KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Horeca
Artikel 4 Tuin
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Huidige En Beoogde Situatie
2.1 Historie
2.2 Huidige Ruimtelijke En Functionele Structuur
2.3 Beoogde Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten
4.1 Bodem
4.2 Archeologie
4.3 Geluidhinder
4.4 Horeca
4.5 Bedrijfsactiviteiten
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
Hoofdstuk 6 Juridische Opzet
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Planregels
6.3 Verantwoording Van De Planregels
6.4 Handhaving
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Inspraaknota
Bijlage 2 Raadsbesluit

Zandvoortselaan 345-347

Bestemmingsplan - Gemeente Zandvoort

Vastgesteld op 27-11-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Zandvoortselaan 345-347 van de gemeente Zandvoort;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0473.BpZandvrtseln345-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw:

Een aan het hoofdgebouw gebouwde en daaraan ondergeschikte en afzonderlijke ruimte, waarmee het rechtstreeks in verbinding staat.

1.4 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.5 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.6 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.7 bijbehorende voorzieningen:

al dan niet gebouwde voorzieningen van beperkte omvang, ondergeschikt aan en ten dienste van de bestemming, welke bijdragen aan een doelmatig gebruik van de gronden en/of gebouwen, met dien verstande dat deze voorzieningen niet mogen leiden tot een substantiële wijziging en/of beperking van het gebruik van de gronden overeenkomstig de bestemming en voorts geen hinder voor de omgeving mogen veroorzaken.

1.8 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw;

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.11 bouwlaag:

de begane grond of een verdieping van een gebouw met uitsluiting van kelder, onderhuis, zolder of vliering;

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 cultuurhistorische waarde:

De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.17 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.18 dienstwoning

een woning in of bij een hoofdgebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het terrein noodzakelijk is.

1.19 erf:

de oppervlakte van het bouwperceel uitgezonderd de oppervlakte van het bouwvlak en uitgezonderd de tot 'Tuin' bestemde gronden;

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.22 horecabedrijf:

Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

1.23 hotel

een horecabedrijf waar de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse alsmede vergaderruimten;

1.24 kap:

een dak bestaande uit twee hellende dakvlakken;

1.25 peil:

  1. a. voor een bouwwerk dat grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk bij de voltooiing van de bouw;

1.26 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.27 restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.28 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische of pornografische aard plaatsvinden. onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekswinkel, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.29 uitbouw:

een ondergeschikte uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve van de uitbreiding van de hoofdfunctie, zonder dat daarbij een afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw wordt toegevoegd.

1.30 verticale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf het peil;

1.31 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.32 voorgevel:

De gevel van een hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.33 vijver:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, uitsluitend bedoeld ten behoeve van het houden van planten en/ of diersoorten in een waterpartij.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van gebouwen:

de afstand van een gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, tot een perceel- of bestemmingsgrens wordt gemeten tussen die grens en enig punt van dat bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

buitenwerks vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot cq druiplijn, boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • Indien zich op een gebouw aan één of meer van de naar de weg gekeerde zijden van het gebouw één of meer dakkapellen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte wordt de snijlijn van het buitenwerks gevelvlak met het buitenwerks dakvlak van de dakkapel als goot cq druiplijn, boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel aangemerkt

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van erkers, daken en dakkappelen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de som van het oppervlak van alle bouwwerken binnen een bouwperceel, een bouwvlak of ander terrein;

2.8 lijndiktes:

bij het meten van de diepte /breedte van het gebouw, moet gemeten worden bij de getekende lijnen vanuit het hart van de lijn te meten;

de in deze regels gegeven regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op het in horizontale zin uitsteken van bouwdelen als goot- en kroonlijsten, gevellijsten, plinten, kozijnen, stoepen, stoeppalen of –hekken, dorpels en afvoerpijpen voor hemelwater.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Horeca

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven in de vorm van een restaurant en/of hotel;
  2. b. een dienstwoning;
  3. c. erven en bijbehorende voorzieningen;
  4. d. parkeren op eigen erf, al dan niet in een (ondergrondse-) gebouwde garage.

3.2 Bouwregels

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Horeca' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de realisering van één vrijstaande woning, geschakelde of gestapelde woningen, met dien verstande dat:

  1. a. het parkeren op eigen erf of ondergronds tot een maximale diepte van 3 m. onder peil dient plaats te vinden;
  2. b. de maximum goothoogte 6 m en de maximum bouwhoogte 10 m bedraagt;
  3. c. het hoofdgebouw binnen het bestaande bouwvlak wordt gerealiseerd;
  4. d. bij een wijziging in de bestemming van 'Wonen' voor het overige de randvoorwaarden als bedoeld 3.2.3. en 3.2.4 zullen worden opgenomen.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en open erven;
  2. b. parkeren op eigen erf,
  3. c. ontsluiting/oprit van de in de bestemming gelegen percelen;
  4. d. Voor deze bestemming geldt, dat onoverdekt parkeren op eigen erf alleen is toegestaan achter (het denkbeeldige verlengde van) van de voorgevel van het hoofdgebouw of op een hiervoor gelegen oprit naar de op hetzelfde perceel aanwezige parkeergelegenheid achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel.

4.2 Bouwregels

De volgende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:

  1. a. stoepen, stoeptreden, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits in directe aansluiting op het hoofdgebouw, waarbij de diepte, gemeten vanaf de aansluitende gevel niet meer mag bedragen dan 10 m2 en de hoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het gebouw;
  2. b. erkers, serres, dakoverstekken en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits in directe aansluiting op de gevel van het hoofdgebouw, waarbij de diepte, gemeten vanaf de aansluitende gevel niet meer dan 1,5 m en de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 5 m2 mag bedragen en de hoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het gebouw;
  3. c. de hoogten als genoemd onder a en b mogen alleen worden overschreden door hellende dakvlakken, balustrades en architectonische en bouwkundige detailleringen, waarbij de overschrijding niet meer mag bedragen dan 1 m;
  4. d. balkons mogen worden voorzien van een balustrade met een hoogte van maximaal 1 m doch mogen niet worden voorzien van een overkapping;
  5. e. vijvers zijn toegestaan, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 20% van de bestemming 'Tuin' bedraagt en de diepte niet meer dan 1 m;
  6. f. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan, waarvan de hoogte niet meer dan 1 m mag bedragen, en met uitzondering van vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 8 m mag bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 4.1 onder d voor het onoverdekt parkeren op eigen erf voor de voorgevel of het denkbeeldige verlengde daarvan, indien:
    1. 1. voor de voorgevel of het denkbeeldig verlengde daarvan een tuin aanwezig is met een diepte van ten minste 6 meter;
    2. 2. niet op andere wijze kan worden geparkeerd op eigen erf;
    3. 3. het veilig en doelmatig gebruik van de weg niet onevenredig wordt geschaad.
  2. b. lid 4.2 onder e voor een vijver met een diepte van 2 m, indien aantoonbaar is dat als gevolg van de gewenste flora en/of fauna een dergelijke diepte noodzakelijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval beschouwd een gebruik van de onbebouwde gronden:

  1. a. als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  2. b. als opslagplaats voor klare of onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  3. c. als opslagplaats voor gerede of ongerede goederen, waaronder niet verstaan wordt het opslaan van bouwmaterialen en andere hulpmaterialen voor het bouwen ten behoeve van de uitvoering van werken ter plaatse, voor de duur van de uitvoering;
  4. d. als stort- of opslagplaats voor puin of afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen, die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen, alsmede voor zover dit niet noodzakelijk is in verband met het normale onderhoud van de openbare gronden en het onderhoud van openbare watergangen.
  5. e. het gebruik van gronden, water en bouwwerken en/of opstallen voor de uitoefening van een seksinrichting.
  6. f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige c.q. recreatieve woning.
  7. g. het gebruik van kampeermiddelen voor permanente bewoning.

6.2 Afwijkingsbevoegdheid

Bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder e van dit artikel en een seksinrichting toestaan, indien:

  1. a. de vestiging van een seksinrichting tot gevolg heeft dat twee seksinrichtingen op een afstand van meer dan 250 m van elkaar zijn gevestigd;
  2. b. voor de bezoekers van de seksinrichting voldoende parkeergelegenheid op het terrein/erf behorende tot de seksinrichting aanwezig is, met als gevolg dat door het bezoek aan de seksinrichting in de directe omgeving van de seksinrichting geen onaanvaardbare parkeerdruk op de openbare parkeerplaatsen ontstaat; bij de beoordeling hiervan wordt uitgegaan van 15 parkeerplaatsen per 100 m² bedrijfsvloeroppervlakte;
  3. c. de wegen die naar de seksinrichting leiden geschikt zijn voor het verwerken van het verkeer van en naar de seksinrichting;
  4. d. de seksinrichting aan de buitenzijde niet is/wordt uitgerust door middel van opvallende (verlichte) reclameborden en -aanduidingen die uit een oogpunt van landschapsschoon of dorpsschoon niet aanvaardbaar zijn;
  5. e. de seksinrichting niet wordt uitgeoefend in de vorm van een raamprostitutiebedrijf;
  6. f. in dezelfde straat zich niet meer dan 1 seksinrichting vestigt.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het oprichten van gebouwen voor algemeen nut, mits de oppervlakte van elk van deze gebouwen niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte daarvan niet meer bedraagt dan 3 m;
  2. b. overschrijdingen van de bouwgrenzen met maximaal 2 m, door ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lift- en trappenhuizen en dergelijke;
  3. c. het overschrijden van de regels inzake bouwhoogte, goothoogte, nokhoogte, dakhelling, bedrijfsvloeroppervlakte en oppervlakte van gebouwen, met maximaal 10%, indien hier architectonische of medische redenen aan ten grondslag liggen;
  4. d. het overschrijden van de regels inzake de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met maximaal 20%;
  5. e. geringe afwijkingen in het beloop van een weg of groenstrook of van de begrenzing van bestemmingen, indien bij definitieve uitmeting blijkt dat de afwijkingen in het belang van de verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, mits de afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 4 m bedragen.

Artikel 8 Overige Regels

8.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

9.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 9.1 met maximaal 10%.

9.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 9.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Zandvoortselaan 345-347.

Hoofdstuk 1 Inleiding

De gemeente Zandvoort heeft voor de kern Bentveld in 2008 één nieuw bestemmingsplan Bentveld vastgesteld. Raad van State heeft echter op 16 september 2009 goedkeuring onthouden aan de bestemming van het perceel Zandvoortselaan 345-347. Hierdoor geldt voor het perceel nog het verouderde bestemmingsplan. Deze staat hier behalve een restaurant ook een hotel toe, wat in het bestemmingsplan Bentveld niet mogelijk zou zijn.

Vanwege de beperkte omvang van het beoogde hotel en de minimale effecten op de omgeving achten zowel Raad van State als het gemeentebestuur van Zandvoort een hotel hier passend. Onderhavig bestemmingsplan beoogt alsnog een hotel en restaurant mogelijk te maken op het perceel Zandvoortselaan 345-347.

Het plangebied betreft uitsluitend het kadastrale perceel van de Zandvoortselaan 345-347 te Bentveld. In afbeelding 1 is het plangebied globaal met een geel kader aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BpZandvrtseln345-VA01_0001.png"

Afbeelding 1. Ligging plangebied (bron: googlemaps).

Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan "Zandvoortselaan-Bentveld" Daarnaast geldt een paraplubestemmingsplan "Prostitutie".

Het voorliggende bestemmingsplan geeft aan het perceel een horecabestemming volgens de systematiek en regeling die aansluit bij het bestemmingsplan Bentveld en waarbij eveneens een hotel wordt toegestaan.

Hoofdstuk 2 Huidige En Beoogde Situatie

2.1 Historie

Bentveld ligt op de reliëf- en bosrijke binnenduinrand. Dit duinlandschap van jonge duinen is pas ontstaan tussen 1200 en 1600. De oudere duinen zijn doorgaans door afslag verdwenen. De hogere, jonge duinen liggen door verstuiving voor een deel op deze oude strandwallen. Bentveld is gelegen op een dergelijke strandwal.

De binnenduinrand bestond uit een bosrijke omgeving waar rijke regenten en kooplieden vele buitenplaatsen en landgoederen (Groot Bentveld, 17e eeuw) in bezit hadden. In de 19e en 20e eeuw zijn op en rond deze landgoederen fraaie villawijken ontstaan. Halverwege de 19e eeuw, ontstond voor die tijd de eerste grootschalige uitbreiding in Zandvoort. Tegelijkertijd is de weg tussen Heemstede en Zandvoort aangelegd, wat de eerste goede verbinding vormde met het achterland. Deze Zandvoortselaan doorsnijdt Bentveld. Aan deze historische route ligt het plangebied. Vervolgens is in 1899 de tramlijn van Zandvoort naar Haarlem aangelegd waarop Nederlands eerste elektrische tram ging rijden. Deze ontsluitingen gaven een grote impuls voor verdere ontwikkeling van Bentveld en Zandvoort. Vijf jaar later werd de lijn naar Zandvoort gekoppeld aan het nieuwe tramtraject naar Amsterdam. De tramlijn Zandvoort - Amsterdam overleefde de crisis en vijf jaar bezetting, maar maakte in 1957 alsnog plaats voor een bus, die thans, als Connexxion-lijn 80, nog altijd de verbinding onderhoudt tussen het centrum van Amsterdam en Zandvoort. De oude trambaan, die zo'n 100 meter achter de Zandvoortselaan loopt - en daarmee direct achter het plangebied - is nu in gebruik als vrijliggend fietspad.

In de 20e eeuw is de woningbouw in Bentveld op gang gekomen met de bouw van met name vrijstaande villa's. In de periode tot aan de Eerste Wereldoorlog zijn in en rond Zandvoort de typische verandawoningen gebouwd. Vooral langs de Kostverlorenstraat, Zandvoortselaan en Haarlemmerstraat wordt het beeld nog steeds bepaald door deze verandawoningen.

De Zandvoortselaan is in de Provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Holland opgenomen met een historisch stedenbouwkundig hoge waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BpZandvrtseln345-VA01_0002.png"

Afbeelding 2. Foto bestaande situatie (bron: Googlemaps)

2.2 Huidige Ruimtelijke En Functionele Structuur

Bentveld wordt gekenmerkt als een villadorp met een hoogwaardige kwaliteit. Bentveld wordt grotendeels gekenmerkt door villabebouwing met een woonfunctie. Bentveld is aan drie zijden door duingebied omgeven en aan de vierde zijde loopt de verkaveling van de villawijken door in Aerdenhout. Bentveld is gebouwd op de reliëfrijke duingronden, waardoor met name in de noordelijke helft van Bentveld de hoogteverschillen te ervaren zijn.

Naast het wonen komen in Bentveld enkele andere functies voor. Dit betreft kleinschalige dienstverlening/kantoorruimtes, voorzieningen, een boutique, een fietsenhandel, twee garagebedrijven en twee restaurants. Eén van deze twee restaurants betreft het plangebied. Alle niet-woonfuncties liggen aan de noordzijde van de Zandvoortselaan. afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BpZandvrtseln345-VA01_0003.png"

Afbeelding 3. Ligging niet-woonfuncties langs de Zandvoortselaan (uit bestemmingsplan Bentveld).

Centraal in het gebied ligt in oost-west richting de N201, ofwel Zandvoortselaan, die een ontsluiting biedt richting de kernen Bentveld, Aerdenhout en Heemstede en eveneens richting Hoofddorp en Schiphol.

De N201 heeft in het plangebied een gebiedsontsluitende inrichting en profilering met een bochtig karakter. Gedurende een groot deel van het jaar biedt de N201 voldoende capaciteit om een goede bereikbaarheid mogelijk te maken. Knelpunten doen zich echter voor in het zomerseizoen als het strand en andere attracties, waaronder het circuit, grote bezoekersaantallen trekken. In de zomermaanden kan daardoor op de N201 veelvuldig sprake van filevorming door (strand-)bezoekers.

Ten aanzien van het parkeren zijn er geen problemen daar het merendeel van de woningen een parkeervoorziening op eigen erf heeft. Langs de Zandvoortselaan zijn insteekhavens aangelegd.

In het kader van de uitvoering van het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn er snelheidbeperkende maatregelen in de vorm van drempels en inritconstructies naar de N201 aangebracht. In de omgeving van het plangebied zijn geen 'blackspots' aanwezig, waar een groter aantal verkeersongevallen plaatsvindt.

Buslijn 80 verbindt Bentveld met Zandvoort en Amsterdam. Op zijn route komt deze bus onder andere langs NS-station Heemstede-Aerdenhout. Langs de Zandvoortselaan bevindt zich aan beide zijden een fietspad. Daarnaast is een provinciale fietsroute aangelegd op het tracé van de voormalige trambaan. Het plangebied ligt tussen de Zandvoortselaan en deze provinciale fietsroute.

2.3 Beoogde Situatie

Onderhavig bestemmingsplan conserveert de vigerende horecabestemming, waar zowel restaurant als hotel is toegestaan. Voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels is een actueel en volledig kader opgenomen, dat aansluit bij het bestemmingsplan Bentveld 2008 en de actuele wetgeving. Weliswaar was het plangebied opgenomen in bestemmingsplan Bentveld 2008, doch Raad van State hebben aan het perceel op verzoek van de eigenaar en exploitant goedkeuring onthouden wegens het ontbreken van de mogelijkheid van het uitbaten van een hotel. Van belang daarbij is dat het om een relatief kleinschalig hotel gaat met maximaal 12 kamers en in parkeermogelijkheid kan worden voorzien op eigen erf.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In het kader van dit bestemmingsplan is het relevante ruimtelijke beleid geanalyseerd. Hiertoe is een onderscheid gemaakt tussen het rijksbeleid, het provinciale beleid, beleid van de waterbeheerder en het beleid van de gemeente Zandvoort.

3.1 Rijksbeleid

Gezien de aard van het plangebied en de beoogde ontwikkeling is slechts een beperkte relatie met het rijksbeleid aanwezig, zodat alleen in hoofdlijnen een beschrijving van het rijksbeleid is weergegeven.

Verdrag van Valetta (Malta-1992)

Het Europese Verdrag van Valetta, ook wel het Verdrag van Malta genoemd, beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Het gaat bijvoorbeeld om grafvelden, gebruiksvoorwerpen en resten van bewoning. Op iedere plaats in de bodem kan dit soort erfgoed zich bevinden. Vaak werden archeologen laat bij de ontwikkeling van plannen betrokken. Hierdoor werd de aanwezigheid van archeologische waarden vaak pas ontdekt als projecten, zoals de aanleg van wegen of stadsvernieuwing, al in volle gang waren. Om het bodemarchief beter te beschermen en om onzekerheden tijdens de bouw van bijvoorbeeld nieuwe wijken te beperken, is het vanaf 1 januari 2005 verplicht vooraf onderzoek te laten doen naar de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op deze manier kan daar bij de ontwikkeling van de plannen zoveel mogelijk rekening mee worden gehouden.

Sinds september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) van kracht. Deze wet maakt onderdeel uit van de Monumentenwet. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, zoals bedoeld in het Verdrag van Malta. Als behoud in de bodem geen optie is, dan is, voorafgaand aan de bodemverstoring, onderzoek nodig om archeologische overblijfselen te documenteren en de informatie en vondsten te behouden. In de dichtbebouwde stedelijke omgeving is in de praktijk doorgaans sprake van deze laatste optie.


Voor het plangebied zijn door de provincie Noord-Holland geen belangrijke cultuurhistorische structuren en elementen (archeologie) aangegeven. Aan archeologie en cultuurhistorie is aandacht geschonken in paragraaf 4.2Archeologie.


Nota Belvedere

In de Nota Belvedère (1999) is een visie op de samenhang tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting opgenomen. In het rapport worden vanuit de cultuurhistorie de meest waardevolle gebieden van Nederland geselecteerd: de zogenaamde Belvedère gebieden. Voor elk van deze gebieden wordt aangegeven wat de cultuurhistorische identiteit is, worden beleidskansen geïnventariseerd en wordt een beleidsstrategie voorgesteld. De nota is een aanwijzing en voorzet hoe gemeenten met de inrichting van hun grondgebied moeten omgaan.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het belvedèregebied Kennemerland. Kenmerkend voor dit belvedèregebied zijn de landschappelijk fraaie landgoederen en oude villawijken die op het oude duingebied zijn gebouwd. Deze waarden dienen beschermd te worden en nieuwe ontwikkelingen dienen ingepast te worden met aandacht voor de cultuurhistorische waarden.

3.2 Provinciaal Beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040

Op 21 juni 2010 is de Structuurvisie Noord-Holland 2040 “Kwaliteit door veelzijdigheid” vastgesteld. Dit beleid is onderverdeeld in drie provinciale hoofdbelangen: ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provinciale sturing richt zich op bovenlokale en regionale belangen.

Voor voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten stuurt de provincie met name aan om bestaande locaties te intensiveren en herstructureren, naast het zoeken naar nieuwe locaties voor bedrijven. Dit zijn locaties “binnen Bestaand bebouwd Gebied”. Bereikbaarheid gaat een rol spelen in de locatiekeuze voor nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld werklocaties (duurzame bereikbaarheid).

De bescherming tegen overstroming en wateroverlast wordt gewaarborgd door het versterken van de waterkeringen en het aanwijzen van ruimte voor waterberging. Waterberging gebeurt voornamelijk fijnmazig, maar waar nodig wordt dit integraal aangepakt in combinatie met woningbouw, recreatie of natuur.

Onderhavig plan past binnen de beleidsuitgangspunten van dit beleid.

Tevens is vermeldenswaardig dat een deel van het plangebied wordt doorkruist door een regionaal fietspad dat onderdeel uitmaakt van het fietsnetwerk van de provincie Noord-Holland.

Provinciale Ruimtelijke Verordening Noord-Holland

De Provinciale ruimtelijke verordening (Prv) schrijft voor waaraan onder andere bestemmingsplannen moeten voldoen. Provinciale Staten hebben de Prv van Noord-Holland op 21 juni 2010 vastgesteld. De regels van de Prv vloeien voort uit de Structuurvisie.

Het plangebied ligt in het stedelijk gebied. Binnen stedelijk gebied is verstedelijking mogelijk. Dit sluit aan bij de uitgangspunten van de Structuurvisie en vormt dus geen beperking voor dit plan.

Waterkeringsbeheerplan 2003-2007

Het hoogheemraadschap van Rijnland beheert de zeewering tussen Wassenaar en IJmuiden, in totaal ruim veertig kilometer. Rijnland heeft de verantwoording voor het onderhoud van de zeereep.

De zeewering heeft niet alleen de functie van waterkering, de duinen bieden ook ruimte aan toerisme en recreatie, natuur, waterwinning en wonen. Op dit moment voldoet de zeewering aan de gestelde veiligheidsnorm van 1/10.000. De verwachting is dat de zee, als gevolg van de stijging van de zeespiegel, een kleine honderd meter in de richting van het land zal opschuiven.

Om dit goed te beheren is in 2003 een waterkeringbeheersplan vastgesteld. Hierin wordt het beleid achter de keur geregeld. Het plangebied ligt buiten de buitenbeschermingszone, zodat het niet noodzakelijk is om beschermende maatregelen op te nemen tot behoud van de waterkerende functie.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Wet gemeentelijke watertaken

De gemeentelijke zorgplicht is met de komst van de Wet gemeentelijke watertaken, die 1 januari 2008 in werking is getreden, uitgebreid met zorgplichten voor het inzamelen en verwerken van overtollig grondwater en hemelwater. Hierdoor is het traditionele taakveld van de rioleringszorg binnen de gemeente veranderd in een verbreed pakket van watertaken.

De nieuwe wetgeving is nu veranderd in de zorgplichten:

  1. 1. Het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater.
  2. 2. Het doelmatig inzamelen en verwerken van overtollig afvloeiend hemelwater, dat de perceeleigenaar niet redelijkerwijs zelf kan verwerken.

Daarnaast geldt er een derde zorgplicht voor het grondwater:

  1. 3. Het in openbaar gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Hemelwater

De grondwaterstand en de bodemgesteldheid binnen de gemeente lenen zich bij uitstek voor het infiltreren van hemelwater. In de openbare ruimte wordt dit al op diverse locaties toegepast met goede resultaten. De technische mogelijkheden om het afstromend hemelwater op de particuliere percelen te verwerken zijn groot. De gemeente is dan ook voornemens het infiltreren van hemelwater op de particuliere percelen, in eerste instantie te stimuleren en in de toekomst mogelijk te verplichten. Voor het infiltreren op particuliere percelen dienen nadere uitgangspunten opgesteld te worden. Deze uitgangspunten worden in een aparte hemelwaterverordening benoemd.

Bij nieuwbouw wordt in ieder geval middels een gescheiden aansluiting op de riolering aangesloten en geldt tevens een inspanningsverplichting om afstromend hemelwater op particuliere percelen te verwerken. In dit bestemmingsplan is in de waterparagraaf (zie Hoofdstuk 5 Waterparagraaf) hier meer over opgenomen.

Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan: GVVP (2000)

Het GVVP richt zich in het algemeen op het bevorderen van de verkeersveiligheid voor alle deelnemers binnen de gemeente Zandvoort. Daarbij dient de bereikbaarheid te zijn gewaarborgd. Bovendien moet de verkeershinder worden geminimaliseerd. Een en ander betekent:

  • toepassen van het principe Duurzaam Veilig voor de inrichting van de openbare ruimte en afwikkeling van het verkeer;
  • bevorderen van het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer;
  • bevorderen van de doorstroming van het autoverkeer;
  • verbeteren van de oversteekbaarheid van wegen;
  • terugdringen van sluipverkeer uit verblijfsgebieden;
  • ordenen van het rijdend en stilstaand autoverkeer ten behoeve van leefomgeving en bereikbaarheid.

Voor het onderhavige plangebied Bentveld zijn met name de herinrichting van de Zandvoortselaan en verder de inrichting van het woongebied als 30 km-gebied van belang. Daartoe zijn maatregelen, zoals inritconstructies naar de Zandvoortselaan en drempels en wegversmallingen aangelegd. In het plangebied bevinden zich geen black-spots. Volgens het GVVP is het Zandvoortse parkeerbeleid er primair op gericht om de bewoners van Zandvoort van parkeeroverlast te vrijwaren. In Bentveld is geen sprake van een parkeerprobleem. De gemiddelde parkeernormen van het CROW (ASVV 2004) worden in het bestemmingsplangebied gehanteerd.

Beleidsnota Cultuurhistorie Gemeente Zandvoort (2009)

Deze nota gaat in op archeologie, historische geografie en bouwkundige waarden. De nota is opgesteld met het doel om in de toekomst cultureel erfgoed meer als inspiratiebron te gebruiken bij ruimtelijke ontwikkelingen en als meerwaarde voor nieuwe ontwikkelingen te erkennen. Het inpassen hiervan geschiedt door inventariseren, documenteren en visualiseren en eventueel ontwikkelen van aanvullende instrumenten om de waarden te beschermen of anderszins mee te werken aan de instandhouding of historische betekenis. Archeologie komt terug in het bestemmingsplan.

De voormalige trambaan is een historisch-geografisch element. Per plangebied doet Zandvoort vooronderzoek op grond waarvan besloten kan worden of een dubbelbestemming nodig is eventueel met een aanlegvergunning.

Volgens de archeologische waardenkaart ligt het plangebied in een zone waarvoor geldt dat bij ingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 40 cm een archeologisch onderzoek vereist is.

Beeldkwaliteitplan Zandvoort (2001)

Inspelend op de toenemende aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit, eerder geïntroduceerd in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening en de Rijksnota Belvedere (cultuurhistorische component) heeft de gemeente Zandvoort een beeldkwaliteitplan opgesteld. De veranderende wetgeving rond welstandszorg zijn ook aanleiding geweest voor het opstellen van het beeldkwaliteitplan.

Het beeldkwaliteitplan gaat uit van een gebiedsgericht beeldkwaliteit of welstandsbeleid. De gebieden zijn ingedeeld op basis van (historische) kwaliteit of op basis van thematiek. Er is een onderscheid gemaakt in vier typen gebieden:

  1. 1. consolidatiegebieden (behouden, herstellen);
  2. 2. aandachtsgebieden (behouden en gericht vernieuwen);
  3. 3. ontwikkelingsgebieden (nieuwe waarden toevoegen);
  4. 4. neutrale gebieden (reguliere toetsingsgronden).

De landgoederen en villagebieden op en langs de binnenduinrand zijn in de Nota Belvedere beschreven als cultuurhistorisch waardevolle gebieden. Bentveld is daarom getypeerd als consolidatiegebied. Hier dient extra aandacht te zijn voor toevoegingen aan de hoofdbebouwing. Nieuwbouw door splitsing van kavels dient men te vermijden, omdat hierdoor ongewenste verdichting plaatsvindt. Vermeden moet worden dat in Bentveld functies gesitueerd worden die afwijken van de woonfunctie.

Welstandsnota (2004)

Het gemeentelijk welstandsbeleid is vastgelegd in de Welstandsnota. Voor Bentveld geldt vanwege het bijzondere cultuurhistorisch waardevolle karakter een bijzonder welstandsbeleid. De welstandscriteria zijn:

- Het landschappelijk duinkarakter en de reliëfrijke omgeving vormen een onlosmakelijk onderdeel van het karakter van villagebieden en dienen dan ook als uitgangspunt te worden gehanteerd bij het ontwerp van de bebouwing (situering en erfinrichting);

- Bebouwing dient ruim teruggelegen van de weg gesitueerd te worden;

- Bij nieuwbouw streven naar oriëntatie van de voorgevel op de weg. Bij vervangende nieuwbouw is de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend;

- Variatie in rooilijnen van de belendingen respecteren.

Prostitutiebeleid (2001)

Na de opheffing van het algemeen bordeelverbod per 1 oktober 2000 kunnen aan het Wetboek van Strafrecht geen argumenten worden ontleend om exploitatie van prostitutie geheel te weren. Om te kunnen anticiperen op de mogelijkheid dat ook binnen de eigen gemeentegrenzen bedrijfsmatige exploitatie van prostitutie kan voorkomen, is op 6 maart 2001 het Bestemmingsplan "Aanvullende gebruiksvoorschriften met betrekking tot seksinrichtingen" vastgesteld. De gemeente voert in deze een restrictief beleid. In genoemd bestemmingsplan heeft de gemeente de te hanteren normen, waaronder afstandsmaten en parkeernormen voor de vestiging van de toelaatbare vormen van prostitutiebedrijven geformuleerd. Deze normen zijn in de regels van het voorliggende bestemmingsplan verwerkt. Opgemerkt wordt dat een seksinrichting in dit bestemmingsplan niet direct toegestaan is, maar uitsluitend met een omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

Enkel externe veiligheid nieuwe info tov Bentveld 2008.

4.1 Bodem

Voor wat betreft de milieuhygiënische bodemkwaliteit zijn, voor zover bij de gemeente bekend, geen bestaande knelpunten in het plangebied. De functie verandert niet, waardoor er geen noodzaak is tot bodemonderzoek.

4.2 Archeologie

De gemeente Zandvoort beschikt over een archeologische beleidsadvieskaart. De kaart geeft middels een zonering aan in welke gevallen archeologisch onderzoek noodzakelijk is (afhankelijk van de oppervlakte en diepte van een plan).

Het plangebied is gelegen in een zone waarbij archeologisch onderzoek nodig is, indien de oppervlakte van het plan groter is dan 500 m2 en een diepte heeft van meer dan 40 cm. Voor dit perceel is dit niet het geval. Het plan maakt geen nieuwe bebouwing mogelijk met een dergelijke oppervlakte/diepte. Nader archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BpZandvrtseln345-VA01_0004.jpg"

Afbeelding 4. Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart gemeente Zandvoort. Het plangebied is aangegeven met een rode cirkel.

4.3 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals bijvoorbeeld woningen. In de wet wordt per geluidsbron een regeling gegeven voor industrielawaai, spoorweglawaai en wegverkeerslawaai. Voor het onderhavige plangebied is alleen de regeling voor wegverkeerslawaai van direct belang, aangezien een zoneplichtige weg nabij het plangebied ligt.

Met ingang van 1 januari 2007 is de Wet geluidhinder gewijzigd. Voor weg- en railverkeerlawaai wordt nu de nieuwe Europese dosismaat Lden in dB gehanteerd. Alle grenswaarden voor weg- en railverkeerslawaai zijn in de gewijzigde Wet geluidhinder door deze dosismaat 2 dB lager. Voor industrielawaai veranderen de dosimaat en de grenswaarden niet.

In het kader van de Wet geluidhinder liggen er zones rond wegen en spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een zone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP 2000 gewijzigd in 2006) zijn met name de herinrichting van de Zandvoortselaan en verder de inrichting van de overige straten in het plangebied als 30 km-gebied van belang. Voor de 30 km-gebieden zijn indien nodig sobere maatregelen, zoals wegversmallingen en inritconstructies, getroffen.

De Zandvoortselaan is de enige zoneplichtige weg in het bestemmingsplangebied. De Zandvoortselaan bestaat deels uit één en deels twee rijstroken, zodat de zonebreedte 200 meter bedraagt.

Voor de berekening van de geluidsbelasting van de Zandvoortselaan is gebruik gemaakt van verkeerstellingen uit 2004. Er is uitgegaan van een autonome groei van 1,5 % per jaar om de verkeersintensiteit voor het peiljaar 2016 te berekenen.

De geluidsbelasting vanwege de Zandvoortselaan bedraagt op de westelijke locatie 61 dB(A). Op de oostelijk gelegen locatie bedraagt de geluidsbelasting 62 dB(A). Deze geluidsbelastingen zijn inclusief aftrek van 5 dB(A) conform artikel 103 uit de Wet geluidhinder. Het bestemmingsplan voorziet door middel van een wijzigingsbevoegdheid in de bouw van een nieuwe geluidgevoelige bebouwing. Bij besluit van 28 november 2007 is ten hoeve van de wijzigingsbevoegdheid een hogere grenswaarde verleend.

Er kan worden geconcludeerd dat het geluid geen belmmering vormt voor dit bestemmingsplan.

4.4 Horeca

In het plan is de mogelijkheid opgenomen om een horecabedrijf uit te oefenen. Om te voorkomen dat zich horecabedrijven vestigen die verstorend kunnen werken op het woonklimaat is de in het plan aanwezige horecabedrijf specifiek bestemd tot restaurantbedrijf en hotel. Andere vormen van horeca zijn niet wenselijk in het gebied. Het restaurant geeft geen overlast voor de omgeving. De ruimtelijke effecten van een hotel met 12 komers zijn gering. Het parkeren kan op eigen terrein worden opgelost.

4.5 Bedrijfsactiviteiten

In de omgeving van het plangebied zijn in beperkte mate bedrijfsactiviteiten aanwezig. In principe dienen deze activiteiten te passen binnen een woonomgeving en derhalve ook voor een hotel niet belemmerend te werken. Langs de Zandvoortselaan is sprake van een drukke woonomgeving in verband met het aanwezige wegverkeerslawaai.

In akoestisch opzicht zijn er geen knelpunten die om een oplossing vragen.

4.6 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Besluit niet in betekenende mate (NIBM)

In november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De Wet bestaat uit een aanpassing van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer en de introductie van een aantal AMvB's en bijbehorende regelingen. De aanpassing van de Wet luchtkwaliteit vervangt het oude Besluit luchtkwaliteit 2005 en alle bijbehorende regelingen. In het kort is de belangrijkste wijziging ten opzichte van het Besluit luchtkwaliteit de introductie van een 'flexibele koppeling' met de ruimtelijke ordening. Het principe hiervan is dat via een nationaal programma (het NSL; het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) de benodigde inspanning wordt verricht om aan de luchtkwaliteitseisen te kunnen voldoen en dat ruimtelijke of infrastructurele projecten hierdoor niet meer afzonderlijk aan luchtkwaliteit hoeven te worden getoetst.

De uitwerking van dit principe wordt gevormd door het Besluit Niet In Betekenende Mate, waarin -kort gezegd- is aangegeven dat een project niet wezenlijk bijdraagt aan de luchtkwaliteit wanneer die bijdrage niet meer dan 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentraties stikstof (NO2) en fijn stof (PM10) bedraagt. Enkele categorieën zijn in de regeling toetsingsvrij verklaard, wat betekent dat woningbouwprojecten of kantoorontwikkeling van beperkte omvang altijd als 'niet in betekenende mate' worden gezien, mits ze voldoen aan bepaalde voorwaarden. Voor andere functies is dit niet geconcretiseerd en is derhalve onderzoek in de vorm van luchtkwaliteitberekeningen noodzakelijk. Wanneer een project wel in betekenende mate is, zal aan de geldende grenswaarden moeten worden getoetst door middel van onderzoek. Indien een project meer dan 3% bijdraagt en niet voldoet aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn aanvullende maatregelen nodig, bijvoorbeeld door projectsaldering.


Per 16 januari 2009 moet rekening worden gehouden met grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide bij besluiten over de realisering van zogenoemde gevoelige bestemmingen, zoals scholen, kinderopvang, bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen. Voor locaties binnen 300 meter van rijkswegen of binnen 50 meter van provinciale wegen moet eerst worden onderzocht of de Europese normen voor fijn stof en stikstofdioxide worden overschreden, of dat dit dreigt te gebeuren. Dat staat in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen), dat op 15 januari 2009 in het Staatsblad is gepubliceerd.


Situatie plangebied

Het plan behelst het conservering van de mogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan. Per saldo levert dit geen gevolgen op voor de luchtkwaliteit. Om deze reden is de ontwikkeling toetsingsvrij en kan een onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit achterwege blijven. De luchtkwaliteit staat op grond van artikel 5.16, lid 1, onder c besluitvorming niet in de weg.


Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Externe Veiligheid

Ten aanzien van externe veiligheid wordt verwezen naar hetgeen hierover in het bestemmingsplan Bentveld 2008 is opgenomen; dit is onverminderd van toepassing op dit bestemmingsplan Zandvoortselaan 345-347 te Bentveld.

Achter het gebied is een hoofdgastransportleiding aanwezig. Deze leiding is gelegen onder het fietspad (oude trambaan). De diameter van de leiding is ca. 15 centimeter (6 inch) en de druk is 40 bar. De daarbijbehorende vrijwaringszone reikt niet tot in het plangebied.

Het toestaan van het hotel bij deze horecabestemming is feitelijk een voortzetting van het vigerende bestemmingsplan voor dit perceel. Er is in planologische zin dan ook geen sprake van een toename van aantal personen dat in het plangebied verblijft. Hierdoor neemt ook het groepsrisico niet toe. Wel zal bij de gehele actualisatie van het bestemmingsplan 'Bentveld' het groepsrisico voor het gehele gebied inzichtelijk worden gemaakt.

Voor het overige zijn er geen routes en leidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook zijn er geen bedrijven met opslag van gevaarlijke stoffen of risicovolle activiteiten in of rond het plangebied aanwezig, waar bij de ontwikkeling van plannen rekening moet worden gehouden.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

In de gemeente Zandvoort zijn geen waterlopen aanwezig, die in directe verbinding staan met andere oppervlaktewateren.

Ten opzichte van de huidige situatie zullen er met dit bestemmingsplan geen veranderingen optreden. Het plangebied betreft één bebouwd perceel in bestaand stedelijk gebied, waarin de bestaande infrastructuur wordt gehandhaafd. Het is derhalve niet mogelijk om waterlopen in het gebied aan te brengen. De activiteiten zullen zich dan ook beperken tot het rioolstelsel in deze gemeente. Bij de vernieuwing van het rioolstelsel zal de infrastructuur worden losgekoppeld van het riool, waardoor het regenwater rechtstreeks in de bodem zal infiltreren.

Wel zal door middel van een Smartdrainput eventueel vuil van het regenwater worden gescheiden, voordat het in de bodem wordt geïnfiltreerd. Het Hoogheemraadschap van Rijnland kan met het vorenstaande instemmen.

Het plangebied is reeds bebouwd en mag met dit bestemmingsplan behalve restaurant ook hotel zijn. Net als in het bestemmingsplan Bentveld is een ondergrondse parkeervoorziening mogelijk.

Het plangebied is aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied categorie I (Bentveld heeft lange tijd een pompstation gehad voor waterwinning: op dit terrein is met het bestemmingsplan Pompstation Bentveld (2000) een herontwikkeling mogelijk gemaakt ). Grondwaterbeschermingsgebieden zijn onderverdeeld in drie categorieën; waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied categorie I en -categorie II, waarbij voor categorie I strengere randvoorwaarden gelden dan voor categorie II. Voor waterwingebieden gelden de strengste randvoorwaarden.

Dit houdt in dat beperkingen gelden voor activiteiten die hier worden gepleegd.

Uitgangspunten van het beleid zijn:

  • het scheppen van waarborgen voor een ongestoorde productie en distributie van drinkwater van een goede kwaliteit;
  • het voorkomen of verminderen van negatieve gevolgen voor het milieu en de drinkwaterproductie;
  • risicodragende (bedrijfs-)activiteiten zijn hier verboden, tenzij ontheffing is verleend op grond van de provinciale milieuverordening.

Onderhavig plan heeft geen invloed op het grondwaterbeschermingsgebied.

Hoofdstuk 6 Juridische Opzet

6.1 Inleiding

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening worden de in het plan begrepen gronden voor bepaalde doeleinden aangewezen door middel van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en daarop betrekking hebbende regels. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden.

6.2 Opzet Van De Planregels

Dit bestemmingsplan maakt de bouw en het gebruik van een restaurant en hotel binnen het plangebied mogelijk met een ondergrondse parkeermogelijkheid. Bewust is gekozen voor de wijze van bestemmen die aansluit bij het bestemmingsplan Bentveld van de gemeente Zandvoort.

De regels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen wordt ingegaan:

  1. 1. Inleidende regels;
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels;
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

6.3 Verantwoording Van De Planregels

Inleidende regels

Artikel 1: Begrippen

In dit eerste artikel zijn noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen die worden gebruikt in de regels. Het bevat definities om misverstanden te voorkomen.

Artikel 2 : Wijze van meten

Het tweede artikel regelt hoe er gemeten moet worden.

Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk wordt de bestemming beschreven:

Artikel 3: Horeca

Voor het grootste deel van het plangebied is gekozen voor de bestemming Horeca. Hier is een restaurant en/of hotel toegestaan. Op de verbeelding is het bouwvlak opgenomen zoals deze in bestemmingsplan Bentveld was voorzien. Ook de bouwmogelijkheden sluiten geheel bij dat bestemmingsplan aan. Een ondergrondse parkeergarage is toegestaan.

Artikel 4: Tuin

Deze bestemming is opgenomen voor de gronden voor de voorgevel en tot 5 m daarachter. Regels zijn opgenomen voor erkers, serres en andere ondergeschikte bouwdelen van hoofdgebouwen op de aangrenzende bestemming. Voorts gelden regels voor het parkeren en voor vijvers.

Algemene regels

Artikel 5: Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te kunnen voorkomen. Dit kan zich voordoen, indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximum bebouwingspercentage was betrokken wederom, nu ten behoeve van de berekening van het maximum bebouwingspercentage van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Artikel 6: Algemene gebruiksregels

Hierin is specifiek vermeld welk gebruik als strijdig wordt gezien.

Artikel 7: Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn een aantal regels opgenomen teneinde het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Kleine afwijkingen van de in de regels opgenomen, dan wel op verbeelding aangegeven maten kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt met een binnenplanse omgevingsvergunning.

Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat de volgende twee artikelen:

Artikel 8: Overgangsrecht

Het overgangsrecht bevat een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de regels van dit bestemmingsplan. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Artikel 9: Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden (titel van het bestemmingsplan). De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

6.4 Handhaving

Een bestemmingsplan is een bindend beleidsdocument en geldt voor iedereen, dus zowel voor burgers als voor de overheid. Een ieder kan hieruit aflezen welke bouw- en gebruiksmogelijkheden voor de gronden gelden en wat er juridisch-planologisch gezien binnen de omgeving aan mogelijkheden zijn voor de geldigheidsperiode van het bestemmingsplan. De gemeente kan naleving van het bestemmingsplan afdwingen en optreden tegen strijdig gebruik van gronden en vanwege de bouwregels.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Er zal in het plangebied geen actieve gemeentelijke grondpolitiek plaatsvinden. Er zal dus geen intensieve grondverwerving plaatsvinden en ook geen grond bouwrijp worden gemaakt. Vanwege dit karakter is geen exploitatiebegroting voor het plangebied vastgesteld.

De exploitatie van dit horeca-pand is voor kosten van de eigenaar. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft vanaf 18 november 2011 voor een ieder gedurende vier weken, aldus tot 17 december 2011 ter inzage gelegen bij de Centrale balie in het raadhuis van de gemeente Zandvoort. Er is één inspraakreactie ontvangen. De reactie van de gemeente hierop is verwoord en behoort bij de toelichting.

In het kader van het vooroverleg ex. artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan op 17 november 2011 verzonden aan Hoogheemraadschap Rijnland, het ministerie van Vrom, de provincie Noord-Holland en de Gasunie met het verzoek mogelijke bezwaren binnen één maand na verzending van het schrijven aan de gemeente kenbaar te maken. Van Hoogheemraadschap Rijnland, het ministerie en de provincie Noord-Holland zijn geen reacties ontvangen.

De Gasunie heeft de gemeente er van in kennis gesteld geen bezwaren te hebben tegen de voorgenomen ontwikkelingen.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening van 27 juli 2012 tot en met 6 september 2012 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is één zienswijze ingekomen. De hoorcommissie inzake ontwerpbestemmingsplan 'Zandvoortselaan 345-347' heeft ten aanzien van de ingediende zienswijze een advies uitgebracht, welk is overgenomen door het college. Derhalve is het bestemmingsplan 'Zandvoortselaan 345-347' in de vergadering van de gemeenteraad d.d. 27 november 2012 vastgesteld. Het raadsbesluit is opgenomen bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Bijlage 1 Inspraaknota

Bijlage 1 Inspraaknota

Bijlage 2 Raadsbesluit

Bijlage 2 Raadsbesluit