KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Brandweerkazerne
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Leiding
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Plangebied
2.1 Historie
2.2 Ruimtelijke Hoofdstructuur
2.3 Randvoorwaarden
Hoofdstuk 3 Het Plan
3.1 Stedenbouwkundige Visie
3.2 De Ontwikkeling
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid En Regionaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Bedrijven En Milieuzonering
5.2 Bodem
5.3 Cultuurhistorie En Archeologie
5.4 Water
5.5 Geluidhinder
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Kabels En Leidingen
5.8 Externe Veiligheid
5.9 Ecologie
5.10 Duurzaam Bouwen
5.11 Verkeer
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Planvorm
6.3 Doel Bestemmingsplan
6.4 De Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
8.2 Inspraak
8.3 Zienswijzen En Ambtshalve Wijziging
Bijlage 1 Resultaten Bodemonderzoek
Bijlage 2 Resultaten Archeologisch Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek
Bijlage 3 Resultaten Quickscan Ecologie
Bijlage 4 Nota Van Overleg / Ambtshalve Wijzigingen

Bestemmingsplan Brandweerkazerne

Bestemmingsplan - gemeente Zandvoort

Vastgesteld op 25-01-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  1. a. plan:

het bestemmingsplan “Brandweerkazerne“ van de gemeente Zandvoort;

  1. b. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0473.BpBrandweerkazerne-VA01;

  1. c. verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan “Brandweerkazerne” bestaande uit het blad met het nummer 300175-0001-01 met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;

  1. d. aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

  1. e. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  1. f. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

  1. g. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  1. h. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

  1. i. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  1. j. bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw;

  1. k. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

  1. l. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

  1. m. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  1. n. bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

  1. o. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

  1. p. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang, van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  1. q. brandweerkazerne:

een gebouw dat hoofdzakelijk bestemd is voor het huisvesten van de brandweerlieden met hun materieel.

  1. r. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  1. s. hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt; een hoofdgebouw kan verschillende bouwhoogtes hebben;

  1. t. kunstwerken:

werken van beeldende kunst;

  1. u. nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

  1. v. seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch -en pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

  1. w. straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakening, bewegwijzering, verlichting, halteaanduiding, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, afvalcontainers, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, telefooncellen en abri's;

  1. x. uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.2 Wettelijke regelingen

Waar in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de wettelijke regelingen, zoals die luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1

  1. a. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. b. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. c. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. d. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. e. de breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren;

  1. f. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwter-rein ter plaatse van het bouwwerk;

  1. g. het peil:

Indien de hoofdtoegang van het bouwwerk direct aan de weg grenst is het peil de hoogte van de kruin van die weg of, indien de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw of zoals dit ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan aanwezig was.


g. het peil:


Indien de hoofdtoegang van het bouwwerk direct aan de weg grenst is het peil de hoogte van de kruin van die weg of, indien de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw of zoals dit ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan aanwezig was.

2.2 Uitstekende bouwdelen

De in deze regels gegeven regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op het in horizontale zin uitsteken van bouwdelen als goot- en kroonlijsten, gevellijsten, plinten, kozijnen, stoepen, stoeptreden, stoeppalen of -hekken, dorpels en afvoerpijpen voor hemelwater.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Brandweerkazerne

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Brandweerkazerne' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een brandweerkazerne;

met de daarbij behorende bouwwerken en open terreinen, waaronder:

  1. b. erven;
  2. c. verhardingen;
  3. d. in- en uitritvoorzieningen;
  4. e. parkeerplaatsen;
  5. f. fietsenstallingen;
  6. g. erf- en terreinafscheidingen;
  7. h. oefenterreinen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. waterpartijen;
  10. k. nutsvoorzieningen

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. hoofdgebouwen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. kunstwerken;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “verkeer” mogen verhardingen ten behoeve van fietspaden worden aangelegd;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. straatmeubilair;
  7. g. water;
  8. h. verhardingen ten behoeve van voetpaden;
  9. i. verhardingen ten behoeve van in- en uitritvoorzieningen;
  10. j. overige verhardingen;

met de daarbij behorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. geluidwerende voorzieningen;
  6. f. verblijfsgebieden;
  7. g. kunstwerken;
  8. h. speelvoorzieningen;
  9. i. straatmeubilair;
  10. j. water;
  11. k. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 6 Leiding

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een riooltransportleiding, met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen binnen een afstand van 5 m ter weerszijden van de leiding, geen gebouwen worden gebouwd.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken als seksinrichting, escortbedrijf en sekswinkel.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen in dit plan voor:

  1. a. het oprichten van gebouwen voor nutsvoorzieningen, mits de oppervlakte van elk van deze gebouwen niet meer bedraagt dan 20 m2 en de bouwhoogte daarvan niet meer bedraagt dan 3 m;
  2. b. overschrijdingen van de bouw- en bestemmingsgrenzen, zoals aangegeven op de verbeelding, met maximaal 2 m, door ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lift- en trappenhuizen;
  3. c. het overschrijden van de bepalingen inzake bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen, met maximaal 10%;
  4. d. het overschrijden van de bepalingen inzake de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met maximaal 20%.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Bouwen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

10.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 10.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 met maximaal 10%.

10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van dat overgangsrecht.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanBrandweerkazerne.

Zandvoort, 25 januari 2011

Van de gemeente Zandvoort.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 25 januari 2011.

De griffier, De burgemeester,

…………. …………

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

De gemeente is van plan een brandweerkazerne te realiseren aan het verlengde van de Linneausstraat. Ook is een herprofilering van de Linneausstraat nodig. De ontwikkeling van de brandweerkazerne en de mogelijke herprofilering passen niet binnen de regels van de vigerende bestemmingsplannen “Oud Noord” en “gedeeltelijke herziening van het uitbreidingsplan in onderdelen en bebouwingsplan Noorderduinweg van 1966”. De ontwikkeling wordt door het voorliggende “bestemmingsplan Brandweerkazerne” planologisch en juridisch mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt aan het verlengde van de Linneausstraat te Zandvoort en ten noorden van de spoorlijn Zandvoort – Haarlem. Het terrein is op het ogenblik voor een deel onderdeel van de algemene begraafplaats van Zandvoort. Het overige deel is openbaar groen dat doorsneden wordt door een fietspad dat de hoek van de Linnaeusstraat / Kamerlingh Onnesstraat verbindt met het fietspad langs het spoor die zijn vervolg krijgt met de Tollensstraat. Afbeelding 1 toont de ligging en begrenzing van het plangebied.

Afbeelding 2 laat zien waar het plangebied binnen Zandvoort is gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BpBrandweerkazerne-VA01_0001.jpg"

afbeelding 1: indicatieve ligging plangebied Brandweerkazerne (Bron: www.google.nl/maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BpBrandweerkazerne-VA01_0002.jpg"

afbeelding 2: Luchtfoto Zandvoort (Bron: www.google.nl/maps)

1.3 Vigerende Plannen

Het geldende bestemmingsplan “bestemmingsplan Oud Noord”, geeft de planologische regels voor de locatie. Dit plan is op 11 december 2007 vastgesteld en op 30 mei 2008 in werking getreden. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming “Maatschappelijk - Begraafplaats” (M-BG). Voor een deel van het plangebied is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van een brandweerkazerne verblijfsgebied, water en groen. De bouw van een brandweerkazerne mag binnen het wijzigingsgebied, echter dit gebied is niet groot genoeg. Daarnaast biedt het bestemmingsplan 'gedeeltelijke herziening van het uitbreidingsplan in onderdelen en bebouwingsplan Noorderduinweg' geen mogelijkheid voor de bereikbaarheid van de nieuwe brandweerkazerne door gemotoriseerd verkeer. De bouw van de nieuwe kazerne is zeer wenselijk, zodat het opstellen van een passend nieuw bestemmingsplan noodzakelijk is.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggend bestemmingsplan begint met een inleidend hoofdstuk, waarna hoofdstuk 2 ingaat op een beschrijving van de bestaande situatie. Hoofdstuk 3 beschrijft het plan, dat de vorm en inhoud van de juridische regeling bepaald. Hoofdstuk 4 bevat een omschrijving van het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en wordt gevolgd door de omgevingsaspecten in hoofdstuk 5. De juridische vormgeving is beschreven in hoofdstuk 6 en de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in hoofdstuk 7. Als laatste wordt in hoofdstuk 8 de maatschappelijke uitvoerbaarheid, waaronder vooroverleg en inspraak behandeld.

Hoofdstuk 2 Het Plangebied

2.1 Historie

Zandvoort is met zijn combinatie van wonen, werken, strand, zee, duinen en bos op zeer korte afstand van elkaar, een uniek stukje Nederland.

Het plangebied was onderdeel van het duinlandschap dat ten noorden van de spoorlijn was gelegen. Het werd in de 19e eeuw deels gebruikt als aardappelland. Vanaf 1910 doen zich in dit gebied diverse ontwikkelingen voor. De gemeente koopt dan gronden aan ten behoeve van de uitwatering van het riool (modderkommen), de aanleg van een vuilnisbelt, het houden van varkens (ENTOS-terrein), de aanleg van een begraafplaats en de bouw van noodwoningen en een ziekenbarak. Het duinlandschap is aan de zuidzijde van het plangebied, langs de spoorlijn, nog duidelijk zichtbaar.

Het oorspronkelijk kleine vissersdorp Zandvoort is gegroeid tot een belangrijke bad- en woonplaats. Dit is goed herkenbaar in de ruimtelijke structuur van de gemeente. Tussen 1200 en 1600 is door landinwaartse verstuiving een zandgebied met jonge duinen ontstaan. Deze landschappelijke kenmerken zijn op vele plekken in Zandvoort zichtbaar. Zandvoort is door de ligging op de zeereep een vooruitgeschoven post van de binnenduinrand. Deze binnenduinrand, met de evenwijdig aan de kust lopende strandwallen is van oudsher sterk bebouwd. Na de Tweede Wereldoorlog is de bebouwing toegenomen, waardoor de zelfstandige beleving van de kern nog meer is versterkt. De bebouwing en bosranden van de binnenduinrand vormen een scherp contrast met het open jonge duingebied in omgeving van Zandvoort.

2.2 Ruimtelijke Hoofdstructuur

Het grootste deel van het plangebied is gelegen in de zuidoosthoek van het terrein van de algemene begraafplaats van Zandvoort. Deze begraafplaats ligt ten noorden van het spoor en ten oosten van het centrum van Zandvoort. Ten oosten van het plangebied zijn een voormalige afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) en een bedrijventerrein te vinden. Zuidelijk ligt het spoor en over het spoor een duingebied. Ten noorden van het plangebied ligt een divers gebied met woningen.

Door de ligging, omvang en het extensieve ruimtegebruik is de begraafplaats een waardevol groenelement (zie paragraaf ). In de directe nabijheid van de begraafplaats zijn een parkeerplaats, speelterreintje en een rij woningen aan de Van Lennepweg gelegen. De Van Lennepweg is samen met de Linnaeusstraat en het spoor de globale afbakening van dit gebied.

Een groenwal met daarop bomen schermt de begraafplaats af. De begraafplaats maakt onderdeel uit van het duinlandschap, maar op het terrein zelf is dit slechts beperkt zichtbaar.

Binnen het plangebied zijn geen watergangen. Dit geldt ook voor de gebieden rondom het plangebied.

De spoorlijn is een dominerend ruimtelijke element in de omgeving van de planlocatie. De primaire fietsroute van de Tollensstraat naar de Linnaeusstraat is een doorgaande route langs het plangebied. De fietsroute kan bij noodgevallen dienst doen als calamiteitenroute; voor onder andere de brandweer. De Linnaeusstraat is de ontsluitingsweg voor autoverkeer.

2.3 Randvoorwaarden

Voor de nieuwe ontwikkeling zal in de zuidoosthoek van de begraafplaats de groenwal, die de begraafplaats afschermt van de omgeving, afgegraven moeten worden. De bomen die op deze wal staan zullen gekapt worden. Waar mogelijk zullen bomen gehandhaafd worden.

Voor de ligging van de locatie naast de begraafplaats is het groene karakter erg belangrijk, met name voor een stille aantrekkelijke omgeving voor het begraven. Een groene buffer realiseren tussen beiden is dan ook noodzakelijk. Ook om de gewenste doorgaande groene structuur te handhaven / herstellen zal een groene wal met een breedte van 10 meter tussen de begraafplaats en het terrein van de brandweer gerealiseerd worden. Deze wal zal in aansluiting op de bestaande wal een hoogte krijgen van ongeveer 2 tot 3 meter en ingeplant worden met boomgroepen en ander opgaand groen. Daarnaast is het wenselijk om ten oosten en ten zuiden van het terrein van de brandweer een groene zone met bomen en opgaand groen te maken ter versteviging van het groene beeld.

De Linnaeusstraat en Kamerlingh Onnesstraat zijn gebiedsontsluitingswegen. De huidige profielen van beide straten voldoen niet aan de inrichtingseisen die bij, dit wegkenmerk horen en zullen worden voorzien van een nieuw profiel.

Tenslotte houdt het plan rekening met het naastgelegen bedrijventerrein en de toekomstige woonwijk.

Hoofdstuk 3 Het Plan

3.1 Stedenbouwkundige Visie

3.1.1 Uitgangspunten en beleid

Het gemeentelijke beeldkwaliteitsplan (zie paragraaf ) koppelt aan bepaalde gebieden specifieke belangen. De Algemene Begraafplaats als onderdeel van de groenstructuur is een consolidatiegebied. Het plangebied maakt ook onderdeel van dit consolidatiegebied. Het beleid richt zich op het behouden van de bestaande kwaliteiten en eigenschappen. Bij verandering of vervanging van bestaande elementen ligt de nadruk op conformeren aan de aanwezige context en op eventueel herstel van verloren waarden. De beeldbepalende waarde van de groenstructuur is het belangrijkste.

3.1.2 Functionele eisen

Het gebruik als brandweerkazerne stelt diverse eisen aan het gebied en de bebouwing. Een ambulancedienst en onderdelen van de reddingsbrigade gaan het gebouw ook gebruiken om uit te kunnen rukken en voor opslag van materieel. Het complex (gebouw en terrein) moet voor een doelmatige indeling voldoende faciliteiten bieden, namelijk:

– stalling, beheer en onderhoud van lokale en regionale brandweervoertuigen en materialen t.b.v. de brandweerzorg;

– stallingsplaats voor een ambulance;

– organisatorische en administratieve werkzaamheden van het brandweerpersoneel;

– opleiding en instructie in leslokalen, oefenruimte(n) en op terrein(en);

– vergaderingen en bijeenkomsten;

– tele- en datacommunicatie;

– stalling van reddingsvoertuigen en materialen, kleedruimte en kantoor ten behoeve van de Zandvoortse reddingsbrigade.

De bovenstaande uitgangspunten leiden uiteindelijk tot één integraal ontwerp.

3.1.3 Beeldkwaliteit

Zoals hierboven omschreven is bij de inpassing van het plan gestreefd naar behouden, en/of versterken van de groenstructuur. Dit wordt bereikt door de aanleg van een ruime groenzone als afscherming van de begraafplaats. De huidige afscherming van het fietspad wordt hersteld door de aanleg van groenstroken langs het terrein. Dit is ook een visuele afbakening. De groenstrook wordt voor de benodigde in- en uitritten op diverse plekken onderbroken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BpBrandweerkazerne-VA01_0003.jpg"

afbeelding 3: Illustratie ontwikkeling brandweerkazerne (Bron: Jeanne Dekkers Architectuur)

Het gebouw bestaat uit twee bouwlagen (met uitzondering van de remise die uit één bouwlaag bestaat) om niet te veel boven de groenstroken uit te komen. Door de inpassing van het gebouw in de groenstructuur en het ontbreken van direct naastgelegen bebouwing, kan het gebouw een bijzondere uitstraling krijgen. De vormgeving van het gebouw is afgestemd op de functie als brandweerkazerne en daarbij behorende eisen (zie ).

3.2 De Ontwikkeling

De brandweerkazerne zal gebouwd worden in de hoek Linnaeusstraat en het spoor, ten zuidoosten van de begraafplaats. Op dit moment is er alleen een fietsroute langs het spoor gelegen. Deze gaat ter hoogte van de Linnaeusstraat de wijk in. Er is voldoende ruimte om het aanwezige fietspad te verleggen en ruimte te creëren voor een ontsluiting van de nieuwe brandweerkazerne via de Linnaeusstraat. De Linnaeusstraat is de doorgaande wijkontsluitingsweg, die ligt aan de rand van de wijk Nieuw Noord. Ook bij eventuele aanpassing van de ontsluiting in het wijkontwikkelingsplan, blijft deze locatie goed bereikbaar. De centrale ligging zorgt voor een adequate dekking van het verzorgingsgebied. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een woonwijk, maar in de nabijheid van een industriegebied. De dagelijkse werkzaamheden en het houden van oefeningen zal geen overlast veroorzaken voor buurtbewoners. Het gebruik van de brandweerkazerne, bijvoorbeeld tijdens oefeningen op het eigen terrein, zal met name in de avonduren plaatsvinden. De oefeningen zullen met name op het terrein tussen de begraafplaats en het gebouw van de brandweer plaatsvinden. Afgezien van de uitrukmomenten en oefeningen, zijn weinig activiteiten te verwachten. Bij ontwikkeling van nieuwe woningen in de nabijheid van het plangebied, zal de inpasbaarheid onderzocht worden. Zodat ervoor de nieuwe woningen een ligging kan worden bepaald, waarbij geen sprake is van hinder door de brandweerkazerne.

De kavel van de brandweerkazerne is circa 5.220 m² van het plangebied. Het ruimtebeslag van de brandweerkazerne op de begane grond is maximaal 1.660 m². De groene buffer tussen de begraafplaats en de locatie van de brandweer zal ongeveer 1.445 m² zijn. De overige ruimte op de kavel wordt gebruikt als parkeerterrein, oefenplaats, fietsenstalling en entreegebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BpBrandweerkazerne-VA01_0004.jpg"

afbeelding 4 : Situatie schets (Bron: Jeanne Dekkers Architectuur)

Zichtbaarheid

De locatie is goed zichtbaar vanaf het spoor. Voor de wijk Oud Noord ligt het enigszins verscholen. De zichtbaarheid van de brandweer vanaf de weg zal met name ter hoogte van de bocht het grootst zijn. Dit is ook van belang voor de verkeersveiligheid, zodat het verkeer tijdig kan anticiperen op uitrukken brandweervoertuigen.

Oriëntatie

De oriëntatie van de nieuwbouw is gericht op de hoofdontsluitingsweg en richting het spoor. De achterzijde van de kazerne is gericht naar de begraafplaats en vormt ook de afscherming van het oefenterrein.

Groen

Vanwege de directe ligging naast de begraafplaats is het groene karakter erg belangrijk. Dit draagt bij tot een stille aantrekkelijke omgeving voor het begraven. De groene buffer is een noodzakelijk onderdeel om het serene karakter van de begraafplaats te behouden. Voor deze buffer is gekozen is voor een breedte van 10 meter. Binnen deze maat is het mogelijk een groenwal met bomen en beplanting te maken in aansluiting op de bestaande groenstroken. Het terrein zal aan de oost- en zuidzijde eveneens met een groenstrook, die ingericht wordt met bomen en beplanting, worden omzoomd. De bomen en beplanting zullen zodanig worden gekozen waardoor het geheel zal bijdragen aan de groene structuur van de duinen bij de Linnaeusstraat tot aan de duinen bij het spoor.

Bouwhoogte

Ten aanzien van de bouwhoogte zal het gebouw niet hoger worden dan 10 meter met een oefentoren met een hoogte van maximaal 11 meter. Hiermee zal de zichtbaarheid van het gebouw vanaf de begraafplaats minimaal zijn omdat het gebouw dan verscholen komt te liggen achter de groene buffer, die als wal met bomen en beplanting wordt ingericht.

Bereikbaarheid

De ontsluiting vindt plaats via de Linnaeusstraat/ Kamerlingh Onnesstraat. Het fietspad van de Tollensstraat kan bij calamiteiten als ontsluiting worden gebruikt. Het vrijwilligerspersoneel woonachtig in Zandvoort-Noord moet vanwege de wettelijke aanrijdtijd de kazerne altijd kunnen bereiken.

Terreininrichting

Voor de Brandweerkazerne is er op het terrein een oefenplaats. Voor dagpersoneel, uitruk brandweer, uitruk Reddingsbrigade Zandvoort (RBZ) en voor bezoekers worden minimaal 14 parkeerplaatsen gerealiseerd. Het aantal parkeerplaatsen is op basis van een parkeeradvies vastgesteld. Het advies luidt als volgt:

Advies parkeerplaatsen Brandweerkazerne

Op basis van ervaringen van de gemeente Rijnwoude en ervaringen met overige parkeervraagstukken volgt het volgende advies omtrent de aanleg van parkeerplaatsen bij de toekomstige brandweerkazerne. Dit advies is tweeledig, op basis van de situaties die zich voordoen bij de brandweerkazerne.

Regulier

Op basis van een regulier moment wordt geadviseerd om de norm "kantoren zonder baliefunctie" te hanteren voor uitsluitend het kantoordeel van de brandweerkazerne.

Hierbij moet ervan uitgegaan worden dat Zandvoort een 'matig stedelijk gebied' is en dat de locatie voor de brandweer in de 'rest van de bebouwde kom' is gelegen.

Omdat in de praktijk van de Zandvoortse brandweer ca. 8 tot 10 mensen aanwezig zijn tijdens een regulier moment mag van de aangegeven richtlijnen de minimale worden gehanteerd. Dit betekent dat per 100 m² BVO kantoor 1,5 parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd moet worden. In de richtlijn is parkeren voor bezoekers meegenomen.

Op basis van deze parkeernormering is de verwachting dat voldoende parkeercapaciteit aanwezig is voor de meldkamer en kantoorfuncties.

Uitruk

Voor het aantal parkeerplaatsen voor een uitruk kan op twee wijzen worden gerekend.

  1. a. arbeidsextensief/bezoekersextensief bedrijf Hiermee is de verwachting dat op basis van het aantal vierkante meters het aantal parkeerplaatsen te weinig is. Dit is bevestigd door de gemeente Rijnwoude, die deze norm hebben gehanteerd en vervolgens hiervan zijn afgeweken.
  2. b. Ervaringcijfers. In samenwerking met de brandweer wordt het personeelsbestand van vrijwilligers vastgesteld en welk deel hiervan met de auto naar een uitruk komt. Op basis hiervan wordt het benodigd aantal parkeerplaatsen gefaciliteerd.

Op basis van bovenstaande opties is geoordeeld dat het berekenen van de parkeervraag op basis van ervaringscijfers de meest "zuivere" optie is doordat er niet van een norm wordt afgeweken. Hierbij is gekozen voor een faciliterende werking van de parkeerplaatsen in plaats van een sturende werking.

Berekening

Het kantoordeel van de brandweerkazerne is ca. 700 m². Met een richtlijn van 1,5 pp/ 100 m² bvo betekent dit dat er voor dit deel van de kazerne 11 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd moeten worden. In de praktijk worden tijdens kantooruren door 8 tot 10 personen het kantoor inclusief de meldkamer bemand. Het aantal van 11 parkeerplaatsen lijkt hiermee voldoende te zijn.

Daarnaast wordt getoetst hoe de parkeersituatie tijdens het wekelijks oefenen in de avonduren en tijdens een uitruk zich verhoudt tot het aantal van 11 parkeerplaatsen die theoretisch voor het kantoor nodig zijn.

Tijdens oefeningen, cursussen en bijscholingen die in de avonduren plaatsvinden zijn circa 20 personen betrokken. Deze oefeningen vinden veelal plaats op het oefenterrein dat achter het gebouw ligt. Dit oefenterrein kan dan niet gebruikt worden als overloop voor het parkeren. Ondanks dat in de praktijk blijkt dat lang niet iedereen met de auto komt, kan ervan uitgegaan worden dat de 11 parkeerplaatsen onvoldoende zijn.

AIs gevolg van praktijkcijfers kan worden aangenomen dat tijdens een uitruk 13 brandweerlieden met een auto naar de kazerne zullen komen. Een deel van dit personeel is in de dagsituatie al als kantoorpersoneel aanwezig.

Indien de aanname is dat de helft van het 'kantoor' personeel bij de uitruk betrokken is zullen tijdens een uitruk overdag maximaal 18 parkeerplaatsen nodig zijn. Voor de reddingsbrigade leert de praktijk dat er 6 personen met de auto naar de kazerne zullen komen tijdens een alarm. In de meest ernstige situatie is de verwachting dat tijdens een grote uitruk, waarbij zowel brandweer als reddingsbrigade moeten uitrukken, 19 personen met een auto naar de kazerne komen. Is dit overdag, dan betekent het dat er 24 parkeerplaatsen nodig zijn. Naast de 11 parkeerplaatsen die op eigen terrein gerealiseerd moeten worden voor het kantoor is het ook moge/ijk om tijdens uitruk het oefenterrein als parkeerterrein te benutten. Hier is ruimte voor zeker 10 parkeerplaatsen. De rechtstreekse entree naar de kazerne is bereikbaar vanaf dit oefenterrein. Het oefenterrein is hiermee een logische locatie voor de brandweer om tijdens een uitruk de auto te parkeren. Dit betekent dat er tijdens uitrukken een tekort van 3 parkeerplaatsen is. Om te voorkomen dat het parkeren afgewenteld wordt buiten het terrein van de brandweer, moeten minimaal 14 parkeerplaatsen worden gerealiseerd op het terrein van de brandweer.

Advies

Om te voldoen aan de parkeereis en de praktijksituatie tijdens een uitruk waarbij zowel de brandweer als de reddingsbrigade is betrokken moeten minimaal 14 parkeerplaatsen op het terrein van de brandweer gerealiseerd worden.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte (2006)

De Nota Ruimte is een nota van het rijk, waarin de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd worden. De nota is op 17 januari 2006 en 17 mei 2005 door respectievelijk de Eerste Kamer en Tweede Kamer vastgesteld. In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen:

  1. 1. versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  2. 2. bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  3. 3. borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  4. 4. borging van de veiligheid.

Het rijk wil zich niet meer met alles bemoeien en wil strategisch op hoofdlijnen sturen. Decentrale overheden krijgen meer ruimte om hun eigen weg te gaan. Het gaat er uiteindelijk om dat de besluitvorming over de inrichting van de ruimte dichter bij de direct belanghebbenden komt te liggen.

Voor verstedelijking, infrastructuur en vestiging van bedrijven en economische activiteiten geldt een zogenaamd bundelingsbeleid: nieuwe woongebieden en bedrijvigheid moeten zoveel mogelijk worden aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Hierbij moet bovendien rekening worden gehouden met (bestaande) recreatieve voorzieningen, groen en water (watertoets).

Het plan voor de brandweerkazerne speelt in op de wens van het Rijk om veiligheid te waarborgen. Hiervoor is een centrale en goed ontsloten locatie gewenst. Het plangebied voldoet hieraan.

AMvB Ruimte

Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 hebben de eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) de status van structuurvisie gekregen. Ze zijn daarmee niet langer bindend voor andere partijen. Voor die belangen die juridisch doorwerking behoeven is het besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel de AMvB Ruimte opgesteld. De AMvB Ruimte bevat daarom, passend binnen het nieuwe stelsel van de Wro, een zo beleidsneutraal mogelijke vertaling van deze bestaande ruimtelijke kaders uit de PKB's, zoals de Nota Ruimte. Het gaat om de kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, de nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.

Met de AMvB Ruimte maakt het rijk op proactieve wijze duidelijk aan welke regels provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen moeten voldoen en wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Het besluit is nog niet vastgesteld en in werking getreden.

Nota Mobiliteit (2006)

De Nota Mobiliteit geeft de visie van het rijk op het verkeer en vervoersbeleid weer tot en met 2020. De Nota is in samenwerking met de provincies, gemeenten, kaderwetgebieden en waterschappen tot stand gekomen. De ruimtelijke aspecten van het verkeers- en vervoersbeleid komen terug in de Nota Ruimte van het ministerie van VROM. In de hoofdlijnennotitie worden de volgende beleidsdoelen aangegeven:

  1. a. het verbeteren van de internationale bereikbaarheid;
  2. b. het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden;
  3. c. een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling;
  4. d. het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen.

De uitgangspunten bij het realiseren van deze beleidsdoelen zijn veilige verkeersafwikkeling en goede bereikbaarheid. Het plan voldoet hier aan.

Nationaal Milieubeleidsplan 4 (2001)

Voor een groot aantal knelpunten op milieugebied kan nog niet aan de minimale milieukwaliteitcondities worden voldaan. Daarom krijgt het stedelijk gebied in het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP 4) extra aandacht. Het gaat om gezondheidsverlies door luchtvervuiling (NO2 en fijn stof), geluidhinder of te grote risico's op calamiteiten. Volgens het NMP 4 staat de kwaliteit van de leefomgeving onder druk door een opeenstapeling van milieuproblemen, die onder andere veroorzaakt worden door de intensiteit van het verkeer, de ouderdom van de bebouwing, de bedrijvigheid en de beperkte aanwezigheid van groen. Om de milieukwaliteit van de stad te vergroten moeten lawaai, lucht, bodem- en (grond)waterverontreiniging worden aangepakt.

Aan de milieuaspecten uit het milieubeleidsplan is in het bestemmingsplan aandacht besteed (zie hoofdstuk ).

Flora- en faunawet

Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet vereist dat inzicht wordt geboden in de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ingreep op wettelijke beschermde planten en dieren. Als er significant schadelijke gevolgen zijn voor een wettelijk beschermde soort en/of leefgebied zal bezien moeten worden in hoeverre de schadelijke effecten kunnen worden voorkomen. Wordt de uitvoering van een plan noodzakelijk geacht (maatschappelijke relevantie dient te worden aangetoond) dan zal in het kader van de wet ontheffing moeten worden verkregen en zal moeten worden voorzien in compensatie.

Sinds 22 februari 2005 is een nieuwe AMvB in werking getreden die voorziet in een wijziging van het 'Besluit beschermde dier- en plantensoorten'. Deze AMvB betekent dat het ontheffingsregime is aangepast. Met de inwerkingtreding van dit besluit is sprake van een drietal categorieën beschermingsniveaus:

  • Niveau 1: een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten. Voor deze soorten is geen ontheffing van de artikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet meer nodig.
  • Niveau 2: een algemene vrijstelling met gedragscode voor een aantal beschermde soorten genoemd in tabel 2 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.
  • Niveau 3: streng beschermde soorten. Dit zijn de soorten genoemd in bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en alle soorten die zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn.

Voor de locatie van de brandweerkazerne is een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd (zie paragraaf ). In het onderzoek is onder andere gekeken of aan de voorwaarden van de flora- en faunawet wordt voldaan.

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het plan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding.

In het Nationaal Waterplan geeft het Rijk aan dat wordt vastgehouden aan de ingezette koers voor het reduceren van verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater, namelijk een combinatie van de principes: aanpak bij de bron, hergebruik, zuivering en 'de vervuiler betaalt'. Meer dan voorheen wordt aandacht gegeven aan de inrichting van het watersysteem. De sanering van bronnen wordt zoveel als mogelijk landelijk of Europees aangepakt. Het uitvoeringsprogramma diffuse bronnen wordt voortgezet. Het vergunnen van lozingen wordt zo veel als mogelijk vervangen door algemene regels. Om gebiedspecifieke differentiatie mogelijk te maken gaat het nationaal waterplan voort op de reeds ingeslagen weg om aan bevoegde instanties ruimte te laten om met maatwerkvergunningen aanvullende bescherming van het watersysteem te realiseren.

De watertoets is beschreven in paragraaf 5.4.

Verdrag van Malta (1998)

In 1998 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Ter uitvloeisel van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz)

Sinds september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) van kracht. Deze wet maakt onderdeel uit van de Monumentenwet. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, zoals bedoeld in het Verdrag van Malta. Als behoud in de bodem geen optie is, dan is, voorafgaand aan de bodemverstoring, onderzoek nodig om archeologische overblijfselen te documenteren en de informatie en vondsten te behouden. In de dichtbebouwde stedelijke omgeving is in de praktijk doorgaans sprake van deze laatste optie.

Voor het plangebied zijn door de provincie Noord-Holland geen belangrijke cultuurhistorische structuren en elementen (archeologie) aangegeven. Aan archeologie en cultuurhistorie is aandacht geschonken in paragraaf .

4.2 Provinciaal Beleid En Regionaal Beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040

Inmiddels is ook de ontwerp Structuurvisie Noord-Holland 2040 “Kwaliteit door veelzijdigheid” verschenen en in procedure genomen. Het nieuwe beleid is onderverdeeld in drie provinciale hoofdbelangen: ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provinciale sturing richt zich op bovenlokale en regionale belangen.

Voor voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten stuurt de provincie met name aan om bestaande locaties te intensiveren en herstructureren, naast het zoeken naar nieuwe locaties voor bedrijven. Dit zijn locaties “binnen Bestaand bebouwd Gebied”. Bereikbaarheid gaat een rol spelen in de locatiekeuze voor nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld werklocaties (duurzame bereikbaarheid).

De bescherming tegen overstroming en wateroverlast wordt gewaarborgd door het versterken van de waterkeringen en het aanwijzen van ruimte voor waterberging. Waterberging gebeurt voornamelijk fijnmazig, maar waar nodig wordt dit integraal aangepakt in combinatie met woningbouw, recreatie of natuur.

Streekplan Noord-Holland Zuid

In februari 2003 is het streekplan Noord-Holland Zuid vastgesteld. In december 2007 heeft er een herziening plaatsgevonden. Het streekplan bevat het ruimtelijk beleid van de provincie voor Noord-Holland Zuid. Voor het bestemmingsplan zijn de volgende beleidsaspecten van belang:

  • ligging in stedelijk gebied;
  • nabijheid van EHS

Binnen de contouren wordt gestreefd naar een vervlechting van woon- en werkfuncties (functiemenging). Verstedelijking buiten de rode contour is in principe niet mogelijk.

Het streekplanbeleid voor Zandvoort is vertaald in het bestemmingsplan. Er is sprake van behoud en ontwikkeling van de ecologische kwaliteit van het kust- en duingebied. Het bestemmingsplan draagt daaraan bij door groene accenten aan de randen te realiseren, ook langs het fietspad (zie paragraaf ). Het volledige plangebied ligt binnen de rode contour. Er is sprake van inbreiding binnen de huidige functionele structuur van Oud Noord. De inbreiding heeft een centrale ligging, die zorgt voor een goede bereikbaarheid en sluit dus aan bij de uitgangspunten van het streekplan.

Provinciale Ruimtelijke Verordening Noord-Holland

De Provinciale ruimtelijke verordening (Prv) schrijft voor waaraan onder andere bestemmingsplannen moeten voldoen. Provinciale Staten hebben de Prv van Noord-Holland op 15 december 2008 vastgesteld. Op 1 januari 2009 is de verordening in werking getreden. De regels van de Prv vloeien voort uit de bestaande streekplannen Noord-Holland Zuid en Noord.

Ten opzichte van de ontwikkelingen in het plangebied staan in de Prv geen bepalingen waarvoor een ontheffing nodig is. Het plangebied ligt in het stedelijk gebied zoals aangegeven op de bij de Prv behorende Kaart 1. Binnen stedelijk gebied is verstedelijking mogelijk. Dit sluit aan bij de uitgangspunten van het streekplan en vormt dus geen beperking voor dit plan.

Waterbeheerplan van Rijnland

Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen

overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van

langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.

4.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Zandvoort 2025, Parel aan Zee + en Toekomstvisie 2040

In de structuurvisie worden de ruimtelijke ambities van de gemeente voor Zandvoort beschreven. Zandvoort wil dat de steeds mobieler wordende mens blijft kiezen voor Zandvoort als plek waar men graag woont en recreëert. Hier geeft Zandvoort invulling aan met de volgende centrale visie:

  • een gezonde toekomst, waarin Zandvoort een sterke positie binnen de regio heeft;
  • een toeristische sector als belangrijkste economische motor en die motor moet de komende decennia blijven draaien. Ontwikkelingen zijn gericht op een goed ondernemersklimaat zodat het aantrekkelijk blijft om in Zandvoort te investeren. De aandacht wordt vooral op het verblijfs-toerisme gericht en op bezoekers die voor meer komen dan alleen strand;
  • een aantrekkelijke woongemeente met een evenwichtige bevolkingsopbouw. De luwe ligging binnen de Randstad, tussen natuurgebieden, zorgt voor een goede concurrentiepositie ten opzichte van de omliggende gemeenten;
  • een onderscheidende identiteit. Niet bouwen zoals de buurman, maar de bestaande karakteristieken versterken. De historie van het dorp krijgt een nadrukkelijker rol in de ontwikkeling. Daarnaast wordt de landschappelijke ligging beter benut.
  • kwaliteit boven kwantiteit.

Buiten de rode contour wordt het 'nee, tenzij'-principe gehanteerd. De centrale visie heeft geleid tot een aantal doelen. Deze doelen zijn onder meer weergegeven in en verwoord in de toekomstvisie 2040. De structuurvisie schrijft voor dat alleen kleine ontwikkelingen gewenst zijn in de wijk Oud Zuid.

Het versterken van de hoofdgroenstructuur is voor de locatie van invloed. Op verschillende plekken wordt het groen van de omliggende natuurgebieden het dorp ingetrokken. Door aan deze 'groene vingers' steeds recreatieve fietspaden te koppelen, wordt de relatie met het omliggende duingebied versterkt. Het beleid ten aanzien van het groen in Zandvoort is vastgelegd in het “Groenbeleidsplan, Maak Zandvoort groen” uit april 2009 en dit beleid is meegenomen in de Structuurvisie.

De structuurvisie geeft de ontwikkeling van de brandweerkazerne met uitrukpost aan. De bestaande kazerne zal daarbij een andere functie krijgen in de vorm van woningbouw, publieke functie of een uitrukpost voor de brandweer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BpBrandweerkazerne-VA01_0005.jpg"

afbeelding : Toekomstvisie 2040

Groenbeleidsplan, “Maak Zandvoort groen” (2009)

De gemeente wil meer aandacht schenken aan groen binnen de gemeente. Om het groen binnen de gemeente beter te ontwikkelen en behouden is het groenbeleidsplan “Maak Zandvoort groen” opgesteld. Het groenbeleidsplan wordt geïntegreerd in de structuurvisie en gebruikt bij het opstellen van bestemmingsplannen. Het groenbeleid geeft het kader waarbinnen verdichting en vergroening gewenst is en de maatregelen die daar voor nodig zijn. Het groenbeleidsplan omschrijft het groenbeleid voor de komende 10 jaar. Het plan heeft als doel:

  1. e. de groenbeleving van de Zandvoorter te vergroten;
  2. f. de kwaliteit van het groen in Zandvoort op een hoger niveau te brengen;
  3. g. een duurzame groenstructuur te behouden en te ontwikkelen die aansluit op cultuurhistorische, landschappelijke, architectonische, ecologische waarden en gebruikswaarden;
  4. h. de gemeentelijke hoofdgroenstructuur vast te leggen;
  5. i. aan te geven waar het gewenst is om oppervlakten groen te wijzigen;
  6. j. aan te geven welke kwaliteit (luxe- standaard- natuurlijk) groen waar gewenst is;
  7. k. aan te geven hoe het verkrijgen van kwalitatief groen bij nieuwe stedenbouwkundige projecten en herinrichting van de openbare ruimte gerealiseerd kan worden;
  8. l. hoe om te gaan met het behoud van waardevolle bomen;
  9. m. hoe het beeld van het groen op een hoger niveau kan worden gebracht;
  10. n. een kader te geven voor het groenbeheer, het onkruidbeheer en de onderhoudsniveaus.

Het plangebied voor de brandweerkazerne is gelegen in een gebied aangeduid als hoofdgroenstructuur. Tot de hoofdgroenstructuur behoren de grotere oppervlakten groen, de doorgaande grote straatbomen, de buurt straatbomen en de ecologische verbindingen. Een belangrijk onderdeel van de ontwikkeling van de brandweerkazerne bestaat uit het inpassen van de groenstructuur (zie hoofdstuk 2 en 3).

Beeldkwaliteitplan (2001)

In oktober 2001 is het Beeldkwaliteitplan Zandvoort vastgesteld. Aanleiding voor het opstellen van een beeldkwaliteitplan kwam voornamelijk voort uit de vraag hoe bouwplannen in te passen zijn binnen het stedelijk gebied. Er is namelijk geen uitbreiding meer mogelijk buiten de bebouwde kom van Zandvoort. Het beeldkwaliteitplan heeft tot doel het geven van een integrale visie op de beeldkwaliteit op het gemeentelijk grondgebied van Zandvoort en de vertaling naar het gemeentelijke ruimtelijke beleid.

De essentie van het beeldkwaliteitplan is om te streven naar een specifiek bij het gebied passende beeldkwaliteit. In sommige gebieden moet de lat hoog liggen omdat de historische kwaliteit hierom vraagt, in andere gebieden wordt een extra inspanning gevraagd omdat het gebied sterk bijdraagt aan het collectieve beeld. In bepaalde gebieden ligt de nadruk op de ontwikkelingskansen en op het creëren van nieuwe waarden, in andere gebieden is conformeren aan de bestaande eigenschappen de juiste toon.

De bovenstaande beleidsaccenten vormen het uitgangspunt voor de stedenbouwkundige visie op het plangebied. Het gebiedsgerichte beeldkwaliteitplan is voor een belangrijk deel bepalend voor de inhoud van de visie (zie hoofdstuk 3).

Welstandsnota Zandvoort (2004)

In juni 2004 is in de gemeente Zandvoort de welstandsnota vastgesteld. Hierin wordt voor elk gebied binnen de gemeente op basis van stedenbouwkundige, landschappelijke en architectonische samenhang een bepaalde kwaliteit toebedeeld. Aan elk gebied wordt vervolgens een bepaald welstandniveau gekoppeld; een bijzonder niveau of een regulier niveau. Ten aanzien van 'plaatsing' en 'massa en vorm' is het bestemmingsplan maatgevend ten opzichte van de bepalingen uit de welstandsnota. Voor “bestemmingsplan Brandweerkazerne” gelden de gebieden 'algemene begraafplaats' en 'groene lint' als uitgangspunt.

Algemene Begraafplaats

  • clustering van bebouwing en aaneengesloten bebouwing zijn niet wenselijk;
  • de hoofdvorm van een gebouw moet passen in en ondergeschikt zijn aan het duinlandschap;
  • een samengestelde hoofdvorm heeft de voorkeur boven een enkelvoudige.

Groene Lint

  • stedenbouwkundig geëigende locaties accentueren, eventueel aanwezige cultuurhistorische bebouwing dient daarbij gerespecteerd te worden;
  • (vervangende) nieuwbouw moet bijdragen aan de herkenbaarheid van het Groene Lint;
  • massa en vorm van (vervangende) nieuwbouw afstemmen op de schaal van de openbare ruimte en de betekenis van de locatie langs het Groene Lint.

Een belangrijke basis voor het welstandsbeleid is neergelegd in het bovengenoemde beeldkwaliteitplan. De stedenbouwkundige visie (hoofdstuk 3.1 van het voorliggende bestemmingsplan sluit aan bij zowel het beeldkwaliteitplan als ook het welstandsbeleid.

GVVP Zandvoort 2005

Nieuwe verkeerskundige inzichten en enkele stedenbouwkundige vernieuwingsprojecten hebben recentelijk geleid tot een actualisatie van het GVVP Zandvoort uit 2000. Algemene doelstelling hierbij was het ontwikkelen van een duidelijke en logische indeling in verkeersruimte en verblijfsgebieden, het verbeteren van de leefbaarheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid en het bevorderen van gebruik openbaar vervoer en fiets.

De wegen binnen het plangebied Linneausstraat / Kamerlingh Onnesstraat hebben sinds de actualisatie een snelheidsregime gekregen van 50 km/uur in plaats van de eerdere 30 km/uur. Voor de ontsluiting zijn deze wegen aangewezen op de Van Lennepweg. De Van Lennepweg maakt als belangrijke verkeersaders onderdeel uit van de doorgaande verkeersstructuur van Zandvoort. De weg is aangewezen als gebiedsontsluitingsweg en kent een inrichting en gebruik dat ook gebaseerd is op 50 km/uur.

Het beleid uit het GVVP is vertaald naar het bestemmingsplan. Hiermee wordt aangesloten bij de doelstelling de verkeersveiligheid te bevorderen en de bereikbaarheid te waarborgen.

Gemeentelijk Rioleringsplan Zandvoort 2010-2014

Voor het afvoeren van afvalwater uit het woongebied is riolering een onmisbare voorziening. De gemeente heeft de zorgplicht om hier in te voorzien. Dit is vastgelegd in de Wet milieubeheer, die de gemeente verplicht om de invulling van de aanleg en het beheer van de riolering inzichtelijk te maken in een gemeentelijk rioleringsplan ofwel GRP.

In 2005 heeft de gemeente Zandvoort haar rioleringszorg beschreven in het 'Gemeentelijk Rioleringsplan 2005-2009', 'Adequate en betaalbare rioleringszorg'. De gemeente heeft deze planperiode ingesteld om maatregelen uit te werken om het functioneren van het systeem te verbeteren. De hoofdzaak was een optimale benutting van de beschikbare berging in het bestaande systeem om de vuiluitworp op de vijvers te beperken en het beheersen van de kansen op 'water op straat' (capaciteit) en mogelijk daaruit voortvloeiende overlast. Voor de komende planperiode wordt deze strategie gecontinueerd, mede in het licht van de klimaatontwikkelingen. Daarnaast wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen.

Wet gemeentelijke watertaken

De gemeentelijke zorgplicht is met de komst van de Wet gemeentelijke watertaken, die 1 januari 2008 in werking is getreden, uitgebreid met zorgplichten voor het inzamelen en verwerken van overtollig grondwater en hemelwater. Hierdoor is het traditionele taakveld van de rioleringszorg binnen de gemeente veranderd in een verbreed pakket van watertaken.

De nieuwe wetgeving is nu veranderd in de zorgplichten:

1. Het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater

2. Het doelmatig inzamelen en verwerken van overtollig afvloeiend hemelwater, dat de perceeleigenaar niet redelijkerwijs zelf kan verwerken

Daarnaast geldt er een derde zorgplicht voor het grondwater:

3. Het in openbaar gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Hemelwater

De grondwaterstand en de bodemgesteldheid binnen de gemeente lenen zich bij uitstek voor het infiltreren van hemelwater. In de openbare ruimte wordt dit al op diverse locaties toegepast met goede resultaten. De technische mogelijkheden om het afstromend hemelwater op de particuliere percelen te verwerken zijn groot. De gemeente is dan ook voornemens het infiltreren van hemelwater op de particuliere percelen, in eerste instantie te stimuleren en in de toekomst mogelijk te verplichten. Voor het infiltreren op particuliere percelen dienen nadere uitgangspunten opgesteld te worden. Deze uitgangspunten worden in een aparte hemelwaterverordening benoemd.

Bij nieuwbouw wordt in ieder geval middels een gescheiden aansluiting op de riolering

aangesloten en geldt tevens een inspanningsverplichting om afstromend hemelwater op particuliere percelen te verwerken. In dit bestemmingsplan is in de waterparagraaf (zie paragraaf 5.4) hier meer over opgenomen.

Brandveiligheid- en Hulpverleningsverordening 2006

De verantwoordelijkheid voor het oefenen is op gemeentelijk niveau vastgelegd in de verordening “Brandveiligheid en Hulpverlening 2003”, waarin een artikel is opgenomen over opleiding en oefening. Dit artikel luidt: “Burgemeester en wethouders dragen zorg voor opleiding en oefening van het brandweerpersoneel dat voor de taakuitoefening noodzakelijk is”. De verantwoordelijkheid voor de geoefendheid van het gemeentelijke brandweerpersoneel ligt dus bij het lokale bestuur.

Uit het rapport “Beter oefenen bij de Brandweer” (1999) van het Ministerie van BZK is gebleken dat het oefenen in Nederland onvoldoende plaatsvindt om alle wettelijke taken veilig uit te kunnen voeren. Goede geoefendheid is belangrijk voor het uitvoeren van de hulpverleningstaken, maar ook een verantwoordelijkheid voor de werkgever vanuit de optiek van de Arbeidsomstandighedenwet.

Grote knelpunten bij het oefenen zijn onder meer het gebrek aan systematisch oefenen, realistisch oefenen en evalueren en de geoefendheid van manschappen en kaderleden (bevelvoerders en officieren). Op basis van de aanbevelingen uit het rapport is landelijk de Leidraad Oefenen ontwikkeld en in juli 2000 verschenen.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bedrijven En Milieuzonering

Ten oosten van het plangebied is een voormalige afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) te vinden. De perceelsgrens van de AWZI ligt op circa 80 meter vanaf het hart van de locatie waar de brandweerkazerne wordt gerealiseerd. De AWZI is buiten bedrijf, waardoor geen sprake is van geurhinder. Op de locatie is nu een pompstation in werking en in de toekomst zal er op het terrein van de AWZI een bedrijventerrein worden gerealiseerd.

5.2 Bodem

Door Tauw Adviesbureau b.v. is op 4 augustus 2006 voor de ontwikkeling een milieukundig bodemonderzoek verricht (zie bijlage 1). Dit onderzoek toont de aanwezigheid aan van een licht verhoogd gehalte met zink en arceen in de bovengrond. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehaltes met verontreinigde stoffen aangetroffen. De locatie is op basis van de onderzoeksresultaten niet asbest verdacht.

De resultaten van het onderzoek geven geen aanleiding tot het maken van bezwaar tegen de herontwikkeling van het perceel tot een brandweerkazerne.

5.3 Cultuurhistorie En Archeologie

Zandvoort heeft een historische kern. De mogelijkheid bestaat dat boven of in de ondergrond bouwhistorische resten en archeologische sporen en voorwerpen aangetroffen kunnen worden. De grond bewaart een veelheid aan historische informatie over de ouderdom en de (ruimtelijke) ontwikkeling van de kern.

Het plangebied is geen onderdeel van de historische kern van Zandvoort. Het wordt in de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) niet aangeduid met een archeologische verwachting en kent geen monumenten. Geconcludeerd wordt dat cultuurhistorie of archeologie geen belemmering zal zijn voor de realisatie van de Brandweerkazerne.

Door ADC ArcheoProjecten is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor deze locatie (zie bijlage 2). De resultaten van dit onderzoek leiden tot de volgende conclusie:

Uit oude kaarten blijkt, dat het terrein in de afgelopen 200 jaar niet bebouwd is geweest. Er is een kleine kans op archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijd. Wel moet rekening worden gehouden met archeologische resten uit de IJzertijd tot in de Vroege Middeleeuwen. Diepe bodemverstorende werkzaamheden binnen het plangebied worden uitsluitend uitgevoerd op de locatie waar het nieuwe kazerne gebouw komt te staan. Hierbij wordt tot maximaal 150 cm – mv funderingssleuven gegraven. Een deel van deze zone is verstoord tot een diepte van ca. 2 m – mv door de aanwezigheid van (reeds geruimde) menselijke begravingen. Verder ligt de toekomstige kazerne voor een aanzienlijk deel in de zone waar het talud aanwezig is de zone dat onderdeel uitmaakt van de begraafplaats hoogstwaarschijnlijk opgehoogd. Deze zaken in acht nemend, is de kans op het aantreffen van een intact bodemprofiel in de bovenste 100-150 cm van de bodem klein.

Conclusie archeologisch bureauonderzoek

Het terrein kan vrij worden gegeven voor de voorgenomen ontwikkeling, indien de gravende bodemverstorende werkzaamheden zich tot 150 cm onder maaiveld beperken.

5.4 Water

Keur en Beleidsregels

Per 22 december 2009 is een nieuwe keur in werking getreden, alsmede nieuwe beleidsregels. Een nieuwe keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem.

De "Keur en Beleidsregels" maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en -kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken),
  • andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).

De keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken alsmede voor het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wei te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning. De keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. (Zie paragraaf 4.2 voor het Waterbeheerplan van Rijnland)

Watertoets

In de huidige situatie is er in het plangebied en in de nabijheid geen oppervlakte water aanwezig. Er is geen aansluiting op het riool. De brandweer kazerne zal aansloten moeten worden op het bestaande rioleringssysteem zoals dat aanwezig is in de omgeving.

De brandweerkazerne voorziet in extra verharding binnen het plangebied. Het bouwplan zal in overleg met het hoogheemraadschap van Rijnland zodanig worden uitgevoerd dat dit aansluit bij de uitgangspunten van het waterschap. Vooruitlopend wordt bij dit bouwplan door onder ander infiltratie en afkoppeling invulling gegeven aan een totaal watersysteem. De zandgrond in Zandvoort is zeer doorlatend. Verder zal de waterpartij bij de brandweer kunnen helpen om het regenwater op te vangen, waarnaar het geleidelijk kan worden afgevoerd. Eventueel kan er bij extreme omstandigheden worden aangesloten op het opvanggebied aan de Tollensstraat.

Het bouwplan voegt maximaal 1.660 m2 aan bebouwing toe. Daarnaast wordt het terrein nog grotendeels verhard in verband met het oefenterrein, parkeerplaatsen, fietsenstalling en ruimte om de stallinggarage te kunnen bereiken.

In het kader van het artikel 3.1.1. overleg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan aan het Hoogheemraadschap toegezonden. De reactie is in het bestemmingsplan verwerkt (zie paragraaf 8.1).

Provinciaal grondwaterbeschermingsgebied

In sommige gebieden wordt grondwater uit de bodem gehaald om drinkwater van te maken. De provincie beschermt onder andere daarom het grondwater tegen vervuiling. Op de locaties waar drinkwater gewonnen wordt uit grondwater heeft de provincie een grondwaterbeschermingsgebied vastgelegd (zie afbeelding 6). Het plangebied van “Bestemmingsplan Brandweerkazerne” grenst aan de oostzijde aan het provinciale grondwaterbeschermingsgebied deel II. Grootschalige woningbouw en aanleg van nieuwe industrieterreinen worden zoveel mogelijk uit de omgeving van een drinkwaterwinning geweerd, ook worden er in zo'n gebied zo weinig mogelijk wegen aangelegd. Het grondwaterbeschermingsgebied heeft verder geen invloed op het plangebied. Voor de exacte regeling hieromtrent wordt verwezen naar de provinciale milieuverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BpBrandweerkazerne-VA01_0006.jpg"

afbeelding 6 : uitsnede kaart Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland

5.5 Geluidhinder

Het plangebied ligt aan de Linnaeusstraat en de spoorlijn Zandvoort-Haarlem. Deze infrastructuur is een belangrijke hinderbron voor geluid. De planlocatie bevindt zich in de geluidzone vanwege het gezoneerde terrein Circuit van Zandvoort (zie afbeelding 7). De Brandweerkazerne is echter geen geluid gevoelig object. Geluid is hierdoor geen beperking voor de bouw van de brandweerkazerne.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BpBrandweerkazerne-VA01_0007.jpg"

afbeelding 7 : Geluidzone circuit park Zandvoort

Milieuzonering brandweerkazerne

De brandweerkazerne is in principe een geluidbelastende functie voor de omgeving. Door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is in 2009 een handreiking Bedrijven en milieuzonering uitgebracht waarin specifiek wordt ingegaan op het verantwoord inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en van gevoelige functies nabij bedrijven. Het dient als hulpmiddel bij toetsing van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (zie www.vng.nl voor meer info). Ingevolge deze “Bedrijven en Milieuzonering” geldt voor brandweerkazernes een richtafstand van 50 meter tot nabijgelegen woningen. Bij de toekomstig te ontwikkelen woonwijk ten noordoosten van het plangebied zal hiermee rekening worden gehouden. Als de nieuwe woningen binnen de 50 meter worden gebouwd, zal met een berekening aangetoond worden dat van de richtafstand kan worden afgeweken.

Omdat het terrein van de brandweerkazerne ook is ingericht als oefenterrein is incidenteel een verhoging van de geluidbelasting mogelijk. Door het ontbreken van geluidgevoelige objecten in de directe omgeving levert dit geen beperkingen op. De oefeningen vinden voornamelijk 's avonds plaats. Bezoekers van de begraafplaats zullen geen overlast hebben.

Intensiteit gebruik

Door de Brandweer van Zandvoort wordt zowel uit de uitrukpost in Noord als die in Centrum uitgerukt. Vanuit beide uitrukposten wordt circa tussen de 450 en 500 keer per jaar uitgerukt, zowel overdag als in de nacht.

In de brandweerkazerne aan de Linnaeusstraat zijn overdag rond de 8 a 10 personen aanwezig. Het brandweerkorps wordt aangevuld met een team van circa 45 vrijwilligers. Deze vrijwilligers oefenen op dinsdagavond. Oefeningen vinden af en toe ook overdag plaats. Circa 15 tot 20 vrijwilligers gebruiken de brandweerkazerne als uitrukpost

Naast oefeningen op dinsdagavond vinden er op doordeweekse avonden regelmatig cursussen en bijscholingen plaats voor groepen van circa 20 personen. Voor deze cursussen en bijscholingen vinden buiten oefeningen plaats. De meeste oefeningen worden aan de achterzijde van het gebouw gehouden.

De oefeningen behandelen onder ander het zagen van houten stronken, het open knippen van auto's en het lopen met ademlucht in de oefentoren.

Daarnaast vinden enkele oefeningen op het dak plaats ter kennismaking met het gebruik van de ladderwagen of een lift.

Tenslotte wordt het gebouw gebruikt door circa twee ambulancemedewerkers en medewerkers van de reddingsbrigade. De reddingsbrigade kent ruim 80 actieve leden.

Aan het gebruik van de brandweerkazerne kunnen voor de vergunningverlening ingevolge het Activiteitenbesluit bouwkundige maatregelen en voorwaarden worden gesteld.

5.6 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is in 2007 in werking getreden. De Wet voorziet ondermeer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het “Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)”. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dergelijke projecten behoeven niet nader te worden onderzocht op hun gevolgen voor de luchtkwaliteit.

Voor de brandweerkazerne is deze regeling 'niet in betekenende mate' van belang. In het voorgaande bestemmingsplan is reeds geconcludeerd dat ook in 2010 en 2015 ruimschoots aan de normen van voor het jaargemiddelde concentratie stikstof en fijnstof wordt voldaan. Als gevolg van de inrichting die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, is aannemelijk dat de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide niet de 3% grens overschrijdt. De beperkte toename van luchtvervuiling als gevolg van de realisatie van één brandweerkazerne in het gebied, betekent dat het plan 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtvervuiling. Er is daarom geen nader onderzoek nodig. Verdere toetsing aan de normering van de Wet Luchtkwaliteit is achterwege gebleven.

5.7 Kabels En Leidingen

In het plangebied ligt een riooltransportleiding met een wettelijke beschermingszone. De leiding loopt vanaf het zuidelijk deel van de Algemene Begraafplaats via de Linnaeusstraat verder richting het noorden. De betreffende leiding is op de plankaart ingetekend. Verder is langs het bouwvlak van het gebouw van de brandweerkazerne een effluentieleiding gelegen. Het bouwplan houdt hiermee rekening. Bij bouwwerkzaamheden wordt altijd een onderzoek naar mogelijk leidingen vereist.

5.8 Externe Veiligheid

Op 27 oktober 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) in werking getreden. Bij dit besluit hoort de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (REVI). Het REVI is in 2007 herzien. De afstanden met betrekking tot bestaande situaties zijn verkleind ten opzichte van nieuwe situaties. Bij het plannen van risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) in de omgeving van een risicovolle inrichting moet op basis van het BEVI op bindende wijze rekening gehouden worden met de mogelijke invloed van die inrichting.

Op grond van het besluit gelden bepaalde normeringafstanden tussen risicovolle en risicogevoelige functies. Voor de bepaling van de risicogevoelige en risicovolle inrichtingen in het plangebied kan onder meer gebruik worden gemaakt van de Risicokaart. In de Risicokaart Noord-Holland is inzicht gegeven in het plaatselijk risico en het groepsrisico voor activiteiten binnen en buiten het plangebied. Dit geldt ook voor het risico vanwege vervoer van gevaarlijke stoffen via weg en spoor. Binnen of in de directe omgeving van het plangebied zijn er geen bedrijven en inrichtingen die een bedreiging voor de externe veiligheid kunnen vormen. De spoorlijn Zandvoort-Haarlem is geen route van gevaarlijke stoffen. Geconcludeerd wordt dat externe veiligheid geen beperking is voor het bestemmingsplan en het uit te voeren bouwplan vormt.

5.9 Ecologie

Vogel- en Habitatrichtlijn

Op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn gebieden aangewezen als Natura 2000-gebieden (zie afbeelding 8 ), waaromheen een Speciale Beschermingszone (sbz) geldt. Doel is de realisering van een duurzaam ecologisch netwerk van natuurgebieden in Europa.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BpBrandweerkazerne-VA01_0008.jpg"

Afbeelding 8 : Ligging Natura 2000-gebied (Bron: Quick scan ecologie Els & Linde)

Naast het aanwijzen van Speciale Beschermingszones verplicht de Vogelrichtlijn om passende maatregelen te nemen om de kwaliteit van de leefgebieden voor de vogels niet te laten verslechteren. Verder mogen er geen storende factoren in de gebieden optreden die negatieve gevolgen hebben voor het voortbestaan van de vogelsoorten, welke door de Vogelrichtlijn beschermd worden. In de Habitatrichtlijn is naast de aanwijzing van Speciale Beschermingszones de verplichting opgenomen om bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek uit te voeren naar mogelijk aanwezige beschermde soorten.

Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet

De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd door middel van de Flora- en faunawet, en de Natuurbeschermingswet. De Flora- en faunawet is van belang voor de soortenbescherming van planten en dieren, terwijl de Natuurbeschermingswet van toepassing is op de bescherming van de habitat van planten en dieren.

Tijdens het opstellen van het “bestemmingsplan Oud Noord” is reeds onderzoek verricht (Els & Linde, december 2006). Dit onderzoek heeft aangetoond dat een bestemmingsplan voor de brandweerkazerne haalbaar is. Geadviseerd is om bij de bouw van de brandweerkazerne maatregelen te nemen, waardoor de strikt beschermde zandhagedis en rugstreeppad niet op het bouwterrein kunnen komen. Voor de brandweerkazerne is geen ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet noodzakelijk.

Naar aanleiding van de Quick scan flora en fauna is vervolgonderzoek naar beschermde soorten niet nodig. Wel dient erop gewezen te worden dat voor alle beschermde soorten de zorgplicht geldt.

Voor dit plan is er door Els & Linde een nieuw veld- en bureauonderzoek verricht, te weten “Quick scan ecologie brandweerkazerne Zandvoort”. Het locatiebezoek vond plaats op 13 mei 2010 (zie bijlage 3).

Conclusie:

Uit het ecologisch onderzoek blijkt dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op de omliggende beschermde natuurgebieden. Er is een (zeer) kleine kans op aanwezigheid van rugstreeppad of zandhagedis op het bouwterrein. Geadviseerd wordt het bouwterrein af te schermen om eventuele schade te voorkomen (zorgplicht). In ieder geval is afscherming aan de zuidzijde zinvol.

Er is een kleine kans op tijdelijke schade aan de eekhoorn. Geadviseerd wordt de bomen en struiken te rooien buiten de kwetsbare winterperiode. Bij herplant kan worden overwogen om zaaddragende struiken en bomen te planten zodat de voedselbron voor de eekhoorn wordt uitgebreid.

Er is geen aanleiding te veronderstellen dat er andere beschermde soorten worden aangetroffen. Een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet is niet noodzakelijk. Om niet in strijd te handelen met de Flora- en faunawet dient het verwijderen van beplantingen (bomen/struikgewas) buiten de vogelbroedtijd (15 maart - 15 juli) plaats te vinden.

5.10 Duurzaam Bouwen

Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen

In alle nieuwe bestemmingsplannen, bestemmingsplanwijzigingen en stedenbouwkundige visies wordt een paragraaf duurzaam bouwen opgenomen. Daarnaast wordt in een vroeg stadium van elke substantiële ruimtelijke ontwikkeling een advies op het gebied van duurzaam bouwen gegeven (zie ook de wettelijke thema's). Duurzame ontwikkeling vormt een integraal onderdeel van het beheer van de openbare ruimte. Voor alle nieuwbouwplannen zijn ambities opgesteld op basis van het instrument GPR-gebouw.

Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011

Het Rijk en de gemeenten hebben een klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie. De gemeenten onderschrijven de ambities van het kabinet: een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990, een energiebesparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020. De ambitie is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren wordt de energieprestatie coëfficiënt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en in 2015 naar 0,4. Nu er afspraken zijn gemaakt over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie, zal er ook naar toe gewerkt moeten worden.

GPR Gebouw® 4

Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleren de Milieudienst IJmond en de gemeente Zandvoort het gebruik van GPR Gebouw® 4. GPR Gebouw® 4 is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Een score van 6.0 is representatief voor het wettelijke niveau van het Bouwbesluit. Dit instrument kijkt breder dan alleen energie. De GPR-lijst kan online ingevuld worden. De kosten van het gebruik van GPR Gebouw® 4 worden gedragen door de Milieudienst IJmond. De meeste gemeenten hanteren de ambitie om een 7.0 te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7.0 voor de thema's milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.

Conclusie

Overeenkomstig het beleid van de gemeente en het Rijk dient duurzaam te worden gebouwd. Het bouwplan biedt kansen om duurzaam te bouwen. Van belang is dat duurzaamheid / energiebesparing vroeg in het bouwproces wordt meegenomen en dat daarvoor in de realisatiefase budget beschikbaar wordt gesteld. Het gebouw is afhankelijk van de maatregelen dan comfortabeler en in de gebruiksfase worden veelal besparingen bereikt. Geadviseerd wordt om het instrument GPR Gebouw toe te passen en als ambitie te hanteren een 7 voor energie en gemiddeld een 7 voor de overige

thema's. Het ambitieniveau voor de bouw van de brandweerkazerne is opgenomen in het programma van eisen.

5.11 Verkeer

De ontwikkeling van de brandweerkazerne heeft effecten op het verkeer van de omliggende wegen. In deze paragraaf is het effect van de ontwikkeling op het verkeer inzichtelijk gemaakt.

Ontsluiting

De ontwikkelingslocatie wordt op twee wijzen ontsloten. De hoofdontsluiting van het terrein wordt vorm gegeven door een uitritconstructie op de kruising Linnaeusstraat – Kamerlingh Onnesstraat. Daarnaast wordt het fietspad Tollensstraat gebruikt als noodontsluiting tijdens uitrukken in zuidelijke richting.

Verkeersafwikkeling

De Linneausstraat en Kamerlingh Onnesstraat zijn beiden, conform de “Actualisatie GVVP Zandvoort 2005”, gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom. Het profiel van deze wegen komt echter niet overeen met de Essentiële Herkenbaarheidskenmerken. De Linnaeusstraat wordt eind 2011 gereconstrueerd, waarbij deze tot volwaardige gebiedsontsluitingswegen met vrijliggende fietspaden wordt aangelegd.

Naar verwachting nadert/vertrekt het grootste deel van de nieuwe ritten het terrein via de Linneausstraat. In 2008 heeft een verkeerstelling plaatsgevonden. Hieruit komt naar voren dat de intensiteit van Linneausstraat ongeveer 8.000 mvt/etm is. Een volwaardige gebiedsontsluitingsweg heeft gemiddeld een capaciteit van 20.000 mvt/etm. Derhalve is de verwachting dat zich na aanleg van de brandweerkazerne zich geen problemen voordoen ten aanzien van de verkeersafwikkeling.

Parkeren

In de meest ernstige situatie is de verwachting dat tijdens een grote uitruk waarbij zowel brandweer als reddingsbrigade moeten uitrukken 19 personen met een auto naar de kazerne komen. Dit aantal parkeerplaatsen wordt daadwerkelijk gerealiseerd Indien meer personen met de auto naar de kazerne komen biedt het oefenterrein extra ruimte voor circa 10 parkeerplaatsen.

Verkeersveiligheid

Bij de reconstructie van de Linneausstraat en Kamerlingh Onnesstraat wordt de verkeersveiligheid ten aanzien van de ontwikkeling van de brandweerkazerne nader invulling gegeven. Hierbij wordt rekening gehouden met de plaatsing van waarschuwingen ten behoeve van een uitruk en een veilige fietsoversteek voor fietsers van/naar fietspad Tollensstraat.

Bij een uitruk via de Tollensstraat wordt door de brandweer rekening gehouden met eventuele fietsers. De trottoirband langs het fietspad is laag, waardoor uitwijken naar het voetpad voor fietsers mogelijk is.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op hoe het hierboven beschreven beleid en de uitgangspunten van dit bestemmingsplan zijn verwoord in de regels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op de afzonderlijke bestemmingen.

Ook wordt in dit hoofdstuk de verhouding met wet- en regelgeving naast het bestemmingsplan aangegeven. En wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde systematiek.

6.2 Planvorm

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk bedoeld om de nieuwe brandweerkazerne in het gebied mogelijk te maken. Ook wil het de aanpassingen aan de wegen en paden in dit gebied, die onder andere door de komst van de brandweerkazerne nodig zijn, mogelijk maken. Het plan geeft regels voor bebouwing en gebruik. Daar waar mogelijk zijn de bepalingen uit het vigerende plan als uitgangspunt genomen.

Bij het opstellen van de bestemmingen en de regels zijn een zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijke indeling en redactie nagestreefd. Het aantal regels van een bestemming is beperkt en zijn waar mogelijk, ruim geformuleerd. De inhoud en de methodiek zijn vormgegeven volgens “De Standaard vergelijkbare bestemmingplannen” (SVBP 2008), de landelijke standaard voor het digitaal uitwisselbare en raadpleegbare plan.

De regels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:

Hoofdstuk I: Inleidende regels, waarin ondermeer de begrippen, dat wil zeggen wat in dit hoofdstuk onder bepaalde begrippen wordt verstaan. Daarnaast zijn de meetregels opgenomen, waarin de wijze van meten die in dit plan worden gehanteerd zijn aangegeven.

Hoofdstuk II: Bestemmingsregels, waarin de op de verbeelding aan de gronden gegeven bestemmingen zijn verklaard, is bepaald waarvoor deze mogen worden gebruikt, wat hierop mag worden gebouwd en in welke vorm.

Hoofdstuk III: Algemene regels, zoals de algemene gebruiksregels en de afwijkingregels die gelden.

Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotregel.

6.3 Doel Bestemmingsplan

Doel van het bestemmingsplan is een planologische regeling te geven voor het voorliggende plangebied. Naast het bestemmingsplan gelden andere wettelijke regelingen. De wettelijke regelingen hebben veelal een geheel ander doel dan het bestemmingsplan. Dit betekent dat deze wetgeving naast het bestemmingsplan blijft staan en van toepassing is. Het bestemmingsplan laat deze wettelijke regelingen derhalve onverlet.

Een en ander betekent in de praktijk dat bij het opstellen van het bestemmingsplan bezien dient te worden in hoeverre er ruimtelijk relevante wetgeving is, die van invloed kan zijn op de inrichting van het bestemmingsplan. Het kan daarbij ook zo zijn dat een bepaalde handeling, hoewel het bestemmingsplan deze handeling toelaat, op grond van deze wetgeving niet toelaatbaar is of dat voor die handeling eerst nog een ontheffing noodzakelijk is.

6.4 De Bestemmingen

In het plangebied zijn 3 bestemmingen en 1 dubbelbestemming opgenomen. Hieronder wordt een nadere beschouwing gegeven van deze bestemmingen.

6.4.1 Enkelbestemmingen

Bedrijf - brandweerkazerne (artikel 3)

Dit is een specifiek op de brandweerkazerne afgestemde bestemming. Het maakt een brandweerkazerne mogelijk en houdt daarbij rekening met de inpassing in het gebied. Dit houdt in dat er rekening wordt gehouden met de afstand tot omliggende groenstroken en overige elementen, zoals de aansluiting op wegen en paden en de aanwezige leidingen.

Bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak volgens de op de verbeelding opgenomen bouwhoogtes en in de regels opgenomen overige bepalingen. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn binnen dit bestemmingsplan niet toegestaan. Buiten het bouwvlak is ruimte gereserveerd voor parkeervoorzieningen voor auto en fiets, een oefenterrein, een waterpartij en overige bijbehorende voorzieningen.

Groen (artikel 4)

Binnen deze bestemming zijn de grotere groenelementen opgenomen die hoofdzakelijk groen dienen te blijven. Dit zijn zowel de bestaande bomenrijen en bermen, als de nieuw aan te leggen groene zone tussen brandweerkazerne en begraafplaats. Naast de groenvoorzieningen zijn tevens mogelijk gemaakt kunstwerken, straatmeubilair, paden en water.

Verder is er een specifieke gebiedsaanduiding 'verkeer' opgenomen om in een later stadium het bestaande fietspad iets te kunnen verleggen. Dit om het beter te laten aansluiten op de Linnaeusstraat/ Kamerlingh Onnesstraat en zo ook de groenstrook langs de voorzijde van het terrein van de brandweerkazerne te versterken.

Verkeer (artikel 5)

In deze bestemming zijn de in- en uitrit naar de brandweerkazerne en aansluitende wegen ondergebracht.

Ook groen, water en nutsvoorzieningen zijn in de bestemming 'Verkeer' mogelijk. Dit om eventuele aanpassingen mogelijk te houden zonder direct een bestemming te hoeven wijzigen.

6.4.2 Dubbelbestemmingen

Leiding (artikel 6)

Met deze dubbelbestemming is de ligging van de ondergrondse riooltransportleiding geregeld. Op de verbeelding is de dubbelbestemming weergegeven door middel van een 10 meter brede zone. Er dient namelijk een minimale afstand van 5 meter tot de leiding vrij te worden gehouden van bebouwing. De regeling sluit aan bij de regeling uit het tot nu toe vigerende “bestemmingsplan Oud Noord”.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Het plan is een ontwikkeling van de gemeente. De gronden zijn eigendom van de gemeente en de economische uitvoerbaarheid van het plan ligt hiermee voldoende vast.

De gemeenteraad heeft tegelijk met de vaststelling van dit bestemmingsplan besloten geen grondexploitatie in de zin van artikel 6.1.2. eerste lid Bro vast te stellen.

Planschade

Aan een belanghebbende die ten gevolge van de bepalingen van het bestemmingsplan, schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel aan hem/haar kan worden toegerekend en waarvan de vergoeding niet of onvoldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd kan planschade vergoeding worden toegekend. Met deze mogelijkheid van planschade wordt in de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan rekening gehouden.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

IIn het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan op 21 juli 2010 toegezonden aan de volgende instanties:

  1. a. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
  2. b. Hoogheemraadschap van Rijnland
  3. c. Vrom-Inspectie
  4. d. Gasunie
  5. e. Joulz (Eneco)
  6. f. Liander (Nuon)
  7. g. PWN
  8. h. KPN
  9. i. NS

Samen met het verwerken van de reacties van de overlegpartners zijn er een aantal ambtshalve wijzigingen in het plan doorgevoerd. Dit is gedaan aan de hand van de 'Nota van overleg / Ambtshalve wijzigingen, Voorontwerpbestemmingsplan Brandweerkazerne' (zie bijlage 4), waarin de reacties worden beantwoord en de wijzigingen puntsgewijs worden doorgenomen.

8.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft niet voor inspraak ter inzage gelegen. Aangezien in het "bestemmingsplan Oud Noord" de locatie reeds was aangemerkt als toekomstige locatie voor de brandweerkazerne. Hierdoor is er bij de procedure van het "bestemmingsplan Oud Noord" reeds de mogelijkheid tot inspraak met betrekking tot deze ontwikkeling geweest.

8.3 Zienswijzen En Ambtshalve Wijziging

Het ontwerpbestemmingsplan "Brandweerkazerne" heeft met ingang van 24 september 2010 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren gebracht.

Door de inwerkingtreding van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) dient het bestemmingsplan qua terminologie aangepast te worden conform de "werkafspraak SVBP begrippen vs Wabo" 4 november 2010, Geonovum. Een aanlegvergunning is nu bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Het begrip "ontheffing" van een bestemmingsplan bestaat ook niet meer. Dit heet nu "afwijkingen" van het bestemmingsplan. Artikel 3, 4, 6, 9 en 10 van de regels zijn qua terminologie (niet qua inhoud) aangepast.

Het ontwerpbestemmingsplan is met in achtneming van deze wijziging door de gemeenteraad op 25 januari 2011 vastgesteld.

Bijlage 1 Resultaten Bodemonderzoek

Bijlage 1 Resultaten bodemonderzoek

Bijlage 2 Resultaten Archeologisch Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek

Bijlage 2 Resultaten Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek

Bijlage 3 Resultaten Quickscan Ecologie

Bijlage 3 Resultaten Quickscan ecologie

Bijlage 4 Nota Van Overleg / Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 4 Nota van overleg / ambtshalve wijzigingen