Weidevenne, kwadrant Europa, Kanaalzone 7e fase 2017
Uitwerkingsplan - Gemeente Purmerend
Vastgesteld op 12-09-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan "Weidevenne, kwadrant Europa, Kanaalzone 7e fase 2017" met identificatienummer NL.IMRO.0439.UPWVEURFASE72017-va01 van de gemeente Purmerend.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.9 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.10 ambulante handel
het ter verkoop aanbieden van producten of diensten aan de consument, door een handelaar op een markt of een vaste commerciële standplaats op de openbare weg.
1.11 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.12 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.13 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14 bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.
1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.25 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.26 bijgebouw
een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.27 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.28 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.29 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.30 dakopbouw
- a. een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich in geval van gebouwen met een hellend dakvlak tussen de dakgoot en de nok bevindt en waarvan de onderzijde van de constructie in het verlengde van het gevelvlak is geplaatst;
- b. een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich in geval van gebouwen met een platte afdekking boven de dakgoot dan wel het boeibord bevindt.
1.31 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.32 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen.
1.33 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.34 erker
een hoek- of rondvormig ondergeschikte toevoeging aan de verblijfsruimte van de woning (woonkamer) gelegen aan de voorgevel op de begane grond en aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.
1.35 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en artikel 1.2. van het Besluit geluidhinder.
1.37 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.38 kap
constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, en die bestaat uit ten minste twee hellende dakvlakken die elkaar snijden op het hoogste punt.
1.39 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.40 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.41 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.42 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.43 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.44 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.45 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.46 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.47 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.48 perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.49 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlak van het gebouw beslaat.
1.50 prostitutie
het zich beschikbaar stellen voor seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.51 professioneel vuurwerk
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.
1.52 seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.53 vloeroppervlak
het totale oppervlak van vloeren van alle bouwlagen van een gebouw.
1.54 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt, mede gezien de situering van het huisnummer, brievenbus, voordeur en uitrit.
1.55 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.
1.56 windturbine
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.57 woning
(een gedeelte van) een gebouw geschikt en bestemd voor de huisvesting van personen, anders dan voor recreatieve doeleinden.
1.58 wooncomplex
een (verzameling van) gebouwen waarin enerzijds wordt gewoond door ouderen en/of groepen personen en waarin anderzijds de hierbij benodigde voorzieningen zijn gehuisvest in de vorm van medische, paramedische en andere maatschappelijke voorzieningen alsmede recreatieve en restauratieve voorzieningen.
1.59 zendmast
een bouwwerk, geen gebouw zijde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
1.60 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 de bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
2.8 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 het oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 het vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen;
- b. water;
- c. bermen en bermsloten;
- d. bruggen met bijbehorende aanlandingen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. voet- en fietspaden;
- g. (ontsluitings)wegen;
- h. jongerenontmoetingsplaatsen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. ondergrondse containers;
- k. objecten van beeldende kunst;
- l. lichtmasten.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen;
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals aangegeven in artikel 8.3 van deze regels.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het bouwen van een gebouw voor een jongerenontmoetingsplaats met in achtneming van de volgende bepalingen:
- a. maximale bouwhoogte: 3,5 m;
- b. maximale oppervlakte: 15 m2.
Artikel 4 Verkeer - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing;
- b. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- c. infrastructurele kunstwerken;
- d. jongerenontmoetingsplaatsen;
- e. objecten van beeldende kunst;
- f. ondergrondse containers;
- g. evenementen;
- h. ambulante handel;
- i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, abri's, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclameuitingen, bruggen en water.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen
- b. de bouwhoogte van gebouwen voor nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter;
- c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals aangegeven in artikel 8.3 van deze regels.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet met aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijfsactiviteiten;
- b. bij de woningen behorende bergingsruimten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': uitsluitend een parkeergarage bestemd voor de stalling van vervoermiddelen en voor de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen;
- d. bij de bestemming behorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in lid 6.2 gestelde. Afwijken geschiedt alleen indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
- a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
8.2 Overschrijding bouwgrenzen
- a. De bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liften, galerijen, hellingbanen, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, balkons, entreeportalen, erkers en serres, veranda's en afdaken, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen mits de overschrijding ten hoogste 3 m bedraagt;
- 2. hijsinrichtingen en andere ondergeschikte delen van gebouwen tot ten hoogste 2 meter;
- 3. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen tot ten hoogste 1 meter.
- b. De maximum hoogte mag met maximaal 3,50 meter worden overschreden ten behoeve van bergingen, trappenhuizen en technische ruimten met dien verstande dat het totale vloeroppervlak hiervan niet meer dan 10% van het bestemmingsvlak bedraagt.
8.3 Hoogtematen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
- erfafscheidingen 2 m
- lichtmasten 9 m
- vlaggenmasten 9 m
- objecten van beeldende kunst 6 m
- speeltoestellen 4 m
- bruggen 12 m
- overig straatmeubilair 6 m - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid ten behoeve van het bouwen van objecten van beeldende kunst met een bouwhoogte van 15 meter.
8.4 Antenne-installaties
Met betrekkking tot antenne-installaties gelden de volgende regels:
- a. antennes-installaties als bedoeld in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, niet zijnde bouwvergunningvrije installaties, zijn niet toegestaan.
- b. burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het onder a. genoemde verbod ten behoeve van de bouw van een antenne-installatie tot een bouwhoogte van ten hoogste 40 m.
8.5 Ondergronds bouwen
De in dit plan vervatte regels voor bebouwing zijn van overeenkomstige toepassing op bouwen beneden het peil, met dien verstande dat tot ten hoogste één bouwlaag diepte mag worden gebouwd.
8.6 Wijziging goot-/boeiboordhoogte
- a. Indien zich op de achterzijde van een gebouw één of meer dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 70% van de gevelbreedte, wordt de goot of boeibord van de dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.
- b. Indien zich op de voorzijde van een gebouw één of meer dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot of boeibord van de dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Verboden gebruik
- 1. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
- a. gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
- b. gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken machines, voer- vaar- en vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
- c. het gebruik van gronden als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfmiddelen;
- d. het gebruik van grond voor prostitutie.
- 2. Onder verboden gebruik wordt niet verstaan het (tijdelijke) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden.
9.2 Parkeren
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 Vrijwaringszone - straalpad
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Er wordt niet afgeweken, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- 2. Het bevoegde gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- 1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als Regels van het uitwerkingsplan Weidevenne, kwadrant Europa, Kanaalzone 7e fase 2017.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het uitwerkingsplan "Weidevenne, kwadrant Europa, Kanaalzone 7e fase 2017" is gebaseerd op het bestemmingsplan "Weidevenne 2012". Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 28 maart 2013 en geheel in werking getreden op 7 juni 2013.
De in het onderhavige uitwerkingsplan gesitueerde gronden hebben conform het bestemmingsplan "Weidevenne 2012" de bestemming "Gemengd - Uit te werken" (artikel 21). De op de verbeelding aangewezen gronden met de bestemming "Gemengd - Uit te werken" zijn bestemd voor wonen, al dan niet met aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, maatschappelijke voorzieningen, culturele voorzieningen, kantoren, wegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en waterlopen, nutsvoorzieningen en de bij deze bestemming behorende voorzieningen als tuinen en erven, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De maximale toegestane bouwhoogte bedraagt hier 25 meter. Het maximale bebouwingspercentage van deze gronden is 45%. De uitwerking/ontwikkeling dient te passen binnen de kaders zoals neergelegd in het "Ontwikkelingsplan kwadrant Europa 2006".
Conform artikel 21.3 van het bestemmingsplan "Weidevenne 2012" is bouwen slechts toegestaan overeenkomstig een door burgemeester en wethouders op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening voor dit gebied uitgewerkt plan dat in werking is getreden.
KBK Bouw B.V. is voornemens een appartementencomplex met in totaal 30 appartementen inclusief 30 gebouwde parkeerplaatsen te realiseren. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is uitwerking van de uit te werken bestemming uit het bestemmingsplan "Weidevenne 2012" noodzakelijk. Het nu voorliggende uitwerkingsplan voorziet hierin. De geplande ontwikkeling betreft de realisatie van woonappartementen en past dus binnen de regels van de bestemming "Gemengd - Uit te werken".
Op de begane grond van het complex wordt aan de noordwestzijde een boardwalk gerealiseerd. Deze is gesitueerd buiten de plangrenzen van onderhavig uitwerkingsplan en wordt mogelijk gemaakt door middel van een buitenplanse afwijking van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Weidevenne 2012" op basis van Bijlage II, artikel 4, lid 4 van het Besluit omgevingsrecht.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen in het oosten van kwadrant Europa, aan het Noordhollandsch Kanaal. Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de Loirestraat en aan de oostzijde door de Kanaaldijk. Aan de westzijde van het plangebied bevindt zich een waterloop met daarnaast Bredeschool "De Weide". Afbeeldingen 1.1 toont de ligging van het plangebied in Purmerend.
Afbeelding 1.1: Ligging plangebied in Purmerend
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Op het plangebied geldt tot op het moment van inwerkingtreding van het onderhavige uitwerkingsplan het bestemmingsplan "Weidevenne 2012", vastgesteld op 28 maart 2013.
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van het project. In hoofdstuk 3 worden de relevante randvoorwaarden en omgevingsaspecten behandeld. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid en inspraak en het overleg. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling zoals deze op de verbeelding en in de regels is opgenomen.
Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving
2.1 Locatie En Bebouwing
Kwadrant Europa
Voor het kwadrant Europa, waar de ontwikkeling onderdeel van uitmaakt, is in 2006 het "Ontwikkelingsplan Kwadrant Europa, Purmerend - Weidevenne" vastgesteld. Daarin is het stedenbouwkundig concept voor het hele kwadrant vastgelegd. Het concept gaat uit van drie deelgebieden waarbij de stedenbouwkundige opzet varieert: "Tuindorp", "Langs de Melkweg" en "Stadshoven". Op de onderstaande afbeelding is de stedenbouwkundige opzet van kwadrant Europa weergegeven. Voor het meest noordelijke deel van Weidevenne, Kop West, is een separate ontwikkelingsvisie opgesteld.
Afbeelding 2.1: Indeling kwadrant Europa
"Tuindorp" is een traditioneel opgezette buurt met woningen voorzien van een lage goothoogte en een grote kap, en vormt de overgang naar het aangrenzende kwadrant IV. Tuindorp wordt gekenmerkt door een afwisseling van rijtjeswoningen en twee-onder-één-kapwoningen, traditioneel kleur- en materiaalgebruik (aardetinten, bakstenen en dakpannen), erfafscheidingen in de vorm van hagen aan de straatzijde en tuinmuren aan de zijkanten en (bij voorkeur) lage goten en grote en steile kappen.
De zone langs het Noordhollandsch Kanaal, de "Kanaalzone", wordt gekenmerkt door losse elementen
in een openbare zone. Er is een afwisselend ritme van hoge en lage bebouwing. Alle bebouwing vormt
een samenhangend geheel qua bouwvorm en kleur. Ramen en balkons zijn op bijzondere wijze
vormgegeven en aan de buitenkant goed zichtbaar.
Het deel "Langs de Melkweg" is gebouwd rondom de Melkweg, als historische verbindingsroute tussen de binnenstad en het omliggende landschap. Dit deel van de wijk is opgezet als landschappelijke zone met een open en groene inrichting. Hierdoor is er vanuit alle hoeken zicht op de Melkweg. De woningen bestaan uit villa's en twee-onder-één-kapwoningen.
De "Stadshoven" worden gekenmerkt door gesloten bouwblokken met besloten binnenterreinen, plat afgedekte woningen en straatprofielen met laanbomen. Hiermee sluit de bebouwing goed aan op de bebouwing van de aangrenzende binnenstad van Purmerend.
Toekomstige situatie
In de Kanaalzone, aan de Loirestraat, tussen het Noordhollandsch Kanaal en Bredeschool "De Weide" wordt een nieuwe appartementencomplex gerealiseerd. Het complex bestaat uit twee delen welke middels een glazen middenstuk met elkaar verbonden zijn. Het noordelijke deel bestaat uit 8 bouwlagen en het zuidelijke deel uit 7 bouwlagen. In totaal komen in het complex 30 appartementen. De begane grond wordt gevormd door de gebouwde parkeergarage. De gebouwen hebben hun hoofdingang aan de Loirestraat. Het terrein rondom de appartementencomplex wordt groen ingericht.
Afbeelding 2.1: Impressie toekomstig appartementengebouw, zijde Loirestraat
Afbeelding 2.2: Impressie toekomstig appartementengebouw, zijde Noordhollandsch Kanaal
Afbeelding 2.3: Impressie toekomstige situatie in vogelvlucht, gezien vanuit het zuiden
2.2 Verkeer En Vervoer
Weidevenne is een nieuwbouwwijk. Dat wil zeggen dat de nieuwste verkeerskundige inzichten gehanteerd zijn bij het ontwerp van de wijk. De voornaamste uitgangspunten zijn stimulering van het openbaar vervoergebruik en langzaam verkeer (fietser en voetganger) met veilige en directe verbindingen. Het gemotoriseerde verkeer wordt op verkeersveilige wijze ingepast in de woonomgeving.
Bereikbaarheid
De hoofdontsluiting van het kwadrant Europa wordt gevormd door de Donaulaan. De Donaulaan is tevens de route voor het openbaar vervoer (bus). Op deze weg geldt een maximum snelheid van 50 kilometer per uur. Via de Laan der Continenten kan de Rijksweg A7 en het overige deel van Weidevenne en Purmerend worden bereikt.
Het plangebied is vanaf de Laan der Continenten bereikbaar via de Donaulaan, de Donauldelta en de Loirestraat.
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied van dit uitwerkingsplan wordt omgeven door de Loirestraat aan de westzijde en de Kanaaldijk aan de oostzijde. De Loirestraat is bestemd als onderdeel van een overwegend en typisch verblijfs- en woongebied. De verkeersruimte is op duurzaam veilige wijze als 30 km/u-zone ingericht met het oog op de leefbaarheid en verkeersveiligheid. De Kanaaldijk blijft na voltooiing van kwadrant Europa een gecombineerd fiets-/voetpad dat niet toegankelijk is voor auto's.
Langzaam verkeer
Bij het ontwerpen van Weidevenne is sterk de nadruk gelegd op een duidelijk herkenbaar netwerk voor de ontsluiting voor fietsers en bromfietsers. Langs de gebiedsontsluitingsweg Donaulaan zijn fietsstroken aanwezig. De Melkweg is de hoofdroute voor het langzaam verkeer in Weidevenne. De Melkweg verbindt alle kwadranten met het centrumgebied Weidevenne en met de landschappelijke en recreatieve routes naar 't Twiske, de Wormer, het Purmerbos en de binnenstad van Purmerend. Het plangebied zal voor langzaam verkeer bereikbaar zijn vanaf de Donaulaan, de Donaudelta en de Loirestraat of via de Kanaaldijk.
Openbaar vervoer
Ten aanzien van de ontsluiting van Weidevenne wordt hoge prioriteit toegekend aan het openbaar vervoer. De Donaulaan zal in dit verband als onderdeel van de hoofdverbinding voor de bus naar het centrum van Purmerend en Amsterdam een belangrijke rol vervullen. Tot de bushaltes wordt in principe een maximale loopafstand van 400 meter in acht genomen.
Parkeren
Het parkeren in Weidevenne vindt plaats deels in de openbare ruimte en deels op eigen terrein. In de
openbare ruimte zijn hiervoor parkeerterreinen en parkeerplaatsen langs de weg ingericht. Bewoners
van woningen op grotere percelen parkeren op eigen terrein, al dan niet in een eigen garage. Bij
appartementencomplexen bevinden zich, daar waar mogelijk, voor de bewoners toegankelijke
(ondergrondse) parkeergarages.
Voor dit nieuwe appartementencomplex wordt op de begane grond van het gebouw een inpandige parkeergarage met 30 parkeerplaatsen gerealiseerd. De overige benodigde parkeerplaatsen worden op maaiveld in de openbare ruimte aangelegd.
2.3 Groenvoorzieningen
De groenvoorzieningen in kwadrant Europa bestaan uit een brede groene randzone langs de A7, de Laan der Continenten en het Noordhollandsch Kanaal. De Melkwegzone tussen Stadshoven en Tuindorp krijgt door de stedenbouwkundige opzet een open en groen karakter. Aan de randen van de Melkweg zijn groene openbare zones gerealiseerd. In Stadshoven bestaat het groen buiten de brede groene randzone vooral uit het groen in de openbare binnenhoven. Het terrein rondom het appartementengebouw wordt groen ingericht.
2.4 Water
Net als bij groenvoorzieningen voorzien vooral de randzones langs de A7, de Laan der Continenten en het Noordhollandsch Kanaal in een aanzienlijke hoeveelheid water in Weidevenne. Ook in kwadrant Europa zijn diverse waterlopen aangelegd om het waterrijke karakter van Weidevenne duidelijk zichtbaar te maken. Voor deze ontwikkeling wordt de bestaande waterloop aan de noordzijde van het gebouw vergroot, zodat het gebouw als het ware aan die zijde 'met de voeten in het water staat'.
Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden / Omgevingsaspecten
3.1 Archeologie
3.1.1 Beleidskader
In de Erfgoedwet, vastgesteld op 1 juli 2016, zijn de regels voor de archeologische monumentenzorg opgenomen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen door een gecertificeerd bureau archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
De gemeente Purmerend heeft in 2009 een eigen archeologisch beleid opgesteld (archeologische beleids- en advieskaart) en daar een archeologische verwachtingskaart bij vervaardigd. Een archeologische verwachtingskaart is een voorspellingskaart waarop verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen zijn vertaald in termen van vlakken en zones. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het opstellen van een beleidsadvieskaart, die vervolgens kan worden gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg. Voor gemeenten kunnen de door deskundigen opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten als leidraad worden gebuikt voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het ruimtelijke plan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.
Ter plaatse van een lage archeologische verwachtingswaarde is er geen noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. Ter plaatse van een hoge en middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden, waarbij de bodemverstoring respectievelijk 100 m2 en 500m2 beslaat en dieper dan 0,50 m onder maaiveld, eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. Ter plaatse van het AMK-terrein, met een hoge archeologische verwachtingswaarde, dient bij grondwerkzaamheden, waarbij de bodemverstoring meer dan 100 m2 beslaat en dieper dan 0,50 m onder maaiveld, eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau.
3.1.2 Analyse
De ontwikkeling ligt in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Op basis hiervan is archeologisch onderzoek niet nodig. Wel moet tijdens de (bouw)werkzaamheden rekening worden gehouden met archeologische toevalsvondsten omdat hier in het verleden middeleeuwse huisplaatsen zijn gevonden.
3.1.3 Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering van het vaststellen van het onderhavige uitwerkingsplan.
3.2 Bodemkwaliteit
3.2.1 Beleidskader
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat in de toelichting van een plantype onder meer moet worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Een onderzoek naar de bodemgesteldheid maakt hiervan deel uit. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. In de bestaande stad is dit niet in alle gevallen mogelijk in verband met de aanwezigheid van eventuele historische verontreinigingen. Teneinde maatschappelijke en/of ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig te frustreren als gevolg van de aanwezigheid van bodemverontreiniging, is het mogelijk om onder voorwaarden bestemmingen op een verontreinigde bodem te realiseren.
Een en ander is ook verwoord in het in 2009 door burgemeester en wethouders vastgestelde bodembeleidsplan van de gemeente Purmerend en het hieraan gekoppelde bodembeheerplan en de in 2014 vastgestelde bodemkwaliteitskaart. Met deze instrumenten wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke taak met betrekking tot actief bodembeheer.
In 2002 heeft de gemeente de actie tankslag afgerond, waarbij burgers, bedrijven en instellingen in de gelegenheid zijn gesteld om een op hun perceel aanwezige tank te melden (wettelijke verplichting) en vervolgens te saneren. Het valt echter niet uit te sluiten dat zich in het plangebied nog één of meerdere tanks bevinden die niet zijn aangemeld. Hierop is het Activiteitenbesluit van toepassing. Nieuwe gevallen worden per geval beoordeeld en zo nodig wordt handhaving ingezet teneinde de ondergrondse tank en eventuele bodemverontreiniging te saneren.
Ook is binnen de gemeente een bodeminformatiesysteem aanwezig. In dit systeem is de bij de gemeente bekende bodeminformatie geregistreerd. Dit systeem wordt ook in het kader van de bodemtoets bij bouwaanvragen regelmatig geraadpleegd en voortdurend geactualiseerd met nieuwe onderzoeksgegevens of geplande en gerealiseerde bodemsaneringen.
Door het vaststellen van het bodembeleid, het bodembeheerplan en de bodemkwaliteitskaart heeft de gemeente invulling gegeven aan haar beleidsvrijheid op het gebied van bodemtaken. Bij procedures voor ruimtelijke plannen worden deze instrumenten ingezet, waardoor er in de praktijk steeds minder vaak bodemonderzoek en bodemsanering hoeft te worden uitgevoerd.
De mogelijkheid om op (eventueel verontreinigde) grond te kunnen bouwen dient per geval te worden beoordeeld. De Wet bodembescherming biedt de kaders waarbinnen gehandeld dient te worden. Afhankelijk van de verontreinigingssituatie, is de gemeente dan wel de provincie het bevoegd gezag bij een eventuele sanering. In het geval dat de gemeente het bevoegd gezag is, kan het bouwen op verontreinigde bodem geregeld worden in de omgevingsvergunning. Dit is in alle gevallen maatwerk. Indien de bevoegdheid ligt bij de provincie, dan dient bij de provincie een BUS- melding te worden ingediend. Wanneer binnen 4 weken geen reactie van de provincie wordt ontvangen, is het toegestaan om te saneren conform de BUS-melding. Deze procedure is in de plaats gekomen van de voormalige goedkeuring van de provincie. De BUS-melding wordt gepubliceerd in een huis-aan-huisblad. Indien noodzakelijk worden aanvullend saneringsvoorschriften in de omgevingsvergunning opgenomen. De beschikking is hiervoor leidend.
Wat betreft de concrete ontwikkelingen dient in geval van functiewijziging onderzoek te worden verricht naar de bodemkwaliteit. Bij de vaststelling van wijzigingsplannen dient aandacht te worden besteed aan de bodemgesteldheid.
3.2.2 Analyse
Op de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Purmerend van 2015 is het plangebied niet aangewezen als verdachte locatie. Nader onderzoek naar de bodemkwaliteit ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling is niet nodig.
3.2.3 Conclusie
De bodemkwaliteit is van dien aard dat het aspect bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig uitwerkingsplan.
3.3 Cultuurhistorische Waarden
3.3.1 Beleidskader
In de toelichting van ruimtelijke plannen moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Het doel hiervan is om cultuurhistorische belangen meer te laten meewegen in de ruimtelijke ordening. Hiertoe is op 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij dit voorschrift in artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a is opgenomen.
De in de grond aanwezige waarden komen in paragraaf (Archeologie) aan bod, de overige cultuurhistorische aspecen worden in deze paragraaf besproken.
3.3.2 Analyse
Voor het plangebied is de Cultuurhistorische waardenkaart van Purmerend geraadpleegd. In het
plangebied is geen sprake van cultuurhistorische waarden.
3.3.3 Conclusie
Er hoeft voor het onderhavige uitwerkingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar de invloed van het
project op cultuurhistorische waarden.
3.4 Duurzaamheid
3.4.1 Beleidskader
Ten aanzien van duurzaamheid wordt op basis van het Milieubeleidsplan 2012-2016 verlangt dat bij nieuwbouwprojecten van 30 woningen of meer een energievisie wordt opgesteld door de ontwikkelende partij. Daarnaast wordt in het milieubeleidsplan 2012-2016 gesteld dat nieuwe gebouwen aangesloten dienen te worden op het warmtenet van de Stadsverwarming Purmerend BV (indien dit rendabel is). Bij de verdere uitwerking van de plannen voor de woningen zal, waar mogelijk, aan voorgaande uitwerking worden gegeven.
De gemeente Purmerend heeft het manifest Wonen zonder aardgas ondertekend. Ter uitvoering daarvan wordt een energietransitie voorbereid die betekent dat alle woningen die nog aangesloten zijn op aardgas in Purmerend in de komende jaren worden benaderd om te kiezen voor een andere – duurzame – warmtebron en tevens aangespoord om stappen te nemen om energieneutraal te worden.
Voor Purmerend gaat het daarbij om nog maar 25% van de aanwezige woningen t.w. ruim 10.000 woningen en ruim een miljoen m2 b.v.o. utiliteitsbouw.
Ten opzichte van andere gemeenten lijkt dit niet veel maar als 2050 moet worden gehaald zoals in de Nationale Energieagenda 2050 is aangeven moeten gemiddeld jaarlijks ongeveer 325 woningeigenaren benaderd worden om over te stappen op een andere warmtebron. Dit is een grote opgave. In dat licht is het duurzaam bouwen en (bijna) energie neutraal gebouwd (BENG) van nieuwbouwwoningen voor de gemeente Purmerend vanzelfsprekend en gaat het gemeentebestuur er van uit, dat ontwikkelaars deze lijn zullen volgen.
3.4.2 Analyse
Het appartementencomplex zal worden uitgerust met een warmtepomp en zonnepanelen op dak.
3.4.3 Conclusie
Het appartementencomplex voldoet aan het gestelde uitgangspunt voor duurzaamheid.
3.5 Externe Veiligheid
3.5.1 Beleidskader
In het kader van ruimtelijke procedures conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient het aspect externe veiligheid in acht te worden genomen. Het gaat hierbij om risico's ten aanzien van het vervoer, de opslag en het bewerken van gevaarlijke stoffen. De risico's met betrekking tot gevaarlijke stoffen worden geduid in het zogenaamde Plaatsgebonden risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Het groepsrisico dient in veelal de meeste ruimtelijke procedures verantwoord te worden. De verantwoording is erop gericht om een weloverwogen besluit te nemen over het van het groepsrisico. Het uiteindelijke besluit is aan het bevoegd bezag.
3.5.2 Analyse
In het kader van externe veiligheid is de Risicokaart Noord-Holland geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er in of in de nabijheid van plangebied geen risicovolle inrichtingen liggen. Het project zelf maakt ook geen risicovolle inrichting mogelijk.
3.5.3 Conclusie
het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig uitwerkingsplan.
3.6 Geluid
3.6.1 Wegverkeerslawaai
3.7 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
3.7.1 Beleidskader
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd.
Per 1 oktober 2012 is deze ladder als motiveringseis in artikel 3.1.6, tweede en derde lid van het Besluit
ruimtelijke ordening opgenomen. De ladder is een instrument waarmee vraag en aanbod van stedelijke
functies goed op elkaar afgestemd worden.
3.7.2 Analyse
Jurisprudentie wijst erop dat een uitwerkingsplan, voor zover dat blijft binnen de kader van de uit
te werken bestemming in het moederplan, nooit kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling en
daarmee hoeft te voldoen aan artikel 3.1.6 lid 2 Bro.
3.7.3 Conclusie
Een onderbouwing op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking is voor onderhavige ontwikkeling niet noodzakelijk omdat het uitwerkingsplan blijft binnen de kaders van de uit te werken bestemming "Gemengd - Uit te werken" uit het moederplan "Weidevenne 2012".
3.8 Luchtkwaliteit
3.8.1 Beleidskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit'. Dit is echter geen formele benaming. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:
- grenswaarden niet worden overschreden, of;
- de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of;
- het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
- het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
De kern van titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) bestaat uit luchtkwaliteitseisen, gebaseerd op de Europese richtlijnen. Een overzicht van deze luchtkwaliteitseisen is te vinden in het Compendium voor de Leefomgeving. Verder bevat titel 5.2 van de Wm basisverplichtingen op grond van Europese richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. Titel 5.2 van de Wm regelt het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
Het uitgangspunt is dat de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden gehaald. In artikel 5.16 lid 1 van de Wm staat opgesomd wanneer een (luchtvervuilend) project toelaatbaar is. Dan moet aannemelijk worden gemaakt, dat het project aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden voldoet:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
- een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit
- een project draagt slechts 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging
- een project is opgenomen in, of past binnen, het NSL of een regionaal programma van maatregelen.
Voor ruimtelijke projecten geldt uiteraard ook het principe van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast kan de amvb Gevoelige bestemmingen relevant zijn.
3.8.2 Analyse
Het project waarvoor het onderhavige uitwerkingsplan wordt opgesteld draagt niet bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
3.8.3 Conclusie
Er hoeft voor het onderhavige uitwerkingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit.
3.9 Milieu-effectrapportage
3.9.1 Beleidskader
Voor bepaalde grootschalige ontwikkelingen op het gebied van woningen, bedrijvigheid en infrastructuur dient op grond van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 een milieu-effectrapportage opgesteld te worden. Hierin moet worden aangegeven wat de gevolgen zijn van de ontwikkelingen voor het milieu. In het Besluit m.e.r. is aangegeven in welke gevallen er onderzoek gedaan moet worden. Afhankelijk van de grootte van het project zijn er drie mogelijkheden:
- 1. bij een project dat voorkomt in onderdeel C van de bijlage van het Besluit m.e.r. en boven de daar genoemde drempelwaarden uitkomt, geldt een directe m.e.r.-plicht. In dat geval dient een m.e.r. opgesteld te worden. Dit geldt ook voor een project die onder de drempelwaarden genoemd in onderdeel C blijft, maar boven de drempelwaarden die in onderdeel D gegeven worden ligt en waarvoor een (kaderstellend) bestemmingsplan opgesteld wordt.
- 2. indien er geen directe m.e.r.-plicht geldt, kan er wel een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht gelden. Dit geldt voor projecten die in onderdeel D genoemd worden en niet boven onder de drempelwaarde uitkomen. Hierbij moet worden onderzocht of er sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. Er gelden geen vormvereisten, maar wel inhoudelijke vereisten: de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn moeten in acht worden genomen. Als de uitkomst is dat het uitgesloten is dat er belangrijke gevolgen voor het milieu zijn, dan dit moet in de toelichting van het uitwerkingsplan worden gemotiveerd. Zijn belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht.
3.9.2 Analyse
De ontwikkeling valt niet onder onderdeel C van het Besluit m.e.r. en is daarom niet aan te merken als een activiteit waarvoor een directe m.e.r.-plicht bestaat. Het is wel opgenomen in onderdeel D (categorie D.11.2) van bijlage II van het Besluit m.e.r. De activiteit betreft een stedelijk ontwikkelingsproject, maar het valt onder de drempelwaarden die hier genoemd worden.
Activiteiten | Gevallen | Besluit | |
D.11.2 | De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. | In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 1: een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. | De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening --> het bestemmingsplan |
Dit betekent dat het verplicht is een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht uit te voeren. De inhoudelijke vereisten voor deze beoordeling staan benoemd in bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r. Hierin staat dat de voorgenomen activiteiten aan de volgende drie aspecten moeten worden getoetst:
1. kenmerken van het project;
2. plaats van het project;
3. kenmerken van het potentiële effect.
De kenmerken van het voornemen en de potentiële effecten
Het plan omvat de bouw van 30 appartementen en blijft ver onder de hierboven genoemde drempelwaarden. Hierbij kan er van worden uitgegaan, gelet op de kenmerken en de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect, dat dit niet gepaard gaat met een grote toename aan verkeersintensiteiten en daarmee gepaard gaande milieubelasting (geluid, luchtkwaliteit) ten opzichte van de huidige situatie.
De plaats van de uitbreiding (ligging ten opzichte van gevoelige gebieden)
Het plangebied ligt in de bebouwde kom met daaromheen met name woningen en wegen. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van beschermde natuurgebieden.
3.9.3 Conclusie
Gezien de kenmerken van de potentiële effecten van het voornemen in combinatie met de kenmerken/gevoeligheid van de omgeving waarin deze optreden, is de impact van het plan op het milieu gering te noemen. Het is dus niet noodzakelijk om een m.e.r. op te starten. De conclusie op grond van bovenstaande is, dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht.
3.10 Milieuzonering
3.10.1 Beleidskader
Milieuzonering legt een relatie tussen de milieuaspecten van een bedrijf - geluid, geur, gevaar en stof - en de omgeving. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- of goederenverkeer genereert mede bepalend voor de mate van hinder, en dus voor de mogelijkheid tot vestiging of uitbreiding. Bij milieuzonering staan vier vragen centraal:
- Welke afstand is aanvaardbaar tussen nieuwe bedrijven en nieuwe woningen?
- Welke afstand is aanvaardbaar tussen nieuwe bedrijven en bestaande woningen?
- Welke afstand is aanvaardbaar tussen bestaande bedrijven en nieuwe woningen?
- Mag een concreet bedrijf zich op een bepaalde locatie vestigen?
Voor het opstellen van een milieuzonering hanteert de gemeente Purmerend de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.
3.10.2 Analyse
Het onderhavige uitwerkingsplan bevat geen bedrijven waar een milieuzonering op van toepassing is.
3.10.3 Conclusie
In het onderhavige uitwerkingsplan speelt milieuzonering geen rol.
3.11 Natuurwaarden
3.11.1 Beleidskader
In ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat hoe de ontwikkelingen die hierin mogelijk worden gemaakt zich verhouden met de wet- en regelgeving op het gebied van gebieds- en soortenbescherming.
Sinds 1 januari 2017 is de bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden geregeld in de Wet natuurbescherming. Op het gebied van gebiedsbescherming regelt de wet de bescherming van zes verschillende soorten natuurgebieden: het natuurnetwerk Nederland, bijzondere provinciale natuurgebieden, bijzondere provinciale landschappen, nationale parken, bijzondere nationale natuurgebieden en Natura 2000-gebieden. Bij activiteiten of ontwikkelingen die kunnen leiden tot negatieve effecten op instandhoudingsdoelen voor een van deze gebieden moet een vergunning worden aangevraagd. In Purmerend zelf komen deze gebieden niet voor. In de nabijheid van Purmerend liggen wel een aantal Natura 2000-gebieden, te weten het Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder, het Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske en de polder Zeevang.
Op het gebied van soortenbescherming regelt de wet de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Wet natuurbescherming bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. Bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat.
Houtopstanden (bomen) worden door de Wet natuurbescherming slechts beschermd voor zover deze buiten de bebouwde kom staan.
Provinciale Ecologische Hoofdstructuur
De Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Noord-Holland bepaalt dat een bestemmingsplan geen bestemmingen en regels bevat die omzetting naar de natuurfunctie onomkeerbaar belemmeren en de wezenlijke kenmerken en waarden van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) en de ecologische verbindingszones significant kunnen aantasten. In Purmerend vallen alleen enkele delen van het Purmerbos en een stuk agrarische grond tegen Ilpendam aan, onder de PEHS. Ook ligt er langs de ringvaart van de Wijde Wormer, waar Weidevenne aan grenst, een ecologische verbindingszone. Het onderhavige project tast deze waarden niet aan.
3.11.2 Analyse
Op 7 juli 2017 is voor de ontwikkeling de flora- en faunacheck doorlopen2. Hieruit komt naar voren dat in 2014 de bittervoorn in het plangebied is aangetroffen. Met het ingaan van de Wet Natuurbescherming is de bittervoorn in deze situatie geen beschermde soort meer. Andere beschermde dier- en plantensoorten zijn niet aangetroffen in het plangebied. Wat betreft de Wet natuurbescherming mogen de plannen uitgevoerd worden zonder aanvullende onderzoeken, vermijdende, mitigerende of compenserende maatregelen. Mits voldaan is aan alle randvoorwaarden. Wel bestaat nog steeds de zorgplicht en zal met het werken in en om het water met het waterleven rekening moeten worden gehouden.
- 2. Resultaten FloraFaunaCheck.nl, Gemeente Purmerend, 7 juli 2017.
3.11.3 Conclusie
Er hoeft voor het onderhavige uitwerkingsplan geen nader onderzoek gedaan te worden naar de invloed op flora en fauna.
3.12 Planologisch Relevante Leidingen
3.12.1 Beleidskader
Teneinde een goede belangenafweging te kunnen maken voor de functies binnen het plangebied is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de ligging en eigenschappen van de binnen het plangebied voorkomende planologisch relevante kabels, leidingen en straalpaden van bovenlokaal niveau.
3.12.2 Analyse
Ter plaatse van het plangebied bevindt zich een ruimtelijk relevant straalpad van KPN. Straalpaden dienen ter bescherming van een telecommunicatieverbinding. Binnen deze zone geldt een beperking voor de bouwhoogte. De maximale toegestane bouwhoogte ter plaatse van het straalpad is 25 meter. Ter plaatse van de zone van het straalpad is het appartementencomplex bijna 22 meter en past daarmee binnen de maximale toegestane bouwhoogte.
3.12.3 Conclusie
De aanwezigheid van het straalpad vormt geen belemmering voor de realisatie van het appartementencomplex.
3.13 Parkeren
3.13.1 Beleidskader
Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening van kracht geworden die het niet meer mogelijk maakt om stedenbouwkundige bepalingen zoals parkeernormen op te nemen in de bouwverordening. Het afdwingen van voldoende parkeergelegenheid via de bouwverordening is per 2018 niet meer mogelijk. Om toch de parkeeropgaaf van een bouwplan te kunnen toetsten, dienen de parkeernormen in een bestemmingsplan vastgelegd te worden. Echter, is ten tijde van de wetswijziging door gemeenten aangegeven dat het vastleggen van parkeernormen in een bestemmingsplan tot
problemen kan leiden. Wanneer de parkeernormen namelijk worden opgenomen in afzonderlijke
bestemmingsplannen betekent dit dat bij een wijziging van de parkeernormen of bij een ontheffing van deze normen het hele geldende bestemmingsplan gewijzigd moet worden. Dit is een langdurige procedure die vaak niet in verhouding staat tot de bouwaanvraag die aanleiding gaf tot de wijziging of ontheffing.
Om die reden is in november 2014 een besluit (Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.1.2)
genomen dat het mogelijk maakt dat parkeernormen ook via separate beleidsregels vastgelegd kunnen worden, bijvoorbeeld in de vorm van een Nota Parkeernormen. Op deze wijze zijn alle parkeernormen gebundeld in een document dat van toepassing is op de hele gemeente en kan deze nota in de toekomst eenvoudig en los van bestemmingsplannen geactualiseerd worden. In dat kader is op 26 mei 2016 door de gemeenteraad de Nota Parkeernormen Purmerend 2016 vastgesteld. Hiermee is de toetsing van de parkeeropgaaf van bouwprojecten geborgd.
3.13.2 Analyse
Ten tijde van de planvorming van het bouwplan was de Nota Parkeernormen Purmerend 2016 nog niet vastgesteld. Destijds is uitgegaan van een parkeernorm van 1,3 parkeerplaats per appartement, waarvan 1,0 per woning in de private parkeergarage en 0,3 in openbaar gebied. Op basis hiervan is de totale parkeerbehoefte 39 parkeerplaatsen (30 x 1,3 p.p.). Op de begane grond van het appartementencomplex worden 30 parkeerplaatsen gerealiseerd. In de openbare ruimte worden nog 10 parkeerplaatsen gerealiseerd. Hierbij voelt het bouwplan aan de gestelde parkeernorm.
In de regels van onderhavig uitwerkingsplan is opgenomen dat moet worden voldaan aan de Nota Parkeernomen Purmerend 2016. Tevens is de mogelijkheid opgenomen om van deze nota af te wijken. Voor dit bouwplan zal bij de verlening van de omgevingsvergunning gebruik worden gemaakt van deze binnenplanse afwijkingsmogelijkheid.
3.13.3 Conclusie
Het aspect parkeren vormt geen belemmering voor de vaststelling van het uitwerkingsplan.
3.14 Water
3.14.1 Beleidskader
Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota 'Waterbeleid 21e eeuw' is een watertoetsproces ingesteld bij de ruimtelijke planvorming. Het watertoetsproces heeft tot doel om elkaar vroegtijdig te informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van het belang van water en dit in ruimtelijke plannen gestalte te geven. Een watertoetsproces leidt onder andere tot een waterparagraaf in het plan. De diepgang van de watertoets en de inhoud van de waterparagraaf kan verschillen naar de aard van de planvorming. De watertoets moet er voor gaan zorgen dat er bij de inrichting van ons land bewust rekening wordt gehouden met water. De waterbeheerder en initiatiefnemer nemen daarvoor samen de waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar en evenwichtig mee bij alle ruimtelijke plannen of ingrepen.
3.14.2 Analyse
Watersysteem
Weidevenne is voorzien van een verbeterd gescheiden rioleringssysteem. Huishoudelijk afvalwater wordt in een apart vuilwaterrioolsysteem ingezameld en via rioolgemalen met persleidingen naar de zuiveringsinstallaties afgevoerd. Hemelwater wordt opgevangen in een apart rioolsysteem en eveneens
gedeeltelijk via rioolgemalen met persleidingen naar de zuiveringsinstallaties afgevoerd. Het resterend
deel wordt via overstorten direct op het oppervlaktewater geloosd. Plaatselijk wordt een duurzaam
watersysteem ingevoerd. Hemelwater wordt opgevangen in een apart hemelwater-afvoersysteem en via
infiltratievoorzieningen direct geloosd op het oppervlaktewater. Drainagewater van verhard gebied,
groenterreinen en bebouwing wordt op een apart drainageafvoersysteem aangesloten en direct op het
oppervlaktewater geloosd.
Compensatie toename verharding
Voor watercompensatie van de extra verharding zijn binnen Weidevenne overkoepelende afspraken
gemaakt waardoor er afzonderlijk voor deze gebouwen geen compenserend water gegraven hoeft te
worden.
Afstromend water
Met betrekking tot afstromend regenwater van de verharding wordt geadviseerd aan te sluiten op het gescheiden stelsel of misschien nog beter infiltreren in de bodem.
Overleg Hoogheemraadschap
Het appartementencomplex is gedeeltelijk gepland ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Deze dubbelbestemming is ter bescherming van de waterkering van het Noordhollandsch Kanaal. Het bouwplan is reeds voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).
3.14.3 Conclusie
Het waterkeringbelang wordt door de ontwikkeling niet geschaad.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
De gemeente mag op basis van de Wet ruimtelijke ordening alleen meewerken aan planontwikkelingen die haalbaar en uitvoerbaar zijn. Ingevolge artikel 3.1.6 Bro dient de toelichting van een uitwerkingsplan inzichten te bevatten over de uitvoerbaarheid van een plan.
4.1 Privaatrechtelijke Uitvoerbaarheid
De gronden rondom het appartementengebouw blijven in eigendom van de gemeente Purmerend en openbaar toegankelijk. Recht van overpad is niet aan de orde.
4.2 Economische Uitvoerbaarheid
De gemeente mag op basis van de Wet ruimtelijke ordening alleen meewerken aan planontwikkelingen
die financieel haalbaar zijn. Ingevolge artikel 3.1.6 Bro dient de toelichting van een uitwerkingsplan
inzichten te bevatten over de uitvoerbaarheid van een plan.
Het appartementencomplex aan de Loirestraat in kwadrant Europa maakt onderdeel uit van de geactualiseerde grondexploitatie Weidevenne II die op 29 juni 2017 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het verwacht positief resultaat is voldoende groot om de economische uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan voor dit onderdeel te garanderen.
Het kostenverhaal is middels deze grondexploitatie verzekerd en daarmee de economische uitvoerbaarheid van dit uitwerkingsplan.
4.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
4.3.1 Overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3.1.6 Bro bepaalt daarnaast dat in de toelichting de uitkomsten van dit overleg worden beschreven.
Het ontwerp van dit uitwerkingsplan wordt gelijktijdig met de terinzagelegging van het uitwerkingsplan met de volgende instanties besproken:
- Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
4.3.2 Inspraak ingevolge Algemene inspraakverordening gemeente Purmerend
De Algemene Inspraakverordening van de gemeente Purmerend bepaalt dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden kan besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het onderhavige geval is het project van zodanig beperkte omvang en aard dat besloten is om af te zien van de procedure op grond van de inspraakverordening.
4.3.3 Overleg ingevolge artikel 3.9a Wro
Artikel 3:9a Wro bepaalt dat op de voorbereiding van een uitwerkingsplan afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Deze afdeling bevat bepalingen rond de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure.
Het ontwerp van dit uitwerkingsplan heeft ter inzage gelegen van 28 juli tot en met 7 september 2017.
Tijdens de periode van terinzagelegging zijn geen zienswijzen ontvangen.
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft laten weten dat de punten aangaande het waterkeringbelang goed staan beschreven in het uitwerkingsplan.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
Dit hoofdstuk bevat de toelichting op de gekozen planvorm, die van een gedetailleerd uitwerkingsplan. Tevens geeft het inzicht in de overwegingen die aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen.
5.1 Planvorm
Het uitwerkingsplan is een uitwerking van de bestemming "Gemengd - Uit te werken" uit het bestemmingsplan "Weidevenne 2012" en maakt na vaststelling door B&W onderdeel uit van het geldende bestemmingsplan. De bestemmingen en de namen ervan sluiten aan bij het moederplan "Weidevenne 2012". De regels en de verbeelding van dit uitwerkingsplan zijn opgezet
conform de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012).
Er is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk de functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden vastgelegd.
Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende voorschriften zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele afwijkingsmogelijkheden te vinden.
Voor een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk dat de in het bestemmingsplan gestelde regels zodanig zijn opgesteld dat deze (goed) te handhaven zijn. Het gemeentebestuur is van oordeel dat de regels in het onderhavige plan voldoen aan deze eis.
5.2 Bestemmingsregeling
Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
De grote eenheden groen met een structurerende functie en kleinere op zichzelf staande groeneenheden die belangrijk zijn voor de woonkwaliteit en waar flexibiliteit bij de inrichting van de openbare ruimte minder noodzakelijk is, zijn bestemd voor Groen. Binnen de bestemming Groen is een beperkt aantal gebruiksvormen toegestaan, zoals groen, voet- en fietspaden, water, speelvoorzieningen, afvalverzamelplaatsen, nutsvoorzieningen en kunstobjecten. Er mogen binnen deze bestemming in principe slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Objecten van beeldende kunst zijn toegestaan tot een hoogte van zes meter. Burgemeester en wethouders kunnen binnenplans afwijken om objecten tot een hoogte van maximaal vijftien meter toe te staan.
Op/onder de gronden in de openbare ruimte is het plaatsen van ondergrondse containers toegestaan.
Artikel 4 Verkeer - 2
De bestemming Verkeer-2 wordt toegekend aan wegen met een verkeers- of verblijfsfunctie. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, het verzamelen van huisvuil, groen- en waterpartijen en kleine nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en dergelijke.
Artikel 5 Wonen
De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor de bewoning door personen en de daarbij behorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen, tuinen en erven en de daarin geplaatste erfbebouwing (schuren, carports, garages, bergingen etc.), erf- en terreinafscheidingen, tuinmeubilair, speeltoestellen, water en nutsvoorzieningen. De bestemming Wonen is opgenomen overeenkomstig de maatvoering van het appartementencomplex zoals dit ook wordt vergund, waardoor in de praktijk geen ruimte meer beschikbaar zal zijn binnen deze bestemming voor bijbehorende voorzieningen als tuinmeubilair, speeltoestellen, carports etc.
Voor de inpandige parkeergarage onder het pand is binnen de bestemming Wonen de functieaanduiding 'parkeergarage' opgenomen.
Aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, zolang de woonfunctie in overwegende mate aanwezig blijft en er geen hinder voor de omgeving optreedt.
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering. Voor bouwwerken of bouwwerkzaamheden binnen de grenzen van het waterstaatswerk is een waterverguuning van het Hoogheemraadschap vereist.
Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat grond die al in aanmerking is genomen of betrokken is bij het verlenen van een vergunning niet nog een keer wordt betrokken bij een aanvraag om omgevingsvergunning. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.
Artikel 8 Algemene bouwregels
In dit artikel worden regels gegeven voor bouwwerken die op twee of meer bestemmingen van toepassing zijn.
Ondergrondse bouw
De regels die van toepassing zijn op bovengrondse bouw zijn ook van toepassing op ondergrondse bouw. Het onderhavige uitwerkingsplan verbindt daar de regel aan dat qua diepte de ondergrondse bouw beperkt moet blijven tot ten hoogste één bouwlaag. Voorwaarde voor ondergronds bouwen is dat moet worden voldaan aan de Legger 2016 van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksbepaling is opgenomen wat onder verboden gebruik van de gronden wordt verstaan. Bij het bouwen of aanleggen van een nieuwe functie of voorziening moet in principe op eigen terrein gezorgd worden voor voldoende parkeerplaatsen. Hiervoor wordt verwezen naar de in mei 2016 vastgestelde Nota Parkeernormen gemeente Purmerend 2016.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
In de algemene aanduidingsregels zijn de regels voor gebiedsaanduidingen opgenomen voor het
straalpad van KPN.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel geeft een regeling voor het geval dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.
Artikel 12 Overgangsrecht
Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het uitwerkingsplan op het moment dat dit in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.