ||
patisserie | x | ||
petit-restaurant | x | ||
pizzeria | x | ||
poffertjeszaak | x | ||
restaurant | x | ||
shoarma | x | ||
snackbar | x | ||
theehuis | x | ||
traiteur | x | ||
ijssalon | x | ||
zalenexploitatie | x |
Bijlage 4 Lijst Van Toegelaten Horeca-inrichtingen
Adres | Naam | Soort bedrijf | |
1 | ’s-Gravelandseweg 12d | Café Spijslokaal De Kei | Café |
2 | ’s-Gravelandseweg 14 | Doppio | Trendy koffiebar |
3 | ’s-Gravelandseweg 46 | De Dames Haring | Restaurant |
4 | Biersteeg 4: zie Groest 53 | ||
5 | Biersteeg 10 | Café 1890 | Café |
6 | Biersteeg 15 | Eetcafé De Deugniet | Eetcafé |
7 | Biersteeg 19 | Wijnbar Vintage | Café |
8 | Emmastraat 2 | Lets get Down | Café Discotheek (nachtzaak) |
9 | Emmastraat 2 | The Poolgarden´s Café | Café |
10 | Emmastraat 2 | Ai Uchi | Restaurant |
11 | Emmastraat 2 | Grand Café | Café-restaurant |
12 | Emmastraat 2 | Kings | IJscafé |
13 | Emmastraat 9 | Royal Mandarin | Restaurant |
14 | Emmastraat 13 | Grande Selene | Restaurant |
15 | Emmastraat 18 - A | Tast Toe | Cafetaria |
16 | Emmastraat 22 | De Houtoven | Restaurant |
17 | Groest 9a | Flavours | Brasserie lunchroom |
18 | Groest 9b | Small Talk | |
19 | Groest 17 | De Waag | Hotel Café Restaurant |
20 | Groest 17b | Subway | Lunchroom |
21 | Groest 21 | Le Journal | Café-restaurant |
22 | Groest 23 | Rex | Foyer-Restaurant, begane grond |
23 | Groest 23 | Rex | Nachtzaak, verdieping 1 en 2 |
24 | Groest 24 | Vlaamse Frietboetiek | Snackbar |
25 | Groest 25 | Soulkitchen | Café |
26 | Groest 27 | Wapen van Hilversum | Café |
27 | Groest 31 | Roos | Bakkerij/lunchroom |
28 | Groest 33 | The Gardian | Café |
29 | Groest 42 | Café De Doelen | Café |
30 | Groest 44 | De Dokter | Café |
31 | Groest 49 | Broodje Aap B.V. | Lunchroom |
32 | Groest 50 | De Open Poort | Snackbar |
33 | Groest 51 | Sochi's Sushi | Restaurant-lunchroom |
34 | Groest 53 | Sumo Hilversum | Restaurant |
35 | Groest 55 | Mezza | Café-restaurant |
36 | Groest 57 | G-Spot | Café (nachtzaak) |
37 | Groest 58a | Café Thuis, Zing en Swing | Café |
38 | Groest 59 | Het Clubhuis | Café |
39 | Groest 67 | Vue Grandige | Café-restaurant |
40 | Groest 86 (B 41) | Petit Restaurant 't Hof | Petit-restaurant |
41 | Groest 86 (B 18) | Expresso Cappucino | Lunchroom |
42 | Groest 86 (B 26) | Lunchroom L'entree | Lunchroom |
43 | Groest 86 (B 49) | ||
44 | Groest 86 (B 125) | Gooische Spa & Health Club | |
45 | Groest 86 (V 120) | Konopizza | Lunchroom |
46 | Groest 86 (V 123 - 124) | Panos | Lunchroom |
47 | Groest 86 (V 148) | Lunchroom Cappuccino | Lunchroom |
48 | Groest 136 - 138 | Chinese muur | Restaurant |
49 | Havenstraat 1 - 3 | Japans Restaurant Tokyo | Restaurant |
50 | Havenstraat 2 F | De Smulhaven | Cafetaria |
51 | Havenstraat 6 - 8 | Café Club Antalya | Café |
52 | Havenstraat 9 | Café Klavertje 4 | Café |
53 | Havenstraat 15 | Brasserie/restaurant Docks | Brasserie-restaurant |
54 | Havenstraat 43 | Snookercentrum | Snookercentrum/café |
55 | Herenplein 5 | Filmtheater Hilversum | Bioscoop/Filmtheater |
56 | Herenstraat 2 | Bier en Burgers | Café |
57 | Herenstraat 9 | Felix II | Café |
58 | Herenstraat 9A | Heerenplein | Restaurant |
59 | Herenstraat 10 | Uact | horeca bij kunst/cultuurpodium |
60 | Herenstraat 12 | City Theater | Bioscoop |
61 | Herenstraat 39a | Multi-Vlaai Hilversum | Lunchroom |
62 | Herenstraat 43 | Café Barracuda | Café |
63 | Herenstraat 45 | Felix 3 | Café |
64 | Huizerstraat 2 | Bravour 's' | Café |
65 | Kampstraat 2 | Gooisch Podium | Nachtzaak |
66 | Kampstraat 2bc | The Skiff | Café |
67 | Kampstraat 18 - 20 | Puur Smaeck | Restaurant |
68 | Kampstraat 21 - 23 | Eetcafé | |
69 | Kampstraat 22 | De Lamme Goedtsack | Café-restaurant |
70 | Kampstraat 33 | Restaurant | |
71 | Kampstraat 35 - 41 | vh Kimono | Restaurant |
72 | Kerkbrink 2 | Da Familia | Brasserie/restaurant |
73 | Kerkbrink 6 | Museum | Bezoekerscentrum |
74 | Kerkbrink 16 | Personeelvereniging TPG | Verenigingsruimte |
75 | Kerkbrink 17 - 19 | De Spijkerpandjes | Restaurant |
76 | Kerkstraat 3 | Bagels & Beans | Lunchroom |
77 | Kerkstraat 16 | McDonalds | Lunchroom |
78 | Kerkstraat 29 | Hema | Lunchroom |
79 | Kerkstraat 47 - 51 | La Place | Mangerie begane grond |
80 | Kerkstraat 47 - 51 | La Place | Restaurant 1e verdieping |
81 | Kerkstraat 63 unit 25 en 26 | Bart | Bakkerij-lunchroom |
82 | Kerkstraat 63 - 1 | Luno Kitchen | Restaurant begane grond en 1e verd. |
83 | Kerkstraat 77 - 79 | Voorhoeve | Lunchroom |
84 | Kerkstraat 88 | Van Drimmelen | Lunchroom |
85 | Kerkstraat 100 | Koffie- en Theeschenkerij | Lunchroom |
86 | Kolenstraat 5 | Nachtcafé In 't Pakhuys | Discotheek (nachtzaak) |
87 | Koninginneweg 44 | De Vorstin | Jongeren- en muziekcentrum |
88 | Koninginneweg 82 | Thais Restaurant Thai Thip) | Restaurant |
89 | Koninginneweg 84 - 86 | Chrystal Club | Nachtcafé |
90 | Koninginneweg 88 | Casa di Lorenza | Restaurant |
91 | Koninginneweg 92 | De Koninck-Inn | Café |
92 | Koninginneweg 101 | Tiramisu | Lunchroom/catering |
93 | Koninginneweg 109 | Coffeeshop De Kikker | Coffeeshop |
94 | Koninginneweg 161 | Staminneke | Café |
95 | Koninginneweg 163 | Amigo | Pizza-grill restaurant |
96 | Laanstraat 1a | Restaurant | |
97 | Laanstraat 31 - 35 | De Broederschap B.V. Proeverij De Open Keuken | Restaurant |
98 | Laanstraat 35a - 37 | De Jonghe Graef / Zilt & Zo | Café-restaurant |
99 | Langestraat 85 a/b | Warung Adinda | Restaurant |
100 | Langestraat 94 | Restaurant Lust | Restaurant |
101 | Langestraat 99 | Roeng Reang | Restaurant |
102 | Langestraat 101 | Sahara | Theehuis |
103 | Langestraat 124 | In Dubio | Eetcafé |
104 | Langestraat 126 | Indiaas Nepalees Restaurant Surya | Restaurant |
105 | Langestraat 130 | Argentina | Restaurant |
106 | Langestraat 132 | De Brink | Cafetaria |
107 | Langestraat 134 | Lorenza | Restaurant |
108 | Leeuwenstraat 21 - 23 | De Gooische Herberg | Café-restaurant |
109 | Leeuwenstraat 25 | Coffeeshop De Leeuw | Coffeeshop |
110 | Leeuwenstraat 27 | Sandwich Friki | Shoarma |
111 | Leeuwenstraat 34 | Coffeeshop Rif | Coffeeshop |
112 | Leeuwenstraat 49 | Typisch Hiepies | Café |
113 | Leeuwenstraat 50 | Tevreden en Vrede Shoarma & Pizza | Lunchroom |
114 | Leeuwenstraat 72 | Albaba | Cafetaria |
115 | Naarderstraat 7 | Vida | Café/restaurant |
116 | Naarderstaat 11 | Promenade | Coffeeshop |
117 | Naarderstraat 47 | Coffeeshop Oké | Coffeeshop |
118 | Naarderstraat 57 | De Vrije Wereld | Café |
119 | Naarderstraat 98 | Reisvereniging De Trekvogels | Ontmoetingsruimte |
120 | Neuweg 1 | Tel Aviv | Restaurant |
121 | Neuweg 1a | Sanitas | Petit-restaurant |
122 | Neuweg 3 | Medusa | Nachtcafé |
123 | Noordse Bosje 25 | Bowling en Partycentrum | Bowlingcentrum |
124 | Schapenkamp 192 | Coffeeshop Andorra | Coffeeshop |
125 | Schoutenstraat 9 | Banketbakker De Waal | Winkel-restaurant |
126 | Schoutenstraat 13 | Sarnies | Lunchroom |
127 | Spoorstraat 40 | Isr. Grillroom | Cafe-Restaurant |
128 | Spoorstraat 44 | Karroesel | Café |
129 | Spoorstraat 45 | The Paradise | Coffeeshop |
130 | Spoorstraat 47 | De Baron | Café |
131 | Spoorstraat 67 | De Maarschalk | Café |
132 | Spuisteeg 3a | Café | |
133 | Stationsstraat 22 | Cartouche B.V. | Café |
134 | Stationsstraat 29 | De Instuif | Snackbar |
135 | Stationsstraat 35 | Tiramisu Gelato | IJssalon |
136 | Stationsstraat 36 | Oriental Testies | Restaurant |
137 | Stationsstraat 40 | La Bodega | Bar |
138 | Stationsstraat 44 | Döner King | Lunchroom |
139 | Tapijtstraat 19 | Cafe Madalena | Café |
140 | Vaartweg 7 | De Bougondiër | Restaurant |
141 | Zeedijk | Febo | Cafetaria |
Bijlage 5 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 6 Lijst Van Toegelaten Bedrijven
STRAAT | NR | NAAM | categorie | |
1 | ’s-Gravelandseweg | 8f | Koffiebranderij (kleine schaal, 8 branduren) | 5.1 |
2 | ’s-Gravelandseweg | 44 | Chemische Stomerij | 2 |
3 | Leeuwenstraat | 39 | Poeliersbedrijf (op binnenterrein) | 3.1 |
4 | Melkpad | 2c | Garagebedrijf | 2 |
5 | Melkpad | 6 - 10 | Garagebedrijf | 2 |
6 | Neuweg | 9 | Autohandel-, reparatie- en servicebedrijf | 2 |
7 | Spoorstraat | 28 - 34 | Auto accessoires en garage | 2 |
8 | Stationsstraat | 2c | Autoverhuurbedrijf | 2 |
Bijlage 1 Geluid Wegverkeer
Bijlage 2 Geluid Railverkeer
Bijlage 3 Luchtkwaliteit
Bijlage 4 Rijks- En Gemeentelijke Monumenten
Bijlage 4 Rijks- en gemeentelijke monumenten
Bijlage 5 Externe Veiligheid Risicoanalyse
Bijlage 5 Externe veiligheid risicoanalyse
Bijlage 6 Externe Veiligheid Verantwoording
Bijlage 6 Externe veiligheid verantwoording