Bestemmingsplan Vijfhoek en Hazepolder
Bestemmingsplan - Purmerend
Vastgesteld op 30-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Bestemmingsplan Vijfhoek en Hazepolder 2013 van de gemeente Purmerend;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0439.BPVH2013-va01met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
1.3 aan- en uitbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.4 aanbouw
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat. Een gebouw dat onderscheiden wordt van, en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aan-huis-gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;
1.9 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden in de bodem;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.12 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen en/of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;
1.13 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf of instelling, een aan-huis-verbonden beroep c.q. een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit, inclusief opslag en administratieruimten en dergelijke;
1.14 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.15 Bevi inrichting:
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.16 Wgh-inrichting:
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.17 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht.
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.21 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is;
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.26 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.29 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.30 de kaart:
de gewaarmerkte kaart met bijbehorende verklaring bestaande uit 1 kaartblad, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of anwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;
1.33 discotheek of bar/dancing:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen;
1.34 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.35 erker:
een hoek- of rondvormig ondergeschikte toevoeging aan de verblijfsruimte van de woning (woonkamer) gelegen aan de voorgevel op de begane grond;
1.36 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 gemeentelijk monument:
op grond van een gemeentelijke verordening als gemeentelijk monument aangewezen gebouw;
1.38 Rijksmonument:
op grond van de monumentenwet als rijksmonument aangewezen gebouw;
1.39 gevel:
het gedeelte van het gebouw dat van buitenaf zichtbaar is;
1.40 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
1.41 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.42 horecabedrijf:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;
1.43 hotel:
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse;
1.44 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.45 kap:
constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, en die bestaat uit ten minste twee hellende dakvlakken die elkaar snijden op het hoogste punt;
1.46 maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van gezondheidszorg, sociaal-cultureel, welzijn, woonzorg, kinderopvang, onderwijs en educatie, sport, religie, overheid en vergelijkbare gebieden, waaronder mede ondergeschikte nevenfuncties worden begrepen;
1.47 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.48 ondergronds:
beneden peil;
1.49 pand:
een (hoofd)gebouw op een zodanige wijze gebouwd, dat er sprake is van visueel zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in de parcellering, goothoogte, dakvorm en/of gevelindeling;
1.50 peil:
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil;
- c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.51 pleziervaartuig
vaartuig dat is bestemd voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding;
1.52 Staat van Horeca-activiteiten:
de bijlage "Staat van Horeca-activiteiten" die van deze regels deel uitmaakt;
1.53 woning:
(een gedeelte van) een gebouw geschikt en bestemd voor de huisvesting van personen, anders dan voor recreatieve doeleinden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren).
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 vloeroppervlakte:
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsbedrijven;
- b. terreinen ten dienste van de onder sub a genoemde functie;
- c. bedrijven in de categorieën A en B zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging);
- d. ter plaatse van de functieaanduiding 'gemaal', een rioolgemaal;
met de daarbij behorende:
- e. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. waterstaatkering;
- h. wegen en paden.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik als Wgh- en/of Bevi-inrichting.
Artikel 4 Centrum
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. culturele voorzieningen;
- b. detailhandel;
- c. dienstverlening;
- d. horecabedrijven, in categorie 1a en 1b zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 3 (Staat van Horeca-activiteiten);
- e. kantoren;
- f. maatschappelijke voorzieningen;
- g. woningen;
- h. bedrijven in de categorieën A en B zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging);
- i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', horecabedrijven tot en met de categorie 2 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 3 (Staat van Horeca-activiteiten);
- j. tuinen, erven en terreinen ten dienste van de onder sub a tot en met j genoemde functies;
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- l. nutsvoorzieningen;
- m. parkeervoorzieningen;
- n. wegen en paden.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de cultuurhistorische en ruimtelijke beeldbepalende waarden zoals in de toelichting genoemd;
- b. de woonsituatie;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeerssituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Afwijken van bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 4.2.1 sub a en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
- b. het bepaalde in lid 4.2.1 sub c en sub d en toestaan dat het hoofdgebouw wordt voorzien van een extra bouwlaag van maximaal 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van 13,5 m in ieder geval niet wordt overschreden;
- c. het bepaalde in lid 4.2.1 sub c en sub d en toestaan dat andere bebouwing dan het hoofdgebouw wordt voorzien van een extra bouwlaag van maximaal 4 m, mits deze uitbreiding direct grenst aan het hoofdgebouw en maximaal 60 % van de oppervlakte van de op de begane grond aanwezige bebouwing beslaat;
- d. het bepaalde in lid 4.2.1 sub d en een bredere gevel toestaan met een maximum van 25 m;
- e. het bepaalde in 4.2.2 sub a en een hogere bouwhoogte toestaan met een maximum van 3 m.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van het bepaalde in lid 4.1 sub h en toestaan dat:
- a. bedrijven worden gevestigd van één categorie hoger (C) zoals is opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging);
- b. bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging);
mits:
- het geen inrichtingen en bedrijven zijn die worden begrepen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
- het gaat om bedrijven die niet zijn genomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging), maar qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd.
4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor de activiteit slopen van burgemeester en wethouders een gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen.
b. Het verbod onder a geldt niet wanneer een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend voor een nieuw te bouwen bouwwerk ter vervanging van het te slopen bouwwerk.
c. De omgevingsvergunning voor de activiteit slopen kan worden geweigerd indien de sloop onevenredig nadelige gevolgen heeft voor cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. tuinen, erven en terreinen ten dienste van de onder sub a genoemde functie;
- c. speelvoorzieningen;
met de daarbij horende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. wegen en paden.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van beeldbepalende gebouwen, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 5.2.1 sub a en toestaan zodat mag worden gebouwd tot ten hoogste 3 meter buiten het bouwvlak.
5.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor de activiteit slopen van burgemeester en wethouders een gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen.
b. Het verbod onder a geldt niet wanneer een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend voor een nieuw te bouwen bouwwerk ter vervanging van het te slopen bouwwerk.
c. De omgevingsvergunning voor de activiteit slopen kan worden geweigerd indien de sloop onevenredig nadelige gevolgen heeft voor cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 6 Tuin-1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een parkeerplaats.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend erkers en erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd;
- b. aan de voorgevel van het hoofdgebouw is ten hoogste één erker toegestaan over maximaal de breedte van de woonkamer. De diepte bedraagt ten hoogste 50% van de diepte van de voortuin met een maximum van 1,2 meter. De bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;
- c. de bouwhoogte van erf - en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van:
- a. het bepaalde in 7.2 sub c en een hogere bouwhoogte toestaan met een maximum van 2 meter.
Artikel 7 Tuin-2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met de daarbij behorende voorzieningen, naast of achter de woning gelegen stegen, voet- en fietspaden alsmede erfbebouwing en nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. het gezamenlijke grondoppervlak van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van de bij deze bestemming behorende gronden, met een maximum van 50 m²;
- b. In afwijking van het bepaalde onder a mag op erven met een grondoppervlak groter dan 150 m² het maximum oppervlak aan bijbehorende bouwwerken worden vergroot tot ten hoogste 50% van dat bij het hoofdgebouw behorende erf, met een maximum van 75 m2;
- c. de diepte van een aanbouw aan het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw of in de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan ten hoogste 3 meter bedragen, met dien verstande dat indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan over een gedeelte van de achtergevel al een vergunde aanbouw aanwezig is met een diepte van meer dan 3 meter, de nieuwe aanbouw over het resterende deel van de achtergevel net zo diep mag zijn als de bestaande vergunde aanbouw;
- d. de breedte van een aanbouw naast het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw of in de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan, ten hoogste 3 meter bedragen, met dien verstande dat indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan over een gedeelte van de zijgevel al een vergunde aanbouw aanwezig is met een breedte van meer dan 3 meter, de nieuwe aanbouw over het resterende deel van de zijgevel net zo breed mag zijn als de bestaande vergunde aanbouw;
- e. de bouwhoogte van aanbouwen mag ten hoogste de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 meter tot een maximum van 4,5 meter;
- f. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter en de bouwhoogte van bijgebouwen ten hoogste 4,5 meter bedragen;
- g. dakterrassen zijn uitsluitend op aanbouwen toegestaan, voorzover deze zich recht achter het hoofdgebouw bevinden. Een hek op een dakterras mag ten hoogste 1 meter hoog zijn, gemeten van de bovenkant van de aanbouw tot het hoogste punt van het hek;
- h. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van een bijgebouw als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
7.4 Afwijking van de gebruiksregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken het bepaalde in lid 10.3, lid a om een tijdelijk gebruik als afhankelijke woonruimte toe te staan, mits:
- 1. de afhankelijke woonruimte en de bewoning daarvan noodzakelijk is uit een oogpunt van mantelzorg;
- 2. de afhankelijke woonruimte is gesitueerd binnen een straal van 10 meter van de dichtstbijzijnde zij- of achtergevel van het hoofdgebouw;
- 3. de afhankelijke woonruimte is op ten minste 1 meter afstand achter de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw gesitueerd;
- 4. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan 60 m², met dien verstande dat - indien de oppervlakte van de gronden achter de (verlengde) voorgevelrooilijn meer bedraagt dan 200 m² - die oppervlakte mag worden vermeerderd met 10% van die overmaat tot een oppervlakte van niet meer dan 80 m²;
- 5. de bepalingen van het Bouwbesluit het gebruik van bebouwing als afhankelijke woonruimte niet in de weg staan;
- 6. geen sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, omgevingswaarden dan wel de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. Een onder a bedoelde omgevingsvergunning kan per woning slechts eenmaal worden verleend.
- c. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt ingetrokken indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied;
- b. wegen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. objecten van beeldende kunst;
- e. openbaar vervoer voorzieningen:
- f. groen;
- g. terrassen;
- h. openbare toiletvoorzieningen;
- i. gebouwde parkeervoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. bruggen en water;
- l. straatmeubilair;
alsmede voor:
- m. een botenhelling uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - botenhelling'.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en de waarden van waterhuishouding afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 sub a en toestaan dat een gebouw wordt opgericht ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen met een maximale bouwdiepte van 6,00 meter.
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterwegen;
- b. verkeer te water;
- c. water ten behoeve van de waterhuishouding;
- d. ligplaatsen voor pleziervaartuigen ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats';
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals steigers, keermuren voor waterbeheersing, dammen, oeverbeschoeiingen en duikers;
alsmede voor:
- f. een botenhelling uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - botenhelling';
- g. een sluis uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sluis'.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan ligplaatsen voor woonboten en -schepen.
Artikel 10 Wonen - 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. tuinen, erven en terreinen ten dienste van de onder sub a, sub b en sub c genoemde functies;
met de daarbij horende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. gebouwde- en ongebouwde parkeervoorzieningen;
- f. wegen en paden.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de beeldbepalende gebouwen;
- b. de woonsituatie;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeerssituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van beeldbepalende gebouwen, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 10.2.1 sub a en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
- b. het bepaalde in lid 10.2.1 sub c en toestaan dat het hoofdgebouw wordt voorzien van een extra bouwlaag van maximaal 4 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte de 10 meter niet overschrijdt;
- c. het bepaalde in 11.2.3 sub a en een hogere bouwhoogte toestaan met een maximum van 3 meter.
10.5 Specifieke gebruiksregels
- a. op deze gronden zijn aan-huis-gebonden beroepen en (kleinschalige) bedrijfsmatige activiteiten binnen de woonfunctie toegestaan mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:
- b. niet meer dan 1/3 deel van de woning met aanbouw voor de uitoefening van het beroep en/of bedrijf wordt, gebruik met een maximum van 45 m2;
- c. bijgebouwen niet worden gebruikt voor de uitoefening van beroep en/of bedrijf;
- d. geen vergunning- en/of meldingsplicht van toepassing is op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving, uitgezonderd een tandartsenpraktijk;
- e. geen personeel in dienst is;
- f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de (hoofd)bewoner worden uitgeoefend;
- g. het gebruik qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling - naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders - past in de woonomgeving;
- h. een gebouw mag slechts voor één woning worden gebruikt;
- i. een gebouwde parkeervoorziening mag uitsluitend worden gebruikt voor de stalling van vervoermiddelen en voor de berging van niet voor de handel en distributie bestemde goederen.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van beeldbepalende gebouwen, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 10.5 sub b, en toestaan dat meer dan één woning in het gebouw wordt gevestigd;
10.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor de activiteit slopen van burgemeester en wethouders een gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen.
- b. Het verbod onder a geldt niet wanneer een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend voor een nieuw te bouwen bouwwerk ter vervanging van het te slopen bouwwerk.
- c. De omgevingsvergunning voor de activiteit slopen kan worden geweigerd indien de sloop onevenredig nadelige gevolgen heeft voor cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 11 Wonen - 2
11.1 Bestemmingsomsschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. tuinen, erven en terreinen ten dienste van de onder sub a en sub b genoemde functies;
met de daarbij horende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. gebouwde- en ongebouwde parkeervoorzieningen;
- f. wegen en paden;
- g. balkons, uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - balkon'.
11.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- a. een gebouw mag slechts gebouwd worden binnen het bouwvlak;
- b. de maximum toegestane goot- en bouwhoogte is zoals met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' op de verbeelding staat aangegeven;
- c. de maximum toegestane bouwhoogte is zoals met de aanduiding 'maximale bouwhoogte' op de verbeelding staat aangegeven.
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. het gezamenlijk bruto-oppervlak van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende erf bedragen, voorzover ten minste 1 meter achter de oorspronkelijke voorgevel of het verlengde daarvan gelegen. Dit met een maximum van 50 m2;
- b. de diepte van een aanbouw aan het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw of in de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan, ten hoogste 3 meter bedragen, met dien verstande dat indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan over een gedeelte van de achtergevel al een aanbouw aanwezig is met een diepte van meer dan 3 meter, mag de nieuwe aanbouw over het resterende deel van de achtergevel net zo diep zijn als de bestaande aanbouw;
- c. de bouwhoogte van aanbouwen mag ten hoogste de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 meter;
- d. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
- e. dakterrassen zijn uitsluitend op aanbouwen toegestaan, voorzover deze zich recht achter het hoofdgebouw bevinden. Een hek op een dakterras mag ten hoogste 1 meter hoog zijn, gemeten van de bovenkant van de aanbouw tot het hoogste punt van het hek.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel ten hoogste 1 meter zal bedragen;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de beeldbepalende gebouwen;
- b. de woonsituatie;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeerssituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
11.4 Specifieke gebruiksregels
- a. op deze gronden zijn aan-huis-gebonden beroepen en (kleinschalige) bedrijfsmatige activiteiten binnen de woonfunctie toegestaan mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:
- 1. niet meer dan 1/3 deel van de woning met aanbouw voor de uitoefening van het beroep en/of bedrijf wordt, gebruik met een maximum van 45 m2;
- 2. bijgebouwen niet worden gebruikt voor de uitoefening van beroep en/of bedrijf;
- 3. geen vergunning- en/of meldingsplicht van toepassing is op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving, uitgezonderd een tandartsenpraktijk;
- 4. geen personeel in dienst is;
- 5. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de (hoofd)bewoner worden uitgeoefend;
- 6. het gebruik qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling - naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders - past in de woonomgeving;
- b. een gebouwde parkeervoorziening mag uitsluitend worden gebruikt voor de stalling van vervoermiddelen en voor de berging van niet voor de handel en distributie bestemde goederen.
11.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor de activiteit slopen van burgemeester en wethouders een gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen.
- b. Het verbod onder a geldt niet wanneer een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend voor een nieuw te bouwen bouwwerk ter vervanging van het te slopen bouwwerk.
- c. De omgevingsvergunning voor de activiteit slopen kan worden geweigerd indien de sloop onevenredig nadelige gevolgen heeft voor cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 12 Waarde - Archeologie - 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 2 onder c gestelde. Omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
- b. Het onder a bedoelde onderzoek dient alleen gedaan te worden indien de bodemverstoring een oppervlakte van meer dan 500 m2 beslaat.
- c. Aan deze omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden tot:
- 1. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- 2. het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
- 3. het begeleiden van de activiteiten waarvoor omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige.
- d. De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologisch monumenten of resten aanwezig zijn.
- b. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond kunnen worden behouden.
12.6 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. op de plankaart de bestemming "Waarde - Archeologie" geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond, dat er op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. op gronden alsnog de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" te leggen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 13 Waarde - Archeologie - 2
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen op of onder de in lid 13.1 bedoelde gronden, gelden, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, de volgende regels:
- a. Indien er sprake is van een bodemingreep groter dan 30 m2 dan wel 100 m2, zoals is weergegeven op de archeologische waardenkaart opgenomen in Bijlage 1 dient een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd naar de archeologische waarden in de bodem.
- b. In het belang van de bescherming van de archeologische waarden, gebleken uit het onderzoek bedoeld onder a, kunnen de volgende voorschriften worden verbonden aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder a van de Wabo:
- 1. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het niet bouwen van kelders of het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- 2. het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
- c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder a van de Wabo, is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op de in lid 16.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
- 2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- 3. het verlagen van het waterpeil;
- 4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- 5. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- 6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
- 7. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport, energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- b. Geen omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is vereist:
- 1. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte tot ten hoogste 30 m2 dan wel 100 m2, zoals is weergegeven op de archeologische waardenkaart opgenomen in Bijlage 1;
- 2. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- 3. indien het archeologisch erfgoed zodanig zal worden behandeld dat conservering in de bodem is gewaarborgd;
- 4. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
- c. Een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van werkzaamheden de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast.
- d. Alvorens te beslissen omtrent de aanvraag om een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dient op basis van archeologisch onderzoek te zijn aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden hiervoor dienen te worden gesteld.
13.4 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
- b. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond kunnen worden behouden.
13.5 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door:
- a. op de plankaart de bestemming Waarde - Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond, dat er op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. op gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 te leggen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 14 Waterstaat - Waterkering
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00 m
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - gelden de volgende regels:
- 1. er mag uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, èn
- 2. de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid èn gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
14.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in 14.2 onder c gestelde, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Algemene Bouwregels
16.1 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
- a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
16.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liften, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2,00 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,50 m bedraagt.
16.3 Ondergronds bouwen
De in dit plan vervatte regels voor bebouwing zijn van overeenkomstige toepassing op bouwen beneden het peil, met dien verstande dat tot ten hoogste één bouwlaag diep mag worden gebouwd.
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden - afwijken van de planregels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3,00 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10 % worden vergroot;
- c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de afvoer van gassen (bijvoorbeeld schoorstenen) en toestaan dat deze wordt vergroot tot niet meer dan 15 meter, met dien verstande dat de geldende milieuregels ten aanzien van de hoogte leidend is.
Er wordt niet afgeweken, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingsplan Vijfhoek en Hazepolder 2013.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De vigerende bestemmingsplannen voor de binnenstad van Purmerend waren sterk verouderd en de geboden gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden waren niet meer voldoende actueel. Om gewenste (ruimtelijke) ontwikkelingen mogelijk te maken en tegelijkertijd ongewenste ontwikkelingen te kunnen weren zijn nieuwe bestemmingsplannen gewenst. De basis hiervoor is de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 (Structuurvisie). Met deze visie als uitgangspunt, is een bestemmingsplan gemaakt, 'Binnenstad 2010', voor de binnenstad van Purmerend, met uitzondering van het noordelijk deel. De Vijfhoek is hierbij nog niet meegenomen.
Tevens maakt de invoering van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2013 het noodzakelijk om voor het gehele gemeentelijke grondgebied actuele plannen (niet ouder dan tien jaar) vast te stellen welke vervolgens centraal dienen te staan in het ruimtelijk beleid. Dat is de aanleiding voor een bestemmingsplan voor het gebied van de Vijfhoek (het noordelijke deel van de binnenstad), en de Hazepolder (woongebied ten noordwest van de binnenstad). De bestemmingsplannen voor het gebied van de Vijfhoek en de Hazepolder zijn ouder dan tien jaar en zijn daarom aan herziening toe. Het bestemmingsplan zal voor de Hazepolder zoveel mogelijk de bestaande situatie vastleggen. De visie voor 'de Vijfhoek' is hetzelfde als voor de rest van de binnenstad. De Vijfhoek maakt onlosmakelijk onderdeel uit van de binnenstad. De opgenomen regels sluiten daarom aan bij die van het bestemmingsplan dat recent voor de binnenstad is gemaakt.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied maakt onderdeel uit van de stad Purmerend. Purmerend ligt centraal in de landelijke regio Waterland en wordt omringd door drie droogmakerijen (De Beemster, De Wijde Wormer en De Purmer). De regio Waterland en daarmee ook de stad Purmerend, maakt deel uit van het ruimtelijk netwerk van Amsterdam.
Het plangebied ligt in het westen van Purmerend en het omvat zoals gezegd de Vijfhoek en de Hazepolder. Het noordelijk deel van het plangebied wordt begrensd door het Noordhollands kanaal. Dit vormt tegelijkertijd de grens met de gemeente Beemster. Aan de oostkant grenst het plangebied aan de plangrens van het bestemmingsplan 'Binnenstad 2010' (Gedempte Where, Gedempte Singelgracht en de Neckerdijk). Aan de zuidkant wordt aangesloten bij de plangrens van het bestemmingsplan 'West 1990' en 'West 1976'. De grens aan de westkant wordt gevormd door de gemeentegrens.
De ligging van het plangebied is in afbeelding 1 weergegeven.
Afbeelding 1: Locatie plangebied. Bron: Google Earth.
1.3 Vigerende Plannen
Op de gronden van het plangebied vigeren de bestemmingsplannen 'Slotplein e.o. 1977' en 'Hazepolder 1980'. Het bestemmingsplan 'Slotplein e.o. 1977' is vastgesteld op 19 augustus 1977 door de raad van de gemeente Purmerend. Het plan is goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord Holland bij besluit van 26 september 1978, waarna het plan onherroepelijk is geworden.
Het bestemmingsplan 'Hazepolder 1980' is vastgesteld op 28 oktober 1982 en goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord Holland bij besluit van 12 april 1983, waarna het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden.
Bovenstaand vigerend bestemmingsplannen zijn sterk verouderd en bespiegelen niet meer de bestaande situatie. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een passende planologische regeling.
1.4 Planvorm
Het bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Gegeven het historische karakter van het plangebied, het economische belang, de woonfunctie in het gebied en de bestaande ruimtelijke kwaliteit, vervult het bestemmingsplan op de eerste plaats een belangrijke beheers- en gebruiksfunctie. De juridische planvorm is om deze redenen afgestemd op het beleid dat erop is gericht de aanwezige functies en kwaliteiten te behouden en tegelijkertijd flexibel te kunnen zijn daar waar nodig en gewenst.
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat een samenvatting van het actuele vastgestelde beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op het beleid van het rijk, regio, provincie en gemeente. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de ruimtelijke analyse. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de ontstaansgeschiedenis van het plangebied, de ruimtelijke hoofdstructuur en de cultuurhistorie. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de functies die aanwezig zijn in het plangebied. In hoofdstuk 5 worden vervolgens de relevante milieu- en omgevingsaspecten behandeld, waaronder geluid, luchtkwaliteit, waterbeheer, archeologie enz.
Aan de hand van de hoofdstukken 2, 3, 4 en 5 wordt in hoofdstuk 6 de gebiedsvisie gegeven. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke beleidsmatige keuzen er zijn gemaakt en hoe deze zijn uitgewerkt in dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 7 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en wordt de juridische regeling toegelicht. Tot slot bevatten hoofdstuk 8 en hoofdstuk 9 de paragrafen over de economische uitvoerbaarheid respectievelijk de gevolgde inspraakprocedure en het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
De beleidscontext voor dit bestemmingsplan wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsrapporten. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal en regionaal beleid beknopt samengevat. Voor het gemeentelijke beleid is de algemene beleidslijn aangegeven.
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het beleid van het rijk inzake de ruimtelijke inrichting en het mobiliteitsbeleid is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Op 13 maart 2012 is deze vastgesteld. Hierin presenteert het kabinet zijn visie op de ruimtelijke inrichting en mobiliteit van Nederland tot 2040. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zal bij inwerkingtreding ondermeer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Mobiliteitsaanpak vervangen.
De regering maakt ruimte voor groei en beweging en kiest ervoor de invulling van het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel over te laten aan provincies en gemeenten. Daardoor kan het Rijk zich richten op het behartigen van belangen die van nationale en internationale betekenis zijn. De minister vermindert stevig het aantal procedures en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. De ruimtelijke ordening wordt zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat gebracht (burgers en bedrijven) en er wordt meer overgelaten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028) en verbindt hier 13 nationale belangen aan.
Purmerend ligt in de MIRT (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport)-regio Noordwest-Nederland. Dit is tevens de regio van het (informele) samenwerkingsverband van lokale en provinciale overheden in de noordvleugel van de randstad; de 'Metropoolregio Amsterdam' (MRA). De door het Rijk en regio geformuleerde opgaven binnen deze regio zijn neergelegd in de 'Gebiedsagenda Noordwest Nederland' en richten zich o.a. op het verbeteren van de bereikbaarheid en het opvangen van de woningbehoefte (verstedelijkingsafspraken).
Het bepaalde in dit bestemmingsplan is niet strijdig met het gestelde in de structuurvisie.
2.1.2 Nota 'Mensen, wensen, wonen'
In de Nota 'Mensen, Wensen, Wonen - Wonen in de 21ste eeuw' heeft het kabinet zijn visie op het wonen in de 21e eeuw neergelegd. De nota stelt de burger centraal in het woonbeleid. Dat is nodig, want uit onderzoek is gebleken dat de woonwensen van de burger nog onvoldoende worden bediend.
2.1.3 Nota 'Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21ste eeuw'
Met de nota 'Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw' wil het Rijk een ander waterbeleid realiseren. Er moet geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel, een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet in beeld worden gebracht.
De nota geeft twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten. Voor waterkwantiteit bestaat die uit de trits vasthouden, bergen en afvoeren. Voor waterkwaliteit is die trits schoonhouden, scheiden en zuiveren. Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in aandachtspunten als: meer ruimte voor water, relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen met name in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water.
2.1.4 Nationaal Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
2.1.5 Nota Mobiliteit
De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid. Door in het ruimtelijk beleid uit te gaan van de beschikbare infrastructurele capaciteit en door meer rekening te houden met de gevolgen voor verkeer en vervoer kunnen regio's extra mobiliteit voorkomen. De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor de planologische doorwerking van de risicozones. Zij nemen de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen mee in het ruimtelijk beleid en maken de afwegingen. Van de decentrale overheden wordt bovendien verwacht dat zij vanuit hun eigen verantwoordelijkheid gesignaleerde problemen eerst op lokaal dan wel regionaal niveau oplossen.
De beleidsdoelen van het beleid uit deze nota zijn:
- 1. het verbeteren van de internationale bereikbaarheid;
- 2. het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden;
- 3. een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling;
- 4. het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen.
2.1.6 Nota Belvedère
De 'Nota Belvedère' gaf in 1999 de start voor een verregaande integratie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. In deze nota wordt het belang van cultuurhistorie als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting onderstreept. Bij de inrichting van de ruimte moet rekening worden gehouden met de cultuurhistorische identiteit. Het uitgangspunt is om de cultuurhistorische en landschappelijke waarden te behouden en te versterken. Het cultuurbeleid is uiteengezet in de Cultuurnota 2001-2004.
Het beleid is gericht op het stimuleren van de combinatie cultureel erfgoed, ruimtelijke ordening, infrastructuur en omgeving. Aangesloten wordt bij de systematiek van ruimtelijke ordening. De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen van het cultuurbeleid' uit 2007 is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in de notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, mooier Nederland, innovatie en e-cultuur, participatie en een sterke cultuursector. In 2009 heeft de minister van OCW zijn visie op het cultuurbeleid gepresenteerd in een beleidsbrief. De minister stelt een koerswijziging in de monumentenzorg voor. Het belangrijkste doel hiervan is om behoud te verbinden met vernieuwing. Deze Modernisering Monumentenzorg (MoMo) richt zich op twee specifieke onderdelen: Monumentenzorg en ruimtelijke ordening: van objectgericht naar omgevingsgericht. Monumentenzorg en maatschappij: van conserverend naar ontwikkelend.
2.1.7 Conclusie rijksbeleid
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voldaan aan de doelen en uitgangspunten zoals omschreven in het rijksbeleid.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040, Kwaliteit door veelzijdigheid
De Structuurvisie Noord-Holland 2040 bevat het provinciaal ruimtelijk beleid. De hoofddoelstelling is het inspelen op de veranderingen die tot 2040 te verwachten zijn. In de periode tot 2040 zullen verdere globalisering en klimaatverandering grote gevolgen hebben voor Noord-Holland. Ook veranderingen en trends op nationaal en lokaal niveau hebben een grote ruimtelijke impact. Deze veranderingen leiden tot een aantal belangrijke ruimtelijke opgaven en keuzes. In de Structuurvisie worden deze ontwikkelingen en de voornaamste keuzes die de Provincie Noord-Holland zal moeten maken kort toegelicht. Ook wordt geschetst hoe de provincie er in 2040 uit ziet en op welke wijze de Provincie met deze structuurvisie zal bijdragen aan het realiseren van dit toekomstbeeld. De Structuurvisie is vastgesteld op 21 juni 2010 en in werking getreden op 1 november 2010.
Uitgangspunt is om de vraag naar woningen zoveel mogelijk te realiseren binnen het Bestaand Bebouwd Gebied. Dit komt zowel het realiseren van (hoog)stedelijke voorzieningen in de metropoolregio (de metropolitane strategie) als het behouden van regionale/lokale voorzieningen in kleine(re) kernen in het noorden ten goede. Door concentratie worden verkeers- en vervoersnetwerken optimaal benut en wordt een voldoende en gedifferentieerd aanbod van sociaal-culturele voorzieningen behouden. Verdichting brengt een aantal aandachtspunten met zich mee op het gebied van sociaal-maatschappelijke voorzieningen, functiemenging en financiering. Voorzieningen zoals scholen, kantoren en bedrijfsruimten, winkelaanbod, ruimte voor groen, recreatie, sport en zorg zijn onlosmakelijk verbonden met het woonprogramma. Door gevarieerde programma's zijn deze functies binnen het Bestaand Bebouwd Gebied te behouden.
Detailhandel in de binnensteden is belangrijk voor de economie en draagt bij aan de leefbaarheid en toeristische aantrekkelijkheid van Noord-Hollandse steden. De Provincie Noord-Holland hecht aan het in stand houden van de hoofdwinkelstructuur en wil stedelijke detailhandel behouden en versterken. Zij beschouwt nieuwe vormen van detailhandel als een welkome aanvulling, indien deze de bestaande structuur niet aantasten. De Provincie Noord-Holland onderscheidt in haar detailhandelsstructuur hoofdwinkelcentra, bovenlokaal verzorgende centra, lokaal verzorgende centra, perifere locaties en thematische centra. Deze vormen hebben ieder hun eigen economische en sociale functies. Voor de provincie staat de versterking van de hoofdwinkelcentra, die ook voor het toerisme en het behoud van levendige binnensteden van belang zijn, centraal.
Het belang van kantoren als fysieke werkplek in Noord-Holland neemt sterk toe. Daardoor wordt het belang van kantoorontwikkeling steeds prominenter voor de ruimtelijke inrichting. Het gaat daarbij niet alleen om de gebouwen zelf en de inpassing in de omgeving maar ook om de infrastructuur, inclusief parkeermogelijkheden. Ook de bereikbaarheid met het openbaar vervoer is belangrijk, om verkeercongestie te voorkomen. De provincie is van mening dat in bestaand bebouwd gebied menging van kantoorfuncties met stedelijke functies als wonen, recreëren, winkelen en cultuur belangrijk is om monofunctionele, geïsoleerde werkgebieden te voorkomen.
Het bepaalde in dit bestemmingsplan is niet strijdig met de Structuurvisie Noord-Holland 2040.
2.2.2 Provinciale Woonvisie 2010-2020
Het provinciale beleid inzake woningbouw is vastgelegd in de Provinciale Woonvisie 2010-2020. Deze woonvisie sluit aan op de structuurvisie en schetst de kaders voor regionaal woonbeleid. Vooral het kwalitatieve aspect van wonen komt in deze visie aan de orde.
De speerpunten van dit beleid zijn:
1. Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning.
2. Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners.
3. Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.
2.2.3 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie
In deze verordening worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. In de verordening worden algemene regels gegeven voor de Provinciale Planologische Commissie, de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling, bedrijventerreinen en detailhandel, de mogelijkheden voor woningbouw in het landelijk gebied, de vereiste ruimtelijke kwaliteit verbonden met stedelijke en niet-stedelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied, de Groene en Blauwe Ruimte, energie en landbouw. Het onderhavige bestemmingsplan bevat geen punten die in strijd zijn met deze verordening.
2.2.4 Cultuurnota 2009-2012
Het behoud en de ontwikkeling van cultuurhistorische waarden is een van de zeven opgaven die de provincie zich als taak stelt in de provinciale Structuurvisie (voorheen Streekplan Noord-Holland Zuid). De provincie Noord-Holland streeft naar een ruimtelijke ontwikkeling waarbij de cultuurhistorische waarden gerespecteerd en gebruikt worden als inspiratiebron voor de versterking van ruimtelijke identiteiten. In de 'Cultuurnota 2009-2012' zet de Provincie in op een sterker cultureel bewustzijn. Het provinciale cultuurbeleid richt zich op drie thema's: 'Levend Verleden', 'Genieten en Meedoen' en 'Mooi Noord-Holland'.
De provincie Noord-Holland heeft de historische objecten en structuren van Noord-Holland in kaart gebracht op een cultuurhistorische waarden kaart (Chw-kaart). Doel van de kaart is een bijdrage te leveren aan een zorgvuldige omgang met het cultureel erfgoed en een onderlegger en inspiratiebron te vormen voor planvorming. De waarde van de historische (steden)bouwkunde, historische geografie en archeologie wordt aangegeven op deze kaart. De binnenstad van Purmerend, c.q. het plangebied komt voor op de Chw-kaart en is van cultuurhistorische waarde. Door middel van cultuurhistorische regioprofielen (2004-2007) heeft de provincie haar visie gegeven over hoe om te gaan met cultuurhistorie in grotere gebieden. Het regioprofiel is een beschrijving van de in de regio voorkomende belangrijkste cultuurhistorische structuren en hoe het is gesteld met de nog aanwezige samenhang tussen losse cultuurhistorische elementen. In het Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie, vastgesteld in 2006, zijn de cultuurhistorische regioprofielen geïntegreerd met het Landschapskatern Noord-Holland. De gemeente Purmerend valt binnen de regio Noord-Holland Midden. De oorsprong van dit gebied wordt gevormd door een veenkussen dat zich heeft ontwikkeld op klei-afzettingen. Nu wordt het gebied gekenmerkt door relatief hooggelegen veenpolders en laaggelegen droogmakerijen. In het beleidskader wordt een reeks maatregelen benoemd om de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten te behouden, versterken of te ontwikkelen.
2.2.5 Conclusie provinciaal beleid
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voldaan aan de doelen en uitgangspunten zoals omschreven in het rijksbeleid.
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Regiovisie Waterland
Op 6 november 2000 is de Regiovisie Waterland in de Waterland-raad van het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Waterland (ISW) vastgesteld. De regiovisie Waterland gaat uit van een bescheiden ambitie; selectieve concentratie ten behoeve van de vitaliteit is de leidraad. In dit rapport wordt aangegeven dat Purmerend zal proberen de komende tien jaar in het bestaand stedelijk gebied 1.000 woningen te bouwen, voornamelijk op herstructureringslocaties. Verwezen wordt naar de stedelijke vernieuwing en kwaliteitsverbetering in het bestaand stedelijk gebied welke als hoogste prioriteit op de agenda zijn geplaatst. Voorts zal het stationsgebied verder ontwikkeld worden met circa 30.000 m² kantoorruimte. Daarnaast heeft de regio Waterland een aanvullende visie opgesteld, het zogenaamde "Appeltje voor de dorst". Hierin staat beschreven dat de Purmer potentieel biedt voor de ontwikkeling van wonen, werken, recreëren en water. De locatie betekent een appel voor de dorst die slechts kan worden aangesproken onder strikte voorwaarden en indien noodzakelijk en/of gewenst.
2.3.2 Regiovisie Waterland 2040 (Vitaal met karakter)
Voor de lange termijn heeft de regio een ontwikkelkader tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Naast maatregelen om het authentieke karakter van het landelijk gebied te bewaren, vergt dat op vele locaties een forse inspanning in de kwaliteit van de leefomgeving, selectieve uitbreiding voor noodzakelijke sociaal-economische ontwikkelingen en duurzame oplossingen voor beheer en terugdringing van het woon-werkverkeer. Op die manier ontstaat een duurzame vitale regio met een herkenbaar eigen karakter.
2.3.3 Regionale Woonvisie Stadsregio 2004
De Regionale Woonvisie Stadsregio 2004 geeft een visie op het wonen in de regio en geeft tevens aan wat de belangrijkste opgaven op het gebied van wonen zijn en hoe de gemeenten hier zo goed mogelijk op in kunnen spelen.
2.3.4 Regionale detailhandelsbeleid 2006-2010
In het door het Regionaal Orgaan Amsterdam in oktober 2005 vastgestelde regionale detailhandelsbeleid 2006-2010 (Detailhandel in het ROA- gebied: Selectieve dynamiek) is vastgelegd dat de regio streeft naar het op een verantwoorde wijze faciliteren van de dynamiek in de detailhandel én het versterken van de huidige - fijnmazige- detailhandelstructuur. Nieuwe ontwikkelingen zullen zoveel mogelijk hun plaats krijgen in bestaande centra. Kan dit niet, dan zijn er perifere locaties beschikbaar voor grootschalige voorzieningen (GDV). Dit houdt in dat detailhandelsvestigingen louter zijn gevestigd in verstedelijkt of te verstedelijken gebied: hoofdwinkel-, stadsdeel- of wijkwinkelcentra, alsook op specifiek benoemde locaties op bedrijventerreinen. Zogenoemde weidewinkels - solitaire winkels buiten verstedelijkt gebied - zijn uitgesloten. Ook solitaire vestigingen in verstedelijkt/te verstedelijken gebied zijn in principe uitgesloten.
Detailhandel is gevestigd in de Vijfhoek. In de rest van het plangebied komt geen detailhandel voor.
2.3.5 Uitvoeringstrategie bedrijven en kantoren (Plabeka)
In het Platform Bedrijventerreinen en Kantoorlocaties (Plabeka) werken gemeenten als Purmerend, Almere, Amsterdam, Haarlem, Haarlemmermeer en Zaanstad (en andere) samen met Flevoland, Noord-Holland en de Stadsregio Amsterdam (voorheen ROA) om als Noordvleugel beter op de wensen van het internationale bedrijfsleven in te kunnen spelen.
2.3.6 Conclusie regionaal beleid
Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de kaders van het regionale beleid.
2.4 Gemeentelijk Beleid
Het beleid van de gemeente Purmerend is met name gericht op behoud en zo mogelijk versterking van de regionale centrumfunctie, de leefbaarheid, de verkeersstructuur en het behoud van de historische binnenstad. Voor het ruimtelijk beleid voor het plangebied zijn de volgende beleids- en visiedocumenten van bijzondere betekenis:
2.4.1 Structuurvisie Purmerend 2005-2020
In de Structuurvisie Purmerend 2005-2020, vastgesteld op 2 maart 2006, heeft de gemeenteraad van Purmerend een toetsingskader neergelegd voor gewenste en bestaande ontwikkelingen binnen de gemeente. In de structuurvisie worden vier ambities verwoord die leidend dienen te zijn bij de ontwikkeling van de stad Purmerend tot 2020.
- 1. Purmerend is het centrum van Waterland: Uiteen wordt gezet dat Purmerend wil investeren in haar functies waarin zij een regionale rol heeft, om de positie als centrum van Waterland te behouden. De manier waarop Purmerend dit wil bereiken is door te investeren in een veelzijdig, herkenbaar en toegankelijk centrum met kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte en door te streven naar een hoog niveau van voorzieningen in zowel het centrum als in andere delen van de stad.
- 2. Purmerend werkt aan een evenwichtigere woon-werkbalans. In de structuurvisie wordt beschreven dat Purmerend voor de werkgelegenheid sterk afhankelijk is van Amsterdam. Dit is een kwetsbaar punt. Belangrijk is daarom dat Purmerend haar economische punten verder ontwikkelt. Dit is onder meer van belang voor jongeren die in Purmerend zijn geboren en zich nu op de arbeidsmarkt gaan begeven, omdat zij meer geneigd zullen zijn om in Purmerend te werken.
- 3. Purmerend versterkt haar verbindingen in groen, blauw en grijs. Gesteld wordt dat de kwaliteit van de ligging van de stad veel beter benut kan worden. De kwaliteiten van het buitengebied zijn in de wijken ruimschoots aanwezig, maar zijn op het niveau van de stad te weinig herkenbaar en andersom worden de kwaliteiten van de stad daarbuiten nauwelijks (h)erkend. Uiteen wordt gezet dat de aantrekkelijke ligging van Purmerend veel meer benut kan worden om de kwaliteit van het wonen in de stad te verhogen, om de kansen voor toerisme te vergroten en om het beeldmerk van de stad neer te zetten. Tevens wordt gesteld dat het versterken van de stedelijke structuren kan helpen mensen zich meer verbonden te laten voelen met hun stad en om een betere oriëntatie te krijgen op de stad en haar omgeving.
- 4. Purmerend kiest voor bloei in plaats van groei. Purmerend heeft zich decennia lang gericht op groei. Nu moet de omslag komen naar het investeren in identiteit en kwaliteit. Beschreven wordt dat het doel niet langer is om woningen te bouwen en nieuwe wijken te ontwikkelen, maar toe te werken naar een complete stad die op basis van kwaliteit de concurrentie aan kan met de steden in de omgeving en die toegesneden is op de demografische veranderingen.
In hoofdstuk 4 wordt aangegeven hoe het plangebied past binnen de ambities zoals verwoord in de structuurvisie.
2.4.2 Beleidsnota archeologie
Op 24 september 2009 is de beleidsnota Archeologie door de gemeenteraad vastgesteld. De archeologische waarden van Purmerend zijn door ADC Heritage na gedegen onderzoek in kaart gebracht, 'De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Purmerend, rapportage en kaarten'. Op basis van dit onderzoek naar het Purmerendse bodemarchief is archeologiebeleid voor Purmerend opgesteld.
Het Purmerendse archeologiebeleid gaat uit van de in het Verdrag van Malta en het beleid van de rijksoverheid vastgelegde uitgangspunten:
- behoud van de archeologische waarden 'in situ' (in de bodem) ;
- de verstoorder betaalt.
2.4.3 Conclusie gemeentelijk beleid
Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Analyse
Dit hoofdstuk bestaat uit een ruimtelijke analyse van het plangebied. Na een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van Purmerend in het bijzonder, wordt achtereenvolgens ingegaan op de archeologische waarden, de ruimtelijke hoofdstructuur, de monumenten en beeldbepalende panden en de beeldbepalende elementen van het plangebied. Op basis van de bouwstenen die volgen uit deze ruimtelijke analyse en de in het volgende hoofdstuk beschreven functionele analyse, is in hoofdstuk 6 de visie op het plangebied geformuleerd.
3.1 Ontstaansgeschiedenis Purmerend
De binnenstad van Purmerend is van oorsprong een middeleeuwse stad en heeft een vrij regelmatig en hoekig stratenpatroon. Dit stratenpatroon is vrijwel ongewijzigd gebleven en nu nog steeds zichtbaar.
Purmerend is ontstaan op een smalle landengte tussen drie meren (het Purmermeer, het Beemstermeer en het Wormermeer). De eerste bewoners hebben zich gevestigd langs de (bewonings)as die vanaf het zuiden langs de Melkweg, de Hoogstraat en de Kaasmarkt naar de Where loopt. Zij hielden zich met name bezig met de ontginning van het veengebied. De Kaasmarkt lag op een kruising van straten en daarmee het centrum van het zogenaamde assenkruis. Oorspronkelijk stonden er vier poorten aan de uiteinden van dit kruis, de Neckerpoort, de Purmerpoort, de Amsterdamsche poort en de Hoornschepoort. De poorten zijn in de 19e eeuw gesloopt maar op de Kaasmarkt staan nog steeds historische gebouwen zoals een kerk, stadhuis en waag. In de 14e eeuw vond er een drastische verschuiving plaats van bewoning op het platteland naar de kern Purmerend. De oudste vermelding van de naam Purmerend dateert uit 1342. Purmerend ontwikkelde zich door deze verhuisbeweging als een vissers- en handelsnederzetting. De bewoners vestigden zich vooral aan De Where die het Purmermeer in westelijke richting met het Beemstermeer verbond en in oostelijke richting met de Zuiderzee. Gedurende de 14e eeuw groeide de kern Purmerend uit tot een echte stedelijke kern met bijbehorende stedelijke elementen (bijvoorbeeld een waag en bepaalde handelsprivileges). In de 17e eeuw werden de drie grote meren rond de stad drooggemalen en werd het economische accent verschoven van de visserij naar marktstad voor het omliggende gebied. Tijdens de Gouden Eeuw nam het inwonertal van de marktstad toe. In 1645 verleende de Staten van Holland en West-Friesland toestemming om het stadsgebied te vergroten. Hiermee was de uitbreiding van Purmerend voorlopig voltooid. De omwalling van Purmerend tussen de 16e en 19e eeuw is nog steeds aan de contouren van het bastion en de stadsgracht te zien. Het Noordhollands kanaal en de huidige Where zijn op de westelijke- en noordelijke stadsgrachten voor hun bestemming aangepast. In 1884 werd de spoorlijn Amsterdam-Zaanstad-Purmerend voltooid. Het station werd buiten de grachtengordel van het oude Purmerend gebouwd met het oog op stadsuitbreiding in de toekomst. In het begin van de 20e eeuw vond de eerste stadsuitbreiding buiten de stadswallen en grachtengordel plaats. Deze uitbreiding verliep eerst geleidelijk: van 5.700 inwoners in 1900 tot 7.000 inwoners in 1950 en vervolgens tot 10.000 inwoners in 1960. De laatste vier decennia heeft Purmerend een explosieve groei doorgemaakt.
Afbeelding 4: Kart van Purmerend uit 1644 waar het plangebied te zien is. Bron: DBNL (Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren).
3.2 Ruimtelijke Hoofdstructuur
In het plangebied van het bestemmingsplan zijn twee verschillende gebieden gelegen: de wijk Hazepolder en De Vijfhoek, die de noordelijk deel van de wijk Binnenstad vormt. Deze twee verschillende gebieden hebben ieder hun eigen ruimtelijke identiteit.
De Hazepolder is een woonwijk ten noordwest van de binnenstad gelegen.
De Vijfhoek vormt het noordelijke einde van de binnenstad en de woonfunctie is hier met andere functies gemengd.
Afbeelding 5: Het plangebied in verband met de binnenstad. Bron: Google Earth.
De Hazepolder
De Hazepolder behoort tot de eerste stadsuitbreiding van Purmerend die in de eerste helft van de twintigste eeuw tot stand is gekomen. De Hazepolder is noordelijk en oostelijk door het Noordhollands Kanaal begrensd. Aan de westkant van de wijk bevindt zich een elektriciteitsdistributiestation en het gebied wordt doorkruist door de rijksweg A7 (Zaandam-Hoorn). Aan de oostkant is het gebied door een sluisbrug verbonden met de Vijfhoek en de binnenstad.
Het gebied bestaat uit een hoofdstraat (Neckerstraat) vanwaar dit buurtje wordt ontsloten. Aan de zuidzijde van de Neckerstraat komt een nieuwe invulling van gevarieerde bebouwing. De oude karakteristieke gebouwen duiden op een oude lintbebouwing. Tussen de Neckerstraat en het Noordhollands kanaal bevindt zich een aantal smalle arbeidersstraatjes uit de jaren vijftig. Met uitzondering van twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen aan de Kanaaldijk, bestaat de woonwijk uit rijwoningen.
De Vijfhoek
De Vijfhoek is gelegen in het noordelijk deel van de oude stad, in het oude bastion. De Vijfhoek wordt noordelijk en westelijk door het Noordhollands Kanaal begrensd en zuidelijk (Gedempte Singelgracht) en oostelijk (Gedempte Where) sluit de Vijfhoek aan het oude stadscentrum. De zuidwestelijke kant is afgerond met het Slotplein en de Neckerdijk, en de sluisbrug naar de Hazepolder en andere westelijke buurten in Purmerend.
3.2.1 Groen- en waterstructuur
Aan de noordkant van het plangebied en tussen de Hazepolder en de Vijfhoek, ligt het Noordhollands kanaal. Langs het Noordhollands kanaal, voornamelijk in de Hazepolder, zijn groenstroken en bomen gelegen die het water scheiden van het verkeer. Verder is er een groenstrook met bomen tussen de Thorbeckekade en de Neckerstraat (zuidelijk rand van de Hazepolder) en rond het elektriciteitsdistributiestation. In de Vijfhoek is groen grotendeels op het Slotplein geconcentreerd.
3.2.2 Wegenstructuur
Afbeelding 6: Uitsnede wegcategorisering Purmerend. Bron: Verkeersveiligheidsplan Purmerend.
De belangrijkste verkeersontsluitingen binnen het plangebied zijn de Neckerstraat en de Neckerdijk, die zowel de Hazepolder met de binnenstad verbindt als de Vijfhoek met westelijk Purmerend, en de Gedempte Singelgracht en de Gedempte Where, die deel van de centrumring uitmaken. Deze gebiedsontsluitingswegen hebben een maximumsnelheid van 50 km/h. De overige wegen en straten zijn ingericht als verblijfsgebied en hebben een 30 km/uur regime.
Aan de westzijde van het plangebied geeft de Gedempte Where via de Zuiddijk (gelegen in de gemeente Beemster) aansluiting op de A7 (Zaandam-Hoorn). Aan de zuidwest zijde wordt het gebied via de Westerstraat ontsloten richting Amsterdam en de woonwijken Gors-zuid en Weidevenne.
Het stratenpatroon zoals dat in de Middeleeuwen gevormd is, is in de Vijfhoek, zoals in de rest van het kerngebied, nog steeds zichtbaar.
3.2.3 Bebouwingsstructuur
De Vijfhoek
De bebouwing in de Vijfhoek kwam, op enkele uitzonderingen na, tot stand tussen de Middeleeuwen en de 16e eeuw. Veel oorspronkelijke bebouwing is intussen verdwenen en vervangen, maar enkele kenmerken zijn gebleven.
De panden in de Vijfhoek verschillen qua afmeting en vormgeving van elkaar. Dat verschil komt onder andere tot uitdrukking in de verschillen in gevelhoogte en -breedte. Tegelijkertijd zijn de panden ook weer niet zo afwijkend van elkaar dat er geen sprake is van enige mate van onderlinge verwantschap, in het bijzonder langs de Kanaalkade. De panden zijn over het algemeen twee tot drie-vier verdiepingen hoog en de bouwhoogte is in de oudere panden meestal groter dan de gevelbreedte. De bebouwing is in meeste gevallen voorzien van een kap, waarbij de nok vaak haaks op de straat staat. Verder is het ook kenmerkend dat alle panden in een doorlopende gevellijn liggen. Voor wat betreft de bebouwing achter de voorgevel kan geconstateerd worden dat op de begane grond van de bouwblokken nauwelijks nog onbebouwde ruimte te vinden is, in ieder geval is er geen sprake meer van tuinen op de achtererven.
De Hazepolder
De bebouwing van het gebied is gevarieerd door een geordende menging van aaneengesloten eensgezinshuizen in half-open blokken en vrijstaande dijkwoningen.
De aaneengesloten eensgezinshuizen hebben hun entreegebied aan de ontsluitingsstraat, en een kleine tuin aan de voorzijde en enkele kenmerkende tussenruimten/doorzichten in de stedenbouwkundige opzet. Deze woningen bestaan uit twee bouwlagen met kap of plat dak. De rijtjes springen hier en daar in (verspringende rooilijn).
Aan de Kanaaldijk is het woningtype overwegend een dijkwoning bestaande uit één of twee bouwlagen met kap.
3.3 Beeldbepalende Elementen
De Vijfhoek
De notitie Beeldkwaliteit - behoudenswaardige panden bevat een inventarisatie van de beeldbepalende elementen in de binnenstad. In de binnenstad bevinden zich een groot deel van de rijks- en gemeentelijke monumenten die Purmerend rijk is. In de binnenstad is een grote verscheidenheid in gevelaanzichten en dakvormen aanwezig. Met name de bouwstijlen uit de 17e, 18e en 19e eeuw zijn goed vertegenwoordigd. De diversiteit wordt versterkt door afwisseling van hoge en lage panden. De beeldbepalendheid van de binnenstad wordt echter niet bepaald door de individuele panden, maar juist ook door de afwisseling van gevels in de bebouwing.
Er zijn twee rijksmonumenten en drie gemeentelijke monumenten gelegen in de Vijfhoek maar in het algemeen hebben de wanden van de buiten schil (waaronder de Vijfhoek) een gemiddelde waarde. Op sommige plekken vallen grotere leemtes in de bebouwingswand (bijvoorbeeld in de Gedempte Singelgracht) waardoor de kwaliteit hier wat minder hoog wordt aangeslagen.
De Hazepolder
De karakteristieke arbeiderswoningen in de Hazepolder zijn beeldbepalende elementen voor het gebied.
3.4 Cultuur Historische Analyse
Voor de cultuurhistorische analyse van het plangebied zijn twee onderdelen van belang: monumenten en archeologie. In deze paragraaf worden de monumenten verder uitgewerkt. In hoofdstuk 5 komt archeologie aan de orde.
Monumentenbeleidsnota
In 2004 is de Monumentenbeleidsnota 2004 vastgesteld. Met als belangrijkste doelstelling de bescherming en instandhouding van het cultureel erfgoed van Purmerend. De gemeente Purmerend heeft 30 rijksmonumenten en 87 gemeentelijke monumenten. Twee rijksmonumenten en drie gemeentelijke monumenten zijn gelegen in de Vijfhoek, in het plangebied. De monumenten worden beschermd o.g.v. de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening Purmerend 2004.
In het kader van de structuurvisie zijn behoudenswaardige panden in de binnenstad (en Vijfhoek) geïnventariseerd. De behoudenswaardige panden worden beschermd door de regels uit dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Functionele Analyse
De Vijfhoek maakt deel uit van de binnenstad. Deze heeft een belangrijke centrumfunctie voor de stad Purmerend en voor de regio Waterland. Dit komt onder andere tot uiting in een hoog 'winkelgehalte', uitgaansmogelijkheden, vermaak- en cultuurelementen en rust en verblijfsmogelijkheden.
De Hazepolder is een woonwijk.
4.1 Functionele Analyse
Het plangebied heeft hoofdzakelijk een centrumfunctie in de Vijfhoek, waarin diverse functies aanwezig zijn zoals wonen, detailhandel, horeca, en een woonfunctie in de Hazepolder. In deze paragraaf wordt aan de hand van bovenstaande gebiedsindeling een beschrijving gegeven van de functionele structuur van de verschillende deelgebieden.
De Vijfhoek
Dit gebied in de buitenrand van de binnenstad, die voor een belangrijk deel gelegen is langs het Noordhollands Kanaal, is functioneel gezien een overgangsgebied. Het is voor een deel een woongebied waarin andere ondergeschikte functies, zoals een restaurant of een klein bedrijf, gelegen zijn. Deze karakteristieken komen hoofdzakelijk voor op de Kanaalkade. Langs de Beemsterburgwal, de Wagenbeurs, de Gedempte Singelgracht en het Slotplein komt wonen vrijwel uitsluitend voor op de verdieping en nauwelijks op de begane grond. De overige functies komen vooral voor op de begane grond en soms op de verdieping.
De straatwanden langs de centrumring (en zo ook de Gedempte Singelgracht) zijn op veel plekken ingevuld met functies die open staan voor het publiek. Tekenend voor de wanden langs de centrumring is de menging van allerlei functies en de aanwezigheid van grootschaliger functies die in het kerngebied niet present zijn (bijvoorbeeld bankkantoor, grotere winkels, etc.). Zoals genoemd toont dit gebied qua bouwstructuur en functie kenmerken van een overgangsgebied. Een andere belangrijke functie van dit gebied waarmee rekening dient te worden gehouden is dat het de toegang vormt tot de historische kern van de binnenstad.
Ook deze wat rustigere delen van de binnenstad vormen een kwaliteit juist omdat zij afwijken van de drukte van het centrum.
In de Kanaalstraat is een locatie buiten dit bestemmingsplan gelaten. Hier is een nieuwe ontwikkeling gepland en hiervoor zal een apart bestemmingsplan gemaakt worden.
De Hazepolder
Dit gebied is qua functie een woongebied en het wordt gekenmerkt door een menging van twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen aan de Kanaaldijk, langs het Noordhollands Kanaal, en rijwoningen in de rest van het gebied, aan de Hugo de Grootstraat, de Schaepmanstraat en de Thorbeckekade.
Er zit verder een elektriciteitsdistributiestation aan de westelijke kant van het gebied gelegen en een wijkvereniging in de Abraham Kuiperstraat.
4.1.1 Beleid
Structuurvisie Purmerend 2005-2020
In de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 is de gehele binnenstad van Purmerend als 'bestaand cluster, te versterken' aangegeven.
Kenmerken van een cluster zijn:
- heeft voorzieningen voor de héle stad of regio;
- heeft een combinatie van verschillende functies;
- ligt vlakbij een knooppunt van het stedelijke netwerk.
De thema voor de cluster Binnenstad is 'consumeren & beleven'. De functies die hierbij horen zijn winkelen, horeca, cultuur, vermaak en toerisme.
De Hazepolder is in de structuurvisie als 'suburbaan/ tuinstedelijk wonen' aangegeven en de wens is het behoud van een groene en rustige wijk.
4.2 Detailhandel
Purmerend is het koopcentrum voor Purmerend en omgeving en kan worden getypeerd als een regionaal centrum. De binnenstad is de plaats waar publiekaantrekkende detailhandel, horeca, cultuur, kleinschalige en grootschalige vermaakelementen thuis horen. In de hiërarchie van de detailhandelvoorzieningen in Purmerend neemt de binnenstad een bijzondere en prominente positie in. In de binnenstad zijn de belangrijkste functies gebundeld en geconcentreerd, met het accent op winkels (non-food), horeca en cultuur. Zo ook in de Vijfhoek.
In de Hazepolder is er geen detailhandel.
4.2.1 Winkelaanbod
Ruim 37,5% van het winkelaanbod van Purmerend is gevestigd in de binnenstad. Het winkelaanbod beslaat een oppervlakte van circa 42.040 m2 wvo verspreid over circa 279 verkooppunten in het plangebied. Dit ligt lager dan het aanbod dat gemiddeld aanwezig is in centra met vergelijkbaar inwonertal (ca. 53.000 m2 wvo). In de binnenstad ligt een sterk accent op de niet-dagelijkse artikelensector. De verhouding dagelijks / niet-dagelijks is 8% / 92% (landelijk 13% / 87%). De mate van concentratie van het aanbod in de binnenstad is ten opzichte van het totale aanbod in de dagelijkse sector 12% en niet dagelijkse sector 47%. In de meeste hoofdbranchegroepen in de niet dagelijkse artikelensector, de warenhuisbranche en mode, heeft de binnenstad minder meters dan gemiddeld.
Dagelijkse artikelen
Er zijn geen winkels in dagelijkse artikelen in het plangebied.
Niet-dagelijkse artikelen
Het aantal winkels in niet dagelijkse artikelen in de Vijfhoek bedraagt 6 en beslaat een omvang van circa 900 m2 wvo. Ze bevinden zich geconcentreerd in de Vijfhoek. Er zijn geen winkels in niet-dagelijkse artikelen in de Hazepolder.
4.2.2 Beleid
Detailhandelsvisie binnenstad Purmerend (2011)
In 2011 is een nieuw detailhandelsvisie voor de gemeente Purmerend opgesteld. De detailhandelsvisie biedt de kaders voor de gewenste ruimtelijk-economische ontwikkeling van de binnenstad.
Voor versterking van de detailhandel in de binnenstad zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:
• De ambitie is om de recreatieve functie te versterken, meer (jonge) consumenten uit Purmerend zelf aan de binnenstad te binden en meer consumenten uit de omliggende gemeenten te trekken.
• Hiervoor is het gewenst om met name het recreatieve winkelaanbod uit te breiden. Mede door de (verwachte) bevolkingsgroei is uitbreidingspotentie aanwezig van 5.000 à 10.000 m² wvo.
• Bij voorkeur wordt met deze uitbreiding van het winkelaanbod het A1-winkelmilieu vergroot, zodat meer ruimte ontstaat voor sterke filiaalbedrijven.
• De historische kwaliteiten in het assenkruis kunnen een grotere rol spelen bij het onderscheidend vermogen van de binnenstad en worden bij voorkeur beter betrokken bij het kernwinkelgebied.
• Om meer consumenten (uit Purmerend zelf en de omgeving) te trekken is een betere doorstroming op de verkeersring gewenst. Ook zijn betere stallingsmogelijkheden voor fietsers gewenst.
• Ambities en maatregelen kunnen worden ondersteund met marketingactiviteiten.
Afbeelding 8: Detailhandelsvisiekaart. Bron: Detailhandelsvisie binnenstad Purmerend, 2011.
Verder wordt aan de randzones van de binnenstad (Nieuwstraat, Westerstraat, Gedempte Singelgracht, Gedempte Where) het winkelaanbod bij voorkeur niet verder uitgebreid. Naar verwachting zal het aanbod als gevolg van diverse trends in de detailhandel (o.a. schaalvergroting, internet, vergrijzing ondernemers) hier de komende jaren afnemen. De straten rondom de binnenstad zijn wel van belang als 'poort' van de binnenstad. Door de goede bereikbaarheid en zichtbaarheid zijn deze straten wel geschikt als vestigingsmilieu voor andere voorzieningen, zoals doelgericht bezochte en dienstverlenende bedrijvigheid. Door de vestiging van dergelijke functies en voorzieningen kan structurele leegstand voorkomen worden.
De Detailhandelsvisie binnenstad Purmerend vormt het een toetsingskader waaraan bestaande en toekomstige initiatieven van marktpartijen worden getoetst.
4.3 Horeca
In de gehele gemeente Purmerend zijn circa 125 horecabedrijven gevestigd, verdeeld over vier sectoren: +/- 45 bedrijven in de drankensector, +/- 40 restaurants, bijna 40 bedrijven in de fast-servicesector en 2 hotels. Het totale verkoopoppervlak van de horecasector in Purmerend bedraagt circa 15.200 m2.
Bijna 70% procent van het totale aanbod is gevestigd in de binnenstad (85). In het plangebied is ongeveer 5% (4 horeca bedrijven) van het horeca aanbod van de binnenstad aanwezig (in de Vijfhoek). Er is een eetcafé met terras, een biljartcentrum, een casino en een partycentrum aanwezig. Deze hoeveelheid is heel bescheiden in vergelijking met de rest van de binnenstad. Het plangebied is in de Horecavisie Purmerend van 2010 als Woongebied (licht geel) en gemengd aanloopgebied (licht paars) aangegeven. Zie onderstaande afbeelding.
Er zijn geen horecabedrijven in de Hazepolder bevestigd.
Afbeelding 9: Ruimtelijke structuur binnenstad. Bron: Horecavisie Purmerend, 2010.
4.3.1 Beleid
Horecavisie Purmerend 2010-2020
Ingezet wordt op kwaliteitsverbetering van de horecasector (onder meer door schaalvergroting en marktsegmentering) en anderzijds op de bevordering van synergie tussen verschillende voorzieningen en functies in de stad.
4.4 Toerisme
Toerisme en recreatie zijn van groot belang voor de inkomsten, werkgelegenheid en sociale cohesie van de gemeente. De gemeente Purmerend staat bekend als hart van Waterland en heeft daardoor een beperkte aantrekkingskracht. Het toevoegen van faciliteiten als goede overnachtingsmogelijkheden, goede aanmeerlocaties voor recreatie- en chartervaart in combinatie met een boulevardsfeer en duidelijk begeleide looproutes naar de binnenstad en horecapleinen zijn ambities die bij kunnen dragen aan de beleving van Purmerend als aantrekkelijke historisch hart van Waterland.
4.4.1 Beleid
Nota Toerisme 2011-2020
In de gemeente is onvoldoende aanbod van overnachtingsmogelijkheden. In de omgeving van Purmerend zijn drie hotels: het Hampshire (golf)hotel en hotel Spijkerman (beide buiten het plangebied) in Purmerend en de nabij gelegen hotel Van Der Valk in het Zuidoostbeemster. Er is behoefte aan extra overnachtingsmogelijkheden.
De gemeente wil de aantrekkingskracht en de kwaliteiten van de binnenstad vergroten. Evenementen en arrangementen met gemeenten uit de regio Waterland moeten Purmerend toeristisch meer op de kaart te zetten. Een voorbeeld hiervan is de deelname aan het project Riviercruisevaart.
4.5 Wonen
In deze paragraaf wordt het woonbeleid in Purmerend weergegeven. In de eerste drie paragrafen worden de verschillende beleidsnotities samengevat die door de gemeente zijn vastgesteld. In de vijfde paragraaf wordt specifiek op het wonen in de binnenstad ingegaan.
4.5.1 Beleid
4.6 Maatschappelijke Voorzieningen
Er zijn maatschappelijke voorzieningen in het plangebied aanwezig. Er zijn een theaterschool en een kerk in de Vijfhoek aanwezig en in de Hazepolder is een wijkvereniging aanwezig.
In de Hazepolder wordt een gemeentelijk pand aan de Hugo de Grootstraat momenteel als brandweerkazerne gebruikt. De gemeente is bezig met de verkoop van het pand welke heeft nu de bestemming "Bijzondere Doeleinden I", waarbinnen wonen is toegestaan. De kopers van het pand willen het pand volledig voor wonen gaan gebruiken. In het kader van de actualisering van het bestemmingsplan voor de Hazepolder wordt de bestemming van dit pand gewijzigd naar Wonen-2, met Tuin-1 en Tuin-2.
4.7 Bedrijven En Kantoren
In de Vijfhoek bevinden zicht een beperkt aantal bedrijven anders dan horeca, detailhandel en dienstverlenende bedrijven. De aanwezige kantoren hebben een dienstverlenende functie en bevinden zich langs de Gedempte Singelgracht.
In het gebied Hazepolder bevindt zich een electriciteitproductiestation van 5 kV. Hier wordt in hoofdstuk 5.1 verder op ingegaan. Verder bevindt zich aan de Verbindingsweg een rioolgemaal. Deze is als zodanig opgenomen.
4.7.1 Beleid
Evaluatie Kantorenmarkt Purmerend 2011
De afgelopen periode is nationaal, regionaal én lokaal duidelijk geworden dat met de in hevigheid toegenomen financiële crisis de problematiek voor de vastgoedmarkt in het algemeen en de kantorenmarkt in het bijzonder nog verder is toegenomen. Zorgen in de zin van leegstand, van waardevermindering, van financierings(on)mogelijkheden en van overaanbod en verder afnemende vraag maken dat een herbezinning nodig is op de verhouding tussen de wensen van de markt en de verantwoordelijkheden van overheden. In 2011 is er vanuit de markt geen vraag naar nieuwbouw gekomen. De huidige vraag kan kennelijk kwalitatief en kwantitatief worden opgelost binnen de bestaande kantorenmarkt.
In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe kantoren mogelijk gemaakt.
4.8 Verkeer
In het plangebied komen alle verkeersstromen samen: auto's, fietsen, bussen en voetgangers delen hier de beperkte verkeersruimte of kruisen met elkaar.
Het beleid ten aanzien van verkeer en vervoer in de binnenstad is op hoofdlijnen beschreven in het Verkeers- en Vervoerplan Purmerend 2010. Uitwerking hiervan heeft plaatsgevonden in de Structuurvisie, de beleidsnota Parkeren in de binnenstad Purmerend en omgeving (parkeerbeleid 2004 - 2010) en het Verkeersveiligheidsplan Purmerend 2007 - 2010. Op regionale schaal zijn het convenant Gebiedsgericht Benutten (GGB) Purmerend uit 2008 en de OV Visie 2010 - 2030 van belang.
Afbeelding 10: Uitsnede wegcategorisering Purmerend. Bron: Verkeersveiligheidsplan Purmerend.
De verkeersstructuur in de binnenstad is opgebouwd uit drie elementen:
- Gebiedsontsluitingswegen (blauw) zoals De Gedempte Where en de Westerstraat. Deze wegen ontsluiten de gehele stad. Ze zijn ingericht om te ontsluiten en kennen een maximum snelheid van 50 km/uur en bieden zo min mogelijk weerstand. Verkeersoorten worden vanwege de verkeersveiligheid zo veel mogelijk gescheiden.
- Erftoegangswegen + (groen), zoals de Nieuwstraat en de Plantsoengracht. Deze wegen ontsluiten de binnenstad. De maximum snelheid is hier 50 km/uur. Waar het mogelijk is, is het verkeer gemengd en ongeregeld.
- Erftoegangswegen. Dit zijn de overige straten in het plangebied. Deze zijn primair bedoeld om te verblijven en te parkeren. Hier geldt in het algemeen een maximum snelheid van 30-km/uur of is autoverkeer niet toegestaan. Langzaam verkeer is hier minimaal gelijkwaardig aan het autoverkeer.
In de Vijfhoek zijn gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen aanwezig.
In de Hazepolder zijn erftoegangswegen en verder is de stroomweg (rood) A7 in het plangebied aanwezig. De Neckerstraat is een gebiedsontsluitingsweg.
Het bestemmingsplan biedt ruimte voor de inrichting van wegprofielen conform de uitgangspunten van 'Duurzaam veilig' en voor specifieke wegaanpassingen aan kruispunten in de binnenstad ter verbetering van de verkeersveiligheid. De uitgangspunten hiervoor staan vermeld in het Verkeersveiligheidsplan 2007 - 2010.
4.8.1 Langzaam verkeer
Bestaande situatie
In het plangebied wordt het fietsverkeer gemengd met het autoverkeer (30-km/uur zone) afgewikkeld. Overal in het gebied zijn voetpaden aanwezig langs de wegen voor het autoverkeer. Langs de 50 Km/uur wegen (Neckerstraat, Neckerdijk, Gedempte Singelgracht en Gedempte Where) zijn vrijliggende fietspaden of fietsstroken aanwezig, behalve op de Gedempte Singelgracht. Hier ontbreekt een fietsvoorziening. Daar waar fietsverkeer deze ontsluitingswegen kruist, zijn de oversteken geregeld met verkeersregelinstallaties.
Beleid en gewenste ontwikkeling
Het beleid is er op gericht de bereikbaarheid van de binnenstad aantrekkelijk te maken voor fietsverkeer. In 2010 is een nieuw fietsbeleidsplan vastgesteld. Omdat de raad een nullijn hanteert voor wat betreft nieuwe initiatieven is de beschikbaarheid over budget en daarmee de uitvoering van maatregelen onzeker. Vanaf 2011 wordt de Melkwegbrug aangelegd, een brug voor het fiets- en voetgangersverkeer. Hiermee wordt een goede verbinding gecreëerd tussen de wijken Weidevenne en Kop van West en het centrum. Deze brug maakt geen onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan.
4.8.2 Autoverkeer en parkeren
Bestaande situatie
Het plangebied wordt ontsloten door een aantal gebiedsontsluitingswegen met een maximumsnelheid van 50 km/h. De Neckerstraat, de Neckerdijk, de Gedempte Singelgracht en de Gedempte Where zijn gebiedsontsluitingswegen. De overige wegen en straten in het gebied zijn ingericht als verblijfsgebied en hebben een 30 km/uur-regime. Aan de westzijde van het plangebied geeft de Gedempte Where via de Zuiddijk (gelegen in de gemeente Beemster) aansluiting op de A7 (Zaandam-Hoorn). Aan de zuidwest zijde wordt het gebied via de Kanaalschans ontsloten richting Amsterdam en de woonwijken Gors-zuid en Weidevenne. De Gedempte Where is de belangrijkste ontsluitingsweg in het plangebied, en behoort tot de drukste wegen van Purmerend. In het kader van het project Gebiedsgericht Benutten is in 2011 het kruispunt Neckerstraat-Kanaaldijk heringericht om zo de verkeersveiligheid aldaar te verbeteren.
Het parkeren in het plangebied vindt plaats hoofdzakelijk op openbare straatparkeerplaatsen. In de Hazepolder wordt ook incidenteel op privé tuinen en in privé garages geparkeerd.
Uit het Parkeeronderzoek Purmerend Binnenstad, Gors-noord uit 2009 blijkt dat de parkeerdruk in het centrum van Purmerend en omgeving op het drukst waargenomen moment 75% bedraagt. De parkeerdruk in het openbare gebied is dan ook hoog, maar lager dan de maximale wenselijke bezettingsgraad van 85%. Binnen het onderzoeksgebied zijn wel delen te onderscheiden met een (veel) hogere bezetting. De Hazepolder is een van deze gebieden.
In de gehele binnenstad is het parkeren gereguleerd door middel van vergunningsparkeren en/of betaald parkeren.
Beleid en gewenste ontwikkelingen
In de binnenstad is de auto te gast. In de Structuurvisie is ten aanzien van de verkeersstructuur de ambitie opgenomen het doorgaande verkeer langs het centrum te ontmoedigen. De keuze om het gedeeltelijke rotondemodel te handhaven of een volledig rotondemodel in te voeren is nog punt van discussie. In het kader van het project 'Verkeer binnenstad' worden de varianten voor de verkeerscirculatie in de binnenstad op een rij gezet. De keuze ten aanzien van de verkeersstructuur voor het centrum moet in samenhang met economische en stedenbouwkundige overwegingen plaats vinden.
Momenteel wordt een nieuwe parkeervisie voor de binnenstad opgesteld (parkeervisie binnenstad 2012-2015). De oplossingen in de parkeervisie richten zich op het aanbieden van alternatieven voor de auto en het aantrekkelijker en gemakkelijker maken van het huidige parkeren. Verder wordt voorgesteld om in te zetten op een nieuwe parkeervoorziening in de binnenstad. Deze parkeervoorziening compenseert het huidige parkeeraanbod op de ontwikkellocaties (zoals parkeerterrein Kanaalkade). Een nieuwe parkeervoorziening door de gemeente vergemakkelijkt de opgaaf voor ontwikkelaars. Dit stimuleert ruimtelijke ontwikkelingen hetgeen bijdraagt aan een aantrekkelijke stad.
4.8.3 Openbaar vervoer
Huidige situatie
Het plangebied is goed bereikbaar met het openbaar vervoer, zowel voor reizigers vanuit Purmerend als vanuit de omliggende gemeenten. Het Tramplein is het belangrijkste openbaar vervoer(OV)knooppunt van de stad en veel lijnen hebben een halte op een van de ontsluitingswegen langs het centrum. Het Tramplein ligt buiten het plangebied. Het treinstation Purmerend centrum ligt weliswaar op loopafstand van het plangebied, het heeft echter een beperkte functie in de ontsluiting van het plangebied.
Beleid en gewenste ontwikkelingen
Het beleid ten aanzien van het openbaar vervoer is verwoord in de regionale OV-visie 2010-2030 (samen met de gemeenten opgesteld door de Stadsregio Amsterdam). De visie is leidraad voor het investeringsprogramma van de Stadsregio. Belangrijk voor het plangebied hierbij is de (her)ontwikkeling van het busstation Tramplein als één van de regionale OV-knooppunten. De herontwikkeling van het busstation maakt geen onderdeel uit van het plangebied.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Milieubeleidsplan Purmerend (2012-2016)
De gemeente Purmerend heeft een nieuw meerjaren milieubeleidsplan voorbereid waar, voor de periode 2012-2016, het gemeentelijk milieubeleid is opgesteld en vertaald in doelstellingen. Er is gekozen voor een integrale “omgevingsgerichte” aanpak met drie thema's die gezamenlijk het dagelijks leven omvatten. Daarmee wordt getracht in dit plan zo veel mogelijk aan te sluiten bij de leefomgeving van de inwoners van Purmerend. De drie thema's zijn wonen, werken en recreëren. Binnen deze thema's worden diverse onderwerpen aangesneden zoals de voorbeeldfunctie van de gemeentelijke organisatie, stimuleringsbeleid duurzame ontwikkeling, het nieuwe wonen, leefomgevingskwaliteit, groen, externe veiligheid, bodem, luchtkwaliteit, geluidhinder, milieuvergunningen en toezicht op en handhaving van milieuregelgeving.
Purmerend heeft de afgelopen jaren al veel gedaan om een goede kwaliteit van wonen, werken en recreëren te bereiken. Op diverse onderwerpen zijn acties uitgevoerd. Dit heeft tot mooie resultaten geleid voor een goede leefomgeving, waarop verder kan worden gebouwd. Op verschillende plaatsen in het milieubeleidsplan komen deze resultaten ook naar voren. Zo beschikt Purmerend bijvoorbeeld over een overwegend schone bodem, mede ook omdat in het verleden de nodige saneringen hebben plaatsgevonden. Ook heeft Purmerend een waterplan dat de waterkwaliteit en -kwantiteit beschermt en in stand houdt. Dit plan wordt in samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier uitgevoerd. Daarnaast is er in Purmerend veel groen en water, wat de stad aantrekkelijk maakt. Verder wordt bij aanleg en ontwerp van de stad veel rekening gehouden met mogelijkheden voor fietsverkeer en openbaar vervoer. Hierdoor beschikt Purmerend over een fijnmazig openbaar vervoersysteem. Ook voor duurzaamheid heeft Purmerend de nodige aandacht.
Om het milieubeleidsplan uit te voeren zal jaarlijks een uitvoeringsplan worden opgesteld. Daarin zullen de beleidskeuzes worden ingevuld voor het betreffende jaar.
5.2 Bedrijven En Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen, een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Aan de andere kant moet ook rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Het toetsingskader hiervoor is vastgelegd in de Wet Milieubeheer.
Goede ruimtelijke ordening voorkomt hinder en gevaar. Dit kan door voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen).
In de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' staan uitgebreide lijsten met richtafstanden. Het gebruik van de richtafstandenlijst is geen verplichting bij het bepalen van afstanden tussen inrichtingen en gevoelige functies. In het kader van een goede ruimtelijke ontwikkeling is het wel raadzaam om er slechts gemotiveerd van af te wijken. De richtwaarden zijn gebaseerd op de nieuw vestiging van inrichtingen in een rustige woonwijk. Voor gebieden met functiemenging wordt in het algemeen uitgegaan van de toelaatbaarheid van kleinere afstanden tussen inrichtingen en milieugevoelige functies. Voor bestaande inrichtingen die zich bevinden op een kortere afstand dan de richtwaarde wordt uitgegaan van een overgangsrechtelijke situatie waarbij overlastsituaties kunnen worden voorkomen door het stellen van maatwerkvoorschriften.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt zo goed mogelijk zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van woningen en wordt het elektriciteitsproductiestation niet in zijn functioneren belemmerd.
5.3 Horeca
In het plangebied zijn op verschillende locaties horecagelegenheden gelegen. Ook bij horeca wordt ernaar gestreefd de milieubelasting voor de woningen zoveel mogelijk te beperken. Dit gebeurt door eisen te stellen aan de toelaatbaarheid van deze activiteiten. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten: aanwezige horecagelegenheden worden volgens deze staat ingeschaald. In de Staat van Horeca-activiteiten wordt middels verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht. De zwaarste categorie (3) zijn de horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast), zoals dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke horecabedrijven aangewezen gebieden.
conclusie
De in het plangebied gelegen horeca-activiteiten zijn geïnventariseerd en ingeschaald volgens de Staat van Horeca-activiteiten. Ze zijn uitsluitend in De Vijfhoek gesitueerd. In dit bestemmingsplan wordt enkel horecagelegenheid van de zwaarste categorie mogelijk gemaakt, het al aanwezige partycenter aan het Slotplein. Verder zijn in De Vijfhoek horecagelegenheden van de andere (minder zware) categorieën mogelijk gemaakt. Zo wordt de hinder zo goed mogelijk beperkt terwijl dit gebied zijn centrumfunctie houdt.
5.4 Externe Veiligheid
In het kader van ruimtelijke procedures conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient het aspect externe veiligheid in acht te worden genomen. Het gaat hierbij om risico's ten aanzien van het vervoer, de opslag en het bewerken van gevaarlijke stoffen. De risico's met betrekking tot gevaarlijke stoffen worden geduid in het zogenaamde Plaatsgebonden risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Een toename van het groepsrisico dient verantwoord te worden. De verantwoording is erop gericht om een weloverwogen besluit te nemen over situaties waarin sprake is van een (toename) van het groepsrisico. Het uiteindelijke besluit is aan het bevoegd bezag.
Plaatsgebonden risico (PR)
De kans per jaar dat een persoon komt te overlijden door een ongeval met (het transport van) gevaarlijke stoffen, indien deze persoon zich permanent (vierentwintig uur per dag, gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden.
Groepsrisico (GR)
De kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Het plaatsgebonden risico wordt beheerst door de inherente veiligheid (veiligheidsmaatregelen die aan risicobronnen zijn opgelegd zonder tussenkomst van externe veiligheid) waarmee risicobronnen zijn omgeven. De kans op een ongeval is daardoor zowel volgens de risicoanalyseberekeningen als blijkens de statistiek buitengewoon klein. Het plaatsgebonden risico is daarom een norm waaraan moet worden voldaan. De mogelijkheid van een ramp is een beleidsrelevante afweging voor de inrichting van de ruimte. Omdat de kans op een ongeval buitengewoon klein is, is de zeer kleine kans op een ramp daarmee per definitie een gegeven. Het groepsrisico is die reden een oriëntatiewaarde, ten aanzien waarvan een afweging moet worden gemaakt. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico heeft in beginsel geen wettelijk basis en het wettelijk gezag kan alleen op grond hiervan niet haar oordeel baseren. In de praktijk heeft de oriëntatiewaarde wel juridische relevantie en fungeert als markeringspunt, niet als wettelijke waarde met rechtsgevolgen (het al dan niet doorgaan van een plan).
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) staat wanneer het groepsrisico moet worden verantwoord. In de artikelen 12 en 13 van het Bevi is de verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag ten aanzien van de acceptatie van het groepsrisico wettelijk geregeld. Artikel 12 regelt de verantwoordingsplicht bij omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu en artikel 13 bij de vaststelling van besluiten in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Verkooppunt consumenten vuurwerk
Vlakbij het plangebied zijn twee bedrijven gevestigd die een omgevingsvergunning toestemming milieu hebben om vuurwerk te verkopen Deze bedrijven zijn De Partyshop gevestigd aan de Westerstraat 38 en De Snuffelaar gevestigd aan de Westerstraat 7. Op grond van het Vuurwerkbesluit geldt dat voor inrichtingen waarin in totaal niet meer dan 10 000 kg consumentenvuurwerk aanwezig mag zijn dat, gemeten vanaf de bewaarplaats en de bufferbewaarplaats in voorwaartse richting tot een kwetsbaar object en een geprojecteerd kwetsbaar object, een veiligheidsafstand van ten minste 8 meter in acht dient te worden genomen. Bij het verlenen van vergunningen voor het opslaan en verhandelen van vuurwerk aan bedrijven wordt deze afstand in acht genomen. Voor bedrijven die meer dan 10.000 kg vuurwerk opslaan gelden zwaardere regels. In het plangebied worden bedrijven die meer dan 10.000 kg vuurwerk verkopen niet toegestaan.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Het ministerie heeft op 15 januari 2008 het definitief ontwerp van de notitie Basisnet Water gepubliceerd. Het Noordhollands Kanaal is aangemerkt als 'minder belangrijke vaarweg' (groen). Er zijn geen beperkingen voor bebouwing en er is geen verantwoording van het groepsrisico nodig. De weergave van risicocontouren op de bestemmingsplankaart is wettelijk niet noodzakelijk.
In het plangebied of in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen transportleidingen bestemd voor het vervoeren van gevaarlijke stoffen. Er vindt wel in het plangebied vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de rijksweg A7. De route is in de Risicokaart Noord-Holland aangewezen als transportroute gevaarlijke stoffen. Er zijn woningen in een radius van minder dan 200 meter van de A7 aanwezig.
Ten behoeve van de onderbouwing van het voorontwerpbestemmingsplan heeft gemeente Purmerend, Brandweer Zaanstreek-Waterland (onderdeel van Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland) gevraagd te adviseren op het voorontwerp bestemmingsplan Vijfhoek en Hazepolder 2013. Gelet op het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A7 worden in het advies van 30 mei 2012 de scenario's plasbrand, BLEVE(2) en toxische wolk beschouwd. Aan de hand van het advies kan het bevoegd gezag een integrale afweging maken tussen de verschillende belangen en beoordelen of de risico's aanvaardbaar zijn of niet. Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland adviseert het bevoegd gezag om:
1. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan Vijfhoek en Hazepolder rekening te houden met de gevolgen van de ongevalscenario's plasbrand, BLEVE en toxische wolk op de A7;
2. De mogelijke risicoreducerende, effectbeperkende maatregelen en maatregelen ten behoeve van de zelfredzaamheid in overweging te nemen;
3. Het risico dat overblijft na het nemen van de maatregelen te betrekken bij het vaststellen van het bestemmingsplan Vijfhoek en Hazepolder 2013.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
De regels omtrent externe veiligheid bij bedrijven zijn opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Op grond van dit besluit kan worden geconcludeerd dat in (de omgeving van) het plangebied geen bedrijven gelegen zijn die van invloed zijn op de externe veiligheid in het plangebied.
LPG-tankstations
In het plangebied en in de nabijheid zijn geen lpg-stations gelegen die van invloed zijn op de externe veiligheid in het plangebied (groepsrisico).
5.5 Geluid
Artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor dat voor zover de uitvoering van de Wet geluidhinder zulks vereist, het bestemmingsplan aangeeft:
- a. de ligging en de afmetingen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen, die gelegen zijn binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;
- b. de functie van de voornaamste wegen, alsmede het dwarsprofiel of het aantal rijstroken daaraan dan wel de as van de weg waarmee gerekend is, bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder.
In het plangebied is een elektriciteitsdistributiestation aanwezig. Het elektriciteitsdistributiestation kan niet worden aangemerkt als een inrichting als bedoeld in categorie 20.1 onder b van het Besluit omgevingsrecht (grote lawaaimaker). Het is derhalve ook niet vergunningplichtig en valt onder het activiteitenbesluit. Omdat het station niet vergunningplichting is, is het ook geen grote lawaaimaker in het kader van de Wet geluidhinder. Het terrein waarop het transformatorstation is gevestigd, is daarom niet langer een industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder. In het kader van het activiteitenbesluit zullen maatwerkvoorschriften worden opgelegd aan de inrichting mbt het geluid zodat geluidoverlast voor de omgeving niet groter wordt.
Er is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk t.b.v. verkeer op de wegen omdat geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt.
5.6 Bodemkwaliteit
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. In de bestaande stad is dit niet in alle gevallen mogelijk in verband met de aanwezigheid van eventuele historische verontreinigingen. Teneinde maatschappelijke en/of ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig te frustreren als gevolg van de aanwezigheid van bodemverontreiniging, is het mogelijk om onder voorwaarden bestemmingen op een verontreinigde bodem te realiseren.
Een en ander is ook verwoord in het in 2009 door burgemeester en wethouders vastgestelde bodembeleidsplan van de gemeente Purmerend en het hieraan gekoppelde bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart. Met deze instrumenten wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke taak met betrekking tot actief bodembeheer.
In 2002 heeft de gemeente de actie tankslag afgerond, waarbij burgers, bedrijven en instellingen in de gelegenheid zijn gesteld om een op hun perceel aanwezige tank te melden (wettelijke verplichting) en vervolgens te saneren. Het valt echter niet uit te sluiten dat zich in het plangebied nog één of meerdere tanks bevinden die niet zijn aangemeld. Nieuwe gevallen worden per geval beoordeeld en zo nodig wordt handhaving ingezet teneinde de ondergrondse tank en eventuele bodemverontreiniging te saneren. Ook is binnen de gemeente een bodeminformatiesysteem aanwezig. In dit systeem is de bij de gemeente bekende bodeminformatie geregistreerd. Dit systeem wordt ook in het kader van de bodemtoets bij bouwaanvragen regelmatig geraadpleegd en voortdurend geactualiseerd met nieuwe onderzoeksgegevens of geplande en gerealiseerde bodemsaneringen.
Door het vaststellen van het bodembeleid, het bodembeheersplan en de bodemkwaliteitskaart heeft de gemeente invulling gegeven aan haar beleidsvrijheid op het gebied van bodemtaken. Bij bestemmingsplanprocedures en procedures in het kader van een projectbesluit kunnen deze instrumenten ingezet worden, waardoor er in de praktijk steeds minder vaak bodemonderzoek en bodemsanering dient te worden uitgevoerd.
De mogelijkheid om op verontreinigde grond te kunnen bouwen dient per geval te worden beoordeeld. De Wet bodembescherming biedt de kaders waarbinnen gehandeld dient te worden. Het bouwen op verontreinigde bodem kan geregeld worden in de omgevingsvergunning: in de voorschriften kan worden opgenomen dat niet gebouwd mag worden voordat de bodem gesaneerd is. Dit is in alle gevallen maatwerk. Indien de bevoegdheid ligt bij de provincie, dan dient bij de provincie goedkeuring te worden gevraagd voor het geschikt maken van een verontreinigde bodem voor een beoogd gebruik. De beoordeling van de bodemkwaliteit vindt plaats in het kader van de vergunningverlening en hoeft in dit bestemmingsplan niet nader te worden onderzocht.
5.7 Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet milieubeheer'. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:
- grenswaarden niet worden overschreden, of;
- de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of;
- het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
- het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Het bestemmingsplan staat geen nieuwe ontwikkelingen toe en is daarom niet in betekenende mate van invloed op de lucht kwaliteit. Het plangebied voldoet dus aan de normen van de wet luchtkwaliteit en aanvullend onderzoek is niet nodig.
5.8 Waterhuishouding
5.8.1 Toetsingskader
In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen moet een watertoets plaatsvinden; een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
De provincie Noord Holland is eigenaar van het Noord Hollandskanaal en beheert deze ook. De waterkeringen worden beheerd door het Hoogheemraadschap. In het plangebied wordt het oppervlaktewater en de overige waterkeringen beheert door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. In het kader van ex art. 3.1.1 Bro wordt over dit plan overleg gevoerd met de waterbeheerders, waarna de opmerkingen van de waterbeheerders worden verwerkt in deze waterparagraaf.
5.8.2 Beleid
Rijksbeleid
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van Waterbeheer 21e eeuw (WB21) en de Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Uitwerking van veiligheid en het voorkomen van wateroverlast vindt, waar nodig en mogelijk, plaats op een integrale werkwijze waarbij de aanpak van watertekorten, tegengaan van verdroging en verdere verbetering van de waterkwaliteit worden betrokken. Eén en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998).
Nationaal Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2010-2015
Het Provinciaal Waterplan 'Bewust omgaan met water' is opgevolgd door het nieuwe waterplan 'Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren'. Dit plan is vastgesteld op 16 november 2009.
In het Provinciaal Waterplan zijn de strategische waterdoelen van de provincie neergelegd. Tevens worden twee speerpunten voor de planperiode genoemd:
- aangrijpen van de zandige versterking van de Noordzeekust om de regio, ruimtelijk en economisch, te versterken;
- extra aandacht besteden aan de economische kant van het water.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Het waterplan 2010-2015 heeft geen invloed op de bestaande situatie.
Raamplan Bescherming tegen wateroverlast (2005)
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft in dit plan de aanpak van wateroverlast uitgewerkt, in het licht van klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. De planperiode beslaat 2005 tot 2015. Het raamplan richt zich op kleinschalige maatregelen in poldersystemen en niet in de boezemsystemen, en verder op het oplossen van problemen waar ze zich voordoen.
Deelstroomgebiedsvisie Noorderkwartier (2002)
De concept Deelstroomgebiedsvisie richt zich met name op de kansen en knelpunten binnen het beheersgebied van hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Daarnaast is in de deelstroomgebiedsvisie voor het plangebied een strategie ontwikkeld om de knelpunten integraal en duurzaam aan te pakken. De trits vasthouden, bergen, afvoeren, het bieden van meer ruimte voor water en water alsmede ordenend principe, zijn hierbij de uitgangspunten.
Beheersplan Waterkeringen 2006-2010
In dit plan zijn het beheer en de eisen voor alle waterkeringen beschreven, zowel die aan de zeezijde als die langs alle binnenwateren. Het plan bestaat uit een hoofdnota en zes themanota's. De kernwaarde van het plan is veiligheid voor de keringen. In de hoofdnota en themanota's staat weergegeven welke positie het hoogheemraadschap inneemt ten aanzien van thema's als de vereiste manier van onderhoud, de relatie met de ruimtelijke ordening, de visie op gebruik van de keringen, die in eigendom zijn van het hoogheemraadschap enzovoorts.
Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009
De keur bevat regels voor het beheer, het gebruik en het onderhoud van waterstaatswerken, zoals waterkeringen en watergangen. De regels hebben tot doel watersystemen in stand te houden en waterstaatswerken goed te laten functioneren. Daarvoor zijn in de keur verplichtingen en verbodsbepalingen opgenomen. Op grond van de keur zijn binnen de begrenzing van het waterstaatswerk en de beschermingszone bepaalde handelingen verboden. Voor werkzaamheden die plaats vinden binnen deze zones moet contact gezocht worden met het hoogheemraadschap. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden moet een watervergunning worden aangevraagd.
Waterbeheersplan 4, 2010-2015
In het Waterbeheersplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water.
De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren, ondanks klimaat- en weersveranderingen, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water. Het doel is vierledig:
- Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren.
- De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar houden.
- Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren.
- Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit.
5.8.3 Duurzaam waterbeheer in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen
Beheer en onderhoud
In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
Water en waterstaatsdoeleinden in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan worden de watergangen als zodanig bestemd. Voor waterkeringen geldt een zogenaamde dubbele bestemming, deze hebben de bestemming "Waterstaat-Waterkering" toebedeeld gekregen.
5.8.4 watertoets / overleg met waterbeheerders
In het kader van artikel 3.1.1 Bro is overleg gevoerd met de waterbeheerder, het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. In hoofdstuk 9.1 wordt hier verder op in gegaan.
5.9 Flora En Fauna
Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan is op dit moment geen onderzoek vereist. Bij eventuele herontwikkeling zal specifiek bekeken moeten worden of voldaan wordt aan de wetgeving op dit gebied.
5.10 Archeologie En Cultuurhistorie
In de Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijziging van de Monumentenwet 1988) is geregeld dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodem ingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig te worden betrokken in de afweging tussen het te beschermen bodemarchief en andere maatschappelijke belangen.
De gemeente Purmerend heeft een eigen archeologie beleid opgesteld. Onderdeel van dit beleid zijn de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van Purmerend. De archeologische verwachtingskaart voorspelt de verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting.
De archeologische verwachtingskaart is de basis geweest voor het opstellen van de beleidsadvieskaart. De beleidsadvieskaart wordt gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en geeft de maatregelen aan die van toepassing zijn bij bodem ingrepen.
Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg. De opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten worden als leidraad gebruikt voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het bestemmingsplan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.
Afbeelding 11: Uitsnede archeologische verwachtingskaart van de gemeente Purmerend.
Ter plaatse van een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden, waarbij de bodemverstoring meer dan 100 m2 beslaat, eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. Ter plaatse van een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde, dient bij grondwerkzaamheden, waarbij de bodemverstoring meer dan 30 m2 beslaat, eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. Dit is in de regels geformaliseerd via de dubbelbestemming Waarde-Archeologie.
De archeologische verwachtingskaart van de gemeente Purmerend laat zien dat het plangebied is gelegen in een gemengd gebied. De Hazepolder is gelegen in een gebied met een lage en middelhoge kans op archeologische sporen. De Vijfhoek heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde en is bovendien van cultuurhistorische waarde. Het stratenpatroon in de historische kern heeft een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. De percelen waar archeologisch onderzoek is uitgevoerd of waar de bodem ernstig is verstoord, zijn de archeologische verwachtingen nihil, deze zijn ook op de archeologische verwachtingskaart aangegeven.
Hoofdstuk 6 Gebiedsvisie
De Hazepolder is een bestaande woonwijk. De wens van de gemeente is het behoud van groene en rustige wijken.
De Vijfhoek maakt deel uit van de binnenstad van Purmerend. Er is een gebiedsvisie voor de binnenstad van Purmerend die ook voor de Vijfhoek geldt. Deze wordt hieronder beschreven.
6.1 Ruimtelijke Uitgangspunten
In de Structuurvisie wordt ingegaan op de bebouwingsstructuur van de binnenstad. Het uitgangspunt is dat de historische kwaliteit behouden en versterkt wordt. "Dit betekent aandacht voor de historische bebouwing en het meer betrekken van de aanwezige - nu deels verborgen - stegen in looproutes. Bepaalde panden moeten blijven staan, op bepaalde plekken mag geen schaalvergroting plaatsvinden, bepaalde gevels moeten intact blijven of gerestaureerd worden, op bepaalde plekken mag niet hoger gebouwd worden dan de huidige bebouwing en stegen en hofjes moeten zoveel mogelijk in de oude glorie worden teruggebracht en toegankelijk worden.” Om uitvoering aan deze visie te geven, is o.a. het beleid Behoudenswaardige panden vastgesteld. In dit bestemmingsplan is ervoor gekozen geen apart regime in het leven te roepen voor dergelijke panden. Het bestemmingsplan is conserverend van aard, de meeste bouw- en gebruiksregels worden bevroren conform de huidige (planologische) situatie.
Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is dat de beeldkwaliteit die er nu is, behouden blijft en waar mogelijk wordt verbeterd. Dit betekent dat de gevelbreedtes en de bouwhoogtes worden geconserveerd zodat het afwisselende gevelbeeld behouden blijft, zodat de voor Purmerend in het oog lopende afwisselende gevellijn niet in gevaar komt. Daarnaast is het van belang dat de authentieke sfeer bewaard blijft, zodat de bezoeker de authenticiteit van de bebouwing kan 'voelen'. Een bijna volledig nagebouwde 'oude' stad voelt vaak aan als onecht en nep. Het behoud van alleen de Rijks- en gemeentemonumenten is onvoldoende om het historisch aanzien van een binnenstad van de omvang van Purmerend te schragen. Daarnaast is het voor de kwaliteit van de nieuwe binnenstad van groot belang dat de toegangen of poorten tot die binnenstad van hoge kwaliteit zijn. Met een hogere bebouwing bij de entrees van het centrum kan de binnenkomst zichtbaar gemaakt worden.
6.2 Functionele Uitgangspunten
Het uitgangspunt bij het maken van dit bestemmingsplan is een voor vele partijen en in vele opzichten sterke, betere en toekomstbestendige binnenstad van Purmerend. In de voorgaande hoofdstukken is het plangebied functioneel, historisch en ruimtelijk geanalyseerd en is aangegeven met welke aspecten vanuit het milieu en economie rekening moet worden gehouden. In deze paragraaf wordt het functioneel-ruimtelijke beleid zoals neergelegd in de Structuurvisie en relevant voor het deelgebied Vijfhoek weergegeven. De Structuurvisie beschrijft de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de stad tot 2020 waaronder de ontwikkeling van de binnenstad.
Om de binnenstad te versterken kunnen, naast het toevoegen van nieuwe functies, bestaande functies en voorzieningen versterkt worden. In de binnenstad is ruimte voor meer detailhandel, horeca en woningen.
Daarnaast is de huidige winkelroute minder avontuurlijk dan die zou kunnen zijn, een beetje dwalen door de steegjes en je daardoor laten verrassen, is nauwelijks aan de orde. De binnenstad heeft in potentie wel dat dwaalmilieu, want er zijn vele stegen. Een van de manieren om dit dwaalmilieu tot uiting te laten komen is kleinschaligheid van het winkelaanbod. In de Structuurvisie wordt voorgesteld om het nu geldende maximum voor het winkeloppervlak van 400 m2 te verruimen naar 500 m2. De Structuurvisie onderkent een groeiende behoefte aan grotere winkels maar constateert ook dat dit ten koste kan gaan van de fijnmazige ruimtelijke structuur van de binnenstad. De historische kwaliteit van de binnenstad moet - als één van de onderscheidende kwaliteiten - beschermd worden. Incidenteel kunnen grotere winkels mogelijk worden gemaakt (grotere oppervlakte of meerdere verdiepingen).
6.2.1 Uitgangspunten
Detailhandel
De binnenstad van Purmerend wil zich ontwikkelen tot aantrekkelijk recreatief koopcentrum van de regio Waterland. Hiertoe is in 2011 de Detailhandelsvisie binnenstad Purmerend vastgesteld waarin de volgende uitgangspunten centraal staan:
- 1. De ambitie is om de recreatieve functie te versterken, meer (jonge) consumenten uit Purmerend zelf aan de binnenstad te binden en meer consumenten uit de omliggende gemeenten te trekken.
- 2. Hiervoor is het gewenst om met name het modisch recreatieve winkelaanbod uit te breiden. Mede door de (verwachte) bevolkingsgroei is uitbreidingspotentie aanwezig van 5.000 à 10.000 m² winkelvloeroppervlak.
- 3. Bij voorkeur wordt met deze uitbreiding van het winkelaanbod het A1-winkelmilieu vergroot, zodat meer ruimte ontstaat voor sterke filiaalbedrijven.
- 4. De historische kwaliteiten in het assenkruis kunnen een grotere rol spelen bij het onderscheidend vermogen van de binnenstad en worden bij voorkeur beter betrokken bij het kernwinkelgebied.
- 5. Om meer consumenten (uit Purmerend zelf en de omgeving) te trekken is een betere doorstroming op de verkeersring gewenst. Ook zijn betere stallingmogelijkheden voor fietsers gewenst.
- 1. Ambities en maatregelen kunnen worden ondersteund met marketingactiviteiten.
Om de gewenste winkelstructuur te bereiken wordt ingezet op uibreiding van het A1-winkelgebied. Het Eggert winkelcentrum en de historische winkelstraten moeten meer als één geheel gaan functioneren. Daarom wordt ingezet op een versterking van het 'rondje' Breedstraat, Dubbele Buurt, Eggertstraat, Koestraat, Eggert winkelcentrum, Strada en Hoogstraat. De aanloopstraten moeten vooral gespecialiseerd aanbod huisvesten, in het bijzonder zelfstandige ondernemers.
Uitbreiding van het winkelaanbod aan de randzones (Nieuwstraat, Westerstraat, Gedempte Singelgracht, Gedempte Gracht van de binnenstad is bij voorkeur niet gewenst. Naar verwachting zal hier het winkelaanbod de komende jaren afnemen als gevolg van vergrijzing, schaalvergroting en internet).
De straten rondom de binnenstad zijn van belang als 'poort' van de binnenstad. Door de goede bereikbaarheid en zichtbaarheid zijn deze straten wel geschikt als vestigingsmilieu voor andere voorzieningen dan winkels, zoals doelgericht bezochte dienstverlening. Door vestiging van dergelijke functies en voorzieningen kan structurele leegstand worden voorkomen.
Belangrijke randvoorwaarden voor versterking van het winkelmilieu in de binnenstad zijn optimalisatie van de verkeersdoorstroming door tweerichtingsverkeer op de ring rondom de binnenstad, bronpunt voor autoparkeren in het noordelijk deel van de binnenstad en bronpunten door fietsparkeren.
Naast detailhandelsbeleid voor de binnenstad, wordt ook beleid voorbereid ten behoeve van grootschalige en perifere detailhandel en beleid ten behoeve van de dagelijkse winkelstructuur, met name waar het gaat om de wijk- en buurtwinkelcentra.
Wonen
Het aanbod voor wonen in de binnenstad wordt vergroot. Het programma wonen boven winkels speelt hierbij een rol. Het aanbod van woningen wordt ook in kwalitatieve zin - in lijn met de marktontwikkelingen - waar mogelijk verbreed. De schil rond het kerngebied blijft ook volgens de Structuurvisie een woongebied.
Horeca
Het beleid ten aanzien van de horeca is dat het zwaartepunt van de dag- en avondhoreca blijft liggen rond de Koemarkt. En er is nog ruimte in het kerngebied voor daghoreca.
6.3 Uitwerking Visie
De voorgaande uitgangspunten zijn verder uitgewerkt in dit bestemmingsplan. De belangrijkste opgaven voor het bestemmingsplan voor de binnenstad zijn het versterken van de economische ontwikkeling en tegelijkertijd het behouden van de historische kwaliteit. Een binnenstad zonder economische ontwikkeling dreigt een museum te worden, een binnenstad zonder geschiedenis loopt gevaar een shopping-mall te worden. Door de kwaliteit van verschillende gebieden te onderkennen en te versterken wordt zowel ruimte gegeven aan de economische ontwikkeling als ook bescherming geboden aan de historische kwaliteit.
In de binnenstad kunnen drie typen ruimten worden onderscheiden:
- het gebied waarin we zowel kunnen spreken van een hoge economische druk als ook van een waardevol historisch stadsbeeld (de Koemarkt en grote delen van het kerngebied).
- het gebied waar de economische potentie hoog is omdat het aansluit op het hoofdwinkelcircuit en onderdeel is van de looproute, terwijl de architectonische waarde van gevelwanden matig tot slecht is (grote delen van 'de schil').
- een gebied waar vooral het stadsbeeld van waarde is omdat de gevelwanden een rijk stadsbeeld tonen, terwijl de gebieden zich in de luwte van het winkelgebied bevinden (de buitenschil, de Gedempte Where en stegen in het noordelijk kerngebied).
Hieronder wordt voor de laatste type ruimte (waar de Vijfhoek behoort) besproken hoe in het bestemmingsplan de visie op de binnenstad weergegeven wordt en hoe de aspecten bouwen en gebruik hun plaats hebben gekregen. Bij de sturing naar een meer op het economische of juist meer op het historische aspect gerichte ontwikkeling spelen de volgende parameters een beslissende rol: de bouwhoogte, de maximaal toegestane gevelbreedte en het maximaal toegestane winkeloppervlak. De bouwhoogte regeling wordt eerst apart besproken omdat deze nagenoeg eenduidig is voor het gehele gebied en dezelfde achtergrond kent. Dit geldt ook voor regeling ten aanzien van bebouwing. Beide worden eerst besproken voordat in wordt gegaan op de bovengenoemde ruimtes. In de juridische planbeschrijving (hoofdstuk 7) volgt een meer concrete uiteenzetting over de beleidsmatige keuzes achter de regels van het bestemmingsplan en over het gebruik van de flexibiliteit (verschillende afwijkingsmogelijkheden) die het bestemmingsplan biedt.
Bouwhoogte
Voor nagenoeg het gehele Vijfhoek geldt dat de bestaande bouwhoogte wordt geconserveerd. Het conserveren van de bouwhoogte dient ter behoud van de beeldkwaliteit zoals deze er nu is (diversiteit in bouwhoogte).
Gelet op de diversiteit in het plangebied, de aanblik als geheel en de beleving die wordt ervaren als men zich in de binnenstad bevindt, is het maken van een onderscheid tussen de verschillende gebieden bijna niet mogelijk. Om het plan wat betreft rechtszekerheid, toetsbaarheid en evenredigheid duidelijk te kunnen onderbouwen, geldt dan ook conservering van de bouwhoogte overeenkomstig de Structuurvisie voor nagenoeg het gehele gebied.
De afwijkingsmogelijkheid voor een extra bouwlaag biedt de nodige flexibiliteit. De naastgelegen bebouwing en het straatbeeld zullen hierbij de bepalende factor zijn in combinatie met de bovenvermelde beeldbepalende kenmerken. Een bouwplan zal dus vooraf integraal dienen te worden bekeken. Maatwerk is het uitgangspunt terwijl de objectief waarden zoals hierboven aangegeven als kader dienen.
Bebouwing aan de achterzijde
Het is in de praktijk al veelvuldig aan de orde, en met ingang van dit bestemmingsplan zal het zonder meer gelden: het gehele bouwperceel op de begane grond kan worden bebouwd. Economisch geeft dit de ruimte die noodzakelijk is om de stad aantrekkelijk te houden voor bedrijven. Daarnaast kunnen door het bieden van deze ruimte de historische waarden worden beschermd. De verwachting is dat op deze wijze een deel van de 10.000 m2 uitbreiding bedrijfsvloeroppervlak die de Structuurvisie als ambitie heeft neergelegd, een plaats kan vinden.
6.3.1 Buitenschil
Alle gebieden die buiten het kerngebied liggen worden conservatief bestemd dat wil zeggen dat de bestemmingsregeling wordt aangehouden die er in het vorige bestemmingsplan van toepassing was. De Vijfhoek is voor een klein deel vooral een woongebied (Kanaalkade). In de rest van het gebied er bevinden zich horecabedrijven, winkels, kantoren, woningen, een kerk en een kindertheater. In dit gebied is het mogelijk o.a. grotere winkels te vestigen dan in de rest van de binnenstad (buiten het plangebied).
Op de Kanaalstraat komt een nieuwe ontwikkeling tot stand. Deze wordt in een separaat bestemmingsplan verwerkt en maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan.
6.3.2 De ring / schil: Gedempte Singelgracht
Dit gebied laat duidelijke kwaliteiten zien: wat betreft de functionele typering is dit gebied een druk bezocht winkelgebied en de historische signatuur komt tot uitdrukking, maar minder dan in de kern. Het gebied functioneert als overgangsgebied tussen de historische kern en de gebieden eromheen en bezit alure dat een rijk stadsbeeld laat zien. In het oude regime was hier een maximale maat voor opgenomen van 10 meter. Deze maat is overgenomen in onderhavige bestemmingsplan. Door de perceelindelingen zal deze maat niet als een standaard doel kunnen gaan werken. Men is gebonden aan de praktische grenzen van de naburige percelen. In die zin werkt de praktijk vaak al conserverend. Bij de betrokkenheid van meerdere aaneengesloten panden in één bouwplan kan de gevelmaat wel een veranderende rol gaan spelen. Om hier enige flexibiliteit in te bieden is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen tot maximaal 25,0 meter.
Door in de schil (Nieuwstraat, Westerstraat, Gedempte Singelgracht, Oude Vismarkt en Weerwal) de ruimte te bieden aan (grotere) winkels wordt een impuls gegeven aan deze gewenste ontwikkeling. Deze zone vormt in de toekomst een belangrijke schakel tussen de bestaande binnenstad en het gebied erbuiten. Om ontwikkelingen te stimuleren, zijn beperkende regels nagenoeg weggelaten. Zowel qua gebruiksregels als bouwregels zijn de mogelijkheden wat ruimer dan in het kerngebied.
In de nabijheid van dit deel van de binnenstad bevinden zich veel dienstverlenende bedrijven, kantoren en voorzieningen. Met een functionele "verkleuring" van dit deel van de centrumring in de richting van deze functies krijgt het gebied een duidelijker profiel.
Het bestemmingsplan wil echter niet al te dwingend een functionele zonering bewerkstelligen, de markt beslist in de verdeling van functies over de ruimte.
6.3.3 Openbare ruimte
Groen en waterstructuur
De groene delen in het plan blijven behouden en worden zo veel mogelijk versterkt.
Verblijfs- en verkeersruimte
Het eenzijdig verkeerskundige karakter van de poortgebieden van het centrum (In de Vijfhoek: Gedempte Where) moet een meer op verblijf gerichte ruimtelijke uitstraling krijgen. Het aantal maaiveldparkeerplaatsen moet waar mogelijk verminderen en er moeten meer bomen komen.
Hoofdstuk 7 Juridische Planbeschrijving
7.1 Planvorm
Dit bestemmingsplan is een zogenaamd conserverend plan. Dit betekent dat de tot nu toe vigerende planologische regelingen zoveel mogelijk behouden zijn gebleven. In sommige situaties zijn de uitbreidingsmogelijkheden groter geworden, om de gewenste flexibiliteit te kunnen houden tijdens de planperiode. In de meeste gevallen is deze flexibiliteit in afwijkingsregels opgenomen, zodat er altijd een afwegingsmoment is of de uitbreidingen daadwerkelijk gewenst zijn. Een tweede uitgangspunt dat in dit bestemmingsplan wordt gehanteerd is dat wat geregeld moet worden, opgenomen wordt in de regels. Op deze manier is een vrij globaal plan ontstaan, zonder al te veel detaillering, maar wel zodanig dat de huidige ruimtelijk kwaliteit in stand blijft. De verbeelding geeft, waar nodig, aanvullende informatie omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen, met de eventuele afwijkingen te vinden.
Uitgangspunten
Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan conserverend wordt opgesteld. De bestaande bebouwingsstructuur, zoals planologisch in de bestaande regelingen is vastgelegd, wordt zoveel mogelijk gerespecteerd.
In dat kader wordt een onderscheid gemaakt tussen beide deelgebieden.
In de Hazepolder worden op dit moment geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die om een vernieuwing van het huidig planologisch kader vragen. In de planologische regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij recente bestemmingsplannen voor andere woonwijken van de gemeente Purmerend.
De Vijfhoek behoort tot de binnenstad van Purmerend. Daarom sluit de planologische regeling voor het deelgebied Vijfhoek aan bij de regeling zoals die is opgenomen voor het bestemmingsplan 'Binnenstad 2010'.
De bestaande functies in beide deelgebieden worden vastgelegd in de bestemmingen.
7.2 Bestemmingsregeling
In het plangebied zijn verschillende functies aanwezig. De functies zijn overwegend overeenkomstig het huidige gebruik bestemd. De monumenten in het plangebied zijn niet aangeduid. Monumenten worden beschermd via de Monumentenwet, het is daarom niet noodzakelijk om ze op te nemen in het bestemmingsplan. In deze paragraaf wordt voor iedere bestemming een korte toelichting gegeven, zodat duidelijk wordt hoe deze dienen te worden toegepast en wat de achtergrond van de verschillende artikelen zijn.
Bedrijf
Het binnen het plangebied aanwezige elektriciteitsdistributiestation is opgenomen binnen de bestemming 'Bedrijf'. De gronden binnen deze bestemming mogen, naast de functie nutsbedrijven, worden aangemerkt voor terreinen ten behoeve van nutsvoorziening, parkeervoorzieningen, wegen en paden. In de verbeelding zijn de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage van gebouwen aangegeven.
Het aan de Verbindingsweg gelegen rioolgemaal heeft een specifieke voor dat doel bestemde bestemming gekregen - 'Bedrijf' met een specifieke aanduiding 'gemaal'. Verder gelden de bouwregels zoals zijn opgenomen in het artikel.
Er zijn ook binnen de bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een maximum bouwhoogte van vijftien meter.
Centrum
De gebieden met de centrumbestemming zijn bestemd voor culturele voorzieningen, detailhandel, dienstverlening, horecabedrijven, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, woningen, bedrijven, tuinen, erven en terreinen. Ten aanzien van de verschillende functies is een aparte afweging omtrent waar en hoe deze voorzieningen gevestigd moeten worden, niet noodzakelijk gebleken. Voor de vestiging van horeca-bedrijven is dit gebied geschikt voor de zogenaamd daghoreca, gelet op de ondersteunende functie voor het winkelgebied.
De bouwregels
De bebouwing in het gebied met 'Centrum' bestemd is medebeeldbepalend voor het historische karakter van de binnenstad. Het behoud van dit karakter is in de regels doorvertaald door middel van het conserveren van de bouwhoogte. De maat voor de bestaande bouwhoogte is zoals deze vergund is in de bouwvergunning die verleend is voor het betreffende pand. Hiermee wordt beoogd het historische karakter te behouden. De beeldbepalendheid in het plangebied is zodanig dat een bredere gevelbreedte dan bestaand is toegestaan van maximaal 10 meter.
Om te voorkomen dat er woningen in de binnenstad worden gebouwd die van onvoldoende kwaliteit worden geacht, is het uitgangspunt dat een woning minimaal 40m2 moet zijn. In de oude regelingen werden vaak inhoudsmaten gebruikt, maar deze bleken in de praktijk niet altijd goed hanteerbaar.
Nadere eisen
De nadere eisen hebben tot doel om in onvoorziene gevallen en ter voorkoming van excessen op te kunnen treden. Dit dient goed gemotiveerd te worden. Het is slechts in een enkel geval mogelijk om op grond hiervan beperkingen aan te brengen in hetgeen door de overige regels wordt toegestaan.
Afwijken van de bouwregels
Via afwijkingsbevoegdheid in de bestemmingsregels van de 'Centrum' bestemming is flexibiliteit mogelijk wat betreft de gevelbreedte, twee extra bouwlagen (tot een maximale bouwhoogte van 13,5 m) en het bouwen buiten het bouwvlak. Het is mogelijk per geval te bezien of afwijking van de standaard is toegestaan. Het is niet de bedoeling dat willekeurig gebruik wordt gemaakt van de afwijkingen, daarom worden hieronder enkele uitgangspunten toegelicht die een rol kunnen spelen bij de afweging al dan niet een ontheffing te verlenen.
Gevelbreedte
Afwijking van de maximale gevelbreedte is in bepaalde gevallen mogelijk. Bij het gebruik maken van de afwijkingsmogelijkheid dient te worden gekeken naar de naastgelegen panden en het gehele straatbeeld. Daar waar een bredere gevel afbreuk doet aan de historische kwaliteit, mag een afwijking tot het maximum niet worden toegestaan.
Extra bouwla(a)g(en)
Bij de beoordeling van een afwijking voor een extra bouwlaag spelen de naastgelegen bebouwing en het straatbeeld een bepalende factor. Het verschil in bouwhoogte in het straatbeeld moet daar waar het van waarde is, behouden blijven. Ten opzichte van de oude bestemmingsplannen is dit geen verslechtering, omdat in de oude bestemmingsregels een maximale goothoogte was opgenomen, wat een extra bouwlaag mogelijk maakte (de kap).
De extra bouwlaag is toegestaan voor het hoofdgebouw. De andere bebouwing mag worden voorzien van een extra bouwlaag op voorwaarde dat maximaal 60% van het bebouwd oppervlak op de begane grond mag worden voorzien van een extra bouwlaag. Dit voorkomt dat dichtgroeien van de binnenerven vanaf de tweede bouwlaag. Door de grens te stellen op 60% blijft het voldoende open, en er is nog ruimte voor bijvoorbeeld balkons e.d..
De gebruiksregels
In de specifieke gebruiksregels zijn bepalingen opgenomen die voorschrijven hoe de gebouwen gebruikt dienen te worden.
Wonen
In dit bestemmingsplan is het uitgangspunt uit de Structuurvisie over het wonen-boven-winkels beleid verder uitgewerkt. De gebruiksoppervlakte van een woning dient minimaal 40 m2 te bedragen. De reden van wonen op de verdieping is het behoud en vergroten van de leefbaarheid in het centrum, met name buiten de winkeluren om. Burgemeester en wethouders kunnen, per geval, afwijken. Er moeten dringende redenen zijn af te wijken. Uitgangspunten bij de beoordeling om af te mogen wijken zijn:
- er is geen eigen entree aanwezig;
- er zijn geen sanitaire voorzieningen aanwezig;
- het vloeroppervlakte van de woning kleiner is dan 40 m2.
In de gebieden met de 'Centrum' bestemmingen is het een keuze te wonen op de verdiepingen. Er mag op de begane grond gewoond worden.
Detailhandel
De gebieden in de Vijfhoek vormen de rand van de binnenstad. Het behoud van het historische en kleinschalige karakter is hier in mindere mate van belang dan in de rest van de binnenstad. In deze gebieden geldt geen maximale maat voor de bedrijfsvloeroppervlakte.
Slopen
In de bestemmingsregels is een stelsel opgenomen ten behoeve van de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk. Voordat een bouwwerk gesloopt mag worden, moet hiervoor een omgevingsvergunning voor het slopen zijn verleend door burgemeester en wethouders op basis van het bestemmingsplan.
Deze regeling heeft een tweeledig doel. Aan de ene kant dient het ter voorkoming van lang braakliggende terreinen in de binnenstad. Aan de andere kant bevordert deze regeling overleg tussen de gemeente en de initiatiefnemer over het te slopen (en opnieuw te bouwen) pand. Wanneer een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend, geldt de vergunningplicht op basis van het bestemmingsplan voor het slopen niet. In een dergelijke situatie is het al zeker dat en na de sloop gebouwd gaat worden.
Op basis van de bouwverordening is en blijft voor het slopen van een bouwwerk een omgevingsvergunning verplicht. Op basis van de bouwverordening wordt beoordeeld of het slopen bouwwerk veilig kan worden gesloopt en hoe om dient te worden gegaan met sloopafval. De verplichting voor deze omgevingsvergunning voor de activiteit slopen blijft onverkort van kracht, ook als er een onherroepelijk omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend is.
Maatschappelijk
Het buurtcentrum in de Hazepolder heeft de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Dit gebouw kent hoofdzakelijk een maatschappelijke bestemming en er is hier geen andere functie dan maatschappelijk gedurende de planperiode voorzien. De bouw- en gebruiksregels conserveren hetgeen nu aanwezig is. Omdat de buurtcentrum niet in het historische assenkruis ligt, geldt voor deze bestemming geen vergunningstelsel voor de activiteit slopen.
De bouwhoogte is in de verbeelding opgenomen.
Tuin - 1
De bestemming 'Tuin - 1' betreft de bij een woning behorende gronden waarop geen bebouwing is toegestaan met uitzondering van een erker aan het hoofdgebouw alsmede vergunningsvrije lage erf- en terreinafscheidingen. In principe zal het hier gaan om de voortuinen. De erkers mogen over maximaal de bestaande breedte van de woonkamer worden gebouwd. De diepte van een erker mag ten hoogste 50% van de diepte van de voortuin bedragen tot een maximale maat van 1,2 meter en niet hoger zijn dan de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw. Erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 1,2 meter hoog.
De bestemming 'Tuin-1' komt voor in de Hazepolder. De regeling sluit aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Purmerend voor vergelijkbare (woon)gebieden.
Tuin - 2
De bestemming 'Tuin - 2' betreft in principe de achtertuinen bij woningen. Binnen de bestemming 'Tuin - 2' wordt de mogelijkheid geboden om de gronden achter en naast het hoofdgebouw van de woning te gebruiken voor uitbreiding van de woning door aanbouwen of voor de bouw van bijgebouwen, die altijd vrijstaand zijn. Op deze gronden mag het gezamenlijk oppervlak aan aanbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf bedragen tot een maximum van 50 m². Bij erven, groter dan 150 m2, worden meer erfbebouwingsmogelijkheden toegestaan, hier mag tot 75 m2 worden gebouwd.
Achter de woning mag over een diepte van ten hoogste 3 meter achter de achtergevel, of het verlengde daarvan, worden gebouwd. Ook naast het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de zijgevel of het verlengde daarvan, over een breedte van ten hoogste 3 meter worden aangebouwd. Als ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan al een meer dan drie meter brede dan wel diepe aan- of uitbouw aanwezig is, mag de nieuwe aanbouw net zo diep zijn als de bestaande uitbouw. Op deze manier kunnen de gevels van aanbouwen gelijk getrokken worden en ontstaan er geen verspringingen. Voorwaarde hierbij is wel dat voor deze extra diepe uitbouw een vergunning is afgegeven.
De bouwhoogte van aanbouwen mag de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 meter tot een maximum van 4,5 meter.
Dakterrassen zijn op het gehele oppervlak van aanbouwen toegestaan, ten minste voor zover deze aanbouw recht achter het hoofdgebouw is gelegen, met een hekhoogte van 1 m.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter.
Mantelzorg
Het is toegestaan om - na verlening van een omgevingsvergunning- binnen de bestemming Tuin-2 in het kader van het geven van mantelzorg afhankelijke woonruimte bij een woning te plaatsen, zo ontstaat een zogenaamde 'kangoeroewoning'. Mantelzorg wordt omschreven als het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. Kenmerkend voor mantelzorg is de reeds bestaande persoonlijke band tussen de mantelzorger en zijn of haar naaste. Daarnaast gaat het om langdurige zorg die onbetaald is. Een omgevingsvergunning voor afhankelijke woonruimte wordt per woning slechts eenmaal verleend, om te voorkomen dat er verschillende afhankelijke woonruimtes bij een woning geplaatst kunnen worden. Zodra de mantelzorg beëindigd is wordt de omgevingsvergunning ingetrokken. In de regels worden enkele bepalingen gegeven omtrent de situering en de maatvoering van afhankelijke woonruimtes.
De bestemming 'Tuin-2' komt voor in de Hazepolder. De regeling sluit aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Purmerend voor vergelijkbare (woon)gebieden.
Verkeer
In het plangebied zijn vooral de wegen bestemd met de bestemming verkeer.
De bestemming Verkeer wordt toegekend zowel aan die wegen die door hun doorstroomfunctie een structuurbepalend karakter hebben als aan de overige gebieden met een verkeers- of verblijfsfunctie. Binnen deze bestemming is voor de laatste een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, het verzamelen van huisvuil, groen- en waterpartijen en kleine nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en dergelijke.
De botenhelling is nader op de verbeelding aangeduid. Hiermee wordt voorkomen dat deze functie elders gevestigd kan worden.
In de verkeersbestemming is rekening gehouden ondergronds bouwen.
Water
De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor water zijn bestemd voor waterwegen, verkeer te water, water ten behoeve van de waterhuishouding en ligplaatsen voor pleziervaartuigen evenals de bij bestemming 'Water' behorende voorzieningen, zoals steigers, keermuren voor waterbeheersing, dammen, oeverbeschoeiingen en duikers. Ligplaatsen voor woonboten en -schepen zijn uitgesloten.
De aanwezige sluis en de gewenste botenhelling zijn nader op de verbeelding aangeduid. Hiermee wordt voorkomen dat deze functies elders gevestigd kunnen worden.
Dit water mag in principe niet worden gedempt of vergraven. Voor werkzaamheden binnen deze functie is mogelijk een watervergunning van de waterbeheerder nodig. Hierover dient advies bij de waterbeheerder te worden ingewonnen. Voor de maximale afmetingen van steigers (max. 6 meter breed, max. 1 meter het water in) is aansluiting gezocht bij de regels die de Keur van het Hoogheemraadschap daarover stelt. Op deze wijze onstaan er geen verschillen in regelgeving.
Wonen - 1
De hoofdfunctie van deze gebieden is 'het wonen'. De woonfunctie in deze gebieden wordt geconserveerd. Voor het bouwen van woningen geldt dat zijn voorzien dienen te zijn van een kap en deze mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gebouwd worden. De maximaal toegestane bouwhoogte is de bestaande bouwhoogte, zodat de situatie wat betreft hoogte blijft zoals hij nu is. In uitzonderingssituaties kunnen burgemeester en wethouders afwijken voor een extra bouwlaag tot een maximale bouwhoogte van 10,00 meter. Hierbij moet rekening worden gehouden de in de afwijking van de bouwregels genoemde aspecten.
In de bestemming is enige bedrijvigheid toegestaan, hierbij moet voldaan worden aan de voorwaarden zoals zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels. Deze gebruiksregels voor de "aan huis geboden beroepen" zijn conform het beleid dat hiervoor geldt. Het is tevens niet toegestaan een gebouw te gebruiken voor meer dan één woning. De garage mag uitsluitend worden gebruikt voor de stalling van vervoermiddelen en voor de berging van niet voor de handel en distributie bestemde goederen.
In uitzonderingsgevallen is het toegestaan meer dan één woning te vestigen in één gebouw. Hiertoe kunnen burgemeester en wethouders besluiten een afwijking toe te staan. Daarnaast is in de bestemmingsregeling voor 'wonen-1' een vergunningstelsel voor de activiteit slopen opgenomen, zoals ook geldt voor de Centrumbestemming.
Wonen - 2
In de bestemming 'Wonen – 2' zijn regels geformuleerd omtrent het hoofdgebouw van een woning, de plaats en de hoogte ervan. In de meeste gevallen valt het bestemmingsvlak 'Wonen – 2' en het bouwvlak met elkaar samen. Op gronden met de bestemming 'Wonen – 2' mogen in principe hoofdgebouwen worden gebouwd. Voor wat betreft de ligging van het achtererfgebied, zoals bedoeld in het Besluit omgevingsrecht, is de gevel van het hoofdgebouw relevant.
De maximale hoogte van het hoofdgebouw is op de kaart aangegeven.
In de bestemming is enige bedrijvigheid toegestaan, hierbij moet voldaan worden aan de voorwaarden zoals zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels. Deze gebruiksregels voor de "aan huis geboden beroepen" zijn conform het beleid dat hiervoor geldt. Het is tevens niet toegestaan een gebouw te gebruiken voor meer dan één woning. De garage mag uitsluitend worden gebruikt voor de stalling van vervoermiddelen en voor de berging van niet voor de handel en distributie bestemde goederen. In uitzonderingsgevallen is het toegestaan meer dan één woning te vestigen in één gebouw. Hiertoe kunnen burgemeester en wethouders besluiten een afwijking toe te staan.
Waarde – Archeologie - 1
In dit deel van het plangebied zijn de archeologische verwachtingen zodanig hoog, dat via dit bestemmingsplan deze waarden dienen te worden beschermd. De bestemming 'Waarde – Archeologie – 1' zorgt hiervoor.
In de bestemming 'Waarde – Archeologie – 1' worden regels gesteld aan het bouwen en aanleggen. Deze regels gelden bovenop de regels die in de 'onderliggende' bestemming staan.
Voor het bouwen geldt dat uitsluitend mag worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering en het bouwplan voldoet aan de bouwregels van de betrokken andere bestemming. Voor het overige mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met een maximale hoogte van 3 meter.
Bovengenoemde bouwregels gelden bij ingrepen in de bodem vanaf 30 m2 respectievelijk 100m2. Verder is er een vergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Dit stelsel zorgt ervoor dat voor bepaalde activiteiten (bijvoorbeeld grondwerkzaamheden, verlagen van het waterpeil, het ophogen van de bodem enz) van te voren een omgevingsvergunning van het college van B&W verleend moet worden.
Waarde – Archeologie - 2
De in het plangebied aanwezige gronden die op de archeologische beleidskaart van de gemeente zijn aangegeven als van middelhoge waarden worden beschermd via de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie – 2'.
Waterstaat - Waterkering
De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering'. Voor werkzaamheden binnen deze functie is mogelijk een watervergunning van de waterbeheerder nodig. Hierover dient advies bij de waterbeheerder te worden ingewonnen.
7.3 Aanvullende En Algemene Bepalingen
Overige regels
In het hoofdsuk 3 van de regels van het bestemmingsplan zijn enkele algemene regels opgenomen die gelden voor het hele plangebied:
In Artikel 15 is de antidubbeltelregel opgenomen.
In de algemene bouwregels Artikel 16 is in het eerste lid vastgelegd hoe om wordt gegaan met de bestaande maten (afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen). In het tweede lid worden regels gegeven omtrent overschrijdingen van bouwgrenzen. Het derde lid bevat een bepaling omtrent ondergronds bouwen en het derde lid.
In Artikel 17 zijn enkele algemene afwijkingsregels opgenomen.
Overgangs- en slotregels
Deze regels zijn in hoofdstuk 4 opgenomen, zijn standaard op basis van het Besluit ruimtelijke ordening en worden opgenomen om duidelijkheid te scheppen over bestaande situaties.
Voor bouwwerken betekent dit overgangsrecht, in Artikel 18 opgenomen, dat bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn en afwijken van dit bestemmingsplan, mogen worden herbouwd na een calamiteit of mogen worden vernieuwd. Dit geldt niet voor bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht.
Voor gebruik betekent het overgangsrecht dat het gebruik van grond en bouwwerken mag worden voortgezet, ook al is dit gebruik strijdig.
In het laatste Artikel 19 wordt de titel weergegeven waarmee de regels dienen te worden aangehaald, te weten 'Regels van het Bestemmingsplan Vijfhoek en Hazepolder 2013'.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan Vijfhoek en Hazepolder 2011 heeft tot doel een aantal oude planologische regelingen te actualiseren en samen te voegen tot een nieuwe planologische regeling. Het bestemmingsplan is conserverend t.b.v. het behoud van de bestaande situatie.
Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er is dus geen exploitatieplan nodig.
Hoofdstuk 9 Inspraak En Overleg
9.1 Overleg Ingevolge Artikel 3.1.1 Bro
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3.1.6 Bro bepaalt daarnaast dat in de toelichting de uitkomsten van dit overleg worden beschreven. In onderstaande tabel is aangegeven aan welke instanties het voorontwerpbestemmingsplan toegestuurd wordt in verband met het overleg bedoeld in artikel 3.1.1. Bro.
In onderstaand overzicht is opgenomen welke instanties is gevraagd te reageren en of zij hebben gereageerd:
Instantie | Reactie? |
Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten | Geen |
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland | Geen |
Inspectie Vrom | Geen |
Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland | Geen |
Cultureel Erfgoed Noord-Holland | Geen |
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier | Ja (zie onder I) |
Milieufederatie Noord-Holland | Geen |
Kamer van Koophandel | Geen |
Landschap Noord-Holland | Geen |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland | Ja (zie onder II) |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Beemster | Geen |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Wormerland | Geen |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Landsmeer | Geen |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam | Geen |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Zeevang | Geen |
Hieronder zijn - in verkorte vorm - de reacties weergegeven van de instanties die hebben gereageerd. De ingediende reacties zijn integraal in de overwegingen van het gemeentebestuur betrokken. Bij iedere instantie is het gemeentelijk registratienummer vermeld.
I. Gemeente Waterland (1031572), d.d. 25 april 2012 |
De gemeente Waterland geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. |
Commentaar N.v.t. |
Wijzigingen N.v.t. |
II. Hoogheemraadschap Hollands Kwartier (1037864), d.d. 18 juni 2012 |
1. Verzoek om in de toelichting een tekst op te nemen over de aanwezige rioolgemalen en persleidingen van het hoogheemraadschap nabij de Verbindingsweg. 2. Verzoek om binnen artikel 11 'Water' op te nemen dat voor werkzaamheden binnen deze functie mogelijk ook een watervergunning van de waterbeheerder nodig is en dus advies bij de waterbeheerder dient worden ingewonnen. 3. Verzoek om binnen artikel 16 'Waterstaatswerk – waterkering' aan te geven dat bij (bouw)werkzaamheden advies dient worden ingewonnen bij de waterbeheerder. Tevens ziet het hoogheemraadschap graag nog een voorrangsregel opgenomen waarbij het waterkeringbelang voorrang heeft op de andere onderliggende belangen. Voor werkzaamheden binnen deze dubbelbestemming dient tevens een watervergunningsaanvraag ingediend te worden bij de waterkeringbeheerder. 4. Verzoek om een artikel toe te voegen met de dubbelbestemming 'Leiding'. 5. Op de verbeelding is, zoals in de toelichting ook is aangegeven, het meeste water als bestemming 'Water' aangegeven. Binnen de Hazepolder zijn aan weerszijde van de Verbindingsweg echter ook nog waterlopen aanwezig die het hoogheemraadschap graag als 'Water' ziet bestemd. 6. Daarnaast staan oostelijk van de Verbindingsweg het rioolgemaal Hazepolder en Purmerend-West. Vanuit deze gemalen lopen persleidingen van het hoogheemraadschap. 7. Het hoogheemraadschap verzoekt de rioolgemalen met geurcontouren op de verbeelding aan te geven en de persleidingen als dubbelbestemming 'Leiding' op te nemen op de verbeelding. De gegevens van de geurcontouren en leidingen zal het hoogheem raadschap digitaal aanleveren. |
Commentaar Ad.1 In hoofdstuk 4.7 (bedrijven en kantoren) is informatie toegevoegd over de aanwezige rioolgemalen en persleidingen van het Hoogheemraadschap. En in de juridische planbeschrijving onder bedrijf wordt het rioolgemaal genoemd. Ad. 2 In hoofdstuk 7 (juridische planbeschrijving) is hier een zin over opgenomen. Daarnaast betreft de bestemming Water het Noord Hollands kanaal. Met de provincie Noord Holland en de het Hoogheemraadschap beheerder (waterkering beheerder) zal overleg gevoerd worden bij werkzaamheden. Dit is een algemene regel uit de Wabo. Ad. 3 Zie Ad2. De tekst van hoofdstuk 7 (juridische planbeschrijving) wordt aangepast. Het is niet gebruikelijk dit in het artikel op te nemen, het is op basis van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verplicht om na te gaan of er een watervergunning nodig is. Ad. 4, en 7 Het verzoek betreft een persleiding en rioolgemaal op te nemen in de bestemmingsregeling en op de plankaart. Het opnemen van persleidingen voor riool op de plankaart is wettelijk niet verplicht en is in Purmerend niet gebruikelijk. Deze wordt niet opgenomen. Het rioolgemaal wordt specifiek bestemd en krijgt de bestemming 'bedrijf', met een specifieke aanduiding t.b.v. een gemaal. Op basis van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (die van toepassing is op de bestemming 'Bedrijf') gelden wel richtafstanden voor gevoelige functies in de buurt van rioolgemalen. Ad.5 Het gemeentebestuur is zich ervan bewust dat deze waterlopen voor de ontwatering van de polder van belang zijn. Binnen de verkeersbestemming is daarom water mogelijk gemaakt. Deze manier van bestemmen biedt de nodige flexibiliteit ten aanzien Ad6. Het aanwezige rioolgemaal heeft de bestemming bedrijf gekregen, met de specifieke aanduiding rioolgemaal. |
Wijzigingen Regels Aan artikel 3 'bedrijf' wordt het volgende lid toegevoegd: 'ter plaatse van de functieaanduiding 'gemaal'; een rioolgemaal. Toelichting Hoofdstuk 4.7 De volgende zin wordt toegevoegd: 'Verder bevindt zich aan de Verbindingsweg een rioolgemaal. Deze is als zodanig opgenomen.' Hoofdstuk 7.2 Onder Bedrijf wordt de volgende zin toegevoegd: 'Het aan de Verbindingsweg gelegen rioolgemaal heeft een specifieke voor dat doel bestemde bestemming gekregen; bedrijf met een specifieke aanduiding 'gemaal'. Verder gelden de bouwregels zoals zijn opgenomen in het artikel.' Onder Water worden de volgende zinnen toegevoegd: 'Voor werkzaamheden binnen deze functie is mogelijk een watervergunning van de waterbeheerder nodig. Hierover dient advies bij de waterbeheerder te worden ingewonnen.' Onder Waterstaat - waterkering worden de volgende zinnen toegevoegd: De laatste woorden "(overwhere noord)" schrappen. 'Voor werkzaamheden binnen deze functie is mogelijk een watervergunning van de waterbeheerder nodig. Hierover dient advies bij de waterbeheerder te worden ingewonnen.' Plankaart: Het rioolgemaal aan de Verbindingsweg krijgt de bestemming 'Bedrijf', met een functieaanduiding 'gemaal'. De waterlopen binnen de verkeersbestemming, langs de Verbindingsweg als 'Water' bestemmen. |
9.2 Inspraak Ingevolge De Algemene Inspraakverordening Gemeente Purmerend
De Algemene Inspraakverordening van de gemeente Purmerend bepaalt dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden kan besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In dit geval is hier op de volgende wijze inhoud aan gegeven:
Het voorontwerpbestemmingsplan "Vijfhoek en Hazepolder 2013" heeft van d.d. 1 mei 2012 tot en met 11 juni 2012 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode konden zowel mondeling als schriftelijk inspraakreacties ten aanzien van het voorontwerp-bestemmingsplan naar voren worden gebracht.
Tevens is het voorontwerp-bestemmingsplan "Vijfhoek en Hazepolder 2013" op d.d. 30 mei 2012 tijdens een informatieavond toegelicht.
Er zijn geen inspraakreacties ontvangen over het voorontwerp bestemmingsplan "Vijfhoek en Hazepolder 2013".
9.3 Overleg Ingevolge Artikel 3.8 Wro
Het plan heeft vanaf 8 februari tot en met 21 maart 2013 ter inzage gelegen en er zijn geen zienswijzen ingediend.
Bijlage 1 Archeologische Verwachtingskaart
Bijlage 1 Archeologische verwachtingskaart
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Toelichting Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Toelichting Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Toelichting Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Monumentenlijst
Bijlage 4 Horeca-inventarisatielijst
Bijlage 4 Horeca-inventarisatielijst
Bijlage 5 Bedrijfsinventarisatielijst
Bijlage 5 Bedrijfsinventarisatielijst