Meetlocatie
Bestemmingsplan - Gemeente Uitgeest
Vastgesteld op 27-06-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Meetlocatie met identificatienummer NL.IMRO.0450.BPMeetlocatie-VS01 van de gemeente Uitgeest
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.6 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.7 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.8 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.9 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.13 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak
1.16 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.20 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.21 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.22 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.23 dove gevel
gevel als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 1b, vierde lid, van de Wet geluidhinder.
1.24 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.25 gestapelde woning
een uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden en naast elkaar zijn gesitueerd, waarbij de voordeur uitkomt op een of meerdere gezamenlijke ontsluitingen.
1.26 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.27 huishouden
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen met een zekere mate van verbondenheid en continuïteit in de samenstelling daarvan. Van een onderlinge verbondenheid is sprake indien de personen binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree.
1.28 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.29 maatschappelijke voorzieningen
(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.
1.30 middeldure huurwoning
de geliberaliseerde woning voor middenhuur als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder j van het Besluit ruimtelijke ordening.
1.31 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.32 nutsvooziening
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.33 onderdoorgang
een op de verbeelding aangegeven gebied waar, binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk moet zijn waarboven bebouwing mag worden opgericht.
1.34 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.35 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.36 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' geldt als peil 0,90 m +NAP.
1.37 sociale huurwoning
huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder d van het Besluit ruimtelijke ordening.
1.38 sociale koopwoning
koopwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder e van het Besluit ruimtelijke ordening waarbij een in deze verordening bepaalde maximale koopprijs van toepassing is van ten hoogste de kostengrens zoals vastgesteld in de Voorwaarden en Normen Nationale Hypotheek Garantie.
1.39 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.40 voorgevelrooilijn
de voorgevel of het verlengde van de voorgevel, evenwijdig aan de straat of weg.
1.41 wonen
het houden van verblijf, het huren of het gehuisvest zijn in een woning.
1.42 woning
een complex van ruimten, niet zijnde onzelfstandige woonruimte, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
- A. Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn , het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
- B. Bij toepassing van het bepaalde in deze regels ten aanzien van de maatvoering worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt, met uitzondering van balkons, waarbij de overschrijding niet meer dan 2 m mag bedragen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water, speelvoorzieningen, infiltratievoorzieningen, ongebouwde parkeervoorzieningen, objecten van beeldende kunst en voet- en fietspaden.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor :
- a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, ongebouwde parkeervoorzieningen, objecten van beeldende kunst, speelvoorzieningen, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de verkeersregeling, nutsvoorzieningen, ondergrondse containers en water.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 12 meter;
- c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, (gebouwde) parkeervoorzieningen, tuinen, infiltratievoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot gebruik gelden de volgende regels:
- a. binnen de bestemming mogen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden mits:
- 1. het vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning (inclusief bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 40 m² bedraagt;
- 2. er geen in- of externe verbouwingen ten behoeve van het bedrijf worden verricht waardoor afbreuk wordt gedaan aan de woonomgeving;
- 3. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgevoerd. Verhuur van de bedrijfsruimte aan derden is niet toegestaan;
- 4. er geen detailhandelsactiviteiten worden uitgevoerd;
- b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of onafhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
5.4 Doelgroepenverordening
Voor woningen in de categorie middeldure huurwoning, sociale huurwoning of sociale koopwoning geldt dat de "Doelgroepenverordening Uitgeest 2021" van toepassing is.
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie - 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door installaties en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van energieopwekking, mits de overschrijding ten hoogste 3 meter bedraagt.
8.2 Parkeren
- a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan het gemeentelijke parkeerbeleid.
- b. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a, mits:
- 1. het voldoen aan deze bepaling door bijzondere omstandigheden op zwaarwegende bezwaren stuit, of;
- 2. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden verleend - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
- c. de bouw van utilitaire bouwwerken waaronder transformatorhuisjes, gemalen, gasdrukregel- en meetstations, telecommunicatievoorzieningen en een centrale antenne-inrichting, met dien verstande, dat de oppervlakte per gebouw niet meer dan 25 m mag bedragen en de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen.
Een omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Waarde archeologie
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Meetlocatie'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Op 30 januari 2020 heeft de gemeenteraad van Uitgeest de Gebiedsvisie Centrumplan + 4 schoollocaties Uitgeest-Noord vastgesteld. In deze visie zijn 8 ontwikkellocaties benoemd, die de komende jaren zullen worden herontwikkeld. Dit betreft de ontwikkeling van woningen, maar ook van sportvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen. In samenhang met de ontwikkellocaties zal ook de ontsluiting van het centrum verbeterd worden.
Rondom de Castricummerweg liggen drie ontwikkellocaties. Dit zijn de Bibliotheeklocatie, de Meetlocatie en het IJsbaanterrein. Bovendien wordt de kruising van de Geesterweg met de Castricummerweg aangepast. Op dit moment is dit een vrij stenig gebied. De ambitie is om hier een nieuwe hoogwaardige entree tot het centrum te realiseren. De groene corridor die vanuit het buitengebied langs de Geesterweg loopt, zal daarbij het centrum in getrokken zal worden en aansluiten op het groene cluster rond de kerk.
Deze ontwikkelingen passen niet in het bestemmingsplan Wonen Noord en Centrum. Voor de Bibliotheeklocatie is inmiddels een bestemmingsplan vastgesteld. Ook voor de sportzaal en de rotonde Geesterweg zijn bestemmingsplannen vastgesteld.
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de Meetlocatie. Ter plaatse is een apotheek en een sporthal gevestigd. Beide functies worden verplaatst, waardoor de locatie vrijkomt voor ontwikkeling.
De realisatie van woningen ter plaatse is strijdig met het geldende bestemmingsplan. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken, dient een nieuw bestemmingsplan te worden vastgesteld. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door de Prinses Irenelaan en aan de zuidzijde door de Dokter Brugmanstraat. Aan de westzijde bevindt zich de Geesterweg en aan de noordzijde de Castricummerweg.
Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: Arcgis luchtfoto 2021)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum',
dat is vastgesteld op 28 juni 2012. Zie figuur 1.2 voor een uitsnede ter plaatse van het plangebied.
Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum' (bron: ruimtelijke plannen.nl)
Binnen het plangebied liggen de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Sport' met de aanduiding 'sporthal'. Ter plaatse van de bestaande bebouwing zijn bouwvlakken opgenomen. Deze zijn voorzien van een aanduiding voor de maximale goothoogte. Tot slot is voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 2' van toepassing.
Wonen is niet toegestaan binnen de huidige bestemmingen.
1.4 Leeswijzer
Aan de hand van de ruimtelijke en de functionele structuur wordt in hoofdstuk 4.12 de visie op het plangebied beschreven en wordt de gewenste ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 6.2 wordt het voor dit bestemmingsplan relevante beleid kort samengevat. In hoofdstuk 5.3 wordt een toelichting gegeven op de regels en worden de keuzes en gedachten die ten grondslag liggen aan de bestemmingsplanregeling toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan getoetst aan de diverse milieu- en andere sectorale aspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
Het plangebied ligt in de kern van Uitgeest. Aan de noordzijde van het plangebied ligt de Castricummerweg, Deze vormt vanaf de Geesterweg de entree naar het centrum.
De omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door een mengeling van verschillende functies, waarbij wonen de voornaamste functie is. In de directe omgeving zijn verder maatschappelijke functies, detailhandel en bedrijfsfuncties te vinden. Nabij het plangebied ligt een sportzaal, jeu de boulesbanen en het ijsbaanterrein.
In de huidige situatie bevindt zich ter plaatse van het plangebied een apotheek en een sporthal. Figuur 2.1 geeft de huidige situatie weer.
Figuur 2.1: Huidige situatie (bron: Google maps streetview 2017)
2.2 Toekomstige Situatie
2.2.1 Centrumvisie
Het plangebied maakt onderdeel uit van de gebiedsvisie centrumgebied (figuur 2.2). Middels deze visie wordt het karakter van Uitgeest versterkt door de uit te gaan van een dorps karakter. Er is gebruik gemaakt van een kleine korrelgrootte, verspringende rooilijnen en verschillende gebouwen en bouwhoogtes. De gebiedsvisie bouwt verder op de horizontale dwarsverbinding die kenmerkend is voor Uitgeest. Het plein bij het gemeentehuis kan in de toekomst getransformeerd worden tot een plein met maatschappelijke voorzieningen en horeca. Dit vormt het nieuwe 'hart' van Uitgeest. Locatie nr. 2 betreft de Bibliotheeklocatie, dit gebied wordt reeds herontwikkeld naar woningen.
Het plangebied betreft locatie nr. 1 op de kaart. Het naastgelegen ijsbaanterrein wordt ontwikkeld tot multifunctioneel dorpspark met multifunctionele sport- en recreatiemogelijkheden.
Figuur 2.2: Gebiedsvisie centrumgebied: locaties en deelgebieden (bron: Gemeente Uitgeest)
Om de deelontwikkelingen een ruimtelijk kader te geven, is een landschappelijk ontwerp opgesteld. De visie van dit ontwerp is het creëren van een groen pak door Uitgeest door ontwikkeling. Dat betekent dat de groene corridor langs de Geesterweg, nu vooral gebruikt als berm, opgewaardeerd wordt. Ter plaatse van de Castricummerweg wordt dit park het centrum in getrokken tot aan de kerk. De toegang tot het centrum wordt omgeleid via de Prinses Irenelaan en de Dokter Brugmanstraat. In en aan deze groene structuur komen de verschillende ontwikkelingen: de Bibliotheeklocatie, de Meetlocatie en de nieuwe sporthal. Door het nieuwe park komen verbindende wandelpaden.
2.2.2 Plangebied
De bestaande bebouwing binnen het plangebied wordt gesloopt. De sporthal is verouderd en wordt verplaatst naar het naastgelegen te ontwikkelen ijsbaanterrein.
In de toekomstige situatie worden ter plaatse 49 woningen gebouwd. Het beoogde gebouw zal de kromming van de nieuwe Castricummerweg richting de Dokter Brugmanstraat volgen. Hiermee wordt de nieuwe route naar het centrum benadrukt. De noordzijde van het gebied wordt onderdeel van het nieuwe park. Hierdoor wordt het groene karakter van de entree van Uitgeest versterkt.
De gemeenteraad heeft voor deze locatie een voorlopig ruimtelijk kader vastgesteld.
De bebouwing wordt aan de randen van het plot gerealiseerd waardoor in het middenterrein ruimte is om parkeerplaatsen te realiseren. Het gebouw wordt opgebouwd in verschillende bouwhoogtes met aan de westzijde een hoogteaccent tot de vijfde bouwlaag.
Figuur 2.3: Impressie toekomstige situatie gezien vanaf de zijde Prinses Irenelaan(bron: Delva Architecten)
Figuur 2.4: Impressie toekomstige situatie gezien vanaf de zijde Geesterweg (bron: Delva Architecten)
Hoofdstuk 3 Beleidskader
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal- en lokaal beleid beknopt samengevat.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI) en Besluit regels ruimtelijke ordening (Barro)
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050
Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
- 1. dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
- 2. met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
- 3. waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
- 4. met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
- 5. waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
- 6. dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
- 7. waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
- 8. dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Barro
Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. In het gebied gelden geen rechtstreeks doorwerkende belangen.
Toetsing
De ontwikkeling van de Meetlocatie heeft geen raakvlakken met de Nationale omgevingsvisie of het Barro.
3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 2012, actualisering 2017)
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) en jurisprudentie blijkt dat een ontwikkeling van minder dan 500 m2 of 11 woningen of minder niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Op deze locatie is met 49 woningen sprake van een stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied.
Toetsing
Woonagenda provincie Noord-Holland 2020-2025
De woonagenda betreft de uitvoeringsagenda voor de komende vijf jaar met een beschrijving van de ambities, uitgangspunten en acties van de provincie.
De ambitie van de provincie is als volgt geformuleerd: "Onze ambitie is dat vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar in overeenstemming zijn of komen. De woningbouw wordt vooral in of aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, overeenkomend met de kwalitatieve behoefte en demografische trends. Duurzaamheid van de totale voorraad is uitgangspunt". De doelstelling van de provincie is om te zorgen voor voldoende betaalbare, duurzame en toekomstbestendige woningen voor alle doelgroepen.
In lijn met de ambitie en doelstelling zijn vier ruimtelijke uitgangspunten opgesteld:
- 1. Wonen is onderdeel van een integrale verstedelijkingsopgave.
- 2. We geven ruimte voor woningbouw, uitgaande van zorgvuldig ruimtegebruik en mobiliteit.
- 3. We versterken de rol van de kernen en steden in het regionale netwerk, leidend tot keuzes voor woningbouw- en economische ontwikkeling en het voorzieningenniveau in de regio.
- 4. We bieden ruimte voor maatwerk en sturen op (inter)regionale samenwerking.
De speerpunten voor het woonbeleid van de provincie voor 2020-20205 zijn als volgt:
- 1. Een woning vooriedereen:
- a. adaptief en vraaggestuurd programmeren;
- b. productie op peil: aanjagen woningbouwproductie;
- c. kwalitatief, betaalbaar en divers woningaanbod.
- 2. Gezond, duurzaam en toekomstbestendig wonen in een aantrekkelijke provincie.
De provincie stuurt op een versnelling van de woningbouwproductie de komende jaren. Daarbij wordt aandacht gegeven aan een kwalitatief divers aanbod, aansluitend op de vraag. Regionale programmeringen en gemeentelijk beleid zijn daarbij de basis. Met de toevoeging van maximaal 49 woningen kan worden bijgedragen aan de woningbouwproductie.
Bevolkingsprognose provincie Noord-Holland 2021-2050
Tot 2050 groeit de bevolking in Noord-Holland van bijna 2,9 miljoen in 2021 naar bijna 3,4 miljoen in 2050. Voor het huisvesten van deze groei zijn tot 2050 rond de 275 duizend extra woningen
nodig. De indicatieve woningbehoefte in Noord-Holland Noord tot 2050 is ongeveer 33.000 woningen (tabel 3.1).
Tabel 3.1 Ontwikkeling woningbehoefte provincie Noord-Holland 2021-2050 (bron: Bevolkingsprognose provincie Noord-Holland 2021-2050, 2021)
Gemeente Uitgeest valt binnen de regio Alkmaar. Uit de in de bevolkingsprognose vastgestelde woningbehoefte voor de gemeente Uitgeest blijkt dat tot 2050 1.050 woningen noodzakelijk zijn om in de woningbehoefte te kunnen voorzien (tabel 3.2). Met de beoogde ontwikkeling wordt een bijdrage geleverd aan deze behoefte.
Tabel 3.2 Ontwikkeling woningbehoefte Uitgeest, binnen regio Alkmaar 2021-2050 (bron: Bevolkingsprognose provincie Noord-Holland 2021-2050, 2021)
Woonvisie Uitgeest 2025
In de gemeentelijke woonvisie is de koers van het woonbeleid van de gemeente Uitgeest uitgezet. Uitgeest wil het dorpse karakter behouden en heeft als doel in 2025 geen leegstand in het centrum te hebben. Als er sprake is van gestapelde bouw, dan is dat geen hoogbouw. De ruimtelijke kwaliteit is
goed, waarbij ook groen een belangrijke rol speelt.
De ontwikkeling betreft gestapelde bouw dat passend is binnen het centrum van Uitgeest. Het ontwerp sluit aan bij het dorpse karakter van Uitgeest. Hiermee sluit de ontwikkeling aan bij het gemeentelijk beleid.
Tot slot is de Meetlocatie met 49 woningen opgenomen in de Monitor Plancapaciteit. Hiermee is de ontwikkeling regionaal afgestemd.
Conclusie
Kwantitatief en kwalitatief wordt voldaan aan het beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau. De ontwikkeling draagt bij aan de woningvoorraad en voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Omgevingsvisie NH2050
vastgesteld 19-11-2018
Middels de Omgevingsvisie NH2050 geeft de provincie Noord-Holland richting aan de toekomst van de leefomgeving in de provincie. Hierin wordt de balans gezocht tussen economische groen en leefbaarheid. In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving:
- 1. Dynamisch schiereiland: hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
- 2. Metropool in ontwikkeling: hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
- 3. Sterke kernen, sterke regio’s: gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
- 4. Nieuwe energie: benut de economische kansen van de energietransitie.
- 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving: staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.
Toetsing
De Meetlocatie komt vrij voor ontwikkeling. Door de huidige locatie te herontwikkelen ontstaat er ruimte voor woningen en wordt de leefbaarheid in het centrum versterkt. Tevens wordt rekening gehouden met de structuur van Uitgeest door de historische verbindingen te volgen. Hiermee draagt de ontwikkeling bij aan het ontwikkelprincipe van sterke kernen, sterke regio's.
Omgevingsverordening NH2020
geconsolideerd 10-07-2023
De Omgevingsverordening is de vertaling van de Omgevingsvisie in regels. Hierin zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water.
In de Omgevingsverordening is beschreven dat in elk ruimtelijke plan rekening moet worden gehouden met klimaatadaptatie op de volgende vlakken:
- a. wateroverlast;
- b. overstroming;
- c. hitte; en
- d. droogte.
Hierbij moet omschreven worden welke maatregelen en voorzieningen worden getroffen om deze risico’s te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
Toetsing
Het Klimaatteam van de BUCH-werkorganisatie gaat in dit project adviseren. De ontwikkelingen worden zo duurzaam mogelijk ontwikkeld, in het plangebied worden maatregelen van klimaatadaptie ingebracht tegen wateroverlast, hitte en droogte en er wordt gekeken naar natuurinclusief bouwen. Zie verder 4.10.
Daarnaast is artikel 6.3 van toepassing op de beoogde ontwikkeling.
Artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen
- 1. Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.
- 2. Gedeputeerde Staten stellen nadere regels aan de afspraken bedoeld in het eerste lid.
Toetsing
De ontwikkeling is in paragraaf 3.1.2 in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking getoetst aan de regionale afspraken.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Omgevingsvisie Uitgeest 2030
vastgesteld op 27 juni 2019
In de Omgevingsvisie Uitgeest 2030, met als motto 'Mooi, gezond, duurzaam', worden de ambities en de koers van Uitgeest voor 2030 (en daarna) beschreven. Hierin wordt ingespeeld op maatschappelijke trends en ontwikkelingen. Op basis hiervan zijn vier kernopgave geformuleerd:
- 1. het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente;
- 2. een gezonde, sociale en vitale leefomgeving;
- 3. een gevarieerd woningbestand dat aansluit bij de vraag, goed bereikbaar, met goede voorzieningen rond het centrum en het station; en
- 4. de transitie naar een duurzame, energiezuinige en klimaatbestendige gemeente in 2050.
De Omgevingsvisie omschrijft dat de woningbouw lange tijd gericht is op het bieden van woningen voor nieuwe inwoners met de ontwikkeling van De Koog, De Kleis en Waldijk. De gemeente Uitgeest wil daarom een nieuwe fase in, waarin aandacht wordt besteed aan kleinere huishoudens, zoals starters of ouderen. Op deze manier kan een mix van inwoners gestimuleerd worden.
Toetsing
De ontwikkeling zet in op de herontwikkeling van een centrumlocatie naar 49 appartementen. Hiervan wordt 24% van het woningbouwplan voor het sociale segment gebouwd, dat kunnen zowel sociale koop- als huurwoningen zijn. Hiermee worden starters en ouderen gefaciliteerd. De woningen zullen qua architectuur aansluiten bij de omgeving en samen met de andere deelgebieden uit de Gebiedsvisie Centrum draagt de ontwikkeling bij aan de historische dwarsverbinding van Uitgeest. Tevens worden de zichtlijnen naar de kerken geaccentueerd en versterkt. De locatie bevindt zich op loopafstand van het centrum en het station. De ontwikkeling draagt hiermee bij aan de kernopgave 3 uit de Omgevingsvisie.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Milieueffectrapportage
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek
De ontwikkeling van 49 woningen is een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in Onderdeel D11.2 van de bijlage uit het Besluit m.e.r. De drempelwaarden (oppervlakte van meer dan 100 ha, een aaneengesloten gebied en meer dan 2.000 woningen, of een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 200.000 m2) worden hierbij niet overschreden. Dit betekent dat volstaan wordt met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. Dit is toegevoegd in bijlage 1.
4.2 Archeologie
Toetsingskader
De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2022 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:
- Roerend cultureel erfgoed en de aanwijzing van rijksmonumenten staat in de Erfgoedwet;
- De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed (stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen) en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komt in de Omgevingswet.
Onderzoek en conclusie
In 2022 is een bureauonderzoek archeologie uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 2.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied waarschijnlijk is gelegen op of ten westen van de lage flank van de strandwal die onder de historische dorpskern van Uitgeest ligt. Ten westen van de strandwal bevinden zich afzettingen van het Oer-IJ. De watergang die ten westen van het plangebied ligt, is mogelijk een restant hiervan. Waarschijnlijk zijn in het plangebied, net als in de oostelijke helft van De Koog, afzettingen van het Oer-IJ aanwezig met een lage archeologische verwachting. Het kan echter niet worden uitgesloten dat er ook afzettingen met een hoge(re) verwachting voorkomen. Zo zou langs de watergang aan de westzijde van het plangebied een verhoging (kwelderrug) kunnen zijn ontstaan. Hierop kunnen dan archeologische resten voorkomen vanaf de Ijzertijd. De kans op resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd wordt klein geacht vanwege het ontbreken van aanwijzingen voor bebouwing op het historisch kaartmateriaal. Het is onbekend in hoeverre de ondergrond verstoord is geraakt door tuinbouw, kabels en leidingen en de huidige bebouwing.
Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied waarschijnlijk een lage archeologische verwachting heeft, maar dat niet kan worden uitgesloten dat er zones aanwezig zijn met een hoge(re) verwachting.
Op basis van het bureauonderzoek is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 3. Onder andere het gebied van de Meetlocatie is met boringen onderzocht. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat in het met boringen onderzochte deel van het plangebied alleen afzettingen aanwezig zijn met een lage archeologische verwachting. Het plangebied kan daarom voor het aspect archeologie worden vrijgegeven.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de naastgelegen woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt de bouw van woningen mogelijk. Hiermee wordt een nieuwe milieugevoelige functie mogelijk gemaakt.
In de omgeving zijn diverse functies aanwezig, zoals een kerk met begraafplaats en sportverenigingen. Daarnaast grenst het plangebied aan de gebiedsontsluitingsweg Geesterweg. Gesteld wordt dat sprake is van een gemengd gebied en niet van een rustige woonwijk.
Sportzaal
Aan de overzijde van de Castricummerweg wordt de nieuwe sportzaal gerealiseerd. De sportzaal ligt op circa 40 meter afstand. Afhankelijk van de omvang en intensiteit van gebruik behoren sporthallen tot milieucategorie 3.1 waarvoor een richtafstand geldt van 30 meter. Met een afstand van 40 meter wordt voldaan aan de richtafstand.
Kerk met begraafplaats
Ten noordoosten van het plangebied staat een kerk met rondom een begraafplaats. Het kerkgebouw behoort tot milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter. De begraafplaats behoort tot milieucategorie 1 met een richtafstand van 0 meter. De afstand tot de begraafplaats bedraagt circa 90 meter. Er wordt voldaan aan de richtafstand.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.4 Bodem
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Onderzoek en conclusie
In augustus 2022 is door IDDS een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 4. Dit onderzoek is uitgevoerd voor de locaties 'Sportzaal' en de 'Meetlocatie'.
Op basis van het onderzoek blijkt het volgende:
De bovengrond bestaat overwegend uit matig fijn zand. De ondergrond bestaat wisselend uit zand en klei.
In de bodem zijn hooguit plaatselijk enkele sporen met baksteen waargenomen. Zintuiglijk is geen asbestverdacht materiaal waargenomen.
- De bovengrond is hooguit licht verontreinigd met zink, kwik en/of lood. De ondergrond en het grondwater zijn niet verontreinigd met de onderzochte parameters.
Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende achtergrondwaarden (grond), dient de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen. Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is.
Beperkingen inzake het verlenen van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen) worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.5 Ecologie
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Holland
In de provincie Noord-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals het Natuur Netwerk Nederland of een Natura 2000-gebied (zie figuur 4.1). Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.
Figuur 4.1: Ligging plangebied ten op zichte van beschermde natuurgebieden
Het dichtstbijzijnde natuurgebied behorend tot het Natuurnetwerk Nederland is de 'Castricummerpolder en eendenkooi' op circa 400 meter ten westen van de ontwikkeling. Het NNN kent geen externe werking. Ontwikkelingen buiten het NNN hebben dan ook geen invloed op de natuurwaarden binnen deze natuurgebieden.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het 'Noordhollands Duinreservaat' op 3,6 km ten westen van het plangebied. Voor de aanleg- en gebruiksfase is een stikstofberekening uitgevoerd. Deze berekening is toegevoegd in bijlage 6. Hieruit blijkt dat geen sprake is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr.
Soortenbescherming
In 2022 is een quickscan ecologie uitgevoerd, zie bijlage 5. Uit dit onderzoek blijkt dat mogelijk verblijfsplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Ook is mogelijk de huismus aanwezig. Daarom is nader ecologisch onderzoek uitgevoerd naar deze soorten. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 7. Uit dit onderzoek blijkt dat ter plaatse geen huismussen aanwezig zijn. Wel is het plangebied onderdeel van essentieel foerageergebied van de laatvlieger en de rosse vleermuis en zijn in het gebouw verblijfsplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Er worden geen effecten verwacht op de huismus.
Omdat het plangebied onderdeel is van de essentiële foerageergebieden en er verblijfsplaatsen zijn aangetroffen is ontheffing aangevraagd. Deze ontheffing is verleend op 28 augustus 2023.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.6 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi), zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Volgens de Risicokaart van de Atlas van de Leefomgeving (figuur 4.2) waarop relevante risicovolle bronnen worden getoond, zijn in de nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen gelegen.
Figuur 4.2: Ligging externe veiligheidscontouren
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.7 Geluid
Toetsingskader
Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang.
Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk als de woningen binnen de geluidzone vallen van gezoneerde wegen. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting te worden onderbouwd.
Onderzoek
Om te bepalen wat de geluidbelasting ter plaatse is, is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 8.
Voor wegverkeerslawaai is het plan gelegen binnen de geluidzone van de Geesterweg. Het plan ligt tevens in de nabijheid van diverse 30 km/uur wegen. Dit type weg vormt een afwijkende categorie binnen de Wgh. Formeel kan voor deze wegen geen hogere waarde worden aangevraagd of verleend, aangezien deze wegen niet zoneplichtig zijn. Voor de waarborging van een goed akoestisch woon- en leefklimaat dient de geluidbelasting op de gevels van nieuw te bouwen woningen nabij 30 km/uur wegen echter alsnog te worden bepaald. Derhalve is in het onderhavige akoestisch onderzoek tevens de geluidbelasting ten gevolge van de 30 km/uur wegen Prinses Irenelaan, Dokter Brugmanstraat, Castricummerweg, Melis Stokelaan en het weggedeelte van de Geesterweg met een snelheidsregime van 30 km/uur inzichtelijk gemaakt.
Voor de 30 km/uur wegen Dokter Brugmanstraat en het weggedeelte van de Geesterweg met een snelheidsregime van 30 km/uur geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze wegen de richtwaarde van 48 dB op geen enkele gevel van de nieuwe appartementen overschrijdt.
Voor de 30 km/uur wegen Castricummerweg, Prinses Irenelaan, Dokter Brugmanstraat en Melis Stokelaan geldt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe appartementen de richtwaarde met respectievelijk maximaal 9, 8, 2 en 1 dB overschrijdt. Voor 30 km/uur wegen kan echter geen hogere waarde worden verleend, aangezien deze wegen niet zoneplichtig zijn.
Voor de Geesterweg (50 km/uur) geldt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe appartementen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB met maximaal 6 dB overschrijdt. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor nieuwbouw in stedelijk gebied wordt nergens overschreden.
Derhalve is het mogelijk om een beschikking hogere waarde aan te vragen bij de gemeente. Uit het onderzoek blijkt dat het toepassen van overdrachts- of bronmaatregelen niet doeltreffend is.
Conclusie
Voor de woningen aan de zijde van de Geesterweg is een besluit hogere waarden genomen. Hierin is de waarde van maximaal 54 dB vastgelegd. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.8 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordenings- praktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
Stikstofdioxide (NO2) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
Uurgemiddelde concentratie | Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³ | |
Fijn stof (PM10) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg / m³ | |
Fijn stof (PM2,5) | Jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Tabel 4.1: Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% toename van concentratie NO2 (stikstof dioxide) en PM10 (fijn stof) in de buitenlucht;
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van 49 woningen. Dit aantal valt ruimschoots onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die op basis van het Besluit NIBM is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt hiermee voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Hiervoor is gebruik gemaakt van de NSL-Monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Castricummerweg direct ten noorden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties bedroegen 14,2 µg/m3 voor NO2, 16,3 µg/m3 voor PM10 en 8,2 µg/m3 voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen.
Figuur 4.3: Luchtkwaliteit (bron: nsl-monitoring.nl)
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.9 Verkeer En Parkeren
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Aan de hand van de kencijfers van het CROW dient inzichtelijk te worden gemaakt wat de te verwachten verkeersgeneratie is als gevolg van de beoogde ontwikkeling. Daarnaast wordt op basis van de nota 'Parkeernormen gemeente Uitgeest (augustus 2013)' de parkeerbehoefte bepaald. Uitgeest heeft een matig stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid.
Op basis van de gemeentelijke parkeernota valt het plangebied binnen 'rest bebouwde kom'.
Onderzoek
Ontsluiting
Het plangebied ligt aan de noordzijde van het centrum van Uitgeest. Het gebied wordt ontsloten op de Castricummerweg en de Prinses Irenelaan. De Castricummerweg vanaf de Geesterweg en de Prinses Irenelaan worden heringericht en verlegd langs het plangebied. Alle omliggende wegen zijn een erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximum toegestane snelheid van 30 km/h.
Openbaar vervoer
Het plangebied is goed te bereiken met het openbaar vervoer. Op 150 m afstand ligt de bushalte Melis Stokelaan. Vanaf deze bushalte rijden bussen tussen station Uitgeest en station Alkmaar.
Langzaam verkeer
Op de omliggende erftoegangswegen rond het plangebied deelt het fietsverkeer de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer. De omliggende wegen van het plangebied zijn daarnaast voorzien van trottoirs voor voetgangers
Parkeren
Parkeren is geregeld in het bestemmingsplan “Pararapluplan 2017” (NL.IMRO.0450.BPparaplu2017-VS01) uit 2017. In dit bestemmingsplan is geregeld dat moet worden voldaan aan het gemeentelijk parkeerbeleid. Het bestaande parkeerbeleid is vastgelegd in de nota “Nota Parkeernormen, gemeente Uitgeest” gedateerd augustus 2013.
Toepassen huidige parkeernormen op het plan De Meet
De locatie De Meet ligt in 'rest bebouwde kom' en voor dit gebied heeft de Nota Parkeernormen 2013 een norm van 1,7 parkeerplaats per woning, inclusief het aandeel bezoekers van 0,3. De gemeente Uitgeest heeft ervoor gekozen de parkeernorm niet te differentiëren naar woningtype.
Dit levert een parkeerbehoefte op van 83 parkeerplaatsen voor het plan.
Daadwerkelijk autobezit in Uitgeest
In de notitie parkeren (bijlage 9) is onderzocht of de parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per woning passend is voor dit plan. Hieruit lijkt dat het autobezit bij appartementen fors lager ligt in Uitgeest dan bij eengezinswoningen en fors onder het gemiddelde van 1,4, namelijk rond de 0,7 tot 0,8. Toepassen van het oude parkeerbeleid zou betekenen dat er te veel parkeerplaatsen aangelegd moeten worden bij het project. Daarom wordt voorgesteld om af te wijken van deze normen.
In overleg met de gemeente Uitgeest is gezocht naar passende parkeernormen voor het plan en de gemeente stelt voor de volgende normen aan te houden:
Tabel 4.1: Voorgestelde parkeernormen, inclusief bezoekers
In tabel 4.1 zijn bezoekersnormen opgenomen van 0,3. De normen uit tabel 2 zijn aanzienlijk hoger dan het daadwerkelijke autobezit van bewoners van appartementen.
Daarnaast geeft de gemeente aan dat een mobiliteitscorrectie mogelijk is bij bijvoorbeeld de inzet van deelauto's en deelfietsen. Met de inzet van deze middelen kan de parkeerbehoefte maximaal met 20% worden gecorrigeerd.
Dit levert de volgende berekening van de totale parkeerbehoefte:
Tabel 4.2: Berekening totale parkeerbehoefte
Er vanuit gaande dat iedere deelauto, conform een (lage) landelijke richtlijn, 4 privé – auto's vervangt, zijn er bij de inzet van 2 deelauto's 62 parkeerplaatsen vereist. (68 parkeerplaatsen minus 8 parkeerplaatsen (inzet autodeelauto's) plus 2 parkeerplaatsen voor de beide deelauto's).
Parkeeroplossing
Onderdeel van het plan is de aanleg van 42 parkeerplaatsen op het middenterrein en zes parkeerplaatsen langs de Dokter Brugmanstraat (zuidzijde) en drie langs de Prinses Irene-straat. Daarnaast worden 11 plaatsen toegevoegd door op de Geesterweg, ten zuiden van de locatie langsparkeerplaatsen om te zetten naar dwarsparkeren. Totaal zijn dit 62 parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen langs de straten zijn openbaar toegankelijk en die op het middenterrein zijn privé. Daarnaast worden in het plan twee deelauto's opgenomen.
Er wordt voorzien in voldoende parkeermogelijkheid.
Verkeersgeneratie
In de berekening van de verkeersgeneratie wordt worst-case uitgegaan van de categorie koop, appartement, duur. Op basis van de CROW publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' geldt per woning (koop, appartement, duur, matig stedelijk) een verkeersgeneratie van maximaal 7,5 mvt/etmaal. Voor de 49 woningen komt dit uit op een verkeersgeneratie van maximaal 368 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. Op het drukste uur van de dag wordt doorgaans maximaal 10% van de etmaalwaarde afgewikkeld. Dit zijn dus 36 mvt in het drukste uur. Deze verkeerstoename zal merkbaar zijn in de drukkere uren, maar naar verwachting geen negatieve gevolgen hebben op de omliggende ontsluitingswegen. De huidige capaciteit van de omliggende wegen is voldoende om de verkeersbewegingen op te vangen.
Conclusie
Het plangebied is goed bereikbaar voor zowel gemotoriseerd verkeer als het fietsverkeer. In de parkeerbehoefte wordt voorzien binnen het plangebied. De verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling zal niet leiden tot structurele knelpunten in de verkeersafwikkeling. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
4.10 Duurzaamheid
Regelgeving aardgasvrij- en energie neutrale nieuwbouw (VET en BENG)
Per 1 juli 2018 is de wet Voortgang Energietransitie van kracht, die zegt dat het niet meer is toegestaan om nieuwbouw met aardgas te realiseren, tenzij de gemeente beslist dat er zwaarwegende belangen zijn om hier van af te wijken.
Vanaf 1 januari 2020 moet alle nieuwbouw in Nederland een Bijna Energie Neutraal Gebouw oftewel BENG zijn. De energieprestatie wordt nu nog uitgedrukt in de energieprestatiecoëfficiënt (EPC). Per 1 januari 2020 wordt de EPC voor nieuwbouw vervangen door BENG-eisen. BENG stelt ook de eis dat de energiebronnen voor het gebouw in bepaalde mate duurzaam moeten zijn.
Circulair bouwen krijgt inmiddels steeds meer voet aan de grond. Gesterkt vanuit overheidsambities zoals geformuleerd in het programma Nederland Circulair in 2050, gevoed vanuit allerlei innovaties in de markt en gestimuleerd door succesvolle projecten ontwikkelt de circulaire bouw zich steeds verder en wordt het optimaal inzetten en hergebruiken van grondstoffen een steeds belangrijker onderdeel van bouw- en gebiedsontwikkeling.
Bij de ontwikkeling van dit nieuwbouwproject adviseren wij dit onderdeel mee te nemen.
GPR Gebouw
Een instrument om duurzaam bouwen inzichtelijk en meetbaar te maken is GPR Gebouw. Dit instrument geeft rapportcijfers op de onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Hoe hoger de score, hoe duurzamer de woning(en). GPR Gebouw is zowel een communicatiemiddel als praktische maatregelenlijst om nog duurzamer te bouwen; een voorbeeld is dat u HR++ glas gaat vervangen door HR+++ glas met hogere isolatiewaarden. Dit is dan direct te merken aan de scores, de meerkosten zijn gering en er kan volstaan worden met mogelijk een warmtepomp met een lagere capaciteit (in overleg met de installateur) en dus goedkoper.
Groen bouwen
Via de checklist Groen Bouwen (www.checklistgroenbouwen.nl) kunnen, door middel van het beantwoorden van enkele ja/nee-vragen, eenvoudig toepasbare maatregelen worden gekozen die goed zijn voor de stadsnatuur en speciaal voor vogels.
Op weg naar klimaatadaptieve en natuurinclusieve gemeenten - de BUCH
De BUCH gemeenten hebben gezamenlijk beleid vastgesteld over klimaatadaptatie en natuurinclusiviteit. De ambitie is om in 2050 klimaatbestendig, waterrobuust en natuurinclusief te zijn. Klimaatadaptatie moet verweven worden in werkprocessen met betrekking tot de inrichting van de ruimte.
Conclusie
Overeenkomstig het beleid van de gemeente wordt duurzaam gebouwd en bij bedrijven energiebesparende maatregelen te worden genomen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Het bouwplan biedt kansen om duurzaam te bouwen. De woningen worden gasloos gebouwd en er wordt gebruik gemaakt van hoogwaardig duurzame materialen. In de uitwerking van het ontwerp van de woningen wordt duurzaamheid en circulariteit verder ingepast. Duurzame genomen gebouwen zijn afhankelijk van de getroffen maatregelen doorgaans comfortabeler en in de exploitatiefase worden besparingen bereikt. Tot slot zijn de duurzaamheidseisen uit het Bouwbesluit onverkort van toepassing.
4.11 Water
Waterbeheer en watertoets
De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. Het doel van dit instrument is om wateraspecten in een vroeg stadium mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.
Het plangebied ligt in het beheergebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Via de Digitale Watertoets (korte procedure, 00003161) is HHNK gevraagd een reactie te geven op het plan. Uit de ingediende gegevens blijkt dat er geen relevante kaartlagen geraakt worden, maar omdat het plan een (deel)uitwerking is van de Structuurvisie Centrum wil HHNK het plan mede beoordelen in het licht van het grotere geheel. Hiermee wordt voorkomen dat er tegenstrijdige of gefragmenteerde adviezen worden gegeven met nadelige gevolgen voor de waterhuishouding.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW)
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW)
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
- Waterwet
Provinciaal:
- Watervisie 2021
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheerplan) zijn de programma's en beheertaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheergebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels die te vinden zijn op www.hhnk.nl/keur.
Huidige situatie
Algemeen
Vanwege de ligging in stedelijk gebied zijn bodemopbouw en grondwater niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. Volgens het vigerende bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum' bestaat de bodem in de noordelijke woonkern uit kleiige gronden. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) dieper dan 40 centimeter onder maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) ligt tussen de 50 en 80 centimeter onder maaiveld. Volgens de Algemene Hoogtekaart Nederland is de maaiveldhoogte ter plaatse circa -0,20 tot -0,25 meter +NAP.
Volgens het vigerende bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum' heeft de noordelijke woonkern grondwaterproblemen. Er is reeds gestart met het oplossen van deze problemen, onder meer door de aanleg van drainage in combinatie met de vervanging van riolering en de uitvoering van het afkoppelplan. Het principe van Berging, Infiltratie, Drainage Transport wordt zoveel mogelijk nagestreefd. Deze zorgen voor het afvoeren van overtollig regenwater en grondwater en houden tijdens droogte juist water vast. Daarnaast, bij renovaties van wegen, wijken of riolen wordt van de volgende werkwijze uitgegaan:
- in geval van renovatie wordt ingezet op het volledig scheiden van de afvoer van afvalwater en regenwater/drainagewater;
- daar waar mogelijk en passend in het stedelijk gebied worden duinrellen aangelegd voor de afvoer van schoon regenwater en de afvoer van overtollig grondwater.
Waterkeringen en veiligheid
Volgens de Legger Waterveiligheid ligt het plangebied niet in een beschermingszone van een primaire of regionale waterkering. De Meldijk ten oosten van het plangebied heeft een waterkerende functie. Zie figuur 4.4.
Figuur 4.4: Ligging plangebied (rood) t.o.v. waterkeringen (bron: Legger wateren 2022, HHNK)
Waterkwantiteit
Ten westen van het plangebied is volgens de Legger Water van HHNK een watergang behorende tot het primaire waterstelsel gelegen (figuur 4.6). Voor dit type watergang geldt een beschermingszone van circa 5,0 meter. Binnen deze beschermingszone gelden conform de Keur van HHNN beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast. De afstand van de watergang tot het plangebied bedraagt circa 35 meter. De beschermingszone van de primaire watergang vormt zodoende geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Zie figuur 4.6
Figuur 4.5: Ligging plangebied (rood) t.o.v. oppervlaktewateren (bron: Legger wateren 2022, HHNK)
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Ten oosten van het plangebied zijn het Uitgeestermeer/Alkmaardermeer en de Westergeestervaart wel aangemerkt als KRW-waterlichaam. Verder bevinden zich tevens geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland in het projectgebied of de directe omgeving.
Afvalwaterketen en riolering
De bestaande bebouwing in het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel, bestaande uit een gemengd stelsel. In het plangebied ligt geen (regionale) rioolwaterpersleiding van het waterschap.
Toekomstige situatie
Algemeen
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van woningen op de locatie van een voormalige sporthal.
Waterkeringen en veiligheid
Het plangebied ligt buiten de beschermingszones van waterkeringen. De beoogde ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de waterveiligheid.
Waterkwantiteit
De toename van verharding blijft onder 800 m2. Hiermee zijn watercompenserende maatregelen niet benodigd.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Op de beoogde locatie wordt een gescheiden riolering aangelegd. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting,
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Er is binnen het plan geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (RWZI). Voor de nieuwe ontwikkeling wordt een gescheiden stelsel aangelegd. In het kader van de ontwikkelingen binnen het centrumplan wordt de rioolhuishouding aangepakt. Hierbij wordt hemelwater apart opgevangen, wordt er waar mogelijk water gebufferd en uiteindelijk geïnfiltreerd of afgewaterd op open water. Het plangebied zal ook op dit systeem worden aangesloten.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
4.12 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Welke Bestemmingen Komen Voor In Dit Plan?
Een bestemmingsplan geeft aan voor welke functies percelen en bouwwerken mogen worden gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn voor wonen, groen, verkeer enzovoort. Daarnaast bevat het plan per functie regels waaraan het gebruik en/of het bouwen moet voldoen. Zo is vastgelegd waar gebouwd mag worden en waar niet, en zijn regels gesteld hoe mag worden gebouwd. Het plan geeft bijvoorbeeld de maximale bouw- en goothoogte van huizen, en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen aan.
5.2 Hoe Zit Een Bestemmingsplan Er Uit?
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen de 'plankaart' genoemd), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn het juridische deel van het bestemmingsplan. In dit deel van het bestemmingsplan staan de rechten en plichten die voortvloeien uit het plan. In de plantoelichting zijn de achtergronden en uitgangspunten voor het beleid opgenomen. Met de toelichting worden de aanwezige belangen in het gebied afgewogen en wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Alle bestemmingsplannen in Nederland zijn te vinden op de website: www.ruimtelijkeplannen.nl. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksboven 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
- Met een dubbelbestemming. Dit betreft een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Bijvoorbeeld voor archeologie of ondergrondse leidingen. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden.
- Met een aanduiding. Een aanduiding is een vlak op de verbeelding. Via een aanduiding wordt in de regels iets aanvullend geregeld. Dat kan betrekking hebben op maatvoering (bijvoorbeeld een specifieke goot- of bouwhoogte), bouwen (bijvoorbeeld voor specifieke bouwwerken als overkappingen) of functies (bijvoorbeeld zorgwoningen).
5.3 Wat Regelt Een Bestemmingsplan?
Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende bestemmingen:
- Groen
- Verkeer - Verblijfsgebied
- Wonen: deze bestemming is opgenomen ter plaatse van de beoogde woningen.
5.4 Opzet Van De Planregels
De hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, hebben de volgende vaste volgorde:
- In de Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald;
- In de Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven;
- De Algemene regels bevatten een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing);
- De Overgangs- en slotregels ten slotte geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.
Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Daarnaast is een aantal bepalingen opgenomen waaraan landelijk gezien de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
5.5 Toelichting Op De Inleidende Regels
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de inleidende regels.
Artikel 1 Begrippen
De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
5.6 Toelichting Op De Bestemmingsregels
Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan.
Artikel 3 Groen
Om tegenover de woningen aan de Geesterweg parkeerplaatsen mogelijk te maken, is de bestemming Groen toegevoegd aan het plangbied. Binnen deze bestemming zijn ongebouwde parkeervoorzieningen mogelijk.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Voor de gronden rondom de woonbestemming die bedoeld zijn voor parkeren en verblijven en verplaatsen is de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied opgenomen.
Artikel 5 Wonen
De voor 'Wonen' aangewezen zijn bestemd voor wonen en de daarbij behorende bouwwerken, werken, werkzaamheden, tuinen, erven en gebouwde parkeervoorzieningen. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen, waarmee de uiterste bouwgrenzen zijn vastgelegd. Verder is de maximum bouwhoogte opgenomen.
In de specifieke gebruiksregels is de "Doelgroepenverordening Uitgeest 2021" van toepassing verklaard.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Met de eigenaar van de gronden is een anterieure overeenkomst gesloten waarmee het kostenverhaal verzekerd is. Het opstellen van een exploitatieplan is dus niet nodig.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de verschillende overlegpartners. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, PWN en Liander hebben een reactie gegeven. Zij hebben geen bewaren tegen het ontwerpbestemmingsplan.
Participatie
Het voorlopig ruimtelijk kader is aan de inwoners getoond op de informatiebijeenkomst op 12 juli jl. Op die avond zijn vele reacties van inwoners ontvangen. Van alle ingekomen reacties is een overzicht gemaakt, waarin de antwoorden van de gemeente en de architect zijn verwerkt. Dit overzicht is aan de indieners van de reacties persoonlijk teruggekoppeld via de mail. Daarna is het overzicht op de projectpagina op de website van de gemeente gezet zodat iedereen hier kennis van kan nemen. Een aantal reacties heeft tot wijzigingen van het plan geleid. Niet alle opmerkingen of ideeën hebben tot aanpassing van het plan geleid, omdat deze niet passen binnen het voorlopig ruimtelijk kader zoals de raad dat op 22 juni jl. heeft vastgesteld.
Ter inzagelegging
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 14 december 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is samengevat en beantwoord in de nota zienswijzen (bijlage 10). Ook de ambtshalve wijzigingen zijn in deze nota opgenomen.
Bijlage 1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 2 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 2 Archeologisch bureauonderzoek
Bijlage 3 Archeologisch Booronderzoek
Bijlage 3 Archeologisch booronderzoek
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 5 Quickscan Ecologie
Bijlage 6 Stikstofberekening Aanleg- En Gebruiksfase
Bijlage 6 Stikstofberekening aanleg- en gebruiksfase
Bijlage 7 Nader Ecologisch Onderzoek
Bijlage 7 Nader ecologisch onderzoek
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 8 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai