KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Water - Sluis
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Antidubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
Artikel 7 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Opzet Toelichting
Hoofdstuk 2 Omschrijving Project
2.1 Huidige Situatie
2.2 Voorgenomen Activiteit
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
4.1 Ecologie
4.2 Waterparagraaf
4.3 Geluid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Kabels En Leidingen
4.6 Bodem
4.7 Archeologie
4.8 Cultuurhistorie
4.9 Niet Gesprongen Explosieven
4.10 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Toelichting Op De Verbeelding
5.3 Toelichting Op De Planregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Algemeen
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.4 Afweging
Bijlage 1 Natuurtoets
Bijlage 2 Reactienota
Bijlage 3 Raadsbesluit Vaststelling

Tolhuissluis

Bestemmingsplan - Gemeente Uithoorn

Vastgesteld op 12-07-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanTolhuissluis van de gemeente Uithoorn;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0451.BPTolhuissluis-VS01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.18 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.7 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Water - Sluis

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Sluis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sluisbouwwerken, waaronder een bedieningsgebouw ten behoeve van de sluis;
  2. b. waterhuishoudkundige doeleinden en waterkeringen;
  3. c. oevers, bermen en beplanting;

met de daarbijbehorende groenvoorzieningen, erven en verhardingen, kunstwerken, afmeervoorzieningen en kademuren.

3.2 Bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning afgeweken worden van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 6.1 sub 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 6.1 sub 1 met maximaal 10%.
  3. 3. Lid 6.1 sub 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 6.2 sub 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 6.2 sub 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Lid 6.2 sub 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanTolhuissluis.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Tolhuissluis bestaat uit een kleine kolk en een grote kolk en is in 1825 in gebruik gesteld. De sluis is verschillende malen grondig aangepast / vernieuwd. Momenteel is echter sprake van ernstig achterstallig onderhoud. Daarom wordt de Tolhuissluis gerestaureerd. Daarbij wordt ook het huidige, verouderde, bedieningsgebouw vervangen voor een nieuw bedieningsgebouw. Dit nieuwe bedieningsgebouw kent een beperkte toename van de bouwmassa ten opzichte van de huidige situatie. Het bestemmingsplan Landelijk gebied van de gemeente Uithoorn voorzag echter niet in een bedieningsgebouw voor de Tolhuissluis. Hiervoor is dit bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging Plangebied

De sluis bevindt zich op de scheidslijn van de provincies Noord- en Zuid-Holland in het
Amstel-Drechtkanaal, ten noordwesten van het dorp Nieuwveen. In de figuren 1.1 en 1.2 is de situatie weergegeven. De sluis bestaat uit een grote kolk (noordwestelijk) en een kleine kolk (zuidoostelijk). De kleine kolk is momenteel niet in gebruik. Het bedieningshuisje is gelegen ten noord-westen van de grote kolk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0451.BPTolhuissluis-VS01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0451.BPTolhuissluis-VS01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Luchtfoto Tolhuissluis

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het geldend bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan Landelijk gebied, door de gemeenteraad vastgesteld op 27 januari 2005.

In het vigerende bestemmingsplan zijn binnen het beoogde plangebied de bestemmingen 'Woondoeleinden zonder gebouwen' en 'Agrarische doeleinden grondgebonden veehouderij' van toepassing. Daarnaast gelden er twee aanduidingen, namelijk: 'Primair waterkeringsdoeleinden' en 'langzaamverkeersroute'.

Deze gronden zijn bestemd voor grondgebonden veehouderij en ter plaatse van de bestemming Primair waterkeringsdoeleinden voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering, waarbij het belang van de waterkering prevaleert boven de overige doeleinden die voor de betrokken gronden zijn aangegeven. Daarnaast is er een langzaamverkeersroute.

afbeelding "i_NL.IMRO.0451.BPTolhuissluis-VS01_0003.jpg"

Figuur 1.3 Vigerend bestemmingsplan (rode stip is planlocatie)

Het huidige bedieningsgebouw van de Tolhuissluis is niet opgenomen in het bestemmingsplan Landelijk gebied. Door vaststelling van dit bestemmingsplan wordt het nieuwe bedieningsgebouw planologisch wel mogelijk gemaakt.

1.4 Opzet Toelichting

De ruimtelijke onderbouwing bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst. In hoofdstuk 4 zijn vervolgens de resultaten van de onderzoeken beschreven. Hoofdstuk 5 betreft de juridische planbeschrijving. Hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de uitvoerbaarheid en afweging van het plan.

Hoofdstuk 2 Omschrijving Project

2.1 Huidige Situatie

Het Tolhuissluis complex kent een lange historie. Het complex is aangelegd tijdens het bewind van koning Willem I. Zijn koningschap stond in het teken van het bevorderen van de handel en dat kon alleen met een goede infrastructuur. Daar hoorde een goed netwerk van kanalen en sluizen bij. Eén van de sluizen betrof de Tolhuissluis. Het sluiscomplex bestaat uit een kleine kolk en een grote kolk en is in 1825 in gebruik gesteld.

Nu, 185 jaar later, vervult dit sluiscomplex nog steeds zijn functie. Dagelijks maken, aldus de sluiswachter, beroepsvaart en pleziervaart gebruik van de sluis. Ook loopt er een fiets- / wandelroute via rolbruggen over de sluis. Tevens is het een belangrijk inlaatpunt voor schoon water voor het Hoogheemraadschap van Rijnland.

De sluis is verschillende malen grondig aangepast / vernieuwd. Voor het eerst in 1892 en vervolgens in 1920 en 1958. De afgelopen tientallen jaren is de sluis aangepast en (lokaal) geautomatiseerd. Er is echter ook sprake van ernstig achterstallig onderhoud. De kleine sluis is buiten gebruik gesteld en de deuren verkeren in zeer slechte staat. De van oorsprong eiken deuren zijn in de loop van de tijd vervangen door tropisch hardhouten exemplaren, in de kleine sluis zitten nu (deels) stalen deuren. Figuur 2.1 verbeeldt de huidige grote sluis kolk.

De afgelopen jaren hebben de nodige inventarisaties plaatsgevonden. De resultaten hiervan maken dat De Tolhuissluis deel uit maakt van het VIK (Vervanging Infrastructuur Kunstwerken programma). Momenteel wordt de sluis gerestaureerd. Hierbij is het uiteindelijke doel dat na de restauratie de komende 12 jaar geen (groot) onderhoud noodzakelijk is aan de Tolhuissluis.

Het huidige bedieningshuisje dateert uit de jaren '60 en is verouderd. Figuur 2.2 geeft de huidige situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0451.BPTolhuissluis-VS01_0004.jpg"

Figuur 2.1 Zicht op grote en kleine sluis (rechtsmidden)

afbeelding "i_NL.IMRO.0451.BPTolhuissluis-VS01_0005.png"

Figuur 2.2 Huidige bedieningsgebouw Tolhuissluis

2.1.1 Autoverkeer

Het Nieuwveens Jaagpad ligt ten zuidoosten van de Tolhuissluis. Over het Nieuwveens Jaagpad rijdt autoverkeer in beide richtingen langs de sluis. In de omgeving is veelvuldige kassenteelt en zijn agrarische activiteiten. Voor deze belanghebbenden is het Nieuwveens Jaagpad een belangrijk ontsluitingsweg voor het benodigde transport. In het Nieuwveens Jaagpad bevindt zich ter hoogte van de sluis een scherpe bocht. Vanwege deze situatie en het medegebruik van de weg door langzaam verkeer geldt ter plaatse een adviessnelheid van 40 km/uur en zijn er enkele verkeersdrempels aangelegd.

Er bestaat geen mogelijkheid de sluis per auto over te steken. Ten noordwesten van de sluis bevindt zich het Jaagpad, dit pad is ter hoogte van de Tolhuissluis niet geschikt voor autoverkeer. Hierdoor hebben de bewoners van de woningen aan de noordwestzijde van de Tolhuissluis geen mogelijkheid tot het bereiken van hun woning per auto.

Het Nieuwveens Jaagpad wordt naast autoverkeer ook gebruikt door langzaam verkeer, ondermeer (brom-)fietsers. Aan weerszijden van de weg bevindt zich een fietssuggestiestrook. Fietsverkeer en voetgangers kruisen het Nieuwveens Jaagpad, vanwege de verbinding over de sluis, regelmatig.

Ten noordwesten van de sluis loopt het Jaagpad. Dit pad is ter hoogte van de sluis bedoeld voor voetgangers en fietsers, waaronder toeristen, en loopt tussen Bilderdam en Vrouwenakker. Tussen deze twee plaatsen is de sluis de enige overbrugging over de Drecht en het Amstel-Drechtkanaal. Het Jaagpad loopt langs de woningen die zich aan de noordwestzijde van de sluis bevinden. De verbinding over de sluis is voor hen een cruciale ontsluiting.

2.1.2 Vaarverkeer

De Tolhuissluis is een sluis, die het mogelijk maakt om vanuit het Aarkanaal via het
Amsterdam-Drechtkanaal naar de Amstel te varen. De sluis wordt in de zomermaanden veel gebruikt door pleziervaart. Daarnaast maken ook vrachtschepen (maximaal verkeersklasse CEM II) gebruik van de Tolhuissluis.

2.1.3 Functies, bedrijvigheid en voorzieningen

In de directe omgeving van de sluis vindt met name toeristische- en horecabedrijvigheid plaats. Aan de zuidoostzijde van de Tolhuissluis ligt de camping Tolhuissluis. De hoofdingang van de camping en het bijbehorende café zijn gesitueerd recht tegenover de sluis. De camping heeft daarnaast een tweede ingang aan het Nieuwveens Jaagpad, 200 meter in zuidelijke richting.

In een grotere cirkel rondom de sluis bevinden zich veel agrarische bedrijven, veelal tuinbouw en landbouw. Voor de ontsluiting van deze bedrijven is het Nieuwveens Jaagpad van groot belang.

2.2 Voorgenomen Activiteit

Bij de restauratie van het sluiscomplex wordt ook het verouderde bedieningshuisje vervangen. Het nieuwe bedieningsgebouw wordt gerealiseerd ten noord-westen van de grote kolk, op de locatie waar nu het oude bedieningsgebouw staat. Het nieuwe gebouw voldoet aan de huidige (ARBO) eisen en is ingericht om de sluizen op afstand te bedienen. Het nieuwe gebouw heeft een groter ruimtebeslag dan het oude gebouw (7 bij 7 meter in plaats van 3 bij 3 meter). Het nieuwe bedieningsgebouw zal onderkeldert worden, waardoor de fundering van het bouwwerk circa 4 meter onder maaiveld komt te liggen. De vormgeving van het nieuwe bedieningsgebouw is in overeenstemming met het beeld van het monumentale sluizencomplex. Figuur 2.3 illustreert de afmetingen van de voorgenomen ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0451.BPTolhuissluis-VS01_0006.png"

Figuur 2.3 Afmetingen nieuw bedieningsgebouwd Tolhuissluis

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Het onderhavige plan maakt de ontwikkeling van een nieuw bedieningsgebouw mogelijk. In deze paragraaf wordt aangetoond hoe het plan zich verhoudt tot het (toekomstige) beleid van Rijk, provincie en gemeente, alsmede tot de overige aspecten die van belang zijn voor de planologische inpasbaarheid van het plan.

Op basis van het nieuwbouwplan is een inschatting gemaakt in hoeverre de ontwikkeling van het nieuwe bedieningsgebouw in strijd zal zijn met de geldende beleidskaders. Gezien de zeer beperkte omvang van het bouwplan, en het feit dat het vervangende nieuwbouw betreft, worden enkel de belangrijkste beleidskaders besproken.

3.2 Provinciaal Beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2010)

De provincie heeft medio 2010 de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld. De provincie zet in op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik. In het kader van klimaatbestendigheid dient er ruimte gevonden te worden voor bescherming tegen wateroverlast, voor voldoende schoon drinkwater en voor duurzame energie. De ruimtelijke kwaliteit wordt operationeel gemaakt in het behoud van het Noord-Hollandse landschap door verdere ontwikkeling van de kwaliteit en diversiteit van het landschap. Duurzaam ruimtegebruik wordt nagestreefd door functies slim te combineren en te zorgen dat deze goed bereikbaar zijn.

Specifiek voor Uithoorn is onder andere de Stelling van Amsterdam van belang. Hier werkt de provincie aan het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed door onder andere het vergroten van de publieke toegankelijkheid, restauratie en het zorg dragen voor economische benutting van de forten (recreatie, toerisme). Ook zet de provincie zich in voor het versterken van regionale
HOV-verbindingen (hoogwaardig openbaar vervoer) richting Amstelveen en Schiphol. Voor het landelijk gebied ten noorden van Uithoorn wordt onder de noemer 'metropolitaan landschap' gestuurd op meer recreatieve voorzieningen. Dat gaat hier gepaard met grootschalige waterberging. In het gebied ten westen van Uithoorn wordt onder de noemer 'greenport' ingezet op een versterking van de glastuinbouw en sierteeltsector.

Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie (2010)

Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 hebben provincies de bevoegdheid gekregen een ruimtelijke verordening vast te stellen. In deze verordening kan de provincie regels stellen met betrekking tot de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. Bij het stellen van deze regels moeten provinciale belangen in het geding zijn. In een verordening kunnen regels worden opgenomen ter bescherming van specifieke waarden (zoals natuur-, landschappelijke of cultuurhistorische waarden) of ten behoeve van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld vestigingsregels voor intensieve veehouderij of detailhandelsvoorzieningen).

De gemeente heeft de plicht bestemmingsplannen aan te passen aan de provinciale verordening.

Samen met de vaststelling van de structuurvisie is ook een nieuwe provinciale verordening vastgesteld. Deze verordening bevat regels ter uitvoering van het beleid uit de structuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0451.BPTolhuissluis-VS01_0007.jpg"

Figuur 3.1 Afbeelding visiekaart van de provinciale verordening

Op de visiekaart welke onderdeel uit maakt van de provinciale verordening is het plangebied aangeduid als:

  • Landelijk gebied
  • Onderdeel van het Groene Hart
  • Gebied voor gecombineerde landbouw
  • Regionale waterkering
  • Kleinschalige oplossingen voor duurzame energie

Het plangebied is niet aangewezen als:

  • Bestaand bebouwd gebied (BBG)
  • EHS (wel in de directe omgeving)
  • Aardkundig monument / aardkundig waardevol gebied

Onder bestaand bebouwd gebied wordt zowel het gebied bedoeld dat als zodanig aangegeven is op de kaart bij de provinciale verordening, alswel de bestaande of de bij een - op het moment van inwerkingtreden van de verordening - geldend bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing en kassen.

De provincie Noord-Holland wil de Noord-Hollandse (cultuur)landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerken te koesteren en te benutten bij nieuwe ontwikkelingen. Nieuwe plannen dienen daarom de ontwikkelingsgeschiedenis, de ordeningsprincipes en bebouwingskarakteristiek van het landschap en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt te hanteren. Om dit te kunnen toetsen, heeft de provincie een regionale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie opgesteld.

Bovendien mag alleen in het landelijk gebied worden gebouwd mits daarvoor nut en noodzaak is aangetoond. Onder het bestaand bebouwd gebied worden voornamelijk woningbouw en bedrijfsbebouwing verstaan, en niet de technische bebouwing bij een sluizencomplex, zoals het onderhavige bedieningsgebouw. Bovendien is het bedieningsgebouw dusdanig beperkt in omvang dat de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd is met de provinciale verordening.

Regionale waterkering

Ter plaatse van het plangebied is een regionale waterkering gelegen. Noord-Holland heeft ruim tweeduizend kilometer aan regionale waterkeringen. Deze regionale waterkeringen bieden bescherming tegen overstromingen vanuit kanalen, vaarten en boezemwater. Verder dienen regionale waterkeringen als achtervang bij overstroming vanuit buitenwater.

afbeelding "i_NL.IMRO.0451.BPTolhuissluis-VS01_0008.jpg"

Figuur 3.2 Afbeelding regionale waterkering uit de provinciale verordening

In de provinciale verordening (artikel 30) is bepaald dat het bestemmingsplan dient te voorzien in de bescherming van de waterkerende functie door toepassing van op deze functie toegesneden bestemmingen en regels en daarnaast dient het bestemmingsplan tevens in een vrijwaringzone aan weerszijden van de waterkeringen te voorzien opdat reconstructies van de waterkeringen niet onmogelijk worden gemaakt. Deze lokaal benodigde vrijwaringszones worden overgenomen van de hoogheemraadschappen. Afwijken van deze vrijwaringszone is mogelijk indien hierover overeenstemming is bereikt tussen betrokken gemeenten, waterbeheerder en provincie.

De reconstructie van de sluis en het nieuwe bijbehorende bedieningsgebouw wordt gerealiseerd in opdracht van de provincie Noord-Holland. Bij dit project is bovendien Waternet nauw betrokken. Waternet is de uitvoerende instantie van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Om de waterkerende functie van de kade te borgen is tussen de initiatiefnemer en Waternet afgesproken dat ten westen van het bedieningshuisje over een lengte van 9 meter een stalen damwand wordt geplaatst. Momenteel is daar sprake van een houten beschoeiing.

Door de beperkte omvang van het bedieningsgebouw en de plaatsing van een stalen damwand staat de voorgenomen ontwikkeling de bescherming van de waterkerende functie niet in de weg. Door Tauw bv zijn voor de damwand stabiliteitsberekeningen uitgevoerd op basis van het definitief ontwerp. Bij deze berekening is tevens rekening gehouden met het te bouwen bedieningsgebouw met ondergrondse constructie. De bouw van het bedieningsgebouw start pas na het gereedkomen van de nieuwe waterkering. De waterveiligheid is met deze fasering en werkwijze gedurende het gehele bouwproces gegarandeerd. De berekeningen zijn onderdeel van de aan te vragen watervergunning. In de waterparagraaf wordt hier nader op ingegaan.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Uithoorn (2009)

De structuurvisie van de gemeente Uithoorn is vastgesteld in 2009. Met behulp van de structuurvisie wil de gemeente dat Uithoorn een aantrekkelijke plaats blijven om in te wonen en werken. Aan de visie hebben het afgelopen jaar veel bewoners en organisaties meegewerkt. De ambitie is om de verschillen van Uithoorn te benadrukken en te versterken.

De structuurvisie bevat een brede visie op de toekomst van de gemeente en vormt het kader van alle ruimtelijke ontwikkelingen. Alle ruimtelijke aspecten van veel verschillende beleidsterreinen komen hierin samen. In de visie is aangegeven dat Uithoorn een gemeente is met twee gezichten verdeeld over vier gebieden:

  1. 1. Een tuinstedelijk, economisch gezicht in het noorden
  2. 2. Een landelijk, dorps gezicht in het zuiden
  3. 3. Het overgangsgebied “Langs de Vuurlinie” zonder duidelijk gezicht
  4. 4. “Oud Uithoorn” waarin beide gezichten terug zijn te vinden

Het plangebied wordt in de kaart behorend bij de structuurvisie aangeduid als 'veenweidegebied behouden en versterken' en 'dorps landelijk gezicht'. Het gemeentelijk beleid is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de kwaliteiten van natuur en landschap. Hierin passen geen grootschalige nieuwbouw ontwikkelingen. Gezien de omvang van de voorgenomen ontwikkeling, worden de kenmerken van het gebied en de hierbinnen te realiseren opgaven niet aangetast.

Op basis van bovenstaande wordt de conclusie getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd is met de geldende beleidskaders.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

In het kader van een goede ruimtelijke ordening en in verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan moet daar waar nodig onderzoek plaatsvinden naar de voor het plangebied relevante milieuaspecten. Gezien de omvang van de voorgenomen ontwikkeling is beperkt onderzoek uitgevoerd. Onderstaand wordt per milieuaspect afgewogen hoe de voorgenomen ontwikkeling zich hiertoe verhoudt.

4.1 Ecologie

Bij alle ruimtelijke ingrepen en plannen dient onderbouwd te worden of het voornemen 'redelijkerwijs uitvoerbaar' is. Een inschatting van eventuele belemmeringen op het gebied van natuurbescherming is hier onderdeel van. Al tijdens de planvorming dient daarom inzichtelijk te worden gemaakt of er mogelijk sprake is van effecten waarvoor een ontheffingsplicht geldt. Als een ontheffingsplicht geldt dan moet onder andere worden aangetoond, of voldoende mitigerende en/of compenserende maatregelen getroffen kunnen worden.

Gebiedsbescherming

De beoogde planlocatie is gelegen in het Amstel-Drechtkanaal op de grens tussen provincie Noord-Holland en Zuid-Holland. De ontwikkeling bestaat uit vervangen van het bestaande bedieningshuisje door een nieuw, iets groter, gebouw. Het plangebied, de sluis en de nabije omgeving, liggen niet nabij of binnen de invloedsfeer van Natura2000-gebieden (beschermd door de Natuurbeschermingswet). Het plangebied ligt ook niet in de invloedsfeer van de Ecologische Hoofdstructuur (beschermd door de Wet op de Ruimtelijke ordening). Gezien het karakter en omvang van de ingreep zijn effecten op Natura2000-gebieden en Ecologische Hoofdstructuur uitgesloten.

Soortenbescherming

De bescherming van inheemse dier- en plantensoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. De wet maakt onderscheid in drie categorieën beschermde soorten:

  • Tabel 1-soorten: De meest algemene, niet bedreigde soorten. Voor deze soorten geldt een vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestendig gebruik of beheer en onderhoud
  • Tabel 2-soorten: Beschermde soorten. Hiervoor geldt een vrijstelling bij bestendig gebruik of beheer en onderhoud wanneer wordt gehandeld volgens een geaccordeerde en door de initiatiefnemer onderschreven gedragscode
  • Tabel 3-soorten: Strikt beschermde soorten bestaande uit de Habitatrichtlijnsoorten en een selectie van bedreigde soorten

In het kader van de restauratie van de Tolhuissluis is door Tauw reeds een toetsing naar beschermde natuurwaarden uitgevoerd (kenmerk N001-4746864AIH-vsa-V02, d.d. 25-11-10). Daarbij zijn de sluiskolken als plangebied beschouwd, maar is ook gekeken naar de directe omgeving waaronder het bedieningsgebouwtje behoord.

Voor vogels, amfibieën, reptielen, dagvlinders, libellen en overige ongewervelden biedt het plangebied geen geschikte leefomgeving en/of ontbreken biotopen. Gezien de omvang en het karakter van de ingreep zijn geen negatieve effecten te verwachten.

Vleermuizen

Op basis van het literatuuronderzoek [Broekhuizen S.B. et al., 1992] en een veldbezoek is het voorkomen van beschermde zoogdieren uitgesloten. De planlocatie biedt geen geschikt leefgebied voor beschermde zoogdieren.

Bij het veldbezoek is de omgeving van de planlocatie gecontroleerd op de mogelijkheden voor verblijfplaatsen van vleermuizen. Er zijn geen potentiële mogelijke verblijfplaatsen voor vleermuizen aangetroffen. Het voorkomen van verblijfplaatsen kan worden uitgesloten. De vleermuizen kunnen het gebied wel gebruiken als foerageergebied.

Het gehele kanaal, en de waterrijke weidegebieden in de omgeving zijn geschikt foerageergebied voor vleermuizen. De planlocatie is daarom maar een zeer klein onderdeel van het foerageergebied. Bovendien ligt de sluis naast een doorgaande weg en nabij bebouwing (woonhuizen en horeca). Hierdoor is in de huidige situatie al verstoring door licht, geluid en menselijke aanwezigheid aanwezig. Buiten de invloedsfeer van het voornemen is geschikter foerageergebied aanwezig:

  • Ten noorden en zuiden van het plangebied staan bomen langs het kanaal en is minder bebouwing aanwezig
  • Waterrijke weilanden, die niet worden verstoord door wegen of bebouwing

Samengevat: de planlocatie is een klein en relatief onbelangrijk onderdeel van het foerageergebied van vleermuizen.

Ontheffing Flora & faunawet

Er is een ontheffing aangevraagd in het kader van de Flora- en faunawet. Deze aanvraag had betrekking op de realisatie van het project “Tolhuissluis, PNHdossiernummer: 34410” gelegen op de grens van de gemeenten Nieuwkoop en Uithoorn. Het project ziet onder meer op de restauratie van de kademuren van de Tolhuissluis, waarbij de bestaande muren worden afgebroken en nieuwe muren worden opgemetseld.

Er is dan ook ontheffing aangevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 8 van de Flora- en faunawet voor wat betreft exemplaren van de steenbreekvaren en de tongvaren. Op
26 mei 2011 is deze ontheffing verleend. De betreffende varens komen echter niet voor ter plaatse van het bedieningsgebouw.

4.2 Waterparagraaf

De Tolhuissluis bestaat uit een kleine kolk en een grote kolk en is in 1825 in gebruik gesteld. De sluis is verschillende malen grondig aangepast / vernieuwd. Momenteel is echter sprake van ernstig achterstallig onderhoud. Daarom wordt de Tolhuissluis gerestaureerd. Daarbij wordt ook het huidige, verouderde, bedieningsgebouw vervangen voor een nieuw bedieningsgebouw. Dit nieuwe bedieningsgebouw kent een beperkte toename van de bouwmassa ten opzichte van de huidige situatie. Daarnaast vinden werkzaamheden plaats aan het sluizencomplex.

Het bestemmingsplan Landelijk gebied van de gemeente Uithoorn voorziet echter niet in een bedieningsgebouw voor de Tolhuissluis. De voorliggende waterparagraaf is mede bedoeld ter onderbouwing van deze ontwikkeling.

Het plangebied ligt in het beheer gebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Er heeft overleg plaatsgevonden met Waternet, de uitvoeringsorganisatie van AGV.

Bestaande situatie waterhuishouding

De Tolhuissluis scheidt de Amstel van het Aarkanaal en de Drecht. Het Aarkanaal en de Drecht hebben een streefpeil van -0.62 m NAP. De Amstel heeft hier een waterpeil van -0.38 m NAP. De sluis heeft een grote en kleine kolk, respectievelijk aan de noord- en zuidzijde. De oevers van de sluis en de oevers van de aansluitende wateren zijn bestemd als waterkering. Deze keringen bestaan uit een kern-, beschermings- en buitenbeschermingszone. De locatie van het bedieningsgebouw ligt in de kern- en beschermingszone. Dit is aangegeven op onderstaande legger.

afbeelding "i_NL.IMRO.0451.BPTolhuissluis-VS01_0009.png"

Figuur 4.1 Legger waterkering, Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht

Het sluiscomplex ligt in de waterkeringszone en bestaat uit stenen oevers. Aan de westpunt van de noordoever van de sluis staat een bedieningsgebouw. Het bouwwerk staat op maaiveld en heeft een toiletvoorziening die in de bestaande situatie loost op de grote kolk van de sluis. Het regenwater van het dak van het bedieningsgebouw loost waarschijnlijk op het oppervlaktewater. De noordkade van de sluis ligt op een hoogte van +0.10 m NAP tot +0.40 m NAP. De achtergelegen polder heeft een maaiveldhoogte van circa -1.40 m NAP.

Beleid

Europees beleid – Kaderrichtlijn Water 2000

In 2000 is de Kaderrichtlijn water vastgesteld waarin maatregelen zijn opgenomen betreffende water. Het doel van deze richtlijn is een integrale benadering van het waterbeheer. Dit betekent dat de interne samenhang tussen oppervlaktewater en grondwater, zowel waar de kwaliteits- als kwantiteitsaspecten betreft, als uitgangspunten worden genomen. Daarnaast betekent de integrale benadering dat diverse beleidsterreinen, waaronder de ruimtelijke ordening, door de richtlijn worden bestreken. Met de bestaande Nederlandse regelgeving kan het merendeel van de richtlijnverplichtingen worden uitgevoerd.

Rijksbeleid - Het Nationaal Waterplan 2009-2015

Het rijksbeleid voor Water wordt gevormd door het Nationaal Waterplan (2009) en heeft als doelstelling dat iedereen in Nederland nu en in de toekomst van het land veilig en welvarend kan genieten. Er moeten daarom antwoorden komen op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeren in een duurzaam waterbeheer. Een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkómen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit zijn basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn. Het streven is dan ook een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer. Dit eerste Nationaal Waterplan is tevens een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening en is opgesteld voor de planperiode 2009-2015.

Provinciaal beleid - Waterplan 2010-2015, Provincie Noord-Holland

Het Waterplan bevat de strategische waterdoelen tot 2040 en de acties tot 2015. De geformuleerde doelen zijn:

  • Waarborgen met waterschappen en Rijkswaterstaat van voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico's via het principe: preventie (het op orde houden van de waterkeringen met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit), gevolgschade beperken (bijvoorbeeld waterbestendig bouwen daar waar nodig) en rampenbeheersing (bijvoorbeeld goede vluchtroutes en informatievoorziening)
  • Ervoor zorgen dat water in balans en verantwoord benut en beleefd wordt door mens, natuur en bedrijvigheid. Het versterken van het watersysteem en de beleving van het water door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie
  • Zorgen voor schoon en voldoende water. Daarbij oog hebbende voor een kosteneffectief en klimaatbestendig grond- en oppervlaktewatersysteem
  • Zorgen voor maatwerk in het Noord-Hollandse grond- en oppervlaktewatersysteem. Daarbij hanteren we integrale gebiedsontwikkeling.

Een belangrijk middel voor het realiseren van deze waterdoelen is het via integrale gebiedsontwikkeling pro-actief zoeken naar kansrijke combinaties met veiligheid, economie, recreatie, landbouw, milieu, landschap, cultuur en natuur. Het Waterplan heeft voor de ruimtelijke aspecten de status van een structuurvisie op basis van de Wet ruimtelijke ordening. In het Waterplan staan de ruimtelijke consequenties van het provinciaal waterbeleid. Alle ruimtelijke opgaven uit het Waterplan zijn integraal afgewogen bij de vaststelling van de Structuurvisie.

Waterschapsbeleid - Waterbeheerplan AGV 2010-2015

Het Waterbeheerplan AGV 2010-2015 gaat in op de hoofdtaken van het waterschap: veiligheid, voldoende water, schoon water. Ook wordt aandacht gegeven aan de maatschappelijke (neven)taken: nautisch en vaarwegbeheer, recreatief medegebruik, natuurbeheer en cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waarden. Voor elk van deze thema's is in het waterbeheerplan beschreven wat het wensbeeld is op de middellange termijn, wat de doelen zijn en de aanpak op hoofdlijnen is en op welke indicatoren de resultaten van dat taakveld zullen worden beoordeeld.

Keur AGV 2011

De Keur is één van de instrumenten die de waterbeheerder ter beschikking staat om de doelstellingen van het waterbeheer te behalen. Ruimtelijke ontwikkelingen en werkzaamheden rondom en in watergangen en waterkeringen en hun beschermingszones moeten daarom onder andere worden getoetst aan de Keur AGV 2011.

Toekomstige situatie

De Tolhuissluis wordt gerestaureerd. Daarbij wordt de noordoever gebruikt als bouwterrein. Dit bouwterrein valt buiten de grens van het bestemmingsplan. Het bedieningsgebouw wordt gesloopt en nieuw gebouwd. Deze neemt in omvang beperkt toe (40m² toename verharding) en is daarmee vrijgesteld van compensatie op basis van de Keur. Daarnaast worden de wanden van het sluiscomplex gerestaureerd, waarbij de betonnen buitenlaag van de kade wordt vervangen voor een gemetselde variant.

Waterkering

Om de waterkerende functie van de kade te waarborgen wordt over een lengte van 9 meter een stalen damwand geplaatst. Dit is in een overleg ten behoeve van de vergunningsaanvraag met Waternet besproken. Door Tauw bv zijn voor deze vervangende oever stabiliteitsberekeningen uitgevoerd op basis van het definitief ontwerp. Bij deze berekening is tevens rekening gehouden met het te bouwen bedieningsgebouw met ondergrondse constructie. De bouw van het bedieningsgebouw start pas na het gereedkomen van de nieuwe waterkering. De waterveiligheid is met deze fasering en werkwijze gedurende het gehele bouwproces gegarandeerd. De berekeningen zijn onderdeel van de aan te vragen watervergunning.

Grondwater

Het bedieningsgebouw wordt direct achter de nieuwe damwand gebouwd. Daarbij reikt de ondergrondse constructie tot -4.5 m NAP (circa 5,1 m beneden maaiveld). Om tot deze diepte te kunnen bouwen wordt geen open bemaling toegepast, maar gewerkt met onderwaterbeton.

De kelder wordt waterdicht uitgevoerd. Bij het bepalen van de bouwmethode is rekening gehouden met bouwen in de waterkering. Gedurende de bouwfase mag er geen waterstandsverlaging plaatsvinden tot het moment dat de onderwaterbetonvloer voldoende is uitgehard. Daarnaast mag pas met de aanleg van de kelder worden begonnen na het gereedkomen van de vervangende waterkering. De wanden van het gebouw worden in den natte gerealiseerd. Vervolgens wordt een waterdichte vloer gestort onder de grondwaterspiegel. Na uitharding van deze vloer is een waterdichte constructie ontstaan, de leeggepompt wordt. Door deze werkwijze wordt de grondwaterstand niet bemalen en er treedt dus geen grondwaterstandverlaging op tijdens de werkzaamheden. Hierdoor is er geen kans op negatieve effecten op gevoelige objecten of de stabiliteit van waterkeringen. Door de beperkte lengte van de damwandconstructie treedt er aan de polderzijde na de realisatiefase geen verlaging van de grondwaterstand op in de kering. Ook dit leidt daarmee niet tot negatieve effecten.

Voor de renovatiewerkzaamheden van de kadewanden worden de sluiskolken buitenwerking gesteld, afgesloten met damwanden en vervolgens leeggepompt. Het bemalingspeil dat hierbij wordt gehanteerd bedraagt -4.3 m NAP. Het eerste watervoerend pakket zit op een diepte van -10.0 m NAP. Daarmee is er geen kans op waterstandsverlagingseffecten in dit pakket. Naar verwachting heeft het bemalen van de sluis ook geen grondwaterstandsdaling tot gevolg nabij de aanliggende woningen. Er wordt een peilbuis geplaatst om de grondwaterstand te monitoren tijdens de uitvoering. Bij een optredende verlaging van de grondwaterstand nabij de woningen kunnen dan tijdig maatregelen getroffen worden om schade aan fundering of zetting te voorkomen.

Riolering

Het bedieningshuis krijgt in de toekomstige situatie een aansluiting op het vuilwaterstelsel aan de zuidoever van de sluis. Hiervoor wordt een persleiding aangelegd.

Uitloging

Het dak van het bedieningsgebouw wordt uitgevoerd in voorgepatineerd zink. Dit is zink dat een behandeling heeft ondergaan, zodat de uitloging door regenwater wordt geminimaliseerd.

Watervergunning

Voor werkzaamheden die in op, boven, over of onder een waterstaatswerk of de aangrenzende beschermingszone worden uitgevoerd, is een watervergunning nodig. Deze is door initiatiefnemer aangevraagd. Ook is voor de vervanging van het bedieningsgebouw een watervergunning aangevraagd.

Conclusie

Bij de realisatie van het bedieningsgebouw (en de aanpassing van het sluiscomplex) zullen geen negatieve effecten optreden voor de stabiliteit van de waterkering als voor de grondwaterstand. Het plan is dan ook voor wat betreft het aspect water ruimtelijk inpasbaar.

4.3 Geluid

Vanuit de Wet geluidhinder is het noodzakelijk om de geluidbelasting op de te realiseren gevoelige bestemming te bepalen. Het bedieningsgebouw is geen gevoelige bestemming vanuit de Wet geluidhinder. Derhalve hoeft hiervoor niet de geluidbelasting bepaald te worden.

De voorgenomen ontwikkeling kent vanuit het aspect geluid geen knelpunten.

4.4 Luchtkwaliteit

Bij een bestemmingsplanwijziging dient aangetoond te worden dat de voorgenomen ontwikkeling inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit. Het relevante wettelijke kader wordt gevormd door de 'Wet luchtkwaliteit' (hoofdstuk 5 titel 2 van de Wet milieubeheer).

Bij invoering van de Wet luchtkwaliteit eind 2007 is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) geïntroduceerd. Wanneer een project NIBM bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit, is het uitvoeren van een luchtkwaliteitonderzoek niet meer noodzakelijk.

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een verkeersaantrekkende werking en heeft daarmee geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. De voorgenomen ontwikkeling kan daarmee beschouwd worden als 'niet in betekenende mate'.

De voorgenomen ontwikkeling kent vanuit het aspect luchtkwaliteit geen knelpunten.

4.5 Kabels En Leidingen

Op 28 maart 2011 heeft er door Baars-CIPRO een inventarisatie naar de ligging van kabels en leidingen onder en rondom het sluizencomplex plaatsgevonden. Daaruit blijkt het volgende:

Kabelbundels zijn gedetecteerd bij vier toegangen tot de sluizen. De voorgenomen ontwikkeling wordt niet belemmerd door de aanwezigheid van kabels en leidingen en is derhalve inpasbaar.

4.6 Bodem

Bodemkwaliteit

Om hergebruik van (licht) verontreinigde grond mogelijk te maken hebben de gemeenten Aalsmeer, Ouder-Amstel, Amstelveen en Uithoorn een regionaal bodembeheerplan en een bodemkwaliteitskaart opgesteld. De bodemkwaliteitskaart geeft een beschrijving van de gemiddelde kwaliteit van elke zone. Op basis van de resultaten van bodemonderzoeken wordt per zone een classificatie gegeven. Op basis van de bodemkwaliteitskaart geldt voor de voorgenomen ontwikkeling:

  • De bovengrond is licht tot matig verontreinigd, bodemkwaliteitsklasse B2
  • De ondergrond is schoon, bodemkwaliteitsklasse O8

De voorgenomen ontwikkeling is uitvoerbaar bij deze bodemkwaliteit en derhalve inpasbaar.

4.7 Archeologie

In 2010 heeft de gemeente het beleid 'Archeologiebeleid voor de gemeenten Uithoorn' vastgesteld. Met de archeologische beleidsadvieskaart heeft gemeente Uithoorn een instrument in handen op basis waarvan zij op een verantwoorde manier met haar bodemarchief kan omgaan. De gemeente wil indien wenselijk gemotiveerd van de landelijke richtlijnen af kunnen wijken en een eigen visie op het archeologisch landschap ontwikkelen.

Het beleid is gericht op een viertal gebieden, te weten ontginningsassen, gebieden met hoge verwachting, middelhoge verwachting en lage verwachting. Voor ieder gebied wordt een doelstelling gegeven en voorwaarde voor behoud. De doelstelling is voor ieder gebied gelijk 'Behoud in huidige staat van eventuele resten'. De voorwaarde verschillen. Wanneer er niet aan de voorwaarde wordt voldaan dan zijn de vervolgstappen daarna beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0451.BPTolhuissluis-VS01_0010.png"

Figuur 4.2 Beleidsadvieskaart archeologie

De voorgenomen ontwikkeling ligt binnen het gebied dat is aangeduid met een hoge verwachtingswaarde en de ontginningsassen (zie figuur 4.1). Daarbij geldt dat indien het plangebied groter is dan 50 m2 er geen bodemingrepen dieper dan 30 centimeter onder maaiveld plaats kunnen vinden zonder dat voorafgaand archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Voor ingrepen onder de 50 m2 geldt geen onderzoeksverplichting.

De voorgenomen ontwikkeling betreft een ingreep van circa 49 m2. Hierdoor geldt er geen archeologische onderzoeksverplichting.

Mochten er tijdens het uitvoeren van het grondwerk onverhoopt alsnog archeologische sporen of resten aangetroffen worden, dan geldt een meldingsplicht bij het bevoegd gezag volgens de Monumentenwet 1988, artikel 53 en 54.

De voorgenomen ontwikkeling wordt archeologisch niet belemmerd en is derhalve inpasbaar.

4.8 Cultuurhistorie

Vanuit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het per 1 januari 2012 verplicht om bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met cultuurhistorische waarden.

De Tolhuissluis kent een provinciale monumentale status. Dit betekent dat alles wat op en aan de sluis gemonteerd wordt, in overleg met en na goedkeuring van de provinciale monumenten commissie wordt vastgesteld.

Het huidige bedieningsgebouw kent geen monumentale status. Het betreft een sober bouwwerk, welke momenteel verouderd is. De bedieningsruimte is te krap om volgens de huidige arbo-eisen te kunnen werken. In de Provinciale Verordening (2010) is het plangebied niet aangewezen als aardkundig monument dan wel aardkundig waardevol gebied.

Het nieuwe bedieningsgebouw betekent een kwalitatieve verbetering ten opzichte van de huidige situatie, waarmee recht wordt gedaan aan de gerestaureerde sluis en de beleving van de directe omgeving.

De voorgenomen ontwikkeling wordt cultuurhistorisch niet belemmerd en is derhalve inpasbaar.

4.9 Niet Gesprongen Explosieven

De Tolhuissluis is in de jaren '60 gerenoveerd. Daarnaast hebben in de sluis en de aansluitende watergangen regelmatig baggerwerkzaamheden plaatsgevonden. Daarbij zijn in de directe nabijheid van de voorgenomen ontwikkeling geen 'niet gesprongen explosieven' (NGE's) aangetroffen. Daarnaast is de locatie van de voorgenomen ontwikkeling reeds geroerd doordat deze grotendeels al bebouwd is. Verwacht wordt daarom dat de uit te voeren werkzaamheden niet worden belemmerd door de aanwezigheid van NGE's.

De voorgenomen ontwikkeling wordt niet belemmerd door de aanwezigheid van NGE's en is derhalve inpasbaar.

4.10 Externe Veiligheid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden onderzocht welke risicobronnen in de omgeving invloed hebben op het nieuw te ontwikkelen plan. Externe veiligheid gaat over het beheersen van deze risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen.

In de omgeving van het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig ten gevolge van het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De voorgenomen ontwikkeling wordt niet belemmerd ten gevolge van externe veiligheidsrisico' en is derhalve inpasbaar.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. En zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

5.2 Toelichting Op De Verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Uithoorn gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming gekregen op de verbeelding, waaraan een aanduiding is toegevoegd. Deze bestemming en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.3 Toelichting Op De Planregels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Dit heeft alsnog geleid tot een bestemmingsplanregeling met 7 artikelen.
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.3.1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat alle bepalingen die nodig zijn om de overige planregels goed te kunnen hanteren.

Begripsomschrijvingen (artikel 1)

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Alleen de begrippen die in aanvulling op het dagelijks spraakgebruik nadere toelichting behoeven zijn opgenomen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Hieronder valt tevens de wijze van peilbepaling.

Wijze van meten (artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe de hoogtematen die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, bepaald moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.

Artikel 3 Water - Sluis

De grond waarop de bebouwing voor de bediening van het sluizencomplex staan hebben de bestemming Water - Sluis gekregen. Het nieuwe bedieningsgebouw komt op dezelfde locatie te liggen als het huidige bedieningsgebouw, maar is groter. Aangezien het gebouw is gelegen ter plaatse van een regionale waterkering, zoals tevens is aangegeven in de provinciale verordening structuurvisie, zijn de gronden tevens bestemd voor waterkeringen. In de bouwregels is het mogelijk gemaakt om verdiept te bouwen, zodat er een kelder gerealiseerd kan worden onder het gebouw.

5.3.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling wordt in elk bestemmingsplan opgenomen om te voorkomen dat in feite meer kan worden gebouwd dan in het bestemmingsplan bedoeld is.

Algemene afwijkingsregels

In dit bestemmingsplan is een algemene afwijkingsregeling opgenomen die de basis vindt in de regeling zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. De regeling geeft alleen de reikwijdte aan waarvoor ontheffing verleend kan worden. Voordat tot ontheffing overgegaan kan worden dient in alle redelijkheid de situatie ter plaatse, de achtergrond en de noodzakelijkheid van het verzoek en de inpassing en gevolgen voor de omgeving bekeken te worden.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsregels

Bepalingen, die betrekking hebben op het overgangsrecht: bouwwerken die op het moment van tervisielegging van het plan bestaan, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de in het nieuwe plan gegeven bebouwingsregels. Het gebruik van de gronden en opstallen, dat afwijkt van de planregels in het nieuwe plan.

Slotbepaling

Deze bepaling geeft de exacte naam van het bestemmingsplan aan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de economische uitvoerbaarheid gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een onderzoek te worden in gesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan.

De realisatie van het plan is in handen van de provincie Noord-Holland. De provincie draagt dan ook de kosten van dit plan en van de daadwerkelijke realisering van het bedieningsgebouw.

6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

6.3.1 Vooroverleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het voorontwerp van het bestemmingsplan zal aan de volgende instanties worden gezonden:

  • Provincie Noord-Holland
  • Provincie Zuid-Holland
  • Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
  • Waternet
  • gemeente Nieuwkoop
  • gemeente Kaag en Braassem
  • Rijkswaterstaat/ Ministerie van Infrastructuur & Milieu
  • gemeente Aalsmeer
  • gemeente Amstelveen

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft conform de inspraakverordening van de gemeente ter inzage gelegen. Tijdens de periode dat het bestemmingsplan ter inzage lag kon een ieder een schriftelijke inspraakreactie indienen. Er zijn geen inspraakreacties binnengekomen.

In de reactienota welke als bijlage bij de plan is opgenomen is de reactie van Waternet samengevat met daarop de beantwoording van de gemeente.

6.3.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan Tolhuissluis heeft gedurende een periode van zes weken (van 23 maart 2012 tot en met 3 mei 2012) voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende voornoemde periode zijn er geen zienswijzen binnengekomen.

6.4 Afweging

Op basis van de informatie uit voorgaande hoofdstukken kan geconcludeerd worden dat er geen knelpunten zijn op basis van ruimtelijke en milieutechnische aspecten.

Bijlage 1 Natuurtoets

Bijlage 1 Natuurtoets

Bijlage 2 Reactienota

Bijlage 2 Reactienota

Bijlage 3 Raadsbesluit Vaststelling

Bijlage 3 Raadsbesluit vaststelling