Buitengebied Zijpe Zonnepark Burgervlotbrug
Bestemmingsplan - Gemeente Schagen
Vastgesteld op 24-09-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Zonnepark Burgervlotbrug met identificatienummer NL.IMRO.0441.BPBGZZPBUV -ON01 van de gemeente Schagen;
1.2 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.3 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.4 aardkundige waarden:
landvormen en aardlagen met een informatiewaarde (over de natuurlijke ontstaanswijze van het gebied), een belevingswaarde (omdat zij identiteit en variatie aan het landschap geven) en een ecologische waarde (als abiotische basis van de biodiversiteit);
1.5 archeologisch deskundige:
professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en/of te toetsen;
1.6 archeologisch onderzoek:
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
1.7 archeologisch rapport:
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;
1.8 archeologische waarden:
waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische betekenis van algemeen belang zijn;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bestaande:
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning en/of vrijstelling/ontheffing (vóór 1 oktober 2010) / omgevingsvergunning (ná 1 oktober 2010);
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bollenconcentratiegebied
door de provincie aangewezen gebied met als doel om bollenteeltbedrijven in deze gebieden te concentreren;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.18 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.19 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- of tuingronden (waaronder de houtteelt), met uitzondering van bos;
1.20 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt;
1.21 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.22 gebruiksmogelijkheden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.23 landschappelijk inpassingsplan:
plan dat aangeeft op welke wijze de inpassing van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in het desbetreffende gebied plaatsvindt; tot deze inpassing behoren de situering van de opstallen en de inrichting van het perceel, het gaat om bestaande en gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het landschap;
1.24 milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
1.25 molenbiotoop
de omgeving waarin een molen functioneert;
1.26 natuurlijke waarden:
biotische en abiotische waarden van een gebied;
1.27 normaal onderhoud:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden;
1.28 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter overdekking en dat met een of twee wanden is omgeven; hieronder wordt in elk geval een carport verstaan;
1.29 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- 1. de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien op het water wordt gebouwd:
- 1. het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.30 straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.31 verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer, die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.32 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer en waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren en/of de buitenzijde van overige niet-ondergeschikte bouwonderdelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische cultuurgrond;
- b. het opwekken van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte, alsmede de opslag daarvan, met gebruik van zonnepanelen in een zonnepark, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark';
- c. het opwekken van windenergie door middel van het omzetten van wind in elektriciteit, alsmede de opslag daarvan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
- d. recreatief medegebruik;
en tevens voor:
- e. het behoud en het herstel van de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
met de daarbij behorende:
- f. voorzieningen, gebouwen en overkappingen ten behoeve van een zonnepark en een windmolenpark, waaronder begrepen inkoopstations, transformators, energie opslag en omvormers, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark' én 'windturbine';
- g. nutsvoorzieningen;
- h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- i. verkeersdoeleinden in de vorm van wegen, paden en parkeervoorzieningen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Leiding - Riool
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een rioolleiding.
4.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van het aanleggen en onderhouden van de rioolleiding. Voor de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de maximale hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 5
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden;
- b. de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1, mits:
- e. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- f. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- g. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- h. Alvorens het bevoegd gezag de afwijking bij een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3 verleent, wordt om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming ‘Waarde - Archeologie - 5’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel indien op andere wijze kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 6
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden;
- b. de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1, mits:
- e. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- f. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- g. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- h. Alvorens het bevoegd gezag de afwijking bij een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3 verleent, wordt om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming ‘Waarde - Archeologie - 6’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel indien op andere wijze kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de waterkering en de waterbeheersing;
- b. de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen,
met de daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande reeds gebouwde gebouwen;
- b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterkering, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen;
- c. het bouwen en gebruik krachtens deze bestemming mag uitsluitend geschieden:
- 1. voor zover de belangen van de waterkering dat gedogen;
- 2. nadat ter zake advies is ingewonnen bij de verantwoordelijke waterbeheerder.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de waterkerende functie van de zeewering;
- b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 onder a ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de aldaar geldende bestemmingsregels van artikel 3 nadat ter zake advies is ingewonnen bij de verantwoordelijk waterbeheerder.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik als opslag-, stort- of bewaarplaats al dan niet ter verkoop van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke functie onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht beheer van de gronden, dan wel past binnen de toegelaten bedrijfsvoering;
- b. het plaatsen en/of het gebruik van stacaravans en zeecontainers.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 vrijwaringszone - molenbiotoop 400 meter
- a. Binnen de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 400 meter’ mogen geen hogere gebouwen worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:
H = X/n + c·z
waarin:
H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen).
X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen.
n = de ruwheidcoëfficiënt volgens de ruwheidsklassentabel van Wieringa:
- a. 140 voor open gebied;
- b. 75 voor een ruw gebied;
- c. 50 voor een gesloten gebied.
c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%).
z = de askophoogte van de molen. Deze zijn weergegeven in de onderstaande tabel molens:
adres | plaats | askophoogte | |
Molenweg 2 | Burger (vlot) brug | 24 meter |
- b. Bestaande bouwwerken waarvan de hoogte afwijkt van hetgeen op grond van sub b zou zijn toegestaan, worden geacht in overeenstemming te zijn met het bepaalde onder b;
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder b, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig het ten aanzien van de bestemmingen bepaalde, mits de windvangzone van de molen en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
- d. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen van bomen, heesters en andere opgaande beplanting.
- e. Werken en werkzaamheden als bedoeld in sub d, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige aantasting van de windvang van de molen en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element ontstaat of kan ontstaan.
- f. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder d is niet van toepassing op bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de op de verbeelding aangeduide en/of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages (met uitzondering van oppervlakte van gebouwen, bebouwing en bestemmingsvlakken) tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten worden gebouwd met een hoogte van ten hoogste 15 m.
11.2 Toetsingscriteria
De onder 11.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- c. de milieusituatie;
- d. het uitzicht van woningen;
- e. de verkeersveiligheid.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode.
- b. Een omgevingsvergunning voor het uitbreiden of wijzigen van de functie van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode.
- c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in a en/of b indien:
- 1. het voldoen aan deze regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. op andere geschikte wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien;
- 3. strikte toepassing van de nota leidt tot een bijzondere hardheid, die niet door dringende redenen/noodzaak wordt gerechtvaardigd;
onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en met inachtneming van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10%.
- c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het 'Bestemmingsplan Zonnepark Burgervlotbrug'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Coöperatieve Windenergie Vereniging "Kennemerwind U.A." (hierna afgekort tot KW) heeft sinds 1989 “het oprichten en in werking houden van één of meer milieuvriendelijke installaties voor de opwekking van duurzame energie” in zijn statuten staan.
KW is voornemens om langs het Noord-Hollands Kanaal ten noorden van Burgervlotbrug rondom de vijf noordelijkste bestaande windturbines een zonnepark van circa 4,5 ha te realiseren. Het betreft de kadastrale percelen gemeente Zijpe Sectie F, nummers 2316 en 2318. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt 5,3 ha. In figuur 1 is de ligging van het plangebied op een luchtfoto weergegeven. Figuur 2 geeft de begrenzing van het plangebied weer.
De gewenste situatie kan niet plaatsvinden op basis van de huidige planologische regeling. Energiewinning, middels zonne-energie, is niet toegestaan binnen de huidige agrarische bestemming. Mede door haar duurzaamheidsambitie staat de gemeente Schagen positief tegenover het initiatief.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een nieuw juridisch-planologisch kader, waarmee de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.
Figuur 1. Ligging plangebied (blauwe omlijning) Bron: Geo Web
Figuur 2. Begrenzing plangebied (blauwe omlijning), bron: Geo Web
1.2 Huidige Planologische Regeling
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan ‘Buitengebied Zijpe’ (vastgesteld 18 mei 2016). Het perceel heeft in dit plan de bestemming 'Agrarisch'. De realisatie van een zonnepark is niet mogelijk binnen deze bestemming.
De bestaande winturbines zijn, conform het vigerende bestemmingsplan, daarnaast aangeduid met de aanduiding 'windturbine'. Tevens zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 5', 'Waterstaat - Waterkering' en 'Leiding - Riool' van toepassing. Daarnaast is de gebiedsaanduiding 'overige zone - bollenconcentratiegebied' en voor het noordelijk deel de vrijwaringszone 'molenbiotoop vrijwaringszone - molenbiotoop 400 meter'.
De bestemmingen zijn gebaseerd op de bestaande situatie en bieden geen ruimte voor de gewenste invulling van het plangebied.
1.3 Ontwikkeling Planologische Aanvraag
Op 27 september 2017 is een concept aanvraag voor een uitgebreide omgevingsvergunning inclusief Ruimtelijke Onderbouwing ingediend.
In de periode oktober – november 2017 heeft overleg met de gemeente Schagen plaatsgevonden. Op 15 december 2017 is van de gemeente Schagen een brief ontvangen, zie bijlage 1, waarin is aangegeven dat de gemeente na afstemming met de provincie positief staat tegenover het plan, waarbij artikel 32 a lid 4 van de provinciale verordening (PVR) expliciet wordt benoemd en tevens dat er een permanente opstelling kan worden gerealiseerd. Tenslotte wordt aangegeven dat binnen een jaar na de verzenddatum van de brief een complete formele aanvraag dient te zijn ingediend, daar anders een aanvraag als een nieuw verzoek zal worden beoordeeld op basis van de dan geldende regels.
In de periode januari – april 2018 is verder overleg gevoerd met de gemeente, met name over de landschappelijke inpassingsaspecten. Dit heeft geleid tot de opstelling van een eerste concept Landschappelijke Inpassing wat niet is gedeeld met de gemeente.
In de periode juni - juli 2018 is na verder overleg het voorstel van gemeente Schagen gekomen om in plaats van een uitgebreide omgevingsvergunning een ontwerpbestemmingplan op te stellen om zo gebruik te maken van de dubbelbestemming.
Op 3 oktober 2018 heeft overleg plaatsgevonden met de gemeente Schagen en de provincie Noord-Holland over de uitgangspunten voor een bestemmingsplan. Daarin is bevestigd dat het reeds in de brief van de gemeente Schagen genoemde artikel 32a lid 4 van de PRV als basis dient voor de indiening van een ontwerpbestemmingsplan.
Het concept ontwerpbestemmingsplan ingediend op 3 december 2018, waarmee voldaan is aan de voorwaarden uit de brief van 15 december 2017, wat per mail op 13 december door de gemeente Schagen is bevestigd.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan worden de huidige- en nieuwe situatie beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft het beleidskader voor dit gebied. Daarbij wordt ingegaan op het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente. Hoofdstuk 4 beschrijft de omgevingsaspecten waaraan de situatie is getoetst. In hoofdstuk 5 wordt de juridische opzet van het bestemmingsplan beschreven. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het project toegelicht. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de maatschappelijke- en economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied ligt ten noorden van de kern Burgervlotbrug, in de gemeente Schagen. Het bevindt zich ten oosten van de Rijksweg N9 en het Noord-Hollands Kanaal. De locatie wordt momenteel gebruikt als windpark en wordt begraasd. Het betreft de kadastrale percelen gemeente Zijpe Sectie F, nummers 2316 en 2318. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 5,3 ha. De lengte van het plangebied is circa 1010 meter. De breedte varieert en is circa 52 meter in het zuiden en circa 55 meter in het noorden.Het is gekoppeld aan zowel de opstelling van de windturbines als de dijk (regionale waterkering) langs het Noord-Hollands Kanaal. Het aanzicht vanaf de Rijksweg N9 is weergeven in figuur 3.
De locatie is omsloten door enerzijds water van het Noord-Hollands Kanaal en aan de overige zijden door akkerland. De sloot ten oosten van het plangebied betreft de begrenzing van het plangebied. Op een afstand van 300-350 meter, ten oosten van het plangebied, staat verspreide bebouwing aan de Ruigeweg. Het plangebied is zichtbaar vanaf de Rijksweg en gelegen in een groot venster tussen twee beboste delen. De weg ligt ongeveer een meter hoger dan het plangebied, wat de wijdsheid versterkt.
De omgeving is een grootschalig polder landschap van de Zijpe en Hazepolder. De Zijpe (1597) was de eerste grote bedijking in Noord-Holland. Een bedijking bestaat uit een opgeslibd stuk buitendijkse wadgrond met een systeem van kreken en prielen, waaromheen een dijk gelegd is. De vorm van de Zijpe is die van een ingepolderde zeemonding. De stroomlijnen zijn vooral bepaald door het kreeksysteem van het Sint Maartenszwin. De Groote Sloot en het geknikte kavelscoma volgen de loop van de vroegere getijdengeul. Het geometrisch grondplan van de polder wordt bepaald door de Groote Sloot.
Figuur 3. Aanzicht vanaf de Rijksweg N9
2.2 De Ontwikkeling
Het voornemen is een zonnepark te realiseren van circa 4,5 hectare panelenveld. Er worden circa 14.000 panalen gerealiseerd. Het opgestelde vermogen is hierbij totaal circa 5,5 MW. Het plan kan ongeveer 1.850 huishoudens van schone en lokaal opgewekte energie voorzien.
Het zonnepark wordt open in het landschap gerealiseerd. Voor het plan is een landschappelijk inpassingsplan gemaakt (zie bijlage 2). Paragraaf 2.3 gaat hier nader op in. De zonnepanelen worden op een afstand van 14 meter vanaf de oever van het Noord-Hollands Kanaal gerealiseerd. Deze zone blijft vrij van bebouwing in verband met het feit dat deze gronden als kernzone zijn gedefinieerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Een impressie van hoe het zonnepark er mogelijk uit komt te zien is weergeven in figuur 4. Een doorsnede vanaf de zuidzijde is weergeven in figuur 5.
Met de realisatie van het zonnepark is sprake van een multifunctioneel ruimtegebruik. Het park wordt namelijk ook ingericht voor klein vee dat onder de panelen kan grazen. Ook wordt zoveel mogelijk aandacht besteedt aan de lokale flora - en fauna. Het zonnepark wordt daarom aan de westkant ecologische vriendelijk ingericht. Het beheer zal hier extensief zijn waardoor hier een bio-divers klimaat ontstaat.
Daarnaast wil KW een bijdrage leveren aan het het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid. Voorbeelden zouden kunnen zijn: het ondersteunen van educatieve projecten of ondersteuning en voorlichting op het gebied van energiebesparing. Er is hiermee sprake van een innovatief initiatief dat meer biedt dan alleen opwekking van energie.
Figuur 4. Impressie zonnepark
Figuur 5 Doorsnede zonnepark
Constructie
De circa 14.000 panelen worden in rijen opgesteld en bevestigd aan stalen frames/profielen die verticaal in de grond worden verankerd. Het is niet de verwachting dat voor de zonnepanelen (betonnen) funderingen noodzakelijk zijn. Voor de technische ruimten zijn wel fundering nodig. De panelen krijgen een maximale hoogte van 1,5 meter. Een uitsnede van een mogelijke variant van de zonnepanelen is weergeven in figuur 6.
Figuur 6. Doorsnede zonnepaneel (mogelijke variant).
Infrastructuur en bebouwing
Om de stroom op het openbare net te kunnen zetten, is de volgende infrastructuur nodig:
- Kabels. De kabel die het zonnepark aansluit op het net. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de kabels die reeds aanwezig zijn voor de windmolens. Voor de aansluiting op deze kabels wordt in een later stadium door de initiatiefnemer een omgevingsvergunning aangevraagd.
- Technische ruimtes. Daarnaast zijn er technische gebouwen nodig. De hoogte van de gebouwen bedraagt maximaal 3,2 meter en hebben een oppervlakte van circa 22 m2. De ruimtes worden zo dicht mogelijk bij de windturbines geplaatst. Zie hiervoor ook figuur 4.
2.3 Ruimtelijke En Landschappelijke Inpassing
Een zonnepark is in het algemeen een ingreep die opvalt in het landschap. Er dient daarom sprake te zijn van een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing die past binnen de landschappelijke kenmerken van de omgeving. De inpassing is af te lezen op de inrichtingsschets van het project. Zie hier voor figuur 4.
Met de uitwerking van het ontwerp is rekening gehouden met landschappelijke waarden van het landschap. Hiervoor is een apart landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Deze is als bijlage 1 bij de regels toegevoegd. In de regels van het bestemmingsplan is één en ander verankerd met een voorwaardelijke verplichting. Hiermee wordt de beoogde inpassing ook afgedwongen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit plangebied. Dit geeft het kader aan voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie infrastructuur en Ruimte en Barro
Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zet het Rijk in op het beschermen van 14 nationale belangen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) worden regels opgenomen om het beleid uit de Structuurvisie te verwezenlijken. Het is primair de taak van provincies en gemeenten om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorziening (zoals zonne-energie en biomassa). Het ruimtelijk rijksbeleid voor (duurzame) energie beperkt zich daarom enkel tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Voor andere energiefuncties is geen nationaal ruimtelijk beleid nodig naast het faciliteren van ontwikkelingen door het aanpassen van wet- en regelgeving en het delen en ontwikkelen van kennis.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren is in het Besluit ruimtelijke ordening de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6 lid 2). Voor een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd en moet worden aangetoond of er behoefte is in de relevante regio.
Afweging rijksbeleid
In het plangebied spelen geen Nationale Belangen die zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte of in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Daarnaast geeft het rijk aan dat op basis van jurisprudentie installaties voor het opwekken van duurzame energie, zoals windmolens, mestvergisters en zonneparken niet beschouwd worden als nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Zie hiervoor onder andere de uitspraak van 16 maart 2016 onder ECLI:NL: RVS:2016:709. Dit maakt dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is voor dit initiatief.
3.2 Provinciaal Beleid
Structuurvisie Noord-Holland 2040
Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld op herziening 23 juli 2011). In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Noord-Holland heeft de ambitie om de innovatie in de Noord-Hollandse duurzame energiesector te versterken. De provinciale taakstelling komt voort uit het Nationale Energieakkoord waarin de ambitie is vastgelegd dat de energievoorziening voor Nederland in 2020 bestaat uit 14% duurzame energie en in 2023 uit 16%.
Noord-Holland wil de economische kansen benutten die de verduurzaming van de energievoorziening biedt. In het Koersdocument Duurzame Energie (vastgesteld door provinciale staten op 5 maart 2012) is een analyse gemaakt van de sub-sectoren waarbij de economische potentie is afgewogen tegen het maatschappelijks draagvlak. Om de provinciale inzet optimaal, doelmatig en doeltreffend te laten zijn, kiest Noord-Holland ervoor zich te richten op een aantal speerpunten waarbij de balans tussen economische kansen en draagvlak het meest optimaal is. De speerpunten voor beleid duurzame energie zijn:
- duurzaam bouwen (vooral duurzaam renoveren),
- offshore windenergie (inclusief kennisontwikkeling)
- zonne-energie
- biomassavergassing (vooral kennisontwikkeling).
Het zonnepark draagt bij aan het speerpunt 'zonne-energie' van de provincie en daarmee aan een verduurzaming van de energievoorziening.
Provinciale Ruimtelijke Verordening
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening zijn regels verbonden aan de provinciale hoofdbelangen. Het projectgebied ligt in het landelijk gebied. De Provincie Noord-Holland wil initiatieven voor opstellingen voor zonne-energie in het landelijk gebied onder voorwaarden ruimtelijk mogelijk maken.
Artikel 26b bollenteelt
Artikel 26 B bollenteelt is van toepassing. Hierin is bepaald dat een ruimtelijk plan uitsluitend mag voorzien in bollenteelt in een bollenconcentratiegebied. Deze gebieden zijn op de kaart van de verordening aangegeven. Onderhavig projectgebied valt volgens de verordening binnen het bollenconcentratiegebied.
Echter sluit artikel 26b geen andere functies dan bollenteelt uit. De realisatie van een zonnepark is dan ook niet in strijd met dit artikel. Tevens worden geen significante gevolgen voor het belang van de bollenteelt verwacht. De realisatie van het zonnepark heeft niet tot gevolg dat bollenteelt onmogelijk wordt gemaakt. Ook in onderhavig bestemmingsplan blijft de gebiedsaanduiding 'overige zone - bollenconcentratiegebied' van toepassing.
Artikel 32a Opstellingen voor zonne-energie
In artikel 32a zijn regels opgenomen voor het mogelijk maken van opstellingen voor zonne-energie in het landelijk gebied:
- 1. (lid 1,3, 4). Opstellingen voor zonne-energie in het landelijk gebied mogen uitsluitend mogelijk worden gemaakt met behulp van een omgevingsvergunning waarbij van het bestemmingsplan wordt afgeweken. De omgevingsvergunning geldt voor een bepaalde termijn, die maximaal 25 jaar bedraagt. Na het verstrijken van die bepaalde termijn wordt de vóór de verlening van de omgevingsvergunning bestaande toestand hersteld en wordt de opstelling voor zonne-energie verwijderd.
Het zonnepark wordt in dit geval planologisch mogelijk gemaakt middels een bestemmingsplan en niet middels een uitgebreide omgevingsvergunning. In artikel 32a lid 4 van de provinciale Ruimtelijke Verordening is een afwijking opgenomen om het zonnepark middels een bestemmingsplan mogelijk te maken. Hiervan mag enkel gebruik worden gemaakt indien het zonnepark gerealiseerd wordt op gronden met nutsvoorzieningen, niet zijnde leidingtracés voor gas, water of elektriciteit, of infrastructuur voor weg, spoor, water en vliegverkeer, én indien de reeds bestaande functie tevens worden gehandhaafd.
De gronden voor het zonnepark rondom de bestaande windturbines hebben een aantal functies waaronder de “dubbelbestemming Waterstaat – Waterkering” (zie art. 43 bestemmingsplan buitengebied Zijpe). Omdat de bestaande functie “waterkering” wordt gehandhaafd en deze functie gezien kan worden als infrastructuur voor weg, spoor, water en vliegverkeer kan het zonnepark planologisch mogelijk gemaakt worden met een bestemmingsplan. Tevens is geen termijn noodzakelijk waarbinnen de gronden/de locatie weer in de bestaande toestand hersteld hoeft te worden.
- 2. (lid 2). Een zonnepark in het landelijk gebied is niet toegestaan op gronden waarop een of meer van de volgende bijzondere beschermingsregimes van toepassing zijn: EHS en provinciale Ecologische verbindingszones, het UNESCO-erfgoed de Stelling van Amsterdam, bufferzones en weidevogelleefgebieden (lid 2).
Dit plangebied maakt geen deel uit van één van de voorgenoemde gebieden en is daarmee niet strijdig.
- 3. (lid 5). Artikel 15, de eisen van ruimtelijke kwaliteit, zijn van overeenkomstige toepassing op zonneparken.
Met het ontwerp is rekening gehouden met de eisen van ruimtelijke kwaliteit. Dit is uitgewerkt in bijlage 2 landschappelijke inpassing.
- 4. (lid 6). Tot slot stellen Gedeputeerde Staten nadere regels over de locatie, omvang en inpassing van het zonnepark. Deze nadere regels zijn opgenomen in de Uitvoeringsregeling opstellingen voor zonne-energie in het landelijk gebied.
Een toetsing van deze regels wordt in de volgende paragraaf gegeven.
Provincie - Uitvoeringsregeling opstellingen voor zonne-energie in het landelijk gebied
Het zesde lid van artikel 32a bepaalt dat Gedeputeerde Staten verplicht zijn om nadere regels te stellen over de locatie, omvang en inpassing van opstellingen voor zonne-energie als bedoeld in artikel 32a, eerste lid, van de verordening. Hierna wordt op deze regels ingegaan en wordt beschreven hoe aan de regels voldaan wordt.
De locatie van de opstelling voor zonne-energie
Opstellingen voor zonne-energie in het landelijk gebied zijn alleen toegestaan indien ze aansluitend op bestaand stedelijk gebied en infrastructuur worden gerealiseerd. Ten aanzien van de locatie geldt dat deze aan minimaal één zijde aansluitend moet zijn op bestaand stedelijk gebied. Ten aanzien van woonbebouwing dient een minimale afstand van 50 meter te worden aangehouden tussen de woonbebouwing en de rand van de opstelling van het zonnepark.
De locatie van het zonnepark grenst niet direct aan bestaand stedelijk gebied. Er is voor gekozen de locatie te koppelen aan de bestaande infrastructuur, namelijk de Rijksweg N9 en het Noord-Hollands Kanaal. Door koppeling aan deze infrastructuur wordt de impact op het landelijk gebied beperkt. Het plan voldoet dan ook op dit punt aan de provinciale uitvoeringsregels.
De omvang van de opstelling voor zonne-energie
De aansluiting van het zonnepark op het bestaand stedelijk gebied is bepalend voor de omvang van het zonnepark. Een locatie die aan minimaal één zijde aansluitend is op bestaand stedelijk gebied en daarnaast aan nog een andere zijde aansluitend op bestaand stedelijk gebied, een rijksweg, provinciale weg of spoorweg mag maximaal 10 hectare.
Het zonnepark grenst aan de westkant aan de Rijksweg N9. De omvang van het zonnepark is beperkt tot 4,5 ha. Geconcludeerd wordt dat het plan qua omvang voldoet.
Eisen aan de opstelling van het zonnepark
Tot slot worden regels gesteld aan de inrichting van het zonnepark met als doel de bestaande ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied op de locatie te behouden.
- 1. De hoogte van een opstelling voor zonne-energie bedraagt maximaal 1,50 meter gemeten vanaf het maaiveld.
De maximale hoogte is gesteld om de openheid van het landschap zoals die wordt ervaren vanaf de aangrenzende wegen op ooghoogte te behouden. De hoogte van de zonnepanelen bedraagt 1,5 meter en voldoet daarmee aan de uitvoeringsregel.
- 2. De bodem onder de opstelling wordt niet verhard of verdicht.
De bodem onder de opstelling wordt niet verhard of verdicht. De ondergrond van de opstelling zal bestaan uit gras en door begrazing worden onderhouden.
- 3. De terreinafscherming is passend in de omgeving en faunavriendelijk.
Met het ontwerp is rekening gehouden met de eisen van ruimtelijke kwaliteit die in de omgeving aanwezig zijn. Dit is uitgewerkt in bijlage 2 landschappelijke inpassing. Daarnaast wordt een zone van 14 meter flora- en faunavriendelijk ingericht. Dit komt de biodiversiteit in het gebied ten goede.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Monitoring energiebeleid Schagen
De gemeente Schagen heeft afgelopen jaren uiteenlopende energie-activiteiten en -projecten uitgevoerd. De gemeente vraagt zich af waar ze nu staat ten opzichte van de doelstellingen voor 2020 en daarna. In het rapport 'Monitoring energiebeleid Schagen' wordt een kwantitatief overzicht gegeven van de meest recente gegevens op het gebied van energiegebruik en duurzame energieproductie in Schagen.
De gemeente wil een bijdrage leveren aan de doelstelling die in het Nationaal Energieakkoord (NEA) zijn afgesloten. Op de lange termijn (2040-2050) wil Schagen energieneutraal en klimaatbestendig zijn. Voor de korte termijn (2020) is de doelstelling een energiebesparing van 16% (van 4,5 PJ/jaar naar 3,8 PJ/jaar) – en wordt 24% van het energiegebruik duurzaam opgewekt.
In 2015 was de duurzame energieproductie van de gemeente 381 TJ. De duurzame energieproductie komt overeen met ongeveer 10% van het totale energiegebruik. Daarmee loopt de gemeente voor op het nationale gemiddelde (5,8%). Het grootste deel komt voort uit wind op land. In 2010 waren er in de gemeente nog slechts 259 installaties voor de productie van zonnestroom. In 2015 is dit gestegen naar ruim 1.400. De totale productie van zonnestroom is gestegen van 1 TJ in 2010 naar 16 TJ in 2015.
Wanneer rekening wordt gehouden met de oplevering van het Gemini windpark en met het effect van nationale beleidsontwikkelingen op het gebied van o.a. energiebesparing in de gebouwde omgeving zal in 2020 de duurzame energieproductie in Schagen ongeveer 12% van het energiegebruik bedragen. Dit betekent dat de gemeente aanvullende maatregelen moet nemen om haar doelstelling van 24% duurzame energie in 2020 te verwezenlijken en/of nieuw beleid moet ontwikkelen om deze doelstelling kort na 2020 te realiseren.
Met onderhavig zonnepark wordt een bijdrage geleverd aan de doelstellingen van de gemeente met betrekking tot het opwekken van duurzame energieproductie.
Quickscan zonpotentieel Schagen
De toepassing van zonnestroom (PV, fotovoltaïsche energie) is de laatste jaren wereldwijd sterk gestegen. Ook binnen de gemeente Schagen zijn recent veel PV-installaties gerealiseerd. In 2010 was de totale opwek van zonnestroom in de gemeente ongeveer 1 TJ, in 2015 is de productie gestegen tot 16 TJ. Toch is er ook in Schagen nog veel ruimte die mogelijk geschikt is voor de plaatsing van zonnepanelen. Derhalve heeft de gemeente een quickscan naar de mogelijkheden hiervoor uitgevoerd. In het document 'Quickscan zonpotentieel Schagen' staan de bevindingen beschreven. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in zonnepanelen op daken en grondgebonden zonnepanelen. In het kader van duurzame verstedelijking ligt voor het plaatsen van zonnepanelen de eerste prioriteit bij daken van gebouwen. De totale theoretische potentie voor zonnepanelen op daken bedraagt 13% van het totale energiegebruik binnen de gemeente. Door alleen in te zetten op zonnepanelen op daken kan het beoogde doel van 24% duurzame energieproductie dus niet worden gehaald.
Tijdelijk gebruik wachtlandschappen
De gemeente heeft de voorkeur voor een locatie op zogenaamde ‘wachtlandschappen’. Dit zijn terreinen die in eerste instantie bedoeld zijn voor het realiseren van woningbouw of bedrijventerreinen. Door de crisis zijn deze plannen veelal afgeblazen of uitgesteld en zijn deze gronden momenteel vaak verliesgevend. Omdat het een vorm van tijdelijke benutting is, blijft de grond op de lange termijn beschikbaar voor ontwikkeling van de oorspronkelijke bestemming.
Landelijk gebied en kader provincie
Samen met medewerkers van de gemeente is een aantal locaties aangemerkt als potentiële locatie voor zonneparken. Veelal gaat het om locaties waarvan grondeigenaren of initiatiefnemers hebben aangegeven hier graag met grondgebonden zon aan de gang te gaan. Het betreft veelal voorstellen om zonneparken nabij windturbines te realiseren. Andere locaties zijn bijvoorbeeld parkeerplaatsen of waterzuiveringslocaties van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De meeste van de locaties liggen in het landelijk gebied.
Met het zonnepark wordt bijgedragen aan een duurzame gemeente. Hieronder worden argumenten genoemd waarom de locatie geschikt is voor een zonnepark. Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een innovatief initiatief dat meer biedt dan alleen opwekking van energie.
- Met de ontwikkeling wordt rekening gehouden met de kernkwaliteiten van het landschap. Hiervoor is een aparte landschappelijke inpassing opgesteld. Zie hiervoor paragraaf 2.3 en bijlage 1.
- Met de realisatie van het zonnepark is sprake van een multifunctioneel ruimtegebruik. Het park wordt namelijk ook ingericht voor klein vee dat onder de panelen kan grazen. Daarnaast wordt de omgeving zoveel mogelijk bij het zonnepark betrokken. Begrazing vindt in principe plaats door één van de agrariërs uit de buurt (huidige pachter).
- Het park wordt toegankelijk gemaakt voor bewoners, scholen en plaatselijke groepen ten behoeve van educatieve doeleinden, in die zin dat rondleidingen kunnen worden gegeven.
- Er wordt zoveel mogelijk aandacht besteedt aan de lokale flora - en fauna. Het zonnepark wordt daarom ecologisch vriendelijk ingericht. De ecologische inrichting bestaat op de 14 meter strook uit een extensief beheerde grasstrook/ruigte door extensieve begrazing en extensief maaionderhoud. Er ontstaat tegen de struweelrand een zogenaamde zoomvegetatie, een goede basis voor toename van planten en insecten (meer biodiversiteit). Het struweel bestaat uit soorten die verspreid over het voorjaar bloeien (langere periode voor insecten). Ook besdragende heesters voor vogels in de herfst. De strook is een verbreding van de riet en ruigtestrook langs het kanaal. Door de ecologische inrichting neemt de ecologische waarde van de kanaalzone ook toe. Er is hiermee sprake van een innovatief initiatief dat meer biedt dan alleen opwekking van energie.
- Tevens kan gebruik worden gemaakt van de bestaande netaansluiting door de huidige aanwezigheid van de windmolens. Dit levert technisch en financieel gezien een groot voordeel.
- Daarnaast geeft de initiatiefnemer mensen de kans om mee te laten participeren in het zonnepark door lid te worden van de coöperatie en deel te nemen in de financiering van het zonnepark.
- Het plangebied betreft in gebruik zijnde agrarische gronden. Met dit bestemmingsplan kunnen de gronden zowel ingevuld worden ten behoeve van de agrarische functie als ten behoeve van het opwekken van energie. De agrarische bestemming blijft hiermee van kracht.
- De omgeving wordt zoveel mogelijk bij de planvorming berokken. Het ontwerp is reeds in overleg met alle aangrenzende eigenaren afgestemd. Hierover hebben meerdere gesprekken plaatsgebonden en is reeds een inloopavond georganiseerd. Daarnaast heeft overleg plaats gevonden met Rijkswaterstaat als beheerder van het Noord Hollands kanaal en met Infrabeheer van de provincie Noord Holland als beheerder van de N9. Tevens is met het HHNK het gebruik van de 14 meter strook afgestemd. In overleg met de gemeente Schagen is tot slot een inloopavond voor omwonenden georganiseerd.
Zonnebeleid gemeente Schagen
Voor onderhavig plan is een voorlopige aanvraag ingediend op 27 september 2017 op basis van de PRV artikel 32 a lid 4 bij de gemeente Schagen. Op 15 december 2017 heeft de gemeente Schagen schriftelijk laten weten, dat na overleg met de provincie ze positief staat tegenover het initiatief en de initiatiefnemer uitnodigt om een uitgebreid voorstel in te dienen voor uiterlijk 15 december 2018. In een overleg, welke plaatsvond op 3 oktober 2018 is door de gemeente Schagen en de provincie bevestigd dat de aanvraag kan plaatsvinden op basis van voornoemd artikel.
Uitgangspunt voor de financiering van het project is, dat de leden van de coöperatie gezamenlijk zorg dragen voor tenminste 10%, uit te breiden tot 20% van het benodigde eigen vermogen. De gedachte daarbij is dat indien voor dit project vooral (nieuwe) leden vanuit de gemeente Schagen deelnemen, daarmee ten minste 10% van de opbrengsten terugvloeien naar de lokale gemeenschap.In de aanloop naar de opstelling van het nieuwe zonnebeleid is door de gemeente Schagen verzocht in de toelichting aan te geven in hoeverre het initiatief ook binnen de nieuwe regels zou passen, waarbij evident blijft, dat de beoordeling onder de vigerende regels ten tijde van de indiening zal plaatsvinden, zoals is aangegeven in de brief van 15 december 2017.
Op 19 februari 2019 heeft de gemeenteraad van Schagen het zonnebeleid voor zonneparken in de gemeente Schagen vastgesteld. In het zonnebeleid is beleid opgenomen met betrekking op de vraag op welke plaatsen en onder welke voorwaarden het toegestaan is om binnen de gemeente Schagen zonneparken te realiseren. De gemeente wil aan de realisatie van zonneparken meewerken om zijn energiedoelstellingen te kunnen behalen. De gemeente heeft het beleid uitgewerkt in beleidsregels. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in verschillende gebieden. Onderhavig bestemmingsplan valt in het 'Bollenconcentratie' gebied. Binnen dit gebied zijn regels opgenomen voor het toestaan van een zonnepark onder een lijnopstelling van windturbines. De bouwhoogte van de panelen wordt vooraf niet benoemd in het beleid. Dit maakt deel uit van de landschappelijke inpassing. Daarmee is de bouwhoogte maatwerk. Onderhavig initiatief betreft het mogelijk maken van een zonnepark onder een lijnopstelling van windturbines. Vastgesteld kan worden, dat het onderhavige plan ook zou passen binnen het nieuwe zonnebeleid van de gemeente.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
Bij de realisatie van nieuwe ontwikkelingen moet, met het oog op de uitvoerbaarheid van het plan, worden onderzocht of in de toekomst sprake is van een goede omgevingssituatie. Daarbij wordt getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.
4.1 M.e.r.-beoordeling/aanmeldnotitie
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit Milieueffectenrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen.
De volgende activiteiten zoals opgenomen in kolom 1, onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit mer, zijn relevant voor de aanleg van een zonnepaneelveld:
- D 9 Een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan.
Voor activiteit D 9 geldt een drempelwaarde voor een functiewijziging van 125 Ha, terwijl het plan een oppervlak van circa 5,3 Ha betreft. Het plan blijft dus onder de drempelwaarden. Voor dit plan is daarom sprake van een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht. Er is een aanmeldingsnotitie opgesteld waaruit blijkt dat het in dit geval niet nodig is om een m.e.r. op te stellen. De aanmeldingsnotitie is als bijlage 3 toegevoegd.
4.2 Ecologie
Beleid en normstelling
In de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
- Natura-2000 gebieden;
- Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een ruimtelijk plan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
- de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Tenslotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Voor het project is een quickscan ecologie uitgevoerd. Deze is als bijlage 6 toegevoegd. De quickscan flora en fauna is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen realisatie van een zonnepark en heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn, die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk negatieve invloed kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Tevens is beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op Natura 2000-gebieden, houtopstanden die middels de Wet natuurbescherming zijn beschermd, of op gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland. DE belangrijkste resultaten worden hierna besproken.
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het Natura 2000-gebied, Zwanenwater & Pettemerduinen, bevindt zich op circa 1,6 km meter afstand ten westen van het plangebied (zie figuur 7). Op ruim 1 kilometer ten zuiden van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Abtskolk & De Putten. Externe effecten als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden in het plangebied zijn, gezien de afstand tot het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied in combinatie met de aard en de omvang van de voorgenomen ingreep (realisatie van een zonnepark) eveneens niet te verwachten. Vervolgonderzoek in het kader van de gebiedsbeschermingsparagrafen uit de Wet natuurbescherming wordt niet noodzakelijk geacht.
Figuur 7. Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000 (geel).
Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het plangebied ligt ook niet in de nabijheid van een gebied, behorend tot het Natuurnetwerk. Het meest nabijgelegen gebied bevindt zich circa 1,6 km ten noordwesten van het plangebied. In figuur 8 is de ligging van het plangebied ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland weergegeven. Externe effecten als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden op de onderzoekslocatie zijn, gezien de afstand tot het meest nabijgelegen gebied aangewezen als Natuurnetwerk Nederland in combinatie met de aard en de omvang van de voorgenomen ingreep (realisatie van een zonnepark) eveneens niet te verwachten. Vervolgonderzoek in het kader van de gebiedsbeschermingsparagrafen uit de Wet natuurbescherming wordt niet noodzakelijk geacht.
Figuur 8. Ligging onderzoekslocatie ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland (groen).
Soortenbescherming
De onderzoekslocatie is matig geschikt als broedlocatie voor weidevogelsoorten als kievit en tureluur. In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het noodzakelijk om de werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen om of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen. Op deze manier kan worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden.
Op de voorgenoemde wijze wordt voorkomen dat (beschermde) soorten schade ondervinden van het project en is de uitvoerbaarheid gewaarborgd.
4.3 Cultuurhistorie En Archeologie
Cultuurhistorie
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een ruimtelijk plan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.
Het perceel en de directe omgeving hebben geen cultuurhistorische waardevolle bebouwing. Wel zijn de structuren en kenmerken van het landschap als cultuur-historisch waardevol aangemerkt. Bij het ontwerp van de landschappelijke inpassing is rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden. De ontwikkeling tast de kenmerken van het landschap dan ook niet aan.
Archeologie
Ter bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem is de Erfgoedwet van toepassing. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven.
In het geldende bestemmingsplan zijn de gronden waar zich mogelijk archeologische resten bevinden beschermd middels de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 5'. Voor ontwikkelingen dieper dan 50 centimeter en groter dan 2.500 m² is een archeologisch onderzoek vereist.
Het zonnepark wordt archeologisch verantwoord gerealiseerd. Voor de plaatsing van de frames zijn er een tweetal opties. De eerste is dat er kleefpalen worden gebruikt. Deze kunnen tot 2 meter de grond in worden gedrukt, maar roeren de bodem niet. De andere optie is dat een frame minder dan 50 cm diep in de aarde wordt gebracht, waarbij de aarde dient als ballast. Deze optie is met name van toepassing daar waar zich kabels in de grond bevinden. Ook in dat geval is er dus ook geen sprake van roering van de grond dieper dan 50 cm.
Bij de uiteindelijke omgevingsvergunningaanvraag zal duidelijk worden, welke bodemingrepen er exact gaan plaats vinden. Door ook in onderhavig bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 5' op te nemen worden eventueel aanwezige archeologische waarden beschermd.
4.4 Water
Sinds 1 november 2003 is het verplicht plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening te toetsen op water. Het doel van deze watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij behorende belangen. Het oppervlaktewater en het grondwater vallen onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht.
Watertoets
De watertoets is een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het projectgebied ligt in het beheersgebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Het voorgenomen plan is aan het Waterschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets (kenmerk: 20181018-12-19026). De samenvatting van deze watertoets is bijgevoegd in bijlage 4. Met de gegevens die zijn opgegeven is bepaald dat bepaalde aspecten van het plan een zodanige invloed hebben op de belangen van het hoogheemraadschap dat de normale procedure moet worden gevolgd. Hierop heeft HHNK op 22 januari 2019 een wateradvies afgegeven. Deze is als bijlage 5 toegevoegd.
Het ingetekende plangebied heeft de volgende zoneringen (kaartlagen) geraakt:
- Zonering regionale waterkering
- Zonering primaire waterlopen
Gebiedsbeschrijving
Het plangebied is gelegen in peilgebied 2758 A van de polder Noorder G met een zomerpeil van NAP-0,35 meter en een winterpeil van NAP-0,80 meter. Het gebied watert af middels een primaire- en secundaire waterlopen naar het gemaal ZM. Daar wordt het water via dit gemaal op de Schermerboezem uitgeslagen.
Verharding en compenserende maatregelen
Bij de ontwikkeling van een zonnepark is infiltratie in de bodem gewoon mogelijk, zodat er geen compenserende waterberging hoeft te worden gerealiseerd in verband met verhardingstoename. Voor de aanleg van andere verharding zoals paden e.d. dient uiteraard wel gecompenseerd te worden. Het voornaamste aandachtspunt voor het hoogheemraadschap is het goed kunnen uitvoeren van onderhoud aan de door en langs het plangebied gelegen waterlopen.
Primaire waterloop
Het Noord-Hollands Kanaal is in eigendom en onderhoud bij Provincie Noord-Holland. Voor u als aanliggend eigenaar geldt er geen onderhoudsplicht. Wel wordt met onderhavig bestemmingsplan rekening gehouden met een bebouwingsvrije zone van 14 meter vanuit de oever langs het Noord-Hollands Kanaal. In deze zijn zijn geen zonnepanelen en gebouwen ten behoeve daarvan toegestaan.
Secundaire waterloop
Voor de waterloop aan de oostzijde geldt dat de aanliggend eigenaar verantwoordelijk is voor het onderhoud van de helft van de waterloop. Daarnaast heeft de eigenaar van het plangebied een ontvangstplicht voor slootafval en bagger uit de waterlopen rondom de locatie.
Het onderhoud van de waterloop zal vanaf de kant worden uitgevoerd. Doordat de eigenaar van het plangebied een verantwoordelijkheid heeft in het kader van het onderhoud van de waterlopen en een ontvangstplicht wordt aangeraden om vanwege de eigen onderhoudsplicht een onderhoudspad van ten minste vijf meter breed vrij te houden. Hier wordt met de uitvoering van het zonnepark rekening meegehouden. Daarnaast wordt geadviseerd om aan het einde van een pad een draaipunt aan te leggen met een minimale draaicirkel van 21 meter ten behoeve van onderhoudsverkeer.
Waterkwaliteit en riolering
Binnen het plan is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi).
De panelen en de constructie wordt uitgevoerd in niet-uitloogbare materialen.
Persleiding
Het plangebied bevindt zich binnen de signaleringszone van een rioolpersleiding van het hoogheemraadschap. Dit houdt in dat beperkingen kunnen gelden ten aanzien van eventuele (bouw)werkzaamheden. Het is binnen deze zone niet zonder overleg toegestaan om objecten te plaatsen of werkzaamheden uit te voeren die een risico vormen voor het functioneren van de rioolpersleiding, zoals:
- het planten van bomen en/of diepwortelende beplanting
- het uitvoeren van zware transporten;
- het opstellen van materieel op het tracé van de leiding;
- de opslag van (zwaar) materiaal;
- het werken aan- en/of realiseren van werken boven het tracé van de leiding;
- het graven of heien nabij de leiding.
In het geldende bestemmingsplan is voor de rioopersleiding een beschermende regeling opgenomen in de vorm van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Op of in deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van het aanleggen en onderhouden van de rioolleiding. Met de uitwerking van het zonnepark wordt rekening gehouden met deze strook. In het ontwerp zal gezorgd worden dat geen kabeltracés én zonnepanelen in de gronden van het rioolleidingtracé worden gerealiseerd. Daarnaast wordt de bestemming 'Leiding - Riool' uit het geldende bestemmingsplan ook weer in onderhavig bestemmingsplan opgenomen.
Molenbiotoop
Het plangebied bevindt zich in de signaleringszone van een molenbiotoop. In deze zone rondom molens die in beheer zijn bij het hoogheemraadschap gelden beperkingen ten aanzien van het plaatsen van objecten, bebouwing en/of beplanting. Dit om te voorkomen dat de werking van door wind aangedreven bemalinginstallaties belemmerd wordt door deze bebouwing en/of begroeiing.
De Keur van het hoogheemraadschap schrijft voor dat het binnen een afstand van 200 meter van de molen niet is toegestaan zonder watervergunning (bouw)werken of beplanting te plaatsen of te hebben hoger dan twee meter. Dit wordt gemeten vanaf de maaiveldhoogte van de gronden die de molen direct omringen. De afstand van de molen tot het plangebied bedraagt ruim 360 meter. Er is dan ook geen watervergunning nodig.
4.5 Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Het zonnepark vormt geen milieuhinderlijke bedrijfsactiviteit in termen van milieuzonering
Het zonnepark vormt een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Het zonnepark is een type A-inrichting. De inrichting, inclusief de technische ruimtes, valt daarmee onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit geeft doelvoorschriften voor geluid, van onder andere geluid dat veroorzaakt wordt door in de inrichting aanwezige installaties en toestellen. Met betrekking tot geluidsgevoelige objecten (onder andere woningen) geldt een norm van 50 dB(A) in de dagperiode, 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode op de gevels van deze objecten.
De technische ruimtes worden op een zodanige afstand tot woningen gerealiseerd dat geen sprake zal zijn van geluidsoverlast. Gezien de grote afstand van de technische ruimtes tot geluidsgevoelige objecten tussen deze objecten kan gesteld worden dat aan de genoemde normen voldaan wordt. Zonne-energie is een passieve technologie: de panelen wekken in stilte elektriciteit op. Een zonnepark is over het algemeen erg rustig. De omvormers (en de ventilatoren die zorgen voor koeling) maken beperkt geluid. Daarom worden de omvormers in de gebouwen in het midden van het zonnepark gerealiseerd. Van geluidsoverlast zal dan ook geen sprake zijn. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering de ontwikkeling niet in de weg staat. Bedrijven in de omgeving vormen ook geen belemmering, omdat een zonnepark geen gevoelige functie betreft.
4.6 Bodem
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Bodemonderzoek is noodzakelijk, indien er mensen langer dan 2 uren per dag in een bouwwerk verblijven. Het zonnepark wordt gevormd door bouwwerken, waar geen personen verblijven. Bovendien zijn geen grootschalige bodemingrepen aan de orde, waardoor grond moet worden afgevoerd. Binnen het terrein is sprake van een gesloten grondbalans. Tot slot worden geen ernstige verontreinigingen verwacht, gelet op het voormalig agrarisch gebruik. De kwaliteit van de bodem staat daardoor de uitvoerbaarheid niet in de weg.
4.7 Geluid
Voor geluidhinder van de meeste inrichtingen zijn de algemene regels van het Activiteitenbesluit van toepassing. Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Het zonnepark is geen geluidgevoelig object, waardoor onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder achterwege blijft. Ook een onderzoek in het kader van het Activiteitenbesluit (Wet milieubeheer) is niet nodig. Het zonnepark veroorzaakt geen relevante geluidbelasting. De inrichting valt wel onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit, maar is niet meldings- of omgevingsvergunningsplichtig voor het onderdeel milieu.
4.8 Luchtkwaliteit
Het aspect luchtkwaliteit is verankerd in de Wet milieubeheer. Het zonnepark draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Het project gaat namelijk in de gebruiksfase niet gepaard met verbranding van (fossiele) brandstoffen. Ook is er geen sprake van een significante verkeersaantrekkende werking. Alleen in de aanlegfase vinden meer intensieve verkeersbewegingen plaats. In de gebruiksfase vinden incidenteel verkeersbewegingen plaats die samenhangen met het beheer en onderhoud van het zonnepark.
4.9 Externe Veiligheid
De externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's. Daarbij gaat het om risico's die worden veroorzaakt door risicovolle inrichting, het transport van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen.
Het zonnepark is geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (er zijn geen personen aanwezig). Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn dan ook geen belemmeringen aan de orde.
4.10 Lichthinder
De werking van zonnepanelen is gebaseerd op het opvangen van (zon)licht. De zonnepanelen zelf vormen geen lichtbron. Lichthinder wordt dan ook niet verwacht. Reflectie van zonlicht is nadelig voor het rendement en wordt dus ook om die reden zoveel mogelijk voorkomen.
Daarnaast worden de panelen geplaatst in een opstelling onder een relatief kleine hoek. De hellings- en richtingshoek zullen zodanig worden gekozen dat er alleen schittering kan optreden bij laagstaande zon. Vanwege de veel langere weg door de atmosfeer is de zonnestraling dan veel minder fel. Tevens bevinden zich ten zuiden van het plangebied geen woningen. Ook wordt tegenwoordig gebruik gemaakt van hoogwaardige panelen die voorzien zijn van anti-reflectieglas. Dit heeft als voorbeeld dat de opgevangen energie zoveel mogelijk geabsorbeerd wordt en zodoende een hoog rendement oplevert en tevens eventuele reflectie van lichthinder verminderd. Van lichtreflectie op verkeer is dan ook vrijwel geen sprake. Bij diffuus licht (op een licht bewolkte dag) zal geen sprake zijn van reflectie. De bedoeling van zonnepanelen is immers om zoveel mogelijk zonlicht op te vangen. Daarnaast wordt het zonnepark aan de westzijde gedeeltelijk afgeschermd middels riet en struweel.
Daarmee zal er van onevenredige hinderlijke reflectie en lichthinder naar verwachting geen sprake zijn.
4.11 Kabels En Leidingen
In de buurt van het plangebied lopen geen kabels of hogedrukleidingen die van belang zijn voor de gewenste ontwikkeling in het plangebied. De elektriciteit die door het zonnepark wordt opgewekt wordt direct of na opslag geleverd aan het openbare elektriciteitsnet. Hierbij wordt aangesloten op de bestaande netwerkbeheerderskabel die het windmolenpark ter plaatse verbindt met het openbare elektriciteitsnet in het connectiepunt / inkoopstation. De desbetreffende netwerkbeheerder zorgt voor de aansluiting op deze kabel / in dit connectiepunt / inkoopstation. De kabels, die nodig zijn voor de aansluiting van het zonnepark op het connectiepunt worden door initiatiefnemer verzorgd.
4.12 Molenbiotoop
Ten noorden van het plangebied bevindt zich een molen. Voor deze molens is ter bescherming van de windvang en de belevingswaarde van de molen in het geldende bestemmingsplan een molenbiotoop opgenomen. Hierin worden beperkingen opgelegd met betrekking tot de oprichting van nieuwe bebouwing en beplanting, mede afhankelijk van de hoogte van de molen. In de provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is over molenbiotopen opgenomen dat binnen een afstand van 100 meter rond de molen geen bebouwing of beplanting hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek wordt opgericht. Binnen een afstand van 100 tot 400 meter rond de molen moet wat betreft bebouwing en beplanting de afstand worden aangehouden van 1/100 tussen het bouwwerk/beplanting en de molen, gerekend van de onderste punt van de verticaal staande wiek.
De afstand tot deze biotoop, ongeveer 360 meter in combinatie met de hoogte van het zonnepark leidt tot een maximale toegestane hoogte van 7,1 meter (afstand: 360 meter, ruwheidcoëfficiënt: 140, c: 0,2, askaphoogte: 23 meter) voor het zonnepark. Gezien de maximale hoogte van de technische gebouwen van 3.2 meter en de maximale hoogte van de zonnepanelen van 1,5 meter leidt de ontwikkeling dan ook niet tot een beperking van de windopvang van de molen.
Hoofdstuk 5 Juridische Opzet
In dit bestemmingsplan wordt aangesloten bij de juridische opzet en planregels van het bestemmingsplan Buitengebied Zijpe, voor zover van toepassing op het bestemmingsplangebied.
5.1 Opzet In Bestemmingen
Het bestemmingsplan is opgezet overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij hoort een juridische regeling die is opgezet overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP, 2012). Deze standaard geeft bindende standaarden voor de opbouw van de planregels en de verbeelding (plankaart). Het bestemmingsplan is opgezet conform deze landelijke standaarden.
5.2 Bestemmingen
Het bestemmingsplan bestaat uit een set met bestemmingsregels en een digitale verbeelding. Verder is een plantoelichting opgenomen. In deze paragraaf volgt een toelichting op de bestemmingsregels en de wijze waarop deze regels zijn vertaald. In de regels wordt zoveel mogelijk qua inhoud en systematiek aangesloten bij de regels van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Buitengebied.
Agrarisch
De gronden blijven in dit bestemmingsplan de agrarische bestemming inclusief de aanduiding 'windturbine' behouden. Daarnaast is het opwekken van energie, alsmede de opslag daarvan, door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark' toegestaan. Binnen de bestemming zijn alleen gebouwen én bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een zonnepark toegestaan. Dit maakt de realisatie van een zonnepark mogelijk. De aanduiding is bepaald op een afstand van 14 meter vanaf de oever van het Noord-Hollands Kanaal. Hierdoor wordt uitgesloten dat binnen deze zone panelen gerealiseerd worden. Dit ter beboeve van de beschermingszone van het waterschap. De zone kan daarnaast wel gebruikt worden voor de landschappelijke inpassing van het zonnepark.
Binnen de bestemming is de opstelling van zonnepanelen met een maximale hoogte van 1,5 meter mogelijk.
Tot slot is een voorwaardelijke verplichting in zowel de gebruiks- als de bouwregels opgenomen ter borging van de landschappelijke inpassing en ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden in het plangebied.
Waarde- Archeologie 5 en 6
Het gemeentelijke archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan. Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden in het plangebied. Op grond van dubbelbestemming geldt een vergunnings- en/of onderzoeksplicht voor het bouwen vanaf een bepaalde omvang en voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden.
Leiding - Riool
Deze dubbelbestemming is opgenomen om de aanwezige rioolleiding te bestemmen. In beginsel mag binnen deze bestemming niet worden gebouwd, met uitzondering van het bouwen ten behoeve van de rioolleiding. Er is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen ter voorkoming van schade aan de leidingen. Eén van deze voorwaarden in dit vergunningstelsel is dat vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming beschermt de waterkering en de waterbeheersing die in het plangebied aanwezig is. Deze bestemming heeft een zelfde opzet als de andere dubbelbestemmingen. De bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen
Gebiedsaanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop vrijwaringszone - molenbiotoop 400 meter
In de algemene aanduidingsregels is een Molenbiotoop opgenomen ter bescherming van de windvang en openheid van de directe omgeving van de betreffende molen. Binnen 100 meter vanaf de molen mag geen opgaande beplanting geplant worden en op een afstand van 100-400 meter slechts beperkt.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een project. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak en overleg
Het bestemmingsplan wordt in het kader van het wettelijk vooroverleg naar de overlegpartners verzonden.
De initiatiefnemer geeft mensen de kans om te participeren in het zonnepark door lid te worden van de coöperatie en deel te nemen in de financiering. Tevens heeft er overleg plaatsgevonden met de aanliggende grondeigenaren en gebruikers.
Op dinsdagavond 19 maart is door Kennemerwind een Informatieavond voor omwonenden van het zonnepark georganiseerd in café Halfweg in Burgerbrug. In een hele ruime kring om het zonnepark heen waren de omwonenden daarvoor per brief uitgenodigd en ook in de lokale media was de avond aangekondigd in de vorm van een persbericht.
De avond werd door zo'n 30 – 40 mensen bezocht. Naast direct omwonenden waren er ook vertegenwoordigers vanuit de lokale politiek en belangengroepen. De lokale omroep SchagenFM heeft een beeldverslag gemaakt van de avond. Aan de hand van materiaal, waarop het plan werd verbeeld, zijn door de projectleider en TeamZon van Kennemerwind de bezoekers te woord gestaan en werd ingegaan op allerlei aspecten van het plan.
Zienswijze
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 4 juli 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Er is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze heeft niet geleid tot het wijzigen van het bestemmingsplan.
Vaststelling
Het bestemmingsplan wordt vervolgens vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te stellen tegen het besluit en het plan. Echter geldt dit alleen voor indieners van een zienswijze en diegene die redelijkerwijs kunnen aantonen dat zij niet in staat waren om een zienswijze in te dienen. Indien het plan gewijzigd wordt vastgesteld dan kan een ieder tegen die wijziging in beroep bij de RvS.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de totstandkoming van dit zonnepark wordt een subsidie op grond van de Subsidieregeling Duurzame Energie (SDE+) aangevraagd, waarmee de zogeheten onrendabele top van de elektriciteitsproductie van het zonnepark via een bedrag per kWh wordt gecompenseerd. Het doel is om de ronde najaar van 2019 te halen. Met de SDE+ vult het Rijk de elektriciteitsopbrengsten voor de initiatiefnemer aan tot het basisbedrag dat nodig is om de investering terug te kunnen verdienen. Deze subsidie is in de exploitatie noodzakelijk voor een bedrijfseconomische haalbaarheid. Met een verleende omgevingsvergunning kan de initiatiefnemer de SDE+-subsidie aanvragen. Een verleende omgevingsvergunning is namelijk een vereiste om voor subsidiëring in aanmerking te kunnen komen. Verwacht wordt dat deze gevraagde subsidie zal worden toegekend. Mocht de SDE+ subsidie niet worden beschikt, dan is het project financieel niet haalbaar.
Bij een ontwikkeling moet de economische uitvoerbaarheid aangetoond worden. Het initiatief is economisch uitvoerbaar. De kosten voor de ontwikkeling komen voor rekening van de initiatiefnemer. De noodzakelijke privaatrechtelijke rechten i.c het economisch gebruik van de gronden zijn verworven door de initiatiefnemer. Daarnaast wordt een planschadeovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer afgesloten.
De uitvoerbaarheid van het beoogde zonnepark is hiermee zeker gesteld, mits voldaan wordt aan bovengenoemde aspecten, zoals het toekenen van de SDE+ subsidie.
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 1 Landschappelijke inpassing
Bijlage 1 Brief Gemeente D.d. 20-12-2017
Bijlage 1 Brief gemeente d.d. 20-12-2017
Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 2 Landschappelijke inpassing
Bijlage 3 Aanmeldingsnotitie Voor De M.e.r.-beoordeling
Bijlage 3 Aanmeldingsnotitie voor de m.e.r.-beoordeling