Bladstraat
Bestemmingsplan - gemeente Schagen
Vastgesteld op 14-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
het bestemmingsplan 'Bladstraat' van de gemeente Schagen;
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0441.BPTJHBLADSTRAAT met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 Aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.7 Bebouwingspercentage
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.8 Beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten dergelijke;
1.9 Beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:
- a. het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
- b. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:
- 1. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
- 2. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
- 3. het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
- c. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
1.10 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 Bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.13 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten;
1.14 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.15 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.16 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.17 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.18 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.19 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.20 Dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.21 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.22 Gebruiksmogelijkheden
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.23 Hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.24 Horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.25 Mantelzorg
het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;
1.26 Overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.27 Seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksinrichting, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.28 Straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.29 Uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.30 Woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.31 Woonhuis
een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.32 Woonsituatie
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 De dakhelling
de hoek van het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
Met daarna ondergeschikt:
- b. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Verkeer
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Parkeren,
Met de daarbijbehorende:
- b. groenvoorzieningen
4.1 Bouwregels
- a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuis, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
- 1. een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
- 2. mantelzorg;
- b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. tuinen en erven;
- d. groenvoorzieningen;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- g. water;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel tenzij het detailhandel bij een beroeps of bedrijfsactiviteit aan huis betreft, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de bedrijfsactiviteit of die binnen het beroep of de bedrijfsactiviteit vervaardigd worden.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 5.3 sub a. in die zin dat vrijstaande bijgebouwen bij een woonhuis worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
- 1. de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt;
- 2. de oppervlakte ten behoeve van mantelzorg ten hoogste 60 m² bedraagt;
- 3. het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast;
- 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt;
- 5. binnen 3 maanden na beëindiging van de mantelzorg de voorzieningen worden verwijderd.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Parkeren
7.2 Bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, alsmede erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits:
- de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
7.3 Maximale bouwhoogte van gebouwen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen, worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:
- a. de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 10 m² bedraagt;
- b. de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
- c. de verhoging leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Parkeren
8.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil;
- c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
- e. het gebruiken dan wel laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij de parkeergelegenheid die is vereist en aangelegd op grond van artikel 8.1.1 niet in stand wordt gelaten.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Bladstraat' van de gemeente Schagen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Leeswijzer
Dit eerste hoofdstuk is inleidend. De aanleiding en het plangebied zijn kort beschreven. Ook is het huidige bestemmingsplan benoemd en beschreven. Het tweede hoofdstuk geeft een korte omschrijving van het plan. Eerst wordt de huidige situatie beschreven. Daarna wordt de toekomstige situatie beschreven. Hoofdstuk 3 benoemt het relevante beleid. Het gaat hierbij om zowel beleid van het rijk, de provincie als de gemeente. Hoofdstuk 4 gaat in op verschillende omgevingsaspecten. Hierbij valt onder andere te denken aan ecologie, water, archeologie en luchtkwaliteit. Hoofdstuk 5 beschrijft kort de juridische aspecten van het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt onder andere de bestemmingsplanprocedure uitgelegd. In hoofdstuk 6 wordt ten slotte kort de uitvoerbaarheid, zowel maatschappelijk als economisch, besproken worden.
Voor het bestemmingsplan zijn veel onderzoeken gedaan. De resultaten worden besproken in hoofdstuk 4. In de bijlagen zijn de rapporten van de onderzoeken toegevoegd.
1.2 Aanleiding
De gemeente heeft op de hoek van de kruising van de Bogtmanweg en de Bladstraat in Tuitjenhorn grond in bezit. Op dit terrein heeft een gebouw gestaan van De Paddestoel. Dit was een kleuterschool. Dit gebouw is gesloopt in 2012. Sindsdien is het terrein niet ontwikkeld.
Dit terrein zal ontwikkeld worden als een woningbouwlocatie met acht woningen. Aanleiding om hier woningen te realiseren is de behoefte aan betaalbare woningen in Tuitjenhorn voor starters, senioren en eenpersoonshuishouden. Dit project voorziet hierin.
1.3 Plangebied
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt bij de kruising van de Bogtmanweg en de Bladstraat in Tuitjenhorn. Het is nu een grasveld, met aan de kant van de Bogtmanweg een bomenhaag. In de zomer wordt het terrein af en toe gebruikt voor activiteiten voor kinderen, zoals een timmerdorp. Op het parkeerplaats van de Sporthal De Groet worden voor het plan een aantal parkeerplaatsen gerealiseerd. De plekken waar deze parkeerplaatsen gerealiseerd worden, worden bij het plangebied gevoegd.
Ten oosten van het terrein liggen een aantal woningen en ook aan de zuidkant van de Bladstraat staan meerdere woningen. Ten westen van het plangebied ligt het Blanckendaellpark, ook zit hier een bollenbedrijf. Ten noorden van het plangebied ligt een parkeerterrein voor de sporthal en een groot park.
Figuur 1 Het plangebied
1.4 Geldende Regeling
Het gebied valt binnen het bestemmingsplan 'Tuitjenhorn', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Schagen op 25 februari 2014. Het gebied heeft nu de bestemming 'Maatschappelijk'. Dat betekent dat het hier niet toegestaan is om woningen te bouwen. Er is een wijzigingsbevoegdheid voor dit gebied in het plan opgenomen. Met deze wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming gewijzigd worden naar 'Wonen'. Er mogen dan minimaal 2 en maximaal drie woningen gerealiseerd worden.
De stukken plangebied die op de parkeerplaats van de sporthal De Groet liggen hebben de bestemming 'Sport'. Op deze bestemmingen is het toegestaan om parkeervoorzieningen te realiseren. Deze parkeervoorzieningen moeten dan wel ten bate van die bestemming zijn. Dat is hier niet het geval. De parkeervoorzieningen worden namelijk gerealiseerd ten bate van de nieuwe woningen. Deze gronden zullen dus een nieuwe bestemming krijgen zodat het toegestaan is om hier parkeerplaatsen te realiseren ten bate van de nieuwe woningen in het plan.
Het is de bedoeling dat er in dit gebied acht woningen gebouwd gaan worden. Dat is niet mogelijk met de wijzigingsbevoegdheid die in het bestemmingsplan staat. Daarom moet met een nieuw bestemmingsplan planologisch een regeling gemaakt worden waarin het mogelijk is om meer woningen te realiseren.
Figuur 2 De bestemmingskaart van het plangebied en de omgeving van het plangebied.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied ligt bij de kruising tussen de Bogtmanweg en de Bladstraat. Het is een grasveld. Aan de kant van de Bogtmanweg staat een bomenrij. Hier staat ook een WAS-paal. Dit is een luchtalarmeringspaal. Het is de bedoeling dat deze paal in de toekomst verwijderd gaat worden. Aan de noordkant van het parkeerterrein voor de sporthal ligt een voetpad. Hierachter ligt een groot park.
In de Bladstraat staan voornamelijk vrijstaande woningen. Ten noorden van het plangebied ligt een parkeerterrein voor een sporthal en een basisschool. De sporthal en de basisschool liggen ten noordoosten van het plangebied. Aan de westkant, de andere kant van de Bogtmanweg, ligt het dierenpark Blanckendaellpark. Ook grenst het plangebied aan deze kant aan een zadenbedrijf. Aan de zuidkant van het gebied liggen verschillende woningen.
2.2 Toekomstige Situatie
Het plangebied wordt ontwikkeld tot woongebied. Er kunnen 8 woningen komen. De woningen vallen in het goedkope segment. Het gaat hier om 4 rijwoningen, twee hoekwoningen en een twee-onder-een-kapwoning. De twee-onder-een-kapwoning wordt een levensloopbestendige woning. Er wordt een parkeerterrein gerealiseerd aan de achterkant van het perceel. Dit parkeerterrein krijgt een aansluiting op het parkeerterrein wat al aan de noordkant van het plangebied ligt. Op deze manier kan een goede en veilige aansluiting gerealiseerd worden. Zo zal ook voorkomen worden dat er een doorsteek ontstaat voor fietsers die vanaf de Bladstraat naar de sporthal willen. Bij de twee-onder-een-kap wordt de parkeergelegenheid op eigen erf gerealiseerd.
Aan de noordkant van het parkeerterrein voor de sporthal wordt het voetpad naar het noorden verplaatst en versmald. Op deze manier is er ruimte om langsparkeerplaatsen aan te leggen en de bomen die er nu staan te verplaatsen.
Om de bebouwing aan te laten sluiten op de omliggende bebouwing, word er in de bouwregels aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan 'Tuitjenhorn'. De bouwregels in dat bestemmingsplan gaan gelden voor het bestemmingsplan 'Bladstraat'.
Figuur 3 is een schets van een stedenbouwkundige studie zoals het plan er uit kan gaan zien. Dit is een schets op hoofdlijnen. Het uiteindelijke resultaat kan er anders uit komen te zien.
Figuur 3 Stedenbouwkundige studie.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Nationaal Beleid
3.1.1 Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (2012)
Op 13 maart 2012 is de “Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte” (SVIR) van
kracht geworden. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke-
en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft
het integrale kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met
ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve
inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Het Rijk zet in op topsectoren zoals
logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en voedsel. Dit zijn sectoren waar de kracht van Nederland in ligt ten opzichte van de internationale concurrentie.
Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie
rijksdoelen uitgewerkt:
- Vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk economische structuur van Nederland.
- Verbeteren van de bereikbaarheid.
- Zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in
de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de
diverse te onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale
overheden meer beleidsvrijheid gekregen op het terrein van de ruimtelijke
ordening. De reden hiervoor is dat het kabinet van mening is dat provincies
en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de
vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Hierdoor weten lokale overheden beter wat er in een bepaald gebied nodig is aan (ruimtelijke) ingrepen.
In dit bestemmingsplan spelen geen specifieke nationale belangen.
3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur
en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit
ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat de treden van de ladder moeten
worden doorlopen indien een ruimtelijke ontwikkeling een nieuwe stedelijke
ontwikkeling mogelijk maakt.
Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder wordt tevens een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke
en infrastructurele besluiten nagestreefd. De ladder is een hulpmiddel bij besluiten over nieuwe stedelijke ontwikkelingen.
Uit jurisprudentie van de Raad van State (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921, ABRvS 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953) blijkt dat bij woningbouw pas een project van 12 woningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Die projecten zijn ladderplichtig. Projecten die bestaan uit minder woningen worden niet gezien als stedelijke ontwikkeling en zijn dan ook niet ladderplichtig. In dit plan gaat het om slechts acht woningen. Dat betekent dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
De ladder van duurzame verstedelijking is hier dan ook niet van toepassing.
3.1.3 Wet Voortgang Energietransitie (2018)
Met deze wet is de aansluitverplichting op het gasnet vervallen. Dat betekent dat de huizen niet meer aangesloten zullen worden op het gas. Daarom os er een andere manier nodig is om aan de energiebehoefte van de woningen te voldoen. Dit bestemmingsplan zal niet voorschrijven op welke manier aan deze energiebehoefte moet worden voldaan.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2010)
De Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 21 juni 2010 de “Structuurvisie Noord-Holland 2040” vastgesteld. De structuurvisie is op 28 september 2015 voor het laatst geactualiseerd.
In de structuurvisie zijn de uitgangspunten en de sturingsfilosofie overgenomen uit het “Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord”, het voorheen geldende streekplan. In de structuurvisie geeft de provincie aan welke doelen zij zich in de periode tot 2040 stelt. Hoofddoel is dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.
De provincie Noord-Holland zet hiervoor in op compacte, hoogwaardige
en bereikbare steden omringd door aantrekkelijk recreatief groen.
De provincie wil steden optimaal benutten, landschappen open houden en
ruimte bieden aan economie en woningbouw.
Dit project valt binnen de kern van Tuitjenhorn. Het is nu een grasveldje met weinig economische of ecologische waarde. Met dit project wordt de grond weer gebruikt. Ook zal het open landschap door dit project niet worden aangetast. Het plan voldoet hiermee dus aan de structuurvisie van de provincie Noord-Holland.
3.2.2 Provinciale Ruimtelijke verordening (PRV) (2018)
Op 23 april 2018 is door de Provinciale Staten van Noord-Holland de nieuwe provinciale verordening vastgesteld. In deze verordening word de structuurvisie uitgewerkt in algemene regels. De PRV gaat over veel verschillende aspecten van de ruimtelijke ontwikkeling. Er wordt een belangrijk onderscheid gemaakt in ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied (BSG) en buiten bestaand stedelijk gebied. In principe is het de bedoeling dat nieuwe ontwikkelingen worden gerealiseerd binnen BSG. Het project Bladstraat ligt binnen BSG en voldoet dus aan deze voorwaarde.
Het project is ook niet in strijd met andere artikelen van de PRV.
3.2.3 Provinciale Woonvisie 2010-2020 (2010)
De provinciale woonvisie is een aanvulling op de structuurvisie van de provincie. In de woonvisie wordt de nadruk gelegd op de kwaliteit van de woningen en niet op de kwantiteit. De doelstelling in de woonvisie is het streven naar voldoende woningen in een aantrekkelijk woonmilieu met een passende kwaliteit in het jaar 2020. De woonvisie benoemt een drietal speerpunten . Deze drie punten zullen hieronder kort benoemd worden.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionaal Actieprogramma Wonen 2017-2020
In het Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP) worden regionaal afspraken gemaakt die nodig zijn om de woningmarkt in de kop van Noord-Holland toekomstbestendig te houden. Het gaat hier om een samenwerking tussen Texel, Den Helder, Hollands Kroon en Schagen. In het RAP gaat het zowel over de kwalitatieve als de kwantitatieve behoefte. In sommige gebieden daalt de bevolking, met name in Den Helder. In Schagen is hier geen sprake van. In deze gemeente is behoefte aan nieuwe woonruimte. In het RAP wordt gekeken naar de kwantiteit en de kwaliteit. Er ligt een nadruk op betaalbare woningen, duurzaamheid, welzijn, leefbaarheid, zorg en bereikbaarheid.
Het project Bladstraat gaat voor betaalbare en duurzame woningen. Door de ligging in Tuitjenhorn zijn zorg, leefbaarheid en bereikbaarheid gegarandeerd. Hiermee past het plan in het Regionale Actieprogramma Wonen.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Coalitieakkoord 2018-2022
In het coalitieakkoord is opgenomen dat er een groot tekort is aan woningen. Dit komt door een groeiend aantal inwoners, terwijl het aantal bewoners per woning daalt. Daarnaast is er een groeiende verhuisbeweging vanuit de regio Amsterdam. Door deze ontwikkelingen zijn er extra woningen nodig.
Het is de bedoeling dat er meer koop- en huurwoningen worden gebouwd voor alle inkomensgroepen. Het is daarbij van belang dat er genoeg starterswoningen zijn in alle kernen. Dit project zorgt voor extra starterswoningen in Tuitjenhorn. Dit is een van de doelstellingen van het coalitieakkoord.
3.4.2 Lokale woonvisie (2014)
Op 28 oktober 2014 heeft de gemeenteraad van Schagen de woonvisie vastgesteld.
De Woonvisie beschrijft de rol van Schagen in de regio en de provincie en hoe
onderling wordt samengewerkt om te komen tot een blijvend gezonde woningmarkt
in zowel stad, dorp als landelijk gebied. Samen met maatschappelijke
partners en de inwoners wil Schagen de antwoorden vinden en een impuls geven
aan de vitaliteit en kracht van de gemeenschappen in de kernen. Hierbij
staat vraaggestuurd bouwen in de kernen centraal.
Tijdens het voorbereiden van het project aan de Bladstraat is er veel overleg geweest met de Dorpsraad en ook zijn er meerdere klankbordbijeenkomsten geweest. Op deze manier is samen met de gemeenschap in Tuitjenhorn tot een plan gekomen. Dit past goed in de woonvisie van de gemeente Schagen.
In de lokale woonvisie is opgenomen dat er behoefte is aan goedkope woningen. Dit plan voorziet in acht goedkopere woningen. Ook op dit onderdeel past het plan dus goed in de woonvisie van de gemeente Schagen.
3.4.3 Reisgids voor Ruimtelijke Ontwikkelingen (2015)
In de reisgids voor Ruimtelijke ontwikkelingen wordt aangegeven hoe de gemeente Schagen omgaat met ruimtelijke ontwikkelingen die niet passen binnen het bestemmingsplan. Er is een apart hoofdstuk voor wonen. Hierbij is er niet alleen aandacht voor gemeentelijk beleid, maar ook beleid van het Rijk en van de provincie worden hierin behandeld.
Er worden een aantal conclusies getrokken over de woningmarkt in de kop van Noord-Holland. Een van deze conclusies is dat er op korte termijn een tekort aan woningen in het woonmilieu 'dorps' gaat ontstaan. De planlocatie kan gezien worden als woonmilieu 'dorps'. Door op de planlocatie woningen te bouwen, kan het tekort aan woningen teruggedrongen worden.
3.4.4 Reisgids voor Ruimtelijke Kwaliteit (2016)
De Reisgids voor Ruimtelijke Kwaliteit geeft het welstandsbeleid van de gemeente Schagen weer. Er worden een aantal principes genoemd waaraan een bouwwerk moet voldoen. Er wordt aangegeven welk beleid geldt voor welk gebied. Het plangebied valt binnen het 'komgebied'. Voor het komgebied geldt een regulier welstandsniveau. Komgebieden zijn zorgvuldig vormgegeven, maar bezitten geen bijzondere cultuurhistorische waarden. Voor het plangebied gaat een beeldkwaliteitsplan gelden.
3.4.5 Kansenkaart Kernen 2017
In de Kansenkaart Kernen 2017 wordt voor alle kernen een ontwikkelrichting genoemd. Eerst wordt de geschiedenis van elke kern beschreven, daarna wordt er een beschrijving gegeven van de huidige situatie. Hierbij wordt gekeken naar verschillende aspecten. Zo wordt er gekeken naar de huidige woningvoorraad en de bevolkingssamenstelling. Ook wordt er gekeken naar de werkgelegenheid in de kernen en hoeveel forenzen er in elke kern zijn.
Als laatste wordt er een blik op de toekomst geworpen. Er wordt aangegeven wat er in de toekomst kan gebeuren om Tuitjenhorn leefbaar en meer aantrekkelijk te maken. Zo wordt er aangegeven dat er een participatietraject is en dat dit traject verder ontwikkeld moet worden. De ontwikkeling is met behulp van participatie tot stand gekomen. De Dorpsraad en de klankbordgroep zijn voortdurend betrokken geweest bij het proces.
In de Kansenkaart wordt aangegeven het bijna niet meer mogelijk is om Tuitjenhorn naar buiten toe uit te breiden. Als mogelijkheid om het dorp toch te laten groeien wordt inbreiding voorgesteld. Een aantal voorzieningen in het dorp, zoals de sportvelden, zouden naar buiten het dorp verplaatst kunnen worden. Op de vrijgekomen ruimte kan dan woningbouw plaatsvinden. Op de locatie van de Bladstraat stond eerder een gebouw van een kleuterschool. Dit gebouw is gesloopt en hier wordt nu woningbouw ontwikkeld. Daarmee is dit project een mooi voorbeeld van inbreiding.
3.4.6 Structuurvisie Harenkarspel (2009)
In de structuurvisie van de voormalige gemeente Harenkarspel worden een aantal aspecten benoemd met betrekking tot wonen. Het is de bedoeling dat er in het bouwprogramma een goede mix ontstaat van woningen voor starters, senioren en dat er een goede verhouding is tussen goedkoop, middelduur en duur. Het accent zal liggen op betaalbare en duurzame woningen.
In de structuurvisie wordt ook specifiek ingegaan op de situatie in Tuitjenhorn. Hierbij worden voor Tuitjenhorn (en Warmenhuizen) aantallen woningen genoemd die gebouwd kunnen worden tot 2030. Voor de inbreiding in Tuitjenhorn, wat dit project is, wordt een aantal van 30 woningen genoemd.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Duurzaamheid
In het coalitieakkoord 2018-2022 staat dat Schagen veel waarde hecht aan duurzaamheid. De gemeente wil in deze periode grote stappen zetten op weg naar een duurzame, energieneutrale gemeente. Het streven is dat alle nieuwbouwwoningen vanaf 2020 energieneutraal zijn. Dat betekent dat de woningen een energieprestatiecoëfficiént (EPC) hebben van nul of lager. Ook moeten woningen verplicht zonder gasaansluiting gebouwd worden.
De nieuwbouwwoningen zullen zo gebouwd worden dat ze zo energiezuinig als mogelijk zijn. Vanaf 2020 moet alle woningbouw voldoen aan de eisen van de bijna energieneutrale gebouwen (BENG). Het advies is om dit plan hier ook aan te laten voldoen.
Het veranderende klimaat zal invloed hebben op de leefomgeving. Om een duurzame leefomgeving te creëren zal hier rekening mee gehouden moeten worden. De klimaatverandering zal invloed hebben op de waterhuishouding. Er zullen langere periodes van droogte komen en de buien zullen zwaarder worden. Hier zal in het plangebied rekening mee worden gehouden. Dit zal verder uitgewerkt worden in paragraaf 4.2.
Er zal ook rekening gehouden worden met het 'urban heat island'. Dit is een fenomeen dat het, zeker in de zomer, in een versteende omgeving warmer is dan in een niet versteende omgeving. Hierdoor kan het in een dorp of stad in de zomer vaak een paar graden warmer zijn dan op het platteland. Om dit te voorkomen, moet er genoeg groen aangelegd worden om zo de toenemende verharding te compenseren. In dit plan wordt hier rekening mee gehouden door een aantal bomen te planten. De bomen op de parkeerplaats die plaats moeten maken voor nieuwe parkeerplaatsen, worden binnen het plangebied gecompenseerd.
4.2 Water
4.2.1 Watertoets
De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater. In dit plan zijn niet alle thema's relevant.
4.3 Luchtkwaliteit
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. Deze wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.
Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit geldt onder andere voor woningbouwprojecten met minder dan 1500 woningen.
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) van minder dan 20 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 15 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus goed.
In dit project worden er acht woningen gebouwd. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
4.4 Wegverkeerslawaai
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavige situatie bedraagt 63 dB (binnenstedelijk gelegen woning). De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB.
Er is zowel onderzoek uitgevoerd naar de Bladstraat als naar de Bogtmanweg. De resultaten zijn te zien in onderstaand plaatje.
Figuur 4 Resultaten van akoestisch onderzoek.
De woningen aan de Bladstraat blijven binnen de norm van 48 dB op de gevel. De woningen aan de Bogtmanweg hebben een geluidsbelasting van 49 dB op de gevel. Hier is dus sprake van een overschrijding van 1 dB.
Omdat de voorkeurswaarde overschreden wordt, moeten er maatregelen genomen worden waarmee de geluidsbelasting gereduceerd kan worden. Hierbij zijn er drie verschillende maatregelen:
- a. Bronmaatregelen (bijvoorbeeld stiller wegdek of lagere intensiteiten)
- b. Overdrachtsmaatregelen (bijvoorbeeld schermen/wallen of in acht nemen grotere afstand)
- c. Maatregelen bij de ontvanger (bijvoorbeeld gevelisolatie).
4.4.1 Bron- en overdrachtsmaatregelen
Het plan ligt aan de kruising tussen de Bogtmanweg en de Bladstraat. Hierdoor is de aanleg van een stiller type asfalt civiel technisch niet te adviseren. Daarnaast stuit een dergelijke maatregel op financiële bezwaren, dit gezien de kleine overschrijding en het relatief kleine plan. Door de ligging bij het kruispunt is het ook niet logisch om een geluidsscherm te bouwen.
4.4.2 Maatregelen bij de ontvanger
Indien maatregelen ter vermindering van de geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of als er bezwaren van bijvoorbeeld financiële, stedenbouwkundige of verkeerskundige aard zijn en er een ontheffingsgrond aanwezig is, kan de gemeente besluiten om over te gaan tot het verlenen van hogere grenswaarden. In dit geval moet de nieuwe woning voldoen aan de grenswaarde voor het binnenniveau zoals bepaald in het bouwbesluit. Deze grenswaarde bedraagt 33dB. De gevelisolatie van de woning dient hier op afgestemd te zijn.
4.4.3 Conclusie
Ter plaatse van het plan wordt de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai op de woningen aan de Bladstraat niet overschrijven. Voor de woningen aan de Bogtmanweg wordt de voorkeursgrenswaarde met 1 dB overschreven. Hiervoor worden hogere grenswaarden vastgesteld.
Het gaat hier om zeven woningen die een hogere waarde krijgen van 49 dB. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning zal er in het kader van het bouwbesluit een toetsing van de binnenwaarde moeten gebeuren.
4.5 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie.
Voor een inzicht in de externe risico's in de omgeving van het plangebied is de risicokaart Noord-Holland geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het plangebied zich niet binnen het invloedgebied van risicobronnen bevindt.
Voor dit aspect zijn geen belemmeringen te verwachten.
4.6 Bodem
Er is een bodemonderzoek uitgevoerd conform de NEN 5740. Hierbij is de milieuhygiënische bodemkwaliteit van het plangebied vastgesteld. Ook is er een asbestonderzoek conform de NEN 5707 uitgevoerd.
4.6.1 Grond
In de puinhoudende kleiige bovengrond zijn licht verhoogde gehalten minerale olie en PAK gemeten. In de zintuigelijk schone klei en het zwak puinhoudend zand zijn geen van de onderzochte stoffen gemeten.
4.6.2 Grondwater
In het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan barium gemeten. De overig onderzochte stoffen zijn niet aangetoond.
4.6.3 Asbest
Bij het onderzoek is geen asbest aangetoond in de puinhoudende grond.
4.6.4 Conclusie
De onderzoeksresultaten geven vanuit de Wet Bodembescherming geen aanleiding tot het uitvoeren van een vervolgonderzoek. De resultaten vormen naar verwachting geen milieuhygiënische belemmering voor de voorgenomen plannen.
Het bodemonderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
4.7 Ecologie
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Er is een quick scan ecologie uitgevoerd. Bij een dergelijk onderzoek wordt door een deskundige beoordeeld of er kans is op aanwezigheid van beschermde soorten. Bij dit onderzoek wordt gelet op de structuur van de omgeving, aanwezige habitats en landschapselementen. Er wordt gezocht naar sporen van beschermde soorten.
Naast het veldonderzoek worden standaardbronnen gebruikt, in dit geval waarneming.nl.
4.7.1 Gebiedsbescherming
De planlocatie maakt geen deel uit van een Natura-2000 gebied, een natuurmonument of Natuur Netwerk Nederland-gebied, zoals te zien is op onderstaande afbeelding. Negatieve effecten op deze beschermde gebieden zijn niet aannemelijk of te verwachten.
De afstand tot het Natura 2000-gebied de Schoorlse Duinen is ruim 5 kilometer en tot het NNN-netwerk ruim 2 kilometer.
Figuur 5 Omgeving van het plangebied
4.7.2 Soortenbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.
Het grootste gedeelte van het plangebied is kortgemaaid productiegras. Er zijn geen strikt beschermde plantensoorten aangetroffen en deze zijn ook niet te verwachten. Vanuit flora is er geen ontheffing nodig in het kader van de Wet natuurbescherming.
In het plangebied kunnen de volgende grondgebonden zoogdieren voorkomen: haas, egel, vos, muis en marterachtigen. Dit zijn soorten die kenmerkend zijn voor een stedelijke omgeving. Deze zoogdieren zijn licht beschermd in het kader van de Wet natuurbescherming (derhalve geen ontheffingsplicht). Wel geldt de algemene zorgplicht.
In het gebied zijn geen watergangen. Hierdoor is de aanwezigheid van vissen uitgesloten. Ook is het gebied geen geschikt habitat voor amfibieën.
Tijdens het veldbezoek (na de broedperiode) zijn geen vogels gehoord of gezien op de planlocatie. In de haagstructuur aan de westzijde van het plangebied staan kleine, dunne bomen (zwarte elzen e.d.), struikgewas en klimop. In deze haagstructuur en in de bomen zijn geen restanten van nesten aangetroffen. De bomen zijn te dun om gebruikt te kunnen worden voor nestholtes. De solitaire bomen aan de noord- en zuidzijde van de planlocatie
bevatten evenmin restanten van nesten of nestholtes.
Er zijn geen waarnemingen van vleermuizen in het plangebied bekend. Mogelijk wordt het plangebied gebruikt als foerageergebied. Vleermuizen volgen tijdens foerageervluchten lijnvormige landschapselementen zoals de haagstructuur aan de westzijde van het plangebied. Door de werkzaamheden overdag uit te voeren, kan er geen verstoring van foeragerende vleermuizen optreden.
In het plangebied zijn geen beschermde planten of dieren waargenomen. Er zijn slechts sporen aangetroffen van een mol, een tabel 1 soort.
4.7.3 Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat er bij de ontwikkeling van het plangebied geen sprake is van een effect op beschermde soorten. Evenmin is een ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig voor de ontwikkeling van het plangebied.
Gezien de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen wordt aanbevolen om de werkzaamheden slechts overdag uit te voeren en geen gebruik te maken van extra verlichting.
De complete quick scan ecologie is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
4.8 Archeologie
4.8.1 Plangebied
Het perceel is momenteel in gebruik als grasveld en heeft een omvang van circa 1.870 m2. De exacte bodemingrepen zijn nog niet bekend. Tot 2012 heeft aan de noordzijde van het plangebied een schoolgebouw gestaan. Bij de sloop zijn de funderingen verwijderd. De houten palen zijn blijven zitten. De bovenkant van deze palen zit op circa 3 meter beneden het maaiveld. Na de sloop is het perceel gevlakt en ingezaaid met gras.
Het plangebied valt binnen het Bestemmingsplan Tuitjenhorn van de gemeente Schagen (vastgesteld 25-02-2014). In dit bestemmingsplan geldt binnen het plangebied een vrijstellingsgrens voor archeologisch onderzoek bij ingrepen kleiner dan 500 m2 en niet dieper dan 50 cm onder maaiveld (Waarde – Archeologie 2). De vrijstellingsgrens is uit de Beleidsnota Cultuurhistorie overgenomen. De vrijstellingsgrens wordt overschreden.
4.8.2 Archeologie
Op basis van het bureauonderzoek gold voor het plangebied een hoge verwachting voor vindplaatsen uit de Middeleeuwen. Gezien het ontbreken van bebouwing op historisch kaartmateriaal geldt volgens Archeopro hooguit een middelhoge verwachting. Op een eventueel aanwezige veraarde top van het veen kunnen ook resten uit de Ijzertijd en Romeinse tijd aanwezig zijn. Tijdens het booronderzoek zijn 15 boringen verricht. Veen is niet aangetroffen. Gezien de sterke mate van bodemverstoring en het ontbreken van archeologische indicatoren geven de resultaten van het booronderzoek geen aanleiding een archeologisch vervolgonderzoek te adviseren.
Het plangebied ligt ten westen van de historische kern van Tuitjenhorn. Ten westen van het plangebied liggen twee terpen die in de loop van de Late Middeleeuwen verlaten zijn. Op basis van historisch kaartmateriaal geldt een lage archeologische verwachting voor huisplaatsen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Bewoning op het veen (indien nog aanwezig) is mogelijk in de periode Ijzertijd tot en met Vroege Middeleeuwen B (900 voor Chr.). Voor deze perioden geldt een middelhoge archeologische verwachting. Tijdens het booronderzoek juist ten noorden van het plangebied zijn geen veenresten aangetoond in de ondergrond.
De ruilverkaveling in de jaren '50 en '60 van de 20ste eeuw heeft veel schade berokkend aan het bodemarchief. Daarnaast heeft de bouw en de sloop van de school het bodemarchief tot grote diepte verstoord.
Op basis van bovenstaande gegevens kan de middelhoge archeologische verwachting naar beneden worden bijgesteld: de kans op intacte resten is zeer klein.
4.8.3 Conclusie
Het plangebied heeft een omvang van circa 1.870 m2. De huidige vrijstellingsgrens wordt overschreden. Vanwege de aanwezige verstoringen kan de middelhoge tot lage archeologische verwachting naar beneden worden bijgesteld.
4.8.4 Advies
Aangezien het plangebied door de bouw en sloop van de school al tot grote diepte is verstoord is nader archeologisch onderzoek in het kader van de Archeologische Monumentenzorg niet noodzakelijk.
Archeologie West-Friesland adviseert de voorgenomen ingrepen vrij te geven met betrekking tot het aspect archeologie. Dit betekent dat de dubbelbestemming voor het plangebied kan komen te vervallen.
De voorgenomen ingreep is vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Ten behoeve van het doen van waarnemingen dient tezijnertijd in de omgevingsvergunning te worden opgenomen dat Archeologie West-Friesland toekomstige graafwerkzaamheden wil monitoren.
Voor het monitoren van de graafwerkzaamheden worden geen kosten in rekening gebracht en dit zal niet tot noemenswaardige vertragingen leiden. Vondstmateriaal dat bij het uitvoeren van het werk wordt aangetroffen is (conform de Erfgoedwet, § 5.4, artikel 5.10) eigendom van de Provincie Noord-Holland en zal door Archeologie West-Friesland worden aangeleverd aan het Provinciaal Depot van Bodemvondsten te Castricum.
Het is van belang dat Archeologie West-Friesland minstens een week van tevoren wordt geïnformeerd over de start van de werkzaamheden (archeologie@hoorn.nl / 06-11648953). Graag ontvangen wij de contactgegevens van de veroorzaker, zodat contact kan worden onderhouden over de voortgang.
De quick scan archeologie is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
4.9 Cultuurhistorie
Het gebied heeft geen hoge cultuurhistorische waarde. Op het perceel staan geen monumenten of karakteristieke gebouwen.
4.10 Hinder Van Bedrijvigheid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (zoals woningen) noodzakelijk. In de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) zijn richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en woningen opgenomen. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een rustige woonomgeving en een gemengd gebied. Dit gebied kan gezien worden als een gemengd gebied.
Ten oosten en ten zuiden van het plangebied liggen verschillende woningen. Aan de westkant liggen een zadenbedrijf en een dierentuin, het Blanckendaellpark. Ten noordoosten van het plangebied ligt een sporthal.
4.10.1 Het Blanckendaellpark
Een dierentuin is een milieucategorie 3.2-bedrijf en heeft een milieucontour van 100 meter. Het gaat hierbij om een geurcontour. Dit gebied is echter een 'gemengd gebied'. Dat betekent dat er in de milieucontouren een stapje terug mag worden gedaan. Hierdoor hoeft er niet gerekend te worden met een geurcontour van 100 meter, maar kan er gerekend worden met een geurcontour van 50 meter.
De dierenverblijven veroorzaken de geurhinder. Deze dierenverblijven liggen op ongeveer 70 meter van waar de huizen voor het project Bladstraat komen, zoals te zien is op onderstaande afbeelding. De geurcontour is hier 50 meter. Dat betekent dat een goed leef- en woonklimaat gegarandeerd kan worden aan de Bladstraat.
Figuur 6 Afstand van woningen tot aan de dierenverblijven
Volgens het bestemmingsplan kan het Blankendaellpark dierenverblijven of andere voorzieningen voor een dierentuin bouwen tot aan de Bogtmanweg. De Bladstraat komt dan wel te liggen in de geurcontouren van de verblijven die de geurhinder veroorzaken. Als het Blankendaellpark hier een vergunning voor aanvraagt, kunnen er echter maatwerkvoorschriften worden opgelegd om zo te garanderen dat er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat behouden blijft aan de Bladstraat. Daarnaast is de kans dat het Blankendaellpark uitbreidt richting de Bladstraat klein. Hiervoor moet namelijk de bedrijfswoning, zoals zichtbaar is op figuur 6, gesloopt worden.
4.10.2 Sporthal De Groet
Ten noordoosten van het gebied ligt een sporthal. Een sporthal heeft de milieucategorie 3.1 met een milieuzonering van 50 meter. Het gaat hier om de zonering voor geluid. Aangezien het een gemengd gebied is, is het mogelijk om een stap terug te doen in de milieuzonering. Dat betekent dat er een afstand van 30 meter moet worden aangehouden. De woningen komen op een afstand van meer dan 30 meter van de sporthal.
4.10.3 Kees Broersen Zaden
Ten noordwesten van het gebied ligt een zaadveredelingsbedrijf. Dit is een milieucategorie 2-bedrijf met een milieuzonering van 30 meter. Doordat het hier gaat om een gemengd gebied, kan er een afstandsstap terug worden gedaan. Dat betekent dat er een milieucontour van 10 meter geldt. Het bedrijfsgebouw ligt op bijna 55 meter van de mogelijk nieuwe woningen. Dat betekent dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor het plangebied niet in geding is.
Figuur 7 Afstand van woningen tot Kees Broersen Zaden
4.11 Verkeer
4.11.1 Parkeren
In het plan worden 8 nieuwe woningen gerealiseerd. Dat betekent dat er extra parkeerplaatsen zullen moeten worden aangelegd. De gemeente Schagen heeft in 2016 een 'Nota Parkeernormen Schagen 2016' vastgesteld. In deze nota is aangegeven hoeveel parkeerplaatsen er moeten komen bij een nieuwe ontwikkeling. Dit is verder uitgewerkt in een paraplubestemmingsplan 'Parkeren' wat is vastgesteld op 7 november 2017.
In de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016' is opgenomen hoeveel parkeerplaatsen er per initiatief ontwikkeld moeten worden. Hierbij zijn ook verschillenden normen voor verschillende soorten gebieden opgenomen.
Het plangebied valt binnen de zone 'Rest bebouwde kom'. De norm voor de twee-onder-een-kap is 2,2 parkeerplaatsen per woning. De norm voor de tussen- en hoekwoningen is 2,0 parkeerplaatsen per woningen. Dat betekent dat er in dit plan 16,4 parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden. Dit zal worden afgerond naar 17 parkeerplaatsen. Zes van deze parkeerplaatsen zullen gerealiseerd worden op het eigen erf. Dit zal het geval zijn bij de twee-onder-een-kap-woningen en bij een van de hoekwoningen. Parkeerplaatsen op eigen erf worden vaak niet volledig benut. Dit betekent dat er een extra parkeerplaats aangelegd zal moeten worden. Door de aansluiting van het parkeerterrein aan de achterkant van het plangebied op de huidige parkeerplaats voor de sporthal, verdwijnt er een parkeerplaats. Deze parkeerplaats moet gecompenseerd worden. Er moeten 18 parkeerplaatsen worden aangelegd. In het plangebied is ruimte voor 22 parkeerplaatsen.
De woningen aan de Bladstraat krijgen parkeerplaatsen op eigen erf. Aan de achterkant van het project wordt een parkeerterrein gerealiseerd. Dit parkeerterrein wordt aangesloten op het parkeerterrein van de sporthal De Groet. Er zijn dan nog niet genoeg parkeerplaatsen aangelegd.. Daarom is het plangebied uitgebreid met twee stukken van de parkeerplaats van de sporthal. Op een strook aan de noordkant van het parkeerterrein worden vier langsparkeerplaatsen aangelegd. Hiervoor wordt het voetpad versmald en verlegd. Hierdoor kunnen de bomen die nu op deze plek staan verplaatst worden. Ook wordt er op een andere plek op de parkeerplaats nog vier extra parkeerplekken aangelegd. Op deze plek staan nu twee bomen. Deze komen op een andere plek op de parkeerplaats terug. De berm die nu binnen het plangebied valt, wordt wel verhard.
Door het parkeren op deze manier te regelen, worden de parkeerplaatsen gerealiseerd, zonder dat dit ten koste gaat van bomen. Ook neemt de verharding niet noemenswaardig toe.
Figuur 8 Plaats van de parkeerplaatsen
In de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016' staat dat er bij de berekening van het benodigd aantal nieuwe parkeerplaatsen uit wordt gegaan van de huidige situatie, ongeacht of er een tekort aan parkeerplaatsen is of niet. Dat betekent dat bij een ontwikkeling er alleen parkeerplaatsen voor die ontwikkeling gerealiseerd hoeven te worden. In dit geval betekent het dat er alleen maar parkeerplaatsen gerealiseerd hoeven te worden voor de nieuw te bouwen woningen van het project Bladstraat. Een eventueel tekort aan parkeerplaatsen in dit gebied, waarvan tijdens de piekuren sprake is, hoeft niet opgelost te worden met dit plan.
Het parkeren zal voor dit bestemmingsplan geen belemmering vormen.
4.11.2 Openbaar vervoer
Het gebied is goed te bereiken met het OV. Vanuit Tuitjenhorn gaan er bussen naar Warmenhuizen, Alkmaar en Schagen.
4.12 M.e.r.
Er is voor dit bestemmingsplan geen m.e.r. nodig. In het Besluit milieueffectrapportage staat onder D.11.2 in welke gevallen een m.e.r. nodig is bij een stedelijke ontwikkeling. Hierbij gaat het onder andere over een project met een oppervlakte van meer dan 100 hectare of een aaneengesloten gebied met daarin 2000 woningen of meer. Dit project voldoet niet aan deze voorwaarden. Een m.e.r. is dus niet nodig.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn regels voor de (bestemmings)planprocedure opgenomen. De in de Wro en het Bro opgenomen procedure wordt voor het voorliggende bestemmingsplan gevolgd. Deze procedure zal beschreven worden in paragraaf 5.2.
Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de planregels het voor de burgers en ontwikkelaar bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan. Ook staat in de toelichting extra uitleg over bepaalde regels en bestemmingen.
5.2 Bestemmingsplanprocedure
In de Wro en het Bro zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure
vastgelegd. Hierin zijn drie fases te onderscheiden. Deze fases worden hier onder beschreven.
5.2.1 Voorbereidingsfase
De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een bestemmingsplan
onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke)
ontwikkelingen binnen de gemeente.
De gemeente stelt voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro haar voornemen beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden. De gemeente geeft een reactie op mogelijke inspraakreacties en verwerkt deze indien nodig.
In deze fase wordt veel overlegd met de buurt om zo input en draagvlak te krijgen. Er is een klankbordgroep waarmee met enige regelmaat overlegd is. Ook worden er meerdere informatieavonden georganiseerd .
5.2.2 Ontwerpfase
Deze fase zal deels tegelijkertijd zijn met de voorbereidingsfase. In deze fase zal er een ontwerpbestemmingsplan opgesteld worden. Nadat het ontwerpbestemmingsplan is goedgekeurd door het college van burgemeester en wethouders, wordt het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Dit zal via de wettelijke kanalen gecommuniceerd worden. Het plan zal dan ter inzage liggen op www.ruimtelijkeplannen.nl. De inzagetermijn is zes weken. Iedereen heeft dan de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen.
5.2.3 Vaststellingsfase
Als er zienswijzen binnenkomen, dan worden beantwoord in een nota van zienswijzen. Voor zover nodig, zal het bestemmingsplan aan de hand van de zienswijzen nog aangepast worden. Hierna stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan binnen ten hoogste twaalf weken vast. Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom ter inzage gelegd. Voor belanghebbenden bestaat gedurende een periode van zes weken na bekendmaking de gelegenheid om beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Belanghebbenden kunnen alleen beroep aantekenen als ze bij de ontwerpfase van het bestemmingsplan een zienswijze hebben ingediend. Als belanghebbenden kunnen aantonen dat ze niet in staat waren om een zienswijze in te dienen, dan kunnen ze ook beroep aantekenen.
Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de dag na het aflopen van de beroepstermijn. Een belanghebbende die een beroepsschrift indient, kan ook een verzoek om voorlopige voorziening indienen. Het besluit treedt dan niet na afloop van de beroepstermijn in werking.
5.3 Juridische Vormgeving
Het Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) voorziet in een standaardopbouw van een bestemmingsplan waarvan niet mag worden afgeweken. Bestemmingsplanregels zijn hierdoor altijd als volgt opgebouwd:
5.3.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Dit hoofdstuk bestaat uit twee artikelen: de begrippen en de wijze van meten. Dit houdt in dat belangrijke begrippen worden omschreven en dat nader wordt toegelicht hoe wordt gemeten. Hierdoor wordt verzekerd dat uiteenlopende interpretaties de naleving van de regels niet in de weg staan.
5.3.2 Hoofdstuk 2: bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de regels terug te vinden die gelden voor de verschillende bestemmingen. De verbeelding en regels van een bestemmingsplan vertellen in samenhang welke regels waar precies gelden.
5.3.3 Hoofdstuk 3: algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen. Hierbij wordt ingegaan op de anti-dubbeltelregel, de bouwregels, algemene gebruiksregels en afwijkingsregels.
5.3.4 Hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels
De regels van het bestemmingsplan sluiten altijd af met regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel. Het overgangsrecht wordt wettelijk voorgeschreven in artikel 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening en bevat daardoor altijd exact dezelfde formulering. De slotregel vertelt hoe een bestemmingsplan mag worden geciteerd.
5.4 Toelichting Op De Bestemmingen
5.4.1 Groen
Deze bestemming is voor de groenstrook langs de Bladstraat. Hier komt een natuurlijke afscheiding tussen de Bladstraat en het plangebied.
5.4.2 Verkeer
Deze bestemming is voor de grond die nodig is voor de extra parkeerplekken die worden aangelegd op het parkeerterrein voor de sporthal De Groet.
5.4.3 Wonen
Deze bestemming is voor woonhuizen. Op de verbeelding zal aangegeven worden hoeveel huizen hier maximaal gebouwd mogen worden. Ook zal op de verbeelding staan wat de maximale bouw- en goothoogte is.
Het gebruik van deze gronden ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis is toegestaan. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden. De totale beroeps- c.q. bedrijfsvloerenoppervlakte mag niet meer bedragen dan 30% van de totale gezamenlijke begane grond. Het zal op deze bestemming toegestaan zijn om bijgebouwen, zoals een schuur te bouwen.
Op de verbeelding zal, met behulp van een bouwvlak, aangegeven zijn waar de woningen gebouwd mogen worden.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1.1 Klankbordgroep
Er is een klankbordgroep opgesteld met verschillende mensen uit Tuitjenhorn. In de klankbordgroep zitten een aantal mensen die geïnteresseerd zijn in deze woningen. Daarnaast zitten er ook omwonenden in de klankbordgroep. Met deze klankbordgroep zijn verschillende sessies gehouden. Bij deze sessies is er veel input binnengekomen. Zo kwam het voorstel vanuit de klankbordgroep om de positionering van de woningen te veranderen.
Op 26 september is er een informatieavond georganiseerd. Hierbij werd niet alleen de klankbordgroep uitgenodigd. Ook omwonenden hebben een uitnodiging gekregen voor deze avond. Tijdens deze avond is het ontwerpbestemmingsplan gepresenteerd. De aanwezigen konden hier hun mening geven over het bestemmingsplan of over de schets van het plan. Op deze bijeenkomst waren veel positieve geluiden te horen. Er waren echter ook wat kritische geluiden en een aantal mensen hebben hun zorgen geuit over het parkeren. Een aantal mensen vond de uitrit van de parkeerplaats niet overzichtelijk. Dit kwam omdat het zicht op het pad dat naar de school leidt, slecht was door een tweetal bomen. Naar aanleiding van deze opmerkingen is besloten om deze twee bomen weg te halen.
Het conceptontwerpbestemmingsplan is op 29 oktober 2018 naar de wettelijke vooroverlegpartners gestuurd.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het onderhavige bestemmingsplan zijn bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorzien.
In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte
De grond waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft is eigendom van de gemeente. De kosten die samenhangen met de ontwikkelingen in de Bladstraat, komen voor risico en rekening van de partij(en) waaraan de grond wordt uitgegeven. Over de uitgifte en ontwikkeling van het perceel wordt een overeenkomst gesloten tussen de gemeente en de betreffende partij. In deze overeenkomst worden wederzijdse verplichtingen vastgelegd. Op basis van een haalbaarheidsstudie en de te maken afspraken met een aankopende partij is uitvoering van dit op ontwikkeling gerichte bestemmingsplan financieel uitvoerbaar.
Bijlage 1 Nota Van Zienswijzen
Bijlage 1 Nota van Zienswijzen
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek
Bijlage 4 Bodemonderzoek
Bijlage 5 Concept Watertoets
Bijlage 6 Reactie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Bijlage 6 Reactie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Bijlage 7 Quickscan Archeologie
Bijlage 7 Quickscan Archeologie