Havengebied IJmuiden
Bestemmingsplan - gemeente Velsen
Onherroepelijk op 02-04-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Havengebied IJmuiden met imro id: NL.IMRO.0453.BP0500HAVENGEBIED1-I001 van de gemeente Velsen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML- bestand NL.IMRO.0453.BP0500HAVENGEBIED1-I001 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden opgesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 afhaalpunt e-commerce
locatie uitsluitend bedoeld voor opslag en distributie van artikelen, totstandgekomen na aan- en/of verkoop via internet en zonder rechtstreekse verkoop of productadvisering via winkel, showroom of etalage;
1.7 agrarisch dienstverlenend bedrijf
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;
1.8 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen verband houdende met het ambacht;
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.11 bedrijfsvloeroppervlak
Het totale oppervlak welke ten dienste staat van de (commerciële) bedrijfsvoering, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten, terrassen en dergelijke;
1.12 bedrijfswoning/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar vanwege de bedrijfsvoering van de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.13 begane grond
een bouwlaag waarvan het vloerpeil ten hoogste 1 m boven het peil ligt;
1.14 bergbezinkbassin
een rioleringssysteem voor het tijdelijk opslaan en laten bezinken van rioolwater;
1.15 beroepsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.16 bestaande situatie
situatie zoals die ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan bestond, zowel wat gebruik als bouwwerken aangaat;
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 BEVI
Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.20 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.21 bijgebouw
een (vrijstaand of aangebouwd) gebouw, niet voor bewoning bestemd, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, bergingen en huisdierenverblijven;
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder;
1.25 bouwperceel
een aangesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;
1.26 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.29 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt. Archeologische waarden worden hieronder mede begrepen;
1.30 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.31 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het ter plaatse verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.33 dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.34 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.35 erf
al dan niet bebouwd perceel, of gedeeldte daarvan, dat direct is gelegen bij het hoofdgebouw en dat feitelijk ingericht mag worden ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.36 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.37 evenement
een georganiseerde activiteit die gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt;
1.38 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.39 geluidbelasting vanwege een industrieterrein
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen aanwezig op een industrieterrein, daaronder niet begrepen het geluid van motorvoertuigen op de openbare weg;
1.40 geluidbelasting vanwege het wegverkeer
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.41 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.42 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.43 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.44 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;
1.45 haven
Water, met aansluitende kaden, kadeterreinen en de bijbehorende kunstwerken en steigers, ingericht voor het aanmeren van schepen.
1.46 havengebonden bedrijf
bedrijf blijvend gericht op het vervoer van goederen en personen over water of
op activiteiten die onlosmakelijk verbonden zijn met de afwikkeling van schepen en het daarmee verbonden personen- en vrachtverkeer en op grond van deze activiteiten direct aan kadeterrein moet worden gesitueerd;
1.47 havengerelateerd bedrijf
bedrijf dat zich blijvend richt op de dienstverlening aan havengebonden bedrijven en afhankelijk zijn van:
a. de binding met de havengebonden bedrijven, en
b. de nabijheid van havengebonden bedrijven;
1.48 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan,
1.49 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.50 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.51 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en maaltijden, overwegend voor gebruik ter plaatse of voor het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander gepaard gaande met dienstverlening, waarbij verstaan wordt onder:
Horeca I
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
Ia Aan detailhandelsfunctie verwante daghoreca
zoals een automatiek; broodjeszaak; cafetaria; croissanterie; koffiebar; lunchroom; ijssalon; snackbar; tearoom; traiteur.
Ib Lichte avondhoreca
zoals een bistro; shoarma/grillroom; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
Ic Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
Bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250m²; restaurant met bezorg- en/ of afhaalservice (oa. pizza, chinees, drive-in).
Id Bedrijven welke bedrijfsmatig logies verstrekken (hotel/pension)
Horeca II
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
IIa algemeen
Bar; bierhuis; biljartcentrum/ snookercentrum; café; proeflokaal; dansscholen;
IIb bedrijven waar verkoop van (soft)drugs plaatsvindt
Coffeeshops;
Horeca III
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
IIIa Dancing; discotheek/muziekcafé; nachtclub; partycentrum
1.52 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies per nacht met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;
1.53 kantine
een onderdeel van een gebouw waar tegen beperkte vergoeding dranken en etenswaren worden verstrekt ten behoeve van de gebruikers van de hoofdfunctie;
1.54 kantoor
een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie;
1.55 kelder
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1 m boven het peil ligt;
1.56 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.57 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare –al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.58 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.59 milieudeskundige
een rechtspersoon die/dat vanwege, de beschikbaarheid aan kennis opgedaan uit opleiding en ervaring, kan worden aangemerkt als deskundig op het gebied van milieuvraagstukken;
1.60 monument
een rijks/provinciaal/ gemeentelijk monument zoals bedoeld in de monumentenwet;
1.61 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.62 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.63 onderdoorgang
openbare langzaamverkeersverbinding die door een gebouw heen loopt;
1.64 overbouwing
bebouwing gelegen boven het peil, vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat aan tenminste één zijde wordt ondersteund door een gebouw;
1.65 overig bouwwerk
bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.66 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.67 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.68 peil
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. voor een bouwwerk in of op het water:het Nieuw Amsterdams Peil;
1.69 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.70 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.71 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.72 recreatieve bewoning
bewoning van een gebouw voor weekend- en/of verblijfsrecreatie waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.73 recreatiewoning
een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf voor weekend- en/of verblijfsrecreatie en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.74 REVI
de regeling externe veiligheid inrichtingen, houdende regels met betrekking tot afstanden de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico ter uitvoering van het besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.75 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.76 scheidingslijn
een lijn die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende hoogte/ bebouwingspercentages mogelijk zijn toegelaten;
1.77 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.78 short stay
het structureel aanbieden van een kamer, appartement of deel daarvan voor tijdelijk verblijf niet per se zijnde een huishouden voor een aaneensluitende periode van maximaal zes maanden.
1.79 solitaire opslag
opslag van materialen als hoofdactiviteit op het perceel;
1.80 speelautomatenhal
een inrichting bestemd om het publiek gelegenheid te geven om spel met speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de Kansspelen. Op deze inrichtingen is tevens de gemeentelijke verordening van kracht;
1.81 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.82 strandhuis
op een frame geplaatste cabine ten behoeve van strandrecreatie.
1.83 verblijfsrecreatieve doeleinden
voorzieningen gericht op recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen, zoals bijvoorbeeld standplaatsen, was- en toiletgebouwen en gebouwen ten behoeve van receptie, kantine en andere groepsruimten;
1.84 verdieping
een boven de begane grond gelegen bouwlaag;
1.85 verkoopvloeroppervlakte
een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; (let op dit is dus de netto-vloeroppervlakte);
1.86 volumieuze detailhandel
winkelformules die vanwege de omvang en de aard van het assortiment een groot oppervlak nodig hebben, zoals bouwmarkten, tuincentra, wooninrichtingszaken, autobedrijven;
1.87 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.88 welness
activiteiten ten behoeve van lichamelijke, sociale, emotionele, intellectuele en spirituele gezondheid van de mens;
1.89 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.90 zomerseizoen
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 Bebouwingspercentage
een deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
2.3 De breedte en lengte of diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;
2.4 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 De hoogte van bouwlagen
Van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de vloer van de erboven liggende bouwlaag;
2.6 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen;
2.8 De inwendige nokhoogte
van de bovenkant van de zoldervloer tot het hoogste punt van de binnenkant van de nok;
2.9 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 De verdiepingshoogte
van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de verdieping.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen en gevel- en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Havengebonden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Havengebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Havengebonden bedrijven met dien verstande dat enkel bedrijfsactiviteiten welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, tot en met maximaal de categorie op de verbeelding aangegeven, zijn toegestaan dit met uitzondering van Bevi-inrichtingen;
- b. Niet-havengebonden bedrijven voor zover aanwezig en vergund op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan tot en met maximaal de categorie op de verbeelding aangegeven, zijn toegestaan dit met uitzondering van Bevi-inrichtingen;
- c. Voorzieningen en bebouwing ten behoeve van de KNRM;
- d. onzelfstandige detailhandel die behoort bij een toegestane bedrijfsuitoefening, daaraan nauw aansluit en zowel bedrijfseconomisch als ruimtelijk een ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de bedrijfsuitoefening;
- e. niet zelfstandige kantoren, met dien verstande dat - per bedrijf - de oppervlakte van de kantooractiviteiten die functioneel verbonden zijn met de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten niet meer dan 50% mag bedragen van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 1500 m² per vestiging;
ter plaatse van de aanduiding:
- f. 'opslag' zijn tevens silo's tot een maximum hoogte van 30 meter toegestaan;
- g. 'nutsvoorziening' is tevens een nutsvoorziening toegestaan;
- h. 'kantoor' zijn uitsluitend kantoren en havengerelateerde groothandelsbedrijven toegestaan met een maximum oppervlakte van 1.500m²;
- i. 'dienstverlening' zijn tevens dienstverlenende bedrijven toegestaan met een maximum oppervlakte van 200m²;
- j. 'terminal' is een cruiseterminal met de daarbij behorende voorzieningen toegestaan;
- k. 'strandhuis' is tevens de opslag van strandhuisjes toegestaan buiten het zomerseizoen;
- l. 'onderdoorgang' is tevens een onderdoorgang toegestaan;
met de daarbij behorende:
- m. personeelsvoorzieningen;
- n. verkeersvoorzieningen;
- o. groenvoorzieningen;
- p. nutsvoorzieningen
- q. parkeervoorzieningen;
- r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- s. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- t. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de bestemming 'Bedrijf -Havengebonden', om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels:
- a. om havengebonden bedrijven toe te laten in één milieucategorie hoger dan in artikel 3.1 opgenomen, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze) geacht kan worden te behoren tot de in artikel 3.1 genoemde milieucategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. om havengebonden bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren in de in artikel 3.1 genoemde milieucategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
Bij het toepassen van de afwijking als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
- a. de tot het plan behorende "Staat van Bedrijfsactiviteiten" te wijzigen, voor wat betreft het onderbrengen van bedrijfsactiviteiten in een andere milieucategorie, indien op grond van technologische ontwikkelingen de in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten" vermelde milieucategorie niet meer de juiste is;
- b. de tot het plan behorende "Staat van Bedrijfsactiviteiten" te wijzigen, voor wat betreft het toevoegen van bedrijfsactiviteiten, geen seksinrichtingen zijnde, aan een bepaalde categorie van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten" mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de in de betreffende categorie opgenomen bedrijfsactiviteiten.
- c. het plan te wijzigen om een Bevi-inrichting toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- 1. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of, indien van toepassing, de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen jo. Artikel 2 lid 1 van de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, dient te zijn gelegen:
- binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting, of;
- op gronden met de bestemming “Verkeer”, “Groen” en/of “Water”; - 2. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting. Het is aan het bestuur zich expliciet uit te spreken over externe veiligheid.
- 1. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of, indien van toepassing, de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen jo. Artikel 2 lid 1 van de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, dient te zijn gelegen:
Bij het toepassen van de wijziging als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33.
Artikel 4 Bedrijf - Havengerelateerd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Havengerelateerd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Havengebonden en havengerelateerde bedrijven met dien verstande dat enkel bedrijfsactiviteiten welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, tot en met maximaal de categorie op de verbeelding aangegeven, zijn toegestaan dit met uitzondering van Bevi-inrichtingen;
- b. Niet-havengebonden bedrijven voor zover aanwezig en vergund op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan tot en met maximaal de categorie op de verbeelding aangegeven, zijn toegestaan dit met uitzondering van Bevi-inrichtingen;
- c. onzelfstandige detailhandel die behoort bij een toegestane bedrijfsuitoefening, daaraan nauw aansluit en zowel bedrijfseconomisch als ruimtelijk een ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de bedrijfsuitoefening;
- d. niet zelfstandige kantoren, met dien verstande dat - per bedrijf - de oppervlakte van de kantooractiviteiten die functioneel verbonden zijn met de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten niet meer dan 50% mag bedragen van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 1500 m² per vestiging;
ter plaatse van de aanduiding:
- e. 'opslag' zijn tevens silo's tot een maximum hoogte van 30 meter toegestaan;
- f. 'nutsvoorziening' is tevens een nutsvoorziening toegestaan;
- g. 'kantoor' zijn tevens kantoren toegestaan;
met de daarbij behorende:
- h. personeelsvoorzieningen;
- i. verkeersvoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- n. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- o. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de bestemming 'Bedrijf -Havengerelateerd', om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels:
- a. om havengebonden en havengerelateerde bedrijven toe te laten in één milieucategorie hoger dan in artikel 4.1 opgenomen, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze) geacht kan worden te behoren tot de in artikel 4.1 genoemde milieucategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. om havengebonden en havengerelateerde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren in de in artikel 4.1 genoemde milieucategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
Bij het toepassen van de afwijking als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
- a. de tot het plan behorende "Staat van Bedrijfsactiviteiten" te wijzigen, voor wat betreft het onderbrengen van bedrijfsactiviteiten in een andere milieucategorie, indien op grond van technologische ontwikkelingen de in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten" vermelde milieucategorie niet meer de juiste is;
- b. de tot het plan behorende "Staat van Bedrijfsactiviteiten" te wijzigen, voor wat betreft het toevoegen van bedrijfsactiviteiten, geen seksinrichtingen zijnde, aan een bepaalde categorie van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten" mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de in de betreffende categorie opgenomen bedrijfsactiviteiten.
- c. het plan te wijzigen om een Bevi-inrichting toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- 1. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of, indien van toepassing, de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen jo. Artikel 2 lid 1 van de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, dient te zijn gelegen:
- binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting, of;
- op gronden met de bestemming “Verkeer”, “Groen” en/of “Water”; - 2. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting. Het is aan het bestuur zich expliciet uit te spreken over externe veiligheid
- 1. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of, indien van toepassing, de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen jo. Artikel 2 lid 1 van de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, dient te zijn gelegen:
Bij het toepassen van de wijziging als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33.
Artikel 5 Bedrijf - Overig
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Overig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Bedrijven met dien verstande dat enkel bedrijfsactiviteiten welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, tot en met maximaal de categorie op de verbeelding aangegeven, zijn toegestaan dit met uitzondering van Bevi-inrichtingen;
- b. onzelfstandige detailhandel die behoort bij een toegestane bedrijfsuitoefening, daaraan nauw aansluit en zowel bedrijfseconomisch als ruimtelijk een ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de bedrijfsuitoefening;
- c. niet zelfstandige kantoren, met dien verstande dat - per bedrijf - de oppervlakte van de kantooractiviteiten die functioneel verbonden zijn met de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten niet meer dan 50% mag bedragen van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 1500 m² per vestiging;
ter plaatse van de aanduiding:
- d. 'opslag' is tevens opslag tot een maximum hoogte van 8 meter toegestaan;
- e. 'verkooppunt motorbrandstof zonder lpg' is tevens een verkooppunt motorbrandstof zonder lpg toegestaan;
- f. 'nutsvoorziening' is tevens een nutsvoorziening toegestaan;
- g. 'detailhandel in brand en explosiegevaarlijke artikelen' is tevens detailhandel in brand en explosiegevaarlijke artikelen toegestaan;
- h. 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek' een machine en apparatenfabriek met SBI code 29 1, milieucategorie 4.2, is toegestaan;
met de daarbij behorende:
- i. personeelsvoorzieningen;
- j. detailhandel;
- k. verkeersvoorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. nutsvoorzieningen
- n. parkeervoorzieningen;
- o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- p. aan- en uitbouwen en bijgebouwen
- q. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de bestemming 'Bedrijf - Overig', om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels:
- a. om bedrijven toe te laten in één milieucategorie hoger dan in artikel 5.1 opgenomen, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze) geacht kan worden te behoren tot de in artikel 5.1 genoemde milieucategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren in de in artikel 5.1 genoemde milieucategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
Bij het toepassen van de afwijking als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
- a. de tot het plan behorende "Staat van Bedrijfsactiviteiten" te wijzigen, voor wat betreft het onderbrengen van bedrijfsactiviteiten in een andere milieucategorie, indien op grond van technologische ontwikkelingen de in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten" vermelde milieucategorie niet meer de juiste is;
- b. de tot het plan behorende "Staat van Bedrijfsactiviteiten" te wijzigen, voor wat betreft het toevoegen van bedrijfsactiviteiten, geen seksinrichtingen zijnde, aan een bepaalde categorie van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten" mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de in de betreffende categorie opgenomen bedrijfsactiviteiten.
- c. het plan te wijzigen om een Bevi-inrichting toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- 1. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of, indien van toepassing, de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen jo. Artikel 2 lid 1 van de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, dient te zijn gelegen:
- binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting, of;
- op gronden met de bestemming “Verkeer”, “Groen” en/of “Water”; - 2. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting. Het is aan het bestuur zich expliciet uit te spreken over externe veiligheid
- 1. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of, indien van toepassing, de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen jo. Artikel 2 lid 1 van de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, dient te zijn gelegen:
Bij het toepassen van de wijziging als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33.
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. één seksinrichting;
met de daarbij behorende:
- b. kantoor- en personeelsvoorzieningen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
6.3 Specifieke gebruiksregels
De volgende regels gelden:
- a. opslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
- b. solitaire opslag, zoals bijvoorbeeld vaten, kisten, afval, puin, strandhuisjes, kampeermiddelen, is niet toegestaan;
- c. (bedrijfs- en dienst)woningen zijn niet toegestaan;
- d. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
- e. detailhandel is niet toegestaan;
- f. risicovolle inrichtingen uitsluitend zijn toegestaan, voor zover sprake is van een bestaand bedrijf en hiervoor een milieuvergunning is afgegeven;
- g. verplaatsing en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten is niet toegestaan;
- h. nieuwe risicovolle activiteiten zijn niet toegestaan;
- i. kwetsbare objecten zijn niet toegestaan.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de bestemming 'Cultuur enontspanning', te wijzigen in 'Bedrijf - Havengebonden'.
Bij het toepassen van de wijziging als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33.
Artikel 7 Gemengd - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven met dien verstande dat enkel bedrijfsactiviteiten welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, tot en met categorie 2 dit met uitzondering van Bevi-inrichtingen;
- b. groothandel;
- c. dienstverlenende bedrijven;
- d. vuurtorens;
- e. kantoor tot een maximum van 1500m²;
- f. onzelfstandige detailhandel die behoort bij een toegestane bedrijfsuitoefening, daaraan nauw aansluit en zowel bedrijfseconomisch als ruimtelijk een ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de bedrijfsuitoefening;
ter plaatse van de aanduiding
- g. 'horeca' zijn horecavoorzieningen ten behoeve van horeca (Ia, Ib, Ic en/of IIa) toegestaan;
- h. 'verkooppunt motorbrandstof zonder lpg' is een verkooppunt motorbrandstof zonder lpg toegestaan;
- i. 'detailhandel' is detailhandel toegestaan met een maximum van 350m² per vestiging;
- j. 'nutsvoorziening' is tevens een nutsvoorziening toegestaan;
- k. 'parkeren' is tevens een parkeerterrein toegestaan
- l. 'specifieke vorm van gemengd - visverwerkingsbedrijf' een visverwerkingsbedrijf met SBI code 102 4, milieucategorie 4.2, is toegestaan,
met de daarbij behorende:
- m. personeelsvoorzieningen;
- n. verkeersvoorzieningen;
- o. groenvoorzieningen;
- p. nutsvoorzieningen
- q. parkeervoorzieningen;
- r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- s. aan- en uitbouwen en bijgebouwen
- t. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de bestemming 'Gemengd - 1', om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels om horeca (Ia, Ib, Ic en/of IIa) , kleinschalige detailhandel tot 300m², cultuur en ontspanning (met uitzondering van seksinrichtingen), recreatie of sport toe te staan.
Bij het toepassen van de ontheffing als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester en wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de bestemming 'Gemengd - 1' en gesitueerd zijn aan de Halkade, Oranjestraat of Dokweg, te wijzigen in 'Horeca' met aanduiding 'hotel' waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- a. er worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd op eigen terrein waarbij de parkeernorm geldt van 1 parkeerplek per kamer;
- b. binnen het gehele plangebied zijn maximaal 5 hotels toegestaan;
- c. er dient een QRA te worden opgesteld;
- d. er dient een anterieure overeenkomst te worden gesloten.
Bij het toepassen van de wijziging als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33.
Artikel 8 Gemengd - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven met dien verstande dat enkel bedrijfsactiviteiten welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, tot en met categorie 2 dit met uitzondering van Bevi-inrichtingen;
- b. dienstverlenende bedrijven;
- c. kantoor tot een maximum van 1500m²;
- d. medische bedrijven en voorzieningen;
- e. garages;
- f. onzelfstandige detailhandel die behoort bij een toegestane bedrijfsuitoefening, daaraan nauw aansluit en zowel bedrijfseconomisch als ruimtelijk een ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de bedrijfsuitoefening;
ter plaatse van de aanduiding
- g. 'verkooppunt motorbrandstof met lpg' is tevens een verkooppunt motorbrandstof met lpg toegestaan;
- h. 'verkooppunt motorbrandstof zonder lpg' is tevens een verkooppunt motorbrandstof zonder lpg toegestaan;
- i. 'sport' zijn sportvoorzieningen toegestaan;
- j. 'hotel' is een hotel met maximaal 1 kamer toegestaan;
- k. 'cultuur en ontspanning' zijn uitsluitend ateliers toegestaan;
- l. 'nutsvoorziening' is tevens een nutsvoorziening toegestaan;
- m. 'zend-/ontvangstinstallie' is tevens een radarinstallatie ten behoeve van de beroepsvaart toegestaan;
- n. 'onderdoorgang' is een onderdoorgang toegestaan ten behoeve van groen;
met de daarbij behorende:
- o. kantoor- en personeelsvoorzieningen;
- p. verkeersvoorzieningen;
- q. groenvoorzieningen;
- r. nutsvoorzieningen;
- s. parkeervoorzieningen;
- t. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- u. aan- en uitbouwen en bijgebouwen
- v. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de bestemming 'Gemengd - 2', om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels om kleinschalige detailhandel tot 300m², groothandel, cultuur (met uitzondering van seksinrichtingen), recreatie of sport toe te staan.
Bij het toepassen van de ontheffing als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester en wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. voet- en fietspaden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. kunst;
- f. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. oevers;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. 'horeca' categorie Ia, Ib, Ic en/of IIa;
ter plaatse van de aanduiding:
- b. 'hotel' is tevens een hotel en/of short stay mogelijk
met de daarbij behorende:
- c. wegen en paden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
10.3 Specifieke gebruiksregels
De volgende regels gelden:
- a. opslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
- b. solitaire opslag, zoals bijvoorbeeld vaten, kisten, afval, puin, strandhuisjes, kampeermiddelen, is niet toegestaan;
- c. (bedrijfs- en dienst)woningen zijn niet toegestaan;
- d. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
- e. detailhandel is niet toegestaan;
- f. risicovolle inrichtingen uitsluitend zijn toegestaan, voor zover sprake is van een bestaand bedrijf en hiervoor een milieuvergunning is afgegeven;
- g. verplaatsing en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten is niet toegestaan;
- h. nieuwe risicovolle activiteiten zijn niet toegestaan;
- i. kwetsbare objecten zijn niet toegestaan;
- j. beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6 van een LPG tankstation zijn enkel toegestaan mits uit een QRA blijkt dat dit verantwoord is.
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kades;
- b. wegen, straten en paden;
- c. voet- en rijwielpaden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. laadperrons;
- f. overbouwing;
- g. groenvoorzieningen;
- h. bermen, oevers en beplanting;
- i. speelvoorzieningen;
ter plaatse van de
- j. aanduiding 'opslag' zijn silo's tot een maximum hoogte van 30 meter toegestaan;
- k. 'parkeergarage' is het toegestaan een parkeergarage te realiseren met een maximale hoogte van 11 meter;
- l. 'nutsvoorziening' zijn nutsvoorzieningen toegestaan;
met de daarbij behorende:
- m. speelvoorzieningen;
- n. groenvoorzieningen;
- o. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
Artikel 12 Water
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. verkeer te water;
- c. boorplatformen;
- d. op- en overslag van goederen;
- e. kades en aanlegplaatsen;
ter plaatse van de aanduiding:
- f. 'scheepshelling', zijn scheepsbouwactiviteiten toegestaan met SBI code 351 4;
met de daarbij behorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder dammen, duikers, oeverbeschoeiingen en aanlegsteigers.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
12.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de bestemming 'Water', te wijzigen in 'Verkeer' ten behoeve van de verbreding van de kades. Bij het toepassen van de wijziging als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33.
Artikel 13 Leiding - Olie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van olieleidingen.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Waarde - Archeologie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 500m² dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 60 cm kan worden geplaatst.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Waarde - Cultuurhistorie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel, het behoud en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden.
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
De volgende regels gelden:
- a. het verzetten, omzetten, verlagen, ophogen en vergraven van grond evenals het uitvoeren van bodemingrepen of indringen in de bodem is niet toegestaan;
- b. het verlagen van de waterstand is niet toegestaan;
- c. het aanleggen van wegen of paden is niet toegestaan;
deze regels zijn niet van toepassing voor zover het normaal onderhoud betreft.
Artikel 16 Waterstaat - Waterkering
16.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. primair de instandhouding van de primaire waterkering waaronder de kernzone van de waterkering en de beschermingszone van de waterkering;
- b. secundair voor overige bestemmingen, voor zover op de verbeelding aangeduid;
Met de daarbijbehorende:
- c. waterstaatwerken, zoals taluds, dijken en (onderhouds)wegen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde van wetbouwkundige aard, zoals duikers, keerwanden, beschoeiingen en kademuren en andere werken zoals hulpmiddelen voor verkeer te water.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
16.3 Regels voor werken en werkzaamheden
Op de gronden is tevens de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing. Alvorens te beschikken omtrent het toestaan van bouwwerken op en in de gronden als bedoeld in 16.1, overeenkomstig het in deze voorschriften bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen van deze gronden, winnen burgemeester en wethouders advies in bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Artikel 17 Wro-zone - Ontheffingsgebied 1
Afwijking ten behoeve van hoogteaccenten aan de Kromhoutstraat
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied 1' gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding 'wro-zone -ontheffingsgebied 1', om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels met dien verstande dat de maximale bouwhoogte 15 meter is.
Bij het toepassen van de ontheffing als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester en wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33.
Artikel 18 Wro-zone - Wijzigingsgebied 1
18.1 Wijzigingsregels
Wijziging ten behoeve van bouwhoogte kop van het Middenhavengebied
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 1', de bouwhoogte bij gronden met bestemming 'Bedrijf - Havengebonden' te wijzigen waarbij de onderstaande voorwaarden gelden:
- a. het zicht op de vuurtoren blijft gehandhaafd;
- b. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft positief advies uitgebracht over het plan;
- c. het Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied heeft een positief advies uitgebracht over het plan;
- d. hooguit 50% van het wijzigingsgebied mag bebouwd worden tot een maximale hoogte van 18 meter;
- e. er dient een anterieure overeenkomst te worden gesloten.
18.2 Procedure
Bij het toepassen van de wijziging als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in 33.
Artikel 19 Wro-zone - Wijzigingsgebied 2
19.1 Wijzigingsregels
Wijziging ten behoeve van de realisatie van paviljoens aan de Halkade
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 2', de gronden met bestemming 'Verkeer' en 'Bedrijf - Havengebonden' te wijzigen in 'Gemengd - 1' met de aanduiding 'horeca' waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- a. het aantal bouwvlakken bedraagt niet meer dan drie;
- b. de onderlinge afstand tussen alle bebouwing (nieuw onderling en nieuw met bestaand) bedraagt ten minste 25 meter;
- c. de lengte van het bouwvlak in de richting NO-ZW bedraagt ten minste 15 meter;
- d. de maximale hoogte bedraagt 14 meter;
- e. de bebouwing (in rood aangegeven op onderstaande afbeelding) dient eventueel gesloopt te worden;
- f. er dient een QRA te worden opgesteld;
- g. de maximale oppervlakte per bouwblok is:
Aantal bouwblokken | m² per bouwblok maximaal | m² totaal maximaal |
1 | 450 | 450 |
2 | 450 | 675 |
3 | 225 | 675 |
- h. het plan dient te voldoen aan de eigen parkeerbehoefte;
- i. er dient een anterieure overeenkomst te worden gesloten.
Indicatie:
19.2 Procedure
Bij het toepassen van de wijziging als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in 33.
Artikel 20 Wro-zone - Wijzigingsgebied 3
20.1 Wijzigingsregels
Wijziging ten behoeve van bouwvlak Seinpostduin
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3' gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding 'wro-zone -wijzigingsgebied 3', een extra bouwvlak toe te staan waarbij de onderstaande voorwaarden gelden:
- a. het bouwvlak bestaat uit maximaal 575m²;
- b. het aantal bouwvlakken mag maximaal twee zijn;
- c. de bouwvlakken dienen aangesloten te worden op bestaande bouwvlakken;
- d. de maximale bouwhoogte bedraagt 8 meter;
- e. het plan dient te voldoen aan de eigen parkeerbehoefte;
- f. er dient een anterieure overeenkomst te worden gesloten.
20.2 Procedure
Bij het toepassen van de wijziging als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in 33.
Artikel 21 Wro-zone - Wijzigingsgebied 4
21.1 Wijzigingsregels
Wijziging ten behoeve van wijziging functie aan Kromhoutstraat
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 4' gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding 'wro-zone -wijzigingsgebied 4', de bestemming bij gronden met bestemming 'Bedrijf - Overig' te wijzigen in 'Gemengd - 1' waarbij de voorwaarde geldt dat er een anterieure overeenkomst gesloten dient te worden.
21.2 Procedure
Bij het toepassen van de wijziging als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in 33.
Artikel 22 Wro-zone - Wijzigingsgebied 5
Wijzigingsgebied ten behoeve van de noordpunt Seinpostduin
Ter plaatse van de gebiedsaanbieding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5' gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding 'wro-zone -wijzigingsgebied 5', om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte maximaal 12 meter is;
- b. het oppervlakte is maximaal 450m²;
- c. het plan dient te voldoen aan de eigen parkeerbehoefte;
- d. het parkeren dient plaats te vinden ten zuiden van de lijn zoals aangegeven op deze kaart:
Bij het toepassen van de wijziging als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester en wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33.
Artikel 23 Wro-zone - Wijzigingsgebied 6
23.1 Wijzigingsregels
Afwijking ten behoeve van seksinrichtingen
Ter plaatse van de gebiedsaanbieding 'wro-zone - wijzigingsgebied 6' gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding 'wro-zone -wijzigingsgebied 6', om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels met dien verstande dat:
- a. er maximaal twee seksinrichtingen zijn toegestaan in het plangebied;
- b. de maximale oppervlakte per inrichting 200m² bedraagt;
- c. de afstand tussen seksinrichtingen minstens 50 meter hemelsbreed bedraagt;
- d. er dient een anterieure overeenkomst te worden gesloten.
23.2 Procedure
Bij het toepassen van de ontheffing als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester en wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33.
Artikel 24 Wro-zone - Wijzigingsgebied 7
24.1 Wijzigingsregels
Wijziging ten behoeve van bouwhoogte Halkade 27-31
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 7' gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 7', de bouwhoogte bij gronden met bestemming 'Gemengd - 1' te wijzigen waarbij de onderstaande voorwaarden gelden:
- a. de maximale bouwhoogte bedraagt 11 meter;
- b. het plan dient te voldoen aan de eigen parkeerbehoefte;
- c. er dient een anterieure overeenkomst te worden gesloten.
24.2 Procedure
Bij het toepassen van de wijziging als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33'
Artikel 25 Wro-zone - Wijzigingsgebied 8
25.1 Wijzigingsregels
Wijziging ten behoeve van bouwhoogte zuidzijde Seinpostduin
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 8' gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 8', de bouwhoogte bij gronden met bestemming 'Gemengd - 2' te wijzigen waarbij de onderstaande voorwaarden gelden:
- a. de maximale bouwhoogte bedraagt maximaal voor 50% van het bouwvlak 12 meter;
25.2 Procedure
Bij het toepassen van de wijziging als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33
Artikel 26 Wro-zone - Wijzigingsgebied 9
26.1 Wijzigingsregels
Wijziging ten behoeve van ateliers aan de Seinpostweg
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 9' gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 9', de gronden met bestemming 'Verkeer' te wijzigen in 'Gemengd - 2' met de aanduiding 'cultuur en ontspanning' en 'Groen' waarbij de onderstaande voorwaarden gelden:
a. de maximale oppervlakte aan bebouwing op het hele perceel is 100 m2;
b. de maximale bouwhoogte is 3,5m;
c. de bebouwing dient gesitueerd te worden binnen de rooilijnen zoals aangegeven op onderstaand kaartbeeld.
d. het perceel wordt aan de noordzijde als groen- en aan de zuidzijde als verkeer ingericht.
26.2 Procedure
Bij het toepassen van de wijziging als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 27 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 28 Algemene Bouwregels
28.1 Antenne-installaties
Antenne-installaties en antennedragers tot een maximale hoogte van 21 meter, gerekend vanaf het peil, zijn toegestaan.
28.2 Aanvaarbescherming
Voor nieuwe bebouwing op minder dan 15 meter van het water gelegen geldt dat het bouwplan tevens moet voorzien in een aanvaarbescherming.
28.3 Overschrijding bouwgrenzen
Artikel 29 Algemene Gebruiksregels
29.1 Verboden
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels in dit bestemmingsplan.
29.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
- b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw-)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
- c. uitstalling-, opslag,- stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
29.3 Uitzonderingen op strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval niet verstaan:
- d. vormen van gebruik als bedoeld in artikel 29.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
- e. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels
30.1 Gebiedsaanduidingen
30.2 Monumenten
Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - monument' is een monument gelegen als bedoeld in de gemeentelijke of provinciale monumentenverordening of als bedoeld in de Monumentenwet1988.
30.3 Vrijwaringszone - plasbrand
Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en toestaan dat het verloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen, met ten hoogste 3 m worden overschreden en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
Bij de beoordeling van een verzoek om een omgevingsvergunning wordt rekening gehouden met eerder verleende omgevingsvergunningen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.
Artikel 32 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het in geringe mate wijzigen van het aangeduide bebouwingsvlak en/of de bestemming, mits:
- a. de structurele opzet van het plan niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
- b. het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
- c. de bebouwingscapaciteit van het bebouwingsvlak niet meer dan 15% zal worden gewijzigd.
Bij de beoordeling van een verzoek om toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt rekening gehouden met eerder gepleegde wijzigingen op basis van dit artikel om te beoordelen of maximale maten en/of oppervlakten al dan niet worden overschreden.
Bij het toepassen van de wijziging als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33.
Artikel 33 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit omtrent wijziging, uitwerking, een omgevingsvergunning voor een afwijking, of nadere eis is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing waarbij moet worden aangetoond dat voldoende onderzoek verricht is. Ter beoordeling van deze toelaatbaarheid vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden: De mate waarin de uitvoerbaarheid
- de milieutechnische toelaatbaarheid
- de waterhuishoudkundige toelaatbaarheid
- de archeologische toelaatbaarheid
- de ecologische toelaatbaarheid
- de verkeerstechnische toelaatbaarheid
- de stedenbouwkundige inpasbaarheid
Indien de toelaatbaarheid en inpasbaarheid van het plan niet is aangetoond, vindt de wijziging of afwijking geen toepassing.
Artikel 34 Strafbepaling
34.1 Verbod strijdig gebruik
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
34.2 Gedragingen in strijd met regels
Een gedraging in strijd met een voorschrift dat is verbonden aan een krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verleende omgevingsvergunning is verboden.
34.3 Strafbaar feit
Overtreding van een verbod als bedoeld in het eerste of tweede lid is een strafbaar feit.
Artikel 35 Overige Regels
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
36.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
36.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 37 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Havengebied IJmuiden' met id: NL.IMRO.0453.BP0500HAVENGEBIED1-I001.
Hoofdstuk 1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de bestemmingsplan herziening en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Verder wordt een opsomming van de vigerende bestemmingsplannen gegeven, die met het nieuwe bestemmingsplan worden herzien.
Losstaand van het bestemmingsplan is ook een Ruimtelijke Kwaliteitskader opgesteld. Deze geeft richtlijnen voor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.
1.1 Aanleiding
De directe aanleiding om voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen, is gelegen in het feit dat:
- Diverse vigerende bestemmingsplannen in het gebied ouder zijn dan 10 jaar, waardoor er een wettelijke verplichting tot actualisatie bestaat;
- Het plangebied uit veel (mini)bestemmingsplannen bestaat en het wenselijk is dit te reduceren tot één bestemmingsplan;
- De wens bestaat om de bestaande voorschriften en plankaarten te uniformeren en moderniseren zodat er wordt voldaan aan een eenduidige systematiek van globale bestemmingsplannen dat aansluit bij de huidige Wet ruimtelijke ordening.
1.2 Plangebied
Het plangebied is op onderstaande afbeelding weergegeven.
Afbeelding 1.2.1 Plangebied
1.3 Doel
Het doel van het nieuwe bestemmingsplan is een planologisch kader op te stellen waarbinnen de nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden en invulling wordt gegeven aan het gebied.
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
Voor dit plangebied waren voorheen verschillende bestemmingsplan vigerend.
Afbeelding 1.4.1 Vigerende bestemmingsplannen
Het gaat hierbij om negen verschillende regimes:
Nr. | Bestemmingsplan | College B&W | Vastgesteld gemeenteraad | Goedgekeurd GS | Raad van State |
2.0 | UP in hoofdzaak Zuid | 01-08-1950 | 08-08-1951 | ||
2.3 | Zeehaven IJmuiden | 24-10-1996 | 10-06-1997 | 08-06-1999 | |
2.3.1 | 1ste partiele herziening Zeehaven IJmuiden | 26-02-2002 | 10-12-2002 18-05-2004 | 17-12-2003 10-11-2004 | |
2.3.1.1 | Spoorwegdriehoek | 13-05-2004 | 26-07-2004 | 19-01-2005 | |
2.3.1.2 | Trawlerkade | 04-04-2006 | 01-05-2006 | ||
2.5. | Derde Haven | 26-03-1998 | 03-11-1998 | 27-03-2001 | |
3.2 | Duinwijk | 27-07-1955 | 15-08-1956 | ||
4.4 | Oud-IJmuiden | 27-01-2000 | 14-08-2000 | ||
10.3 | Duingebied Velsen | 21-09-2000 | 24-04-2001 |
1.5 Geschiedenis
IJmuiden dankt haar ontstaan aan de aanleg van het Noordzeekanaal dat in 1876 gereed kwam. Voor die tijd bestond het gebied uit duinvallei de Breesaap. Het vissersdorp IJmuiden ontwikkelde zich nabij de sluizen.
Door de aanleg van de spoorwegverbinding met Velsen in 1886 werd het vervoer van vis naar de afzetgebieden vergemakkelijkt, hetgeen een enorme stimulans is geweest voor de vishandel in IJmuiden. Door het toenemen van het grote aantal vissersschepen in de monding van het kanaal werd het gewone scheepvaartverkeer gehinderd. De regering besloot toen voor de visserijvloot een aparte haven aan te leggen.
In 1889 werd begonnen met het afgraven van de hoge duinen ten westen van het woongebied. In 1896 werd de Vissershaven in gebruik genomen. De toename van visserijactiviteiten was zo groot dat de haven in 1902 verlengd werd. Ten westen van de Vissershaven werd een kleine hulphaven aangelegd als berghaven voor loods- en baggermateriaal. Langs de Trawlerkade ontstond in 1901 de eerste bebouwing. Aansluitend hierop werd het gebied ten zuiden van de Vissershaven ingedeeld in een praktische blokkenstructuur en uitgegeven aan bedrijven die zich in de directe omgeving van de haven wilden vestigen.
In 1914 werd het besluit genomen tot de aanleg van een nieuwe lighaven. Deze kwam gedeeltelijk te liggen op de plaats van de oude hulphaven en werd via de monding van de Visserhaven toegankelijk gemaakt. In 1920 is de aanleg van de Haringhaven in de huidige richting gerealiseerd. Het Noordzeekanaal werd door de toevoeging van sluizen steeds verder verbreed waardoor het fort op een eiland kwam te liggen. In 1939 werd een begin gemaakt met de aanleg van scheepshellingen ten zuidwesten van de Haringhaven. Het gebied liep veel schade op in de oorlog. Na de oorlog zijn veel kades en dokken vervangen.
De vishallen werden herbouwd en in 1950 werden aan de Haringhaven twee nieuwe scheepshellingen aangelegd. Een strook grond langs de Halkade werd door het Staatsvissershavenbedrijf uitgegeven voor bebouwing. In 1956 is het gemeentelijke bedrijventerrein ten zuiden van de Kromhoutstraat tot ontwikkeling gebracht. In 1968 werd vervolgens ook het gebied ten noorden van de Kromhoutstraat voor bedrijfsvestiging uitgegeven.
De haringhaven werd verlengd en bereikte in 1962 eenzelfde lengte als de Vissershaven. Ook werden beide havens op een diepte van 7 meter gebracht. Het vervoer per rail liep in die tijd terug waardoor het uitgebreide spoorwegstelsel dat inmiddels in het havengebied lag in onbruik raakte.
In de jaren ’80 bereikt het gebied haar huidige opzet. Sinds de privatisering van het Staatsvissershavenbedrijf valt het havengebied, met uitzondering van het gemeentelijke bedrijventerrein, onder het beheer van Zeehaven IJmuiden N.V. In die tijd is het gebied rondom de vuurtoren op de kop van het middenhavengebied dichtgebouwd ten behoeve van vriesvemen.
Door de toenemende vraag naar haventerrein is in 1995 een deel van de Haringhaven gedempt. In datzelfde jaar is gestart met de ontwikkeling van de Derde haven, thans bekend als de IJmondhaven.
Een meer uitgebreide geschiedenis is terug te vinden in het Ruimtelijke Kwaliteits Kader.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan Havengebied IJmuiden zijn de vigerende bestemmingsplannen beschreven en is het relevante ruimtelijke beleid geanalyseerd om vast te stellen of daaruit randvoorwaarden voor dit bestemmingsplan voortkomen. Hiertoe is een onderscheid gemaakt tussen het Europees beleid, het rijksbeleid, het provinciale beleid en het beleid van de gemeente Velsen. Naast het ruimtelijk beleid is ook de wetgeving, onder meer op het gebied van veiligheid, milieu en flora en fauna, relevant voor het bestemmingsplan.
2.2 Europees Beleid
Beslissingen over het grondgebruik in Nederland worden tot op zekere hoogte in Brussel genomen. Zoals alle andere lidstaten heeft Nederland immers beloofd de Europese wet- en regelgeving en richtlijnen volledig, nauwkeurig, bindend en tijdig te implementeren.
2.2.1 Natura 2000
De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld in 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen. In 2002 zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn opgenomen in de Flora- en faunawet. In Velsen ligt een deel van het Nationaal Park Zuid Kennemerland dat onderdeel uitmaakt van het Natura 2000 netwerk.
Afbeelding 2.2.1.1 Natura 2000
Het Natura 2000 valt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Er moet gestreefd worden naar behoud van de waarden binnen het Natura 2000 gebied door de mogelijke milieuoverlast van het havengebied tot een minimum te beperken. Dit wordt echter geregeld binnen de milieuvergunningen of nbwetvergunning. Aangezien het bestemmingsplan niet voorziet in hogere milieucategorieën is het niet noodzakelijk hier onderzoek naar te verrichten in het kader van dit plan.
2.2.2 De Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Europese Kaderrichtlijn Water.
2.2.3 Het Verdrag van Malta
Op basis van diverse Europese, rijks- en provinciale beleidsregels, met name het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta, bij wet 26 februari 1998) is onder andere bepaald dat het archeologisch belang wordt meegewogen bij de besluitvorming rond ruimtelijke ordeningsaspecten. Een belangrijk punt in het verdrag van Malta is dat vooraf aan iedere ingreep in het bodemarchief (door nieuwbouw, wegenaanleg etc.) archeologisch onderzoek plaats moet vinden. Daarmee kan worden bepaald hoe eventueel aangetroffen archeologische waarden in de plannen kunnen worden ingepast. Mocht dit niet kunnen en is een opgraving onvermijdelijk geworden om de archeologische informatie veilig te stellen, dan dienen de kosten daarvan in het ontwikkelingsproces meegenomen te worden.
Het Verdrag van Malta is provinciaal verwerkt in de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie. Het plangebied is voor een deel aangegeven als een gebied met 'Archeologische verwachten'. De verbeelding wordt hier op aangepast.
Afbeelding 2.2.3.1 Informatiekaart
Voor ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld nieuwbouw passend in het bestemmingsplan, zal eventueel in het kader van de omgevingsvergunning archeologisch onderzoek moeten worden verricht.
2.3 Rijksbeleid
2.3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de nieuwe, overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. In de SVIR ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’ is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’, over aan provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte voor natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking (gebaseerd op de ‘SER-ladder’), die zal worden vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening.
De regio is als volgt verbeeld in de Structuurvisie.
Afbeelding 2.3.1.1 SVIR
De haven is eveneens in groter verband aangeduid als 'Zeehaven van nationaal belang'. Het is dus voornaam om dit in stand te houden en waar mogelijk te versterken.
In de Structuurvisie wordt de haven eveneens gezien als 'Kansrijk gebied voor windenergie'. Op deze locatie is windenergie feitelijk gezien mogelijk.
Het grootste gedeelte van het plangebied is ook aangegeven als 'Stedelijke regio met topsectoren'. Hier wordt met name gedoeld op de mainport Schiphol. Dit heeft geen rechtstreekse doorwerking in het bestemmingsplan.
Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd.
Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
- a. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
- b. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
- c. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden.
In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van:
- a. Rijksvaarwegen;
- b. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- c. Kustfundament;
- d. Grote rivieren;
- e. Waddenzee en waddengebied;
- f. Defensie;
- g. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
- h. Elektriciteitsvoorziening;
- i. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
- j. Ecologische hoofdstructuur;
- k. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
- l. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
- m. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Het Noordzeekanaal is een Rijksvaarweg. De vrijwaringzone Barro wordt gerekend vanaf de begrenzinglijn van de rijksvaarweg zoals opgenomen in de legger conform artikel 5.1 van de Waterwet. De Buitenhaven is onderdeel van de zeehaventoegang. De vrijwaringzone zeehaventoegang is 40 meter. Nabij vaarwegsplitsingen of havenuitvaarten bedraagt de vrijwaringzone een afstand van 300 meter van de splitsing of uitgang, aan weerszijden van de vaarweg 50 meter. De vrijwaringzone Barro van de vaargeul van de Buitenhaven loopt tot in het plangebied. Hiermee is ook het onderdeel vrijwaringzone vaarweg van het Barro relevant voor het plangebied. Deze wordt meegenomen op de verbeelding en in de regels.
Ook het kustfundament is van toepassing op het plangebied van dit bestemmingsplan. Het fundament omsluit het Havengebied en loopt deels over het gebied. Hier dient rekening mee gehouden te worden. Dit zodat het fundament niet (indirect) aangetast wordt.
Afbeelding 2.3.1.2 Kustfundament uit Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
2.3.2 Nationaal Bestuursakkoord Water
Met het NBW onderstrepen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de gezamenlijke opgave om het watersysteem op zo kort mogelijke termijn en tegen de laagste maatschappelijke kosten op orde te brengen en te houden. Samenwerken is de rode draad van het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord. De actualisatie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) in 2008 komt voort uit de invoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), de noodzaak tot aanscherping van een aantal begrippen en het beschikbaar komen van nieuwe klimaatscenario’s. Ook is een nieuwe fase aangebroken in het samenwerkingsproces, waarbij het zwaartepunt verschuift van planvorming naar uitvoering.
2.3.3 Nationaal Milieubeleidsplan 4
In het NMP4 staat de aanpak van de in het NMP3 gesignaleerde hardnekkige milieuproblemen centraal. De aanpak van deze problemen vraagt om ingrijpende maatschappelijke veranderingen. Het NMP4 zet daarom in op het tot stand brengen van transities (systeeminnovaties) op het vlak van de energiehuishouding, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, landbouw en mobiliteit. Vanwege de groeiende aandacht voor gezondheid en veiligheid is de nota ook gericht op vernieuwing van het stoffenbeleid en beleidsvernieuwing van de leefomgeving. Het NMP4 heeft een beleidshorizon die verder reikt dan de beleidshorizon in het NMP3. Het NMP4 gaat uit van een beleidshorizon die in het jaar 2030 is gelegd. In het NMP4 worden zeven grote milieuproblemen gesignaleerd en laat zien hoe de situatie over dertig jaar zal zijn als het beleid niet verandert.
Deze problemen zijn:
- verlies aan biodiversiteit;
- klimaatverandering;
- overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen;
- bedreiging van de gezondheid;
- bedreiging van de externe veiligheid;
- aantasting van de leefomgeving;
- mogelijk onbeheersbare risico’s.
De gewenste situatie over 30 jaar kan als volgt worden omschreven: Het milieubeleid moet een bijdrage leveren aan een gezond en veilig leven, in een aantrekkelijke leefomgeving, te midden van een vitale natuur, zonder de mondiale biodiversiteit aan te tasten of natuurlijke hulpbronnen uit te putten, hier en nu en elders en later. Hoewel het milieubeleid van de afgelopen jaren redelijk succesvol is geweest, op de grote milieuproblemen heeft het nog geen afdoende antwoord. In het NMP4 worden zeven onderlinge barrières onderkend die een oplossing van de grote problemen in de weg staan. Voortzetting van het huidige beleid is niet voldoende als we de ambities voor 2030 willen realiseren. Het huidig beleid gaat immers nog te veel voorbij aan deze barrières voor duurzame ontwikkeling, die te beschouwen zijn als systeemfouten in de economie en de thans functionerende instituties. In het NMP4 is aangegeven waarmee deze barrières doorbroken kunnen worden en zijn hiervoor nieuwe beleidsinstrumenten aangegeven.
Milieubeleid draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. Hoe de leefomgeving wordt ervaren, wordt onder, meer bepaald door de aanpak van de vervuiling van bodem, lucht en water, door veiligheidsrisico's bedrijvigheid, geluidsoverlast en afvalinzameling. Daarnaast spelen zaken als woningaanbod, werkgelegenheid en voorzieningen een rol, evenals groenvoorzieningen, natuur en afwisseling van karakteristieke gebieden. De plaatselijke overheid is vaak beter dan de rijksoverheid in staat aan de kwaliteit van de leefomgeving bij te dragen. Daarom krijgt de lokale overheid meer vrijheid en zoveel mogelijk integrale verantwoordelijkheid voor de lokale leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is dat dit leidt tot verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Het rijk stelt voor de milieukwaliteit een harde ondergrens en zal samen met de andere overheden bij uitvoering en handhaving die grens bewaken.
2.3.4 Vierde Nota Waterhuishouding (1999)
In deze nota worden de landelijke hoofdlijnen van het beleid op het gebied van de waterhuishouding aangegeven. Integraal waterbeheer vormt het uitgangspunt. Door middel van deze integrale benadering wordt nagestreefd dat het land veilig en bewoonbaar blijft met gezonde en duurzame watersystemen. Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en dient een zo integraal mogelijk beheer te worden gevoerd. Er is geen doorwerking van deze nota in het bestemmingsplan.
2.3.5 Kaderrichtlijn Water
Deze EU-regelgeving heeft rechtstreekse werking. De Kaderrichtlijn water heeft betrekking op de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater. De Kaderrichtlijn gaat uit van een stroomgebiedbenadering en neemt ecologische waterkwaliteit als invalshoek. De Kaderrichtlijn water stelt (verplichte) doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. In 2009 zijn de stroomgebiedsbeheerplannen vastgesteld. Deze kaderrichtlijnen hebben geen gevolgen van de invulling van dit plan.
2.3.6 Rijksbeleid met betrekking tot ecologie
In Europa zijn door de Europese Unie richtlijnen opgesteld voor de bescherming van de natuur, de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hierin worden regels gesteld voor de bescherming van zowel natuurgebieden als voor bedreigde planten- en diersoorten. Eén van de doelstellingen is het creëren van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000 genaamd. Een vertaling van dit EU-beleid voor soortbescherming naar Nederlands niveau is de Flora- en faunawet. Hierin worden bedreigde inheemse planten- en diersoorten als beschermd aangewezen. Gebiedsbescherming wordt in Nederland geregeld in de Natuurbeschermingswet. Hierin worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Ruimtelijke plannen als bestemmings-, bouw- en sloopplannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen.
2.3.7 Nationaal Waterplan (NWP)
Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Er kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met dit waterplan.
2.3.8 Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning, die met een wettelijk vastgesteld aanvraagformulier kan worden aangevraagd. Dit komt terug bij het aanvragen van een omgevingsvergunning. Voor dit plan is dit niet relevant.
2.4 Provinciaal Beleid
2.4.1 Structuurvisie 2040 (2010)
Op 16 februari 2010 is de provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie 2040 van de provincie Noord-Holland door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de structuurvisie vastgesteld.
In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met verschillende ontwikkelingen en keuzes omgaat en schetst ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien. De Provincie speelt in op actuele dilemma's door mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook door bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de Provincie Noord-Holland het landelijk gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen speelt ze in op de veranderingen in de bevolkingsontwikkeling op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied opwekken van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houdt ze de voeten droog. En door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, te werken en om te bezoeken. De structuurvisie en de bijbehorende provinciale verordening zijn het inhoudelijke beleidskader van de provincie waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat de provincies regels voorschrijft over bestemmingen en het gebruik van gronden met een provinciaal belang. Voor Velsen zijn met name het bestaand bebouwd gebied (de voormalige rode contouren), de Rijksbufferzone Amsterdam-Haarlem (heeft in de SVIR geen status meer) en de reservering voor nieuw haventerrein van belang.
De provinciale EHS is herijkt en op 23 mei 2011 door PS vastgesteld. Onderstaande kaart toont de bestaande EHS structuur rond het havengebied.
Afbeelding 2.4.1.1 Provinciale Structuurvisie
De Structuurvisie gaat specifiek in op de Zeehaventerreinen binnen de provincie. Er gaat onderzocht worden hoe deze terreinen optimaler benut kunnen worden. Bij dit onderzoek wordt ook bezien of het noodzakelijk is om extra tereinen toe te voegen. Voor het plangebied van dit bestemmingsplan is dit niet van toepassing. Het bestemmingsplan voorziet wel in een globale opzet zodat intensivering en optimaler gebruik kunnen worden gefaciliteerd op bestaande bedrijfsgronden. In de Structuurvisie is het Havengebied aangegeven als 'Havengebonden bedrijventerrein'.
De nieuwe IJmondhaven is in de Structuurvisie ook aangewezen als toekomstige landwaartse versterking voor het kustfundament. Volgens de provinciale verordening mag de versterking van de waterkering hier niet in de weg worden gezeten. Omdat dit gebied wel binnen bestaand bebouwd gebied valt mag hier wel worden gebouwd. Er mag echter geen zand aan de grond worden onttrokken, zware ontgravingen worden gedaan en ook mogen er geen explosieven worden gebruikt.
2.4.2 Provinciaal milieubeleidsplan Noord-Holland
In het Provinciaal Milieubeleidsplan staan de milieudoelen van de provincie. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn. Het biedt gemeenten en waterschappen een kader voor hun beleid en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen. Voor de provincie is het de basis voor de vergunningverlening en handhaving. Daarnaast gebruikt de provincie het milieubeleidsplan om te kijken welke rol het milieu moet spelen in andere beleidsplannen.
Met dit plan wil de provincie bijdragen aan:
- Het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid
- Duurzaam produceren en consumeren
- Vergroten van de kwaliteit van de leefomgeving
- Hierbij wordt prioriteit gegeven aan:
- Bodemsanering en de uitvoering baggerprogramma's
- Regie op handhaving
- Duurzame energie
- Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)
Prioriteiten bij de uitvoering van het PMP
Kwaliteit van de leefomgeving vormt een centraal thema in het programma. Dit betekent dat hieraan prioriteit wordt gegeven en dat de doelstellingen voor de thema's lucht, geluid en externe veiligheid, die in belangrijke mate bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving, uit het Milieubeleidsplan worden gerealiseerd.
Aan de duurzaamheidthema's energie, duurzaam ondernemen en duurzame mobiliteit wordt aandacht gegeven bij de reguliere advisering bij ontwikkelingslocaties. De doelstellingen voor het thema natuur en landschapskwaliteit sluiten aan bij de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) en zijn tevens in lijn met landelijk beleid. De doelstellingen voor het thema bodem sluiten aan bij het landelijk beleid (Nationaal Milieubeleidsplan 4). Voor het thema afval zijn de activiteiten en de doelstellingen gericht op preventie en tevens gericht op de nuttige toepassing (hergebruik) van herbruikbaar afval. De provinciale doelstellingen en activiteiten omtrent het thema water worden in overleg met regionale waterbeheerders uitgewerkt in deelstroomgebiedvisies en deelstroomgebiedplannen.
Milieubeleidsplan 2009-2013
Op 31 maart 2009 is het ontwerp-Provinciaal Milieubeleidsplan voor de periode 2009-2013 vastgesteld door Gedeputeerde Staten en vrijgegeven voor inspraak. In het najaar 2009 heeft Provinciale Staten het plan goedgekeurd.
Het nieuwe Milieubeleidsplan moet eind 2013 leiden tot het bereiken van de Europese en nationale milieunormen. Het plan heeft twee overkoepelde doelen: het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, het stimuleren van duurzame ontwikkeling, zonder afwenteling van milieubelasting. De provincie stelt tweejarige uitvoeringsprogramma's op (2010-2011 en 2012-2013) waarin de uitvoering van dit het nieuwe Milieubeleidsplan meer in detail wordt vastgelegd.
2.4.3 Provinciaal Waterplan 2010-2015
Provinciale Staten hebben op 16 november 2009 het provinciaal Waterplan 2010-2015 vastgesteld. Het motto van het Waterplan is beschermen, benutten, beleven en beheren van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op de waterveiligheid, het waterbeheer en de ruimtelijke ontwikkeling. In het Waterplan wordt per thema behandeld wat de provincie zelf doet tot en met 2015 en wat de provincie verwacht van Rijk, Rijkswaterstaat, waterschappen, gemeenten, terreinbeheerders en bedrijfsleven. De provincie versterkt de uitvoering van het plan en bewaakt de voortgang door samen met haar partners een uitvoeringsprogramma voor de hele planperiode op te stellen. In het Waterplan worden vier uitgangspunten gehanteerd:
- Klimaatbestendig waterbeheer: De waterkeringen, het watersysteem en de ruimtelijke inrichting moeten voorbereid zijn op de gevolgen van klimaatverandering.
- Water medesturend in de ruimte: Water is een belangrijke sturende factor in de ruimtelijke ontwikkeling. Op sommige plekken, zoals in de omgeving van dijken, is water vanwege de veiligheid zelfs het belangrijkste sturende element. Elders is water volgend in de ruimtelijke afweging.
- Centraal wat moet, decentraal wat kan: Met de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening is 'centraal wat moet, decentraal wat kan' de nieuwe sturingsfilosofie van het Rijk die de provincie overneemt. De uitgangspunten van deze vernieuwingen zijn: minder regels, meer uitvoeringsgericht, modernisering en stroomlijning van de regels.
- Gebiedsgerichte en resultaatgerichte benadering: Het Noord-Hollandse landelijk gebied zoals dat nu ervaren wordt is het resultaat van het leven met en de strijd tegen water. Daarbij moet worden gedacht aan de terpen, dijken, molens en droogmakerijen. Sinds 2007 heeft de provincie dankzij het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) een belangrijke regierol voor de inrichting en het beheer van het landelijk gebied. Met het Rijk heeft de provincie uitvoeringsafspraken gemaakt voor de periode 2007-2013. De uitvoering van het waterbeleid vraagt maatwerk via een gebiedsgerichte aanpak. Dit is een concrete aanpak waarvoor het bestemmingsplan geen faciliterende rol heeft.
2.4.4 Leidraad landschap en cultuurhistorie
Provinciale Staten hebben in juni 2010 de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. In dit beleidskader is door de provincie aangegeven welke landschappelijke en cultuurhistorische elementen overwogen moeten worden bij (ruimtelijke) ontwikkelingen en uitgangspunt kunnen zijn voor plannen. De ontwikkelingsgerichte benadering is het uitgangspunt van het beleid: behoud door ontwikkeling.
In de Leidraad wordt ingegaan op de kernkwaliteiten die gelden als basis voor de ruimtelijke kwaliteit van het landschap van Noord-Holland. De provincie onderscheidt er vijf:
- Aardkundige waarden: deze worden onderverdeeld in 'aardkundige monumenten' (beschermd middels de Provinciale Milieuverordening) en 'bijzondere aardkundige waarden'.
- Archeologische waarden.
- Tijdsdiepte: er moet zorgvuldig omgegaan worden met de bestaande (historische) kenmerken van het landschap. De provincie Noord-Holland wil dat de gelaagdheid van het landschap wordt meegenomen bij ruimtelijke ontwikkeling.
- Historische structuurlijnen: er dient bij nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk rekening te worden gehouden met de verkavelingsstructuren van het oorspronkelijke landschap.
- Cultuurhistorische objecten.
- Openheid: waarbij thema's zoals verrommeling en verstedelijking een rol spelen, behoud van grootschalige open gebieden.
- Stilte.
- Donkerte.
- Dorps-DNA: de specifieke eigenheid en identiteit van dorpen behouden. Het grondgebied van de provincie Noord-Holland is in de Leidraad ingedeeld in verschillende landschapstypen.
Het havengebied wordt niet door een van deze kwaliteiten gekenmerkt.
2.4.5 Strategische Agenda Kust
De provincie heeft een Strategische Agenda Kust opgesteld. Deze agenda benoemt mogelijkheden voor de ontwikkeling van de 'metropool aan zee'. Het havengebied speelt hierin een minimale rol. Het enige is dat het havengebied de entree naar het strand van IJmuiden is. Door het opknappen van de Kromhoutstraat wordt al een deel van dit doel bereikt.
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.5.1 Visie op Velsen 2025
Het document 'Visie op Velsen 2025: Kennisrijk werken in Velsen' is op 31 maart 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De visie geeft op de verschillende beleidsterreinen een toekomstbeeld van de ontwikkeling van de gemeente Velsen tot 2025. De visie positioneert zichzelf als volgt: "De visie zelf is geen blauwdruk, geen strategisch beleidsplan, maar een inspirerend toekomstbeeld, een bereikbare droom. Niet van de gemeente, maar van de gemeenschap Velsen". En de positie van de gemeente daarin: "De rol van de gemeente in deze visie is die van facilitator. Daarnaast schept de gemeente waar mogelijk de nodige randvoorwaarden, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordening en de inrichting van de openbare ruimte".
Voor IJmuiden is in de visie een aantal toekomstbeelden opgenomen die van invloed kunnen zijn op het bestemmingsplan. In deze visie ligt het accent op kennisrijke industrie: doorontwikkelde bestaande industrieën en initiatieven (kennisintensief worden van haven en staal, offshore-industrie), ontwikkeling van kenniscentra op deze terreinen en ontwikkeling van nieuwe werkgelegenheid op het gebied van duurzame energie (waterenergie) en samenwerking met wetenschappelijke instituten op deze terreinen. De ontwikkeling van IJmuiden tot een plaats met het karakter van een metropool, aantrekkelijk als dynamische haven en als avontuurlijke kustplaats, komt hier uit voort.
De rol van de gemeente in deze visie is die van facilitator. De gemeente brengt partijen bijeen, legt relaties en verbindingen, initieert overleggen en zet zich in voor nauwe regionale samenwerking. Daarnaast schept de gemeente waar mogelijk de nodige randvoorwaarden, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordening en de inrichting van de openbare ruimte. De gemeente voert een actief marketing- en promotiebeleid.
De Visie op Velsen 2025 zal uitgewerkt worden in verschillende nog op te stellen beleidsdocumenten, zoals een nieuwe Structuurvisie en een nieuwe Woonvisie.
2.5.2 Structuurvisie (vastgesteld in 2005)
De structuurvisie Velsen 2015, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2005, heeft als doel een actueel en samenhangend kader te scheppen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente tot aan 2015. Het is een ruimtelijke vertaling en een verdere uitwerking van de toekomstvisie 2010. Het programma dient te leiden tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de leefkwaliteit. De visie spitst zich toe op de vraag waar de verdere verstedelijking van Velsen plaats kan vinden en hoe dit moet gebeuren. Het plangebied is opgenomen als ontwikkellocatie. Zowel bij de uitleggebieden als bij de herstructurering van bestaande gebieden geldt dat de wezenlijke kwaliteiten en de leefbaarheid niet aangetast mogen worden. De belangrijkste ruimtevraag voor de gemeente Velsen ligt op het gebied van wonen.
In de Structuurvisie wordt gestreefd naar de Halkade als visboulevard. Dit krijgt in dit bestemmingsplan verdere uitwerking. Eveneens wordt gestreefd naar hoogteaccenten. Deze worden in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Een belangrijk punt is ook de transformering en intensivering van het havengebied door meer activiteiten toe te staan. Door globaler te bestemmen is dat mogelijk binnen dit plan.
Afbeelding 2.5.2.1 Structuurvisie
2.5.3 Archeologie en Monumentenbeleid
Op 3 februari 2005 heeft de gemeenteraad de beleidsnota Monumentenzorg Velsen vastgesteld. De beleidsnota geeft de visie van de gemeente op de monumentenzorg weer. Leidraad hierbij is een zorgvuldig beheer en weloverwogen behoud van het architectonisch en cultuurhistorisch erfgoed, in samenspel met rijk, provincie en particulieren. Het gaat nadrukkelijk om cultuurhistorisch en/of architectuurhistorisch waardevolle objecten, cultuurhistorisch groen en objecten en structuren van historisch-geografische betekenis en bebouwingsstructuren. In verband met het voeren van het integraal gemeentelijk beleid is het van belang dat er een goede afstemming plaatsvindt tussen diverse gemeentelijk disciplines. Cultuurhistorie wordt als vast onderdeel betrokken bij planontwikkelingen en –uitvoering. In paragraaf 3.8 wordt specifiek ingegaan op de cultuurhistorische aspecten van het plangebied.
2.5.4 Verkeersbeleid
In het Lokaal Verkeer- en VervoerPlan 2004 zijn de beleidshoofdlijnen op het gebied van verkeer en vervoer voor de gemeente Velsen vastgelegd. Knelpunten en mogelijke oplossingen worden besproken. Doelstelling van het LVVP 2004 is het vergroten van de verkeersveiligheid, de leefbaarheid en de bereikbaarheid. In zijn algemeenheid is de bereikbaarheid van de haven met name afhankelijk van de maatgevende kruispunten op de primaire route (Pontplein en de kruispunten Amsterdamseweg). Er wordt onderzoek gedaan naar maatregelen om de doorstroming op de route verder te verbeteren.
2.5.5 Milieubeleid
In de Milieuvisie Velsen 2002-2006 is aangegeven dat de beschikbare ruimte zo efficiënt mogelijk gebruikt dient te worden. Waar mogelijk wordt meervoudig ruimtegebruik toegepast, waarbij ondergronds bouwen, gestapeld bouwen en het combineren van functies belangrijke elementen zijn. Bij het herinrichten van terreinen dan wel bij uitbreidingswensen wordt uitgegaan van het mengen van functies als wonen, detailhandel, horeca en niet hinderlijke bedrijvigheid. Binnen de gemeente is in navolging van de milieuvisie een beleidsplan duurzaam bouwen vastgesteld. In dit beleidsplan worden de ambities beschreven op het gebied van duurzaam bouwen in relatie tot bouwprojecten en de openbare ruimte. Het toepassen van meervoudig ruimtegebruik is één van de ambities.
Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen
Gemeente Velsen en de Milieudienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in “Kwaliteit en duurzaam bouwen” en in het milieubeleidsplan 2008-2012. Daarnaast heeft het college van de gemeente Velsen het klimaatprogramma “Velsen, stad van Zon, Zee en Wind” op 1 december 2012 vastgesteld.
Landelijk beleid, Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011
Het Rijk en de gemeenten hebben een klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan de volgende afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie: reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990, een energie-besparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020. Het kabinet Rutte II hanteert het aandeel duurzame energie van 16% in 2020. De ambitie is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Om resultaten te boeken en innovatie te stimuleren is de energieprestatie coëfficiënt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en wordt deze in 2015 aangescherpt naar 0,4.
GPR Gebouw
Ter ondersteuning en om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouw- en renovatieprojecten stelt de Milieudienst IJmond en de gemeente Velsen GPR Gebouw gratis ter beschikking. GPR Gebouw is een instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Dit instrument kijkt naar 5-6 aspecten, met de nadruk op energie. De GPR-lijst kan online ingevuld worden. De ambitie van de gemeente is een 7.0 te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7.0 voor de thema’s milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. De initiatiefnemer dient hierover in een vroegtijdig stadium contact op te nemen met de Milieudienst IJmond. Bij toekomstige bouwaanvragen wordt een GPR Gebouw berekening gevraagd.
2.5.6 Groenbeleid
Het plan 'Ruimte voor Groen' geeft het gemeentelijk beleid weer op het vlak van de groene invulling van de buitenruimte. De gemeenteraad heeft dit in 2009 vastgesteld. Binnen het plangebied is alleen het groen rond de Kromhoutstraat en Dokweg aangegeven als 'Te behouden groen met compensatieregeling'.
Afbeelding 2.5.6.1 Uitsnede Ruimte voor Groen
De Kromhoutstraat is in 2012 heringericht. Hiermee is ook een andere invulling gegeven aan het groen.
2.5.7 Economisch beleid
Bedrijven
De gemeente Velsen heeft voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het Zeehavengebied drie speerpunten van beleid vastgelegd: het versterken van de nationale en internationale positie van IJmuiden als handels- en logistiek centrum voor vis het versterken van IJmuiden als ferry-, cruise-, en short sea-haven het versterken van de positie van constructie- en onderhoudsbedrijven in industrie, offshore en waterbouw. De gemeente Velsen wil deze ambitie bereiken door te zorgen voor:
- Voldoende fysieke ruimte om te ondernemen mits dit ruimtelijke mogelijk is
- een goede ontsluiting van het havengebied (zowel over land als over water, bijvoorbeeld voldoende diep vaarwater)
- de aanpak van de zeer matige uitstraling van grote delen van het havengebied
Detailhandel
Volumineuze detailhandel binnen het plangebied zal daar plaatsvinden waar zich verantwoorde mogelijkheden voordoen die stroken binnen het vastgesteld beleid.
Kantoren en dienstverlenende bedrijven
Kantoren en dienstverlenende bedrijven kunnen gelieerd zijn aan de havengebonden bedrijven. Bij de invulling van de ruimtelijke omgeving zal stil worden gestaan bij een functiemenging van de verschillende bedrijfssoorten teneinde ook hierin tegemoet te kunnen komen aan toekomstige vragen naar dergelijk beschikbare ruimten.
Prostitutie
Door de gemeenteraad is in september 2000 de nota Integraal prostitutiebeleid vastgesteld. Daarin wordt aangegeven dat er een vergunningplicht is voor seksinrichtingen en dat raam- en straatprostitutie niet toestaan. Ruimtelijk gezien is er door de raad aangegeven dat alleen in het havengebied maximaal 2 seksinrichtingen gevestigd mogen zijn. Dit mag enkel binnen het gebied dat begrensd wordt door de Dokweg, Loggerstraat, Vuurtorenstraat en Trawlerkade.
Economische Agenda 2011-2014
De economische agenda 2011-2014 bespreekt concreet het havengebied. In de economische agenda 2011-2014 wordt het collegeprogramma 2010-2014 vertaald naar doelstellingen. Enkele belangrijke punten zijn:
- Versterken route's van en naar het strand en terminals.
- Uitbreiden van de ferry- en cruisevaart.
- Het versterken van de functie als draaischijf voor de vis.
- De offshore industrie ruimte geven om vanuit IJmuiden te werken.
- Kennis en innovatie aantrekken.
Horecanota 2009
De centrale doelstelling van de horecanota is:'Het bevorderen van een zodanige ontwikkeling van de horeca dat deze de attractie en leefbaarheid van het wonen, werken en verblijven in de gemeente Velsen versterkt'.
Horecabeleid 2008-2015 voor het Havengebied.
Naast een kleine cluster op de Halkade is de horeca behoorlijk verspreid over het havengebied. Je moet de betreffende horecabedrijven kennen en kunnen vinden. Ter ondersteuning van het toeristisch/recreatieve beleid (IJmuiden Visstad, lokaal binden van ferry- en cruisebootpassagiers) is een concentratie van horeca gewenst, o.a. cafés en (vis) restaurants. In de plannen voor een visboulevard vanaf de Felison Terminal langs de Halkade wordt hier op ingespeeld. In het startdocument is dit opnieuw uitgesproken. Er wordt dus meer mogelijkheden voor horeca geboden rond de Halkade en in de kiosken aan de Trawlerkade.
Beleidslijn BIBOB
Uit wetenschappelijke studies (o.a. door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie) blijkt dat havens als knooppunten waar goederen, personen en geld bij elkaar komen, grote aantrekkingskracht hebben op de (georganiseerde) criminaliteit. Voor het havengebied wordt dit beeld bevestigd in het Veiligheidsbeeld Noordzeekanaalgebied 2008 dat is opgesteld in opdracht van het bestuurlijk platform Havenveiligheid bestaande uit de burgemeesters van Amsterdam, Zaanstad, Beverwijk, Velsen en Haarlemmerliede. In dit rapport wordt geconstateerd dat de economische activiteit in de havens rond het Noordzeekanaal toeneemt en dat daarbij, als een soort wetmatigheid, meer criminaliteit hoort. Onderzocht is van welke criminaliteitsvormen het aannemelijk is dat deze in het Noordzeekanaalgebied voorkomen.
Dit leidt tot het volgende beeld:
- In het hele gebied zijn meer dan 10 criminele samenwerkingsverbanden actief. Vermoed wordt dat dit het topje van de ijsberg is.
- Hennepplantages worden regelmatig aangetroffen en het vermoeden is dat deze op grote schaal aanwezig zijn.
- Het aantal harddrugszaken neemt toe.
- Er worden veel namaakgoederen aangetroffen (o.a. elektronica en kleding) en er is sprake van sigarettensmokkel.
- Gestolen auto's worden georganiseerd gestript/omgekat.
- Criminele gelden worden witgewassen en gebruikt voor de financiering van
andere criminele activiteiten.
Gelet op dit beeld zullen bouwactiviteiten in het havengebied met een bouwsom van €100.000 en hoger en/of gericht op het splitsen van panden, aan het BIBOBinstrumentarium onderworpen worden.
2.5.8 Notitie Havengebied
Op 25 september 2007 is de Notitie over het Havengebied IJmuiden vastgesteld door het college. In deze notitie wordt gestreefd naar het indelen van het havengebied in verschillende zones. Deze zones dienen ervoor om verschillende bedrijven op verschillende locaties toe te staan. Dit om te voorkomen dat bedrijven die niet afhankelijk zijn van de kade en haven zich vestigen op locaties aan de kade. Deze locaties dienen vanwege hun unieke karakter beschikbaar te zijn voor bedrijven die de kade nodig hebben.Afbeelding 2.5.8.1 Zonering Notitie Havengebied
De zoneringen zijn als volgt:
1. een zone voor haven- en kadegebonden bedrijven;
2. een zone voor haven- en kadegebonden bedrijven en havengerelateerde bedrijven;
3. een grotere zone mede voor niet havengerelateerde bedrijven.
Deze zonering wordt in dit bestemmingsplan overgenomen.
2.5.9 Beleidsplan windturbines
De doelstelling van het gemeentelijke windturbinebeleidsplan is meerledig. De belangrijkste voor dit bestemmingsplan zijn:
- De te plaatsen turbines moeten, op diverse schaalniveaus, een duidelijk herkenbare samenhangende ruimtelijke structuur vertonen. Er wordt hiervoor een ruimtelijk kader geschetst waarbinnen de plaatsing van windturbines mogelijk is. Locaties en minimum en maximum masthoogten worden aangegeven.
- Verankering in relevante bestemmingsplannen bij actualisering en in de structuurvisie in het windturbinebeleidsplan wordt het Noordzeekanaal als belangrijkste 'drager' voor de opstelling van windturbines op land uit het regionale toetsingsplan overgenomen. Wat niet terugkomt is de noord-zuid gerichte accentuering van de tunnels en rijkswegen, omdat dit in de ogen van de gemeente afbreuk doet aan de herkenbaarheid en continuïteit van de lijnopstelling langs het Noordzee kanaal
De gemeente Velsen kiest ervoor om de windturbines op de noordoever van het Noordzeekanaal te plaatsen. Het kanaal is een zeer sterke en belangrijke as in het landschap. Door middel van windturbines kan deze lijn verder worden geaccentueerd. De herkenbaarheid en ligging van het kanaal in het gebied zal toenemen, ook van ver af. Windturbines passen bij de schaal van dit gebied en de daar gelegen bedrijventerreinen. Toch worden er binnen het havengebied kleine windturbines toegestaan. Dit zijn enkel turbines met een maximale hoogte van 30 meter hoogte.
Afbeelding 2.5.9.1 Beleidsplan Windturbines
Op 9 juli 2012 heeft de provincie een voorbereidingsbesluit genomen. Dit voorbereidingsbesluit ziet op het verbieden van windturbines op land. In aanvulling daarop heeft de provincie op 11 januari 2013 beleid ten aanzien van windturbines vastgesteld. Voor nieuwe windmolens op het land (met uitzondering van enkele locaties) wordt geen ruimte geboden. Dit betekent dat er binnen dit bestemmingsplan geen windturbines worden toegestaan.
Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen aan de orde te komen het wegverkeerslawaai, geluidszones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie, de flora en de veiligheid.
3.1 Bedrijven En Milieuhinder
Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium “een goede ruimtelijke ordening”. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. In de publicatie zijn adviesafstanden die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.
De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden. Voor de realisatie van nieuwe ontwikkelingen zal getoetst worden aan de richtafstand uit de publicatie Bedrijven en Milieuzonering.
3.2 Externe Veiligheid
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van de opslag, handelingen met en transport van gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing.
Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (c-RNVGS), die binnen afzienbare tijd wordt vervangen door het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV). Het beleid met betrekking tot buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: plaatsgebonden risico en groepsrisico. Dit kader heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar PR-contour (wettelijk harde norm) mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt (gerealiseerd en geprojecteerd) worden.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN- curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1 % letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand tot de risicobron, waarop nog 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Bij de toetsing van een ruimtelijk plan moet worden nagegaan of op het gebied van externe veiligheid beperkingen en/op belemmeringen worden ondervonden voor het te nemen onderliggend ruimtelijke besluit. Hierbij dient te worden getoetst aan bronnen die een extern veiligheidsrisico in kunnen houden.
Het gaat daarbij om de volgende risicobronnen:
• bedrijven (inrichtingen), waar handelingen met gevaarlijke stoffen worden uitgevoerd;
• vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg;
• vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor;
• vervoer van gevaarlijke stoffen over het water;
• transport van gevaarlijke stoffen door een buisleiding.
Afbeelding 3.2.1 uitsnede risicokaart
Er zijn drie situaties denkbaar die zich zouden kunnen voordoen.
- 1. Er is al een risicobron (BEVI-inrichting, weg, water, buisleiding) met een 10-6/jaar PR-contour en/of een invloedsgebied (1% letaliteit) buiten de eigen inrichtingsgrenzen. Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten zijn in principe niet toegestaan/mogelijk. Een hoge personendichtheid op korte afstand van de risicobron zou het groepsrisico aanzienlijk kunnen doen toenemen.
- 2. Er is nog geen risicobron, maar de vestiging van BEVI-inrichting wordt wel door het bestemmingsplan mogelijk gemaakt/ toegestaan (niet uitgesloten). Bij het mogelijk maken van een nieuw (beperkt) kwetsbaar object in de directe nabijheid ontstaat een latente saneringssituatie. Aanpassing (reparatie) van het plan is op dit punt nodig;
- 3. Er is geen risicobron en de mogelijkheid om een BEVI-inrichting op te richten (geprojecteerde bestemming) met een 10-6/jaar buiten de eigen inrichtingsgrenzen is er ook niet (expliciet uitgesloten op grond van de staat van bedrijven). De vestiging van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten is mogelijk. Conform het 'groene boekje' (uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' van VNG, 2009) dienen de (richt)afstanden te worden gehanteerd die horen bij de milieucategorie die maximaal is toegestaan. Deze afstand dient als indicatie voor de te verwachten grootte van een eventuele 10-6/jaar PR-contour. Bij een bestemming voor bedrijven tot en met milieucategorie 2 is verondersteld dat deze geen hinder geven buiten de eigen inrichtingsgrens
Aanwezige risicobronnen
Voor alle in de gemeente gelegen Bevi-inrichtingen is geanalyseerd in hoeverre deze risicocontouren van invloed zijn op nabijgelegen functies. Binnen het plangebied is geen sprake van saneringssituaties. Voor deze locaties (Ampèrestraat 1G, Kromhoutstraat 26 en Strandweg 2) wordt nog nader onderzoek uitgevoerd.
Door het plangebied loopt ook een olieleiding. Op sommige locaties is een latente saneringssituatie ontstaan. Het is aan de eigenaar van de buisleiding om deze saneringssituaties op te lossen voor 1 januari 2014. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe te saneren situaties mogelijk. Deze leiding heeft een plaatsgebonden risico 10-6/jaar van 30 meter aan beide zijden van de buisleiding. Binnen deze contour zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare geprojecteerde objecten toegestaan. Het invloedsgebied is 44 meter aan beide zijden van de buisleiding. Binnen dit gebied, tussen 30 en 44 m. aan weerszijden van de leiding, zijn ontwikkelingen mogelijk, mits goed verantwoord. De aanvrager/initiatiefnemer dient een QRA te laten opstellen.
3.3 Luchtkwaliteit
Bij planvorming is de luchtkwaliteit één van de milieuaspecten waar onderzoek naar dient te worden verricht. In deze notitie zijn opmerkingen over de luchtkwaliteitsaspecten voor het bestemmingsplan Havengebied opgenomen.
Wet luchtkwaliteit
In 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met deze wet zijn luchtkwaliteitseisen verankerd in de Wet milieubeheer. Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project ‘in betekenende’ mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Als een bouwproject voldoet aan de gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (minder dan 1500 woningen of 100.000 m2 kantooroppervlakte) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen.
Beoordeling plan
Er worden verschillende ontwikkelingen in het bestemmingsplan opgenomen (horeca, hotel, parkeergarage). Alle ontwikkelingen gezamenlijk zijn beoordeeld als kleinschalige ontwikkelingen. Uit de Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) blijkt dat er in het plangebied ruimschoots kan worden voldaan aan de fijn stof en stikstofdioxide normen. De verkeersintensiteiten van verkeerswegen in- en nabij het bestemmingplan zullen niet zodanig toenemen dat ook de verkeersemissies sterk zullen stijgen. Er worden geen knelpunten verwacht.
Conclusie
De Wet luchtkwaliteit vormt geen knelpunt voor de realisatie van de in het plan opgenomen ontwikkelingen.
3.4 Geluid
In het kader van de Wet geluidhinder liggen er zones rond wegen en spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een zone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting. Geluidgevoelige bestemmingen zijn woningen, scholen en gezondheidsgebouwen.
Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Hierna wordt voor het plangebied de situatie beschreven voor wegverkeers-, railverkeers-, industrie- en luchtvaartlawaai.
Wegverkeerslawaai
Binnen het plangebied liggen meerdere gezoneerde wegen. Omdat in dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt, hoeft geen onderzoek naar de geluidsbelasting te worden gedaan.
Industrielawaai
Het plangebied is bijna volledig een gezoneerd industrieterrein van het in het kader van de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein IJmond. De delen van het plangebied die niet behoren tot het gezoneerde industrieterrein liggen binnen de zone. Indien zich op het gezoneerde industrieterrein nieuwe bedrijven willen vestigen dient de zonebeheerder, te weten de provincie Noord Holland, advies uit te brengen of vestiging binnen de geluidsruimte van het industrieterrein mogelijk is. Woningen op een gezoneerd industrieterrein genieten geen bescherming tegen geluidsbelasting afkomstig van bedrijven gelegen op dit industrieterrein.
Afbeelding 3.4.1 Gezoneerd industrieterrein
Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt buiten het beperkingengebied van het Luchthaven indelingsbesluit voor de luchthaven Schiphol. Ook ligt het plangebied buiten de 20 KE contour vanwege Schiphol uit de Nota Ruimte, waarbinnen geen nieuwe uitleglocaties voor woningbouw mogelijk zijn.
3.5 Bodem
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op een schone bodem te worden gerealiseerd.
Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied dient tenminste een historisch bodemonderzoek conform de NEN 5725 uitgevoerd te worden. Dit historisch onderzoek dient ter verificatie van de hypothese dat sprake is van een onverdachte locatie met betrekking tot bodemverontreiniging. Indien de ontwikkeling een bouwwerk betreft waar mensen verblijven dan dient tevens een verkennend bodemonderzoek volgens de NEN 5740 uitgevoerd te worden. Op grond van het bodembeheersplan regio IJmond kan in sommige gevallen vrijstelling verleend worden van de verplichting van het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek. Voorwaarde hiervoor is dat het historisch onderzoek uitwijst dat op de locatie geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden.
In het plangebied hebben in het verleden plaatselijk een aantal bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden. Waar dit nodig is geacht, is de bodem van de (historisch) verdachte locaties onderzocht, onder andere in het kader van het verkrijgen van het landsdekkend beeld. Het plan maakt geen functiewijzigingen mogelijk die de uitvoering van een bodemonderzoek noodzakelijk maken. Indien zich concrete ontwikkelingen voordoen zal een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd in de vergunningenfase. Geconcludeerd wordt dat het Wet bodembescherming de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
3.6 Ecologie
Wetgeving met betrekking tot de bescherming van de natuur richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).
Gebiedsbescherming
De bescherming van natuurgebieden wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Ruimtelijke projecten kunnen (zeer) moeilijk worden gerealiseerd in beschermde natuurgebieden. Projecten die in de nabijheid van beschermde natuurgebieden worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking). Als sprake is van externe werking dan kan het noodzakelijk zijn dat bij de provincie (bevoegd gezag) een vergunning volgens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 aangevraagd moet worden.
Soortbescherming
Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, licht beschermde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Voor (zwaar) beschermde soorten dient een ontheffing volgens art. 75 van de flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van LNV. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (groot maatschappelijk belang, in sommige gevallen ook ruimtelijke inrichting en ontwikkeling)
- er geen alternatief is
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Beoordeling plan en ecologisch onderzoek
Er worden (eventueel) verschillende ontwikkelingen in het bestemmingsplan opgenomen (horeca, hotel, sportschool, parkeergarage). Het plangebied is sinds jaar en dag intensief in gebruik als een bedrijventerrein, de natuurwaarden zijn relatief laag. De windmolen is voor dit bestemmingsplan geen aangelegenheid. Voor de Natuurbeschermingswet zijn er gezien de afstand (>1km), uitvoering (kleinschalig), situering (haven/bebouwde kom) geen effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied (Kennemerland-Zuid) te verwachten. Knelpunten met de natuurbeschermingswet worden niet verwacht.
3.7 Milieuzonering
Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium “een goede ruimtelijke ordening”. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), het zogenaamde 'groene boekje', een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. Het Groene Boekje geeft adviesafstanden (zie tabel) die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.
De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is overgenomen uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). Deze zoneringen zijn overgenomen op de verbeelding.
In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' (SvB). Deze SvB wordt toegepast voor bedrijventerreinen. Deze SvB gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies.
Onderzoek
Het plangebied betreft een bedrijventerrein dat voor een zeer groot deel gezoneerd is conform de Wet geluidhinder. In het plangebied zijn bedrijven tot categorie 4.2 uit de SvB toegestaan. Aan de randen van het plangebied is ter bescherming van de omliggende woonbebouwing gekozen voor een inwaartse zonering. Bij inwaartse zonering worden beschermende bufferzones rondom milieugevoelige functies gecreëerd. Op het bedrijven terrein zijn op korte afstand van de woningen bedrijven uit een lagere categorie toegestaan. Hoe groter de afstand ten opzichte van de woonbebouwing hoe hoger de milieucategorie die is toegestaan. In de spoorweg driehoek en aan de zuidoost zijde van de Dokweg zijn alleen bedrijven uit categorie 1 en 2 uit de staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan. Voor overige bedrijven in het plangebied geldt dat de afstand tot het woongebied (uitgezonderd dienstwoningen) minimaal gelijk moet zijn aan de afstand voor rustige woonwijk zoals vermeld in bovenstaande tabel. Voor de bedrijven die op dit moment in het plangebied gevestigd zijn, wordt geacht dat ze vallen onder de maximaal toegestane milieucategorie dan wel naar aard en omvang een vergelijkbare hinder veroorzaken als de maximaal toegestane milieucategorie.
Hotel op het gezoneerde industrieterrein
Een hotel is geen geluidsgevoelige functie volgens de Wet geluidhinder, maar uit jurisprudentie blijkt dat bij dergelijke functies wel rekening moet worden gehouden met het aspect geluid. Voor een eventueel hotel geldt dat met deze functie in de milieuzonering rekening moet worden gehouden door in de directe omgeving alleen bedrijven uit maximaal categorie 3.1 toe te staan. In de milieuzonering wordt er hierdoor zorg gedragen dat de meest zware bedrijven zich niet direct naast het hotel kunnen vestigen. Hotels mogen zich derhalve alleen vestigen in de spoorwegdriehoek. In de spoorwegdriehoek zijn maximaal categorie 2 bedrijven toegestaan. Hierdoor wordt een aanvaardbaar verblijfsklimaat in het hotel gewaarborgd. Het éénkamerhotel op de Seinpostduin is een bestaande functie die met dit bestemmingsplan mogelijk blijft. Gezien het feit dat het om een bestaande functie van geringe omvang gaat is de bestemming in dit bestemmingsplan niet heroverwogen.
Door de vestiging van hotels in de Spoorwegdriehoek worden er mogelijk een groot aantal personen aan het invloedsgebied van het lpg-tankstation toegevoerd. Het groepsrisico zal hierdoor verder toenemen/verder boven de oriënterende waarde uitstijgen (zie onderstaande fN-curve). Een zware verantwoording dient te worden opgesteld, waarbij (volledig) wordt voldaan aan de in artikel 13 van het BEVI gestelde eisen.Overschrijding van de oriëntatiewaarde zou in beginsel niet moeten worden toegestaan. Er kunnen echter dringende redenen zijn om een ontwikkeling toch toe te staan, deze moeten altijd bestuurlijk worden afgewogen. Ontwikkeling is dan mogelijk, echter onder de volgende voorwaarden:
• Alle mogelijke te treffen maatregelen om het risico bij de bron te beperken, waarbij het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt wordt, zijn benut;
• Er voorzieningen zijn getroffen die maken dat de hulpdiensten tijdig worden gealarmeerd, snel ter plaatse kunnen zijn en beschikken over voldoende mogelijkheden om de calamiteit te kunnen bestrijden;
• De bevolking actief geïnformeerd is en blijft, en weet wat er te doen staat in het geval van een calamiteit.
Door het groepsrisico vroegtijdig te betrekken bij afwegingen, kan het bevoegd gezag zorgen voor samenhang tussen locatiekeuze, preventiemaatregelen, maatschappelijke acceptatie en de mogelijkheden voor adequate rampbestrijding en hulpverlening. Dit is wat moet gebeuren bij het doorlopen van de wijzigingsbevoegdheid.
Wonen op het gezoneerde industrieterrein
Woningen op het industrieterrein worden volgens de Wet geluidhinder niet beschermd. Ook in het kader van de Wet milieubeheer genieten deze woningen formeel geen bescherming. Het oprichten van nieuwe woningen is daarom mede om deze reden niet toegestaan. Bestaande legaal opgerichte woningen mogen blijven bestaan. Zie daarvoor Wonen.
Uitwerking milieuzonering
Op grond van de eerder genoemde uitgangspunten is de milieuzonering op de plankaart opgenomen. Afhankelijk van de locatie op het industrieterrein zijn bedrijven uit maximaal categorie 2 tot en met 4.2 toegestaan. Voor deze bedrijven geldt, afhankelijk van de categorie, een richtafstand van 30 tot 300 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Op het gezoneerde industrieterrein worden overigens bedrijven toegelaten die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken (zoals bedoeld volgens de Wet geluidhinder).
Plasbrandaandachtsgebied
Het Noordzeekanaal is een deel van het bestemmingsplan. Op basis van de definitieve rapportage Basisnet Water, gebaseerd op zeevaart- en binnenvaartvervoer, ligt de PR 10-6/jaar contour op het water. Dit betekent dat er binnen de waterlijnen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten zijn toegestaan. In het Basisnet Water is aangegeven dat het Noordzeekanaal een 'rode' vaarweg betreft. Deze categorie heeft een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 40 meter landinwaarts vanaf de waterlijn. Ontwikkelingen binnen dit gebied zijn niet mogelijk, tenzij deze goed zijn onderbouwd en de regionale veiligheidsdienst een positief advies heeft gegeven. Het GR ligt ver onder de oriëntatiewaarde. Ontwikkelingen, mits goed onderbouwd zijn mogelijk binnen het invloedsgebied van het Noordzeekanaal.
Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik
Binnen het plan gebied liggen drie inrichtingen die vallen onder de werkingssfeer van de circulaire opslag explosieve voor civiel gebruik. Deze bedrijven liggen aan de Strandweg 2, ampèrestraat 1G en de Kromhoutstraat 26.
Binnen het plan gebied liggen drie inrichtingen die vallen onder de werkingssfeer van de circulaire opslag explosieve voor civiel gebruik. Deze bedrijven liggen aan de Strandweg 2, ampèrestraat 1G en de Kromhoutstraat 26.
In de Circulaire wordt de zogenaamde effectbenadering toegepast. Kernpunten van het veiligheidsbeleid zijn:
- Voor nieuwe situaties dient een veiligheidszonering te worden aangehouden. Binnen de zones gelden beperkingen voor bebouwing en activiteiten.
- Voor bestaande situaties kan het voorkomen dat zich strijdigheden voordoen, dat wil zeggen binnen de zones bevinden zich objecten/activiteiten die daar conform de Circulaire niet zijn toegestaan. In dit geval wordt een risicoanalyse opgesteld.
- Wanneer uit de risicoanalyse blijkt dat voldaan wordt aan de in het algemene externe veiligheidsbeleid gestelde normen voor het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) is de situatie acceptabel, wordt niet voldaan aan de normen dan moet worden nagegaan of maatregelen mogelijk zijn, dan wel gesaneerd worden.
De zones van het bedrijf aan de Strandweg 2 liggen binnen de grenzen van de inrichting. Er wordt voldaan aan de circulaire.
De bedrijven aan de Ampèrestraat 1G en de Kromhoutstraat 26 kunnen niet voldoen aan de veiligheidszonering uit de circulaire, daarom is in het kader van de actualisatie van de omgevingsvergunning milieu een quantitatieve risicoanalyse (QRA) opgesteld. In de QRA is onderzoek gedaan naar de PR 10-5 contour, de 10-6 contour en het groepsrisico. Binnen de PR 10-5 contour mogen geen beperk kwetsbare objecten liggen of mogelijk gemaakt worden. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten liggen of mogelijk gemaakt worden. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk in de nabijheid van genoemde bedrijven.
beperkt kwetsbare objecten, zijnde:
a. 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en
2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
b. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder c, vallen;
c. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder c, vallen;
d. winkels, voor zover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder c, vallen;
e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
f. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder d, vallen;
g. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder c, vallen;
h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
kwetsbare objecten, zijnde:
a. Woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in beperkt kwetsbare objecten, onder a
b. Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
1. Ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen
2. Scholen, en
3. Gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen
c. Gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of.
2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd.
d. Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
Ampèrestraat 1G
Plaatsgebonden risico.
Uit de QRA blijken de in onderstaande tabel opgenomen risicocontouren.
PR 10-5 contour | PR 10-6 contour | |
Buitenopslag | 15 meter | 120 meter |
Binnenopslag | 16 meter | 80 meter |
Afbeelding 3.7.1 Risicocontouren Ampèrestraat 1G
Conclusie
Uit de afbeelding blijkt dat er binnen de 10-5 contour (de paarse circel) geen objecten, anders dan die van het bedrijf zelf liggen. Er kan geconcludeerd worden dat er geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 10-5 contour liggen.
Binnen de 10-6 contour (de rode circel) liggen geen kwetsbare objecten. De externe veiligheid situatie rond dit bedrijf vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Groepsrisico
Uit de QRA blijkt dat het groepsrisico 1,5 maal de oriënterende waarde is. Aangezien het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van de inrichting geen ontwikkelingen mogelijk maakt, maar enkel de bestaande situatie vastlegt, heeft dit bestemmingsplan geen invloed op het groepsrisico. Op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan loopt er een procedure om de omgevingsvergunning milieu van het bedrijf te actualiseren. Tijdens deze procedure wordt er beoordeeld welke maatregelen er te nemen zijn om het groepsrisico te verkleinen.
Kromhoutstraat 26
Plaatsgebonden risico
Uit de QRA blijken de in onderstaande tabel opgenomen risicocontouren.
PR 10-5 contour | PR 10-6 contour | |
Buitenopslag | 15 meter | 120 meter |
Binnenopslag | niet berekend* | niet berekend * |
* door de geringe opslag (2kg) is de binnen opslag niet relevant voor de berekeningen
Afbeelding 3.7.2 Risicocontouren Kromhoutstraat 26
Conclusie
Uit de afbeelding blijkt dat er binnen de 10-5 contour (de paarse circel) geen objecten, anders dan die van het bedrijf zelf liggen. Er kan geconcludeerd worden dat er geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 10-5 contour liggen.
Binnen de 10-6 contour (de rode circel) liggen geen kwetsbare objecten. De externe veiligheid situatie rond dit bedrijf vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Groepsrisico
Uit de QRA blijkt dat het groepsrisico 3 maal de oriënterende waarde is. Aangezien het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van de inrichting geen ontwikkelingen mogelijk maakt, maar enkel de bestaande situatie vastlegt, heeft dit bestemmingsplan geen invloed op het groepsrisico. Op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan loopt er een procedure om de omgevingsvergunning milieu van het bedrijf te actualiseren. Tijdens deze procedure wordt er beoordeeld welke maatregelen er te nemen zijn om het groepsrisico te verkleinen.
3.8 Cultuurhistorie
Indien zich graafwerkzaamheden voordoen bij ontwikkelingen in de toekomst dient er eventueel archeologisch onderzoek gedaan te worden. Het gaat hier om een conserverend bestemmingsplan dus op voorhand is onderzoek niet noodzakelijk.
De Trawlerkade, met de unieke bebouwing, verdient speciale aandacht in dit gebied. Deze is van grote historische waarde. Het bestemmingsplan faciliteert de instandhouding van deze waarden. Het gaat hierbij echter niet om een monument. Aanpassingen en verbouwingen aan deze gebouwen blijft dus mogelijk.
Binnen het plangebied bevinden zich zowel rijks- als gemeentelijke monumenten.
Rijksmonumenten
Nr. Adres Aanduiding
1. Dokweg 35 Watertoren
2. Seinpostweg ong. Gedenknaald
3. Seinpostweg 34 Buitenvuurtoren
4. Vuurtorenstraat 16 Binnenvuurtoren
Gemeentelijke monumenten
Nr. Adres Aanduiding
1. Seinpostweg 24-33 Dienstwoningen
2. Trawlerkade 90-92 Kantoorgebouw
3. Vuurtorenstraat 16 Terp vuurtoren
3.9 Kustverlichting/lichtenlijn
Binnen het plangebied zijn twee monumentale vuurtorens aanwezig. Het behoud van het zicht op de monumentale vuurtoren is van belang in verband met de nautische functie van de vuurtorens. De kustverlichting in IJmuiden bestaat uit het hoge en lage licht, ook wel de hoge en lage vuurtoren genoemd. Het hoge licht fungeert zowel overdag en 's nachts als verkenningsbaken voor de scheepvaart op de Noordzee. Het lage licht heeft door de sectorenverlichting voor de scheepvaart een lokale functie door de aanwezigheid van een aantal wrakken op redelijke korte afstand van de havenhoofden. Daarnaast vormen beide lichten zowel overdag als 's nachts de zogenoemde hoofdlichtenlijn, welke de scheepvaart direct visuele informatie verschaft omtrent de positionering ten opzichte van de as van de IJ-geul en het hoofdvaanwater in de Buitenhaven van IJmuiden.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan diverse milieu- en andere sectorale aspecten die mogelijk beperkingen kunnen opleveren voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Ten aanzien van het aspect milieu wordt ter inleiding het volgende opgemerkt.
Via de milieuwetgeving en de ruimtelijke ordening wordt getracht milieubelastende en milieugevoelige functies zo goed mogelijk te scheiden, teneinde overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Dit beïnvloedt de bestemmingstoekenning en de juridische regeling van de bestemmingen. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de verschillende relevante milieuaspecten zowel binnen als buiten het plangebied.
4.2 Uitgangspunten
In voorbereiding op dit bestemmingsplan heeft de gemeenteraad op 7 juni 2012 het startdocument behandeld. In dit startdocument zijn de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan geformuleerd. Ook zijn er uitspraken gedaan met betrekking tot ingediende initiatieven. Dit startdocument vormde het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan.
4.2.1 Ruimtelijke opbouw
Doordat het havengebied is ontstaan door vergraving van de duinen onderscheidt het zich in ligging van de omringende omgeving. De overgang naar het hoger gelegen woongebied is duidelijk zichtbaar in de vorm van oorspronkelijke duinranden of kademuren. Binnen het gebied is sprake van een ruimtelijke geleding. Het gebied vindt zijn oorsprong bij de Vissershaven. Het aangrenzende middenhavengebied, en ook het bedrijventerrein ten zuiden van de Kromhoutstraat is daardoor kleinschalig en gevarieerd van opzet en kenmerkt zich door een blokvormig stratenpatroon met kleine bouwblokken. Na aanleg van de Haringhaven is het havengebied vervolgens richting het westen uitgebreid. In dit gebied is sprake van veel grotere percelen en verschillende bebouwingtypologiën. De oorspronkelijke koppen van de havenmonden met de vuurtorens op het Seinpostduin en de terp in het middenhavengebied zijn nog altijd duidelijk herkenbaar. Het Seinpostduin vormde lange tijd de entree van het Noordzeekanaal en daarmee de begrenzing van het havengebied. Door verlenging van de pieren ontstond er echter aan de westzijde van dit duin een zandvlakte die in de jaren ’90 een recreatief toeristische ontwikkeling heeft doorgemaakt. Gelijktijdig is, binnen de pieren, de IJmondhaven aangelegd.
Functioneel
Het plangebied kent vooral bedrijvigheid die voornamelijk havengerelateerd is. Aan de zuidkant van het plangebied is ook andersoortige bedrijvigheid gevestigd, met hier en daar (volumineuze) detailhandel. Het gebruik van de bedrijfsbebouwing is sterk variërend. Zo vindt er gebruik plaats als horeca, autohandel of voor bewoning. De vestiging van horeca in het plangebied is met name gecentraliseerd aan de Halkade. Bouwgerelateerde bedrijven zijn voornamelijk geconcentreerd in de omgeving van het middenhavengebied, de Dokweg en de strook Kromhoutstraat-Ampèrestraat.
Het areaal van het havengebied omvat ongeveer 175 hectare bedrijfsterrein en alle bedrijfsterreinen liggen aan of in de nabijheid van een van de drie havenbekkens. De haven van IJmuiden concentreert zich sterk op een aantal clusters;
- de verse vis;
- diepvriesvisserij;
- koel- en vriessector;
- offshore
- ferry- en cruisevaart
Visserij
IJmuiden is Nederlands grootste vissershaven en sterk in beweging. Het transport van diepgevroren vis vindt steeds meer in containers plaats. In de afzetmarkten komen ook steeds meer containerfaciliteiten beschikbaar. De groeiende internationale handel versterkt de vraag naar passende containerfaciliteiten en geautomatiseerde koel- en vrieshuizen.
Hiervoor worden in dit bestemmingsplan extra mogelijkheden geboden in de bouwhoogte.
Offshore
De offshore markt is sterk in beweging en op zoek naar innovaties in exploitatie, logistiek en service. De NWEA – de Nederlandse associatie van offshore windenergie bedrijven - ziet voor IJmuiden niet alleen een rol (als werk- en servicehaven) voor de geplande parken op het Nederlandse deel weggelegd, maar ook voor de grote parken voor de Engelse kust. Een belangrijk kenmerk van deze bedrijven is dat ze op een sterk internationale markt opereren en ook veelal gebruik maken van tijdelijke medewerkers uit het buitenland. Een goede oplossing voor huisvesting van deze werknemers is wenselijk. Daarom zal op een aantal locaties in de spoorwegdriehoek hotels indirect worden toegestaan.
Ferry en Cruises
De passagiersvaart zit sterk in de lift. De ferry op Newcastle blijft qua passagiersaantallen groeien. Ook is er een tweede terminal geopend. In 2012 deden bijna 35 cruiseschepen de IJmondhaven aan. IJmuiden vervult, als kusthaven van Amsterdam, een groeiende rol in de ferry en cruisevaart. En de ambitie is verder te groeien. Hiervoor wordt ruimte geboden op beide locaties.
4.2.2 Ruimtelijke visie
Er is een ruimtelijke visie op het gebied ontwikkeld die als leidraad wordt benut voor de ruimtelijke vertaling van de diverse ambities en ontwikkelingen in het gebied. Uitgangspunten die door de gemeente in een eerder stadium zijn vastgelegd voor diverse ontwikkelgebieden maken onderdeel uit van deze visie. De visie wordt samengevat in onderstaande structuurkaart:
Afbeelding 4.2.2.1 Ruimtelijke visie
In deze kaart worden de verschillende functies en kwaliteiten in het gebied benoemd. Deze kaart vindt geen uitwerking in dit bestemmingsplan. Wel wordt er een Ruimtelijke Kwaliteitskader opgesteld. Deze zal spoedig na het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.
Binnen het havengebied is een groot onderscheid in bebouwingsopzet en gebruik. Daarnaast zijn er enkele karakteristieke oriëntatiepunten die van oorsprong kenmerkend zijn voor het havengebied, deze bestaan uit het Seinpostduin, de monumentale vuurtorens en de oude scheepshelling. Aan de hand van de verschillende deelgebieden zullen de verschillende functies en kwaliteiten worden benoemd en aangegeven welke ruimtelijke uitgangspunten voor het betreffende gebied van belang zijn.
De tekeningen per paragraaf zijn bedoeld om de kwaliteiten inzichtelijk te maken. Er is geen rechtstreekse uitwerking van de schetsen in het bestemmingsplan.
De legenda voor de volgende afbeeldingen.
Afbeelding 4.2.2.2 Legenda
4.2.3 Kop van de haven
De kop van de haven is het cruiseportalgebied voor ontvangst en vertrek van passagiers van ferryschepen en vervult daarmee een belangrijke toeristische functie. Daarnaast is het gebied aantrekkelijk vanwege het uitzicht. Genietend van een visje kan hier van het zicht op de havens rondom genoten worden. Openheid van de kop met los gepositioneerde accentbebouwing is daarom uitgangspunt. Het terminalgebouw speelt de hoofdrol in dit entreegebied. Overige bebouwing in deze zone moet hier bij aansluiten. Hierbij is het verbeteren van de aansluiting met de gerevitaliseerde woonwijk Oud-IJmuiden en de overgang naar de Vissershaven een belangrijk uitgangspunt. Komend vanaf de sluizen is het directe zicht vanaf de Ericsonstraat op de haven een belangrijke zichtlijn die de relatie met het havengebied legt. Het havenkantoor is een markant gebouw dat bijdraagt aan de herkenbaarheid van het overgangspunt naar de Halkade met haar visafslagen. Bij aanvullende bebouwing wordt daarom rekening gehouden met een passende afstand en aansluiting op dit gebouw.
4.2.4 Trawlerkade / Halkade
Het gebied rondom de Vissershaven is met haar kotters, vishandel en visafslag zeer bepalend voor de aantrekkingskracht en het imago van IJmuiden. Dit gebied vervult daarom ook een belangrijke recreatieve en toeristische functie. De aangrenzende horeca langs de Halkade, met zowel restaurants als overnachtingsmogelijkheden, kan dit versterken. De oorspronkelijke bebouwing langs de Trawlerkade en het hoger gelegen Zee- en Havenmuseum met zicht op de haven geven het gebied een bijzondere kwaliteit. Het directe uitzicht op de havenactiviteiten vanaf de Dokweg draagt hier in belangrijke mate aan bij. Om deze kwaliteit te behouden wordt de haven aan de zijde van de Dokweg zoveel mogelijk vrij gehouden van bebouwing en wordt zorgvuldig omgesprongen met de karakteristieke panden langs de Trawlerkade. De Halkade wordt getransformeerd tot een “visboulevard”. Niet alleen vis kopen door particulieren, maar ook het ter plaatse nuttigen zal mogelijk zijn. Door de dichte bebouwing langs de kade te vervangen door één of meerdere horecapaviljoens wordt de relatie met de haven hier versterkt en meer kwaliteit gegeven aan dit horecagebied. Samen met een kwalitatieve inrichting van het maaiveld ontstaat hierdoor een aantrekkelijk verblijfsgebied met zicht op de Vissershaven. Aan de west- en oostzijde wordt kop van de Halkade geaccentueerd door hogere bebouwing zodat de entree van de “visboulevard” versterkt wordt. Ook de kopbebouwing aan de Kruitenstraat en Vissershavenstraat kan wat hoger zijn. De aanhechting van dit gebied met de Kop van de Haven en Oud-IJmuiden zal versterkt moeten worden.
Ontwikkeling
Het gebied van de Halkade moet naast een werkgebied ook een aantrekkelijker verblijfsgebied worden voor toeristen en passagiers van de ferry.
Op enkele plekken langs de Halkade zullen ook voorzieningen mogelijk gemaakt worden, die ruimte bieden aan overnachtingen middels de aanduiding ‘hotel’. Er wordt geen maximum aangegeven voor het aantal horecazaken. In de zone zal consumptieve horeca rechtstreeks mogelijk zijn. Wel worden horecazaken specifiek bestemd als deze zijn gelegen buiten de eerder genoemde zone. Voor toevoeging van horecazaken wordt daarom meer maatwerk geleverd. De Spoorwegdriehoek is in dit bestemmingsplan opgenomen als 'gemengd'. Dit omdat er vanwege Oud-IJmuiden geen zware milieucategoriën zijn toegestaan maar wel bijvoorbeeld solitaire kantoren. Hier is dus gekozen voor een meer globale invulling zodat meer mogelijk is.
4.2.5 Middenhavengebied
Het middenhavengebied is een draaischijf voor vis voor de nationale en internationale markt. Het gebied onderscheidt zich door het blokvormige stratenpatroon dat nog van oorsprong aanwezig is. Het gebied is kleinschalig en gevarieerd van opzet, met name aan de zijde van de Trawlerkade waar nog veel monumentale bebouwing aanwezig is. Deze kwaliteit draagt bij aan het karakter van het gebied. Aan de zijde van de Haringhaven is een ontwikkeling tot grootschaligere bebouwing gaande. Door rekening te houden met een geleidelijke hoogteopbouw van Vissershaven naar Haringhaven wordt ruimte geboden aan deze ontwikkeling. Aan de zijde van de Haringhaven wordt hogere bebouwing mogelijk gemaakt. De terp met de monumentale vuurtoren op de kop is zeer kenmerkend voor dit gebied. Om dit te behouden mag slechts op een deel van de kop de bouwhoogte worden verhoogd. Vanaf de westzijde is de hoogte van de omliggende bebouwing in dit kader van belang. Vanaf landzijde is het tracé van de Middenhavenstraat van belang omdat deze het zicht op de vuurtoren mogelijk maakt.
Ontwikkeling
Om de huidige sterke positie binnen de markt te behouden wordt er ruimte geboden te worden wat betreft bouwhoogten en gebruiksmogelijkheden. Daarnaast zal rekening worden gehouden met monumentale bebouwing in het gebied. Direct verhoging toestaan is, om een goede afweging te kunnen maken, niet wenselijk. Door een wijzigingsbevoegdheid op te nemen wordt wel ruimte geboden maar kan toch een goede afweging gemaakt geworden. Aan de zijde van de Haringhaven wordt een maximale bouwhoogte van 20 meter toegestaan. Op een enkele plek is dit zelfs hoger. Dit in lijn met reeds vergunde plannen Op die manier wordt er met de verruiming ingespeeld op de behoeften van bedrijven hoger te kunnen bouwen in verband met veranderingen in de sectoren, waarbij toch rekening gehouden wordt met de impact ervan op de directe omgeving.
4.2.6 Haringhaven
Het gebied ten westen van de Haringhaven, wordt gekenmerkt door grootschalige bedrijventerreinen. De bebouwing is sober vormgegeven waardoor het gebied een monotone uitstraling heeft. Ook in dit gebied wordt, conform het bestaande bestemmingsplan, rekening gehouden met een geleidelijke hoogteopbouw waarbij de hoogste bebouwingsmogelijkheden zich concentreren rondom de Haringhaven. De Strandweg wordt in dit gebied naast ontsluitingsroute voor de bedrijven ook gebruikt als recreatieve verbinding naar het kleine strand en de nieuwe cruiseterminal. Langs deze route wordt zicht geboden op de scheepshelling die een beeld geeft van de historie van het gebied, daarom wordt deze helling waar mogelijk vrij gehouden van bebouwing.
Ontwikkeling
Langs de kade wordt, net als bij het Middenhavengebied, uitgegaan van een bouwhoogte van 20m.
4.2.7 IJmondhaven
Aan de westzijde van het Seinpostduin is de IJmondhaven gerealiseerd, een nautisch gebied voor de offshore, sterk offshore gerelateerde bedrijven en de nieuwe cruiseterminal. Ook dit gebied is grootschalig van opzet. Het respecteren van het oorspronkelijke Seinpostduin is van belang voor de bebouwingshoogte van dit gebied. Daarnaast is bij de planvorming van het gebied rekening gehouden met de effecten op het omringende recreatiegebied. De overgangszones naar het aangrenzende gebied van de Marina en het kleine strand zijn daarom specifiek vormgegeven en de hoogte en uitstraling van de randbebouwing is daarop afgestemd. Langs de Strandweg wordt hier als begeleiding van de route naar het strand uitgegaan van een representatieve bebouwing met een kantoorinvulling en een hoogteaccent op de hoek met de Seinpostweg. Vanaf deze route wordt doorzicht geboden op de kades en bijbehorende havenactiviteiten. In het middengebied, tussen Seinpostduin en de randbebouwing van de Strandweg, wordt gestreefd naar een intensivering van de bouwhoogte waarmee wordt tegemoet gekomen aan de vraag van de offshoremarkt.
Ontwikkeling
Voor het gebied IJmondhaven wordt vooral een bedrijfsbestemming opgenomen. De bouwhoogte in dit gebied zal worden verhoogd van 10/12m naar 11/14m zodat er meer uniformiteit in het gehele plangebied ontstaat. In het gebied rond de cruiseterminal worden meer mogelijkheden gegeven om deze terminal uit te breiden of een nieuwe terminal bij te plaatsen.
4.2.8 Seinpostduin
Het Seinpostduin onderscheidt zich door de hoogteligging duidelijk in het overige havenlandschap en laat samen met het forteiland zien waar de oorspronkelijke kustlijn van IJmuiden lag. Om deze kwaliteit te behouden is het belangrijk dit duintalud vrij te houden van bebouwing. Het duin is een historische bezienswaardigheid die een prachtig uitzicht op het omringende havengebied biedt. Hierdoor is het een zeer geschikte locatie voor horeca en kleinschalige kantoren. Bovenop het duintalud accentueren de monumentale buitenvuurtoren en het semafoorgebouw deze duinkop aan de kanaalzijde. De zuidkop wordt gemarkeerd door het gedenkteken. Voor de overige bebouwing op het duin wordt uitgegaan van bebouwing die los gestrooid van opzet is en ondergeschikt aan deze hoogteaccenten. De koppen kunnen daarbij worden voorzien van wat hogere accentbebouwing.
Ontwikkeling
Het gebruik van de woningen, waar nu antikraak gewoond wordt, zal veranderen. Om de IJmondhaven aan te leggen is afgesproken om de bewoning op de Seinpostduin te staken. Zeehaven IJmuiden heeft daartoe de woningen opgekocht, overeenkomstig de overeenkomst met de gemeente Velsen. Aangezien het gewenst is de panden in hun verschijningsvorm te behouden, zullen ze in hun huidige vorm bestemd worden, maar zal de bestemming een andere dan ‘Wonen’ zijn. Ook een enkele voorziening in de horeca- en recreatieve sfeer kan tot de mogelijkheden behoren.
De Milieudienst IJmond heeft al eerder aangegeven dat bewoning van de gebouwen aan de Seinpostweg opgeheven dient te worden, de woonfunctie vormt een belemmering voor een optimale havenontwikkeling. Daarom is in 2006 de woning aan Seinpostweg 23 gesloopt en zijn er destijds ruimtelijke uitgangspunten opgesteld voor nieuwbouw op deze locatie, uitgaande van los gepositioneerde bebouwing van max. 450 m2 en met een bouwhoogte van 12 meter in totaal. Deze wordt in het bestemmingsplan opgenomen als bouwvlak.
4.2.9 Route Dokweg / Kromhoutstraat
Het tracé van de Dokweg en Kromhoutstraat is, naast de hoofdontsluitingsroute van het havengebied, de recreatieve toegangspoort tot IJmuiden aan Zee. Langs deze route wordt gestreefd naar het verbeteren van de kwaliteit van de bebouwing. Aan de zuidzijde van de Kromhoutstraat wordt deze versterkt door in de randbebouwing langs deze route uit te gaan van een toevoeging van hoogteaccenten en een bestemming van gemengde functies met een hoogwaardige uitstraling. Aan de noordzijde krijgt de overgangszone tussen bedrijventerrein en de strandroute een zo groen mogelijke invulling, zoals reeds in het ontwerp van de Kromhoutstraat is vastgelegd. Langs de Dokweg wordt voor het duintalud uitgegaan van los gepositioneerde gebouwen met gemengde functies waar ook de oorspronkelijke watertoren onderdeel van uitmaakt. De bouwhoogte is ondergeschikt aan het duintalud. Aan de andere zijde wordt ingezet op het versterken van de relatie met de haven. In de randbebouwing tussen de Halkade en de Geul wordt gestreefd naar het verminderen van ontsluitingen en een kwalitatievere bebouwing. De daarachter gelegen Spoorwegdriehoek wordt ontwikkeld tot een nieuw bedrijventerrein dat zoveel mogelijk van binnenuit ontsloten wordt.
Ontwikkeling
Langs de toegangsroute naar IJmuiden aan Zee wordt voor de functies een mengeling van verschillende soorten bedrijvigheid voorgestaan aan de Dokweg en de Kromhoutstraat. Het hoogteaccent van 35 meter dat ingetekend stond op de hoek van de Kotterkade en de Kromhoutstraat is niet wenselijk. In het kader van mogelijk tegemoetkoming in planschade wordt dit hoogteaccent niet verwijderd. Indien dit gedurende deze planperiode niet wordt ingevuld zal deze in het volgende bestemmingsplan worden terug gebracht tot 14 meter.
Voor alle hoekpunten wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen van 11 naar 14m. Om een extra bouwlaag te kunnen realiseren en zo de gewenste kwaliteitsslag te kunnen stimuleren. Voor deze kwaliteitsslag dient het Kwaliteitskader. Tevens is een aanpassing van de welstandsnota nodig om de verschijningsvorm/architectuur op het juiste kwaliteitsniveau te krijgen.
4.3 Ontwikkelingen
Naar aanleiding van de inventarisatie voor het startdocument voor het Havengebied zijn er een aantal initiatieven ingediend. De initiatieven waar positief op is gereageerd worden in dit hoofdstuk besproken. Ook wordt direct ingegaan op eventuele gevolgen op de omgeving en worden er afwegingen gemaakt of de initiatieven ruimtelijke wenselijk zijn. Voor plannen waar een wijzigingsbevoegdheid voor zal gelden zal dit ook gebeuren.
4.3.1 Parkeergarage
Afbeelding 4.3.1.1 Indicatie nieuwe parkeergarage
In dit bestemmingsplan wordt een parkeergarage ten behoeve van de Ferry- en cruiseterminal rechtstreeks mogelijk gemaakt. Deze behoefte is aanwezig vanwege de vele toeristen die met de ferry gaan. Voor de verdere ontwikkeling van dit gebied zal een parkeerdek worden gerealiseerd voor de afwikkeling en tijdelijke parking (er moet worden gewacht met het op de boot kunnen gaan) van auto's en vrachtauto's.
Hiervoor zal de specifieke bestemming parkeergarage (PG) met een hoogte aanduiding (11m.) ter plaatse worden opgenomen. Hierbij wordt rekening gehouden met 10m. onbebouwde ruimte tussen deze garage en het havenkantoor. Dit zodat er een goede stedebouwkundige inpassing is.
4.3.2 Hotel aan Dokweg
Afbeelding 4.3.2.1 Locatie hotel Dokweg (kaart uit aanvraag)
Aan de Dokweg 4 bestaat de wens om een hotel op te richten. Dit hotel zal zich met name richten op tijdelijke arbeidskrachten. Belangrijk is dat het plan voorziet in de eigen parkeerbehoefte. Om dit te bewerkstelligen wordt een hotel, met een maximale hoogte van 16 meter, mogelijk gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Het is nog niet bekend wanneer deze wijzigingsbevoegdheid ingevuld zal gaan worden. Het plan bevindt zich in een zeer prematuur stadium. De wijzigingsbevoegdheid geldt voor de gehele spoorwegdriehoek. Eén van de voorwaarden aan deze wijzigingsbevoegdheid is dat er een ruimtelijke onderbouwing en QRA wordt aangeleverd waaruit blijkt dat dit plan past binnen een goede ruimtelijke ordening.
Door de vestiging van een hotel worden er een groot aantal personen aan het invloedsgebied van het lpg-tankstation toegevoerd. Het groepsrisico zal hierdoor verder toenemen/boven de oriënterende waarde uitstijgen. Voor dit plan geldt dat er een zware verantwoording van het groepsrisico dient te worden opgesteld, het is aan het bestuur zich dan expliciet uit te spreken over externe veiligheid.
4.3.3 Hotel aan Halkade
Op de verdieping van de Halkade 29-31 is momenteel een restaurant gevestigd. Op termijn wil de eigenaar van dit pand mogelijk een hotel op deze locatie realiseren. Wanneer dit zal gebeuren is nog niet bekend. Ook bij deze locatie is het realiseren van parkeerplaatsen een belangrijk aspect. Dit is daarom een voorwaarden aan de wijzigingsbevoegdheid die voor deze locatie geldt. Het plan bevindt zich in een zeer prematuur stadium. Het wijzigingsgebied geldt voor het hele gebied rond de Spoorwegdriehoek. Door de vestiging van een hotel worden er een groot aantal personen aan het invloedsgebied van het lpg-tankstation toegevoerd. Het groepsrisico zal hierdoor verder toenemen/boven de oriënterende waarde uitstijgen. Ook voor dit plan geldt dat er een zware verantwoording van het groepsrisico dient te worden opgesteld, het is aan het bestuur zich dan expliciet uit te spreken over externe veiligheid.
4.3.4 Hoogte op kop middenhavengebied
Afbeelding 4.3.4.1 Kop Middenhavengebied, in donker wijzigingsbevoegdheid
De gemeente wil graag bedrijven de mogelijkheid bieden om hoger te kunnen bouwen. Dit zodat men het perceel meer optimaal kan benutten. Op de kop van het middenhavengebied staat echter ook de vuurtoren. Deze vuurtoren is een rijksmonument. De heuvel waarop de toren staat is een gemeentelijke monument. Het is daarom belangrijk dat er bij het Centraal Nautische Beheer Noordzeekanaalgebied en bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed eerst advies worden ingewonnen. Indien dit bij een concreet bouwplan positief is kan gebruik worden gemaakt dan de wijzigingsbevoegdheid. In deze wijzigingsbevoegdheid is ook opgenomen dat het perceel voor maximaal 50% oppervlakte mag worden verhoogd tot een hoogte van 18 meter.
4.3.5 Seinpostweg
Afbeelding 4.3.5.1 Indicatie locatie nieuw gebouw.
Aan de Seinpostweg zijn verschillende functies gelegen. Dit zijn onder andere enkele huizen, een restaurant en een kantoor. In de toekomst moeten deze gebouwen ten behoeve van meer functies te gebruiken zijn. Hier is de functie 'gemengd' opgenomen zodat een eventuele invulling niet in gevaar komt. Ook wordt er een nieuw bouwvlak opgenomen voor het realiseren van een nieuw gebouw. De mogelijke invulling hiervan is nog niet bekend.
4.3.6 Halkade
Aan de strook langs de Vissershaven en de Halkade is de laatste jaren een kwaliteitsslag gemaakt. Hier kan echter nog meer in gedaan worden. Er is voor de Halkade daarom een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een aantrekkelijk programma toe te voegen om de recreatieve functie van de Halkade te vergroten.
4.3.7 Kromhoutstraat
De Kromhoutstraat is één van de routes naar het strand. Deze weg is in 2012 opgeknapt en vernieuwd. Om de strandroute aantrekkelijker te maken is het in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt om meer gevarieerde functies toe te voegen langs deze weg. Zo ontstaat een levendige uitstraling. Ook wordt er ruimte geboden voor hoogteaccenten. Dit alles moet tot een kwaliteitsimpuls leiden.
4.4 Economie
Bedrijven
De gemeente Velsen heeft voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het Zeehavengebied drie speerpunten van beleid vastgelegd:
- het versterken van de nationale en internationale positie van IJmuiden als handels- en logistiek centrum voor vis
- het versterken van IJmuiden als ferry-, cruise-, en short sea-haven
- het versterken van de positie van constructie- en onderhoudsbedrijven in industrie, offshore en waterbouw
De gemeente Velsen wil deze ambitie bereiken door te zorgen voor:
- Voldoende fysieke ruimte om te ondernemen mits dit ruimtelijke mogelijk is
- een goede ontsluiting van het havengebied (zowel over land als over water, bijvoorbeeld voldoende diep vaarwater)
- de aanpak van de zeer matige uitstraling van grote delen van het havengebied
Detailhandel
Volumineuze detailhandel binnen het plangebied zal daar plaatsvinden waar zich verantwoorde mogelijkheden voordoen die stroken binnen het vastgesteld beleid. Dit is dus bijvoorbeeld aan de Kromhoutstraat en Ampèrestraat. Kantoren en dienstverlenende bedrijven kunnen gelieerd zijn aan de havengebonden bedrijven. Bij de invulling van de ruimtelijke omgeving zal stil worden gestaan bij een functiemenging van de verschillende bedrijfssoorten teneinde ook hierin tegemoet te kunnen komen aan toekomstige vragen naar dergelijk beschikbare ruimten.
Door de gemeenteraad is in september 2000 de nota Integraal prostitutiebeleid vastgesteld. Daarin wordt aangegeven dat er een vergunningplicht is voor seksinrichtingen en dat raam- en straatprostitutie niet toestaan. Ruimtelijk gezien is er door de raad aangegeven dat alleen in het havengebied maximaal twee seksinrichtingen gevestigd mogen zijn. Hiervoor is voor het Middenhavengebied een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Short-stay hotels
Binnen het plangebied wordt het mogelijk gemaakt om short-stay hotels te realiseren door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Dit is alleen mogelijk binnen de voormalige Spoorwegdriehoek. Hier vormt dit geen milieukundige belemmeringen voor bedrijven in de omgeving. Door dit mogelijk te maken is het mogelijk om tijdelijke arbeidsmigranten goed huis te vesten.
4.5 Stedenbouw
Het stedebouwkundige aspect is reeds toegelicht in paragraaf 4.2. In deze toelichting is aangegeven welke uitgangspunten gehanteerd zullen worden bij het bepalen van bebouwingsmogelijkheden in het nieuwe bestemmingsplan. Voor strategische ontwikkellocaties in het gebied bestaat de wens om tot een kwaliteitsverbetering van de bebouwing en inrichting van de openbare ruimte te komen. Om deze gewenste kwaliteitsverbetering mogelijk te maken zal in een ruimtelijk kwaliteitskader op globale wijze een uitspraak worden gedaan over de gewenste uitstraling van deze locaties. Het kwaliteitskader zal gelijktijdig maar los van de procedure voor het bestemmingsplan worden opgesteld en uiteindelijk door de gemeenteraad worden vastgesteld. Nadat het ruimtelijk kwaliteitskader is vastgesteld maakt deze onderdeel uit van de welstandsnota. Dit ruimtelijk kwaliteitskader zal in de procedure gelijk oplopen kort na de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
4.6 Verkeer & Vervoer
Ontsluiting
De Dokweg en de Kromhoutstraat zijn de belangrijkste ontsluitingswegen binnen het gebied en hebben tevens een ontsluitende functie voor Zee- en Duinwijk en IJmuiden aan Zee. In het Lokaal Verkeer- en Vervoerplan 2004 zijn deze wegen aangewezen als gebiedsontsluitingswegen. De Strandweg sluit aan op de Kromhoutstraat en heeft een belangrijke ontsluitende functie voor het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein IJmondhaven dat in het “verlengde” van de Strandweg ligt. De Zeehavenweg is het verlengde van de Strandweg en heeft een ontsluitende functie voor de IJmondhaven.
De Halkade is de hoofdontsluiting voor het verkeer naar en van de ferry naar Newcastle. Bij de komst van de ferry is toegezegd dat het verkeer niet via de Kanaaldijk zou worden afgewikkeld maar via de Halkade. De Ericsonstraat heeft een ontsluitende functie voor het verkeer naar de cruiseschepen, en voorheen voor het industriegebied Oud IJmuiden. Door de omvorming van dit bedrijventerrein naar woonwijk is deze functie grotendeels komen te vervallen. Wel vormt de Ericsonstraat met de Kanaaldijk, het Sluisplein en de Halkade de ontsluitingswegen van de woonwijk westelijk Oud IJmuiden.
Door de brandweer zijn een aantal nevenuitrukroutes in het Zeehavengebied aangewezen. Op deze nevenwegen dienen verkeersremmende maatregelen beperkt te blijven en mogen alleen toegepast worden in overeenstemming met de brandweer. Deze wegen zijn: Zeehavenweg, Strandweg, Halkade en de Trawlerkade
Wegcategorisering
De IJmondhaven is binnen Zeehaven een recentelijk ontwikkeld bedrijventerrein. Dit terrein is aangewezen als 50 km/uur zone. Het Middenhaventerrein staat voor een grote revitalisering. Het hele gebied heeft een duidelijke uitstraling als bedrijfserf doordat er veel bedrijfsmatige activiteiten op en langs de weg plaatsvinden. De voorkeur zou dus uitgaan naar een maximumsnelheid van 30 km/uur. Door het aanwezige vrachtverkeer en de lange wegen is gebleken dat het niet mogelijk is op redelijke wijze een snelheid van maximaal 30 km/uur af te dwingen. Aangezien in het gebied beperkt particulier verkeer voorkomt en de huidige inrichting (50 km/uur/geen voorrang/geen fietsvoorzieningen) niet geleid heeft tot veel ongevallen is er voor gekozen, in samenspraak met de politie, in dit geval de maximale snelheid op 50 km/uur te houden. De overige inrichtingsrichtlijnen voor verblijfsgebieden (gelijkwaardige kruispunten, geen fietsvoorzieningen, geen rijrichting scheiding en geen belijning) blijven ook na de revitalisering gehandhaafd.
Ook het gebied ten zuiden van de Kromhoutstraat staat voor een grote revitalisering. Het hele gebied heeft een duidelijke bedrijfserfuitstraling doordat er veel bedrijfsmatige activiteiten op en langs de weg plaatsvinden. In dit gebied speelt dezelfde problematiek als bij het Middenhavengebied. Een snelheid van 30 km/uur kan niet op een redelijke wijze een worden afgedwongen. Aangezien er ook in dit gebied weinig particulier verkeer aanwezig is, is een 50 km/uur regime toepasbaar (conform het Middenhavengebied). De overige richtlijnen voor verblijfsgebieden (gelijkwaardige kruispunten, geen fietsvoorzieningen, geen rijrichting scheiding en geen belijning) blijven eveneens conform het Middenhavengebied gehandhaafd.
Het gebied ten noorden van de Strandweg heeft een duidelijke bedrijfserfuitstraling door de bedrijfsmatige activiteiten op en langs de weg. Ook hier geldt dat een 30 km/uur regime onvoldoende afgedwongen kan worden. Aangezien de huidige situatie niet aantoonbaar heeft geleid tot onveilige situaties en er in verhouding weinig particulieren komen op dit deel van het bedrijventerrein is het voorstel dan ook de huidige situatie te handhaven. De Strandweg zelf heeft een duidelijke functie als gebiedsontsluitingsweg en is inmiddels als zodanig ingericht.
De Zeehavenweg en het in ontwikkeling zijnde gebied IJmondhaven hebben op dit moment nog geen duidelijk karakter. De Zeehavenweg ligt in het verlengde van de Strandweg en is de toegangsweg naar de IJmondhaven. Ook hier gelden dezelfde aspecten als in de overige deelgebieden van Zeehaven (behoudens de Halkade en IJmuider Delta). De wegen kunnen aangemerkt worden als bedrijfserven met bij voorkeur een 30 km/uur regime, maar ook hier ligt dit evenals bij de overige gebieden niet voor de hand. Vooralsnog blijft het snelheidsregime dan ook 50 km/uur. De overige inrichtingsrichtlijnen voor erftoegangswegen (gelijkwaardige kruispunten, geen fietsvoorzieningen, geen rijrichtingscheiding en geen belijning), blijven wel gehandhaafd.
De Halkade heeft zowel een belangrijke verblijfsfunctie als ontsluitende functie. Het gedeelte tussen de Dokweg en de Oranjestraat (ca. 300 meter lang) heeft voor de IJmuider Delta en het achterliggende woongebied een ontsluitende functie maar langs en aan de weg zelf overheerst de verblijfsfunctie. Er zijn winkels gerealiseerd en er zijn terrasjes. Op het tweede gedeelte van de Halkade (tussen de Oranjestraat en de Ericsonstraat ca. 500 meter lang) overheerst de ontsluitende functie en is de verblijfsfunctie minder aanwezig.
Op de Halkade rijdt veel onbekend verkeer en lopen enkele fietsroutes. Voor de Halkade is het dan ook van belang dat deze conform Duurzaam Veilig wordt ingericht. Dit heeft een aantal belangrijke consequenties. Als de weg gecategoriseerd wordt als gebiedsontsluitingsweg zullen er bijvoorbeeld aparte fietsvoorzieningen gerealiseerd dienen te worden. Als de weg gecategoriseerd wordt als erftoegangsweg dienen er dusdanige snelheidsbeperkende maatregelen genomen te worden dat een 30 km/uur regime toepasbaar is.
Door de vele aspecten en belangen die op de Halkade aanwezig zijn is het niet wenselijk om in de kader van dit document de richting voor de Halkade vast te leggen. Dit zal met de diverse spelers in dit gebied samen dienen te worden bepaald zodat tot een integraal en gedragen plan voor de Halkade kan worden gekomen.
4.6.1 Opslag van strandhuisjes
In IJmuiden zijn zeer veel strandhuisjes aanwezig in de zomer. In de wintermaanden kunnen deze huisjes echter niet op het strand blijven staan. Deze worden dan opgeslagen op het land. Het is van belang dat de gronden die bestemd zijn voor bedrijven ook daadwerkelijk als zodoende worden gebruikt. Grond gebruiken voor opslag levert nauwelijks arbeidsplaatsen op. In de specifieke gebruiksregels zal het opslaan van strandhuisjes daarom ook worden uitgesloten. Om toch mogelijkheden te bieden op plekken waar opslag wel mogelijk is is hier een specifieke aanduiding opgenomen binnen de bestemming bedrijf. Dit zijn plekken die in de zomer bijvoorbeeld worden gebruikt voor het parkeren voor mensen die naar het strand gaan en die dus in de winter nagenoeg niet worden gebruikt.
Op onderstaande afbeelding wordt in het donker weergeven waar strandhuisjes opgeslagen mogen worden.
Afbeelding 4.6.1.1 Locatie strandhuisjes
4.7 Wonen
Voor de reguliere woningen in dit plangebied is geen specifiek beleid. Het vestigen van (bedrijfs)woningen op bedrijfsterreinen en zeker voor een gezoneerd industriegebied als het havengebied, wordt onwenselijk geacht. Enerzijds voor wat betreft de hinder en het leefklimaat voor bewoners, anderzijds vanwege de beperkingen die het voor bedrijven met zich mee kan brengen.
In 2007 is een handhavingsproject gestart met betrekking tot illegale bewoning in het havengebied. Hieruit is gebleken dat er veel onduidelijkheid is over of woningen wel of niet legaal zijn. Er zijn verschillende soorten woningen te onderscheiden.
1. Burgerwoningen
Woningen die als burgerwoning zijn opgericht en die altijd als zodoende in gebruik zijn geweest. Bijvoorbeeld de woningen die onder de vuurtoren staan.
2. Dienstwoningen
Dit zijn woningen die opgericht zijn als dienstwoning en die nog steeds als zodoende in gebruik zijn. Hier woont dan bijvoorbeeld de eigenaar van het bedrijf ernaast.
3. Dienstwoningen die burgerwoningen zijn geworden
Dit zijn woningen die ooit een dienstwoning waren maar die verkocht/verhuurd zijn aan mensen die niet gerelateerd zijn aan het bedrijf. Bijvoorbeeld kleine appartementen boven bedrijven aan de kade.
4. Illegale woningen
Dit zijn woningen die gemaakt zijn zonder dat het toegestaan was. Dus in een deel van een loods bijvoorbeeld. Deze woningen hebben vaak ook geen huisnummer of hebben zelf wel een ‘A’ toevoeging opgehangen maar deze is niet officieel.
Voor de woningen in categorie 3 en 4 geldt dat deze illegaal zijn en dat hiertegen handhavend zal worden opgetreden. Voor alle woningen die legaal zijn opgericht en ook als zodoende in gebruik zijn geldt dat de mensen in de woning mogen blijven wonen. Ook mag de woning worden doorverkocht. Dienstwoningen mogen enkel als zodoende doorverkocht worden. Voor beide gevallen is in dit bestemmingsplan een uitsterfconstructie opgenomen. Dit betekent dat als een woning een jaar lang niet bewoond wordt en er ook geen pogingen worden gedaan om de bewoning te hervatten het recht om in die woning te wonen vervalt. De woning valt dan automatisch terug op de bestemming bedrijf. In de bijlage bij de regels is een lijst opgenomen met alle huidige legale woningen.
Sanering van legale woningen binnen het plangebied is niet noodzakelijk omdat er geen onverantwoorde situaties optreden. Het havengebied is een gezoneerd industrieterrein. Er zijn bij de gemeente geen klachten over geluidhinder bekend. De Seinpostduin valt buiten dit gezoneerde industrieterrein. Daarom is reeds in het verleden besloten om de woningen hier aan te kopen en de woonbestemming hier af te halen. De MTG (maximaal toegestane geluidsbelasting) vervalt met dit bestemmingsplan van rechtswege. De huidige bewoners mogen hier blijven wonen maar het wonen mag hier niet worden voortgezet door andere dan de huidige bewoners.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.
Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame waterveiligheid en zoetwatervoorziening.
Naast alle plannen om Nederland in de toekomst veilig en leefbaar te houden, is de uitvoering van maatregelen nu al in volle gang. Bijvoorbeeld de projecten Ruimte voor de rivier en de Maaswerken zijn in uitvoering en moeten in 2015 gereed zijn.
In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient in de toekomst een mede-ordend principe te worden. In het bestemmingsplan dient daarom aandacht besteed te worden aan water. Recent is er een Nationaal waterakkoord gesloten tussen het rijk, gemeenten, waterschappen en provincies, waarin opgenomen is hoe de partijen met water wensen om te gaan. De opgave is te zorgen voor veiligheid en te beschikken over voldoende mogelijkheden voor waterberging ter voorkoming van waterlast, watertekort en het verslechteren van de waterkwaliteit. De watertoets is ingevoerd om te kijken in hoeverre hier aan voldaan wordt.
5.1 Waterbeheer
Het havengebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Ten noorden van het plangebied ligt het Noordzeekanaal. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het beheer van het Noordzeekanaal en de havens.
Voor het beheer van de rijkswateren is het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015 van belang. De Waterwet, Europese richtlijnen en ander (internationale) regelgeving vormen de belangrijkste kaders. Het plan vertaalt het Nationaal Waterplan en de Nota Mobiliteit naar het beheer&onderhoud van de rijkswateren.
Het oppervlaktewater in beheer bij het Rijk dient zodanig te worden bestemd dat afvoer van water, ijs en sediment onbelemmerd doorgang kan vinden en de waterhuishouding met bijbehorende voorzieningen geen onnodige belemmeringen ondervinden.
Het belangrijkste doel van het waterkwantiteitsbeheer of peilbeheer is het bieden van veiligheid door overtollig water af te voeren om overstroming of schade te voorkomen en om watertekorten aan te vullen.
In geval van aanleg nieuwe hemelwateroverstorten geldt de voorkeursvolgorde vasthouden, bergen, afvoeren. Aangetoond dient te worden dat hergebruik of infiltratie hemelwater niet (geheel) mogelijk is.
Voor de lozingspunten gelden de regels van de Waterwet.
Het waterbeheer voor de rijkswateren is voor wat betreft waterkwaliteit gericht op gezonde duurzame watersystemen in het kader van de implementatie van de Kaderrichtlijn Water en om emissies richting het oppervlaktewater te voorkomen dan wel te beperken. De ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam Noordzeekanaal mag niet verslechteren.
Er geldt een voorkeursvolgorde: schoonhouden–scheiden-zuiveren. Dat betekent bijvoorbeeld dat er bij voorkeur geen uitlogende bouwmaterialen of bestrijdingsmiddelen worden gebruikt in de openbare ruimte. Schone en vuile waterstromen worden gescheiden gehouden. Vuile afvalwaterstromen worden via het riool naar de zuivering afgevoerd.
Bij gebiedsontwikkeling langs het water kan bezien worden of ook door RWS geplande natuurvriendelijke oeverontwikkelingen meegenomen kunnen worden.
Keur en Beleidsregels Rijnland
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De "Keur en Beleidsregels" maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
- Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
- Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken),
- Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen.
5.2 Waterkering
Nabij het plangebied liggen primaire waterkeringen langs de Orionweg, Havenkade, Julianakade. Ten noorden van het plangebied is de primaire waterkering aan de Kanaaldijk gelegen. In onderstaand figuur zijn de waterkeringen aangeduid. De zuidelijke waterkering is in beheer bij het hoogheemraadschap van Rijnland, de noordelijke waterkering bij Rijkswaterstaat. Het Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied is de nautisch beheerder van dit gebied.
Afbeelding 5.2.1 primaire waterkering
5.3 Oppervlaktewater
Het plangebied ligt buitendijks. Oppervlaktewater komt enkel voor in de havens.
5.4 Grondwater
Het plangebied ligt op het duinmassief. Vanwege de vrij hoge maaiveldligging ligt de grondwaterstand laag. De maaiveldhoogte ligt op verschillende hoogten, van ca. + 3 m tot +7 NAP.
Afbeelding 5.3.1 NAP hoogten
Het grondwaterniveau loopt richting het Noordzeekanaal af, zie onderstaand figuur.
Afbeelding 5.3.2 grondwaterniveaus in meter NAP
5.5 Riolering
In het plangebied komt hoofdzakelijk een gemengd rioolstelsel voor. Door uitvoering van de bouwopgaven van afgelopen jaren, waaronder de uitvoering van het Masterplan Zeewijk (en de buiten het plangebied gelegen uitvoering in Oud-IJmuiden en Stadspark), is al veel hemelwater afgekoppeld van het gemengd riool. Vanwege de lokale lage grondwaterstanden en de ligging op het duinzand zijn ideale omstandigheden aanwezig om het hemelwater te infiltreren in de bodem. Het afkoppelen van hemelwater levert milieuvoordeel, doordat er minder riooloverstorten optreden en er minder schoon hemelwater gezuiverd hoeft te worden bij de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Bijkomend voordeel is dat het bij overvloedige regenval bijdraagt aan het verminderen van water op straat.
Er is geen sprake van nieuwe ontwikkelingen die voor een toename van verharding zorgen.
Hoofdstuk 6 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planvoorschriften. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op afzonderlijke bestemmingen.
Het college heeft in haar collegeprogramma de opdracht meegegeven om de mogelijkheden in bestemmingsplannen globaler vast te leggen. In dit bestemmingsplan is dat tot uitdrukking gekomen door ruime bouwvlakken. Daarnaast is het mede door het opnemen van binnenplanse flexibiliteitsbepalingen, zoals wijzigingsbevoegdheden en afwijkingsmogelijkheden, mogelijk om op toekomstige ontwikkelingen in te spelen. Tevens is op het bedrijventerrein een grote verscheidenheid aan bedrijfsvestigingen mogelijk.
6.2 Inleidende Bepalingen
Wijze van meten
In de regels en op de verbeelding kunnen goot- en/of bouwhoogtes zijn opgenomen. Indien er alleen sprake is van een bouwhoogte, dan mag de maximale bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding of in de regels staat opgenomen. Er kan hierbij zowel sprake zijn van een platte afdekking als van een andere kapvorm mits de kap niet hoger is dan de aangegeven maximale bouwhoogte.
Indien de maximale bouwhoogte in combinatie met de goothoogte wordt gehanteerd is de maximale bouwhoogte te beschouwen als de nokhoogte. Er is in dat geval afdekking toegestaan middels een plat dak of een kap. De kap bestaat uit hellende dakvlakken, waarbij de goot niet hoger is dan de maximale goothoogte. Een dakvlak zal hierbij in zijn geheel onder dezelfde hellingshoek vallen. De beide dakvlakken treffen elkaar in de nok, welke maximaal op de maximaal toegestane bouwhoogte is gelegen. Er dient dus sprake te zijn van een daadwerkelijke nok met evenwijdige dakvlakken.
Er kan ook sprake zijn van een platte afdekking, maar dan is er sprake van een boeibordhoogte. Deze platte afdekking mag dan niet hoger zijn dan de maximaal toegelaten goothoogte.
Indien in de regels een goothoogte en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding een andere goot- en bouwhoogte is opgenomen, dan gelden de op de verbeelding opgenomen hoogtes. Indien in de regels een goot en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding alleen een bouwhoogte, en geen goothoogte, is opgenomen dan is er sprake van alleen een bouwhoogte.
6.3 Bestemmingsbepalingen
De meeste artikelen spreken voor zich. Voor zover dit iets kan verduidelijken wordt hieronder een korte toelichting gegeven.
Bedrijf
Het plangebied wordt gedomineerd door de bedrijven. Daarom heeft het grootste deel van het plangebied de bestemming 'Bedrijf'. Hierin wordt onderscheid gemaakt in Bedrijf - Havengebonden, Bedrijf-Havengerelateerd en Bedrijf - Overig. Voor de Bedrijf - Havengebonden geldt dat hier zich enkel havengebonden bedrijven mogen vestigen. Voor Bedrijf - Havengerelateerd geldt dat hier zich enkel havengerelateerde bedrijven mogen vestigen. Dit voorkomt dat de spaarzame havengrond gebruikt wordt door bedrijven die daar geen noodzaak voor hebben. Deze keuze komt voor uit de Notitie voor het Havengebied IJmuiden uit 2007. De zonering van deze notitie is hier ook voor aangehouden. Niet havengebonden bedrijven die wel op één van deze percelen gevestigd zijn bij de inwerkingtreding van het bestemmingsplan mogen hier wel blijven. Op de bestemming Bedrijf - Overig mogen alle soorten bedrijven. Zowel havengebonden als niet havengebonden zijn hier toegestaan.
Op alle percelen mogen bedrijven tot een milieucategorie 4.2 worden gevestigd. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen als bijlage bij de regels. Voor sommige percelen geldt dat hier een andere maximale milieucategorie is opgenomen. Dit is omdat deze percelen te dicht bij een woonwijk in de buurt liggen. Dit geldt voor het gebied de Spoorwegdriehoek die dicht bij Oud-IJmuiden ligt en voor het gebied tussen de Ampèrestraat en de Kromhoutstraat wat dicht bij Zeewijk gelegen is.
Binnen de bestemming bedrijf wordt ook de mogelijkheid geboden om tijdelijke inrichting te geven aan percelen. Dit zodat panden niet onnodig leeg staan terwijl er wel creatieve ideeën bestaan voor invulling hiervan. Voorwaarde hierbij is wel dat dit bedrijven in de omgeving niet mag hinderen in de bedrijfsvoering.
Gemengd
Voor diverse percelen is de bestemming 'Gemengd' (1 of 2) opgenomen. Binnen deze bestemming zijn veel verschillende mogelijkheden. De volgende functies zijn hier (indirect) toegestaan:
- a. detailhandel;
- b. groothandel;
- c. horecavoorzieningen ten behoeve van horeca (Ia, Ib, Ic en/of IIa);
- d. dienstverlenende voorzieningen;
- e. sportvoorzieningen;
- f. kantoor;
- g. cultuur en ontspanning;
- h. maatschappelijke voorzieningen;
- i. bedrijven met dien verstande dat enkel bedrijfsactiviteiten welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, tot en met categorie 3.2, dit met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en Bevi- inrichtingen zijn toegestaan
Op sommige locaties worden bepaalde functies wel of niet worden uitgesloten.
Horeca
De bestemming 'Horeca' biedt ruimte voor het vestigen van horecabedrijven met een zwaardere categorie dan horeca die binnen de bestemming 'Gemengd' valt. Dit zijn bijvoorbeeld restaurants en cafés die tot in de nacht open zijn.
Cultuur en ontspanning
In het plangebied heeft één perceel de bestemming 'Cultuur en ontspanning'. Dit is vanwege de seksinrichting die op deze locatie is gevestigd. In het plangebied is ruimte voor nog een extra seksinrichting. Door middel van een binnenplanse afwijking kan het college besluiten deze toe te staan indien er een specifiek verzoek voor komt.
Verkeer
De bestemming verkeer geldt voor zowel de wegen als de kades binnen het gebied. Binnen deze bestemming is het mogelijk afscheidingen en portierscabines op te richten zodat voldaan kan worden aan de internationale eisen die gesteld worden ten behoeve van de veiligheid van kades.
6.4 Algemene Bepalingen
Het bestemmingsplan Havengebied IJmuiden is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet is dan ook van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan evenals de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht met bijbehorende besluiten en ministeriële regelingen.
6.5 Handhaving
Een overtreding als bedoeld in Algemene gebruiksregels van de regels is een strafbaar feit zoals is ondergebracht in de wet op de economische delicten.
Handhaving kan plaatsvinden binnen de reguliere handhavingsactiviteiten.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Het gaat hier om een actualiserend bestemmingsplan. Er worden enkel uitbreidingen mogelijk gemaakt. Er liggen geen concrete plannen voor grote veranderingen. Voor de locaties waar dit wel het geval is wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hierin wordt gewaarborgd dat deze plannen afzonderlijke economisch uitvoerbaar zijn. Wanneer een initiatiefnemer gebruik wil maken van een wijzigingsbevoegdheid zal eerst een anterieure overeenkomst worden gesloten zodat de eventuele tegemoetkoming in planschade door de gemeente verhaald kan worden op de initiatiefnemer. Zodoende is het ook niet nodig om een exploitatieplan op te stellen.
Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg
Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan is, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, gelegenheid tot Inspraak geboden.
De resultaten van zowel het Overleg als de Inspraak worden separaat ter inzage gelegd bij dit ontwerpbestemmingsplan.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Bewoning Havengebied
Bijlage 2 Lijst van bewoning Havengebied