KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Recreatie - Volkstuin
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Water
Artikel 9 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Vigerend Bestemmingsplan
2.2 Ligging En Situatie
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Locatiekeuze
3.2 Ruimtelijke Analyse Alternatieve Locaties
3.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur
3.4 Beeldkwaliteitsplan
Hoofdstuk 4 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
4.1 Trede 1: Actuele Regionale Behoefte
4.2 Trede 2: Mogelijkheden Voor Ontwikkeling Binnen Bestaand Stedelijk Gebied Binnen De Regio
4.3 Trede 3: Bouwen Buiten Bestaand Bebouwd Gebied
4.4 Conclusie
Hoofdstuk 5 Beleidskader
5.1 Algemeen
5.2 Rijksbeleid
5.3 Provinciaal Beleid
5.4 Waterschapsbeleid
5.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 6 Milieu- En Omgevingsaspecten
6.1 Algemeen
6.2 Bodem
6.3 Water
6.4 Ecologische Waarden
6.5 Archeologie En Cultuurhistorie
6.6 Geluid
6.7 Bedrijven En Milieuzonering
6.8 Luchtkwaliteit
6.9 Externe Veiligheid
6.10 Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 7 Juridische Toelichting
7.1 Algemeen
7.2 Planvorm
7.3 Planregels
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Ruimtelijke Analyse Alternatieven
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 3 Vooronderzoek Bodem
Bijlage 4 Compensatieplan Weidevogelleefgebied
Bijlage 5 Overeenkomst Compensatieplan Weidevogelleefgebied
Bijlage 6 Verkennend Natuuronderzoek
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 8 Onderzoek Luchtkwaliteit

Uitbreiding bedrijventerrein Kolksluis, ’t Zand

Bestemmingsplan - Gemeente Schagen

Vastgesteld op 27-10-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Uitbreiding bedrijventerrein Kolksluis, 't Zand van de gemeente Schagen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0441.BPBGZKOLKSLUIS-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.4 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.5 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.6 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.8 bijgebouw:

een op zichzelf staand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw;

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.14 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.15 civieltechnisch kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.16 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.17 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.18 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.19 kampeermiddel

een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.20 ondergeschikt kantoor:

kantoor behorend bij en ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;

1.21 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel geldt de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grond vloer;
  2. b. indien op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.22 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.23 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.24 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

een staat, met verschillende typen van bedrijven, die deel uitmaakt van deze regels als bijlage 1;

1.25 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.26 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Waar in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de wettelijke regelingen, zoals die luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van volwaardige agrarische bedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. een waterberging, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. agrarisch landschaps- en natuurbeheer;

met de daarbij behorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. openbare nutsvoorzieningen;
  4. g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder een pomp en windwatermolen;
  5. h. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  6. i. waterlopen- en partijen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van een windwatermolen bedraagt maximaal 7 meter;
  3. c. voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,5m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van:

  1. a. bedrijven tot en met categorie 3.2 uit de bij deze regels behorende bijlage 1 'Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein';
  2. b. bedrijfsverzamelgebouwen;
  3. c. bijbehorende ondergeschikte kantoren.

met daarbij behorende:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  3. f. openbare nutsvoorzieningen;
  4. g. water;
  5. h. terreinen;
  6. i. bijgebouwen;
  7. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en ondergeschikte kantoren gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 10 meter;
    2. 2. het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer dan 70% bedragen;
    3. 3. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 1,5 meter te bedragen;
  2. b. voor het bouwen van ondergeschikte kantoren gelden dat ingeval een ondergeschikt kantoor vrijstaand of aan een bedrijfsgebouw is gebouwd, de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 5,5 en 10 meter mag bedragen;
  3. c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 10 m bedragen;
    3. 3. op gronden gelegen voor de naar de weg toe gekeerde bouwgrens mag de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 1 m bedragen;
    4. 4. op gronden gelegen achter de naar de weg toegekeerde bouwgrens mag, de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 m bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en de situering van onderdelen van een inrichting, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. een goed woon- en leefklimaat.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. een ontsluitingsweg ten behoeve van het bedrijventerrein en toegangsweg ten behoeve van de volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  3. c. bermen en beplanting;
  4. d. waterlopen en waterpartijen;
  5. e. civieltechnische kunstwerken waaronder een gemaal;
  6. f. voet- en fietspaden en toegangspaden ten behoeve van onderhoud aan aangrenzende bestemmingen en de waterberging;

met daarbij behorende:

  1. g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  2. h. openbare nutsvoorzieningen;
  3. i. terreinen;
  4. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels
    1. 1. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 10 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Recreatie - Volkstuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuinen
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. bermen en beplanting;
  4. d. waterlopen en waterpartijen;

met daarbij behorende:

  1. e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  2. f. openbare nutsvoorzieningen;
  3. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van broeikassen en bergkisten mag niet meer dan 0,60 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet 1 meter bedragen;

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. water;
  6. f. terreinen;
  7. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 10 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruiken dan wel laten gebruiken dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als parkeerplaats;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als stand- of ligplaats voor onderkomens;
  3. c. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en oeverstroken;
  2. b. een ontsluitingsweg ten behoeve van het bedrijventerrein en toegangsweg ten behoeve van de volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  3. c. verkeer te water;
  4. d. waterhuishouding;
  5. e. civieltechnische kunstwerken;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. openbare nutsvoorzieningen;

en tevens voor:

  1. h. behoud en versterking van de natuurlijke waarden van water, rietlanden en oeverstroken;

met de daarbij behorende:

  1. i. gebouwen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruiken dan wel laten gebruiken dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats voor woonboten.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de waterkering en de waterbeheersing;
  2. b. de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen,

met de daarbij behorende:

c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande reeds gebouwde gebouwen;
  2. b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterkering, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen;
  3. c. het bouwen en gebruik krachtens deze bestemming mag uitsluitend geschieden:
    1. 1. voor zover de belangen van de waterkering dat gedogen;
    2. 2. nadat ter zake advies is ingewonnen bij de verantwoordelijke waterbeheerder.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de waterkerende functie;
  2. b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 onder a ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de aldaar geldende bestemmingsregels nadat ter zake advies is ingewonnen bij de verantwoordelijk waterbeheerder.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruiken dan wel laten gebruiken dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
  3. c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  4. d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  5. e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen voor kampeermiddelen.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in het plan bepaalde voor:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bouw van utilitaire bouwwerken waaronder transformatorhuisjes, gemalen, gasdrukregel- en meetstations en een centrale antenne-inrichting, met dien verstande, dat de oppervlakte van een gebouw niet meer dan 25 m² mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  3. c. het plaatsen van kunstwerken, telecommunicatievoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in alle openbare ruimten, met dien verstande dat de bouwhoogte van kunstwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 m mag bedragen. Met uitzondering van lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen en telecommunicatievoorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 40 m mag bedragen;
  4. d. het met ten hoogste 2 m afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens of richting van een straat, de vorm van een plein en van de dienovereenkomstig vastgestelde vorm van een bouwvlak, indien bij definitieve meting blijkt, dat een afwijking in het belang van een behoorlijke bebouwing is;
  5. e. het bouwen buiten het bouwvlak waarbij de overschrijding niet meer mag bedragen dan 2 m.

De genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Uitbreiding bedrijventerrein Kolksluis, 't Zand

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Schagen heeft het voornemen om het bedrijventerrein Kolksluis in 't Zand uit te breiden. Met dit voornemen wordt invulling gegeven aan een concrete behoefte van ondernemers in 't Zand aan uitbreiding van het bestaande terrein. De uitbreiding betreft circa 2,5 hectare netto bedrijventerrein dat is geprojecteerd aan de overzijde van de Koning Willem II-weg. Daarnaast wordt een zogenaamde droge waterberging gerealiseerd en wordt de mogelijkheid geboden volstuinen aan te leggen. De beoogde ontwikkeling past niet binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting, waarin de achterliggende gedachten bij het bestemmingsplan zijn verwoord. In het eerste hoofdstuk van de toelichting zijn de aanleiding en het doel van het bestemmingsplan verwoord. Hoofdstuk twee geeft een beeld van de huidige situatie in het plangebied. Er wordt een beschrijving gegeven van de ligging en huidige ruimtelijke en functionele structuur. In hoofdstuk 3 wordt de toekomstige (ruimtelijke en functionele) situatie beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op de Ladder voor Duurzame Verstedelijking en geeft een onderbouwing van nut en noodzaak van de gewenste ontwikkeling afgezet tegen de regeionale en lokale behoefte. Hoofdstuk 5 geeft het beleidskader aan waar rekening mee moet worden gehouden. Vooral het beleid uitgewerkt in de Provinicale verordening verdient een nadere motivatie. De verschillende milieu- en omgevingsaspecten die van invloed kunnen zijn op de ruimtelijke ontwikkeling komen aan bod in hoofdstuk zes. Een toelichting op de juridische aspecten van dit bestemmingsplan wordt gegeven in hoofdstuk zeven. Hoofdstuk acht beschrijft de uitvoerbaarheid van het plan waarbij de economische uitvoerbaarheid aan bod komt, en de procedure van het bestemmingsplan uiteengezet wordt.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Vigerend Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied Zijpe, vastgesteld op 22 april 2014 door de gemeenteraad van Schagen. De gronden in het plangebied hebben overwegend een agrarische bestemming, conform het bestaande gebruik. Enkel de hoofdwaterlopen hebben de bestemming Water. Tevens is een dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering opgenomen voor de beschermingszone van de primaire waterkering en de dubbelbestemming "Waarde – Archeologie 5" ter bescherming van archeologische waarden. De gebiedsaanduidingen 'Overige zone – weidevogelleefgebied' en 'Overige zone –bollencentratiegebied' gelden binnen het gehele plangebied.

De ontwikkeling van een bedrijventerrein is niet mogelijk op grond van het geldende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Zijpe en vervangt dit bestemmingsplan voor de gronden in het plangebied.

2.2 Ligging En Situatie

Het plangebied ligt aan de noordoostkant van 't Zand, ten zuiden van het bestaande bedrijventerrein Kolksluis. Het plangebied wordt begrensd door de Koning Willem II-weg in het noorden en westen, de Korte Bosweg in het zuiden en agrarische gronden in het oosten.

Het plangebied bestaat overwegend uit agrarische gronden. Tussen de Koning Willem II-weg en het plangebied bevindt zich water. Aan de noordzijde van het plangebied betreft het een brede sloot en aan de westzijde van het plangebied een smalle sloot.

Aan de noordwestzijde van het plangebied ligt een volkstuincomplex. Deze bevindt zich tussen de brede sloot en de agrarische gronden en is ontsloten op de Koning Willem II-weg. De locatie is in figuur 2.1 weergegeven. De exacte begrenzing is opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZKOLKSLUIS-VA01_0001.png"

Ligging Plangebied (figuur 2.1)

2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur

2.3.1 Omgeving van het plangebied

Waar nu de Zijpe- en Hazepolder ligt, lag ooit het Zijper bekken. De plannen voor de bedijking van de Zijpe dateren vanaf 1380. Maar telkens als een stuk bedijkt was, ontstonden weer nieuwe (doorbraak)gaten. Sinds de bedijking van 1597 heeft men de polder droog weten te houden.

De afwatering van de Zijpe wijkt af van latere droogmakerijen zoals de Beemster. Er is geen

ringsloot. De plaatsing van de molens werd geheel bepaald aan de hand van hoogteverschillen binnen de bedijking en de verkaveling. De molens werden zowel in lage als hoge polderafdelingen geplaatst. De molens op de hogere gronden konden niet alleen water uitmalen, maar bij droogte kon ook water worden ingelaten. Via de Grote Sloot en diverse andere sloten werd het water naar het noorden getransporteerd, waar het op het Oude Veer werd geloosd. De molenbemaling bleef operationeel tot in de 20e eeuw en is nu overgenomen door een elektrisch gemaal. Twee van de oude molens zijn bewaard gebleven.

't Zand is in het begin van de 18e eeuw als buurtschap ontstaan op het kruispunt van de Bosweg met de Keinsmerweg. Het plaatsje groeide uit tot een dorp na de aanleg van Noordhollandsch Kanaal rond 1824. Net als de andere dorpen in het polderlandschap concentreert de bebouwing zich voornamelijk langs wegen en wateren. De Keinsmerweg is een belangrijke route door het dorp. Hier vinden we niet alleen bebouwing, maar ook winkels en horecagelegenheden. De agrarische gronden rondom 't Zand zijn in gebruik ten behoeve van de bloembollenteelt en grasland.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Locatiekeuze

Er is een aantoonbare behoefte aan bedrijfsuitbreidingen op het bestaande bedrijventerrein Kolksluis. Omdat de gronden in z`n geheel zijn uitgegeven hebben de ondernemers samen met het ontwikkelingsbedrijf Noord Holland Noord een plan gemaakt voor verplaatsing van een aantal bedrijven, waardoor ook direct andere bedrijven kunnen groeien door ingebruikname van de vrijkomende panden. De wens om te groeien kan op deze wijze gecombineerd worden met de wens om in de gemeenschap en binnen de zakenclub actief te blijven. Een aantal bedrijven heeft inmiddels intentieovereenkomsten getekend om zich te vestigen op een nieuw terrein. In hoofdstuk 4 wordt uitgebreid ingegaan op de bestaande behoefte en noodzaak tot uitbreiding in de directe omgeving van het bestaande bedrijventerrein in 't Zand. In dit hoofdstuk wordt onderbouwd waarom voor de geplande locatie is gekozen en wordt verder ingegaan op de ruimtelijke inpassing van de locatie.

3.2 Ruimtelijke Analyse Alternatieve Locaties

Aan de hand van een ruimtelijke analyse zijn de mogelijke locaties voor een uitbreiding in de nabijheid van de huidige locatie van het bedrijventerrein Kolksluis in beeld gebracht. In bijlage 1 is deze "ruimtelijke analyse alternatieven" opgenomen. Daarbij is uitgegaan van de volgende uitganspunten:

  • Visie: werken/wonen zo veel mogelijk gescheiden.
  • Uitbreiding op basis van behoefte uit 't Zand zelf.
  • Hinder beperken naar woonmilieu.
  • Optimalisatie bestaand terrein meegenomen.
  • Combineren met actuele ruimtelijke opgaven.
  • Compacte minimale uitbreiding.
  • Landschappelijke inpassing en representatief.
  • Open en transparant karakter respecteren.
  • Duurzaam karakter en flexibiliteit naar toekomst.

De verschillende functionele ruimtes in de omgeving zijn in beeld gebracht en de grenzen van het zoekgebied zijn afgebakend. Dit heeft geresulteerd in een aantal zoekrichtingen, waarbij gezocht is, aan de hand van de genoemde uitgangspunten, naar de meest optimale locatie. De uiteindelijk gekozen locatie (plangebied) biedt de meeste flexibiliteit en combinatiekansen voor natuurontwikkeling en voorziet in een kwalitatief sterk onderscheid tussen woon- en werkmilieus, waarbij in het ontwerp wel rekening moet worden gehouden met openheid richting het landschap en borging van de inpassing.

3.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Het gehele plangebied is circa 11 hectare groot. Binnen dit gebied worden 2,5 netto bedrijventerrein, een terrein ten behoeve van volkstuinen en een droge waterberging gerealiseerd.

De uitbreiding is niet gekoppeld aan het bedrijventerrein maar wordt los in de ruimte tussen de structuurdragers Wester Egalementsloot en de Korte Bosweg gelegd en binnen deze ruimte ingepast. De bebouwing en wegenstructuur volgt de kavelrichtingen die momenteel aanwezig zijn.

Deze verkaveling sluit tevens goed aan op de omliggende wegenstructuur. De hoofdontsluiting vindt plaats aan de noordzijde, in het verlengde van de ontsluiting van het bestaande bedrijventerrein. Aan de westzijde is een tweede ontsluiting voorzien, de precieze locatie staat nog niet vast.

3.3.1 Bedrijventerrein

De uitbreiding van het bedrijventerrein word gekoppeld aan de groensingel van de Koning Willem II-weg en als enclave 'los in de ruimte' gelegd. De continue ruimte tussen de structuurlijnen Wester Egalementensloot en Korte Bosweg blijft gehandhaafd en het doorzicht vanuit het gebied op de naastliggende open gebieden blijft bestaan.

3.3.2 Groen en water

Een deel van het plangebied wordt ingericht als groen en water. Water zal een belangrijke zichtlijn vormen. De randen van het bedrijventerrein krijgen een groene invulling dat zorg draagt voor de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein.

3.3.3 Volkstuinen

Tussen het bedrijventerrein en de waterberging is ruimte gereserveerd voor de ontwikkeling van een volkstuincomplex. De bestaande volkstuinen aan de noordzijde van het plangebied, kunnen eventueel naar deze plek verplaatst worden.

3.3.4 Waterberging en natuur

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft een opgave om waterberging te realiseren om het bebouwde gebied van 't Zand te ontlasten. De wateropgave wordt ingericht als droge waterberging zodat de benodigde oppervlakte beperkt blijft en dit dichtbij het dorp kan plaatsvinden zodat het functioneren gegarandeerd is. De droge waterberging heeft als ruimtelijk voordeel dat gebiedvreemde waterpartijen worden voorkomen en er ruimte blijft voor weidevogels. Vanuit de Kader Richtlijn Water worden er waar passend binnen de nieuwe sloten langs het bedrijventerrein natuurvriendelijke oevers aangelegd.

Daarnaast heeft Landschap Noord-Holland de ambitie de natuurwaarden in het gebied grenzend aan het plangebied, verder te vergroten in aansluiting op de doelstelling vanuit het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en weidevogelleefgebieden. Om alle ambities optimaal te waarborgen is er gezocht naar een integrale ontwikkeling van het gebied. In overleg met Landschap Noord Holland en de provincie is invulling gegeven aan de benodigde compensatie voor het weidevogelleefgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZKOLKSLUIS-VA01_0002.png"

3.4 Beeldkwaliteitsplan

Voor de voorgenomen uitbreiding van het bedrijventerrein Kolksluis is een beeldkwaliteitsplan opgesteld (Bijlage 2).

3.4.1 Doel

Het doel van dit beeldkwaliteitsplan is om de inpassing van de uitbreiding van bedrijventerrein Kolksluis te illustreren, het inrichtingsplan toe te lichten en kaders te stellen voor de ruimtelijke kwaliteit van de ontwikkeling. De uitbreiding van bedrijventerrein Kolksluis moet resulteren in een aantrekkelijke en functionele woon- en werkomgeving, passend bij lokale karakteristiek en ingebed in de omgeving.

3.4.2 Status en inhoud

In het beeldkwaliteitsplan wordt de inpassing van de nieuwe ontwikkeling en de toetsing van de ruimtelijke kwaliteit toegelicht. Het is daarmee een uitgebreide toelichting van de ruimtelijke inpassing en toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit. Na vaststelling door de gemeenteraad vormt dit beeldkwaliteitsplan het toetsingkader voor de welstand. Het beeldkwalitetisplan is als volgt opgebouwd:

  • Een korte toelichting op de ligging van het plangebied en de doel van dit plan;
  • De ruimtelijke analyse van het landschap en het dorp ’t Zand en de uitgangspunten die daaruit voortkomen voor het bedrijventerrein;
  • De toelichting op het inrichtingsplan;
  • De beeldkwaliteitsuitgangspunten voor de bouwwerken;
  • Een uitgebreide analyse van het landschaps-DNA en het dorps-DNA volgens de methodiek uit de Leidraad landschap en Cultuurhistorie is opgenomen in de bijlagen. De conclusies zijn in het beeldkwaliteitsplan beknopt weergegeven, met de nadruk op de uitgangspunten voor het inrichtingsplan.

3.4.3 Conclusie

Om de uitbreiding van het bedrijventerrein Kolksluis in ’t Zand op een passende manier in te passen is gezocht naar een manier om de uitbreiding een logische plaats te geven binnen de ruimte ten noordoosten van ’t Zand. Hierbij zijn bestaande landschappelijke kwaliteiten zoveel mogelijk behouden en ontwikkeld. Waar mogelijk zijn hierbij zoveel mogelijk functies gekoppeld. Om dit te bereiken zijn binnen de verschillende onderdelen van de uitbreiding in hoofdlijnen de onderstaande maatregelen voorgesteld.

Verkaveling

  • Kleinere kavels aan de rand van het open gebied.
  • Grotere kavels dicht tegen de groensingel van de Koning Willem II-weg aan.
  • Morfologische opbouw bedrijventerrein overeenkomstig met de verkavelingsrichting (noordwestzuidoost).

Ontsluiting

  • Twee aansluitingen: hoofdentree vanaf Koning Willem II-weg tweede entree aan Wester Egalementsloot,
  • Beheerspad naar waterberging langs Wester Egalementsloot binnen open ruimte tussen sloot en kavels.

Waterstructuur

  • Bedrijventerrein en waterberging als geheel ontworpen op zelfde peil als bebouwde gebied t’ Zand.

Architectuur

  • Bedrijfsgebouwen met kap, nokrichting aflopend naar de rand van het bedrijventerrein
  • Bedrijfsgebouwen met de rug naar het landschap dicht tegen de erfgrens aan.
  • Kantoren of bijgebouwen met representatieve functie is herkenbaar onderdeel van een grotere massa of staat los en is georiënteerd op de ontsluitingsweg. Heeft een kap.
  • Aandacht voor reclame-uitingen.
  • Kavel mag voor maximaal 70% worden bebouwd.
  • Rooilijn verspringt.
  • Aandacht voor erfinrichting en erfafscheidingen, bijvoorkeur groen.
  • Geen buitenopslag in zicht.

Noordrand

  • Vrije zone van gras langs Wester Egalementsloot.
  • smalle sloot met natuurlijke groenzone met riet, gras, en struweel.

Oostzijde

  • brede sloot met natuurlijke groenzone met riet, gras, en struweel onderdeel van waterbering.

Zuidzijde

  • smalle sloot met natuurlijke groenzone met riet, gras, en struweel onderdeel van waterbering.
  • Volkstuinen als onderdeel van natuurlijlke groenzone en rand van het bedrijventerrein

Westrand

  • Rand bedrijventerrein is onderdeel groenzone Koning Willem II-weg met opgaand struweel.

Een uitgebreide toelichting op de analyse en uitwerking in beeldkwaliteitseisen is opgenomen in het beeldkwaliteitsplan.

Hoofdstuk 4 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (zie hoodstuk 5.2.1) wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder heeft drie treden. In trede 1 wordt de regionale ruimtevraag (kwantitatief én kwalitatief) onderzocht. Wanneer de regionale ruimtevraag in beeld is, kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 aan de orde: kan de vraag binnen bestaand stedelijk gebied worden opgevangen? Als herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, is trede 3 aan de orde. De gebruiker wordt geholpen om de meest duurzame ruimte te vinden voor verstedelijking buiten het (bestaand) stedelijk gebied. Het (potentiële) aanbod aan modaliteiten is sturend. Het antwoord op deze vragen is het eindresultaat van de toepassing van de ladder: zicht op (in potentie) multimodale locaties die passen bij de schaal en de omvang van de ontwikkeling.

4.1 Trede 1: Actuele Regionale Behoefte

4.1.1 Regionale behoefte

4.1.2 Actuele behoefte

In december 2011 heeft de voormalige gemeente Zijpe behoefteramingen laten opstellen door het Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord3 .

De ruimtebehoefte van lokale ondernemers op bedrijventerreinen in de voormalige gemeente Zijpe is geïnventariseerd om op dit moment helder te krijgen of er voldoende behoefte is aan de uitbreiding en hoe groot deze behoefte is. De behoefte aan bedrijventerrein bedraagt, volgens opgave van de respondenten die uitbreiding- of verplaatsingsplannen op of naar Kolksluis hebben, rond 4 hectare netto uitgeefbaar bedrijventerrein. Dit is de behoefte op korte termijn. Het onderzoek raamt dat tot 2020 een behoefte aan bedrijventerrein in de voormalige gemeente aanwezig zou zijn van circa 5 hectare. Dit is ook de oppervlakte die in de planningsopgave in de provinciale Structuurvisie is opgenomen. De behoefteraming uit 2011 bevat concrete en objectieve gegevens over de actuele regionale behoefte aan bedrijvenlocaties in Kolksluis.

Na overleg met de provincie Noord-Holland is na de gemeentelijke fusie, door de gemeente Schagen en de ondernemers, samenwerkend in Zakenclub 't Zand, aan het Bedrijvenloket Kop van Noord-Holland gevraagd te komen tot een inzicht in de minimaal benodigde extra ruimte voor ondernemers op Kolksluis. Tussen gemeente en ondernemers zijn begin 2013 intentieovereenkomsten gesloten voor uitbreidingsruimte aansluitend aan het bestaande terrein. Van de zes bedrijven die een overeenkomst hebben ondertekend, zijn er vijf op het bestaande Kolksluis gevestigd. Gezamenlijk bedraagt deze uitbreidingsruimte ruim 2 hectare netto. Deze behoefte is door middel van de gesloten overeenkomsten concreet aangetoond. Daarmee is de uitbreidingscapaciteit van 2,5 hectare al bijna geheel benut.

  1. 3. 'Inventarisatie van de ruimtebehoefte van lokale ondernemers op bedrijventerreinen in de gemeente Zijpe, Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord, december 2011

4.2 Trede 2: Mogelijkheden Voor Ontwikkeling Binnen Bestaand Stedelijk Gebied Binnen De Regio

Om te komen tot inzicht in de behoefte aan uitbreiding van het bedrijventerrein Kolksluis is niet gebruik gemaakt van een modelmatige vaststelling van de behoefte. In een proces, waarin nauw is samengewerkt tussen de gemeente Schagen en de ondernemers, is een goed inzicht van de daadwerkelijke behoefte aan uitbreiding en daarmee groeimogelijkheden voor de toekomst verkregen. Daarbij is geconstateerd dat:

  1. a. de extra ruimte, zowel kwantitatief als kwalitatief, nodig is om te kunnen investeren voor uitbreiding van de bestaande groeiende bedrijven;
  2. b. Vrijkomende gronden/gebouwen, voor zover het gaat om een noodzakelijke verplaatsing, ruimte creëert voor het kunnen uitbreiden van bestaande bedrijven en daarmee past binnen de toekomstvisie van de ondernemers op het terrein;
  3. c. uitbreiding nodig is voor het creëren van een gezond aanbod voor de frictie in de toekomst.

Om inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied, is alleen gekeken naar de bedrijventerreinen in een straal van 10 km binnen `t Zand. Dit zijn de bestaande bedrijventerreinen Lagedijk in de gemeente Schagen en Kruiswijk in de gemeente Hollands Kroon. Vanwege de ligging (`t Zand ligt centraal in het verzorgingsgebied van de lokale bedrijven), bereikbaarheid (vanwege verwantschap met bollenteelt veelal voor landbouwvoertuigen) en verbondenheid met `t Zand (van oudsher hier gevestigd)zijn de overige lokale bedrijventerreinen (zie tabel: Ruimtelijke en markttechnische beoordeling lokale bedrijventerreinen De Kop (STEC groep 2015), hoofdstuk 4.1.1.3) vanwege de afstand op voorhand geen optie voor de geïnventariseerde lokale uitbreidingsvraag.

Bedrijventerrein Lagedijk

Op het bedrijventerrein Lagedijk is een significante directe beschikbaarheid aan bedrijfskavels, van in totaal 6 ha. Dit bedrijventerrein is, anders dan Kolksluis, een (boven)regionaal bedrijventerrein (Stec groep, 2015). Lagedijk ligt centraal in de regio bij de kern Schagen en wordt multimodaal ontsloten. De doelgroep voor dit terrein is in eerste instantie grootschalige bedrijvigheid met zwaardere bedrijven vallend in milieucategorie 4 en 5, die voor hun bedrijfsvoering watergebonden zijn. Vervolgens, afhankelijk van de vraag, voor middelzware industriële, handelsbedrijven en kleinschalige, hoogwaardige bedrijvigheid en tenslotte voor middelgrote bedrijvigheid, lichtere industriële, handelsbedrijven en/of dienstverlening. In tegenstelling tot Lagedijk, dat wordt ingezet als (boven)regionaal bedrijventerrein, is de uitbreiding van Kolksluis juist bedoeld voor kleinschalige lokale bedrijven (tot milieucategorie 3.2).

Bedrijventerrein Kruiswijk

Buiten de gemeente Schagen, maar wel binnen een straal van 10 km, is bedrijventerrein Kruiswijk (gemeente Hollands Kroon) gevestigd. Dit bedrijventerrein kan ook worden beschouwd als een lokaal bedrijventerreinen wordt ook gereserveerd voor bedrijven met een (boven)regionale oriëntatie(Stec groep, 2015). Het bedrijventerrein Kruiswijk biedt in de eerste plaats een vestigingsplaats aan bedrijven met een binding aan de gemeente. Deze binding hangt onder andere samen met de markt van het bedrijf, de leveranciers, de woonplaats van de werknemers en dergelijke.

Het bedrijventerrein Kruiswijk is een “nieuw” terrein met netto uitgeefbare oppervlakte van 5 ha. Daarvan is momenteel 4,7 ha direct uitgeefbaar. Dit bedrijventerrein biedt ook ruimte voor vestiging van agri bussiness bedrijven tot 1,5 ha, ruimte voor volumineuze detailhandel tot 1500 m2 en (zelfstandige) kantoren tot een oppervlakte van 750m2.

Daarnaast is er ruimte voor woon werk locaties en is er ruimte gereserveerd voor zogenaamde “schuifruimte” . Dit betreft bedrijfsruimte voor

- de herinrichting van het bedrijventerrein Spoorsingel;

- de herontwikkeling van andere bestaande bedrijventerreinen; en

- het verplaatsen van al in de gemeente gevestigde bedrijven.

(bron: bestemmingsplan Kruiswijk III)

Dit betekent dat op Kruiswijk ongeveer 3,5 ha beschikbaar voor nieuwe bedrijvigheid. Net als Kolksluis betreft dit voornamelijk lokale bedrijvigheid, maar in de opzet van beide terreinen is wel een duidelijk verschil. De uitbreiding van Kolksluis wordt alleen geschikt gemaakt voor lokale bedrijvigheid, er wordt geen voluminieuze detailhandel, geen agri business en/of zelfstandige kantoren toegestaan. Ook is het niet mogelijk bedrijfswoningen te bouwen op de uitbreiding van Kolksluis.

Specifieke wensen ondernemers voor uitbreiding Kolksluis in relatie tot bestaande bedrijventerreinen

De uitbreiding van het bedrijventerrein Kolksluis in 't Zand is een lang gekoesterde wens van de ondernemers op het bestaande gedeelte van het terrein en een aantal ondernemers die elders zijn gevestigd in de kern 't Zand. De specifieke kwaliteiten van het terrein (geografische ligging, bereikbaarheid met landbouwvoertuigen, het zakelijk opgezette duurzame beheer) en de reeds op het terrein gedane investeringen maken dat ondernemers op of in de directe nabijheid van de bestaande locatie Kolksluis willen uitbreiden en doorinvesteren.

Dit heeft geresulteerd in een breed gedragen nieuw voorstel voor uitbreiding, dat bestaat uit een te realiseren netto uitgeefbaar aanbod van circa 2,5 hectare, waarbij tussen gemeente en ondernemers begin 2013 intentieovereenkomsten gesloten voor uitbreidingsruimte aansluitend aan het bestaande terrein. Dit betreft concreet de volgende bedrijven:

  • Een landbouwmechanisatiebedrijf met meerdere vestigingen in de Noordkop, die zo zijn gevestigd dat ze binnen 20 minuten bij hun klanten zijn. Op dit moment huurt dit bedrijf op Kolksluis, maar deze locatie is te klein. Zij willen op de uitbreiding van Kolksluis een volledige nieuwbouw in gebruik gaan nemen. Vanwege de (reis)afstandseis, in relatie tot de andere vestigingen, is nieuwbouw op Lagedijk of Kruiswijk geen optie.
  • Een producent van houtskeletbouw en een transportbedrijf die nauw samenwerken en gevestigd zijn op Kolksluis hebben, naast de bestaande locaties, een nieuwe distributiecentrum m2 nodig. Gezien de bestaande vestiging van de bedrijven is het logistiek geen optie nieuw te bouwen op Lagedijk of Kruiswijk.
  • Een bestaande autospuiterij uit het dorp `t Zand (niet op het bedrijventerrein Kolksluis) is voornemens zijn bedrijfsvoering uit te breiden/wijzigen in het spuiten van metalen voorwerpen. Op de locatie waar zij nu zitten, in lintbebouwing, is geen mogelijkheid om de bedrijfsvoering aan te passen en/of uit te breiden. Dit geldt ook voor een aannemersbedrijf. Ook gevestigd in een lint en geen mogelijkheid meer om uit te breiden. De gewenste uitbreiding zal gerealiseerd worden op Kolksluis. Deze bedrijven hebben een sterke verbondenheid met het dorp, en voor deze ondernemers is het daarom geen optie nieuw te bouwen op Lagedijk of Kruiswijk.
  • Een bestaand Loonverwerkingsbedrijf in het landelijk gebied nabij `t Zand heeft ruimte nodig om de machines op te slaan. Hun klantenkring is voornamelijk gevestigd in de omgeving van `t Zand. Verwerkers van bloembollen willen hun producten zo dicht mogelijk bij het grootste aaneengesloten teeltgebied verwerken en koelen. Een locatie in de nabijheid is daarom noodzakelijk. Om deze reden is het voor dit bedrijf geen optie zich te vestigen op Lagedijk of Kruiswijk.

Gevolgen uitbreiding in relatie tot bestaande bedrijventerreinen

De totale ruimtebehoefte van deze bedrijven op voorhand is ongeveer 2,1 ha. Op het bestaande bedrijventerrein Kolksluis is alleen voor het landbouwmechanisatiebedrijf sprake van verplaatsing, waardoor ongeveer 2000 m2 vrijkomt op het bestaande Kolksluis. Voor het overige betreft het uitbreiding van bestaande bedrijvigheid. De verplaatsing van bedrijven zorgt voor een aanvaardbare leegstand op het bestaande terrein, waardoor ruimte ontstaat voor dynamiek en mogelijkheden voor herstructurering. Deze leegstand kan worden aangemerkt als frictieleegstand. Van structurele leegstand (lees: incourant vastgoed, herstructurering noodzakelijk) is geen sprake.

4.3 Trede 3: Bouwen Buiten Bestaand Bebouwd Gebied

Herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied biedt onvoldoende mogelijkheden om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen. Vanwege de, zoals hierboven reeds beschreven, zeer lokale vraag en relatief kleine uitbreiding is gezocht naar de meest passende uitbreiding in de directe omgeving van het bestaande bedrijventerrein Kolksluis. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de locatie zoals in dit bestemmingsplan aangegeven.

Voor een volledige afweging van de verschillende locaties wordt verwezen naar Bijlage 1. De locatie van de geplande uitbreiding is gekoppeld aan de bestaande bedrijvigheid van Kolksluis waardoor een heldere scheiding van wonen-werken in stand blijft en levert geen hinder op voor de bestaande woonomgeving. De uitbreiding van het bedrijventerrein is infrastructureel eenvoudig en compact aan te sluiten en integratie van natuurontwikkeling en waterberging is goed mogelijk in deze variant.

Het betreft een relatief kleine uitbreiding, gericht op de lokale vraag en heeft een voornamelijk lokaal regionale afzetmarkt. De ontsluiting van het bedrijventerrein is hierop afgestemd. Het bestaande terrein en de uitbreiding zijn direct op elkaar ontsloten. De bereikbaarheid van de uitbreiding is daarmee goed. Door een extra ontsluiting wordt de bereikbaarheid verder vergroot en de verkeersafwikkeling verdeeld. De ontsluiting is gebaseerd op het lokale karakter van terrein en is effectief en efficiënt zowel uit het oogpunt van het vervoer als uit het oogpunt van gebruik van de locatie.

De gekozen uitbreiding voldoet aan concrete voornamelijk lokale vraag aan relatief kleine bedrijvigheid en is door situering, inpassing en ontsluiting de best passende optie voor een uitbreiding in de nabijheid van `t Zand.

4.4 Conclusie

De ontwikkeling van Kolksluis II voorziet in een actuele behoefte (voor voornamelijk lokale ondernemers/bedrijven) waarover regionale afstemming bestaat. Er is concrete behoefte en belangstelling voor de percelen op Kolksluis II. De bedrijvigheid verplaatsen naar andere terreinen in de directe regio is geen optie gezien de sterke lokale verbondenheid en een herstructurering van het bestaande terrein biedt geen soelaas om te kunnen voldoen aan de uitbreidingsvraag. Daarnaast geeft de uitbreiding lucht op het bestaande terrein, wat mogelijkheden biedt voor herstructurering. De gekozen locatie is door situering, inpassing en ontsluiting de best passende optie voor een uitbreiding in de nabijheid van `t Zand.

Daarbij is het voor de leefbaarheid van 't Zand van groot belang dat kan worden voorzien in voldoende aanbod van werkgelegenheid. Een goed ondernemingsklimaat is van groot belang is voor het aantrekken en behouden van werkgelegenheid. De leefbaarheid van de kern 't Zand blijft op niveau c.q. wordt versterkt door de kwalitatieve uitbreiding van bedrijventerrein Kolksluis. Op deze wijze wordt een bijdrage geleverd aan het versterken van de identiteit van 't Zand vanuit een duurzaam toekomstperspectief.

Hoofdstuk 5 Beleidskader

5.1 Algemeen

Hieronder is een uiteenzetting gegeven van het vigerend beleid voor zover van toepassing op de voorgenomen ontwikkeling. Het betreft zowel rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

5.2 Rijksbeleid

5.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte1 (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is het de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De Structuurvisie vervangt een aantal rijksbeleidsnota's waaronder de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. De hoofdlijnen van de Structuurvisie gaan over bereikbaarheid, concurrentiekracht, leefbaarheid en veiligheid.

In de Structuurvisie wordt een groot deel van ruimtelijke ordeningskwesties bij de provincies en gemeenten neergelegd. Zo staat in de Structuurvisie dat afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap het Rijk aan de provincies en gemeenten overlaat, het budget voor provinciaal en regionaal verkeer en vervoer ook bij provincies en gemeenten komt te liggen en gemeenten ruimte krijgen voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het beleid dat in de structuurvisie is neergelegd wordt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vastgelegd in regelgeving. Hierin zijn directe regels voor provincies en gemeenten opgenomen die de rijksbelangen beschermen. In de structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:

  1. a. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. b. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. c. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Binnen deze drie hoofddoelen benoemt het Rijk onderwerpen van nationaal belang en welke instrumenten voor deze belangen worden ingezet.

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de hoofddoelstellingen zoals opgenomen in de Structuurvisie. Met de ontwikkeling wordt de bereikbaarheid verbetert en wordt bijgedragen aan een leefbare en veilige omgeving met behoud van natuurlijke en cultuurhistorische waarden. De verantwoordelijkheid voor deze opgave bevindt zich echter primair op lokaal niveau. Dit beleid, en het andere rijksbeleid met betrekking tot de ruimtelijke ordening, heeft zijn doorwerking in het, meer specifieke, provinciale en gemeentelijke beleid gekregen, bijvoorbeeld in de nieuwe Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de gemeentelijke structuurvisie. Dit provinciale en gemeentelijke beleid wordt in de volgende paragrafen besproken.

5.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, zijn geborgd in de Amvb Ruimte. Deze Amvb wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van nationale belangen, zoals Rijksvaarwegen, grote rivieren, defensie en kustverdediging. Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het onderhavige initiatief. De betreffende onderwerpen zijn namelijk niet aan de orde in of nabij het plangebied.

5.2.3 Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Per 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) op enkele onderdelen gewijzigd. Eén van deze wijzigingen betreft de toevoeging van een artikellid aan artikel 3.1.6 Bro. In artikel3.1.6, lid 2 Bro is nu voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden.

Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt:

“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbaregronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  3. c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden,wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.”

In hoofdstuk 4 is de Ladder voor duurzame ontwikkeling inhoudeljik uitgewerkt. De uitbreiding van het bedrijventerrein voldoet aan de Ladder

5.2.4 Europese kaderrichtlijn water

Sinds december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. De belangrijkste doelstelling is het geven van een kader voor het beheer van oppervlaktewater en grondwater op basis van stroomgebieden en stroomgebieddistricten. De richtlijn wil het duurzaam gebruik van water bevorderen en de gevolgen van overstroming en droogte beperken. Daarnaast wil de richtlijn de aan water gebonden natuur beschermen en verbeteren met als uitgangspunt een goede ecologische toestand van het water.

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft onderzocht welke maatregelen genomen kunnen worden om Nederland ook in de toekomst veilig en leefbaar te houden. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Waterbeleid voor de 21e eeuw'. De belangrijkste aanbevelingen waren: anticiperen in plaats van reageren, meer ruimte naast techniek en 'vasthouden-bergen-afvoeren'.

Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw, heeft het kabinet zijn standpunt bepaald in de nota 'Anders omgaan met water' (2000). Deze Nota benadrukt dat het antwoord op de problemen niet alleen ligt in technische oplossingen, maar vooral ook in het ruimte geven aan water (flexibel peilbeheer en ruimtelijke maatregelen in de vorm van calamiteitenberging, piekberging en voorraad-beheer, etc.). Daarnaast moet meer gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om water vast te houden. Als meer water vasthouden niet zomaar gaat, moeten er voorzieningen worden aangelegd om tijdelijk water te bergen. Pas als deze twee mogelijkheden, vasthouden en bergen, zijn gebruikt mag het overtollige water worden afgevoerd.

5.2.5 Nationaal Waterplan

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van deWaterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

5.3 Provinciaal Beleid

5.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

Op 21 juni 2010 is de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld. Hierin geeft de provincie Noord-Holland aan op welke manier zij de ruimte in de provincie de komende 30 jaar wil benuttenen ontwikkelen. De provincie zet vooral in op compacte en goed bereikbare steden, omringd door aantrekkelijk groen. Het plangebied maakt geen deel uit van de in de provinciale verordening aangewezen bestaande bebouwde gebied (BBG).

Bedrijventerreinen

De Provincie wil het aanbod aan bedrijventerreinen zowel kwantitatief als kwalitatief zo goed mogelijk laten aansluiten op de vraag. Een zorgvuldige planning van bedrijventerreinen gaat uit van de SER-ladder (geïntroduceerd door de Sociaal Economische Raad). Dat betekent dat er eerst gekeken wordt naar de noodzaak van een nieuwe locatie op basis van een realistische vraag naar nieuwe terreinen en de mogelijkheden die herstructurering en intensivering van bestaande locaties bieden om die behoefte op te vangen, voordat er gekozen wordt om nieuwe bedrijventerreinen aan te leggen. Nieuwe terreinen zullen echter wel nodig blijven om te voorzien in specifieke behoeften van bedrijven, maar ook om met deze nieuwe terreinen schuifruimte te creëren voor het in gang zetten van herstructurering op andere terreinen. Een zorgvuldige planning betekent ook dat door middel van goede monitoring vraag en aanbod beter op elkaar worden afgestemd en bijstelling plaatsvindt op behoefteramingen en opgaven in regio's. De provincie vindt het belangrijk dat de juiste bedrijven op de juiste plek terecht komen, zodat zij optimaal kunnen worden gefaciliteerd. Efficiënt ruimtegebruik en verbetering van kwaliteit staat ten alle tijde centraal. Gedeputeerde Staten stellen een provinciale planningsopgave vast. Voor de regio Noord-Holland Noord (waartoe de Kop van Noord-Holland behoort) is op 3 februari 2009 een provinciale planningsopgave vastgesteld. Deze is opgenomen in bijlage 3 bij de provinciale Structuurvisie. In deze planningsopgave is een uitbreiding van Kolksluis van 5 hectare opgenomen voor de periode tot 2020. Met de voorgenomen uitbreiding van het bedrijventerrein Kolksluis met 2,5 hectare wordt invulling gegeven aan de provinciale planningsopgave.

De Structuurvisie is bindend voor de provincie zelf en niet voor gemeenten en burgers. Om de provinciale belangen door te laten werken, is de Provinciale Ruimtelijke Verordening opgesteld. Hierin is een aantal regels vastgesteld die wel rechtstreeks doorwerken.

5.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

De doorwerking van de provinciale Structuurvisie naar gemeentelijke bestemmingsplannen isgeregeld in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Hierin zijn de voorschriften gegeven waar bij het maken van een bestemmingsplan aan moet worden voldaan. De PRV maakt een duidelijk onderscheid tussen het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) en het landelijk gebied.

In de PRV zijn voorschriften gegeven waar bij het maken van een bestemmingsplan aan moet worden voldaan. Voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein moet in ieder geval rekening worden gehouden met de artikelen 12, 15 en 25 van de Provinciale verordening .

5.4 Waterschapsbeleid

5.4.1 Integraal Waterplan 't Zand

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft in 2009 een alternatievenstudie uitgevoerd om te bepalen wat de wateropgave is in Afdeling W. Afdeling W is de polder waar de kern 't Zand in ligt en waar de ruimtelijke ontwikkelingen zijn gepland. Op basis van deze studie zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • Door het watersysteem van 't Zand (vast peil NAP -0,65 m) te koppelen aan het watersysteem van de geplande stedelijke uitbreidingen neemt de veiligheid (betreffende wateroverlast) in het bestaande stedelijke gebied van 't Zand toe;
  • Door het realiseren van 2 ha extra water binnen de geplande ontwikkeling van het bedrijventerrein reduceren de peilstijgingen en voldoet het watersysteem aan de overlastnorm.

Er wordt een scheiding aangebracht tussen stedelijk en agrarisch gebied, zodat het stedelijk gebied niet afwentelt naar het landelijk gebied. De agrariërs hebben daardoor geen waterhuishoudkundig nadelige gevolgen van de vergroting van het stedelijk areaal. Door een scheiding aan te brengen tussen stedelijk en agrarisch gebied wordt geen agrarisch water vermengt met stedelijk water, dit komt de waterkwaliteit ten goede.

Er wordt binnen het plangebied een droge waterberging aangelegd met een minimale oppervlakte van 3,5 ha. Hiermee wordt voldaan aan het uitgangspunt om binnen het plangebied de wateropgave ten behoeve van het stedelijk gebied te realiseren (de oppervlakte van 3,5 ha droge waterberging komt overeen met 2 ha natte berging). Voor deze inrichting hoeft het peilbesluit niet veranderd te worden.

Een voorwaarde voor de oplossing van de wateropgave is dat het water vanuit de kern 't Zand, goed kan afvoeren richting het bedrijventerrein waar de extra waterberging wordt gerealiseerd. Verder moet het landbouwgebied naar het gemaal kunnen blijven afvoeren. Hiervoor moeten een aantal kunstwerken worden aangepast. Voor de inrichting van het toekomstig peilgebied (scheiding landbouwgebied met stedelijk gebied) zullen de hiervoor benodigde maatregelen worden getroffen. De regels van dit bestemmingsplan zijn zo opgesteld dat bij de daadwerkelijke uitvoering voldaan kan worden aan de benodigde maatregelen die uit het waterplan volgen.

5.5 Gemeentelijk Beleid

5.5.1 Welstandsnota 2013

De gemeenteraad van Schagen heeft in januari 2013 de "Welstandsnota 2013" vastgesteld. Het welstandsbeleid is er op gericht om bij te dragen aan een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De welstandsnota bevat geen welstandscriteria voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke welstandscriteria kunnen namelijk niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan aan ten grondslag ligt. Het opstellen van welstandscriteria voor (her)ontwikkelingsprojecten is onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding.

De gemeenteraad stelt de welstandscriteria vervolgens vast ter aanvulling op de welstandsnota.

Hoofdstuk 6 Milieu- En Omgevingsaspecten

6.1 Algemeen

Diverse milieuaspecten vormen belangrijke input bij de ontwikkeling van het plangebied. In dit verband dient bij de afweging van het al dan niet toelaten van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen te worden onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies. In dit hoofdstuk zijn de effecten van de voorgenomen ontwikkeling per aspect inzichtelijk gemaakt.

6.2 Bodem

Voor de beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein Kolksluis is onderzoek verricht naar de kwaliteit van de bodem4 (Bijlage 3). Uit de verzamelde gegevens blijkt dat de algemene bodemkwaliteit naar verwachting maximaal licht verontreinigd is ter plaatse van enkele kavels aan de Korte Bosweg en Koning Willem II-weg. Deze locaties liggen buiten het plangebied. Het is niet waarschijnlijk dat een eventuele verontreiniging zich uitstrekt tot het plangebied.

Het plangebied is niet gelegen in een aardkundig monument en heeft geen aardkundige waarden. Op basis van de historische gegevens kan worden geconcludeerd dat het plangebied over het algemeen geschikt is voor de gewenste bestemming (bedrijventerrein). Dit is immers een minder gevoelige bestemming dan de huidige bestemming. Voorafgaand aan de realisatie dient een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd, met daarbij extra aandacht voor de aanwezige dammen.

  1. 4. Vooronderzoek bodem uitbreiding bedrijventerrein Kolksluis te 't Zand, Grontmij, 10 september 2011

6.3 Water

De watertoets is een verplicht onderdeel van een bestemmingsplan. Het is verplicht in beeld te brengen wat de effecten van de voorgenomen activiteit op de waterhuishouding zijn. Het gaat hier zowel om de waterkwaliteit als waterkwantiteit. Het streven is er zoveel mogelijk op gericht om water (regen-, afval- en oppervlaktewater) op een goede manier in te passen in het ontwerp.

Gebiedsbeschrijving

Het plangebied ligt in peilgebied 2773 A van de polder afdeling W. In peilgebied 2773 A wordt een zomerpeil van NAP -0,65 meter en een winterpeil van -0,90 meter gehanteerd. In de omgeving van het plangebied liggen secundaire en primaire watergangen. Ten noorden van het plangebied ligt een boezemtak van de Schermerboezem. In het noordelijk deel van het plangebied is het gemaal afdeling W aanwezig dat het polderwater uitslaat op de bovengenoemde boezemtak.

Waterkwantiteit

Door de toename van verhard oppervlak in het plangebied zal water sneller afstromen naar oppervlaktewater. Dit kan leiden tot hogere peilstijgingen en grotere afvoeren in het oppervlaktewatersysteem. Om deze toename te voorkomen dient water afkomstig van verhardingen te worden geborgen en/of vertraagd te worden afgevoerd.

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft aangegeven dat de benodigde watercompensatie 10% bedraagt van het extra oppervlak aan verharding dat versneld tot afvoer in het oppervlaktewater komt. Dempingen dienen 1 op 1 te worden gecompenseerd. Met de aanleg van het bedrijventerrein zal hieraan worden voldaan. De waterstructuur is mede afhankelijk van de inrichting van de voorgenomen waterberging. Als gevolg hiervan zal een overzicht van te dempen en te graven water in het kader van de aan te vragen watervergunning worden afgestemd met HHNK. Uitgangspunt voor de verdere uitwerking is het integraal waterhuishoudingsplan 't Zand van 12 juni 2009. Dit plan is de door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in overleg met de gemeente opgesteld (zie paragraaf 5.4.1).

Waterkering

Binnen het plangebied ligt een regionale waterkering. De vrijwaringszone is opgenomen met een dubbelbestemming Waterstaat – Waterkering ten behoeve van de bescherming van de waterkering.

Waterkwaliteit/riolering

In relatie tot het watersysteem is ook het in het plangebied aanwezige rioleringsstelsel van belang. Het hemelwater afkomstig van schone oppervlakken kan direct worden afgekoppeld naar het nabijgelegen oppervlaktewater. Het is daarom niet doelmatig om het hemelwater af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (Rwzi). Er zal een gescheiden stelsel worden aangelegd. Het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink wordt zoveel mogelijk voorkomen.

Watervergunning

Voor werkzaamheden in, langs, op, bij of aan open water is een watervergunning nodig.

6.4 Ecologische Waarden

Voor de uitbreiding van het bedrijventerrein is een quick-scan uitgevoerd naar natuurwaarden5 (Bijlage 6). Hieronder volgen de conclusies.

  1. 5. Quick-scan natuur uitbreiding bedrijventerrein Kolksluis 't Zand. Toetsing wet- en regelgeving natuur, Grontmij, 8 december 2014

6.4.1 Natuurbeschermingswet

Binnen een straal van drie kilometer van het plangebied bevindt zich een klein deel van het Natura 2000-gebied Duinen Den Helder- Callantsoog. Het gaat om het deel van het Kooibosch dat onderdeel uitmaakt van Duinen Den Helder- Callantsoog. Binnen deze invloedsfeer bevinden zich geen overige Natura 2000-gebieden en/of Beschermde Natuurmonumenten. Effecten op Natuurbeschermingswetgebieden op meer dan 3 km afstand, worden op voorhand uitgesloten.

De voorgenomen ontwikkeling, is niet van invloed op het Kooibosch. Tussen plangebied en Kooibosch bevindt zich een zone van circa 3 kilometer afstand. Tijdens de realisatiefase zal tijdelijk toename van geluidsbelasting plaatsvinden, deze reikt echter niet tot Kooibosch. In dit kader treden geen negatieve effecten op en hoeven geen vervolgprocedures in gang te worden gezet.

6.4.2 Flora- en faunawet

Uit het uitgevoerde onderzoek kan geconcludeerd worden dat beschermde soorten in het plangebied voor kunnen komen. Het gaat hierbij om vleermuizen, de kleine modderkruiper en vogels. Er zijn geen jaarrond beschermde vogelnesten aanwezig. Daarnaast zal altijd de Zorgplicht (art. 1 van de Flora- en faunawet) in acht moeten worden genomen.

Vogels

Zolang de werkzaamheden worden uitgevoerd buiten het broedseizoen (wat loopt van circa maart t/m juni met uitloop tot in augustus) of als maatregelen worden getroffen om verstoring van vogels/nesten te voorkomen, is er geen overtreding van de Flora- en faunawet.

Vleermuizen

Zolang er geen permanente en/of directe werkterreinverlichting uitstraalt (m.u.v. vleermuisvriendelijk verlichting) op de noordelijk gelegen sloot met betrekking tot vliegroutes van vleermuizen, vanaf circa maart tot en met oktober, dan kunnen effecten op vleermuizen uitgesloten worden en is er geen overtreding van de Flora- en faunawet.

Kleine modderkruiper

Aanbevolen wordt om bij demping en vergraving van watergangen, een ecologisch werkprotocol op te stellen conform een goedgekeurde gedragscode en bij demping de watergang af te laten vissen door een ecologische begeleider.

6.4.3 Ecologische hoofdstructuur

Het plangebied ligt buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Er zijn alleen effecten mogelijk in het kader van de externe werking. De voorgenomen ingreep richt zich op de aanleg van een bedrijventerrein. Het betreft lokale en tijdelijke werkzaamheden, die tijdelijk voor extra verstoring zullen zorgen (o.a. geluid, trillingen en beweging). Nadat het plangebied is ingericht zal de mate van verstoring (geluid, licht, beweging) in beperkte mate toenemen. Overige effecten in het kader van de externe werking zijn niet te verwachten. Aangezien binnen de provincie Noord-Holland de EHS geen externe werking kent, is toetsing niet noodzakelijk.

6.4.4 Weidevogelleefgebied

Het plangebied bevindt zich binnen de begrenzing van weidevogelleefgebied. In paragraaf 5.3.2.3 is hier reeds op ingegaan.

6.5 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie

Het plangebied ligt in het noordelijk zeekleigebied. Het ligt geomorfologisch gezien in een ingesloten strandvlakte met al dan niet vervlakte duinen. Volgens de beleidsadvieskaart van de gemeente valt het plangebied in een zone waarbij het archeologisch belang betrokken dient te worden indien de planomvang meer dan 2500 m2 bedraagt en dieper zal gaan dan 50 cm. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 14,1 ha. De exacte diepte van de bodemverstoring is nog niet vastgesteld. Op basis van de beleidsadvieskaart en de aard van deverwachte bodemingrepen is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd6 (Bijlage 7).

Uit het opgestelde bureauonderzoek blijkt dat de archeologische verwachting voor het aantreffen van sporen uit de Prehistorie tot en met de Middeleeuwen laag is. De archeologische verwachting voor de Nieuwe Tijd is laag tot middelhoog. De lage verwachting voor het aantreffen van sporen uit de prehistorie tot en met de Middeleeuwen heeft te maken het feit dat de huidige ondergrond van het plangebied vroeger onderdeel was van een waddenlandschap en later van een veenlandschap. Beide landschappen zijn ontstaan onder natte condities en daardoor ongeschikt voor bewoning. Daarnaast heeft de eroderende werking van de zee vermoedelijk het archeologisch relevante niveau, de top van het Hollandveen niet intact gelaten.

Voor de aanwezigheid van archeologische sporen uit de Nieuwe Tijd geldt een lage tot middelhoge verwachting voor enkel het zuidelijke deel van het plangebied, langs het bebouwingslint. Op deze locatie is echter in 2008 reeds eerder een vooronderzoek7 (middels boringen) uitgevoerd waarbij geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen. Na dit onderzoek werd geadviseerd geen nader vervolgonderzoek te verrichten. Gezien het feit dat hier dus al vervolgonderzoek heeft plaats gevonden adviseren wij om dit gedeelte van het plangebied niet nogmaals mee te nemen in een vervolgonderzoek. Op basis van de resultaten van dit bureauonderzoek wordt geen nader archeologisch vervolgonderzoek naar het plangebied geadviseerd.

Mochten er tijdens grondwerkzaamheden toch archeologische of cultuurhistorische waarden, vondsten en/of sporen worden aangetroffen, dan dient men direct contact op te nemen met het bevoegd gezag in het kader van de wettelijke meldingsplicht (Monumentenwet 1988, artikel 53 en 54).

Eendenkooi

Nabij het bedrijventerrein in 't Zand ligt een voormalige eendenkooi. De eendenkooi ligt ten oosten van het bedrijventerrein. Het oorspronkelijke gebruik van de eendenkooi vindt niet langer plaats. De kooi wordt beheerd door het Landschap Noord-Holland en gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek en demonstraties.

Er is de afgelopen jaren intensief overleg gevoerd met Landschap Noord-Holland over de aanleg van het bedrijventerrein en de inrichting van overige gronden. Het bedrijventerrein ligt in de afpalingscirkel van de eendenkooi. Met Landschap Noord Holland zal een overeenkomst worden gesloten waardoor de gronden direct grenzend aan het bedrijventerrein worden overgedragen aan Landschap Noord Holland. Deze gronden kunnen worden ingericht en beheerd om een bijdrage te leveren aan de versterking van het aangrenzende gebied van Landschap Noord Holland.

De eendenkooi blijft met de ontwikkeling van het bedrijventerrein behouden en het huidige gebruik voor wetenschappelijk onderzoek en voorlichting en demonstraties kan worden voortgezet. Met de ontwikkeling van Kolksluis wordt de huidige exploitatie van de eendenkooi dan ook niet aangetast.

  1. 6. Archeologisch onderzoek bedrijventerrein Kolksluis te 't Zand, Bureauonderzoek. Grontmij archeologische rapporten 1107,
  2. 7. Blom, Nederpelt en de Boer 2008. 't Zand, Korte Bosweg 43. ADC Archeoprojecten

6.6 Geluid

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. In de zonering van het terrein is rekening gehouden met de bedrijfswoningen op het bestaande bedrijventerrein Kolksluis en mogelijk toekomstige geluidgevoelige bestemmingen (woningen) in 't Zand Noord (zie paragraaf 6.7).

6.7 Bedrijven En Milieuzonering

Voor het bedrijventerrein is een zonering opgesteld, die is afgestemd op de omgeving. Binnen het plangebied zijn bedrijven toegelaten t/m categorie 3.2. Op basis van de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering (2009) geldt voor bedrijfsactiviteiten van categorie 3.2 een indicatieve hinderafstand van 100 meter ten opzichte van een rustige woonwijk.

Binnen de richtafstand van 100 meter bevinden zich enkele (bedrijfs)woningen op het bestaande bedrijventerrein Kolksluis. Het betreft de woningen aan de Koning Willem II-weg 5, 6 en 10. Deze woningen bevinden zich op 55 tot 60 meter van de gronden waar categorie 3.2 bedrijven zijn toegestaan. Indien sprake is van een gemengd gebied, geeft de VNG-brochure aan dat een reductie op de richtafstanden mogelijk is, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. De richtafstanden bij een gemengd gebied bedragen 50 meter voor categorie 3.2 bedrijven. De omgeving van het plangebied waar de woningen zich bevinden, kan getypeerd worden als gemengd gebied. Het betreft immers woningen die op een bestaand bedrijventerrein aanwezig zijn, veelal als bedrijfswoning. De gemeente acht de aangehouden afstand van categorie 3.2 bedrijven richting deze woningen dan ook voldoende. Deze reductie is overigens niet toegepast voor het aspect gevaar. Waar gevaar het maatgevende aspect is voor de indeling in categorie 3.2, zijn de activiteiten niet toegestaan in het bestemmingsplan. De lijst van bedrijfsactiviteiten in het bestemmingsplan is hierop nagelopen. Een goed woon- en leefklimaat voor de woningen in de omgeving is dan ook gewaarborgd.

6.8 Luchtkwaliteit

Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen aan (verslechtering van) de luchtkwaliteit,hoeven niet nader onderzocht te worden. Projecten die minder bijdragen dan 3 % van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes of stikstofdioxide worden geacht niet in betekenende mate bij te dragen. Voor dergelijke projecten hoeft geen luchtkwaliteitonderzoek te worden uitgevoerd. Ook is toetsing aan de normen niet nodig.

In de regeling NIBM is voor diverse categorieën aangegeven bij welke omvang van een initiatief de 3 % grens bereikt is. De realisatie van het plan valt niet binnen één van de categorieën zoals genoemd in de regeling NIBM. Eén van de categorieën betreft een ontwikkeling met maximaal 1.500 woningen. De verkeersaantrekkende werking van het bedrijventerrein is aanzienlijk lager dan van de ontwikkeling van 1.500 woningen. Omdat de ontwikkeling van een bedrijventerrein niet is opgenomen in één van de categorieën, is in 2012 voor het oude plan met 6 hectare netto bedrijventerrein een toets naar de effecten op de luchtkwaliteit uitgevoerd8 (Bijlage 8) .

Uit de modelberekeningen is naar voren gekomen dat de emissies van het verkeer noch in de huidige situatie, noch na planontwikkeling leiden tot overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen. Omdat het huidige plan thans 2,5 netto bedrijventerrein betreft, in vergelijking tot 6 hectare in 2012, en er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied sinds 2012 is verslechterd, wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitbreiding van bedrijventerrein Kolksluis op de onderhavige locatie.

  1. 8. Toets luchtkwaliteit uitbreiding bedrijventerrein Kolksluis, gemeente Zijpe, Grontmij Nederland BV, 16 maart 2012

6.9 Externe Veiligheid

Op basis van een inventarisatie van het aspect externe veiligheid via de website www.risicokaart.nl, is duidelijk geworden dat gezien de afstand tot de snelweg en nabijgelegen provinciale wegen het vervoer van gevaarlijke stoffen geen nader onderzoek vraagt. In de omgeving van het plangebid zijn geen BEVI-inrichtingen aanwezig, deze zijn ook niet op het toekomstige bedrijventerrein voorzien. Tenslotte zijn in de nabijheid van het plangebied geen planologisch relevante leidingen gelegen die nader onderzoek vragen.

6.10 Milieueffectrapportage

Sinds 1 april 2011 is een wijziging van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) in werking getreden. Eén van de wijzigingen in dit besluit is dat in elk initiatief dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst (m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten) van het Besluit m.e.r. aandacht moet worden besteed aan de vraag of er al dan niet een m.e.r.-(beoordeling) nodig is.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. is een groot aantal activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Eén van de genoemde activiteiten betreft 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein' (activiteit D11.3). Deze activiteit is m.e.r.-beoordelingsplichtig indien deze betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer. De voorgenomen activiteiten die mogelijk worden gemaakt met de uitbreiding van het bedrijventerrein Kolksluis liggen ruim onder de plandrempel waarvoor conform het Besluit m.e.r. een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is: de oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 11 hectare, het bedrijventerrein bedraagt circa 2,5 hectare (netto uitgeefbaar). Gelet hierop, kan worden geconcludeerd dat de drempelwaarden niet worden overschreden, waardoor in onderhavig plan kan worden volstaan met het uitvoeren van een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.

De resultaten van deze uitgevoerde vormvrije m.e.r.-beoordeling zijn hieronder weergegeven.

In onderstaande tabel zijn de relevante kenmerken van het plan weergegeven alsmede de belangrijkste effecten die het plan op de omgeving zal veroorzaken. Daarnaast zijn in het kader van voorliggend bestemmingsplan diverse (milieu)onderzoeken uitgevoerd voor alle, voor dit plan, relevante milieuaspecten. Uit deze onderzoeken, waarvan de uitkomsten zijn verwerkt in de voorgaande paragrafen, blijkt dat het plan geen relevante milieueffecten heeft.

Projectnaam Uitbreiding Kolksluis
Kenmerken van de projecten
Omvang van het project (relatie met drempel D lijst) D11.3: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein.

Initiatief:
De gemeente Schagen wil invulling geven aan de behoefte van ondernemers in 't Zand voor aanleg van extra lokaal bedrijventerrein. De ruimte is gevonden in de vorm van uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Kolksluis. Het gaat om de uitbreiding van circa 2,5 ha netto bedrijventerrein.
Cumulatie met andere projecten Ja, in het Regionaal Actie Programma wordt opgemerkt dat de beoogde uitbreidingen in Julianadorp-Oost (inmiddels door de gemeente Den Helder gefaseerd), de kern Anna Paulowna, 't Zand en mogelijk ook Wieringerwaard grote kans lopen dat deze bij gelijktijdige productie elkaar in de weg gaan zitten: er komt dan teveel tegelijkertijd op de markt, en daardoor verwatert de vraag over teveel projecten en komt per saldo geen enkel project tot ontwikkeling.
De woningbouwprojecten overschrijden de plandrempels van categorie D11.2 van het Besluit m.e.r. (2.000 woningen en 100 ha) niet. Bovendien betreft het afzonderlijke projecten, in verschillende planfasen en is het de vraag of de plannen daadwerkelijk worden gerealiseerd.
Gebruik natuurlijke hulpbronnen Regulier: Baksteen, grond, hout
Productie afvalstoffen Nee
Verontreiniging en hinder Aanleg: verkeer, geluid
Gebruik: verkeer
Risico voor ongevallen Nee
Plaats van de projecten
Bestaande grondgebruik Het plangebied bestaat overwegend uit agrarische gronden. Tussen de Koning Willem II- weg en het plangebied bevindt zich water. Aan de noordzijde van het plangebied betreft het een brede sloot en aan de westzijde van het plangebied een smalle sloot.
Rijkdom aan en kwaliteit en regeneratievermogen natuurlijke hulpbronnen van het gebied Geen
Opnamevermogen milieu met aandacht voor wetlands, kustgebieden, berg- en bosgebieden, reservaten en natuurparken, H/V richtlijngebieden, gebieden waar milieunormen worden overschreden, gebieden met hoge bevolkingdichtheid, landschappelijk historisch cultureel of archeologische gebieden van belang. Het plangebied bevindt zich binnen de begrenzing van weidevogelleefgebied. Hoewel het plangebied geen geschikt leefgebied of broedbiotoop biedt, is het terrein wel beschermd (ongeacht de kwaliteit).
Natura 2000 Binnen een straal van drie kilometer van het plangebied bevinden zich een klein deel van het Natura 2000-gebied Duinen Den Helder- Callantsoog (Kooibosch).
Kenmerken van het potentiële effect
Bereik van het effect (geografisch en grootte getroffen bevolking) Lokaal
Grensoverschrijdend karakter Nee
Orde van grootte en complexiteit effect Beperkt (aansluitend op bestaande bedrijventerrein)
Waarschijnlijkheid effect Beperkt
Duur, frequentie en omkeerbaarheid effect Aanleg: verkeer, geluid
Gebruik: Bestemmingsverkeer zal toenemen waardoor ook geluid en lucht emissies toenemen. Qua luchtkwaliteit wordt er geen overschrijding verwacht. Qua geluidsoverlast is een zonering toegepast waarmee voldoende afstand tot bestaande en toekomstige woningen wordt aangehouden.
Ecologie: Er kunnen effecten optreden op het gebied van ecologie (vernietiging/verstoring broedvogels).
Bodem: Op basis van de historische gegevens kan worden geconcludeerd dat het plangebied over het algemeen geschikt is voor de gewenste bestemming (bedrijventerrein). Dit is immers een minder gevoelige bestemming dan de huidige bestemming.
De realisatie van het plan heeft geen relevante effecten op bodem, water, archeologie, bedrijven en milieuzonering en externe veiligheid. Dit blijkt uit de onderzoeken die in het kader van het voorliggende bestemmingsplan zijn uitgevoerd en zijn opgenomen in de voorgaande paragrafen van dit bestemmingsplan.
Natura 2000 De voorgenomen ontwikkelingen, is niet van invloed op het Natura 2000-gebied. Tussen plangebied en
Kooibosch bevindt zich een zone van circa 3 kilometer afstand. Tijdens de realisatiefase zal tijdelijk toename van geluidsbelasting plaatsvinden, deze reikt echter niet tot Kooibosch.
Effecten op Natuurbeschermingswetgebieden op meer dan 3 km afstand,worden op voorhand uitgesloten.
CONCLUSIE Gezien de omvang in relatie tot de drempelwaarde zijn er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Nadere analyse in een MER/m.e.r.-beoordeling is niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 7 Juridische Toelichting

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de bestemmingsplanvorm, de systematiek en leeswijzer bij de regels .

7.2 Planvorm

Het voorliggende bestemmingsplan bevat globale bestemmingen. Binnen de regels is sprake van overwegend positieve bestemmingen. Een positieve bestemming laat rechtstreeks het gebruik toe. Bouwen is mogelijk nadat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend. Deze omgevingsvergunning wordt verleend indien het voldoet aan het gestelde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

7.3 Planregels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit zijn de inleidende bepalingen van de regels.

  • Artikel 1: Begrippen

Dit artikel geeft de betekenis aan van een aantal in de regels voorkomende begrippen. Hierdoor wordt de interpretatie van de begrippen vastgelegd, waardoor de duidelijkheid wordt vergroot.

  • Artikel 2 beschrijft hoe bepaalde maten dienen te worden berekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Deze artikelen bevatten de regels welke direct verband houden met de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Per bestemming en per artikel geldt in de meeste gevallen het volgende stramien:

  1. a. een beschrijving van de bestemming;
  2. b. de bouwregels: regels omtrent hoogte, bebouwingsdichtheid enz. De bouwregels geven aan welke bouwwerken mogen worden opgericht;
  3. c. (eventueel) een afwijkingsbevoegdheid met betrekking tot bouwregels;
  4. d. eventueel) een omschrijving van de specifieke gebruiksregels;
  5. e. (eventueel) een afwijkingsbevoegdheid met betrekking tot gebruiksregels.

Beschrijving van de bestemmingen:

  • Artikel 3: Agrarisch

De gronden ten zuidoosten van het geplande bedrijventerrein zijn conform het huidige gebruik agrarisch bestemd. Echter, hier wordt tevens de mogelijkheid voor een droge waterberging geboden. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

  • Artikel 4: Bedrijventerrein

Voor de gronden waar bedrijven opgericht kunnen worden, is de bestemming 'Bedrijventerrein' opgenomen. Binnen deze bestemming kan ook de infrastructuur worden aangelegd. Er zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan tot en met categorie 3.2. In bijlage 1 is aangegeven welke bedrijven zijn toegestaan binnen deze zones. Tevens zijn binnen de bestemming ondergeschikte kantoren toegestaan. Voor het parkeren geldt dat ieder bedrijf moet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein, Om te kunnen beoordelen wat onder voldoende wordt verstaan wordt getoets aan de parkeernormen zoals deze opgenomen in CROW richtlijnen.

  • Artikel 5: Groen

Om de landschappelijke inpassing zoveel mogelijk te waarborgen is rondom het feitelijke bedrijventerrein de bestemming 'Groen' opgenomen. Hierin is ruimte voor groen en water. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Binnen de bestemming Groen is een functieaanduiding opgenomen die het mogelijk maakt om ter plaatse van de aanduiding een ontsluiting naar het bedrijventerrein en toegangsweg naar de volkstuinen te realiseren.

  • Artikel 6: Recreatie - Volkstuinen

Voor de nieuwe locatie van de volkstuinen is de bestemming Recreatie – Volkstuinen opgenomen. Binnen deze bestemming wordt de mogelijkheid geboden om parkeerplaatsen aan te leggen. Bebouwing is slechts beperkt mogelijk ten behoeve van de volkstuinen.

  • Artikel 7: Verkeer

De gronden waar de hoofdtoegang van het bedrijventerrein is voorzien, zijn met een bestemming Verkeer opgenomen. Op deze gronden mogen alleen gebouwen ten behoeve van wegen en openbare nutsvoorzieningen gebouwd worden.

  • Artikel 8: Water

De primaire watergang is met de bestemming Water vastgelegd. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Binnen de bestemming Water is een functieaanduiding opgenomen die het mogelijk maakt om ter plaatse van de aanduiding een ontsluiting naar het bedrijventerrein en toegangsweg naar de volkstuinen te realiseren.

  • Artikel 9: Waterstaat - Waterkering

De zone 'Waterstaat – Waterkering' is vastgelegd om een veilige waterhuishouding te garanderen. De zone zorgt er voor dat toekomstige reconstructies van de waterkering niet onmogelijk worden gemaakt. De breedte van de zone is bepaald door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Deze artikelen bevatten algemene regels die op de bestemmingen van toepassing zijn. De diverse artikelen zullen hieronder kort worden toegelicht.

  • Artikel 10: Anti-dubbeltelbepaling

Op grond van de anti-dubbeltelbepaling is bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.

  • Artikel 11: Algemene gebruiksregels

Deze bepaling benoemt expliciet enkele gebruiksvormen die als strijdig gebruik worden beschouwd.

  • Artikel 12: Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn enkele algemene afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor geringe bouwwerken en maatvoeringsafwijkingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat de laatste bepalingen van de bestemmingsregels. Het betreft de volgende artikelen:

  • Artikel 13: Overgangsrecht
  • Artikel 14: Slotregel

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Economische Uitvoerbaarheid

Volgens artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een grondexploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de gemeenteraad besluiten af te wijken van het vaststellen van exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Bij onderhavig bestemmingsplan is dit laatste van toepassing en is een exploitatieplan daarom niet nodig. De kosten van de grondexploitatie zijn verzekerd doordat de gemeente zelf de gronden in eigendom heeft. De kosten worden via de gronduitgifte verhaald.

Op grond van deze gegevens kan de financiële uitvoerbaarheid van het plan in voldoende mate gewaarborgd worden geacht.

8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.2.1 Overleg

Ingevolge artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), dienen burgemeester en wethouders overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In verband hiermee is het ontwerp bestemmingsplan 'Uitbreiding bedrijventerrein Kolksluis' besproken met de provincie en het Hoogheemraadschap. De resultaten van het overleg zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.

8.2.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan Kolksluis 2012 heeft in 2012 ter inzage gelegen. Tijdens de inspraaktermijn zijn door verschillende belanghebbenden inspraakreacties ingediend. Deze reacties zijn, zover van toepassing, betrokken bij het opstellen van onderhavig ontwerpbestemmingsplan. Dit ontwerp is, in vergelijking met het voorontwerp, wezenlijk aangepast. De insprekers worden schriftelijk op de hoogte gebracht van het vervolg van de procedure, en hoe is omgegaan met hun inspraakreactie.

8.2.3 Procedure

Het ontwerpbestemmingsplan heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening vanaf 3 juni 2015 gedurende 6 weken ter inzage gelegen, waarbij door een ieder zienswijzen bij de gemeenteraad konden worden ingediend. Tijdens deze zienswijze periode zijn er een pro forma zienswijze en een reactie ingediend. In de Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan 'Uitbreiding bedrijventerrein Kolksluis' zijn beide samengevat en van een reactie voorzien. Naar aanleiding van de ingediende zienswijze is de toelichting aangepast.

Daarnaast is buiten de termijn een reactie gegeven door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Deze reactie gaf aanleiding twee kleine ambtshalve aanpassingen in de planregels door te voeren. De aanpassingen zijn opgenomen in de Nota ambtshalve wijzigingen ontwerpbestemmingsplan 'Uitbreiding bedrijventerrein Kolksluis'.

Het vastgestelde bestemmingsplan wordt opnieuw ter inzage gelegd. Na een beroepstermijn van zes weken treedt het bestemmingsplan in werking, tenzij conform artikel 8.4 Wro een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan bij de afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Ruimtelijke Analyse Alternatieven

Bijlage 1 Ruimtelijke analyse alternatieven

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 3 Vooronderzoek Bodem

Bijlage 3 Vooronderzoek bodem

Bijlage 4 Compensatieplan Weidevogelleefgebied

Bijlage 4 Compensatieplan weidevogelleefgebied

Bijlage 5 Overeenkomst Compensatieplan Weidevogelleefgebied

Bijlage 5 Overeenkomst compensatieplan weidevogelleefgebied

Bijlage 6 Verkennend Natuuronderzoek

Bijlage 6 Verkennend natuuronderzoek

Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 7 Archeologisch onderzoek

Bijlage 8 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 8 Onderzoek luchtkwaliteit