De Biezen
Bestemmingsplan - gemeente Velsen
Onherroepelijk op 07-05-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan De Biezen van de gemeente Velsen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0453.BP1400DEBIEZEN1-I001 met de bijbehorende regels. In het bestemmingsplan heeft de raad vastgelegd wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden van gronden zijn;
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden opgesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis gebonden bedrijf
de bedrijfsmatige activiteiten, die in een woning door de eigenaar/ bewoner van de woning zelf, worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en waarvoor een vergunningplicht ingevolge de Wet milieubeheer geldt (zoals revisie van motoren, metaalverwerking, offsetdrukkerij);
1.7 aan huis gebonden beroep
de beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten, die in een woning door de eigenaar/ bewoner van de woning zelf, worden uitgeoefend maar niet vallen onder de vrije beroepen en geen onevenredige hinder veroorzaken naar de omgeving (zoals ambachtelijke boekbinderij, ambachtelijke speelgoedmakerij, grafisch ontwerpers, kappers, kledingreparatie, kantoor of zakelijke dienstverlening, schoonheidsspecialisten etc.);
1.8 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;
1.10 antennemast
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van het zenden en ontvangen van radiogolven;
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.12 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.13 bedrijfsvloeroppervlak
het totale oppervlak welke ten dienste staat van de (commerciële) bedrijfsvoering, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten, terrassen en dergelijke;
1.14 bedrijfswoning/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.15 begane grond
een bouwlaag waarvan het vloerpeil ten hoogste 1,3 m boven het peil ligt;
1.16 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep, een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.17 bergbezinkbassin
een rioleringssysteem voor het tijdelijk opslaan en laten bezinken van rioolwater;
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 BEVI
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
1.21 beweiding
het laten grazen van paarden, koeien, geiten of schapen ten behoeve van het beheer van de graslanden;
1.22 bijgebouw
een (vrijstaand of aangebouwd) gebouw, niet voor bewoning bestemd, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, bergingen en huisdierenverblijven;
1.23 bijzondere woonvoorzieningen
woonvoorziening anders dan ten behoeve van een huishouden;
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.25 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwperceel
een aangesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;
1.28 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.31 carport
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit maximaal 2 gesloten wanden, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen en daarvoor ook toegankelijk is vanaf de openbare weg;
1.32 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt. Archeologische waarden worden hieronder mede begrepen;
1.33 dagrecreatieve voorzieningen
ondersteunende voorzieningen ten behoeve van de dagrecreatieve bestemming;
1.34 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.35 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.36 dakopbouw
een ondergeschikte derde bouwlaag van het hoofdgebouw;
1.37 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.38 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.39 dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.40 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, zonder te openen delen en met een in de artikel 1 van de Wet geluidhinder bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 35 dB(A). Van een dove gevel is ook sprake als alleen in bijzondere omstandigheden delen van de gevel open gemaakt moeten kunnen worden en achter dat deel van de gevel zich geen geluidsgevoelige ruimte bevindt (bijvoorbeeld een nooduitgang in een trappenhuis);
1.41 ecologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de samenhang van de in het gebied voorkomende organismen en hun leefmilieu;
1.42 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.43 erker
een uitgebouwd venster, geplaatst op het onbebouwbaar erf (tuin), die ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en hier een functioneel onderdeel van uit maakt, met een maximale diepte van 1,5 m, een breedte van maximaal 60% van de gevel met een maximum breedte van 4 m en niet hoger dan de eerste volledige bouwlaag;
1.44 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.45 geluidbelasting vanwege een industrieterrein
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen aanwezig op een industrieterrein, daaronder niet begrepen het geluid van motorvoertuigen op de openbare weg;
1.46 geluidbelasting vanwege het wegverkeer
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.47 geluidbelasting vanwege een spoorweg
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.48 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.49 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.50 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.51 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt en waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Afhankelijkheid van de grond kent het hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet en het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten;
1.52 hobbymatige paardenhouderij
het kleinschalig houden van maximaal vijf paarden voor niet-commerciële doeleinden;
1.53 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.54 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.55 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en maaltijden, overwegend voor gebruik ter plaatse of voor het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander gepaard gaande met dienstverlening, waarbij verstaan wordt onder:
Horeca I
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
Ia Aan detailhandelsfunctie verwante horeca
Automatiek; broodjeszaak; cafetaria; croissanterie; koffiebar; lunchroom; ijssalon; snackbar; tearoom; traiteur.
Ib Overige lichte horeca
Bistro; shoarma/grillroom; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
Ic Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
Bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250m²; restaurant met bezorg- en/ of afhaalservice (oa. pizza, chinees, drive-in).
Id Bedrijven welke bedrijfsmatig logies verstrekken
Hotel/pension
Horeca II
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
IIa algemeen
Bar; bierhuis; biljartcentrum/ snookercentrum; café; proeflokaal; dansscholen;
IIb bedrijven waar verkoop van (soft)drugs plaatsvindt
Coffeeshops;
Horeca III
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
IIIa Dancing; discotheek/muziekcafé; nachtclub; partycentrum
1.56 hoveniersbedrijf
een bedrijf dat is gericht op de aanleg en onderhoud van tuinen en parken alsmede op het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen, met dien verstande dat afzonderlijke detailhandel niet is inbegrepen;
1.57 kampeermiddel
a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.58 kantine
een onderdeel van een gebouw waar tegen beperkte vergoeding dranken en etenswaren worden verstrekt ten behoeve van de gebruikers van de hoofdfunctie;
1.59 kantoor
een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie
1.60 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.61 kelder
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,3 m boven het peil ligt;
1.62 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico of een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.63 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare –al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.64 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.65 monument
een rijks / provinciaal / gemeentelijk monument zoals bedoeld in de monumentenwet 1988 en de provinciale en gemeentelijke monumentenverordening;
1.66 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.67 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt;
1.68 nutsvoorzieningen
transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
1.69 ondergeschikte paardenhouderij
het houden van pensionpaarden op een agrarisch bedrijf, met een omvang van ten hoogste 49% van de totale bedrijfsvoering, uitgedrukt in NSO (Nederlandse Standaard Opbrengst);
1.70 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak dat strekt tot vergroting van het woongenot;
1.71 peil
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. voor een bouwwerk in of op het water: het Nieuw Amsterdams Peil;
1.72 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.73 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.74 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.75 REVI
de regeling externe veiligheid inrichtingen, houdende regels met betrekking tot afstanden de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico ter uitvoering van het besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.76 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico of een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.77 scheidingslijn
een lijn die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende hoogte/ bebouwingspercentages mogelijk zijn toegelaten;
1.78 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.79 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.80 standplaats
een mobiel bouwwerk, met een beperkt assortiment ten behoeve van detailhandel;
1.81 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.82 verdieping
een boven de begane grond gelegen bouwlaag;
1.83 verkoopvloeroppervlakte
een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.84 volkstuin
terrein voor niet commerciële sier- en/of moestuin;
1.85 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.86 vrije beroepen
met name professionele dienstverleningen, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, die van oudsher wordt uitgeoefend in een woonhuis zoals arts, tandarts, fysiotherapie;
1.87 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.88 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.89 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.90 woonhuis
een gebouw, dat één woning, danwel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.91 zorgboerderij
een specifieke vorm van een agrarisch bedrijf waar professionele zorg wordt verleend aan mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking in de vorm van dagopvang;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 Bebouwingspercentage
een deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
2.3 De breedte en lengte of diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen;
2.5 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van goot, de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 De hoogte van bouwlagen
Van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de vloer van de erboven liggende bouwlaag;
2.7 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 De inwendige nokhoogte
van de bovenkant van de zoldervloer tot het hoogste punt van de binnenkant van de nok;
2.9 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 De verdiepingshoogte
van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de verdieping.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen en gevel- en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- danwel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt.
2.11 De hoogte van opslag
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de opgeslagen goederen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - 1' gebruik aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, zoals grondgebonden veehouderij, tuinbouw, plantenkwekerijen en grasland;
- b. bollenteelt, echter uitsluitend ondergeschikt aan de uitoefening van de onder sub a. genoemde bedrijfsvormen;
- c. ondergeschikte paardenhouderij;
- d. beweiding met koeien, paarden, geiten en schapen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', één bedrijfswoning;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier', één hoveniersbedrijf van milieucategorie 3.1 (SBI-2008 code 016.3);
met de daarbij behorende:
- g. wegen en paden;
- h. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Agrarisch - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - 2' gebruik aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bouwland, grasland, bollenteelt of tuinbouw;
met de daarbij behorende:
- b. wegen en paden;
- c. bedrijfsgebouwen zoals kassen;
- d. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het stallen van (paarden-)trailers in de open lucht, op meer dan 5 meter afstand van de gevel van de bebouwing.
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de ecologische en natuur- en landschappelijke waarden van de gronden;
- b. de exploitatie van grasland;
- c. beweiding met koeien, paarden, geiten en schapen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', één paardenbak en/of aanverwante voorzieningen ten behoeve van een hobbymatige paardenhouderij, zoals een longeercirkel of paddock;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', één bedrijfswoning;
met de daarbij behorende:
- f. wegen en paden;
- g. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het stallen van (paarden-)trailers in de open lucht, op meer dan 5 meter afstand van de gevel van de bebouwing.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.5 Regels voor werken en werkzaamheden
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, categorie A en B;
ter plaatse van de aanduiding:
- a. 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen (SBI code 2008 473.3 - zonder lpg);
- b. 'opslag' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een opslagplaats van materialen ten behoeve van openbare werken (grond, stenen, buizen en dergelijke);
- c. 'specifieke vorm van Bedrijf - Gasontvangststation' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een gasontvangststation;
- d. 'specifieke vorm van Bedrijf - Meet- en Regelstation' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een meet- en regelstation.
met de daarbij behorende:
- e. verkeersvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. waterlopen en waterpartijen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
6.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, ter plaatse van gronden met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 teneinde de verkoop van motorbrandstoffen met LPG toe te staan, met dien verstande dat:
- a. de 10-6 -contour voor het plaatsgebonden risico of, indien van toepassing, de afstand
zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen jo. Artikel 2
lid 1 van de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, dient te zijn gelegen op gronden met de bestemming “Verkeer” of “Groen”; - b. bij het verstrekken van de omgevingsvergunning een verantwoording dient te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.
Artikel 7 Detailhandel
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel in planten, bloemen, zaden, tuinmeubilair en overige tuinartikelen en tuinbenodigdheden waaronder tuingereedschappen;
en, mits ondergeschikt aan de hoofdbestemming, voor:
1. detailhandel in woondecoratie zowel voor binnen- als buitenhuis;
2. detailhandel in wooninrichting, waaronder kleinmeubelen;
3. detailhandel in kleine huisdieren en dierbenodigdheden;
4. detailhandel in tuingerelateerd speelgoed;
5. ondersteunende horeca uit categorie Ia;
6. speelvoorzieningen.
met dien verstande dat de gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte ten dienste van de onder 1 tot en met 4 genoemde vormen van detailhandel niet meer dan 25% mag bedragen van de totale verkoopvloeroppervlakte en gezamenlijke vloeroppervlakte van de onder 5 en 6 genoemde voorzieningen niet meer mag bedragen dan 5% van de totale vloeroppervlakte; - b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', één bedrijfswoning;
met de daarbij behorende:
- c. parkeervoorzieningen;
- d. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 8 Groen - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. voet- en fietspaden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. waterlopen en waterpartijen;
- f. oevers;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', een nutsvoorziening;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-monument' een monument;
met de daarbij behorende:
- i. wegen en paden;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 9 Groen - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen waaronder houtwallen;
- b. bermen en beplanting;
- c. waterlopen en waterpartijen;
- d. oevers;
- e. bermen en beplanting.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Op deze gronden is, anders dan ten behoeve van een inrit, geen verharding toegestaan.
9.4 Regels voor werken en werkzaamheden
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', een begraafplaats;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' gebouwen ten behoeve van het verenigingsleven, waaronder een duivensportvereniging;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', een bergruimte;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-monument' een monument.
met de daarbij behorende:
- a. wegen en paden;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. waterlopen en waterpartijen;
- e. gebouwen;
- f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 11 Recreatie - 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een volkstuincomplex met een daarbij behorend verenigingsgebouw, dagverblijven en plantenkassen;
met de daarbij behorende:
- b. dagrecreatieve voorzieningen;
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. waterlopen en waterpartijen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 12 Recreatie - 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een volkstuincomplex met plantenkassen;
met de daarbij behorende:
- b. dagrecreatieve voorzieningen;
- c. wegen en paden;
- d. waterlopen en waterpartijen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 13 Sport - 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportterreinen waaronder een atletiekbaan en tennisbanen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' gebouwen ten behoeve van het verenigingsleven, waaronder muziek- en sportverenigingen.
met de daarbij behorende:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. waterlopen en waterpartijen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- h. voorzieningen ten behoeve van sportieve doeleinden zoals een kantine, kleedkamers en tribunes.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 14 Sport - 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een manege met binnenrijhal;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', één bedrijfswoning;
met de daarbij behorende:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. waterlopen en waterpartijen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde (waaronder een paardenbak, mestopslag, graansilo en stapmolen);
- h. voorzieningen behoeve van sportieve doeleinden zoals een kantine, kleedkamers en tribunes.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
14.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van de gronden ter plaatse van Groenelaantje 2 en Groenelaantje 4 geldt het volgende:
het gebruik van de gronden en de daarop aanwezige gebouwen als caravanstalling en garagebedrijf mag, mits naar aard en omvang niet vergroot, worden voortgezet. Indien dit gebruik na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Artikel 15 Tuin
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
15.2 Bouwregels
Artikel 16 Verkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding:
- d. 'garage', garageboxen;
- e. 'railverkeer', een spoorweg;
- f. 'nutsvoorziening', een nutsvoorziening;
- g. 'brug', een brug;
- h. 'water', uitsluitend een waterpartij;
- i. 'parkeerterrein', uitsluitend een parkeerterrein of parkeervoorzieningen.
met de daarbij behorende:
- j. bruggen, tunnels en viaducten;
- k. speelvoorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. waterlopen en waterpartijen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 17 Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen en waterpartijen;
met de daarbij behorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder dammen en/of duikers, oeverbeschoeiingen en aanlegsteigers.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 18 Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen;
ter plaatse van de aanduiding:
- b. 'erf', is het bebouwbaar erf behorende bij het perceel gelegen;
met de daarbij behorende:
- c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot en boeiboordhoogte van uitbouwen en bijgebouwen, indien de afstand tot de perceelsgrens over een lengte van meer dan 2,0 m minder dan 1,0 m bedraagt, ten einde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat:
- a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
- b. de goothoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,0 m;
18.4 Afwijking van de bouwregels
18.5 Afwijking van de gebruiksregels
Artikel 19 Leiding - Gas
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor het transport van gas met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijking van de bouwregels
19.4 Regels voor werken en werkzaamheden
Artikel 20 Leiding - Water
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van waterleidingen.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijking van de bouwregels
20.4 Regels voor werken en werkzaamheden
Artikel 21 Waarde - Archeologie
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud van de archeologische waarden.
21.2 Bouwregels
21.3 Regels voor werken en werkzaamheden
Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel, het behoud en de ontwikkeling van de landschappelijke, sociaalhistorische en cultuurhistorische waarden.
22.2 Regels voor werken en werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Geomorfologie
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Geomorfologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel, het behoud en de ontwikkeling van de geomorfologische waarden van het aardkundig monument.
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering
24.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Waterstaat - waterkering' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:
- a. de instandhouding van de primaire waterkering waaronder de kernzone van de waterkering en de beschermingszone van de waterkering;
Met de daarbijbehorende:
- b. waterstaatwerken, zoals taluds, dijken en (onderhouds)wegen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde van waterbouwkundige aard, zoals duikers, keerwanden, beschoeiingen en kadermuren en andere werken zoals hulpmiddelen voor verkeer te water.
24.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden gelden de volgende bepalingen, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid:
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Algemene Bouwregels
26.1 Overschrijding bouwgrenzen
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
27.1 Verboden
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels in dit bestemmingsplan.
27.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
Het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en/of bebouwing ten behoeve van:
- a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
- b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw-)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
- c. uitstalling-, opslag,- stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
- d. seksinrichting;
- e. aan huis gebonden bedrijf.
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- f. vormen van gebruik als bedoeld in artikel 27.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
- g. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, danwel ter verwezenlijking van de bestemming;
- h. het uitoefenen van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de regels is toegestaan;
- i. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woning behorende grond.
27.3 Afwijking
Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning om af te wijken van het bepaalde in artikel 27.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels
28.1 Geluidzone - industrie
Binnen de op de kaart voor 'geluidzone - industrie' aangeduide gronden is het bouwen van nieuwe gebouwen met een geluidsgevoelige bestemming, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 in dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de gebouwen met deze geluidsgevoelige bestemmingen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
28.2 WRO-zone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'WRO-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming 'Detailhandel' teneinde uitbreiding van de bebouwing mogelijk te maken, waarbij het bepaalde in Artikel 7 van overeenkomstige toepassing is. Hierbij worden onderstaande regels in acht genomen:
- a. de maximale goothoogte is 6,0 meter;
- b. de maximale nokhoogte is 9,0 meter;
- c. de maximale oppervlakte van de bebouwing van het tuincentrum is 5000 m2;
- d. voordat tot wijziging wordt overgegaan dient schriftelijk advies ingewonnen te worden bij de leidingbeheerder van de op het perceel aanwezige gasleiding;
- e. in het wijzigingsplan dient een verantwoording te worden opgenomen ten aanzien van externe veiligheid voor wat betreft het groepsrisico;
- f. er mag geen strijdigheid optreden met het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen;
- g. de bebouwing dient binnen de bouwvlakken gesitueerd te worden zoals aangegeven in afbeelding 1:
Afbeelding 1: situering bouwvlak uitbreiding tuincentrum Haan
Beoordeling wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt, ter beoordeling van de toelaatbaarheid, een integrale belangenafweging plaats, waarbij onderstaande zaken aangetoond zijn:
- de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische, waterhuishoudkundige, archeologische, ecologische en verkeerstechnische toelaatbaarheid;
- de stedenbouwkundige inpasbaarheid.
Indien de toelaatbaarheid en inpasbaarheid van het plan niet is aangetoond, is de wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing.
28.3 WRO-zone - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'WRO-zone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Groen' en 'Verkeer'. Hierbij worden onderstaande regels in acht genomen:
- a. alle bestaande bebouwing moet worden gesloopt;
- b. er mogen maximaal 4 grondgebonden woningen worden gebouwd;
- c. de maximale goot- of boeiboordhoogte is 6,0 meter;
- d. de maximale nokhoogte is 8,50 meter;
- e. de rooilijn zoals in afbeelding 3 aangegeven dient zoveel mogelijk te worden gerespecteerd;
- f. het perceel wordt ingericht zoals weergegeven in afbeelding 2;
- g. parkeren dient op eigen terrein mogelijk te zijn;
- h. er dienen 6 extra parkeerplaatsen te worden gerealiseerd t.b.v. omwonenden.
Afbeelding 2: principe-inrichting van het perceel. Lichtgeel: wonen, erven en tuinen. Gearceerd: verkeer, groen.
Beoordeling wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt, ter beoordeling van de toelaatbaarheid, een integrale belangenafweging plaats, waarbij onderstaande zaken aangetoond zijn:
- de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische, waterhuishoudkundige, archeologische, ecologische en verkeerstechnische toelaatbaarheid;
- de stedenbouwkundige inpasbaarheid.
Indien de toelaatbaarheid en inpasbaarheid van het plan niet is aangetoond, is de wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing.
28.4 WRO-zone - wijzigingsgebied 3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'WRO-zone - wijzigingsgebied 3', te wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch 1', 'Groen 1' en 'Groen 2'. Hierbij worden onderstaande regels in acht genomen:
- a. de bestaande bebouwing in het noordelijk gelegen bouwvlak dient gesloopt te worden en dit bouwvlak dient van de verbeelding verwijderd te worden;
- b. het zuidelijk gelegen bouwvlak mag worden vergroot met maximaal 150 m2.
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van:
a. de in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b. de bestemmingsregels en toestaan dat het verloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen, met ten hoogste 3,0 m worden overschreden en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
Bij de beoordeling van een verzoek om afwijking wordt rekening gehouden met eerder verleende omgevingsvergunningen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.
Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het in geringe mate wijzigen van het aangeduide bebouwingsvlak en/of de bestemming, mits:
- a. de structurele opzet van het plan niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
- b. het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
- c. de bebouwingscapaciteit van het bebouwingsvlak niet meer dan 15% zal worden gewijzigd
Bij de beoordeling van een verzoek om toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt rekening gehouden met eerder gepleegde wijzigingen op basis van dit artikel om te beoordelen of maximale maten en/of oppervlakten al dan niet worden overschreden.
Artikel 31 Samenloopregeling Dubbelbestemmingen
Wanneer in het plan gronden zijn aangewezen voor één of meer dubbelbestemmingen mogen op grond van de ene dubbelbestemming geen bouwwerken, werken of werkzaamheden worden toegelaten indien deze op grond van één van de andere dubbelbestemmingen niet toelaatbaar zijn.
Artikel 32 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit omtrent wijziging, uitwerking, een omgevingsvergunning voor een afwijking, of nadere eis is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing waarbij moet worden aangetoond dat voldoende onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie.
Artikel 33 Strafbepaling
33.1 Verbod strijdig gebruik
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
33.2 Gedragingen in strijd met regels
Een gedraging in strijd met een voorschrift dat is verbonden aan een krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verleende omgevingsvergunning is verboden.
33.3 Strafbaar feit
Overtreding van een verbod als bedoeld in het eerste of tweede lid is een strafbaar feit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 34 Overgangsrecht
34.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
34.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 35 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Biezen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Leeswijzer
De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende onderwerpen: in hoofdstuk 1 wordt algemene informatie over het plangebied gegeven. Vervolgens komt in hoofdstuk 2 in het kort de historie van het gebied aan bod. De beleidskaders waarbinnen dit bestemmingsplan is opgesteld zijn opgenomen in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens de huidige situatie beschreven. In het plangebied liggen vijf ontwikkellocaties. Deze worden eveneens in hoofdstuk 4 behandeld. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de milieusituatie en de toepasselijke wet- en regelgeving. Wat ook voortvloeit uit wet- en regelgeving is de Waterparagraaf. Aspecten die te maken hebben met waterkwantiteit en -kwaliteit komen aan bod in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de gemaakte keuzes. Het bestemmingsplan bestaat uit de toelichting, de regels en de verbeelding. Een toelichting op de juridische regels is opgenomen in hoofdstuk 8. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt verantwoord in hoofdstuk 9. De resultaten van de inspraak zullen worden opgenomen in hoofdstuk 10.
1.2 Algemeen
Conform het 'werkplan bestemmingsplannen' is medio 2009 een start gemaakt met de herziening van het bestemmingsplan 'De Biezen'. De directe aanleiding om voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen komt voort uit:
- de wens om het aantal bestemmingsplannen, waaruit het plangebied thans in planologisch opzicht is opgebouwd, te reduceren tot één bestemmingsplan;
- het feit dat diverse bestemmingsplannen ouder zijn dan 10 jaar, waardoor er wettelijk gezien aanleiding is om ze te actualiseren. Deze plannen dienen namelijk volgens de Wro voor één juli 2013 geactualiseerd te zijn, anders vervalt de invorderingsbevoegdheid (lees: bouwleges).
Er is voor een grotendeels consoliderend plan gekozen om tijdig de planologische situatie vast te leggen en ongewenste ontwikkelingen te kunnen uitsluiten. Het beheer van de bestaande situatie staat voorop. Uitgangspunt is om de bestaande situatie zo goed mogelijk vast te leggen en voldoende flexibiliteit te bieden waar dit wenselijk en aanvaardbaar is.
Er wordt een beperkt aantal nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt:
- tuincentrum Groenrijk Van Duijn;
- tuincentrum Gozeling;
- tuincentrum Haan;
- woningbouw Kweekerslaan;
- Paardencentrum De Biezen.
1.3 Plangebied
Het plangebied wordt grofweg begrensd in het oosten door de Rijksweg en de oprit naar de N208 en de N208 zelf, de Santpoortse Dreef in het zuiden, en de spoorbaan Haarlem-Beverwijk in het westen en noorden. Het plangebied vormt door de relatief open ruimte, een landschappelijke buffer tussen de kernen van Santpoort-Noord, Driehuis en Velserbroek. Tevens fungeert het gebied als een ecologische verbindingszone tussen de duinen en het Recreatieschap Spaarnwoude. In afbeelding 1 is het plangebied weergegeven.
Afbeelding 1: Plangebied
1.4 Doel
Het nieuwe bestemmingsplan stelt een actueel planologisch kader.
Het bestemmingsplan dient hoofdzakelijk voor de consolidatie van de karakteristieken van het plangebied. Bestaande functies worden in dit bestemmingsplan gehandhaafd, waarbij stimulering van natuurlijke, ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden een onderdeel is. In beperkte mate worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan. Uitbreiding van bebouwing wordt in principe niet toegestaan.
1.5 Vigerende Bestemmingsplannen
Afbeelding 2: Vigerende bestemmingsplannen
Planologische regeling | Vastgesteld door gemeenteraad | Goedgekeurd door Provincie | Raad van State/ Kroon |
8.5 Santpoort Noord | 25-06-1998 | 09-02-1999 | 16-10-2000 |
10.3 Duingebied Velsen | 21-09-2000 | 24-04-2001 | - |
11.0 Uitbreidingsplan Agrarisch Gebied West en Zuid | 16-11-1960 | 28-11-1961 | 15-08-1964 |
11.1 Groeneveen | 11-02-1988 | 07-06-1988 | - |
11.2 De Biezen | 15-12-1994 | 25-07-1995 | - |
12.3 Recreatiegebied Spaarnwoude | 03-03-1988 | 04-10-1988 | 12-07-1990 |
13.1 1e herziening Bestemmingsplan Velserbroek | 23-11-1995 | 28-02-1996 | - |
14.1 Hofgeest | 20-10-1983 | 31-07-1984 | 17-02-1988 |
Tabel 1: Overzicht vigerende regelingen met vaststellingsdatum.
In het bestemmingsplan De Biezen worden bovenstaande regelingen (of delen daarvan) samengevoegd tot en vervangen door één nieuw bestemmingsplan. Het Uitbreidingsplan Agrarisch Gebied West en Zuid komt hierdoor in zijn geheel te vervallen.
Hoofdstuk 2 Ontstaansgeschiedenis
De Biezen is onderdeel van de Kennemerzoom, een landschap van strandvlakten en strandwallen. Het landschap is in de loop van de tijd sterk verstedelijkt. Dit heeft een grote invloed gehad op de ontwikkeling van de Biezen.
De Biezen ligt op een door duinzand overstoven strandvlakte. Van oorsprong lagen rond de Biezenweg verschillende landhuizen in een bosgebied. Het gebied werd door twee beken (duinrellen) evenwijdig aan de Biezenweg ontwaterd. Rond deze beken lagen grotere graslandpercelen. Tussen 1850 en 1900 zijn de landhuizen voor het grootste deel verdwenen en is het bos omgezet in tuinbouwgrond. Hierbij werd - om dichter bij het grondwater te komen - de bovenste laag zand afgegraven en verkocht. De bestaande wegen zijn niet afgegraven en liggen nog hoog in het landschap. De door Zocher in die tijd ontworpen begraafplaats 'De Biezen' is opgehoogd en ligt ook hoog in het landschap. De begraafplaats neemt in het gebied een belangrijke plaats in. Aan de begraafplaats zijn cultuurhistorische waarden toegekend.
Tussen 1900 en 1950 is op enkele graslandjes na het hele gebied in gebruik als tuinbouwgrond. Het landschap bestaat uit een aaneenschakeling van kleine veldjes omringd door hagen. Aan de randen van het plangebied breiden Driehuis en Santpoort-Noord zich in deze periode uit.
Afbeelding 3: historische kaarten
Tussen 1950 en 1975 is de Velsertunnel aangelegd en is de oude rijksstraatweg opgewaardeerd tot een snelweg (A208). Naast de tunnel voor auto's komt er ook een tunnel voor het treinverkeer. De verbinding tussen de bestaande spoorlijn Haarlem-Alkmaar buigt ter plaatse van het plangebied af naar de nieuwe Velsertunnel. Hierbij volgt het tracé van de spoorbaan voor een groot deel de oude loop van een van genoemde beken. De Hagelingerweg kruist het spoor met een onderdoorgang. De oorspronkelijke beek is hierdoor niet meer herkenbaar en is gereduceerd tot een bermsloot. De Biezen is voor het grootste deel nog agrarisch maar de van oorsprong kleine veldjes zijn aan elkaar geschakeld tot grotere aaneengesloten percelen. Hierbij zijn de kenmerkende hagen voor het grootste deel verdwenen. Naast de schaalvergroting worden in deze tijd de eerste volkstuinencomplexen aangelegd.
Tussen 1975 en 2005 is Velserbroek gerealiseerd. Deze nieuwe woonwijk wordt door een afrit ter plaatse van de Santpoortse Dreef ontsloten. Onder invloed van de verstedelijkingsdruk verandert het gebied van functie. In het van oorsprong agrarische landschap komen nieuwe groene en groen getinte functies als tuincentra, volkstuinen, paardenweitjes, maneges en een sportterrein.
Vanuit de lucht ziet het gebied er als volgt uit:
Afbeelding 4: Luchtfoto plangebied.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
Om het wonen, werken en andere functies in een goede ruimtelijke samenhang te organiseren, wordt er op de verschillende bestuurlijke niveaus ruimtelijk en sectoraal beleid geformuleerd en worden er wettelijke regels opgesteld. Het beleid en de wettelijke regels hebben een verticale doorwerking, zodat de gemeente rekening dient te houden met Europees, rijks- en provinciaal beleid. In dit hoofdstuk worden de voor het plangebied relevante beleidskaders nader uiteengezet.
3.2 Europees Beleid
3.2.1 Milieubeleid
Het milieubeleid is één van de belangrijkste sectorale beleidsvelden die van invloed is op de ruimtelijke structuur en kwaliteit van de leefomgeving en inrichting van bestemmingsplannen. Diverse onderdelen van het Europees milieubeleid hebben een aanzienlijke ruimtelijke impact in Nederland. Voorbeelden zijn grenswaarden voor luchtkwaliteit (fijn stof en NO2), die gevolgen kunnen hebben voor woningbouw langs drukke wegen.
3.2.2 Natura 2000
De Europese Unie heeft een zeer gevarieerde en rijke natuur, die van grote biologische, esthetische en economische waarde is. Om deze natuur te behouden heeft de EU het initiatief genomen voor Natura 2000. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Natura 2000 omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Habitat- en Vogelrichtlijnen. Nationaal Park Zuid-Kennemerland is zo'n gebied.
3.2.3 Verdrag van Malta
Het Verdrag van Malta/Valetta, ook wel het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, is op 16 januari 1992 in Valetta (op Malta) tot stand gekomen. Belangrijk doel van het verdrag is om bescherming van het archeologisch erfgoed in de bodem en inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling volwaardig mee te wegen in de besluitvorming. Als gevolg van het Verdrag van Malta is de Monumentenwet van 1988 gewijzigd. Culturele diversiteit geldt als een belangrijk criterium van de ruimtelijke kwaliteit.
3.2.4 Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn water heeft betrekking op de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater. De Kaderrichtlijn gaat uit van een stroomgebiedbenadering en neemt ecologische waterkwaliteit als invalshoek. De Kaderrichtlijn water stelt (verplichte) doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De Ministerraad heeft 27 november 2009 de stroomgebiedbeheerplannen 2009-2015 van Eems, Maas, Rijndelta (Nederlandse deel) en Schelde definitief vastgesteld. Tevens is de Nota van Antwoord Inspraak stroomgebiedbeheerplannen 2009-2015 vastgesteld.
3.3 Rijksbeleid
3.3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In maart 2012 heeft het Rijk de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: Structuurvisie (voorheen PKB) Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda voor een Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De SVIR is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
De SVIR wijst het gehele plangebied aan als ecologische hoofdstructuur (EHS). Deze EHS is door het Rijk herijkt. De herijkte nationale EHS wordt uiterlijk in 2021 door provincies gerealiseerd. De natuur in de EHS blijft beschermd met een ‘nee, tenzij’-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken.
3.3.2 Nationaal Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.
Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame waterveiligheid en zoetwatervoorziening.
Naast alle plannen om Nederland in de toekomst veilig en leefbaar te houden, is de uitvoering van maatregelen nu al in volle gang. Bijvoorbeeld de projecten Ruimte voor de rivier en de Maaswerken zijn in uitvoering en moeten in 2015 gereed zijn. Ook worden langs de kust de zogenoemde zwakke schakels aangepakt en vindt versterking plaats door zandsuppleties.
3.3.3 Rijksbeleid met betrekking tot ecologie
In Europa zijn door de Europese Unie richtlijnen opgesteld voor de bescherming van de natuur, de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hierin worden regels gesteld voor de bescherming van zowel natuurgebieden als voor bedreigde planten- en diersoorten. Eén van de doelstellingen is het creëren van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000 genaamd. Een vertaling van dit EU-beleid voor soortbescherming naar Nederlands niveau is de Flora- en faunawet. Hierin worden bedreigde inheemse planten- en diersoorten als beschermd aangewezen. Gebiedsbescherming wordt in Nederland geregeld in de Natuurbeschermingswet. Hierin worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Ruimtelijke plannen als bestemmings-, bouw- en sloopplannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen. In hoofdstuk 5 wordt hier nader op ingegaan.
3.3.4 Nota Belvedère
De doelstelling van de nota Belvedère (1999) is de cultuurhistorische identiteit meer prioriteit te geven bij de inrichting van Nederland. Die identiteit komt tot uitdrukking in sporen, objecten en patronen/structuren welke, zichtbaar of niet (direct) zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Cultuurhistorie omvat dus zowel het archeologisch, historisch-(steden)bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed. De landgoederen en buitenplaatsen worden, samen met de in de bodem opgeslagen oude bewoningssporen, aangeprezen als dé karakteristiek van de cultuurhistorische identiteit van Zuid-Kennemerland. Behoud door ontwikkeling is een van de belangrijkste uitgangspunten van het Belvedèrebeleid. Cultuurhistorie brengt hiermee duurzame waarden in als uitgangspunt voor de dynamiek in zowel stedelijk als landelijk gebied.
3.3.5 Monumentenwet
De wettelijke bescherming van onroerende rijksmonumenten en door het rijk aangewezen stads- en dorpsgezichten is geregeld in de Monumentenwet 1988. In september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg aan de Monumentenwet 1988 toegevoegd. In de Monumentenwet is onder andere geregeld hoe monumenten aangewezen kunnen worden als beschermd monument. De wet heeft niet alleen betrekking op gebouwen en objecten, maar ook op stads- en dorpsgezichten, op archeologische monumenten boven en onder water en op het uitvoeren van archeologisch onderzoek. Ook geeft de Monumentenwet voorschriften met betrekking tot het 'wijzigen, verstoren, afbreken of verplaatsen' van een beschermd monument. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.
3.3.6 Nationaal Milieubeleidsplan
In 2001 verscheen de kabinetsnota 'Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid', beter bekend als het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4). In dit beleidsplan licht het kabinet het te voeren milieubeleid toe. Voor het plangebied zijn vooral de thema's verstoring en verdroging van belang. Volgens het NMP4 moet het lukken binnen 30 jaar te zijn overgestapt naar een duurzaam functionerende samenleving. Dan zijn wel ingrijpende maatschappelijke (inter)nationale veranderingen en maatregelen nodig.
3.4 Provinciaal Beleid
3.4.1 Structuurvisie 2040
Op 16 februari 2010 is de provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie 2040 van de provincie Noord-Holland door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de structuurvisie vastgesteld.
In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met verschillende ontwikkelingen en keuzes omgaat en schetst ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien. De provincie speelt in op actuele dilemma's door mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook door bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de provincie Noord-Holland het landelijk gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen speelt ze in op de veranderingen in de bevolkingsontwikkeling op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied opwekken van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houdt ze de voeten droog. En door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, te werken en om te bezoeken. De structuurvisie en de bijbehorende provinciale verordening zijn het inhoudelijke beleidskader van de provincie waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat de provincies regels voorschrijft over bestemmingen en het gebruik van gronden met een provinciaal belang. Voor Velsen zijn met name het bestaand bebouwd gebied (de voormalige rode contouren), de Rijksbufferzone Amsterdam-Haarlem en de reservering voor nieuw haventerrein van belang.
Het plangebied ligt vrijwel geheel buiten de contour van het bestaand bebouwd gebied.
Op 18 januari 2011 heeft GS een wijziging van de structuurvisie voor de provinciale ecologische hoofdstructuur (EHS) vastgesteld. Deze 'partiële herziening van de structuurvisie voor EHS, ecologische verbindingszones en weidevogelleefgebied' wijst een deel van het plangebied aan als ecologische verbindingszone. De (indicatieve) verbindingszone loopt grotendeels net buiten het plangebied, ten noorden van de spoorlijn en loopt vervolgens door de noordoostelijke punt van het plangebied.
Afbeelding 5: de ecologische verbindingszone (donkergroene lijn).
N.B. de ligging van de EHS is inmiddels op rijksniveau gewijzigd, zie paragraaf 3.3.1Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).
3.4.2 Provinciaal Verkeers en Vervoerplan
In het Verkeers- en Vervoersplan wordt ingezet op een betrouwbare reistijd. In de provinciale aanpak staat centraal dat de bestaande vervoersnetwerken zo goed mogelijk worden benut, zowel afzonderlijk als in hun samenhang. De reiziger moet het gemakkelijk worden gemaakt om de voor hem beste combinatie van vervoersopties te gebruiken.
Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen dient duidelijk te worden gemaakt hoe de bereikbaarheid wordt vormgegeven. De bereikbaarheid moet gegarandeerd zijn alvorens tot ontwikkeling kan worden overgegaan.
3.4.3 Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2010-2015
Het Provinciaal Waterplan Noord Holland (2010-2015) is het strategisch plan van de provincie op het gebied van water. Het beschrijft de kaders voor waterbeheer in Noord-Holland. Binnen deze kaders nemen hoogheemraadschappen en gemeenten maatregelen om inwoners te beschermen tegen wateroverlast en de kwaliteit van het water te verbeteren. Het Waterplan heeft het motto 'Beschermen, benutten, beleven en beheren'.
De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op het waterbeheer en ruimtelijke ontwikkeling. Het plan is zelfbindend voor de provincie en bevat het beleid voor de periode 2010-2015. Voor de ruimtelijke aspecten heeft het plan de status van een structuurvisie, op basis van de Wet ruimtelijke ordening. In het Waterplan worden de provinciale waterbelangen en de ruimtelijke consequenties benoemd. In Noord-Holland zijn ruimtelijke opgaven uit het Waterplan integraal afgewogen bij de vaststelling van de Structuurvisie.
3.4.4 Provinciaal milieubeleidsplan Noord-Holland
In het Provinciaal Milieubeleidsplan staan de milieudoelen van de provincie. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn.
Het biedt gemeenten en waterschappen een kader voor hun beleid en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen.
Voor de provincie is het de basis voor de vergunningverlening en handhaving. Daarnaast gebruikt de provincie het milieubeleidsplan om te kijken welke rol het milieu moet spelen in andere beleidsplannen.
Met dit plan wil de provincie bijdragen aan:
- Het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid
- Duurzaam produceren en consumeren
- Vergroten van de kwaliteit van de leefomgeving
Hierbij wordt prioriteit gegeven aan:
- Bodemsanering en de uitvoering baggerprogramma's
- Regie op handhaving
- Duurzame energie
- Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)
Prioriteiten bij de uitvoering van het PMP
Kwaliteit van de leefomgeving vormt een centraal thema in het programma. Dit betekent dat hieraan prioriteit wordt gegeven en dat de doelstellingen voor de thema's lucht, geluid en externe veiligheid, die in belangrijke mate bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving, uit het Milieubeleidsplan worden gerealiseerd.
Aan de duurzaamheidthema's energie, duurzaam ondernemen en duurzame mobiliteit wordt aandacht gegeven bij de reguliere advisering bij ontwikkelingslocaties. De doelstellingen voor het thema natuur en landschapskwaliteit sluiten aan bij de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) en zijn tevens in lijn met landelijk beleid. De doelstellingen voor het thema bodem sluiten aan bij het landelijk beleid (Nationaal Milieubeleidsplan 4). Voor het thema afval zijn de activiteiten en de doelstellingen gericht op preventie en tevens gericht op de nuttige toepassing (hergebruik) van herbruikbaar afval. De provinciale doelstellingen en activiteiten omtrent het thema water worden in overleg met regionale waterbeheerders uitgewerkt in deelstroomgebiedvisies en deelstroomgebiedplannen.
Milieubeleidsplan 2009-2013
Het nieuwe Milieubeleidsplan moet eind 2013 leiden tot het bereiken van de Europese en nationale milieunormen. Het plan heeft twee overkoepelde doelen: het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, het stimuleren van duurzame ontwikkeling, zonder afwenteling van milieubelasting. De provincie stelt tweejarige uitvoeringsprogramma's op (2010-2011 en 2012-2013) waarin de uitvoering van het nieuwe Milieubeleidsplan meer in detail wordt vastgelegd.
3.5 Beleid Van Het Waterschap
3.5.1 Waterbeheerplan
Voor de planperiode van 2010-2015 is het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing. In dit plan geeft het Hoogheemraadschap van Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering.
De hoofddoelen uit het beheerplan zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is het cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijke toekomstige dijkverbetering. Wat betreft voldoende water gaat het er om het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil het Hoogheemraadschap van Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met de klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en hevigere buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.
3.5.2 Keur en beleidsregels
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het waterbeheer, inclusief de afvalwaterzuivering en de waterstaatkundige veiligheid in het plangebied. In de Keur 2009 van het Hoogheemraadschap van Rijnland staan regels omtrent het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem en ter bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken (zoals stuwen en gemalen). Zo is in de keur geregeld welke handelingen en activiteiten in en nabij watergangen, waterkeringen en waterbergingsgebieden niet zijn toegestaan zonder vergunning. De keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen.
3.6 Gemeentelijk Beleid
3.6.1 Structuurvisie Velsen 2015
De structuurvisie Velsen 2015, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2005, heeft als doel een actueel en samenhangend kader te scheppen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente tot aan 2015, met een doorkijk naar 2020. Het is een ruimtelijke vertaling en een verdere uitwerking van de toekomstvisie 2010. Het programma dient te leiden tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de leefkwaliteit. De nota spitst zich toe op de vraag waar de verdere verstedelijking van Velsen plaats kan vinden en hoe dit moet gebeuren.
Zowel bij de uitleggebieden als bij de herstructurering van bestaande gebieden geldt dat de wezenlijke kwaliteiten en de leefbaarheid niet aangetast mogen worden. Voor het plangebied De Biezen wordt een combinatie gezocht van recreatie, groen en cultuurhistorie. De bestaande tuincentra krijgen hierbij meer mogelijkheden om te moderniseren en te groeien. Eén en ander is nader uitgewerkt in de Landschappelijke en Ecologische Ontwikkelingsvisie De Biezen uit 2008.
Op 14 april 2011 heeft de gemeenteraad de visie 'Kennisrijk werken in Velsen' als de Visie op Velsen 2025 vastgesteld. In de Visie op Velsen zijn geen concrete elementen opgenomen met betrekking tot het plangebied. De visie zal nog nader worden uitgewerkt in een nieuwe structuurvisie.
3.6.2 Landschappelijke en Ecologische Ontwikkelingsvisie De Biezen
Naar aanleiding van de uitbreidingswensen van de tuincentra in de Biezen is in de structuurvisie bepaald dat deze kunnen uitbreiden tot maximaal 5000 m2. Om uitvoering te geven aan dit beleid is voor het plangebied De Biezen de Landschappelijke en Ecologische Ontwikkelingsvisie opgesteld (vastgesteld door de Raad op 13 november 2008). De visie geeft weer op welke wijze een blauw – groen raamwerk kan worden gerealiseerd dat het plangebied landschappelijk en ecologisch versterkt en de voorgenomen uitbreidingen van de tuincentra in het gebied integreert. Het blauwe raamwerk voorziet in natte landschapselementen zoals waterlopen en poelen. Het groene raamwerk voorziet in droge landschapselementen zoals houtwallen en heggen. Het droge en natte netwerk vormt in zijn geheel een brede ecologische verbinding tussen het duingebied en Recreatieschap Spaarnwoude. Bovengenoemde zaken zijn verder geconcretiseerd in het Landschapsbeleidsplan.
3.6.3 Woonvisie 2015
In de woonvisie beschrijft de gemeente welke resultaten men wil bereiken op het gebied van wonen in de periode tot 2015. Verschillende nota's die op rijks- en provinciaal niveau zijn verschenen hebben als input gediend. Geconstateerd wordt dat er meer behoefte is aan keuzevrijheid en kwaliteit. Niet alleen kwaliteit van de woning, maar ook aan kwaliteit van de woonomgeving. In de woonvisie wordt voorts geconstateerd dat er gelet op de bouwopgave van 2200 woningen voor de periode tot 2015, creatief en economisch met de ruimte moet worden omgesprongen. Dit betekent dat er op sommige plekken de hoogte ingegaan moet worden om op andere plekken de bouw van grondgebonden woningen mogelijk te maken.
Woningvoorraad
Het rijksbeleid spreekt zich uit voor een verhouding van 65% koop en 35% huur van de woningvoorraad. In tegenstelling tot het rijksbeleid streven wij voor Velsen naar een verhouding van 55% koop en 45% huur binnen de gestelde planperiode. Door de beperkte uitbreidingsmogelijkheden zal de transformatie van de woningvoorraad grotendeels binnen bestaand stedelijk gebied plaats moeten vinden. Dit bemoeilijkt het proces. Bij nieuwbouwplannen op aanvullende locaties streven wij naar een verhouding van 30% huur en 70% koop om de verhouding 55-45 voor Velsen te bereiken. Bij herstructureringsplannen zal dit afhankelijk van de planvorming variëren.
3.6.4 Landschapsbeleidsplan
In de Structuurvisie Velsen 2015 benoemt de gemeente de versterking van de ecologische en landschappelijke structuur als één van de hoofddoelstellingen. Deze is uitgewerkt in het Landschapsbeleidsplan (vastgesteld door de Raad op 28 januari 2010).
De doelstelling van het Landschapsbeleidsplan is te komen tot een vitaal landschap, met ontwikkelingsmogelijkheden binnen een duurzaam en robuust groen raamwerk. Daarbij wordt gestreefd naar het versterken van de (oorspronkelijke) identiteit van het Velsense landschap, een landschap waarin de ontstaansgeschiedenis van het gebied beleefbaar is.
Het versterken van de landschappelijke en ecologische samenhang tussen verschillende onderdelen, landschapelementen of waardevolle deelgebieden. Het verbinden van de verschillende landschapstypen en grotere groengebieden is cruciaal voor zowel het ecologisch functioneren als de beleving en 'leesbaarheid' van dit landschap. Het plangebied is een essentiële schakel tussen de grote natuurgebieden de duinen en het Recreatiegebied Spaarnwoude. Het is om deze reden een ecologische verbindingszone op provinciaal niveau (zie 3.4.1). De Structuurvisie 2015 en de Landschappelijke en Ecologische Ontwikkelingsvisie De Biezen (zie 3.6.2) zijn kaderstellend geweest voor het Landschapsbeleidsplan. Het plangebied is in het Landschapsbeleidsplan als deelgebied opgenomen onder de noemer 'groengebied tussen Driehuis en Santpoort-Noord'.
Gevolgen van het Landschapsbeleidsplan voor De Biezen
In het gehele groengebied tussen Driehuis en Santpoort-Noord wordt een 'groen-blauw' raamwerk gerealiseerd. Dit raamwerk vervult als geheel de functie als ecologische verbindingszone. Het raamwerk accentueert de blokverkaveling en refereert aan het tuinbouwverleden van dit gebied. Het raamwerk bestaat uit droge en natte componenten:
- een 'kruis' van houtwallen en hagen met eiken op de hoge terreindelen langs de Biezenweg, het Spekkenwegje en het Groenelaantje;
- een structuur van hagen met 'overstaanders' (eiken op onregelmatige afstanden) op perceelsgrenzen;
- houtwallen rond de tuincentra en overige bedrijven.
- een brede ecologische corridor (tot 22 meter breed) aan de noordzijde van het spoor, bestaande uit de spoorsloot die via een natuurvriendelijke oever (plas-dras zone) overgaat in een zone met struweel en bomen (dit valt echter buiten het plangebied);
- doorgaande elzensingels langs de bermsloot aan de zuidzijde van het spoor (de voormalige Smalgeesterbeek) en langs de Schipbroekerbeek;
- de aanleg van amfibiepoelen verspreid door het gebied.
In het gebied Groeneveen (ten westen van de Hagelingerweg) is het behoud van de huidige mate van openheid en van de zichtlijn naar de duinen van groot belang.
Onder de Santpoortse Dreef, de Hagelingerweg en de N208 worden mogelijk faunapassages aangelegd.
Afbeelding 6: Visie Landschapsbeleidsplan.
LegendaGele pijlen: zichtlijn; blauw: watergangen en amfibiepoelen; turkoois: natuurvriendelijke oever of plas-dras zone langs watergang (indicatief); rode pijl: faunapassage; donkergroen: houtwallen en beplantingssingels; lichtgroen: hagen.
3.6.5 Ruimte voor Groen
Het 'Groenbeleidsplan Velsen 2008: Ruimte voor Groen' is op 11 juni 2009 door de gemeenteraad vastgesteld en vervangt het groenstructuurplan uit 1985.
In Ruimte voor Groen wordt een deel van het plangebied gerekend tot de hoofdgroenstructuur van de Gemeente Velsen. Dit gebied speelt een belangrijke rol in het tot stand brengen van een ecologische structuur om de duinen weer te verbinden met de achterliggende droogmakerijen, waarvan recreatiegebied Spaarnwoude deel uitmaakt.
3.6.6 Nota Monumentenzorg Velsen
Op 3 februari 2005 heeft de gemeenteraad de beleidsnota Monumentenzorg Velsen vastgesteld. Deze is geactualiseerd in 2008. De beleidsnota geeft de visie van de gemeente op de monumentenzorg weer. Leidraad hierbij is een zorgvuldig beheer en weloverwogen behoud van het architectonisch en cultuurhistorisch erfgoed, in samenspel met rijk, provincie en particulieren. Het gaat nadrukkelijk om cultuurhistorisch en/of architectuurhistorisch waardevolle objecten, cultuurhistorisch groen en objecten en structuren van historisch-geografische betekenis en bebouwingsstructuren. In verband met het voeren van het integraal gemeentelijk beleid is het van belang dat er een goede afstemming plaatsvindt tussen diverse gemeentelijk disciplines. Cultuurhistorie wordt als vast onderdeel betrokken bij planontwikkelingen en –uitvoering.
3.6.7 Verkeersbeleid
In het LVVP 2004 (Lokaal Verkeers- en Vervoersplan ) zijn de beleidshoofdlijnen op het gebied van verkeer en vervoer voor de gemeente Velsen vastgelegd. Knelpunten en mogelijke oplossingen worden besproken. Doelstelling van het LVVP is het vergroten van de verkeersveiligheid, de leefbaarheid en de bereikbaarheid.
Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)
In het LVVP 2004 wordt nog ingezet op een Rondweg Driehuis, die zou gaan lopen tussen de Santpoortse Dreef (nabij de vijver) en het kruispunt Waterloolaan – Zeeweg - Min.van Houtenlaan. Deze zou grotendeels gebruik maken van het oude spoor. Volgens het besluit tracékeuze HOV Haarlem - IJmuiden, van 12 september 2008, is hier van afgezien en wordt ingezet op een busbaan op het genoemde tracé. Als streefdatum wordt (m.u.v. de onderdoorgang) 2015 aangehouden. Op het gedeelte van de toekomstige busbaan tussen de Santpoortse Dreef en het oude spoor is sprake van gronden die onderdeel zijn van dit bestemmingsplan en momenteel als agrarisch bestemd zijn. Onder de spoorbaan Haarlem - Beverwijk zal tevens een onderdoorgang aangelegd moeten worden, vanwege de zichtlijn Hagelingerweg - duinen en de functie van het groengebied als ecologische verbindingszone (PEHS). De exacte inpassing van de onderdoorgang is afhankelijk van de lengte van de onderdoorgang. Op dit moment is hierover nog onvoldoende informatie beschikbaar, waardoor nog niet alle benodigde ruimtelijke onderzoeken kunnen worden uitgevoerd. Conform afspraak met de provincie zal de gemeente voor het HOV tracé, voor het gedeelte dat niet al passend is binnen de vigerende bestemmingen, een afzonderlijke planologische procedure voeren. Om deze reden wordt voor het tracé geen voorziening opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan ‘De Biezen’.
Fietspadennet
Velsen streeft naar een samenhangend fietspadennet dat recreatieve attracties bereikbaar maakt en met elkaar verbindt. De Structuurvisie Velsen 2015 geeft aan dat de ontbrekende schakels in het netwerk moeten worden opgelost. Een van de belangrijke nieuwe verbindingen is een route door het gebied Groeneveen - De Biezen, over bestaande wegen. Deze aanpassing zal geen extra verharding of infrastructuur met zich meebrengen, maar betekent een toename van het fietsverkeer in het plangebied.
3.6.8 Milieubeleid
De gemeente Velsen heeft in samenwerking met de Milieudienst IJmond een Meerjaren Milieubeleidsplan (MBP) opgesteld. In het MBP is voor de periode 2008-2012 het gemeentelijke milieubeleid opgesteld en vertaald in concrete doelstellingen. Aandachtspunten in het MBP zijn:
- Het waarborgen van de leefbaarheid,
- optimaal gebruik van de regelgeving,
- de voorbeeldfunctie van de gemeente,
- het bevorderen van duurzame ontwikkeling
- en het realiseren van klimaatbeleidsdoelstellingen.
Waar mogelijk wordt meervoudig ruimtegebruik toegepast, waarbij ondergronds bouwen, gestapeld bouwen en het combineren van functies belangrijke elementen zijn. Bij het herinrichten van terreinen dan wel bij uitbreidingswensen wordt uitgegaan van het mengen van functies als wonen, detailhandel, horeca en niet hinderlijke bedrijvigheid. Binnen de gemeente is in navolging van de milieuvisie een beleidsplan duurzaam bouwen vastgesteld. In dit beleidsplan worden de ambities beschreven op het gebied van duurzaam bouwen in relatie tot bouwprojecten en de openbare ruimte. Het toepassen van meervoudig ruimtegebruik is één van de ambities.
3.6.9 Beleidsplan Windturbines
In het beleidsplan windturbines en de aanvulling daarop uit 2008 zijn voorwaarden gesteld voor het plaatsen van windturbines binnen de gemeente. Tevens zijn daarbij gebieden aangewezen waarbinnen plaatsing in beginsel mogelijk is. Deze gebieden liggen niet binnen het plangebied, derhalve heeft dit geen consequenties voor het bestemmingsplan.
3.6.10 Maatschappelijk beleid, sport en recreatie
Binnen het beleidsveld maatschappelijke ontwikkeling is geen specifiek beleid van toepassing dat ruimtelijke consequenties heeft of zal hebben op het plangebied.
3.6.11 Prostitutie
Per 1 oktober 2000 is het algemene bordeelverbod (artikel 250bis Wetboek van Strafrecht) opgeheven. Dit betekent dat het exploiteren van prostitutie (in bordelen of anderszins) vanaf deze datum een legale beroepsuitoefening is. Door de gemeenteraad van Velsen is in september 2000 de nota Integraal prostitutiebeleid vastgesteld. In de nota wordt aangegeven dat er een vergunningplicht is voor seksinrichtingen en dat raam- en straatprostitutie niet is toegestaan. Ruimtelijk gezien is er door de raad aangegeven dat alleen in het havengebied van Velsen maximaal 2 seksinrichtingen gevestigd mogen zijn. In de rest van de gemeente is geen seksinrichting toegestaan.
3.6.12 Horeca, Bed & Breakfast
Horeca
Van een zelfstandige vorm van horeca is in het gebied geen sprake. Wel bestaat behoefte aan ondersteunende horeca bij de tuincentra. Binnen de uitbreidingsplannen van de tuincentra kan ruimte worden gereserveerd voor een ondersteunende vorm van horeca. Zolang de horecafunctie binnen de tuincentra van ondersteunende aard (ten behoeve van de klanten van het tuincentrum) blijft en er geen verschuiving in de bedrijfsactiviteiten in de richting van zelfstandige horeca optreedt, is dit toegestaan. Dit is in overeenstemming met het in 2009 vastgestelde Horeca(locatie)beleid 2008-2015, waarin in zijn algemeenheid meer ruimte wordt gegeven voor ondersteunende horeca binnen detailhandel. Te allen tijde zal de hoofdactiviteit wel het verkopen van tuincentrumgerelateerde goederen moeten blijven.
Bed & Breakfast
Op 25 november 2010 is de beleidsnotitie ‘Bed & Breakfast gemeente Velsen 2010’ vastgesteld. Als gevolg van dit beleid zal toegestaan worden dat in een woning en in een agrarische bedrijfswoning incidenteel, bedrijfsmatig logies (Bed & Breakfast) verleend wordt, waarbij de woning door de hoofdgebruiker wordt bewoond. Maximaal 40% van het totale woonoppervlak van de woning mag voor deze functie worden gebruikt, met een maximum van 50 m2 binnen de bebouwde kom of 100 m2 buiten de bebouwde kom. Het maximum aantal gasten dat gebruik mag maken van de voorziening is binnen de bebouwde kom gesteld op vier, buiten de bebouwde kom is het maximum aantal gasten acht. Een omgevingsvergunning is benodigd om een Bed & Breakfast te mogen starten, in de regels zijn hiervoor randvoorwaarden opgenomen.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt eerst een omschrijving gegeven van de huidige situatie binnen het plangebied en vervolgens puntsgewijs de ontwikkelingen die daarbinnen spelen.
4.1 Huidige Situatie
Het plangebied bestaat voor een groot deel uit gronden met een agrarische bestemming. Het grondgebruik is niet overal in overeenstemming met de bestemming. Verspreid over het gebied zijn diverse groenstroken en enkele waterpartijen ingericht.
De bebouwing op de als agrarisch bestemde gronden bestaat voornamelijk uit bedrijfsgebouwen. Aan de Kweekerslaan is een installatiebedrijf gevestigd. Overige economische activiteiten, in de vorm van detailhandel, vinden plaats bij de drie tuincentra aan de Biezenweg. De tuincentra hebben een agrarische oorsprong (bomen- en bollenkweek). Tegenwoordig is er sprake van een gecombineerde functie (tuincentrum / kwekerij, tuincentrum / hoveniersbedrijf, tuincentrum / groothandel). In het plangebied komen op diverse plaatsen woningen voor. Zowel aan de Hagelingerweg als aan de Kweekerslaan is sprake van geschakelde woningen en enkele vrijstaande- of twee onder één kap woningen. Aan de Kweekerslaan staan ook enkele garageboxen, bergingen en niet meer in gebruik zijnde paardenstallen. Daarnaast is aan de Kweekerslaan een bedrijfslocatie bestemd, die feitelijk (legaal) in gebruik is als woning met kantoor. Verder zijn aan het Spekkenwegje, het Groenelaantje en de Rijksweg vrijstaande woningen gesitueerd. Op de agrarische gronden zijn hier en daar bedrijfswoningen aanwezig. Aan de Kweekerslaan bevindt zich de algemene begraafplaats 'De Biezen'. Op dit perceel staat ook een bedrijfswoning.
In het gebied ten oosten van de Hagelingerweg liggen vijf volkstuincomplexen, twee kleine en drie grote. De volkstuinen zijn overal als zodanig in gebruik en grotendeels onbebouwd. Wel worden hier minimale bebouwingsmogelijkheden geboden voor een plantenkas en een schuurtje of tuinhuisje. Op de twee kleine complexen is geen bebouwing aanwezig. In het gebied liggen tevens vier percelen die bestemd zijn voor een manege, waarvan drie echter niet als zodanig in gebruik zijn. Deze percelen liggen verspreid over het gebied.
Ten westen van de Hagelingerweg ligt een sportcomplex, Sportpark Groeneveen. Op het complex zijn tennisvereniging 'LTC Brederode', handboogschutterij 'V.Z.O.S.' en atletiekvereniging 'Suomi' gevestigd. Aan de rand van het sportpark is muziekvereniging 'Soli' gevestigd.
Ten zuiden van het sportcomplex bevindt zich een grasveld dat is aangewezen als manifestatieterrein (voor een circus, Santpoortse feestweek e.d.).
Aan het Groenelaantje bevindt zich een gasontvangststation van de Nederlandse Gasunie, met bestemming 'Nutsvoorzieningen'. Aan de Hagelingerweg bevindt zich een gasdruk regelstation van Nuon Infra West met dezelfde bestemming.
Het terrein ten oosten van de Hagelingerweg, dat al jaren door de gemeente in gebruik is als opslagterrein voor openbare werken, heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming Verkeer - verblijfsgebied.
In het gebied wordt op verschillende plaatsen hobbymatig paarden gehouden.
Huidige bestemmingen
De gronden hebben in de vigerende plannen de volgende bestemmingen:
- Actieve recreatie (sport en sociaal-culturele doeleinden)
- Agrarische doeleinden -A- (agrarische bedrijven / tuinbouw / kwekerijen / hoveniersbedrijven)
- Agrarische doeleinden -G- (graslanden)
- Autoboxen
- Bedrijfsdoeleinden
- Groenvoorzieningen
- Maatschappelijke doeleinden – begraafplaats
- Nutsvoorzieningen (met erf)
- Recreatieve doeleinden (volkstuinen / duivensport / ruitersport)
- Spoorwegdoeleinden
- Tuincentrum
- Verkeersdoeleinden (wegverkeer)
- Verkeersdoeleinden verblijfsgebied auto's toegestaan
- Water
- Woningen in niet gestapelde vorm
Het nieuwe bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Dit betekent dat er naar gestreefd wordt om de huidige bestemmingen in het nieuwe bestemmingsplan op te nemen. Tevens wordt een aantal nieuwe ontwikkelingen in het plan opgenomen.
Afbeelding 7: Globale weergave van het huidige gebruik van het plangebied.
4.2 Biezenweg 70 (Tuincentrum Groenrijk Van Duijn)
Sluiting Groenrijk Van Duijn
Begin 2010 is door de eigenaren van tuincentrum Groenrijk Van Duijn bekendgemaakt, dat het tuincentrum op de huidige locatie, medio 2011 haar deuren zal sluiten. Het tuincentrum verhuist dan naar Rijksweg 289, de locatie van Tuincentrum Velserbroek (deze valt buiten het plangebied).
Het college heeft besloten om medewerking te verlenen aan de uitbreiding van het tuincentrum aan de Rijksweg 289, wat in de plaats moet komen van de uitbreiding op de huidige locatie. Het vrijgekomen perceel zal dus op termijn wellicht een andere functie gaan krijgen. Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan 'De Biezen' is dit echter nog onvoldoende concreet om hiervoor een nieuwe planologische regeling te kunnen treffen. Om deze reden zal het perceel zijn huidige bestemming behouden. In afwijking van de op 13-11-2008 vastgestelde landschappelijke en ecologische ontwikkelingsvisie 'De Biezen, Velsen', zal in ieder geval geen mogelijkheid worden opgenomen om het tuincentrum uit te breiden tot een maximum oppervlak van 5.000 m2.
Middels een aparte planologische procedure kan het perceel opnieuw worden ingericht. In het kader van de provinciale regeling 'ruimte voor ruimte' kan gedacht worden aan invulling met andere functies, om een landschappelijke winst op de locatie te behalen door sloop en herinrichting. Conform het Landschapsbeleidsplan dient het noordelijke deel van het terrein, grenzend aan de Smalgeesterbeek, een ecologische functie te krijgen. De ruimtelijke gevolgen van deze herinrichting moeten een landschappelijke verbetering opleveren. Uitgangspunt dient een zeer ijle bebouwing te zijn, passend bij de cultuurhistorische draagstructuur en het groene karakter van het gebied.
4.3 Hagelingerweg 210 (Tuincentrum Gozeling)
Tuincentrum Gozeling heeft, voor 1 juli 2008, een bouwaanvraag ingediend voor uitbreiding. Deze aanvraag is destijds aangehouden omdat pas na vaststelling van de Landschappelijke en Ecologische Ontwikkelingsvisie definitieve tekeningen ingediend konden worden. Deze uitbreiding kon nog worden gerealiseerd met de art. 19 procedure van de voormalige Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De aanvraag was in strijd met het planologisch kader omdat de tuinbouwkas gedeeltelijk buiten het bouwvlak werd gesitueerd, daar waar geen bebouwing was toegestaan. De gemeenteraad heeft in haar vergadering van 22 april 2010 besloten een artikel 19.1 procedure te voeren. Deze ontwikkeling is derhalve positief bestemd in het bestemmingsplan. Afbeelding 8 geeft het bouwvlak aan conform de bouwaanvraag. De reeds door de gemeenteraad vastgestelde Landschappelijke en ecologische ontwikkelingsvisie De Biezen functioneerde als onderlegger voor de ontwikkeling en de beoordeling van de onderhavige aanvraag om bouwvergunning. Uit toetsing van de aanvraag is gebleken dat deze voldoet aan de ontwikkelvisie omdat het bebouwd oppervlak minder bedraagt dan 5000 m², namelijk circa 2300 m². Ook werd voldaan aan de gestelde eisen met betrekking tot de hagen en houtwallen. In het plan vond op kleine schaal grondruil plaats (enkele meters) met de naastgelegen percelen. Hiertoe zijn enkele bestemmingen gewijzigd overeenkomstig het nieuwe gebruik. Er is een goothoogte van maximaal 6 meter mogelijk gemaakt en een nokhoogte van 9 meter.
Afbeelding 8: perceel tuincentrum Gozeling. Het globale bouwvlak is in oranje weergeven, verkeer en parkeerplaatsen in grijs. De houtwal is groen en overige functies (buitenverkoop) zijn gestreept weergeven.
4.4 Hagelingerweg 214 (Tuincentrum Haan)
Aanvraag voor uitbreiding
Tuincentrum Haan heeft een bouwaanvraag voor uitbreiding ingediend. Deze aanvraag dateert van voor 1 juli 2008 en valt daarmee onder de WRO, waardoor er een artikel 19.1 procedure gevolgd wordt. In het nieuwe bestemmingsplan is de huidige bebouwing opgenomen met een wijzigingsbevoegdheid om de uitbreiding mogelijk te maken.
Uitbreidingsmogelijkheden
De uitbreidingsmogelijkheden van de verschillende tuincentra zijn vastgelegd in de Landschappelijke en Ecologische Ontwikkelingsvisie (max. 5000 m2). Zie ook 3.6.2. Er wordt een goothoogte van maximaal 6 meter mogelijk gemaakt en een nokhoogte van 9 meter. Op het terrein dient voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd te worden. Om eventuele uitbreiding mogelijk te maken is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Zie afbeelding 9 voor de gewenste situering van de bouwvlakken op het perceel.
Afbeelding 9: Perceel van Haan met de situering van de bouwvlakken.
4.5 Kweekerslaan
Aanvraag voor woningbouw
Voor de Kweekerslaan is in 2008 een verzoek ingediend tot het voeren van een art. 19.1 WRO procedure teneinde sloop van de huidige garageboxen en vervanging door kleinschalige woningbouw (vier woningen) mogelijk te maken. Momenteel wordt een aangepaste versie van het bouwplan getoetst. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de nieuwe situatie na afloop van de procedure planologisch vastgelegd kan worden.
Kweekerslaan 23
Medio 2006 is middels gebruikmaking van de art. 19 WRO procedure vergunning verleend voor het oprichten van een tuinbouwkas op perceel Kweekerslaan 23 (BP-189-2006). Het bouwvlak is aangepast conform de verleende vergunning.
4.6 Rijksweg 236 (Paardencentrum De Biezen)
In 2008 is een schetsplan ingediend voor het gedeeltelijk vernieuwen en uitbreiden van de bestaande manege. De naast de manege gelegen volkstuintjes zijn aangekocht en deze grond is inmiddels in gebruik genomen ten behoeve van de manege. Het nieuwe bestemmingsplan maakt de ontwikkeling rechtstreeks mogelijk.
Alle benodigde onderzoeken zijn door de initiatiefnemer aangeleverd en verwerkt in de ruimtelijke onderbouwing (zie bijlagen bij de toelichting). Er is voldaan aan de (ruimtelijke) voorwaarden.
In de nieuwe situatie zal het bedrijf met de volgende onderdelen worden uitgebreid:
- de bouw van zestien stallen;
- verplaatsen en vergroten van de kantine met ongeveer 12 m2;
- aanleggen van een buitenbak van 20 bij 40 meter;
- aanleggen van een longeerkraal met een doorsnede van circa 10 meter;
- bouwen van twee stro-opslagen (kapbergen bestaande uit 4 hoekpalen met een kapconstructie);
- bouw van een bedrijfswoning met een bouwvlak van 8 bij 12 meter.
Het plan voorziet in uitbreiding van de oppervlakte aan gebouwen met een totale oppervlakte van circa 370 m2. Een deel van het perceel heeft momenteel de bestemming Recreatie – Volkstuinen.
In het kader van de nog benodigde omgevingsvergunning dient nader onderzoek gedaan te worden naar de invloed van de lichtmasten op de Rijksweg. In verband hiermee kunnen aan de lichtmasten, of het gebruik daarvan, aanvullende eisen worden gesteld. Voor de uitbreiding van de manege dient tevens een nieuwe vergunning in het kader van de Wet Milieubeheer te worden aangevraagd. Voor de mestbak en graansilo kunnen aanvullende eisen worden gesteld met betrekking tot de geurcontouren.
Afbeelding 10: ontwikkellocatie Paardencentrum De Biezen. De oranje vlakken geven de bestaande bebouwing weer. De dikke lijnen rondom de kantine, stallen en bedrijfswoning geven de nieuwe bouwvlakken aan. Gestreept de overige bouwwerken (paardenbak, silo, stro-opslag e.d.)
4.7 Groenelaantje 11 (Hobbymatige Paardenhouderij)
Het perceel aan het Groenelaantje 11 heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Feitelijk is op perceel sinds de jaren '90 een hobbymatige paardenhouderij aanwezig. Deze paardenhouderij houdt kleinschalig vijf paarden. Het betreft een hobbymatige paardenhouderij, niet productiegericht. Op de verbeelding wordt de aanduiding 'paardenhouderij' opgenomen, waarmee wordt aangegeven op welk gedeelte van het perceel voorzieningen voor de hobbymatige paardenhouderij zijn toegestaan.
4.8 Methodiek En Aanpassingen
4.8.1 Methodiek
Als gevolg van een nieuwe bestemmingsplanmethodiek worden sommige functies in het nieuwe plan onder andere bestemmingen ondergebracht. Het sportpark ondergaat bijvoorbeeld een wijziging van de bestemming recreatie naar sport. Feitelijk verandert echter zo min mogelijk, waardoor toegestaan gebruik en bouwmogelijkheden gelijk blijven ten opzichte van de vigerende regeling.
Meer bescherming voor groen en landschapselementen
Om invulling te geven aan de elementen uit het Landschapsbeleidsplan (het groene raamwerk) is waar mogelijk gebruik gemaakt van de bestemming 'Groen - 2', waarmee de realisatie van houtwallen mogelijk gemaakt is en geen verharding of bouwwerken mogelijk zijn. Hierin verschilt deze bestemming van het reguliere groen, dat is bestemd als 'Groen -1'. Een aantal bestaande, voor het gebied typerende, groene hagen en bomenrijen langs wegen (Kweekerslaantje, Spekkenwegje, Santpoortse Dreef) vallen nu binnen de bestemming 'agrarisch met waarden'. Deze landschapselementen mogen zonder omgevingsvergunning niet worden gerooid of gekapt.
Veel van de genoemde componenten uit het landschapsbeleidsplan kunnen al binnen de bestaande bestemmingen worden gerealiseerd (bijvoorbeeld binnen de agrarische bestemmingen en op de volkstuincomplexen).
Agrarisch met waarden
De bestemming 'grasland' bestaat niet meer in de nieuwe systematiek. Hierom is de nieuwe bestemming 'Agrarisch met waarden' in het leven geroepen. Percelen (of delen daarvan) die feitelijk in gebruik zijn als grasland hebben deze nieuwe bestemming gekregen. Het bestaande landschap wordt hierdoor beter beschermd.
Verschillende agrarische regimes
De vigerende plannen kennen agrarische bestemmingen die onderling verschillen. Ten westen van de Hagelingerweg bestaan andere mogelijkheden voor grondgebruik (bollenkweek als hoofdactiviteit mogelijk) dan ten oosten ervan (enkel ondergeschikte bollenkweek toegestaan). Vanwege dit feit zijn twee agrarische bestemmingen ontstaan, 'Agrarisch - 1' en 'Agrarisch - 2'.
4.8.2 Aanpassingen
Kerkpad
Tijdens de raadsbehandeling van het startdocument kwam de wens naar voren om het (historisch van belang zijnde) Kerkpad te verbreden ten behoeve van wandelaars en fietsers. De verkeersbestemming is op de kaart iets verbreed om een eventuele verbreding van het pad in de toekomst eenvoudiger mogelijk te maken.
Hagelingerweg
Voor Hagelingerweg 295 is een bouwaanvraag ingediend voor uitbreiding van de woning aan de achterzijde, op verdiepingsniveau. Om dit mogelijk te maken wordt het bouwvlak aan de achterzijde van de woning 1 meter vergroot (de lengte gaat van 9 meter naar 10 meter). Het bouwvlak van de soortgelijke nabije woningen, voor zover die een evengroot bouwvlak hebben, zal hieraan gelijkgetrokken worden. Het gaat hierbij enkel om de ernaast en tegenovergelegen vrijstaande woningen, die eveneens deel uitmaken van de typerende lintbebouwing. Stedenbouwkundig (qua aanzicht vanaf de weg) heeft een en ander geen consequenties. De tegenovergelegen twee-onder-een-kap woningen hebben reeds een andere mogelijkheid voor uitbreiding, middels een dakopbouw.
Het grasland langs de Hagelingerweg tegenover de tuincentra Haan en Gozeling krijgt de bestemming 'groen 1', aangezien deze bestemming beter aansluit bij het huidige gebruik. Dit perceel had een agrarische bestemming.
Hoveniersbedrijven
Van oudsher is in het oostelijke deel van het plangebied binnen de agrarische bestemming 'Agrarisch - A' uitoefening van het hoveniersbedrijf toegestaan. Een aantal hoveniersbedrijven heeft zich gevestigd binnen het gebied. Er is een afweging gemaakt of het al dan niet wenselijk is om naast de agrarische bestemming tevens een bedrijfsbestemming op de gronden te leggen. Vanwege de ruimtelijke uitstraling van dergelijke bedrijvigheid (verrommeling, opslag van materialen, verkeersaantrekkende werking) en de huidige inzichten om het gebied open te houden en een landschappelijke verbetering te realiseren, is er voor gekozen om dit niet te doen. Op de percelen waar op dit moment hoveniersbedrijven aanwezig zijn zullen deze activiteiten mogen worden voortgezet, daarvoor wordt de aanduiding 'hoveniersbedrijf' opgenomen op de verbeelding. Vestiging van nieuwe hoveniersbedrijven op andere plaatsen binnen het gebied zal echter niet langer meer mogelijk zijn doordat deze bestemming niet zal worden opgenomen.
Hoveniersbedrijven hebben de behoefte aan ruimte voor opslag van materialen (grond, grind, tegels e.d.). Als gevolg van deze opslag wordt het open landschap aangetast. Om de grootschalige opslag van materialen op het terrein bij de hoveniersbedrijven aan banden te kunnen leggen, is er voor gekozen om dit in het bestemmingsplan te regelen door vlakken op te nemen. Deze vlakken krijgen de aanduiding 'opslag'. Opslag van materialen is uitsluitend binnen deze vlakken toegestaan, tot de aangegeven maximale hoogte.
Kweekerslaan 8
Aan de Kweekerslaan 8 zijn de bestemmingen 'garageboxen' en 'recreatieve doeleinden: ruitersport' aanwezig. Het perceel met de bestemming 'garageboxen' zal overeenkomstig het huidige gebruik en de nieuwe bestemmingsplansystematiek de bestemming 'verkeer' krijgen. Het perceel met de bestemming 'recreatieve doeleinden: ruitersport' zal herbestemd worden. In het verleden is hier een manege geweest, waar de nog aanwezige oude paardenstallen het bewijs van zijn. Het feitelijke gebruik komt al lange tijd niet meer overeen met de bestemming van de grond. Omdat de afstand tot de ernaastgelegen woningen te klein is, is realisatie van de bestemming ruitersport niet langer meer mogelijk als gevolg van de huidige strengere milieuwetgeving. Om deze reden vervalt de bestemming 'recreatie - ruitersport' en krijgt het perceel de bestemming 'agrarisch 1', gelijk aan het ernaastgelegen perceel (Kweekerslaan 12).
Kweekerslaan 17
Het perceel heeft de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' maar zal, overeenkomstig het feitelijke legale gebruik, als woning worden bestemd.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
In dit hoofdstuk worden de relevante milieuaspecten aan de orde gesteld. Hierbij komen de volgende punten aan de orde: wegverkeerslawaai, geluidszones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie, flora en fauna en veiligheid.
5.1 Bedrijven En Milieuhinder
Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium “een goede ruimtelijke ordening”. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. In de publicatie zijn adviesafstanden die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.
De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden. Voor de realisatie van nieuwe ontwikkelingen zal getoetst worden aan de richtafstand uit de publicatie Bedrijven en Milieuzonering.
5.2 Externe Veiligheid
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRnvgs). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN- curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1 % letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Nagegaan moet worden of op het gebied van externe veiligheid belemmeringen worden ondervonden. Hierbij dient te worden getoetst aan bronnen die een extern veiligheidsrisico in kunnen houden. Het gaat daarbij om de volgende risicobronnen:
- bedrijven, waar handelingen met gevaarlijke stoffen worden uitgevoerd;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over het water;
- transport van gevaarlijke stoffen door een buisleiding.
Opslag en/of handelingen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven Binnen het plangebied ligt een gasontvangststation en een meet- en regelstation. Het meet- en regelstation gelegen aan het Groenelaantje heeft een veiligheidsafstand van 25 meter. Het gasontvangststation gelegen aan de Hagelingerweg heeft een veiligheidsafstand van 15 meter. Beide contouren worden gemeten van af de inrichtingsgrens. Binnen deze contouren zijn geen kwetsbare objecten toegestaan. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt dat deze zich niet binnen 4 meter van de inrichtingsgrens mogen bevinden.
Voor het meet- en regelstation gelegen aan het Groenelaantje geldt dat er binnen de 25 meter contour geen kwetsbare aanwezig zijn. Wel is er binnen de 25 meter contour een beperkt kwetsbaar object aanwezig. Binnen de 4 meter contour zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig.
Voor het gasontvangstation aan de Hagelingerweg geldt dat er binnen de veiligheidscontouren geen beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten aanwezig zijn.
![]() Afbeelding 11: Gasontvangststation 'Groenelaantje' | ![]() |
Transport van gevaarlijke stoffen over wegen Het noordelijk deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de A22. De rijksweg A22 is een route voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze weg is opgenomen in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In bijlage 5 van de circulaire is opgenomen dat er maximaal 1500 vervoerbewegingen gevaarlijke stoffen per jaar plaatsvinden. Op basis hiervan kan worden gesteld dat de A22 geen PR heeft.
Een deel van het plangebied valt binnen het invloedsgebied van de A22. Op basis van de vuistregels geldt hierbij, dat indien de bevolkingsdichtheid lager is dan 60 personen per hectare, de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Aangezien er nauwelijks tot geen bebouwing langs de A22 in het plangebied voorkomt, kan worden aangenomen dat de bevolkingsdichtheid lager is.
De oostelijke grens wordt gevormd door de A208. De rijksweg A208 is een route voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze weg is niet opgenomen in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het aantal vervoersbewegingen lager is dan 1500 per jaar, en worden gesteld dat de A208 geen PR heeft.
Groepsrisico: Op basis van de vuistregels geldt bij een dergelijke vervoersintensiteit dat indien de bevolkingsdichtheid lager is dan 60 personen per hectare, de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Aangezien er nauwelijks tot geen bebouwing langs de A208 ter hoogte van het plangebied voorkomt, kan worden aangenomen dat de bevolkingsdichtheid lager is.
Transport van gevaarlijke stoffen via het spoor Het spoor Haarlem – Beverwijk vormt de westelijke grens van het plangebied. Over dit spoor vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatst. Er is geen sprake van een plaatsgebonden risico, noch van een invloedsgebied.
Transport van gevaarlijke stoffen door een buisleiding Het plangebied is gelegen binnen de effectafstand van verschillende buisleidingen (aardgas). Er is geen plaatsgebonden risico. In verband met bereikbaarheid van de buisleiding is binnen een zone van 5 meter aan weerszijden van de buisleidingen vastgesteld waarbinnen geen bebouwing mag plaatsvinden.
Uit de risicokaart blijkt dat binnen het plangebied invloedsgebieden (100% letaliteit) van aardgasleidingen zijn gelegen. Om het groepsrisico te bepalen is zijn Carola-berekeningen uitgevoerd. Uit deze berekening blijkt dat het groepsrisico in de huidige situatie kleiner is dan 0,1 * oriëntatiewaarde. Ontwikkelingen binnen het invloedsgebied zijn hierdoor mogelijk.
Afbeelding 13: Leidingen en 1%-letaliteitinvloedsgebieden ingedeeld in GR-niveau.
In afbeelding 13 zijn de resultaten van de berekeningen buisleidingen opgenomen, groene leidingen en invloedsgebieden hebben een groepsrisico van kleiner dan 0,1*oriëntatiewaarde.
Overige risicobronnen Het plangebied ligt niet in de omgeving van een vaarweg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Conclusie
In het plangebied zijn een gasontvangststation en een gas meet- en regelstation gelegen. Binnen de veiligheidsafstanden mogen geen kwetsbare objecten voorkomen. Wel is het toegestaan op een afstand van 4 meter of meer beperkt kwetsbare objecten toe te staan. Het plangebied is gelegen in het invloedsgebied van aardgasleidingen. Voor deze bron geldt dat het groepsrisico (ver) onder de oriëntatiewaarde ligt. Binnen dit gebied zijn ontwikkelingen mogelijk, mits goed verantwoord, zie hiervoor artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Voor het bestemmingsplan vormt externe veiligheid geen beperking.
5.3 Luchtkwaliteit
In 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Volgens deze wet is sprake van een plan dat niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Het plan hoeft daarom niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen.
In het plan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Op dit moment wordt in het gehele plangebied, inclusief wijzigingsbevoegdheden, ruimschoots aan de luchtkwaliteitsnormen voldaan. Bij het uitoefenen van deze wijzigingsbevoegdheden dient nader onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit. Er worden geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen verwacht. De conclusie is dat de Wet luchtkwaliteit geen knelpunt vormt voor de vaststelling van het plan.
5.4 Geluid
In het kader van de Wet geluidhinder liggen er zones rond wegen en spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een zone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.
Woningen, scholen en gezondheidsgebouwen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidgevoelige bestemmingen. Als de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van een geluidbron overschrijdt, kan een hogere waarde procedure worden gevoerd. Een hogere waarde kan, onder voorwaarden, worden vastgesteld tot de maximale ontheffingswaarde voor de betreffende geluidbron.
Binnen het bestemmingsplan worden enkele ontwikkelingen voorzien. Waar een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om woningbouw mogelijk te maken, zal indien nodig een hogere waarden procedure gevoerd worden. Deze procedure wordt gelijktijdig met de procedure voor het ontwerpbestemmingsplan gevoerd.
Hierna wordt voor het plan de situatie beschreven voor wegverkeers-, railverkeers-, industrie- en luchtvaartlawaai.
Wegverkeerslawaai
Binnen het plangebied liggen zones van enkele wegen, de Hagelingerweg, de Santpoortse Dreef en de provinciale weg N208. Enkele wijzigingsgebieden liggen tegen de Santpoortse Dreef en de N208 aan.
De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB. Bij een geluidsbelasting van 49 tot en met 63 dB op de gevel, is het in een binnenstedelijke situatie mogelijk met een hogere waarde-procedure een ontheffing aan te vragen. In een buitenstedelijke situatie kan van 49 tot en met 53 dB ontheffing worden aangevraagd. Het hele plangebied wordt door de Wet geluidhinder beschouwd als buitenstedelijk gebied.
Railverkeerslawaai
Binnen het plangebied ligt de zone van de spoorlijn Haarlem-Beverwijk. De spoorlijn loopt langs de hele westkant van het plangebied, net buiten de plangrens. De zone strekt zich 300 meter het plangebied in.
De voorkeursgrenswaarde voor railverkeer is 55 dB. De maximale waarde waarvoor met een hogere waarde procedure ontheffing kan worden verleend is 68 dB.
Industrielawaai
De meest noordelijke punt van het plangebied ligt binnen de zone van de in het kader van de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterreinen De Pijp, Kagerweg en Noorwijkermeerpolder. Dit deel van het plangebied heeft een verkeersbestemming en er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt niet binnen het beperkingengebied van het Luchthaven indelingsbesluit voor de luchthaven Schiphol. Het plangebied ligt ook buiten de 20 KE contour vanwege Schiphol uit de Nota Ruimte. Binnen de 20 KE contour zijn geen nieuwe uitleglocaties voor woningbouw mogelijk.
5.5 Bodem
In het plangebied zijn verschillende ontwikkellocaties opgenomen. Het is wettelijk verboden om te bouwen op verontreinigde grond. Om deze reden moeten bij de bouw altijd gegevens over de kwaliteit van de bodem bekend zijn. De wet bodembescherming stelt dat de kwaliteit van de bodem geschikt moet zijn voor het beoogde gebruik van de locatie of het gebied. De mate waarin de bodem verontreinigd mag zijn, is hiervan afhankelijk. Als uit de resultaten van een verkennend bodemonderzoek blijkt dat er geen belemmering bestaat voor het beoogde gebruik, kan een geschiktheidverklaring worden afgegeven. Als uit de resultaten blijkt dat er mogelijk wel een belemmering is, wordt nader bodemonderzoek geadviseerd. In een nader bodemonderzoek wordt de ernst van de verontreiniging beoordeeld en de saneringsurgentie bepaald. Er is een bodemkwaliteitskaart vastgesteld, deze is wettelijk alleen te gebruiken bij grondverzet. Voor de in het gebied voorkomende ontwikkellocaties zullen separaat bodemonderzoeken dienen te worden uitgevoerd.
5.6 Ecologie
Gebiedsbescherming
Door de Europese Unie richtlijnen opgesteld voor de bescherming van de natuur, de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hierin worden regels gesteld voor de bescherming van zowel natuurgebieden als voor bedreigde planten- en diersoorten. Eén van de doelstellingen is het creëren van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000 genaamd. Deze Europese wetgeving is door Nederland overgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. Op grond van deze wet worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Naast de Natuurbeschermingswet 1998 vindt gebiedsbescherming ook plaats via de Ecologische hoofdstructuur (EHS). De basis van de EHS is de al bestaande natuur, zoals duinen, heiden, bossen, meren en landgoederen. Ruimtelijke plannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen.
De provincie is het bevoegde gezag voor EHS en natuurbeschermingswet aspecten. Voor bestemmingsplannen, bouwplannen of andere activiteiten, kan het noodzakelijk zijn dat een vergunning volgens artikel 19d Natuurbeschermingswet aangevraagd moet worden bij de provincie. Voor een gebied dat ligt binnen de EHS moeten de effecten van een ontwikkeling op de 'wezenlijke kenmerken & waarden' van de EHS getoetst worden. In het plangebied is de ecologische verbindingszone tussen het duingebied en Spaarnwoude gesitueerd (zie paragraaf 3.4.1).
Het afwegingskader van de Natuurbeschermingswet 1998 staat bekend als de Habitattoets. Deze bestaat uit een Voortoets en eventueel een zogenoemde "passende beoordeling" als uit een Voortoets blijkt dat er mogelijk significante gevolgen zijn. De belangrijkste aspecten bij de beoordeling van mogelijke invloed op natuurgebieden aan de orde komen zijn oppervlakteverlies, verontreiniging, verdroging, geluid, licht, verstoring door mensen, mechanische effecten en versnippering.
Soortbescherming
Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, licht beschermde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Voor (zwaar) beschermde soorten dient een ontheffing volgens art. 75 van de flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van EL&I. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (groot maatschappelijk belang, in sommige
- gevallen ook ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
In het plan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In verband met de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan zal (al) in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan, een oriënterend ecologisch onderzoek worden verricht naar de aanwezigheid van beschermde soorten in de gebieden met een wijzigingsbevoegdheden.
5.7 Duurzaamheid
5.7.1 Duurzaam bouwen
Bij duurzaam bouwen worden bouwwerken op een wijze gerealiseerd waarbij het milieu zo min mogelijk wordt belast. In elke fase van het bouwproces dient rekening te worden gehouden met duurzaam bouwen.
Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen
Gemeente Velsen en de Milieudienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in "Kwaliteit en duurzaam bouwen" en in het milieubeleidsplan 2008-2012.
Landelijk beleid
Op landelijk niveau gelden de kabinetsdoelstellingen en hieruit voortvloeiende de gemaakte afspraken. De volgende drie punten gelden als landelijk kader:
1 | In Schoon en Zuinig (voormalige kabinet) staan de volgende beleidsdoelen genoemd: - een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990; - een energiebesparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar; -een aandeel van 20% duurzame energie in 2020. Op basis van Schoon en Zuinig hebben het Rijk en de gemeenten in 2007 het Klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan ook afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie |
2 | Het nieuwe kabinet hanteert het aandeel duurzame energie 14% in 2020 in plaats van 20% in 2020. |
3 | Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren is de energieprestatiecoëfficiënt voor nieuwe woningen in het bouwbesluit (wettelijk kader) in 2011 aangescherpt van 0,8 naar 0,6 en wordt deze in 2015 aangescherpt naar 0,4. |
GPR Gebouw® 4
Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de Milieudienst IJmond en de gemeente Velsen het gebruik van GPR Gebouw® 4. GPR Gebouw® 4 is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Een score van 6.0 is representatief voor het wettelijke niveau van het Bouwbesluit. Dit instrument kijkt breder dan alleen energie. De GPR-lijst kan online ingevuld worden. De kosten van het gebruik van GPR Gebouw® 4 worden gedragen door de Milieudienst IJmond. De ambitie van de gemeente is een 7.0 te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7.0 voor de thema's milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.
Conclusie
Overeenkomstig het beleid van de gemeente dient duurzaam te worden gebouwd. Het bouwplan biedt kansen om duurzaam te bouwen. Van belang is dat duurzaamheid / energiebesparing vroeg in het bouwproces wordt meegenomen en dat daarvoor in de realisatiefase budget beschikbaar wordt gesteld. Het gebouw is afhankelijk van de maatregelen dan comfortabeler en in de gebruiksfase worden veelal besparingen bereikt.
Bij bouwaanvragen wordt een GPR berekening verlangd door de gemeente Velsen.
5.8 Cultuurhistorie En Archeologie
Binnen het kader van het bestemmingsplan omvat cultuurhistorie alle aspecten van het cultuurhistorisch erfgoed zoals: archeologische en bouwkundige monumenten, landschappelijke elementen en structuren, stedenbouwkundige structuren en delen van de infrastructuur. Het binnen een plangebied aanwezige cultuurhistorische erfgoed vormt de basis voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen waarbij het behoud voorop staat. Het gaat niet alleen om de erkende en wettelijk beschermde monumenten. De wijze van bescherming via het bestemmingsplan is afhankelijk van de aard en eigenschappen van de cultuurhistorische elementen of gebieden. Het kan daarbij gaan om meer dan zuiver conserveren. Een alternatieve strategie komt voort uit het Belvedèrebeleid: 'behoud door ontwikkeling'. Het gaat daarbij om maatwerk. Van belang zijnde aspecten zijn: (archeologische) rijksmonumenten, provinciale en gemeentelijke monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwingsstroken, gebouwen en onderdelen van dorpskernen alsmede bekende en te verwachten archeologische waarden. In gebieden waar archeologische waarden voorkomen, of een reële verwachting bestaat dat zij aanwezig zijn, dient bij gebiedsontwikkeling en substantiële bodemingrepen hiermee rekening te worden gehouden, dit volgens de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz).
Het archeologisch erfgoed kan zijn:
- beschermde terreinen op grond van de Monumentenwet;
- terreinen van groot archeologisch belang volgens de Archeologische Monumenten Kaart;
- terreinen met reële archeologische verwachtingswaarden volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden en de gemeentelijke Archeologische Waarden kaart.
In hoofdstuk 2 zijn enkele historische kaarten opgenomen van het plangebied.
5.8.1 Regelgeving
De Monumentenwet 1988, de Monumentenverordening Noord-Holland 2005 en de Monumentenverordening Velsen 2010 bieden bescherming aan monumenten en het stads- en dorpsgezicht. Per 1 september 2007 is de wijziging van de Monumentenwet ten behoeve van de archeologische monumentenzorg (Wet op de archeologische monumentenzorg) in werking getreden. Daarin is bepaald dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet art. 38a). Dat betekent dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet alleen rekening moet worden gehouden met bekende monumenten, maar ook met de mogelijkheid dat in bepaalde terreinen nog archeologische resten in de bodem aanwezig zijn.
5.8.2 Monumenten
De binnen het plangebied aanwezige provinciale monumenten (Begraafplaats De Biezen en het transformatorhuisje nabij de Biezenweg) zullen door middel van een aanduiding als zodanig worden aangegeven.
5.8.3 Aardkundig monument
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2040 is een groot deel van het plangebied aangemerkt als aardkundig monument. Het beschermen van aardkundige waarden is een van de speerpunten van het provinciale landschaps- en bodembeschermingsbeleid in Noord-Holland. In de Provinciale Milieuverordening worden de gebruiksbeperkingen aangegeven voor de aardkundige monumenten (waaronder het zonder ontheffing betreden met zware vervoermiddelen, ontgronden, egaliseren en afgraven voor commerciële doeleinden, storten en graven).
In het bestemmingsplan is ten behoeve van het monument de dubbelbestemming Waarde - Geomorfologie opgenomen.
Afbeelding 14: ligging van het aardkundig monument.
5.8.4 Archeologie
De archeologische waarden worden beschermd door de Monumentenwet 1988 en de daarin opgestelde vergunningsvereisten.
Het gehele plangebied is archeologisch gezien van waarde. Voor wat betreft het gebied Groeneveen dient opgemerkt te worden dat, ondanks dat grote delen van de grond voor de bollenteelt is omgezet, in dit gebied naar verwachting nog een aantal archeologisch waardevolle locaties aanwezig is. Dit geldt in ieder geval voor het Kerkpad en de locatie ten hoogte van grofweg 80 meter ten zuidwesten van de atletiekbaan en ongeveer 40 meter van de spoorbaan. Op deze plek is een verhoogde kans aanwezig dat, onder de betonplaat die daar nog aanwezig is, archeologische resten van oude bebouwing aanwezig zijn. Bij de realisatie van eventuele ontwikkelingen op deze locatie zal eerst aanvullend archeologisch onderzoek verricht moeten worden. Om dit te waarborgen is op deze locatie een dubbelbestemming opgenomen.
Voor het gehele plangebied geldt dat belangrijke prehistorische lagen zich bevinden op een diepte van meer dan een meter, maar ook bijvoorbeeld ijzertijd, Romeinse tijd en middeleeuwen kunnen binnen die meter zijn vertegenwoordigd.
In het gebied Groeneveen bevond zich, nabij de Hagelingerweg, de Hofstede en later buitenplaats Groeneveen, die met zekerheid reeds bestond in 1557 en welke sinds 1643 Papenburg werd genoemd. De hier in het midden van de 18e eeuw verzamelde en tentoongestelde collectie Griekse en Romeinse beelden vormde later de basis voor het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Daarnaast liggen er aan de zuidoostzijde van het huidige spoor restanten van Velsens oudste middeleeuwse kasteel: Huis te Velsen. In 1955 werd de bodem van het gebied 'omgespoten' ten behoeve van de bloembollenteelt. Hierbij verdwenen veel sporen en restanten van huis en siertuin naar diepere bodemlagen. Hierdoor is tegelijkertijd het oorspronkelijke bodemprofiel over een diepte van meerdere meters verwoest. Vermoed wordt dat dieper dan 2,5 m mogelijk aanzienlijk meer te verwachten is. Van Groeneveen / Papenburg zijn verspreid in de bodem losse vondsten te verwachten. Dit behoeft geen vooronderzoek, maar bij ontgraving wel begeleiding. Op deze locatie zijn op dit moment geen ontwikkelingen gepland.
Voor het gehele plangebied geldt dat bij substantiële bodemverstoringen archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is. Dit is het geval bij graafwerkzaamheden groter dan 100 m2 en dieper dan 0,4 m of de bestaande bouwvoor.
Hoofdstuk 6 Waterhuishouding
Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.
In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient in de toekomst een mede-ordenend principe te worden. In het bestemmingsplan dient daarom aandacht besteed te worden aan water. Recent is er een Nationaal waterakkoord gesloten tussen het Rijk, gemeenten, waterschappen en provincies, waarin opgenomen is hoe de partijen met water wensen om te gaan. De opgave is te zorgen voor veiligheid en te beschikken over voldoende mogelijkheden voor waterberging ter voorkoming van waterlast, watertekort en het verslechteren van de waterkwaliteit. De watertoets is ingevoerd om te kijken in hoeverre hier aan voldaan wordt.
6.1 Waterbeheer
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Rijnland is verantwoordelijk voor het water kwaliteits- en kwantiteitsbeheer.
6.2 Oppervlaktewater
Het gebied kent een natuurlijke waterhuishouding. Het waterpotentieel vervult een belangrijke rol in het afvoeren van het hemelwater uit de duinen naar de lager gelegen gebieden in het oosten. Oppervlaktewater komt in het gebied voor in de vorm van een vijver aan de Santpoortse Dreef, ter hoogte van de Biallosterskilaan. Verder liggen er in het gebied Groeneveen enkele beken, greppels en sloten. De hoofdwatergangen, de ZW-NO stromende duinrellen, bieden mogelijkheden en aanknopingspunten voor het realiseren van ecologische verbindingen. De watergangen worden door schoon en voedselarm kwelwater uit de duinen gevoed. Deze watergangen zorgen daarnaast voor de afvoer van regenwater afkomstig uit Santpoort-Noord. De waterpartijen in het gebied worden tevens benut voor recreatie (siervijver, viswater en schaatsmogelijkheden). In het Landschapsbeleidsplan wordt voorgesteld de Schipbroekerbeek aan de zuidrand van de Biezen een prominente rol te laten spelen in de beleving van het gebied en als onderdeel van het ecologisch netwerk. Door plaatselijke verruiming van de natuurlijke oevers en een verbetering van het beheer kan dit bewerkstelligd worden. Dit geldt - in beperktere mate - ook voor de zuidelijke bermsloot langs het spoor Haarlem-Beverwijk.
6.3 Grondwater
Het grondwaterpeil wordt in het gebied sterk beïnvloed door het oppervlaktewaterpeil in de duinrellen, het Noordzeekanaal en de Noord Spaarndammerpolder. Het gebied kent hoge grondwaterstanden. Overwegend ligt de grondwaterstand op maximaal 50 centimeter diepte.
6.4 Riolering
In het gebied zijn alle panden aangesloten op de riolering. De woningen en het volkstuincomplex langs het Groenelaantje, evenals de woningen en de manege langs de Rijksweg zijn voorzien van IBA's (IBA: een systeem voor de Individuele Behandeling van Afvalwater, een soort mini-afvalwaterzuivering).
6.5 Waterkering
Binnen de grenzen van het plangebied bevindt zich een primaire waterkering, zie afbeelding 16. Het beheer van de waterkering berust bij het Hoogheemraadschap van Rijnland. Teneinde de waterstaatbelangen veilig te stellen, is door het Hoogheemraadschap Rijnland een waterkeringzone vastgelegd. Hiermee is een beschermingsregime aanwezig waardoor niet zondermeer in de waterkeringzone ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Van belang is immers dat de waterkering blijft voldoen aan de veiligheidseisen, opdat het achterland beschermd wordt tegen het water. Van geval tot geval zal de beheerder, het hoogheemraadschap, beoordelen of een ontwikkeling ingepast kan worden.
Afbeelding 15: primaire waterkering.
Hoofdstuk 7 Achtergronden En Randvoorwaarden
7.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op diverse milieu- en andere sectorale aspecten die mogelijk beperkingen kunnen opleveren voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Ten aanzien van het aspect milieu wordt ter inleiding het volgende opgemerkt.
Via de milieuwetgeving en de ruimtelijke ordening wordt getracht milieubelastende en milieugevoelige functies zo goed mogelijk te scheiden, teneinde overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Dit beïnvloedt de bestemmingstoekenning en de juridische regeling van de bestemmingen. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de verschillende relevante milieuaspecten zowel binnen als buiten het plangebied.
7.2 Economie
7.2.1 Agrarische bedrijven
In het plangebied liggen diverse kleinschalige agrarische bedrijven. Er is geen economisch beleid dat van toepassing is op deze bedrijven.
7.2.2 Tuincentra
De drie bedrijven hebben aan de gemeente aangegeven binnen het huidige bestemmingsplan hun wensen en ambities niet te kunnen realiseren. Een aantal trends in de branche van de tuincentra ligt aan deze wensen ten grondslag. Een belangrijke is de verbreding van het assortiment, zowel van 'levend' als van 'niet-levend' materiaal. Dit zorgt ervoor dat tuincentra steeds groter worden en steeds meer overdekte verkoopruimte willen hebben. Voor het overleven van de tuincentra in het gebied is meer overdekte verkoopruimte noodzakelijk. Om in deze trend te voorzien heeft de gemeenteraad bij de vaststelling van de Structuurvisie Velsen besloten de bestaande tuincentra de mogelijkheid te bieden te moderniseren, in het plangebied uitbreidingsmogelijkheden te geven en een bebouwd oppervlakte tot 5000 m2 toe te staan in het gebied. Medio augustus 2007 is een economische effectrapportage opgesteld, waaruit blijkt dat er vanuit de marktsituatie ruimte is voor uitbreiding. In de notitie 'De Biezen e.o.; landschappelijke en ecologische ontwikkelingsvisie' is bezien hoe deze uitbreiding van de bebouwing in samenhang met de voorgestane landschappelijke- en ecologische verbetering kan worden gerealiseerd. Aan de uitbreidingsmogelijkheden zijn ook richtlijnen gekoppeld. Deze richtlijnen hebben o.a. betrekking op het realiseren van een groen 'kader' rondom de bedrijven. De hoofdpunten van deze visie zijn geïmplementeerd in het Landschapsbeleidsplan, dat in januari 2010 is vastgesteld.
Op dit moment vindt een aantal ontwikkelingen plaats betreffende de tuincentra. In paragraaf 4.2, 4.3 en 4.4 worden deze ontwikkelingen nader toegelicht.
7.2.3 Horeca
Van een zelfstandige vorm van horeca is in het gebied geen sprake. Wel bestaat behoefte aan ondersteunende horeca bij de tuincentra. Binnen de uitbreidingsplannen van de tuincentra kan ruimte worden gereserveerd voor een ondersteunende vorm van horeca. Zolang de horecafunctie binnen de tuincentra van ondersteunende aard (ten behoeve van de klanten van het tuincentrum) blijft en er geen verschuiving in de bedrijfsactiviteiten in de richting van zelfstandige horeca optreedt, is dit toegestaan. Te allen tijde zal de hoofdactiviteit het verkopen van tuincentrum gerelateerde goederen moeten blijven.
7.2.4 Bed & Breakfast
Op 25 november 2010 is door de raad een nieuw Bed & Breakfastbeleid vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet in uitvoering van dit beleid.
Verder zijn er binnen het plangebied geen ontwikkelingen bekend die beleidsvorming voor dit onderwerp noodzakelijk maken.
7.2.5 Prostitutie
Per 1 oktober 2000 is het algemene bordeelverbod (artikel 250bis Wetboek van Strafrecht) opgeheven. Dit betekent dat het exploiteren van prostitutie (in bordelen of anderszins) vanaf deze datum een legale beroepsuitoefening is. Door de gemeenteraad van Velsen is in september 2000 de nota Integraal prostitutiebeleid vastgesteld. In de nota wordt aangegeven dat er een vergunningplicht is voor seksinrichtingen en dat raam- en straatprostitutie niet is toegestaan. Ruimtelijk gezien is er door de raad aangegeven dat alleen in het havengebied van Velsen maximaal 2 seksinrichtingen gevestigd mogen zijn. In de rest van de gemeente is geen seksinrichting toegestaan.
7.3 Groen
Op dit moment zijn binnen de gemeente Velsen een drietal groenbeleidsplannen vigerend, namelijk het bomenplan 2003, de ecologische groenvisie 1997 en 'Ruimte voor Groen', dit plan is op 11 juni 2009 door de gemeenteraad vastgesteld en vervangt het groenstructuurplan uit 1985.
In Ruimte voor Groen wordt een deel van het plangebied gerekend tot de hoofdgroenstructuur van de Gemeente Velsen. Dit gebied speelt een belangrijke rol in het tot stand brengen van een ecologische structuur om de duinen weer te verbinden met de achterliggende droogmakerijen, waarvan recreatiegebied Spaarnwoude deel uitmaakt.
Afbeelding 16: Uitsnede kaart Hoofdgroenstructuur uit 'Ruimte voor Groen': de kaders met groene stippen geven de hoofdgroenstructuur aan.
Afbeelding 17: Uitsnede uit kaart Ecologische structuur 'Ruimte voor Groen': de blauwe vlakken geven de, nog te ontwikkelen, ecologische verbindingszones weer.
7.4 Verkeer & Vervoer
7.4.1 Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV verbinding)
De, eveneens in de Structuurvisie voorziene, Hoogwaardig Openbaar Vervoer verbinding zal niet in dit bestemmingsplan worden uitgewerkt, aangezien voor het gehele traject van de HOV Haarlem - IJmuiden een aparte planologische procedure wordt gevolgd. Het nieuwe bestemmingsplan 'De Biezen' zal dan ook geen nadere bepalingen omtrent bestemmingen en grondgebruik bevatten voor realisatie van de HOV-lijn. Behalve het globale traject dat binnen dit plangebied valt, behoeft de HOV-verbinding Haarlem - IJmuiden geen verdere aandacht in dit bestemmingsplan.
7.4.2 Recreatie en toerisme: aanpassing secundaire route
In de structuurvisie 2015 is bepaald dat een ontbrekende schakel in het fietspadennet, te weten een route door het gebied Groeneveen - Biezen, moet worden opgelost. Deze schakel zal gerealiseerd worden over bestaande wegen en heeft derhalve geen planologische consequenties.
7.5 Wonen
Grootschalige uitbreiding van het aantal woningen in het plangebied wordt in de Structuurvisie 2015 uitgesloten. Grote groengebieden dienen te worden geconserveerd en de versterking van de ecologische en landschappelijke structuur is één van de hoofddoelstellingen. Verwezenlijking van de beleidsdoeleinden op het gebied van wonen (zoals neergelegd in de Woonvisie 2015) zijn in het onderhavige plan dan ook niet aan de orde. In het plangebied ligt een beperkt aantal bestaande woningen.
Uitgezonderd de ontwikkelingslocatie Kweekerslaan zijn er binnen het plangebied geen ruimtelijke consequenties met betrekking tot het beleidsveld wonen.
Hoofdstuk 8 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
8.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planvoorschriften. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.
8.2 Inleidende Bepalingen
Wijze van meten
In de regels en op de verbeelding kunnen goot- en/of bouwhoogtes zijn opgenomen. Indien er alleen sprake is van een bouwhoogte, dan mag de maximale bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding of in de regels staat opgenomen. Er kan hierbij zowel sprake zijn van een platte afdekking als van een andere kapvorm mits de kap niet hoger is dan de aangegeven maximale bouwhoogte.
Indien de maximale bouwhoogte in combinatie met de goothoogte wordt gehanteerd is de maximale bouwhoogte te beschouwen als de nokhoogte. Er is in dat geval afdekking toegestaan middels een plat dak of een kap. De kap bestaat uit hellende dakvlakken, waarbij de goot niet hoger is dan de maximale goothoogte. Een dakvlak zal hierbij in zijn geheel onder dezelfde hellingshoek vallen. De beide dakvlakken treffen elkaar in de nok, welke maximaal op de maximaal toegestane bouwhoogte is gelegen. Er dient dus sprake te zijn van een daadwerkelijke nok met evenwijdige dakvlakken.
Er kan ook sprake zijn van een platte afdekking, maar dan is er sprake van een boeiboordhoogte. Deze platte afdekking mag dan niet hoger zijn dan de maximaal toegelaten goothoogte.
Indien in de regels een goothoogte en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding een andere goot- en bouwhoogte is opgenomen, dan gelden de op de verbeelding opgenomen hoogtes. Indien in de regels een goot en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding alleen een bouwhoogte, en geen goothoogte, is opgenomen dan is er sprake van alleen een bouwhoogte.
8.3 Bestemmingsbepalingen
De meeste artikelen spreken voor zich. Voor zover dit iets kan verduidelijken wordt hieronder een korte toelichting gegeven.
8.3.1 Agrarisch
De verschillende agrarische bestemmingen in het gebied zijn van oudsher als volgt in te delen:
- grondgebonden veehouderij, plantenkwekerijen, ondergeschikte bollenteelt en grasland;
- plantenkwekerijen, tuinbouw en bollenteelt;
- tuinbouw en graslanden.
Veel van de agrarische graslanden in dit gebied zijn in gebruik ten behoeve van de beweiding van recreatieve paarden. Het beweiden van paarden zal binnen alle agrarische bestemmingen mogelijk worden gemaakt.
Daarnaast zal het houden van (pension)paarden binnen de bestemming 'Agrarisch 1' (waarbinnen grondgebonden veehouderij mogelijk is) op bescheiden schaal mogelijk worden gemaakt en planologisch worden toegestaan, mits de paardenhouderij ondergeschikt is aan de agrarische bedrijfsvoering. Hierbij geldt dat het houden van pensionpaarden op een agrarisch bedrijf ten hoogste 49 % van de totale bedrijfsvoering mag bedragen (uitgedrukt in Nederlandse Standaard Opbrengst*). Het bouwen van stallen zal echter binnen de bestaande bouwmogelijkheden moeten plaatsvinden.
*) Om bedrijven te kunnen indelen en met elkaar te kunnen vergelijken, zijn er economische normen in gebruik. Vanaf 2010 zijn dat de NSO-normen, waar voorheen de nge werd gebruikt.
8.3.2 Bedrijf
Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' zijn de gronden bestemd voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg. Momenteel is geen lpg vulpunt aanwezig aangezien het een tankstation zonder toezicht betreft. In het verleden is een milieuvergunning aanwezig geweest voor de verkoop van lpg, momenteel is dit echter niet meer het geval. Omdat de locatie, vanwege de ligging en het ontbreken van bebouwing in de nabije omgeving, onder voorwaarden wel geschikt kan zijn voor de verkoop van lpg, is ervoor gekozen om een afwijkingsbevoegdheid op te nemen, waarmee het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning kan besluiten toekomstige verkoop van lpg mogelijk te maken. Overigens is daar dan tevens een milieuvergunning voor vereist.
8.4 Algemene Bepalingen
8.4.1 Handhaving en toezicht
Het bestemmingsplan De Biezen is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet is dan ook van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan evenals de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht met bijbehorende besluiten en ministeriële regelingen.
8.4.2 Algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels
Met de algemene afwijkingsregels kan middels de omgevingsvergunning een kleine afwijking van het plan toegestaan worden, tot maximaal 10% van de gegeven maten, afmetingen en percentages. Wanneer de afwijking groter is, maar niet meer dan 15%, is het wenselijk om de afweging te maken middels een wijzigingsprocedure. Hierbij kan het ook voorkomen dat een aanduiding of bestemming wordt gewijzigd, mits dit niet tot gevolg heeft dat het plan ingrijpend wordt veranderd.
8.4.3 Monumenten
In algemene zin wordt opgemerkt dat de monumenten - om reden van kenbaarheid - op de verbeelding zijn aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding-monument'. De planregels bevatten verder geen specifieke regels voor de monumenten in het plangebied, anders dan een verwijzing naar de gemeentelijke of provinciale monumentenverordening of de Monumentenwet 1988. De bescherming van de desbetreffende gebouwen is afdoende verzekerd via de Monumentenwet (artikel 11) en de monumentenverordeningen van de provincie en de gemeente. Om die reden wordt in het bestemmingsplan ook niet het vereiste van een sloopvergunning voor monumenten opgenomen.
8.5 Handhaving
De gronden en gebouwen aan het Groenelaantje 2 en Groenelaantje 4 zijn van vóór 1994 in gebruik als caravanstalling en garage(bedrijf). Dit gebruik is in strijd met de bestemming van de gronden volgens bestemmingsplan 'De Biezen' uit 1994. Wel valt dit gebruik onder de overgangsrechtbepalingen uit hetzelfde bestemmingsplan. Omdat dit gebruik echter niet wenselijk is in het gebied, zal de bestemming van de gronden niet worden gewijzigd. De huidige bestemming (sport - manege) zal worden overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. In artikel 14.3 zijn specifieke gebruiksregels opgenomen voor het gebruik van de gronden. Wanneer het gebruik na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Het recht op gebruik van deze gronden en de daarop aanwezige gebouwen als caravanstalling en/of garage(bedrijf) vervalt dan.
Een overtreding als bedoeld in artikel 33 van de regels is een strafbaar feit zoals is ondergebracht in de wet op de economische delicten. Het relevante artikel (1a) van deze wet luidt: "Economische delicten zijn eveneens overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening, artikel 7.2".
Hoofdstuk 9 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan is overwegend van consoliderende aard. Derhalve zijn er slechts twee aspecten waarbij economische uitvoerbaarheid een rol speelt. Dit zijn de ontwikkelingen en de uitvoering van het landschapsbeleidsplan.
Ontwikkelingen
De in het bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen (zie hoofdstuk 4) voorzien niet of nauwelijks in uitvoering van werken door de gemeente. Mocht er bij de realisatie van een ontwikkeling sprake zijn van aanpassingen in de openbare ruimte dan zal hiervoor een exploitatieovereenkomst worden opgesteld. Indien nodig zal ook een planschadeovereenkomst worden opgesteld.
Landschapsbeleidsplan
De uitvoering van het Landschapsbeleidsplan is op te splitsen in maatregelen:
- die worden uitgevoerd door particulieren en beherende organisaties (op vrijwillige basis);
- die uitgevoerd kunnen worden in het kader van lopende projecten ('meeliftprojecten') of reguliere werkzaamheden of beheer;
- die door de gemeente op gemeentegronden worden gerealiseerd.
Met name voor laatstgenoemde categorie maakt de gemeente kosten. Voor een groot deel van de maatregelen zijn subsidies beschikbaar bij het rijk en de provincie. Dit geldt overigens ook voor particulieren en beherende organisaties. Deze subsidies zijn doorgaans gebaseerd op cofinanciering. De gemeente zal dus altijd een deel van de kosten zelf moeten dragen.
In het uitvoeringsplan zijn de maatregelen en projecten geprioriteerd en uitgezet in de tijd. De kosten kunnen dus over een lange periode worden verspreid.
Handhaving
Het optreden tegen met het bestemmingsplan strijdige activiteiten kan, zonder dat daar extra budget voor hoeft te worden vrijgemaakt, worden uitgevoerd binnen de geldigheidsduur van het bestemmingsplan (10 jaar).
Hoofdstuk 10 Inspraak En Vooroverleg
Van 25 november 2011 tot en met 4 januari 2012 heeft het voorontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen. Gedurende deze termijn zijn 13 reacties ontvangen van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties.
Van de wettelijke overlegpartners hebben Gasunie, brandweer Kennemerland en PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland een schriftelijke reactie gestuurd. Van de overige instanties hebben wij geen reactie ontvangen. De resultaten van zowel het overleg als de inspraak zijn opgenomen in een inspraakrapportage en in het bestemmingsplan verwerkt.
De inspraakrapportage is opgenomen in de bijlagen bij de toelichting.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Monumenten
1.1 Provinciale Monumenten
- Begraafplaats 'De Biezen', Kweekerslaan nr. 21
- Transformatorhuisje, Biezenweg nr. 1
1.2 Aardkundig Monument
Een groot deel van het plangebied maakt deel uit van het provinciaal aardkundig monument 'Kennemerduinen, Duin en Kruidberg en Amsterdamse Waterleidingduinen' (zie paragraaf 5.8.3).
Bijlage 2 Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 2 Bijlagen bij toelichting