Bestemmingsplan Snackverkooppunt Tollensstraat
Bestemmingsplan - gemeente Zandvoort
Vastgesteld op 25-05-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplanSnackverkooppunt Tollenstraat van de gemeente Zandvoort;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0473.BpSnackvTollensst-VA02;
1.3 verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan 'Snackverkooppunt Tollensstraat' bestaande uit het blad met het nummer 300175-0002 met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;
1.4 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.11 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonische opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw;
1.12 bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.15 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.19 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
1.20 horecabedrijf categorie C:
een cafetaria en/of snackbar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitvoering hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren en dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt;
1.21 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.22 omgevingsvergunning voor het bouwen
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo;
1.23 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo;
1.24 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch -en pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;
1.25 straatmeubilair:
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakening, bewegwijzering, verlichting, halteaanduiding, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, afvalcontainers, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, telefooncellen en abri's;
1.26 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
- a. Waar in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de wettelijke regelingen, zoals die luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 peil:
Indien de hoofdtoegang van het bouwwerk direct aan de weg grenst is het peil gelijk aan de hoogte van de kruin van die weg of, indien de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw of zoals dit ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan aanwezig was.
De in deze regels gegeven regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op het in horizontale zin uitsteken van bouwdelen als goot- en kroonlijsten, gevellijsten, plinten, kozijnen, stoepen, stoeptreden of -hekken, dorpels en afvoerpijpen voor hemelwater.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Horeca
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een horecabedrijf in de vorm van een cafetaria en/of snackbar ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie c' ;
met de daarbij behorende bouwwerken en erven, waaronder: - b. verhardingen;
- c. terras;
- d. fietsenstalling;
- e. windschermen;
- f. vlaggenmasten;
- g. bijbehorende voorzieningen.
- h.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de hoge archeologische waarde.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij bodemverstorende activiteiten ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet verder gaan dan een diepte van 0,3 meter onder maaiveld.
4.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming Waarde- Archeologie, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken als seksinrichting, escortbedrijf en sekswinkel.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van de bepalingen in dit plan voor:
- a. het oprichten van gebouwen voor nutsvoorzieningen, mits de oppervlakte van elk van deze gebouwen niet meer bedraagt dan 20 m2 en de bouwhoogte daarvan niet meer bedraagt dan 3 m;
- b. overschrijdingen van de bouw- en bestemmingsgrenzen, zoals aangegeven op de plankaart, met maximaal 2 m, door ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, bordessen, luifels, trappen, pergola's;
- c. het overschrijden van de bepalingen inzake bouwhoogte en oppervlakte van ge-bouwen, met maximaal 10%;
- d. het overschrijden van de bepalingen inzake de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met maximaal 20%.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Bouwen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 8.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
8.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
8.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
8.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
8.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 8.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
8.8 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht een omgevingsvergunning verlenen.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplanSnackverkooppunt Tollenstraat"
van de gemeente Zandvoort.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 25 mei 2011
De griffier, De burgemeester,
…………. …………
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
In het 'bestemmingsplan Oud-Noord' is een vaste horecaplaats voor een snackverkooppunt aan de Tollensstraat opgenomen. De ondernemer wil op deze horecaplaats een nieuwe en grotere unit plaatsen. Echter is het bestaande bestemmingsvlak hiervoor te klein, waardoor een nieuw bestemmingsplan dient te worden opgesteld.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een passende planologische en juridische regeling voor het nieuwe snackverkooppunt.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied van het snackverkooppunt 'de Zilvermeeuw' is gelegen aan de Tollensstraat, vlakbij de kruising met de Van Lennepweg. De locatie ligt aan de spoorlijn Zandvoort-Haarlem. De grootte van het plangebied is circa 132 m² (zie afbeelding 1).
afbeelding 1: luchtfoto met ligging plangebied (Bron: gemeente Zandvoort, 2011)
1.3 Vigerende Bestemmingsplan
Het geldende bestemmingsplan waarin de planologische regels voor de locatie zijn vervat betreft “bestemmingsplan Oud Noord', vastgesteld op 11 december 2007 en in werking getreden op 30 mei 2008. De locatie wordt in “ bestemmingsplan Oud Noord' beschreven als 'Horeca met categorie C'. Binnen de op de plankaart met 'Horeca' aangegeven gronden met de aanduiding 'Horeca categorie c' is alleen een snackbar- en/of cafetariafunctie toegestaan. De maximaal toegestane hoogte van het gebouw bedraagt 3,5 meter (zie afbeelding 2 ).
afbeelding 2 : uitsnede plankaart “bestemmingsplan Oud Noord'
1.4 Leeswijzer
Het voorliggend bestemmingsplan begint met een inleidend hoofdstuk, waarna hoofdstuk 2 ingaat op een beschrijving van de bestaande situatie. Hoofdstuk 3 beschrijft het plan, dat de vorm en inhoud van de juridische regeling bepaald. Hoofdstuk 4 bevat een omschrijving van het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en wordt gevolgd door de omgevingsaspecten in hoofdstuk 5. De juridische vormgeving is beschreven in hoofdstuk 6 en de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in hoofdstuk 7. Als laatste wordt in hoofdstuk 8 de maatschappelijke uitvoerbaarheid, waaronder vooroverleg en inspraak behandeld.
Hoofdstuk 2 Het Plangebied
2.1 Historie
Gemeente Zandvoort is met zijn combinatie van wonen, werken, strand, zee, duinen en bos op zeer korte afstand van elkaar, een uniek stukje Nederland.
Het plangebied ligt in de groenstrook aan de noordzijde van de spoorlijn Zandvoort – Haarlem. Deze groenstrook heeft een duinkarakter dat vanaf de duinen tot aan het station van Zandvoort strekt. Aan de overzijde van het spoor is het duinlandschap duidelijk aanwezig.
Het oorspronkelijk kleine vissersdorp Zandvoort is gegroeid tot een belangrijke bad- en woonplaats. Dit is goed herkenbaar in de ruimtelijke structuur van de gemeente. Tussen 1200 en 1600 is door landinwaarste verstuiving een zandgebied met jonge duinen ontstaan. Deze landschappelijke kenmerken zijn op vele plekken in de gemeente Zandvoort zichtbaar. Zandvoort is door de ligging op de zeereep een vooruitgeschoven post van de binnenduinrand. Deze binnenduinrand, met de evenwijdig aan de kust lopende strandwallen is van oudsher sterk bebouwd. Na de Tweede Wereldoorlog is de bebouwing toegenomen, waardoor de zelfstandige beleving van de kern nog meer is versterkt. De bebouwing en bosranden van de binnenduinrand vormen een scherp contrast met het open jonge duingebied in omgeving van Zandvoort.
2.2 Ruimtelijke Functionele Analyse
2.2.1 Groenstructuur
Het plangebied is gelegen aan de groene bufferzone die aan beide zijden langs de spoorlijn ligt. Door de bufferzone wordt de natuur ten oosten van Zandvoort verder het dorp ingebracht. Daarnaast is het groen van de Algemene begraafplaats vlakbij.
2.2.2 Verkeersstructuur
Het snackverkooppunt heeft een centrale ligging in Zandvoort. De ligging aan de drukke Van Lennepweg zorgt voor een makkelijke bereikbaarheid voor het noorden en zuiden van Zandvoort. Het fietspad in het verlengde van de Tollensstraat zorgt voor een goede ontsluiting voor fietsers. In de omgeving van de locatie is een ruim aanbod aan parkeermogelijkheden, zodat klanten van het verkooppunt er met de auto ook makkelijk terecht kunnen. Voor het plan wordt dan ook geen verkeers- of parkeerproblematiek verwacht.
Hoofdstuk 3 Het Plan
3.1 Uitgangspunten Vanuit Beleid
Vanuit het gemeentelijke beeldkwaliteitsplan (zie paragraaf 9) zijn aan bepaalde gebieden specifieke belangen gekoppeld. Het plangebied is aangegeven als onderdeel van een consolidatiegebied. In consolidatiegebieden zijn de reeds aanwezige (cultuurhistorisch waardevolle) stedenbouwkundige en/of architectonische eigenschappen van een zodanige kwaliteit dat het beleid vooral gericht moet zijn op handhaven (consolideren) van de bestaande kwaliteiten en eigenschappen. In geval van verandering of vervanging van bestaande elementen dient de nadruk te liggen op conformeren aan de reeds aanwezige context en waar mogelijk het herstellen van verloren waarden. Het plan gaat uit van vervanging van een bestaande unit door een grotere. Hierbij worden geen bestaande elementen aangetast. Ook de beeldkwaliteit verandert door deze ontwikkeling nauwelijks.
3.2 Snackverkooppunt Tollensstraat
De horecagelegenheid de Zilvermeeuw aan de Tollensstraat zal volgens de plannen een groter gebouw krijgen waarvan de afmetingen zijn: 8 bij 12 m, met een totaal oppervlak van 96 m². Het gebouw wordt 2,75 m hoog en is voorzien van een platdak. Daarnaast bevat de voorziening een buitenterras aan de straatzijde.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte (2006)
De Nota Ruimte is een nota van het rijk, waarin de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd worden. De nota is op 17 januari 2006 en 17 mei 2005 door respectievelijk de Eerste Kamer en Tweede Kamer vastgesteld. In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen:
- versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
- bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
- borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
- borging van de veiligheid.
Het rijk wil zich niet meer met alles bemoeien en wil strategisch op hoofdlijnen sturen. Decentrale overheden krijgen meer ruimte om hun eigen weg te gaan. Het gaat er uiteindelijk om dat de besluitvorming over de inrichting van de ruimte dichter bij de direct belanghebbenden komt te liggen.
Voor verstedelijking, infrastructuur en vestiging van bedrijven en economische activiteiten geldt een zogenaamd bundelingsbeleid: nieuwe woongebieden en bedrijvigheid moeten zoveel mogelijk worden aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Hierbij moet bovendien rekening worden gehouden met (bestaande) recreatieve voorzieningen, groen en water (watertoets).
Het plan voorziet in de vergroting van de bestaande functie en dit is niet strijdig met de doelstellingen die de Nota Ruimte nastreeft.
AMvB Ruimte
Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 hebben de eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) de status van structuurvisie gekregen. Ze zijn daarmee niet langer bindend voor andere partijen. Voor die belangen die juridisch doorwerking behoeven is het besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel de AMvB Ruimte opgesteld. De AMvB Ruimte bevat daarom, passend binnen het nieuwe stelsel van de Wro, een zo beleidsneutraal mogelijke vertaling van deze bestaande ruimtelijke kaders uit de PKB's, zoals de Nota Ruimte. Het gaat om de kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, de nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.
Met de AMvB Ruimte maakt het rijk op pro-actieve wijze duidelijk aan welke regels provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen moeten voldoen en wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Het besluit is nog niet vastgesteld en in werking getreden.
Nationaal Milieubeleidsplan 4 (2001)
Voor een groot aantal knelpunten op milieugebied kan nog niet aan de minimale milieukwaliteitcondities worden voldaan. Daarom krijgt het stedelijk gebied in het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP 4) extra aandacht. Het gaat om gezondheidsverlies door luchtvervuiling (NO2 en fijn stof), geluidhinder of te grote risico's op calamiteiten. Volgens het NMP 4 staat de kwaliteit van de leefomgeving onder druk door een opeenstapeling van milieuproblemen, die onder andere veroorzaakt worden door de intensiteit van het verkeer, de ouderdom van de bebouwing, de bedrijvigheid en de beperkte aanwezigheid van groen. Om de milieukwaliteit van de stad te vergroten moeten lawaai, lucht, bodem- en (grond)waterverontreiniging worden aangepakt.
Aan de milieuaspecten uit het milieubeleidsplan is in het bestemmingsplan aandacht besteed in hoofdstuk . Ernstige milieuproblemen doen zich niet voor.
Flora- en faunawet
Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet vereist dat inzicht wordt geboden in de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ingreep op wettelijke beschermde planten en dieren. Als er significant schadelijke gevolgen zijn voor een wettelijk beschermde soort en/of leefgebied zal bezien moeten worden in hoeverre de schadelijke effecten kunnen worden voorkomen. Wordt de uitvoering van een plan noodzakelijk geacht (maatschappelijke relevantie dient te worden aangetoond) dan zal in het kader van de wet ontheffing moeten worden verkregen en zal moeten worden voorzien in compensatie.
Sinds 22 februari 2005 is een nieuwe AMvB in werking getreden die voorziet in een wijziging van het 'Besluit beschermde dier- en plantensoorten'. Deze AMvB betekent dat het ontheffingsregime is aangepast. Met de inwerkingtreding van dit besluit is sprake van een drietal categorieën beschermingsniveaus:
- Niveau1: een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten. Voor deze soorten is geen ontheffing van de artikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet meer nodig.
- Niveau 2: een algemene vrijstelling met gedragscode voor een aantal beschermde soorten genoemd in tabel 2 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.
- Niveau 3: streng beschermde soorten. Dit zijn de soorten genoemd in bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en alle soorten die zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn.
Het Snackverkooppunt is in de bestaande situatie reeds aanwezig. In de toekomstige situatie komt er een groter snackverkooppunt. Deze ontwikkeling heeft verder geen gevolgen op de Flora- en faunawet, zie paragraaf .
NationaalWaterplan
Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het plan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding.
In het Nationaal Waterplan geeft het Rijk aan dat wordt vastgehouden aan de ingezette koers voor het reduceren van verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater, namelijk een combinatie van de principes: aanpak bij de bron, hergebruik, zuivering en 'de vervuiler betaalt'. Meer dan voorheen wordt aandacht gegeven aan de inrichting van het watersysteem. De sanering van bronnen wordt zoveel als mogelijk landelijk of Europees aangepakt. Het uitvoeringsprogramma diffuse bronnen wordt voortgezet. Het vergunnen van lozingen wordt zo veel als mogelijk vervangen door algemene regels. Om gebiedspecifieke differentiatie mogelijk te maken gaat het nationaal waterplan voort op de reeds ingeslagen weg om aan bevoegde instanties ruimte te laten om met maatwerkvergunningen aanvullende bescherming van het watersysteem te realiseren. De watertoets is beschreven in paragraaf 5.4.
Verdrag van Malta (1998)
In 1998 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Ter uitvloeisel van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz)
Sinds september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) van kracht. Deze wet maakt onderdeel uit van de Monumentenwet. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, zoals bedoeld in het Verdrag van Malta. Als behoud in de bodem geen optie is, dan is, voorafgaand aan de bodemverstoring, onderzoek nodig om archeologische overblijfselen te documenteren en de informatie en vondsten te behouden. In de dichtbebouwde stedelijke omgeving is in de praktijk doorgaans sprake van deze laatste optie.
Aan archeologie en cultuurhistorie is aandacht geschonken in paragraaf 5.3.
4.2 Provinciaal Beleid En Regionaal Beleid
Structuurvisie Noord-Holland 2040
Inmiddels is ook de ontwerp Structuurvisie Noord-Holland 2040 “Kwaliteit door veelzijdigheid' verschenen en in procedure genomen. Het nieuwe beleid is onderverdeeld in drie provinciale hoofdbelangen: ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provinciale sturing richt zich op bovenlokale en regionale belangen.
Voor voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten stuurt de provincie met name aan om bestaande locaties te intensiveren en herstructureren, naast het zoeken naar nieuwe locaties voor bedrijven. Dit zijn locaties “binnen Bestaand bebouwd Gebied'. Bereikbaarheid gaat een rol spelen in de locatiekeuze voor nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld werklocaties (duurzame bereikbaarheid).
De bescherming tegen overstroming en wateroverlast wordt gewaarborgd door het versterken van de waterkeringen en het aanwijzen van ruimte voor waterberging. Waterberging gebeurt voornamelijk fijnmazig, maar waar nodig wordt dit integraal aangepakt in combinatie met woningbouw, recreatie of natuur.
Streekplan Noord-Holland Zuid
In februari 2003 is het streekplan Noord-Holland Zuid vastgesteld. In december 2007 heeft er een herziening plaatsgevonden. Het streekplan bevat het ruimtelijk beleid van de provincie voor Noord-Holland Zuid. Voor het bestemmingsplan zijn de volgende beleidsaspecten van belang:
- ligging in stedelijk gebied;
- nabijheid van EHS.
Binnen de contouren wordt gestreefd naar een vervlechting van woon- en werkfuncties (functiemenging). Verstedelijking buiten de rode contour is in principe niet mogelijk.
Het streekplanbeleid voor Zandvoort is vertaald in het bestemmingsplan. Het volledige plangebied ligt binnen de rode contour. Er is sprake van inbreiding binnen de huidige functionele structuur van Oud Noord met een centrale ligging voor een goede bereikbaarheid.
Provinciale Ruimtelijke Verordening Noord-Holland
De Provinciale ruimtelijke verordening (Prv) schrijft voor waaraan onder andere bestemmingsplannen moeten voldoen. Provinciale Staten hebben de Prv van Noord-Holland op 15 december 2008 vastgesteld. Op 1 januari 2009 is de verordening in werking getreden. De regels van de Prv vloeien voort uit de bestaande streekplannen Noord-Holland Zuid en Noord.
Ten opzichte van de ontwikkelingen in het plangebied staan in de Prv geen bepalingen waarvoor een ontheffing nodig is. Het plangebied ligt in het stedelijk gebied zoals aangegeven op de bij de Prv behorende Kaart 1. Binnen stedelijk gebied is verstedelijking mogelijk. Dit sluit aan bij de uitgangspunten van het streekplan en vormt dus geen beperking voor dit plan.
4.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Zandvoort 2025, Parel aan Zee + en Toekomstvisie 2040
In de structuurvisie worden de ambities van de gemeente voor Zandvoort beschreven. De gemeente Zandvoort wil dat de steeds mobieler wordende mens blijft kiezen voor Zandvoort als plek waar men graag woont en recreëert. Hier geeft de gemeente invulling aan met de volgende centrale visie:
- een gezonde toekomst, waarin Zandvoort een sterke positie binnen de regio heeft;
- een toeristische sector als belangrijkste economische motor en die motor moet de komende decennia blijven draaien. Ontwikkelingen zijn gericht op een goed ondernemersklimaat zodat het aantrekkelijk blijft om in Zandvoort te investeren. De aandacht wordt vooral op het verblijfstoerisme gericht en op bezoekers die voor meer komen dan alleen strand;
- een aantrekkelijke woongemeente met een evenwichtige bevolkingsopbouw. De luwe ligging binnen de Randstad, tussen natuurgebieden, zorgt voor een goede concurrentiepositie ten opzichte van de omliggende gemeenten;
- een onderscheidende identiteit. Niet bouwen zoals de buurman, maar de bestaande karakteristieken versterken. De historie van het dorp krijgt een nadrukkelijker rol in de ontwikkeling. Daarnaast wordt de landschappelijke ligging beter benut;
- kwaliteit boven kwantiteit.
Buiten de rode contour wordt het 'nee, tenzij'-principe gehanteerd. De centrale visie heeft geleid tot een aantal doelen. Deze doelen zijn onder meer verwoord in toekomstvisie 2040. De structuurvisie schrijft voor dat alleen kleine ontwikkelingen gewenst zijn in de wijk Oud Noord.
Het Snackverkooppunt de Zilvermeeuw valt binnen de rode contour en is een bestaande functie. Verder is het gelegen in een gebied dat in de structuurvisie is aangeduid als “versterken hoofdgroenstructuur'. Tot de hoofdgroenstructuur behoren de grotere oppervlakten groen, de doorgaande grote straatbomen, de buurt straatbomen en de ecologische verbindingen. Door de ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt worden bestaande groenstructuren niet aangetast. Hierdoor is het plan niet in strijd met de beleid zoals geformuleerd in de structuurvisie.
afbeelding 3 : toekomstvisie 2040
Groenbeleidsplan, “Maak Zandvoort groen' (2009)
De gemeente wil meer aandacht schenken aan groen binnen de gemeente. Om het groen binnen de gemeente beter te ontwikkelen en behouden is het groenbeleidsplan “Maak Zandvoort groen' opgesteld. Het groenbeleidsplan wordt geïntegreerd in de structuurvisie en gebruikt bij het opstellen van bestemmingsplannen. Het groenbeleid geeft het kader waarbinnen verdichting en vergroening gewenst is en de maatregelen die daar voor nodig zijn. Het groenbeleidsplan omschrijft het groenbeleid voor de komende 10 jaar. Het plan heeft als doel:
- de groenbeleving van de Zandvoorter te vergroten;
- de kwaliteit van het groen in de gemeente Zandvoort op een hoger niveau te brengen;
- een duurzame groenstructuur te behouden en te ontwikkelen die aansluit op cultuurhistorische, landschappelijke, architectonische, ecologische waarden en gebruikswaarden;
- de gemeentelijke hoofdgroenstructuur vast te leggen;
- aan te geven waar het gewenst is om oppervlakten groen te wijzigen;
- aan te geven welke kwaliteit (luxe- standaard- natuurlijk) groen waar gewenst is;
- aan te geven hoe het verkrijgen van kwalitatief groen bij nieuwe stedenbouwkundige projecten en herinrichting van de openbare ruimte gerealiseerd kan worden;
- hoe om te gaan met het behoud van waardevolle bomen;
- hoe het beeld van het groen op een hoger niveau kan worden gebracht;
- een kader te geven voor het groenbeheer, het onkruidbeheer en de onderhoudsniveaus.
afbeelding 4: Hoofdgroenstructuur
Het snackverkooppunt is gelegen in een gebied dat in het groenbeleidsplan is aangeduid als “Hoofdgroenstructuur'. Tot de hoofdgroenstructuur behoren de grotere oppervlakten groen, de doorgaande grote straatbomen, de buurt straatbomen en de ecologische verbindingen. Door de ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt worden bestaande groenstructuren niet aangetast. Hierdoor is het plan niet in strijd met het groenbeleidsplan.
Beeldkwaliteitplan (2001)
In oktober 2001 is het Beeldkwaliteitplan Zandvoort vastgesteld. Aanleiding voor het opstellen van een beeldkwaliteitplan kwam voornamelijk voort uit de vraag hoe bouwplannen in te passen zijn binnen het stedelijk gebied. Er is namelijk geen uitbreiding meer mogelijk buiten de bebouwde kom van Zandvoort. Het beeldkwaliteitplan heeft tot doel het geven van een integrale visie op de beeldkwaliteit op het gemeentelijk grondgebied en de vertaling naar het gemeentelijke ruimtelijke beleid.
De essentie van het beeldkwaliteitplan is om te streven naar een specifiek bij het gebied passende beeldkwaliteit. In sommige gebieden moet de lat hoog liggen omdat de historische kwaliteit hierom vraagt, in andere gebieden wordt een extra inspanning gevraagd omdat het gebied sterk bijdraagt aan het collectieve beeld. In bepaalde gebieden ligt de nadruk op de ontwikkelingskansen en op het creëren van nieuwe waarden, in andere gebieden is conformeren aan de bestaande eigenschappen de juiste toon.
De ontwikkeling van het snackverkooppunt naar een groter gebouw zal weinig verandering teweeg brengen voor de omgeving. Het verkooppunt is namelijk in de huidige situatie aanwezig en de ontwikkeling is conform de bestaande eigenschappen. Gezien dit feit zal de beeldkwaliteit in het gebied niet wijzigen.
Welstandsnota Zandvoort (2004)
In juni 2004 is in de gemeente Zandvoort de welstandsnota vastgesteld. Hierin wordt voor elk gebied binnen de gemeente op basis van stedenbouwkundige, landschappelijke en architectonische samenhang een bepaalde kwaliteit toebedeeld. Aan elk gebied wordt vervolgens een bepaald welstandniveau gekoppeld; een bijzonder niveau of een regulier niveau. Ten aanzien van 'plaatsing' en 'massa en vorm' is het bestemmingsplan maatgevend ten opzichte van de bepalingen uit de welstandsnota.
Een belangrijke basis voor het welstandsbeleid is neergelegd in het bovengenoemde beeldkwaliteitplan. Het voorliggende bestemmingsplan sluit aan bij zowel het beeldkwaliteitplan als ook het welstandsbeleid.
GVVP Zandvoort 2005
Nieuwe verkeerskundige inzichten en enkele stedenbouwkundige vernieuwingsprojecten hebben recentelijk geleid tot een actualisatie van het GVVP Zandvoort uit 2000. Algemene doelstelling hierbij was het ontwikkelen van een duidelijke en logische indeling in verkeersruimte en verblijfsgebieden, het verbeteren van de leefbaarheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid en het bevorderen van gebruik openbaar vervoer en fiets.
Voor de ontsluiting is het plangebied aangewezen op de Tollensstraat en de Van Lennepweg. De Van Lennepweg maakt als belangrijke verkeersader onderdeel uit van de doorgaande verkeersstructuur van Zandvoort. De weg is aangewezen als gebiedsontsluitingsweg en kent een inrichting en gebruik dat gebaseerd is op 50 km/uur.
Het beleid uit het GVVP is meegenomen in dit bestemmingsplan. Hiermee wordt aangesloten bij de doelstelling de verkeersveiligheid te bevorderen en de bereikbaarheid te waarborgen. Het thema verkeer is nader beschreven in paragraaf 5.11.
Gemeentelijk Rioleringsplan Zandvoort 2010-2014
Voor het afvoeren van afvalwater uit het woongebied is riolering een onmisbare voorziening. De gemeente heeft de zorgplicht om hier in te voorzien. Dit is vastgelegd in de Wet milieubeheer, die de gemeente verplicht om de invulling van de aanleg en het beheer van de riolering inzichtelijk te maken in een gemeentelijk rioleringsplan ofwel GRP.
In 2005 heeft de gemeente Zandvoort haar rioleringszorg beschreven in het 'Gemeentelijk Rioleringsplan 2005-2009, 'Adequate en betaalbare rioleringszorg'. De gemeente heeft deze planperiode ingesteld om maatregelen uit te werken om het functioneren van het systeem te verbeteren. De hoofdzaak was een optimale benutting van de beschikbare berging in het bestaande systeem om de vuiluitworp op de vijvers te beperken en het beheersen van de kansen op 'water op straat' (capaciteit) en mogelijk daaruit voortvloeiende overlast. Voor de komende planperiode wordt deze strategie gecontinueerd, mede in het licht van de klimaatontwikkelingen. Daarnaast wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen.
Wet gemeentelijke watertaken
De gemeentelijke zorgplicht is met de komst van de Wet gemeentelijke watertaken, die 1 januari 2008 in werking is getreden, uitgebreid met zorgplichten voor het inzamelen en verwerken van overtollig grondwater en hemelwater. Hierdoor is het traditionele taakveld van de rioleringszorg binnen de gemeente veranderd in een verbreed pakket van watertaken.
De nieuwe wetgeving is nu veranderd in de zorgplichten:
- 1. Het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater.
- 2. Het doelmatig inzamelen en verwerken van overtollig afvloeiend hemelwater, dat de perceeleigenaar niet redelijkerwijs zelf kan verwerken.
Daarnaast geldt er een derde zorgplicht voor het grondwater:
- 3. Het in openbaar gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Hemelwater
De grondwaterstand en de bodemgesteldheid binnen de gemeente lenen zich bij uitstek voor het infiltreren van hemelwater. In de openbare ruimte wordt dit al op diverse locaties toegepast met goede resultaten. De technische mogelijkheden om het afstromend hemelwater op de particuliere percelen te verwerken zijn groot. De gemeente is dan ook voornemens het infiltreren van hemelwater op de particuliere percelen, in eerste instantie te stimuleren en in de toekomst mogelijk te verplichten. Voor het infiltreren op particuliere percelen dienen nadere uitgangspunten opgesteld te worden. Deze uitgangspunten worden in een aparte hemelwaterverordening benoemd.
Bij nieuwbouw wordt in ieder geval middels een gescheiden aansluiting op de riolering
aangesloten en geldt tevens een inspanningsverplichting om afstromend hemelwater op particuliere percelen te verwerken. In dit bestemmingsplan is in de waterparagraaf (zie paragraaf 5.4) hier meer over opgenomen.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Bedrijven En Milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken. Het snackverkooppunt is geen gevoelig object.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009), het zogenaamde 'groene boekje', een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Hierin wordt specifiek ingegaan op het verantwoord inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en van gevoelige functies nabij bedrijven. Het dient als hulpmiddel bij toetsing van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (zie www.vng.nl voor meer info). In de 'Handreiking Bedrijven en Milieuzonering' is voor een cafetaria een afstandsrichtlijn van 10 meter opgenomen. Deze afstand is onder andere opgenomen om voorzienbare geurhinder te voorkomen. De dichtstbijzijnde woningen staan op ruim meer dan 10 meter. Er worden geen beperkingen vanuit de milieuzonering opgelegd ten aanzien van de realisatie van een nieuw verkooppunt.
5.2 Bodem
Het nieuwe snackverkooppunt de Zilvermeeuw zal weinig verschillen van de huidige situatie. In de huidige situatie is de locatie reeds jaren in gebruik als snackbar en daarom mag ervan uit gegaan worden dat het aspect bodem de laatste jaren ongewijzigd is gebleven. Voor de ontwikkeling worden geen grotere ingrepen in de bodem gepleegd, dan in de huidige situatie.
De Milieudienst IJmond heeft in januari 2010 het Bodeminformatiesysteem geraad-pleegd voor de locatie van het snackverkooppunt (e-mail H.Schoot, 13-01-2010). Uit het Bodeminformatiesysteem blijkt het volgende:
Op de locatie en in de directe omgeving hiervan is geen bodemverontreiniging bekend. Er hebben op de locatie voor zover bekend geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden. De bodemkwaliteitskaart is gebruikt om na te gaan wat de huidige bodemkwaliteit is in de bovengrond en in de ondergrond. Op de bodemkwaliteitskaart voor de regio IJmond is voor de bovengrond (0 - 1 m onder maaiveld) een opdeling in 15 zones gemaakt en voor de ondergrond (1 - 2 m onder maaiveld) een opdeling in 9 zones. De zones zijn tot stand gekomen op basis van historie en bodemgebruik ener-zijds en statistische analyse anderzijds. De locatie Tollensstraat 2 ligt volgens de Bo-demkwaliteitkaart in de zone 'Wonen 2'. Dit houdt in dat volgens de bodemkwaliteits-kaart de bovengrond van de locatie licht verontreinigd is waarbij de P95 groter is dan de tussenwaarde (P95 >T). De ondergrond ligt in de bodemkwaliteitsklasse 'schoon MVR'.
Conclusie:
Er zijn geen verdenkingen voor bodemverontreiniging. Op grond van de bodemkwaliteitskaart is de te verwachten bodemkwaliteit van de bovengrond licht verontreinigd (stedelijk achtergrondniveau). Verder vinden er geen werkzaamheden in de grond plaats. Op basis van deze informatie ligt het niet in de rede om voor dit geval een bodemonderzoek te verlangen.
Daarom kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling op het gebied van bodem mogelijk is.
5.3 Cultuurhistorie En Archeologie
De historische kern van Zandvoort bevat naar verwachting boven of in de ondergrond bouwhistorische resten en archeologische sporen en voorwerpen. De grond bevat daarmee een veelheid aan historische informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling van de kern. Het plangebied behoort niet tot de historische kern van Zandvoort
Voor onderzoek naar de verwachte waarden kunnen diverse bronnen geraadpleegd worden, te weten:
- 1. De Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de Provincie Noord-Holland (CHW Noord-Holland); De provincie brengt de historische objecten en structuren van Noord-Holland in kaart op een cultuurhistorische waardenkaart (CHW).
- 2. De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW); De kaart die aangeeft waar mogelijk nog niet ontdekte archeologische resten aanwezig zijn. De IKAW is gebaseerd op de gedachte/veronderstelling dat in Nederland de mogelijkheden tot bewoning sterk samenhangen met het oorspronkelijke landschap.
- 3. De Archeologische Monumentenkaart (AMK); De kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in categorieën met archeologische waarde, hoge archeologische waarde en zeer hoge archeologische waarde (o.a. de beschermde monumenten).
- 4. Het Archeologisch Informatie Systeem II (ARCHIS II); Dit bestaat uit een databank waarin allerlei gegevens over archeologische vindplaatsen (bijna 80.000) en terreinen (bijna 13.000) in Nederland zijn opgeslagen, daterend van de prehistorie tot de Nieuwe tijd.
Uit bureauonderzoek van ADC ArcheoProjecten blijkt dat in het terrein van het snackverkooppunt, noch in de directe omgeving (straal 100 m) zich archeologische waarnemingen bevinden, vondstmelding of AMK terrein (ARCHIS). Er is geen onderzoeksmelding in of in de directe omgeving (straal van 100 m) van het terrein geregistreerd in ARCHIS. Op de kaart van de provincie Noord Holland (CHW) is het terrein geen waarde toegekend. Het gebied heeft een hoge indicatieve waarde op de IKAW. Het terrein heeft vermoedelijk alleen op basis van de geologische opbouw een hoge indicatie op de IKAW. Voor een dergelijk terrein geldt, bij afwezigheid van een gemeentelijk beleid, standaard een onderzoeksverplichting indien er bodemingrepen plaatsvinden en de verstoring een groter oppervlak dan 100 m2betreft.
Het beoogde project heeft een bestemmingsplanoppervlak groter dan 100 m2. Het bouwvlak is echter minder dan 100 m2 . Het project beoogt slechts de plaatsing van een container; er zullen geen diepe bodemingrepen plaatsvinden. Wel zal in het kader van eventuele bestrating/verharding voor een terras de bodem ondiep worden geroerd. Er vanuit gaande dat eventuele bodemingrepen niet dieper dan 30 cm gaan (de gebruikelijke dieptenorm voor de reeds verstoorde bovengrond), wordt kan voor een dergelijk project een archeologisch onderzoek achterwege worden gelaten.
Conclusie:
Als gevolg van de realisatie van het vaste snackverkooppunt zal er geen bodemverstoring onder de 30 cm diepte in de bodem plaatsvinden. Archeologische waarden vormen hierdoor geen beperkingen op het plan. Indien er desondanks toch dieper gegraven moet/gaat worden, zijn de archeologische waarden verzekerd door middel van een dubbelbestemming met daaraan verboden het vereiste van een omgevingsvergunning.
5.4 Water
Watertoets
In de huidige situatie is er in het plangebied en in de nabijheid geen oppervlakte water aanwezig. De snackbar “De Zilvermeeuw' is aangesloten op het aanwezige rioolsysteem. Dit zal ook in de nieuwe situatie het geval zijn.
Het snackverkooppunt voorziet in extra verharding binnen het plangebied. Het bouwplan zal in overleg met het hoogheemraadschap van Rijnland zodanig worden uitgevoerd dat dit aansluit bij de uitgangspunten van het waterschap. Vooruitlopend wordt bij dit bouwplan door onder ander infiltratie en afkoppeling invulling gegeven aan een totale watersysteem. De zandgrond in Zandvoort is zeer doorlatend.
In het kader van het artikel 3.1.1. overleg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan aan het Hoogheemraadschap toegezonden. De reactie is in het bestemmingsplan verwerkt (zie paragraaf 8.1).
Keur en Beleidsregels
Per 22 december 2009 is een nieuwe keur in werking getreden, alsmede nieuwe beleidsregels. Een nieuwe keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem.
De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
- waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
- watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
- andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken alsmede voor het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning. De keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De keur en beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: www.rijnland.net/beleid/keur_2009 en www.rijnland.net/beleid/beleidsregels
Waterbeheerplan
Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.
Provinciaal grondwaterbeschermingsgebied
In sommige gebieden wordt grondwater uit de bodem gehaald om drinkwater van te maken. De provincie beschermt onder andere daarom het grondwater tegen vervuiling. Op de locaties waar drinkwater gewonnen wordt uit grondwater heeft de provincie een grondwaterbeschermingsgebied vastgelegd (zie afbeelding 5). Het plangebied van “Snackverkooppunt Tollensstraat' grenst aan de oostzijde aan het provinciale grondwaterbeschermingsgebied deel II. Grootschalige woningbouw en aanleg van nieuwe industrieterreinen worden zoveel mogelijk uit de omgeving van een drinkwaterwinning geweerd, ook worden er in zo'n gebied zo weinig mogelijk wegen aangelegd. Het grondwaterbeschermingsgebied heeft verder geen invloed op het plangebied. Voor de exacte regeling hieromtrent wordt verwezen naar de provinciale milieuverordening.
afbeelding 5: uitsnede kaart Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland
Conclusie:
De verharding naar aanleiding van de realisatie van het nieuwe snackverkooppunt zal ten opzichte van de huidige situatie nauwelijks veranderen. Het plangebied bevindt zich daarnaast ruim buiten het grondwaterbeschermingsgebied ten oosten van Zandvoort. Ten aanzien van het water komen dan ook geen beperkingen naar voren.
5.5 Geluidhinder
Het plangebied is gelegen aan de Tollensstraat en de spoorlijn Zandvoort-Haarlem. Deze infrastructuur vormt een belangrijke hinderbron voor geluid. De planlocatie bevindt zich binnen de invloedsfeer van de geluidzone van Circuit van Zandvoort (zie afbeelding 6). Het Snackverkooppunt is echter geen geluid gevoelig object. Daarnaast is de voorziening in de huidige situatie reeds aanwezig, waardoor in de afwikkeling van verkeer geen noemenswaardige toename wordt verwacht. Geluid vormt daardoor geen beperking voor dit plan.
afbeelding 6 : Geluidzone circuit park Zandvoort
5.6 Luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit is in 2007 in werking getreden. De Wet voorziet ondermeer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het “Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)'. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dergelijke projecten behoeven niet nader te worden onderzocht op hun gevolgen voor de luchtkwaliteit.
Voor het snackverkooppunt is deze regeling 'niet in betekenende mate' van belang. In het voorgaande bestemmingsplan is reeds geconcludeerd dat ook in 2010 en 2015 ruimschoots aan de normen van voor het jaargemiddelde concentratie stikstof en fijnstof wordt voldaan. Als gevolg van de inrichting die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, is aannemelijk dat de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide niet de 3% grens overschrijdt. Een snackverkooppunt is reeds aanwezig, waardoor er weinig zal veranderen voor de omgeving. De beperkte toename van luchtvervuiling als gevolg van de uitbreiding van een snackverkooppunt in het gebied, betekent dat het plan 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtvervuiling. Er is daarom geen nader onderzoek nodig. Verdere toetsing aan de normering van de Wet Luchtkwaliteit is achterwege gebleven.
5.7 Kabels En Leidingen
Vlak buiten het plangebied ligt een riooltransportleiding met een wettelijke beschermingszone. De leiding loopt ten westen van het plangebied langs de Algemene Begraafplaats via de Linnaeusstraat noordwaarts. Deze leiding heeft verder geen effect op het plangebied. Daarnaast leveren overige kabels en leidingen geen beperking op voor de uitvoering van dit plan.
5.8 Externe Veiligheid
Op 27 oktober 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) in werking getreden. Bij dit besluit hoort de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (REVI). Het REVI is in 2007 herzien. De afstanden met betrekking tot bestaande situaties zijn verkleind ten opzichte van nieuwe situaties. Bij het plannen van risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) in de omgeving van een risicovolle inrichting moet op basis van het BEVI op bindende wijze rekening gehouden worden met de mogelijke invloed van die inrichting.
Op grond van het besluit gelden bepaalde normeringafstanden tussen risicovolle en risicogevoelige functies. Voor de bepaling van de risicogevoelige en risicovolle inrichtingen in het plangebied kan onder meer gebruik worden gemaakt van de Risicokaart. In de Risicokaart Noord-Holland is inzicht gegeven in het plaatselijk risico en het groepsrisico voor activiteiten binnen en buiten het plangebied. Dit geldt ook voor het risico vanwege vervoer van gevaarlijke stoffen via weg en spoor. Binnen of in de directe omgeving van het plangebied zijn er geen bedrijven en inrichtingen die een bedreiging voor de externe veiligheid kunnen vormen. De spoorlijn Zandvoort-Haarlem is geen route van gevaarlijke stoffen. Geconcludeerd wordt dat externe veiligheid geen beperking is voor het bestemmingsplan en het uit te voeren bouwplan vormt.
5.9 Ecologie
Vogel- en Habitatrichtlijn
Op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn gebieden aangewezen als Natura 2000 gebieden (zie afbeelding 7 ), waaromheen een Speciale Beschermingszone sbz) geldt. Doel is de realisering van een duurzaam ecologisch netwerk van natuurgebieden in Europa.
afbeelding 7: Ligging Natura 2000 gebied (Bron: Els & Linde)
Naast het aanwijzen van Speciale Beschermingszones verplicht de Vogelrichtlijn om passende maatregelen te nemen om de kwaliteit van de leefgebieden voor de vogels niet te laten verslechteren. Verder mogen er geen storende factoren in de gebieden optreden die negatieve gevolgen hebben voor het voortbestaan van de vogelsoorten, die door de Vogelrichtlijn beschermd worden. In de Habitatrichtlijn is naast de aanwijzing van Speciale Beschermingszones de verplichting opgenomen om bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek uit te voeren naar mogelijk aanwezige beschermde soorten.
Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet
De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd door middel van de Flora- en faunawet, en de Natuurbeschermingswet. De Flora- en faunawet is van belang voor de soortenbescherming van planten en dieren, terwijl de Natuurbeschermingswet van toepassing is op de bescherming van de habitat van planten en dieren.
Het verkooppunt is reeds aanwezig. In dat opzicht kan er vanuit worden gegaan dat het bestemmingsplan geen negatieve effecten ten aanzien van plant- en diersoorten met zich mee brengt. Op de locatie zal alleen een ander gebouw worden gerealiseerd. Hierbij zal een klein deel van het grasveld worden bebouwd. Het grasveld wordt regelmatig onderhouden en hierdoor doen er zich geen planten of dieren voor die vanuit de wetgeving beschermd dienen te worden. De ontwikkeling zal verder geen invloed hebben op de aanwezige groenwaarden in de omgeving.
5.10 Duurzaam Bouwen
Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011
Het Rijk en de gemeenten hebben een klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie. De gemeenten onderschrijven de ambities van het kabinet: een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990, een energiebesparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020. De ambitie is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren wordt de energieprestatie coëfficiënt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en in 2015 naar 0,4. Nu er afspraken zijn gemaakt over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie, zal er ook naar toe gewerkt moeten worden.
Duurzaamheid en energiebesparing
Duurzame technieken, zoals hoge isolatiewaarden, Lage Temperatuur Verwarming voor het koelen en verwarmen van een gebouw, het toepassen van energiezuinige verlichting en energiezuinige apparatuur betekenen een belangrijke reductie in de CO2 -uitstoot en het gebruik van grondstoffen. Daarnaast leveren deze reducties ook een economisch voordeel op.
Horeca- en recreatie-inrichtingen vallen onder het Activiteitenbesluit. Indien het huidige jaarverbruik of het te verwachten jaarverbruik op grond van de bouwaanvraag (berekend aan de hand van vloeroppervlak, gebouwinhoud en toepassing van kengetallen) tussen de 50.000-200.000 kWh elektriciteit en/of 25.000-75.000 m3 gas bedraagt, moet op grond van artikel 2.15, eerste lid uit het Activiteitenbesluit aangegeven worden op welke wijze wordt voldaan aan de Best Beschikbare Techniek (BBT). Voorwaarde hierbij is dat er een terugverdientijd van minder dan vijf jaar is. De Milieudienst IJmond kan hierin adviseren en voor meer informatie kan contact worden opgenomen.
Conclusie
Overeenkomstig het landelijk beleid en wettelijke eisen vanuit de Wet milieubeheer dient er aandacht besteed te worden aan duurzaamheid en energie-efficiency. Van belang is dat duurzaamheid / energiebesparing vroeg in het bouwproces wordt meegenomen en dat daarvoor in de realisatiefase budget beschikbaar wordt gesteld. Rendabele energiebesparende maatregelen (op het gebied van verlichting, verwarming, koeling en apparatuur) moeten worden uitgevoerd.
5.11 Verkeer
Het vergroten van de snackbar “De Zilvermeeuw' aan de Tollenweg heeft effect op het verkeer van de omliggende wegen. In deze paragraaf is het effect van de ontwikkeling op het verkeer inzichtelijk gemaakt.
Ontsluiting
Het snackverkooppunt is gelegen aan de Tollensstraat, een doodlopende straat. De Tollensstraat is via een uitritconstructie verbonden met de Van Lennepweg. Deze weg is, conform de “Actualisatie GVVP Zandvoort 2005', gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom. Deze weg is vormgegeven met fietsstroken.
Verkeersafwikkeling
De vergroting van het snackverkooppunt gaat gepaard met een toename van het aantal verkeersbewegingen van/naar de locatie. Het exacte aantal is moeilijk in te schatten aangezien kencijfers voor een dergelijke ontwikkeling ontbreken. De verwachting is echter dat dit aantal relatief beperkt is en niet groter dan 50 mvt/etm.
In 2008 heeft een verkeerstelling plaatsgevonden op de Van Lennepweg. Hieruit komt naar voren dat de intensiteit van de Van Lennepweg op een gemiddelde werkdag ongeveer 8500 mvt/etm is. Een volwaardige gebiedsontsluitingsweg heeft gemiddeld een capaciteit van 20.000 mvt/etm. Derhalve is de verwachting dat na aanleg van de snackbar er zich geen problemen voordoen ten aanzien van de verkeersafwikkeling op de Van Lennepweg.
Vanwege het verkeersluwe karakter van de Tollensstraat is de verwachting dat hier eveneens geen nadelige effecten oplevert voor de verkeersafwikkeling in deze straat.
Parkeren
Volgens de CROW normering zijn extra parkeerplaatsen nodig bij uitbreidingen van horeca gelegenheden. Deze moeten op eigen terrein worden gerealiseerd.
Met een hellingspercentage van 14% zal de lengte van de hellingsbaan alleen al 35 meter zijn en zal een oppervlakte innemen van ruim 100 m². Dit betekent dat niet voldaan kan worden aan de eis om op eigen terrein te parkeren.
Dit betekent dat gekeken wordt naar de mogelijkheid om op een andere wijze te parkeren dan parkeren op eigen terrein. De gewenste maximale afstand van een snackbar tot parkeerplaatsen is volgens de CROW normering maximaal 200 meter.
De parkeerdruk in de omgeving van de snackbar is laag. In de omgeving van de snackbar, binnen een straal van 75 meter, zijn voldoende beschikbare parkeerplaatsen om de verwachte groei van de parkeervraag op te vangen. In de Tollensstraat zijn vier parkeerplaatsen aanwezig direct voor De Zilvermeeuw. In de nabijheid van de Zilvermeeuw zijn voldoende parkeerplaatsen aanwezig. Hiermee kan toekomstige extra vraag naar parkeerplaatsen worden opgevangen.
Verkeersveiligheid
Gelet op bovenstaande heeft de vergroting van het snackverkooppunt naar verwachting geen direct nadelig effect op de verkeersveiligheid.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
.
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op hoe het hierboven beschreven beleid en de uitgangspunten van dit bestemmingsplan zijn verwoord in de regels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op de afzonderlijke bestemmingen. Ook wordt in dit hoofdstuk de verhouding met wet- en regelgeving naast het bestemmingsplan aangegeven.
6.2 Planvorm
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk bedoeld om het nieuwe snackverkooppunt mogelijk te maken. Het plan geeft regels voor bebouwing en gebruik. Daar waar mogelijk zijn de bepalingen uit het vigerende plan als uitgangspunt genomen.
Bij het opstellen van de bestemmingen en de regels zijn een zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijke indeling en redactie nagestreefd. Het aantal regels van een bestemming is beperkt en zijn waar mogelijk, ruim geformuleerd. De inhoud en methodiek zijn vormgegeven volgens “De Standaard vergelijkbare bestemmingplannen' (SVBP 2008), de landelijke standaard voor het digitaal uitwisselbare en raadpleegbare plan.
De regels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:
Hoofdstuk I: Inleidende regels, waarin ondermeer de begrippen, dat wil zeggen wat in dit hoofdstuk onder bepaalde begrippen wordt verstaan. Daarnaast zijn de meetregels opgenomen, waarin de wijze van meten die in dit plan worden gehanteerd zijn aangegeven.
Hoofdstuk II: Bestemmingsregels, waarin de op de verbeelding aan de gronden gegeven bestemmingen zijn verklaard, is bepaald waarvoor deze mogen worden gebruikt, wat hierop mag worden gebouwd en in welke vorm.
Hoofdstuk III: Algemene regels, zoals de algemene gebruiksregels en de ontheffingsregels die gelden.
Hoofdstuk IV: Overgangs-, en slotregel.
6.3 Doel Bestemmingsplan
Doel van het bestemmingsplan is een planologische regeling te geven voor het voorliggende plangebied. Naast het bestemmingsplan gelden andere wettelijke regelingen. De wettelijke regelingen hebben veelal een geheel ander doel dan het bestemmingsplan. Dit betekent dat deze wetgeving naast het bestemmingsplan blijft staan en van toepassing is. Het bestemmingsplan laat deze wettelijke regelingen derhalve onverlet.
Een en ander betekent in de praktijk dat bij het opstellen van het bestemmingsplan bezien dient te worden in hoeverre er ruimtelijk relevante wetgeving is, die van invloed kan zijn op de inrichting van het bestemmingsplan. Het kan daarbij ook zo zijn dat een bepaalde handeling, hoewel het bestemmingsplan deze handeling toelaat, op grond van deze wetgeving niet toelaatbaar is of dat voor die handeling eerst nog een ontheffing noodzakelijk is.
6.4 De Bestemming
In het plangebied is één bestemming opgenomen. Hieronder wordt een nadere beschouwing gegeven van deze bestemming.
6.4.1 Horeca (artikel 3)
Dit is een specifiek op het snackverkooppunt afgestemde bestemming. Het maakt een snackverkooppunt mogelijk en houdt daarbij rekening met de inpassing van een terras. Er is een bouwvlak opgenomen waarin de bebouwing mogelijk is. Buiten het bouwvlak is de mogelijkheid geboden voor een terras en de daarbij bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
Binnen het bouwvlak is de op de verbeelding opgenomen bouwhoogte mogelijk en in de regels zijn de overige bepalingen opgenomen waaraan het snackverkooppunt dient te voldoen. Hierbij is zoveel mogelijk bij de regelingen uit het “bestemmingsplan Oud Noord“ aangesloten. Vandaar dat hier wederom is gekozen voor een aanduiding met “Horeca categorie C'.
6.4.2 Waarde - Archeologie (artikel 4)
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is opgenomen ter bescherming van eventuele archeologische waarden bij grondroeringen dieper dan 0,3 meter. Binnen de dubbelbestemming zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan, waarbij de bodemverstorende activiteiten ter realisering ervan niet verder gaan dan een diepte van 0,3 meter onder maaiveld.
Voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 meter onder maaiveld is een omgevingsvergunning vereist, welke alleen wordt verleend als een archeogisch onderzoek aantoont dat er geen archeologische waarden zijn, of dat eventueel aanwezige archelogosche waarden niet worden geschaad.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Het bouwplan is een particulier initiatief. De grond waar de bouw van de het snackverkooppunt plaatsvindt, is in eigendom van de gemeente. Met de ondernemer wordt een overeenkomst gesloten waarbij opstalrecht zal worden gevestigd. De ondernemer krijgt hiermee de mogelijkheid om op deze locatie zich te kunnen (blijven) vestigen. Hiermee is dan ook de financiële uitvoerbaarheid vastgelegd. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee voldoende gemotiveerd in de zin van artikel 6.12, 2e lid van de Wro.
De gemeenteraad zal daarom tegelijk met de vaststelling van dit bestemmingsplan besluiten geen grondexploitatie in de zin van artikel 6.1.2. eerste lid Bro vast te stellen.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Vooroverleg Ex Art. 3.1.1 Bro
Het voorontwerpbestemmingsplan “Snackverkooppunt Tollensstraat' is op 21 juli 2010 naar verschillende overlegpartners gezonden in het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening. Ook is het plan naar de Milieudienst IJmond en naar de ondernemer van het snackverkooppunt gezonden voor commentaar. In de Nota van overleg ex. artikel 3.1.1. Bro / ambtshalve wijzigingen voorontwerpbestemmingsplan “Snackverkooppunt Tollensstraat' (zie bijlage 1) zijn de reacties samengevat en is van gemeentelijk commentaar voorzien. In enkele gevallen heeft dit geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Samen met het verwerken van de reacties van de overlegpartners zijn er een aantal ambtshalve wijzigingen in het plan doorgevoerd. De ambtshalve wijzigingen staan ook in de Nota van overleg ex. artikel 3.1.1. Bro / ambtshalve wijzigingen voorontwerpbestemmingsplan “Snackverkooppunt Tollensstraat'.
8.2 Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan wordt niet voor inspraak ter inzage gelegd. Het “bestemmingsplan Oud Noord' heeft de locatie reeds aangemerkt als locatie voor een snackverkooppunt. Hierdoor is bij de procedure van het 'bestemmingsplan Oud Noord' reeds de mogelijkheid tot inspraak met betrekking tot deze ontwikkeling geweest. De kleine toename in volume zal naar verwachting geen aanleiding zijn voor reacties op het plan.
8.3 Ter Visie Legging
Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter visie gelegen, waarbij eenieder in de gelegenheid is gesteld een zienswijze in te dienen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend die hebben geleid tot een wijziging van het plan.
8.4 Vaststelling
De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan in haar vergadering van 25 mei 2011 ongewijzigd vastgesteld.