Spangerweg 23 / Molenbuurt 5
Bestemmingsplan - Gemeente Texel
Vastgesteld op 16-02-2022 - geheel onherroepelijk in werking
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Spangerweg 23 / Molenbuurt 5 met identificatienummer NL.IMRO.0448.BUI2021BP0001-va01 van de gemeente Texel.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0448.BUI2021BP0001-va01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aangebouwd bijhorend bouwwerk
een bijbehorend bouwwerk dat met minimaal één van de gevels tegen één of meer gevels van een ander gebouw, niet zijnde een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, is gebouwd, op een zodanige wijze dat een rechtstreekse, voor mensen toegankelijke, interne verbinding tussen beide gebouwen mogelijk is.
1.6 achtererf
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 m. van de voorkant van het hoofdgebouw of het dichtst bij de weg gelegen gebouw.
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met inbegrip van daarmee samenhangende activiteiten en andere activiteiten van ondergeschikte betekenis.
1.8 agrarisch bedrijfsgebouw
een gebouw dat door indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend gebruikt te worden voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.
1.9 agrarisch loonbedrijf
een bedrijf dat gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven of op de handel in produkten die rechtstreeks ten dienste staan van het agrarisch bedrijf, zoals een loonwerkbedrijf, (kunst)mestverzamel- en distributiebedrijf, of veevoederbedrijf en veeverzorgingsbedrijf, transportbedrijf voor agrarische producten, landbouwmechanisatiebedrijf en dergelijke bedrijven.
1.10 akkerbouw
vorm van landbouw, niet zijnde veeteelt, zoals akkerbouw, bollenteelt, vollegronds-groenteteelt, fruitteelt, boomteelt, (glas)tuinbouw.
1.11 ambachtelijke activiteiten
activiteiten ten behoeve van het beroepsmatig vervaardigen, herstellen of bewerken van producten, stoffen of goederen door middel van of overwegend door handwerk.
1.12 ambachtelijk bedrijf
inrichting ten behoeve van het beroepsmatig vervaardigen, herstellen of bewerken van producten, stoffen of goederen door middel van of overwegend door handwerk.
1.13 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.14 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde.
1.15 archeologische begeleiding
het uitvoeren en registreren van waarnemingen tijdens niet-archeologische bodemverstorende activiteiten, gericht op het vaststellen van aan- of afwezigheid van archeologische waarden op basis van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en onderzoeksdoelstellingen. Archeologische begeleidingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Conform de richtlijnen van de KNA zijn archeologische begeleidingen als alternatief voor proefsleuven of opgravingen alleen toegestaan in een beperkt aantal nauwkeurig omschreven situaties;
1.16 archeologisch monument
terrein dat op basis van de Monumentenwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument.
1.17 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door een erkende archeologisch partij, werkend volgens de geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
1.18 archeologisch plangebied
het archeologische gebied waarbinnen de feitelijke bodemingrepen plaatsvinden en waarvoor een vergunning wordt aangevraagd.
1.19 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.
1.20 archeologisch vooronderzoek
archeologisch vooronderzoek kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een vergunning kan worden verleend.
1.21 archeologische waarden
waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische betekenis van algemeen belang zijn.
1.22 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.23 bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is geörienteerd.
1.24 bedrijfsvloeroppervlakte bedrijven
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.25 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, van wie huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.26 beeldkwaliteitsplan
plan dat criteria en aanbevelingen bevat:
- met betrekking tot inpassing van ruimtelijke ontwikkelingen in relatie tot de karakteristieken, kernwaarden en kwaliteiten van een gebied; en
- met betrekking tot stedenbouwkundige en architectonische vorm, massa en (wegen-)structuur van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen;
met het doel de kernwaarden en kwaliteiten van een gebied van Texel te waarborgen bij ruimtelijke ontwikkelingen, alsmede de wijze waarop deze in hun omgeving worden ingepast, en dat juridisch onderdeel uitmaakt van het ruimtelijk plan waarop het betrekking heeft.
1.27 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis
een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit aan huis, genoemd in Bijlage 4, dan wel een naar de aard of de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.28 bestaand
ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet/Wabo aanwezige vergunde of legale bouwwerken en de werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp; ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod.
1.29 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.30 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.31 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.32 bijhorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of een ander bouwwerk, met een dak.
1.33 blokhut
een gebouw met een eenvoudige constructie en beperkte omvang ten behoeve van een recreatief nachtverblijf.
1.34 bodemingrepen
werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.
1.35 boomsingel
opgaande compacte beplanting van boomsoorten om of langs een terrein.
1.36 bosbouw
het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (één of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.
1.37 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.38 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.39 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.40 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.41 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.42 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.43 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.44 branchegerelateerde detailhandel
de verkoop van producten, afkomstig van het eigen bedrijf of een ander bedrijf in eenzelfde vakgebied, dan wel daaraan gerelateerde producten, aan consumenten (niet bedrijfsmatige gebruikers).
1.45 camper
een gemotoriseerd voertuig waarin voorzieningen voor dag- en nachtverblijf zijn getroffen en dat als zodanig over de openbare weg mag rijden.
1.46 caravan
een al dan niet uitklapbare wagen, gebouwd, ingericht en bestemd voor het kamperen, welke ingevolge het wegenverkeersreglement mag worden voortbewogen achter een motorvoertuig (toercaravan).
1.47 cultuur en ontspanning
een atelier, een bioscoop, een creativiteitscentrum, een dansschool, een museum, een muziekschool, een muziektheater, een sauna, een theater, en/of een naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening ten behoeve van cultuur en ontspanning;
1.48 cultuurhistorische waarde
de waarde, die wordt toegekend aan een gebied of bouwwerk op basis van de ter plaatse bestaande cultuurhistorische elementen: historische (steden)bouw, bovengrondse monumentenzorg, archeologische waarden, cultuurlandschap en historische geografie (landschappelijke elementen die het gevolg zijn van menselijk handelen in het verleden zoals bijvoorbeeld verkavelings-, beplantings-, en wegenpatronen).
1.49 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.50 dakhelling
de hoek, die het dakvlak of elk van de dakvlakken maakt ten opzichte van het horizontale vlak.
1.51 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.52 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg
een door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen ambtenaar, persoon of organisatie die voldoet aan de binnen de archeologische professie geldende opleidings- en ervaringseisen.
1.53 dienstverlening
het bedrijfsmatig verrichten van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.54 dierenverblijf
al dan niet overdekte ruimte waarbinnen dieren worden gehouden.
1.55 energiegewassen
energiegewassen zijn gewassen die speciaal geproduceerd worden om energie uit biomassa op te wekken.
1.56 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woonhuis of een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.57 evenement
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van bioscoopvoorstellingen, markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; onder evenement wordt mede verstaan een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht, een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg.
1.58 extensief dagrecreatief medegebruik
een medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar aard daarmee gelijk te stellen medegebruik.
1.59 familiehuis
een verblijfsrecreatief opstal voor kleinere groepen, zoals bijvoorbeeld een driegeneratie familie, meerdere gezinnen e.a., op een voor recreatieve doeleinden bestemd terrein.
1.60 folietunnel
een tijdelijk, demontabel ander bouwwerk van lichte constructie overtrokken met folie of daarmee gelijk te stellen materiaal ter bescherming van het kweekmateriaal.
1.61 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.62 gebruiksmogelijkheden
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken.
1.63 geluidsbelasting
de geluidsbelasting vanwege een weg.
1.64 gevoelige bebouwing
woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 Wet Geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen, met uitzondering van die gebouwen behorende bij de betreffende inrichting.
1.65 groepsverblijf
een gebouw ingericht voor de bedrijfsmatige verstrekking van logies aan groepen personen ten behoeve van recreatief verblijf, met daarbij behorende collectieve voorzieningen.
1.66 grondhoop
de volgens wettelijke eisen opslag van vrijgekomen grond van verschillende kwaliteitsklassen, die wordt opgeslagen ten behoeve van nuttig hergebruik. De opgeslagen grond moet van dezelfde of betere kwaliteit zijn dan de kwaliteit van de ontvangende bodem.
1.67 hogere grenswaarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelig objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.68 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.
1.69 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt , één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.70 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.71 hotelkamer
een kamer in een hotel waar je als gast verblijft. De hotelkamer beschikt over een bed, toilet, bad en /of douche, maar geen keuken
1.72 huishouden
een zelfstandig(e) dan wel samenwonende persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maakt van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree.
1.73 intensieve veehouderij
niet grondgebonden agrarische bedrijven die zelfstandig of als neventak (nagenoeg) geheel in gebouwen varkens, pluimvee, konijnen, vleeskalveren, pelsdieren en/of overige kleinvee houden. Het biologisch houden van dieren conform de landbouwkwaliteitswet, het kweken van vis, en het houden van melkvee en overige rundvee, geiten, schapen en paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.
1.74 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een camper, een caravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en dat gelet op zijn constructie, omvang en vorm geschikt is om te worden vervoerd.
1.75 kampeerterrein
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf.
1.76 keuken
een ruimte waarin mensen voedsel bereiden en waarbij meer voorzieningen aanwezig zijn dan de voorzieningen die zijn toegestaan in een kitchenette. In een keuken kunnen complete maaltijden worden voorbereid.
1.77 kitchenette
de maximale voorzieningen in een kitchenette bestaan uit een opstelplaats voor een aanrecht met een vloeroppervlakte tot maximaal 1,5m * 0,6m ten behoeve van een koffiezetapparaat, een waterkoker en een tafelmodel koelkast. Een kitchenette is niet bestemd voor het bereiden van complete maaltijden.
1.78 kleinschalig historisch medegebruik
kleinschalige activiteiten, die met name door de lokale bevolking uitgevoerd worden, op de wijze en in de mate zoals van oudsher gebruikelijk of van vergelijkbare aard en omvang.
1.79 kleinschalige duurzame energieopwekking
winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte.
1.80 kustverdediging
werken en werkzaamheden ten behoeve van het in stand houden van de waterkering.
1.81 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik.
1.82 logies met ontbijt
het bieden van de mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt, in de woning/wooneenheid, aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, waarbij dit ondergeschikt is aan de woonfunctie.
1.83 maatschappelijke voorziening
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening of een combinatie hiervan alsook productiegebonden detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.84 mantelzorg
het bieden van zorg aan hulpbehoevende(n) op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.85 milieusituatie
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkomen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling.
1.86 molenbiotoop
de omgeving waarmee een molen in relatie staat en welke van belang is voor de werking, de zichtbaarheid en het behoud van de molen.
1.87 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarden gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, voorkomende in een gebied. Onderdeel van de natuurwaarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming op basis van de Natuurbeschermingswet (Natura 2000 gebieden), de Ecologische Hoofdstructuur en het weidevogelleefgebied.
1.88 nevenactiviteiten
activiteiten die ruimtelijk in aard en omvang ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie ter plekke.
1.89 normaal onderhoud
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.
1.90 normtelling slaapplaatsen
maatgevend gemiddelde voor de bezetting van recreatieve verblijfsaccommodatie.
1.91 ondergeschikte horeca
horeca die ondergeschikt en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken, niet zijnde alcoholische dranken. Tot ondergeschikte horeca worden mede gerekend mobiele horecastands, drankautomaten en dergelijke.
1.92 opgraving
het opgraven van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
1.93 oppervlakte en diepte van de bodemingreep bij het bepalen van al dan niet vrijstelling van de vergunningsplicht
de gemeente beoordeelt of bouwplannen en voorgenomen werken vergunningplichtig zijn of deze vallen binnen de criteria voor vrijstelling. Daarbij wordt beoordeeld of de feitelijke bodemingreep ten behoeve van het gebouw of werk zowel de vrijgestelde oppervlakte als diepte van de betreffende beleidscategorie overschrijden. Is dit niet het geval dan is het betreffende gebouw of werk niet vergunningplichtig.
1.94 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.95 overkapping
elk overig bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.96 paardenhouderij
een bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen, stallen en verhuren, waaronder huifkarverhuur, van paarden en/of pony's.
1.97 paardrijbakken
paardrijdbakken zijn buitenrijbanen ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.
1.98 pavikiosk
een combinatie van strandpaviljoen en strandkiosk in één gebouw, waarbij het paviljoengedeelte en het kioskgedeelte van een pavikiosk twee gescheiden ruimten zijn met elk een eigen ingang en het voor het publiek niet mogelijk is om binnen het gebouw van het paviljoengedeelte in het kioskgedeelte te komen en andersom.
1.99 permanente bewoning
er is sprake van permanente bewoning wanneer de huurder of eigenaar van de woonruimte deze meer dan 180 dagen in een aaneengesloten periode van 360 dagen bewoont.
1.100 personeelsverblijf
een verblijfsruimte ten behoeve van tijdelijke huisvesting van eigen personeel dat over een arbeidscontract voor een periode korter dan een jaar beschikt.
1.101 plaggen
het verwijderen van de bovenste grondlaag met begroeiing.
1.102 plangebied
het gebied waarop het plan betrekking heeft.
1.103 plattelandswoning
een woning als bedoeld in de 'Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen (plattelandswoningen) hetgeen betekent dat deze woning ook door derden, niet werkzaam in het agrarische bedrijf, mag worden bewoond.
1.104 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.105 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.106 recreatieappartement
het geheel van bij elkaar behorende vertrekken als afzonderlijk gemeubilieerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw.
1.107 recreatief opstal
een recreatief (onderdeel van een) gebouw, niet staande op een recreatieterrein of deel uitmakende van een complex recreatieappartementen.
1.108 recreatief verblijf
verblijf uitsluitend gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding.
1.109 recreatieve slaapplaats
plaats om te slapen bestemd in het kader van recreatief verblijf.
1.110 recycling
het in een productieproces opnieuw verwerken van afval materialen voor het oorspronkelijke doel of voor andere doeleinden, met in begrip van organische recycling uitgezonderd terugwinning van energie.
1.111 reëel agrarisch bedrijf
er is sprake van een reëel agrarisch bedrijf als tussen de helft en een nagenoeg volledig ‘redelijk’ inkomen afkomstig is uit het bedrijf en/of tussen de helft en nagenoeg volledige arbeidsinzet van een volwaardige arbeidskracht aan het bedrijf besteedt wordt. Een reëel bedrijf heeft de potentie uit te groeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf.
1.112 relatie
een figuur dat afzonderlijk weergegeven (bouw)vlakken met elkaar koppelt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één (bouw)vlak.
1.113 restaurant
gebouw, ingericht en in gebruik voor de bedrijfsmatige verstrekking van maaltijden, dranken en dergelijke voor gebruik ter plaatse met bijbehorende verzorgende voorzieningen.
1.114 ruimte voor ruimte-regeling
regeling, gericht op een aantoonbare en duurzame verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door de bouw van een woning als compensatie voor de sloop van landschappelijke storende en/of niet passende bebouwing of functies onder de voorwaarde dat dit leidt tot een vermindering van het bebouwde oppervlak.
1.115 schapenboet
een voor Texel karakteristieke schuurvorm gekenmerkt door een vierkant-constructie van houten balken (gebinten), met een dak bestaande uit drie dakvlakken. Aan één zijde is het gebouw voorzien van een opgaande gevel die naar het noordoosten is gericht. Oorspronkelijk werden schapenboeten in de schapenhouderij gebruikt voor opslag en beschutting voor de schapen.
1.116 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.117 stacaravan/chalet
een zelfstandig, al dan niet verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen al dan niet met wielaswielen, dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken.
1.118 standplaats
een gedeelte van een terrein met een recreatieve bestemming waarop een (sta)caravan, camper of een tent mag worden geplaatst.
1.119 stolp
een voor Noord-Holland karakteristieke boerderij gekenmerkt door een vierkant-constructie van houten balken (gebinten), waarop een piramidevormig dak rust, al dan niet met een voorhuis.
1.120 strandhuisje
een gebouwtje dat uitsluitend gebruikt mag worden voor dagrecreatie op het strand.
1.121 strandkiosk
een gebouw voor de verstrekking van etenswaren en drinken om mee te nemen, niet voor gebruik ter plaatse, en voor de verkoop van strandartikelen zoals bijvoorbeeld speelgoed, verhuur strandartikelen en zonnebrandartikelen, geplaatst op het strand of in de nabijheid daarvan.
1.122 strandpaviljoen
een gebouw voor de verstrekking van etenswaren en drinken voor gebruik ter plaatse, in de vorm van een horecabedrijf, geplaatst op of in de onmiddellijke nabijheid van het strand.
1.123 strandpaviljoen - jaarrond
een strandpaviljoen in niet-permanente bebouwing (demontabel en verplaatsbaar binnen een bepaalde periode, die in overleg met het Hoogheemraadschap wordt bepaald), dat het gehele jaar op het strand mag blijven staan en het gehele jaar geopend dient te zijn.
1.124 strandrecreatie 1
zone waarbinnen de volgende bebouwing mag worden opgericht: strandhuisjes, sanitair en verkleedruimte, strandbewakingspost, beheer- en onderhoudsgebouw en (water)sportaccommodaties.
1.125 strandrecreatie 2
zone waarbinnen de volgende bebouwing mag worden opgericht: strandhuisjes, sanitair en verkleedruimte, strandbewakingspost en beheer- en onderhoudsgebouw.
1.126 tent
een in hoofdzaak uit textiel of uit andere daarmee gelijk te stellen materialen vervaardigd onderkomen bedoeld voor verblijfsrecreatie.
1.127 tijdelijk personeel / seizoenspersoneel
personeel dat over een arbeidscontract voor een periode korter dan een jaar beschikt.
1.128 tuinwal
een van oudsher op het Oude Land van Texel veel voorkomend landschapselement, in gebruik als terreinafscheiding, bestaande uit gestapelde graszoden, aan de basis ongeveer een meter breed en naar boven taps toelopend tot ongeveer 30 cm en ongeveer 1 meter hoog.
1.129 veeteelt
mede omvattend veehouderij, is een vorm van landbouw waarbij men dieren houdt voor het verkrijgen van melk, bont, vlees, wol, eieren of andere dierlijke producten, alsmede het fokken van dieren
1.130 veldschuur
solitaire schuur op agrarische gronden.
1.131 verbeelding
de kaarten van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 van de gemeente Texel, bestaande uit respectievelijk de kaarten 1 tot en met 70 alsmede het bij de kaart behorende renvooi (legenda)
1.132 verblijfsrecreatie
het recreatief doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken.
1.133 verkoop-vloeroppervlak
de totale oppervlakte van winkelvloeroppervlak, magazijn, sociale ruimte, entree en ruimte voor winkelwagentjes in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van detailhandelsactiviteiten.
1.134 vloeroppervlakte
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op de begane grond.
1.135 volkstuin
een perceel grond dat onderdeel uitmaakt van een volkstuincomplex en zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik.
1.136 volwaardig agrarisch bedrijf
er is sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf als een nagenoeg ‘redelijk’ inkomen afkomstig is uit het bedrijf en nagenoeg de gehele arbeidsinzet van een volwaardige arbeidskracht aan het bedrijf besteed wordt.
1.137 voorgevel
de naar de openbaar toegankelijke ruimte gekeerde gevel(s) van een (hoofd)gebouw.
1.138 voorkeursgrenswaarde
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.139 vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.
1.140 waarde - archeologie 1
gronden met een zeer hoge archeologische waarde die ex artikel 3 van de Monumentenwet door het Rijk zijn aangewezen als monument. Deze terreinen vallen buiten de bevoegdheid van de gemeente.
1.141 waarde - archeologie 2
gronden met een archeologische waarde zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart categorie 2.
1.142 waarde - archeologie 3
gronden met een hoge archeologische verwachting, mede gebaseerd op de cultuurhistorie zoals vermeld op de Archeologische Beleidskaart categorie 3.
1.143 waarde - archeologie 4
gronden met een gematigde archeologische verwachting zoals vermeld op de Archeologische Beleidskaart categorie 4.
1.144 webwinkel
een vorm van detailhandel waarbij het tonen van de producten en de transactie volledig online geschieden. Het ter plaatse afhalen van gekochte goederen is wel toegestaan.
1.145 windturbine
een turbine waarin winddruk wordt omgezet in mechanische energie.
1.146 windvang
de aan- en afvoer van wind.
1.147 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden.
1.148 wooneenheid
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden.
1.149 woonhuis
een gebouw dat een woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.150 woonsituatie
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.
1.151 zomerhuis
een verblijfsrecreatief gebouw op een voor recreatieve doeleinden bestemd terrein.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Peil
Bij de toepassing van deze regels wordt als peil aangehouden:
de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk of werk (bv. grondhoop) met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,50 meter ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten.
Indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil berekend als de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte omliggende terrein; incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten.
2.2 andere wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Oude Land
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch - Oude land aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarisch grondgebruik;
- een agrarisch grondgebonden bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak';
- agrarisch erf ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf';
- het wonen ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
- plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
met daaraan ondergeschikt:
- water(berging), in de vorm van sloten, kolken, plassen;
- bestaande wegen en bestaande paden;
- nutsvoorzieningen zoals kabels en leidingen;
- uitoefening van beroep aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals genoemd in Bijlage 2 in bijlagen bij de regels dan wel een activiteit die voor wat betreft aard en omvang gelijk te stellen is aan de in deze bijlage vermelde activiteiten;
- loonwerk;
- kleinschalige duurzame energieopwekking;
- extensief dagrecreatief medegebruik;
- bezoekboerderij, voor educatieve en culturele doeleinden met voldoende parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak of de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – erf’;
- onderzoek en ontwikkeling voor het agrarische bedrijf;
- winteropslag/stalling van boten, caravans en strandhuisjes;
- paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'Paardenhouderij';
- landschap en natuurbeheer;
- proeverij agrarische producten met voldoende parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak of de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – erf’;
- onderzoek en ontwikkeling met educatieve doeleinden;
- verwerking agrarische producten;
- verblijfsrecreatie in de vorm van logies met ontbijt;
en daarbij behorende:
- gebouwen en overige bouwwerken,
alsmede:
- een veldschuur ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch – veldschuur';
- een schapenboet ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch – schapenboet';
- een tuincentrum ter plaatse van de aanduiding 'Tuincentrum';
- een agrarische veldschuur met medegebruik huisvesting strandwachten ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van recreatie - strandwachten';
- verblijfsrecreatie indien in de maatvoering ' maximum aantal recreatieve opstallen' op de verbeelding is opgenomen dat een of meer recreatieve opstallen aanwezig mogen zijn;
- recreatieappartementen ter plaatse van de maatvoering 'maximum aantal recreatieve appartementen';
- vervallen zie artikel 3.7 h;
- plaatsing en exploitatie van een bio-vergistingsinstallatie ter plaatse van de aanduiding ‘Specifieke vorm van agrarisch – biovergistingsinstallatie’, met een capaciteit kleiner dan 100 ton/per dag;
- inpandige huisvesting voor tijdelijk personeel ten behoeve van het eigen, ter plaatse gevestigde, agrarische bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijf - inpandige personeelsverblijven'.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Bij de afweging van de hieronder genoemde afwijking(en), is het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied van de gemeente Texel, zoals opgenomen in bijlagen bij de regels, bijlage 1 steeds onderdeel van het toetsingskader.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 sub e , voor het bouwen van gebouwen op een grotere afstand, indien de noodzaak daarvan uit oogpunt van de bedrijfsvoering is aangetoond;
- het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 sub f voor de bouw van een eerste bedrijfswoning en onder de voorwaarde dat de aanvrager aantoont dat er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf en onder de voorwaarde dat de bedrijfswoning voldoet aan de bouwregels van Wonen;
- het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 sub l voor het bouwen van glaskassen, waarbij de maatvoering moet voldoen aan het volgende bouwschema:
gezamenlijke oppervlakte | bouwhoogte | goothoogte | dakhelling | |
glaskassen | max. 1.000 m² | max 10 m. | max 4,5 m. | min. 20° en max. 60° |
Hierbij geldt als voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden. Er geldt een verbod op nachtelijke lichtuitstraling vanaf 22:00 uur.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij de afweging van de hieronder genoemde afwijking(en), is het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied van de gemeente Texel, zoals opgenomen in bijlagen bij de regels, bijlage 1 steeds onderdeel van het toetsingskader.
Nevenactiviteiten
- Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 4.4 sub g in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een niet-agrarische nevenactiviteit in de vorm van de volgende nevenactiviteiten dan wel nevenactiviteiten die voor wat betreft aard en omvang hieraan gelijk te stellen zijn:
- zorg;
- kinderopvang.
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- de omvang van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf is minimaal die van een reëel agrarisch bedrijf;
- de agrarische hoofdactiviteit is aantoonbaar verzekerd voor ten minste vijf jaar na het verlenen van toestemming voor uitoefenen van de nevenfunctie door middel van een bedrijfsplan;
- de nevenactiviteiten blijven naar aard en uiterlijk een ondergeschikt onderdeel van de agrarische bedrijfsactiviteiten;
- de monumentale bebouwing moet behouden blijven;
- buitenopslag ten dienste van de nevenfunctie is verboden;
- er zijn voldoende parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak of de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf';
- het betreft gronden en/of bouwwerken binnen het bouwvlak;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
- de nevenactiviteit mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven en de woonfunctie van omliggende woningen niet beperken;
- de nevenactiviteit mag geen onoverkomelijke belemmeringen opleveren voor de verkeersfunctie, de milieuaspecten, de natuurwaarden en de landschappelijke waarden;
- er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, hiervoor kunnen nadere eisen in de omgevingsvergunning worden opgenomen;
- de veiligheidssituatie van de nieuwe functie voldoet aan de normen van de Veiligheidsregio voor wat betreft de aanrijdtijden van de hulpdiensten.
Opslag van mest
- Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 4.4 sub a in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak en de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf' worden gebruikt voor het opslaan van mest;
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en de nevenactiviteit mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven en de woonfunctie van omliggende woningen niet beperken;
- de nevenactiviteit mag geen onoverkomelijke belemmeringen opleveren voor de verkeersfunctie, de milieuaspecten, de natuurwaarden en de landschappelijke waarden;
- aangetoond is dat binnen het agrarische bouwvlak en/of de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch erf' geen ruimte is voor de opslag van mest;
- de oppervlakte in gebruik voor de opslag van mest bedraagt maximaal 750 m2.
Kamperen bij de boer
- Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 4.4 sub d, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'Kampeerterrein uitgesloten', in die zin dat ten behoeve van verblijfsrecreatie in het kader van kamperen bij de boer maximaal 15 kampeermiddelen worden geplaatst;
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- de kampeermiddelen mogen alleen geplaatst worden in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- er mogen uitsluitend tenten, campers en caravans geplaatst worden, gemeten zonder dissel niet langer dan 6,50 meter;
- de op het bouwvlak aantal aanwezige recreatieve opstallen wordt op het aantal kampeermiddelen in mindering gebracht;
- de kampeermiddelen dienen binnen het bouwvlak geplaatst te worden of ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf';
- het terrein moet qua inrichting aan onderstaande kwaliteitseisen voldoen:
- er zijn voldoende parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak of de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf';
- de afstand tussen de kampeermiddelen moet minimaal 5 meter bedragen;
- het terrein is goed landschappelijk ingepast, en wordt afgeschermd door een boomsingel van tenminste 5 meter breed;
- ten aanzien van de terreininrichting kunnen nadere eisen in de omgevingsvergunning worden opgenomen;
- er moet binnen het bouwvlak een bedrijfswoning aanwezig zijn;
- de omvang van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf moet minimaal die van een reëel agrarisch bedrijf zijn;
- de recreatie-activiteiten blijven naar aard en uiterlijk een ondergeschikt onderdeel van de agrarische bedrijfsactiviteiten;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en de nevenactiviteit mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven en de woonfunctie van omliggende woningen niet beperken;
- de nevenactiviteit mag geen onoverkomelijke belemmeringen opleveren voor de verkeersfunctie, de milieuaspecten, de natuurwaarden en de landschappelijke waarden;
- Na afgifte van deze omgevingsvergunning mag het totaal aantal 'slaapplaatsen voor kamperen bij de boer' het aantal van 3.000 niet overschrijden.
Huisvesting tijdelijk personeel in kampeermiddelen
- Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 4.4 sub h met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'Kampeerterrein uitgesloten', in die zin dat na afgifte van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3 lid 5 sub c geplaatste kampeermiddelen gebruikt worden ten behoeve van de huisvesting van tijdelijk personeel van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- het betreft alleen huisvesting van tijdelijk personeel dat over een arbeidscontract voor een periode korter dan een jaar beschikt en geen hoofdverblijf op Texel heeft;
- de huisvestingsmogelijkheden blijven naar aard en uiterlijk een ondergeschikt onderdeel van de agrarische bedrijfsactiviteiten en hebben een rechtstreekse relatie met de agrarische bedrijfsactiviteiten;
- de huisvesting mag geen onoverkomelijke belemmeringen opleveren voor de verkeersfunctie, de milieuaspecten, de natuurwaarden en de landschappelijke waarden.
Inpandige huisvesting tijdelijk personeel
- Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 4.4 sub e in die zin dat inpandige verblijven gerealiseerd worden voor huisvesting van tijdelijk personeel van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- het plaatsen van kampeermiddelen zoals bedoeld inartikel 3 lid 5 sub d biedt geen oplossing;
- het betreft alleen huisvesting van tijdelijk personeel dat over een arbeidscontract voor een periode korter dan een jaar beschikt en geen hoofdverblijf op Texel heeft;
- de huisvestingsmogelijkheden blijven naar aard en uiterlijk een ondergeschikt onderdeel van de agrarische bedrijfsactiviteiten en hebben een rechtstreekse relatie met de agrarische bedrijfsactiviteiten;
- de verblijfseenheden moeten voldoen aan onderstaande bouwvoorschriften:
- er moet sprake zijn van een centrale entree en keukenvoorziening. Indien dat vanwege de bouwkundige bestaande situatie onmogelijk is, dienen in elk geval zodanig voorzieningen getroffen te worden dat qua uiterlijk sprake is van bij elkaar horende verblijfseenheden;
- de capaciteit in de verblijven mag niet meer bedragen dan 20 personen;
- de gezamenlijke oppervlakte in gebruik voor huisvesting van seizoenspersoneel mag niet meer zijn dan 260 m², ofwel maximaal 13 m² per persoon;
- er zijn voldoende parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak of de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf';
- er moet binnen het bouwvlak een bedrijfswoning aanwezig zijn;
- de omvang van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf moet minimaal die van een reëel agrarisch bedrijf zijn;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en de huisvesting mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven en de woonfunctie van omliggende woningen niet beperken;
- de huisvesting mag geen onoverkomelijke belemmeringen opleveren voor de verkeersfunctie, de milieuaspecten, de natuurwaarden en de landschappelijke waarden.
Paardrijdbak
- Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde inartikel 3 lid 4.4 sub f in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van en gebruik als een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken;
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- de paardrijdbak mag uitsluitend worden aangelegd binnen het bouwvlak en binnen de aanduiding ´Specifieke vorm van agrarisch - erf´;
- de paardrijdbak sluit zoveel mogelijk aan bij de bestaande bebouwing;
- er is geen verlichting aanwezig na 22:00 uur;
- de oppervlakte van de paardrijdbak is maximaal 800 m², tenzij er sprake is van een agrarisch bedrijf in de vorm van een professionele paardenfokkerij, dan is de oppervlakte van de paardrijdbak maximaal 1.200 m²;
- de afschermende hekwerken zijn niet hoger zijn dan 1,50 meter;
- de paardrij-activiteiten blijven naar aard en uiterlijk een ondergeschikt onderdeel van de agrarische bedrijfsactiviteiten en hebben een rechtstreekse relatie met de agrarische bedrijfsactiviteiten;
- de afstand tot enige in de nabijheid gelegen woning van een derde is minimaal 100 meter;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en de paardrijdbak mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven en de woonfunctie van omliggende woningen niet beperken;
- de paardrijdbak mag geen onoverkomelijke belemmeringen opleveren voor de verkeersfunctie, de milieuaspecten, de natuurwaarden en de landschappelijke waarden.
Recreatieappartementen in stolp
- Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 4.4 sub d in die zin dat maximaal 4 recreatieappartementen in een stolpboerderij worden gevestigd;
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- het betreft een stolp met een monumentale status of het betreft een nieuw gebouwde stolp ter vervanging van een oude stolp;
- het authentieke uiterlijk van de stolp blijft behouden;
- de recreatie-activiteiten blijven naar aard en uiterlijk een ondergeschikt onderdeel van de agrarische bedrijfsactiviteiten en hebben een rechtstreekse relatie met de agrarische bedrijfsactiviteiten;
- de omvang van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf moet minimaal die van een reëel agrarisch bedrijf zijn;
- er moet binnen het bouwvlak een bedrijfswoning aanwezig zijn;
- de op het bouwvlak aanwezige slaapplaatsen in kampeermiddelen, die zijn toegestaan na toepassing van de afwijking in artikel 3 lid 5 sub c kamperen bij de boer, worden verminderd met de slaapplaatsen in appartementen die worden toegekend via deze afwijking: voor een kampeermiddel is de normtelling 3 slaapplaatsen en voor een appartement 5 slaapplaatsen;
- de oppervlakte van een recreatieappartement bedraagt minimaal 50 m² en maximaal 70 m²;
- na verlening van de omgevingsvergunning zijn maximaal 20 recreatieve slaapplaatsen toegestaan;
- er zijn voldoende parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak of de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf';
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en de appartementen mogen de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven en de woonfunctie van omliggende woningen niet beperken;
- de appartementen mogen geen onoverkomelijke belemmeringen opleveren voor de verkeersfunctie, de milieuaspecten, de natuurwaarden en de landschappelijke waarden;
- na afgifte van de omgevingsvergunning mag het gezamenlijk aantal slaapplaatsen van 45.000 op Texel niet overschreden worden;
Productie- en branchegerichte detailhandel
- Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 4.4 sub c in die zin dat ondergeschikte detailhandel op het bedrijf plaatsvindt;
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- het gaat uitsluitend om eigen vervaardigde, geteelde of branchegerelateerde producten;
- de detailhandelsactiviteiten blijven naar aard en uiterlijk een ondergeschikt onderdeel van de agrarische bedrijfsactiviteiten en hebben een rechtstreekse relatie met de agrarische bedrijfsactiviteiten;
- de detailhandel vindt plaats in de bestaande bebouwing;
- het verkoop-vloeroppervlak is maximaal 80 m²;
- er zijn voldoende parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak of de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf';
- de omvang van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf moet minimaal die van een reëel agrarisch bedrijf zijn;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en de detailhandel mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven en de woonfunctie van omliggende woningen niet beperken;
- de detailhandel mag geen onoverkomelijke belemmeringen opleveren voor de verkeersfunctie, de milieuaspecten, de natuurwaarden en de landschappelijke waarden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Bij de afweging van de hieronder genoemde wijzigingen, is het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied van de gemeente Texel, zoals opgenomen in Bijlage 1 in de bijlagen bij de regels steeds onderdeel van het toetsingskader.
Het plan kan worden gewijzigd in die zin dat:
Vergroting bouwvlak
- een bouwvlak wordt vergroot tot maximaal 1,5 hectare ;
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- de vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, waarbij deze noodzaak blijkt uit een bij de aanvraag in te leveren bedrijfsplan;
- uit het in te dienen erf- inrichtingsplan blijkt dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van erf, beplanting en bebouwing conform het Beeldkwaliteitsplan;
- de vergroting doet geen onevenredige afbreuk aan de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden;
- deze wijzigingsbevoegdheid is, gedurende de planperiode en over het gehele plangebied gezien, minder dan 47 keer toegepast.
De ligging van het bouwvlak
- een bouwvlak wordt maximaal 100 meter verschoven;
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- de verschuiving is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering of in het kader van natuurontwikkeling;
- de oppervlakte van het bouwvlak wordt niet vergroot;
- de verschuiving doet geen onevenredige afbreuk aan de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.
Paardenhouderij
- een aanduiding "Paardenhouderij" op de verbeelding wordt toegevoegd ter plaatse van een bouwvlak;
Hierbij gelden de volgende voorwaarden
- er zijn voldoende parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak of de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf';
- de paardenhouderij doet geen onevenredige afbreuk aan de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersfunctie, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.
Ligging en vergroting erf
- het opnemen van de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf' of het wijzigen van de ligging van de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf';
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- de aanduiding heeft een oppervlakte van maximaal 2 hectare;
- de aanduiding dient op en aansluitend aan het bouwvlak te liggen;
- de aanduiding is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering waarbij aangetoond moet worden dat voor de beoogde (neven)activiteiten, geen ruimte is binnen het bouwvlak;
- de opname van de aanduiding "Specifieke vorm van agrarisch - erf" doet geen onevenredige afbreuk aan de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersfunctie, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.
- uit het in te dienen erfinrichtingsplan blijkt dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van erf, beplanting en bebouwing conform het Beeldkwaliteitsplan.
Wonen - Vab
- na bedrijfsbeëindiging de bestemming "Agrarisch - Agrarisch Oude land" ter plaatse van een bouwvlak wordt gewijzigd in de bestemming Wonen - Vab;
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- na wijziging gelden de regels van de bestemming Wonen - Vab;
- alle gebruik en bebouwing in het gehele agrarische bouwvlak en de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf' van het voormalige agrarische bedrijf, worden meegenomen in de wijziging;
- het moet aannemelijk zijn dat de agrarische bebouwing binnen afzienbare tijd niet (meer) voor agrarische bedrijfsvoering gebruikt zal kunnen worden;
- de bestemmingsgrens wordt gelijkgesteld aan de grens van het betrokken perceel met een maximum van 5.000 m². Hierbij wordt de bestaande natuurlijke erfgrens zo veel mogelijk gevolgd. Binnen dit bestemmingsvlak wordt een passend bouwvlak ingetekend. De overige gronden houden een agrarische bestemming, of krijgen de bestemming tuin;
- minimaal 50 % van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, wordt gesloopt uitgezonderd de woning, de daarbij behorende bouwwerken toegestaan conform artikel Wonen, de eventueel aanwezige recreatieve opstallen en de eventueel aanwezige monumentale bebouwing;
- na toepassing van sub 5 mag maximaal 650 m² aan bebouwing aanwezig zijn uitgezonderd de woning, de daarbij behorende bouwwerken toegestaan conform artikel Wonen, de eventueel aanwezige recreatieve opstallen en de eventueel aanwezige monumentale bebouwing;
- in afwijking op bovengenoemde saneringsregeling onder sub 5 en 6 van dit artikellid mogen aanwezige karakteristieke architectuur-combinaties van woonhuis en bedrijfsgebouw in stand gehouden worden. Als deze later alsnog gesloopt worden, zal alsnog voldaan moeten worden aan de saneringsregeling uit sub 5 en 6 van dit artikel;
- uit het in te dienen erfinrichtings- en saneringsplan blijkt dat er sprake is van:
- sanering die voldoet aan het gestelde onder sub 5 en 6 van dit artikellid;
- een goede landschappelijke inpassing van erf, beplanting, verharding en bebouwing conform het Beeldkwaliteitsplan;
- de wijziging naar Wonen - Vab doet geen onevenredige afbreuk aan de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersfunctie, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.
Bedrijf - Vab
- na bedrijfsbeëindiging de bestemming "Agrarisch - Oude land" ter plaatse van een bouwvlak wordt gewijzigd in de bestemming Bedrijf - Vab;
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- na wijziging gelden de regels van de bestemming Bedrijf - Vab;
- alle gebruik en bebouwing in het gehele agrarische bouwvlak en de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf' van het voormalige agrarische bedrijf worden meegenomen in de wijziging;
- het moet aannemelijk zijn dat de agrarische bebouwing binnen afzienbare tijd niet (meer) voor agrarische bedrijfsvoering gebruikt zal kunnen worden;
- de bestemmingsgrens wordt gelijkgesteld aan de grens van het betrokken perceel met een maximum van 5.000 m². Hierbij wordt de bestaande natuurlijke erfgrens zo veel mogelijk gevolgd. Binnen dit bestemmingsvlak wordt een passend bouwvlak ingetekend. De overige gronden houden een agrarische bestemming of, als dat niet mogelijk is, krijgen de bestemming tuin;
- alle voormalige agrarische bedrijfsbebouwing boven de 650 m² dient te worden gesloopt, uitgezonderd de woning, de daarbij behorende bouwwerken toegestaan conform het artikel Wonen, eventueel aanwezige recreatieve opstallen, en de eventueel aanwezige monumentale bebouwing;
- indien minder dan 650 m² voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig is, behoeft er niet gesloopt te worden en geldt de bestaande oppervlakte als nieuwe maximale oppervlakte;
- in afwijking van sub 5 mogen, bij aanwezige karakteristieke architectuurcombinaties van woonhuis en bedrijfsgebouw deze in stand gehouden worden. Als deze later gesloopt worden, zal alsnog voldaan moeten worden aan de saneringsregeling uit sub 5 en 6 van dit artikellid;
- uit het in te dienen erfinrichtingsplan en saneringsplan blijkt dat er sprake is van:
- - sanering die voldoet aan het gestelde onder sub 5 en 6 van dit artikellid;
- - een goede landschappelijke inpassing van erf, beplanting, verharding en bebouwing conform het Beeldkwaliteitsplan;
- er zijn voldoende parkeervoorzieningen binnen het bestemmingsvlak;
- de wijziging naar Bedrijf - Vab doet geen onevenredige afbreuk aan de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersfunctie, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden;
- de veiligheidssituatie van de nieuwe functie voldoet aan de normen van de Veiligheidsregio voor wat betreft de aanrijdtijden van de hulpdiensten.
Ruimte voor Ruimte-regeling
- na bedrijfsbeëindiging de bestemming "Agrarisch - Oude land" ter plaatse van een agrarisch bouwvlak wordt gewijzigd in de bestemming Wonen waarbij een extra woonhuis of recreatief opstal geplaatst mag worden;
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- na wijziging gelden de regels van Wonen , waarbij de bestemmingsgrens gelijk wordt gesteld aan de grens van het betrokken perceel met een maximum van 5.000 m². Hierbij wordt de bestaande natuurlijke erfgrens zo veel mogelijk gevolgd;
- alle bedrijfsbebouwing, uitgezonderd de bestaande bedrijfswoning, de daarbij behorende bouwwerken en eventueel bestaande recreatieve opstallen, moet worden gesloopt;
- bij sloop van ten minste 1.200 m² aan bedrijfsgebouwen mag een nieuwe woning met bijbehorende bouwwerken of een nieuw recreatief opstal gebouwd worden, indien het gezamenlijke aantal slaapplaatsen van 45.000 op Texel niet overschreden wordt: voor een recreatief opstal is de normtelling 5 slaapplaatsen;
- de nieuwe woning dient te voldoen aan de bouwregels van artikel Wonen , de nieuwe recreatieve opstal dient te voldoen aan de bouwregels van artikel Recreatie - Recreatief opstal;
- in geval de te slopen bedrijfsgebouwen van twee locaties bij elkaar worden opgeteld om de oppervlakte van 1.200 m² te bereiken, bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van te slopen gebouwen binnen één bouwperceel minimaal 600 m² met dien verstande dat de bestemmingen van beide locaties waar gesloopt wordt, worden gewijzigd in de bestemming Wonen ;
- In geval de te slopen bedrijfsgebouwen van twee locaties bij elkaar opgeteld worden en de oppervlakte van 2.400 m2 bereikt wordt, dan mogen op beide locaties 1 extra woning of 1 recreatief opstal terug worden gebouwd;
- de oppervlakte van te slopen gebouwen telt uitsluitend mee voor zover deze gebouwen minimaal tien jaar agrarisch in gebruik zijn geweest;
- de wijziging naar Wonen doet geen onevenredige afbreuk aan de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersfunctie, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.
- uit het in te dienen erfinrichtingsplan blijkt dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van erf, beplanting en bebouwing conform het Beeldkwaliteitsplan.
Zonneakkers
- vervallen in verband met reactieve aanwijzing ex artikel 3.8 lid 6 Wro, d.d. 11 juli 2013 met kenmerk 65549/212476.
Verplaatsen schapenboet
- een op de verbeelding aangegeven aanduiding "Specifieke vorm van agrarisch - schapenboet" verschoven wordt naar een andere locatie;
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- de schapenboet is niet te handhaven op de oorspronkelijke locatie;
- zoveel mogelijk van de oorspronkelijke materialen wordt gebruikt bij de herbouw op de nieuwe locatie;
- de nieuwe locatie heeft een afstand van ten minste 100 meter tot een bouwvlak;
- de verplaatsing van de schapenboet doet geen onevenredige afbreuk aan de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersfunctie, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.
Natuurontwikkeling
- gronden met de bestemming "Agrarisch - Oude land" gewijzigd worden in gronden met de bestemming "Natuur";
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- de natuurontwikkeling is ten behoeve van de uitvoering van de Ecologische Hoofd Structuur;
- de nieuwe natuur doet geen of geen onevenredige afbreuk aan de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, de milieusituatie, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden;
- na wijziging resteert een agrarisch areaal van minimaal 8.800 hectare op Texel.
Plattelandswoning
- op de verbeelding de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - plattelandwoning' wordt opgenomen.
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- de opname van deze aanduiding doet geen onevenredige afbreuk aan de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersfunctie, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.
Biovergistingsinstallatie
- een aanduiding "Specifieke vorm van agrarisch – biovergistingsinstallatie" wordt opgenomen.
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- De te vergisten co-substraten zijn afkomstig van Texel. In principe komen hiervoor alle mogelijk te vergisten producten in aanmerking, behalve speciaal daarvoor geproduceerde gewassen. Het digestaat wordt, uiteraard voor zover mogelijk, binnen de vigerende wet- en regelgeving op Texel toegepast;
- de exploitatie van biovergisters mag niet leiden tot toename van de aanvoer van mest/co-substraten naar Texel ten opzichte van de situatie bij het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
- de benodigde installaties voor de opwekking van bio-energie moeten worden geplaatst binnen het bouwblok;
- de verlening van de omgevingsvergunning doet geen onevenredige afbreuk aan de verkeerssituatie, de landschappelijke situatie en de natuurwaarden;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en de opwekking van de bio-energie mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven en de woonfunctie van de omliggende woningen niet beperken;
- het aantal aanduidingen binnen het plangebied mag niet meer bedragen dan 3;
- de procedure wordt niet eerder gestart dan nadat de raad daarvoor toestemming heeft gegeven.
Wijziging stolp naar wonen
- op de verbeelding een aanduiding ‘Specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning’ wordt opgenomen;
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- de stolp betreft een voormalige agrarisch bedrijfsgebouw met een monumentale status, gelegen in een bouwvlak met een agrarische bestemming;
- de wijziging is noodzakelijk voor het behoud van de stolp;
- het authentieke van de stolp blijft behouden;
- de stolp kan niet meer gebruikt worden ten behoeve van het bedrijf;
- een saneringsregeling van overtollige bedrijfsgebouwen kan onderdeel uitmaken van deze wijziging;
- uit een erfinrichtingsplan blijkt dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van erf, beplanting, verharding en bebouwing conform het Beeldkwaliteitsplan.
deze wijziging doet geen onevenredige afbreuk aan de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersfunctie, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.
Artikel 4 Recreatie - Recreatief Opstal
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie - Recreatief opstal aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen ten behoeve recreatief verblijf, in de vorm van één recreatief opstal;
met daaraan ondergeschikt:
- kleinschalige duurzame energieopwekking
en daarbij behorende:
- tuinen, erven en terreinen;
- overige bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 100 m² op locaties waar de grond nog niet verstoord is en waar dieper dan 0,50 meter wordt gegraven zullen uitsluitend worden gebouwd indien:
- door de werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, èn
- vooraf door de aanvrager van het bouwwerk een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overlegd waaruit blijkt dat de in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
- de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
- er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.
- in het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen Burgemeester en Wethouders aan de in artikel 5 lid 2 sub a bedoelde bouwwerken te verlenen omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de bouw die tot de bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Funderingswerken zoals heiwerken en balkenfunderingen zolang het gezamenlijke oppervlakte van de aan te brengen constructies en bijbehorende leidingstroken in de ondergrond niet meer dan 5% van het totaal oppervlak van het betreffende bouwwerk beslaat.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen wanneer de feitelijke archeologische situatie daartoe aanleiding geeft. De begrenzingen van de diverse gebieden mag dan aangepast worden.
3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing;
Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- het storten van puin en afvalstoffen;
- de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
- het gebruik ten behoeve van prostitutie of seksinrichting;
- het gebruik van gronden voor opslag van aan het gebruik onttrokken werktuigen, gereedschappen en materialen en overigens al hetgeen niet in overeenstemming is met de krachtens de bestemming toegelaten activiteiten.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Algemeen
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in dit plan in die zin dat:
- niet voor bewoning bestemde bouwwerken van geringe omvang gebouwd mogen worden ten behoeve van een publieke dienst, zoals wachthuisjes, telefooncellen, transformatorhuisjes, schakelkasten, gemaaltjes, toiletten en bedieningshuisjes. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- de hoogte van het bouwwerk bedraagt maximaal 5 meter;
- de inhoud bedraagt maximaal 50 m3;
- de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 1 meter;
- de dakhelling van gebouwen en/of overkappingen wordt verlaagd en/of verhoogd, mits:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden;
- tijdelijke opslag van materialen voor het uitvoeren van waterstaatkundige werken die noodzakelijk zijn voor de kustverdediging wordt toegestaan;
- een antenne wordt gebouwd die noodzakelijk is voor het VDF-luchtvaartbaken, tot een hoogte van 10 meter;
- een antenne wordt gebouwd die noodzakelijk is voor het MF/HF radiotelefonie-communicatiesysteem (communicatie met schepen en vliegtuigen) dat gebruikt wordt door de Kustwacht voor het bewaken van de veiligheid op de Noordzee, in de nabijheid van de vuurtoren, tot een hoogte van 20 meter;
- tijdelijk afgeweken mag worden van de gebruiks- en bouwregels ten behoeve van het houden van een evenement.
8.2 Toetsing
Bij de afweging van de afwijking(en), zoals hierboven genoemd is het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied van de gemeente Texel, zoals opgenomen in Bijlage 1 in bijlagen bij de regels, steeds onderdeel van het toetsingskader.
De omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien hierdoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en opstallen of de waarden van omliggende gronden.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Wijziging van een bestemming ten behoeve van een seksinrichting
Bij de afweging van de hieronder genoemde wijziging(en), is het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied van de gemeente Texel, zoals opgenomen in Bijlage 1 in bijlagen bij de regels, steeds onderdeel van het toetsingskader.
Het plan kan gewijzigd worden in die zin dat de bestemming van gronden of gebouwen wordt gewijzigd in de bestemming "Cultuur en Ontspanning - Seksinrichting" voor de vestiging van een prostitutiebedrijf en/of als seksinrichting;
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- op het moment van aanvraag zijn nog geen van de in dit plan opgenomen gronden of gebouwen gewijzigd ten behoeve van de prostitutie en/of als seksinrichting;
- de prostitutie en/of seksinrichting vindt binnen de bestaande bebouwing plaats;
- de prostitutie of seksinrichting doet geen onevenredige afbreuk aan de openbare orde, de woonsituatie en de verkeerssituatie;
- er zijn voldoende parkeervoorzieningen binnen het bestemmingsvlak;
- Er is maximaal één seksinrichting op Texel toegestaan.
9.2 Uitbreiding aantal recreatieve opstallen
Bij de afweging van de hieronder genoemde wijziging, is het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied van de gemeente Texel, zoals opgenomen in Bijlage 1 in de bijlagen bij de regels, steeds onderdeel van het toetsingskader.
et plan kan gewijzigd worden in die zin dat het in de maatvoering "maximum aantal recreatieve opstallen" vermelde aantal mag worden uitgebreid met 25%. Indien het aantal in de maatvoering 3 is, wordt de uitbreiding naar boven afgerond en wordt het getal veranderd in 4;
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- het totaal aantal recreatieve slaapplaatsen op Texel, volgens de gemeentelijke slaapplaatsentelling is na wijziging niet hoger dan 45.000;
- er is sprake van een aantoonbare ruimtelijke kwaliteitsverbetering voor het gehele terrein en voor alle gebruikers ervan;
- de uitbreiding houdt geen nieuwe ontwikkeling in, maar is een afronding van het bestaande terrein;
- het terrein waarvoor de uitbreiding wordt aangevraagd, heeft nog niet eerder van de uitbreidingsmogelijkheid gebruik gemaakt in de planperiode van de voorloper van dit bestemmingsplan of de voorbereidingsperiode daarvan;
- binnen 5 jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan moet een verzoek tot uitbreiding worden ingediend, waarbij uitgifte op volgorde van binnenkomst wordt behandeld;
- binnen 7 jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan moet een ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen zijn ingediend;
- binnen 10 jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan moet de uitbreiding zijn gerealiseerd;
- de uitbreiding doet geen onevenredige afbreuk aan de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.
9.3 Verschuiving bestemmingsgrenzen ten behoeve van fiets- wandel- en ruiterpaden
Bij de afweging van de hieronder genoemde wijziging, is het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied van de gemeente Texel, zoals opgenomen in Bijlage 1 in bijlagen bij de regels, steeds onderdeel van het toetsingskader.
Het plan kan gewijzigd worden voor de noodzakelijke verbreding van een wegprofiel ten behoeve van de aanleg van een fiets-, wandel- of ruiterpad met maximaal 15 meter.
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- als voor de aanleg verwijdering van tuinwallen nodig is, wordt dat alleen toegestaan als tenminste eenzelfde aantal strekkende meters tuinwal opnieuw wordt aangelegd;
- de wegverbreding doet geen onevenredige afbreuk aan de woonsituatie en de verkeerssituatie.
9.4 Verschuiven bestemmingsgrenzen en/of bouwvlakgrenzen van de gronden vallend onder de bestemmingen 'Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatieve terreinen'
Bij de afweging van de hieronder genoemde wijziging, is het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied van de gemeente Texel, zoals opgenomen in bijlagen bij de regels, bijlage 1 , steeds onderdeel van het toetsingskader.
Het plan kan gewijzigd worden in die zin dat een op de verbeelding weergegeven grens van een bouw en/of bestemmingsvlak van de gronden vallend onder de bestemmingen ‘Recreatie – Verblijfsrecreatieve
gebouwen’ en ‘Recreatie – Verblijfsrecreatieve terreinen’, wordt verschoven.
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- de verschuiving bedraagt maximaal 100 meter;
- de verschuiving doet geen onevenredige afbreuk aan de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden vande omringende gronden en (agrarische) bedrijven, de milieusituatie, de woonsituatie en de natuurwaarden;
- de oppervlakte van het bouw- en of bestemmingsvlak blijft gelijk, de grond die daardoor vrijkomt van de recreatieve bestemming, krijgt de bestemming van de omringende gronden;
- de verschuiving gaat niet ten koste van het agrarisch areaal of het areaal aan natuurgebied.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Voldoende parkeergelegenheid
- Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of in gebruik genomen worden wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
- Bij de afweging omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
- Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 11 lid 1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 11 lid 1 sub a met maximaal 10%;
- artikel 11 lid 1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Eenmalige afwijking
Er kan eenmalig afgeweken worden van artikel 11 lid 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
artikel 11 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.4 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- artikel 11 lid 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Spangerweg 23 / Molenbuurt 5.
Bijhorend bij besluit van ...
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Initiatiefnemers hebben het voornemen om de bestemming van twee verschillende plangebieden met elkaar uit te ruilen. Molenbuurt 5 is een recreatief opstal bij het agrarisch bedrijf Molenbuurt 3. Op grond van het bestemmingsplan is hier ook één recreatief opstal toegestaan. Deze bestemming dient geruild te worden met de bestemming die geldt op de Spangerweg 23, namelijk: 'wonen'. Er is gekozen voor deze constructie van bestemmingswijziging omdat het de mogelijkheid biedt om het monumentale gebouw aan de Spangerweg 23 te kunnen beschermen. Spangerweg 23 heeft een bijzondere verschijningsvorm. Het is een van de laatst overgebleven woningen uit de wederopbouwperiode op Texel en is het behouden waard. De gemeente wil het gebouw op Spangerweg 23 aanwijzen als gemeentelijk monument. De aanwijzing als monument heeft tot gevolg dat in de toekomst geen sloop/nieuwbouw of wijziging van het pand mag plaatsvinden zonder een omgevingsvergunning voor het wijzigen van een monument.
Ter plaatse van de twee plangebieden geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Texel 2013' en het 'Reparatieplan Buitengebied' Het plangebied van Molenbuurt 5 heeft de bestemming 'Agrarisch - Oude land' met 'maximum aantal recreatieve opstallen: 1'. Ter plaatse van Molenbuurt 5 wordt de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' opgenomen en de aanduiding voor een recreatief opstal wordt van de verbeelding verwijderd. De gronden van Spangerweg 23 hebben nu de bestemming van 'wonen' en deze dienen te veranderen naar 'Recreatie - Recreatief opstal' en 'Agrarisch - Oude land'.
Voor beide gronden geldt dat er een bestemmingswijziging dient plaats te vinden. Het voorliggend plan beschrijft deze bestemmingswijziging.
1.2 Ligging Plangebied
Beide plangebieden liggen in het buitengebied van het Waddeneiland Texel, niet ver gelegen van het dorp De Waal. De Waal ligt in het midden van Texel en staat met 290 inwoners bekend als kleinste dorp van het eiland. Beide plangebieden liggen circa 2 km ten oosten van het dorp in het landelijk gebied. Hoewel beide plangebieden in hetzelfde omgeving liggen, zijn er op kleinere schaal toch enkele verschillen te onderscheiden. De ligging wordt per plangebied hieronder kort besproken
Molenbuurt 5
Het meest noordelijke plangebied ligt aan de Molenbuurt 5, een kleine rustige binnenweg. Het plangebied zelf is onderdeel van een groter geheel dat wordt gebruikt als fruitboomgaard. Met name appel- en perenbomen worden hier geteeld. Het plangebied vormt samen met de andere nabij gelegen agrarische gebouwen een boerenensemble.
Spangerweg 23
750 meter ten zuiden van het plangebied van de Molenbuurt 5, ligt Spangerweg 23. Dit plangebied wordt omgeven door een weids en open landschap en heeft daarmee een meer open karakter. Net zoals het plangebied van de Molenbuurt 5 is het plangebied van de Spangerweg 23 gelegen aan een landelijke weg.
De onderstaande figuren geven de ligging van het plangebied weer.

Figuur 1: ligging van beide plangebieden (rood omkaderd) (bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

Figuur 2: globale begrenzing plangebied - Molenbuurt 5 (rood omkaderd) (bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Geldend Bestemmingsplan
Beide plangebieden liggen binnen de plangrenzen van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Texel 2013' van de gemeente Texel (vastgesteld op 12 juni 2013) en het 'Reparatieplan Buitengebied Texel' (vastgesteld op 17 oktober 2018). Hieronder volgt per planlocatie een beschrijving van de bestemming. De navolgende afbeeldingen geven een impressie van het geldende bestemmingsplan voor beide planlocaties:

Figuur 4: bestemmingsplan Molenbuurt 5 'Bestemmingsplan Buitengebied, plangebied rood omkaderd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Molenbuurt 5
Voor Molenbuurt 5 geldt nu de enkelbestemming 'Agrarisch - Oude land'. Het grondgebied heeft ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Dergelijke gronden zijn mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. Op het bouwvlak van het plangebied geldt een 'maatvoering van wonen: 2', wat de maatvoering van de woning aangeeft (goot- en bouwhoogte).
In de toekomstige situatie dient ter plaatse van molenbuurt 5 de functieaanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' te worden opgenomen. De andere waarden zullen worden overgenomen. De aanduiding 'Maatvoering - maximum aantal recreatieve opstallen: 1' dient van de verbeelding te worden verwijdert.

Figuur 5: bestemmingsplan Spangerweg 23 'Bestemmingsplan Buitengebied, plangebied rood omkaderd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Spangerweg 23
Op het plangebied van Spangerweg 23 geldt op dit moment de enkelbestemming 'Wonen'. De voor wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor woonhuizen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning. Het grondgebied heeft ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Dergelijke gronden zijn mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. In de toekomstige situatie dient de bestemming van het plangebied te worden gewijzigd naar 'Recreatie - Recreatief opstal' en 'Agrarisch Oude land'
In het beoogde plan wordt de bestemming van beide planlocaties met elkaar uitgeruild. De bestemming voor beide locaties dient dus gewijzigd te worden. Daarom wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
1.4 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante beleid opgenomen. In hoofdstuk 4 komen de verschillende omgevingsaspecten aan de orde. Hoofdstuk 5 bevat vervolgens een juridische toelichting. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
2 Projectbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Omdat er twee verschillende plangebieden zal de huidige situatie van de beide plangebieden hieronder apart worden besproken.
Molenbuurt 5
Het plangebied van Molenbuurt 5 maakt onderdeel uit van een groter geheel. Direct ten zuiden van Molenbuurt 5 staat een agrarische bedrijfswoning (Molenbuurt 3) en een agrarische schuur (Molenbuurt 3A). Op het boerenensemble is onder meer het 'fruitbedrijf Molenbuurt' aanwezig. Het Fruitbedrijf Molenbuurt beheert de fruitboomgaard in het plangebied waar met name appels en peren worden geteeld en sappen van worden gemaakt. Op de onderstaande afbeelding is te zien dat het perceel waar de Molenbuurt 5 deel van uitmaakt uit meerdere gebouwen bestaat. De entree naar het plangebied is gedeeld met de gebruikers van de andere gebouwen. De fruitboomgaard wordt omsloten door struikjes en bomen. Het desbetreffende gebouw heeft nu een recreatieve bestemming maar wordt al jaren strijdig gebruikt als permanente woning.

Figuur 6: Molenbuurt bovenaf, beoogde woning rood omkaderd (Bron: google)

Figuur 7: Ver aanzicht Molenbuurt, gezien vanaf het noordwesten(Bron: google)
Spangerweg 23
Het plangebied op de Spangerweg betreft op dit moment een oud gebouw dat in 1945 is gebouwd als noodwoning en vormt met het gebouw op Spangerweg 21 en 22 een ensemble. De noodwoning is bijna nog geheel in originele staat en is daarmee een belangrijk onderdeel van de geschiedenis van Texel, zoals ook besproken wordt in toelichting paragraaf 4.3.2. Het gebouw staat op een open weide dat wordt gebruikt ten behoeve van begrazing van schapen. Parkeren gebeurt op eigen terrein.
Het gebouw van Spangerweg 23 heeft nu de bestemming 'Wonen'. Dit houdt in dat er op dit moment planologisch de mogelijkheid bestaat om het gebouw te slopen en om er een nieuwe woning van 150 m² met 100 m² aan bijbehorende bouwwerken neer te zetten. Het gehele bouwvlak bedraagt momenteel ca. 700 m².
Onderstaande figuren geven een impressie van de huidige situatie van het plangebied en omgeving.

Figuur 8: Spangerweg van bovenaf (plangebied rood omkaderd) (Bron: google)

Figuur 9: bestaande situatie Spangerweg, gezien vanaf het zuidoosten. Links Spangerweg 21, rechts Spangerweg 23 (Bron: google)
2.2 Toekomstige Situatie
In de toekomstige situatie zal de bestemming van beide gronden met elkaar geruild zijn. Dit houdt in dat de woning op Molenbuurt 5 de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' moet krijgen. De gronden op Spangerweg 23 dienen de bestemming 'Recreatie - Recreatief Opstal' en Agrarisch - Oude land' te krijgen aangezien deze woning zeer geschikt is als recreatief opstal. Het idee achter deze constructie is dat initiatiefnemer nu op planlocatie Molenbuurt 5 kan gaan wonen zonder dat dit in strijd is met het bestemmingsplan en dat Spangerweg 23 als vakantiewoning kan blijven worden gebruikt. Door de bestemming van de twee plangebieden uit te ruilen verandert het aantal toeristische accommodaties zowel als het aantal woningen in de gemeente niet. Het recreatieve gebruik van Spangerweg 23 wordt nu gedoogd in afwachting van deze planologische procedure.
Behalve de bestemmingswijziging wordt ook het gebouw op Spangerweg 23 vanwege haar cultuurhistorische waarde aangewezen als gemeentelijke monument. Door het plangebied op Spangerweg 23 een recreatieve bestemming te geven kan het historische gebouw beter beschermd worden. Het bouwvlak op het plangebied zal worden aangepast passend aan het historische gebouw zodat andere bebouwing op het plangebied niet meer nodig is. Daarnaast wordt het moeilijk om aanpassingen te doen aan een gebouw dat is aangewezen als gemeentelijk monument. De aanwijzing heeft tot gevolg dat in de toekomst geen sloop/nieuwbouw of wijziging van het pand mag plaatsvinden zonder een omgevingsvergunning voor het wijzigen van een monument.
3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI schrijft een toekomstperspectief met de ambities van het rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
- ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- duurzaam economisch groeipotentieel;
- sterke en gezonde steden en regio's;
- toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.
Planspecifiek
De aard en kleinschaligheid van de voorgenomen ontwikkeling maakt dat er, los van de ladder voor duurzame verstedelijking, geen raakvlak is met het Rijksbeleid. In toelichting paragraaf 3.1.3 wordt op de ladder voor duurzame verstedelijking ingegaan.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur respectievelijk bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 14 nationale belangen opgenomen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) zijn herbevestigd. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012, 1 juli 2014 en 1 juli 2016 op onderdelen aangevuld.
Het rijk kent volgens de SVIR 3 doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (tot 2028), te weten:
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
De voorgenomen ontwikkeling kent weinig tot geen raakvlak met de opgestelde nationale belangen. Vanuit het Barro zijn er geen specifieke randvoorwaarden voor dit plan.
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' die op 1 juli 2017 in werking is getreden.
De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, leden 2 - 4 Bro als volgt omschreven:
- De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
- Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
- Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Planspecifiek
Conform artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Bro wordt onder een 'stedelijke ontwikkeling' verstaan: een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien ligt vanaf 12 woningen. De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen.
In de beoogde ontwikkeling vindt er een uitruil plaats van de bestemming van twee plangebieden. Er wordt op beide planlocaties niet gebouwd of gesloopt. Bij de de beoogde ontwikkeling is dus niet sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Derhalve is het beoogde plan ook niet ladderplichting.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie NH2050
De Omgevingsvisie NH2050 'Balans tussen economische groei en leefbaarheid' is op 19 november 2018 vastgesteld door Provinciale Staten. Deze vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving.
De hoofdambitie is opgedeeld in de volgende aspecten met bijbehorende ambities:
Leefomgeving
- Klimaatverandering: een klimaat bestendig en waterrobuust Noord-Holland. Stad, land en infrastructuur worden klimaatbestendig en waterrobuust ingericht.
- Gezondheid en veiligheid: het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
- Biodiversiteit en natuur: de biodiversiteit in Noord-Holland vergroten, ook omdat daarmee andere ambities/doelen kunnen worden bereikt.
Gebruik van de leefomgeving
- Economische transitie: een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor. De provincie biedt ruimte aan ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten.
- Wonen en werken: woon- en werklocaties dienen beter met elkaar in overeenstemming te zijn. Woningbouw wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends.
- Mobiliteit: inwoners en bedrijven van Noord-Holland kunnen zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt verplaatsen.
- Landschap: het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.
Energietransitie
- De ambitie van de Provincie is dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal en gebaseerd is op hernieuwbare energie.
Daarnaast wordt er met de Omgevingsvisie NH2050 geprobeerd om een richting uit te zetten en houvast te bieden. Daarvoor wordt een aantal bewegingen voor de toekomst benoemd:
- Noord-Holland in beweging: Op weg naar een economisch duurzame toekomst.
- Dynamisch schiereiland: Benutten van een unieke ligging.
- Metropool in ontwikkeling: Vergroten agglomeratiekracht door het ontwikkelen van een samenhangend internationaal concurrerend metropolitaan systeem.
- Sterke kernen, sterke regio's: Sterke kernen houden regio's vitaal.
- Nieuwe energie: Economische kansen benutten van energietransitie.
- Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving: vergroten van biodiversiteit en ontwikkelen van een economisch duurzame agrifoodsector.
Er wordt in de Omgevingsvisie NH2050 uitgegaan van het principe ‘lokaal wat kan, regionaal wat moet’. Hierbij wordt gelet op de diversiteit aan regio's en wordt ruimte geboden aan maatwerk en ruimte om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving.
Planspecifiek
De ambitie van de provincie is onder andere het streven naar een goede balans tussen leefbaarheid en economische ontwikkeling. Om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te behouden en te versterken is een goed beheer van de bestaande kwaliteiten en het toevoegen van nieuwe kwaliteiten van belang. Er dient voldaan te worden aan de wettelijke basiskwaliteit voor een gezonde en veilige leefomgeving. De beoogde ontwikkeling betreft de uitruil van twee bestemmingen van plangebieden op Texel. Met de ontwikkeling kan de kwaliteit van accommodaties op Texel worden versterkt en leefbaarheid worden verbeterd en kan de cultuurhistorische woning op Spangerweg 23 in deze vorm behouden blijven. Gesteld kan worden dat het beoogde initiatief de ambities uit de Omgevingsvisie NH2050 niet schaadt.
3.2.2 Omgevingsverordening (Noord-Holland)
Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 22 oktober 2020 de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. In de Omgevingsverordening NH2020 zijn de eerste stappen gezet om de ambities, ontwikkelprincipes en sturingsfilosofie uit de Omgevingsvisie, vastgesteld op 19 november 2018, vorm te geven en wordt er een start gemaakt met werken in de geest van de Omgevingswet. Echter valt de Omgevingsverordening NH2020 nog onder de huidige wet- en regelgeving.
In de Omgevingsverordening NH2020 zijn alle regels van de provincie die gaan over de fysieke leefomgeving samengevoegd. Merendeel van de regels in deze verordening zijn vrijwel ongewijzigd gebleven ten opzichte van de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2010. Echter zijn een aantal onderdelen wel gewijzigd of nieuw. Belangrijke gewijzigde en nieuwe onderdelen zijn het Landelijk gebied, Bijzonder provinciaal landschap, de mogelijkheden voor kleinschalige woningbouw in landelijk gebied en de ruimte voor windenergie in de MRA regio. De omgevingsverordening heeft de volgende doelstellingen:
- het bereiken van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit te bereiken;
- het behoud en herstel van de biologische diversiteit;
- het in standhouden en doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.
Daarnaast is het doel om de provinciale regels in meer samenhang en op een meer overzichtelijke manier kenbaar te maken.
Planspecifiek
De beoogde ontwikkeling betreft de uitruil van de bestemming tussen twee plangebieden. Er zal geen sprake zijn van een toename van het aantal burgerwoningen in de regio. In artikel 6.10 van de Omgevingsverordening NH2020 wordt gesteld dat een ruimtelijk plan uitsluitend kan voorzien in een kleinschalige woningbouwontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakt schriftelijke afspraken. In toelichting paragraaf 3.1.3 is ingegaan op de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Hieruit blijkt dat het plangebied zich buiten het stedelijk gebied bevindt en is de behoefte aangetoond.
Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse van het werkingsgebied landelijk gebied moet ook worden gelet op de Landschap en Cultuurhistorie.
Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse van het werkingsgebied landelijk
gebied, wordt in het ruimtelijk plan, gelet op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie:
a. rekening gehouden met: de ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble en van de
toepasselijke provinciale structuren;
b. bij de inpassing betrokken: de kansen zoals beschreven bij de ambities en ontwikkelprincipes; en
c. bij de inpassing betrokken: de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van het toepasselijke
ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren.
In toelichting paragraaf 4.3.2 is verder ingegaan op de landschap en cultuurhistorie van de plangebieden.
Verder zijn er geen relevante aanvullende eisen ten aanzien van het voorgenomen plan vanuit de Omgevingsverordening NH2020 waarmee gesteld kan worden dat het plan in overeenstemming is met het provinciale ruimtelijke beleid.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Texel op Koers
Texel op Koers is de structuurvisie van de gemeente Texel (vastgesteld op 3 Maart 2009). In Texel Op Koers wordt de structuurvisie van Texel beschreven tot aan 2020. De gemeente streeft naar behoud van wat de moeite waard is om te behouden en naar vernieuwing waar dat kansen biedt om de positie van Texel te versterken. Bij alles wat de gemeente van plan is, gaan ze uit van de Texelse kernkwaliteiten of kernwaarden. Deze kernwaarden zijn:
- de rust en ruimte;
- de rijkdom aan natuur en cultuurlandschappen;
- de grote afwisseling van landschappen en landgebruiksvormen;
- de Texelse identiteit;
- het specifieke eilandkarakter;
- de nachtelijke duisternis; en
- de maritieme monumenten.
De gewenste ontwikkelingen van Texel tot 2020 wordt uitgewerkt aan de hand van drie hoofdlijnen:
- Economie;
- Ruimte en Milieu; en
- Vitale Samenleving.
Binnen de bovenstaande hoofdlijnen worden 20 verschillende onderwerpen besproken. Per onderwerp is beschreven hoe de gewenste toekomst eruitziet, welke ideeën, meningen en belangen er bij de burgers en organisaties leven en tenslotte welke beleidskeuze de gemeente heeft gemaakt en hoe ze die keuzen actief wil uitwerken.
Planspecifiek
Toerisme en recreatie
De gemeente beheert het aantal uit te geven rechten op slaapplaatsen. De gemeente ziet dan ook niet graag een uitbreiding van het aantal accommodaties, maar ziet juist liever een kwaliteitsverbetering.
Wonen
In de structuurvisie legt de gemeente uit dat er geen woningnood (dit is inmiddels anders) is op het eiland. Er zijn genoeg woningen op het eiland gebouwd, daarnaast was er de afgelopen jaren sprake van vergrijzing en ontgroening. Het aantal jongeren is de afgelopen jaren afgenomen en het aantal ouderen op Texel is juist toegenomen. De druk om nieuwe woningen te bouwen op het Texel ligt dus niet hoog. Toch is de gemeente ook actief als het gaat om de aanwijzing van nieuwe woonlocaties om de Texelse kernkwaliteiten te kunnen blijven handhaven. In het beoogde plan krijg het plangebied op Molenbuurt 5 de bestemming 'Agrarisch - Plattelandswoning'. Het plangebied van Molenbuurt 5 maakt onderdeel uit van een boerenensemble. In de structuurvisie is beschreven hoe wordt verwacht dat steeds meer boerenbedrijven zullen stoppen en dat deze geschikt kunnen worden gemaakt voor bewoning van één of meer gezinnen.
Uit de structuurvisie wordt duidelijk dat er geen toename van woningen wordt gestimuleerd in het buitengebied. Ditzelfde geldt voor het aantal toeristische slaapplaatsen die niet zozeer meer dient te stijgen. In het beoogde plan vindt de uitruil van twee verschillende bestemmingen plaats. Op deze manier vindt er geen uitbreiding van het aantal accommodaties plaats en woningen plaats. Gezien deze punten kan geconcludeerd worden dat het beoogde plan afgesteld is aan de structuurvisie van Texel.
3.3.2 Woonvisie Texel
Op 3 oktober 2016 is door de gemeente van Texel de woonvisie vastgesteld. Het doel van de woonvisie is om de Texelse bevolking naar wens en tevredenheid te laten wonen. Hierbij is aandacht voor belangrijke thema's zoals betaalbaarheid, bestaande voorraad en zelfstandig thuis blijven wonen van senioren. In de woonvisie worden de trends en ontwikkelingen op het gebied van wonen in Texel genoemd. Er wordt verder ingegaan op de woonvisie die Texel heeft. De Texelse woonvisie bestaat uit vier beleidslijnen:
1. Texel richt zich op de bestaande woningvoorraad
Het overgrote deel van de toekomstige woningen van Texel staan er nu al en nieuwbouw heeft hier maar een klein aandeel in. Nieuwbouw dient niet te gaan concurreren met de bestaande voorraad aan woningen.
2. Texel zet in op robuuste kernen
De samenhang tussen wonen en voorzieningen en relatie tot de leefbaarheid van Texel is een belangrijk thema. Uitstroom van huishoudens uit kernen kan de draagkracht onder voorzieningen in gevaar brengen. Daarom is het belangrijk om de aantrekkelijkheid van de kernen op peil te houden.
3. Texel richt zich op strategische programmering
Het totale aantal benodigde nieuwbouwwoningen wordt niet vastgelegd binnen de vastgestelde bestemmingsplannen. Er zal ruimte blijven voor marktinitiatieven en bewonersinitiatieven die aantrekkelijk en tegelijkertijd ook passen bij het Texelse woonbeleid. de gemeente wil 70% van de woningplannen vaststellen en 30% experimenteerruimte laten. Zo wil de gemeente ook de mogelijkheid bieden om (kleine) woningen samen te voegen of te splitsen of vergroten.
4. Texel maakt zich sterk voor betaalbaarheid en voor oudere en zorgdragende doelgroepen
De gemeente ziet zichzelf als verantwoordelijk voor de betaalbaarheid van woningen op Texel. Sommige doelgroepen hebben wat hulp nodig. Zo wil de gemeente sociale huurwoningen passend toewijzen, Doorstroming op de Texelse woningmarkt stimuleren, starters blijven helpen met de starterlening, voldoende levensloopbestendige woningen en huisvesting voor (tijdelijke) werknemers blijven aanbieden.
Planspecifiek
Bij de uitruil van de twee bestemmingen van de planlocaties zal de woningvoorraad op Texel niet toenemen. De uitruil van bestemming vindt plaats tussen twee planlocaties in het buitengebied van Texel. Er zal door de beoogde plan ontwikkeling geen sprake zijn van onttrekking uit de kernen van Texel. Een deel van de beoogde ontwikkeling is het bestemmen van wonen op Molenbuurt 5, er is geen sprake van nieuwbouw. De beoogde ontwikkeling bevindt zich niet direct in een raakvlak met de belangrijke thema's die zijn genoemd in de Woonvisie Texel. Gezien de genoemde punten kan geconcludeerd kan worden het beoogde plan in lijn is met de woonvisie van Texel.
3.3.3 Nota verblijfsrecreatie 2016
Deze nota (vastgesteld februari 2016) geeft invulling aan de nadrukkelijke wens van de gemeenteraad om te komen tot een breed gedragen beleid voor de verblijfsrecreatie. Het gaat niet om meer (van hetzelfde), maar om beter. Kwaliteitsverbetering staat dan ook voorop in toekomstige ontwikkelingen. Een aantrekkelijk en gevarieerd aanbod in de verblijfsrecreatie is noodzakelijk en gewenst, maar vraagt ook om economische mogelijkheden voor een rendabele exploitatie. Tegelijkertijd biedt het beleid ondernemers een 'routekaart' bij de ontwikkeling. Van nature zijn zij gewend om plannen te ontwikkelen, de financiering rond te breien en pas dan naar buiten te treden. De ervaring leert dat wanneer de gemeente er in een vroeg stadium bij wordt betrokken de kans van slagen groter is; er kan beter worden meegedacht met een constructievere samenwerking tot gevolg.
In de nota verblijfsrecreatie 2016 wordt ook dieper ingegaan op verplaatsing van slaapplaatsen en eventuele conversie naar een andere verblijfscategorie. Het verplaatsen van recreatieve slaapplaatsen leidt in veel gevallen tot een wenselijke kwaliteitsverbetering en biedt ondernemers meer mogelijkheden om te komen tot een rendabele exploitatie. Verplaatsing van bestaande recreatieve slaapplaatsen met de mogelijkheid tot conversie is mogelijk binnen de concentratiegebieden en aangrenzende recreatieve bestemmingen en de dorpskernen volgens het 'ja, mits'-principe indien:
- Dat het gaat om al gerealiseerde en bedrijfsmatig geëxploiteerde slaapplaatsen
- Texelse Kernwaarden via het Beeldkwaliteitsplan
- De motivatie en onderbouwing van de wijze waarop een plan voldoet aan de Texel Principes wordt bij de afweging beoordeeld
- Compensatie landbouwgronden (indien van toepassing)
- Verplaatsing geldt voor concentratiegebieden en aangrenzende recreatieve bestemmingen en de dorpskernen; deelverplaatsing geldt voor heel Texel op voorwaarde dat het tot minder verstening leidt
- De toekenning van een toeristische functie met recreatieve slaapplaatsen mag geen onevenredige afbreuk doen aan de ontwikkelings- en gebruiksmogelijkheden van omringende bedrijven en/of gronden, de milieu- of woonsituatie en natuurwaarden
- Proportionele kwaliteitsverbetering van alle locaties
- De verblijfsrecreatieve accommodaties moeten bedrijfsmatig worden geëxploiteerd
Planspecifiek
Met de beoogde ontwikkeling vindt de uitruil van twee bestemmingen plaats en daarmee ook een verplaatsing van slaapplaatsen. In het beoogde plan is rekening gehouden met de bovenstaande principes. De twee plangebieden liggen op een steenworp van elkaar verwijderd. Met de uitruil kan de monumentale waarde van het historische pand aan de Spangerweg 23 beter worden beschermd. Het pand aan de Spangerweg heeft op dit moment een woonbestemming en kent verder geen specifieke bescherming. In toelichting paragraaf 4.3.2 wordt de cultuurhistorische waarde van het pand aan de Spangerweg besproken en wordt duidelijk dat het pand een belangrijke cultuurhistorische waarde heeft voor Texel en Nederland. De uitruil van bestemmingen geeft de mogelijkheid voor de gemeente om de monumentale waarde van het pand te beschermen en behouden. Als het gaat om de kernwaarden van Texel geeft de gemeente in het beeldkwaliteitsplan onder andere aan dat: 'De rijkdom van natuurgebieden en van het cultuurland vormen een belangrijke aantrekkingskracht voor toeristen en bewoners. De cultuurhistorische waarden zijn van belang om de belevingswaarde van Texel te waarborgen'. Met onderhavig plan wordt de cultuurhistorische waarde gewaarborgd.
Alhoewel de beoogde ontwikkeling niet plaatsvindt binnen een van de toeristische concentratiegebieden is de beoogde ontwikkeling van groot belang voor het beschermen van het historische pand aan de Spangerweg. Zoals eerder vermeld bestaat in de huidige situatie planologisch de mogelijkheid om het gebouw te slopen en een veel grotere woning met bijbehorende bouwwerken terug te bouwen. Met beoogde ontwikkeling kan het gebouw beschermd worden voor toekomstige veranderingen. Daarnaast kan ook de kwaliteit van het landschap worden behouden. Er komen dus niet meer recreatieve slaapplaatsen. Er worden 5 recreatieve slaapplaatsen een steenworp afstand verplaatst en uitgeruild met een (plattelands)woning.
Derhalve kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling in lijn is met de Nota verblijfsrecreatie 2016.
3.3.4 Beeldkwaliteitsplan
Het beeldkwaliteitsplan Texel in ontwikkeling (vastgesteld in 2013) richt zich op de landschappelijke componenten en structuur van het buitengebied van Texel. Het beeldkwaliteitsplan biedt informatie en inzicht als hulp bij planvorming. In aanvulling op Beeld van Texel gaat het in woord en beeld nader in op de kernkwaliteiten van het eiland en noemt het de specifieke aspecten die van belang zijn. Texel wil zijn landschap verder laten uitgroeien. Op sommige plekken, bijvoorbeeld rond De Koog, is de natuur ‘dichtgeslibt’ met recreatieterreinen en liefdeloze bebouwing. Herstel met meer openheid en allure is hier het streven.
De provincie heeft op basis van de oorsprong, leeftijd en staat van de identiteit de landschappen van Noord-Holland onderverdeeld in identiteitstypen. Er zijn zeven typen onderscheiden, waarvan er op Texel vier voorkomen Romantische identiteit, Ontworpen identiteit, Natuurlijke identiteit en Potentie identiteit. Voor elk type is een strategie geformuleerd die ontwikkelingen in de gewenste richting stuurt. Voor Texel betekent dat: Consolideren, Continueren, Eren of Initiëren
Planspecifiek
Romantische identiteit
De twee plangebieden zijn beide onderdeel van een landschap met een romantische identiteit. Een romantische identiteit hebben landschappen met een grote sentimentele of nostalgische waarde. De landschappen zijn sterk beeldgericht, vaak historisch, als van oude landschapsschilderijen, ze zijn pittoresk. Het mooi en oud zijn (of lijken) is de pijler onder de identiteit van het romantisch landschap. Het onderhouden en herstellen en verder ontwikkelen van het pittoreske is primair doel. Dit betekent zorgvuldig omgaan met erfgoed, behoud speelt een grote rol. Toch is in deze landschappen ook veel ontwikkelingsruimte te vinden.
Belangrijk onderdeel van het beoogde plan is het beschermen van het historisch gebouw aan de Spangerweg 23 (bijlagen bij toelichting, bijlage 1). Het historisch gebouw kan met de bestemmingswijziging beter beschermd worden. Onder andere door het verkrijgen van een gemeentelijk monumentale status., maar ook omdat er geen 150 m2 woning en 100 m2 bijbehorende bouwwerken meer gebouwd kunnen worden. Op deze manier draagt de beoogde ontwikkeling in belangrijke mate bij aan het in stand houden van het open landschap (voorkomen van verstening) en blijft het ensemble met Spangerweg 21 en 22 in zijn huidige vorm behouden. Daarnaast wordt het voor de eigenaar mogelijk om geld te genereren en deze op een gepaste wijze te investeren in de onderhoud van het gebouw. Voor beide plangebieden geldt dat in de toekomstige situatie het romantische landschap word onderhouden.
Het Oude Land
De twee planlocaties zijn ook onderdeel van het gebied 'Het Oude Land'. Het Oude Land met de Hoge Berg als summum is de kern van Texel. Een vormingsgeschiedenis van meer dan 100.000 jaar en een bewoningsgeschiedenis van meer dan 10.000 jaar hebben een zeer gelaagd landschap opgeleverd met een enorme tijdsdiepte. Vooral op de Hoge Berg zijn er ondanks de ruilverkaveling die veel heeft doen verdwijnen nog van alle tijden sporen te vinden die samen een sterk herkenbaar ruimtelijk complex vormen. De grillige kavelstructuur, door de eeuwen heen gevormd. De nooit rechte wegen, soms dicht beplant, soms open. De losse landelijke korrels met groene voet van windsingels en bosjes die het landschap ruimtelijk zo afwisselend maken. De esthetische uitstraling en het historisch karakter van bebouwing is van heel Texel hier het grootst. De functiemenging is hoog. Naast reguliere bewoning en kleine op toerisme gerichte bedrijven zijn er ook grote moderne (agrarische) ondernemingen.
Voor de locatie aan de Spangerweg 23 geldt dat de tuinwallen als grens van het plangebied worden gehouden. Vroeger waren er op Texel geen bossen. Hout was schaars en duur, daarom is de tuinwal uitgevonden. Tuinwallen komen voornamelijk voor op het Oude Land van Texel en geven het eiland een heel eigen landschapsbeeld. De tuinwal wordt in het beoogde plan behouden.
De planlocatie aan de Molenbuurt 5 is onderdeel van een boerenensemble met een grote groene voet. De erven op het Oude Land vormen een belangrijk onderdeel van het landschap. Met hun erfbeplanting wordt het Oude Land ruimtelijk gevarieerd en ontstaat er een romantische sfeer. Op de oude erven neemt de beplanting veel plek in, de bebouwing in verhouding veel minder. Dit geldt ook voor het erf waar de planlocatie van de Molenbuurt 5 onderdeel van is.
Gezien de bovenstaande constateringen kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling in lijn is met het beeldkwaliteitsplan van Texel.
4 Randvoorwaarden Omgevingsaspecten
4.1 Milieueffectrapportage
De Omgevingsvisie NH2050 'Balans tussen economische groei en leefbaarheid' is op 19 november 2018 vastgesteld door Provinciale Staten. Deze vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving.
De hoofdambitie is opgedeeld in de volgende aspecten met bijbehorende ambities:
Leefomgeving
- Klimaatverandering: een klimaat bestendig en waterrobuust Noord-Holland. Stad, land en infrastructuur worden klimaatbestendig en waterrobuust ingericht.
- Gezondheid en veiligheid: het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
- Biodiversiteit en natuur: de biodiversiteit in Noord-Holland vergroten, ook omdat daarmee andere ambities/doelen kunnen worden bereikt.
Gebruik van de leefomgeving
- Economische transitie: een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor. De provincie biedt ruimte aan ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten.
- Wonen en werken: woon- en werklocaties dienen beter met elkaar in overeenstemming te zijn. Woningbouw wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends.
- Mobiliteit: inwoners en bedrijven van Noord-Holland kunnen zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt verplaatsen.
- Landschap: het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.
Energietransitie
- De ambitie van de Provincie is dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal en gebaseerd is op hernieuwbare energie.
Daarnaast wordt er met de Omgevingsvisie NH2050 geprobeerd om een richting uit te zetten en houvast te bieden. Daarvoor wordt een aantal bewegingen voor de toekomst benoemd:
- Noord-Holland in beweging: Op weg naar een economisch duurzame toekomst.
- Dynamisch schiereiland: Benutten van een unieke ligging.
- Metropool in ontwikkeling: Vergroten agglomeratiekracht door het ontwikkelen van een samenhangend internationaal concurrerend metropolitaan systeem.
- Sterke kernen, sterke regio's: Sterke kernen houden regio's vitaal.
- Nieuwe energie: Economische kansen benutten van energietransitie.
- Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving: vergroten van biodiversiteit en ontwikkelen van een economisch duurzame agrifoodsector.
Er wordt in de Omgevingsvisie NH2050 uitgegaan van het principe ‘lokaal wat kan, regionaal wat moet’. Hierbij wordt gelet op de diversiteit aan regio's en wordt ruimte geboden aan maatwerk en ruimte om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving.
Planspecifiek
De ambitie van de provincie is onder andere het streven naar een goede balans tussen leefbaarheid en economische ontwikkeling. Om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te behouden en te versterken is een goed beheer van de bestaande kwaliteiten en het toevoegen van nieuwe kwaliteiten van belang. Er dient voldaan te worden aan de wettelijke basiskwaliteit voor een gezonde en veilige leefomgeving. De beoogde ontwikkeling betreft de uitruil van twee bestemmingen van plangebieden op Texel. Met de ontwikkeling kan de kwaliteit van accommodaties op Texel worden versterkt en leefbaarheid worden verbeterd en kan de cultuurhistorische woning op Spangerweg 23 in deze vorm behouden blijven. De bebouwingsmogelijkheden blijven vrijwel gelijk in vergelijking met de bestaande (planologische) situatie. Er kan dan ook gesteld worden dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Dit betekent dat het Besluit milieueffectrapportage niet van toepassing is en dat er geen m.e.r.-(beoordelings)plicht geldt.
Desondanks zijn in het kader van dit ruimtelijk plan de belangrijkste milieuaspecten waaronder bodem, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en ecologie in beeld gebracht. Hieruit is niet gebleken dat er sprake is van een ontwikkeling die een forse invloed heeft op het milieu. Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De huidige onderzoeken geven voldoende inzicht in de milieugevolgen om een gewogen besluit omtrent dit ruimtelijke plan te nemen. Het opstellen van een milieueffectrapportage zal geen verder inzicht verschaffen op de relevante milieuaspecten. De kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zijn niet van dien aard dat er aanleiding bestaat tot het opstellen van een milieueffectrapportage.
4.2 Water
4.2.1 Generiek beleid
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21e eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
- vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
- schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In deze integrale watervergunning zijn zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) opgegaan in één aparte watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016 - 2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
4.2.2 Regionaal en lokaal waterbeleid
Waterprogramma 2016-2021
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) presenteert hierin het beleid, de maatregelen, de programma’s en de projecten die ze in die periode zelf en samen met anderen gaan uitvoeren. Ze bouwen voort op de regionale Deltavisie (2012) en verankeren de landelijke Deltabeslissingen.
De komende jaren staat de hoogheemraadschap voor de taak om hun beheergebied klimaatbestendig te maken. De hoogheemraadschap doet zich te richten op vijf thema's:
- waterveiligheid;
- wateroverlast;
- watertekort;
- schoon en gezond water; en
- crisisbeheersing.
Op Texel werkt de Hoogheemraadschap aan tien verschillende dijksecties. Gemeente Texel, provincie Noord-Holland, Ministerie van Infrastructuur & Milieu, Wadden-fonds, Programma Naar een Rijke Waddenzee en HHNK werken intensief samen aan deze versterking.
Keur en Beleidsregels
Op grond van de Waterwet is HHNK bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:
- waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
- watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
- andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen);
- de bodem van kwelgevoelige gebieden;
Maar ook aan:
- Onttrekken en lozen van grondwater;
- Het aanbrengen van verhard oppervlak.
De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bv. op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij HHNK. In de uitvoeringsregels die bij de Keur horen is dit nader uitgewerkt.
Water- en rioleringsplan Texel 2016-2021
In dit plan geeft de gemeente aan hoe zij invulling geven aan nieuwe ontwikkelingen als klimaatveranderingen, besparingen in de waterketen, gegevensbeheer, levensduurverlenging. Samen met het integrale beheerplan openbare ruimte, leidraad inrichting openbare ruimte, moederbestek en het basisrioleringsplan vormt dit GRP de invulling van de gemeentelijke rioleringszorg.
4.2.3 Watertoets
Watertoets
Om het waterbelang goed te kunnen meenemen in de planvorming dient overleg plaats te vinden met de waterbeheerders van de locatie. Bij bestemmingsplannen is het wettelijk verplicht om de gevolgen voor water af te wegen via de watertoets. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient er rekening te worden gehouden met de waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn.
In het beoogde plan vindt de uitruil van twee bestemmingen plaats. Op de planlocaties zullen geen veranderingen plaatsvinden. Er is geen sprake van een ruimtelijke ontwikkeling waarin de grond geroerd wordt of waarbij gebouwd of gesloopt zal worden. Er zal geen toename zijn van de verharding op de plangebieden. Derhalve is er geen sprake van watercompensatie. Waterafvoer zal gelijk blijven met de huidige situatie. Geconcludeerd kan worden dat het aspect water vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3.1 Archeologie
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan totdat de Omgevingswet in werking treedt. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Onder andere de Monumentenwet is hierin opgegaan. Op basis van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals-)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Artikel 5.10 lid 1 van de Erfgoedwet stelt namelijk: 'Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister'.
Planspecifiek
Beide plangebieden hebben dezelfde dubbelbestemming betreft archeologie, namelijk 'Waarde - Archeologie 3'. Gronden op de desbetreffende bestemming zijn mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
Omdat er in het beoogde plan geen bouwwerkzaamheden zullen plaatsvinden of andere ingrepen waarbij de grond zal worden geroerd zullen de gronden van het plangebied in stand worden gehouden en zal de archeologische waarden niet worden aangetast. Derhalve zal de Archeologische aspecten geen belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling.
4.3.2 Cultuurhistorie
Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in de diverse ruimtelijke plannen. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat 'een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden' in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.
Planspecifiek
Texel kent een grote landschappelijke en cultuurhistorische diversiteit. In de uitgave van de provincie Noord-Holland met betrekking tot Texel is de Leidraad Landschap & Cultuurhistorie opgesteld. Op Texel bevinden zich de volgende landschapstypen: het keileemlandschap, het aandijkingenlandschap, het strandwallen- en strandvlaktenlandschap en het jonge duinlandschap.
De twee planlocaties maken allebei onderdeel uit van hetzelfde soort landschapstype Het Oude land: reliëfrijk keileemlandschap. Het Oude Land strekt zich uit van Den Hoorn tot het buurtschap Oost. Het Oude Land heeft ondanks de ruilverkaveling een kleinschalig en open karakter. Cultuurhistorische elementen op het Oude Land zijn de schapenboeten (stolpen), de tuinwallen (gestapelde grasplaggen die de graslandpercelen scheiden), de Wezenputten (drinkwaterputten), de kolken, de eendenkooien en Fort de Schans met bijbehorende verdedigingswerken.

Figuur 10: landschaapskaart en cultuurhistorie. Plangebieden zwart omkaderd (bron: Provincie Noord-Holland)
Op de bovenstaande kaart zijn beide plangebieden onderdeel van een cultureel historisch gebied. In de omgeving van beide plangebieden zijn ook meerdere stolpboerderijen aanwezig.
Noodwoning Spangerweg 23
Het gebouw op het plangebied van de Spangerweg is van een belangrijke historische waarde voor Texel en voor Nederland (zie bijlagen bij toelichting bijlage 1). Het is belangrijk omdat het een uniek gebouw is waarvan de hoofdvorm nog ongewijzigd is. Dat is bij de andere overgebleven noodwoningen op Texel niet het geval.
Ter gevolgen van een bombardement in de twee wereldoorlog is de boerderij van gezin Bakker bijna geheel afgebrand. Op 23 november 1943 kwam tijdens een luchtgevecht boven Texel een brandbom in het hooivak van hoeve Schiller terecht. Alle ruiten tot in de verre omtrek sneuvelden en de boerderij stond al snel in lichterlaaie. Van de boerderij resteerden puinhopen (zie figuur 11).

Figuur 11: Hoeve Schiller na bombardement (bron: W. Eelman)
Om de bewoners van de boerderij onderdak te kunnen bieden was met hulp van Bureau Wederopbouw Boerdijen (BWB) een noodwoning op de locatie van Spangerweg 23 gebouwd. Deze woning staat bijna nog in geheel originele staat.
De wederopbouw van Nederland begon kort na de capitulatie in 1940 na het bombardement van Rotterdam. Op 18 mei 1940 werd het 'besluit wederopbouw nummer 1' gevaardigd. Kort na deze periode werd de Bureau Wederopbouw Boerderijen (BWB) opgericht met als taak het herstel van de landbouwproductie en de daarbij in de oorlog gesneuvelde boerderijen. Het BWB liet onder andere noodwoningen en noodstallen bouwen, nam de schade als gevolg van het oorlogsgeweld op, stelde richtlijnen vast voor de wederopbouw, trok architecten aan, versterkte bouwvergunning, verzorgde aanbestedingen, Coördineerde de materiaalvoorziening, hield toezicht op de werken en regelde de financiering. Dergelijke noodwoningen zijn over geheel Nederland gebouwd. Zo werden er in Noord-Holland 28 noodwoningen en 68 noodstallen gebouwd.
Op Texel was, met name als gevolgd van de zogenaamde Russenoorlog, de woningnood na de tweede wereldoorlog hoog. Beschadigde woningen en stallen werden met kunst en vliegwerk en alle voorhanden materialen bruikbaar gemaakt voor bewoning door mens en dier. Bij de bouw van noodstallen, -woningen en- schuren werd volop geïmproviseerd. Alle tot nu toe bekende noodwoningen vertonen in ontwerp de beoogde soberheid die het doel van de tijdelijkheid versterkt. De noodwoning op Spangerweg 23 is de enige BWB-noodwoning waarvan de hoofdvorm ongewijzigd is. Het grootste deel van de andere noodwoningen op Texel zijn inmiddels voorzien van aanbouwen in afwijkende stijl. Dit maakt de noodwoning op Spangerweg 23 extra speciaal en heeft ertoe geleid dat het gebouw als gemeentelijke monument is aangewezen.
Het is van belang dat de historie van Texel zichtbaar blijft. De herbestemming van het plangebied biedt de mogelijkheid om het gebouw beter te kunnen beschermen. Allereerst biedt het de mogelijkheid om het gebouw als gemeentelijke monument te kunnen aanwijzen. De herbestemming biedt de mogelijkheid om het bouwvlak aan te passen zodat verdere uitbreiding van het gebouw en bebouwing onmogelijk wordt. Door de Spangerweg 23 te bestemmen als recreatief opstal, kan de eigenaar geld genereren om de noodwoning op gepaste wijze in stand te kunnen houden.
4.4 Bodem
In het kader van een ruimtelijk plan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er soms een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd in het plangebied. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel.
Planspecifiek
Voor beide plangebieden geldt dat er geen ingrepen in de grond worden gedaan. Er dient echter wel te worden aangetoond dat de bodem bij beide plangebieden geen belemmering vormt voor de gewijzigde bestemmingen.
4.5 Geluid
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
- woningen;
- geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
- andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
- verzorgingstehuizen;
- psychiatrische inrichtingen;
- medisch centra;
- poliklinieken;
- medische kleuterdagverblijven.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
Molenbuurt 5
In het beoogde plan zal de planlocatie Molenbuurt 5 de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - Plattelandswoning' krijgen. In het kader van Wgh worden woningen gezien als geluidsgevoelige objecten. Het plangebied van Molenbuurt 5 is onderdeel van een groter bouwvlak waar al meerdere woningen staan. Derhalve kan gesteld worden dat nader akoestisch onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
Spangerweg 23
In de toekomstige situatie van het beoogde plan zal de planlocatie van Spangerweg 23 geen geluidsgevoelig object bevatten. Derhalve hoeft hier geen nader onderzoek plaats te vinden.
Geconcludeerd kan worden dat geluid geen belemmering zal vormen voor de uitvoering van het beoogde plan.
4.6 Luchtkwaliteit
In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 % bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 μg/ m³) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 % bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'. Een belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit NSL, dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
Planspecifiek
De NIBM-tool geeft aan dat, gezien het gebrek aan toename van het aantal motorvoertuigenbewegingen, het project is aan te merken als "niet in betekenende mate”. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel 4 van de Regeling NIBM, niet noodzakelijk. Desalniettemin is met behulp van de Atlas Leefomgeving (o.a. ministerie I&M en RIVM) gekeken naar de luchtkwaliteit in en rondom het plangebied. Uit de achtergrondconcentraties over 2018 van fijnstof (PM10) en stikstofdioxide over 2018 (NO2) blijkt dat de luchtkwaliteit ter plaatse van de locatie voldoende is. Geconcludeerd kan worden dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.
4.7 Flora En Fauna
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is per 1 januari 2017 de huidige Flora- en faunawet samen met de Boswet en Natuurbeschermingswet vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb). Onder de Wet natuurbescherming vervallen de huidige tabellen 1, 2 en 3 waarin de beschermde soorten zijn opgenomen. Tevens zijn er circa 200 soorten niet langer beschermd en worden enkele bedreigde soorten toegevoegd. De soortenbescherming binnen de Wet natuurbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Voor alle beschermde soorten geldt een ontheffingsplicht. Het bevoegd gezag (de provincie) kunnen voor de soorten die zijn opgenomen in het ‘beschermingsregime andere soorten’ vrijstellingsbesluit nemen en hierin onderscheid maken tussen meer en minder strikt beschermde soorten.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Op kleine afstand van de plangebieden ligt ten noorden en ten zuiden het natura-2000 gebied Duinen en Lage Land Texel. Het deelgebied Duinen Texel wordt landschappelijk gekenmerkt door een uitgestrekt duingebied met daar binnen een kweldergebied. Gezien de beoogde ontwikkeling van de uitruil van de twee bestemmingen zal de toenamen van uitstoot van stikstof nihil zijn. De beoogde ontwikkeling zal dan ook geen effect hebben op de natura-2000 gebieden.
Ook de effecten van het beoogde plan betreft beschermde dieren zal nihil zijn. Derhalve kan geconcludeerd worden dat met de beoogde ontwikkeling geen effecten zal hebben op de natura-2000 gebieden of op eventuele beschermde dieren in de plangebieden.
4.8 Milieuzonering
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
- het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
Planspecifiek
Bepaald moet worden of de nieuwe invulling realiseerbaar is op de locatie en dat dit geen belemmering oplevert voor omliggende functies. Hierbij hanteren we de richtafstanden uit de brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’.
Molenbuurt 5
Molenbuurt 5 is onderdeel van het agrarisch bouwvlak gedeeld samen met Molenbuurt 3 en 3A. Op het bouwvlak wordt Molenbuurt 3 al gebruikt als bedrijfswoning. De beoogde functieaanduiding van Molenbuurt 5 wordt 'Specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'. De functieaanduiding tot plattelandswoning heeft geen effect op de agrarische actiteiten in het bouwvlak. De beoogde ontwikkeling van Molenbuurt 5 zal geen belemmering ondervinden betreft de millieuzonering.
Spangerweg 23
Met de beoogde ontwikkeling wordt de bestemming van Spangerweg 23 gewijzigd van 'Wonen' naar 'Recreatie - Recreatief opstal'. Gronden bestemd voor recreatie zijn een minder gevoelig object dan een woning. Dat is in dit geval een positieve ontwikkeling in verband de gevestigde agrarische (schapen) bedrijven op nummer 22 en 25.. De millieuzonering hoeft daarom niet opgenomen te worden voor dit plangebied.
Geconcludeerd kan worden dat millieuzonering niet voor belemmeringen van de beoogde ontwikkeling zal zorgen.
4.9 Externe Veiligheid
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
- risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
Planspecifiek
De navolgende afbeelding toont een fragment van de risicokaart externe veiligheid:

Figuur 12: fragment risicokaart externe veiligheid, plangebieden met rood omkaderd (bron: risicokaart.nl)
Zoals te zien is op bovenstaande afbeelding zijn er geen risicovolle activiteiten in de nabijheid van het plangebied. Binnen een straal van 3km zijn voor beide planlocaties geen risicovolle inrichtingen of vervoer van gevaarlijk stoffen aanwezig. Het kan geconcludeerd worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.10 Parkeren En Verkeer
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogde nieuwe ontwikkeling op de verkeersstructuur en het parkeren in en rondom het plangebied. Voor het maken van een inschatting van het benodigde aantal parkeerplaatsen en de hoeveelheid autoverkeer dat wordt gegenereerd bij ruimtelijke ontwikkelingen, zijn parkeerkencijfers en kencijfers verkeersgeneratie ontwikkeld.
Nota parkeernormen
In deze nota is opgenomen hoe de parkeereis bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt berekend. De parkeernormen zijn afgeleid vanuit landelijke kengetallen van CROW. Daar is een Texels accent aan toegevoegd. De parkeernormen in deze nota hebben primair betrekking op nieuw- en verbouwplannen waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is. Om te beoordelen of bij ontwikkelingen voldoende parkeervoorzieningen gerealiseerd kunnen worden en de gevraagde vergunning verleend kan worden, toetst de gemeente de aanvraag aan het bestemmingsplan, de bouwverordening en de parkeernormen zoals deze in deze notitie zijn opgenomen.
Planspecifiek
Met de functiewijziging van het plangebied veranderen ook de verkeersgeneratie en parkeernormen. In het beoogde plan vindt de uitruil van twee bestemmingen plaats. Gezien de huidige bestemmingen van de planlocaties zal er voor beide plangebieden weinig veranderen. De verkeersgeneratie van beide planlocaties zal nagenoeg hetzelfde blijven. Parkeren gebeurt in de huidige situatie op eigen terrein. Ook dit zal in de toekomstige situatie onveranderd blijven. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat er kan worden voldaan aan de richtlijnen van de gemeentelijke Nota parkeernormen.
5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten weer die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
5.2 Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
5.3 Planregels
Voor het opstellen van de planregels is uitgegaan van de gemeentelijke standaard. Op deze wijze beschikt de gemeente over zoveel als mogelijk uniforme plannen.
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen.
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de SVBP 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemming op alfabetische volgorde. Ook dit hoofdstuk kent een standaardopbouw:
- Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
- Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
- Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).
5.4 Wijze Van Bestemmen
Voor de planregels is zo veel mogelijk aangesloten op de standaard welke binnen de gemeente Texel gangbaar is, in het bijzonder bij het vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Texel 2013). Voorliggend bestemmingsplan bevat de enkelbestemming ''agrarisch - Oude land' en 'Recreatie - Recreatief opstal' en dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.
Agrarisch - Oude land
De woning van Molenbuurt 5 dient de functieaanduiding te krijgen van: 'Specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'. Een woning als bedoeld in de 'Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen (plattelandswoningen) hetgeen betekent dat deze woning ook door derden, niet werkzaam in het agrarische bedrijf, mag worden bewoond. Deze woningen genieten dus niet de milieubescherming zoals een reguliere burgerwoning.
Recreatie - Recreatief opstal
Het plangebied van Spangerweg 23 dient de bestemming 'Recreatie - Recreatief opstal' en 'Agrarisch - Oude kand' te krijgen. Hiermee wordt een recreatief (onderdeel van een) gebouw, niet staande op een recreatieterrein of deel uitmakende van een complex recreatieappartementen bedoeld.
Waarde - Archeologie 3
Met deze bestemmingen worden archeologische waarden in de bodem beschermd. Beide percelen blijven de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 behouden. Ter bescherming van de archeologische waarden is bouwen niet zonder meer toegestaan. Voor de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 3' geldt dat bij bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 100 m2 op locaties waar de grond nog niet is verstoord en dieper dan 0,50 meter wordt gegraven archeologisch onderzoek vereist is.
6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van ‘afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
- het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek
De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor het realiseren van de ontwikkelingen worden gedragen door de initiatiefnemer.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Algemeen
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens de dag na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2.2 Participatie
Er is met de omwonende van de twee locaties gesproken. Hieruit is gebleken dat er voor de beoogde ontwikkeling geen bezwaren zijn.
6.2.3 Overleg
In deze paragraaf of in een separate bijlage worden te zijner tijd de resultaten van het wettelijk vooroverleg opgenomen.
6.2.4 Zienswijzen
In deze paragraaf of in een separate bijlage worden te zijner tijd de eventuele zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.