Gedempte Where 1
Bestemmingsplan - Gemeente Purmerend
Vastgesteld op 25-03-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Gedempte Where 1' met identificatienummer NL.IMRO.0439.BPGedempteWhere1-va01 van de gemeente Purmerend.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.8 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die beschikt over een certificaat als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de Erfgoedwet.
1.10 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.11 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.17 bijgebouw
een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.25 bruto vloeroppervlakte (bvo)
de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten, van een vastgoedobject, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.
1.26 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.27 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.28 dakopbouw
- a. een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich in geval van gebouwen met een hellend dakvlak tussen de dakgoot en de nok bevindt en waarvan de onderzijde van de constructie in het verlengde van het gevelvlak is geplaatst;
- b. een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich in geval van gebouwen met een platte afdekking boven de dakgoot dan wel het boeibord bevindt.
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.30 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.31 discotheek of dancing
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.
1.32 erker
een hoek- of rondvormig ondergeschikte toevoeging aan de verblijfsruimte van de woning (woonkamer) gelegen aan de voorgevel op de begane grond en aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.
1.33 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder.
1.35 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.36 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.37 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.38 kampeermiddelen
niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.39 kap
constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, en die bestaat uit ten minste twee hellende dakvlakken die elkaar snijden op het hoogste punt.
1.40 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.41 middeldure huurwoning
geliberaliseerde woning voor middenhuur, als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder j van het Besluit ruimtelijke ordening.
1.42 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.43 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.44 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.45 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.46 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.47 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.48 perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.49 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlak van het gebouw beslaat.
1.50 prostitutie
het zich beschikbaar stellen voor seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.51 reclamemast
een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, specifiek bedoeld voor de uiting van bedrijfsmatige reclame.
1.52 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.53 seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.54 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.55 verblijfsmiddelen
voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.
1.56 vloeroppervlak
het totale oppervlak van vloeren van alle bouwlagen van een gebouw.
1.57 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt, mede gezien de situering van het huisnummer, brievenbus, voordeur en uitrit.
1.58 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.
1.59 woning
(een gedeelte van) een gebouw geschikt en bestemd voor de huisvesting van personen, anders dan voor recreatieve doeleinden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 de bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 de vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen en groenvoorzieningen;
- b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. voetpaden en fietspaden;
- e. erftoegangswegen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. objecten van beeldende kunst;
- h. bij deze bestemming behorende bouwwerken.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen alsmede openbare toiletvoorzieningen;
- b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals aangegeven in artikel 9.2 van deze regels.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing;
- b. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- c. fietspaden en voetpaden;
- d. parkeren en parkeervoorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - in- en uitrit parkeergarage', tevens de in- en uitrit, dan wel toegangsweg, van een parkeergarage;
- f. infrastructurele kunstwerken;
- g. groenvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. ondergrondse containers;
- l. objecten van beeldende kunst;
- m. reclame-uitingen;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'terras', tevens een terras ten behoeve van horeca, zoals bedoeld in 5.1, onder c;
- o. bij deze bestemming behorende voorzieningen en bouwwerken.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
- b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogtes zoals aangegeven in artikel 9.2 van deze regels.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Gebruik terras
Het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'terras' als (horeca)terras, ten behoeve van de horecafunctie ter plaatse aanduiding 'horeca' van de bestemming 'Wonen', is uitsluitend toegestaan indien:
- a. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelastingen, vanwege het stemgeluid op het terras, op de gevels van woningen liggende buiten het plangebied, voldoen aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- b. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelastingen, vanwege het stemgeluid op het terras, binnen woningen (bij gesloten ramen), voldoen aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, en de hierbij behorende voorzieningen alsmede de aan de woonfunctie ondergeschikte aan-huis-verbonden beroepen, (kleinschalige) bedrijvigheid en bed & breakfast;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens een parkeergarage;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens horecabedrijven t/m categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten opgenomen in Bijlage 1, met dien verstande dat de oppervlakte van een horecabedrijf ten hoogste 150 m2 bvo bedraagt en een horecabedrijf uitsluitend op de begane grond laag gevestigd mag zijn;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. voetpaden en fietspaden;
- f. tuinen en daktuinen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
- j. pv-panelen (zonnepanelen);
- k. nutsvoorzieningen;
- l. bij deze bestemming behorende bouwwerken.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding staat aangegeven;
- c. het maximum aantal woningen bedraagt 161 woningen indien er geen horeca wordt gerealiseerd, en bedraagt 158 woningen indien er 150 m2 bvo horeca wordt gerealiseerd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogtes zoals aangegeven in artikel 9.2 van deze regels.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Indien middeldure huurwoningen als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder j van het Besluit ruimtelijke ordening worden gerealiseerd, dan dienen deze woningen te worden gerealiseerd als middeldure huurwoning conform het thans geldende beleid van de "Doelgroepenverordening gemeente Purmerend 2020", met dien verstande dat elke middeldure huurwoning gedurende ten minste 10 jaar vanaf het eerste moment van ingebruikname als middeldure woning moet worden gebruikt.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van lid 5.1:
- a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 5.1, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in lid 5.1 genoemd;
- b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in lid 5.1 genoemd.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Het bouwen ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), is verboden.
6.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
- b. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond kunnen worden behouden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in lid 6.2 gestelde. Voor afwijken gelden de volgende regels:
- a. afwijken geschiedt alleen indien de bij de bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- b. het in a. bedoelde onderzoek dient alleen gedaan te worden indien de bodemverstoring een oppervlakte van meer dan 30 m2 dan wel 100 m2 beslaat, waarbij de oppervlakte in acht moet worden genomen die is weergegeven op de archeologische waardenkaart opgenomen in Bijlage 2;
- c. aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden tot:
- 1. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische waarden in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- 2. het doen van inventariserend veldonderzoek, een archeologische begeleiding en opgravingen door een gecertificeerde dienst, bedrijf of instelling en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
- 3. het afwijken geschiedt pas nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op de in het eerste lid bedoelde gronden zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders te verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, werken of werkzaamheden uit te voeren die een bodemverstoring met een oppervlakte van meer dan 30 m2 dan wel 100 m2 beslaat, en die dieper reiken dan 50 cm onder het bestaande maaiveld; waarbij de oppervlakte in acht moet worden genomen die is weergegeven op de archeologische waardenkaart opgenomen in Bijlage 2.
- b. Het verbod onder a. geldt niet:
- 1. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- 2. indien het archeologisch erfgoed zodanig zal worden behandeld dat conservering in de bodem is gewaarborgd;
- 3. indien de werken en /of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
De onder a. bedoelde omgevingsvergunning kan worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals onder 6.4, onder c.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. op de plankaart de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond, dat er op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. op gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' te leggen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, en waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen onder peil, niet wordt uitgebreid, en waarbij de afstand tussen het bouwwerk, zover gelegen op of onder peil c.q. maaiveld, en de bestaande waterlijn tenminste 7 m bedraagt.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in lid 7.2 gestelde. Afwijken geschiedt alleen indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Overschrijding bouwgrenzen
- 1. De bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liften, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,0 m bedraagt, en met dien verstande dat balkons direct langs de weg Gedempte Where en balkons aan de zuidelijke helft van de westgevel ten hoogste 0,5 meter diep mogen zijn;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,0 m bedraagt.
- 2. De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liften, galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt, met uitzondering van balkons waarvoor de overschrijding ten hoogste 2,5 m mag bedragen;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 1,0 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
9.2 Hoogtematen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
- erfafscheidingen 2 m
- lichtmasten 9 m
- vlaggenmasten 9 m
- objecten van beeldende kunst 6 m
- speeltoestellen 4 m
- bruggen 12 m
- overig straatmeubilair 6 m
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid ten behoeve van het bouwen van objecten van beeldende kunst met een bouwhoogte van 15 m.
9.3 Antenne-installaties
Met betrekkking tot antenne-installaties gelden de volgende regels:
- a. antennes-installaties als bedoeld in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, niet zijnde bouwvergunningvrije installaties, zijn niet toegestaan;
- b. burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het onder a. genoemde verbod ten behoeve van de bouw van een antenne-installatie tot een bouwhoogte van ten hoogste 40 m.
9.4 Ondergronds bouwen
De in dit plan vervatte regels voor bebouwing zijn van overeenkomstige toepassing op bouwen beneden het peil, met dien verstande dat tot ten hoogste één bouwlaag diepte mag worden gebouwd, en met uitzondering van de diepte van funderingen.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Verboden gebruik
- 1. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
- a. gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
- b. gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- en vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
- c. het gebruik van gronden als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
- d. het gebruik van grond voor prostitutie.
- 2. Onder verboden gebruik wordt niet verstaan het (tijdelijke) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden.
10.2 Parkeren
Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geldt het volgende:
- 1. Voor de bewoners van de woningen in het plangebied dienen minimaal 0,4 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein beschikbaar te zijn. Van de parkeerplaatsen voor de bewoners kunnen er 5 tot 10 parkeerplaatsen voor deelauto's worden gebruikt. Het niet voorzien in en het niet in stand houden van de parkeerplaatsen wordt gerekend tot strijdig gebruik.
- 2. In afwijking van lid 1 hoeft niet voldaan te worden aan de hier genoemde parkeernorm in het geval Burgemeester en wethouders besloten hebben af te wijken van deze norm op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden - bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Er wordt niet afgeweken, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- 2. Het bevoegde gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- 1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan Gedempte Where 1.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Achtergrond
Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op de herontwikkeling of transformatie van de 'PostNL-locatie' in het centrumgebied van Purmerend. Op de PostNL-locatie staat een voormalig postkantoor, dat al enige jaren leegstaat. Omdat er sprake is van een ongebruikte locatie, en een verouderd gebouw, is er de wens om de locatie te transformeren.
In verband met de gewenste transformatie is het project 'PostNL' ontwikkeld. Het project is toegespitst op de vormgeving van de planlocatie. Het PostNL-project omvat een appartementengebouw, met een binnentuin op een 2-laags parkeergarage, met een aaneengesloten bebouwing met 6 tot 8 bouwlagen, en met 158 tot maximaal 161 woningen en mogelijk een horecafunctie (afhankelijk van het aantal woningen). Het project wordt nader omschreven in hoofdstuk 2.
Het woningbouwproject PostNL past niet binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Binnenstad 2010". In paragraaf 1.3 wordt hier nader op ingegaan. Het onderhavige bestemmingsplan geeft een planologisch kader - bouw- en gebruiksregels - waarbinnen het project planologisch mogelijk wordt gemaakt.
1.2 Ligging Plangebied
Het onderhavige plangebied ligt aan de noordoostelijke rand van binnenstad van Purmerend, maar nog wel in de binnenstad. Het plangebied bevindt zich langs de watergang De Where, en binnen de 'watersingel' om de binnenstad.
Het plangebied ligt aan de wegen Gedempte Where en Hoornselaan. Het onderhavige plangebied PostNL bevindt zich op de locatie Gedempte Where 1. Parallel aan de weg Gedempte Where ligt de weg/straat Achterdijk, nabij en zuidelijk tegenover het plangebied.
De ligging van het plangebied in Purmerend is weergegeven op afbeelding 1.2A. Het plangebied PostNL-locatie is weergegeven op afbeeldingen 1.2B en 1.2C.
Afbeelding 1.2A: Ligging plangebied in Purmerend
Afbeelding 1.2B: Ligging plangebied in directe omgeving
Afbeelding 1.2C: Luchtfoto plangebied en directe omgeving
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied geldt tot op het moment van inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan "Gedempte Where 1", het bestemmingsplan "Binnenstad 2010", dat is vastgesteld op 7 juli 2011 en ter plaatse van het onderhavige plangebied onherroepelijk in werking is getreden. Het vigerende bestemmingsplan "Binnenstad 2010" kent ter plaatse van het onderhavige plangebied de bestemmingen 'Dienstverlening' en 'Verkeer' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en 'Waterstaat - Waterkering'.
De bestemming Dienstverlening van het vigerende bestemmingsplan geeft ter plaatse van het onderhavige plangebied de volgende gebruiks- en bouwmogelijkheden: dienstverlening in de vorm van postale voorzieningen, met een maximaal bebouwingspercentage gelijk aan het bestaande gebouw en een maximale bouwhoogte en gevelbreedte gelijk aan die van het bestaande gebouw.
Vanzelfsprekend past het PostNL-project met woningen en nieuwe bebouwing niet binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan "Binnenstad 2010".
Ter plaatse van het plangebied geldt tevens het bestemmingsplan "Parapluplan Parkeernormen Purmerend 2018". Het PostNL-project gaat uit van een lagere parkeernorm dan opgenomen in het vigerende paraplubestemmingsplan parkeernormen. Omdat het onderhavige bestemmingsplan "Gedempte Where 1" een eigen (maatwerk)parkeerregeling kent, is het "Parapluplan Parkeernormen Purmerend 2018" na inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan niet meer van toepassing op het onderhavige plangbied.
Het PostNL-project, een woningbouwproject, past niet binnen de kaders van de vigerende bestemmingsplannen.
1.4 Juridische Procedures
1.4.1 Bestemmingsplan
Vanwege het feit dat het realiseren van woningen en een horecavoorziening niet past binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit betreft het onderhavige bestemmingsplan "Gedempte Where 1". De bestemmingsplanprocedure ziet er als volgt uit.
De start van de bestemmingsplanprocedure, op basis van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), betreft de bekendmaking/vooraankondiging van de voorbereiding van het bestemmingsplan, namelijk met een publicatie/kennisgeving in een lokale krant en op de gemeentelijke website.
De binnengekomen reacties in het kader van het vooroverleg met relevante overlegpartners worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
Vervolgens wordt op basis van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) en afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) de procedure voortgezet. De kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan wordt gedaan in een lokale krant, in de Staatscourant en op de gemeentelijke website. Het ontwerpbestemmingsplan wordt zes weken ter inzage gelegd en binnen deze termijn kan een ieder zienswijzen bij de gemeente(raad) indienen. De ingediende zienswijzen worden - indien mogelijk - verwerkt in het (vast te stellen) bestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 9 november t/m 21 december 2020 ter inzage gelegen, met de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Er zijn twee zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen gaven geen aanleiding om het plan te wijzigen. (Zie paragraaf 6.3.4).
Na de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad ligt het vastgestelde bestemmingsplan zes weken ter inzage, en kunnen diegenen die een zienswijze hebben ingediend en belanghebbende zijn, en ook belanghebbenden die aan kunnen tonen dat zij redelijkerwijs niet in staat zijn geweest hun zienswijze naar voren te brengen, een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State indienen. Tevens kan een verzoek om een voorlopige voorziening bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingediend.
1.4.2 Gemeentelijke coördinatieregeling
De gemeenteraad van Purmerend heeft besloten om in de gemeente de gemeentelijke coördinatieregeling volgens paragraaf 3.6.1 (artikel 3.30) van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) toe te passen. De initiatiefnemer van het project heeft de gemeente verzocht om de coördinatieregeling toe te passen bij het onderhavige project.
De onderhavige bestemmingsplanprocedure zal worden gecoördineerd met:
- het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk (voor het appartementengebouw), en het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het maken van een uitweg, en het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen, in één besluit/omgevingsvergunning, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
- het besluit tot het vaststellen van hogere (grens)waarden op grond van de Wet geluidhinder (Wgh).
Het gebruikmaken van de coördinatieregeling heeft voordelen voor de te volgen planologische procedure voor het appartementengebouw op de PostNL-locatie. De voordelen zijn in het kort dat de benodigde besluiten voor het project tegelijk als ontwerp-besluit ter inzage worden gelegd en er maar één beroepsgang mogelijk is, namelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
1.4.3 Crisis- en herstelwet
Het plan voor de woningen in het plangebied PostNL valt onder de werking van de Crisis- en herstelwet (Chw) omdat het plan/project voldoet aan de criteria van artikel 3.1 (herstructurering van woon- en werkgebieden) van Bijlage I van de Crisis- en herstelwet (Chw).
Bijlage I Chw bevat categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Crisis en herstelwet (Chw). In artikel 3.1 "gebiedsontwikkeling en werken van lokaal of regionaal belang" worden de volgende projecten genoemd: "3.1: ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening of [...], ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden". In het onderhavige geval wordt met een bestemmingsplan de bouw van meer dan 11 woningen planologisch mogelijk gemaakt. Vanwege deze reden valt het onderhavige plan onder de Crisis- en herstelwet (Chw). Het voornaamste voordeel hiervan is dat een eventuele beroepsprocedure korter duurt; de behandeling van een beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State duurt maximaal een half jaar in plaats van de normale termijn van een jaar.
1.4.4 Hogere (grens)waarden procedure op grond van de Wet geluidhinder
Indien bij een project of plan met geluidsgevoelige functies sprake is van een geluidsbelasting op de gevel boven de initiële toegestane geluidsbelasting of de voorkeursgrenswaarde, dan zijn (indien mogelijk) hogere (grens)waarden benodigd. Deze hogere (grens)waarden ten aanzien van de toegestane geluidsbelasting zijn ontheffingen die op grond van de Wet geluidhinder kunnen worden verleend door het bevoegd gezag, in dit geval door de burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend. Zie voor meer informatie paragraaf 4.2 van deze Toelichting op het bestemmingsplan. De hogere (grens)waarde procedure is geregeld in hoofdstuk VIIIa 'Hogere waarde en onderzoeksbepalingen' van de Wet geluidhinder.
De hogere (grens)waarden zijn nodig ten behoeve van de vaststelling van het bestemmingsplan. Op grond van artikel 110c van de Wet geluidhinder is bij een bestemmingsplan de zienswijzenprocedure (afdeling 3.4. van de Awb) van toepassing. Daarmee kan de hogere (grens)waarde procedure worden gekoppeld aan de bestemmingsplanprocedure, waardoor het hogere (grens)waarden besluit en het besluit vaststelling bestemmingsplan tegelijk ter inzage worden gelegd, allebei eerst als ontwerpbesluit ten behoeve van de mogelijkheid tot zienswijzen en vervolgens als besluit in het kader van beroep.
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van het project en de omgeving. Hoofdstuk 3 geeft een samenvatting van het relevante actuele beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten en randvoorwaarden behandeld. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de juridische regeling zoals deze op de verbeelding en in de regels is opgenomen. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de uitvoerbaarheid en de inspraak en het overleg.
Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving En Omgevingsanalyse
2.1 Huidige Situatie En Omgeving
Het plangebied ligt in de binnenstad van Purmerend en wordt begrensd door infrastructuur. De weg Gedempte Where, de weg Hoornselaan en de watergang De Where liggen langs/aan het onderhavige plangebied PostNL. Via de Gedempte Where en vervolgens de N235 is het plangebied direct verbonden met de snelweg A7, die hemelsbreed op 1 kilometer ten westen van het plangebied ligt.
Het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit het (kantoor)gebouw van de voormalige PostNL. Het gebouw staat al enkele jaren leeg, is sterk verouderd en is niet passend in de binnenstad (ook qua architectuur). Het voormalige postkantoor kent een klein eigen afgesloten parkeerterrein dan wel distributieterrein, direct aan de oostzijde van het gebouw.
Daarnaast bevindt zich in het zuidoostelijke deel van het plangebied een tweeledig openbaar parkeerterrein met in totaal 29 parkeerplaatsen. Er is hier sprake van betaald parkeren. De straatdelen bij de parkeerplaatsen zijn via een inritconstructie aangesloten op de Gedempte Where.
In het plangebied bevindt zich het pad Molenschans, dat langs het water ligt. Dit pad bevindt zich in een groenstrook, waar het groen met bomen aan weerszijden van het pad aanwezig is. Deze strook is enigszins een donkere plek.
Het plangebied bevindt zich aan de watergang De Where, en binnen de 'watersingel' om de binnenstad. De Where ligt ten noorden van het plangebied en de Gedempte Where ten zuiden van het plangebied. Het water De Where komt in westelijke richting uit op het Noordhollandsch Kanaal en komt in oostelijke richting uit op de Purmerringvaart. Daarmee vormt De Where een belangrijke waterverbinding voor de pleziervaart. Langs het plangebied kunnen boten niet aanmeren, maar aan de overzijde van het water wel.
Aan de westhoek van het plangebied ligt het kruispunt van de wegen Hoornselaan en Gedempte Where. Dit kruispunt is met verkeerslichten geregeld. De Gedempte Where is de belangrijkste verkeersader (aan de noordzijde) van de binnenstad. Deze weg gaat, bij het verlaten van de binnenstad, in oostelijke richting over in de Purmersteenweg en verder richting belangrijke ontsluitingswegen in Purmerend. De Gedempte Where gaat in westelijke richting, bij de noordhoek van de binnenstad, over in de N235.
De Hoornselaan ligt westelijk langs het plangebied en gaat via een beweegbare brug over het water van De Where. De brug ligt direct ten noorden van het plangebied.
Direct ten westen van, en langs, het plangebied ligt een fietspad parallel aan de Hoornselaan. Het fietspad, aan weerszijden van de weg, leidt naar en uit de binnenstad.
Aan de zuidrand van het plangebied is sprake van verharding met daarin een rij bomen.
Ten westen en zuiden van het plangebied ligt het winkel- en horecagebied van de binnenstad. Ten zuiden van, en tegenover het plangebied ligt de weg/straat Achterdijk waaraan zich diverse functies en bebouwing bevinden. De Achterdijk ligt parallel aan de weg Gedempte Where en nabij het plangebied.
Ten oosten van het plangebied, aan de overkant van het water, bevindt zich het 'Wagenweg-gebied' met grote detailhandelsvestigingen en parkeerterreinen, en langs het water enkele appartementengebouwen. In dit gebied zijn herontwikkelingen met woningbouw beoogd.
Langs het plangebied bevindt zich een variatie aan bebouwing(stijlen), maar wel allemaal aaneengesloten bebouwing. Er is in directe omgeving van het plangebied niet zozeer sprake van zeer historische bebouwing. Aan de Hoornselaan staat semi-moderne bebouwing met appartementen in 4 tot 5 bouwlagen. Aan de Gedempte Where (of de Achterdijk) staat, nabij het plangebied, bebouwing met een mix aan bouwstijlen, bouwjaren en functies, met tussen enkele historische panden ook vernieuwde panden met een modernere of semi-historische uitstraling. De gebouwen kennen 2 tot 5 bouwlagen, en vaak met woningen op de bovenste bouwlagen.
Afbeelding 2.1A: Luchtfoto huidige situatie PostNL-locatie
Afbeelding 2.1B: Huidige bebouwing PostNL, gezien vanaf kruispunt Hoornselaan - Gedempte Where
Het plangebied kent een oppervlakte van circa 5.500 m2. Hiervan is circa 1.052 m2 groen dan wel onverhard oppervlak. Het bestaande groen en onverhard oppervlak is weergegeven op afbeelding 2.1C.
Afbeelding 2.1C: Huidig groen en onverhard oppervlak PostNL-locatie, binnen plangebied
Huidige bestemmingen in het plangebied
De volgende bestemmingen zijn opgenomen in het vigerende bestemmingsplan "Binnenstad 2010" ter plaatse van het onderhavige plangebied:
- 'Dienstverlening'.
- 'Verkeer'.
- dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.
- dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
2.2 Nieuwe Situatie En Projectkenmerken
Vanwege het leegstaande pand, de huidige/voorgaande bestemming en het grotendeels niet in gebruik zijn van de locatie, is voor het onderhavige plangebied het PostNL-project ontwikkeld. Het project PostNL is ontwikkeld ten behoeve van transformatie, en zorgt voor een nagenoeg geheel nieuwe situatie in het plangebied. Op de PostNL-locatie zal in de nieuwe situatie een appartementengebouw met 6 tot 8 bouwlagen komen te staan. Het plan betreft een herontwikkeling en voorziet in 158 tot maximaal 161 woningen en maximaal 150 m2 bvo horeca. Er zijn twee varianten voor de invulling van het nieuwe gebouw: 158 appartementen en 150 m2 bvo horeca, of 161 appartementen en geen horeca. Om de realisatie van het (woningbouw)project PostNL planologisch mogelijk te maken is het onderhavige bestemmingsplan opgesteld.
De nieuwbouw is toegespitst op de vormgeving van de planlocatie en op de (locatie)kenmerken van de omgeving. Het PostNL-project omvat een appartementengebouw met een binnentuin op een 2-laagse parkeergarage, met een aaneengesloten bebouwing. De parkeergarage ligt centraal in het gebouw en kent circa 66 parkeerplaatsen voor de autobezittende respectievelijk autodelende bewoners. De woningen bevinden zich op alle lagen en aan alle gevels/zijden van het gebouw.
Het PostNL-project en plangebied is gelegen in de binnenstad van Purmerend, aan de rand van het centrum. Gezien deze locatie is een ontwikkeling van een appartementengebouw voor de hand liggend. De centrumlocatie biedt de mogelijkheid voor hoogwaardige woningbouw. De planlocatie is tevens geschikt voor kleinschalige horeca. Het appartementengebouw van het PostNL-project kent geen 'standaard-architectuur' en kent een semi-historisch karakter.
De architectuur van het projectgebouw kent een grote mate van variatie, en is passend voor de binnenstad. Het appartementengebouw zal 6 tot 8 bouwlagen kennen, behoudens de binnenplaats. Aan de noordoostzijde is sprake van 8 bouwlagen. Langs de Hoornselaan is sprake van 7 bouwlagen. Langs de Gedempte Where is sprake van 6 respectievelijk 7 bouwlagen. Bij/onder de binnenplaats ligt een 2-laagse parkeergarage.
De maximale bouwhoogte van het appartementengebouw is 30 meter; dit betreft twee van de nokken aan de zijde van het water. De bouwhoogte ligt over het algemeen aanzienlijk lager. Langs de Gedempte Where en Hoornselaan is de onderhavige nieuwbouw respectievelijk maximaal 25 en 27 meter hoog. De daken van de nieuwbouw zijn voorzien van kappen, zoals ook de omliggende bebouwing langs de Gedempte Where en Hoornselaan veelal kappen kent. In verband met de vereiste zonnepanelen zijn delen van daken, richting de binnenplaats, voorzien van platte daken, die hoger liggen dan de onderste goothoogte van de kap.
Het nieuwe appartementengebouw is hoger dan de oude bebouwing in de binnenstad, maar is bijvoorbeeld lager dan de geprojecteerde nieuwbouw aan de Wagenweg/Prinsenhof en de geprojecteerde nieuwbouw aan de Purmersteenweg aan het einde van de Gedempte Where (De Looiers), beiden langs het water van De Where. De nieuwbouw van het PostNL-project vormt daarmee een overgang tussen de lagere bebouwing in de binnenstad en de nieuwe hogere bebouwing langs/nabij de binnenstad. Het appartementengebouw is vanwege de kaparchitectuur passend bij de binnenstad.
De onderhavige planlocatie leent zich goed voor een (kleinschalige) horecafunctie, ook door de ligging langs het water. Daarom is aan de oostzijde een horecafunctie gesitueerd in het plan en voorgestane appartementengebouw. Het betreft lichte horeca, zoals een restaurant, met een oppervlakte van maximaal 150 m2 bvo.
De bebouwingsoppervlakte van de nieuwbouw van circa 3.177 m2 (exclusief balkons en dergelijke), in combinatie met de 6 tot 8 bouwlagen, geeft een maximaal woningaantal van 161 woningen. De 161 appartementen variëren in woninggrootte, en zijn in grote mate bedoeld voor starters en kleinere huishoudens. De woningbouw voorziet in een gevarieerd aanbod in de vrije sector. De woningen beschikken over een (grotendeels) gemeenschappelijke binnenplaats.
Het bestaande openbaar gebied in het onderhavige plangebied komt voor een deel weer terug, in een nieuwe vorm of met een nieuwe inrichting. De openbare ruimte aan de westzijde blijft in feite onveranderd. Aan de noordoostzijde van het plangebied wordt een nieuw pad en een nieuwe groenstrook gerealiseerd, langs het water. Het nieuwe bredere 'Molenschans' pad doet dienst als toegang van de woningen en behoudt deels dezelfde functie als voorheen. Aan de zuidzijde van het plangebied wordt de openbare ruimte iets kleiner en opnieuw ingericht.
Binnen het plangebied zal geen sprake meer zijn van een parkeerterrein en openbare parkeerplaatsen. Het bezoekersparkeren van de woningen zal elders in de binnenstad plaats kunnen vinden. Het uitgangspunt voor het parkeren in en bij het onderhavige plan, is de autoluwe binnenstad en het gereguleerd parkeren in de omgeving van het plan(gebied). De parkeergarage van circa 66 parkeerplaatsen voor bewonersparkeren is daar tevens op gebaseerd. Het parkeren gerelateerd aan de nieuwe functies van het plangebied is toegelicht in Paragraaf 4.1 van de Toelichting van dit bestemmingsplan.
Afbeelding 2.2A: Nieuwe situatie PostNL-locatie, situatietekening, bovenaanzicht PostNL-project
Afbeelding 2.2B: Begane grond laag, met parkeergarage (laag 1 van 2)
Afbeelding 2.2C: 3D-impressie appartementengebouw project PostNL
Functies en verbeelding bestemmingsplan
De voorgaande planbeschrijvingen hebben inzicht gegeven in de nieuwe beoogde functies in het plangebied PostNL-locatie (Gedempte Where 1). Deze functies zijn vertaald in de bestemmingen van het onderhavige bestemmingsplan. De volgende bestemmingen zijn opgenomen in dit bestemmingsplan:
- 'Wonen': ten behoeve van de woningen en bijbehorende functies in het appartementengebouw, in het nieuwe woongebied, met ter plaatse van de functieaanduiding horeca een kleinschalige horecafunctie en ter plaatse van de functieaanduiding parkeergarage een 2-laagse bovengrondse parkeergarage.
- 'Verkeer - Verblijfsgebied': ten behoeve van de, naast het appartementengebouw gelegen, verkeers- en verblijfsfunctie, en ter plaatse van de functieaanduiding terras, naast de horeca, een terras.
- 'Groen': ten behoeve van het nieuwe groen aan de noordoostzijde van het plangebied, langs het water en nabij het appartementengebouw.
- dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering': bestaande bestemming, ten behoeve van de waterkering(functie) aan de (noord)oostzijde van het plangebied.
- dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie': bestaande bestemming, conform de systematiek van bescherming van archeologische waarden in de binnenstad, liggende buiten het bouwvlak.
De verbeelding, met de bestemmingen, is weergegeven op afbeelding 2.2D. (Verbeelding is de wettelijke term voor de plankaart).
Voor de juridische beschrijving van de genoemde bestemmingen wordt verwezen naar hoofdstuk 5 'Juridische planbeschrijving' van de toelichting van dit bestemmingsplan.
Afbeelding 2.2D: Verbeelding onderhavig bestemmingsplan Gedempte Where 1
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Het kader voor een bestemmingsplan wordt gevormd door diverse nationale, provinciale, (deel-)regionale, en (deel)gemeentelijke nota's. Dit beleid stelt planologische en bestuurlijke beleidskaders (randvoorwaarden) aan de ruimtelijke (on)mogelijkheden voor het plangebied waarmee rekening moet worden gehouden. In dit hoofdstuk wordt voor het plangebied het relevante algemene beleid beknopt samengevat.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het rijk heeft het beleid inzake de ruimtelijke inrichting en het mobiliteitsbeleid van Nederland tot 2040 vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze visie is vastgesteld op 13 maart 2012.
De regering maakt ruimte voor groei en beweging en kiest ervoor de invulling van het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel over te laten aan provincies en gemeenten. Daardoor kan het Rijk zich richten op het behartigen van belangen die van nationale en internationale betekenis zijn. De minister vermindert stevig het aantal procedures en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. De ruimtelijke ordening wordt zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat gebracht (burgers en bedrijven) en er wordt meer overgelaten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028) en verbindt hier dertien nationale belangen aan.
De drie hoofddoelstellingen van het Rijk zijn:
- 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- 2. het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Een ruimtelijk plan dient te worden beoordeeld aan de hand van de "Ladder voor duurzame verstedelijking". Behoeftegericht programmeren en het realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, om te anticiperen op stagnatie, en om krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken, is de hiervoor genoemde "Ladder voor duurzame verstedelijking" opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ladder is een procesvereiste. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.
Zie voor de "Ladder voor duurzame verstedelijking" verder paragraaf 3.1.3 van deze Toelichting van het bestemmingsplan, waarin tevens het onderhavige plan aan de "Ladder voor duurzame verstedelijking" wordt getoetst.
Onderhavig plan in relatie tot de SVIR
Voor wat betreft nationale belangen ligt de nadruk op het verbeteren van milieukwaliteit en bereikbaarheid om zo de drie hoofddoelstellingen te dienen. De nationale belangen verzetten zich niet tegen de voorziene woningbouw en kleinschalige horeca. De onderhavige transformatie sluit aan het op beleid.
Bovendien wordt de woningbehoefte in de regio Noordwest-Nederland, waar Purmerend in valt, en specifiek in en rond Amsterdam in de SVIR benadrukt. Het ontwikkelen van extra woonruimte in Purmerend past dan ook goed in het beleid zoals uiteengezet in de SVIR.
Het bepaalde in dit bestemmingsplan is in lijn met het gestelde in de SVIR. Uit paragraaf 3.1.3 blijkt dat het plan ook voldoet aan de "Ladder voor duurzame verstedelijking".
3.1.2 AmvB Ruimte (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgelegd. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Voor Purmerend hebben deze regels geen gevolgen.
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
De "Ladder voor duurzame verstedelijking" heeft als doel een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), in artikel 3.1.6, lid 2. De onderbouwing van de behoefte aan woningen en andere functies wordt gedaan aan de hand van de ladder voor duurzame verstedelijking. Bij de ladder worden een aantal aspecten beschouwd, zoals de behoefte aan functies, zowel kwantitatief als kwalitatief, en de locatie van de voorgestane functies.
Op 1 juli 2017 is het besluit tot wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Het betreft een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder).
De laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De behoefte aan deze stedelijke ontwikkeling moet dan worden aangetoond. De behoefte is het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, looptijd bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). De uitkomst van de beoordeling van de behoefte moet in de plantoelichting worden vermeld. Voor uitwerkings- en wijzigingsplannen kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering van deze behoefte wordt doorgeschoven naar de toelichting behorende bij het uitwerkings- of wijzigingsplan.
Als stedelijke ontwikkeling wordt bedoeld: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor een minimale omvang vastgelegd van wat een stedelijke ontwikkeling is. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor overige stedelijke functies wordt gesteld dat 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m² bedraagt.
Uitgangspunt is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte en het tegengaan van overprogrammering en de negatieve ruimtelijke gevolgen van leegstand. In het geval in het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, bevat de toelichting een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. De motivering van de behoefte aan die ontwikkeling dient in het licht te worden geplaatst van een goede ruimtelijke ordening, met het oog op het tegengaan van ongewenste leegstand en het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik. De behoefte wordt onderbouwd en afgewogen op het niveau van het verzorgingsgebied van de ontwikkeling. Dit betekent dat de aard en omvang van de ontwikkeling bepalend zijn voor de reikwijdte van de beschrijving van en het overleg over de behoefte, waarvan de resultaten ook zijn opgenomen in de beschrijving.
Woningbouw
De provincie Noord-Holland wil vraag en aanbod op de woningmarkt zo goed mogelijk laten aansluiten. Daartoe hebben de gemeenten op verzoek van de provincie actieprogramma's wonen opgesteld voor de zes regio's binnen de provincie. De gemeente Purmerend is opgenomen in het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (RAP) van de Stadsregio Amsterdam. Purmerend maakt daarbinnen deel uit van de marktregio Zaanstreek-Waterland. De voorziene woningen passen binnen zowel de kwantitatieve als kwalitatieve woningbehoefte die het RAP voor deze regio aantoont. Met kwantitatieve woningbehoefte wordt het aantal woningen bedoeld, met kwalitatieve woningbehoefte wordt het woonmilieu en de typen woningen bedoeld. In het RAP wordt beschreven dat er binnen de gehele Stadsregio bovenop de al bestaande harde plancapaciteit voor woningen nog behoefte is aan plancapaciteit in alle prijssegmenten binnen de koop- en huursector. Er is behoefte aan elk type woning en woonmilieu. Een van de speerpunten van het RAP is bovendien om nieuwe plekken voor woningbouw voornamelijk te realiseren in binnenstedelijk gebied. Ook passen de voorziene woningen in de Woonvisie en de Structuurvisie van de gemeente Purmerend.
Gemeentelijk beleid in relatie tot de Ladder voor duurzame verstedelijking In de Woonvisie wordt benadrukt dat onder andere de vraag van kleine huishoudens in de toekomst zal toenemen en dat met de nieuwbouw van meer appartementen beoogd wordt te voorzien in de diversiteit van de vraag naar woningen. De Structuurvisie van Purmerend vermeldt dat de binnenstedelijke woonfunctie momenteel beperkt is en er ruimte is voor meer woningen in de binnenstad om de levendigheid na winkelsluitingstijden te bevorderen. Het realiseren van woonruimte in de binnenstad van Purmerend, geschikt voor kleinere huishoudens zoals voorzien met dit bestemmingsplan, past dan ook in voornoemd beleid. Meer woningen in de binnenstad bevordert de veiligheid en levendigheid van de binnenstad, wat bijdraagt aan de stedelijke kwaliteit van het centrum. |
Ongeacht of het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (RAP) aangeeft dat er een grote woningbehoefte is, dient de woningbehoefte nader te worden beschouwd. Bij de laddertoets is het van belang dat gebruik wordt gemaakt van actuele woningbehoeftecijfers (prognoses en plancapaciteiten). Daarom is ten behoeve van het onderhavige bestemmingsplan, dat de realisatie van 158 tot maximaal 161 woningen mogelijk maakt, een onderzoek verricht naar de (resterende) woningbehoefte, op basis van de laatste prognoses. Het woningbehoefte-onderzoek is verricht door het bureau RIGO. In de Toelichting van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van informatie uit het rapport "Gedempte Where 1 te Purmerend - Toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking" (d.d. 8 mei 2020) van RIGO, dat is bijgevoegd als bijlage 2. De resultaten en conclusies van dit onderzoek voor het onderhavige plan worden hierna beschreven.
Conclusie kwantitatieve toets (woningen)
Voor zowel de gemeente Purmerend als de regio Zaanstreek-Waterland (en de grotere regio inclusief Zaanstad en Amsterdam) geldt dat de woningvoorraad verder zal moeten groeien om aan de verwachte lokale en regionale vraag te voldoen. Er zijn uiteraard al harde plannen voor woningbouw in de regio vastgesteld. De uitbreidingsbehoefte is groter dan het aantal woningen binnen de huidige harde plannen. Dit geldt voor zowel de gemeente Purmerend zelf als de regio. Hiermee kan worden geconcludeerd dat, de bouw van maximaal 161 woningen op de locatie Gedempte Where 1 te Purmerend een nieuwe stedelijke ontwikkeling is die met betrekking tot aantallen woningen voorziet in een 'actuele behoefte' zoals bedoeld in Bro artikel 3.1.6 lid 2.a.
Conclusie kwalitatieve toets (woningen)
De indicatieve berekening aangaande de kwalitatieve behoefte en verwacht aanbod laat zien dat het aandeel appartementen binnen de reeds geplande harde plannen naar verwachting hoger ligt dan het aandeel appartementen binnen de behoefte. In absolute zin zijn er echter nog onvoldoende appartementen aanwezig binnen de harde plannen om in de geraamde uitbreidingsbehoefte te voorzien. Dit geldt vooral voor Purmerend zelf maar ook voor de grotere regio inclusief Zaanstad en Amsterdam. Hiermee kan worden geconcludeerd dat het onderhavige plan ook in kwalitatieve zin (woningtype appartementen) aansluit op de actuele en regionale woningbehoefte, en hiermee voorziet in een 'actuele behoefte' zoals bedoeld in Bro artikel 3.1.6 lid 2.a.
Horeca
De te realiseren horecafunctie heeft weliswaar een bvo van maximaal 150 m2, maar betreft, in samenhang met de woningbouw, wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet tevens in nieuw ruimtebeslag.
Ten behoeve van het onderhavige bestemmingsplan, dat de realisatie van 150 m2 bvo horeca mogelijk maakt, is een horecabehoefte-onderzoek verricht. Dit onderzoek kan worden beschouwd als de laddertoets voor de nieuwe horeca. Het horecabehoefte-onderzoek is verricht door het bureau Strabo. In de Toelichting van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van informatie uit het rapport "Behoefteonderzoek horecavestiging PostNL locatie te Purmerend" (juni 2020) van Strabo, dat is bijgevoegd als bijlage 3. De resultaten en conclusies van dit onderzoek voor het onderhavige plan worden hierna beschreven.
Uitkomsten horecabehoefte-onderzoek
Op basis van diverse gegevens, een benchmark en kentallen is vastgesteld dat het anno 2020 in Purmerend beschikbare horeca-aanbod minder groot is dan dat op basis van het gemiddelde in naar inwonertal vergelijkbare gemeenten verwacht zou worden. Daarbij wordt opgemerkt dat enkele andere met Purmerend vergelijkbare (groei)gemeenten een vergelijkbaar laag aanbod per hoofd kennen.
Afgaande op de te verwachten toename van het inwonertal valt er in de komende jaren alleen al op die groei een toenemende behoefte aan horeca te verwachten. De raming van de toekomstige vraag en marktruimte voor nieuw horeca-aanbod in Purmerend resulteert per 2025 in een uitbreidingsmogelijkheid van minimaal ongeveer 520 m2 vvo (wat overeenkomt met ongeveer 4 nieuwe horecazaken) tot maximaal ongeveer 2.910 m2 vvo (ongeveer 23 nieuwe horecabedrijven).
Voor de voorgenomen vestiging van een horecabedrijf van maximaal 150 m2 bvo op de PostNL-locatie is op basis van de gegevens en de verrichte analyse, ruim voldoende draagvlak. Gegeven de gelijktijdige ontwikkeling van een groot aantal woningen in het PostNL-project zelf en andere nabijgelegen woningbouwprojecten, is er ter plekke ook voldoende behoefte en marktvraag te verwachten voor de horecavestiging van maximaal 150 m2 bvo in het overhavige plan.
Conclusie laddertoets (horeca)
De indicatieve berekening aangaande de vraag naar horeca laat zien dat er behoefte is aan horeca in Purmerend die ruimschoots de 150 m2 bvo horeca van het onderhavige plan overstijgt. Daarnaast wordt er op korte termijn geen of beperkt aanvullend horeca-aanbod in Purmerend mogelijk gemaakt. Hiermee kan worden geconcludeerd dat het onderhavige plan aansluit op een actuele en regionale/lokale horecabehoefte, en hiermee voorziet in een 'actuele behoefte' zoals bedoeld in Bro artikel 3.1.6 lid 2.a.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie NH2050
Op 19 november 2018 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie van de provincie op de fysieke leefomgeving beschreven. De provincie zet in op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid, zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven.
De Omgevingsvisie bevat het provinciale beleid op het gebied van wonen en werken. De ambitie is dat vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar in overeenstemming zijn. De woningbouw wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Duurzaamheid van de totale voorraad is uitgangspunt.
Het onderhavige plan dat voorziet in woningbouw, liggend in bestaand stedelijk gebied, is in lijn met de Omgevingsvisie NH2050.
3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening / Omgevingsverordening NH2020
Op 20 december 2016 is de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld. De PRV is een aantal keren gewijzigd en opnieuw vastgesteld. De laatste geconsolideerde PRV is op 17 september 2019 in werking getreden.
Op 22 oktober 2020 is de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld door Provinciale Staten. De Omgevingsverordening NH2020 is op 17 november 2020 in werking getreden. Omdat het ontwerpbestemmingsplan nog voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingsverordening ter inzage is gelegd, gelden voor dit plan de regels uit de PRV. Het bestemmingsplan is overigens ook niet in strijd met de regels van de Omgevingsverordening NH2020.
In de PRV worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. In de verordening worden algemene regels gegeven voor de Provinciale Planologische Commissie, de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling, bedrijventerreinen en detailhandel, de mogelijkheden voor woningbouw in het landelijk gebied, de vereiste ruimtelijke kwaliteit verbonden met stedelijke en niet-stedelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied, de Groene en Blauwe Ruimte, energie en landbouw.
Het plangebied valt binnen het bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder h van het Besluit ruimtelijke ordening. De provinciale verordening geeft aan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk binnen het bestaand stedelijk gebied gerealiseerd dienen te worden. De onderhavige ontwikkeling is daarmee in lijn met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
Voor het onderhavige plan legt de PRV, gezien het type project ofwel de functies en de locatie, geen beperkingen op.
3.2.3 Provinciale Woonvisie 2010-2020
Het provinciale beleid inzake woningbouw is vastgelegd in de Provinciale Woonvisie 2010-2020. Deze woonvisie sluit aan op de structuurvisie en schetst de kaders voor regionaal woonbeleid. Vooral het kwalitatieve aspect van wonen komt in deze visie aan de orde.
De speerpunten van dit beleid zijn:
- 1. Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning.
- 2. Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners.
- 3. Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.
Het onderhavige plan betreft de realisatie van 158 tot maximaal 161 woningen, waarbij koop en huur mogelijk is. Dit sluit goed aan bij het speerpunt om te komen tot een goede afstemming tussen vraag en aanbod. Ook kwalitatief is er behoefte aan het type woningen. Het gaat om appartementen geschikt voor een brede doelgroep.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regiovisie Waterland 2040 (Vitaal met Karakter)
Voor de lange termijn heeft de regio een ontwikkelingskader tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Naast maatregelen om het authentieke karakter van het landelijk gebied te bewaren, vergt dat op vele locaties een forse inspanning in de kwaliteit van de leefomgeving, selectieve uitbreiding voor noodzakelijke sociaal-economische ontwikkelingen en duurzame oplossingen voor beheer en terugdringing van het woon-werkverkeer. Op die manier ontstaat een duurzame vitale regio met een herkenbaar eigen karakter. Onderhavige ontwikkeling past goed in het beleid zoals weergegeven in de Regiovisie. Het bepaalde in dit bestemmingsplan is niet strijdig met dit beleid.
3.3.2 Metropoolregio Amsterdam
Purmerend maakt onderdeel uit van Metropoolregio Amsterdam (MRA). Dit is een samenwerkingsverband van de provincies Noord-Holland en Flevoland, 33 gemeenten en de Vervoerregio Amsterdam. De MRA behoort tot de Europese top vijf van economisch sterke regio's. De rode draad van de samenwerking is het behouden en versterken van die internationale concurrentiepositie. De door de partners geformuleerde hoofdopgaven zijn (thematisch) neergelegd in de 'Gebiedsagenda 2013' en richten zich m.n. op het optimaliseren van het fysieke vestigingsklimaat (economie), het tijdig voorzien in kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwbehoefte in 2040 (verstedelijking) en het op orde brengen en houden van een goed functionerend mobiliteitsnetwerk (bereikbaarheid). De agenda levert een 'voorraadkamer' op voor de besluitvorming over programma's en projecten in het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (BO-MIRT). De agenda richt zich voornamelijk op het verbeteren van de infrastructuur en het milieu.
De agenda bevestigt bovendien dat er binnen de regio Waterland, waar Purmerend onder valt, een aanzienlijk aantal nieuwe woningen dient te worden gerealiseerd. De te realiseren 158 tot maximaal 161 woningen passen dan ook goed in het beleid van de MRA.
De MRA heeft een eigen langeretermijnvisie in de vorm van het Ontwikkelingsbeeld 2040 uit 2007. De MRA wil een internationaal concurrerende regio zijn met compacte steden in een voor recreanten aantrekkelijk landschap en met een infrastructureel netwerk dat de kernen met elkaar, het landschap en de rest van de wereld verbindt. De regio zet in op woningbouw, de creatieve industrie, de maakindustrie en de circulaire economie, wil een omslag naar duurzame energiebronnen en koestert grote bedrijven als het Havenbedrijf Amsterdam. In 2014 verscheen een overzicht van accentverschuivingen ten opzichte van dit Ontwikkelingsbeeld: Doorbouwen op het fundament. Op basis van nieuwe trends en inzichten focust de MRA o.a. op meer stedelijke verdichting, intensivering van de transformatieopgave, beter benutten van OV-knooppunten en – naast bescherming – een betere benutting van het landschap.
Om dit te bereiken is voor de korte termijn een Ruimtelijk-economische Actie-Agenda 2016-2020 opgesteld, met een doorkijk naar de komende tien jaar.
Woonagenda Zaanstreek-Waterland 2017-2020
De MRA bestaat uit zeven zogenaamde deelregio's, waaronder Zaanstreek-Waterland, waar Purmerend deel van uitmaakt. Zaanstreek-Waterland heeft een eigen Woonagenda: Samen optrekken (2017). De focus ligt op de jaren 2017-2020, met een doorkijk naar 2025 en 2035. Hierin kiezen de gemeenten een gezamenlijke koers die recht doet aan lokale omstandigheden, gebaseerd is op inzicht in de (toekomstige) woningmarkt in Zaanstreek-Waterland en die rekening houdt met en een eigen inkleuring geeft aan de samenwerkingsafspraken met de andere deelregio's in de MRA. Zaanstreek-Waterland wil haar eigen identiteit kracht bijzetten door de reeds grote diversiteit aan woonmilieu's nog verder te versterken. Ze wil zowel de eigen als de regionale woningvraag bedienen en streeft naar een verder gedifferentieerde en toekomstbestendige woningvoorraad voor alle doelgroepen. Doelen zijn: het opvoeren van de woningproductie, waarbij de focus ligt op toevoeging van die kwaliteiten aan woonmilieu's, woningtypen en prijsklassen die benodigd zijn en bijdragen aan de gewenste variatie, het behoud van de betaalbare (sociale huur)voorraad, een betere verdeling van en doorstroming binnen die voorraad en verduurzaming van de gehele bestaande voorraad, zowel op het gebied van energie als levensloopbestendigheid.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie Purmerend 2005-2020
In de Structuurvisie Purmerend 2005-2020, vastgesteld op 2 maart 2006, heeft de gemeenteraad van Purmerend een toetsingskader neergelegd voor gewenste en bestaande ontwikkelingen binnen de gemeente. In de structuurvisie worden vier ambities verwoord die leidend dienen te zijn bij de ontwikkeling van de stad Purmerend tot 2020.
- 1. Purmerend is het centrum van Waterland: Uiteen wordt gezet dat Purmerend wil investeren in haar functies waarin zij een regionale rol heeft, om de positie als centrum van Waterland te behouden. De manier waarop Purmerend dit wil bereiken is door te investeren in een veelzijdig, herkenbaar en toegankelijk centrum met kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte en door te streven naar een hoog niveau van voorzieningen in zowel het centrum als in andere delen van de stad.
- 2. Purmerend werkt aan een evenwichtigere woon-werkbalans. In de structuurvisie wordt beschreven dat Purmerend voor de werkgelegenheid sterk afhankelijk is van Amsterdam. Dit is een kwetsbaar punt. Belangrijk is daarom dat Purmerend haar economische punten verder ontwikkelt. Dit is onder meer van belang voor jongeren die in Purmerend zijn geboren en zich nu op de arbeidsmarkt gaan begeven, omdat zij meer geneigd zullen zijn om in Purmerend te werken.
- 3. Purmerend versterkt haar verbindingen in groen, blauw en grijs. Gesteld wordt dat de kwaliteit van de ligging van de stad veel beter benut kan worden. De kwaliteiten van het buitengebied zijn in de wijken ruimschoots aanwezig, maar zijn op het niveau van de stad te weinig herkenbaar en andersom worden de kwaliteiten van de stad daarbuiten nauwelijks (h)erkend. Uiteen wordt gezet dat de aantrekkelijke ligging van Purmerend veel meer benut kan worden om de kwaliteit van het wonen in de stad te verhogen, om de kansen voor toerisme te vergroten en om het beeldmerk van de stad neer te zetten. Tevens wordt gesteld dat het versterken van de stedelijke structuren kan helpen mensen zich meer verbonden te laten voelen met hun stad en om een betere oriëntatie te krijgen op de stad en haar omgeving.
- 4. Purmerend kiest voor bloei in plaats van groei. Purmerend heeft zich decennia lang gericht op groei. Nu moet de omslag komen naar het investeren in identiteit en kwaliteit. Beschreven wordt dat het doel niet langer is om woningen te bouwen en nieuwe wijken te ontwikkelen, maar toe te werken naar een complete stad die op basis van kwaliteit de concurrentie aan kan met de steden in de omgeving en die toegesneden is op de demografische veranderingen.
In 2013 is de strategische plankaart, behorende bij de structuurvisie Purmerend 2005 - 2020, als eerste stap in het proces om te komen tot en vooruitlopend op een integrale herziening, aangepast aan de actuele stand van zaken. Het betreft een beleidsneutrale actualisering, waarbij op de plankaart de wijzigingen zijn verwerkt, die in de achterliggende periode (sinds 2006) doorgevoerd zijn in of op grond van het gemeentelijk beleid. Deze kaart gaat vergezeld van een toelichting daarop.
Het project PostNL past binnen de ambities van de structuurvisie, omdat door het project de kwaliteit van het wonen in de stad verbetert. Het onderhavige plan draagt bij aan een meer complete stad door de toevoeging van een nieuwe vorm van woningbouw, en van woningen op zich, in de binnenstad en het creëren van een nieuwe kwaliteit van wonen. De binnenstedelijke woonfunctie is momenteel beperkt en er is ruimte voor meer woningen in de binnenstad om de levendigheid na winkelsluitingstijden te bevorderen. Het realiseren van woonruimte in de binnenstad van Purmerend, geschikt voor kleinere huishoudens, zoals voorzien met dit plan, zorgt voor meer variatie in het woningaanbod. Meer woningen in de binnenstad bevordert de veiligheid en levendigheid van de binnenstad, wat bijdraagt aan de stedelijke kwaliteit van het centrum. Daarnaast komt het project de kwaliteit van de openbare ruimte ten goede.
Geconcludeerd wordt dat dit plan aansluit op de doelen van de structuurvisie.
3.4.2 Ruimte voor Purmerend (omgevingsagenda voor Purmerend richting 2040)
Het stuk 'Ruimte voor Purmerend (de ruimtelijke omgevingsagenda voor Purmerend richting 2040)' is een dynamische agenda die naast politiek-bestuurlijke focus vooral duidelijkheid biedt over de ambities van de gemeente Purmerend. Purmerend wordt hierin neergezet als compacte woonstad met sterke OV-verbindingen naar de hoofdstad maar ook uitstekende fietsverbindingen naar de omgeving en buitengebied. Een stad waarin de wijken een zelfvoorzienend karakter hebben op het gebied van voorzieningen.
Aan bovenstaande beschrijving kunnen troeven en waardevolle aspecten worden toegevoegd waaruit ambities voortvloeien. De nabijheid van Amsterdam, het voorzieningenaanbod, het OV-netwerk en de betaalbare woningvoorraad zijn bekende troeven. Waardevolle aspecten zijn het dorpse karakter, de tevredenheidsstabiliteit en het brede scala en diversiteit van voorzieningen, omgeving en activiteiten. De ambities die hieruit zijn geformuleerd (samengevat):
- De urgentie en noodzaak om verder te bouwen aan woongelegenheid in een grotere diversiteit voor zowel huidige als toekomstige generaties; een flink deel van de opgave dient plaats te vinden in het bestaande stedelijke gebied.
- Regionale functie van 'de zorg' waarborgen. De compacte en consequente wijkstructuur van Purmerend leent zich al goed voor dagelijkse voorzieningen en zorg (ziekenhuis, EHBO, verpleeghuis, opvang o.m.), voldoende aangepaste huisvesting is ook aanwezig. De ambitie is om deze regionale functie met het oog op de toekomst (vraag naar zorg) te behouden en versterken.
- Versterking van de toeristische sector door Purmerend als pleisterplaats en verblijfsstad op de kaart te zetten voor iedereen die Laag Holland bezoekt.
Om vorm te geven aan de groei van Purmerend worden scenario's bekeken. Gelet op de ladder voor duurzame verstedelijking ligt intensivering van (vastgoed in) de bestaande stad als eerste mogelijkheid voor de hand en vervolgens wordt het verstedelijken van de randen nader als mogelijkheid bezien.
Onderhavig plan voorziet in het ontwikkelen van woongelegenheid in bestaand stedelijk gebied. Gezien de woningbehoefte van circa 10.000 woningen in Purmerend, als onderdeel van de woningbouwtaakstelling van de Metropoolregio Amsterdam, is er behoefte aan de 158 tot maximaal 161 woningen die in het plangebied worden gerealiseerd. Door de toename van het aantal woningen/bewoners is er ook nadere behoefte aan voorzieningen waaronder de horeca in dit plan. Tevens sluit het onderhavige plan aan op het uitgangspunt van een compacte woonstad. Het voornemen is daarmee in overeenstemming met de ruimtelijke omgevingsagenda voor Purmerend richting 2040.
3.4.3 Wonen
3.4.4 Duurzaamheidsagenda 2020-2023
Het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 vormt de basis voor het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid zoals verwoord in de Duurzaamheidsagenda 2020-2023. De volgende thema's staan centraal:
1. Duurzaamheid in de gebouwde omgeving:
- uitvoering Proeftuin Aardgasvrij;
- uitbreiding capaciteit en netwerk van Stadsverwarming Purmerend;
- transitievisie Warmte die wordt vertaald in Wijkuitvoeringsplannen, waarbij per wijk wordt aangegeven welke niet-fossiele warmtebronnen in aanmerking komen;
- verduurzaming van de bestaande woningvoorraad, ondersteunen met subsidies en duurzaamheidsleningen.
2. Duurzame bedrijven:
- verminderen CO2-uitstoot bedrijven;
- bedrijfsterreinen duurzaam revitaliseren;
- gebruik van duurzame grondstoffen;
- versterking circulariteit van grondstoffen.
3. Duurzame mobiliteit:
- streven naar instandhouding van het fijnmazig openbaar vervoerssysteem;
- versterken laadinfrastructuur elektrische voertuigen door inventariseren mogelijke locaties voor het plaatsen van laadpalen;
- uitbreiding aantal laadpunten met in achtneming voldoende spreiding over de gemeente;
- toepassen van alternatieve (bio-)motorbrandstoffen;
- vermindering CO2-uitstoot voertuigen.
4. Duurzame energie:
- aanjagen initiatieven voor duurzame energieproductie.
5. Duurzame stad en regio:
- de Regionale Energiestrategie, waarin wordt aangegeven welke niet-fossiele energiebronnen kunnen worden benut en waar deze ruimtelijk kunnen worden ingepast;
- benutting van subsidie-mogelijkheden.
6. Duurzame gemeente:
- streven naar 75% van het afval gescheiden ophalen;
- klimaatbestendigheid bebouwde kom Purmerend vergroten;
- klimaatadaptief bouwen;
- duurzaam inkoop- en aanbestedingsbeleid gemeente;
- actieve informatieverstrekking over investeringsmogelijkheid en in energieopwekking en -besparing door invulling van een lokaal informatieloket.
- verduurzamen gemeentelijk vastgoed;
- stimulering verduurzaming Schoolgebouwen;
- stimuleren Duurzame vaarrecreatie.
Het onderhavige (bouw)plan voor het appartementengebouw project PostNL zal worden aangesloten op de stadsverwarming. Daarmee, en gezien de wet- en regelgeving, zal het onderhavige gebouw gasloos zijn. Op het gebouw worden zonnepanelen aangebracht. Het gebouw zal tevens voldoen aan het geldende Bouwbesluit, waarmee het gebouw een sterk duurzaamheidsgehalte kent.
Het plan sluit aan op het uitgangspunt van de autoluwe binnenstad. Daarmee wordt de uitstoot door voertuigen beperkt.
Ter plaatse van het gebouw zal sprake zijn van gescheiden afvalinzameling.
3.4.5 Groenkoers
De nota Groenkoers, op 28 november 2014 door de gemeenteraad vastgesteld, geeft de richting aan die de gemeente opgaat met het gemeentelijke groen in zijn totaliteit.
De essentie ervan is dat ingezet wordt op de verbetering van de kwaliteit van de beplanting om ook op lange termijn over een duurzame groenbasis te beschikken tegen acceptabele kosten. De Groenkoers schetst het belang van het groen voor de stad als integraal onderdeel van de openbare buitenruimte. Groen is mede bepalend voor de identiteit, het imago, de kwaliteit en de leefbaarheid van de stad.
De bestaande groenstrook in het plangebied, langs het water, wordt vervangen. Deze groenstrook, met er doorheen het pad Molenschans, is een gesloten plek, en vraagt om een meer toegankelijk karakter. Het project PostNL voorziet in een nieuwe openbare ruimte ter plaatse van de strook met nieuwe groenelementen, welke de beleving van het groen ten goede komt.
3.4.6 Bomenlijst
Purmerend heeft een bomenlijst (https://www.purmerend.nl/kaarten/bomenlijst/). Op deze kaart staan de waardevolle bomen van de stad. De kap van deze bomen is alleen toegestaan met een ontheffing op het kapverbod oftewel met een omgevingsvergunning voor het kappen. Om deze waardevolle bomen ook anderszins te beschermen dient bij nieuwe ontwikkelingen - in het geval dat er zich waardevolle bomen in of in de nabijheid van het plangebied bevinden - met betrekking tot die beschermde bomen een Bomen Effect Analyse (BEA) conform het handboek Bomen van het norminstituut Bomen te worden uitgevoerd. De BEA wordt uitgevoerd in het kader van de nadere regels die het college op grond van de Algemene Plaatse Verordening (APV) kan stellen met betrekking tot kap, gekoppeld aan de omgevingsvergunning voor het kappen. Een BEA is een gestandaardiseerde beoordeling die alle mogelijke effecten van de bouw of aanleg op het duurzaam voorbestaan van de boom in beeld brengt. Hierin wordt ook omschreven hoe de nadelige effecten tot een minimum kunnen worden beperkt. De uitkomsten van die BEA dienen te worden verwerkt in de toelichting op het bestemmingsplan.
In het kader van het project PostNL is een Bomen Effect Analyse (BEA) verricht. De BEA voor de PostNL-locatie komt aan bod in paragraaf 4.6. Met de voorgestelde oplossingen in de BEA vormt het aspect bomen geen belemmering voor het onderhavige plan. De BEA is bij dit bestemmingsplan gevoegd als bijlage 11.
3.4.7 Visie Leefbare Stad 2040
De gemeente Purmerend heeft tot 2040 een bouwopgave van 10.000 woningen. De stad gaat verdichten, en de druk op de openbare ruimte wordt groter. Bovengronds, doordat meer mensen gebruik gaan maken van dezelfde openbare ruimte. Ondergronds, omdat er uitbreiding van kabels, leidingen, riolering en stadsverwarming nodig is. Het groen in de stad staat onder druk. Daarnaast treedt er klimaatverandering op. De kans op wateroverlast, hittestress en droogte in de stad wordt groter. Dit vraagt om een andere inrichting van het openbare gebied, gebouwen en de particuliere terreinen.
Op 26 maart 2020 is de Visie Leefbare Stad 2040 (Steen en groen in balans voor een leefbaar en aantrekkelijk Purmerend) door de raad vastgesteld. In deze visie worden de kansen benoemd hoe steen en groen in balans blijven voor een leefbare stad. Het is een overkoepelend plan dat een stip op de horizon richting 2040 weer geeft, dat kansen benoemd en dat vier uitwerkingen kent:
- 1. Bomenplan (is gereed);
- 2. Klimaatadaptatieplan (wordt in 2020 opgesteld);
- 3. Parkenplan (wordt begin 2021 afgerond);
- 4. een uitwerking voor Natuurinclusief bouwen (wordt begin 2021 afgerond).
Met de vaststelling van de visie zal in vervolg bij elke ontwikkeling in de stad onderbouwd moeten worden wat er is gedaan op het gebied van goede bomen, klimaatadaptatie en natuurinclusief bouwen.
Bij het project PostNL worden er meer bomen teruggeplant/aangeplant dan dat er bomen worden weggehaald. Het weghalen van de bestaande bomen zorgt er voor dat de bomen in mindere staat worden vervangen door goede bomen. In het plangebied wordt langs het water De Where een nieuwe groenstrook aangelegd met daarin nieuwe bomen. In de binnentuin van het appartementengebouw project PostNL wordt nieuw groen gerealiseerd. Langs de Hoornselaan wordt nieuw groen gerealiseerd. Ten aanzien van klimaatadaptie zorgt het te realiseren groen voor een reductie van hittestress, en wordt de regenwaterafvoer geoptimaliseerd voor de onderhavige locatie/situatie. Het realiseren van een gescheiden waterafvoer-/rioolstelsel wordt tevens in het kader van klimaatadaptie uitgewerkt. Tevens wordt als klimaatadaptieve maatregel 'Tegel eruit, groen erin', zijnde minder verharding, toegepast. Ten aanzien van natuurinclusief bouwen worden er in de gevels van de nieuwbouw project PostNL diverse kasten opgenomen welke huisvesting van lokale reeds aanwezig zijnde vogelsoorten bevordert.
3.4.8 Verkeersplan Purmerend 2040
Purmerend heeft een grote woningbouwopgave en moet 10.000 woningen bouwen tot 2040. De extra woningen leiden uiteraard tot meer verkeer. Zonder verdere actie gaat de woningbouwopgave grote consequenties hebben voor de leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid in de stad. Het verkeersplan, dat in maart 2019 door de raad is vastgesteld, bevat een pakket aan maatregelen om de parkeerdruk in de binnenstad te reguleren en de doorstroming te reguleren.
De voorgestelde parkeermaatregelen zijn geclusterd rond drie pijlers:
- optimaliseren van het gebruik van het bestaande parkeeraanbod (realisatie van een parkeerverwijssysteem, ruimere openingstijden parkeergarage Claxonate, vergroten bekendheid avondopenstelling Eggertgarage (Q-park) en vergunninghoudersparkeerplaatsen omzetten naar betaalde parkeerplaatsen);
- compenseren van het parkeertekort dat ontstaat door woningbouw (haalbaarheidsonderzoek parkeergarage Schapenmarkt en/of omgeving stadhuis);
- beïnvloeden van het parkeergedrag (aantrekkelijker maken van alternatieve vervoerswijzen zoals fiets en het openbaar vervoer, beïnvloeden van het parkeertarief en het tarief voor de parkeervergunningen, uitbreiden nul-vergunningenregeling en uitbreiden parkeerregulering).
Inzet is om de verschillende parkeermaatregelen in de loop van 2019 met een doorloop in het eerste kwartaal van 2020 uit te voeren.
Om de binnenstad autoluw te maken en het doorgaand verkeer te ontmoedigen de route door de binnenstad te nemen, zijn er globaal vier knoppen waar aan gedraaid kan worden. Zo kunnen maatregelen getroffen worden die betrekking hebben op de:
- snelheid;
- instelling verkeerslichten;
- op- en afritten van de A7;
- verkeerscirculatie.
Bovenstaand pakket is met behulp van een verkeersmodel doorgerekend. Daaruit blijkt dat het beoogde effect - een autoluwe binnenstad - alleen haalbaar is bij een combinatie van de vier maatregelen.
Parkeerregulering draagt ook bij aan het autoluw maken van de binnenstad. Het onderhavige plan sluit aan op het uitgangspunt van een autoluwe binnenstad.
3.4.9 Visie op mobiliteit Purmerend 2040
Purmerend heeft met de visie 2040 gekozen voor intensivering van bestaand stedelijk gebied. Dat is een keuze voor verstedelijking en dat levert meer mogelijkheden op voor openbaar vervoer en gedeeld vervoer. Het betekent ook meer inwoners in en rond het centrum, vaak Purmerenders die doorstromen op de woningmarkt. Voor hen en voor de bezoekers aan de binnenstad is een leefbare stad waar het gezond leven en recreëren is van groot belang. In de 'Visie op mobiliteit' wordt richting gegeven aan de verbinding tussen de binnenstad en de randen van de stad en het ommeland.
Het onderhavige plan sluit aan op de Visie op mobiliteit.
De haalbaarheid van elektrische deelauto's wordt nog onderzocht.
3.4.10 Nota gebiedsoverstijgende kosten Purmerend (GKP)
Dit bestemmingsplan bevat een of meerdere bouwplannen zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Bro. Voor dergelijke bouwplannen geldt een uit hoofde van de afdeling 'grondexploitatie' van de Wet ruimtelijke ordening (voortaan: Grondexploitatiewet) plicht tot kostenverhaal. Deze plicht houdt in dat de aan bouwplannen gerelateerde kosten van de grondexploitatie verzekerd moeten worden alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Samen met de Grondexploitatiewet geeft specifiek gemeentelijk beleid invulling aan het kostenverhaalbeleid in Purmerend. Het specifieke beleid is neergelegd in de Nota gebiedsoverstijgende kosten Purmerend (GKP) en in 'ad hoc' aanvullingsbesluiten voor een aantal ontwikkelingslocaties. Uit dit gemeentelijke beleid vloeit voort dat onder de te verhalen kosten ook een bijdrage wordt meegenomen voor de kosten van gebiedsoverstijgende infrastructuur en voorzieningen (bovenwijkse voorzieningen, bovenplanse verevening/kosten en bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen).
Opname van nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan is om deze redenen pas mogelijk als het blijkt dat de kosten van de grondexploitatie verzekerd zijn. Kosten kunnen worden verzekerd wanneer de gemeente deze kosten in haar begroting opneemt, wanneer de gemeente een exploitatieplan vaststelt, of wanneer de gemeente en de particuliere grondexploitant die het bouwplan gaat realiseren een anterieure overeenkomst sluiten. De voorkeur van de gemeente gaat uit naar het verzekeren van de kosten via een anterieure overeenkomst. In hoofdstuk 6 zal concreet worden ingegaan op de vraag hoe de kosten van de grondexploitatie gerelateerd aan de in dit bestemmingsplan opgenomen bouwplan(nen) verzekerd zijn.
3.5 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling om 158 tot maximaal 161 woningen, betreffende appartementen, en daarbij kleinschalige horeca, op de onderhavige planlocatie te realiseren, ligt in lijn met het Rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten En Randvoorwaarden
4.1 Verkeer En Parkeren
4.1.1 Beleidskader
Verkeersaantrekkende werking
Voor de berekening van de toekomstige verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van de verkeersgeneratiecijfers/-kengetallen van het CROW (zie ook CROW-publicatie 317 “Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie”). Voor het bepalen van de verkeersgeneratie van een bouwplan moet rekening worden gehouden met 1) wat voor een gemeente (zeer sterk, sterk, matig, weinig, niet stedelijk) het betreft en 2) in welk gebied (centrum, schil centrum, rest bebouwde kom, buitengebied) het bouwplan gerealiseerd wordt. De gemeente Purmerend is een 'sterk stedelijke' gemeente en het onderhavige plangebied is gelegen in het centrum.
Parkeren
Het onderhavige bestemmingsplan overschrijft de regels van de Nota Parkeernormen 2016 die zijn verbonden aan het bestemmingsplan "Parapluplan Parkeernormen Purmerend 2018". Voor de onderhavige planlocatie gelden specifieke parkeerregels op basis van het gemeentelijke mobiliteitsbeleid. Er is met het onderhavige plan sprake van een nieuwe parkeerbeleidsregel, gebaseerd op het door de gemeenteraad vastgestelde mobiteitsbeleid.
De Nota Parkeernormen is vooral bedoeld voor bestaande gebieden. Voor nieuwe ontwikkelingen zijn veelal concrete parkeernormen in het bestemmingsplan zelf noodzakelijk (maatwerk). In dat laatste geval is de Nota parkeernormen niet van toepassing (zie stap 1 van de nota). Deze nota hoeft daarom ook niet nader te worden toegelicht in de onderhavige Toelichting van het bestemmingsplan.
De parkeerbehoefte van het onderhavige plan is gebaseerd op het gemeentelijke beleid dat zich richt op een autoluwe binnenstad en parkeerregulering.
4.1.2 Analyse
4.1.3 Conclusie
Het aspect verkeer vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan. Ten aanzien van het aspect parkeren, en de specifieke parkeersituatie- en oplossing bij de PostNL-locatie en het appartementengebouw, blijkt uit analyse dat het geen belemmering geeft voor het onderhavige plan.
4.2 Geluid
4.2.1 Algemeen
Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke ordening van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven. De mate van acceptatie en hinder is onder meer afhankelijk van de functie van het geluidsbelaste object, en hiervoor kent de wetgeving 'geluidsgevoelige bestemmingen' zoals wonen, zorg en onderwijs.
Het te ontwikkelen appartementengebouw van het PostNL-project bevindt zich binnen de geluidszones van de wegen Gedempte Where en Hoornselaan. De te realiseren maximaal 161 woningen in het appartementengebouw zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. Een onderzoek op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is noodzakelijk. Ten behoeve van het project voor het appartementengebouw is akoestisch onderzoek verricht door het bureau LBP|SIGHT. In de Toelichting van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van informatie uit het rapport "PostNL locatie Gedempte Where 1 in Purmerend - Akoestisch onderzoek wegverkeer" (d.d. 28 mei 2020) van LBP|SIGHT, dat is bijgevoegd als bijlage 6.
Met het akoestisch onderzoek wordt onder meer inzicht gegeven in het aantal woningen met geluidsbelasting(en) boven de voorkeursgrenswaarden en de benodigde hogere waarden, met betrekking tot wegverkeer. Bij het verlenen van een hogere waarde moet de gemeente een afweging maken met betrekking tot de maatregelen en de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting vanwege verkeer.
Het PostNL-project kent tevens een horecabedrijf. In het kader van het terras van de voorgestane horeca is akoestisch onderzoek verricht door het bureau LBP|SIGHT, naar het stemgeluid komend van het terras. In de Toelichting van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van informatie uit de notitie "PostNL locatie Gedempte Where 1 Purmerend - Stemgeluid terras" (d.d. 11 juni 2020) van LBP|SIGHT, dat is bijgevoegd als bijlage 7. Met het akoestisch onderzoek wordt inzicht gegeven in de mogelijke geluidsbelasting vanwege stemgeluid op het terras dat is opgenomen in het onderhavige plan.
4.2.2 Wet- en regelgeving
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat het wettelijk kader voor de toegestane geluidsbelasting van een weg, spoorweg en industrieterrein bij geluidsgevoelige bestemmingen. Voor geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, die liggen binnen de geluidszone van een geluidsbron dient de geluidsbelasting vanwege de bron te worden onderzocht en beoordeeld. In zijn algemeenheid stellen de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder eisen aan de maximaal toegestane geluidsbelasting als de geluidsgevoelige bestemming in de geluidszone van de bron is geprojecteerd. Daarnaast bevat de wet- en regelgeving een bandbreedte waartussen hogere waarden nodig zijn. De bandbreedte wordt (ten aanzien van te realiseren nieuwe woningen) begrensd door de onderstaande waarden, in tabel 4.2.
Tabel 4.2 Grenswaarden geluidsbelasting op de gevel van woningen
Voorkeurs- grenswaarde | Maximale grens-/ ontheffingswaarde | |
Wegverkeer, binnenstedelijk | 48 dB | 63 dB |
Wegverkeer, buitenstedelijk | 48 dB | 53 dB |
Spoorwegverkeer | 55 dB | 68 dB |
Industrieterrein | 50 dB(A) | 55 dB(A) |
Een waarde boven de voorkeursgrenswaarde is onder voorwaarden aanvaardbaar. Een hogere geluidsbelasting op de gevel dan de maximale ontheffingswaarde is slechts mogelijk als deze gevel 'doof' wordt uitgevoerd of deze gevel wordt afgeschermd van het geluid van de bron (middels een vliesgevel). Indien de geluidsbelasting op de gevel hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en lager dan de maximale ontheffingswaarde, dan kan ontheffing (een hogere waarde) worden aangevraagd.
De hogere waarden (kunnen) worden verleend door burgemeester en wethouders van de gemeente.
Geluidsbelasting activiteiten
Voor andere geluidsbronnen bevat het Activiteitenbesluit milieubeheer het wettelijk kader voor de toegestane geluidsbelasting bij geluidsgevoelige bestemmingen. Bij de beoordeling van activiteiten in het kader van de goede ruimtelijk ordening worden tevens de geluidsnormen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' meegenomen.
4.2.3 Wegverkeerslawaai
4.2.4 Geluid vanwege horeca/terras (Activiteitenbesluit milieubeheer)
4.3 Luchtkwaliteit
4.3.1 Beleidskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' (geen formele benaming), waarbij de grondslag is opgenomen in titel 5.2 van de Wet milieubeheer.
De kern van titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) bestaat uit luchtkwaliteitseisen, gebaseerd op de Europese richtlijnen. Verder bevat titel 5.2 van de Wm basisverplichtingen op grond van Europese richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. Titel 5.2 van de Wm regelt het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
Het uitgangspunt is dat de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden gehaald. In artikel 5.16 lid 1 van de Wm staat opgesomd wanneer een (luchtvervuilend) project toelaatbaar is. Dan moet aannemelijk worden gemaakt, dat het project aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden voldoet:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
- een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit
- een project draagt slechts 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging
- een project is opgenomen in, of past binnen, het NSL of een regionaal programma van maatregelen.
Voor ruimtelijke projecten geldt uiteraard ook het principe van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast kan het Besluit gevoelige bestemmingen relevant zijn.
Met de Wet luchtkwaliteit is gestreefd naar meer flexibiliteit als het gaat om de koppeling van luchtkwaliteitseisen en ruimtelijke ontwikkelingen. Deze flexibiliteit is met name terug te vinden in een verdeling in projecten die in betekende mate (IBM) of niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. NIBM-projecten hoeven niet langer getoetst te worden aan de grenswaarden.
Besluit niet in betekenende mate [NIBM] bijdragen, en Regeling NIBM bijdragen
In het "Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" en de daarop gebaseerde "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" is geregeld welke projecten niet meer getoetst hoeven te worden. Projecten, die maximaal 3% van de grenswaarde (= 1,2 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10) bijdragen aan de lokale luchtkwaliteit, vallen onder de definitie van 'niet in betekende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit' en hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.
Bij ministeriële regeling kunnen categorieën van gevallen worden aangewezen waarbij een besluit, aangaande een project, in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt. In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën projecten opgenomen die niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit.
In de 'Regeling NIBM bijdragen' is onder meer opgenomen dat voor woningbouwlocaties van een bepaalde omvang sprake is van niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit ofwel dat het woningbouwproject geen aanmerkelijke negatieve invloed heeft op de luchtkwaliteit. Voor woningbouwprojecten is de regeling van toepassing op woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat.
4.3.2 Analyse
Het Besluit gevoelige bestemmingen is voor het onderhavige plan niet relevant. De functie wonen wordt ten aanzien van luchtkwaliteit niet aangemerkt als een (meer) gevoelige bestemming.
Het project, dat met het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, omvat maximaal 158 woningen en 150 m2 bvo horeca, of maximaal 161 woningen en geen horeca. Gezien dit beperkte aantal woningen en de kleinschalige horeca zal het project appartementengebouw PostNL niet in betekende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. Dit kan worden geconstateerd op grond van de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)". Het project draagt minder dan 1,2 µg/m3 bij aan de lokale luchtkwaliteit. Dit is geconstateerd op basis van de NIBM-tool.
Het effect op de luchtkwaliteit is berekend op basis van de toename van het aantal voertuigen vanwege het onderhavige project (zie paragraaf 4.1). Op basis van de NIBM-berekening kan worden geconcludeerd dat het project niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Een nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is voor het project PostNL daarom niet benodigd. De NIBM-tool berekening is weergegeven op afbeelding 4.3.
Afbeelding 4.3: Berekening NIBM-tool verkeer PostNL-project
Het project waarvoor het onderhavige bestemmingsplan is opgesteld draagt niet bij aan een relevante verslechtering van de luchtkwaliteit.
Verder blijkt uit de NSL-monitoringstool (2019) dat de concentraties aan de luchtverontreinigende stoffen NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving van het onderhavige plangebied ruim – met meer dan respectievelijk 19, 20 en 13 µg/m3 – onder de grenswaarden (voor jaargemiddelde concentraties) liggen, in zowel 2018, 2020 als 2030. Dit volgt uit het toets-/rekenpunt van de NSL-monitoringstool liggend op de grens van het plangebied (langs de Gedempte Where).
De huidige luchtkwaliteit ter plaatse van de PostNL-locatie is ruim voldoende zodat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
4.3.3 Conclusie
Er is bij het onderhavige project en bestemmingsplan sprake van 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. Met NIBM bijdragen wordt voldaan aan de eisen van de Wet milieubeheer. Er is na projectrealisatie geen relevant effect op de luchtkwaliteit als gevolg van het project appartementengebouw PostNL. Tevens is de huidige luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied ruim voldoende.
De luchtkwaliteit, of een geringe verandering daarvan, vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan. Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen nader onderzoek gedaan te worden naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit.
4.4 Bodemkwaliteit
4.4.1 Beleidskader
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat in de toelichting van een plantype onder meer moet worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Een onderzoek naar de bodemgesteldheid maakt hiervan deel uit. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. In de bestaande stad is dit niet in alle gevallen mogelijk in verband met de aanwezigheid van eventuele historische verontreinigingen. Teneinde maatschappelijke en/of ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig te frustreren als gevolg van de aanwezigheid van bodemverontreiniging, is het mogelijk om onder voorwaarden bestemmingen op een verontreinigde bodem te realiseren.
Een en ander is ook verwoord in het in 2009 door burgemeester en wethouders vastgestelde bodembeleidsplan van de gemeente Purmerend en het hieraan gekoppelde bodembeheerplan en de in 2014 vastgestelde bodemkwaliteitskaart. Met deze instrumenten wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke taak met betrekking tot actief bodembeheer.
De gemeente beschikt over een bodeminformatiesysteem. In dit systeem is de bij de gemeente bekende bodeminformatie geregistreerd. Dit systeem wordt ook in het kader van de bodemtoets bij bouwaanvragen regelmatig geraadpleegd en voortdurend geactualiseerd met nieuwe onderzoeksgegevens of geplande en gerealiseerde bodemsaneringen.
Door het vaststellen van het bodembeleid, het bodembeheerplan en de bodemkwaliteitskaart heeft de gemeente invulling gegeven aan haar beleidsvrijheid op het gebied van bodemtaken. Bij procedures voor ruimtelijke plannen worden deze instrumenten ingezet, waardoor er in de praktijk steeds minder vaak bodemonderzoek en bodemsanering hoeft te worden uitgevoerd.
De mogelijkheid om op (eventueel verontreinigde) grond te kunnen bouwen dient per geval te worden beoordeeld. De Wet bodembescherming biedt de kaders waarbinnen gehandeld dient te worden. Afhankelijk van de verontreinigingssituatie, is de gemeente dan wel de provincie het bevoegd gezag bij een eventuele sanering. In het geval dat de gemeente het bevoegd gezag is, kan het bouwen op verontreinigde bodem geregeld worden in de omgevingsvergunning. Dit is in alle gevallen maatwerk. Indien de bevoegdheid ligt bij de provincie, dan dient bij de provincie een BUS-melding te worden ingediend. Wanneer binnen 4 weken geen reactie van de provincie wordt ontvangen, is het toegestaan om te saneren conform de BUS-melding. Deze procedure is in de plaats gekomen van de voormalige goedkeuring van de provincie. De BUS-melding of de beschikking inzake sanering wordt gepubliceerd in een huis-aan-huisblad. Indien noodzakelijk worden aanvullend saneringsvoorschriften in de omgevingsvergunning opgenomen. De beschikking is hiervoor leidend.
Wat betreft de concrete ontwikkelingen dient in geval van functiewijziging onderzoek te worden verricht naar de bodemkwaliteit.
4.4.2 Analyse
In het kader van de ontwikkeling van de PostNL-locatie is er een verkennend bodemonderzoek verricht, namelijk door het bureau Ambiente Nederland BV. In de Toelichting van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van informatie uit het rapport "Verkennend bodemonderzoek Gedempte Where 1 Purmerend" (d.d. 7 april 2020) van Ambiente Nederland BV, dat is bijgevoegd als bijlage 8.
Vanwege gebrek aan concrete informatie over voormalige bodembedreigende activiteiten enerzijds en de resultaten van het in 2008 door Search uitgevoerde bodemonderzoek anderzijds, is besloten de bodemkwaliteit van de planlocatie te onderzoeken, op basis van de strategie voor onverdachte locaties. De hypothese is dat de locatie Gedempte Where 1 een onverdachte locatie is.
Uit het bodemonderzoek van 2020, dat op de locatie Gedempte Where 1 is uitgevoerd, blijkt dat zowel in de grond als het grondwater verontreinigingen aanwezig zijn.
Grond-verontreinigingen zijn aangetroffen vanaf een halve meter diepte. In de toplaag zijn geen verontreinigingen aangetoond. Tussen een halve en een meter diepte zijn lichte verontreinigingen met lood, minerale olie, PAK en PCB's aanwezig. Tussen een en twee meter diepte zijn licht verhoogde gehalten aan zware metalen (kwik, lood, zink) en minerale olie en licht tot sterk verhoogde gehalten aan PAK aangetoond. Asbest is niet aangetroffen.
Het sterk verhoogde PAK-gehalte in de ondergrond is gemeten buiten het voor woningbouw te ontwikkelen terrein en binnen de zone welke voor infrastructuur en groenvoorzieningen wordt ingericht.
Het grondwater op de herontwikkelingslocatie bleek slechts licht met barium te zijn verontreinigd.
Gezien de aangetroffen verontreinigingen dient de onderzoekshypothese verworpen te worden. Gezien echter de aard van de aangetroffen verontreinigingen en de verdeling ervan in horizontale en verticale zin enerzijds en de resultaten van voorgaand onderzoek anderzijds, wordt geacht dat de bodemkwaliteit voldoende beschreven is en dat er geen reden is voor aanvullend bodemonderzoek, voor zover de werkzaamheden ten behoeve van de herontwikkeling en herinrichting plaatsvinden in de bovenste meter van de bodem.
Ten behoeve van eventuele grondwerkzaamheden beneden een meter diepte wordt aanvullend onderzoek ter plaatse aanbevolen. In geval van werkzaamheden in sterk verontreinigde grond zal een BUS-melding (melding in het kader van het Besluit Uniforme Saneringen) nodig kunnen zijn. De verwachting is dat er geen graafwerkzaamheden beneden een meter diepte plaatsvinden.
Mocht er tijdens de ontwikkeling en herinrichting van het terrein grond vrijkomen, dan is deze mogelijk elders herbruikbaar. Die grond zal dan nog wel middels een AP04 keuring onderzocht moeten worden. Voorliggend onderzoek leent zich niet voor de toets op herbruikbaarheid.
De in het bodemonderzoek vermelde PAK-bodemverontreiniging in de ondergrond bevindt zich ter plaatse van het bestaande parkeerterrein, aan de oostrand van het plangebied ter plaatse van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Aldaar bevindt zich in de huidige en toekomstige situatie verhard oppervlak, en zal na herinrichting van het openbaar gebied geen aanraking met de grond plaatsvinden. De grondroering bij de herinrichting beperkt zich tot de bovengrond. De PAK-verontreiniging bevindt zich niet in de bovengrond en blijft afgedekt met een grondlaag. Vanwege het verdwijnen van het parkeerterrein zal de verontreiniging zich niet uitbreiden. Kortom, de PAK-verontreiniging vormt geen bedreiging, en geen belemmering voor het onderhavige plan.
De verontreinigingen onder het gebouw en de bestemming 'Wonen', die zich in de ondergrond bevinden, zijn en blijven afgedekt door de bovengrond, en vormen daarmee geen enkele belemmering voor het onderhavige plan.
De geconstateerde verontreinigingen in het bodemonderzoek bevinden zich allemaal in de ondergrond oftewel tenminste een halve meter onder maaiveld. De verontreinigingen zullen onder een schone grondlaag blijven liggen. Daarmee volstaat de bodemkwaliteit voor de beoogde functies.
De bodemverontreinigingen in het plangebied vormen geen belemmering voor het onderhavige plan.
4.4.3 Conclusie
De bodemkwaliteit is van dien aard dat deze, in combinatie met kenmerken van het plan, de realisering van het onderhavige bestemmingsplan niet in de weg staat.
4.5 Water
4.5.1 Beleidskader
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat de waterhuishouding in kaart moet worden gebracht voor ruimtelijke plannen. Daarom dient een watertoets te worden verricht. Bij de beoordeling van de watertoets door de verantwoordelijke instantie, het Waterschap, wordt rekening gehouden met juridische kaders en beleidskaders. Bij een watertoets worden meerdere beleidskaders in acht genomen. Hierna worden de beleidskaders met betrekking tot water(huishouding) beschreven.
Waterbeleid 21e eeuw
Op basis van beleid dat voortkomt uit de 'Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw' en nota 'Waterbeleid voor de 21e eeuw' (Advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw) is een watertoetsproces ingesteld bij de ruimtelijke planvorming. Het watertoetsproces heeft tot doel om elkaar vroegtijdig te informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van het belang van water en dit in ruimtelijke plannen gestalte te geven. Een watertoetsproces leidt onder andere tot een waterparagraaf in het plan. De diepgang van de watertoets en de inhoud van de waterparagraaf kan verschillen naar de aard van de planvorming. De watertoets moet er voor gaan zorgen dat er bij de inrichting van ons land bewust rekening wordt gehouden met water. De waterbeheerder en initiatiefnemer nemen daarvoor samen de waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar en evenwichtig mee bij alle ruimtelijke plannen of ingrepen.
Naast de in de toelichting genoemde Watertoets is er in de nota 'Waterbeleid 21e eeuw' (Commissie Tielrooij, 2000) het principe van 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren' als ordeningsprincipes geïntroduceerd. Dit is bedoeld om het watersysteem op een duurzame en robuuste manier in te richten, teneinde de burgers een prettige en veilige leefomgeving te bieden.
Nationaal Bestuursakkoord Water actueel (NBW actueel) en Bestuursakkoord Water
In 2003 is door het Rijk, de provincies, de waterschappen (Unie van Waterschappen) en de gemeenten (VNG) het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekend in navolging van het advies Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het doel van het NBW is om rekening houdend met klimaatveranderingen, zeespiegelrijzing, bodemdaling en verstedelijking, het watersysteem in 2015 op orde te hebben en voor de toekomst op orde te houden. In 2008 werd het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) geactualiseerd.
In mei 2011 hebben het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (Vewin) het Bestuursakkoord Water ondertekend. Doel van het Bestuursakkoord Water is te blijven zorgen voor veiligheid tegen overstromingen, goede kwaliteit van water en voldoende zoet water. Het NBW en het Bestuursakkoord Waterketen hebben de basis gelegd voor het Bestuursakkoord Water.
Nationale Waterplan 2016-2021
In het Nationale Waterplan staan vijf ambities centraal. Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven. Deze ambitie wordt vooral ingevuld door onze veiligheidsnormen tegen overstroming te vernieuwen. Het kabinet kiest voor een grotere inzet op verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics). Dit zorgt er voor dat de Nederlandse wateren schoon en gezond zijn en er genoeg zoet water is. Verder wil het kabinet dat Nederland klimaatbestendig en waterrobuust wordt ingericht, dat Nederland een gidsland is en blijft voor watermanagement en -innovaties. Dat is gunstig voor onze economie en ons verdienvermogen. Tot slot wil het kabinet dat Nederlanders waterbewust leven. Deze ambities moeten gezamenlijk ingevuld worden door iedereen die werkt aan de ruimtelijke inrichting van Nederland: alle overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen. Water en ruimtelijke ordening zijn dus steeds meer met elkaar verweven. In het verleden werd water vooral geplooid naar de wensen van inrichters en gebruikers. Steeds vaker verschijnt waterproblematiek in de actualiteit.
De hoogwatersituaties van de afgelopen jaren, maar ook verdrogingsverschijnselen, hebben aangetoond dat water een belangrijk aspect is bij ruimtelijke ordening. Daarom moet men water beter inbedden in ruimtelijke plannen. Ook vraagt klimaatverandering om ruimtelijke aanpassingen. Denk hierbij aan zeespiegelstijging, hogere afvoeren van rivieren en hevige regenbuien en perioden van droogte. Het wateraspect moet men zo vroeg mogelijk betrekken bij ruimtelijke planvorming.
In structuurvisies en bestemmingsplannen staat de wettelijke verplichting om de gevolgen voor water af te wegen via de watertoets. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten planners rekening houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Het proces van de watertoets voorziet erin dat rekening wordt gehouden met de eisen zoals die vanuit het waterbeheer worden gesteld. Dit is niet alleen van belang voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem. Het is ook belangrijk om zoveel mogelijk te voorkomen dat er problemen met water ontstaan nadat men heeft gebouwd. Tenslotte moet men in de waterparagraaf van zowel structuurvisies, bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen verantwoorden hoe het plan rekening houdt met: waterkwantiteit, waterkwaliteit, oppervlaktewater, grondwater, afvalwater en de landschappelijke aspecten van water.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
De Keur, en Beleidsregels
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
De Keur is een eigen verordening van het Hoogheemraadschap die van oudsher zo heet. De Keur dient ter bescherming van de waterhuishoudkundige infrastructuur, de waterkeringen en de handhaving van het waterpeil. De Keur kent 'verboden' en 'geboden' voor de manier van inrichten, gebruik en onderhoud van waterkeringen, oevers en wateren. Voor een deel van de verboden activiteiten uit de Keur kan onder voorwaarden een watervergunning worden verleend. Voor bepaalde activiteiten kan worden volstaan met een melding. Het bestuur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft de nu vigerende Keur vastgesteld: de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016, met de Algemene regels. De Beleidsregels keurontheffing zijn vastgesteld in 2007.
Daarnaast zijn er de Beleidsregels 'Compensatie verhardingstoename' en 'Alternatieve vormen van waterberging'.
4.5.2 Watertoets
In het kader van dit bestemmingsplan en de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling is overleg gepleegd met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
4.5.3 Vooroverleg Hoogheemraadschap (Waterschap)
Voorafgaand aan het opstellen van de watertoets is er reeds contact geweest met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Het eerste advies van het HHNK is meegenomen in het opstellen van de watertoets.
De watertoets is voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Het HHNK heeft om verduidelijking en nadere toelichting gevraagd op een aantal onderdelen in de watertoets. De vragen van het HHNK zijn beantwoord, en de watertoets is aangepast.
4.5.4 Conclusie
De waterhuishouding vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan en project PostNL.
De beperkte toename aan verhard oppervlak vereist formeel geen maatregelen of compensatie. Doordat een groot deel van het regenwater rechtstreeks naar het groot oppervlaktewater De Where wordt afgevoerd, is het verhard oppervlak geen nader aandachtspunt. Nadere maatregelen zijn bij het onderhavige plan ook niet nodig.
De waterkering, betreffende de kade van De Where, aan de (noord)oostzijde van het plangebied, ligt op voldoende afstand van de nieuwbouw.
4.6 Natuurwaarden
4.6.1 Beleidskader
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de wet- en regelgeving inzake natuur, flora en fauna. Zowel een groot deel van de flora en fauna zelf als de leefgebieden van diverse soorten kennen wettelijke bescherming. Die bescherming vloeit voort uit zowel Europese als nationale regelgeving. Zo richt de EG-Habitatrichtlijn zich expliciet op de bescherming van de habitat van wilde planten en dieren en beschermt de EG-Vogelrichtlijn op soortgelijke wijze broed- en trekvogels. In het kader van deze richtlijnen heeft Nederland zogenoemde speciale beschermingszones ("Natura 2000" gebieden) aangewezen. De door het Rijk aangewezen Natura 2000-gebieden zijn eerst aangemeld bij de Europese Unie.
Gebiedsbescherming is in het Nederlands recht geregeld in de Wet natuurbescherming sinds 1 januari 2017, en was voorheen geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Daarnaast is er ook sprake van juridische natuurbescherming via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en provinciale ruimtelijke omgevingsverordeningen.
De kern van het natuurbeleid wordt gevormd door de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), dat een samenhangend netwerk van natuurgebieden is. Inmiddels is de EHS opgenomen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij het NNN zijn ook de door het Rijk aangewezen, en door de Europese Unie geconfirmeerde, Natura 2000-gebieden van groot belang.
De bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van planten- en diersoorten in hun natuurlijke leefgebied is geregeld in de Wet natuurbescherming sinds 1 januari 2017. Het uitgangspunt van de wet is "nee, tenzij". Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken met een ontheffing of vrijstelling.
In de Wet natuurbescherming is een doorvertaling en interpretatie van de Europese richtlijnen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn opgenomen. Bij de wet zijn uitgebreide lijsten met beschermde soorten opgenomen. Op grond van de Wet natuurbescherming moet inzicht worden gegeven in het voorkomen en de verspreiding van beschermde soorten op populatieniveau, zodat de effecten van voorgenomen ontwikkelingen en activiteiten kunnen worden getoetst aan de (gunstige) staat van instandhouding van de betreffende soorten. Afhankelijk van het beschermingsniveau van de soort moet de gunstige staat van instandhouding worden getoetst op lokaal, regionaal of landelijk niveau.
In de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn (artikel 3.1 Wnb);
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en natuurbeschermingsverdragen (artikel 3.5 Wnb);
- overige soorten (artikel 3.10 Wnb).
Voor alle soorten, dus ook voor de niet beschermde soorten, geldt de zorgplicht.
De Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en Boswet zijn per 1 januari 2017 opgegaan in de Wet natuurbescherming. |
De Wet natuurbescherming kent veel bevoegdheden aan de provincies toe. De uitvoering van de wet wordt gedaan door de provincies en voor bepaalde zaken door de RVO (namens het Rijk).
De provincies kunnen ten aanzien van verboden handelingen ontheffing verlenen en bij verordening vrijstellingen geven. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming en vloeien voort uit de Europese richtlijnen (evenals de verboden handelingen).
De verbodsbepalingen die gelden voor de overige soorten hebben betrekking op de soorten opgenomen in de Bijlage van de Wet natuurbescherming, behorende bij artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming, onder Onderdeel A en Onderdeel B.
Natuurnetwerk Nederland
De Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Noord-Holland bepaalt dat een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als natuurnetwerk Nederland, strekt tot de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden. In Purmerend zijn alleen enkele delen van het Purmerbos en een stuk agrarische grond tegen Ilpendam aan, als deel van het NNN aangemerkt. Ook ligt er langs de ringvaart van de Wijde Wormer, waar Weidevenne aan grenst, een dergelijk gebied. Het onderhavige project tast deze waarden niet aan.
4.6.2 Analyse
In het kader van de beoogde sloop van het bedrijfspand op de locatie Gedempte Where 1 te Purmerend, en het onderhavige project PostNL, is een quickscan flora en fauna en een vleermuisonderzoek verricht, door het ecologisch adviesbureau Eelerwoude. In de Toelichting van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van informatie uit het rapport "Toetsing Wet natuurbescherming - Sloop en herontwikkeling locatie Gedempte Where 1 Purmerend" (d.d. 30 april 2020) en het rapport "Nader onderzoek vleermuizen - Gedempte Where 1 te Purmerend" (d.d. 25 augustus 2020) van bureau Eelerwoude. Deze onderzoeken zijn bijgevoegd als bijlagen 9 en 10. De resultaten en conclusies van de onderzoeken voor het onderhavige plangebied worden hierna in hoofdzakelijk paragraaf 4.6.2.2 beschreven.
Daarnaast is in het kader van het onderhavige project PostNL, en de bijbehorende effecten op de aanwezig bomen in het plangebied, een bomeneffectanalyse (BEA), door het bureau Copijn Boomspecialisten. In de Toelichting van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van informatie uit het rapport "Bomeneffectanalyse, Gedempte Where 1, Purmerend" (d.d. 11 juni 2020), dat is bijgevoegd als bijlage 11. De resultaten en conclusies van de BEA worden hierna in paragraaf 4.6.2.3 beschreven.
Voor het project PostNL is onderzoek verricht naar de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden als gevolg van de projectrealisatie en het nieuwe gebruik van het plangebied. In de Toelichting van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van informatie uit het rapport "Onderzoek stikstofdepositie project PostNL Purmerend" (d.d. 14 januari 2021) van Metafoor RO, en met betrekking tot het verkeer in de gebruiksfase het rapport "PostNL-locatie Purmerend - Onderzoek stikstofdepositie" (d.d. 19 juni 2020) van Goudappel Coffeng. Deze rapportages zijn bijgevoegd als bijlagen 12 en 13. De resultaten en conclusies van het stikstofdepositie-onderzoek worden hierna beschreven.
4.6.3 Conclusie
Het project PostNL heeft geen invloed op de in de nabijheid van Purmerend gelegen Natura 2000-gebieden. Het aspect stikstofdepositie vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.
De aanwezige natuurwaarden (flora en fauna) in het plangebied zijn geen belemmering voor het onderhavige plan. Wel dient er voor de te kappen bomen compensatie plaats te vinden. De bomenkap vormt geen belemmering voor het onderhavige plan.
In de bestaande bebouwing op de PostNL-locatie zijn geen vleermuizen waargenomen. In het plangebied zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen vastgesteld en is geen sprake van leefgebied van vleermuizen of andere beschermde soorten.
Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen nader onderzoek gedaan te worden naar de invloed van het plan op natuur en de flora en fauna.
4.7 Externe Veiligheid
4.7.1 Beleidskader
Bij ruimtelijke procedures dient het aspect externe veiligheid in acht te worden genomen. Het aspect externe veiligheid heeft betrekking op risico's ten aanzien van het vervoer, de opslag en het bewerken van gevaarlijke stoffen. De risico's met betrekking tot gevaarlijke stoffen worden geduid in het zogenaamde Plaatsgebonden risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Het groepsrisico dient in veel ruimtelijke procedures verantwoord te worden. De verantwoording is erop gericht om een weloverwogen besluit te nemen over het groepsrisico. Het uiteindelijke besluit is aan het bevoegd bezag.
4.7.2 Analyse
In het kader van externe veiligheid is de Risicokaart (risicokaart.nl) geraadpleegd. Hieruit blijkt dat de opgeheven risicobron in de omgeving van het plangebied nog op de risicokaart staat, namelijk het LPG-station aan de Wagenweg. Dit LPG-station bestaat inmiddels niet meer en is planologisch opgeheven. Overigens reikt de risicocontour niet tot het plangebied. Verder liggen er in de nabijheid van het plangebied geen risicovolle inrichtingen. In de wijdere omgeving bevindt zich ten oosten van het plangebied een buisleiding. Het onderhavige plangebied ligt op ruim 400 meter van de buisleiding, en ligt daarmee buiten het invloedsgebied van de leiding.
Het plan zelf maakt geen risicovolle inrichting mogelijk.
Afbeelding 4.7: Risicokaart (juni 2020), uitsnede omgeving onderhavig plangebied
4.7.3 Conclusie
Het aspect externe veiligheid geeft geen belemmeringen voor het onderhavige bestemmingsplan.
4.8 Archeologie
4.8.1 Beleidskader
In de Erfgoedwet, vastgesteld op 1 juli 2016, zijn de regels voor de archeologische monumentenzorg opgenomen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen door een gecertificeerd bureau archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
De gemeente Purmerend heeft in 2009 een eigen archeologisch beleid opgesteld. In 2017 is dit beleid opgegaan in het Erfgoedbeleid Purmerend 2017. Hierbij hoort een archeologische verwachtingskaart. Dit is een voorspellingskaart waarop verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen zijn vertaald in termen van vlakken en zones. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het opstellen van een beleidsadvieskaart, die vervolgens kan worden gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg. Voor gemeenten kunnen de door deskundigen opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten als leidraad worden gebuikt voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het ruimtelijke plan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.
Ter plaatse van een lage archeologische verwachtingswaarde is er geen noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. Ter plaatse van een hoge en middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau.
Voor plangebieden liggend in het historisch centrum van Purmerend kan sprake zijn van gebieden met een hoge of middelhoge verwachtingswaarde.
Voor een plan liggend in een gebied met een hoge verwachtingswaarde en waarbij de bodemverstoring meer is dan 30 m2, is archeologisch onderzoek verplicht. Voor een plan liggend in een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde en waarbij de bodemverstoring meer is dan 100 m2, is archeologisch onderzoek verplicht.
4.8.2 Analyse
Het onderhavige plangebied ligt in het historisch centrum van Purmerend. Het plangebied ligt in een zone waar sprake is van een middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde. De planlocatie geeft bij herontwikkelingen derhalve aanleiding tot archeologisch onderzoek.
In verband met het onderhavige plan en het verrichten van grondroerende werkzaamheden bij het project PostNL, is een archeologisch onderzoek verricht door het bureau RAAP. In de Toelichting van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van informatie uit het rapport "Plangebied Gedempte Where 1 te Purmerend, gemeente Purmerend; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)" (d.d. 26 juni 2020) van RAAP, dat is bijgevoegd als bijlage 14. De resultaten en conclusies van het archeologisch vooronderzoek voor het onderhavige plangebied worden hierna beschreven.
In maart en april 2020 is een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het onderhavige plangebied. Het onderzoek vond plaats in het kader van de omgevingsvergunning voor het project PostNL.
Op basis van het bureauonderzoek gold een lage tot middelhoge archeologische verwachting voor archeologische resten uit het neolithicum t/m de vroege middeleeuwen. Resten uit het neolithicum zouden aanwezig kunnen zijn op gerijpte kwelderafzettingen in het Laagpakket van Wormer. Resten uit het laat neolithicum t/m de vroege middeleeuwen konden worden verwacht op het Hollandveen. Er gold een hoge verwachting voor de late middeleeuwen t/m nieuwe tijd. Het plangebied is sinds eind 16e eeuw bebouwd is geweest en behoort sindsdien tot de binnenstad van Purmerend. De mogelijke verschillende fases van bebouwing zijn tot aan de demping van de Weer (oorspronkelijke Where) en de verbreding van de stadsgracht in 1965-1966 en de bouw van het huidige postkantoor, reeds gesloopt.
Tijdens het veldonderzoek is een bodemopbouw aangetroffen zoals deze verwacht werd in het bureauonderzoek. De ondergrond in het plangebied bestaat uit slappe oude getijdeafzettingen van het Laagpakket van Wormer (Formatie van Naaldwijk) met daarop een dik veenpakket van behorend tot het Hollandveen Laagpakket (Formatie van Nieuwkoop). De top van het Laagpakket van Wormer is waarschijnlijk niet geschikt geweest voor bewoning. De verwachting voor de periode neolithicum kan daarom naar beneden worden bijgesteld naar laag. De top van het veenpakket is enkel in boring 1 nog aanwezig, en is sterk kleiig en niet veraard of amorf. De verwachting voor laat neolithicum t/m vroege middeleeuwen kan naar beneden worden bijgesteld naar laag.
Op het veenpakket ligt een restant komklei of oeverklei, mogelijk afkomstig van de natuurlijke Where. Boring 4 laat een geul zien die zich diep heeft ingesneden in het veenlandschap. In boring 105 zijn de verrommelde venige pakketten mogelijk afkomstig van een sloot die dwars op de Where heeft gelopen en op de historische kaarten is te herkennen. Een houten staakje met de punt op ca. 3,1 m -mv (3,87 m -NAP) laat menselijke activiteit zien in het plangebied. Mogelijk heeft het onderdeel uitgemaakt van kadewerken of een brug bij de sloot. De hoge verwachting voor archeologisch resten die te maken hebben met de Where, kadewerken, bruggen en waterwerken van de stad uit de nieuwe tijd kan gehandhaafd blijven. De bovenste delen van de gedempte gracht en sloot worden op basis van het veldonderzoek geschat op 1,85 of 2 m -mv (vanaf een diepte van 1,26 m -NAP).
De Where is gedempt, en de landpunt ter plaatse van het plangebied is gesloopt, vergraven en opgehoogd. Later is er bij de aanleg van de huidige bebouwing nog bouwzand gestort en zijn grote delen van het plangebied in het bouwvlak verstoord geraakt. Het aanwezige puin waarop de helft van de boringen is gestuit, betreft in boring 5 waarschijnlijk recent puin op 0,5 m -mv (0,19 m +NAP) onder of in het aanwezige ophoogzand. In boringen 2 en 3 ligt het op 1,3 en 1,5 m -mv (1 m en 0,98 m -NAP). In boring 3 ligt het onder ophoogzand, in boring 2 lijkt het puin massief. De hoge verwachting voor resten van bewoning uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd kan naar beneden worden bijgesteld naar middelhoog.
De geplande werkzaamheden in het kader van het onderhavige plan en het project PostNL, hebben een verstoringsdiepte tot 0,9 m -NAP voor de aanleg van de fundering van het bouwblok, en een maximale verstoringsdiepte van de liftputten van ca. 1,4 m -NAP.
Op basis van de resultaten van het bureau- en inventariserend veldonderzoek, reiken de werkzaamheden rond de aanleg van de fundering tot in het ophoogzand. De puinlagen liggen dieper: op 1,3 tot 1,5 m -mv (vanaf 0,98 m -NAP). De mogelijke dempingen en vullingen van de Where worden verwacht vanaf een diepte van 1,85 m -mv (vanaf 1,68 m -NAP). Archeologische resten worden met de aanleg van de fundering daarom zeer waarschijnlijk niet geraakt.
Voor de aanleg van liftputten wordt er op vier locaties een put uitgegraven tot een diepte van 1,4 m -NAP, met een grootte van 2,75 m bij 3,75 m (ca. 10,3 m2). Bij deze werkzaamheden worden mogelijk archeologische resten verstoord. De omvang is echter zo gering, dat vervolgonderzoek op deze locaties niet zinvol wordt geacht.
Op basis van de resultaten van dit onderzoek blijkt dat in het plangebied geen archeologische resten bedreigd worden. Daarom wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht.
Het rapport van RAAP geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Purmerend, deze al dan niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit.
4.8.3 Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.
Voor de uitvoering van het plan is wel een omgevingsvergunning met betrekking tot archeologie in relatie tot bouwen, werkzaamheden en bodemverstoring benodigd, voor de realisatie van het project PostNL waarvoor het onderhavige plan is opgesteld. Uit het verrichte archeologisch onderzoek blijkt dat de betreffende omgevingsvergunning kan worden verleend.
4.9 Cultuurhistorische Waarden
4.9.1 Beleidskader
In de toelichting van ruimtelijke plannen moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Het doel hiervan is om cultuurhistorische belangen meer te laten meewegen in de ruimtelijke ordening. Hiertoe is op 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij dit voorschrift in artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a is opgenomen.
De in de grond aanwezige waarden komen in paragraaf 4.8 (Archeologie) aan bod, de overige cultuurhistorische aspecten worden in deze paragraaf besproken.
Op 2 november 2017 heeft de gemeenteraad het Erfgoedbeleid Purmerend 2017 vastgesteld. Dit beleid richt zich op het behoud van het Purmerendse erfgoed. Het spreekt de visie uit dat het erfgoed belangrijk is voor de stad. De gemeente heeft vier ambities met betrekking tot het erfgoed:
- 1. de karakteristieke historische waarden van Purmerend blijven zo veel mogelijk behouden. Dit wil niet zeggen dat erfgoed onaantastbaar is, ontwikkelingen aan en rond cultuurhistorische waarden blijven mogelijk, mits dit gebeurt met respect voor het 'verhaal' van het object;
- 2. de historische waarden van onze stad worden versterkt door bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een zichtbare relatie met het erfgoed te leggen. Dit geldt vooral voor locaties in de binnenstad en op bijzondere historische locaties;
- 3. de kennis over het erfgoed wordt toegankelijker;
- 4. de gemeente werkt samen met de Purmerendse burgers en ondernemers aan de ambities met betrekking tot het erfgoed.
Bij dit beleid is een Cultuurhistorische Waardenkaart opgesteld, waar al het erfgoed van Purmerend op is afgebeeld.
4.9.2 Analyse
De Cultuurhistorische Waardenkaart laat zien dat de Gedempte Where behoort tot het historisch stratenpatroon van de binnenstad en dat de Where behoort tot de vestingwerken. Deze waarden worden niet aangetast met het onderhavige plan. Verder blijkt uit de Cultuurhistorische Waardenkaart dat er in en direct nabij het plangebied geen sprake is van actuele cultuurhistorische waarden.
4.9.3 Conclusie
Het plan heeft geen invloed op cultuurhistorische waarden.
4.10 Milieuzonering
4.10.1 Beleidskader
Milieuzonering legt een relatie tussen de milieuaspecten van een bedrijf - geluid, geur, gevaar en stof - en de omgeving. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- of goederenverkeer genereert mede bepalend voor de mate van hinder, en dus voor de mogelijkheid tot vestiging of uitbreiding. Bij milieuzonering staan vier vragen centraal:
- 1. Welke afstand is aanvaardbaar tussen nieuwe bedrijven en nieuwe woningen?
- 2. Welke afstand is aanvaardbaar tussen nieuwe bedrijven en bestaande woningen?
- 3. Welke afstand is aanvaardbaar tussen bestaande bedrijven en nieuwe woningen?
- 4. Mag een concreet bedrijf zich op een bepaalde locatie vestigen?
Voor het opstellen van een milieuzonering hanteert de gemeente Purmerend de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009. Met behulp van richtafstanden kan worden bepaald welke afstand aanvaardbaar is.
Het plangebied ligt in het centrum van Purmerend en is te typeren als een gebied met functiemenging. In gebieden met functiemenging heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Voor een dergelijk gebied wordt in principe een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging gehanteerd, indien relevant. Daarin zijn categorieën opgenomen die aangeven onder welke omstandigheden activiteiten inpasbaar zijn. Richtafstanden zijn niet van toepassing. De Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging is voor het onderhavige plan(gebied) niet relevant, omdat het geen bedrijven mogelijk maakt die zijn geclassificeerd onder Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging Purmerend, maar wel bedrijven die vallen onder de Staat van Horeca-activiteiten.
Horeca en de Staat van Horeca-activiteiten:
Om overlast voor woningen als gevolg van de nabijheid van horeca te beperken, kan in een bestemmingsplan een horecazonering worden gehanteerd. Anderzijds kunnen horeca-activiteiten specifiek worden bestemd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten. Aanwezige of te vestigen horecagelegenheden worden volgens deze staat ingeschaald. In de Staat van Horeca-activiteiten wordt door middel van verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht. De zwaarste categorie (3) zijn de horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend, een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast), zoals dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke horecabedrijven aangewezen gebieden. Voor een algemene toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijlage 1.
De in het plangebied te vestigen horeca-activiteiten zijn volgens de Staat van Horeca-activiteiten ingeschaald in de categorieën 1a en 1b.
4.10.2 Analyse
Het onderhavige plan maakt geen bedrijven mogelijk die vallen onder de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging Purmerend. De horeca-activiteiten van het plan staan vermeld in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.
Het onderhavige plan heeft betrekking op nieuwe woningen en een nieuw horecabedrijf. Voor de te vestigen horeca-activiteit(en) is de Staat van Horeca-activiteiten van toepassing. De horecafunctie in het onderhavige plan(gebied) valt onder de categorieën 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten.
In het onderhavige bestemmingsplan is geen milieuzonering van toepassing. De horeca wordt gevestigd in de nieuwbouw van het plan zelf, en bevindt zich op meer dan 30 meter van bestaande woningen buiten het plangebied. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand voor een café, bar en restaurant zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' editie 2009. De bestaande horeca buiten het plangebied bevindt zich op meer dan 30 meter van de woningen van het onderhavige plan. Voor een beperkt aantal van de nieuwe woningen geldt dat deze op minder dan de richtafstand van 10 meter liggen, van de horeca van het plan. Bij deze woningen wordt echter een hoogwaardige gevelgeluidwering gerealiseerd, waardoor de korte afstand tussen de nieuwe woningen en horeca aanvaardbaar is.
In de omgeving van het plan zijn geen bedrijven aanwezig met een milieuzonering/richtafstand die reikt tot aan het plangebied. De bedrijven in de binnenstad langs de Gedempte Where, aan de overzijde van het plangebied, vallen onder bedrijven die gemengd kunnen worden met woningen (in een centrumgebied). Deze bedrijven vormen geen belemmering voor de woningbouw in het onderhavige plangebied, en vice versa. Het onderhavige bestemmingsplan bevat geen bedrijven waar een milieuzonering op van toepassing is.
4.10.3 Conclusie
Voor het onderhavige plan vormt milieuzonering van bedrijven geen belemmering. In het onderhavige bestemmingsplan is geen sprake van milieuzonering, maar is voor het voorgestane horecabedrijf de Staat van Horeca-activiteiten van toepassing. De horeca vormt geen belemmering.
4.11 Horeca
4.11.1 Beleidskader
Ook bij horeca wordt ernaar gestreefd de milieubelasting voor de omliggende woningen zoveel mogelijk te beperken. Dit gebeurt door eisen te stellen aan de toelaatbaarheid van deze activiteiten. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten: aanwezige horecagelegenheden worden volgens deze staat ingeschaald. In de Staat van Horeca-activiteiten wordt middels verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht. De zwaarste categorie (3) zijn de horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast), zoals dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke horecabedrijven aangewezen gebieden.
4.11.2 Analyse
In het onderhavige bestemmingsplan zijn horeca-activiteiten t/m categorie 1b mogelijk gemaakt op een klein deel van de begane grond laag van de nieuwbouw. In totaal kan maximaal 150 m2 bvo horeca worden gevestigd. De beoogde horecafunctie betreft een restaurant en/of café, met terras. Voor het terras is een functieaanduiding opgenomen, en dus een locatie aangewezen, in het bestemmingsplan. De horecafunctie zal 's nachts niet geopend zijn; dit maakt het bestemmingsplan niet mogelijk.
In de paragraaf 4.2.4 wordt ingegaan op het aspect geluid ten aanzien van de horeca-activiteiten die worden toegestaan in het appartementengebouw, namelijk het terras van het restaurant/café. Hieruit blijkt dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de (directe) omgeving van het plangebied, en in het onderhavige woongebouw. Daarnaast blijkt uit de informatie in paragraaf 4.1.2.3 dat er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte beschikbaar zijn voor de bezoekers en werknemers van de horecafunctie.
4.11.3 Conclusie
Binnen het bestemmingsplan wordt horeca t/m categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten mogelijk gemaakt. Uit de onderzoeken ten aanzien van geluid en parkeren blijkt dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied en de omgeving.
4.12 Bezonning / Schaduwhinder
Ten behoeve van het (bouw)plan voor het appartementengebouw op de PostNL-locatie is een bezonningsstudie verricht door het bureau iTX. In de Toelichting van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van informatie uit het rapport "Bezonningsstudie Gedempte Where en Hoornselaan [PostNL-locatie] Purmerend" (versie 2, d.d. 15 mei 2020) van iTX, dat is bijgevoegd als bijlage 15.
Uit de bezonningsstudie blijkt het volgende (voor wanneer de zon schijnt):
In relatie tot het onderhavige plan, en de realisatie van het PostNL-project, blijven alle appartementen in de omgeving van de PostNL-locatie voldoen aan de lichte TNO-norm van minimaal 120 minuten bezonning op een woning. Echter is er voor met name de specifiek bekeken appartementen in de directe omgeving van het plangebied wel sprake van een afname van de zonuren te verwachten.
Uit het vier-seizoenen zon- en schaduwonderzoek komt naar voren dat in de maand maart, in de ochtend, er schaduw als gevolg van de voorgenomen nieuwbouw zal ontstaan op de gevels van de appartementen aan de Tuinhof, ten westen van het plangebied. Deze schaduw loopt echter snel terug, en 's middags is er geen enkel appartement ten westen van de voorgenomen nieuwbouw die schaduw ondervindt.
Voor de geprojecteerde woontoren aan de Wagenweg, ten noorden van het plangebied, zal er enige schaduw zijn ongeveer vanaf eind september tot eind maart. Het zwaartepunt van deze schaduw ligt in de maanden december en januari, in de (na)middag.
Conclusie
De voorgenomen nieuwbouw op de PostNL-locatie zal voor een zekere mate van zonafname zorgen voor een beperkt aantal appartementen gelegen aan het Molenplantsoen, de Tuinhof en de Wagenweg. Voor de binnenstedelijke situatie zoals deze in het centrum van Purmerend, is de afname acceptabel te noemen temeer omdat er voor alle onderzochte appartementen ruim wordt voldaan aan de eis van 120 minuten zonlicht die de lichte TNO-norm stelt.
Het plan voor de PostNL-locatie heeft wat betreft bezonning en schaduw geen onevenredige hinder tot gevolg voor de bestaande woningen in de omgeving van het plan. Dit blijkt uit het verrichte onderzoek naar de bezonning.
Het aspect bezonning/schaduwhinder vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.
4.13 Wind
Ten behoeve van het (bouw)plan voor het appartementengebouw op de PostNL-locatie is een windhinderstudie verricht door het bureau Actiflow. In de Toelichting van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van informatie uit het rapport "PostNL te Purmerend - Kwalitatief windhinderonderzoek Gedempte Where 1" (d.d. 22 april 2020) van Actiflow, dat is bijgevoegd als bijlage 16. De analyse en conclusie in het windonderzoek worden hierna beschreven.
Voor de meeste regio's in Nederland geldt dat zuidzuidwesten (ZZW) en westzuidwesten (WZW) de meest dominante windrichtingen zijn. Voor het onderhavige appartementengebouw zijn met name de bouwvolumes met façades richting het zuiden (Z) en zuidwesten (ZW) gevoelig voor twee effecten: het 'downwash' effect en het hoekstroom-effect. Het downwash-effect houdt in dat wind van op grotere hoogte als het ware naar beneden valt en op voetgangersniveau hinder veroorzaakt. Het hoekstroom-effect houdt in dat wind versnelt rond de hoeken van het gebouw en daarmee ook lokaal tot windhinder kan leiden. Voor het onderhavige project PostNL wordt echter niet verwacht dat deze effecten een significante invloed zullen hebben op het lokale windklimaat. De reden hiervoor is dat deze effecten met name voorkomen wanneer er een groot verschil is in hoogte tussen de nieuwbouw en de omliggende bebouwing, wat hier niet het geval is. Het hoekstroomeffect wordt verder in de hand gewerkt door scherpe randen aan het gebouw. Aangezien de zuidelijke en westelijke hoeken van het project appartementengebouw PostNL als het ware afgerond zijn (stompe hoeken), wordt het hoekstroomeffect al grotendeels opgelost.
Van belang is wel dat er oncomfortabele condities kunnen ontstaan nabij de ingang van de parkeergarage. De reden hiervoor is dat deze doorgang precies is uitgelijnd met de meest voorkomende windrichting (ZW), waardoor lokaal relatief hoge windsnelheden kunnen worden verwacht. Om deze reden is het advies om deze locatie niet te gebruiken voor 'langdurig zitten/staan' voor voetgangers en/of fietsers.
Voor het windklimaat aan de noordzijde van het project PostNL worden er weinig problemen verwacht. De bestaande bebouwing ten noorden van het plangebied vormt weinig tot geen belemmering voor de wind, mede omdat wind uit het noorden zo weinig voorkomt, dat deze wind zelden leidt tot een slecht lokaal windklimaat.
Aan de noordwestgevel van de projectbebouwing is er wel nog een doorgang naar de binnentuin die onderhevig kan zijn aan wind uit het westen. Echter, aangezien de doorgang erg smal is ten opzichte van de hoogte van de bebouwing, is het risico op windhinder laag.
Ook voor de binnentuin zal het windklimaat comfortabel zijn, aangezien dit gebied wordt afgeschermd door de omringende bebouwing.
Conclusie
In het algemeen kan gesteld worden dat het lokaal windklimaat niet significant beïnvloed zal worden door het nieuwbouwproject PostNL. Er wordt een comfortabel windklimaat verwacht, en het risico op windhinder wordt gekwalificeerd als laag.
Het aspect windhinder vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.
4.14 Milieueffectrapportage (M.e.r.)
4.14.1 Beleidskader
Het instrument en de procedure milieueffectrapportage (m.e.r.) is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in (samenhang met) het Besluit milieueffectrapportage.
Voor alle projecten en plannen waarbij de activiteit is opgenomen in (Bijlage D van) het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) moet door het bevoegd gezag worden beoordeeld of een milieueffectrapport moet worden gemaakt.
Via een m.e.r.-beoordeling worden de milieueffecten van de gewenste ontwikkeling onderzocht. Op basis hiervan wordt beoordeeld en beslist of een milieueffectrapport moet worden opgesteld.
Volgens onderdeel D 11.2 van de Bijlage bij het Besluit mer dient er voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen een m.e.r.-beoordeling te worden gedaan.
De inhoudelijke vereisten voor de m.e.r-beoordeling staan benoemd in bijlage III van de Europese richtlijn mer. Hierin staat dat de voorgenomen activiteiten aan de volgende drie aspecten moeten worden getoetst:
- 1. kenmerken van het project;
- 2. plaats van het project;
- 3. kenmerken van het potentiële effect.
4.14.2 Analyse
Het onderhavige plan betreft een stedelijk ontwikkelingsproject. Daarom is beoordeeld of voor het onderhavige bestemmingsplan een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt.
In het kader van de m.e.r.-beoordeling is een aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling voor het project PostNL opgesteld, die is aangeleverd door de initiatiefnemer. De aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling project PostNL (d.d. 26 oktober 2020), van Metafoor RO, is bijgevoegd als bijlage 17. Uit de m.e.r.-beoordelingsnotitie blijkt dat er geen sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen vanwege het project PostNL en het onderhavige plan. Het college heeft hierop besloten dat geen MER opgesteld hoeft te worden. Bij de m.e.r.-beoordeling - de notitie en het besluit - zijn de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect in acht genomen.
4.14.3 Conclusie
Gezien de kenmerken van de potentiële effecten van het voornemen in combinatie met de kenmerken/gevoeligheid van de omgeving waarin deze optreden, is de impact van het plan op het milieu gering te noemen. Er is geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen vanwege het plan. Het is dus niet noodzakelijk om een MER op te stellen en een m.e.r.-procedure te voeren.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Planvorm
Het onderhavige plan is een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).
Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor ontwikkeling en beheer van het plangebied. Gezien de duidelijke voorgestane ontwikkeling is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk de functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.
Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele afwijkingsmogelijkheden te vinden.
Voor een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk dat de in het bestemmingsplan gestelde regels zodanig zijn opgesteld dat deze (goed) te handhaven zijn. Het gemeentebestuur is van oordeel dat de regels in het onderhavige plan voldoen aan deze eis.
Ten behoeve van de flexibiliteit is een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen.
Opbouw van het bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de Verbeelding, de Toelichting en de Regels. Hierbij geven de Regels de juridische bepalingen van het bestemmingsplan en geeft de Verbeelding de locaties en aanduidingen van die juridische bepalingen weer. Hieronder worden deze onderdelen van het onderhavige bestemmingsplan "Gedempte Where 1" beschreven.
De Regels zijn, conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP2012, ondergebracht in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1: Inleidende regels.
- Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels.
- Hoofdstuk 3: Algemene regels.
- Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.
5.2 Bestemmingsregeling
De in het plangebied opgenomen hoofdfunctie is niet overeenkomstig het huidige c.q. voormalige gebruik bestemd. In het plangebied is sprake van een nieuwe ontwikkeling met woningbouw en herinrichting, die nagenoeg het gehele plangebied beslaat. De regelingen in het bestemmingsplan zijn hieronder toegelicht.
Inleidende regels
In Hoofdstuk 1 van de Regels worden begrippen verklaard die worden gebruikt in de Regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Vervolgens is in artikel 2 'Wijze van meten' bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Bestemmingsregels
Ten aanzien van de bestemmingen geldt dat voor bouwwerken geen gebouwen zijnde, de toegestane bouwhoogtes grotendeels in de algemene bouwregels zijn opgenomen. Het parkeren voor de bestemming 'Wonen' is geregeld in de algemene gebruiksregels.
De algemene bouwregels en gebruiksregels staan in Hoofdstuk 3 van de Regels.
In het onderhavige bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen.
Artikel 3 Groen
Een groot deel van het nieuwe groen met een structurerele functie is bestemd als 'Groen'. Kleine stukjes siergroen vallen onder de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Binnen de bestemming 'Groen' is een beperkt aantal gebruiksvormen toegestaan, zoals groen, voet- en fietspaden, water, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en kunstobjecten. Er mogen binnen deze bestemming in principe slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' wordt toegekend aan wegen, fietspaden en voetpaden met een verkeers- of verblijfsfunctie, of anderzijds gebieden met een verblijfsfunctie (met overwegend verhard oppervlak) in de openbare ruimte. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, het verzamelen van huisvuil, groen- en waterpartijen en kleine nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en dergelijke. Ter plaatse van de functieaanduiding 'terras' op de verbeelding is een terras ten behoeve van de horecafunctie in de bestemming 'Wonen' toegestaan. Aan het gebruik van het terras zijn speficieke gebruiksregels verbonden. De gebruiksregels voor het terras borgen een aanvaardbare geluidsbelasting vanwege het terras op en in woningen, binnen en buiten het plangebied.
Artikel 5 Wonen
De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor de bewoning door personen, en de bij de woningen behorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen, bergingen, tuinen, erf- en terreinafscheidingen, speeltoestellen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
Aan-huis-verbonden beroepen, (kleinschalige) bedrijvigheid en bed & breakfast zijn toegestaan, zolang de woonfunctie in overwegende mate aanwezig blijft en er geen hinder voor de omgeving optreedt.
In het woongebouw zijn tevens een tweelaags parkeergarage en een horecafunctie voorzien, in de bestemming 'Wonen'.
Voor de parkeergarage en de horeca is een functieaanduiding op de verbeelding opgenomen.
De horecafunctie is mogelijk ter plaatse van de zuidoosthoek van het hoofdgebouw, enkel op de begane grond laag, met een maximale oppervlakte van 150 m2 bvo. De toegestane horeca-activiteiten betreffen de categoriën 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten, die is opgenomen als bijlage bij de regels.
Het bestemmingsvlak Wonen is gebaseerd op de omtrek van de wanden (aan de straatzijde) van het hoofdgebouw, en op de situering van balkons aan de noordoostzijde van het woongebouw. Het bouwvlak is grotendeels gelijk aan het bestemmingsvlak.
De toegestane maximale bouwhoogtes van het hoofdgebouw zijn weergegeven op de verbeelding, zoals aangegeven in de regels.
In de bouwregels is het volgende opgenomen: het maximum aantal woningen bedraagt 161 woningen indien er geen horeca wordt gerealiseerd, en bedraagt 158 woningen indien er 150 m2 bvo horeca wordt gerealiseerd.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Gebieden die op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, bijlagen van de Beleidsnota Archeologie in Purmerend (2009) zijn aangewezen als gebieden met een middelhoge of hoge archelogische verwachtingswaarde, worden beschermd via de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Voor het plangebied geldt, behoudens het bouwvlak van Wonen, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Voor bouwwerken of bouwwerkzaamheden binnen de grenzen van het waterstaatswerk gelden beperkingen.
Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat grond die al in aanmerking is genomen of betrokken is bij het verlenen van een vergunning niet nog een keer wordt betrokken bij een aanvraag om omgevingsvergunning. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.
Artikel 9 Algemene bouwregels
In dit artikel worden regels gegeven voor de toegestane overschrijding van bouwgrenzen.
Tevens worden in dit artikel regels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die op twee of meer bestemmingen (en dus meer algemeen) van toepassing zijn.
Objecten van beeldende kunst zijn toegestaan tot een hoogte van 6 meter. Burgemeester en wethouders kunnen binnenplans afwijken om objecten tot een hoogte van maximaal 15 meter toe te staan.
Voor ondergrondse bouw zijn in dit artikel bepalingen opgenomen. De regels die van toepassing zijn op bovengrondse bouw zijn ook van toepassing op ondergrondse bouw. Het onderhavige bestemmingsplan verbindt daar de regel aan dat qua diepte ondergrondse bouw beperkt moet blijven tot ten hoogste één bouwlaag.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksbepaling is opgenomen wat onder verboden gebruik van de gronden wordt verstaan.
Ten aanzien van bewonersparkeren is een bepaling opgenomen, die is gebaseerd op het aantal parkeerplaatsen van het PostNL-project en op het parkeer- en mobiliteitsbeleid voor de binnenstad van Purmerend:
Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geldt het volgende: Voor de bewoners van de woningen in het plangebied dienen minimaal 0,4 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein beschikbaar te zijn. Van de parkeerplaatsen voor de bewoners kunnen er 5 tot 10 parkeerplaatsen voor deelauto's worden gebruikt. Het niet voorzien in en het niet in stand houden van de parkeerplaatsen wordt gerekend tot strijdig gebruik.
De lage parkeernorm haakt aan op het doel van een autoluwe binnenstad en de aanwezige nul-vergunningenregeling voor de omgeving van het plangebied, en het toch bieden van parkeerplaatsen ten behoeve van een bredere doelgroep. Voor het onderhavige plan(gebied) is maatwerk van toepassing.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel geeft een regeling voor het geval dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.
Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
De gemeente mag op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) alleen meewerken aan planontwikkelingen die haalbaar en uitvoerbaar zijn. Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient de toelichting van een bestemmingsplan inzichten te bevatten over de uitvoerbaarheid van een plan.
6.1 Privaatrechtelijke Uitvoerbaarheid
Door de gesloten overeenkomst tussen de ontwikkelaar (eigenaar perceel voormalig postkantoor) en de gemeente, vindt er een verschuiving plaats in het grondeigendom in het plangebied. De ontwikkelaar is eigenaar van het nieuwe bouwvlak in het onderhavige plan(gebied). Voor de rest van het plangebied is de gemeente de grondeigenaar. De gronden buiten het bouwvlak betreffen de (nieuwe) openbare ruimte.
Onder meer vanwege de gesloten anterieure overeenkomst tussen de ontwikkelaar/initiatiefnemer en de gemeente, is het plan uitvoerbaar. Er is zonder meer sprake van recht van overpad. De ruimte direct naast het bouwvlak (en dus het appartementengebouw project PostNL) is openbaar toegankelijk, waarmee het gebouw toegankelijk/bereikbaar is en kan worden aangesloten op de nutsvoorzieningen (kabels en leidingen). De overhangende balkons e.d. (buiten het bouwvlak) zijn privaat- en publiekrechtelijk toegestaan.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de Toelichting inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), wordt, in artikel 6.2.1 van het Bro, onder meer aangewezen, een bouwplan voor de bouw van één of meer woningen.
Bij het onderhavige bestemmingsplan "Gedempte Where 1" is sprake van een bouwplan ex artikel 6.2.1 Bro.
Indien sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen. De gemeenteraad kan op basis van artikel 6.12, tweede lid Wro echter besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen wanneer:
- a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13 eerste lid, onder c, 4° onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
- c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Het kostenverhaal kan worden verzekerd via bijvoorbeeld een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte, of via een anterieure overeenkomst met de grondeigenaar over de ontwikkeling.
Het kostenverhaal, met betrekking tot de bouwplanontwikkelingen, ten aanzien van het bestemmingsplan "Gedempte Where 1" is verzekerd middels een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft een anterieure overeenkomst gesloten met de ontwikkelaar Noord Hollandse Projectontwikkeling Maatschappij 2 B.V., de enige eigenaar en ontwikkelaar van de particuliere grond in het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan. De gemeentelijke kosten worden op basis van de overeenkomst verhaald op de ontwikkelaar.
Uit paragraaf 3.1.3 van de Toelichting van dit bestemmingsplan, en het verrichte woningbehoefte-onderzoek en horecabehoefte-onderzoek, blijkt dat er voldoende additionele behoefte aan woningen (en bovendien appartementen) en horeca is in Purmerend en de relevante marktregio, om met dit plan in een relevante behoefte te voorzien.
Op basis van de anterieure overeenkomst, en de grote behoefte aan de functies in dit plan, blijkt dat het onderhavige bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3.1 Algemeen
In deze paragraaf wordt ingegaan op het draagvlak dat in de maatschappij en bij andere (overheids-) instanties leeft voor de ontwikkeling. Het moet aannemelijk zijn dat er voldoende draagvlak is, waarbij opgemerkt wordt dat het is niet mogelijk is iedereen tevreden te stemmen. Bij het tegen elkaar afwegen van de diverse belangen kan het altijd mogelijk zijn dat één belang minder gewicht wordt toegekend dan het ander.
6.3.2 Omgevingsparticipatie
Op 10 juli 2019 is er reeds een inloopavond voor o.a. het PostNL-project geweest. Het betrof een presentatie van drie projecten: PostNL, en Veld I en Veld J op Kop West. De uitnodiging hiervoor was gemeentebreed.
Het uitgangspunt was om in 2020 een inloopavond/bijeenkomst te organiseren voor omwonenden en belanghebbenden in de omgeving van het plangebied. In verband met de 'corona-situatie' was dit niet mogelijk. Daarom heeft er op 2 juni 2020 een digitale informatiebijeenkomst plaatsgevonden, met een presentatie en de gelegenheid om vragen te stellen. Het verslag van de bijeenkomst, en het overzicht van de vragen en antwoorden, zijn bijgevoegd als bijlagen 18 en 19.
6.3.3 Overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3.1.6 Bro bepaalt daarnaast dat in de toelichting de uitkomsten van dit overleg worden beschreven.
Het concept van dit bestemmingsplan is met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier besproken. Het concept van dit bestemmingsplan is tevens voorgelegd aan de regiogemeenten. De aard van het plan maakt het niet nodig dat het plan wordt voorgelegd aan andere instanties.
Enkel van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is een inhoudelijke reactie ontvangen.
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft om verduidelijking en nadere toelichting gevraagd op een aantal onderdelen in de watertoets, en om de toevoeging van de functies water en waterhuishoudkundige voorzieningen. De vragen van het HHNK zijn beantwoord, en de watertoets is aangepast. In de bestemmingen 'Groen' en 'Wonen' zijn de functies water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegevoegd.
6.3.4 Voorbereiding ingevolge artikel 3.8 Wro / Zienswijzenprocedure
Artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Deze afdeling bevat bepalingen omtrent de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Het ontwerp van dit bestemmingsplan is zes weken ter inzage gelegd, met in die periode de gelegenheid voor een ieder om een zienswijze op het plan in te dienen.
Zienswijzenprocedure
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 9 november t/m 21 december 2020 ter inzage gelegen, met de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Er zijn twee zienswijzen ingediend. De zienswijzen gaven geen aanleiding om het plan te wijzigen.
Voor de beantwoording van de zienswijzen over het bestemmingsplan wordt verwezen naar de Nota van zienswijzen. Deze nota is opgenomen als bijlage 22 van dit bestemmingsplan.
Ambtshalve wijzigingen
Ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan is het vast te stellen bestemmingsplan enigszins aangepast. Het betreft één wijziging in de Regels, namelijk de toevoeging van een specifieke gebruiksregel met betrekking tot middeldure huurwoningen in de bestemming 'Wonen'. Daarnaast is de Toelichting geactualiseerd ten aanzien van nieuw gemeentelijk beleid. Voor het overzicht van de aanpassingen wordt verwezen naar bijlage B van de Nota van zienswijzen (zie bijlage 22 van dit bestemmingsplan).
Vaststelling
Na de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad zal het bestemmingsplan opnieuw zes weken ter inzage worden gelegd voor de beroepstermijn. Een belanghebbende die op het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze naar voren heeft gebracht, en andere belanghebbenden die niet eerder een zienswijze hebben ingediend, kunnen tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan beroep instellen (volgens artikel 6:13 Awb en artikel 8.1 Awb).
Het onderhavige bestemmingsplan is op 25 maart 2021 door de gemeenteraad vastgesteld.
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Archeologische Waardenkaart Binnenstad Purmerend
Bijlage 2 Archeologische waardenkaart binnenstad Purmerend
Bijlage 1 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Algemeen
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door 'gewone' niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.
Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder:
- geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
- (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.
Analoog aan de regeling voor 'gewone' bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.
De hierna volgende toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten, daar wordt op deze plaats niet ingegaan.
Er kan ook een meer planspecifieke Staat van Horeca-activiteiten toegepast worden, waarbij het algemene toelatingsbeleid voor categorieën van toepassing blijft. Het onderhavige bestemmingsplan "Gedempte Where 1" kent een op het plan toegespitste Staat van Horeca-activiteiten. Het planspecifieke betreft enkel het schrappen van de functie hotel en het toevoegen van twee lichte horecafuncties.
Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:
- De voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden. Deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant. Het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
- De mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.
Categorieën van horeca-activiteiten
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën):
1. 'lichte horeca':
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. De lichte horeca betreft bedrijven die uit een oogpunt van hinder in rustige woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden is de lichte horeca wel passend, temeer vanwege de gebruiksregels die in het onderhavige bestemmingsplan zijn opgenomen.
De lichte horeca betreft in het onderhavige plan kleinere horecabedrijven, met in totaal maximaal 150 m2 bvo. In de categorie lichte horeca van het onderhavige plan zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, koffiebars, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
1b. overige lichte horeca: bistro/eetcafé, restaurants (zonder bezorg- en/of afhaalservice), kookstudio en proeflokaal;
1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere eetgelegenheden en restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).
2. 'middelzware horeca':
Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. Deze bedrijven zijn in het onderhavige plan niet toegestaan. Eventueel kan via een afwijkingsbesluit een bedrijf uit deze categorie 2 (zijnde één categorie hoger) worden toegestaan; dit betreft een algemene afwijkingsmogelijkheid in het plan.
3. 'zware horeca':
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden. Deze bedrijven zijn in het onderhavige plan niet toegestaan.
Flexibiliteit
De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planvoorschriften is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf door af te wijken van de regels één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2 (wat niet mogelijk is in het onderhavige plan), of van categorie 2 naar 1b. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat afwijking tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om af te kunnen wijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens afgeweken worden.
Bijlage 2 Woningbehoefte-onderzoek/laddertoets Postnl Purmerend_200518
Bijlage 2 Woningbehoefte-onderzoek/LadderToets PostNL Purmerend_200518
Bijlage 3 Horecabehoefte-onderzoek Postnl-locatie Purmerend_200619
Bijlage 3 Horecabehoefte-onderzoek PostNL-locatie Purmerend_200619
Bijlage 4 Verkeersonderzoek Postnl-locatie Purmerend_200529
Bijlage 4 Verkeersonderzoek PostNL-locatie Purmerend_200529
Bijlage 5 Parkeeronderzoek Postnl-locatie Purmerend_200529
Bijlage 5 Parkeeronderzoek PostNL-locatie Purmerend_200529
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Postnl Purmerend_200528
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai PostNL Purmerend_200528
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Stemgeluid Terras Postnl Purmerend_200611
Bijlage 7 Akoestisch onderzoek stemgeluid terras PostNL Purmerend_200611
Bijlage 8 Bodemonderzoek Gedempte Where 1 Purmerend_200407
Bijlage 8 Bodemonderzoek Gedempte Where 1 Purmerend_200407
Bijlage 9 Quickscan Flora En Fauna Postnl-locatie Purmerend_200529
Bijlage 9 Quickscan flora en fauna PostNL-locatie Purmerend_200529
Bijlage 10 Vleermuisonderzoek Postnl-locatie Purmerend_200825
Bijlage 10 Vleermuisonderzoek PostNL-locatie Purmerend_200825
Bijlage 11 Bomeneffectanalyse/bea Gedempte Where 1 Purmerend_200611
Bijlage 11 Bomeneffectanalyse/BEA Gedempte Where 1 Purmerend_200611
Bijlage 12 Onderzoek Stikstofdepositie Project Postnl Purmerend_210114
Bijlage 12 Onderzoek stikstofdepositie project PostNL Purmerend_210114
Bijlage 13 Onderzoek Stikstofdepositie Gebruiksfase Postnl-locatie Purmerend_200619
Bijlage 13 Onderzoek stikstofdepositie gebruiksfase PostNL-locatie Purmerend_200619
Bijlage 14 Archeologisch Onderzoek Gedempte Where 1 Purmerend_200626
Bijlage 14 Archeologisch onderzoek Gedempte Where 1 Purmerend_200626
Bijlage 15 Bezonningsstudie Postnl Purmerend_200527
Bijlage 15 Bezonningsstudie PostNL Purmerend_200527
Bijlage 16 Windhinderonderzoek Postnl Purmerend_200422
Bijlage 16 Windhinderonderzoek PostNL Purmerend_200422
Bijlage 17 Aanmeldingsnotitie M.e.r.-beoordeling Project Postnl Purmerend_201026
Bijlage 17 Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling project PostNL Purmerend_201026
Bijlage 18 Verslag Digitale Bijeenkomst 2 Juni 2020 Project Postnl Purmerend
Bijlage 18 Verslag digitale bijeenkomst 2 juni 2020 project PostNL Purmerend
Bijlage 19 Overzicht Vragen & Antwoorden Bijeenkomst 2 Juni 2020 Project Postnl
Bijlage 19 Overzicht vragen & antwoorden bijeenkomst 2 juni 2020 project PostNL
Bijlage 20 Parkeeronderzoek Binnenstad Purmerend, Najaar 2018
Bijlage 20 Parkeeronderzoek binnenstad Purmerend, najaar 2018
Bijlage 21 Parkeeranalyse Binnenstad Purmerend_181214
Bijlage 21 Parkeeranalyse binnenstad Purmerend_181214