KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 5 Centrum - 1
Artikel 6 Centrum - 2
Artikel 7 Centrum - 3
Artikel 8 Gemengd
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Tuin
Artikel 12 Verkeer
Artikel 13 Verkeer - Garageboxen
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 15 Wonen
Artikel 16 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 17 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 18 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Antidubbeltelregel
Artikel 21 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 24 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.2 Aanleiding En Doelstelling
1.3 Vigerende Regelingen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
2.2 Conclusie
2.3 Rijksbeleid
2.4 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Analyse En Uitgangspunten
3.1 Ontwikkeling Van Het Plangebied
3.2 Beschrijving Plangebied
3.3 Toekomst Van Het Plangebied
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Verkeer En Parkeren
4.2 Wegverkeerslawaai
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Bodemkwaliteit
4.5 Kabels En Leidingen
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Bedrijven En Milieuzonering
4.8 Horeca
4.9 Waterhuishouding
4.10 Ecologie
4.11 Archeologie En Cultuurhistorie
4.12 Mer-regelgeving
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Planregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Svb ‘Functiemenging'
Bijlage 3 Toelichting Beschermd Dorpsgezicht
Bijlage 1 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 2 Luchtkwaliteit
Bijlage 3 Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten ‘Functiemenging
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Wegverkeerslawaai
Bijlage 6 Verkeersafwikkeling Centrumplan
Bijlage 7 Beeldkwaliteitplan
Bijlage 8 Bodemonderzoek
Bijlage 9 Verslag Inspraakavond

Hoofdwinkelcentrum

Bestemmingsplan - gemeente Huizen

Vastgesteld op 22-03-2012 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Hoofdwinkelcentrum' van de gemeente Huizen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0406.BPHWC2011-VG02 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.7 achtergevel

de van de weg afgekeerde gevel.

1.8 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.25 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.26 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

1.29 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.30 evenement

een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.33 horecabedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.34 kantoor

voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.35 milieudeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu.

1.36 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.37 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.38 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en van ten hoogste één wand.

1.39 parkeerplaats

een al dan niet gebouwde voorziening ten behoeve van het parkeren van een auto, met een breedte en lengte zoals voorgeschreven in het ASVV 2004, Aanbevelingen voor parkeervoorzieningen binnen de bebouwde kom, artikel 12.2.15 tot en met 12.2.22.

1.40 peil

  1. a. bij op te richten hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen: het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens (ter plaatse van de hoofdtoegang) vermeerderd met 3 cm per meter afstand van het gebouw en de perceelgrens met een maximum van 30 cm;
  2. b. bij op te richten bijgebouwen: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  3. c. bij te veranderen, uit te breiden en/of gedeeltelijk te vernieuwen gebouwen: een denkbeeldig vlak op 5 cm onder het niveau van de afgewerkte begane grondvloer ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  4. d. bij een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct grenst aan de openbare weg: de hoogte van de weg ter plaatse van de perceelgrens;
  5. e. bij een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat niet direct grenst aan de openbare weg: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

1.41 praktijkruimte

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor het uitoefenen van een beroep aan huis.

1.42 publieksgerichte dienstverlening

op het publiek gericht dienstverlening met een baliefunctie, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, stomerijen, wasserettes, makelaarskantoren, bankfilialen en internet- en belwinkels.

1.43 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.44 Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt.

1.45 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.46 verkoopvloeroppervlakte

de oppervlakte van een voor het publiek toegankelijke ruimte, in gebruik voor detailhandel of horeca.

1.47 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.48 voorgevelrooilijn

de voorgevelrooilijn is de lijn die, evenwijdig aan de weg, de voorgevel raakt.

1.49 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.50 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale dakvlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren; bij het ontbreken van gevelvlakken gelden de uiterste grenzen van het dakvlak, horizontaal gemeten.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.9 ondergeschikte bouwdelen

  1. a. bij de meting van bouwhoogte en goothoogte worden ondergeschikte bouwdelen, waarvan de grootste horizontale doorsnede minder dan 1m x 1m bedraagt, niet meegerekend;
  2. b. de hierna te noemen ondergeschikte bouwdelen mogen de bebouwingsgrenzen overschrijden:
    1. 1. met 0,2 m voor afvoerpijpen, airco's, gevellijsten, pilasters, plinten, reclame-attributen, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke bouwdelen;
    2. 2. met 0,75 m voor goot- en kroonlijsten, dakoverstekken en niet in het gevelvlak liggende schoorstenen;
    3. 3. met 1,5 m voor balkons, luifels en dergelijke;
    4. 4. met 1 m voor erkers, mits deze niet breder zijn dan 4 m, niet hoger zijn dan de eerste bouwlaag, de afstand van de erker tot het openbaar gebied minimaal 3,5 m bedraagt en bij erkers aan de zijkant van de woning de afstand tussen de erker en de zijerfgrens minimaal 2 m bedraagt;
  3. c. de bouwhoogte van een gebouw mag met maximaal 3 m worden overschreden ten behoeve van afscheidingsmuren en -constructies en slanke bouwdelen, zoals schoorstenen en ten behoeve van antennes en antennemasten met ten hoogste 5 m;
  4. d. de bouwhoogte van een gebouw mag tot maximaal 5 m worden overschreden ten behoeve van elementen zoals lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties en lichtkappen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd': kantoor- en dienstverlenende functies en opslag;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend voor opslag;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, ondergrondse en bovengrondse parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en verhardingen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. opslag van goederen buiten het bouwvlak is niet toegestaan.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. openbare nutsvoorzieningen;
  2. b. bij deze bestemming behorende groenvoorzieningen en verhardingen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  3. c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Centrum - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. publieksgerichte dienstverlening, uitsluitend op de verdieping;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens publieksgerichte dienstverlening op de begane grond;
  4. d. wonen daaronder begrepen beroep aan huis, uitsluitend op de verdieping;
  5. e. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten (zie bijlage 1);
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 uit de Staat van Horeca-activiteiten (zie bijlage 1);
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoren op de verdieping;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor cultuurhistorische waarden;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor het wonen op de begane grond;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens voor een ondergrondse parkeergarage;
  11. k. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, ondergrondse en bovengrondse parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, tuinen, erven, water en verhardingen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Centrum - 2

Artikel 6 'Centrum - 2' is komen te vervallen vanwege de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, d.d. 25 september 2013, zaaknummer 201205038/1/R1.

Artikel 7 Centrum - 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens publieksgerichte dienstverlening;
  3. c. wonen daaronder begrepen beroep aan huis, uitsluitend op de verdieping;
  4. d. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten (zie bijlage 1);
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten (zie bijlage 1);
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor cultuurhistorische waarden;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een ondergrondse parkeergarage en bergingen voor woningen;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, ondergrondse en bovengrondse parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, verhardingen, tuinen en erven.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de plaatsing van gebouwen en bouwwerken en ten aanzien van de kapvorm van gebouwen, met dien verstande dat nadere eisen uitsluitend kunnen worden gesteld in verband met de karakteristiek van het straatbeeld ter plaatse.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels in artikel 7.2.1 voor:

  1. a. een smallere of bredere beukmaat dan is voorgeschreven mits de gewenste kleinschalige uitstraling en individualiteit gewaarborgd blijft;
  2. b. voor een andere dakhelling dan voorgeschreven tot ten hoogste 60 graden indien dit gewenst is voor de aansluiting op de bestaande bebouwing.

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.1 voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en kantoren mits de levendigheid aan de straatzijde blijft gewaarborgd;
  2. b. het wonen op de begane grond mits het gebouwen of delen van gebouwen betreft die gelegen zijn op het binnenterrein en de gebouwen of delen van gebouwen die zijn gericht op de openbare weg voor de overige functies zoals bedoeld in artikel 7.1 in stand blijven.

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn betreft bestemd voor:

  1. a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. publieksgerichte dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. kantoren;
  4. d. wonen daaronder begrepen beroep aan huis;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens bedrijven in ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (zie bijlage 2), uitsluitend op de begane grond;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1a': tevens horeca uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten (zie bijlage 1), uitsluitend op de begane grond;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 3': op de begane grond uitsluitend voor de ontsluiting en bevoorrading;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verkeersvoorzieningen, groen, tuinen, erven, terreinen en opslag ten behoeve van de op de begane grondlaag gelegen functies.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 8.2.2 onder b, om voor percelen kleiner dan 200 m² een maximale oppervlakte van 60 m² toe te staan, mits dit niet leidt tot een onevenredige verdichting van het perceel en/of onevenredige aantasting van de woonsituatie;
  2. b. lid 8.2.2 onder e en g, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m, mits dit niet leidt tot een onevenredige schaduwwerking en/of zichthinder voor aangrenzende percelen.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. openbare en/of gemeenschappelijke groenvoorzieningen;
  2. b. (on)verharde fiets- en voetpaden;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens voor een ondergrondse parkeergarage;
  5. e. bij deze bestemming behorende verhardingen en nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede een ondergrondse parkeergarage en nutsvoorzieningen worden gebouwd;
  2. b. het oppervlak ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 15 m²;
  3. c. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 m;
  4. d. de bouwhoogte van straatmeubilair bedraagt ten hoogste 9 m;
  5. e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sociaal-culturele doeleinden;
  2. b. levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden;
  3. c. verenigingen;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, verhardingen en water.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.3 Specifieke gebruiksregel

Met betrekking tot het gebruik geldt dat seksinrichtingen, sekswinkels en escortbedrijven niet zijn toegestaan.

Artikel 11 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en erven, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. verhardingen, met dien verstande dat parkeervoorzieningen uitsluitend zijn toegestaan bij vrijstaande en half vrijstaande woningen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.3 Specifieke gebruiksregel

Met betrekking tot het gebruik geldt dat parkeervoorzieningen anders dan bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen niet zijn toegestaan.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor parkeervoorzieningen bij middenwoningen, met dien verstande dat:

  1. a. de parkeersituatie in de directe omgeving daarvoor aanleiding geeft;
  2. b. er geen openbare parkeerplaatsen verloren gaan.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeerswegen, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en standplaatsen voor de ambulante handel;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1': uitsluitend voor in- en uitritten voor bevoorrading, een ondergrondse parkeergarage en/of een bovengronds parkeerdek;
  3. c. bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, geluidswerende voorzieningen, duikers en bruggen ten behoeve van waterlopen, openbaarvervoersvoorzieningen, waaronder bijvoorbeeld abri's en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die behoren tot het straatmeubilair of kunstobjecten;

met dien verstande dat:

  1. d. op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4' een in- en uitrit tot de gronden met de aanduiding 'parkeerterrein' en 'laad- en losplaats' dient te worden gerealiseerd.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 13 Verkeer - Garageboxen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. garageboxen, voor de stalling van voertuigen alsmede voor opslag voor huishoudelijk gebruik;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, verhardingen en water.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten en straten met een beperkte verkeersfunctie, met de daarbij behorende voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterpartijen en standplaatsen voor de ambulante handel;
  2. b. evenementen;
  3. c. terrassen;
  4. d. luifels ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens voor een ondergrondse parkeergarage met uitrit;
  6. f. bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, speelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van nutsdoeleinden, overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde die behoren tot het straatmeubilair of kunstobjecten.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 15 m² worden gebouwd;
  2. b. de diepte van luifels gemeten vanuit de gevel van aangrenzende gebouwen bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' gebouwen ten behoeve van een ondergrondse parkeergarage zijn toegestaan;
  4. d. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 m;
  5. e. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 9 m;
  6. f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 m.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen daaronder begrepen beroep aan huis;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, verhardingen en water.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 15.2.2 onder b om voor percelen kleiner dan 200 m² een maximale oppervlakte van 60 m² toe te staan, mits dit niet leidt tot een onevenredige verdichting van het perceel/en of onevenredige aantasting van de woonsituatie;
  2. b. lid 15.2.2 onder e en g, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m, mits dit niet leidt tot een onevenredige schaduwwerking en/of zichthinder voor aangrenzende percelen;
  3. c. lid 15.2.3 onder d voor de bouwhoogte van een antennemast voor een radio-ontvangst- of zendinstallatie tot ten hoogste 3 m boven de aanwezige bouwhoogte van de omliggende hoofdgebouwen, mits dit geen onaanvaardbare zichthinder voor aangrenzende percelen oplevert;
  4. d. lid 15.2.3 onder d voor de bouwhoogte van een schotelantenne met een doorsnede van ten hoogste 2 m tot een bouwhoogte van 5 m, mits dit geen onaanvaardbare zichthinder voor aangrenzende percelen oplevert.

15.4 Specifieke gebruiksregel

Voor het medegebruik van een woning voor het uitoefenen van een beroep aan huis gelden de volgende voorwaarden:

  1. a. het gebruik mag uitsluitend uitgeoefend worden door de bewoner(s) van de woning;
  2. b. het gebruik mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en de omgeving en moet een kleinschalig karakter hebben;
  3. c. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven;
  4. d. het gebruik mag het uiterlijk aanzien van de woning niet aantasten;
  5. e. reclame-uitingen mogen niet strijdig zijn met het woonkarakter van de omgeving;
  6. f. het gebruik mag geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengen;
  7. g. het gebruik mag geen ernstige en/of onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en niet onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen;
  8. h. het medegebruik van een woning voor het bieden van overnachtingsmogelijkheden (bed & breakfast) is toegestaan tot een maximum van 4 slaapplaatsen.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  1. a. het gebruik uitsluitend uitgeoefend mag worden door de bewoner(s) van de woning;
  2. b. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  3. c. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    1. 1. geen afwijking mogelijk is voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder de werking van de Wet milieubeheer vallen;
    2. 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    3. 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  4. d. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  5. e. geen detailhandel plaatsvindt.

Artikel 16 Waarde - Archeologie - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
  2. b. Het bepaalde in dit lid onder a.1 en a.2 is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waarde - Archeologie - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
  2. b. Het bepaalde in dit lid onder a.1 en a.2 is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Waarde - Archeologie - 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
  2. b. Het bepaalde in dit lid onder a.1 en a.2 is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden en nader zijn omschreven in de als bijlage 3 bij de regels opgenomen 'Toelichting beschermd dorpszicht'.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

19.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.2 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven, andere bestemmingen en, gehoord de gemeentelijke monumentencommissie, is gebleken dat hierdoor het cultuurhistorisch waardevolle karakter van het gebied niet blijvend onevenredig wordt aangetast.
  2. b. Indien op grond van lid 19.3 onder a een omgevingsvergunning wordt verleend dienen tevens de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
    1. 1. de hoofdnokrichting van hoofdgebouwen dient overeenkomstig de bestaande hoofdnokrichting te zijn;
    2. 2. de hoofdgebouwen dienen voorzien te worden van een kap waarvan de dakhelling overeenkomstig de bestaande dakhelling dient te zijn;
    3. 3. voor het bouwen van hoofdgebouwen mag de bouwhoogte, respectievelijk de goothoogte niet meer dan 0,5 m afwijken van de bestaande bouwhoogte respectievelijk goothoogte; het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte en de goothoogte volgens de bestemmingsbepalingen van de eveneens voor deze gronden aangegeven, andere bestemmingen, blijven daarbij buiten toepassing;
    4. 4. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen in de onderliggende bestemming 'Tuin' bedraagt ten hoogste 1 m;

met dien verstande dat van het bovenstaande kan worden afgeweken indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van het beschermd dorpsgezicht, de gemeentelijke monumentencommissie is gehoord en een positief advies heeft gegeven.

19.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

22.1 Geringe afwijkingen

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

22.2 Nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor het bouwen van nutsvoorzieningen met een maximumoppervlakte van 20 m² en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag zijn, alsmede voor het bouwen van ondergrondse containers (met de daarbij behorende bovengrondse inworpzuilen) voor de opvang van huishoudelijk- en/of bedrijfsafval.

Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels

23.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 24 Overige Regels

24.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

24.2 Parkeren

  1. a. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 15 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorend bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de volgende regeling:
Functie Oprichting/vergroting/verandering
Praktijkruimten 1 parkeerplaats per 20 m² bvo
Maatschappelijke doeleinden 1 parkeerplaats per 35 m² bvo
Supermarkt (nieuw) 4 parkeerplaatsen per 100 m² bvo
Supermarkt (uitbreiding bestaand) 3 parkeerplaatsen per 100 m² bvo
Overige detailhandel 3 parkeerplaatsen per 100m² bvo
Bedrijven 1 parkeerplaats per 50 m² bvo
Kantoren 1 parkeerplaats per 40 m² bvo
Dienstverlening 1 parkeerplaats per 40 m² bvo
Horeca 1 parkeerplaats per 15 m² bvo
Wonen 1,5 parkeerplaats per woning
  1. b. bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen volgens het gestelde in lid 24.2 onder a, worden de ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor parkeerplaatsen in gebruik zijnde, of voor parkeerplaatsen geplande gronden, buiten beschouwing gelaten;
  2. c. voor zover er door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van bestaande bouwwerken, parkeerplaatsen verloren gaan, dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd;
  3. d. indien bij de eindberekening het aantal parkeerplaatsen uitkomt op een halve of meer, dan vindt de afronding naar boven plaats. Minder dan een halve wordt naar beneden afgerond;
  4. e. voor niet onder lid 24.2 onder a genoemde functies geldt de parkeernorm zoals opgenomen in Parkeerkencijfers - ASVV 2008, publicatie 182, september 2008, 3e gewijzigde druk, blz. 15 tot en met 23. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven;
  5. f. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 onder a indien:
    1. 1. het gebruik niet wijzigt en;
    2. 2. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m² brutovloeroppervlakte dan wel 10% van het totale brutovloeroppervlakte indien dit niet meer is dan 100 m²;
    3. 3. is aangetoond dat als gevolg van de uitbreiding de parkeerbehoefte niet toeneemt;
  6. g. het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 onder a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien;
  7. h. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 onder a indien het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen heeft, dan ingevolge lid 24.2 onder a voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist;
  8. i. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 24.2 onder a, indien op grond van de parkeernorm, zoals opgenomen in de parkeerkencijfers CROW 2008, publicatie 182, september 2008, 3e gewijzigde druk, blz. 15 tot en met 23, een minder aantal parkeerplaatsen is vereist. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven;
  9. j. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 24.2 onder a, indien de uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere parkeerbehoefte.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Hoofdwinkelcentrum'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied bestaat uit het centrum van de kern Huizen en omvat het gebied dat begrensd wordt door de Havenstraat, de Waterstraat, de Ceintuurbaan, de Tuinstraat, de Meentweg en de Langestraat. Binnen dit gebied bevindt zich het kernwinkelgebied, andere voorzieningen zoals de Nederlands Hervormde kerk (Oude Kerk) aan de Kerkstraat en verschillende woningen. De exacte ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHWC2011-VG02_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.2 Aanleiding En Doelstelling

De gemeente is reeds geruime tijd bezig met de planvorming voor de uitbreiding van het hoofdwinkelcentrum in Huizen. Dit om in het centrum een volwaardig winkelcentrum te realiseren met een bovenlokale/regionale betekenis. In het hoofdwinkelcentrum dient in de dagelijkse behoeften te worden voorzien, maar dient ook ruimte te zijn voor recreatief winkelen. De uitbreiding van het hoofdwinkelcentrum is voorzien in het gebied rondom de Keucheniusstraat. Het onderhavige bestemmingsplan maakt deze ontwikkeling mogelijk.

Daarnaast is de gemeente bezig met een actualisering van alle bestemmingsplannen in Huizen. In dat kader dient ook een groter gebied dan het te ontwikkelen gebied geactualiseerd te worden. Momenteel wordt er een nieuw plan opgesteld voor het dorp. Het onderhavige bestemmingsplan zal hierop aansluiten voor wat betreft opbouw en regeling.

1.3 Vigerende Regelingen

Het plangebied van dit bestemmingsplan omvat het plangebied van het vigerende bestemmingsplan Centrumgebied-Dorp (2e herziening vastgesteld 1992), aangevuld met een deel van het vigerende bestemmingsplan Dorp (Elleboogstraat, Meentweg, Middenweg, Burgermeester Munnikhuizenstraat). Het bestemmingsplan Centrumgebied-Dorp is voor een beperkt gedeelte vervangen door het bestemmingsplan Raadhuisstraat-Voorbaan (vastgesteld oktober 2009).

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 komt allereerst het beleidskader aan bod. In hoofdstuk 3 is de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied opgenomen en zijn verder de ontwikkelingen in en de uitgangspunten voor het plangebied weergegeven. De sectorale (onderzoeks)aspecten zijn beschreven in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 is de juridische planbeschrijving weergegeven. In dit hoofdstuk is de wijze van bestemmen uiteengezet. Daarnaast wordt per artikel een beschrijving gegeven van de planregels en de bestemmingen. Hoofdstuk 6 behandelt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Deze gaat uit van een scheiding tussen beleid en normstelling (juridische verankering). Het beleid wordt opgenomen in structuurvisies. Normstelling vindt plaats in het bestemmingsplan en/of in algemene regels die overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. Streekplannen van de provincie en planologische kernbeslissingen van het Rijk zijn vanaf 1 juli 2008 gelijkgesteld aan structuurvisies. Het overgangsrecht van de Wro regelt dat concrete beleidsbeslissingen van Rijk en provincie overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. De provinciale verordening is inmiddels in werking getreden en de structuurvisie is vastgesteld. De Nota Ruimte bevat geen concrete beleidsbeslissingen. Het Rijk werkt momenteel aan een vertaling van hun beleid in algemene regels in de AMvB Ruimte.

2.2 Conclusie

Het bestemmingsplan Hoofdwinkelcentrum heeft zowel een consoliderend karakter als een ontwikkelingsgericht karakter. Het bestemmingsplan, inclusief de uitbreiding van het hoofdwinkelcentrum, past binnen de verschillende beleidsdocumenten zoals hierna beschreven.

2.3 Rijksbeleid

Nota Ruimte (2006)

In de Nota Ruimte worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Meer specifiek voor stedelijke netwerken staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaaleconomische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.

De Nota Ruimte zet onder meer in op het volgende:

  1. 1. efficiënt en zo mogelijk meervoudig ruimtegebruik, echter geen rode contouren om de kernen;
  2. 2. gemeenten moeten de mogelijkheid hebben om de eigen natuurlijke aanwas op te vangen;
  3. 3. veel sterker sturende rol van water bij de ruimtelijke inrichting.

De Nota Ruimte gaat meer dan voorheen uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Een gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling, waarin alle betrokkenen participeren, wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening.

2.4 Provinciaal En Regionaal Beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040

De provincie Noord-Holland heeft in het kader van de nieuwe Wro een structuurvisie opgesteld voor de gehele provincie. De structuurvisie is op 16 februari 2010 vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Op 22 juni 2010 is de structuurvisie door Provinciale Staten vastgesteld. In de structuurvisie Noord-Holland 2040 vormen drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.

  1. 1. Ruimtelijke kwaliteit: hiervoor wordt vooral gefocust op behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad.
  2. 2. Duurzaam ruimtegebruik: waarbij milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting en voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw, visserij en andere economische activiteiten een belangrijke rol spelen.
  3. 3. Klimaatbestendigheid: voor voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, schoon drink, grond- en oppervlaktewater en ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

Door globalisering, klimaatveranderingen en demografische veranderingen kiest de provincie ervoor om mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook om bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen.

Detailhandel in de binnensteden draagt bij aan de economie, de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van steden. De provincie hecht aan het instandhouden van de hoofdwinkelstructuur en wil stedelijke detailhandel behouden en versterken. Nieuwe vormen van detailhandel wordt gezien als een welkome aanvulling mits deze de bestaande structuur niet aantasten.

De provincie Noord-Holland draagt bij aan het realiseren van voldoende en passende huisvesting (woningtype) op de best mogelijke plek (woonmilieu) voor huidige en toekomstige bewoners van Noord-Holland. De provincie Noord-Holland stelt hiervoor een provinciale woonvisie op welke het kader biedt voor de door de regio's op te stellen regionale actieprogramma's. In de regionale actieprogramma's wordt het woningbouwprogramma zowel kwalitatief als kwantitatief uitgewerkt. Uitgangspunt is om deze woningvraag zoveel mogelijk te realiseren binnen het Bestaand Bebouwd Gebied. Dit uitgangspunt bevestigt in positieve zin de beoogde ontwikkelingen en de daarmee gepaard gaande vernieuwing binnen dit bestemmingsplan. Verder is de structuurvisie op een te hoog abstractieniveau om hiermee rekening te kunnen houden.

Provinciale ruimtelijke verordening 2009

De Provinciale ruimtelijke verordening (Prv) schrijft voor waaraan bestemmingsplannen, beheersverordeningen en ruimtelijke onderbouwingen bij een omgevingsvergunning moeten voldoen. Hierdoor heeft de provincie meer invloed op de ruimtelijke ordening in Noord-Holland.

Provinciale Staten hebben de Prv van Noord-Holland op 15 december 2008 vastgesteld. Op 1 januari 2009 is de verordening in werking getreden. De regels van de Prv vloeien voort uit de bestaande streekplannen Noord-Holland Zuid en Noord.

Detailhandel

De regels uit de provinciale verordening hebben betrekking op grootschalige (perifere) detailhandel. Omdat van dergelijke detailhandel in dit plan geen sprake is zijn de regels niet van toepassing en hebben dan ook geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

Wonen

In de toelichting op bestemmingsplannen, waarbij woonfuncties worden mogelijk gemaakt, wordt in ieder geval ingegaan op een beschrijving van de afspraken tussen de regiogemeenten over:

  1. a. de verdeling van woningen over de gemeenten ten opzichte van de totale regionale bouwopgave;
  2. b. de afstemming tussen de gemeenten voor wat betreft de te realiseren woonmilieus;
  3. c. binnenstedelijk te realiseren aantallen woningen;
  4. d. de woningbouwopgave voor starters in de regio;
  5. e. de opgave voor wonen en zorg in de regio;
  6. f. de evenwichtige spreiding over de gemeenten van de sociale woningbouw in de regio.

De regionale woonvisie Gooi en Vechtstreek 2008 gaat nader in op bovenstaande aspecten. Overigens hebben de ontwikkelingen in het plangebied een dergelijk kleinschalig karakter dat er nauwelijks sprake zal zijn van provinciale belangen.

De overige genoemde aspecten in de Provinciale ruimtelijke verordening hebben geen consequenties voor het bestemmingsplan Centrum.

Regionale woonvisie Gooi en Vechtstreek 2008

De negen gemeenten uit het Gewest Gooi en Vechtstreek vertegenwoordigd in de Regionale Volkshuisvestingscommissie hebben samen een Regionale Woonvisie opgesteld. In de woonvisie wordt het gezamenlijke toekomstbeeld voor de regio voor de komende jaren geschetst. De kernambities van de regionale woonvisie zijn:

  1. 1. een economisch en sociaal vitale regio, ook op de lange termijn;
  2. 2. meer beweging en meer keuze op de woningmarkt in het algemeen, en meer kansen voor mensen die het lastig hebben op de woningmarkt, in concreto jongeren, jonge gezinnen en ouderen die zorg nodig hebben;
  3. 3. diversiteit aan woonmilieus in de regio behouden en versterken met behoud van het groene karakter;
  4. 4. de Gooi en Vechtstreek onderscheidt zich als regio waar ruimte is voor het zoeken naar en uitvoeren van vernieuwende oplossingen op het gebied van wonen.

Er zijn drie strategieën onderscheiden die de regio in gaat zetten om deze ambities te verwezenlijken:

  1. 5. focus op mensen met minder kansen op de woningmarkt, met name jongeren, jonge gezinnen van 30-45 jaar, en mensen die wonen met zorg combineren;
  2. 6. creëren van een gedifferentieerder woonaanbod door het stimuleren van dynamiek op de woningmarkt, zowel door innovatief bouwen en herstructureren, als door het optimaliseren va n de mogelijkheden die de bestaande voorraad biedt;
  3. 7. inzet van vernieuwende en creatieve instrumenten en ideeën.

2.5 Gemeentelijk Beleid

Toekomstvisie Huizen

In de toekomstvisie, 'een levendig dorp aan het water', ambieert de gemeente Huizen een levendig woon- en leefklimaat met een sfeervol en gezellig dorpscentrum. Er wordt gestreefd naar een veelkleurig dorp, waarin ouderen maar ook jonge mensen en gezinnen zich thuis voelen. Geconstateerd wordt dat de fysieke grenzen van de groei voor Huizen zijn bereikt, ingeklemd tussen bestaande stedelijke gebieden, natuurgebieden en het water. Dit betekent dat de gerichtheid op groei moet plaatsmaken voor consolidatie, een pas op de plaats. Daarnaast zullen vergrijzing en wegtrekken van jongeren effect hebben op de vraag en het aanbod van onderwijs-, sport-, zorg- en welzijnsvoorzieningen. In het onderwijs is de trend al jaren zichtbaar en heeft een groot aantal schoollocaties al een andere bestemming gekregen inclusief kinderopvang.

In die toekomstvisie 'een levendig dorp aan het water' wordt onder andere gepleit voor:

  • een levendige gemeenschap voor alle leeftijdscategorieën;
  • het op peil brengen en houden van een bij Huizen passend niveau van detailhandel;
  • ontwikkelen van een attractieve verbinding tussen de havens en het centrum.

In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de uitgangspunten van de Toekomstvisie door middel van het faciliteren van de versterking van het hoofdwinkelcentrum.

Nota toerisme Huizen 2011

Deze nota is een vervolg op de 'Nota toerisme en recreatie' uit 2008 welke op haar beurt een nadere uitwerking is van de Toekomstvisie. Een afgeleid belang voor dit bestemmingsplan is het project om een logistieke verbinding tussen haven en Oude Dorp te realiseren.

De afstand tussen de haven en het centrum is te ver om te voet te kunnen afleggen. Het is daarom voor bezoekers niet interessant om beide gebieden te bezoeken. Er zal daarom gekeken moeten worden naar mogelijkheden om deze drempel te verlagen en bezoekers van de haven te verleiden om naar het centrum te gaan en andersom. De gemakkelijkste manier om dit te bereiken is om vormen van vervoer tussen de beide gebieden aan te leggen. De aantrekkelijkheid van het hoofdwinkelcentrum, die middels de geplande uitbreiding wordt versterkt, draagt bij aan de doelstellingen van de Nota toerisme. Inmiddels werkt de gemeente aan een andere inrichting van de Havenstraat, de verbinding tussen het havengebied en het Oude Dorp.

Structuurvisie Huizen 'Haven van 't Gooi'

Als kader voor de lokale ruimtelijke ontwikkeling heeft de gemeente Huizen een structuurvisie voor de gehele gemeente opgesteld. De gemeenteraad zal deze structuurvisie op 10 november 2011 vaststellen.

De structuurvisie geeft geen geheel nieuwe thema's, visies of ontwikkelingen aan. Temeer niet omdat Huizen geen mogelijkheden meer heeft om uit te breiden en er ook binnen het gebouwde gebied geen grote inbreimogelijkheden zijn, anders dan die al in voorbereiding of ontwikkeling zijn. Voor de ruimtelijke structuur van Huizen zijn het Oude Dorp als levendig en historisch hart, de kustzone met de havens als recreatieve trekker en de nog te ontwikkelen verbinding daartussen essentieel.

Deze gebieden met hun onderlinge samenhang vormen de dragende structuur voor de ambitie van Huizen om 'een levendig dorp aan het water' te zijn (zie ook de toekomstvisie).

Onder het motto 'Huizen krijgt een kloppend hart' zet de structuurvisie wat betreft het centrum van het Oude Dorp concreet in op de volgende thema's:

  1. a. Versterken historische kwaliteiten.
  2. b. Verlevendiging dorpshart.
  3. c. Versterken relaties met omgeving.

De uitbreiding van het hoofdwinkelcentrum past geheel binnen de ambities en maatregelen die de structuurvisie voor het Oude Dorp aangeeft.

Structuurvisie Uitbreiding Hoofdwinkelcentrum

Na de realisatie van de Oostermeent is in 1994 een studie (Kolpron Consultants) verricht naar de toekomst van het winkelgebied in het Oude Dorp. Uit deze studie bleek dat het winkelgebied in potentie kan uitgroeien tot het hoofdwinkelcentrum dat door dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt. Op basis van deze conclusie is vervolgens verder onderzocht hoe deze uitbreiding vorm moest krijgen. In een reeks onderzoeken in de periode 1994-2009 is een programma geformuleerd dat past bij de uitbreiding van het hoofdwinkelcentrum.

Het bovenstaande heeft geresulteerd in de Structuurvisie Uitbreiding Hoofdwinkelcentrum in 2009. In de structuurvisie is nader onderzocht en onderbouwd waarom de uitbreiding nodig is. Een belangrijk onderdeel van de onderbouwing en daarmee van de structuurvisie is het allesomvattende distributie-planologisch onderzoek van adviesbureau Bro (Huizen, ontwikkelingsmogelijkheden detailhandel februari 2009) waarin wordt geconcludeerd dat er voldoende distributieve ruimte is voor toevoeging van 8600 m² detailhandel en dat de gekozen locatie zal leiden tot een versterking van de routing in en de ruimtelijk-functionele structuur van het centrum.

In het rapport (Huizen, ontwikkelingsmogelijkheden centrum, Bro 2010) wordt de actualiteit van het eerdere distributie planologisch onderzoek onderbouwd. De meest recente gegevens van onder andere het in regionaal verband uitgevoerde koopstromen onderzoek (Koopstromenonderzoek 2011 I&O Research) bevestigen dat de geplande uitbreiding van het kernwinkelapparaat van Huizen verantwoord is.

Ook waar de uitbreiding moet plaatsvinden is onderzocht en onderbouwd. De keus is daarbij op het gebied rondom de Keucheniusstraat gevallen. De structuurvisie beschrijft verder de planologische onderbouwing van de uitbreiding van het hoofdwinkelcentrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHWC2011-VG02_0002.jpg"

Figuur 2.1 Uitsnede Structuurvisie Uitbreiding Hoofdwinkelcentrum

Welstandsnota (2009)

Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt onder andere getoetst aan het welstandsbeleid. Van de 24 gebieden die in Huizen worden onderscheiden in de welstandsnota is op basis van een korte beschrijving de waardering voor het gebied geformuleerd. Dit is de grondslag voor het welstandsniveau, waarbij tevens de hoofdpunten voor de beoordeling worden genoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHWC2011-VG02_0003.jpg"

Figuur 2.2 Uitsnede welstandsnota

Vervolgens zijn er welstandscriteria geformuleerd, onderverdeeld in criteria betreffende de relatie met de omgeving van het bouwwerk, de bouwmassa, de architectonische uitwerking, materiaal en kleur. De welstandsnota onderscheidt in het plangebied de deelgebieden 1b en 1f. Hiervoor gelden de volgende welstandsregimes:

Hoofdwinkelcentrum Oude Dorp gebied 1b

Ten opzichte van de rest van het dorp is de bebouwing in dit gebied over het algemeen hoger en bestaat uit een mix van traditionele, vrijstaande bebouwing in een open verkaveling, winkels en complexmatige winkelbebouwing. De bebouwing is sterk op de openbare ruimte gericht. Voor het te ontwikkelen hoofdwinkelgebied wordt een beeldkwaliteitplan opgesteld. Daarbij wordt naast kleinschaligheid en zoveel mogelijk individualiteit van de afzonderlijke panden ook ingezet op het terugbrengen van historische beelden uit het centrum, zoals bijvoorbeeld van het oude postkantoor.

Verder geldt er een bijzonder welstandsregime, waarbij de inzet het handhaven van de schaal en maat zoals nu aanwezig is en het versterken van de openbare ruimte.

Beschermd dorpsgezicht Oude Dorp gebied 1f

Het gebied heeft binnen de gemeente het hoogste niveau van welstandtoetsing. Inzet voor de welstandtoetsing is het handhaven en versterken van het historische karakter van de beschermde gezichten, zowel in de verkaveling, inrichting van de openbare ruimte en tuinen, de bebouwingskarakteristiek, materiaaltoepassing, detaillering en kleurgebruik.

In het bestemmingsplan is bij de nieuwe ontwikkelingen daar waar mogelijk rekening gehouden met de welstandscriteria. Voor het overige vindt toetsing plaats via de welstandtoets.

Op 30 juni 2011 heeft de gemeenteraad de motie 'vereenvoudiging welstandstoezicht' aangenomen. Daarbij is overigens in elk geval het beschermd dorpsgezicht uitgezonderd. Zoals het er nu naar uitziet zal het gehele gebied van het hoofdwinkelcentrum binnen het bijzondere welstandstoezicht blijven.

Groenstructuurplan

Binnen de gemeente Huizen is een groenstructuurplan opgesteld waarbij de volgende hoofddoelstelling is gehanteerd: 'vastlegging groene hoofdstructuur voor behoud, herstel, ontwikkeling en verbetering van de stedelijke groenvoorziening'. Een herziening van het groenstructuurplan is overigens in voorbereiding.

In het huidige groenstructuurplan zijn de volgende afgeleide doelstellingen geformuleerd:

  • visie op inrichting en beheer;
  • basisplan voor uitwerking beheerplannen;
  • uitwerking boomstructuurplan per buurt;
  • uitgifte/verkoop niet structureel groen en/of herbestemming;
  • basisplan voor (groen)renovaties openbare ruimte.

Op basis van deze uitgangspunten/doelstellingen is het groen in de gemeente Huizen in kaart gebracht. Er is een onderverdeling gemaakt in groen op stedelijk, wijk-, buurt- en blok/woningniveau. Per categorie is het groen onderverdeeld in structureel groen en 'overig' groen.

Structureel groen zoals opgenomen in het Groenstructuurplan is specifiek als groen bestemd. In dit bestemmingsplan gaat het alleen om het parkje aan de voorzijde van de Oude Kerk. Voor het overige is er uitsluitend sprake van verkeersbegeleidend groen op wijk- en buurtniveau. Dit type groen is mogelijk binnen de bestemming Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied. Een nieuw groenstructuurplan is in voorbereiding, de uitgangspunten voor ruimtelijke plannen blijven grotendeels hetzelfde.

Klimaatbeleid

De gemeente Huizen voert een voorlopend klimaatbeleid. Om die reden worden ruimtelijke ontwikkelingen beoordeeld op energieaspecten. Hierbij hanteert de gemeente Huizen een voorkeursvolgorde bij het beoordelen van bouwplannen, die met privaatrechtelijke medewerking van de gemeente worden ontwikkeld.

Wat betreft het niveau van de ruimtelijke ordening luidt de volgorde als volgt:

  1. 1. het verminderen van de vraag naar energie; hierbij moet worden gedacht aan compact bouwen, zongerichte verkaveling en zongericht bouwen;
  2. 2. gebruik van duurzame energiebronnen; ruimtelijke consequenties zijn hier bijvoorbeeld de benodigde oriëntatie en hellingshoeken van daken in verband met plaatsing van PV-panelen en zonneboilers;
  3. 3. het inzetten van energie-efficiënte technieken; ruimtelijke consequenties zijn hier bijvoorbeeld benodigde bodemopslagcapaciteit bij warmte/koudeopslag.

Voor het ontwikkelingsgebied vormen de duurzaamheidsmaatregelen onderdeel van het privaatrechtelijke traject. Voor het overige vindt toetsing plaats aan de hand van concrete bouwplannen.

Hoofdstuk 3 Analyse En Uitgangspunten

3.1 Ontwikkeling Van Het Plangebied

Huizen wordt voor het eerst genoemd in de 14de eeuw, maar moet op dat moment al enige eeuwen oud zijn geweest. De kern lag toentertijd waarschijnlijk in de directe nabijheid van de (huidige) kerk. Bij uitbreidingen werden er boerderijen op de rand van de Meent gebouwd, voornamelijk in rijen naast en achter elkaar volgens de hoogtelijnen van het reliëf. Op die wijze verkreeg het dorp zijn kenmerkende langgerekte vorm met de zuidoost-noordwest gelegen hoofdwegen en het web van smalle straatjes en paden tussen de boerenerven. De opkomst van de visserij als bron van inkomsten in de 17de eeuw had vooral te maken met de afsluiting van de haven in Naarden bij de aanleg van nieuwe vestingwerken.

Tussen circa 1860 en 1910 verdubbelde het aantal inwoners van Huizen, hetgeen aanzienlijke veranderingen in de dorpskern teweegbracht. Aanvankelijk bestonden deze veranderingen vooral in de herbestemming van boerderijen tot woningen, verdergaande verdichting (onder meer ten koste van de boerenerven), kleinschalige uitbreidingen en vernieuwing van woningen. Pas na 1900 vonden ook grootschaliger uitbreidingen plaats.

In de eerste helft van de 20ste eeuw ondervond de visserij steeds meer tegenslagen, onder meer door slechte vangsten. De afdamming en aansluitende (gedeeltelijke) inpoldering van de Zuiderzee sedert 1932 betekende het einde van de visserij. Alternatieve werkgelegenheid werd onder meer gevonden in de industrie, bouwnijverheid en kaashandel.

Het 'kernplan' uit 1931 vormde de basis voor de ingrijpende wijzigingen in de dorpskern, onder meer bestaande uit de aanleg van het Oude Raadhuisplein en de verbreding van een aantal straten. In het centrumgebied zijn diverse winkelpanden en -blokken tot stand gekomen. De verdere ontwikkelingen in de Oude Dorpskern bleven beperkt tot het rechttrekken van de 'rafelige randen' (het toevoegen van bebouwing langs de randwegen), verdichting en incidentele vernieuwingen van woningen. Het noordelijke en noordoostelijke deel van de dorpskern bleef achter bij deze ontwikkelingen, zodat hier de historische karakteristiek van het dorp goed bewaard bleef. In 1995 zijn in dit gebied twee beschermde dorpsgezichten aangewezen ('beschermde gezichten binnen het Oude Dorp').

De aanwijzing van de gemeente Huizen als groeikern (1967) met als gevolg de bouw van woonwijken op de Oostermeent (sedert 1973) leidde ook tot aanzienlijke ontwikkelingen in het Oude Dorp. Zo zijn de winkelvoorzieningen in het centrumgebied fors uitgebreid, onder meer door de bouw van winkels aan de Kerkstraat tegenover de Oude Kerk. Omstreeks 1980 werd besloten om het winkelcentrum in het Oude Dorp uit te breiden tot het 'Hoofdwinkelcentrum', dat in tegenstelling tot de winkelcentra in de Oostermeent en de Bijvanck bedoeld was voor recreatief winkelen en bijzondere voorzieningen. Deze uitbreiding heeft gedeeltelijk zijn beslag gekregen in het midden van de jaren negentig door de bouw van twee winkelcomplexen aan en nabij het Oude Raadhuisplein.

Direct ten oosten van het dorp werden diverse gebouwen gerealiseerd met openbare, maatschappelijke en uitgaansfuncties, waaronder het gemeentehuis en het uitgaanscentrum 'Graaf Wichman'. Deze bebouwing vormt de aanzet van een 'stedelijke as', die het Oude Dorp met het centrum van het uitbreidingsgebied de Oostermeent verbindt ('Centrumzone').

3.2 Beschrijving Plangebied

Ruimtelijk

Binnen het karakteristieke Oude Dorp van Huizen is in het gebied rond de Oude Kerk en het Oude Raadhuisplein in de loop der jaren een centrumontwikkeling ontstaan. Binnen dit gebied ligt de grootste concentratie aan winkels rond het Oude Raadhuisplein. Dit plein is letterlijk het middelpunt van het centrumgebied en ligt op de kruising van de Kerkstraat en de Voorbaan-Lindenlaan. Samen met de Oude Kerk wordt daarmee de hoofdopzet van het centrum bepaald. De centrumontwikkeling die in de loop van de jaren is ontstaan ging gepaard met een verdichting (aaneen bouwen, hogere bebouwing) van de oorspronkelijke open structuur. Een logische ontwikkeling in het centrum van een dorp. De fijnmazige en amorfe wegenstructuur is daarbij niet veranderd. De belangrijkste verandering was destijds de verandering van de oorspronkelijke meer open en groene brink naar een meer stedelijk plein.

Met de ontwikkeling van de Oostermeent, het gebied waar Huizen de groeikerntaak in de jaren '70 - '90 van de vorige eeuw moest oplossen, is ook een discussie gevoerd over waar het belangrijkste winkelcentrum zich zou moeten ontwikkelen. Discussiepunt daarbij was vooral de positie van het centrum van het Oude Dorp tegenover het centrum van de Oostermeent. Uiteindelijk is gekozen voor het belangrijkste centrum, met het accent op de niet-dagelijkse gebruiksgoederen in het Oude Dorp en een wijkwinkelcentrum met vooral de dagelijkse gebruiksgoederen in de Oostermeent. Die keuze heeft in de jaren '90 van de vorige eeuw geleid tot een uitbreiding aan de oostkant van het Oude Raadhuisplein en in het gebied tussen de Kerkstraat, Achterbaan en Middenweg. Eerder had er een dergelijke wat grotere ontwikkeling al plaatsgevonden langs de Kerkstraat-West en de Lindenlaan.

De eigenheid van de oorspronkelijke kern van Huizen zit in de amorfe dorpse structuur: een bochtig stratenpatroon en een losse situering van de veelal individuele gebouwen. Oorsponkelijke kenmerken zijn verder de hagen als erfafscheidingen en de vrijstaande bomen op splitsingen van wegen. Opmerkelijk is verder de overwegende oost-westrichting van de gebouwen, meestal met niet meer dan één laag met een kap. Daarnaast kwamen er in de eerste helft van de vorige eeuw in het Oude Dorp ook wat panden, met twee lagen en een kap. De schaal, maat en losse structuur zijn echter gebleven en kenmerkend voor een agrarisch dorp.

In de loop der jaren zijn er meer wat grotere, aaneengesloten panden in het dorp verschenen en met het gestaag ontwikkelde winkelcentrum is de oorspronkelijk opbouw langzamerhand uit het beeld van het centrum verdwenen en is ook een deel van de eigenheid vervaagd of zelfs verdwenen. Vooral de verbreding van straatprofielen op de hoeken en de min of meer snelle functieverandering in het centrum hebben deels geresulteerd in een gebrek aan karakter en eigen identiteit.

Wat betreft de architectuur is de bebouwing in de winkelstraten van het centrum en het Oude Raadhuisplein een aaneenschakeling van tijdgebonden architectuur, waarbinnen een goede samenhang ontbreekt.

Functioneel

Het plangebied kent een verscheidenheid aan functies. Detailhandel is een van de belangrijkste functies binnen het plangebied, maar ook andere functies die horen bij een dorpscentrum zoals horecavoorzieningen en publiekgerichte dienstverlening komen voor. Voorts wordt er op veel plekken in het plangebied gewoond. In veel gevallen gaat het om een combinatie van detailhandel (begane grond) en wonen (verdieping). Op verschillende plaatsen binnen het plangebied komen echter ook zelfstandige woningen voor. Een concentratie komt voor in het zuidoostelijk deel van het plangebied (Elleboogstraat, Middenweg, Langestraat). De Oude Kerk is een markant punt binnen het plangebied en heeft een maatschappelijke functie. Ook het ouderencentrum aan de Waterstraat vervult een maatschappelijke functie en is als zodanig bestemd.

Tot slot zijn er enkele bedrijfsfuncties in het plangebied aanwezig: het autoservice en -herstelbedrijf aan de Ceintuurbaan en twee bedrijfspanden met uitsluitend een opslagfunctie.

3.3 Toekomst Van Het Plangebied

Uitgangspunten

Voor grote delen van het plangebied (met uitzondering van de uitbreiding van het hoofdwinkelcentrum) is het bestemmingsplan consoliderend van aard. Dat wil zeggen dat hier geen ontwikkelingen worden verwacht en dat de bestaande situatie als uitgangspunt voor het bestemmingsplan dient, zowel voor wat betreft de bouwmogelijkheden als de functionele invulling. Overigens geldt voor het gebied ingesloten door de Havenstraat, Voorbaan, Kerkstraat en Raadhuisstraat dat het vigerende bestemmingsplan hier – met behoud van de karakteristiek – mogelijkheden biedt voor ontwikkelingen die in het onderhavige bestemmingsplan worden overgenomen.

Daarnaast zal de regeling uiteraard wel geactualiseerd worden. Bovendien wordt voorzien in voldoende flexibiliteit om kleinschalige plannen die geen inbreuk maken op de ruimtelijke en functionele structuur, mogelijk te maken.

In het centrum is het behoud van het kernwinkelapparaat en behoud van de levendigheid uitgangspunt. Voor grote delen van het plangebied wordt dan ook uitgegaan van detailhandel op de begane grond en wonen op de verdieping. Daghoreca is overigens ook toegestaan evenals horeca rondom het Oude Raadhuisplein, het westelijk deel van de Kerkstraat en ter plaatse van de bestaande horecavestigingen.

Voor de gebieden/percelen buiten de belangrijkste winkelstraten (Kerkstraat, Havenstraat, Raadhuisstraat, Oude Raadhuisplein, Voorbaan, Achterbaan, Lindenlaan en het noordelijk deel van de Middenweg), zijn de bestaande functies zoals de woningen en de maatschappelijke functies, leidend voor de bestemmingslegging. Op enkele locaties buiten de belangrijkste winkelstraten is detailhandel, horeca of een andere publiekgerichte functie aanwezig. Voor die locaties is het gebruik van panden als woning ook toegestaan.

Uitbreiding hoofdwinkelcentrum

Huidige situatie

Het kernwinkelgebied met de grootste concentratie aan winkels ligt globaal in het gebied tussen Havenstraat, Langestraat, Tuinstraat-Meentweg en Ceintuurbaan. Het Oude Raadhuisplein vormt bijna letterlijk het middelpunt van het centrumgebied en ligt op de kruising van de Kerkstraat en de Voorbaan-Lindenlaan. Met de Oude Kerk bepalen die de hoofdopzet van het centrum van het Oude Dorp.

Voor uitbreiding van het hoofdwinkelcentrum blijkt dat in de bestaande gebieden teveel sprake is van versnipperd eigendom en parkeerproblematiek. Om die reden is gezocht naar een plek waar in één keer een snelle en omvangrijke uitbreiding mogelijk is.

De meest voor de hand liggende keus is het gebied rondom de Keucheniusstraat omdat hier na de sloop van het kaaspakhuis een gebied met potentie voor uitbreiding is ontstaan. Bovendien is het gebied dicht bij de Ceintuurbaan gelegen zodat het verkeer buiten het centrum kan blijven. Voor een nadere onderbouwing wordt verwezen naar de Structuurvisie Uitbreiding Hoofdwinkelcentrum uit 2009.

In de huidige situatie is er rondom de Keucheniusstraat sprake van een menging van functies. Momenteel vervult de Keucheniusstraat vooral een functie als bevoorradingsstraat voor de supermarkt en de toegang tot twee parkeergarages.

Toekomstige situatie

In 2005 heeft de gemeenteraad een conceptplan van de ontwikkelaars aanvaard dat als uitgangspunt voor de verdere ontwikkeling geldt. De uitgangspunten in dit plan zijn later vertaald en samen met de uitkomsten van het distributie planologisch onderzoek (zie hierna) nader onderbouwd in de Structuurvisie Uitbreiding Hoofdwinkelcentrum (zie paragraaf 2.5). De randvoorwaarden voor de uitbreiding van het hoofdwinkelcentrum in de Keucheniusstraat kunnen als volgt worden samengevat:

  • aansluiten op het bestaande centrumgebied;
  • aansluiten op het voetgangersgebied;
  • logische winkelrouting;
  • goede bereikbaarheid met de auto;
  • passend bij de maat en schaal van de bestaande bebouwing van het Oude Dorp.

De randvoorwaarden hebben in 2010 geresulteerd in een conceptplan dat voorziet in een nieuw winkelgebied rondom de Keucheniusstraat.

In het hiervoor genoemde distributie planologisch onderzoek (Bro, februari 2009) wordt geconcludeerd dat het detailhandelsaanbod in vergelijking met landelijke gemiddelden beperkt is in Huizen. Gevolg is dat veel omzet afvloeit naar winkelaanbod elders. Er is voldoende distributieve ruimte om de huidige functionele positie te versterken. Die positie kan nog verder versterkt worden door een verbetering van het winkelcircuit. Geconcludeerd wordt dat het gebied rondom de Keucheniusstraat het meest in aanmerking komt voor verbetering van het winkelcircuit.

In 2010 is het conceptplan beoordeeld op de functionele en ruimtelijke invulling. In dit rapport (Huizen, ontwikkelingsmogelijkheden centrum, Bro 2010) worden de uitkomsten van het eerdere distributie planologisch onderzoek bevestigd. Ook geeft het conceptplan voldoende invulling aan de uitkomsten van het distributieve planologisch onderzoek.

Ook de meest recente gegevens van onder andere het in regionaal verband uitgevoerde koopstromen onderzoek (Koopstromenonderzoek 2011 I&O Research) bevestigen dat de geplande uitbreiding van het kernwinkelapparaat van Huizen verantwoord is. Specifieke actuele omstandigheden zoals de toenemende internetverkoop en de ontwikkeling van de conjunctuur doen geen afbreuk aan de vastgestelde beleidslijn voor de versterking van het hoofdwinkelcentrum.

Het plan voorziet in 8.600 m² verkoopvloeroppervlak detailhandel en maximaal 15 woningen aan de Tuinstraat en op de hoek Kerkstraat/Keucheniusstraat. Dit programma is gelijk aan het in de Structuurvisie Uitbreiding Hoofdwinkelcentrum genoemde programma, met dien verstande dat toen nog uitgegaan werd van maximaal 25 woningen. Het detailhandelsprogramma kan verder worden gespecificeerd in uiteenlopende vestigingen op de begane grond aan weerszijden van de Keucheniusstraat (6.300 m² verkoopvloeroppervlakte), een uitbreiding van de bestaande Albert Heijn (800 m² verkoopvloeroppervlakte), en het realiseren van een nieuwe supermarkt op de verdieping (1.500 m² verkoopvloeroppervlakte).

De Keucheniusstraat wordt daarbij voetgangersgebied en sluit niet meer aan op de Tuinstraat, maar op de Lindenlaan. Het voetgangersgebied krijgt daarbij een breedte van gemiddeld 8 tot 10 m en is incidenteel smaller (entree Lindenlaan) en breder (plein). Onder het gebied wordt een nieuwe parkeergarage gerealiseerd die de twee reeds bestaande ondergrondse parkeergarages met elkaar verbindt. Deze parkeergarage biedt ruimte aan 510 parkeerplaatsen, een toename van 305 parkeerplaatsen ten opzichte van de twee bestaande parkeergarages.

Het verbinden van de twee bestaande parkeergarages, de garage onder de Blokker en de Albert Heijn, is noodzakelijk voor de uitvoering van de plannen omdat de in-/uitgangen van deze huidige parkeergarages nu in de Keucheniussttraat zijn gesitueerd. Nu de plannen uitgaan van het toevoegen van programma in dit gebied en de Keucheniusstraat voorts een voetgangers/winkelgebied wordt, is het handhaven van deze in-/uitgangen niet mogelijk. Een centrale ingang (aan de Ceintuurbaan) en een centrale uitgang aan de Kerkstraat, is dan ook noodzakelijk.

Omdat de Keucheniusstraatvoetgangersgebied wordt verliezen de Raadhuisstraat en de Kerkstraat-West hun functie in de circulatie van het autoverkeer. Ook deze straten kunnen daarom worden ingericht als voetgangersgebied, waarbij fietsers zijn toegestaan. De ondergrondse parkeergarage wordt bereikbaar via de Ceintuurbaan. De uitgang wordt gerealiseerd in de Kerkstraat. Ten behoeve van de bestaande supermarkt aan de Lindenlaan en een mogelijk nieuwe supermarkt wordt er een parkeerdek gerealiseerd welke met een voetgangersbrug over de Keucheniusstraat wordt verbonden met de supermarkt. Het parkeerdek voorziet in 70 parkeerplaatsen. Ook dit parkeerdek wordt vanaf de Ceintuurbaan ontsloten. De bevoorrading van de nieuwe supermarkt alsook de bestaande supermarkt vindt via een hellingbaan vanaf de Ceintuurbaan over de Keucheniusstraat plaats.

In figuur 3.1 en 3.2 is het conceptplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHWC2011-VG02_0004.jpg"

Figuur 3.1 Conceptplan begane grond

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHWC2011-VG02_0005.jpg"

Figuur 3.2 Conceptplan eerste verdieping

Voor wat betreft de goot- en bouwhoogten wordt uitgegaan van goothoogten van ten hoogste 8 m, 10 m en 11 m en bouwhoogten van ten hoogste 12 m. Er zijn enkele accenten mogelijk zoals op de hoek van de Kerkstraat met de Keucheniusstraat. Op de hoek van de Lindenlaan met de Keucheniusstraat wordt een wat vooruitstekend pand (met onderdoorgang op de begane grond) mogelijk gemaakt. Dit moet, vanaf het Oude Raadhuisplein gezien, de entree naar de Keucheniusstraat verduidelijken.

Hoge muren moeten het zicht op bevoorrading, parkeerdek en hellingen ten opzichte van de bestaande omliggende woningen wegnemen. Deze muren hebben ook een geluidswerende werking (zie ook paragraaf 4.7).

Relatie omgeving

De omgeving van de omliggende woningen verandert uiteraard. Overigens was in het verleden hier een kaaspakhuis aanwezig (een bedrijfsbestemming), zodat de huidige situatie van het gebied niet representatief is. Bij de verdere uitwerking van de plannen wordt gezocht naar een goede aansluiting met de directe omgeving.

Beeldkwaliteit

Gelijktijdig met dit bestemmingsplan is een beeldkwaliteitplan op hoofdlijnen (d.d. 9 november 2011) opgesteld. Dit beeldkwaliteitplan is als bijlage 7 bij de toelichting opgenomen. In deze fase is in het beeldkwaliteitplan vooral gekeken naar de aspecten die van belang kunnen zijn voor het bestemmingsplan.

Het beeldkwaliteitplan wordt nog verder uitgewerkt voor wat betreft de vormgeving, detaillering en dergelijke. Het uitgewerkte beeldkwaliteitplan wordt via een eigen traject – als onderdeel van de Welstandsnota – vastgesteld. De twee instrumenten samen: bestemmingsplan en beeldkwaliteitplan, waarborgen de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.

In het beeldkwaliteitplan (op hoofdlijnen) zijn kaders gegeven voor de uitwerking van het hoofdwinkelcentrum. Het gekozen uitgangspunt is een 'dorps beeld' dat past bij de kenmerkende historische bebouwing. Dit wordt bereikt door het toepassen van beeldbepalende kenmerken, te weten:

  • pandsgewijze opzet van de gevels;
  • het simuleren van historische gelaagdheid;
  • overwegend oost-west georiënteerde daken;
  • het mogelijk inzetten van historische Huizense beeldreferenties op strategische locaties.

Binnen het te ontwikkelen gebied wordt er verder een onderscheid gemaakt in vier deelgebieden; de Keucheniusstraat, de Kerkstraat en Lindenlaan als een gebied, de Tuinstraat en de Ceintuurbaan. Vanwege het eigen karakter van deze gebieden (nieuw, bestaand, overgangszone tussen oud en nieuw) zijn in het beeldkwaliteitplan beeldbepalende kenmerken per gebied beschreven. Hiervoor wordt verwezen naar het beeldkwaliteitplan.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Verkeer En Parkeren

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

De primaire verkeersontsluiting van het plangebied vindt plaats via de Ceintuurbaan en de Naarderstraat. Deze straten liggen aan de westzijde van het plangebied en zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen met een maximumsnelheid van 50 km/h. Beide straten ontsluiten het centrumgebied met de woonwijken van Huizen en richting de omliggende autosnelwegen A1 en A27. Aan de oostzijde van het centrum, buiten het plangebied, liggen de Gooilandweg en de Eemlandweg. Deze wegen zijn eveneens gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen met een maximumsnelheid van 50 km/h.

Interne ontsluiting

Het centrumgebied, tussen de Ceintuurbaan en de Gooilandweg, wordt gekenmerkt door een diffuus stratenpatroon, waarop voornamelijk éénrichtingsverkeer is ingesteld. Vanaf de Ceintuurbaan vormt de Tuinstraat de belangrijkste toegangsweg naar het centrum. Op de Meentweg die aansluit op de Gooilandweg, geldt éénrichtingsverkeer in oostelijke richting. De Melkweg/Havenstraat verzorgt de tegenovergestelde beweging vanaf de Eemlandweg via het centrum naar de Ceintuurbaan/Naarderstraat. De Langestraat, de Middenweg en de Lindenlaan verbinden de Tuinstraat/Meentweg aan de zuidzijde en de Melkweg/Havenstraat aan de noordzijde. Verder vormt de Havenstraat een belangrijke ontsluitingsroute naar diverse parkeervoorzieningen. Er zijn in de huidige situatie drie gebouwde parkeervoorzieningen binnen het plangebied aanwezig. Via de Kerkstraat en de Keucheniusstraat worden de parkeergarages onder de Albert Heijn en de Blokker bereikt voor zowel aankomend als vertrekkend verkeer. De gebouwde parkeervoorziening ter plaatse van de Hema wordt bereikt vanaf de Havenstraat.

Externe ontsluiting

De Ceintuurbaan sluit in zuidelijke richting aan op de Blaricummerstraat en de Randweg. De Randweg geeft aansluiting op de A27 (Almere – Utrecht). Via de Blaricummerstraat worden de kernen Blaricum en Laren bereikt. De Naarderstraat vormt de verbinding tussen de Ceintuurbaan en de Crailoseweg en biedt ontsluiting richting Naarden. De Nieuwe Bussummerweg vormt tevens een verbinding tussen de Ceintuurbaan en de Crailoseweg. De Crailoseweg biedt in zuidelijke richting aansluiting op de A1 (Amersfoort – Amsterdam) en ontsluit richting Crailo en Bussum. Ten oosten van het centrum vormt de Gooilandweg de belangrijkste ontsluiting in zuidelijke richting naar de Randweg en de Huizermaatweg de belangrijkste ontsluiting naar de woonwijken ten oosten van het gebied.

Verkeersstructuur centrumgebied

In verband met de ontwikkeling en uitbreiding van het hoofdwinkelcentrum, zal de verkeersstructuur rondom de Keucheniusstraat wijzigen. De belangrijkste wijziging betreft het autovrij maken van de Keucheniusstraat. Verder wordt de Keucheniusstraat verlegd, waardoor er geen verbinding meer is tussen de Kerkstraat en de Tuinstraat. De Keucheniusstraat wordt ingericht als een voetgangersgebied en zal vanaf de Kerkstraat middels een bocht afbuigen en aansluiten op de Lindenlaan. In verband met de nieuwe centrumontwikkeling wordt een nieuwe parkeervoorziening gerealiseerd. Deze parkeervoorziening bestaat uit een ondergrondse parkeergarage, die de bestaande parkeergarages onder de Albert Heijn en onder de Blokker met elkaar verbindt. De capaciteit wordt hierdoor vergroot met circa 305 parkeerplaatsen. Verder wordt een parkeerdek gerealiseerd met 70 parkeerplaatsen. Op dit parkeerdek wordt tevens een nieuwe supermarkt gerealiseerd. De parkeervoorzieningen worden in de nieuwe situatie bereikt vanaf de Ceintuurbaan. Tussen de Tuinstraat en de Havenstraat zal een nieuwe inrit worden gerealiseerd met hellingbanen naar het parkeerdek en naar de parkeergarage. Het uitrijden van de parkeergarage vindt plaats via de Kerkstraat zo dicht mogelijk bij de aansluiting met de Havenstraat. Het verkeer vanaf het parkeerdek rijdt uit via de Ceintuurbaan.

Bevoorrading

De winkelbevoorrading van de supermarkten vindt plaats op het parkeerdek. Vrachtverkeer bereikt het parkeerdek direct vanaf de Ceintuurbaan, waardoor de omliggende erftoegangswegen niet worden belast met extra vrachtverkeer. Een ander deel van de bevoorrading vindt plaats ter hoogte van het kruispunt Ceintuurbaan/Havenstraat/Naarderstraat. Er wordt voorzien in een aparte expeditieruimte, waarbij laden en lossen niet op de rijbaan plaatsvindt. Verder kan vertrekkend vrachtverkeer niet in zuidelijke richting de Ceintuurbaan oprijden, maar moet via de rotonde draaien, waardoor het verkeer op de Ceintuurbaan zoveel mogelijk kan doorstromen.

De bevoorrading leidt niet tot verkeersafwikkelingsproblemen.

Langzaam verkeer

Fietsverkeer wordt primair afgewikkeld langs de hoofdverkeersstructuur, waarbij de Ceintuurbaan en de Naarderstraat de belangrijkste routes vormen. Langs deze straten zijn conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig vrijliggende fietspaden en/of parallelwegen aanwezig, waarop het fietsverkeer gescheiden van het doorgaande autoverkeer wordt afgewikkeld. Verder kan het fietsverkeer de verkeersstructuur binnen het centrum in beide richtingen berijden, waardoor het gehele hoofdwinkelcentrum goed per fiets bereikbaar is. De verkeersveiligheid voor fietsverkeer zal door realisatie van de rotonde Ceintuurbaan/Naarderstraat/Havenstraat verbeteren. Verder wordt het vrijliggende fietspad langs de Ceintuurbaan tussen de Tuinstraat en de Havenstraat verlegd naar de westzijde, waardoor geen conflicten ontstaan met in- en uitrijdend verkeer naar de parkeergarage en vrachtverkeer. De Keucheniusstraat wordt ingericht als voetgangersgebied.

Aandachtspunt in de afwikkeling van het langzaam verkeer is de nieuwe oversteek ter hoogte van de Arie de Waalstraat/Tuinstraat. Deze oversteek is noodzakelijk om fietsverkeer over te laten steken naar het nieuwe fietspad aan de westzijde van de Ceintuurbaan. De oversteek dient conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig te worden uitgevoerd. Gezien de verkeersintensiteit is een gelijkvloerse oversteek acceptabel. Verder is het kruispunt Nieuwe Bussummerweg/Ceintuurbaan/Engweg aandachtspunt in de structuur voor langzaam verkeer. Op dit kruispunt is een verkeersregelinstallatie (VRI) aanwezig voor overstekende voetgangers. Het functioneren van deze VRI zal in de toekomst worden gemonitord en indien nodig zullen maatregelen worden getroffen. De verkeersafwikkeling voor langzaam verkeer is in voldoende mate gewaarborgd.

Openbaar vervoer

Er is een bushalte aanwezig langs de Naarderstraat op circa 150 tot 200 m van de Keucheniusstraat. Deze bushalte wordt bediend door een buslijn die de locatie 2x per uur per richting verbindt met Blaricum en het treinstation Naarden-Bussum. Aan de oostzijde van het centrum is op circa 800-900 m loopafstand het busstation van Huizen gelegen. Hier vertrekken diverse buslijnen die Huizen verbinden met de regio en de treinstations van Hilversum en Naarden-Bussum. De ontsluiting per openbaar vervoer is goed.

Parkeren

Voor het bepalen van de parkeerbehoefte wordt aangesloten bij landelijke kengetallen welke zijn opgenomen in publicatie 182 (CROW, 2008). Deze landelijke kengetallen kennen bepaalde marges en zijn afhankelijk van de stedelijkheidsgraad van de gemeente en de ligging van het plangebied binnen de kern. Voor Huizen wordt conform het CBS uitgegaan van een matig stedelijk gebied, ligging in het centrum. In deze categorie gelden de in onderstaande tabel opgenomen parkeerkengetallen voor de nieuwe functies (supermarkt/detailhandel en wonen).

Tabel 4.1 Parkeerkengetallen CROW

functie minimaal maximaal per
Supermarkt/detailhandel 2,5 4,0 100 m²bvo
Woningen – goedkoop 1,2 1,3 woning
Woningen – middenduur 1,3 1,5 woning
Woningen – duur 1,5 1,7 woning

De keuze voor de minimale of de maximale parkeerkengetallen hangt samen met allerlei (locatiegebonden) factoren en is ook afhankelijk van de specifieke functie. In het algemeen geldt dat supermarkten een relatief hoog autogebruik kennen waardoor sprake is van een relatief hoge parkeerbehoefte. Daarom wordt voor de nieuw te realiseren supermarkt uitgegaan van het maximale parkeerkengetal op grond van publicatie 182 (CROW 2008) van 4,0 pp/100 m² bvo. De overige detailhandel en supermarktontwikkeling betreft voornamelijk een uitbreiding van het bestaande winkelareaal, waarbij veel dubbelbezoek plaatsvindt met bestaande winkels. Voor deze functies wordt niet aangesloten bij het maximale parkeerkengetal, omdat niet alle bezoekers 'nieuw' zullen zijn, maar reeds bestaande centrumfuncties bezoeken, waardoor de parkeerbehoefte zich in de huidige situatie reeds manifesteert. Wel is het mogelijk dat bezoekers langer in het winkelcentrum blijven, waardoor de parkeerduur toeneemt en er sprake is van een hogere parkeerbehoefte. Daarom zal niet aangesloten worden bij het minimale parkeerkengetal, maar wordt voor de overige winkelfuncties uitgegaan van een gemiddeld parkeerkengetal van 3,0 pp/100 m². Overwegingen daarbij zijn dat:

  • een vergroting van het winkeloppervlak leidt niet per definitie tot een evenredige toename van het aantal (auto)klanten;
  • aansluiten bij het minimale parkeerkengetal een onderschatting van de parkeerbehoefte op zou leveren, omdat de parkeerduur mogelijk toeneemt als gevolg van groter winkeloppervlak;
  • op basis van het parkeeronderzoek 'Evaluatie blauwe zone' (BVA, 2009) blijkt dat er op de piekmomenten aan de randen van het centrum nog restcapaciteit beschikbaar is om eventuele overdruk op te kunnen vangen.

Geconcludeerd wordt dat de nieuwe detailhandel in eigen parkeerbehoefte moet voorzien, maar dat op basis van bovenstaande aangesloten mag worden bij een gemiddeld parkeerkengetal van 3,0 pp/100 m2.

De te realiseren appartementen zijn relatief klein (max 80 m² bruto vloeroppervlak) en vallen in de categorie middenduur. Hiervoor geldt een parkeerkengetal van minimaal 1,3 tot maximaal 1,5 parkeerplaatsen per woning. Om realisatie van grotere appartementen niet geheel uit te sluiten wordt gekozen voor een gemiddeld parkeerkengetal voor middendure en dure woningen van 1,5 parkeerplaats per woning. Daarmee wordt een balans gezocht tussen de hoeveelheid parkeerplaatsen, het aantal en type woningen en de ligging in het centrum. In tabel 4.2 is de parkeerbalans opgenomen.

Naast het feit dat nieuwe functies worden voorzien, zal ook een deel van de bestaande functies worden geamoveerd. Het gaat dan om het amoveren van 13 woningen, detailhandel, een kwekerij aan de Tuinstraat en bedrijfsruimte aan de Keucheniusstraat. Voor de 13 woningen is uitgegaan van het vervallen van 1,5 parkeerplaats per woning en voor de detailhandel is gerekend met 3,0 pp per 100 m2 bvo. Voor de kwekerij is gerekend met de parkeernormen voor bedrijven, zoals opgenomen in de regels van het bestemmingsplan van 2,0 pp/100 m2 bvo.

Daarnaast vervallen een aantal bestaande parkeerplaatsen. Deze bestaande parkeerplaatsen worden gebruikt door diverse functies die behouden blijven. De parkeerplaatsen zullen daarom in de nieuwe situatie teruggebracht moeten worden. Daarnaast moet het parkeerareaal dat in de bestaande parkeergarages aanwezig is ook na samenvoeging van de parkeergarages behouden blijven.

Op grond van bovenstaande onderbouwing is een parkeerbalans opgesteld, welke is weergegeven in tabel 4.2.

Tabel 4.2 Parkeerbalans

functie omvang parkeerkengetal parkeerbehoefte totaal
Supermarkt uitbreiding 800 m² 3,0 pp/100 m² bvo 24,0 pp
Supermarkt nieuw 1.500 m² 4,0 pp/100 m² bvo 60,0 pp
Detailhandel nieuw 8.450 m² 3,0 pp/100 m² bvo 253,5 pp
Appartementen 7 1,5 pp/woning bvo 10,5 pp
Parkeerbehoefte nieuwe functies 348 pp
Vervallen bestaande parkeervoorzieningen 66,0 pp*
Bestaande parkeerplaatsen garages 205,0 pp
Compensatie bestaande parkeerplaatsen 619 pp
verdwijnen 13 woningen x 1,5 pp/woning -20
verdwijnen 300 m2 detailhandel x 3 pp/100 m2 -9
verdwijnen kwekerij 250 m2 x 2 pp/100 m2 -5
verdwijnen bedrijfsruimte 300 m2 x 2 pp/100 m2 -6
Parkeerbehoefte te amoveren functies -40
Totale parkeerbehoefte 579 pp
Te realiseren parkeerplaatsen 590 pp**
Saldo +11

* Dit aantal is samengesteld uit de volgende te vervallen parkeerplaatsen: vervallen boxen (6), plaatsen bij de boxen (8), parkeerplaatsen Ceintuurbaan (6), langsparkeerplaatsen Keucheniusstraat (11), Kerkstraat (14), achter Vershof (3), verdieping achter Blokker (18)

** 505 parkeerplaatsen in kelder en 85 parkeerplaatsen op dek

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling volledig in de eigen parkeerbehoefte voorziet. De parkeerbalans resulteert in een overschot van 11 parkeerplaatsen. Naar verwachting zullen geen knelpunten ten aanzien van parkeren optreden.

Verkeersgeneratie en –afwikkeling

Ten behoeve van de verkeersgeneratie en de verkeersafwikkeling van de uitbreiding van het hoofdwinkelcentrum is door Arcadis een verkeersonderzoek uitgevoerd ('Verkeersafwikkeling centrumplan', Arcadis, 24 februari 2011). Hierin is de verkeersgeneratie van de ontwikkeling berekend en is de verkeersafwikkeling op de direct omringende wegenstructuur onderzocht. Tevens is onderzocht wat de effecten zijn op de belangrijkste kruispunten op de omliggende hoofdverkeersstructuur.

Verkeersafwikkeling parkeergarage

De verkeersafwikkeling van en naar de nieuwe parkeergarages is onderzocht. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van microsimulatie. Tevens zijn voor de omliggende kruispunten capaciteitsberekeningen uitgevoerd. Uit de berekeningen blijkt dat de verkeersafwikkeling van en naar de parkeergarages gewaarborgd is, waarbij de volgende verkeersmaatregelen genomen dienen te worden:

  • in de parkeergarage dient zowel voor inrijdend als uitrijdend verkeer voldoende bufferruimte te worden gecreëerd, zodat geen wachtrijen op de openbare weg ontstaan;
  • op de Ceintuurbaan dient een opstelstrook te worden gerealiseerd voor linksafslaand verkeer vanaf de Naarderstraat naar de parkeergarage;
  • verkeer op de Havenstraat moet voorrang hebben op verkeer vanaf de Kerkstraat;
  • op het kruispunt Naarderstraat/Ceintuurbaan/Havenstraat moet een enkelstrooks rotonde worden gerealiseerd;
  • op het wegvak Ceintuurbaan tussen de Tuinstraat en de Havenstraat moet aan de westzijde een vrijliggend in twee richtingen te berijden fietspad worden gerealiseerd, ter vervanging van het bestaande fietspad aan de oostzijde, zodat conflicten met inrijdend en uitrijdend verkeer en vrachtverkeer van en naar de parkeervoorzieningen worden vermeden.

In de rapportage van Arcadis zijn deze maatregelen doorgerekend voor het drukste uur, waarbij ervan uitgegaan is dat in het drukste uur 75% van het verkeer de parkeergarages in- of uitrijdt. Geconcludeerd wordt dat de verkeersafwikkeling gewaarborgd is.

Omliggende wegenstructuur

De verkeerseffecten op de omliggende wegenstructuur zijn inzichtelijk gemaakt, waarbij met name de kruispunten Engweg/Ceintuurbaan/Nieuwe Bussummerweg en Naarderstraat/Karel Doormanlaan/Crailoseweg zijn onderzocht. Deze kruispunten zijn van belang voor de verkeersafwikkeling van en naar de Ceintuurbaan, omdat het verkeer van en naar het centrum met name via de Ceintuurbaan wordt afgewikkeld. Het kruispunt Karel Doormanlaan/Naarderstraat/Crailoseweg kan geregeld worden met verkeerslichten zoals in de huidige situatie. Deelconflicten (waarbij conflicterende richtingen gelijk groen krijgen) moeten wel worden toegestaan, omdat de cyclustijd anders te hoog wordt. Op lange termijn kan gezocht worden naar maatregelen om de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid op dit kruispunt te optimaliseren.

Geconcludeerd wordt dat de omliggende wegenstructuur de verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling kan opvangen. Voorwaarde is het realiseren van een rotonde op het kruispunt Havenstraat/Naarderstraat/Ceintuurbaan. Aandachtspunten in de verkeersafwikkeling zijn het kruispunt Ceintuurbaan/Nieuwe Bussummerweg/Engweg (met name voor langzaam verkeer) en het kruispunt Karel Doormanlaan/Naarderstraat/Crailoseweg. Het verkeer kan op deze kruispunten afgewikkeld worden, maar op termijn moet bekeken worden of maatregelen mogelijk zijn om de verkeersafwikkeling en –veiligheid op deze kruispunten te optimaliseren.

Verkeersgegevens

In het kader van het bestemmingsplan worden onderzoeken luchtkwaliteit en geluidshinder uitgevoerd. Hiervoor zijn verkeersgegevens noodzakelijk, met een tijdshorizon van 10 jaar (planperiode). Deze verkeersprognoses worden primair ontleend aan de Verkeers- en Milieukaart (VMK). In de VMK zijn verkeersgegevens voor 2009 en 2020 opgenomen. De VMK vormt het instrument waarmee milieuonderzoeken worden uitgevoerd. Op basis van de verkeersintensiteiten uit de VMK en de verkeersgeneratie van de ontwikkeling worden verkeersprognoses opgesteld voor het prognosejaar 2023. Deze prognoses worden gebruikt voor de milieuonderzoeken. Ondanks het feit dat de VMK tussen 2009 en 2020 uitgaat van een beperkte autonome verkeersgroei, blijkt op basis van verkeerstellingen uit het verleden dat er op het wegennet in Huizen geen sprake is van verkeersgroei. Daarom wordt voor het prognosejaar 2023 uitgegaan van de verkeersgegevens voor 2009, opgehoogd met de toename als gevolg van de ontwikkeling. In onderstaande tabel zijn de historische verkeerstellingen van de Ceintuurbaan en de Naarderstraat weergegeven. Hieruit blijkt dat er sprake is van een stabilisatie van de verkeersintensiteit. Het niet toepassen van een autonoom groeipercentage is daarom gerechtvaardigd. In de rapportage van Arcadis is eveneens geen rekening gehouden met een autonome verkeersgroei.

Tabel 4.3 Historische verkeersgegevens

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Verschil gemiddelde 2001-2007 versus 2009
Ceintuur-baan
telpunt 17
9.850 8.880 8.830 9.150 7.440 - 8.890 - 8.610 -230 mvt/etmaal
Naarder-straat
telpunt 18
10.770 10.000 9.590 9.840 9.540 8.810 10.340 - 9.640 -201 mvt/etmaal

In onderstaande tabel zijn de verkeersgegevens weergegeven voor het prognosejaar 2023. Hierbij is rekening gehouden met de verkeersgeneratie van de ontwikkeling, welke op basis van de rapportage van Arcadis is bepaald op circa 3.000 mvt/etmaal en waarbij uitgegaan is van een verkeersverdeling van 30% via de Naarderstraat en 70% via de Ceintuurbaan.

Tabel 4.4 Verkeersgegevens

VMK 2009 zonder ontwikkeling (weekdag) 2023 zonder ontwikkeling (weekdag) 2023 incl. ontwikkeling (weekdag)
Ceintuurbaan
Engweg – Tuinstraat 7.330 7.330 9.430
Tuinstraat – Havenstraat 8.505 8.505 10.605
Naarderstraat 9.886 9.886 10.786
Havenstraat – De Ruyterstraat
Tuinstraat 2.702 2.702 2.702*

* De verkeersintensiteit op de Tuinstraat zal beperkt toenemen als gevolg van de nieuwe woonfuncties. Anderzijds verdwijnen bestaande functies langs de Tuinstraat en wordt de Keucheniusstraat niet meer op de Tuinstraat aangesloten. Hierdoor zal per saldo sprake zijn van een afname van de verkeersintensiteit. In het kader van een worstcasebenadering wordt dezelfde intensiteit als die zonder de ontwikkeling aangehouden.

4.2 Wegverkeerslawaai

Beleid en normstelling

Het vigerende beleid met betrekking tot geluidshinder is vastgelegd in de Wet geluidhinder, ministeriële besluiten en jurisprudentie en in artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Een toelichting hierop komt in deze paragraaf aan de orde, toegespitst op de situatie in dit ruimtelijke plan.

Geluidszones langs wegen

Langs alle wegen bevinden zich ingevolge de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen en rond het plangebied zijn 30 km/h-wegen aanwezig die op basis van hun snelheidsregime niet-gezoneerd zijn.

Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg, gemeten vanuit de kant van de weg. Onder stedelijk gebied wordt verstaan: 'het gebied binnen de bebouwde kom, doch met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen zone van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens' (art. 1 Wgh). De zonebreedte is afhankelijk van een binnen- of buitenstedelijke ligging van de weg en het aantal rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de kant van de weg.

De ontwikkeling is gelegen binnen de geluidszones van de Ceintuurbaan, de Naarderstraat en de Nieuwe Bussummerweg. Deze wegen hebben twee rijstroken, een binnenstedelijke ligging en derhalve een geluidszone van 200 m.

Normstelling

In onderhavig plan zijn de volgende relevante situaties aan de orde:

  • nieuwe situatie (nieuwe woningen versus bestaande wegen);
  • reconstructiesituatie:
    1. 1. reconstructie Ceintuurbaan ter hoogte van aansluiting hellingbaan parkeerterrein;
    2. 2. reconstructie kruispunt Ceintuurbaan/Naarderstraat als rotonde.

Nieuwe situaties: voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarden

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde. Voor nieuwe situaties (nieuwe wegen of nieuwe woningen) bedraagt deze 48 dB.

De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen), maatregelen aan de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels), vliesgevels of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger.

Zijn deze maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen hogere waarde vaststellen. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). De uiterste grenswaarde voor de nieuwe woningen bedraagt 63 dB. Indien de uiterste grenswaarde wordt overschreden en maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting aan de bron of in het overdrachtsgebied niet mogelijk of doeltreffend zijn, dienen maatregelen aan de zijde van de geluidsontvanger te worden genomen, zoals het toepassen van een dove gevel. Daarnaast dient altijd de wettelijke binnenwaarde te worden gegarandeerd. Het kan daarvoor noodzakelijk zijn dat geluidsisolerende gevelmaatregelen worden genomen. In het kader van de ruimtelijke procedures komen echter alleen de maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied aan de orde. De gevelmaatregelen komen pas aan de orde in het kader van de daadwerkelijke realisatie van de ontwikkeling. Hieraan wordt bijvoorbeeld getoetst bij een bouwaanvraag. Ten behoeve van de binnenwaardeberekeningen in het kader van de bouwaanvraag is een overzicht van de gecumuleerde geluidsbelasting aan het bestemmingsplan toegevoegd (zie bijlage 5 bij de toelichting).

30 km/h-wegen

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter wel inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn.

Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan een wettelijk kader aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als richtwaarde gehanteerd en geldt de uiterste grenswaarde van 63 dB als maximaal aanvaardbare waarde.

Reconstructies: voorkeursgrenswaarde en plafondwaarden

Volgens de Wet geluidhinder is er sprake van een reconstructie indien als gevolg van fysieke wijzigingen aan een weg de geluidsbelasting aan de gevels van geluidsgevoelige bestemmingen met 1,5 dB of meer toeneemt (afgerond 2 dB). Daarbij geldt dat, wanneer de feitelijke heersende geluidsbelasting voor reconstructie lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, de verhoging moet worden berekend vanaf 48 dB. Onder een fysieke wijziging aan of op de weg wordt onder meer verstaan een wijziging van het profiel of het wegdek, wijziging van de maximumsnelheid of verschuiving van de wegas waarbij de bestaande weg wordt opgeheven. Ook een nieuwe aansluiting op een bestaande weg wordt als reconstructie van die bestaande weg gezien. Een wijziging van alleen de verkeersintensiteiten of de samenstelling van het verkeer is niet aan te merken als reconstructie.

De periode waarover de geluidsbelasting moet worden berekend, is die tussen het jaar vóór de reconstructie en 10 jaar na reconstructie. Het gaat dus niet per definitie om iedere weg waar een aanpassing plaatsvindt. Alleen indien in deze periode de geluidsbelasting met meer dan 2 dB is toegenomen èn indien de geluidsbelasting na reconstructie 48 dB of meer bedraagt, is er sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wet geluidhinder.

De geluidsbelasting aan de gevels van bestaande woningen mag in principe niet met meer dan maximaal 5 dB toenemen. Ook hierbij geldt dat, wanneer de feitelijke heersende geluidsbelasting voor reconstructie lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, de verhoging berekend moet worden vanaf 48 dB. Een toename met meer dan 5 dB is in uitzonderingsgevallen mogelijk, onder meer in de situatie wanneer als gevolg van de reconstructie de geluidsbelasting van een ten minste gelijk aantal woningen langs andere wegen met een ten minste gelijke waarde daalt.

De voorwaarden die verder aan de hogere waarde is verbonden, is dat de vast te stellen hogere waarde niet hoger is dan bepaalde plafondwaarden.

Tabel 4.5 Geluidsnormen voor woningen bij reconstructie

voorkeursgrenswaarde plafondwaarde
heersende geluidsbelasting < 48 dB 48 dB Max + 5 dB tenzij:
- elders vermindering gelijk aantal woningen
- financiële middelen voor terugbrengen gewaarborgd
< 68 dB; maar als eerder hogere waarde > 68 dB vastgesteld, die waarde
eerder hogere waarde vastgesteld > 48 dB
- buitenstedelijk
- stedelijk
laagste van:
- heersende waarde vóór reconstructie
- eerder vastgestelde waarde


- 58 dB
- 63 dB
weg aanwezig, aanleg of geprojecteerd op 1-1-2007, niet eerder hogere waarde vastgesteld en heersende geluidsbelasting > 48 dB heersende waarde voor reconstructie max + 5 dB tenzij:
- elders vermindering gelijk aantal woningen
- financiële middelen voor terugbrengen gewaarborgd
niet eerder hogere waarde vastgesteld en heersende geluidsbelasting < 53 dB
- buitenstedelijk
- stedelijk
heersende waarde voor reconstructie


- 58 dB
- 63 dB

Het wettelijk onderzoeksgebied strekt zich uit aan weerszijden van het te reconstrueren wegvak over het deel waarop de feitelijke reconstructie betrekking heeft. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken van de weg en de ligging van de weg (binnenstedelijk of stedelijk). In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient ook het effect op de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies langs die wegdelen te worden onderzocht, waar ten gevolge van de reconstructie een wijziging in de omvang van het verkeer of in de verkeerssamenstelling optreedt. Vervolgens dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze geluidstoename aanvaardbaar is. Als grens voor een relevante wijziging kan worden uitgegaan van een toename van minimaal 20% van de verkeersomvang. Boven de 20% (bij 25%) neemt de geluidsbelasting met circa 1 dB toe. Nader onderzoek naar effecten is dan wenselijk. Onder 20% toename van de verkeersomvang blijft de toename van de geluidshinder beneden de 1 dB. Voor het menselijk oor is deze toename nauwelijks hoorbaar en kan akoestisch onderzoek achterwege blijven.

Aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder

Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Op grond van artikel 3.6 uit het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (RMG 2006) geldt voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of meer geldt een aftrek van 2 dB. Op alle in deze rapportage genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld.

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode II (SRM II) conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (RMG 2006). De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 5 bij de toelichting. Voor de berekeningen is voor de betreffende wegen uitgegaan van de verkeersgegevens zoals weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 4.6 Verkeersintensiteiten

wegvak 2011 2023
Ceintuurbaan
Nieuwe Kerklaan - Engweg 13.572 15.672
Engweg – Tuinstraat 7.330 9.430
Tuinstraat – Havenstraat 8.505 10.605
Naarderstraat 9.886 10.786
Tuinstraat
Ceintuurbaan – Lindenlaan 2.702 2.702
Lindenlaan – Meentweg 2.947 2.947
Kerkstraat 2.117 3.6171
Havenstraat
Ceintuurbaan – Kerkstraat 4.794 6.294
Kerkstraat – Voorbaan 4.794 4.794
Koningin Julianastraat 946 946
Nieuwe Bussummerweg 7.877 7.877

Resultaten

Nieuwe woningen ten opzichte van gezoneerde wegen

De geluidsbelasting op de nieuwe woningen aan de Tuinstraat en de woningen op de hoek Keucheniusstraat - Kerkstraat bedraagt ten gevolge van de gezoneerde Ceintuurbaan maximaal 48 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Ten gevolge van de Nieuwe Bussummerweg bedraagt de maximale geluidsbelasting 35 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Voor de nieuwe woningen zijn geen vervolgprocedures ingevolge de Wgh vereist. De resultaten zijn opgenomen in bijlage 5 bij de toelichting.

Nieuwe woningen ten opzichte van 30 km/h-wegen

Voor de nieuwe woningen is de Tuinstraat en de Kerkstraat relevant. De Kerkstraat zal ter plaatse van de nieuwe woningen op de hoek Kerstraat-Keucheniusstraat als voetgangersgebied worden ingericht, waardoor er geen sprake is van wegverkeerslawaai. Ten aanzien van de woningen aan de Tuinstraat blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van de Tuinstraat hoger ligt dan de richtwaarde van 48 dB. De maximaal optredende geluidsbelasting bedraagt 59 dB. De maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB wordt niet overschreden. In bijlage 5 bij de toelichting zijn de resultaten van de Tuinstraat en Kerkstraat weergegeven.

Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting in de vorm van het vervangen van de klinkerverharding door asfalt stuit op verkeerskundige bezwaren. Klinkerverharding past bij de uitstraling van een verblijfsgebied en heeft een snelheidsreducerend effect. Het terugdringen van de verkeersintensiteit of het toepassen van geluidsschermen stuit op bezwaren van verkeerskundige respectievelijk financiële en stedenbouwkundige aard. Bovendien wordt de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB niet overschreden. Het akoestisch klimaat ten gevolge van de Tuinstraat is aanvaardbaar.

Reconstructieonderzoek

Ten gevolge van de reconstructie van de Ceintuurbaan/Naarderstraat neemt de geluidsbelasting op een aantal bestaande woningen toe met 1,50 dB ten opzichte van de heersende waarde. In tabel 4.7 is een overzicht opgenomen van de woningen waar sprake is van een toename van 1,50 dB of meer en waar de heersende waarde meer dan 48 dB is. Voor deze woningen is wettelijk sprake van reconstructie, omdat de geluidsbelasting toeneemt met meer dan 1,50 dB en de woningen binnen de wettelijke reconstructiezone van de Ceintuurbaan/Naarderstraat liggen. Op de gevels van de overige woningen binnen de wettelijke reconstructiezone is geen sprake van een toename van 1,50 dB of meer en derhalve geen sprake van reconstructie. De resultaten zijn opgenomen in bijlage 5 bij de toelichting.

Tabel 4.7 Resultaten reconstructieonderzoek

Adres Geluidsbelasting 2011 Geluidsbelasting 2023 Toename Hoogst optredende geluidsbelasting
Tuinstraat 26 55,30 dB 56,82 dB +1,52 dB 59 dB
Havenstraat 1 51,57 dB 55,13 dB +3,56 dB 58 dB
Naarderstraat 2* 54,06 dB 56,15 dB +2,09 dB 56 dB
Kerkstraat 2* 55,62 dB 60,26 dB +4,64 dB 60 dB

* Voor deze woningen wordt uitsluitend uitgegaan van de geluidsbelasting op de verdieping (waarneemhoogte 4,5 m), omdat de begane grond geen woonfunctie kent. Op de verdieping is wel (juridisch-planologisch) sprake van een woonfunctie.

Uitstralingseffect

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt tevens onderzocht wat het uitstralingseffect is van de reconstructie. Zoals eerder gesteld worden wegvakken onderzocht waar sprake is van een intensiteittoename van 20% of meer. Deze toename doet zich voor op de Ceintuurbaan tussen de Engweg en de Tuinstraat, op de Kerkstraat en de Havenstraat tussen de Ceintuurbaan en de Kerkstraat. Daarom wordt naast de wegvakken waar sprake is van reconstructieonderzoek, aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd. Op grond van de Wgh is hiervoor geen wettelijk toetsingskader, maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening dient dit inzichtelijk te worden gemaakt. Voor de toetsing wordt aangesloten bij de normstelling in de Wgh voor reconstructiesituaties.

Akoestisch onderzoek is uitgevoerd ter plaatse van de adressen Ceintuurbaan 2a, 4 en 13 t/m 19, Kerkstraat 2 t/m 18 en Havenstraat 1. Ten gevolge van de Kerkstraat is sprake van een geluidstoename van 2,34 dB. Deze toename overschrijdt de grenswaarde voor reconstructie (toename 1,50 dB) in beperkte mate, maar is lager dan de maximaal aanvaardbare toename van 5 dB. Aangezien de Kerkstraat een binnenstedelijke 30 km/h-weg is en daarmee een verblijfskarakter heeft, is het toepassen van andere wegdekverharding (zoals asfalt) of geluidsschermen niet mogelijk of doelmatig. Bovendien overschrijdt de geprognosticeerde geluidsbelasting de maximaal aanvaardbare geluidsbelasting van 63 dB niet. Het akoestisch klimaat wordt derhalve aanvaardbaar geacht.

Ten gevolge van het onderzoek naar uitstralingseffect op de Havenstraat en de Ceintuurbaan is geen sprake van toename van 1,50 dB of meer. De hoogste toename bedraagt respectievelijk 0,98 en 1,08 dB.

Gesteld wordt dat er ten gevolge van het uitstralingseffect sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Gedetailleerde berekeningsresultaten zijn opgenomen in bijlage 5 bij de toelichting.

Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting

Ten gevolge van de wegvakken waar fysieke wijzigingen plaatsvinden, is sprake van reconstructiesituaties, omdat de geluidsbelasting met 1,50 dB of meer toeneemt. Hiervoor is vaststelling van hogere waarden noodzakelijk. Ten behoeve hiervan dient afgewogen te worden of maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting mogelijk of doelmatig zijn.

De geluidsbelasting op de gevels van de woningen kan worden gereduceerd door maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied. Er is een aantal maatregelen aan de bron denkbaar. De eerste mogelijkheid is het beperken van de verkeersomvang, de snelheid of wijziging van de samenstelling van het verkeer. Deze maatregelen zijn alleen mogelijk als de functie van de weg wordt gewijzigd. Dit stuit op overwegende bezwaren van verkeers- en vervoerskundige aard. De Ceintuurbaan en de Naarderstraat behoren tot de hoofdverkeerstructuur van Huizen. De functie als ontsluitingsweg dient ten behoeve van een goede bereikbaarheid te worden behouden.

Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van een geluidsreducerende wegdekverharding bijvoorbeeld het herasfalteren van de Naarderstraat/Ceintuurbaan met dunne deklagen B en het uitvoeren van de rotonde met een geluidsreducerende deklaag. Gezien de vele draaibewegingen en het optrekken en afremmen op rotondes zal hier sprake zijn van veel wringend verkeer. Bij toepassen van dunne deklagen leidt dit tot overmatige slijtage. Wel is mogelijk het geluidsreducerende wegdektype SMA 0/6 toe te passen. In onderstaande tabel zijn de resultaten weergegeven bij toepassing van dunne deklagen B op de wegvakken en SMA 0/6 op de rotonde.

Tabel 4.8 Resultaten maatregelenonderzoek

Adres Geluidsbelasting 2011 Geluidsbelasting 2023 Toename Hoogst optredende geluidsbelasting
Tuinstraat 26 55,30 dB 52,57 dB -2,73 dB n.v.t.
Havenstraat 1 51,57 dB 53,58 dB +2,01 dB 54 dB
Naarderstraat 2 54,06 dB 53,98 dB -0,08 dB n.v.t.
Kerkstraat 2 55,62 dB 59,08 dB +3,46 dB 59 dB

Op basis van bovenstaande tabel blijkt dat na toepassen van maatregelen ter hoogte van de nieuwe rotonde nog steeds sprake is van reconstructie. De geluidsbelasting reduceert met circa 1,50 dB, maar neemt nog steeds met 1,50 dB of meer toe ten opzichte van de heersende geluidsbelasting. Ter plaatse van de woning Tuinstraat 26 en Naarderstraat 2 is echter geen sprake meer van een toename van 1,50 dB of meer, waardoor een hogere waarde voor deze woningen bij toepassen van maatregelen niet meer noodzakelijk is.

De kosten voor het vervangen van het asfalt bedragen circa € 80.000. Bovendien is geluidsreducerend asfalt niet voor alle woningen doelmatig om de geluidsbelasting terug te brengen tot een toename van maximaal 1,49 dB en zijn hogere waarden nog steeds noodzakelijk. Het toepassen van geluidsreducerend asfalt is derhalve niet doelmatig.

Maatregelen in het overdrachtsgebied in de vorm van geluidsafschermende voorzieningen (scherm of wal) stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige en verkeerskundige aard. Dergelijke geluidsafschermende voorzieningen zijn in binnenstedelijk gebied vrijwel niet stedenbouwkundig inpasbaar. Bovendien zijn de geluidsafschermende voorzieningen onvoldoende doeltreffend. Doordat de geluidsafschermende voorziening dient te worden onderbroken ter plaatse van de aansluitende wegen en de perceelaansluitingen, wordt het effect van de afscherming voor een belangrijk deel teniet gedaan. Bovendien leidt toepassen van schermen tot verminderd uitzicht op de omliggende wegen. Dit stuit op bezwaren met betrekking tot de verkeersveiligheid.

Geconcludeerd kan worden dat maatregelen om de geluidsbelasting op de gevel van de bestaande woningen ten gevolge van de reconstructiesituaties te reduceren niet mogelijk of doelmatig zijn. Daarnaast overschrijdt de geluidsbelasting de uiterste grenswaarde niet. Maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied zijn niet mogelijk of stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Conclusie

Aangezien het akoestisch klimaat aanvaardbaar wordt geacht en de uiterste grenswaarde niet wordt overschreden dient het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen hogere waarden vast te stellen voor de in onderstaande tabel opgenomen woningen.

Tabel 4.9 Hogere waarde

Adres Hogere waarde
Tuinstraat 26 59 dB
Havenstraat 1 58 dB
Naarderstraat 2 56 dB
Kerkstraat 2 60 dB
  1. 1. Verkeersintensiteiten op grond van de VMK. Aangezien de Kerkstraat autoluw wordt ingericht, zal de verkeersintensiteit in werkelijkheid lager liggen en beperkt blijven tot het verkeer uit de parkeergarage en ten behoeve van laden en lossen, conform de verkeersrapportage van Arcadis.

4.3 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.10 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2)1) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10)2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ vanaf 11 juni 2011

1) De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.

2) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (Wm) kunnen bestuursorganen bevoegdheden uitoefenen die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit zoals de vaststelling van een bestemmingsplan. Bij de uitoefening van deze bevoegdheden moet worden aangetoond dat wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uit de Wm. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij ruimtelijke besluiten uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied en omgeving.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.

In de ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde concentraties van stikstofdioxiden en fijn stof maatgevend. Specifieke situaties kunnen aanleiding geven tot het beoordelen van het effect op de concentratie van overige luchtverontreinigende stoffen. Voor parkeergarages geldt dat een verhoogde concentratie van benzeen voor kan komen als gevolg van het starten van auto's en als gevolg van parkeerbewegingen. Voor parkeergarages die zijn ontworpen conform NEN 2443 'Parkeren en stallen van personenauto's op terreinen en in garages' geldt echter dat er voldoende maatregelen zijn opgenomen in het ontwerp waarmee wordt voorkomen dat de concentratie benzeen lokaal sterk toeneemt. Na toepassing van de maatregelen conform de NEN (mechanische ventilatie) treedt er in geen geval een overschrijding van de jaargemiddelde grenswaarde op.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling van het hoofdwinkelcentrum heeft vanwege de verkeers- aantrekkende werking een effect op de luchtkwaliteit. Gelet op de omvang van de ontwikkeling is het in beginsel mogelijk dat het plan 'in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit, de bijdrage aan de luchtkwaliteit bedraagt mogelijk 3% of meer van de grenswaarden voor NO2 en PM10. Ten behoeve van het bestemmingsplan is daarom een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd door Witteveen+Bos (herberekening luchtkwaliteit, 10 oktober 2011). Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2 bij de toelichting. In het onderzoek zijn luchtkwaliteitsberekeningen uitgevoerd voor de Ceintuurbaan (twee wegvakken) en het Prins Bernardplein omdat dit maatgevende wegen zijn voor luchtkwaliteit in en in de omgeving van het plangebied. Uit het onderzoek blijkt dat langs deze maatgevende wegen na uitvoering van het plan ruimschoots, zowel in 2013 als in 2023, aan de grenswaarden voor NO2 en PM10 wordt voldaan.

De ondergrondse parkeergarage wordt uitgevoerd conform de vereisten uit NEN 2443 (mechanisch geventileerde parkeergarage) zodat een toetsing aan de jaargemiddelde grenswaarden voor benzeen achterwege kan blijven. Door Infomil (het kenniscentrum voor milieuwetgeving van de VNG en het IPO) wordt bevestigd dat in dergelijke gevallen een luchtkwaliteitsberekening voor benzeen, bij de ingang/uitgang van de parkeergarage, niet noodzakelijk is. Voor heel Nederland geldt dat de achtergrondconcentraties voor benzeen ruimschoots beneden de jaargemiddelde grenswaarde zijn gelegen.

Conclusie

Op grond van de resultaten van het luchtkwaliteitsonderzoek wordt geconcludeerd dat nabij de maatgevende wegen voor luchtkwaliteit wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Omdat direct langs de weg wordt voldaan is dat ook op grotere afstand van de weg het geval, concentraties van verontreinigende stoffen nemen immers af naarmate de afstand tot de weg toeneemt. Geconcludeerd wordt dat de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteit, de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.4 Bodemkwaliteit

Beleid en normstelling

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Dat geldt voor oude gevallen van bodemverontreiniging die voor 1987 zijn ontstaan. Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geld dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek

Op basis van historische gegevens en eerder uitgevoerde verkennende bodemonderzoeken geldt voor de centrumlocatie dat ernstige verontreinigingen niet worden verwacht. Omdat deze onderzoeken ouder zijn dan vijf jaar zijn de resultaten niet meer te gebruiken bij het indienen van een omgevingsvergunningaanvraag voor bouwen.

Gelet op voorgenomen uitbreiding van de parkeergarage en de overige ruimtelijke ontwikkelingen is ten behoeve van het bestemmingsplan een actueel historisch bodemonderzoek uitgevoerd door Milieutechniek ZVS Eemnes BV (bijlage 8 bij de toelichting). De beschikbare gegevens zijn in dit onderzoek opnieuw geïnventariseerd. De uitvoering van een volledig verkennend bodemonderzoek is pas goed mogelijk nadat de sloop van de bestaande bebouwing heeft plaatsgevonden. In het historisch onderzoek is een tabel opgenomen met enkele verdachte deellocaties. Omdat een gedeelte van de bebouwing blijft staan hoeven deze niet allemaal te worden onderzocht. Verder kan bij meerdere verdachte deellocaties het bodemonderzoek worden beperkt tot het verifiëren of deze locaties de bodem ter plaatse van de beoogde nieuwbouw niet negatief heeft beïnvloed.

Geadviseerd wordt om een iventariserend bodem- en asbestonderzoek uit te voeren ter plaatse van de beoogde nieuwbouw, waarbij rekening wordt gehouden met de verdachte deellocaties.

Conclusie

Uit het historsich onderzoek blijkt dat er enkele verdachte deellocaties zijn. Geadviseerd wordt om ter plaatse van de beoogde nieuwbouw een inventariserend bodem- en asbestonderzoek uit te voeren. Bij de omgevingsvergunningaanvraag of -aanvragen wordt een inventariserend asbest- en bodemonderzoek uitgevoerd.

4.5 Kabels En Leidingen

In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig. Wel zijn er diverse telecommunicatiekabels aanwezig en lopen hoogspanningskabels (HS) naar het station Keucheniusstraat. Indien de betreffende kabels tijdig worden verlegd - voorafgaand aan realisatie van het plan - vormen deze geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.6 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

De gemeente Huizen beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid. Deze beleidsvisie bevat het samenhangend beleid ten aanzien van externe veiligheid. De beleidsvisie is kader stellend voor het nemen van ruimtelijke besluiten en het verlenen van vergunningen waarbij externe veiligheid in het geding is.

Onderzoek

Het plan maakt geen risicorelevante bedrijfsactiviteiten mogelijk. In de omgeving van het plangebied zijn ook geen risicorelevante inrichtingen gelegen. Over wegen rond het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats, deze wegen maken geen deel uit de van de gemeentelijke routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Verder zijn er geen buisleidingen aanwezig voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid is niet relevant voor het voorliggende bestemmingsplan en staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

4.7 Bedrijven En Milieuzonering

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door omliggende bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van milieugevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' of 'rustig buitengebied'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies reeds naast elkaar voorkomen of gewenst zijn, zoals centrumgebieden, wordt niet gebruikgemaakt van richtafstanden. Deze gebieden worden getypeerd als gebieden met functiemenging. Voor deze gebieden wordt een Staat van Functiemenging gehanteerd waarin per bedrijfsactiviteit wordt aangegeven in welke mate deze direct naast, boven of onder woningen toelaatbaar is. In bijlage 3 bij de toelichting, is een toelichting op de Staat van Functiemenging opgenomen.

Onderzoek

In het plangebied is aan de Ceintuurbaan een bedrijf toegestaan waar een autoreparatie- en servicebedrijf mogelijk is. De algemene toelaatbaarheid bedraagt categorie B1, deze categorie is direct naast woningen mogelijk. Binnen de overige bestemmingen worden geen bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt, behoudens een tweetal locaties waar uitsluitend opslag is toegestaan.

Met het plan wordt de ontwikkeling van detailhandel (waaronder supermarkten) naast bestaande en nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Op grond van de VNG publicatie bedrijven en milieuhinder moet ook voor supermarkten een richtafstand worden aangehouden ten opzichte van woningen. Deze richtafstand bedraagt 10 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Het plangebied wordt echter getypeerd als een centrumgebied waar menging van functies gewenst is. Detailhandelsactiviteiten zijn in een dergelijk gebied direct naast, boven of beneden woningen toegestaan, ervan uitgaande dat bouwkundige maatregelen voldoende zijn bij het voorkomen van milieuhinder.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden ingegaan op het woon- en leefklimaat ter plaatse van de bestaande en beoogde woningen als gevolg van de beoogde supermarkten. Bij de beoogde activiteiten is geluid het maatgevend milieuaspect. Voor het plan is daarom een akoestisch onderzoek uitgevoerd door Witteveen+Bos. Het akoestisch onderzoek is in zijn geheel opgenomen in bijlage 4 bij de toelichting. De uitkomsten van het onderzoek worden getoetst aan de geluidnormen die zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit. Voor enkele bronnen geldt dat het toetsingskader voor geluid uit het Activiteitenbesluit niet van toepassing is, deze bronnen zijn onderzocht in het kader van een goede ruimtelijke ordening. In het rapport worden de toetsingskaders opgesomd.

Uitgangspunten onderzoek

Uitgangspunt is dat er na uitvoering van het bestemmingsplan twee supermarkten aanwezig zijn, de reeds bestaande Albert Heijn en een tweede supermarkt. Beide supermarkten worden bevoorraad via een expeditiezone die bovenop de beoogde winkels wordt gerealiseerd. Dit expeditiedek is te bereiken via een hellingbaan die tevens wordt gebruikt voor personenauto's van en naar het beoogde parkeerdek. Voor de locatie van de geluidbronnen en het aantal bronnen, stationaire bronnen en mobiele bronnen, is een aanname gedaan aangezien er nog geen ontwerp is gemaakt voor de supermarkten en de beoogde woningen. In tabel 4.1 en 4.2 van het akoestisch onderzoek is een overzicht van de beschouwde bronnen opgenomen. De ontvangerpunten zijn geplaatst op basis van de bestemmingsgrenzen en bouwhoogtes.

Verder is in de noordwesthoek van het centrumgebied een driehoekig perceel beschikbaar voor bevoorrading van de bestaande winkels. Ten zuiden daarvan is op grond van de gemengde bestemming tevens de ontwikkeling van woningbouw mogelijk. De activiteiten in verband met de bevoorrading ter plaatse van het driehoekige perceel zijn niet meegenomen in het akoestisch onderzoek omdat deze activiteiten nog niet bekend zijn. Gelet op de geringe omvang van de activiteiten wordt er geen knelpunt verwacht.

Resultaten onderzoek

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat op enkele punten in het plangebied een overschrijding plaatsvindt van de grenswaarden voor het equivalente geluidniveau. Dit is het gevolg van manoeuvrerende vrachtwagens met koeling in de dag-, avond- en nachtperiode. Ook piekniveaus zorgen voor een overschrijding, dit is het gevolg van het gebruik van rolcontainers, winkelwagens en vrachtwagens in de nachtperiode.

Daarnaast is er sprake van indirecte hinder als gevolg van vrachtwagens en personenwagens op de hellingbaan en de verbinding met het expeditiedek. Hiervoor geldt dat ter plaatse van enkele woningen niet aan de streefwaarden voor indirecte hinder uit de Circulaire 'geluidshinder veroorzaakt door wegverkeer van en naar de inrichting' wordt voldaan, zowel de piekniveaus als de equivalente geluidniveaus.

Er is ook onderzoek gedaan naar de geluiduitstraling van het parkeerdek voor personenauto's als gevolg van parkeerbewegingen, slaan met autoportieren en de aanwezigheid van een aanbiedplaats voor glas. Hiervoor geldt dat ruimschoots aan de streefwaarden voor het equivalente geluidniveau wordt voldaan. Dat geldt echter niet voor de piekniveaus.

Maatregelen

In verband met de berekende overschrijdingen van betreffende waarden voor het equivalent geluidniveau en het piekniveau is onderzoek gedaan naar het effect van maatregelen. Het overzicht van maatregelen waarmee kan worden voldaan is in onderstaande tabel opgenomen.

bron beoordelingsniveau maatregel*
vrachtwagenbewegingen expeditiezone equivalent geluidniveau geen bevoorrading in de nachtperiode (24:00 tot 07:00)
scherm langs expeditiedek met een hoogte van 4 m
piekniveau vlakke overgang losplaats en laadklep
scherm naast ingang supermarkt
scherm naast expeditiedek van 6,5 tot 9 m
vrachtwagenbewegingen
hellingbaan (indirecte hinder)
equivalent en piekniveau geen bevoorrading in de nachtperiode
schermen van 4,5 m langs de hellingbaan en het expeditiedek
parkeerdek (dichtslaande portieren, glasbak) piekniveau muur westzijde parkeerplaats met een hoogte van 1 m
verzonken glasbak

* Genoemde hoogtes zijn gemeten ten opzichte van het expeditiedek/parkeerdek.

Vertaling naar bestemmingsplan

Bovengenoemde maatregelen geven aan onder welke voorwaarden er sprake is van een goede ruimtelijke situatie bij uitvoering van de voorgenomen activiteiten binnen en buiten de beoogde supermarkten. Enkele van deze voorwaarden zijn ruimtelijk relevant en daarom verwerkt in het bestemmingsplan:

  • In het bestemmingsplan zijn op de betreffende locaties schermen mogelijk gemaakt met een hoogte die overeenkomt met de benodigde bouwhoogte. Dit geldt voor zowel het parkeerdek (westzijde), de hellingbaan (noordzijde), het verlengde van de hellingbaan zuidzijde), het expeditiedek (rondom) en de beoogde ingang van de nieuw te realiseren supermarkt.
  • Aan de zuidzijde van de beoogde hellingbaan is bebouwing mogelijk gemaakt die voor de afschermende werking zorgt waarmee in het onderzoek is gerekend.

Uit het onderzoek blijkt dat de overschrijdingen van de geluidwaarden worden voorkomen indien er geen bevoorrading van de supermarkten in de nachtperiode plaatsvindt. Hiervoor zouden maatwerkvoorschriften moeten worden opgesteld in het kader van de milieumelding. Het is echter niet bekend of de bevoorrading voor 07:00 in de ochtend nodig is voor een goede bedrijfsvoering. Als deze maatregel wordt uitgevoerd, dan kan de hoogte van de schermen worden aangepast of kan een overkapping van het expeditiedek achterwege blijven.

Teneinde het akoestisch binnenklimaat te verbeteren, los van de geluidbelasting op de gevel, kan bij de bouw van de beoogde woningen worden overwogen om een betere geluidwering toe te passen dan minimaal is verplicht op grond van het Bouwbesluit. Dit verhoogt de kwaliteit van het binnenklimaat.

De beoogde parkeergarage is niet opgenomen in het akoestisch onderzoek. Het betreft een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Hierop is het toetsingskader voor geluid uit het Activiteitenbesluit van toepassing. Er is echter geen akoestisch onderzoek nodig, de verkeersbewegingen op de openbare weg vormen de maatgevende bron (tot aan de ingang van de parkeergarage) en deze zijn meegenomen in het wegverkeerslawaaionderzoek.

Conclusie

Door het opnemen van een milieuzonering voor de bedrijfslocatie aan de Ceintuurbaan wordt toekomstige milieuhinder voorkomen. Uit het akoestisch onderzoek, dat is uitgevoerd voor de beide beoogde supermarkten, blijkt dat na het treffen van maatregelen sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De maatregelen betreffen voornamelijk overdrachtsmaatregelen in de vorm van schermen of afschermende werking van gebouwen. Tevens blijkt uit het onderzoek dat de beoogde supermarkten bij een normale bedrijfsvoering aan het toetsingskader voor geluid uit het Activiteitenbesluit kunnen voldoen. Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuhinder de uitvoering van het plan niet in de weg staat. In het milieuspoor vindt per inrichting een daadwerkelijke afstemming met de omgeving plaats.

4.8 Horeca

Beleid en normstelling

Om de horecafunctie te reguleren wordt in het bestemmingsplan gebruikgemaakt van horeca-zonering met behulp van een Staat van Horeca-activiteiten. Dat is een lijst waarin de meest voorkomende horeca-activiteiten op grond van de potentiële milieuhinder zijn ingedeeld in enkele categorieën. In de voorliggende toelichting wordt onderbouwd welke categorie activiteiten algemeen toelaatbaar is, gelet op de aard van het gebied.

Bij de aanwezigheid van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en dat horecavoorzieningen op een gewenste locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Vergelijkbaar met de zonering van bedrijfsactiviteiten wordt daarbij gebruikgemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten (SvH). De SvH bestaat uit een lijst van horeca-activiteiten die is gerangschikt naar mate van hinderlijkheid. Er is vooral gekeken naar het aspect geluidshinder en de verkeersaantrekkende werking van de onderscheiden categorieën. Per gebied wordt vastgesteld welke categorie van horecavoorzieningen algemeen toelaatbaar wordt geacht. De Staat van Horeca-activiteiten is opgenomen in bijlage 1 bij de planregels.

Onderzoek

In het centrumgebied is de aanwezigheid van horecavoorzieningen gewenst. Vanwege de nabijheid van woningen wordt ter plaatse horeca tot en met categorie 1a van de SvH algemeen toegestaan. Horeca uit een hogere categorie dan de algemene toelaatbaarheid is mogelijk gemaakt door middel van een specifieke aanduiding. Op enkele specifieke locaties worden horeca-activiteiten tot en met categorie 2 van de SvH toegestaan. Dit betreffen onder andere cafés. Op deze manier wordt de toename van middelzware horeca gelimiteerd.

Conclusie

Het aspect horeca staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. Door het vastleggen van de toelaatbaarheid van horeca-activiteiten binnen het plangebied, wordt onaanvaardbare hinder voorkomen.

4.9 Waterhuishouding

Waterbeheer en watertoets

In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand.

Het binnendijkse plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, Waternet neemt daarbij de uitvoering van het waterbeheer voor zijn rekening. Het waterbeheer in het Gooimeer wordt gevoerd door de waterbeheerders, vervolgens zijn de aandachtspunten en opmerkingen van de waterbeheerders verwerkt in het plan.

Beleid

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.

Rijksbeleid

Het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel (NBW-actueel, 2008) is een actualisatie van het oorspronkelijke NBW uit 2003. Het betreft een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van WB21 en KRW zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. In de actualisatie uit 2008 is meer nadruk gelegd op klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave, ontwikkelingen in de woningbouw en infrastructuur en de implementatie van de Kaderrichtlijn Water.

Provinciaal beleid

In het Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2006-2010, Bewust omgaan met water wordt de provinciale visie weergegeven op het waterhuishoudingsbeleid. Het plan beschrijft op hoofdlijnen de functies van het oppervlaktewater en onderscheidt de grondgebruikcategorieën die de waterschappen moeten faciliteren. Door de ontwikkelingen in het nationale en Europese beleid, is de beleidsaanpak wezenlijk veranderd. Klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling hebben steeds meer invloed op het beheer van ons water. Veiligheid, wateroverlast en -tekort, waterkwaliteit en grond- en drinkwater zijn de vier waterthema's.

Inwoners en bedrijven dienen te allen tijde optimaal beschermd te zijn tegen overstromingen en wateroverlast. Uiterlijk in 2015 moet het watersysteem op orde zijn zodat het in staat is om de neerslaghoeveelheden op te vangen. Daarnaast mag de waterkwaliteit zeker niet meer verslechteren. De waterkwaliteitsdoelen worden gesteld conform de Europese Kaderrichtlijn Water. Daarnaast worden kosteneffectieve 'altijd goed'-maatregelen uitgevoerd gericht op het voorkomen van verslechtering en het behalen van de waterkwaliteitsdoelen.

Beleid Hoogheemraadschap

Het Hoogheemraadschap streeft naar 'droge voeten en schoon water op peil', zoals geformuleerd in het Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2010-2015. Het Hoogheemraadschap maakt in de betreffende periode een omschakeling naar een nieuwe manier van werken. Daarbij wordt de Europese Kaderrichtlijn Water geïmplementeerd, worden acties opgezet om klimaatsverandering en de wateroverlastproblemen als gevolg daarvan het hoofd te kunnen bieden en wordt gestreefd naar kosteneffectieve maatregelen voor de afvalwaterketen.

In de Handreiking Watertoets (2009) van de Rijksoverheid zijn de uitgangspunten aangegeven voor het afstemmen van ruimtelijke plannen op het watersysteem.

Tot slot geldt vanaf 1 december 2011, de Keur 2011 van het Hoogheemraadschap.

Gemeentelijk beleid

Het stedelijk Waterplan Huizen 2006-2015 (2005) biedt een visie op het watersysteem in de planperiode. In het Waterplan is de huidige watersituatie vastgelegd en zijn verbeterpunten benoemd. Dit heeft geleid tot een aantal maatregelen, die door de gemeente en AGV binnen de planperiode tot uitvoer zullen worden gebracht. Het streven is een goed functionerend stedelijk watersysteem en een vergroting van de ecologische waarde en daarmee de belevings- en gebruikswaarde van het water.

De gemeente Huizen stelt momenteel een gemeentelijk rioleringsplan op. In dit plan wordt aangegeven hoe om te gaan met bestaande aansluitingen en aansluitingen bij nieuwbouw. Bij nieuwbouw dient zoveel mogelijk van een gescheiden stelsel te worden uitgegaan. Voor particulieren geldt dat zij hemelwater op eigen terrein verwerken.

Huidige situatie water

Het plangebied bestaat uit het centrumgebied van Huizen. Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, tuinen en openbaar groen. In het plangebied zijn geen afzonderlijke watergangen aanwezig.

Bodem en grondwater

Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied. In deze gebieden beschermt de provincie de kwaliteit van het grondwater. Dit gebeurt door het stellen van regels aan landgebruik of door risicovolle vormen van landgebruik te verbieden. Er gelden in het plangebied geen bijzondere beperkingen c.q. aanvullende regels met betrekking tot bescherming van het grondwater.

De gemiddeld hoogste grondwaterstand ligt ter plaatse meer dan 3,20 m beneden maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand ligt meer dan 4,00 m beneden maaiveld.

Waterkwantiteit

Er lopen geen watergangen door het plangebied en overig oppervlaktewater is evenmin aanwezig.

Waterkwaliteit

Binnen het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen.

Veiligheid en waterkeringen

Binnen het plangebied bevinden zich geen primaire of secundaire waterkeringen.

Afvalwater en riolering

Binnen het plangebied is sprake van een gemengd rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Dit met uitzondering van de uitbreiding van het hoofdwinkelcentrum aan de Keucheniusstraat. In de bestaande situatie is dit gebied grotendeels verhard met uitzondering van tuinen en de locatie waar in het verleden het kaaspakhuis heeft gestaan. Die locatie mag overigens op grond van het vigerende bestemmingsplan wel bebouwd worden.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moet worden gecompenseerd conform waterschapsbeleid. Er is sprake van een toename van het verhard oppervlak met circa 2500 m². Bij een toename van meer dan 1000 m² in stedelijk gebied geldt er een vergunningsplicht op grond van de Keur en dient de toename aan verharding te worden gecompenseerd. In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig voor het opvangen en vasthouden van hemelwater. Voor compensatie wordt gedacht aan het toepassen van waterpasserende bestrating in het aanpalende gebied ter plaatse van de Trompstraat en de Ruyterstraat over een oppervlak van 3700 m². Daarnaast worden in 2012 enkele straten in de Zeeheldenbuurt heringericht waarbij een oppervlak van ca 4500 m² aan open verharding wordt gerealiseerd. Een dergelijke bestrating is recent toegepast in de Arie de Waalstraat over een oppervlak van 2000 m². Met deze gerealiseerde en uit te voeren herinrichtingsmaatregelen wordt voldaan aan de compensatieplicht.

Verder is het van belang om bij eventuele ontwikkelingen diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

De aanleg van de parkeergarage is mogelijk van invloed op het grondwater. Dit wordt nog onderzocht. Indien noodzakelijk worden er passende maatregelen genomen om ongewenste effecten tegen te gaan. De eventueel te nemen maatregelen worden in overleg met het Hoogheemraadschap besproken.

Beheer en onderhoud

Voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem dient bij het Waterschap op basis van de Keur een watervergunning te worden aangevraagd. Dit geldt bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van water naar het oppervlaktewater.

Conclusie

De realisatie van het voorgenomen plan leidt tot een toename van het verhard oppervlak met circa 2500 m². Hiervoor is een keurvergunning van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht nodig. Hemelwater wordt op eigen terrein opgevangen en afgevoerd naar een gemengd rioolstelsel. Compensatie voor toename van het verhard oppervlak wordt ondervangen door de aanleg van open verharding in de directe omgeving. De parkeergarage is mogelijk van invloed op het grondwater. Dit wordt nog onderzocht. Eventueel te nemen maatregelen vinden plaats in overleg met het Hoogheemraadschap.

4.10 Ecologie

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat vooral uit bebouwing en verharding. In de tuinen en rondom de kerk is groen aanwezig. Aan de Keucheniusstraat ligt een terrein braak, hierop is een ruige vegetatie en wat kleine bomen aanwezig.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een winkelcentrum. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • verwijderen beplanting en bomen;
  • sloopwerkzaamheden;
  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze natuurgebieden liggen op relatief grote afstand van het plangebied. Tussen het plangebied en deze natuurgebieden liggen woonwijken en diverse infrastructuur, zodat verstoring vanuit het plangebied op gaat in de reeds bestaande verstoring. De natuurgebieden worden dan ook niet beïnvloed door de ontwikkeling van het winkelcentrum. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een winkelcentrum. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Deze soorten zijn waarschijnlijk in het plangebied aanwezig, dit dient nader onderzocht te worden. Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd.
  • Tevens is nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen (tabel 3 Bijlage IV HR) noodzakelijk. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen, primaire foerageergebieden of vaste vliegroutes van vleermuizen aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.

4.11 Archeologie En Cultuurhistorie

4.11.1 Archeologie

Regelgeving en beleid

Wet archeologische monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem, omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder betaalt' voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Beleidsnota archeologie Huizen (december 2009)

In dit document wordt beschreven op welke wijze de gemeente Huizen, naar aanleiding van de herziening van de Monumentenwet 1988, verantwoordelijkheid neemt voor het eigen bodemarchief. Met de wetsherziening is het voor gemeenten verplicht bij bodemingrepen van enige omvang het behoud van archeologische waarden af te wegen tegen andere belangen. De ontwikkelings- en bewoningsgeschiedenis wordt in de beleidsnota archeologie per gebied beschreven. Daarna wordt voor ieder gebied de relatieve archeologische waarde bepaald.

Op basis van deze waardebepalingen zijn de archeologiegebieden in één van de zes categorieën 'archeologisch waardevol gebied' ingedeeld. De categorieën kennen elk twee vrijstellingscriteria. Alleen indien beide criteria worden overschreden geldt de plicht tot het laten doen van archeologisch onderzoek. In de andere gevallen geldt vrijstelling van die plicht.

Erfgoedverordening gemeente Huizen 2011

In de erfgoedverordening is het beleid juridisch vertaald. De uitgangspunten uit de verordening worden in de bestemmingsplannen vertaald. Bij de vaststelling van de Erfgoedverordening is ook de gemeentelijke archeologische waardenkaart vastgesteld waarop de verschillende archeologiegebieden zijn aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHWC2011-VG02_0006.jpg"

Analyse

In het plangebied zijn 2 verwachtingswaarden aanwezig en er is 1 locatie (Oude Kerk) waarbij archeologisch onderzoek bij elke bodemroering moet plaatsvinden.

Kerkterrein (oranje kleur)

Ter plaatse van het kerkterrein en kerkhof is een bijzonder archeologieregime van kracht vanwege de aanwezigheid van veel belangwekkende archeologische bodemsporen en begravingen op een relatief klein oppervlakte. Bij alle niet reguliere grondroerende werkzaamheden in de bodem van het kerkterrein moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van archeologische waarden, ook bij grondroerende werkzaamheden tijdens restauratiewerk.

De tweede categorie (donkergele kleur)

De historische dorpskern valt onder de tweede categorie archeologische verwachtingsgebieden. Gelet op archeologische waarnemingen en opgravingen in andere delen van Noord-Holland, is aangetoond dat dorpskernen vrijwel overal belangrijke archeologische waarden bevatten. In de historische dorpskern kunnen sporen van huizen en gebouwen worden verwacht. In de ondergrond van de terreinen zijn sporen te verwachten van bewoning rond een brink. Voorts geldt in het algemeen dat in de bestaande bebouwing van vóór 1945 nog onbekende bouwhistorische waarden aanwezig kunnen zijn.

De vierde categorie (donkerblauw)

Een deel van het plangebied valt onder deze categorie. Het betreft hier de 20e-eeuwse uitbreidingswijken op de Huizer stuwwal en de lager gelegen gronden. Er kunnen hier en daar zowel resten aanwezig zijn van prehistorische als van middeleeuwse of latere bewoning, waarvan de positie van tevoren niet of moeilijk is in te schatten. In geval van grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm en met een omvang van meer dan 2500 m² dient rekening gehouden te worden met archeologie.

Onderzoek

De Stichting Cultureel Erfgoed Noord-Holland heeft bureau-onderzoek (Bureauonderzoek naar de archeologische waarde van het plangebied Keucheniusstraat, 10 maart 2009) uitgevoerd ten aanzien van de kans op het aantreffen van archeologische sporen. Het onderzoek concentreert zich uitsluitend op het te ontwikkelen gedeelte rondom de Keucheniusstraat. Geconcludeerd wordt dat de historische kern van Huizen op de flank ligt van een stuwwal, wat voor mensen altijd een aantrekkelijke plek is geweest om te wonen. Uit oude kaarten blijkt dat het plangebied vanaf de 19e eeuw intensief bewoond is geweest. Daarnaast is het mogelijk dat er bewoning is geweest vanaf de oude steentijd (Paleolithicum).

Om deze reden wordt ter plaatse van de ontwikkeling verkennend booronderzoek geadviseerd. Ter plekke van het gesloopte kaaspakhuis is geen onderzoek noodzakelijk omdat de grond hier reeds verstoord is. Indien er vindplaatsen worden aangetroffen, wordt aangeraden om over te gaan tot karterend onderzoek vanaf een diepte 0,5 m tot en met 3 m beneden maaiveld.

Conclusie

Het bestemmingsplan heeft gedeeltelijk een consoliderend karakter en kent een ontwikkellocatie. In het bestemmingsplan wordt middels de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie gewaarborgd dat archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd alvorens wordt overgegaan tot bouw- en graafwerkzaamheden. In het onderzoeksrapport van Stichting Cultureel Erfgoed Noord-Holland wordt geadviseerd om verkennend booronderzoek uit te voeren ter plaatse van de ontwikkelingen aan de Keucheniusstraat. Het opnemen van de dubbelbestemming(en) Waarde - Archeologie biedt voldoende bescherming tegen ongewenste activiteiten in de betreffende gronden.

4.11.2 Cultuurhistorie

Een gedeelte van het plan is aangewezen als Gemeentelijk Beschermd Dorpsgezicht. In bijlage 3 bij de regels is een uitgebreide beschrijving opgenomen van gebieden die in het voorliggende plan als Gemeentelijk Beschermd Dorpsgezicht worden aangewezen. In deze gebieden zijn zodanige waardevolle cultuurhistorische elementen aanwezig dat ervoor is gekozen weinig uitbreidingsmogelijkheden te bieden.

In het plangebied is verder een groot aantal rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig alsook karakteristieke panden (ook buiten het beschermd dorpsgezicht). De gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden zijn als zodanig door de gemeenteraad aangewezen op 9 december 1993. Voor deze panden is een beschermende regeling opgenomen in die zin dat de goot- en bouwhoogten en dakhellingen van deze panden niet meer mogen bedragen dan de bestaande waarden.

4.12 Mer-regelgeving

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusies

De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied zouden kunnen worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingstraject conform categorie D11.1 uit de D-lijst in de bijlage bij het Besluit m.e.r. Gelet op de kenmerken van het plan (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken naar de verschillende milieuaspecten zoals deze in de voorgaande paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In het algemeen kan worden gesteld dat in dit bestemmingsplan wordt gestreefd naar bescherming en versterking van de aanwezige kwaliteiten enerzijds en naar verankering van de uitbreiding van het kernwinkelgebied aan de Keucheniusstraat anderzijds. Er wordt voorzien in enige flexibiliteit, daar waar dat ruimtelijk verantwoord is. Het gaat hier met name om uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bebouwing. Om de gebruiksmogelijkheden van percelen niet onnodig te beperken worden daar waar dit niet leidt tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteiten uitbreidingsmogelijkheden geboden. Hierbij is veelal aangesloten bij regelingen uit het vorige bestemmingsplan. Het zoveel mogelijk voorkomen van afwijkingsmogelijkheden bevordert de rechtszekerheid. Het kan echter wenselijk zijn om enkele bouw- en/of gebruiksmogelijkheden op te nemen in de vorm van afwijkingsmogelijkheden zodat er een extra toetsingsmoment is.

5.2 Planregels

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.2.2 Bestemmingsregels

Bedrijf en Bedrijf - Nutsvoorziening (artikel 3 en 4)

In het gebied is één bedrijfsgebouw aanwezig dat uitsluitend gebruikt mag worden voor opslag. Dit gebouw is als zodanig bestemd. Een tweede gebouw heeft naar aanleiding van een inspraakreactie de aanduiding 'gemengd' gekregen. Hiermee wordt naast opslag ook publieksgerichte dienstverlening en kantoor mogelijk gemaakt. De bestaande openbare nutsvoorzieningen in het plangebied zijn voorzien van de bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening.

Centrum - 1, - 2 en - 3 (artikel 5 t/m 7)

De bestemming Centrum - 1 is opgenomen voor alleen het bestaande centrumgebied. Binnen deze bestemming zijn detailhandel en publieksgerichte dienstverlening (alleen op de verdieping, tenzij bestaand) algemeen toegestaan alsmede horeca in ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten en het wonen op de verdieping. Overige horeca is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bestaande vestigingen, rondom het Oude Raadhuisplein en in het westelijk deel van de Kerkstraat. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Er zijn verder specifieke gebruiksregels geformuleerd om ongewenste activiteiten uit te sluiten.

De bestemming Centrum - 2 is opgenomen ten behoeve van de centrumontwikkeling rondom de Keucheniusstraat. Hier zijn enkele specifieke bepalingen van toepassing. Zo is het maximale programma begrensd, is met aanduidingen aangegeven waar het parkeerdek en de parkeergarage komt en is wonen uitsluitend toegestaan aan de Tuinstraat en op de hoek Kerkstraat/Keucheniusstraat. Omdat het ontwerp nog niet is uitgewerkt, is er bovendien flexibiliteit ingebouwd ten aanzien van de locatie en de breedte van de Keucheniusstraat. Een reservering voor de Keucheniusstraat is middels een aanduiding op de kaart weergegeven.

De bestemming Centrum - 3 is opgenomen ten behoeve van het gebied ingesloten door de Havenstraat, Voorbaan, Kerkstraat en Raadhuisstraat waarvoor in het vigerende bestemmingsplan – met behoud van de karakteristiek – mogelijkheden worden geboden voor ontwikkelingen die in het onderhavige bestemmingsplan zijn overgenomen.

Gemengd (artikel 8)

De bestemming Gemengd is opgenomen ter plaatse van gronden waar zowel woningen als andere functies zijn toegestaan (detailhandel, publieksgerichte dienstverlening etc.). Voor de Kwik-fit aan de Ceintuurbaan is een specifieke aanduiding opgenomen. Hier mag ook bedrijvigheid in ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' plaatsvinden. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Langs de Ceintuurbaan is overigens geen detailhandel toegestaan en zijn nieuwe woningen ook uitgesloten.

Groen (artikel 9)

Binnen het plangebied komt uitsluitend structureel groen voor aan de voor- en achterzijde van de Oude Kerk. Deze gedeelten heeft dan ook een groenbestemming gekregen. Binnen deze bestemming zijn naast groenvoorzieningen ook speelvoorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en andere onderschikte voorzieningen toegestaan. Op de bestemming Groen achter de kerk is verder de aanduiding 'parkeergarage' opgenomen in verband met de ondergrondse parkeergarage. Verder is er alleen sprake van verkeersbegeleidend groen, dit is mogelijk binnen de bestemmingen Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied.

Maatschappelijk (artikel 10)

De in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Het gaat binnen het gebied om de Oude Kerk en het 'dienstencentrum' aan de Waterstraat. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van beperkte gebouwtjes zoals fietsenbergingen.

Tuin (artikel 11)

De bestemming 'Tuin' is toegekend aan de voor- en zijtuinen bij woningen en gemengde bestemmingen. Het gaat hier om de delen van de tuinen waar in principe geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Op een aantal locaties zijn kleine aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig. Deze mogen behouden blijven en worden vernieuwd of herbouwd voor zover deze met een bouw- of omgevingsvergunning zijn gerealiseerd. In een aantal gevallen hebben percelen niet of nauwelijks bouwmogelijkheden op grond van het bestemmingsplan. Het betreft voornamelijk gevallen waarbij er sprake is van een zeer kleine achtertuin, of zelfs gevallen waarbij de gronden enkel een 'Tuin' bestemming hebben. In deze gevallen is er in het bestemmingsplan een aanduiding opgenomen voor de bouw van een klein bijgebouw.

Verkeer, Verkeer - Garageboxen en Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 12 t/m 14)

De Ceintuurbaan heeft de bestemming Verkeer. De overige wegen, alle 30 km/h-wegen, hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Binnen beide bestemmingen vallen de openbare ruimten en eventuele groenvoorzieningen.

Ten behoeve van de ontwikkeling rondom de Keucheniusstraat zijn enkele specifieke aanduidingen opgenomen om de toegang tot de parkeergebieden en de bevoorradingsruimte aan te duiden.

Binnen de bestemming Verkeer - Garageboxen zijn de aanwezige garageboxen in het plangebied toegestaan. Naast de stalling van voertuigen is de opslag voor huishoudelijk gebruik toegestaan.

Wonen (artikel 15)

Na Centrum is 'Wonen' de meest voorkomende en daarmee eveneens een belangrijke bestemming in het plangebied. De hoofdgebouwen zijn opgenomen en toegestaan in de bouwvlakken, buiten de bouwvlakken zijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan binnen de daarvoor geldende regels.

Eventuele beroepen-aan-huis zijn onder voorwaarden toegestaan: zo moet het beroep worden uitgeoefend door de bewoner en moet de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijven. Voor het uitoefenen van bedrijven aan huis heeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om via een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan.

Karakteristieke panden (en monumenten) hebben een aanduiding 'cultuurhistorische waarden' gekregen. Met deze aanduiding gelden er aanvullende regels, zodat ongewenste vergrotingen en/of verandering aan de betreffende panden voorkomen wordt.

Voor de bebouwing op het erf (de gronden buiten het bouwvlak die tot de bestemming Wonen behoren) is geregeld dat ten hoogste 50% van deze gronden mag worden bebouwd, met een maximum van 40 m². Indien de oppervlakte van het erf groter is dan 200 m², bedraagt het maximum bebouwingsoppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 60 m².

Voor percelen die kleiner zijn dan 200 m² is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor een bebouwingsoppervlakte van 60 m². De afwijking mag niet leiden tot onevenredige schaduwwerking en/of zichthinder voor aangrenzende percelen.

De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m. De goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag vermeerderd met 25 cm. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 4,5 m. Er is binnen de regels een mogelijkheid opgenomen om af te wijken van deze hoogte, tot een bouwhoogte van maximaal 5,5 m, indien deze grotere hoogte niet leidt tot onevenredige schaduwwerking en/of zichthinder. De regelingen zijn veel ruimer dan in het vigerende plan. Ze sluiten aan op het huidige beleid voor erfbebouwing.

Waarde - Archeologie - 1, - 2 en - 3 (artikel 16 t/m 18)

Bij ruimtelijke inrichting en ontwikkelingen in het plangebied moet worden gezocht naar beschermings- en inpassingsmogelijkheden van eventuele archeologische waarden. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gehanteerd voor de gebieden die op de Gemeentelijke archeologische waardenkaart zijn aangegeven zoals uiteengezet in paragraaf 4.11.

Waarde - Cultuurhistorie (artikel 19)

Delen van het plangebied zijn aangewezen als Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht. Voor deze gebieden is een dubbelbestemming opgenomen waarbij zoveel mogelijk de bestaande karakteristieke elementen gehandhaafd worden. In het kader van het bestemmingsplan Dorp is een onderzoek verricht naar eventuele uitbreiding van het beschermde dorpsgezicht. Op basis van dit onderzoek is het gemeentelijk beschermd dorpsgezicht uitgebreid. Dat geldt niet voor dit bestemmingsplan Hoofdwinkelcentrum, wel is hier een stukje beschermd dorpsgezicht bijgekomen dat eerst in bestemmingsplan Dorp lag. De karakteristieken van de verschillende gebieden zijn beschreven in de bij de regels behorende bijlage 3 'Toelichting beschermd dorpsgezicht'.

De dubbelbestemming kent een sloopregeling en een aanlegregeling waarmee ongewenste sloop- of aanlegactiviteiten kunnen worden voorkomen. In overleg met de gemeentelijke welstandscommissie (tevens monumentencommissie) kunnen bepaalde activiteiten wel uitgevoerd worden. Voorwaarde is dat de cultuurhistorische elementen zoveel mogelijk gehandhaafd worden.

5.2.3 Algemene regels

Antidubbeltelregel (artikel 20)

Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (artikel 21)

Bij globale bestemmingsplannen bestaat de kans dat bij toetsing van bouwaanvragen sprake is van aanvullende werking van de bouwverordening, omdat het bestemmingsplan ter zake van de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening (zoals rooilijnen) niets regelt. Deze aanvullende werking kan ongewenst zijn, omdat het bestemmingsplan met opzet globaal is gehouden ten aanzien van deze onderwerpen. Dit artikel voorkomt dat bepalingen uit de bouwverordening alsnog van toepassing kunnen zijn.

Algemene afwijkingsregels (artikel 22)

Voor ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan en voor nutsvoorzieningen zijn algemene afwijkingsregels opgenomen. De onderhavige regeling voorziet in verband met de gewenste duidelijkheid, in een objectieve begrenzing van het toepassingsbereik van de afwijking.

Algemene wijzigingsregels (artikel 23)

In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.

Overige regels (artikel 24)

Werking wettelijke regelingen

In dit artikel is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de planregels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

In de planregels bij bestemmingsplannen wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling, een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. Zo ook in dit bestemmingsplan. Sinds jaar en dag mag van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd en heeft de Afdeling er bezwaren tegen dat een plan impliciet kan worden gewijzigd, zoals het geval kan zijn als zonder verdere aanduiding een van-toepassingverklaring van een wettelijke regeling in de planregels is opgenomen. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold.

Parkeren

In paragraaf 4.1 (verkeer en parkeren) is een onderbouwing opgenomen voor de belangrijkste parkeernormen voor dit plangebied (detailhandel en wonen) zoals die in de regels zijn opgenomen. Naast de tabel met parkeernormen gelden er nog andere regels met betrekking tot compensatie en wijze van berekenen. Ook zijn er afwijkingsmogelijkheden ingebouwd om, indien noodzakelijk, onderbouwd te kunnen afwijken van de opgenomen parkeernormen.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 25)

Enkele bouwmogelijkheden in afwijking van de regels blijven bestaan voor gebouwen die afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd met een vergunning. Bestaande afwijkingen mogen niet worden vergroot. Uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bevoegd gezag. Lid 2 betreft de overgangsregels met betrekking tot het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het gebruik is slechts toegestaan indien de afwijzing hierdoor niet wordt vergroot.

Slotregel (artikel 26)

Het laatste artikel van de planregels betreft de slotregel van het onderliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is deels consoliderend van aard, dat wil zeggen dat uitgegaan wordt van de bestaande situatie. Binnen het plangebied komt verder de ontwikkeling van het hoofdwinkelcentrum voor. Het plan biedt derhalve nieuwe bouwmogelijkheden zoals bedoeld in artikel 6.12 lid 1 Wro. Dit betekent dat de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan tevens een exploitatieplan moet vaststellen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie (inzake bouw- en woonrijp maken, nutsvoorzieningen, inrichting openbare ruimte etc.) anderszins is verzekerd. Dit kan door het sluiten van een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en alle grondeigenaren binnen het te ontwikkelen gebied. Ten behoeve van deze ontwikkeling is een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met twee partijen. Omdat nog niet met alle eigenaren overeenstemming is bereikt is voorts een exploitatieplan opgesteld zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Dit exploitatieplan stelt de gemeente in staat -en is opgesteld- om kosten die betrekking hebben op de grondexploitatie (bouw- en woonrijpmaken en alle daaraan gerelateerde kosten zoals onderzoekskosten, kosten ambtelijk apparaat, etc. conform de kostensoorten uit de Bro 6.2.3 t/m 6.2.6) publiekrechtelijk te verhalen op ontwikkelende partijen voor zover met partijen hieromtrent nog geen overeenkomst is gesloten. Kosten die betrekking hebben op het te ontwikkelen vastgoed vallen hierbuiten.

De kosten met betrekking tot de grondexploitatie worden gedekt uit de opbrengsten van de bouwrijpe kavels en is voor dat onderdeel van de planontwikkeling economisch uitvoerbaar. De parkeergarage is onderdeel van de vastgoedontwikkeling en niet van de grondexploitatie waar het exploitatieplan betrekking op heeft. De gemeente heeft in haar vastgestelde begroting gelden gereserveerd voor de ontwikkeling van de parkeergarage. De ontwikkelingen van het hoofdwinkelcentrum is derhalve economisch uitvoerbaar.

Naast het hoofdwinkelcentrum zijn er enkele nieuw bouwmogelijkheden die dusdanig kleinschalig zijn dat geen sprake is van een bouwmogelijkheid conform de Wro. Het betreft enkele uitbreidingen van gebouwen (waaronder detailhandel). De –beperkte- kosten die de gemeente maakt worden via de legesverordening in rekening gebracht bij de initiatiefnemer. De gemeente hoeft voor deze bouwmogelijkheden geen exploitatieplan vast te stellen en is voornemens dit ook niet te doen.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft voor een ieder ter inzage gelegen van 17 oktober 2011 tot en met 7 november 2011. Op 1 november 2011 is er daarnaast een inspraakavond georganiseerd. Het verslag van deze inspraakavond is opgenomen als bijlage 9 bij de toelichting.

Inspraakavond

Zoals uit het verslag van de inspraakavond valt op te maken, kunnen deze reacties samengevat worden in:

  • reacties vanuit de individuele winkeliers/bewoners van bovenwoningen over de specifieke veranderingen voor hun bedrijfsvoering/woonsituatie;
  • meer specifieke reacties zoals de suggestie voor een hogere bebouwing aan de Tuinstraat; bedenkingen tegen de hogere bebouwing op de hoek Keucheniusstraat/ Kerkstraat (hoogte accent) en exacte markering van de uitgang van de parkeerkelder in de Kerkstraat (Vrienden v/h oude dorp).

Ten aanzien van deze reacties wordt in de eerste plaats verwezen naar hetgeen tijdens de avond door de vertegenwoordigers van de gemeente, de architect en de projectontwikkelaars is geantwoord.

Toegezegd is dat er nog een afzonderlijk overleg met de betrokken ondernemers zal worden gevoerd om de meest passende oplossing voor hun situatie te bespreken. Dat geldt ook voor overleg dat door de projectontwikkelaar met individuele rechthebbenden/bewoners over gebruikswijzigingen/vervangende voorzieningen zal worden gevoerd.

De geopperde hogere bebouwing aan de Tuinstraat is geen optie vanwege de gewenste aansluiting bij omringende dorpsbebouwing. Op de exacte plek en vormgeving van de uitgang van de parkeergarage in de Kerkstraat wordt nog gestudeerd. Inzet is deze uitgang zo dicht mogelijk bij de toekomstige rotonde te situeren en een zorgvuldige inpassing in het als voetgangersgebied in te richten openbaar gebied, te verzekeren. De mogelijk hogere bebouwing op de hoek Kerkstraat/ Keucheniusstraat is zeker niet bedoeld als volledige bouwlaag maar het geven van een “hoogteaccent” om een referentiebeeld met een stuk Huizer historie te realiseren.

Inspraakreacties

  1. 1. Inspreker 1

Samengevat wordt hierin twijfel geuit over de werkelijke ambitie van de gemeente met dit plan en de financieel/economische haalbaarheid daarvan; gevraagd wordt naar de onafhankelijkheid van het onderzoekbureau, de uitgevoerde geluidberekening ook in relatie tot het perceel Arie de Waalstrraat 3, de te treffen maatregelen voor koelcondensators en ventilatoren; maatregelen tegen horeca-overlast en hangjongeren bij parkeergarage; maatregelen tegen overlast tijdens de bouw; mogelijk instellen van eenrichtingsverkeer op de Arie de Waalstraat; doortrekken bestaande hoge begroeiing langs begraafplaats tot Arie de Waalstraa; inhoud en hantering beeldkwaliteitsplan ook t.a.v. de op- en afritten parkeerdek en geluidwerende schermen en de betekenis van de verruiming van de gebruiksmogelijkheden voor het perceel Kwik Fit.

Reactie Gemeente

Doelstelling en uitgangspunten van het bestemmingsplan zijn nauwkeurig geformuleerd. Via de samenwerkingsovereenkomst met de ontwikkelaars is de daadwerkelijke realisatie verzekerd. Er zijn geen serieuze aanwijzingen dat aan de daadwerkelijke haalbaarheid van de plannen moet worden getwijfeld. De gemeente heeft daarvoor ook wat de eigen inbreng betreft de nodige budgettaire reserveringen gedaan. De uitgevoerde geluidberekeningen zijn in opdracht van de gemeente door een onafhankelijk deskundig bureau uitgevoerd. Conform de wettelijke voorschriften wordt voor de geluidbelasting uitgegaan van de berekende waarde. De wettelijke geluidzone van de Ceintuurbaan is hierin meegenomen. De aangehouden berekeningswijze voor toename van de geluidbelasting bij toename van de verkeersomvang is een alom aanvaarde en op ervaring gebaseerde methodiek. Het perceel Arie de Waalstraat 3 valt buiten de geluidzone en is daarom niet in deze berekening meegenomen. Er is geen rechtsgrond om voor dit perceel maatregelen te nemen. Te nemen geluidwerende maatregelen voor bedoelde koelcondensators en ventilatoren worden op bouwplanniveau op basis van het Activiteitenbesluit voorgeschreven. De aangehouden venstertijd voor de bevoorrading is gebaseerd op de milieuwetgeving. Maatregelen t.a.v. de openbare orde (horeca-overlast/overlast hangjongeren) kunnen op het geëigende moment zeker overwogen worden. In acht te nemen maatregelen worden niet via het bestemmingsplan getroffen. Vermijden van overlast tijdens de bouw zal te zijner tijd nadrukkelijk punt van aandacht zijn en op effectieve wijze in de vorm van een uitvoeringsplan gestalte krijgen. Voor het doortrekken van de hoge begroeiing langs de begraafplaats wordt op voorhand geen duidelijke aanleiding gezien. Het treffen van bedoelde verkeersmaatregel voor de Arie de Waalstraat zal in een later stadium worden bezien zoals het verkeersonderzoek suggereert. Het bestemmingsplan staat hieraan niet in de weg.

Het beeldkwalitieitsplan beoogt de gemeentelijke visie op dit punt op hoofdlijnen weer te geven waarbij op bouwplanniveau aan de hand van de welstandstoetsing nog een nadere beoordeling zal plaatsvinden. Verdere detaillering is in dit stadium ten aanzien van de aangegeven plangedeelten bezwaarlijk te geven. Intentie is hier wel tot goed bij het dorpsbeeld passende oplossingen te komen. Brandpreventieve eisen komen op bouwplanniveau specifiek aan de orde. Bij de bedoelde ruimere gebruiksfuncties voor het perceel van Kwik Fit gaat het niet om zwaardere bedrijfsfuncties maar om functies als kantoren, dienstverlening en wonen.

Conclusie

Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerp bestemmingsplan.

  1. 2. Inspreker 2

Samengevat worden hierin bedenkingen geuit tegen de voorgestelde planopzet die o.a. voorziet in een supermarkt op de verdieping met noodzakelijke ontsluiting via een hellingbaan, de impact daarvan voor het woonklimaat en de consequenties daarvan voor de verkeersintensiteit en verkeersveiligheid op de Ceintuurbaan, de milieurisico 's door verslechtering van de luchtkwaliteit en verlies van uitzicht vanuit de woning.

Reactie gemeente

Onderkend wordt dat uitvoering van de plannen zeker grote impact heeft voor de woonsituatie van bewoners aan de Tuinstraat en Ceintuurbaan. Op basis van eerder geformuleerde planologische kaders o.a. bij de structuurvisie Uitbreiding hoofdwinkelcentrum, is uitgegaan van een planopzet zoals thans voorzien. Wel is op basis van uitgebreid onderzoek onderbouwd dat de consequenties daarvan op verkeerskundig gebied maar ook wat betreft geluid en luchtkwaliteit in voldoende mate kunnen worden beheerst middels te treffen maatregelen en voorzieningen of dat overigens ook aan de geldende normen kan worden voldaan. Verwezen zij op dit punt naar de overgelegde onderzoeksrapporten en het uitgebreide overleg dat ook binnen de klankbordgroep over de te treffen verkeersmaatregelen (verkeersontsluiting, bevoorrading) is gevoerd. Met de uitvoering van de in het verkeersonderzoek aanbevolen maatregelen, waarmee ook de gemeenteraad heeft ingestemd, kan een goede en veilige verkeersafwikkeling op de Ceintuurbaan worden verzekerd. De verkeersintensiteit op de Tuinstraat zal in de nieuwe situatie zeker wat betreft het vrachtverkeer, aanmerkelijk verminderen.

Wat betreft de afscherming van de hellingbaan en het parkeer- en expeditiedek zal zeker naar een esthetisch passende oplossing worden gezocht. Voor de hellingbaan wordt daarbij ook gedacht aan passende begroeiing waarmee het beeld van een groene wand zal ontstaan. Ook wordt bezien of door bepaalde bouwkundige oplossingen zoals overbouwing of inpassing van bebouwing aan de zuidkant van deze hellingbaan, deze toegang maximaal aan het oog kan worden onttrokken. Zoals aangegeven op bladzijde 15 van het verkeersrapport is het mogelijk 2 vrachtauto's op te stellen in de expeditiezone.

In het geldende bestemmingsplan is ter plaatse van het voormalige kaaspakhuis een (bouw)hoogte van 9.5 meter toegestaan. Benutting van de geldende bouwmogelijkheid op deze locatie zou ook een beperking van het vrije uitzicht vanuit het perceel Tuinstraat 24 betekenen.

Conclusie

Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerp bestemmingsplan Hoofdwinkelcentrum.

  1. 3. Bestuur Vrienden van het Oude Dorp bij brief van 4 november 2011

Samengevat wordt gesteld dat er onvoldoende marktruimte is voor de beoogde winkeluitbreiding. Het DPO materiaal is verouderd en onvoldoende onderbouwd. Met negatieve effecten zoals internetaankopen en de huidige crisis is geen rekening gehouden. Ook ontbreekt de afstemming met gewestelijke DPO-afspraken en de Kamer van Koophandel. Van inpassing binnen het karakter van het dorp qua maat en schaal en functies is geen sprake hetgeen met een aantal voorbeelden wordt geïllustreerd. De relatie met het voorontwerpbestemmingsplan Dorp wordt niet duidelijk gemaakt ook wat betreft het versterken van de historische kwaliteiten en de relatie met de omgeving.

Voor de verkeersgevolgen van het plan zijn slechts geforceerde aanpassingen bedacht. Het beeldkwaliteitsplan en het bestemmingsplan zijn onvoldoende op elkaar afgestemd. Het bestemmingsplan laat te veel ruimte voor minder gewenste oplossingen. Het beeldkwaliteitsplan kent referentiebeelden die teveel uitgaan van een stadse uitstraling.

In de financiële haalbaarheid van het plan wordt onvoldoende inzicht gegeven. Ramingen voor bijkomende kosten voor ondergrondse infrastructuur en eventueel extra archeologisch onderzoek zijn niet bekend.

Reactie gemeente

Er is geen enkele reden aan de actualiteit van de gehanteerde DPO gegevens te twijfelen die ook de onderbouwing zijn geweest voor de door de raad vastgestelde structuurvisie Uitbreiding hoofdwinkelcentrum. Er is in Huizen al jarenlang sprake van een structurele onderbewinkeling en een te sterke koopkrachtafvloeiing naar de regio. Het gewest en de Kamer van Koophandel hebben geen reactie gegeven op het voorontwerp in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Er is onmiskenbaar sprake van een verdichting van de bebouwing in het Keucheniusstraatgebied. Gegeven de centrumfunctie heeft het dorpshart per definitie een wat minder kleinschalig karakter dan de overige delen van het oude Dorp. Dat is ook in het geldende bestemmingsplan reeds vastgelegd. Ten aanzien van de aangehaalde negatieve voorbeelden valt op te merken dat de uitgang van de parkeergarage in de Kerkstraat bijzondere aandacht zal krijgen waarbij een harmonische inpassing in dat deel van het openbaar voetgangersgebied voorop zal staan. Bij de als landmark aangeduide bebouwing gaat het om een accent en niet om een volledige bouwlaag zoals ten onrechte wordt gesuggereerd

De straatversmallende bebouwing op de plek van de SNS bank is reeds opgenomen in het nog zeer recent vastgestelde bestemmingsplan Raadhuisstraat e.o. (Partieel herzieningsplan van het geldende bestemmingsplan centrumgebied Dorp). Voor de overgangen van de Keucheniusstraat is vooral de hoogte bepalend. De breedte voor de bevoorradingsovergang moet voldoende ruimte laten voor 2 passerende vrachtauto's. Het creëren van een bij een winkelpassage passend aangenaam beeld van deze overgangen is uitdrukkelijk uitgangspunt. Bij de geluidwerende schermen aan de kant van de Tuinstraat worden optimale bouwkundige oplossingen nagestreefd, eventueel door gedeeltelijke overbouwing of inpassing van tussenliggende bebouwing. Voor de bewoners van de aangrenzende woningen aan de Tuinstraat staat tenminste het creëren van een groene wand voor ogen. Door een beoogde aanpassing van het voormalige gebouw van de KPN zal de entree van het Dorp juist een veel betere uitstraling krijgen. Middels contractuele afspraken zal het bedoelde pleintje na realisatie van de parkeerkelder voor het te bouwen appartementencomplex een openbaar en groen karakter behouden.

De relatie met het voorontwerpbestemmingsplan Dorp mag blijken uit het doorlopen van het beschermd Dorpsgezicht op een gedeelte van het plangebied (gebied rondom Elleboogstraat en Burgemeester Munnikhuizenstraat). Verder is buiten het Keucheniusstraatgebied voor de rest van het plangebied sprake van een consoliderend plan waarbij voor een aantal lokaties sprake is van een pandsgewijze en niet aaneengesloten bebouwing.

Inzake de verkeersgevolgen van het plan zij verwezen naar de uitvoerige onderbouwing van de voorgestelde oplossingen in het verkeersplan. Ook de verkeersveiligheid (conflictsituatie met voetgangersverkeer) heeft daarin alle aandacht gehad ook middels de keuze voor een gedeeltelijk tweezijdig fietspad aan de westzijde van de Ceintuurbaan. De parkeerberekening in de plantoelichting toont aan dat in voldoende mate in de behoefte aan parkeerplaatsen zal worden voorzien.

Met de visie op de beeldkwaliteit zoals in het bijgevoegde plan weergegeven zal beslist niet lichtvaardig worden omgegaan. Ook in de afspraken met de ontwikkelaars zal hieraan binnen de grenzen van het haalbare maximaal de hand worden gehouden. Enkele wat meer stedelijke referenties zullen uit dit plan worden verwijderd.

De overeenkomst met de betrokken ontwikkelaar en de gemeentelijke budgettaire reserveringen voor de planrealisatie wettigen het vertrouwen dat het plan financieel haalbaar is. Met de kosten voor de ondergrondse infrastructuur en mogelijk noodzakelijk aanvullend archeologisch onderzoek is wel degelijk rekening gehouden. Hiervoor mag ook worden verwezen naar de bij het ontwerp bestemmingsplan nog over te leggen ontwerp exploitatieplan.

Conclusie

Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerp bestemmingsplan.

  1. 4. Inspreker 3

Samengevat zien deze insprekers de goot-/ en nokhoogte en de grootte van de bouwvlek op de hoek Kerkstraat-Middenweg graag teruggebracht tot de mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan. Zij kunnen zich evenmin vinden in de in het voorontwerp opgenomen parkeerbepaling.

Reactie gemeente

Met uitzondering van het Keucheniusstraatgebied is het nieuwe bestemmingsplan voor het overige deel van het centrumgebied niet op ontwikkeling gericht. Beleid is dan ook om de bouwvlekken qua omvang en hoogte af te stemmen op bestaande hoofdgebouwen en overige bebouwing. Dat betekent dat daarvoor de regeling die geldt voor bebouwing binnen de bouwvlek van toepassing is. Op één onderdeel is aanleiding voor aanpassing, te weten verhoging van de nokhoogte van 8,5 naar 9 meter conform de bestaande woning.

De parkeerregeling die standaard voor alle bestemmingsplannen is opgenomen, blijft gehandhaafd. Bij de bouwplanuitwerking kan overigens wel naar maatwerkoplossingen voor het parkeren worden gezocht en indien daar afdoende reden voor is, gebruik worden gemaakt van de afwijkingsregeling.

Conclusie

Deze reactie geeft aanleiding tot planaanpassing v.w.b. wijziging van de hoogte tot 9 meter en leidt voor het overige niet tot planaanpassing.

Na de inspraak en het vooroverleg wordt het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage gelegd. Belanghebbenden worden dan in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.

6.2.2 Overleg

Ten behoeve van het overleg is het voorontwerpbestemmingsplan Hoofdwinkelcentrum voorgelegd aan verschillende instanties. De overlegreacties zijn hieronder samengevat en beantwoord. De resultaten van het overleg zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

Van de aangeschreven instanties is een tweetal reacties ontvangen, te weten van Waternet en de Brandweer Gooi en Vechtstreek.

  1. 1. Brief Waternet d.d. 26 oktober 2011

In deze reactie wordt gevraagd om een actualisering van het waterbeleid in de plantoelichting conform het nu geldende beleid. Verder wordt gewezen op de zogenaamde compensatieplicht in verband met de toename van verharding ten gevolge van de uitvoering van het winkeluitbreidingsplan.

Reactie gemeente

Zoals reeds met vertegenwoordigers van waternet besproken, is zogenaamde afkoppeling in dit gebied niet gewenst. Als compenserende maatregel wordt door de gemeente de toepassing van open verharding voorgesteld in het aanpalend gebied te weten de komende herinrichting van Trompstraat en de Ruyterstraat (rond jaarwisseling 2011/2012) waarbij waterpasserende stenen worden toegepast over een oppervlak van 3700 m2. In een wat verder gelegen gebied te weten de Zeeheldenbuurt is in 2012 voorzien in de herinrichting van enkele straten waarbij voor een oppervlakte van circa 4500 m2 waterpasserende stenen zullen worden toegepast. Recent is nog het direct aangrenzend gebied, de Arie de Waalstraat, geheel heringericht waarbij over een oppervlak van 2000 m2 waterpasserende stenen (open verharding) zijn toegepast. Middels deze recent gerealiseerde en binnenkort uit te voeren herinrichtingsmaatregelen wordt in voldoende mate aan de vereiste compensatie voldaan.

  1. 2. Brief Brandweer d.d. 7 november 2011

In deze brief wordt gevraagd om een bredere beschrijving van het beleid ten aanzien van externe veiligheid. Verder wordt gevraagd de risicobronnen in de directe omgeving te benoemen en de afstanden tot het plangebied te beschrijven.

Reactie gemeente

Er wordt in de plantoelichting duidelijk aangegeven dat er in het kader van de Externe Veiligheid geen risicobronnen binnen het plangebied aanwezig zijn. Dit is evenmin het geval in de omgeving van het bestemmingsplangebied. Een nadere beschrijving zoals hier gevraagd, wordt voor dit bestemmingsplan dan ook niet relevant geacht.

Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Svb ‘Functiemenging'

Bijlage 2 SvB ‘functiemenging'

Bijlage 3 Toelichting Beschermd Dorpsgezicht

Bijlage 3 Toelichting beschermd dorpsgezicht

Bijlage 1 Ecologisch Onderzoek

In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat vooral uit bebouwing en verharding. In de tuinen en rondom de kerk is groen aanwezig. Aan de Keucheniusstraat ligt een terrein braak, hierop is een ruige vegetatie en wat kleine bomen aanwezig.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een winkelcentrum. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • verwijderen beplanting en bomen;
  • sloopwerkzaamheden;
  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  1. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  2. 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  3. 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  4. 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  1. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  1. a. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  2. b. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  3. c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze natuurgebieden liggen op relatief grote afstand van het plangebied. Tussen het plangebied en deze natuurgebieden liggen woonwijken en diverse infrastructuur, zodat verstoring vanuit het plangebied op gaat in de reeds bestaande verstoring. De natuurgebieden worden dan ook niet beïnvloed door de ontwikkeling van het winkelcentrum. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. De gemeente Huizen heeft in het kader van de 'Leidraad beheer groenvoorzieningen' een natuurwaardenkaart opgesteld. Voor het plangebied zijn op de kaart geen bijzonderheden opgenomen.

Vaatplanten

Het ruige plantsoen in het plangebied biedt groeiplaatsen aan de beschermde grote kaardenbol.

Vogels

In de tuinen en rond de kerk komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai en groene specht.

Zoogdieren

Het plangebied is geschikt als leefgebied voor soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis en konijn. De oudere bomen met grotere holtes en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De tuinen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of als lijnvormig element onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen.

Amfibieën

Door het ontbreken van water in en om het plangebied is het ongeschikt als leefgebied voor algemene en zwaar beschermde amfibieën.

Overige soorten

Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde vissen, reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten aanwezig in het plangebied. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel B.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel B.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

Nader onderzoek nodig
Vrijstellingsregeling Ffw tabel 1 grote kaardenbol

mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis en konijn
nee
Ontheffingsregeling Ffw tabel 2 geen Nee
tabel 3 bijlage 1 AMvB geen Nee
bijlage IV HR alle vleermuizen Ja
vogels cat. 1 t/m 4 gierzwaluw en huismus Ja

Toetsing en conclusie

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een winkelcentrum. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Deze soorten zijn waarschijnlijk in het plangebied aanwezig, dit dient nader onderzocht te worden. Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd.
  • Tevens is nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen (tabel 3 Bijlage IV HR) noodzakelijk. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen, primaire foerageergebieden of vaste vliegroutes van vleermuizen aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.

Bijlage 2 Luchtkwaliteit

Bijlage 2 Luchtkwaliteit

Bijlage 3 Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten ‘Functiemenging

1. Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.

2. Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Algemeen

In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee VoorbeeldStaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.

De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (SvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede VoorbeeldStaat in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De SvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de SvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.

Functiemengingsgebieden

In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de SvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.

Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de SvB 'functiemenging' worden toegepast.

Kenmerken van de activiteiten

De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:

  • kleinschalige, meestal ambachtelijke bedrijvigheid;
  • bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden noodzakelijkerwijs alleen in de dagperiode plaatsvindt;
  • activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.

De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de SvB 'functiemenging'. In de SvB 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Deze Staat is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende VoorbeeldStaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:

  • In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Staat. In de SvB 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan). De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Staat van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten) van deze activiteiten.
  • In de SvB 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.

Categorie-indeling

Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De SvB 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet.

Categorie A
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Categorie B1
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan ). De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Categorie B2
Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan.

Categorie C
Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.

3. Flexibiliteit

De SvB 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de SvB 'functiemenging' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken van de SvB 'functiemenging' en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het bevoegd gezag vestiging van een dergelijk bedrijf via een omgevingsvergunning kan toestaan. Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

Voor de concrete toetsing van een verzoek om afwijking middels een omgevingsvergunning wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.

SBI 93/SvB f

oktober 2010

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek

Bijlage 5 Wegverkeerslawaai

Bijlage 5 Wegverkeerslawaai

Bijlage 6 Verkeersafwikkeling Centrumplan

Bijlage 6 Verkeersafwikkeling centrumplan

Bijlage 7 Beeldkwaliteitplan

Bijlage 7 Beeldkwaliteitplan

Bijlage 8 Bodemonderzoek

Bijlage 8 Bodemonderzoek

Bijlage 9 Verslag Inspraakavond

Bijlage 9 Verslag inspraakavond